De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor
Europese best practices Zomeropdracht rijkstrainees – 14e tranche, Ministerie van Veiligheid en Justitie
Opdrachtgevers:
Dhr. mr. G.N. Roes (Directeur Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving) Dhr. drs. H.W.M. Schoof (Directeur Generaal Politie) Gedelegeerd opdrachtgever:
Dhr. Klaas Krijnen (DGRR/DRB) Rijkstrainees:
Elbrich Algra (projectleider) Mariska de Blok Aimée Dekker Johanna Koopmans Jorja Kotsirēs (projectsecretaris) Maurits Oskam Raymond Pluijmen Haiko Smid Yara Spijker Moniek Weerts
Versie 10 september 2012
Inhoudsopgave Samenvatting 5 1 Inleiding
8
1.1 Aanleiding 1.2 Vraagstuk en doelstelling 1.3 Afbakening en opzet rapportage
2. Literatuuronderzoek
9 9 10
12
2.1 De Salduz Rechtspraak 2.1.1 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens 2.1.2 Hoge Raad der Nederlanden 2.2 Concept EU richtlijn 2.3 Geldende regelgeving en huidige praktijk in Nederland 2.3.1 Werkwijze van politie en openbaar ministerie sinds 1 april 2010 2.3.2 Systeem en financiering van de rechtsbijstand 2.3.3 Experiment raadsman bij politieverhoor 2.3.4 Pilot video-consult Rotterdam 2.4 Overzicht wetsvoorstel raadsman bij politieverhoor 2.4.1 Doel van het wetsvoorstel 2.4.2 Hoofdlijnen van het wetsvoorstel 2.4.3 Rollen van de procesdeelnemers; voordelen en knelpunten 2.5 Te verwachten nieuwe EU-richtlijnen 2.5.1 Green paper 2.5.2 Aanbevelingen NGO’s en trends in literatuur 2.6 Elders in Europa 2.7 Engeland 2.7.1 Wetgeving 2.7.2 Procedureel 2.7.3 Evaluatie gevolgen raadsman tijdens politieverhoor
3. Praktijkonderzoek België
13 13 14 15 16 16 17 18 19 20 20 20 21 24 24 24 25 25 25 26 26
28
3.1 Introductie 3.2 Raadsman bij politieverhoor – wetgeving 3.2.1 De totstandkoming van de wet in België 3.2.2 Formele grondslag van de raadsman bij politieverhoor 3.3 Raadsman bij politieverhoor – praktijk 3.3.1 Aanwezigheid en kwaliteit van de raadsman 3.3.2 Afstand doen van raadsman 3.3.3 Problematiek aanwezigheid tolk 3.4 Bevoegdheden van de raadsman – theorie en praktijk 3.4.1 De plaats van de raadsman 3.4.2 De rol van de raadsman 3.5 Financiering en verantwoordelijkheden 3.5.1 Financiering, training en accommodatie van politie 3.5.2 Financiering advocaten 3.5.3 Training advocaten 3.6 Effect van de raadsman bij het politieverhoor op de strafrechtketen 3.6.1 Zwijgrecht 3.6.2 Doorrechercheren
29 29 29 30 33 33 34 34 35 35 35 36 36 36 37 37 38 38
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 3
3.7 De kansen en knelpunten van het systeem 3.7.1 Kansen 3.7.2 Knelpunten 3.7.3 De toekomst van de raadsman bij politieverhoor in België 3.8 Conclusie werkbezoek België
4. Praktijkonderzoek Denemarken 4.1 Introductie 4.1.1 Karakteristieken van het Deense Strafproces 4.2.2 Respondenten 4.2 Raadsman bij politieverhoor – wetgeving 4.2.1 De totstandkoming van de wet in Denemarken 4.2.2 Formele grondslag van de raadsman bij politieverhoor 4.3 Raadsman bij politieverhoor – praktijk 4.3.1 Aanwezigheid en kwaliteit van de raadsman 4.3.2 Afstand doen van de raadsman 4.4 Bevoegdheden van de raadsman theorie en praktijk 4.4.1 De plaats van de raadsman 4.4.2 De rol van de raadsman 4.5 Financiering en verantwoordelijkheden 4.6 Effect van de raadsman bij het politieverhoor op de strafrechtketen 4.7 De kansen en knelpunten van het systeem 4.7.1 Kansen 4.7.2 Knelpunten 4.8 Conclusie werkbezoek Denemarken
5. Praktijkonderzoek Italië 5.1 Introductie 5.1.1 Karakteristieken van het Italiaanse strafproces 5.1.2 Respondenten 5.2 Raadsman bij politieverhoor – wetgeving 5.2.1 De totstandkoming van de wet in Italië 5.2.2 Formele grondslag van de raadsman bij politieverhoor 5.2.3 Wie heeft recht op een raadsman bij politieverhoor? 5.2.4 Rechten van de verdachte 5.2.5 Aanwezigheid van de raadsman: uitleg over de raadsman 5.3 Raadsman bij politieverhoor – praktijk 3.3.1 Aanwezigheid en kwaliteit van de raadsman 5.4 Bevoegdheden van de raadsman – theorie en praktijk 5.4.1 Plaats van de raadsman 5.4.2 Rol van de raadsman 5.5 Financiering en verantwoordelijkheden 5.6 Effect van de raadsman bij het politieverhoor op de strafrechtketen 5.7 De kansen en knelpunten van het systeem 5.7.1 Kansen 5.7.2 Knelpunten 5.8 Conclusie werkbezoek Italië
38 38 38 39 40
42 43 43 43 44 44 44 47 47 47 47 47 47 48 48 49 49 49 50
52 53 53 53 54 54 54 56 58 59 60 61 62 62 62 63 64 65 65 65 67
Conclusie en aanbevelingen
68
Bijlage 1 Overzicht vergoedingen rechtsbijstand Denemarken
72
4 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Samenvatting In het kader van de versterking van de procedurele rechten van de verdachte in strafzaken (Stockholm Programma) heeft de EU een Routekaart vastgesteld voor de ontwikkeling en de vaststelling van een aantal maatregelen en voorts enkele richtlijnen in voorbereiding genomen en ten dele afgerond. Deze maatregelen dienen ter versterking van het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Eén van de richtlijnen ziet op het recht van de verdachte tot toegang tot een raadsman. Als reactie op uitspraken van het EHRM over het verlenen van rechtsbijstand aan verdachten voorafgaand aan en tijdens het politieverhoor en in anticipatie op bovengenoemde richtlijnen, wordt in Nederland een wetsvoorstel voorbereid dat als belangrijkste strekking heeft dat de verdachte recht heeft op een raadsman bij het politieverhoor. Uiteraard brengt dit wetsvoorstel nieuwe maatregelen met zich mee die in het Nederlandse rechtssysteem geïmplementeerd moeten worden. Doel hierbij is dit zo effectief en efficiënt mogelijk te doen. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn de financiële en logistieke consequenties, de administratieve lasten voor zowel de politie als andere betrokken partijen en de invloed van de nieuwe wet op de rest van de strafrechtketen en het strafproces. In voorliggend onderzoek is onderzocht hoe andere Europese landen het recht van de verdachte op een raadsman bij het politieverhoor hebben ingevoerd, om bij te dragen aan de praktische implementatie van dit recht in Nederland. In dit rapport wordt antwoord gegeven op de vraag op welke wijze andere Europese landen de aanwezigheid van een raadsman tijdens het politieverhoor hebben geregeld. Centraal staan daarbij het zo laag mogelijk houden van de kosten en het vermijden en oplossen van praktische problemen. Hiervoor is literatuuronderzoek verricht en zijn werkbezoeken gebracht aan België, Denemarken en Italië, alwaar interviews zijn afgenomen bij vertegenwoordigers van de politie, advocatuur, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het OM. In België is de wet raadsman bij politieverhoor pas in januari 2012 in werking getreden. Er bleken vooral problemen te zijn met de financiering van het systeem als beoogd in de nieuwe wet. Hierover was vooraf niet voldoende nagedacht, waardoor onder andere de vergoeding voor advocaten slechts ten dele uitgekeerd kan worden. Hierdoor neemt het enthousiasme onder advocaten snel af. Een ander nadeel betreft de logistieke problematiek, die nog niet geheel opgelost is. Zo moeten vele verhoorlocaties nog in orde worden gemaakt en verloopt het proces trager doordat er tussendoor op een raadsman gewacht moet worden. Tijdens het werkbezoek is door gesprekspartners aangegeven dat een mogelijke oplossing hiervoor het verminderen van het aantal verhoorlocaties zou kunnen zijn. Daarnaast zou er voor gekozen kunnen worden standaard een raadsman aanwezig te laten zijn op de verhoorlocaties. Een pluspunt in België is dat vooraf goed met alle betrokken partijen gesproken is, zodat zo veel mogelijk naar een compromis is gezocht en men op de hoogte is van elkaars visies. Ook is vanaf de start begonnen met het evalueren van de wet, waardoor nu al cijfers beschikbaar zijn en er snel meer duidelijkheid zal komen over de werking van de wet en de gevolgen voor de rest van de strafrechtketen. In Denemarken bestaat er reeds 40 jaar wetgeving die het recht van een verdachte op een raadsman bij het politieverhoor regelt. Kinderziektes zijn er daardoor niet meer en inmiddels is duidelijk dat de aanwezigheid van een raadsman tijdens het verhoor een positief effect heeft op de rest van de strafrechtketen. In Denemarken wordt het systeem zowel door politie, advocatuur als OM positief ervaren. De belangrijkste voordelen, het bevorderen van de rechtsgeldigheid van verkregen bewijsmateriaal en de garantie van een juiste behandeling voor de verdachte, wegen ruimschoots op tegen de nadelen. Er zijn geen uitgebreide gedragsregels die de bevoegdheden van de raadsman tijdens het verhoor limiteren. Deze geboden ruimte heeft een positieve invloed op het verhoor, wat ook zo door de politie wordt ervaren. Het enige probleem in Denemarken is dat de kosten voor de rechtsbijstand steeds hoger oplopen. Dit komt o.a. doordat ook verdachten die vermogend zijn uiteindelijk gebruik kunnen maken van een aangewezen raadsman en de daarbij behorende financiering. Momenteel wordt aan een herziening van het financieringssysteem gewerkt.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 5
Het recht op een raadsman bij het politieverhoor is in Italië in de jaren ’60 tot stand gekomen. Om historische redenen geloven Italianen in het belang van de aanwezigheid van de raadsman en zien zij dit als een belangrijk recht van de verdachte. De verplichte aanwezigheid van een advocaat verkleint de kans dat de verdachte het slachtoffer wordt van druk of misleiding en het zwijgrecht wordt ondermijnd. De regels zijn voor degenen die er mee te maken hebben overzichtelijk en duidelijk. Het Italiaanse systeem kent de vereiste waarborgen voor een effectieve verdediging in strafzaken als het aankomt op de verplichte aanwezigheid van een raadsman bij politieverhoor. De rechten die aan de verdachte in het WvSv worden toegekend tijdens het onderzoek en verhoor door de politie, de OvJ en de rechter bieden voldoende bescherming om dit recht te waarborgen. Er zijn echter wel een aantal uitzonderingen welke het mogelijk maken te verhoren zonder raadsman. De aanwezigheid van deze uitzonderingen kan als positief beoordeeld worden ten faveur van een voorspoedige rechtsgang. De dagelijkse interpretatie van deze uitzonderingen vraagt echter wel om monitoring, omdat een (te) brede interpretatie op de loer ligt. Hierbij dient de alternatieve functie van het vooronderzoek in Italië wel in beschouwing te worden genomen. Het verhoor kan door politie nooit direct als bewijs opgevoerd worden in de rechtszaal. Hoewel de kosten voor rechtsbijstand een stijgende trend laten zien, blijven de kosten beheersbaar voor de overheid. Het rechtsbijstandsysteem is alleen toegankelijk voor mensen met een erg laag jaarinkomen en kent een lage vergoeding naar de advocaat toe. De last van de gevolgen van deze keuze komt vooral bij de advocaat te liggen. De verantwoordelijkheid voor het aanvragen van rechtsbijstand en het vorderen van de rekening als men hier niet voor in aanmerking komt, ligt volledig bij de advocaat. Dit kan de kwaliteit van de verleende juridische diensten negatief beïnvloeden. Zowel uit het literatuuronderzoek als uit de praktijkonderzoeken zijn verscheidene best practices naar voren gekomen die ook voor Nederland van nut kunnen zijn. Ook enkele lessons learned kunnen worden geïdentificeerd, waardoor mogelijke (opstart)problemen tijdens de implementatie van de wet kunnen worden voorkomen. Uiteraard moet hierbij de noot worden gemaakt dat rechtsvergelijking in zichzelf een uiterst lastige exercitie betreft, aangezien geen enkel rechtssysteem hetzelfde is. Hierdoor is een direct ‘knip en plakwerk’ van best practices in de meeste gevallen niet mogelijk. Toch zijn er enkele aanbevelingen die op basis van dit onderzoek gedaan kunnen worden om de implementatie van de wet raadsman bij politieverhoor in Nederland voorspoedig te laten verlopen: 1. Actieve rol raadsman bij politieverhoor
Een actieve rol van de raadsman tijdens het verhoor komt de kwaliteit van het verhoor ten goede. In de landen waar de advocaat een actieve rol inneemt, wordt de aanwezigheid van de raadsman als positief ervaren en lijkt het een toegevoegde waarde te geven aan het proces. Zowel politie als advocatuur bevestigen dat zij elkaars rol en positie tijdens het verhoor kunnen versterken. Uit dit onderzoek is gebleken dat een actieve rol van de raadsman niet of nauwelijks misbruikt wordt om de voortgang van het verhoor te frustreren. 2. Inzage bewijslast voorafgaand aan eerste politieverhoor
Wanneer de advocaat inzage heeft gehad in de bewijslast alvorens het eerste verhoor plaatsvindt, kan dit positieve gevolgen hebben voor het verloop van het verhoor, omdat de raadsman de verdachte gerichter advies kan geven. Wanneer er veel bewijslast is zal er bijvoorbeeld minder snel geadviseerd worden gebruik te maken van het zwijgrecht en in plaats daarvan om constructief mee te werken. Aangezien de impact van een dergelijke maatregel niet voldoende onderzocht is wordt aanbevolen een pilot te starten waarin een dergelijke werkwijze kan worden onderzocht. 3. Flexibele tijdslimiet aanrijtijd raadsman
In de onderzochte landen wordt een ruime tijdslimiet of het ontbreken hiervan als positief ervaren. Zo kunnen de rechten van de verdachte beter gegarandeerd worden. Doordat in Nederland de afstanden niet dusdanig groot zijn moet een bepaald tijdslimiet geen probleem zijn, maar aanbevolen wordt hier in de praktijk flexibel mee om te gaan.
6 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
4. Voortzetten pilot Rotterdam bij uitrol ZSM
Een mogelijkheid om de aanrijtijden te verlagen, en daarmee de huidige doorlooptijden te behouden, is ondergebracht in de pilot video-consult in Rotterdam. Begin 2013 zal ZSM worden uitgerold, waarbij snelheid voorop staat en wachttijden door de aanrijtijd van de raadsman het proces zouden kunnen frustreren. De pilot biedt ook in het kader van ZSM veel mogelijkheden en het is wenselijk deze pilot voort te zetten met de uitrol van ZSM, waarbij het denkbaar is de advocaat op de ZSM locatie te positioneren. 5. Onderzoek naar terugvordering kosten rechtsbijstand bij veroordeelde verdachte
Om de kosten van rechtsbijstand in Nederland te drukken, wordt aanbevolen onderzoek te doen naar de draagkracht van de groep veroordeelde verdachten die gebruik maakt van een toegevoegde advocaat op ambtshalve last. Alvorens een systeem voor toetsing van draagkracht en terugvordering van gesubsidieerde rechtsbijstand in te gaan richten, is het raadzaam te toetsen of er daadwerkelijk ook iets terug te vorderen valt bij de doelgroep. In opdracht van Staatssecretaris Teeven1 is een rechtsvergelijkend onderzoek uitgevoerd door Prof. Tak, waarbij onderzocht is hoe de kosten die gemoeid zijn met een strafzaak in het buitenland worden gereguleerd. In zijn onderzoek is gekeken naar de praktijk in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Momenteel wordt bekeken hoe de conclusies en aanbevelingen van Prof. Tak kunnen worden toegepast in Nederland. 6. Onderzoek naar de verschuiving van ‘tactiek’ naar ‘techniek’
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat in de drie onderzochte landen een verschuiving heeft plaatsgevonden van het verhoor (tactiek) naar de forensische opsporing (techniek) tijdens het strafrechtelijk proces. Ook in Nederland is deze tendens al zichtbaar. Het is wenselijk om in een vervolgonderzoek de aard en omvang van deze verschuivingen zichtbaar te maken, zodat er op tijd op deze ontwikkeling gereageerd kan worden Het WODC is reeds verzocht een dergelijk onderzoek te doen.
1
Staatssecretaris Teeven heeft in een brief van 4 mei 2012 (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/ kamerstukken/2012/05/09/vraagpunten-gesubsidieerde-rechtsbijstand.html) aan de Tweede Kamer aangegeven dat een ontwerp van regelgeving is gemaakt waarin de mogelijkheid is neergelegd op vermogende veroordeelden de kosten van rechtsbijstand te verhalen. De staatssecretaris doelt hier op het nieuwe artikel 45 Strafvordering zoals is voorgesteld in het wetsvoorstel Raadsman en politieverhoor. Dit artikel vervangt het bestaande artikel 49 Strafvordering, dat verhaal op de goederen van een verdachte mogelijk maakt, maar in de praktijk nooit eerder is gebruikt.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 7
1 Inleiding
8 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
1.1 Aanleiding Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) te Straatsburg heeft in een aantal recente uitspraken geoordeeld dat het recht op een eerlijk proces was geschonden (art. 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)),2 doordat voor het bewijs gebruik was gemaakt van verklaringen die door de verdachte waren afgelegd toen hij zonder raadsman door de politie was verhoord. Het gaat in het bijzonder om de uitspraak van het EHRM van 27 november 2008, het Salduz-arrest.3 Naar aanleiding van de EHRM-uitspraak inzake Salduz en daaropvolgende uitspraken over de uitleg van het recht op rechtsbijstand in artikel 6 EVRM is in Nederland op 1 april 2010 aangepast beleid ingevoerd op basis van een aanwijzing van het College van procureurs-generaal (OM-aanwijzing) voor politie en het Openbaar Ministerie (OM) en afspraken met de Raad voor Rechtsbijstand.4 Onderdeel van deze aanwijzing is de mogelijkheid voor de verdachte om een raadsman te raadplegen zowel voorafgaand als tijdens het verhoor. Op basis van dit beleid is inmiddels een conceptwetsvoorstel gemaakt, het wetsvoorstel Raadsman en Politieverhoor. De kern van het wetsvoorstel voorziet in codificatie van de Salduz-uitspraak van het EHRM en in anticipatie op de komende EU-richtlijn die onder meer het bieden van de mogelijkheid tot aanwezigheid van een raadsman tijdens het politieverhoor voorschrijft. Met de invoering van het wetsvoorstel zullen grote veranderingen optreden in de werkwijze van politie, OM en advocatuur in de eerste fase van het opsporingsonderzoek. Uiteraard zal dit ook extra kosten met zich meebrengen en daarbij komend een aantal praktische problemen betreffende de inrichting van systemen en werkwijzen.
1.2 Vraagstuk en doelstelling Gezien de ontwikkelingen omtrent het wetsvoorstel Raadsman en Politieverhoor en de te verwachten Europese richtlijnen, rijst de vraag hoe dit in Nederland in de praktijk geïmplementeerd kan worden. Onderdelen van dit vraagstuk zijn o.a. hoe dit financieel mogelijk te maken en bij welke partij (politie, OM, advocatuur) welke verantwoordelijkheid belegd wordt. Oftewel: Hoe kan er gegarandeerd worden dat een verdachte ook in de praktijk kan rekenen op effectieve bijstand van een raadsman tijdens het politieverhoor? De doelstelling van dit project is bij te dragen aan bovenstaand vraagstuk d.m.v. een rechtsvergelijkend onderzoek in andere Europese landen waar de aanwezigheid van een raadsman in de eerste fase van de strafrechtelijke procedure reeds geregeld is. Op basis van best practices uit andere Europese landen, kan worden beoordeeld hoe de Europese regelgeving en het wetsvoorstel effectief en praktisch kunnen worden geïmplementeerd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat rechtsvergelijking in zichzelf een uiterst lastige exercitie betreft, aangezien geen enkel rechtssysteem hetzelfde is. Van groot belang hierbij is te realiseren dat een ieder rechtssysteem sterk is bepaald door de geschiedenis van het betreffende land en dat ontwikkelingen in staatsstructuur en –vorm daarop een grote stempel drukken. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het nazisme in Duitsland, het fascisme in Italië en de militaire dictatuur in Griekenland. Ook het verschil in de Angelsaksische en Duitse traditie voor wat betreft de juridische praktijk is hierbij van groot belang. Ten behoeve van voorliggend rechtsvergelijkend onderzoek zijn werkbezoeken gebracht aan België, Denemarken en Italië. De keuze voor deze landen wordt in paragraaf 1.3 toegelicht. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan de positieve kanten van het systeem in het desbetreffende land, maar ook de nadelen en mogelijke valkuilen komen aan de orde. De vraag die zal worden beantwoord, luidt:
2 3 4
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, 04 november 1950 (hierna: EVRM) EHRM Salduz tegen Turkije (27 november 2008, 36391/02) Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor, registratienummer 2010A007, Staatscourant 2012, nr 4003
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 9
Hoe hebben andere Europese landen de aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor geregeld, zodat deze enerzijds aan de Europese richtlijnen voldoet en anderzijds zo min mogelijk kosten en praktische problemen met zich meebrengt? Deelvragen hierbij zijn: • Wat is de formele grondslag voor de aanwezigheid van de raadsman tijdens het verhoor? • Wat zijn de verantwoordelijkheden en rollen van de betrokken partijen (politie, OM, Raad voor Rechtsbijstand en advocatuur)? • Wat zijn de bevoegdheden van de raadsman tijdens het politieverhoor? • Wat is de praktische invulling van de regeling? Oftewel: Heeft de verdachte ook in de praktijk toegang tot een advocaat? • Hoe is de financiering geregeld? • Wat zijn de kansen en knelpunten van het systeem? • Wat heeft de invoering van het recht op een raadsman tijdens het verhoor voor effect op de rest van de strafrechtketen? • Kan er een inschatting worden gemaakt over nieuwe nog te vormen EU-richtlijnen op dit gebied?
1.3 Afbakening en opzet rapportage Het wetsvoorstel Raadsman bij Politieverhoor behelst zowel het recht op een raadsman voorafgaand aan het eerste politieverhoor (consultatiebijstand, n.a.v. Salduz), als tijdens het verhoor (verhoorbijstand). Inmiddels is het recht op consultatiebijstand voorafgaand aan het eerste verhoor in Nederland gewaarborgd. De betrokkenheid van de raadsman voorafgaand aan het verhoor in andere landen wordt onderzocht in het kader van een evaluatieonderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC). Daarom is dit project alleen gericht op de aanwezigheid van een raadsman tijdens het politieverhoor. Omdat andere Europese landen ervaring hebben met de betrokkenheid van de raadsman tijdens het verhoor is ervoor gekozen om te focussen op deze ervaringen in het buitenland. Er zijn reeds verscheidene onderzoeken gedaan in andere Europese landen. Echter, niet alle landen zijn even uitgebreid onderzocht. In dit project is gekozen voor drie landen waar nog weinig onderzoek is gedaan. Tevens is gekeken naar enkele criteria.5 Aan de hand hiervan is er gekozen voor de volgende drie landen: • België: Op 1 januari 2012 is in België de wet ‘raadsman bij politieverhoor’ in werking getreden. Het karakter van het strafrechtelijke proces in België is vergelijkbaar met dat van Nederland. Dit zorgt er tezamen voor dat de kans groot is dat men in België tegen knelpunten bij de implementatie aanloopt die ook in Nederland verwacht kunnen worden. • Denemarken: In Denemarken is, evenals in andere Scandinavische landen, het recht op bijstand van een raadsman tijdens het verhoor al lang ingevoerd en het lijkt een goedwerkend systeem te zijn. Doordat er in Denemarken al veel ervaring is, zijn alle kinderziektes daar de revue gepasseerd en kan er veel geleerd worden van dit voorbeeld. • Italië: In dit land is het recht op een raadsman in de eerste fase van het opsporingsonderzoek in de wetgeving het verst doorgevoerd. Alle verdachten hebben recht op een raadsman tijdens verhoor en zij mogen hier geen afstand van doen. Echter, de praktijk kent belangrijke problemen, o.a. doordat de rechtsbijstand niet goed geregeld is. Voor Nederland is het interessant om te zien hoe het systeem in Italië in de praktijk werkt en welke oplossingen er gevonden worden voor de bestaande knelpunten.
5
Deze criteria zijn: a) Tijd/ervaring: Is het recht van een raadsman bij het verhoor al lang ingevoerd of niet? b) Financiën: Is er een systeem van rechtsbijstand of niet? c) Lijkt het karakter van het strafrechtelijke proces op dat van Nederland of niet? d) Mate van implementatie: Heeft de raadsman veel bevoegdheden of niet?
10 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
In de drie landen zijn interviews afgenomen met verschillende betrokken partijen. Dit zijn in ieder geval beleidsmedewerkers van de Ministeries van Justitie en vertegenwoordigers van de advocatuur en politie. Aan de hand hiervan zijn inzichten verkregen in hoe het systeem in theorie in elkaar zit en wordt een indruk verkregen van de werking in de praktijk. Na het literatuuronderzoek en het in kaart brengen van de ervaringen in de drie landen wordt besproken waar aanbevelingen gedaan kunnen worden. Noot hierbij is dat het niet het doel van dit project is om met een passende aanpak voor de Nederlandse implementatie van de raadsman tijdens het verhoor te komen. Wel worden er aanbevelingen gedaan voor concrete vervolgstappen en zullen de bevindingen gebruikt kunnen worden in de discussie omtrent de verdere beleidsvorming ter invulling van het wetsvoorstel.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 11
2. Literatuuronderzoek
12 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het vraagstuk van de raadsman bij het politieverhoor en de bestaande literatuur en ontwikkelingen op dit gebied. Allereerst wordt daarbij ingegaan op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de doorwerking daarvan in de Nederlandse rechtspraak. Daarna komt de EU conceptrichtlijn inzake toegang tot een advocaat aan de orde. Vervolgens wordt het Nederlandse wettelijk kader en de huidige rechtspraktijk beschreven. Daarna zal worden ingegaan op het afgeronde experiment ‘raadsman bij politieverhoor’ en het Nederlandse wetsvoorstel raadsman bij politieverhoor. Tevens worden te verwachten nieuwe EU-richtlijnen besproken, alsmede de ervaringen met het recht op een raadsman bij het politieverhoor elders in Europa.
2.1 De Salduz Rechtspraak 2.1.1 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens Het Salduz-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de basis gelegd voor veranderingen in het Nederlandse systeem van rechtsbijstand in strafzaken.6 Een helder begrip van het arrest, navolgende Europese rechtspraak en Nederlandse rechterlijke uitspraken is belangrijk alvorens een vergelijking te kunnen maken met andere Europese landen. In deze paragraaf wordt de Salduz rechtspraak en de doorwerking daarvan in Nederland uiteengezet. Op 27 november 2008 wees het EHRM het zogenaamde Salduz-arrest. Het recht op een eerlijk proces, zoals dat is vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), stond daarin centraal. Het Hof constateerde dat dit recht geschonden was, nu de 17-jarige Salduz voorafgaand aan het politieverhoor geen toegang tot rechtsbijstand had gekregen. Het Hof legt daarmee uit dat artikel 6, derde lid, onder c, vereist dat de minderjarige verdachte, voorafgaand aan het politieverhoor, toegang tot een raadsman krijgt (consultatiebijstand). De minderjarige verdachte dient over dit recht te worden geïnformeerd. Daarnaast kan de jeugdige verdachte (tot en met vijftien jaar) geen afstand doen van het recht op consultatiebijstand. Het recht op consultatiebijstand geldt eveneens voor de meerderjarige verdachte. Deze kan wel afstand doen van dit recht, mits deze voldoende geïnformeerd is over de gevolgen daarvan. Artikel 6, derde lid, onder c, luidt als volgt: “Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten (…) c. zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen;” Het gebruik van belastende verklaringen, die zijn verkregen tijdens een verhoor waaraan voorafgaand geen consultatiebijstand is geboden, is in strijd met het EVRM. Deze rechtsregel volgt onder meer uit het Panovits-arrest van het EHRM.7 In Pishchalnikov8oordeelde het Hof dat artikel 6 geschonden was, nu verdachte op zowel de dag van zijn aanhouding als de dag erna werd verhoord zonder aanwezigheid van een raadsman, terwijl hij uitdrukkelijk had verzocht om juridische bijstand. Ook in Dayanan9constateerde het Hof dat er sprake was van een schending van artikel 6, nu aan de verdachte systematisch toegang tot juridische bijstand werd geweigerd gedurende zijn hechtenis op het politiebureau. Zelfs nu verdachte gebruik had gemaakt van zijn zwijgrecht constateerde het Hof dat de weigering van toegang tot juridische bijstand een schending van artikel 6 oplevert. 6 7 8 9
EHRM Salduz tegen Turkije (27 november 2008, 36391/02) EHRM Panovits tegen Cyprus (11 december 2008, 4268/04). EHRM Pishchalnikov tegen Rusland (24 september 2009, 7025/04) EHRM Dayanan tegen Turkije (13 oktober 2009, 7377/03)
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 13
In het arrest Brusco10 geeft het EHRM een overzicht van haar tot nu toe gedane uitspraken over het recht op consultatiebijstand en verhoorbijstand. Daarin bevestigt het Hof de in o.a. Salduz en Panovits geïntroduceerde rechtsregels (de Salduz rechtspraak). Nu het recht op consultatiebijstand door het EHRM is vastgesteld en reeds wordt vertaald naar Europese en nationale regelgeving, zullen toekomstige zaken zich naar verwachting voornamelijk richten op de meer praktische invulling van Salduz. Mogelijk zal nader moeten worden uitgelegd wanneer er sprake is van een eerste politieverhoor (zie hierna de uitspraak van de Hoge Raad over het vervoer in een politieauto). 2.1.2 Hoge Raad der Nederlanden Het Nederlandse rechtssysteem kenmerkt zich door de directe werking van een ieder verbindende bepalingen, zoals die zijn vastgelegd in internationale verdragen (artikel 93 Grondwet).11 Op grond van artikel 94 Grondwet dient de rechter het internationaal recht toe te passen, indien hij van oordeel is dat de internationale bepaling een ieder verbindend karakter heeft. Internationaal rechtelijke bepalingen zijn tevens de hoogste in hiërarchie; zij hebben aldus voorrang boven het Nederlandse recht indien de rechter besluit om een internationale bepaling toe te passen. De bepalingen van het EVRM, alsook de uitspraken van het EHRM, hebben daarmee een grote impact op het Nederlandse rechtssysteem. Het is om die reden dat ook de Salduz rechtspraak en de uitleg van artikel 6 EVRM bepalend zijn voor de invulling van het recht op juridische bijstand in Nederland. Ter verdere uitleg van de uitspraken van het Europees Hof heeft ook de Hoge Raad (HR) een aantal arresten gewezen, waarin het recht op juridische bijstand nader vorm heeft gekregen.12 Uit de uitspraken van de Hoge Raad volgt dat, anders dan volgens vaste jurisprudentie voordien gebruikelijk was, aan de verdachte een recht op consultatiebijstand wordt toegekend, en dat de minderjarige verdachte bovendien aanspraak kan maken op de aanwezigheid van zijn raadsman of vertrouwenspersoon tijdens het politieverhoor. Daarnaast heeft de Hoge Raad een aantal uitspraken gedaan over verschillende situaties waarin een beroep op Salduz wordt gedaan. Zo heeft de Hoge Raad gehouden dat een persoon die vrijwillig met de politie meegaat voor een verhoor, zich in een later stadium niet kan beroepen op het recht op consultatiebijstand voorafgaand aan dat eerste gesprek.13 Ook heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over het vervoer in een politieauto en tijdens de rit gedane uitspraken. Zij heeft bepaald dat het vervoer niet als eerste politieverhoor kan worden aangemerkt en de verdachte zich aldus niet op Salduz kan beroepen.14 De jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad hebben een wijziging in de praktijk van de strafrechtspleging teweeg gebracht. De discussie over de aanwezigheid van een raadsman tijdens het politieverhoor is daarmee in een ander licht komen te staan. In de (concept)memorie van toelichting15 bij het Nederlandse wetsvoorstel (zie paragraaf 4) stellen de Minister en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zich op het standpunt dat in de reeks van EHRMarresten nog geen sprake is van een geval waarin de verklaring van een verdachte, die wel consultatiebijstand heeft gehad, maar geen verhoorbijstand, vanwege dat verzuim niet als bewijsmiddel mag worden gebruikt. Het EHRM heeft zich nog niet uitgesproken over een mogelijk algemeen en zelfstandig recht van de verdachte op de fysieke aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor.16
EHRM Brusco tegen Frankrijk (10 oktober 2010, 1466/07) Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden, 24 augustus 1815 (laatst gewijzigd op: 15 juli 2008) (hierna: GW) 12 Op 30 juni 2009 zijn drie arresten gewezen door de Hoge Raad (LJN BH3079, BH3081, BH3084) met uitvoerige conclusies van AG Knigge (NJ 2009, nr.349). 13 HR 7 februari 2012 LJN: BU6908 14 HR 15 mei 2012 LJN: BU8773 15 Memorie van Toelichting Rechtsbijstand en politieverhoor, 18 april 2011 (beschikbaar via http://www.rijksoverheid.nl/ documenten-en-publicaties/regelingen/2011/04/18/memorie-van-toelichting-rechtsbijstand-en-politieverhoor.html) 10 11
16
Zie ook het antwoord op de vragen van het lid van de Tweede Kamer, de heer Recourt, van 1 december 2010, Kamerstukken II 2010/11, Aanhangsel 664.
