20 Oogst 1932.
De Belgische OrriciEEL
«EOAKHÉ
J02CP
ORGAAN OER ÓVNOIKALC
KOMMÏÜIC
VIR5CHUN1
«AArtOtlÓKSjJ'
EDITORIAAL
Om de werkloosheid te verminderen £*EDERT lang heeft de burger pers, en met ^ \ haar de bevoegdheden van het ekonomisch liberalisme, de krisis, welke we doormaken, beschouwd als een krisis gelijk aan al die welke de wereld sedert het ontstaan van het kapitalistisch regiem heeft gekend. We gaan niet opzoeken of die voorzeggers vrijwillig of niet mis waren, doch er mag verondersteld dat de behoudingsgeest bij allen, eenerzijds, en de sleur, bij sommigen, anderzijds, heeft aangezet deze houding aan te nemen ten einde zich met. een schijn van reden ie verzetten tegen de door de leidende mannen en organisaties voorgestelde heilmiddelen. De krisis heeft door haar langen duur, en door eiken dag te verergeren, van de blindsten de oogen geopend, die zich ten slotte hebben rekening gegeven dat, wanneer men wil wachten tot zich de huidige krisis oplost, men gevaar loopt de gansche wereld te zien. ineenstorten. Men erkent, dat de werkloosheid een sociale plaag is die meer en meer uitbreiding neemt, en men spreekt niet meer met zooveel spot van de werkurenv er minder ing die, we hebben het altijd volgehouden, een der beste middelen is om, niet alleen de huidige moeilijkheden doch nog die welke we morgen zullen ontmoeten, wanneer al de voortbrengingskrachten haar bedrijvigheid zullen hernemen, te overwinnen. In een artikel dat men verder zal lezen, herinnert onze vriend Mertens desbetreffend de te Stockholm en te Zurich genomen resoluties. Hij brengt de wetten in herinnering welke de Duitsche en Poolsche Regeeringen toelaten den werkduur in Zekere gevallen te verminderen, en eindelijk legt hij nadruk op de in dien zin in Tsjeehoslovwkife, de Vereenigde': Staten en te G eneve gedane inspanningen. Anderzijds heeft in Frankrijk de parlemen-
taire socialistische groep op 24 Juni LI. in de Kamer een wetsvoorstel ingediend tot instelling van de 5-dagen- of 40-urenweek, en men weet dat, naar aanleiding van de stakingen van begin Juli, onze Regeering een kommissie heeft ingesteld belast met het onderzoek van het werkurenvraagstuk. We zijn dus de eenigen niet meer om deze hervorming aan te bevelen. De tegenstrevers van gisteren hoopen de argumenten ten gunste van de werkurenv er minder ing op, en zijn er nog aarzelingen, dan komt zulks omdat men niet zeker is, dat hetgeen in dit opzicht in deze nijverheid of in geen land zal worden gedaan, ook voor de anderen zal worden gedaan. « 't Is klaar, schreef de heer Black, demokratisch volksvertegenwoordiger, in de memorie van toelichting van de op 24 Juni 1932 in het Amerikaansche parlement ingediende resolutie, dat dank aan zijn vernuftigen geest, ons land met een voortbrengingsvermogen begiftigd is dat, in het algemeen belang kan worden geregeld volgens een verminderd aantal werkuren. » Anderzijds bevestigt de van 6 tot 8 Juli l.l. te Londen bijeengekomen Internationale Vereeniging voor den Socialen Vooruitgang « dat de vermindering van den werkduur een der belangrijkste middelen van Verdeeling van den arbeid tusschen een grooter aantal loontrekkenden is, en noodigt van nu af de nationale afdeelingen uit in haar midden de noodzakelijkheid der werkurenv er mindering ie ^verspreiden en een poging voor haar verwezenlijking te doen ». Zooals men ziet, zijn het de voorstanders niet die ontbreken, en het schijnt wel dat de hervorming geen andtr. te overkomen hinderpaal meer heeft, dan de schuQtiterheid van 4e aan 't bewind zijndei,:mmn»A.\'%iin ite..wjfëirders machteloos haar te overwinnen £
bË BELGISCHE VAKBËWÊÜ1NG
186
ÈÊ+mi*immiÊ*mmÊ**—*mmÊamJk
De Vermindering van den Arbeidsduur door Corn. Mertens E lange duur en de hevigheid van de grootste der ekonomische krisissen welke ooit het kapitalistisch .regiem heeft te weeg gebracht, hebben er eindelijk toe geleid, dat het vraagstuk van de vermindering van den arbeidsduur ook wel andere middens dan die der arbeiders, op ernstige wijze beginnen te beroeren. Toen, in Juli 1930, het Internationaal Vakverbond te Stockholm in internationaal kon gres bijeenkwam, stond natuurlijk het vraagstuk var. den werktijd op de dagorde. Wel had de krisis toen reeds hare intrede gedaan, doch was er niemand onder de aanwezige kongresleden die vermoeden kon dat ze zoo spoedig, zoo geweldig en zoo langdurig alle volkeren ter wereld treffen zou. Het Kongres, — alhoewel innig overtuigd! van het noodzakelijke der werkurenvermindering maar tevens rekening houdend van de beperkte macht waarover de arbeiders in de ojndlersaheiden landen beschikken —, stelde) als bijzondere eisen : « de invoering op korten termijn van de vier en veertigurige arbeidsweek, als eerste stap naar een grootere vermindering van de werkuren ». Pas waren de afgevaardigden in hunne wederzijdsche landen teruggekeerd, of de krisis kenmerkte zich door het op geweldige wijze uitbreiden van de werkloosheid. Dit was aanleiding voor het Internationaal Vakverbond om het vraagstuk van den arbeidsduur opnieuw onder het oog te zien, en dit in samenwerking met de Socialistische Arbeidersintemationale. Deze samenwerking leidde in Januari 1931 tot het nemen van de « Besluiten van Zurich », waarin het standpunt van het geoorganiseerd proletariaat duidelijk werd uiteengezet in zake de bestrijding der werkloosheid en andere gevolgen der ikrisis. Tusschen de gestelde eisenen stond deze van de veertigurige werkweek op het voorplan.
D
D e regeeringen treden op* Deze eisen werd van uit het kamp der reaktie met scherpte bestreden. Nochtans, naarmate de krisis zich "uitbreidde, én het aantal werkloozèni op nooit vermoede wijze steeg, zoodat weidra een mi'liliaenenleger vruchteloos naar werk zocht, toen moest wel aan de andere zijde der barrikade worden toegegeven dat radi-
kale maatregelen zich onweerstaanbaar opdrongen. In meerdere landen kwam de kwestie der werkuren in bespreking in Parlement en regeeringskringen. In Duitschland bij voorbeeld verscheen op 5 Juni 1931 een dekreet-wet waarbij de regeering gemachtigd werd in zekere nijverheden den werktijd tot 40 uren per week te beperken. De Minister van Arbeid in Tsjekoslowakije onderwierp kort nadien aan den Ministerraad een wetsontwerp aangaande de veertigurenweek. De Poolsche regeering deed een wet stemmen haar de macht gevend, in zekere gevallen de werkuren te verminderen. Te Washington greep begin Augustus van dit jaar een konferentie plaats tusschen den voorzitter der Vereenigde Staten,M. Hoover, de minister van Arbeid en de voornaamste leiders der patroons uit de weststaten van Amerika. De konferentie werd het eens om1 de invoering der 5-dagenweek, het is te zeggen 40 uren aan te bevelen. Naar verluidt de persberichten zou onmiddellijk een nieuwe konferentie worden bijeengeroepen om de invoering dier 5-dagenweek op het geheele grondgebied der Vereenigde Staten onder het oog te zien.
D e bedriivigneid der arbeiders. De georganiseerde arbeiders van hunnen kant deden het noodige om den nieuwen eiscih in alle bereikbare middens te doen indringen. De meeste Syndikale Kommissies hielden een bijzonder krisiskongres, alwaar de werkurenvermindering als een der voornaamste eisenen op het voorplan gesteld werd. In het Internationaal Bureel van den Arbeid werd, door de arbeidersgroep, het vraagstuk aan de dagorde gesteld. In den Beheerraad wilden de heeren patroons wel erkennen dat, in tijden van ekonomisc-hen neerslag, de werkurenver mindering kon nuttig zijn, maar ze weigerden beslist het princiep der 40 uren per week te erkennen. Toch werden 'besluiten genomen die de studie van het vraagstuk vooruit moesten helpen. Op de laatste Internationale Konferentie van den Arbeid werd, namens de arbeidersgroep, een resolutie neergelegd en verdedigd, het Internationaal Bureel van den Arbeid opdragend de studie van het vraagstuk door te zetten met het oog op een internationale regeling, de 40-urige arbeidsweek in aüe nij-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING U.. - 1» m
verheidslanden invoerend. Trots den heftigen tegenstand der patroons werd deze «resolutie door arbeiders- en regeeringsafgevaardigden gestemd.
De aktie in België. In België werd sinds Januari 1931 niets verwaarloosd om het belang van het vraagstuk in de openbare meening te doen indringen, en om op parlementair gebied de regeering tot het nemen van wettelijke -maatregelen te bewegen. Wij zelf stelden de kwestie heel duidelijk bij de bespreking van het huidjet van Arbeid in den Senaat. Namens de Syndikale Kommissie werden meermaals met den minister van Arbeid onderhandelingen gevoerd met het oog op het verkrijgen van de 40-urenweek. Op 12 Juli 1.1., bij de bespreking van de staking in het Walenland, werd ter Kamer van Volksvertegenwoordigers door den heer Renkin, als hoofd! der regeering, toegegeven dat iets in dit domein, en dit der werkverdeeling kon gedaan worden.Ten gevolge dezer verklaring werd, dioor de regeering, een kommissie samengesteld, voor taak hebbend de kwestie van den werktijd en de verdeeling van den arbeid in de nijverheid te onderzoeken en geëigende maarregelen voor te stellen. Op dit oogenblik zijn de patroons in het bezit van de daarmede in verband staande vragenlijsten, en de antwoorden op de gestelde vragen zullen de Kommissie moeten toelaten tot een besluit te komen. Naar de uitlatingen van de pers, andere dan de socialistische, blijkt dat men nu in de andere middens al meer en meer tot de overtuiging komt dat een werkiurenvermindering onvermijdelijk is, niet alleen in de huidige, door de krisis veroorzaakte omstandigheden, maar eveneens voor de toekomst, want het springt nu allen in het oog dat, ten huidige dage, de voortforengingsmogelijkheden zoodanig zijn, dat, zonder een gevoelige vermindering der werkuren, we in ons land met een 'bestendig leger van werk'loozen zullen hebben al te rekenen. Door een 'liberaal volksvertegenwoordiger is zelfs verklaard geworden dat een werktijd van 36 uren per week voldoende wezen zal, en dat hij bij gevolg voorstander ïs van éene wet in dien zin. Kortom, de eisen der veertigurenweek breekt baarr in ons ^ ^ 5 en evenals we eene wet verkregen hebben die z'oh wonderwel aanpast 'bij de bepalingen der Konventie van Washington, zoo zal het, met een krachtige werking vanwege de georganiseerde arbeiders, weldra mogelijk wezen in het Parlement een stap verder te gaan in de richting van de verwezenlijking van den eisch onzer beide Internationalen.