14 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
2.2 Concept EU richtlijn Op 8 juni 2011 is door de Europese Commissie een conceptrichtlijn gepubliceerd betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding.17 Over de inhoud daarvan zijn onderhandelingen gaande tussen de lidstaten en de Commissie. Het is nog onduidelijk wanneer deze onderhandelingen zullen worden afgerond. Doel van de richtlijn is volgens het document als volgt: “Het doel van dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad [van Ministers] is voor de gehele Europese Unie gemeenschappelijke minimumvoorschriften vast te stellen betreffende het recht van verdachten en beklaagden op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht om bij aanhouding te communiceren met een derde, zoals een familielid, de werkgever of een consulaire autoriteit.”18 Het voorstel is de volgende stap in een reeks maatregelen die zijn vastgelegd in de resolutie van de Raad van 30 november 2009 over een routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures.19 Deze routekaart is gevoegd bij het programma van Stockholm, dat door de Europese Raad van 10 en 11 december 2010 is aangenomen.20 De routekaart bestaat uit een viertal maatregelen. Maatregel A over het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures is reeds tot stand gekomen.21 De onderhandelingen over maatregel B aangaande het recht op informatie in strafprocedures zijn reeds afgerond.22 Het recht op toegang tot een raadsman is onderdeel van maatregel C, dat ziet op juridisch advies en rechtsbijstand. Met de (concept)richtlijn komt maatregel C derhalve slechts deels ten uitvoer. De gefinancierde rechtsbijstand is buiten het voorstel gelaten. De Commissie is voornemens daarover in de toekomst een separaat voorstel te doen. Wel is een deel van maatregel C over toegang tot een raadsman in de ontwerprichtlijn gecombineerd met maatregel D (Communicatie met familie, werkgever en consulaire autoriteiten) uit de routekaart. Het eerdere standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van de conceptrichtlijn is neergelegd in een BNC-fiche.23 In dit fiche d.d. 3 oktober 2011 neemt Nederland het standpunt in dat het voorstel op onderdelen aanzienlijk verder gaat dan waartoe het EVRM de lidstaten verplicht. Dit zou onder andere leiden tot risico’s voor de uitvoerbaarheid en tot substantiële kosten. Zoals het fiche verwoordt, is de inzet van Nederland in de onderhandelingen om de reikwijdte van het voorstel terug te brengen tot datgene wat volgt uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Deze kritische positie werd gedeeld door België, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Frankrijk. Inmiddels heeft de Commissie op 2 februari 2012 een nieuwe conceptrichtlijn bekend gemaakt.24 Ook daarin is – in artikel 3.3(b) – het recht op een raadsman bij verhoor opgenomen: “Member States shall ensure that the suspect or accused person has the right for his lawyer to be present and, in accordance with procedures in national law, participate when he is officially interviewed. When a lawyer participates during an official interview this shall be recorded in accordance with national law;”
Concept EU-richtlijn d.d. 8-6-2011, COM (2011)326 Ibid, p.1 19 PbEU 2009 20 Het programma van Stockholm – een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger, 4 mei 2010 (2010/C 115/01) 21 Richtlijn 2010/64/EU, PbEU L 280 22 COM(2010)392 23 Kamerstukken II, 22 112, nr. 1234. 24 http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/12/st10/st10467.en12.pdf 17
18
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 15
Uit dit artikel vloeit in elk geval voort dat de raadsman tijdens het verhoor aanwezig mag zijn en daaraan deelneemt. Hoe aan die aanwezigheid en deelname invulling wordt gegeven is niet nader gespecificeerd. Het meest recente standpunt van de Nederlandse overheid is te vinden in de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad d.d. 7 en 8 juni 2012. Daarin wordt het volgende opgemerkt: “Een cruciaal punt tijdens de onderhandelingen is de vraag tot welke verplichting van de zijde van de staat het recht op toegang tot een raadsman leidt. Daarbij is in het voorstel een onderscheid aangebracht tussen verdachten die van hun vrijheid zijn beroofd (aangehouden) en verdachten die niet van hun vrijheid zijn beroofd. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, is – onder verwijzing naar de jurisprudentie van het EHRM (o.a. Salduz) – van oordeel dat, wanneer de verdachte van zijn vrijheid is beroofd en zich derhalve in een kwetsbare positie bevindt, er een zekere zorgplicht op de overheid rust om ervoor te zorgen dat wanneer de verdachte dat wenst, hij ook daadwerkelijk in de gelegenheid is om zich door een raadsman te laten adviseren en bijstaan. Dit zou ook in de tekst van de richtlijn tot uitdrukking moeten komen. Een andere groep lidstaten wenst daarentegen niet al te dwingende formuleringen op dit vlak. Of hierover voor de komende JBZ-Raad overeenstemming kan worden bereikt, kan op dit moment niet worden gezegd.” Interessant is dat Nederland zich ook sterk heeft gemaakt voor een onderscheid in de reikwijdte van het recht op toegang tot een advocaat. Dit onderscheid houdt in dat verdachten van lichte strafbare feiten, waarvoor een gevangenisstraf niet kan of in de praktijk niet wordt opgelegd, zijn uitgesloten van het recht op consultatiebijstand en verhoorbijstand. Nog onduidelijk is of een compromis op dat punt haalbaar is.
2.3 Geldende regelgeving en huidige praktijk in Nederland De Hoge Raad heeft de wettelijke regeling van rechtsbijstand in strafzaken in vaste jurisprudentie zo uitgelegd, dat er geen algemeen recht van de verdachte bestaat op verhoorbijstand. Dat betekent echter niet dat in de praktijk nooit een raadsman wordt toegelaten tot het verhoor. De verdachte kan zich tijdens het politieverhoor beroepen op zijn zwijgrecht en op artikel 28, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) luidend: ’aan de verdachte wordt zo veel mogelijk de gelegenheid verschaft zich met zijn raadsman in verbinding te stellen‘. De verdachte kan zich op basis hiervan tijdens het politieverhoor met zijn raadsman verstaan middels telefonisch contact of door de fysieke aanwezigheid van de raadsman te bewerkstelligen. Voor beide vormen is toestemming van de opsporingsambtenaar vereist. 2.3.1 Werkwijze van politie en openbaar ministerie sinds 1 april 2010 Sinds 1 april 2010 is de OM-aanwijzing van het College van procureurs-generaal van kracht.25 In de aanwijzing staat hoe uitvoering te geven aan het recht van een aangehouden verdachte op consultatiebijstand. Daarnaast staat in de aanwijzing op welke wijze voor minderjarigen invulling gegeven moet worden aan het recht op verhoorbijstand tijdens het verhoor door de politie. De politie stelt, in geval van aanhouding, eerst de identiteit van de verdachte vast zoals in artikel 27a Sv is beschreven. Vervolgens informeert de politie de verdachte zowel schriftelijk als mondeling over zijn rechten, waaronder het recht op consultatiebijstand (en mogelijk verhoorbijstand). De schriftelijke informatie wordt verstrekt in de vorm van folders, die in verschillende talen beschikbaar zijn en op het politiebureau worden uitgereikt aan de verdachte. Als blijkt dat de verdachte de Nederlandse taal niet verstaat of beheerst, roept de politie zo snel mogelijk een tolk op, ook met het oog op de consultatiebijstand waar de verdachte voorafgaand aan zijn politieverhoor recht op heeft. Het is belangrijk dat de raadsman en de verdachte zich daadwerkelijk (eventueel via een tolk of tolkentelefoon) met elkaar kunnen verstaan. Een tolk kan uiteraard ook nodig zijn bij het politieverhoor. Dit kan dezelfde tolk zijn die bij het consult van verdachte met zijn raadsman aanwezig is geweest, maar dat hoeft niet.
25
Zie: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2010/04/01/aanwijzing-rechtsbijstand-politieverhoor-van-kracht.html
16 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
In de OM-aanwijzing is, gebaseerd op de ernst van het strafbare feit waarvan verdachte wordt verdacht, een driedeling opgenomen van soorten zaken (A, B en C) waarvoor een raadsman moet worden opgeroepen. De consultatiebijstand vindt bij A- en B-zaken (misdrijven) plaats middels een gesprek op het politiebureau. Bij C-zaken wordt de verdachte in de gelegenheid gesteld telefonisch contact op te nemen met een raadsman. Voor de verdachte van een misdrijf, die zelf geen raadsman heeft, zorgt de piketcentrale, onder verantwoordelijkheid van de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), ervoor dat raadslieden worden opgeroepen om consultatiebijstand te verlenen. De raadsman moet binnen twee uur na het tijdstip van de melding aan de piketcentrale ter plaatse zijn; de politie mag het verhoor in beginsel niet beginnen zonder dat de verdachte de gelegenheid heeft gekregen om een half uur met zijn raadsman te overleggen. In categorie A-zaken (ernstige misdrijven (gevangenisstraf van twaalf jaren of meer) of zaken met kwetsbare verdachten) kan de verdachte geen afstand doen van zijn recht op consultatiebijstand. Nadat hij met zijn raadsman heeft gesproken, kan hij wel afstand doen van verdere rechtsbijstand. Een dergelijke afstandsverklaring voldoet aan de eisen van het EHRM, die inhouden dat het ondertekenen van een verklaring dat de verdachte geen prijs stelt op rechtsbijstand nog geen rechtsgeldige afstand behoeft te zijn.26 Afstand moet welbewust en vrijwillig worden gedaan. De raadsman moet zich ervan vergewissen dat de verdachte op de hoogte is van de consequenties van zijn beslissing; deze kan daar in een latere fase van de procedure, bijvoorbeeld bij de inverzekeringstelling of vordering tot bewaring, op terugkomen. In categorie B-zaken (zaken betreffende misdrijven waarbij voorlopige hechtenis toegelaten is en die niet vallen onder categorie A) kan de verdachte wel op voorhand afstand doen van zijn recht op consultatiebijstand. In categorie C-zaken (misdrijven waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten alsmede zaken betreffende overtredingen) krijgt de verdachte de mogelijkheid om telefonisch contact op te nemen met een raadsman. De verdachte kan maximaal twee pogingen ondernemen om met een raadsman in contact te komen. Als de verdachte, na telefonisch overleg met een raadsman, te kennen geeft dat die raadsman voor een persoonlijk onderhoud met hem naar het politiebureau zal komen, wordt twee uur gewacht met de aanvang van het verhoor in afwachting van de komst van de raadsman. Ook hier geldt dat de verdachte de gelegenheid krijgt om een half uur met zijn raadsman te overleggen. De verdachte wordt geïnformeerd dat gebruikmaking van zijn recht op consultatiebijstand bij A- en B-zaken geen extra kosten met zich meebrengt, maar dat de kosten bij C-zaken voor eigen rekening komen. Voor aangehouden minderjarigen geldt dat zij recht hebben op consultatiebijstand of een onderhoud met een vertrouwenspersoon voorafgaand aan hun verhoor en op verhoorbijstand van een raadsman of vertrouwenspersoon. Jeugdige verdachten (tot en met vijftien jaar) kunnen van zowel het recht op consultatiebijstand als het recht op verhoorbijstand geen afstand doen. Middels dit beleid wordt zowel voldaan aan de richtlijn voor communicatie als de verplichtingen die zijn voortgekomen uit de gewijzigde uitleg van artikel 6 EVRM door het EHRM. Daarnaast zijn aanvullende voorzieningen getroffen voor zogenaamde kwetsbare verdachten (met een kennelijke verstandelijke beperking of cognitieve functiestoornis). 2.3.2 Systeem en financiering van de rechtsbijstand27 Zoals reeds hiervoor uiteengezet, is er in de OM-aanwijzing een onderverdeling gemaakt in A-, B- en C-zaken. Ongeacht het type zaak, wordt er bij een beroep op consultatiebijstand voorafgaand aan het eerste politieverhoor door het politiebureau direct een fax gestuurd naar de piketcentrale.28 De piketcentrale stuurt vervolgens een sms naar een eerste strafadvocaat. De advocaat kan via internet inloggen in een
EHRM Panovits tegen Cyprus (11 december 2008, 4268/04) r.o. 68. De informatie in deze paragraaf is verkregen middels de website van de RvR (www.rvr.org) en een gesprek op het Centraal Kantoor van de RvR te Utrecht. 28 De piketcentrale is een privaat bedrijf met een 24-uurs bezetting; het bedrijf behandelt naast rechtsbijstand ook de oproepen aan artsen, tandartsen en monteurs. 26 27
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 17
systeem waar hij of zij de gegevens omtrent de melding kan zien; vervolgens kan de advocaat de zaak aannemen of afwijzen. Indien de advocaat de zaak afwijst of niet binnen 30 minuten reageert, stuurt de piketcentrale een sms naar een volgende advocaat. Vanaf het moment dat de fax binnenkomt bij de piketcentrale, is er twee uur ‘aanrijtijd’ beschikbaar. Na het verstrijken van deze twee uur moet de advocaat fysiek aanwezig zijn op het politiebureau. Vanwege praktische moeilijkheden wordt er momenteel in Rotterdam geëxperimenteerd met telefonische “videocall” consulten (zie hierna onder 2.3.4). De piketdienst begint om zeven uur in de ochtend en eindigt om acht uur in de avond. Zaken die buiten deze tijdspanne vallen, worden doorgaans direct de volgende ochtend behandeld. Alleen in geval van levensdelicten, gijzelingen en ontvoeringen zijn er ook buiten de reguliere uren strafadvocaten beschikbaar voor consultatiebijstand. De rechtsbijstand wordt door het ministerie van Veiligheid en Justitie via de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) georganiseerd en gefinancierd. De RvR hanteert een forfaitair puntensysteem, op basis waarvan advocaten gemaakte uren kunnen declareren. Een advocaat ontvangt per punt €106,00 excl. BTW; dit bedrag wordt vooraf in de begroting van het ministerie opgenomen. Er is aldus sprake van een ‘open systeem’. (Zie ter vergelijking België, waar een ‘gesloten systeem’ wordt gehanteerd en de vergoeding per punt pas achteraf wordt bepaald aan de hand van het landelijk totaal aan gedeclareerde punten). De consultatiebijstand kan worden verdeeld in twee onderdelen: • Consultatie op het politiebureau, voorafgaand aan het politieverhoor (0,75 punt) • Rechtsbijstand bij de inverzekeringstelling van de verdachte (0,75 punt) Ongeacht of een advocaat op beide momenten een consult verleend of alleen tijdens de inverzekeringstelling is het totaal 1,5 punten. Daarnaast wordt er voor minderjarige verdachten verhoorbijstand gefinancierd onder het systeem van rechtsbijstand. Hiervoor krijgt de advocaat ingeval van een voltooid levensdelict een forfaitaire vergoeding van 2 punten, ongeacht het aantal verhoren dat hij/zij daadwerkelijk heeft bijgewoond, en 1 punt in alle overige gevallen waarin hij het verhoor bijwoont. De RvR tracht eveneens de kwaliteit van rechtsbijstand te monitoren en garanderen. Allereerst stelt de Raad bepaalde opleidings- en ervaringseisen aan advocaten die zich in willen schrijven voor de piketdienst. Daarnaast oefent zij controle uit door de bereikbaarheid van en de aantallen geaccepteerde zaken door advocaten bij te houden. Indien zich hier ongeregeldheden voordoen, kan de RvR de advocaat hierop aanspreken en, indien er geen verbetering voordoet, de advocaat van de lijst voor piketdienst halen. 2.3.3 Experiment raadsman bij politieverhoor In 2009 en 2010 heeft het experiment ‘raadsman bij politieverhoor’ plaatsgevonden. Dit met als doel om ‘te bekijken wat de meerwaarde is van de aanwezigheid van de raadsman op het bevorderen van de transparantie en verifieerbaarheid van het verhoor en het voorkomen van ongeoorloofde pressie’.29 Wel moet vermeld worden dat in het experiment de raadsman tijdens het verhoor nauwelijks bevoegdheden had. Dit houdt in dat de aanwezigheid van de raadsman tijdens het verhoor dus een andere of grotere meerwaarde kan hebben wanneer deze meer bevoegdheden heeft. Uit de evaluatie door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) blijkt het volgende.30 De methode van verhoor door politie zijn in het eerste en tweede verhoor anders dan tijdens het derde verhoor. Uit het experiment is gebleken dat met name tijdens het derde verhoor suggestieve technieken (meer pressie) worden aangewend. Omdat deze technieken meer risico meebrengen ten aanzien van valse WODC, ‘Raadsman bij politieverhoor. Invloed van voorafgaande consultatie en aanwezigheid van raadslieden op organisatie en wijze van verhoren en proceshouding van verdachten’, Boom Juridische Uitgevers, Den Haag 2010. 30 Ibid. 29
18 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
bekentenissen zou de advocaat juist hier een controlerende rol kunnen vervullen. Belangrijk is daarom dat de advocaat niet alleen tijdens het eerste politieverhoor aanwezig is, maar ook tijdens navolgende verhoren.31 De advocatuur was negatief over de invulling van het recht op verhoorbijstand. Zo moest de advocaat achter de verdachte in de verhoorruimte plaatsnemen en mocht hij geen contact maken met de verdachte. Er mocht alleen worden ingegrepen indien het pressieverbod (buitenwettelijk gebruik van pressie) werd overtreden (art 29, eerste lid, Sv). Volgens de advocatuur is deze invulling in strijd met de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt. Vanuit de politie was echter juist scepsis tegenover de consultatiebijstand, uit angst dat de raadsman dan doorgaans de verdachte zal adviseren zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Interessante waarneming is dat verhoorders in aanwezigheid van de raadsman minder gebruik lijken te maken van (toegestane) pressie. De politie is daar normaal gesproken vooral toe geneigd indien gebruik wordt gemaakt van het zwijgrecht. Ook last de politie meer pauzes in indien een raadsman aanwezig is. Overigens lijkt de consultatiebijstand grotere invloed te hebben op de proceshouding van de verdachte (bijvoorbeeld inroepen zwijgrecht) dan de aanwezigheid van de raadsman tijdens het verhoor. Er wordt aangegeven dat een gevolg van de toename het gebruik van het zwijgrecht kan leiden tot het langer ‘doorrechercheren’ door de politie, zodat deze reeds meer bewijs hebben alvorens het eerste verhoor te beginnen. Het is hier van belang om te vermelden dat er sinds enige jaren discussie wordt gevoerd omtrent de verschuivende verhouding tussen ‘tactiek’ (waaronder de politieverhoren) en ‘techniek’ in het politie- en recherchewerk. Door technologische ontwikkelingen op het vlak van forensische opsporing is het steeds vaker mogelijk informatie te achterhalen zonder medewerking van de verdachte(n), bijvoorbeeld door DNA-onderzoek, telefoontaps en het achterhalen van informatie die is opgeslagen op mobiele telefoons en sociale media. Als gevolg daarvan lijkt de techniek een steeds groter onderdeel uit te gaan maken van het politiewerk en neemt het belang van het politieverhoor in het opsporingsproces verhoudingsgewijs mogelijk af (autonome ontwikkeling). In de conclusie geeft het WODC aan dat de uitkomsten van het experiment lastig te meten zijn. Enerzijds draagt de aanwezigheid van de raadsman bij aan de waarheidsvinding, de kans op valse verklaringen neemt af. Anderzijds kan de aanwezigheid de waarheidsvinding belemmeren, het gebruik van het zwijgrecht is daarvan een voorbeeld. Met name in het beginstadium van een zaak (stadium van de politieverhoren) kan het ontbreken van kennis over de zaak ertoe leiden dat de raadsman zijn cliënt zekerheidshalve adviseert om te zwijgen. Echter, het gebruik van het zwijgrecht lijkt met name toe te nemen door de reeds verplichte consultatiebijstand. 2.3.4 Pilot video-consult Rotterdam In januari 2012 is in Rotterdam, onder auspiciën van de RvR, een pilot van start gegaan waarin gebruik wordt gemaakt van video-consulten ten einde invulling te geven aan het recht op consultatiebijstand. De resultaten van de eerste zes maanden zijn door de RvR, politie en advocatuur goed bevallen. Besloten is de pilot voor nogmaals zes maanden uit te voeren. Ditmaal zullen (onder voorbehoud) ook jeugdige verdachten worden meegenomen in de pilot. De pilot is opgezet op twee verschillende locaties van de politie. Op beide locaties worden twee diensten gedraaid (ochtend en middag) en is per dienst één advocaat aanwezig. Op de eerste locatie is dat een advocaat met een algemene strafrechtelijke specialisatie, welke op locatie meerderjarige verdachten fysiek consulteert en video-consulten aflegt met meerderjarige verdachten op de andere locatie. Op de tweede locatie is een advocaat met een specialisatie in jeugdrecht aanwezig, welke op locatie minderjarige verdachten fysiek consulteert en video-consulten aflegt met minderjarige verdachten op de andere locatie. De resultaten van de twee pilots zullen afgewacht moeten worden om te bezien of deze vorm van consulteren eveneens geschikt is voor minderjarige verdachten.
31
Ibid. p. 138.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 19
Mogelijk kan, bij blijvende positieve resultaten, het format video-consulten landelijk worden uitgerold om zo de praktische moeilijkheden van de consultatiebijstand te overwinnen. Afhangend van de invulling van de verhoorbijstand, kan het gebruik van video-consulten ook hier uitkomst bieden, maar het is nog onduidelijk of videobijstand tijdens het verhoor voldoet aan de Europese richtlijnen. Wanneer er daadwerkelijke fysieke aanwezigheid vereist is voldoet een videoverbinding niet.