Ken nieuw stadium. En nu komt plotseling de kwest ; e van de 40jurige arbeidsweek, met meer aandrang dan ooit op het internationaal terrein gesteld te wor-
J87 M
I
.."L
den. Zooals men weet werd door ons, in samenwerking met de makkers Jouhaux en Schurch, op de 'laatste Internationale Konferentie van den Arbeid een resolutie voorgesteld, waarin onder andere werd aangedrongen bij den Volkerenbond tot het inrichten van een internationale ekonomiscihe konferentie, die, met medewerking van het Internationaal Bureel van den Arbeid, de noodige maatregelen treffen zou om, in samenwerking tusschen alle volkeren, er toe te komen uit den huidigen ekonomischen warboel te geraken. De Konferentie van Lausanne besloot den Volkerenbond op te dragen deze ekonomisühe wereldconferentie voor te bereiden. Wikkelt alles zich af zooalis gepland is geworden, dan zal deze konferentie in December e.k. plaats grijpen. Met het oog daarop is nu, door den regeeringsvertegenwoordiger van Itallië in den Beheerraad van het Internationaal Bureel van den Arbeid, voorgesteld geworden door den Beheerraad in spoedvergadering maatregelen te zien nemen, opdat een bijzondere zittijd van de Internationale Konferentie van den Arbeid zich bezighouden zou met het opstellen van voorstellen tot onmiddellijke verwezenlijking in zake werkuren. Het vraagstuk bekomt alzoo een scherper aktueel karakter. Edoch, evenals dit 'm Oktober ^l.l. het geval was toen, vanwege de arbeidersgroep, het vraagstuk gesteld werd in den Beheerraad van het Internationaal Bureel van d'en Arbeid, en alsdan zoowel van de banken van de reaktïonnaire regeeringsafgevaardigden als van' deze der patroons op 'krachtdadige wijze het reglement werd ingeroepen, zoo vreezen wij dat dit nu ook weer gebeuren zal. Daarom meenen we dat het toen, in bijkomende orde, door ons, namens de arbeidersgroep gedane voorstel opnieuw moet worden voorgebracht. Dit voorstel kwam hier op neer, dat de bestuurder van het Internationaal Bureel van den Arbeid1 gemachtigd werd alle bij dit 'lichaam aangesloten landen uit te noodigen tot het bijwonen eener drieledige» konferentie, — het is te zeggen dat de afvaardiging van ieder land zou bestaan uit vertegenwoordigers van regeer mg, patroons en arbeiders — en alwaar zou getracht worden tot overeenstemming te komen in zake de invoering, in ieder land, van de veertigurenweek. Het houden van een dergelijke konferentie zou dit voordeel hebben dat alle belanghebbende landen er zouiden kunnen aan deel nemen; dat zij zich onderling zouden kunnen verstaan over tijdstip en manier van invoering van de vermindering der werkuren; dat deze, vrijwillig aangegane, overeenkomst tot grondslag zoui kunnen dienen voor de besprekingen en gebeudijk te nemen maatregelen op de e.k. internationale ekonomische konferentie; dat noch de bepalingen van het Vredesverdrag, noch het reglement
188
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
zoo van Beheerraad als van de Internationale Konferentie van den Arbeid, kunnen ingeroepen worden en bijgevolg geen beletsel vormen. Daarenboven, als deze officieuse konferentie tot eene overeenkomst komt, belet niets aan den Beheerraad van het Internationaal Bureel van den Arbeid, haar op de dagorde te brengen van den e.k. zittijd van de Internationale Konferentie van den Arbeid, met het oog op de aanname eener Konferentie. De bespreking op de officieuse konferentie zou, in den zin van het reglement, als eerste bespreking kunnen aanzien worden, zoodat op de Internationale Konferentie van 1933, — die evenals deze in 1932 wel een i-ge weken vervroegd worden kan —, in eenmaal een bepaald besluit kon worden genomen.
Korte gevolgtrekkingen. Wanneer nu deze spoedvergadering van den Beheerraad' zal plaats grijpen, kunnen we, bij het schrijven dezer regelen, nog niet voorzien. Bij het verschijnen van ons blad is het hoogstens nog een kwestie van enkele dagen (1). De drie groepen van den Beheerraad zullen zich dan hebben uit te spreken. Voor wat de arbeidersgroep betreft lijdt het niet den minsten twijfel dat ze elk voorstel bijtreden zal, dat leiden kan tot een spoedige toepassing van de werkurenvermindering, en in de eerste plaats de 40-urenweek. Heel waarschijnlijk zullen hare leden nog goedgunstig staan tegenover de voorstellen, in Oktober 1.1. gedaan, en «waartegen geen enkele bepaling van het reglement kan worden ingeroepen. Voor wat betreft de leden der patroonsgroep, laat ons hopen dat ze, na wat in de laatste maanden geschied is, tot betere inzichten zullen gekomen zijn en ze hun hardnekkige houding zullen verlaten hebben. De gebeurtenissen zullen hen voorzeker toch wel iets geleerd hebben in den tijd die versch achter ons ligt? In elk geval, is het heel waarschijnlijk dat de doorslag nogmaals zal moeten gegeven worden door de. regeeringsafgevaardigden. De gevolgen der krisis en vooral d!e geweldige werkloosheid (spreekt men mi niet van bijna 35 millioen werkloozen over gansch de wereld heen?) zullen de regeeringen, heel waarschijnlijk tot het besef hebben gebracht dat een vijandelijke (1) Na raadpleging van het Bureel van den Beheerraad heeft de voorzitter, M. Mahaim, een bijzonderen zittijd bijeengeroepen tegen 21 en 22 September, met een enkel punt aan de dagorde : de werkuren en wat daarmede in verband staat.