2.4 Overzicht wetsvoorstel raadsman bij politieverhoor 2.4.1 Doel van het wetsvoorstel Het wetsvoorstel strekt ertoe een regeling op te nemen in het Wetboek van Strafvordering (Sv), die het mogelijk maakt dat een verdachte zich, in een eerder stadium dan nu in de wet is vastgelegd, kan beroepen op toegang tot en bijstand van een raadsman. Daarmee wordt verzekerd dat een verdachte, die is aangehouden vanwege een strafbaar feit teneinde te worden gehoord op een politiebureau, recht heeft op rechtsbijstand in de vorm van een onderhoud met een raadsman voorafgaand aan het politieverhoor (consultatiebijstand). Voorts strekt het wetsvoorstel tot toekenning van een recht op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor op verzoek van de verdachte (verhoorbijstand) als vervolg op verleende consultatiebijstand. In aansluiting daarop bevat het wetsvoorstel aangepaste bepalingen betreffende het informeren van de verdachte omtrent zijn rechten, de regeling van de aanhouding, het ophouden voor onderzoek, het verhoor, de voorgeleiding en de toewijzing van rechtsbijstand in de eerste fase van de strafrechtelijke procedure. Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan het recht op rechtsbijstand en de eisen die aan een eerlijke procedure in strafzaken worden gesteld. Dit sluit aan bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en de nadere uitleg die daaraan door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in zijn jurisprudentie is gegeven en door de Hoge Raad nader is geduid voor de rechtspraktijk in Nederland. Het wetsvoorstel bouwt in belangrijke mate voort op de praktijk die is ontstaan na de inwerkingtreding van de aanwijzing van het College van procureurs-generaal van 1 april 2010, zoals in paragraaf 3 is beschreven. Het wetsvoorstel beoogt voorts een vereenvoudiging van bestaande regelingen. Het wetsvoorstel beoogt in ieder geval te codificeren waarover in brede kring communis opinio bestaat. Voor zover de conceptrichtlijn thans voorstellen bevat die het bestek van dit wetsvoorstel te buiten gaan en die in de uiteindelijke richtlijn worden gehandhaafd, zal nog afzonderlijke implementatie moeten volgen. In de volgende paragraaf zal kort worden ingegaan op de te verwachten toekomstige richtlijnen vanuit de EU. Het kabinet acht het evenwel wenselijk dat de regeling van de eerste en belangrijkste fase van de strafprocedure een duidelijke wettelijke basis heeft, die is ingebed in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering. De huidige praktijk, die in aanzienlijke mate afwijkt van de in het wetboek voorziene gang van zaken, dient niet uitsluitend gebaseerd te blijven op een aanwijzing van het College van procureurs-generaal, waarin het bestaande beleid uiteen wordt gezet. De aanwijzing is bedoeld als een tijdelijke voorziening. 2.4.2 Hoofdlijnen van het wetsvoorstel Hieronder worden kort de hoofdlijnen van het wetsvoorstel geschetst. Het codificeren en nader vormgeven van de regeling voor rechtsbijstand in strafzaken door de toekenning van een recht op rechtsbijstand in de vorm van een onderhoud met een raadsman voorafgaand aan het eerste politieverhoor, bijstand van een raadsman tijdens het verhoor en de toegang tot rechtsbijstand en rechtsbijstand voorziening ; • verduidelijking van de rechten van de verdachte (in het bijzonder de opsomming van de rechten van de verdachte, de verplichting om mededeling te doen van zijn rechten en de regeling van het verhoor); • actualisering van de dwangmiddelen ‘aanhouding op heterdaad’ en ‘buiten heterdaad’;
20 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
• herziening van het dwangmiddel ‘ophouden voor onderzoek’, waarbij een duidelijker taak is weggelegd voor de hulpofficier van justitie, opdat een daadwerkelijke toetsing plaats vindt van proportionaliteit en subsidiariteit van de aanhouding van de verdachte; • herziening van de regeling van de inverzekeringstelling. Deze voorstellen vloeien voort uit de knelpunten die nu in de praktijk worden ervaren, vooral ten aanzien van de verlenging van de inverzekeringstelling en de samenloop van de rechtmatigheidstoetsing met de behandeling van de vordering tot inbewaringstelling. De voorstellen strekken er voorts toe de rol van de officier van justitie (OvJ) bij het nemen van de beslissing over een passende afdoening van de zaak (versnelling van de vervolgingsbeslissing) te verstevigen. Voor uitzonderlijke gevallen kan de inverzekeringstelling met drie dagen worden verlengd, maar alleen na machtiging door de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie. Aangezien in dit onderzoek de nadruk ligt op de aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor, zal hieronder enkel specifiek worden ingegaan op dit onderdeel van het wetsvoorstel. Voor de toelating van de raadsman tot het verhoor worden geen nieuwe criteria voorgesteld. In artikel 28d Sv. is opgenomen dat op verzoek van de verdachte de raadsman tot het bijwonen van het verhoor wordt toegelaten. Het zal dan veelal gaan om de raadsman die de verdachte consultatiebijstand (voorafgaand aan het verhoor) heeft verleend. Uitgangspunt is dat in het kader van die bijstand de raadsman en de verdachte overleggen over de noodzaak om ook tijdens het verhoor aanwezig te zijn. 2.4.3 Rollen van de procesdeelnemers; voordelen en knelpunten In een impact-analyse is nagegaan welke effecten (organisatorisch, logistiek en financieel) het wetsvoorstel Raadsman bij politieverhoor voor de verschillende ketenpartners teweeg zal brengen. In de aannames voor de impact-analyse, die ten dele zijn gebaseerd op de cijfers over het feitelijke beroep dat nu wordt gedaan op consultatiebijstand, blijkt dat in een zeer gering aantal C-zaken (overtredingen en misdrijven waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten) een beroep op rechtsbijstand wordt gedaan. In de B-zaken, waarin wel voorlopige hechtenis mogelijk is, doet circa de helft van de verdachten een beroep op consultatiebijstand. In A-zaken (ernstige strafbare feiten of kwetsbare verdachte) is het volume weliswaar klein (ca 7%), maar daarvoor geldt wel verplichte consultatiebijstand. Het ligt in de rede dat slechts een zeer gering deel daarvan, na consultatie van een raadsman, afziet van verdere rechtsbijstand. Te verwachten is, dat de mate waarin na consultatiebijstand een beroep op verhoorbijstand zal worden gedaan, verhoudingsgewijs voor de verschillende categorieën dezelfde zal zijn. Er zijn drie verschillende categorieën kosten die het wetsvoorstel met zich meebrengt. Ten eerste zijn er kosten die voortvloeien uit de uitbreiding van de rechtsbijstand (opgenomen in art. 28a, lid 1 en 2, 28c, lid 1 en 489, lid 1, op basis van de OM-aanwijzing en de Wet op Belastingen van Rechtsverkeer). Deze kosten zijn reeds opgenomen in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Een tweede categorie bestaat uit de financiële gevolgen van het wetsvoorstel in brede zin. Hieronder vallen o.a. de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van processen-verbaal en de stroomlijning van de regeling van piketbijstand. Een derde categorie bestaat uit de kosten die gepaard gaan met de aanwezigheid van de raadsman tijdens het verhoor. Dit is de grootste kostenpost. De kosten bestaan uit zowel incidentele kosten, als structurele kosten. De structurele kosten van de aanwezigheid van een raadsman tijdens het verhoor worden geschat op minimaal €30,2 miljoen per jaar. Deze kosten bestaan uit extra personeelskosten bij de politie (135 fte, exclusief overhead) en kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Naast de logistieke en financiële gevolgen zijn er enkele andere algemene knelpunten te noemen. Ten eerste hebben sommige maatregelen in het wetsvoorstel negatieve gevolgen voor de administratieve lasten bij de politie, OM, zittende magistratuur en de Raad voor Rechtsbijstand. Er zijn echter ook maatregelen die de administratieve lasten zullen doen verminderen. Verwacht wordt dat de lasten uiteindelijk in balans zullen zijn, maar het blijft wel een aandachtspunt.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 21
Een ander aandachtspunt is de kwaliteitstoename op het gebied van jeugdstrafrecht. Hier is meer deskundigheid vereist en zullen de inspanningen van advocatuur en politie beter op elkaar moeten worden afgestemd. Dit om te voorkomen dat een jongere niet in aanmerking komt voor een HALT afdoening en daardoor in een lang strafrechtelijk traject terecht komt. Hieronder wordt verder ingegaan op de te verwachten gevolgen voor de verschillende procesdeelnemers. Andere knelpunten en mogelijke oplossingen zullen verder uitgediept worden in het praktijkonderzoek. Zowel de politie als de officier van justitie, de verdediging en de rechter hebben een groot belang bij een deugdelijk gehouden en weergegeven verhoor. Doel van de toepassing van het dwangmiddel ophouden voor onderzoek en het politieverhoor is zowel het ophelderen van een geconstateerd strafbaar feit als het vergaren van materiaal dat als bewijs in de strafzaak kan dienen. Het opnemen van de verklaring van de verdachte waarin hem vragen worden gesteld omtrent zijn betrokkenheid bij het strafbaar feit ten aanzien waarvan verdenking jegens hem is ontstaan, is van cruciale betekenis in het vooronderzoek. De politie
De politie heeft er vanuit het oogpunt van professionaliteit en integriteit belang bij om een deugdelijke en betrouwbare verklaring van een verdachte te verkrijgen over diens betrokkenheid bij een strafbaar feit. Haar primaire taak in het strafrechtelijke proces is het ophelderen van het strafbaar feit, hetgeen betekent dat er onderzoek moet worden gedaan naar de toedracht daarvan en naar de vraag of de verdachte daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. De politie heeft er voorts belang bij dat de verklaring van de verdachte zo accuraat mogelijk in het proces-verbaal wordt opgenomen. De politie heeft een groot belang bij het tijdig onderkennen van mogelijk valse bekentenissen en het voorkomen van tunnelvisie. In de loop van het opsporingsonderzoek moet de politie in staat zijn een eenmaal gerezen verdenking steeds meer en beter met onderzoeksresultaten te onderbouwen, zonder dat daarbij de ogen worden gesloten voor alternatieve verklaringen voor de toedracht van het feit dan wel de mogelijkheid van onschuld van de verdachte. Daartegenover kan het een nadeel zijn dat een verdachte eerder en sneller zwijgt, hetgeen een vertraging van het onderzoek teweeg brengt. Sowieso kan gesteld worden dat de aanwezigheid van de raadsman bij het verhoor een direct gevolg heeft op de tijdsbesteding van de politie. In de eerste plaats moet in die gevallen waarin het verhoor niet direct volgt op de consultatie een afspraak worden gemaakt met de raadsman. Vervolgens moet de een raadsman bij binnenkomst naar de verhoorruimte worden begeleid. Enerzijds kan de aanwezigheid van raadsman er voor zorgen dat het verhoor langer duurt, anderzijds is denkbaar dat een mogelijke toename van het gebruik van het zwijgrecht juist leidt tot kortere verhoren. Advocaten hebben aangegeven het van toegevoegde waarde te vinden dat zij ter plekke opmerkingen kunnen maken over het opgemaakte proces-verbaal. De aanwezigheid van de raadsman zal eveneens logistieke en ruimtelijke gevolgen hebben voor de politie. Politie ziet het als mogelijkheid dat verhoren langen kunnen duren door de aanwezigheid van de raadsman, en daarom zullen extra verhoorruimtes noodzakelijk zijn. Daarnaast kan het zijn dat aanwezigheid van de raadsman aanvullende eisen stelt aan de inrichting en omvang van de verhoorruimtes. Naast logistieke gevolgen en wachttijden voor de politie wordt door een deel van de politie gevreesd dat wanneer de raadsman bevoegdheden krijgt tijdens het verhoor deze in sommige gevallen misbruikt zullen worden door het verhoor expres op te houden. De verdediging
Het EHRM heeft het belang van de verdediging blijkens zijn overwegingen inzake de samenhang tussen het recht van de verdachte om zichzelf niet te belasten, het zwijgrecht, het recht om niet te worden onderworpen aan ongeoorloofde pressie en het recht op rechtsbijstand, zo uitgelegd dat de verdachte zich in de fase van het politieverhoor moet kunnen laten bijstaan door een raadsman. De uitoefening van deze rechten krijgt reële betekenis als de verdachte zich bij het bepalen van zijn proceshouding en de consequenties daarvan in het verder verloop van de procedure van juridisch advies kan voorzien. Eventuele schending van deze rechten zal in een vroeg stadium worden opgemerkt. In het verlengde hiervan stelt het EHRM dan ook strenge eisen aan het afstand doen van deze rechten. Voor een effectieve verdediging is noodzakelijk dat de verdachte zich bewust is van de gevolgen, die het al dan niet afleggen van een verklaring, op het verdere verloop van de strafzaak zal kunnen hebben. Hij zal daartoe in het algemeen baat hebben bij het advies van een raadsman. 22 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Evenals het geval is bij de politie, zal de aanwezigheid van de raadsman bij het verhoor een extra tijdsinspanning van de advocatuur vergen. Naast de aanwezigheid bij het verhoor betreft dit ook de reistijd naar en van het politiebureau en de tijd voor het aanmelden en begeleiden naar de verhoorkamer en weer naar buiten. Standpunt Orde van Advocaten
Op 18 april 2011 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Nederlandse Orde van Advocaten het Nederlandse wetsvoorstel voorgelegd met het verzoek om een advies daarop te geven. In haar reactie geeft de Orde onder meer aan hoe zij het recht op een effectieve verdediging ziet in het licht van de EU-richtlijn32. Zo stelt de Orde dat een ‘effectieve verdediging’, zoals opgenomen in de conceptrichtlijn, meer inhoudt dan een consultatierecht en het recht om bij (politie)verhoren aanwezig te zijn. Van de raadsman, die aanwezig is bij politieverhoren, wordt een actieve opstelling verlangd; zo zal hij het recht moeten hebben om vragen te stellen, om opheldering te vragen en om opmerkingen te maken. In de kern dient de raadsman niet langer een passieve toeschouwer te zijn, maar een volwassen procesdeelnemer, die geacht wordt zijn cliënt met raad en daad bij te staan. Juist de interpretatie van de ‘effectieve verdediging’ en ‘actieve houding’ van de raadsman vormt een uitdaging voor de toekomstige invulling van het Nederlandse systeem van rechtsbijstand. Vraag is welke minimumrol de Richtlijn uiteindelijk vast zal leggen ten aanzien van de advocaat. Het Openbaar Ministerie
Doel van het opsporingsonderzoek is dat de officier van justitie een gefundeerde beslissing kan nemen over de vraag of het verzamelde onderzoeksmateriaal rechtvaardigt dat een vervolging wordt ingesteld of voortgezet. Daartoe behoeft hij een zo compleet mogelijk beeld van de door de verdachte afgelegde verklaring, mede in verband met de beslissing over wat nog nader onderzoek behoeft. Als leider van het onderzoek dient hij erop toe te zien dat het vergaarde bewijsmateriaal rechtmatig is verkregen en toereikend is, om tot een veroordeling te rekwireren. De officier van justitie is immers verantwoordelijk voor het procesdossier, dat hij bij het instellen van vervolging en aan het eind van het voorbereidende onderzoek, aan de rechter voorlegt. Hij zal in voorkomend geval ook moeten beoordelen of de raadsman terecht de toegang tot het verhoor is geweigerd, indien de hulpofficier van justitie van oordeel was dat dit in het belang van het onderzoek was. Van het Openbaar Ministerie wordt enkel een extra activiteit verwacht indien er tijdens het verhoor een escalatie plaatsvindt. De agenten die het verhoor uitvoeren, nemen in geval van escalatie contact op met de officier van justitie. Dit zal een beperkte werklast voor het OM betekenen. De rechterlijke macht
Voor een goede rechterlijke beslissing is noodzakelijk dat de rechter beschikt over een volledig dossier, dat de relevante processtukken bevat, die een waarheidsgetrouw beeld geven van wat in het kader van de opsporing is verricht ter opheldering van het strafbaar feit en de opstelling van de verdediging ter zake. De rechter heeft een eigen en zelfstandige verantwoordelijkheid voor de volledigheid en deugdelijkheid van het onderzoek op de terechtzitting mede met het oog op de beslissingen, die van hem in iedere strafzaak worden verlangd. Het Nederlandse systeem gaat uit van onmiddellijkheid, wat betekent dat alle bewijslast ter zitting moet komen. Naar aanleiding van een door de verdediging opgeworpen verweer zal de rechter de rechtmatigheid van vergaard bewijsmateriaal moeten toetsen (bv. ook klachten over het uitoefenen van ongeoorloofde pressie tijdens het politieverhoor). In het verleden kon de rechter zich over de gegrondheid van dergelijke klachten vrijwel alleen oriënteren op het proces-verbaal van de opsporingsambtenaren en mondelinge verklaringen van de verbalisanten en van de verdachte. In veel gevallen bleef onbevredigend dat, mede gelet op het tijdsverloop, niet kon worden vastgesteld wat de feitelijke toedracht tijdens zo’n verhoor was geweest. Binnen de gerechtelijke macht is er dan ook een discussie gaande over het gebruik van audiovisuele registratie. Door audiovisuele registratie van verhoren zou meer zicht kunnen worden verkregen op dit onderdeel van de opsporing.
32
Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake conceptwetsvoorstel rechtsbijstand en politieverhoor, Amsterdam, 24 juni 2011.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 23
2.5 Te verwachten nieuwe EU-richtlijnen Gezien de huidige ontwikkelingen op Europees niveau op het gebied van rechtsbescherming en waarborging van procedurele rechten van verdachten en beklaagden tijdens het strafproces en de soms vergaande gevolgen daarvan voor nationale regelgeving, is het raadzaam vooruit te kijken. Daarom wordt in deze paragraaf kort ingegaan op de vraag of er een inschatting gemaakt kan worden over de nieuwe nog te vormen EU-richtlijnen op dit gebied. Uiteraard is het niet mogelijk in de toekomst te kijken, daarom is een inschatting gemaakt op basis van aanbevelingen en conclusies van non-gouvernementele organisaties (NGO’s) die zich bezig houden met de rechten van verdachten. Daarnaast is gekeken naar trends binnen de literatuur waarin wordt gewezen op wenselijke toekomstige ontwikkelingen hieromtrent en welke mogelijk zullen resulteren in nadere Europese regelgeving. 2.5.1 Green paper In de tweede helft van 2011 heeft de Commissie middels een green paper (groenboek) een questionnaire ter consultatie uitgezet bij lidstaten en andere organisaties ten einde verschillende nationale regelgeving en procedures aangaande voorlopige hechtenis en detentie te identificeren en vergelijken.33 Hierna zal een inschatting gemaakt moeten worden of verdere acties op Europees niveau nodig en mogelijk zijn om ook hier tot een gemeenschappelijke standaard te komen. De periode van consultatie is reeds in november 2011 gesloten; momenteel wordt gewacht op de conclusies van de Commissie.34 Mogelijk hebben de conclusies van de Commissie gevolgen voor, met name, bepalingen omtrent voorlopige hechtenis. Naar verwachting zal dit voornamelijk gaan spelen voor kwetsbare en jeugdige verdachten. 2.5.2 Aanbevelingen NGO’s en trends in literatuur Alhoewel de meeste basale rechten van verdachten en beklaagden in vrijwel alle lidstaten van de Europese Unie duidelijk zijn vastgelegd in nationale regelgeving, blijkt rechtsbescherming in de praktijk niet altijd effectief gewaarborgd. Één van de grootste zorgen geuit door NGO’s en binnen de literatuur zijn de grote onderlinge verschillen, en in sommige gevallen tekortkomingen, in de financiering van juridische bijstand (rechtsbijstand). Gepleit wordt allereerst voor een Europese standaard of inkomensnorm en gemeenschappelijke voorwaarden voor door de staat gefinancierde rechtshulp.35 Andere aanbevelingen die worden aangedragen noemen dekking van rechtsbijstand in alle rechtsgebieden, tijdens iedere fase van het proces en ook in gevallen van alternatieve vormen van geschilbeslechting. Suggesties voor maximum tarieven voor de advocatuur, vrijstelling van griffiekosten en rechtsbijstandverzekering worden eveneens aangedragen. Daarnaast zijn er voorstellen juridische procedures sterk te versimpelen, verjaringstermijnen in meer redelijkheid vast te stellen en soepeler voorwaarden te stellen omtrent ontvankelijkheid van bijvoorbeeld organisaties. Uit bovenstaande volgt dat toekomstige ontwikkelingen het meest te verwachten zijn op het vlak van rechtsbijstand. Immers, een deugdelijk rechtsbijstandsysteem is een voorwaarde voor effectieve toegang tot rechtshulp in strafrechtelijke procedures en daarmee een waarborg voor procedurele rechten van verdachten en beklaagden.
Versterking van het wederzijds vertrouwen in de Europese rechtsruimte – Een groenboek over de toepassing van EU-strafwetgeving op het gebied van detentie, COM(2011) 327, 14 juni 2011 34 Voor meer informatie, zie http://ec.europa.eu/justice/newsroom/criminal/opinion/110614_en.htm (laatst bekeken: 26 april 2012) 35 CCBE Recommendations on Legal Aid, 22 oktober 2010 33
24 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
2.6 Elders in Europa Dit onderzoek is in de hoofdzaak gericht op België, Italië en Denemarken, o.a. omdat in deze landen nog weinig praktijkonderzoek is gedaan. Het systeem en de ervaringen daarmee in België, Denemarken en Italië is het onderwerp van het volgende hoofdstuk. Omdat er veel bestaand onderzoek is naar hoe de aanwezigheid van een raadsman tijdens het politieverhoor geregeld is binnen Europa wordt in deze paragraaf ingegaan op de systemen in andere Europese landen. Een overkoepelend onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Denemarken, als voorzitter van de Europese Commissie.36 Door middel van een questionnaire zijn aan 28 landen allerlei vragen gesteld over hoe de rechten van verdachten vastgelegd zijn in de wet en hoe deze rechten praktisch worden ingevuld. De maatregelen die onderdeel zijn van de Europese richtlijnen op dit gebied zijn als leidraad gebruikt voor de vragen in de questionnaire. Op deze manier is in kaart gebracht wat de stand van zaken is binnen Europa op het gebied van de rechten van verdachten. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat het gaat om de systemen in theorie. Betreffende landen hebben zelf de questionnaire ingevuld, dus wanneer geen aanvullend praktijkonderzoek verricht is, kan het zijn dat de situatie in theorie rooskleuriger is dan de praktijk. Opvallend is dat sommige Oost-Europese landen (in het bijzonder Tsjechië) in vergelijking met veel West-Europese landen (waaronder Nederland) al verder zijn met het uitbreiden van de rechten van verdachten en de invoering van de raadsman tijdens het verhoor. Een verklaring hiervoor is dat dit een voorwaarde was voor toetreding tot de Europese Unie. Echter, in de praktijk zijn er veel problemen in deze landen, zoals de financiering van de rechtsbijstand. Uit het onderzoek komen vele verschillen binnen Europa naar voren. Een verschilpunt is bijvoorbeeld dat er in sommige landen, zoals Engeland, geen regels zijn die de rol van de advocaat tijdens het verhoor bepalen, waar deze er in andere landen wel zijn. Ook is de rechtsbijstand op veel verschillende manieren geregeld en zijn er verschillen m.b.t. het al dan niet afstand kunnen doen van het recht van de verdachte op een raadsman. Daarnaast zijn er interessante verschillen tussen landen m.b.t. de leeftijd waarop een kind vervolgbaar is. In de meeste landen is dit vanaf 15 jaar, maar in Cyprus is dit bijvoorbeeld al vanaf 10 jaar. De meeste landen hebben bepalingen voor kwetsbare verdachten. Uiteindelijk blijft het lastig om verregaande conclusies te verbinden aan de uitkomsten van de questionnaire, omdat inmiddels uit aanvullend praktijkonderzoek is gebleken dat in de praktijk niet altijd gevolg wordt gegeven aan de theorie. Wel wordt hieronder specifiek ingegaan op het systeem in Engeland, omdat dit zowel in theoretisch als praktijkonderzoek vaak als best practice naar voren komt. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat in Engeland reeds langer ervaring is met de aanwezigheid van een raadsman tijdens politieverhoren; de inrichting van het systeem in Engeland is derhalve mogelijk interessant voor Nederland.
2.7 Engeland 2.7.1 Wetgeving De belangrijkste wet aangaande de rechten van verdachten in Engeland is de ‘Police and Criminal Evidence Act 1984’ (PACE). Daarin, alsook in de bijbehorende ‘Code of Practice’, is vastgelegd dat gearresteerde personen die op het politiebureau (of andere verhoorplaatsen) verblijven te allen tijden op eigen verzoek vertrouwelijk met een raadsman kunnen overleggen.37 Indien sprake is van personen die vrijwillig, zonder te zijn gearresteerd, door de politie worden verhoord (genaamd ‘volunteers’) is er ook een recht op juridische bijstand door een raadsman.38 Voor arrestanten geldt dat de politie verplicht is hen te wijzen op het recht op juridische bijstand en het feit dat deze bijstand kosteloos is. Ten aanzien van volunteers geldt
Council of the European Union (2012) Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the right of access to a lawyer in criminal proceedings and on the right to communicate upon arrest - Compilation of replies to questionnaire, interinstitutional file (2011/0154 COD). 37 Police and Criminal Evidence Act 1984 s. 58(1). 38 PACE Code C Note for guidance 1A. 36
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 25
deze verplichting niet, tenzij door de betrokkene naar zijn rechten wordt gevraagd of indien de politie overgaat tot het verlenen van de cautie.39 2.7.2 Procedureel Indien de verdachte aangeeft gebruik te willen maken van zijn recht op juridische bijstand is de politie verplicht om zo spoedig als praktisch mogelijk toegang tot een raadsman te verschaffen. Vertraging daarvan is mogelijk tot maximaal 36 uur, indien een hoofdinspecteur daartoe op basis van gegronde redenen autorisatie verleent. Het kan daarbij gaan om veiligstelling van bewijsstukken of het voorkomen dat op vrije voeten zijnde verdachten worden gewaarschuwd.40 Nadat de verdachte een verzoek tot rechtsbijstand heeft ingediend kan deze in beginsel niet worden gehoord totdat het recht op rechtsbijstand is geëffectueerd. Hierop zijn echter wel een aantal uitzonderingsgronden van toepassing, bijvoorbeeld als de opgeroepen raadsman niet bereikbaar is en de verdachte geen toegewezen raadsman accepteert, of indien het wachten op de raadsman een onredelijk oponthoud van het onderzoek tot gevolg heeft. De Engelse rechter heeft deze uitzonderingsgronden echter strikt uitgelegd; in de praktijk lijkt vertraging van toegang tot een raadsman weinig voor te komen.41 Indien de politie in gebreke blijft ten aanzien van het verlenen van toegang tot juridische bijstand, of indien de politie de verdachte niet op zijn of haar rechten wijst, kan dit leiden tot bewijsuitsluiting.42 In de Code of Practice is vastgelegd dat het recht op juridische bijstand ook tijdens het politieverhoor van toepassing is. Indien de raadsman de verhoorder hindert, in de zin van het onmogelijk maken van vragen stellen, kan de raadsman worden verzocht weg te gaan. Daarvan is geen sprake als de raadsman ingrijpt vanwege een onbehoorlijke vraag, een onbehoorlijke manier van vragen stellen of wanneer de raadsman zijn cliënt nader wil adviseren.43 Indien de advocaat zich dient te verwijderen, of al dan niet wordt verwijderd, moet de verdachte in de gelegenheid worden gesteld een nieuwe advocaat te raadplegen alvorens het verhoor wordt voortgezet.44 2.7.3 Evaluatie gevolgen raadsman tijdens politieverhoor De praktische gevolgen van de aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor in Engeland is in meerdere onderzoeken in kaart gebracht. In de evaluatie van de Nederlandse pilot verwijst het WODC ook naar deze onderzoeken en het mogelijke belang daarvan voor Nederland.45 Uit deze onderzoeken volgt dat met name de Engelse politie op voorhand negatief stond tegenover de aanwezigheid van raadslieden tijdens het verhoor. Die negatieve houding was gelegen in de angst voor meer handelingen en logistiek, en de angst dat de kans om zaken op te lossen en informatie over criminelen te vergaren tijdens het verhoor zou afnemen. Uit nader onderzoek bleek evenwel dat de meeste verhoorders van mening waren dat de aanwezigheid van de raadsman niet of nauwelijks invloed had op de wijze van verhoren.46 Wel gaf een deel van de politieverhoorders aan zich te onthouden van het stellen van ‘off the record’ vragen en het toepassen van ongepaste druk.47 De voornaamste reden dat de aanwezigheid van de raadsman weinig invloed heeft op de verhoren hangt samen met de houding van de raadsman tijdens het verhoor; de meesten raadslieden zitten er stilzwijgend bij. In bepaalde gevallen bleek er veel bezwaar te zijn tegen het optreden van raadslieden, met name indien de raadsman de verdachte woorden in de mond legt. E. Cape e.a., ‘Effective Criminal Defence in Europe’, Intersentia 2010, p.123. Zie Police and Criminal Evidence Act 1984 s. 58(8)-(11). 41 E. Cape e.a., ‘Effective Criminal Defence in Europe’, Intersentia 2010, p.123. 42 E. Cape e.a., ‘Effective Criminal Defence in Europe’, Intersentia 2010, p.124. 43 WODC, ‘Raadsman bij politieverhoor. Invloed van voorafgaande consultatie en aanwezigheid van raadslieden op organisatie en wijze van verhoren en proceshouding van verdachten’, Boom Juridische Uitgevers, Den Haag 2010, p. 63. 44 Ibid. 45 Ibid, p.64. 46 Ibid. 47 Ibid. 39
40
26 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Uit ander onderzoek bleek echter dat de aanwezigheid van de raadsman wel degelijk gevolgen had voor het verhoor. Zo vonden geen voorgesprekken met de verdachte meer plaats om zijn houding te testen en daalde het tactische gehalte van de onderzoeken aanzienlijk.48 Verhoorders gaven in het onderzoek aan dat de invulling van het recht op rechtsbijstand de waarheidsvinding ernstig belemmerd. Een interessante conclusie uit wederom een ander onderzoek is dat verdachten die door de raadsman geadviseerd werden te zwijgen aanzienlijk minder vragen beantwoorden, maar dat het zwijgrecht over het algemeen tijdens de verhoren niet echt een rol van betekenis speelde.49 Desalniettemin zag de politie zich genoodzaakt om buiten de verhoorkamer nieuwe onderzoeksstrategieën te ontwikkelen om de afhankelijkheid van het verhoor te doen afnemen. Zo is de politie in toenemende mate bijzondere opsporingsbevoegdheden gaan toepassen om de zaak ten tijde van het verhoor al zoveel mogelijk rond te hebben. Daarmee heeft de invoering van de aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor een strategische omslag in het politiewerk teweeg gebracht. Tot slot bleek dat in Engeland ook de kwaliteit van de bijstand een belangrijke rol speelt. Zo bleek in vele gevallen slechts telefonisch bijstand te worden geleverd, of was er sprake van bijstand door juridisch assistenten in plaats van volwaardige advocaten, waardoor minder snel werd ingegrepen. Over het algemeen stelt de raadsman zich tijdens het verhoor passief op. In de volgende drie hoofdstukken wordt het praktijkonderzoek behandeld. In België, Denemarken en Italië is onderzoek verricht door middel van werkbezoeken waarbij gesproken is met vertegenwoordigers van de politie, de advocatuur, het Ministerie van Justitie en, in het geval van Denemarken en Italië, het OM. Tijdens deze interviews is gevraagd naar zowel de formele grondslag als de werking in de praktijk. De verkregen informatie uit de afgenomen interviews is zo veel mogelijk verwerkt aan de hand van de deelvragen. Hoewel een deel van de informatie onder meerdere deelvragen verwerkt had kunnen worden, is dit niet gedaan om overlap te voorkomen.
48 49
Ibid, p.65. Ibid.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 27
3. Praktijkonderzoek België
28 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
3.1 Introductie In België zijn bezoeken afgelegd aan de politie, advocatuur en het ministerie van Justitie. Bij de politie is de politiezone Genk, As, Opglabbeek, Zutendaal (GAOZ) bezocht, waarbij gesproken is met een contactpersoon die in de praktijk veel met de raadsman bij het politieverhoor te maken heeft. De politie in België is op twee niveaus gestructureerd: lokaal en federaal. Beide niveaus werken vrij zelfstandig van elkaar, er is dan ook geen hiërarchisch verband. De lokale politie bestaat uit 195 politiezones die elk één of meer gemeenten bedienen. Elke politiezone staat onder leiding van een politiechef (of zonechef ), die op zijn beurt onder leiding van de burgemeester van één of meerdere gemeenten staat. De relatie tussen de lokale en federale politie is niet eenvoudig. Als het erop aankomt wie voor een bepaalde zaak moet worden ingezet, hakt de Procureur des Konings of de onderzoeksrechter (vergelijkbaar met de rechter-commissaris in Nederland) de knoop door. Voor de advocatuur is gesproken met een Nederlandstalige advocaat werkzaam in Antwerpen. In België is elke advocaat verplicht lid van een lokale orde of balie. Elke balie wordt vertegenwoordigd in een overkoepelende orde. De ordes bewaken onder andere de kwaliteit van de opleiding en vertegenwoordigen de belangen van de advocaten. De twee overkoepelende ordes zijn de ‘orde van Vlaamse balies’ en de ‘orde van Franstalige en Duitstalige balies’. Voor het Ministerie van Justitie is gesproken met een beleidsmedewerker die gespecialiseerd is in de Salduz-wetgeving. Daarnaast waren er ook afgevaardigden van de projectgroep die de evaluatie van de Salduz wet verzorgd aanwezig.
3.2 Raadsman bij politieverhoor – wetgeving Het Belgische strafproces bestaat uit twee fasen. De onderzoeksfase vindt plaats in geschreven woord en is geheim, ook voor de verdachte. De schriftelijke stukken vormen in dossiervorm de basis voor zitting. De eerste fase vindt plaats onder leiding van de officier van justitie. In 10% van de gevallen wordt het onderzoek geleid door een onderzoeksrechter (in Nederland de rechter-commissaris). Indien het onderzoek is geleid door de officier, zal deze besluiten om al dan niet over te gaan tot vervolging. De officier kan daartoe de verdachte dagvaarden om op zitting te verschijnen. Indien het onderzoek is geleid door de onderzoeksrechter zal een zaak naar de rechter worden verwezen via een onderzoeksrechtbank. Zaken van zwaardere aard, waaronder moord, worden behandeld door het Hof van Assisen, welke opereert op basis van juryrechtspraak. Zittingen zijn mondeling en openbaar. Omdat voorbereiding schriftelijk geschiedt, zal de rechter de zaak op grond van het papieren dossier voorbereiden. De informatie die in het vooronderzoek is verzameld en in het dossier is opgenomen is daarmee van essentieel belang voor de behandeling van de zaak. De rechter leidt de zitting en beslist over het horen van getuigen. 3.2.1 De totstandkoming van de wet in België In eerste instantie wilde men in België niet direct een wet invoeren in het kader van Salduz, omdat de reikwijdte van de EHRM-arresten nog betwist werd. Toch is er een consultatieronde gehouden met alle betrokken actoren. Deze consultatieronde heeft vrij lang geduurd, na een jaar waren alle adviezen binnen. Uiteindelijk is het proces in versnelling gekomen omdat iedere beroepsgroep een eigen visie en richtlijn ging ontwikkelen m.b.t. de raadsman bij het politieverhoor en hier naar ging handelen, waardoor chaos ontstond. Alle partners werden ter tafel geroepen om samen met de Minister een regeling op te stellen. Dit bleek lastig, omdat de visies van de partners zeer verschilden. Uiteindelijk is er een soort compromis wetsvoorstel geschreven, dat werd ingediend over de partijgrenzen heen. Na twee jaar (inclusief consultatie- en wetgevingsproces) is de wet uiteindelijk op 1 januari 2012 in werking getreden. Omdat het een compromis wet betreft is discussie nog steeds gaande. Een positief punt van het uitgebreide proces is dat alle actoren veelvuldig gehoord zijn en op de hoogte zijn van elkaars standpunten.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 29
3.2.2 Formele grondslag van de raadsman bij politieverhoor In België bestaat een termijn van 24 uur waarbinnen een zaak moet worden voorgeleid aan de onderzoeksrechter met een volledig dossier. Iedere minuut is dus kostbaar. In theorie kan de termijn van 24 uur uitgebreid worden tot 48 uur door de onderzoeksrechter, maar dat gebeurt niet vaak. Het wettelijk doel van de bijstand tijdens het verhoor is drieledig, namelijk het houden van toezicht op: 1. De eerbiediging van het recht zichzelf niet te beschuldigen en de keuzevrijheid om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de gestelde vragen of te zwijgen; 2. De wijze waarop de ondervraagde tijdens het verhoor wordt behandeld – ongeoorloofde druk of dwang; en 3. Kennisgeving van de rechten van verdediging en de regelmatigheid van verhoor. Indien de raadsman van mening is dat een van deze drie aspecten tijdens het verhoor geschonden is kan hij daarvan melding laten maken in het proces-verbaal. In onderstaand schema staat versimpeld weergegeven hoe het Salduz systeem in België werkt. Verderop wordt meer uitleg gegeven over de verschillende deelprocessen.
Verdachte Categorie IV (en sommige gevallen van categorie III)
Verdachte wil afstand doen van recht op bijstand (alleen mogelijk voor meerderjarige verdachten)
Verdacht wil geen afstand doen van recht op bijstand
Verplicht telefonisch consult advocaat-verdachte, verdachte tekent afstandsverklaring
Advocaat wordt opgeroepen via webapplicatie. Advocaat heeft twee uur de tijd om bij de verhoorlocatie te komen
Verhoor begint
Vooroverleg advocaat-verdachte, maximaal 30 minuten
Verhoor begint
Eventueel tussentijds overleg advocaatverdachte, maximaal 15 minuten
30 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Wie heeft er recht op een raadsman bij verhoor?