stemming vanwege hare afgevaardigden niet te overziene gevolgen zou kunnen na zich slepen. In plaats dat, zooals in Oktober, het voorstel door ons gedaan, slechts de stemmen der arbeiders bekomt, zouden dan deze der regeeringen het vraagstuk den weg der verwezenlijking doen opgaan. En de vraag stelt zich nu voor ons : Hoe zal de Belgische re&eering zich gedragen bij het geven van onderrichtingen aan haren afgevaardigde in den Beheerraad van het Internationaal Bureel van den Arbeid? In Oktober 1.1., toen we, namens de Syndikale Kommissie, den minister van Arbeid verzochten te Geneve het voorstel te doen tot het houden eener officieuze,drieledige konferentie, verklaarde hij het een gelukkige gedachte te vinden. Wanneer we echter in Geneve waren mocht niet alleen de Belgische regeeringsafgevaardigde geen dergelijk voorstel doen, maar kreeg hij zelfs onderrichtingen vanden heer Heyman om, toen we het voorstel deden namens de arbeidersgroep, zich heel moedig bij de stemming te onthouden. Toen in April 1.1., ter Internationale Konferentie van den Arbeid, over de namens de arbeidersgroep neergelegde motie der 40 uren gestemd werd, hebben de beide Belgische regeeringsafgevaardigden zich opnieuw heel moedig onthouden! Enkele dagen nadien, verscheen, van de hand van een heel intiem vriend van den ministér van Arbeid, een artikel met betrekking op de Konferentie, en waarin de steller verklaarde dat hij meende te weten dat dé onderrichtingen aan de Belgische regeeringsafgevaardigden, strekkende om zich te onthouden bij de stemming aangaande de resolutie met betrekking op de 40-iuirenweek, als oorzaak hadden dat het hier ging om « een socialistisch maneuver »! Nu in al'le kringen in België stemmen opgaan om toe te geven aan den eisch der arbeiders tot vermindering der werkuren; nu dé regeering zelve openbaar verklaard heeft het vraagstuk goedgunstig tegenover te staan, durven we den wensch uitspreken dat, bij de besprekingen en stemmingen aangaande dit zoo gewichtig vraagstuk, de Belgische .regeeringsafgevaardigde aan de zijde der arbeiders staan zal. In elk geval is waakzaamheid geboden, en is het van het hoogste belang dat, van nu tot aan de zitting van den Beheerraad van het Internationaal Bureel van den Arbeid, door de georganiseerde arbeiders de noodige druk en invloed worde uitgeoefend. Het mag niet zijn dat de Belgische regeering zich aan de zijde der reaktie schaart!
\
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
189
De Planekonomie door Max Drechsel (VERVOLG EN SLOT)
IX. — Het oogenblik van net socialistische plan. De politieke strijden laten te dikwijls de verschillende zijden van de ekonomische evolutie in den schaduw. Doch onlangs werd het vraagstuk der planekonomie met een bijzondere duidelijkheid door meerdere redenaars, in 't bijzonder door den heer Forthomme, in de Belgische Kamer opgeworpen. Sommige deelen van zijn merkwaardige rede zijn waard overgedrukt te worden omdat ze duidelijk de wijzigingen welke de gemoederen sedert het begin der wereldkrisis hebben ondergaan aantoonen : ... Maar daartoe moet men eerstens tot een internationale verstandhouding komen, en dan zijn toevlucht nemen tot een stelsel dat zeer bekend geraakt is onder den naam : planekonomie. Zullen wij er werkelijk moeten toe komen? Zeker. Wij zijn trouwens al een heel eind op weg. O! Ik weet het wel : over het beginsel gaan we nagenoeg allemaal akkoord : maar we zijn van een verschillende meening wanneer wij tot de toepassing moeten overgaan. Wij, liberalen, zijn aldus van een gansch verschillende meening dan sommige andere leden van deze vergadering, en dit nopens een hoofdzakelijke kwestie, te weten : wie die ekonomie zal leiden. Het is u wel bekend dat wij, liberalen, er niet voor te vinden zijn den Staat aan te stellen als fabrikant, nijveraar, handelaar in 't groot of in 't klein. En, let wel, de reden is niet : dat we aan het privaat initiatief alle hoedanigheden toekennen, maar wij zijn van oordeel dat de Staat op ekonomisch gebied, onbevoegd is : daar ligt het groote euvel. Ik zie er nochtans geen bezwaar in te erkennen dat een dag kan komen waarop de onbevoegdheid zal opgeheven zijn : op sommige gebieden kunnen ongetwijfeld de Staten tot zulke voortreffelijke uitslagen komen als de partikulieren. Daar is reeds menig voorbeeld. Maar vooraleer ons te laten inlijven in een stelsel onder hetwelk de Staat werkelijk alles zou voortbrengen wat den mensen van noode is, moeten wij zoodanige voorwaarden verwezenlijkt zien, dat het ons, liberalen, niet meer te gevaarlijk lijkt, den sprong te wagen. Maar indien de liberalen er niet voor te vinden zijn deze ingewikkelde ekonomie te laten leiden door den Staat, zijn ze bereid ze te laten leiden door partikulieren? Naar mijn meening, dachten de meesten onder ons nog zoo, een tijd geleden. Thans vragen velen zich af of het interventionisme van sommige machtige groepeeringen, van sommige vereenigingen, van sommige groot-financiers en groot-nijveraars, niet zoo* schadelijk inwerkt als het Staatsinterventionisme. Wij hebben ten slotte dit interventionisme van partikulie-
ren, dezen laatsten tijd, reeds aan 't werk gezien.Daar zijn trusts, kartels, het handhaven van de prijzen bij overeenkomst, opgelegde prijzen. Dat alles is interventionisme met welken naam men het ook bestempele, en meestendeels zonder de verdienste die wij het Staatsinterventionisme moeten toekennen, namelijk : zich te richten naar het algemeen belang. (Zeer wel! op vele banken.) Zoo wij dus, eenerzijds, niet te vinden zijn voor Staatsinterventionisme, staan wij, anderzijds, niet meer zoo gereed om ons hals over kop te laten meesleepen, in het interventionisme van sommige private nijverheden, dat, ten slotte, neerkomt op een werkelijk alleenrecht. (Opnieuw : Zeer wel!) Maar indien wij ons niet tot den Staat wenden, noch tot die groote ondernemingen, die, uit den aard der zaak zelf, zich, sinds een tijd, het toezicht hebben verzekerd over de belangrijkste nijverheden, tot wie moeten wij ons dan wenden? Naar mijn meening — en hier spreek ik uit mijn persoonlijken naam — moet er uitgezien worden naar een gemengd stelsel. Dit moet nog gevonden worden. Langs socialistische zijde meent men er reeds in het bezit van te zijn. Wij zijn voorzichtiger, en wijzer. Wij hebben meer 4an eens gezegd dat, vooraleer een huis te verlaten dat wel oud is, en niet zonder vele nadeelen, maar dat er toch nog staat, men eerst in het bezit moet zijn van een nieuwen, kloeken bouw, waar men alle gerief vindt, en waar men zich minstens zoo veilig voelt als in de oude woning, waar reeds zoovele geslachten huisden. (Onderbrekingen bij de socialisten.) Ik betoon te groote voorzichtigheid? Gelukkig de volkeren, mijn waarde kollega's, en de menschen, die voorzichtigheid en durf in harmonie tot elkander kunnen brengen. Ik herhaal het nogmaals. De planekonomie van morgen zal zoo geleid moeten worden, dat de voordeden van het initiatief en de tekniek der partikulieren aangevuld worden, door de waarborgen voor het algemeen belang, die zullen voortspruiten uit een schrander en bescheiden toezicht van Staatswege. Wellicht zal een zekere tijd verloopen, vooraleer een redelijke en praktische formule gevonden wordt. En vooral : het zou tot niets strekken een zulkdanig stelsel te willen invoeren in België, indien niet een gelijkwaardig stelsel ingevoerd werd in andere landen. Nogmaals blijkt het hoe een internationale verstandhouding zich opdringt, op dit gebied zoowel als op de andere. Sommigen die mi) hooren spreken, zullen zeggen : «( Maar zoo gij waarheid spreekt, dan zijn de liberalen er veel op veranderd. » Wat een vergissing. De liberalen zijn er in niets op veranderd; maar de liberalen gaan mede met hun tijd, zooals zij altijd gedaan hebben. Wij zouden onze politieke voorgangers niet waardig blijven,, indien wij
190
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
ons niet aanpasten aan de nieuwe tijden. Gij kent ons toch wel verstand genoeg toe, om niet gestremd te blijven te midden verouderde dogma's? En sprekende over dogma's, zou ik van deze gele genheid willen gebruik maken om te pogen een einde te stellen aan de verwarring, die al te dikwijls ontstaat, wanneer er gesprokea wordt over de liberale partij en over wat men zou kunnen noemen: het ekonomisch liberalisme. Deze zijn twee gansch verschillende zaken. Als partij houden wij rekening met alle verband, met elke hoofdzakelijkheid ; wij leven het leven mede van het land. Het ekonomisch liberalisme is een leerstelsel, een samenvatting van beginselen, waarop de meesten onder ons steunen, maar waar men ook partijgangers van aantreft buiten de rangen der liberale partij. Daar zijn er velen langs katholieke zijde, en gijzelf, heeren socialisten, wanneer gij u voor vrijhandel uitspreekt, dan doet ge op niets anders beroep dan op het ekonomisch liberalisme. Deze enkele regelen toonen aan, dat de over ekonomische kwesties gevoerde besprekingen meeningen aan 't licht brengen die niet meer in 't raam van de historische partijea vallen ! Inderwaarheid gaat een debat als dit de strekkingskwesties te buiten. Er zijn behouders aan de uiterste linkerzijde; rechts zijn er mannen van den vooruitgang. Alles hangt af van hetgeen men wil doen en, eerstens, te weten of men waarlijk iets wil doen. Volgens mij, en 't is de gedachte die ik als besluit zou willen verdedigen, kan op deze vraag slechts duidelijk geantwoord door het opmaken van een volledig plan van ekonomische vervorming. Het ware even vruchteloos geweest vóór dertig jaar, op 't oogenblik dat er alleen kwestie was van princiepen, van een « plan » te spreken, als het heden gepast en dringend schijnt juist te bepalen wat we willen. Marx heeft den spot gedreven met de utopisten en degenen die in de ingewikkeldheid van het leven, een vooraf opgevat stelsel gansch afgelijnd willen invoeren. Inderwaarheid was dit tijdverlies. Het was een tijd van kritiek; de taak bestond in het doen begrijpen van de historische vervorming, het toelichten der hersenen, het ontwaken van het bewustzijn. Heden is onze stelling volkomen verschillend, 't Is trouwens een alledaagschheid geworden te herhalen dat wij het tijdperk van de kritiek hebben overschreden en dat een zuiver negatieve stelling niet meer volstaat. Zekerlijk hebben we geen veertig jaar gewacht om iets op te bouwen. Ons realisme zou zich niet alleen met de kritiek hebben tevreden gesteld, en onze werken zijn daar om van onze liefde voor konkrete en tastbare dingen te getuigen. Doch het is niet meer het oogenblik van de beperkte werken die « in de werkelijkheid een deel van vatbaar ideaal in zich sluiten ». 't Is het oogeriblik van het onderzoek en van de voorbereiding van de massieve wijzigingen en 't is hier dat ik een kritiek, van onze aktie zou uitbrengen indien ik van dergelijken geest bezield was. Mijns inziens,