In België worden betrokkenen bij misdrijven opgedeeld in vier categorieën. Categorie I omvat de slachtoffers en getuigen. Categorie II bestaat uit verdachten die niet van hun vrijheid zijn beroofd en die verdacht worden van feiten waar een gevangenisstraf van minder dan één jaar voor staat (inclusief verkeersfeiten). In categorie III gaat het ook om verdachten die niet van hun vrijheid zijn beroofd, maar die verdacht worden van feiten waar een straf van meer dan één jaar op staat (m.u.v. verkeersfeiten). In categorie III heeft de verdachte recht op consultatie van een advocaat voorafgaand aan het verhoor. Categorie IV is voor verdachten die wel van hun vrijheid zijn beroofd, het gaat hier om feiten waar een straf van meer dan één jaar voor staat. Alleen in categorie IV heeft een verdachte zowel voorafgaand aan als tijdens het eerste politieverhoor recht op bijstand van een advocaat. Rechten van de verdachte
Bij de voorafgaande consultatie wijst de advocaat de verdachte op zijn rechten. Dit doet hij zowel mondeling als met het gebruik van een folder (zie bijlage 2) waarin een verklaring van de rechten staat vermeld. Deze verklaring is in 52 talen beschikbaar. Als er geen advocaat aanwezig is moet de verdachte nog steeds gewezen worden op zijn rechten. De politie is in dit geval verplicht een formulier met rechten af te geven en daarnaast moeten die rechten voorafgaand aan het verhoor worden voorgelezen. De verdachte heeft recht op een tolk indien hij de taal niet machtig is. Minderjarige verdachten kunnen geen afstand doen van hun recht op bijstand, meerderjarige verdachten kunnen dit wel. Als een verdachte overweegt om afstand te doen van zijn recht op rechtsbijstand, moet er altijd een telefonisch consult met een advocaat plaatsvinden, zodat de verdachte weloverwogen afstand kan doen. Als een verdachte de afstandsverklaring heeft getekend, kan hij hier tijdens het verhoor niet meer op terugkomen. De Procureur des Konings of de onderzoeksrechter kan beslissen dat een verdachte géén recht heeft op bijstand en een voorafgaand consult. Dat moet altijd goed worden gemotiveerd en gebeurt alleen bij dringende zaken, bijvoorbeeld bij een dreiging van terrorisme. Aanwezigheid van een raadsman
Een verdachte in categorie IV kan de politie vragen om zijn eigen advocaat te contacteren, of hij krijgt een advocaat toegewezen als hij er geen heeft. In beide gevallen moet de politie een web applicatie invullen, waarmee de advocaat wordt opgeroepen. De advocaat moet zich in beide gevallen beschikbaar hebben gesteld voor het verlenen van bijstand. Een beroep doen op een eigen advocaat is uitzonderlijk, in minder dan 5% van de gevallen verzoekt de verdachte om bijstand van de eigen advocaat. In de meeste gevallen kan die eigen advocaat niet worden bereikt of hij is op dat moment niet beschikbaar om rechtsbijstand te verlenen. In dat geval wordt contact opgenomen met een advocaat van de permanentiedienst. Dat zijn advocaten die zich op vrijwillige basis inschrijven via een softwaresysteem om bijstand te verlenen in het kader van de Salduz wetgeving. Advocaten kunnen in de web applicatie aangeven op welke data en tijden zij willen meedraaien in de permanentiedienst. Men werkt met dagen of nachten (de dagdienst is van 07.00 tot 19.00, de nachtdienst is van 19.00 tot 07.00). In de lijst van de permanentiedienst wordt een advocaat gekozen, dat wordt willekeurig gedaan. Advocaten kunnen wel een bepaalde voorkeursmaterie opgeven, bijv. drugs, financiële delicten of jeugdadvocaten die enkel of ook minderjarigen wil bijstaan. Het systeem zal eerst zoeken op iemand met een specialisatie binnen die politiezone. Levert dit niets op, dan zoekt men iemand met een andere specialisatie. Daarnaast kan in een aangrenzende politiezone worden gezocht. Als een advocaat de opdracht aanneemt moet hij binnen twee uur op het politiebureau zijn. Vervolgens vindt een voorafgaande consultatie plaats van maximaal dertig minuten (gemiddeld ongeveer 15 minuten) en daarna eventueel bijstand bij het eerste politieverhoor (het eerste verhoor duurt gemiddeld ongeveer één uur). Advocaten werken volgens een vrij beroep; ze zijn in principe niet verplicht om opdrachten te aanvaarden. Het is een taak van de overheid om ervoor te zorgen dat middelen beschikbaar zijn om in advocaten te voorzien, een goed voorbeeld hiervan is het webapplicatiesysteem. De Balie moet vervolgens dit systeem gebruiken om een advocaat te zoeken. De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 31
Minderjarigen en andere kwetsbare personen
Een minderjarige in België is iemand jonger dan 18 jaar. Een andere verdeling in minderjarigen wordt niet gemaakt, in België kent men dus niet de verschillende categorieën minderjarigen zoals we die in Nederland wel kennen. Minderjarigen kunnen geen afstand doen van een raadsman bij verhoor. Minderjarigen worden berecht door de jeugdrechter. Een minderjarige kan van zijn vrijheid worden beroofd en verhoord worden door de politie met rechtsbijstand en vervolgens worden voorgeleid bij de jeugdrechter. De jeugdrechter kan beslissen tot voorlopige opvoedkundige maatregelen, bijv. opsluiting in een jeugdinstelling. Dat is eigenlijk geen strafrechtelijk verhaal. Een uitzondering is mogelijk bij minderjarigen vanaf 16 jaar. Deze groep kan door de jeugdrechter uit handen worden gegeven. In dat geval kan de jongere wel strafrechtelijk worden vervolgd door een bijzondere correctionele rechtbank. Naast het recht op een raadsman hebben minderjarigen in categorie IV ook recht op een vertrouwenspersoon. Dat kan een ouder zijn, maar bijvoorbeeld ook iemand van de instelling waar de jongere is geplaatst. Ouders mogen niet standaard bij een verhoor van de minderjarige aanwezig zijn. Een vertrouwenspersoon kan wel aanwezig zijn bij het verhoor, maar in de praktijk is dit eerder uitzondering dan regel. De ouders worden wel altijd gecontacteerd, maar niet altijd onmiddellijk, de ouders zijn namelijk civielrechtelijk aansprakelijk. In categorie III kan soms discrepantie zijn tussen de wil van de minderjarige en de ouders over het al dan niet raadplegen van de advocaat. Het is niet wettelijk geregeld hoe daarmee dient worden omgegaan. Dat wordt dus ad hoc bekeken. Er zijn geen speciale regels voor andere kwetsbare groepen, zoals zwakbegaafde of geestesgestoorde verdachten. Binnen de academische wereld wordt daar wel over nagedacht. Er wordt wel gebruik gemaakt van politieassistenten, mensen met een opleiding in de sociale sector. Die kunnen bijvoorbeeld bij minderbegaafde mensen worden ingeschakeld, maar het is lastig om in te schatten of iemand tot een kwetsbare groep behoort. Evaluatie
Het Ministerie van Justitie is al voor de inwerkingtreding van de wet begonnen met het voorbereiden van een evaluatietraject. Vanaf de eerste dag zijn in de diverse pilotzones allerlei gegevens bijgehouden om een degelijke evaluatie te kunnen opleveren. Op 1 februari 2012 is een eerste tussentijds rapport verschenen, op 30 maart 2012 volgde de tweede. Eind juni 2012 moet er een voorlopige conclusie getrokken worden over de werking van de Salduz wetgeving. In september 2012 is er vervolgens een studiedag voor alle actoren, dan kan gekeken worden of en waar de wet moet worden aangepast.
32 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
3.3 Raadsman bij politieverhoor – praktijk Doordat er vanaf het begin geëvalueerd is, zijn er cijfers beschikbaar over de praktijk van de raadsman bij politieverhoor. Voor politiezone GAOZ zijn voor de periode van 1 januari tot 31 maart 2012 de volgende cijfers beschikbaar: Tabel 1 Aantal verdachten in politiezone GAOZ, periode januari-maart 2012 Categorie II
Categorie III
Categorie IV
490
382
89
Minderjarig
10
32
20
Tolk nodig
2
10
15
Beroep op zwijgrecht
21
4
Voorafgaand consult
Geen: 190 Consult: 52 Geen gegevens: 44
Geen: 26 Consult: 63
Totaal aantal verdachten Waarvan
Bijstand
Geen: 30 Bijstand: 59
Zoals te zien is in tabel 1, zijn er in drie maanden tijd in politiezone GAOZ 89 verdachten verhoord die vallen onder de Salduz wetgeving. In vergelijking met andere politiezones (d.w.z. de zones die meedoen aan de pilot) is dat relatief veel. In politiezone GAOZ was 9% van de verhoren een categorie IV-verhoor, nationaal gezien is categorie IV slechts 2,2% van het totaal aantal verhoren. Het vermoeden bestaat dan ook dat andere zones het systeem proberen te omzeilen. Dat zou men kunnen doen door mensen niet van hun vrijheid te beroven maar ze uit te nodigen, in dat geval vallen ze onder categorie III en hebben ze dus geen recht op bijstand bij het verhoor (maar wel voor het verhoor). In categorie III worden verdachten uitgenodigd voor het verhoor. Tussen het tijdstip van de uitnodiging en het verhoor hebben verdachten de tijd om een advocaat te raadplegen. Soms kunnen verdachten ook onmiddellijk verhoord worden, ze tekenen dan een verklaring waarin ze afstand doen van hun recht op een advocaat. Voor bepaalde misdrijven die vallen binnen categorie IV kan een verdachte ook gevraagd worden op vrijwillige basis te komen. In dat geval is er geen sprake van een vrijheidsbeneming, waardoor iemand in categorie III valt en dus geen recht heeft op bijstand door een advocaat tijdens het verhoor. Of de hierboven beschreven ontwijkingsmechanismen daadwerkelijk gebruikt worden, is niet bekend. Wel zal dit later naar boven komen, als de zaken worden beoordeeld bij de rechtbank. Op dit moment is nog niet te zeggen wat hiervan de gevolgen zullen zijn. 3.3.1 Aanwezigheid en kwaliteit van de raadsman In theorie is de advocatuur 24 uur per dag beschikbaar. Overdag zijn er meestal geen problemen, dan zijn er redelijk veel advocaten beschikbaar. ’s Nachts en in het weekend is het af en toe problematisch om voldoende advocaten te vinden. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat in de praktijk blijkt dat advocaten ’s nachts niet vaak worden gebeld. Men wacht meestal tot de ochtend met verhoren. Naast data en tijdstippen kan de advocaat ook aangeven in welke politiezone hij zich beschikbaar stelt. Omdat de advocaat binnen twee uur aanwezig moet zijn, kiezen veel advocaten ervoor om alleen werk aan te nemen in de buurt van hun kantoor. In theorie moet de raadsman binnen twee uur na oproep ter plaatse zijn. In de politiezone GAOZ is het tot nu toe slechts eenmaal voorgevallen dat een advocaat niet binnen twee uur ter plaatse was. In de praktijk wordt soepel omgegaan met de termijn van twee uur.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 33
Als middels de normale procedure geen advocaat gevonden kan worden, bestaat er nog een noodprocedure. Het bureau voor Juridische Bijstand wordt gebeld en zij bekijkt of zij dan alsnog iemand bereid kan vinden om de verdachte bij te staan. Deze noodprocedure leidt niet altijd tot het vinden van een advocaat. Het komt af en toe voor dat een verhoor zonder advocaat begint (5 of 10 % in Antwerpen). In sommige gevallen gaat het om een onderzoek waar meerdere verdachten worden opgepakt (van hun vrijheid worden beroofd). Meerdere verdachten willen bijstand van een advocaat; voor sommige vindt men wel een advocaat en voor sommige niet. In een dergelijke situatie is sprake van een directe schending van het recht op bijstand van de verdachte die niet bijgestaan kan worden door een advocaat. Dit kan mogelijk gevolgen hebben wanneer de zaak aan de rechter wordt voorgelegd. Als de betreffende verdachte een bekentenis aflegt zonder bijstand van een advocaat (en hij heeft aangegeven dat hij dat wel zou willen), zou het Europese Hof België hiervoor op de vingers kunnen tikken. Tot nu toe lijkt het erop dat de advocaten die zich beschikbaar stellen om bijstand te verlenen advocaten zijn die om werk verlegen zitten. Het zijn vaak advocaten die nog geen uitgebreid kantoor hebben en die op deze manier zaken zoeken. Voor een groot deel gaat het om advocaten die gespecialiseerd zijn in strafrecht of die zich willen specialiseren in strafrecht. De nieuwe wet met bijbehorende maatregelen is voor jonge advocaten eigenlijk een springplank om zich te werpen op de markt van strafrechtadvocaten. Het is wel een probleem dat de bijstand niet altijd door de beste en meest gespecialiseerde advocaten wordt verleend. Voor een advocaat met een druk kantoor kost rechtsbijstand in het kader van de Salduz-wet veel tijd. Als een advocaat ‘s middags wordt opgeroepen om bijstand te verlenen, betekent dit dat hij de volgende dag ook bijstand zal moeten verlenen en binnen vijf dagen voor de Raadkamer zal moeten optreden. Dit heeft tot gevolg dat de agenda van de advocaat al goed gevuld raakt met een zaak. Als een advocaat meerdere zaken zou doen, is zijn week al bijna volledig gevuld met het bezoeken van cliënten, het bijwonen van de zitting van de Raadskamer, de voorleiding bij de onderzoeksrechter, het inkijken van het dossier etc. Als veel advocaten meedoen aan het permanentiesysteem hoeft dat geen probleem te zijn, maar zolang er niet al te veel advocaten zijn, is de kans groot dat men veel opdrachten krijgt. 3.3.2 Afstand doen van raadsman In politiezone GAOZ is in drie maanden tijd in 26 van de 89 gevallen afstand gedaan van het recht op voorafgaand consult, in 30 van de 89 gevallen is afstand gedaan van bijstand tijdens het verhoor (na het verplichte telefonisch consult met een advocaat). Sommige verdachten zijn al eerder in aanraking gekomen met Justitie, zij weten misschien wel wat ze moeten doen en wat ze moeten verklaren en hebben zodoende weinig behoefte aan een advocaat. Daarnaast wil een verdachte die van zijn vrijheid wordt beroofd zo snel mogelijk terug op vrije voeten zijn. De politie zal zeggen dat de verdachte maximaal twee uur op een advocaat zal moet wachten. Sommige verdachten willen dan het liefst zonder advocaat zo snel mogelijk aan het verhoor beginnen. Wel wordt regelmatig uiteindelijk de initiële afstandsverklaring na het telefonisch consult toch nog ingetrokken. Afstand doen van het recht op bijstand gebeurt minder vaak dan men had verwacht. 3.3.3 Problematiek aanwezigheid tolk In de politiezone GAOZ is in 15 gevallen beroep gedaan op een tolk. Het recht van de verdachte op een tolk levert in de praktijk problemen op. De kosten voor de aanwezigheid van een tolk worden door de overheid betaald. De kosten hiervoor lopen steeds verder op. Tolken worden naast de tijd dat zij bij het verhoor aanwezig zijn ook vergoed tijdens de wachtperiodes, terwijl dit voor advocaten niet geldt. Een bijzonder probleem is dat de tolk aanwezig is bij het voorafgaand consult en bij het eerste politieverhoor. De tolk kan bij het consult andere dingen horen dan tijdens het verhoor. Dat is een lastige situatie voor de tolk, omdat de tolk last van gewetensbezwaren kan krijgen. Het kan een oplossing zijn om twee tolken in te schakelen, één tijdens het consult en de ander tijdens het verhoor. Probleem is dat dit praktisch niet haalbaar is, aangezien het meestal al lastig is om één tolk te vinden, laat staan twee.
34 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
3.4 Bevoegdheden van de raadsman – theorie en praktijk 3.4.1 De plaats van de raadsman De plaats waar de raadsman tijdens het verhoor moet plaatsnemen is niet wettelijk vastgelegd. Volgens de omzendbrief van het College van Procureurs-generaal zou de advocaat plaats moeten nemen achter de verdachte en zou er geen oogcontact mogen zijn met de verdachte. Volgens de Gedragscode voor de Orde van Vlaamse Balies moeten advocaten juist wel de mogelijkheid hebben om in de nabijheid te zitten van de verdachte. Bij voorkeur neemt de advocaat volgens de Balie plaats naast de verdachte, zodat de advocaat de reactie van de verdachte in de gaten kan houden en kan peilen of er sprake is van druk. Daar is theoretisch al veel over gediscussieerd. In de praktijk wordt dat eigenlijk niet als een probleem ervaren. De meeste politiemensen laten wel toe dat de advocaat naast de verdachte plaatsneemt. Bij de onderzoeksrechter is men daar meestal iets strenger op. Die heeft het liefst dat de advocaat achter de verdachte plaatsneemt. In politiezone GAOZ volgt men het voorschrift van het College van Procureurs-generaal niet; de advocaat mag hier plaatsnemen naast de verdachte. Toch zijn de verschillen groot; in een buurzone wordt bijvoorbeeld gewerkt met een instructie voor de advocaat van twee pagina’s. Hierin staat onder andere waar de advocaat moet gaan zitten en dat de advocaat niet zich niet mag mengen in het verhoor. Als de advocaat de instructie niet tekent, mag hij niet deelnemen aan het verhoor. 3.4.2 De rol van de raadsman De wet schrijft voor dat de politie voor het verhoor aan de verdachte op beknopte wijze moet meedelen waarover het verhoor zal gaan. Welke informatie precies moet worden gegeven, zegt de wet niet. In de praktijk blijkt dat bepaalde politiemensen daar soms op ingaan vlak voordat het verdachtenverhoor aanvangt, maar pas nadat de advocaat met de cliënt heeft overlegd en advies heeft gegeven. De algemene rol van de advocaat tijdens het verhoor is erop toezien dat de verdachte zijn zwijgrecht kan uitoefenen, dat de verdachte niet onder druk wordt gezet en toezien op de regelmatigheid van het verhoor. Of de advocaat kan interveniëren, staat als dusdanig niet in de wet en daar bestaat veel discussie over. De visie van de Orde van Vlaamse Balies is dat de advocaat wel degelijk kan interveniëren; niet om in de plaats van de verdachte te antwoorden of te pleiten voor juridische kwesties, maar wel om – bijvoorbeeld - zijn cliënt te adviseren niet te antwoorden op een vraag. Een advocaat kan proberen te vermijden dat een verdachte die eigenlijk geen verklaring wilde afleggen, toch tijdens het verhoor door de politie onder druk wordt gezet om een vraag te beantwoorden. Een interventie kan soms heel nuttig zijn, ook voor de politie. Soms worden de dingen verkeerd begrepen of wordt de verklaring van een verdachte per ongeluk niet genoteerd door de politie. Een interventie van de advocaat op een dergelijk moment kan het verloop van het verhoor ten goede komen. De advocaat kan op deze manier invloed hebben op het proces-verbaal. Een advocaat kan ook opmerken dat een verdachte de Nederlandse taal niet goed machtig is, terwijl de verdachte heeft aangegeven dat een tolk niet nodig is. Het verhoor verloopt dan moeizaam, omdat de verdachte zich niet goed kan uitdrukken of de politie de verdachte niet goed kan verstaan. Zonder interventie van de advocaat zou men desondanks kunnen vaststellen – en in het proces-verbaal vastleggen – dat de verdachte verklaart de Nederlandse taal machtig te zijn. De mogelijkheid bestaat om tijdens het verhoor een tussentijds overleg van maximaal 15 minuten te vragen, op verzoek van de advocaat of op verzoek van de cliënt. Dat is slechts eenmalig mogelijk, tenzij het verhoor plots gaat over andere feiten die van tevoren niet zijn aangekondigd. Advocaten vinden het niet efficiënt dat slechts eenmaal om een vertrouwelijk overleg kan worden verzocht. Het is voor de advocaat op voorhand lastig in te schatten wanneer hij het vertrouwelijk overleg moet inzetten. Je kunt niet inspelen op informatie die nog opgevoerd gaat worden door de politie. Daarnaast vreest men dat het in de praktijk kan gebeuren dat het eerste verhoor beperkt wordt gehouden en dat de politie de dag nadien een tweede verhoor doet waar de politie dan zonder bijstand van een advocaat heel uitvoerig ingaat op de feiten. Dat hoeft niet per se onrechtmatig te zijn. Zoals eerder beschreven kent men in België een zeer korte termijn van 24 uur alvorens iemand voor de onderzoeksrechter wordt gebracht. Dat eerste verhoor vindt dus noodzakelijkerwijs onder grote tijdsdruk plaats. Dat kan een reden zijn waarom men het eerste verhoor kort houdt. De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 35
De wet voorziet dat de verdachte na het verhoor het proces-verbaal van het verhoor kan nalezen en ondertekenen. De advocaat kan daarop toezien en dit samen met zijn cliënt nalezen. Eventueel kan de advocaat de verdachte adviseren om opmerkingen te maken over de neerslag van het verhoor of hem adviseren niet te ondertekenen omdat hij het niet eens is met de inhoud. De verdachte krijgt zelf een kopie van het proces-verbaal van het verhoor.
3.5 Financiering en verantwoordelijkheden Voor de invoering van de wet is er geen studie geweest naar de kosten van de wet, terwijl er toch grote kosten zijn voor zowel de federale overheid als de politie en advocatuur. 3.5.1 Financiering, training en accommodatie van politie De lokale politie heeft inmiddels berekend dat de kosten voor training, capaciteit van personeel en infrastructuur 50 miljoen euro bedragen en daarbij zijn er nog 22 miljoen jaarlijks terugkerende kosten. De kosten voor de trainingen vallen onder de verantwoordelijkheid van de federale politie, de overige kosten moeten door de federale overheid betaald worden. Echter, de federale overheid heeft weinig geld beschikbaar en geeft 2 miljoen euro aan de lokale politie. Dit is een symbolisch bedrag, aangezien dit bedrag over 196 politiezones verdeeld moet worden. De federale politie is verantwoordelijk voor cursussen en trainingen. Aan iedere politieman in België is een halve dag cursus gegeven waarin werd uitgelegd wat de Salduz wetgeving inhoudt. Daarnaast is het aan de verschillende politiezones om eventueel extra te investeren in kennis en kunde op het gebied van Salduz. De rechercheurs in politiezone GAOZ hebben een extra praktische training gevolgd. Door middel van rollenspellen met advocaten werden zij getraind op het omgaan met de aanwezigheid van een advocaat tijdens een verhoorsituatie. Deze training is erg goed bevallen, omdat het een waarheidsgetrouwe weergave en training biedt van een verhoorsituatie. Ook advocaten zijn te spreken over deze vorm van training. De kosten van deze training komen op rekening van de politiezone zelf. Omdat het belangrijk is dat het voorafgaand consult tussen advocaat en verdachte echt vertrouwelijk is, is het van belang om een speciale ruimte hiervoor in te richten. Deze ruimte moet de vertrouwelijkheid garanderen, maar ook de veiligheid van de advocaat. De overheid heeft niet voorzien in een financiële bijdrage om dit te kunnen bekostigen. Het zal dan ook lang niet voor elke politiezone mogelijk zijn om deze ruimtes te laten maken. In GAOZ was dit wel mogelijk; er is een volledige accommodatie/infrastructuur gebouwd voor de ontvangst van de advocaat en er is een speciale ruimte ingericht om het vooroverleg tussen advocaat en verdachte zo goed mogelijk te faciliteren. De kosten hiervan bedragen ongeveer 50.000 euro 3.5.2 Financiering advocaten De financiering van de advocaten die opgeroepen worden door verdachten die zelf de kosten voor een advocaat niet kunnen betalen valt onder de rechtsbijstand regeling en daarmee onder de verantwoordelijkheid van de overheid. Er zijn al lang onderhandelingen gaande omtrent de Salduz financiering. Men was hier al mee bezig voordat de wet in werking was getreden. De financiering van kosteloze rechtsbijstand geschiedt volgens een puntensysteem. Elk punt vertegenwoordigt een bepaalde prestatie. Voor de prestaties in het kader van Salduz zijn bepaalde punten afgesproken. Elk punt wordt vergoed met een zeker bedrag, maar de hoogte van dat bedrag wordt pas een jaar later bekend. Het Ministerie van Justitie voorziet een vast budget, een zogenaamde gesloten envelop. De Balie bepaalt zelf hoeveel punten per verrichte prestatie worden gegeven en hoe de gesloten envelop intern wordt verdeeld. Het ter beschikking gestelde budget van het Ministerie wordt gedeeld door het aantal prestaties dat het voorafgaande jaar is verricht door advocaten. De uitkomst van deze deling bepaalt de waarde van een punt (zie tabel 2). De waarde van het punt daalt dus rechtevenredig met de toename van het beroep dat wordt gedaan op de rechtsbijstand. Men vreest dat het Ministerie van Justitie niet voldoende geld zal hebben om met de bijkomende Salduz prestaties in voldoende vergoeding voor advocaten te voorzien.
36 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Op 26 april van dit jaar is er een bespreking geweest aangaande de vergoeding van de advocaten voor hun werk in de Salduz wetgeving. Voor de prestaties van 2012 is een voorlopig budget goedgekeurd van €3.500.000, wat gepresteerd en afgesloten is voor 30 juni 2012 zal binnen de maand daaropvolgend betaald worden. Dit budget is voorlopig goedgekeurd en is nog niet vastgelegd in een ministerieel besluit. Tot op heden is echter nog geen enkele vergoeding uitbetaald. De hoop is dat vanaf 1 september 2012 de definitieve punten van Salduz van toepassing zullen zijn. Tabel 2 Vergoedingen Prestatie
Punten (1 punt is ongeveer €25)
Bijstand verhoor/ondervraging
2
Navolgende bijstand verhoor/ondervraging
2
Telefonisch vertrouwelijk consult
1
Vertrouwelijk consult ter plaatse
2
Plaatsbezoek met oog op reconstructie feiten
4
Verplaatsing in het kader van Salduz
Vergoed a rato van 0.5 punt per volledige schijf van 20 km te rekenen vanaf het kantoor
Nacht
+2
Weekend en feestdagen
+1
3.5.3 Training advocaten In Antwerpen is sinds maart 2011 een theoretische en een praktische opleiding voor advocaten die werken als raadsman bij politieverhoren. Deze cursus wordt betaald door de Orde van Advocaten. Het theoretische gedeelte omvat de uitleg van de Salduz-wetgeving en de gedragscode. In het praktische gedeelte wordt door middel van rollenspellen geoefend met de situatie van een voorafgaande consultatie, het verhoor bij de politie en de voorgeleiding bij de onderzoeksrechter. Deze opleiding is verplicht voor stagiaires die de sectie strafrecht doen. Voor geoefende advocaten is het niet verplicht, maar er wordt wel op aangedrongen. Zolang er geen definitieve vergoeding is vastgesteld voor de Salduz-bijstand, is het echter moeilijk om advocaten een cursus te verplichten. Er zijn gesprekken gaande om in de toekomst samen met de politie rollenspelen te organiseren. Een dergelijke samenwerking kan ook de praktijk vooruit helpen.
3.6 Effect van de raadsman bij het politieverhoor op de strafrechtketen De wet raadsman bij politieverhoor is in België pas op 1 januari 2012 in werking getreden. Dit betekent dat, op dit moment, de effecten op de rest van de strafrechtketen nog onbekend zijn. Op basis van de huidige gegevens kan hier wel een inschatting van gemaakt worden, maar dit is allemaal uiterst speculatief. Het is wel duidelijk dat een aantal zaken voor problemen zal gaan zorgen. Zo zijn op dit moment niet genoeg advocaten beschikbaar om alle verdachten bij te staan. Wanneer er een verhoor zonder advocaat plaatsvindt, terwijl de verdachte hier wel om gevraagd heeft kan dit voor problemen zorgen als de zaak eenmaal voorkomt. Zoals eerder vermeld worden de verschillende onderdelen van de wet in verschillende regio’s anders geïnterpreteerd. Dit kan ook voor moeilijkheden zorgen in de rechtszaal, bijvoorbeeld wanneer een verdachte van een misdrijf in regio A tot categorie III wordt gerekend, terwijl bij een vergelijkbaar geval in regio B de verdachte tot categorie IV behoort.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 37
3.6.1 Zwijgrecht Vooraf was men bang dat een verdachte, door de aanwezigheid van een advocaat, vaker beroep zou doen op het zwijgrecht. In de politiezone GAOZ is slechts in vijf van de 89 gevallen een beroep gedaan op het zwijgrecht. Men heeft niet het idee dat in de rest van België veel vaker een beroep wordt gedaan op het zwijgrecht. Iemand die echt van plan is om te zwijgen die zal dat doen, of hij nou wel of geen bijstand heeft van een advocaat. In veel gevallen wordt het zwijgrecht misschien zelfs minder toegepast, omdat een advocaat een verdachte erop kan wijzen dat het niet afleggen van een verklaring hem ook de kans afneemt om zijn kant van het verhaal toe te lichten. In bepaalde gevallen kan een advocaat een verdachte ook wijzen op de onzinnigheid van een voorgenomen verklaring. 3.6.2 Doorrechercheren Voorafgaand aan de regelgeving omtrent de raadsman bij het politieverhoor had het verhoor zelf een belangrijkere rol in de verzameling van bewijs tegen de verdachte. De politie probeerde vaak om snel een resultaat te boeken door een verdachte te overtuigen tot een bekentenis over te gaan of een verdachte klem te zetten tijdens het eerste verhoor. Door de nieuwe wetgeving is de politie zich minder gaan concentreren op het verhoor. Advocaten merken dat de politie zich meer gaat concentreren op andere bewijzen. Ook de politie geeft aan meer gestructureerd te werk te gaan en meer in te zetten op het sporenonderzoek om op die manier bewijs te verzamelen. Zo heeft men in politiezone GAOZ twee extra mensen aangesteld die zich bezig houden met dit sporenonderzoek, met waarheidsvinding als doel. Met een gedegen spooronderzoek kan de politie vervolgens ook beter voorbereid een verhoor ingaan, hetgeen ook de waarheidsvinding kan stimuleren. Welk effect dit in de rechtszaal zal hebben, is nog niet bekend. Verwacht wordt dat dit positief zal zijn.
3.7 De kansen en knelpunten van het systeem 3.7.1 Kansen De wet raadsman bij politieverhoor biedt zeker kansen, die zowel door de politie als de advocatuur worden erkend. Vanuit de advocatuur werd er voorheen regelmatig geklaagd over het gedrag van politieambtenaren in de verhoorruimte, wanneer zij achteraf de verhalen van hun cliënten hoorden. Men sprak bijvoorbeeld over ongeoorloofde druk en het gebruik van geweld door de politie. Door de aanwezigheid van de raadsman bij verhoor is dit minder geworden. Omdat politie en advocatuur elkaar nu regelmatig treffen is er daarnaast meer begrip ontstaan voor het werk van de andere partij. Men krijgt oog voor het vakgebied van de ander en hierdoor begrijpt men elkaar beter en weet men elkaar ook makkelijker te vinden. Zoals hierboven vermeld, wordt ook het doorrechercheren als een succes van de nieuwe regelgeving beschouwd. Er treedt langzamerhand een verandering van de recherchecultuur op, waarbij meer aandacht wordt besteed aan het verzamelen van alternatieve bewijzen naast de verkregen informatie tijdens het verhoor. Ook door de politie wordt dit als een kans gezien. Tevens is de mogelijkheid van de raadsman om te interveniëren tijdens het verhoor een voordeel. Zoals eerder vermeld komt dit zowel de kwaliteit van het verhoor als de kwaliteit van het proces-verbaal ten goede. Deze kansen kunnen er gezamenlijk voor zorgen dat de positie van verdachte beter wordt gewaarborgd. Dit alles zou ervoor moeten zorgen dat de invoering van de raadsman bij politieverhoor ook een positief effect heeft op de rest van de strafrechtketen. Dit is echter wel afhankelijk van de mogelijkheid de huidige knelpunten die het systeem kent op te lossen. 3.7.2 Knelpunten Het systeem zoals het nu in België is geïmplementeerd en in de praktijk wordt uitgevoerd, kent enkele belangrijke knelpunten. Hieronder wordt een aantal belangrijke knelpunten uitgelicht, die bestaan naast eerder genoemde problemen en bezwaren die zowel door politie als advocatuur geuit zijn en waar men in de praktijk tegenaan loopt.
38 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Ten eerste is de financiering een groot probleem. Zowel de initiële kosten als de structurele kosten zijn hoog, en de vraag is of dit alles opweegt tegen de voordelen. Hieruit volgt dat er snel een oplossing gevonden moet worden voor de betaling van de vergoeding van de advocaten. Op dit moment zijn er niet altijd voldoende advocaten om aan de vraag te voldoen. Dit heeft voor een groot deel te maken met het feit dat, hoewel het systeem werkt, er lange tijd onzekerheid was over de vergoeding. Als gevolg van onduidelijkheid over de hoogte van de prestatievergoeding nemen de Waalse en de Franstalige Brusselse advocaten sinds 1 april 2012 niet meer deel aan het systeem. Verdachten in Wallonië kunnen dus geen beroep meer doen op een advocaat van de permanentiedienst. In de praktijk moet de politie nog wel steeds in het webapplicatiesysteem aangeven dat een verdachte aanspraak maakt op bijstand door een advocaat. Vervolgens moet twee uur op een advocaat gewacht worden, terwijl men al weet dat er geen advocaten beschikbaar zijn. Alleen bij zeer dringende zaken wordt door Vlaamse advocaten bijstand verleend in het kader van Salduz. In Vlaanderen wordt voorlopig nog niet gestaakt. Het aantal gevallen waarin geen advocaat kan worden gevonden begint echter wel toe te nemen. Dat wijst op afgenomen enthousiasme van advocaten om bijstand in het kader van Salduz te verlenen. Een tweede knelpunt betreft de administratieve lasten. Deze lasten zijn volgens de politie absoluut toegenomen. Exacte cijfers zijn lastig te geven, maar per zaak wordt nu langer gehandeld door de recherche binnen categorie IV. Het kost effectief meer tijd. In de twee uur dat de politie op de advocaat moet wachten kunnen eventueel andere voorbereidingen getroffen worden. Bij een simpel misdrijf valt er echter niet altijd veel te plannen. Daarnaast moet er continu personeel beschikbaar zijn, voor een eventueel verhoor dat valt binnen de nieuwe wet. Deze politiemensen kunnen dus niet ‘op straat’ worden ingezet. Een derde probleem waar men momenteel mee kampt, is dat er tientallen plekken zijn waar een verhoor kan plaatsvinden. Al deze locaties moeten logistiek in orde worden gemaakt om te voldoen aan de nieuwe regels. Mogelijk kan dit in de toekomst worden opgelost door verhoorlocaties te centraliseren, zodat kosten en logistiek worden bespaard. Een idee hierbij is ook dat op een dergelijke centrale locatie dagelijks een advocaat aanwezig zou kunnen zijn die beschikbaar is voor consultaties en eventuele bijstand tijdens het verhoor. Ook andere logistieke problemen, zoals onvoldoende cel accommodatie en speciale verhoorruimtes, kunnen in de toekomst wellicht praktischer georganiseerd worden. 3.7.3 De toekomst van de raadsman bij politieverhoor in België Hoewel de Salduz-wetgeving kansen oplevert, heerst de vraag of deze positieve punten niet op een andere manier behaald kunnen worden. Zowel de advocatuur als de politie geeft aan dat een audiovisuele registratie van alle verhoren in vele gevallen uitkomst kan bieden. De advocaat kan dan altijd een verhoor terugkijken om vast te stellen of er geen ongeoorloofde druk heeft plaatsgevonden. Tele-horen zou in bepaalde gevallen ook een oplossing kunnen zijn. Een probleem hierbij is wel dat de advocaat op voorhand niet kan inschatten of de verdachte eventueel zonder advocaat een verhoor kan doorstaan. Dat hangt ook af van de begaafdheid van de cliënt en de zwaarwichtigheid van de feiten. Dat is moeilijk telefonisch of op afstand in te schatten. De evaluatie in België zal moeten worden afgewacht om te bezien of de raadsman bij het politieverhoor praktisch haalbaar is in het huidige systeem. Verschillende respondenten geven aan dat de termijn van 24 uur waarin een zaak moet worden voorgeleid aan de rechter wellicht verlengd moet worden om ook in de toekomst te kunnen voldoen aan de Europese regelgeving rondom Salduz. Maar het is nog maar de vraag of dit gaat gebeuren, die discussie is namelijk al eerder gevoerd, maar heeft nog nooit tot een verandering van de wet gezorgd. Daarnaast is de Balie naar het Grondwettelijk Hof gestapt, omdat de Balie vindt dat de Salduz wetgeving niet ver genoeg gaat. Momenteel lopen er in totaal drie procedures voor het Grondwettelijk Hof en één voor de Raad van State voor een aanpassing van de omzendbrief van het College van Procureurs-generaal. De Balie protesteert bij het Grondwettelijk Hof onder meer tegen de ‘bloempotfunctie’ die advocaten tijdens een verhoor vaak toebedeeld krijgen. Hun aanwezigheid bij het verhoor wordt getolereerd, maar voor de advocaat is meestal enkel een passieve rol weggelegd, ze mogen erbij zitten en zwijgen. Wat de gevolgen van deze procedures zullen zijn, is op dit moment nog niet duidelijk.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 39
3.8 Conclusie werkbezoek België De wet Raadsman bij politieverhoor is in België begin 2012 in werking getreden. Het proces om te komen tot de wet is uitgebreid geweest, er is dan ook meer dan voldoende aandacht besteed aan het horen van de verschillende betrokken partijen. Er is echter te weinig aandacht besteed aan de praktische problemen rondom de inwerkingtreding. Voor Nederland zou het dan ook aan te raden zijn op voorhand uitgebreid stil te staan bij diverse praktische problemen die zich voor kunnen doen, waarbij het van belang is te kijken naar bijkomende kosten en verantwoordelijkheden. Hierbij valt te denken aan vergoedingen van de advocatuur, trainingen voor zowel advocaten als politiemensen, logistiek en accommodatie. Een sterk punt van het proces in België is dat men, al voor de inwerkingtreding van de wet, is begonnen met evalueren. Vanaf de eerste dag zijn diverse cijfers bijgehouden. Op grond hiervan kunnen nu langzaam conclusies worden getrokken, waarmee de Salduzwet hopelijk nog beter gemaakt kan worden. Als advies wordt ook meegegeven dat het van belang is dat de verschillende partijen met hun vragen ergens terecht kunnen. Het opzetten van een meldpunt zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. Concluderend kan gesteld worden dat verschillende partijen, waaronder advocatuur en politie, niet tegen de raadsman bij politieverhoor zijn en dat de theoretische kant van de nieuwe wetgeving wordt geaccepteerd. In de praktijk zijn er echter dusdanig veel problemen met de uitvoering van de wet dat er nog een hoop moet gebeuren voordat het een succes kan zijn. Successen en kansen zijn er zeker, maar knelpunten lijken nog de overhand te hebben.
40 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 41
4. Praktijkonderzoek Denemarken
42 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
4.1 Introductie 4.1.1 Karakteristieken van het Deense Strafproces Het Deense strafproces verschilt aanzienlijk van het Nederlandse strafproces. Voordat een verdachte officieel wordt beschuldigd, vindt er een onderzoek plaats. Het is mogelijk dat de verdachte tijdens het onderzoek alleen contact heeft met de rechtsbijstandverlener. Deze beperkingen legt de rechter of de politie op. Direct na de arrestatie kunnen voor het gerechtelijk vooronderzoek diverse verhoren plaatsvinden. Vanaf het eerste verhoor is er een recht op rechtsbijstand en een tolk. Elk verhoor wordt in een verslag vastgelegd. Het verslag is een bestanddeel van het strafdossier en kan gebruikt worden als bewijsmateriaal voor de rechtszaak. Hieronder volgt een samenvatting van de gebruikelijke fasen van het strafproces: • De politie onderzoekt alle strafzaken. Hieronder valt ook het ondervragen van verdachten, slachtoffers en getuigen. • Als de politie vermoedt dat de verdachte een misdrijf heeft gepleegd, wordt deze in staat van beschuldiging gesteld. Zodra de verdachte in staat van beschuldiging is gesteld, heeft deze bepaalde fundamentele rechten, bijvoorbeeld het recht op juridisch advies bij ernstige zaken. • De politie besluit om de verdachte al dan niet aan te houden. • Als de verdachte een ernstig misdrijf heeft gepleegd, kan deze, nadat de zaak aan de rechter is voorgelegd, in bewaring worden gesteld terwijl de zaak wordt onderzocht. • Zodra het onderzoek is afgerond, wordt de zaak doorgestuurd naar het openbaar ministerie, dat beslist of het van vervolging afziet of de zaak laat voorkomen. • Als het openbaar ministerie besluit de zaak verder te vervolgen, kan dat door het voorstel een boete op te leggen, een tenlastelegging of een verzoek tot dagvaarding. • Strafzaken komen voor in de districtsrechtbanken als rechtbanken van eerste aanleg. Het aantal rechters hangt af van de ernst van de zaak en van de omstandigheid of de verdachte al dan niet schuld bekent. • De verdachte kan gewoonlijk hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechter bij de hoge rechtbank. Hij kan een verzoek indienen voor een revisie van zijn zaak of hoger beroep instellen tegen de uitspraak. • De verdachte heeft recht op schadevergoeding wegens vrijheidsberoving indien de procedure tegen de verdachte wordt ingetrokken of hij wordt vrijgesproken. De regels met betrekking tot het strafrechtproces, met inbegrip van het politieonderzoek, de procesvoorbereiding door het openbaar ministerie en het proces zelf zijn neergelegd in de Deense wet op de rechterlijke organisatie50. In het kader van het Verdrag van Lissabon51 heeft Denemarken zich laten uitsluiten van de EU-samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, en neemt het dus niet op dezelfde wijze deel aan deze samenwerking als de andere lidstaten. Dat betekent dat in ieder afzonderlijk geval moet worden nagegaan of bepaalde EU-wetgeving op Denemarken van toepassing is. 4.2.2 Respondenten In Denemarken zijn bezoeken afgelegd bij politie, Openbaar Ministerie en advocatuur. Er is niet gesproken met een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie, omdat in Denemarken de wet raadsman bij politieverhoor al decennia geleden is aangenomen. Bij de politie is het hoofdbureau in Kopenhagen bezocht, waarbij is gesproken met het hoofd afdeling georganiseerde misdaad en het plaatsvervangend hoofd afdeling georganiseerde misdaad. Denemarken heeft sinds 2007 één (nationale) politieorganisatie, welke is onderverdeeld in twaalf niet-autonome districten en vierenvijftig korpsen. Ook is het (interne) organisatieonderscheid tussen uniformdienst en recherche opgeheven. Op Kopenhagen en Bornholm na hebben de districten nagenoeg een gelijke omvang in aantal fte’s. Hoewel de politie feitelijk is ingeweven in velerlei maatschappelijke verbanden, is er formeel geen gezagsrelatie tussen het lokale openbaar bestuur en de politie. Vooral burgemeesters van kleinere gemeenten hebben nauwelijks gezag over de politie. Sinds 2007 bestaat wel een districtsraad, bestaande uit 50 51
Lov om RettensPleje – Retsplejeloven, 1916 Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ondertekend te Lissabon, 13 december 2007 (2007/C 306/01)
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 43
de politiedirecteur en de burgemeesters van het district. De formele verantwoordelijkheid voor deze districtsraden is belegd bij de politiedirecteur, die ook voorzitter is. De politie staat onder toezicht van de minister van Justitie. Voor zover het de handhaving van de openbare orde betreft is de Rigspolitichef– de rijkspolitiechef – verantwoordelijk. Hij oefent toezicht uit op de politiekorpsen en kan daartoe algemene richtlijnen uitvaardigen. Hij heeft echter niet het recht in concrete gevallen in te grijpen, tenzij hij daartoe een uitdrukkelijke machtiging krijgt van de minister van Justitie. In de praktijk betekent dit dat de korpschefs in belangrijke mate op autonome wijze het beleid van hun korpsen bepalen. De korpschef verenigt twee functies in zich: hij geeft zowel leiding aan de politieorganisatie (§ 114 lid 1 Rpl.) als leiding aan de politieaanklagers belast met de vervolging van strafbare feiten, waarvoor de rechtbank in eerste aanleg bevoegd is. De politimesteris dus korpschef en hoofd van de politieaanklagers. Vanwege deze dubbelfunctie is hij altijd een universitair gevormd jurist. Bij het openbaar ministerie is gesproken met een van de aanklagers van het OM in Kopenhagen. De Deense politie en het Openbaar Ministerie werken nauw samen. Het Deense OM bestaat uit een procureur-generaal, een aantal regionale officieren van justitie en op het lokale niveau uit 12 commissarissen. De lokale commissarissen zijn in taak verweven met de politie en zijn verantwoordelijk voor de opsporing. Het Openbaar Ministerie stuurt niet mee, maar is grotendeels onderdeel (organisatorisch, maar niet arbeidsrechtelijk) van de politie, met uitzondering van de vervolging van zware criminaliteit. De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor de hele justitiële kolom. Voor de advocatuur is gesproken met een partner van advocatenkantoor Horten in Kopenhagen. Betreffende persoon is regulier werkzaam op het gebied van economische criminaliteit (fraude) en heeft jarenlange ervaring op het gebied van strafrecht. Daarnaast is hij betrokken geweest bij het werken aan de EU-richtlijn op het gebied van aanwezigheid van de raadsman bij verhoor en voor ons interview naar voren geschoven door het Deense strafrechtcomité. Om de titel ‘advocaat’ te mogen dragen, moet men zijn toegetreden tot de orde van advocaten. Het Deense Advokatsamfundet (orde van advocaten) wordt in de wet gezien als een officiële autoriteit in het Deense juridische systeem (AJA § 143). Het Advocatsamfundet is echter wel volledig afhankelijk van de staat. De belangrijkste taken van deze orde zijn het waarborgen van de onafhankelijkheid en de integriteit van advocaten, en het op niveau houden van de kennis en kunde van advocaten.
4.2 Raadsman bij politieverhoor – wetgeving 4.2.1 De totstandkoming van de wet in Denemarken Sinds ruim 40 jaar is het recht op een raadsman tijdens politieverhoor opgenomen in de Deense Administration of Justice Act (AJA). Vrijwel alle onderdelen uit het EU voorstel zijn reeds opgenomen in de Deense wet. Wanneer het voorstel wordt aangenomen in de huidige vorm, behoeft de Deense wetgeving geen aanpassingen. 4.2.2 Formele grondslag van de raadsman bij politieverhoor De belangrijkste onderdelen van het EU voorstel worden gedekt in boek 4, hoofdstuk 67: Algemene regels voor onderzoek en hoofdstuk 68: verhoor en speciale onderzoeksmethoden. Drie paragrafen zijn in het bijzonder van belang voor het EU voorstel. De verdedigende raadsman heeft recht op toegang tot politieverhoor en het recht om aanvullende vragen te stellen tijdens dit verhoor. De raadsman zal, wanneer hij hier om verzoekt, op de hoogte worden gesteld van de verhoormomenten. Wanneer de verdachte wordt vastgehouden of wanneer er besloten is tot het plaatsen van deze verdachte in isolatie, dan mag de verdachte niet worden ondervraagd zonder de aanwezigheid van een raadsman, behalve wanneer zowel de verdachte als de raadsman hiermee instemmen (AJA § 745 c). Wanneer er sprake is van een verhoor, confrontatie, het tonen van foto’s of andere onderzoeksstrategieën van gelijke strekking, dan kan worden verondersteld dat deze als bewijs zullen worden gebruikt tijdens de zitting. In deze gevallen is de politie verplicht om de verdedigende raadsman hiervan op voorhand op de 44 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
hoogte te stellen, zodat deze hierbij aanwezig kan zijn. De verdedigende raadsman mag suggesties geven betreffende de manier waarop de betreffende onderzoeksstrategie wordt uitgevoerd. De opmerkingen van de verdedigende advocaat zullen worden opgenomen in het proces-verbaal. Wanneer de raadsman niet aanwezig kan zijn, of wanneer het niet mogelijk blijkt de raadsman op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen, mogen alleen die onderzoeksstrategieën worden uitgevoerd, welke niet kunnen worden uitgesteld. Bij afwezigheid van een raadsman zal deze zo snel mogelijk op de hoogte worden gesteld van de ontwikkelingen (AJA § 745 d, lid 1). Tijdens het verhoren van een minderjarige verdachte door politie, en wanneer dit verhoor wordt opgenomen middels video, wordt verondersteld dat dit als bewijs kan worden gebruikt tijdens de rechtszitting. De verdedigende raadsman moet daarom aanwezig zijn tijdens het videoverhoor (AJA § 745 e, lid 1). In figuur 2 wordt versimpeld weergegeven hoe het systeem omtrent de raadsman bij politieverhoor in Denemarken werkt.
Verdachte met uitzicht op gevangenisstraf
Verdachte wil afstand doen van recht op bijstand (alleen mogelijk voor meerderjarige verdachten)
Verdacht wil geen afstand doen van recht op bijstand
Verhoor begint
Advocaat wordt opgeroepen. De advocaat dient aanwezig te zijn voor voorgeleiding aan de rechter plaatsvindt
Vooroverleg advocaat-verdachte. Hieraan is geen tijdslimiet verbonden.
Verhoor begint
Eventueel tussentijds overleg advocaatverdachte. Hieraan zijn geen limieten verbonden.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 45
Wie heeft er recht op een raadsman bij politieverhoor?
In Denemarken kan een verdachte een door de rechtbank toegewezen raadsman ontvangen wanneer de aanklacht, waarvan hij verdacht wordt, kan leiden tot een vrijheidsbenemende straf, of wanneer andere rechten worden aangetast. Bij lichte vergrijpen (boetes) en zaken zonder vooruitzicht een vrijheidsbenemende straf, krijgt men geen raadsman toegewezen. In deze gevallen kan een verdachte wel zelf kiezen voor een advocaat en zijn de kosten hiervan voor eigen rekening. In uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van het recht op een raadsman bij politieverhoor. Rechten van de verdachte
De politie is door de wet verplicht om bij aanhouding of ten minste voor het politieverhoor de verdachte te informeren over de aanklacht, het recht van de verdachte om te zwijgen en het recht op een raadsman. Een verdachte mag in alle gevallen afzien van het recht op de raadsman voorafgaand en tijdens politieverhoor. Daarnaast heeft de verdachte recht op een tolk, wanneer hij de taal onvoldoende machtig is. Nadat de verdachte op zijn rechten is gewezen, mag de politie de verdachte ondervragen om de identiteit van de verdachte vast te stellen. Wanneer de verdachte bereid is om vragen te beantwoorden over de ten laste gelegde misdaad, dan mag de politie de verdachte hierover bevragen, ongeacht de rechten van de verdachte. De politie dient contact op te nemen met een gekozen, dan wel toegewezen raadsman. De verdachte heeft het recht om in de eerste fase van het onderzoek een raadsman weigeren. Hieraan zijn geen procedures verbonden en de verdachte behoudt het recht op een raadsman en kan, indien gewenst, later alsnog aanspraak op dit recht. De politie is verplicht te wachten met de aanvang van het verhoor tot de raadsman aanwezig is. Hiervan kan worden afgeweken wanneer de verdachte hiermee instemt of wanneer het onderzoek van dergelijke relevantie is dat het niet kan worden vertraagd. Hierbij gaat het om zaken betreffende nationale veiligheid of het leven van een derde (AJA § 729 c). Het recht op rechtsbijstand is in Denemarken niet verbonden met de financiële positie van de verdachte. Hierdoor kan het voorkomen dat een verdachte, die in staat is een eigen advocaat te financieren, naast een eigen advocaat ook aanspraak maakt op een door de rechtbank toegewezen advocaat en zich door beide laat vertegenwoordigen. Aanwezigheid van een raadsman
Een verdachte dient binnen 24 uur te worden voorgeleid aan de rechtbank of te worden vrijgelaten. Binnen deze periode moet de raadsman zich melden bij het politiebureau. Kleine vergrijpen ontvangen geen rechtsbijstand. Het Deense systeem verplicht de verdachte echter wel tot de aanwezigheid van een raadsman, wanneer een zaak tot een daadwerkelijke rechtszitting komt. In Denemarken wordt gebruik gemaakt van een lijst van advocaten, die zich vrijwillig hebben opgegeven tot het leveren van deze vorm van rechtsbijstand. Het is geen verplichting een advocaat te zijn in het strafrecht; iedere advocaat kan zich hiervoor beschikbaar stellen. De advocaten, die zich voor deze dienst kunnen aanmelden, dienen ten minste 4 jaar werkzaam te zijn als advocaat. Op het moment zijn in het district Kopenhagen ruim 90 advocaten aangewezen. In de praktijk zijn het vaak meer ervaren, oudere advocaten, die zich inzetten voor deze dienst. De Denen hopen dat in de toekomst ook de jongere advocaten hun weg weten te vinden naar deze dienst. De raadsmannen op de lijst zijn elk gedurende een bepaalde periode ingeroosterd, om hun dienst te leveren. Er moet 24 uur per dag iemand beschikbaar zijn, maar wegens het ontbreken van een tijdslimiet in het Deense systeem, wordt er zelden ’s avonds of ’s nachts advocaten benaderd. De politie en de rechtbank hebben de beschikking over een kopie van de lijst waarop zij naast individuele details van de advocaten ook kunnen zien wie er dienst heeft. De advocaten worden per telefoon benaderd. Minderjarigen en andere kwetsbare personen
Als de verdachten onder de 18 jaar en dus minderjarig zijn, hebben zij recht op de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon. Dat kan één of beide ouders zijn, maar ook een afgevaardigde van een (betrokken) sociale zekerheidsinstantie. Er bestaan geen vastgelegde regels voor de omgang met kwetsbare verdachten zoals alcohol- en drugsverslaafden. De politie dient in ieder geval een inschatting te maken van de toestand van de verdachte en of deze in de staat verkeert waarin een verhoor mogelijk is. Indien dit niet het geval is, door bijvoorbeeld overmatig alcoholgebruik, kan worden besloten om de verdachte vast te houden tot het moment dat deze 46 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
wel in staat is om aan een verhoor te worden onderworpen. Als het noodzakelijk is roept de politie medische hulp in.
4.3 Raadsman bij politieverhoor – praktijk 4.3.1 Aanwezigheid en kwaliteit van de raadsman Op het moment dat een verdachte wordt aangehouden wordt deze op zijn of haar rechten gewezen, waaronder het recht tot zwijgen. Wanneer de verdachte echter toch besluit te praten alvorens de raadsman is gearriveerd, dan is deze verklaring toch rechtsgeldig. Van deze ‘vrije ruimte’ in het politieproces wordt in praktijk dankbaar gebruik gemaakt door betrokken agenten. Zo is de kans groot dat een onervaren verdachte in de tijd tussen arrestatie en aankomst op het bureau al de nodige informatie verstrekt die kan bijdragen aan het (snel) afronden van een zaak. Vanwege het ontbreken van een tijdslimiet is er altijd een raadsman beschikbaar. Als de verdachte geen eigen raadsman kiest wijst de staat er een aan van de eerder genoemde lijst. Er bestaan geen criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van deelnemende advocaten. Maar vanwege de jarenlange ervaring waarover de advocaten van de lijst beschikken wordt een goede kwaliteit grotendeels gewaarborgd. 4.3.2 Afstand doen van de raadsman In de praktijk komt het vaak voor dat men afziet van het recht op een raadsman, maar een groot aantal komt hier later weer op terug. In deze gevallen wordt er alsnog een advocaat benaderd door de politie.
4.4 Bevoegdheden van de raadsman theorie en praktijk 4.4.1 De plaats van de raadsman Er bestaan geen gestandaardiseerde gedragsregels die de plaats van de raadsman gedurende het verhoor beschrijven. De raadsman mag, naar eigen inzicht, zowel naast als achter de verdachte plaatsnemen. De raadsman mag ongelimiteerd overleggen met de verdachte, en aangezien het recht op privacy niet onderhevig mag zijn aan toezicht dient de politie de verhoorruimte te verlaten. Er wordt geen gebruik gemaakt van speciale, of enigszins afwijkende verhoorruimte. In veel gevallen is de verhoorruimte gelijk aan de werkplek van de betrokken rechercheur. 4.4.2 De rol van de raadsman Op grond van sectie 745 (c) van de Deense wet op de rechtelijke organisatie heeft de raadsman onvoorwaardelijk het recht om aanwezig te zijn gedurende het verhoor van de gedachte. Bij aankomst op het politiebureau mag de raadsman vrij praten met de cliënt (de consultatiefasie). Dit geldt zowel voor het verhoor door de politie als door de openbaar aanklager. Hieraan is geen tijdslimiet verbonden, maar in de praktijk is dit vaak een overleg van ongeveer 30 minuten. Het is mogelijk dat de consultatie, voorafgaand aan het politieverhoor, per telefoon geschied. Echter, telefonisch contact mag alleen plaatsvinden op verzoek van de verdachte. Politie mag het recht tot een raadsman niet op een dergelijke wijze beperken. In de praktijk komt een telefonisch consult zelden voor. Tijdens het politieverhoor heeft de raadsman een actieve rol en mag hij ongelimiteerd overleggen met de cliënt. De raadsman kan ook verzoeken tot een vertrouwelijk overleg. In dit geval verlaat de politie de verhoorruimte. Er zijn geen officiële gedragsregels voor de raadsman tijdens het politieverhoor. De enige beperking wordt gevormd door AJA § 752, lid 5, waarin staat dat de verdachte geen consultatie van de verdedigende raadsman of anderen mag ontvangen betreffende een direct antwoord op een gestelde vraag. Volgens de wet mag een raadsman dus niet interveniëren en adviseren, wanneer een vraag gesteld is. Tussen afzonderlijke vragen mag de raadsman wel interveniëren. Wanneer een raadsman toch intervenieert tijdens een vraag, zal hij een waarschuwing krijgen. Wanneer dit nogmaals gebeurt wordt het verhoor gestaakt. In de praktijk wordt vrijwel nooit een raadsman verwijderd uit het verhoor. De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 47
De aanwezigheid van een advocaat kan het verloop van het proces zowel versnellen als vertragen. De raadsman kan de verdachte aanraden om er het zwijgen toe te doen, dan wel om in zaken waarin het bewijsmateriaal overweldigend is direct een bekentenis af te leggen (zie effect op de rest van de strafketen). In praktijk blijkt de aanwezigheid van de advocaat vaak van positieve invloed op de bereidheid tot meewerken van de verdachte waardoor onnodige vertraging wordt voorkomen.
4.5 Financiering en verantwoordelijkheden Omdat de wet omtrent de raadsman bij politieverhoor al 40 jaar geleden is ingevoerd zijn de financiën goed geregeld en resteren alleen de structurele kosten. Wanneer een verdachte in aanmerking komt voor het recht op een raadsman en deze wordt toegewezen door de rechtbank, zal de staat alle onkosten van de raadsman betalen. Echter, wanneer de verdachte wordt veroordeeld, dan is de verdachte verplicht het volledige bedrag aan de staat terug te betalen. Wanneer een verdachte een eigen raadsman inschakelt, zijn alle kosten voor de verdachte. Een toegewezen raadsman ontvangt bij het aannemen van een zaak een uurtarief van DKK155052, wat neer komt op €208,55. Dit is ongeveer de helft van het gebruikelijke tarief van advocaten in Denemarken. Daarnaast kan de raadsman tijdens de zitting bij de rechtbank aangeven welke activiteiten noodzakelijk zijn geweest voor de voorbereiding van de zaak. Voorbeelden van deze activiteiten zijn: een bezoek aan de gevangenis, meerdere consultatiebijeenkomsten ter voorbereiding op de hoorzitting, speciale onderzoeksacties, werk op zon- en feestdagen, etc. Voor elk van deze activiteiten is een standaard vergoeding bepaald en de rechtbank zal tijdens zitting bepalen of deze worden uitgekeerd. In het geval er sprake is van significante vertraging(en), draait de staat op voor de bijbehorende kosten. Uitkering van de bedragen is afhankelijk van de noodzaak van de ondernomen activiteiten door de raadsman. Wanneer een raadsman kan verantwoorden aan de rechtbank wat hij heeft gedaan, dan krijgt hij het bedrag uitgekeerd. Wanneer een raadsman vaker dan noodzakelijk een activiteit heeft ondernomen, zal de rechtbank niet volledig uitkeren. Ook bij langdurige of zware zaken kan de raadsman een extra bedrag ontvangen en zal de rechtbank moeten bepalen of dit bedrag wordt uitgekeerd. Wanneer een raadsman niet tevreden is met het uitgekeerde bedrag, dan kan hij hierover in hoger beroep gaan, maar dit komt zelden voor. In Denemarken zijn advocaten tevreden over deze vergoeding, mede doordat veel advocaten die werkzaam zijn in het veld van het strafrecht niet zijn aangesloten bij een kantoor en hierdoor weinig administratieve lasten dragen bij het aannemen van een zaak.
4.6 Effect van de raadsman bij het politieverhoor op de strafrechtketen De aanwezigheid van een raadsman draagt bij aan een eerlijk proces en versterkt zowel de positie van de verdachte als van de politie. De verdachte is verzekerd van advies en weet zich door de aanwezigheid van de raadsman verzekerd van een rechtsgeldige behandeling. Wat betreft de politie kwam het in het verleden regelmatig voor dat agenten werden beschuldigd van het uitoefenen van ongeoorloofde druk gedurende het verhoor of het niet juist verwerken van de verkregen informatie in het proces-verbaal. Tegenwoordig komen dit soort claims minder voor of worden deze door de rechter verworpen doordat de raadsman aanwezig is geweest. Er is hierdoor geen reden meer om, tijdens het verhoor verkregen, bewijsmateriaal in twijfel te trekken. Uit gesprekken met zowel politie als OM bleek tevens dat de aanwezigheid van een raadsman tijdens verhoor ook een positief effect kan hebben op de kwaliteit van het proces-verbaal. Het vermoeden dat een verdachte door de aanwezigheid van een raadsman vaker beroep doet op het zwijgrecht blijkt ongegrond. Een raadsman kan er juist op aandringen dat de verdachte een snelle bekente-
52
Recommended fee rates, The Eastern Danish High Court
48 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
nis aflegt omwille van de omvang van de bewijslast. Daarnaast gaat er later in het proces geen tijd verloren aan het uitzoeken van juridische vraagstukken en worden er geen vraagtekens geplaatst bij het uiteindelijke proces-verbaal. Op deze wijze fungeert de aanwezigheid van een raadsman als een ‘smeermiddel’ wat het proces versnelt en versoepelt. Uiteraard kan de aanwezigheid van een raadsman ook tot vertraging leiden. Veelvuldig overleg tussen verdachte en advocaat, het adviseren tot zwijgen en het wachten op een advocaat in eerste instantie zijn hier voorbeelden van.