bestudeeren we niet genoeg de gunstige en ongunstige faktors van een sociale vervorming. We roepen het uit telkens ons een treffend feit van ellende bekend is : « Welk een afschuwelijk regiem, datgene welke honger en ellende baart in een tijdperk van volle tecknische uitbreiding! » Waarlijk, dat is wat kort, dat is niet meer voldoende, evenmin als het onvoldoende is te beweren dat onder socialistisch regiem alles beter zal gaan. Om de geesten van de verontwaardiging tot den bouw, van den gewettigden toorn tot de opbouwende geestdrift te doen overgaan, dient aan de wereld iets anders voorgesteld dan de algemeenheden die ons sedert lang hebben overtuigd doch niet in staat zijn een diepe maatschappelijke opwelling te doen ontstaan, evenmin als het plakkaat .- « Weest goed voor de dieren », het lijden van één enkel beest heeft verzacht. We nemen een verdedigende houding aan. We verdedigen ons stap voor stap. De wanhoop stijgt; de ellende groeit aan. Het zullen de redevoeringen niet zijn die haar zullen beletten aan te groeien, doch, vat ge daarentegen het vraagstuk van de rationeele ekonomie aan, klampt gij er u aan vast en neemt ge deze houding aan die bestaat in het verkondigen aan de wereld : « We hebben niet alleen een leer, we hebben een nauwkeurig bepaald plan van aktie », dan zeg ik u, socialisten, dat ge de hoop onder de.mensen en zult doen herleven! Over twee jaar zal het protektionnistisch Engeland aan zijn laatste begoocheling moeten verzaken; het monarchistische Duitschland zal evenmin afzetgebieden als het Republikeinsche Duitschland vinden; Midden-Europa stort in. Trachten we op tijd met nieuwe formulen voor den dag te komen. Het socialistisch plan zal niet alleen de verwachtingen polariseeren; het zal het verstand doen werken van duizenden technici die de grondige overtuiging hebben, zooals Dr. Neurath zegde, « dat de hedendaagsche ellende uitsluitend organisatorisch en oorsprong heeft ». De mensch is meester van de onbegrensde voortbrenging; hij blijft slaaf van de oude verdee-. lingswijzen. Ik ben verbaasd bij het kontakt van goede niet-socialisten, waaronder er zijn die me zeggen :•« De planekonomie, dat is het gezond verstand 1 Wat wacht men om te handelen? » 't Is wel waar dat al de menschelijke vormen van de bedrijvigheid een ontwikkelingskrisis ondergaan bij mangel aan een sociaal toepassingsveld. De levende leer, de leer der toekomst, is die welke stout de nieuwe vraagstukken opwerpt. De enorme stapel sedert den oorlog opgehoopte feiten en cijfers vergt een synthesis die hem beveelt, een wil die hem in bouwmaterialen verwmt. De sociale wetenschap heeft sedert den oorlog bergen dokumenten opgehoopt die den bouw
DE BELGISCHE VAKBEWEGING van een ernstig ekonomisch plan mogelijk maken. Dit plan zal zekerlijk niet onbeweeglijk zijn en duizenden bijzonderheden zullen niet kunnen worden voorzien, doch het zal een gewisse basis van aktie en overdenking daarstellen voor de technici, de demokraten en de arbeiders van al de landen, 't Is de taak van de politieke en syndikale Internationalen, 't is de taak van de groote arbeidersorganisaties die heden moeitevol strijden. De gebeurtenissen volgen elkaar snel op. Niets zegt dat de kracht van het huidige regiem doodelijk aangetast is; ze kan verder standhouden, zooals de Duitsche schrijver Steuermann het onder den vorm van een Staatskapitalisme laat voorzien. Zoo wij niet vooruitgaan, zullen anderen de evolutie merken. Een verstandig en
I
ruim besproken werk kan de sociale evolutie beïnvloeden en in al de kringen een aanzienlijken weerklank hebben. Ds kollektieve geestdrift heeft aan de groote omwenteling in de geschiedenis verscheiden vormen ontleend. De « sans-culottes » boden het hoofd aan Europa en deden in de wereld de princiepen van de Fransche Revolutie uitstralen. Gisteren, oorlogsgeestdrift; heden, sociale geestdrift. Het socialistisch pJan moet voor het wereldproletariaat zijn wat de Rechten van den Mensen voor den republikeinschen soldaat waren. Het hedendaagsche geslacht zal den trots bezitten het ekonomisch plan te verwezenlijken, zooniet zal het zijn geschiedkundige zending missen.
Wanneer komt Europa tot bezinning ? De Konferentie van Lausanne, waar de vertegenwoordigers der toonaangevende Europeesche regeeringen trachtten een oplossing voor het vraagstuk der herstelbetalingen te vinden, is thans voorbij. Bijna geen enkele konferentie .heeft in zoo groote mate de algemeene opmerkzaamheid op zich weten te vestigen en verwachtingen doen koesteren voor een gunstigen uitslag, dat na zooveel voorloopige oplossingen een werkelijke oplossing van het herstelvraagstuk zou beteekenen. En bovendien verwachtte men algemeen, dat deze Konferentie ook een poging zou doen, voorwaarden te zoeken voor de opleving van het ekonomisch wereldleven. Zij het dan ook, dat aan de verwachtingen van het eerste punt, oplossing van het vraagstuk der herstelbetalingen, in Lausanne ten zeerste is voldaan, aan den anderen kant hebben de verwachtingen voor een verdere aktie teleurstelling verwekt. Het is zeer te betreuren, dat men in Lausanne, afgezien van bijzonderheden, het verband tusschen de oplossing van het vraagstuk der herstelbetalingen en de noodzakelijkheid, tegelijkertijd ook de algemeene valuta- en krediet vraagstukken, de vraagstukken van het protektionisme en den internationalen goederenruil op te lossen, niet in aanmerking genomen heeft. Op deze feiten heeft het Internationaal Vakverbond in zijn laatste resolutie, betrekking hebbende op het vraagstuk der herstelbetalingen, nog eens speciaal gewezen en daarbij nadrukkelijk herinnerd aan de besluiten der Internationale Arbeidskonferentie en van den Volkenbond, die dit verband zeer sterk op den voorgrond gesteld hebben. De oorzaak van.deze beperking der Konferentie van Lausanne, alleen het vraagstuk der herstelbetalingen te regelen, moet in
Vóór de verkiezingen zullen de Vereenigde Staten zich beslist op geen enkele wijze vastleggen en hierin moet de voornaamste reden gezocht worden, waarom de uitslagen der konferentie van Lausanne slechts gedeeltelijke en binnen-Europeesche oplossingen waren, en waarom ze de groote ekonomische wereldvraagstukken niet beroerden, die noodzakelijk opgelost zouden moeten worden, wil het ekonomische wereldleven niet verder in den afgrond zinken.
Terwijl men uitvluchten zoekt, v a l t de nijverheid stil en neemt de ellende toe. Dat een alles omvattende oplossing dezer vraagstukken noodzakelijk is en - iederen dag dringender wordt, bewijzen in de eer6te plaats de steeds meer en meer stijgende werkloozencijfers, die toonen, dat thans in den Europeeschen-Amerikaanschen kring van beschaving reeds tusschen 30 en 35 millioen menschen werkloos zijn, waarbij men tevens nog moet bedenken, dat geen statistische gegevens bekend zijn om de gedeeltelijke werkloosheid der geheele wereld te kunnen berekenen. De hulpeloosheid der regeeringen van alle landen, het tot stilstand gekomen apparaat van het kapitalistische ekonomisch leven weer op gang te brengen, leidt tot steeds grootere toespitsing der ekonomische en politieke verhoudingen. De ineenstorting van het kapitalistische stelsel in de laatste krisisjaren heeft geleid tot het feit, dat de industrieele wereldproduktie, die men als goede maatstaf daarvoor nemen kan, gedaald is tot het peil van vóór den oorlog. Neemt men in aanmerking dat de bevolking in dien tusschentijd belangrijk toegenomen is, dan blijkt uit dit vooroorlogse!* peil, dat de verzorging der massa reeds beneden hei peil van vóór den oorlog ligt. Het is echter van'bih zondere beteekenis, in hoeverre door den oorlog en de Jaren na den oorlog, de industrieele beteekenis van de landen afzonderlijk gedaald is. Voor Ëuröfré zijn daaruit buitengewoon dringende opgaven oütë staan, die «alleen opgelost kunnen worden, wanneer
192
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
ttmmmÊÊBmÊamBtommmB^mmmmmimBËÊaËËËmmÊatmËBBËamBBBBmBmm
men ernst maakt met de aaneensluiting van Europa, nadat de noodzakelijkheid van Europeesche aaneensluiting reeds jaren een deel van iedere ministerrede uitgemaakt heeft en ze in ieder volksekonomisch werk tot uiting gebracht werd. Hoe dringend deze opgave is, blijkt alweer uit het feit, dat de sterkst-kapitalistische Europeesche landen, wier beteekenis van vóór den oorlog door hun bevoorrechte stelling op industrieel gebied gekenteekend was, in den loop der krisis ten opzichte van andere landen sterk achteruit gegaan zijn. Stelt men de industrieele produktie van 1913 op 100, dan ziet men dat in het begin van 1932 alleen Frankrijk zijn produktie van vóór den oorlog heeft kunnen handhaven. In Groot-Brittanje daalde zij op 83, in Oostenrijk op 78, in Duitschland op 62 en in Polen op 46. Het industrieele produktievoluum van Duitschland, dat ten gevolge van verkeerde binnen- en buitenlandsche maatregelen door de krisis in bijzonder sterke mate getroffen is, komt thans overeen met den stand van 1896-1897. Van de buiten-Europeesche landen hebben de Vereenigde Staten van Amerika in het begin van 1932 eveneens den stand van vóór den oorlog kunnen handhaven, doch daartegenover was de industrieele produktie van Kanada op 147 gestegen en Japan bereikte een stand van 222, waarbij de oorogsproduktie voor den imperialistischen inval in Mandsjoerije zeer zeker een belangrijke rol speelt. De stijging der produktie van Sovjet-Rusland op 251 is bijzonder opvallend. Verder moet nog genoemd worden de stand van Zweden met 168. Uit deze feiten blijkt duidelijk dat de oude industrielanden van Europa zeer veel van hun voormalige beteekenis in de wereld ingeboet hebben, ten gunste van de nieuwe, voornamelijk overzeesche industrielanden.
"De teruggang der Europeesche voortbrenging in 1931. Deze cijfers spreken een meer dan duidelijke taal, voor welke taak Europa staat. De noodzakelijkheid over te gaan tot omvattende, boven het enge raam der dikwijls zeer kleine Europeesche Staten uitgaande maatregelen, wordt echter bijzonder dringend door de ontwikkeling van den stand van zaken, die de laatste jaren ingetreden is. Het is namelijk bewezen dat de krisis in het afgeloopen jaar wederom buitengewoon ernstige gevolgen in Europa gehad heeft. Tegenover het reeds in het begin van 1931 zeer laag produktievoluum, is de produktie binnen één jaar in Oostenrijk met 18 t.h., in Duitschland met 21 t.h., in Frankrijk met 23 t.h. en in Polen met 29 t.h. gedaald. Daarentegen veel geringer teruggang der produktie in Japan met 2 t.h., Kanada met 12 t.h. en de Vereenigde Staten van Amerika met 16 t.h. Als tegenstelling hiervan toonde Groot-Brittanje een verhooging der produktie met 7 t.h. en Zweden met 4 t.h., terwijl de Sovjet-Unie er in slaagde binnen dit jaar haar produktie met 20 t.h. te verhoogen. De Europeesche industrielanden zijn in het laatste krisisjaar dus opnieuw het hevigst getroffen, zooals hun achterstand ten opzichte van de overzeesche landen steeds sterker in het oog loopt. De eenige uitzondering maakt Groot-Brittanje, dat na het prijsgeven van den gouden standaard in het najaar van 1931 zijn produktie wist op te voeren, — voornamelijk de textielindustrie, — wat weliswaar niet lang geduurd heeft, zoodat in den laatsten tijd, terwijl in alle landen der wereld de arbeidsmarkten door het seizoen