4.7 De kansen en knelpunten van het systeem 4.7.1 Kansen De Denen zien het systeem vooral als een systeem dat kansen biedt. De aanwezigheid van een raadsman draagt bij aan een eerlijk proces. Daarnaast heeft politie er veel profijt van en politie voelt zich niet beperkt door de aanwezigheid van de raadsman. De aanwezigheid van een raadsman tijdens het politieverhoor heeft de positie van de politie versterkt. In het verleden kwam het regelmatig voor dat agenten werden beschuldigd van ongeoorloofde druk of het niet juist verwerken van informatie in het proces-verbaal. Tegenwoordig komen dit soort claims minder voor of worden deze door de rechter verworpen doordat de raadsman aanwezig is geweest. Tevens kan de aanwezigheid van een raadsman tijdens een politieverhoor ook een positief effect te hebben voor de kwaliteit van het proces-verbaal. Ook binnen de advocatuur zijn ze positief over het systeem en de beloning. Advocaten weten van te voren welk bedrag zij ontvangen voor het aannemen van de zaak. Er bestaat geen onduidelijkheid over wat ze krijgen en wat er van ze verwacht wordt. Het OM ervaart de aanwezigheid van de raadsman bij het politieverhoor als positief. De raadsman heeft de mogelijkheid om in een vroeg stadium te onderhandelen en de zaak kleiner te maken. Hierdoor komt het soms al op het politiebureau tot een akkoord en gaat de zaak niet verder de strafrechtketen in. Dit bespaart een hoop tijd in de rechtbank, wat uiteindelijk ook goedkoper is. 4.7.2 Knelpunten In de gevallen waarin een verdachte geen eigen raadsman in de arm neemt (het overgrote deel), en er dus een toegewezen krijgt draait de staat tot de uitspraak van de rechtbank op voor de kosten. In het geval dat de verdachte wordt veroordeeld dient deze de kosten terug te betalen, waaronder de vergoeding voor de raadsman. In praktijk blijkt dat de Deense overheid slechts 20% van de gemaakte kosten kan terugvorderen. In alle andere gevallen blijken de veroordeelden niet in staat tot terugbetaling van de gemaakte kosten. Er is dus sprake van een grote discrepantie tussen wat de overheid uitgeeft en wat zij terug kan vorderen, resulterend in een grote kostenpost. Om dit knelpunt te verhelpen wordt in Denemarken op het moment gewerkt aan een nieuw systeem waarbij de kosten van de advocaat worden afgewogen tegen de straf die de verdachte heeft ontvangen en het inkomen van de verdachte. Op deze wijze hopen zij tot een regeling te komen waarin een verdachte binnen redelijk termijn het bedrag kan terugbetalen, dit om te voorkomen dat een verdachte zich gedwongen voelt tot nieuwe vormen van criminaliteit om het bedrag aan de staat terug te betalen. Een ander punt van aandacht betreft de vergoeding voor de raadsman. De raadsman weet dat de rechtbank de hoogte van de vergoeding bepaald, en dat deze vooraf grotendeels vaststaat. Hierdoor zal een raadsman niet snel geneigd zijn om extra arbeid te leveren omdat de hoeveelheid werk wel in overeenstemming moet zijn met de uiteindelijke vergoeding.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 49
4.8 Conclusie werkbezoek Denemarken Het recht op aanwezigheid van een raadsman tijdens het politieverhoor is al ruim 40 jaar geleden opgenomen in de Deense AJA. Hierdoor zijn eventuele kinderziekten al uit de toepassing van de regeling verdwenen en waren deze gedurende het bezoek aan Denemarken ook niet meer te achterhalen. De aanwezigheid van een raadsman wordt door de politie, de advocatuur en het OM als positief ervaren. De belangrijkste voordelen, het bevorderen van de rechtsgeldigheid van verkregen bewijsmateriaal en de garantie van een juiste behandeling voor de verdachte, wegen ruimschoots op tegen de nadelen. Het systeem met het hanteren van een lijst voor ervaren advocaten blijkt in praktijk, mede door het ontbreken van een tijdslimiet voor de aanwezigheid van de raadsman, goed te functioneren. Ook het ontbreken van strikte gedragsregels voor de rol en plaats van de raadsman tijdens verhoor blijkt van positieve invloed. De raadsman mag niet direct interveniëren, maar kan vanwege het ongelimiteerde recht op advies van waarde zijn voor en tijdens het verhoor. De geboden ruimte biedt de basis voor een goede samenwerking tussen de raadsman en de politie. Het enige minpunt betreffen de financiën. Het systeem kost de Deense overheid veel geld doordat een groot deel van veroordeelden niet in staat blijkt om de gemaakte kosten terug te betalen. Voor deze tekortkoming wordt momenteel aan een oplossing gewerkt. Vanuit de Deense context zijn een aantal aandachtspunten voor Nederland te herleiden. Zo is het van belang om helder te krijgen welke advocaten in aanmerking komen om verdachten bij te staan tijdens verhoor en welke termijn hieraan wordt verbonden. Zo is het de vraag of de advocaten aan bepaalde criteria moeten gaan voldoen, of dat er geen enkele restrictie geldt binnen de vakgroep. In Denemarken verschaft het systeem met de lijst veel duidelijkheid. Door geen strakke tijdslimiet te hanteren kan het proces weliswaar vertraging oplopen, maar lijkt de aanwezigheid van een advocaat (indien) gewenst gegarandeerd. Het belangrijkste punt van aandacht is de beheersing van de financiën. Wanneer de overheid tot aan de mogelijke veroordeling de kosten voor de raadsman op zich neemt, vallen er problemen te verwachten bij het terugvorderen. Het is zaak om voor een goede afstemming te zorgen tussen de financiële vergoeding voor de advocaat, de omvang van de zaak en de vermogenspositie van de verdachte.
50 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 51
5. Praktijkonderzoek Italië
52 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
5.1 Introductie 5.1.1 Karakteristieken van het Italiaanse strafproces Net als in Nederland speelt de officier van justitie een prominente rol in het strafproces. De officier is verantwoordelijk voor de opsporing en bepaalt of een onderzoek wordt gestart. De officier stuurt hierbij de politie aan. De politie heeft echter ook eigen bevoegdheden en kan bijvoorbeeld eigenstandig verdachten oproepen en horen. Italië kent een accusatoir systeem; de terechtzitting kenmerkt zich door de orale traditie, waarbij de aanklager de rechtbank dient te overtuigen van de schuld van de verdachte. Er is een plicht om de verdachte een letter of rights te overhandigen. Daarin zijn de rechten van de verdachte gedurende de juridische procedure opgenomen. Het verhoren van verdachten in het vooronderzoek mag niet plaatsvinden zonder aanwezigheid van een raadsman. De zwaarte van de zaak is irrelevant en geldt dus voor alle strafbare feiten, van winkeldiefstal tot moord. Indien de verdachte geen raadsman heeft zal de politie een advocaat toewijzen. Het recht om zichzelf te verdedigen – dus zonder bijstand van een advocaat – is in Italië niet erkend. Sterker nog, in artikel 24 lid 2 van de Grondwet is vastgelegd dat dit recht ontbreekt in alle fasen van de juridische procedures. Het is, anders dan in Nederland niet toegestaan afstand te doen van het recht op juridische bijstand. De kosten voor rechtsbijstand worden door de verdachte gedragen, tenzij het jaarlijks inkomen van de verdachte niet hoger is dan € 9.300,-. Er is geen overgangsregeling voor verdachten die net boven de inkomensgrens uit komen. Deze inkomensgrens is erg laag en heeft in de praktijk tot gevolg dat slechts weinig verdachten recht hebben op gefinancierde rechtsbijstand. Onderscheid moet worden gemaakt tussen staat gefinancierde bijstand en de toegewezen juridisch raadgever (duty council, aangewezen ex officio – door de politie zelve). Omdat juridische bijstand verplicht is wordt deze ‘duty council’ aangewezen indien de verdachte niet zelf een raadsman heeft gekozen. Deze advocaten worden gekozen uit een lijst. De advocaten die daar op staan hebben een speciale opleiding gehad bij de Orde van Advocaten. In de lijst zijn competenties opgenomen (strafrecht, jeugdrecht, immigratierecht etc.). Selectie vindt plaats middels een computer gestuurd koppelingssysteem. 5.1.2 Respondenten In Italië zijn bezoeken afgelegd aan het ministerie van Justitie, de politie, de advocatuur en het Openbaar Ministerie. Op het ministerie van Justitie is gesproken met twee medewerkers van de Directie Wetgevende en Internationale zaken van het Directoraat-Generaal Strafrecht. Het betroffen twee “magistrati”, waarvan één persoon intensief betrokken is geweest bij de onderhandelingen over de Europese richtlijn met betrekking tot het recht op een raadsman tijdens verhoor. Beiden hebben in het verleden jarenlang als officier van justitie gewerkt in verschillende delen van Italië. Naast het ministerie van Justitie, is het hoofdkwartier van de politie – net buiten Rome – bezocht. De Italiaanse politiemacht bestaat uit drie takken: de Polizia di Stato (de nationale politie), de Carabinieri (de militaire politie) en de Guardia di Financa (de financiële politie). De Polizia di Stato is een civiel korps onder het gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken, terwijl de Carabinieri en de Guardia di Financa korpsen zijn onder het gezag van respectievelijk het ministerie van Defensie en het ministerie van Financiën. Bij deze afspraak waren de drie takken vertegenwoordigd. Er heeft tevens een gesprek plaatsgevonden met een advocate. Deze strafrechtadvocate heeft een eigen praktijk in Rome. Zij heeft jarenlange ervaring in het strafrecht en zodoende ook met het recht op een raadsman bij verhoor. Ten slotte is gesproken met een officier van justitie. Hoewel nu werkzaam in Rome, heeft deze officier van justitie op verschillende plekken in Italië als officier van justitie gewerkt.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 53
5.2 Raadsman bij politieverhoor – wetgeving Het recht op een raadsman bij politieverhoor is in Italië historisch ingebed en aanwezig sinds de jaren ’60. De historische erfenis van het fascistische regime heeft gezorgd voor een rechtstraditie waarbij voorzien wordt in bescherming van de burger tegen de staat. Artikel 24 lid 2 van de Italiaanse Grondwet beschermt het recht op een advocaat, het recht op een effectieve verdediging en het recht van de verdachte om snel op de hoogte te worden gesteld van de aanklacht. Zoals reeds aangegeven, is dit recht op een advocaat van toepassing op alle misdrijven; van winkeldiefstal tot moord. Er zijn geen uitzonderingen voor terreurverdachten. Hoe serieuzer het misdrijf, hoe belangrijker het is dat de raadsman aanwezig is bij het verhoor. Het idee van de wetgever hierbij is dat de verdachte niet in een ruimte met de politie hoeft te verblijven zonder advocaat. Omdat de aanwezigheid van een raadsman verplicht wordt gesteld, krijgt de verdachte een raadsman toegewezen als deze er geen van eigen keuze heeft. 5.2.1 De totstandkoming van de wet in Italië In het oude Wetboek van Strafvordering uit 1930 waren de rechten van de verdediging zeer beperkt. Tijdens de in drie delen opgesplitste preliminaire fase was de aanwezigheid van een advocaat niet voorzien. De advocaat mocht alleen bij de terechtzitting aanwezig zijn. De naoorlogse Italiaanse Grondwet uit 1948 gaf podium aan een nieuwe stroming in het strafrecht waarin meer aandacht werd gevraagd voor de bescherming van de rechten van de verdachte. Deze paradigmaverschuiving heeft de rechten van de verdachte onder meer verruimd door de aanwezigheid van een raadsman toe te staan bij handelingen van de onderzoeksrechter. Omstreeks 1955 kwam er een wet die toestond dat de advocaat bij de tweede en derde onderzoeksfase aanwezig mocht zijn, maar niet bij de eerste fase. Dit had tot gevolg dat de eerste fase zo ver mogelijk werd opgerekt. Er werden ten onrechte onderzoekshandelingen in deze preliminary instructory uitgevoerd, omdat de verdachte daarbij de minste rechten toekwamen. Zo kon er verhoord worden zonder raadsman. In de jaren ‘60 waren er vele voorstellen tot hervorming op het gebied van de aanwezigheid van de raadsman bij verhoor. Uiteindelijk is de kwestie opgelost door het Constitutionele Hof, die de beperkte rechten van de verdachte in de eerste onderzoeksfase heeft getoetst aan de absolute rechten van de verdachte zoals deze zijn neergelegd in Artikel 24 van de Grondwet. Het Constitutionele Hof besloot dat de afwezigheid van een advocaat tijdens het verhoor van de politie of de officier van justitie ongrondwettig was. Door deze uitspraak is het recht van aanwezigheid van de raadsman nog onder het (voormalige) inquisitoire systeem in elke fase van het strafproces erkend. Na een rigoureuze herziening van de wet heeft Italië in 1988 een nieuw Wetboek van Strafvordering gekregen. 5.2.2 Formele grondslag van de raadsman bij politieverhoor Het recht op een raadsman bij verhoor is gecodificeerd in de Italiaanse Constitutie en het nieuwe Wetboek van Strafvordering (WvSv) van 1988. Artikel 24 lid 2 van de Grondwet verklaart het recht op verdediging in elk stadium en elke fase van de strafprocedure als onschendbaar. Het recht op een advocaat is van toepassing zodra een persoon als verdachte is aangemerkt. Daarvan is volgens artikel 220 WvSv sprake vanaf het moment dat elementen van een misdaad naar voren komen (criminis indicia). In artikel 64 WvSv staan algemene regels opgesomd voor het verhoren van verdachten in de onderzoeksfase. Hoewel dit artikel niet direct in gaat op de verplichte aanwezigheid van de raadsman stelt het wel de algemene regels zoals de informatie die aan de verdachte moet worden gegeven. De verdachte moet worden verteld dat hetgeen hij zegt tegen hem kan worden gebruikt en dat hij het recht heeft om niet te antwoorden. Indien gebruik wordt gemaakt van het zwijgrecht stelt artikel 64 WvSv dat het onderzoek desondanks zal worden voortgezet. In artikel 350 WvSv wordt de aanwezigheid van de raadsman expliciet genoemd. Dit artikel, dat ook de regels betreffende het verhoor door de politie weergeeft, onderscheidt verscheidene typen van verhoor. Naast het formele verhoor waar een raadsman bij aanwezig dient te zijn, zijn er twee alternatieve vormen van verhoor waarbij het absolute recht op een raadsman vervalt. Artikel 350 lid 5 WvSv geeft de politie bij 54 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
arrestatie/inspectie/huiszoeking op (1) plaats delict en (2) direct na het plegen de mogelijkheid de verdachte ter plekke te ondervragen zonder advocaat of waarschuwing. Dit type van verhoor kan in geen enkele vorm in een later stadium worden gebruikt als bewijs tegen de verdachte. Het wordt een informeel verhoor genoemd, omdat het formeel niet ‘bestaat’ en niet wordt vastgelegd. De verklaringen kunnen enkel gebruikt worden om richting te geven aan het onderzoek en ander bewijs op het spoor te komen. Echter, als de officier van justitie het verhoor bij heterdaad afneemt kan het wel gebruikt worden bij het onderzoek ter terechtzitting. De informatie voortkomend uit dergelijke verklaringen kan van belang zijn bij de beslissing van de officier van justitie om tot arrestatie over te gaan. Een verdachte mag daarnaast op het bureau besluiten in afwezigheid van een advocaat en officier van justitie een spontane verklaring af te leggen (art 350 lid 7). Deze verklaring wordt ook als spontaan beschouwd als de politie enige druk op de verdachte uitoefent om een verklaring af te leggen. Deze spontane verklaring kan vast worden gelegd, maar niet gebruikt worden bij het onderzoek ter terechtzitting vanwege de scheiding tussen de fasen in het strafproces. Een nieuw Wetboek van Strafvordering, een nieuw systeem.
Met de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering in 1988 is Italië overgestapt van een inquisitoir naar een accusatoir rechtssysteem. Dit nieuwe systeem is gemodelleerd naar het hoor-en-wederhoor (adversariele) systeem dat typisch is voor de common law traditie. Daarmee is het idee van een actieve onderzoeksrechter verlaten. De rechter heeft een passievere rol en dient zijn oordeel te vellen op basis van het bewijs dat tijdens de rechtszaak wordt aangevoerd. Rolverdeling partijen Met de afschaffing van het principe van de actieve onderzoeksrechter is de officier van justitie met de verantwoordelijkheid voor het onderzoek berust. Wanneer er sprake is van een criminele verdenking moet dit door de politie worden gemeld aan de officier van justitie. Het onderzoek wordt geleid door de officier van justitie en de politie opereert onder zijn gezag. De politieonderdelen die opereren onder het gezag van de officier van justitie worden de sezioni di polizia giudiciaria genoemd. Elk gerechtshof heeft zo een judiciële politiemacht (‘judicial police’) onder aansturing van de officier van justitie. De rechter voor de onderzoekfase en de preliminaire oordelen heeft geen jurisdictie over het onderzoek. Hij kan alleen ingrijpen als er een fundamenteel recht wordt geschonden tijdens het onderzoek. Onder het oude inquisitore systeem had de politie formeel meer competenties en vonden alle handelingen plaats bij de politie. Na de overgang naar het nieuwe accusatoire systeem zijn bepaalde bevoegdheden van de politie bij de officier van justitie komen te liggen. Het is veelzeggend dat er nu naast de reguliere politiebureaus ook units van de politie in de gerechtshoven zijn. Er wordt soms beweerd dat de politie door deze deresponsabilisering zwakker is geworden in de onderzoeksfunctie en aan zelfsturend vermogen heeft ingeboet. Ook al ligt het zwaartepunt nu bij de officier van justitie, handelingen zoals verhoor vinden nog steeds overwegend plaats bij de politie. De officier van justitie bezoekt dan ook regelmatig politielocaties voor verhoor. Hoewel de officier van justitie formeel aanstuurt en orders geeft aan de politie vindt er door dit veelvuldige onderlinge contact en de samenwerking een uitwisseling van ideeën en meningen plaats tussen de politie en de officier van justitie. In praktijk heeft de politie een brede marge als het gaat om zaken van weinig of middelmatig belang. Zij kunnen in dit geval vaak zelf de onderzoeksagenda bepalen en de officier van justitie vragen om besluiten uit te vaardigen die nodig zijn om deze agenda uit te voeren. In grote zaken verandert dit oppervlakkige toezicht van de officier van justitie in daadwerkelijke controle over het politiewerk. Scheiding onderzoek en terechtzitting De belangrijkste wijziging is echter de creatie van een strenge scheidslijn tussen de onderzoeksfase en de terechtzitting. De sterke scheiding tussen deze twee fasen wordt verzekerd door twee regels: (1) het verbod om verhoren in te brengen als bewijs tijdens het proces (behalve als dit nodig is om een getuige te ontmaskeren bij onwaarheden) en (2) het verbod voor de politie om te getuigen in het proces over verzamelde uitspraken in de onderzoeksfase. Al het bewijs wordt in de rechtszaal gefabriceerd met inachtneming van de principes van oraliteit en directheid (immedialiteit). Dit betekent dat het bewijs moet worden opgevoerd in aanwezigheid van de andere partij om een kruisverhoor en het inbrengen van tegenargumenten door de
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 55
laatstgenoemde mogelijk te maken. Hierbij dient aangetekend te worden dat beide procespartijen vooronderzoek mogen uitvoeren en bewijs mogen aanvoeren. Het vooronderzoek (en daarmee het verhoor) heeft hiermee een heel andere functie dan in Nederland het geval is. In het Italiaanse systeem, waarbij de officier van justitie onderworpen is aan het legaliteitsbeginsel (en geen discretionaire bevoegdheid heeft), dient het vooronderzoek weer te geven of er genoeg bewijs is om tot een proces over te gaan. Het doel van de onderzoeksfase is de uiteindelijke vervolging en is dus nodig om de zaak voor de rechter te brengen. De rechter (een andere dan in de uiteindelijke rechtzaak) beslist vervolgens in een preliminaire zitting of er genoeg gronden zijn om vervolging door te zetten. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting (OTT) kan er maar in zeer beperkte mate gebruik gemaakt worden van een verhoor van de verdachte uit de onderzoeksfase door de politie of de officier van justitie. Wat voorafgaand aan het OTT is gezegd, komt in de regel niet in het dossier van de rechter terecht. Tijdens het OTT wordt de verdachte opnieuw ten overstaan van de rechter verhoord. Alleen wanneer de verdachte tijdens het OTT niets wil zeggen, niet wil antwoorden op vragen van de rechter, of wanneer hij tijdens het OTT iets anders beweert dan tijdens het verhoor in de onderzoeksfase, zijn er mogelijkheden om een proces-verbaal van verhoor aan de rechter voor te leggen. Het kan gebeuren dat een verdachte tijdens ondervraging bij de zitting niets wenst te verklaren. In dit geval is het voor de rechter onmogelijk tot een afgewogen oordeel te komen. Als er tijdens het vooronderzoek sprake is geweest van een verhoor door de officier van justitie – of door de politie, gedelegeerd door de officier van justitie – kan deze verklaring in dit geval tijdens de zitting worden voorgelegd aan de rechter. Dit is niet van toepassing op verhoren uitgevoerd door de politie – zonder dat dit is gedelegeerd door de officier van justitie – of als een spontane verklaring betreft. Het laatste type verklaring kan alleen naar voren worden gebracht als de verdachte tijdens het OTT totaal iets anders verklaart dan tijdens het vooronderzoek. 5.2.3 Wie heeft recht op een raadsman bij politieverhoor? In Italië heeft in principe iedere verdachte recht op de aanwezigheid van een raadsman bij politieverhoor en in de meeste gevallen is de aanwezigheid van een advocaat verplicht. Het verhoor en de plicht op aanwezigheid van een raadsman bij verhoor staan onder invloed van twee factoren: (1) Is verdachte op vrije voeten of niet? (2) Verhoort de officier van justitie of de politie de verdachte? Geen arrestatie, verhoor door de politie In theorie beschikt de politie alleen over een zelfstandige bevoegdheid in de eerste fase (24 uur) van het onderzoek. Daarna moet de verdachte ter beschikking staan aan de officier van justitie die de zaak op zich neemt. Artikel 348 lid 3 WvSv stelt dat de politie na de communicatie van de notitia criminis aan de officier van justitie onder toezicht staat. Ondanks de onderschikte positie aan de officier van justitie beschikt de politie over enige zelfstandigheid tijdens de onderzoeksfase en mag zij in naam van de officier van justitie verdachten/getuigen oproepen en ondervragen. Artikel 370 van het WvSv refereert aan dit type verhoor als een door de officier van justitie aan de judiciële politie gedelegeerd verhoor. Dit is enkel mogelijk wanneer de verdachte niet gearresteerd is. Er moeten tenminste drie dagen tussen het uitvaardigen van de oproep en het verhoor zitten. Daarnaast moet de advocaat tenminste 24 uur voor het verhoor plaats zal vinden op de hoogte worden gesteld. Als de verdachte zelf geen raadsman aanwijst moet de politie via de officier van justitie een raadsman laten aanwijzen van de lijst van de Orde van Advocaten. Na de oproep heeft de verdachte de plicht zichzelf te melden bij de politie. De verdachte kan hier toe gedwongen worden als hij weigert gehoor te geven aan het verzoek. Het ondervragen van de verdachte kan niet plaatsvinden zonder de aanwezigheid van een raadsman (art. 350 WvSv). Er is geen tijdslimiet opgenomen in artikel 350 WvSv voor het verschijnen van de advocaat. Aangezien de politie pas kan beginnen met het verhoor zodra een advocaat ter plaatse is, kan het voorkomen dat er in dit stadium vertraging optreedt. In het geval de raadsman niet ter plaatste komt, moet de judiciële politie contact opnemen met de officier van justitie in kwestie om een andere advocaat op te roepen. Dit kan wederom vertraging opleveren. De officier van justitie kan daarom ook ter plaatse een andere raadsman aanwijzen. Deze bepaling vormt een trade-off tussen het recht van de verdachte en behoefte van de judiciële politie om het onderzoek voort te zetten. Dit zijn uitzonderingssituaties, want meestal is de advocaat snel ter plaatse om de verdachte bij te staan. De politie is verplicht een schriftelijk verslag opstellen van het verhoor. 56 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Geen arrestatie, verhoor door de OvJ Als de officier van justitie zelf voornemens is om de ongearresteerde verdachte te verhoren, dient hij de persoon in kwestie schriftelijk te ontbieden en de bijbehorende raadsman ook minstens 24 uur voor het verhoor in kennis te stellen. Over het algemeen wordt deze voorziening gerespecteerd door de officier van justitie, omdat het verhoor bij schending (bijvoorbeeld door vertraging in contact met advocaat) ongeldig verklaard kan worden. Als het belangrijk is dat het verhoor zo snel mogelijk plaatsvindt, kan de officier van justitie de advocaat bellen en hem de tijd geven om zo snel mogelijk ter plaatse te komen en te beginnen met het verhoor. De advocaat moet hier wel toestemming voor geven en de officier van justitie dient in het verslag te specificeren waarom het zo urgent was dat er niet gewacht kon worden. Deze voorziening geldt alleen in geval er geen sprake is van een voorarrest. De oproep van de officier van justitie moet een tijd van verhoor, plaats, en uitleg van de feiten waarvoor een onderzoek is ingesteld bevatten. In principe mag de oproep ook een opsomming van het tot dan toe verzamelde bewijs bevatten, maar in de praktijk is het ongewoon dat de oproep uitsluitsel geeft over het bewijs dat ter beschikking staat van de officier van justitie. Het komt vaker voor dat de officier van justitie bij aanvang van het verhoor iets ontsluit over het bewijs. Er wordt op indicatie van de officier van justitie automatisch een ex officio raadsman toegewezen van de lijst van de Orde van Advocaten. Als de verdachte zelf (nog) geen raadsman heeft, moet de officier van justitie de diensthebbende aangewezen raadsman op de hoogte stellen van het voorgenomen verhoor. Ook op het tijdstip van verhoor mag de verdachte zelf nog een andere advocaat zoeken. Als de ex officio raadsman echter al bijstand heeft verleend in de onderhavige zaak en dit tot ontevredenheid van de verdachte is, kan de verdachte niet zelf om een andere advocaat vragen. Hij kan echter wel druk uitoefenen opdat de raadsman zichzelf terugtrekt. In dit weinig voorkomende geval kan de verdachte een nieuwe advocaat krijgen. Hoewel de officier van justitie verplicht is om de advocaat in kennis te stellen, is de aanwezigheid van een advocaat bij verhoor door de officier van justitie niet verplicht. Als de raadsman op de hoogte is gesteld en vervolgens niet komt, kan de officier van justitie overgaan tot verhoor. Dit is een belangrijk verschil met verhoor door de politie. De aanwezigheid van een magistraat (OvJ’s en rechters) is volgens de wetgever een betere garantie voor de bescherming van de rechten van de verdachte dan de aanwezigheid van de politie. Soms, met name in het geval van georganiseerde criminaliteit, is het een strategische keuze van een raadsman om niet aanwezig te zijn. Het verhoor moet wederom vastgelegd worden in een verbale (geschreven verslag). Arrestatie, verhoor door OvJ Een verdachte kan door de politie worden aangehouden (fermo) bij een hoog vluchtrisico en bij sterk bewijs van schuld, hetzij op basis van een besluit van de officier van justitie. De politie kan een verdachte ook arresteren wanneer hij op heterdaad betrapt wordt (arresto in flagranza). De politie moet in dit geval de officier van justitie binnen 24 uur in kennis stellen van deze arrestatie. Bij arrestatie heeft de verdachte het recht om zijn familieleden en eventuele advocaat zonder vertraging (binnen 24 uur) te laten contacteren. Bij het informeren van de raadsman van de arrestatie moet ook de datum van de rechterlijke validatie van de arrestatie worden doorgegeven. Het recht op persoonlijke vrijheid kan namelijk alleen beperkt worden met een rechterlijk oordeel en in door de wet voorziene gevallen. De officier van justitie moet de arrestatie binnen 48 uur laten valideren door de rechter belast met het preliminaire onderzoek (art. 390 lid 1 WvSv). Als de officier van justitie voorarrest wil aanvragen moet dit voorarrest in de hierop volgende 48 uur gevalideerd worden. De initiële hechtenis mag daarmee maximaal 96 uur duren na het moment van arrestatie. Wanneer de rechter het vasthouden van een verdachte autoriseert in afwachting van het proces moet de verdachte binnen vijf dagen vanaf het begin van de hechtenis verhoord worden. Als deze tijdslimiet niet in acht wordt genomen moet de verdachte in vrijheid worden gesteld. De politie mag de verdachte niet verhoren als deze zich in voorarrest bevindt. Dit kan alleen in aanwezigheid van de officier van justitie en hierbij moet verplicht een advocaat aanwezig zijn. Als de verdachte zich in voorarrest bevindt, moeten er audio- of video-opnames van het verhoor gemaakt worden. Deze eis wordt in praktijk strikt gewaarborgd.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 57
Zodra er de facto sprake is van een advocaat, heeft de verdachte het absolute recht zijn advocaat te zien op een willekeurig moment. Het Wetboek van Strafvordering verstrekt het ongelimiteerde recht op consultatie in het bijzonder aan personen die in voorarrest zitten. Hoewel het recht op een raadsman in principe niet gelimiteerd mag worden door de autoriteiten, zijn er specifieke uitzonderingen. Tijdens de onderzoeksfase mag de rechter bij voorarrest de toegang tot een advocaat oprekken tot maximaal vijf dagen als daar zwaarwegende redenen voor zijn zoals het veiligstellen van bewijs (tegengaan knoeien met bewijs) en als er meerdere verdachten zijn (tegengaan doorspelen informatie). Als dit voorkomt, gaat het meestal om maffiagerelateerde praktijken. In deze zaken verdedigen advocaten vaak meerdere personen, waardoor informatie kan gaan circuleren. Na arrestatie heeft de officier van justitie de bevoegdheid om het contact tussen verdachte en advocaat uit te stellen tot de tweede validatie hoorzitting die maximaal 96 uur na de arrestatie dient plaats te vinden. De advocaat dient altijd aanwezig te zijn bij verhoor voor de rechter, maar mag in het geval dat artikel 104 WvSv wordt toegepast vooraf geen contact hebben met de verdachte. Uit jurisprudentie blijkt ook wel dat het verhoor van verdachten die geen consultatie hebben gehad, niet ongeldig wordt verklaard. Als de raadsman niet op komt dagen, kan de rechter een andere oproepen of aanwijzen ter plaatse. Assisted witness, ook recht op bijstand van een raadsman Het principe van de assisted witness, ofwel getuige met een advocaat, is typisch voor het Italiaanse systeem en is met name verbonden aan het fenomeen van de georganiseerde misdaad. Deze persoon wil/moet in een onderzoek verklaren over andere personen in de georganiseerde misdaad, maar is daar zelf ook bij betrokken. Deze persoon is dus een getuige, maar heeft wel een advocaat die hem bijstaat. Een voorbeeld ter verduidelijking: Er is een persoon veroordeeld voor de passieve variant van omkoping. Hierna wordt ook een onderzoek gestart naar de andere betrokken partij, de omkoper. De persoon die al veroordeeld is, is een getuige in het onderzoek naar de omkoper. Hij is in dit geval echter geen gewone getuige maar een assisted witness. Deze assisted witness heeft ook recht op aanwezigheid van een raadsman, omdat hij een getuige is met complicaties. Deze persoon kan namelijk niet gedwongen worden om verklaringen af te leggen waarmee hij zichzelf belast. De verklaringen van deze getuige kunnen worden gebruikt in het onderzoek naar de omkoper. Het is overigens niet genoeg om enkel de verklaring van een dergelijke getuige te gebruiken als bewijs; er moet ook ander bewijs zijn. 5.2.4 Rechten van de verdachte Letter of rights Als een verdachte wordt opgeroepen is deze verplicht zich te melden en openheid te geven over zijn of haar persoonsgegevens. De officier van justitie en de politie moeten vanaf de eerste onderzoekshandeling waar een raadsman bij aanwezig mag zijn, de verdachte een geschreven verklaring overhandigen waarop de rechten van de verdachte en de raadsman tijdens het strafrechtelijke proces in genoemd staan (art. 369 WvSv). In deze letter of rights wordt het recht op een raadsman expliciet genoemd. De politie is niet verplicht de verdachte inzicht te geven in de feiten samenhangend met het misdrijf waarvoor de verdachte onderzocht wordt of de verdachte te informeren over het tot dan toe verzamelde bewijs. Desalniettemin heeft de politie de plicht de verdachte die verhoord gaat worden te informeren over het feit dat (1) er een onderzoek tegen hem of haar is ingesteld, (2) om welk strafbaar feit het gaat en (3) op welke plaats (en tijd) dit feit begaan is. Deze verklaring moet daarnaast de naam van de ex officio benoemde advocaat bevatten (waar relevant) en moet deze brief de voorwaarden bevatten waaronder de Staat rechtsbijstand zal betalen. Deze brief moet in een taal zijn opgesteld die de verdachte kan begrijpen. Uit het interview met Justitie bleek dat de letter of rights mondeling aan de verdachte kan worden overgebracht, maar dat hier wel melding van moet worden gemaakt in het proces verbaal. De afwezigheid van deze melding kan ervoor zorgen dat het verhoor niet wettig is en daarom niet kan worden gebruikt. Het zwijgrecht tijdens het verhoor In Italië heeft een persoon die verwikkeld raakt in een strafrechtelijk onderzoek in alle fases het recht om zich op het zwijgrecht te beroepen. Art. 24 lid 2 van de Italiaanse Grondwet voorziet zowel in het onschendbare recht op verdediging (civiel en strafrechtelijk) als in het recht van zwijgen. De consequentie hiervan is dat de verdachte of beschuldigde altijd het recht heeft om te zwijgen en in principe onbeëdigde verklaringen aflegt. Bovendien moet de verdachte gewaarschuwd worden ten aanzien van de consequenties van het geven van een verklaring in het strafproces. Voorafgaand aan het verhoor moet de vragende partij (politie, 58 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
officier van justitie of rechter) de verdachte wijzen op zijn of haar zwijgrecht en over het vervallen van het zwijgrecht als de verdachte zich uitlaat over een derde persoon (en daarin dus als getuige wordt aangemerkt) ten aanzien van feiten over deze derde persoon. De gehoorde heeft echter wel zwijgrecht als het aankomt op vragen samenhangend met de aanklacht tegen zichzelf. Als deze informatie zoals door de wet voorzien niet verstrekt wordt, mogen de verklaringen als ontoelaatbaar worden beschouwd. Als een persoon die verhoord wordt als getuige een voor zichzelf belastende verklaring aflegt, heeft de officier van justitie of de politie de verplichting het verhoor stil te leggen en de verdachte te melden dat als gevolg van de afgelegde verklaring een onderzoek zou kunnen worden ingesteld. Vanaf dat moment krijgt de ‘getuige’ net als een verdachte het recht op bijstand van een advocaat en moet hij of zij daarvan op de hoogte worden gesteld. Artikel 63 lid 1 WvSv stelt dat alle verklaringen voor dit moment niet tegen de getuige gebruikt mogen worden, maar wel tegen andere verdachten. Als de politie of de officier van justitie het nalaten de door de wet verplichte informatie te verstrekken, dan kan de verkregen verklaring tegen geen enkele persoon/rechtszaak gebruikt worden (art. 63 lid 2 WvSv). Dit geldt dus zowel bij een getuige als verdachte. De rationale achter deze voorzieningen is dat een persoon zijn eigen houding tegenover de autoriteiten moet kunnen bepalen als hij zich onder verdenking bevindt. Het besluit om te zwijgen kan echter wel invloed hebben op de rechterlijke beslissingen ten aanzien van de zaak. Het is niet ongewoon in de praktijk voorbeelden te vinden van preliminaire rechterlijke beslissingen die voorlopige hechtenis toewijzen met het argument dat het zwijgen van de verdachte er op wijst dat hij of zij zich onvoldoende bewust is van de veroorzaakte schade of iets van gelijke strekking. Bij het OTT mag de rechter zijn veroordeling stoelen op het zwijgen van de verdachte, als dit ondersteund wordt door ander bewijsmateriaal. Het is daarom niet altijd in het voordeel van de verdachte om te zwijgen. Minderjarigen en andere kwetsbare verdachten
Het recht op aanwezigheid van een raadsman is hetzelfde bij minderjarigen of mensen met een verstandelijke beperking. Advocaten die minderjarigen bijstaan dienen echter wel een speciale training van de Orde van Advocaten te volgen alvorens zij met minderjarigen kunnen werken. 5.2.5 Aanwezigheid van de raadsman: uitleg over de raadsman Het Italiaanse Wetboek van Strafvordering kent een uitgebreid aantal handelingen waarbij een raadsman aanwezig mag zijn: verhoor van de verdachte, inspectie, de confrontatie tussen de verdachte en een andere persoon, doorzoeking en inbeslagname. In bepaalde gevallen wordt de advocaat enkel geïnformeerd over het voornemen één van de voornoemde handelingen uit te voeren, bij andere is de aanwezigheid van de advocaat noodzakelijk om de handeling geldig te laten zijn. Zoals eerder beschreven kan een verdachte, enkele uitzonderingen daargelaten, niet door de politie verhoord worden zonder een raadsman. Als het verhoor wordt uitgevoerd door de officier van justitie heeft de raadsman het recht geïnformeerd te worden, maar is hij niet verplicht hierbij aanwezig te zijn. In de praktijk is de advocaat echter aanwezig. Als de verdachte in hechtenis is genomen en bij het OTT dient de advocaat wel verplicht aanwezig te zijn. Een verdachte kan hierbij ook niet afzien van zijn recht op de aanwezigheid van een raadsman. Zoals eerder beschreven dient de officier van justitie/politie bij de eerste onderzoekshandeling waar een raadsman bij mag zijn, de verdachte te informeren over zijn rechtspositie, in kennis te stellen van zijn recht op een raadsman en een raadsman ex officio benoemen. De plichten van de ex officio raadsman houden op te bestaan als de verdachte besluit zelf iemand in de arm te nemen. Een advocaat die ex officio is benoemd heeft dezelfde rechten en plichten als een door de verdachte gekozen raadsman. De ex officio raadsman wordt door de magistratuur benoemd van een door de Orde van Advocaten samengestelde lijst. Op het moment dat er een advocaat nodig is, neemt de politie of officier van justitie via een elektronisch systeem contact op met een centraal punt. Dit internet-based systeem geeft meteen een reactie en zorgt ervoor dat er contact kan worden opgenomen met het kantoor van de toegewezen advocaat. Eenmaal aangewezen heeft de ex officio raadsman geen recht om een zaak te weigeren. Als een raadsman niet op komt dagen kan er bij afwezigheid van een goede reden een disciplinaire maatregel tegen hem of haar worden genomen door de Orde van Advocaten. De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 59
5.3 Raadsman bij politieverhoor – praktijk Uit de afgenomen interviews blijkt dat de realiteit doorgaans conform de wettelijke norm is en het recht op een raadsman wordt gerespecteerd. De aanwezigheid van de raadsman is voor velen een historisch gegeven dat niet ter discussie staat. De aanwezigheid van een advocaat is voor politie en officier van justitie tevens een instrument om de geldigheid van het verhoor veilig te stellen. Er zijn echter wel wegen om het recht op aanwezigheid van een raadsman te omzeilen wanneer dit op gespannen voet komt te staan met het belang van een voorspoedig onderzoek in zaken waar de schuldvraag een evident antwoord kent. Als de situatie zich hiervoor leent, wordt er gebruik gemaakt van deze ruimte. Uit het interview met de officier van justitie blijkt dat in het geval van een onderzoek ter plaatse in de eerste 48 uur na een ernstig strafbaar feit, de kans het grootst is dat er een belastende verklaring wordt afgelegd. De initiële stress van de verdachte die onderwerp van onderzoek is en de bijbehorende spanning om verhoord te worden, leiden in de eerste etmalen sneller tot een verklaring of bekentenis. Informeel verhoor
Wanneer een verdachte meteen na het plegen op de plaats delict wordt aangetroffen, kan er sprake zijn van een informeel verhoor. Het afnemen van een verhoor op informele wijze betekent dat dit niet als formeel bewijs kan worden gezien. Het verhoor kan aanwijzingen voortbrengen waar de politie naar bewijs zou kunnen zoeken of bij welke personen men moet zijn. Op het moment dat de politie/ officier van justitie deze persoon wel formeel wil horen, moeten zij zich aan de regels houden en de verdachte vertellen waar hij van verdacht wordt en dat hij het recht heeft om te zwijgen. Spontane verklaring
Wanneer iemand weet dat hij onderwerp is van een onderzoek en vervolgens vrijwillig naar de politie gaat om een verklaring af te leggen, kan dit op informele wijze. Zoals eerder uitgelegd mag een verdachte zich presenteren bij de politie en een spontane verklaring afleggen zonder dat hier een advocaat bij is of waarschuwing aan vooraf gaat. De Italiaanse wetgever heeft op dit punt dus gekozen voor een praktische oplossing ten aanzien van het absolute recht op een raadsman. Terwijl er bij een formeel verhoor door de politie sprake dient te zijn van aanwezigheid van een advocaat, kan men in het geval van een spontane verklaring het recht op een raadsman omzeilen. Dit wordt door de officier van justitie gezien als het zoeken van een balans tussen tegengestelde behoeften. Door critici wordt dit gezien als een gevaar voor het recht zoals dit is verankerd in artikel 24§2 van de Constitutie. De praktijk van spontaneous statements vormt een kritieke factor voor het Italiaanse systeem, omdat het misbruikt kan worden om de rechten van de verdachte te negeren. Soms komt het voor dat een dergelijke verklaring onder druk of dwang tot stand gekomen is. Het is achteraf moeilijk de mate van dwang te bewijzen en te zorgen dat deze uitspraken uit het dossier gehaald worden. Het horen als getuige
De keuze om een persoon als verdachte of getuige te horen is voor de Italianen een delicate keuze. Een persoon die als getuige wordt gehoord heeft geen automatisch recht op bijstand van een raadsman en kan in eerste instantie zonder advocaat gehoord worden. Daarnaast kun je als getuige bij een verhoor niet weigeren te antwoorden op vragen. Als de situatie nog niet geheel duidelijk is en je bent als officier van justitie of politie nog niet verplicht om de naam van de persoon – als verdachte – op te nemen in het systeem, is het soms voordeliger om de persoon te horen als getuige. Op die manier kun je zonder advocaat horen wat de persoon te zeggen heeft en een beter idee vormen van de situatie in de voorliggende zaak. Als je de persoon opneemt als verdachte, kan hij of zij zich immers beroepen op het zwijgrecht. Echter, als uit de verklaring naar voren komt dat de getuige als verdachte moet worden aangemerkt, is de officier van justitie verplicht het verhoor te onderbreken en de ‘nieuwgeboren’ verdachte op zijn rechten te wijzen. Indien deze onderbreking niet plaatsvindt, zijn verklaringen van na het moment dat dit had moeten gebeuren onbruikbaar.
60 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
3.3.1 Aanwezigheid en kwaliteit van de raadsman Buiten de hiervoor opgesomde mogelijkheden voor het omzeilen van de verplichte aanwezigheid van een advocaat bij verhoor, biedt de Italiaanse wet geen mazen. Uit de afgenomen interviews komt naar voren dat de advocaat conform de regels wordt opgeroepen bij een formeel verhoor van een verdachte. In theorie is er 24 uur per dag een advocaat oproepbaar. Omdat in Italië de aanwezigheid van de advocaat beslissend is voor het plaatsvinden van het verhoor door de politie, er een notificatietermijn van 24 uur is en er geen tijdlimiet gesteld wordt aan het verschijnen van de advocaat, wordt er in praktijk meestal overdag verhoord. Alleen in dringende zaken zal een officier van justitie met nachtpiket na het in kennis stellen van de advocaat beginnen met verhoren zonder de advocaat. Om de mogelijkheid tot snel verhoren te waarborgen is er altijd een officier van justitie beschikbaar. Als de politie voornemens is te verhoren en de advocaat is vertraagd, is de enige optie die hen rest contact op te nemen met de officier van justitie. Als de advocaat niet komt kan eventueel de officier van justitie starten met een verhoor. Als er redenen zijn die het niet toe laten 24 uur op de advocaat te wachten, bijvoorbeeld in het geval van een moord en er beslist moet worden over een arrestatie, kan de officier van justitie in een geschreven verklaring aangeven waarom hij afwijkt van de norm. Verhoor door de officier van justitie is daarnaast vaak voordeliger voor de vervolgende partij. Als de officier van justitie het verhoor op heterdaad afneemt, kan dit immers gebruikt worden bij het OTT. Tijdens het interview bij het Romeinse tribunale wordt echter aangegeven dat het niet frequent gebeurd dat er verhoord wordt zonder advocaat. Als de advocaat wordt gebeld door de officier van justitie zal deze over het algemeen aanwezig zijn. Als de verdachte zelf geen advocaat aanwijst, is de selectie afhankelijk van een geautomatiseerd toewijzingssysteem. De selectie van de betreffende raadsman komt niet tot stand op basis van een specialisatie binnen het strafrecht of kwalificaties van de advocaat. Er wordt in het selectiesysteem enkel onderscheid gemaakt tussen civiel recht, strafrecht, jeugdrecht of immigratierecht. Buiten deze categorisering wordt bij de aanvraag alleen het nummer van de zaak ingevoerd, de initialen van de verdachte en of de persoon is gearresteerd of niet. Iedereen van de lijst kan worden opgeroepen op basis van roulatie. In simpele zaken waarbij grote groepen verdachten moeten worden voorgeleid komt het voor dat er ‘ter plaatse’ een advocaat wordt gezocht. In het interview met de politie werd naar voren gebracht dat bij het Paleis van Justitie meestal veel advocaten aanwezig zijn. Deze kunnen ter plaatse aangeschoten worden en verdienen zo ad hoc hun geld met kleinere zaken. Vreemdelingen hebben in veel gevallen weinig tot geen geld en krijgen daarom meestal ad hoc verdediging. Als de rekening niet betaald wordt door verdwijning van de cliënt - bijvoorbeeld naar het buitenland - kan de raadsman zich tot de overheid wenden. Er wordt niet ingegaan op de inspanning die deze procedure van de aanvrager vergt. Het blijkt dat advocaten andersom soms ook ter plaatse de vreemdelingen aanschieten die zijn aangehouden op basis van een Europees arrestatiebevel of voor kleine vergrijpen zoals rijden zonder rijbewijs. Deze raadsmannen vertellen de verdachte dat hij voor een directe vergoeding à 100 euro de verdachte kan vrijpleiten. Dit type raadsman wordt door de politie neergezet als één van laag niveau. Er wordt aangegeven dat er veel diversiteit onder de advocaten is wat betreft kwaliteit en gevraagde vergoedingen. Het tarief van een advocaat kan bovendien afwijken in speciale gevallen. Bekende advocaten kunnen soms sensationele zaken aannemen van ondraagkrachtige verdachten om reclame voor zichzelf te maken. Het komt tevens voor dat een duurbetaalde advocaat uit politieke of ethische overtuiging zaken aanneemt tegen het staatstarief. Dit is in overeenstemming met de praktijk in Nederland. De geïnterviewde advocate vertelde dat toen zij in de jaren ’80 met haar vak begon, er fundamentele verschillen waren tussen de advocaten van witteboordencriminelen en de advocaten van reguliere criminelen (drugs, prostitutie, afpersing, maffia). De laatste categorie vroeg veel minder geld dan advocaten van de eerste groep. Deze tweesplitsing is vandaag de dag nog steeds zichtbaar bij wijze van verschillende specialisaties onder de advocaten. Ook wordt aangegeven dat er grote verschillen zijn tussen de regio’s; advocaten in Sicilië en Napels hebben een lager tarief dan hun collega’s in Rome.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 61
5.4 Bevoegdheden van de raadsman – theorie en praktijk 5.4.1 Plaats van de raadsman Tijdens het verhoor van de politie zit de verhorende agent of officier van justitie tegenover de verdachte. De advocaat kan naast of in de buurt van zijn cliënt gaan zitten. Er zijn geen procedurele regels die een bepaalde plaats voorschrijven. Vanwege de lange geschiedenis van de aanwezigheid van een raadsman bij verhoor is er een bepaalde vanzelfsprekendheid ontstaan. 5.4.2 Rol van de raadsman De voornaamste functie van de advocaat bij het verhoor is het toezicht op een rechtmatig verloop van het verhoor. De advocaat ziet er op toe dat de verdachte gebruik kan maken van zijn zwijgrecht wanneer de cliënt hier voor kiest en dat er geen gebruik wordt gemaakt van ongeoorloofde druk op de verdachte tijdens het verhoor. Artikel 364 van het WvSv beschrijft de praktische begrenzingen van deze rol van de advocaat tijdens het verhoor. De wet stelt dat de advocaat niet mag interveniëren tijdens het verhoor. Dit betekent dat hij geen suggestie mag doen aan de verdachte of mag gebaren. Ook mag de advocaat tijdens het verhoor niet antwoorden namens de verdachte. De advocaat heeft wel het recht om vragen te stellen aan het einde van het verhoor of met toestemming van de officier van justitie/rechter tijdens het verhoor. De advocaat kan bijvoorbeeld vragen stellen om de situatie te verduidelijken of een observatie maken. De advocaat, vaak beter op de hoogte van de persoonlijke geschiedenis van de cliënt, kan onduidelijkheden of verkeerde interpretaties op deze manier voorkomen. Uit de interviews blijkt dat de praktijk conform de wettelijke regeling is, maar dat er zo nu en dan afwijkingen voorkomen. De politie, de officier van justitie of de rechter moet deze opmerkingen en vragen opnemen in het verslag. Er zijn geen gevallen bekend bij de geïnterviewde officier van justitie waarbij de raadsman is weggestuurd uit het verhoor. Wanneer de raadman zelf wangedrag vertoont kan dit tevens worden opgenomen in het verslag en in het uiterste geval gebruikt worden in een disciplinair onderzoek naar het gedrag van de advocaat. Als de officier van justitie of de politie te agressief is in zijn ondervraging, is de advocaat gerechtigd te protesteren en deze gedragingen te laten vastleggen in het verslag. De aanwezigheid van de advocaat kan het gebruik van bepaalde ‘trucjes’ die nadelig kunnen uitpakken voor de verdachte daarmee voorkomen. De geïnterviewde advocate heeft een voorbeeld genoemd ter verduidelijking: “Als de officier van justitie bijvoorbeeld maar de eerste drie regels van een tapverslag voorleest aan de verdachte, kan de raadsman vragen het hele verslag voor te lezen. De drie eerste regels kunnen een verdraaid beeld geven of suggestief zijn ten aanzien van de volledige versie. Een angstige cliënt kan zich hier niet van bewust zijn.” De toegevoegde waarde van de advocaat is op dit moment evident. In praktijk heeft de advocaat meestal een vrij passieve rol. De advocaat kan voorafgaand aan het verhoor met zijn cliënt overleggen en hem of haar instrueren. De verdachte en de politie zijn beiden voorbereid op een bepaald stramien wat afgewerkt wordt en bereiden op basis hiervan een strategie voor. Als men hier bij het verhoor niet van afwijkt, is de advocaat vooral aanwezig om op een juist verloop toe te zien. Conflicterende situaties doen zich weinig voor en worden vermeden door beide partijen. De rol en aanwezigheid van de advocaat wordt in Italië dan ook breed geaccepteerd. De mate waarin er wederzijds respect is, is echter wel afhankelijk van specifieke betrokkenen en de perceptie van de kwaliteiten van de partijen over en weer. Zowel de geïnterviewde OvJ als de politieambtenaren geven aan geen ernstige problemen te hebben gehad met een advocaat.
62 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
5.5 Financiering en verantwoordelijkheden De kosten van de strafrechtketen komen ten laste van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie. Het Ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor de bekostiging van de toegevoegde rechtsbijstand. Het jaarlijkse budget voor de rechtsbijstand is rond de 87 miljoen euro. Zoals hiervoor al is aangegeven, wil de term ex officio niet zeggen dat de bijstand van een door de staat aangewezen raadsman per definitie wordt vergoed. In Italië staat het concept van het benoemen van een raadsman door de Staat los van de vraag wie de raadsman betaalt. Een verdachte krijgt automatisch een ex officio raadsman toegewezen als hij er zelf geen kan of wil benoemen. Rechtsbijstand wordt pas verleend als de verdachte zelf geen advocaat kan betalen en een jaarlijks inkomen ontvangt tot 9.296,22 euro.53 De verdachte die rechtsbijstand nodig heeft, kan een onderzoek bij de rechter aanvragen om aan te tonen dat zijn jaarinkomen onder de gehanteerde norm valt. De bewijslast om te laten zien dat het inkomen onder deze grens valt, ligt bij de verdachte. De verdachten die een jaarlijks inkomen hebben dat boven de grens valt en het geld niet kunnen opbrengen, zijn gedwongen geld te lenen. Een voordeel van het onderscheid tussen enerzijds het begrip ex officio en anderzijds rechtsbijstand is dat rechtsbijstand ook kan worden verleend als de verdachte zelf een raadsman aanwijst. De verdachte die niet in staat is om te betalen, is daarmee niet verplicht de door de staat aangewezen raadsman te accepteren. Dit blijft echter een theoretische vrijheid, omdat de kans erg groot is dat de privaat betaalde advocaat zal weigeren de zaak aan te nemen in een geval van rechtsbijstand – in beschouwing genomen dat de staatsvergoeding vele malen lager is dan zijn reguliere tarief. De Staat betaalt een vast tarief ongeacht of de raadsman ex officio of privaat is aangesteld. Deze tarieven worden voorgesteld door de Orde van Advocaten en vervolgens door een ministerieel of parlementair besluit goedgekeurd. Er is dus sprake van een standaardtarief. De uiteindelijke kosten hangen af van het aantal uren dat de raadsman voor zijn cliënt werkt. De ex officio raadsman die een verdachte bijstaat zonder recht op rechtsbijstand en de rekening niet kan betalen, moet zelf aantonen aan de overheid dat zijn cliënt niet in staat is te betalen en niet zal betalen. De staat betaalt de advocaat pas uit als hij aangetoond heeft dat elk voor handen zijnde rechtsmiddel is uitgeput om betaling te verkrijgen van de cliënt. Onder “alle middelen” valt ook het aanspannen van een civiele procedure om de gemaakte kosten op te eisen. De staat betaald pas als deze juridische procedure en bijvoorbeeld inbeslagname van goederen gefaald heeft. Als het inkomen van de verdachte die niet over het benodigde geld kan beschikken, net boven de krappe norm van €9.296,22 valt, betekent dit dat de advocaat al deze stappen moet uitvoeren eer hij betaald krijgt voor zijn inspanning. Het is te begrijpen dat deze te voorziene moeite bij een niet draagkrachtige verdachte schadelijk is voor de vertrouwensrelatie tussen cliënt en raadsman. Op het moment dat de raadsman geen geld denkt te kunnen verwachten van een weinig vermogende cliënt – zo werd in een interview aangegeven - kan dit zijn weerslag hebben op de inspanningen voor deze verdachte. De advocaat zal aanwezig zijn, maar niet veel tijd besteden aan de voorbereiding. Daarnaast heeft er lange traditie bestaan om geen vergoeding te vragen voor de verleende diensten in lichte zaken. Er wordt een voorbeeld genoemd van een groep arrestanten die moet voorkomen bij de rechter om te bepalen of deze personen op rechtmatige gronden vastzitten. In zo een groep is er altijd wel iemand zonder advocaat. De rechter heeft dan het recht ter plaatse een advocaat aan te wijzen en kan bijvoorbeeld aan de advocaat van een andere verdachte vragen of hij ook voor de verdachte zonder raadsman wil optreden bij deze gelegenheid. De advocaat zal dit dan over het algemeen doen zonder hiervoor kosten in rekening te brengen. Minderjarigen
Bij minderjarigen is het recht op rechtsbijstand op een andere manier ingevuld. In zaken met minderjarigen voorziet de wet er in dat de Staat in alle gevallen zorg moet dragen voor de kosten van de ex officio raadsman. De Staat betaalt de rechtsbijstand in eerste instantie en kan deze kosten vervolgens verhalen op de bijge-
53
Arikel 74 en 92 van President of Republic Decree 30 May 2002, No. 115
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 63
stane verdachte als het geval dit toelaat, oftewel als het familie-inkomen boven de €9.296,22 is. De overheid is zelf verantwoordelijk voor het terugvorderen van de kosten.
5.6 Effect van de raadsman bij het politieverhoor op de strafrechtketen Het effect van de aanwezigheid van een raadsman bij politieverhoor op de strafrechtketen is moeilijk te distilleren in Italië. Het recht is al lange tijd aanwezig en de geïnterviewde personen kennen geen andere realiteit. Het effect is ook lastig te isoleren van de effecten van het accusatoire systeem. Verklaringen worden in Italië niet als voldoende betrouwbaar bewijs gezien en het verslag van een verhoor kan immers niet direct als bewijs worden aangevoerd in de rechtszaal. Het verhoor moet voor de rechter als het ware worden gereproduceerd. Een belastende verklaring zal daarnaast altijd ondersteund moeten worden door andersoortig bewijs. Dit is mede noodzakelijk om het gevaar van tunnelvisie af te dekken. De officier van justitie moet er altijd vanuit gaan dat een verdachte mogelijk onschuldig is, zelfs wanneer de verdachte zichzelf schuldig verklaart. Dit kan bezien worden vanuit het perspectief van de ervaringen met de georganiseerde misdaad in Italië. Een persoon kan mogelijk de schuld op zich nemen om een ander uit beeld te houden onder druk van betaling of bedreiging. Bewijsvergaring De aanwezigheid van de raadsman heeft daarmee enig effect op de wijze waarop het bewijs vergaard wordt. Er wordt wellicht iets meer gebruik gemaakt van afluisteren (vooral bij high level crimes) zoals tappen van de telefoon en berichten, maar ook van huiszoekingen. Hoewel de criteria voor het aftappen van communicatiemiddelen in het WvSv streng zijn geformuleerd, staat de rechter ook regelmatig aftappen toe in zaken van gemiddelde zwaarte. De rechter kan ook toestemming geven om een undercover operatie op te starten. Op dit punt voelen Italiaanse opsporingsambtenaren zich echter in de knel zitten. Op de agent ligt namelijk de verplichting de verdachte op de hoogte te stellen van zijn rechten. Er zijn namelijk voorbeelden van jurisprudentie waarbij verklaringen tegenover undercoveragenten ontoegankelijk zijn verklaard, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de verdenking en zijn formele rechten als verdachte. De geïnterviewde Italiaanse agenten geven aan dat zij soms zouden wensen meer vrijheden te krijgen bij het aanvoeren van bewijs tijdens de terechtzitting. Door de aanwezigheid van de raadsman bij politieverhoor is betrappen op heterdaad belangrijker geworden. Het aanhouden van een verdachte op de plaats en ten tijde van het delict geeft de politie of de officier van justitie immers de mogelijkheid informeel en dus snel te verhoren ter plekke. De Italiaanse ervaring leert dat de kans op een bekentenis het grootst is in de eerste 48 uur. De politie en de officier van justitie hebben daarmee een extra trigger om snel ter plaatse te zijn. Als de officier van justitie op zo een moment een bekentenis krijgt, kan hij deze tijdens het OTT aanvoeren als bewijs. Hoewel de politie dit niet kan, kan het toch helpen bij het verkrijgen van ander bewijs. Rol advocaat Onder het vorige WvSv was de advocaat een procesbewaker, die toe moest zien op het bewijs verzameld door iemand anders. Sinds 2000 is het de advocaat daarnaast toegestaan om een parallel onderzoek te starten en verklaringen van derden af te nemen. Als een derde niet wil meewerken kan de advocaat de officier van justitie zelfs vragen deze persoon als getuige op te roepen. De officier van justitie moet dit verzoek toewijzen. Het gegenereerde bewijs wordt in de zaak hetzelfde behandeld als het bewijs dat verzameld is door de politie of de officier van justitie. Aan het einde van de onderzoeksfase dient de officier van justitie aan te geven dat er een einde aan is gekomen en dat de verdachte en advocaat toegang hebben tot het onderzoeksdossier. De verdachte mag op dit moment ook bewijs dat door de advocaat is verzameld naar voren brengen en een verzoek doen tot nader onderzoek. Hierdoor is er een zeer kleine kans op verrassingen in de rechtszaal. Jaren na de invoering van het nieuwe WvSv kan gezegd worden dat de advocaat zichzelf steeds meer begint te zien als een tegenstander, die tevens het proces bewaart. Hij ontwikkelt een strategie, die tegengesteld is aan de strategie van de officier van justitie. Naar aanleiding van dit veranderende krachtenveld is er een roep vanuit de advocatuur ontstaan, om de positie van de officier 64 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
van justitie als magistraat te wijzigen in die van een gelijkwaardige procespartij. Dit is een politieke discussie geworden waarvan het einde nog niet in zicht is. In Italië is het juridische beroep erg populair. Er zijn dan ook enorm veel advocaten. Ook al is de aanwezigheid van een advocaat zowel in civiele als strafzaken verplicht, de advocaten zijn er in zulke getallen dat een beroep in de advocatuur dan ook niet per se een garantie is op voldoende inkomsten. Dit kan van invloed zijn op de kwaliteit van de advocaat en een risico vormen voor zijn onafhankelijkheid.
5.7 De kansen en knelpunten van het systeem 5.7.1 Kansen Controlefunctie Italië kent een verplichte aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor, ook in de kleinere zaken waar de schuld van de verdachte evident is. De aanwezigheid van een advocaat heeft een controlerende functie in het rechtssysteem. De aanwezigheid van een advocaat zorgt er voor dat fouten bij de politie worden voorkomen. Er is daarom in zekere zin sprake van vertrouwen in de relatie politie – raadsman. De advocaat wordt niet als probleem gezien, omdat zijn aanwezigheid naast een wettelijk vereiste ook een garantie vormt voor de politie. De praktijk leert dat onnodige belemmering weinig voorkomt. In de Noord-Europese landen heeft de politie om politieke en historische redenen een veel sterkere positie dan in de mediterrane landen. De Nederlandse agenten zijn bang dat de effectiviteit van het verhoor zal eroderen en dat verdachten zich vaker zullen beroepen op het zwijgrecht. In Italië wordt zwijgen als een vanzelfsprekend en fundamenteel recht van de verdachte beschouwd. Het recht om te zwijgen staat duidelijk genoemd in de wet en staat daarom niet ter discussie in Italië. Een van de lessen van het bezoek aan Italië is dan ook de aanwezigheid van een raadsman niet als een bedreiging, maar als een kans te zien. Het is duidelijk geen kans om tot een snellere veroordeling te komen, maar wel een kans om de belangen van de verdachte beter te dienen. Uitzonderingen In Italië is er door de wetgever gekozen voor een middenwegoplossing. Als er sprake is van een formeel verhoor door de justitiële politie, dan heeft de verdachte altijd recht op een raadsman. Als de officier van justitie verhoort, kan dit recht worden beperkt als de omstandigheden hierom vragen. Deze beperking zal de officier van justitie wel goed moeten onderbouwen. Over het algemeen zal de officier van justitie zich bemoeien met de ernstigere zaken. Als er zwaarwegende belangen zijn en er het is belangrijk dat er snel verhoord wordt, is daarmee een waarborg ingebouwd tegen vertraging als de advocaat op zich laat wachten. Ook het recht op consultatie voorafgaand aan het verhoor kan beperkt worden in zaken waarbij consultatie het bewijs in gevaar kan brengen. Het is daarnaast opvallend dat er in de Italiaanse praktijk mogelijkheden zijn om informeel te verhoren ter plaatse bij heterdaad om te voorkomen dat er bewijs verloren gaat. Hiermee is er een balans gezocht tussen de tegengestelde belangen van de vervolgende partij enerzijds en de verdachte anderzijds. 5.7.2 Knelpunten Uitzondering recht op raadsman De uitzondering op het recht op een raadsman bij verhoor zoals de spontane verklaring en het informele verhoor zijn zowel knelpunten als kansen. Zij zijn een knelpunt op het moment dat het gebruik van deze uitzonderingen te breed wordt geïnterpreteerd of als excuus wordt gebruikt. Hiermee komen de door de wet ingegeven rechten van de verdachte in het gedrang. Een mogelijke ‘vrije ruimte’ in de wet dient dan ook met duidelijke begrenzingen opgesteld te worden. Lengte van het strafproces Italië kent lange strafprocedures. Procedures kunnen in principe langer duren doordat er in bepaalde gevallen gewacht moet worden tot de advocaat ter plaatse is. Omdat het recht op een raadsman in Italië al lang geïnstitutionaliseerd is, kwam uit de interviews echter niet duidelijk naar voren of dit recht tot gevolg De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 65
heeft dat het langer duurt om tot het OTT over te gaan. Er is geen recent vergelijkingsmateriaal. Doordat de advocaat meestal snel ter plaatse is, draagt de verplichte aanwezigheid van de raadsman maar in zeer beperkte mate bij aan de lange strafprocedures die in Italië gangbaar zijn. Daarmee weegt het voordeel van de aanwezigheid van de raadsman op tegen de mogelijke vertraging in sommige gevallen. De verplichte aanwezigheid van een advocaat kan alleen vertragen als de politie het gedelegeerde verhoor ten uitvoer brengt en de advocaat niet of te laat komt. In beginsel zijn de langdurige zaken te wijten aan de scheiding tussen de onderzoeksfase en het OTT en de hoeveelheid strafzaken ingegeven door het legaliteitsbeginsel. Lage inkomensgrens voor rechtsbijstand De inkomensgrens voor rechtshulp is met €9.296,22 op een laag niveau vastgesteld. Dit moet echter in het perspectief worden gezien van een lager gemiddeld inkomen. Het gemiddelde jaarlijkse inkomen per hoofd van de bevolking in Italië is ongeveer €18,10054 en ligt daarmee lager dan in Nederland. Hoewel de jaarlijkse totale kosten van rechtsbijstand een stijgende trend tonen, maken er niet veel mensen gebruik van rechtshulp op het totaal van de Italiaanse bevolking. Een mogelijke oorzaak is dat mensen niet goed genoeg op de hoogte zijn van het feit dat ze kunnen verzoeken om dit recht en dat de advocaat niet altijd bereid is zijn cliënten hierover te informeren. Een raadsman moet deel uitmaken van een speciale lijst en onder regelmatige review staan om rechtsbijstand te mogen verlenen. Voor de advocaten die personen met een laag inkomen bijstaan kan het een uitdaging zijn de vergoeding te ontvangen. De last om rechtsbijstand/vergoeding van de kosten te krijgen ligt onder de grens van een jaarinkomen van €9.296,22 bij de verdachte. Boven deze grens is de advocaat verantwoordelijk voor het krijgen van zijn vergoeding. Bij mensen met een jaarinkomen dat niet ver boven de €9.296,22 ligt, kan dit moeizaam verlopen. Dit kan de relatie tussen de raadsman en zijn cliënt negatief beïnvloeden. De advocaat kan hierdoor besluiten minder voorbereidingstijd aan de zaak te wijden. In principe worden ex officio advocaten niet beïnvloed door de politie, de officier van justitie of de rechter en zijn zij in staat hun werk zonder belemmeringen uit te voeren. Een benoemde advocaat, die betalingsproblemen verwacht, kan echter minder geneigd zijn om voor de officier van justitie of rechter onprettige juridische of feitelijke zaken aan de kaak te stellen. In kleine ad hoc zaken komt het voor dat de advocaat helemaal geen vergoeding vraagt, omdat de moeite van het krijgen van de vergoeding niet opweegt tegen het te ontvangen bedrag. Er ligt daarmee een grote last op de schouders van de advocatuur. Kwaliteitscontrole advocatuur Het is niet verplicht voor advocaten zich op te laten nemen op de lijst van de Orde van Advocaten. Met name voor jonge advocaten kan het voordelig zijn zich in te schrijven, om zodoende ervaring op te kunnen doen. De lijst met ex officio advocaten die wordt samengesteld en overzien door de Orde van Advocaten, is daardoor van redelijk goede kwaliteit, maar zeker niet van topniveau. Sinds 2001 is de verantwoordelijkheid om de opleidingen van advocaten op de ex officio lijst te organiseren en te controleren belegd bij de lokale vestigingen van de Orde van Advocaten. Uit literatuur blijkt dat deze functie niet goed wordt uitgevoerd en er een gebrek aan kwaliteitscontrole is binnen de advocatuur.55 De meer bekende en beste advocaten werken voornamelijk privaat. Maar, werd er in een interview aangegeven, “gelukkig zijn niet alle goede advocaten bekend, net zoals de meest beroemde dokters soms niet de beste dokters zijn.” De Orde van Advocaten kan disciplinaire maatregelen nemen bij verzuim van plichten. Ondanks de strenge regels en de deontologische code van de Orde van Advocaten, kunnen er echter maar weinig praktijkvoorbeelden van toepassing worden genoemd. Uit interviews en literatuur blijkt dat maatregelen zoals schorsing niet vaak voorkomen. Het is zeldzaam dat een advocaat na een disciplinaire procedure verboden wordt zijn beroep uit te oefenen. Dit is alleen het geval na veroordeling in een strafzaak. Het lijkt er op dat dit meer samenhangt met gebrekkige controle dan met formidabel gedrag van de advocatuur.
54 55
Data van IMF, World Economic Outlook, Okt 2007 Michele Caianiello
66 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Tijdens het onderzoek in Italië viel het op dat er maar weinig concrete cijfers konden worden verstrekt. Hierdoor bleven antwoorden vaak hangen in de sfeer van “meestal niet, maar soms wel”, “dat hangt van het geval af” etc. Documentatie is erg belangrijk voor het beoordelen van de werking een dergelijk systeem. Meer monitoring zou de duidelijkheid betreffende de gevolgen van de aanwezigheid van de raadsman bij het politieverhoor voor de strafrechtketen ten goede komen.
5.8 Conclusie werkbezoek Italië Het recht op een raadsman bij het politieverhoor is in Italië in de jaren ’60 tot stand gekomen en heeft een lang proces doorgemaakt. Het huidige Italiaanse systeem van strafvordering is het resultaat van een lange strijd om rechten en bescherming van verdachten. Om historische redenen geloven Italianen in het belang van de aanwezigheid van de raadsman en zien zij dit als een belangrijk recht van de verdachte. Het Italiaanse systeem kent de vereiste waarborgen voor een effectieve verdediging in strafzaken als het aankomt op de verplichte aanwezigheid van een raadsman bij politieverhoor. De regels zijn voor degenen die er mee te maken hebben overzichtelijk en duidelijk. Over het algemeen kan men zeggen dat de verdachte in verhoor voldoende op de hoogte is van zijn of haar rechten en de effecten van een mogelijke verklaring. De verplichte aanwezigheid van een advocaat verkleint de kans dat de verdachte het slachtoffer wordt van druk of misleiding en het zwijgrecht wordt ondermijnd. Er zijn echter wel een aantal uitzonderingen die het mogelijk maken te verhoren zonder raadsman. De aanwezigheid van deze uitzonderingen kan als positief beoordeeld worden ten faveur van een voorspoedige rechtsgang. De dagelijkse interpretatie van deze uitzonderingen vraagt echter wel om monitoring, omdat een (te) brede interpretatie op de loer ligt. Hierbij dient de alternatieve functie van het vooronderzoek in Italië echter wel in beschouwing te worden genomen. Het verhoor kan door politie nooit direct als bewijs opgevoerd worden in de rechtszaal. De schade die een verklaring kan aanrichten is om deze reden beperkt. Hoewel de kosten voor rechtsbijstand een stijgende trend laten zien, blijven de kosten beheersbaar voor de overheid. Het rechtsbijstandsysteem is namelijk alleen toegankelijk voor mensen met een erg laag jaarinkomen en kent een lage vergoeding naar de advocaat toe. De last van de gevolgen van deze keuze komt vooral bij de advocaat te liggen Dit is vooral zichtbaar bij de verdediging van personen die een inkomen net boven de vastgestelde grens voor rechtsbijstand genieten. Soms neemt een advocaat zijn verlies en steekt hij om deze reden zo weinig mogelijk tijd in zaak. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van de verdediging en de verhouding tussen cliënt en raadsman. In combinatie met de matige kwaliteitscontrole op de advocatuur vormt dit een kritieke factor voor de rechtsbescherming van de verdachte. Toekomst Tijdens de interviews met de verschillende personen is steeds de vraag gesteld of het huidige Italiaanse systeem ter discussie staat en of er mogelijke veranderingen op komst zijn. Dit werd door alle respondenten negatief beantwoord. In de huidige Richtlijn van de Europese Unie zien de Italianen zich bevestigd in het stevig verankerde recht op een raadsman bij het politieverhoor. Het huidige Italiaanse systeem is immers al in overeenstemming met de bepalingen in de Richtlijn. De verschillende respondenten benadrukten dat, in het huidige systeem, de regels duidelijk zijn. De positie van de officier van justitie staat echter wel ter discussie. Als de officier van justitie zijn titel als magistraat wordt ontnomen en een gelijkwaardige procespartij wordt, kan dit wel invloed hebben op de geoorloofde optie voor de officier van justitie om te verhoren zonder raadsman. Voorlopig ziet het er echter niet naar uit dat dit zal gebeuren.
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 67
Conclusie en aanbevelingen
68 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
In dit onderzoek is gekeken hoe andere Europese landen het recht van de verdachte op een raadsman bij het politieverhoor hebben ingevoerd, om van lering te zijn voor de praktische implementatie van dit recht in Nederland. De volgende vraag stond hierbij centraal: Hoe hebben andere Europese landen de aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor geregeld, zodat deze enerzijds aan de Europese richtlijnen voldoet en anderzijds zo min mogelijk kosten en praktische problemen met zich meebrengt? Uit het onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor als positief wordt ervaren door alle betrokken partijen wanneer de raadsman een actieve rol kan innemen tijdens het verhoor. De politie geeft aan dat haar positie zelfs is versterkt door de aanwezigheid van de raadsman, nu zij geen verwijten meer krijgen van ongeoorloofde pressie. Ook voor het vervolg van het strafrechtelijk proces kan de aanwezigheid van een raadsman tijdens het verhoor een positieve invloed hebben. Doordat de eerste fase van het strafrechtelijk proces ‘gecontroleerd’ wordt door een raadsman kan achteraf door de verdachte niet meer geclaimd worden dat er fouten zijn gemaakt, wat de verzamelde bewijslast tijdens het eerste verhoor zwaarder doet wegen in de rechtbank. In Engeland en Denemarken blijkt het moeilijk om de kosten van een aangewezen raadsman te verhalen, wanneer het tot een veroordeling komt. De hoge kosten van rechtsbijstand worden als een belangrijk knelpunt gezien. In België zijn advocaten terughoudend in het verlenen van bijstand tijdens het verhoor, omdat er onduidelijkheid bestaat over de vergoeding. Elk punt staat voor een geleverde prestatie en wordt vergoed met een zeker bedrag, maar de hoogte van dat bedrag wordt pas een jaar later bekend. In Italië worden de kosten van de rechtsbijstand niet als een knelpunt gedefinieerd. Ondanks de verplichte aanwezigheid van een raadsman in álle strafzaken wordt er relatief weinig gebruik gemaakt van rechtsbijstandsvergoeding, mede door de laag vastgestelde inkomensgrens. Er ligt hierbij een relatief zware last bij de advocaat en de verdachte, omdat zij in eerste instantie moeten aantonen dat de cliënt niet genoeg verdient en in aanmerking zou moeten komen voor rechtsbijstand. De keerzijde van dit systeem is een mogelijk gematigde of ad hoc inzet van de raadsman in gevallen dat de cliënt niet draagkrachtig is. Deze regeling drukt daarmee regelmatig op de kwaliteit van de bijstand en toont de nadelen van een restrictieve toewijzing van rechtsbijstand. Door logistieke beperkingen kan het in de onderzochte landen lang duren voordat een raadsman op de verhoorlocatie aanwezig is. In België kent men een aanrijlimiet van twee uur, waarbinnen de advocaat aanwezig moet zijn. Na twee uur mag politie aanvangen met het verhoor. Een dergelijk limiet op de aanrijtijd wordt in België niet als een probleem ervaren. Over het algemeen is het haalbaar voor raadsmannen binnen deze tijd aanwezig te zijn en daarbij gaat de politie soepel om met de termijn van twee uur. In Denemarken bestaat geen tijdslimiet, wat door de betrokken partijen als positief wordt ervaren. In Italië dient de advocaat 24 uur voor het verhoor genotificeerd te worden. Het verhoor kan vanwege het grondwettelijke recht op een raadsman niet plaatsvinden totdat er een advocaat aanwezig is. De officier van justitie kan wel overgaan tot verhoor als daar dringende redenen voor zijn. Omdat het weinig voorkomt dat de advocaat niet op komt dagen voor het verhoor, de mogelijke achtervang van de officier van justitie, en de vanzelfsprekendheid van een raadsman bij verhoor wordt het ontbreken van een termijn niet als obstakel gezien. Er zijn geen concrete aanwijzingen gevonden dat het recht op een raadsman tijdens politieverhoor leidt tot meer beroep op het zwijgrecht. Uiteraard adviseren raadsmannen in sommige gevallen aan de verdachte zich te beroepen op het zwijgrecht, maar in andere gevallen wordt juist geadviseerd mee te werken, wat het proces versnelt. Ook de duur van het verhoor lijkt niet te zijn toegenomen. De aanwezigheid van een raadsman heeft in enkele gevallen een vertragende werking, maar kan omgekeerd ook versnellend werken Uit de gesprekken komt naar voren dat tijdens het opsporingsonderzoek het verhoor een andere rol is gaan innemen. Er is nu meer aandacht voor het voorafgaande (forensische) onderzoek, alvorens over te gaan tot een eerste verhoor, om zoveel mogelijk bewijslast te kunnen presenteren tijdens dit verhoor. Ook in Nederland is reeds een verschuiving in de verhouding tussen de ‘tactiek’ en ‘techniek’ gaande en wordt hieromtrent volop discussie gevoerd. Door technologische ontwikkelingen op het vlak van forensische opsporing, lijkt de techniek een steeds groter onderdeel te worden van het politiewerk. Naar verwachting zal deze tendens doorzetten en verliest het politieverhoor (onderdeel van de tactiek) mogelijk aan waarde. De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 69
Hierbij is het van belang op te merken dat er een verschil bestaat tussen Angelsaksische landen waar het verhoor meestal het eindpunt is van een opgebouwd dossier en landen als België en ook Nederland, waar voor de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving het verhoor het beginpunt vormt van het dossier. Met de invoering van de wet raadsman bij politieverhoor treedt er in Nederland een verschuiving op richting het Angelsaksische systeem. Op basis van bovenstaande uitkomsten zijn enkele aanbevelingen ontstaan, waarmee rekening gehouden kan worden bij de invoering van het recht op een raadsman tijdens het politieverhoor in Nederland. Hierbij wordt nogmaals opgemerkt dat rechtsvergelijking op zichzelf een uiterst lastige exercitie betreft, aangezien geen enkel rechtssysteem hetzelfde is. Aldus bestaan er (grote) verschillen tussen de onderzocht systemen en het Nederlandse systeem, waardoor een direct ‘knip en plakwerk’ van de best practices niet mogelijk is. Wel kunnen onderstaande aanbevelingen een bijdrage leveren aan de discussie omtrent de beleidsvorming in het kader van het wetsvoorstel Raadsman bij politieverhoor. 1. Actieve rol raadsman bij politieverhoor
In de bezochte landen is er niet overal sprake van een actieve rol van de advocaat. De landen met een passieve rol hebben te kampen met ontevredenheid van de advocaten en hier lijkt de aanwezigheid van de raadsman geen extra waarde te hebben in het strafproces. Deze bevindingen komen ook naar voren uit de Nederlandse pilot ‘raadsman bij politieverhoor’. In de landen waar de advocaat een actieve rol inneemt, wordt de aanwezigheid van de raadsman als positief ervaren en lijkt het een toegevoegde waarde te geven aan het proces. Zowel politie als advocatuur bevestigen dat zij elkaars rol en positie tijdens het verhoor kunnen versterken. Claims van ongeoorloofde druk door de politie komen in de praktijk dan ook niet meer voor of kunnen direct door de rechter worden verworpen door te constateren dat de raadsman aanwezig is geweest en niet heeft ingegrepen. Daarnaast lijkt de mogelijkheid tot interveniëren zowel de kwaliteit van het verhoor als het proces verbaal ten goede te komen. Uit dit onderzoek is gebleken dat een actieve rol van de raadsman niet of nauwelijks misbruikt wordt om de voortgang van het verhoor te frustreren. 2. Inzage bewijslast voorafgaand aan eerste politieverhoor
In Denemarken wordt veel belang gehecht aan een vroege inzage in de bewijslast door de raadsman, zodat deze een gepast advies kan geven aan de verdachte. Dit is niet van toepassing op België en Italië, omdat men in deze landen is gebonden aan strikte termijn en van respectievelijk 24 uur en 48 uur voordat een verdachte aan de onderzoeksrechter voorgeleid moet worden. Het verhoor is in deze landen vaak een beginpunt van een dossier. In Italië kan het verhoor zelfs niet als direct bewijs aangevoerd worden in de rechtszaal en dient het als basis voor verdere bewijsvergaring. Voor het verhoor is meestal dus nog geen dossier beschikbaar wat de advocaat kan inzien. In dit onderzoek is geconstateerd dat de rol van het eerste politieverhoor zal veranderen wanneer het wetsvoorstel in Nederland geïmplementeerd zal worden, waarbij meer nadruk gelegd zal worden op het verzamelen van bewijslast voorafgaand aan het verhoor. Wanneer de advocaat inzage heeft gehad in de bewijslast alvorens het eerst verhoor plaatsvindt, kan dit positieve gevolgen hebben voor het verloop van het verhoor, omdat de raadsman de verdachte gerichter advies kan geven. Wanneer er veel bewijslast is zal er bijvoorbeeld minder snel geadviseerd worden gebruik te maken van het zwijgrecht en in plaats daarvan om constructief mee te werken. Aangezien de impact van een dergelijke maatregel niet voldoende onderzocht is wordt aanbevolen een pilot te starten waarin een dergelijke werkwijze kan worden onderzocht. 3. Flexibel tijdslimiet aanrijtijd raadsman, maar duidelijke formulering uitzonderingen
Wanneer de verdachte van zijn vrijheid is beroofd en zich derhalve in een kwetsbare positie bevindt, rust er een zekere zorgplicht op de overheid om ervoor te zorgen dat, wanneer de verdachte dit wenst, hij in de gelegenheid wordt gesteld om zich door een raadsman te laten adviseren en bijstaan. Hoewel in de EU-richtlijnen niet gesproken wordt over een zorgplicht, houden de richtlijnen feitelijk wel in dat de overheid de bijstand van een raadsman tijdens het verhoor moet kunnen garanderen. Door logistieke beperkingen kan het in de onderzochte landen lang duren voordat een raadsman op de verhoorlocatie aanwezig is. In België kent men een aanrijlimiet van twee uur, waarbinnen de advocaat aanwezig moet zijn. Na twee uur mag politie aanvangen met het verhoor. Een dergelijk limiet op de aanrijtijd wordt in België niet als een probleem ervaren. Over het algemeen is het haalbaar voor raadslieden binnen deze tijd 70 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
aanwezig te zijn en daarbij gaat de politie soepel om met de termijn van twee uur. In Denemarken en Italië, waar de raadsman tot het voorgeleiden aan de rechter de tijd heeft om zich bij het politiebureau te melden, verloopt dit zonder problemen. De eventuele wachttijd wordt ook door politie in deze landen niet als storend ervaren, maar leidt wel tot langere doorlooptijden in de strafrechtketen. 4. Voortzetten pilot Rotterdam bij uitrol ZSM
Een mogelijkheid om de aanrijtijden te verlagen, en daarmee de huidige doorlooptijden te behouden, is ondergebracht in de pilot video-consult in Rotterdam. In Rotterdam vindt momenteel een pilot plaats waarbij er gedurende de dag constant een advocaat aanwezig is op een locatie. Een vaste advocaat heeft een aantal voordelen, zoals tijdswinst voor de advocatuur en politie. De pilot in Rotterdam is begonnen met twee advocaten per locatie, maar heeft dit door een lage werkdruk teruggebracht naar één advocaat. Begin 2013 zal ZSM worden uitgerold, waarbij snelheid voorop staat en wachttijden door de aanrijtijd van de raadsman het proces zou kunnen frustreren. De pilot biedt ook in het kader van ZSM veel mogelijkheden en het is wenselijk deze pilot voort te zetten met de uitrol van ZSM, waarbij het denkbaar is de advocaat op de ZSM locatie te positioneren. 5. Onderzoek naar terugvordering kosten rechtsbijstand bij veroordeelde verdachte
Uit het literatuuronderzoek als het praktijkonderzoek bleek dat in zowel Groot-Brittannië als Denemarken de kosten van rechtsbijstand oplopen en zij slechts een klein bedrag (10-20%) weten terug te vorderen bij de veroordeelde verdachte. In Denemarken wordt momenteel gekeken naar een nieuw systeem, om dit percentage te verhogen. Om de kosten van rechtsbijstand in Nederland te drukken, is het wenselijk de mogelijkheden van een dergelijk systeem in Nederland te onderzoeken. In opdracht van Staatssecretaris Teeven56 is een rechtsvergelijkend onderzoek uitgevoerd door Prof. Tak, waarbij onderzocht is hoe de kosten die gemoeid zijn met een strafzaak in het buitenland57 worden gereguleerd. In zijn onderzoek is gekeken naar de praktijk in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Momenteel wordt bekeken hoe de conclusies en aanbevelingen van Prof. Tak kunnen worden toegepast in Nederland. Het is aan te bevelen een aanvullend onderzoek te doen naar de draagkracht van de groep veroordeelde verdachten die gebruik maakt van een toegevoegde advocaat op ambtshalve last. Alvorens een systeem voor toetsing van draagkracht en terugvordering van gesubsidieerde rechtsbijstand in te gaan richten, is het raadzaam te toetsen of er daadwerkelijk ook iets terug te vorderen valt bij de doelgroep. Mocht de financiële opbrengst gering zijn, kan men nog steeds overwegen om deze regelgeving door te voeren omdat men het rechtvaardig acht dat vermogende veroordeelden hun eigen rechtsbijstand betalen. 6. Onderzoek naar de verschuiving van ‘tactiek’ naar ‘techniek’
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat in de drie onderzochte landen een verschuiving heeft plaatsgevonden van het verhoor (tactiek) naar de forensische opsporing (techniek) tijdens het strafrechtelijk proces. Ook in Nederland is deze tendens al zichtbaar, maar de aanwezigheid van de raadsman bij politieverhoor en de mogelijk daaruit voortvloeiende toename van het beroep op het zwijgrecht kan deze tendens versterken. Naar verwachting zal de forensische opsporing een steeds groter deel gaan uitmaken van het politiewerk. Het is wenselijk om in een vervolgonderzoek de aard en omvang van deze verschuivingen zichtbaar te maken, zodat er op tijd op deze ontwikkeling gereageerd kan worden Het WODC is reeds verzocht een dergelijk onderzoek te doen.
Staatssecretaris Teeven heeft in een brief van 4 mei 2012 (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/ kamerstukken/2012/05/09/vraagpunten-gesubsidieerde-rechtsbijstand.html) aan de Tweede Kamer aangegeven dat een ontwerp van regelgeving is gemaakt waarin de mogelijkheid is neergelegd op vermogende veroordeelden de kosten van rechtsbijstand te verhalen. De staatssecretaris doelt hier op het nieuwe artikel 45 Strafvordering zoals is voorgesteld in het wetsvoorstel Raadsman en politieverhoor. Dit artikel vervangt het bestaande artikel 49 Strafvordering, dat verhaal op de goederen van een verdachte mogelijk maakt, maar in de praktijk nooit eerder is gebruikt. 57 De systemen in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland worden onderzocht. 56
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 71
Bijlage 1 Overzicht vergoedingen rechtsbijstand Denemarken
72 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
The Eastern Danish High Court
The Western Danish High Court
22 December 2009
Recommended fee rates as of 1 January 2010 to for defence counsels in criminal proceedings The below rates apply in cases where fees are awarded after 1 January 2010. It is of no importance whether the work or part of the work was performed prior to 1 January 2010, unless special circumstances exist. VAT must be added to the below rates.
Defence counsel in criminal proceedings Basic rate per hour a. Statutory preliminary hearing of normal duration See also 3. b. A defence counsel who has undertaken to be available for statutory preliminary hearings on Saturdays, Sundays and holidays is paid a fee per day of The fee Extension of time and brief court hearings during the preparation of the case The fee for preliminary statutory hearings and time extensions covers also conversations with the suspect in connection with the hearing. Compensation for significant delays compared to the summoned date is fixed according to the hourly rate and paid by the state treasury
DKK 1,550 DKK 1,300
DKK 2,000
DKK 1,200
DKK 1,200
Court hearings concerning special investigative action are treated as preliminary statutory hearings and extensions of time, respectively. However, the standard rates are not paid in full if the same attorney in the same brief court hearing has several consecutive cases, see the rate provisions on reduction where the same attorney is defence counsel for several persons in the same case, see item 14. Protracted court hearings and police interrogations per hour
DKK 1,550
De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 73
Court hearings etc. on Sundays and holidays + Saturdays Increase by 50 % from 22.00 – 06.00 by 100% (to be stated by the defence counsel) Prison visits of normal duration
DKK 1,300
Waiver of appeal before the main trial following negotiation of normal duration with the client up to at least
DKK 1,550
Extensions of time on a written basis
DKK 750
Transaction fee for cases closed without a court hearing
DKK 850
at least
Summary proceedings on the basis of a guilty Plea + main trials Minor summary proceedings on the basis of a guilty plea of a duration of up to ½ hour, including cases concerning drunk driving if more than two cases heard consecutively
DKK 1,550
otherwise
DKK 2,100
Protracted summary proceedings on the basis of a guilty plea: Like main trials. Main trials Up to two hours Two hours Three hours (½ day) Four hours Five hours Six hours (one day)
DKK 3,100-4,600 DKK 4,600 DKK 6,800 DKK 9,100 DKK 11,400 DKK 13,700
The duration of the main trial includes delays before the commencement of proceedings and delays between the commitment of the case for sentence and the delivery of the decision; in the latter case, only if the defence counsel remains present in court. The duration of the main trial does not include usual lunch breaks. The rate for main trials also covers conversations with the client at the office, retrieval of information and preparation of closing arguments to a normal extent. In cases where the preparation time has exceeded the usual period, a supplement may be paid of DKK 1,550 per hour for the time assumed to have been spent on the additional preparation. The fee paid at the conclusion of the main trial normally also includes the work on appeal, applications for leave to appeal to a second or third instanceand pardon etc., which means that an “additional fee” is only paid in special circumstances. Travelling time. Fees are increased by at least DKK 750 per hour to defence counsel having to travel to courts, jails or the like. In case of a long distance, direct travelling expenses must normally be added. The fee is not increased if the appointment as defence counsel is conditional on the counsel waiving claims against the state treasury for reimbursement of travelling expenses. In case of the defence counsel travelling abroad (e.g. in connection with interrogations), travelling allowance, attendance fees and hotel allowance are paid according to the rules stipulated by the state + DKK 15,000 per one full day’s absence in connection with the travelling. This amount includes the defence counsel’s preparation. 74 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices
Appearance in vain and court hearings cancelled by one day’s notice or a shorter time limit In case of appearance in vain and in cases where a scheduled court hearing is cancelled the same day as scheduled, or where cancellation takes place by one day’s notice, the fee is fixed in consideration of the time scheduled for the case, up to ½ fee. For cancellation by more than one day’s notice, no fee is paid. No fee is paid if the cancellation is due to the defence counsel’s own circumstances; e.g. illness or the like.
DKK 1,200
If a protracted case is concluded earlier than planned, e.g. due to a waiver of appeal by the prosecutor, a defence counsel who has had to make arrangements in consideration of the case may be paid a reasonable fee. The above rates are recommended. Especially in jury trials and other cases which are rather heavy in terms of evidence (e.g. cases with a high level of tele information), there may be grounds for increasing the rate. A moderately increased rate may be applied when a new defence counsel has intervened during the appeal. However, where the same attorney has several consecutive cases on the same day, the fee may be reasonably reduced for the individual case. Where the same attorney represents several persons in the same case, the rate is normally reduced for each accused by ½ to 1/3, but not in preliminary statutory hearings and extensions of time. Substantial increases of fees fixed according to time spent in court or considering the character of the case must generally be based on a specified written time sheet from the defence counsel. Fees according to time spent further require that the time stated is assessed to have reasonably been spent on the case. Defence counsels in criminal proceedings regarding serious economic crime Main trial days are generally subject to a fee of DKK 16,500 per court day of normal duration. The fee for main trial days also covers preparation for the main trial prior to and during the main trial. If the aggregate preparation time in appeal proceedings has been of such scope that the preparation cannot be considered paid by the fee covering main trial days, the additional preparation is generally paid according to time spent. If written legal arguments are allowed by the court, or if the court orders a written survey of the content of the legal arguments stating the main view presented, cf. section 878 of the Administration of Justice Act (in appeal proceedings, cf. section 917), a separate fee may be paid for this – especially if the defence counsel cannot be considered paid through the payment for the main trial days. If the main trial on the relevant day does clearly not concern the defence counsel’s client, and this is notified to the defence counsel in advance, a reduced fee of DKK 10,000 is paid for a court day of normal duration. A fee is not paid if it is apparent and indicated in advance that a court hearing cannot concern the defence counsel’s client, e.g. because the court hearing concerns a matter which is not related to the matter(s) with which the client has been charged and which cannot be related to the client in any other respects. When assessing the time spent and thereby also the calculation of the fee, I may be considered important in appeal proceedings whether the defence counsel represented the client in connection with the proceedings in the court of first instance, and also whether the defence counsel has been paid a fee in the case on other grounds, e.g. in connection with custody. A substitute defence counsel is generally paid a fee of DKK 13,700 per court day of normal duration.
Bent Carlsen President of the Eastern Danish High Court
Bjarne Christensen President of the Eastern Danish High Court De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices | 75
76 | De betrokkenheid van de raadsman tijdens het politieverhoor Europese best practices