eenigszins ontlast werden, in Engeland de werkloozencijfers aanmerkelijk gestegen zijn. Eenvormige afweermiddelen tegen de krisis zijn echter voor Europa ook in zooverre dringend noodzakelijk, als na de laatste bekendmakingen over den toestand in de afzonderlijke landen duidelijk te zien is, dat de teruggang der ekonomische bedrijvigheid in bijna alle Europeesche landen onverminderd sterk aanhoudt en in een groot aantal Europeesche landen zelfs nog toegenomen is. De eenige uitzondering naast Groot-Brittanje vormt België, dat in den allerlaatsten tijd slechts een nog geringe verslechtering van den ekonomischen toestand vertoont. Volgens 'het Duitsche Instituut voor konjunktuuronderzoek is de ekonomische bedrijvigheid onverminderd sterk teruggeloopen in Duitschland, Finland, Griekenland, Hongarije, Italië, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Spanje en Turkije. Versnelling van den teruggang der konjunktuur is vastgesteld voor Denemarken, Estland, Frankrijk, Letland, Lithauen, Nederland, Polen, Tsjechoslowakije, Zweden en Zwitserland. Ook in alle overige landen is deze verslechtering bestendig gebleven of heeft zich zelfs verscherpt. Van de overzeesche landen toonen Kanada en Japan dat het tempo van den konjonkrureelen teruggang langzamer geworden is, terwijl aan den anderen kant aangenomen kan worden, dat het dieptepunt voor Argentinië, Australië, Brazilië en NieuwZeeland bereikt is, — gedeeltelijk zelfs een geringe opleving te bespeuren is. Zooals bekend is, waren het voornamelijk de groote overzeesche landbouw- en grondstoffenstaten, die het uitgangspunt vormden der ten laatste de geheele wereld omvattende krisis. De veronderstelling, dat de thans vermelde stilstand der verslechtering van het ekonomische leven, resp. de eerste teekenen van opleving, als een wending der ekonomische wereldkrisis aangemerkt zouden kunnen worden, is echter ongetwijfeld te vroeg gedaan en mag in geen enkel opzicht leiden tot al te groote verwachtingen.
Het heil ligt in het planmatig organiseéren van de ekonomische krachten. De bestudeering van het ekonomisch verloop in de afzonderlijke landen der wereld, toont in ieder geval, dat Europa binnen afzienbaren tijd no% niet op gunstigere ekonomische verhoudingen mag rekenen. Echter zelfs wanneer een verbetering van den toestand intreedt, blijft nog steeds het feit bestaan, dat zoowel de Europeesche nijverheids- alsook de landbouwstaten in zeer sterke mate door de krisis getroffen worden. Zij zullen misschien ook het laatst de krisis kunnen overwinnen en nog meer achteruit geraken, wanneer een tijdelijke opleving in de Europeesche landen in werkelijkheid eerst later door zal zetten dan in een aantal overzeesche landen blijkbaar reeds het geval is. Deze feiten zijn opnieuw een dringend beroep om de Europeesche ekonomische krachten eindelijk krachtig tot afweer van verdere verscherping en ten slotte tot overwinning der krisis, planmatig te organiseeren. De regeeringen van alle landen moeten zich van deze feiten en taak bewust zijn en er krachtig naar streven, zoo spoedig mogelijk, boven de oplossing van het herstelvraagstuk, tot een oplossing te geraken dn zake de voor Europa beslissende economische vraagstukken. I. V. V.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
193
De Pensioenwet Voorwaarden van verleening van den ouderdomarentetoeelag In een aan de afgevaardigden van de mutualistische maatschappijen en federaties gestuurden omzendbrief heeft de heer L. Bisqweret, algemeen bestuurder aan het Ministerie van Arbeid, het aantal en het bedrag der startingen laten kennen die op de lijfrenterekeningen van de verzekerden dienen gedaan om van den ouderdomsrentetoeslag te genieten, hun aandacht vestigend op de onderstaande regelen, die als definitief dienen beschouwd en zeer streng zullen worden in acht genomen. I. — Verleening van r e c h t s w e g e ven den toeslag (Art. 5 van de wet dd. 23 Juli 1932.) Mogen rechten op den ouderdomsrentetoeslag doen gelden, de loontrekkende handen-arbeiders, sinds Juli 1867 of later geboren, mits er op hun rekening in de lijfrentekas hiernavermelde stortingen waren gedaan : 1) Vier volledige jaarlijksche stortingen onder het stelsel van de wet dd. 10 December 1924 (verzekeringsjaren 1926-1927, 1927-1928, 1928-1929, 19291930) d.i. 72 frank (mannen) en 24 frank (vrouwen) 's jaars ; 2) Voor het verzekeringsjaar 1930-1931, indien het gaat om verzekerden geboren binnen de maanden Januari en Juni van onverschillig welk jaar een storting van 24 of van 72 frank onder het stelsel van de wet dd. 10 December 1924, indien het gaat om verzekerden binnen de maanden Juli en December van onverschillig welk jaar geboren, één storting waarin is begrepen, naar gelang de geboortemaand van den verzekerde, een of meer maandelijksche stortingen van 2 of 6 frank onder het stelsel van de wet van 1924 en een of meer maandelijksche stortingen, onder het stelsel van de wet van 1930; 3) Voor het verzekeringsjaar 1931-1932 indien het gaat om verzekerden geboren binnen de maanden Januari en Juni van onverschillig welk jaar één storting, waarin is begrepen, naar gelang de geboortemaand van den verzekerde, een of meer maandelijksche stortingen onder het stelsel van de wet van 1924 en een of meer maandelijksche stortingen onder het stelsel van de wet van 1930, indien het gaat om verzekerden geboren binnen de maanden Juli en December van onverschillig welk jaar, de bij artikel 36 van de wet dd. 14 Juli 1930 bepaalde minima stortingen. (Voor de loontrekkende verzekerden in 1867 geboren is de laatste vereischte storting de storting van het verzekeringsjaar 1931-1932.) En bovendien : 4) Voor de verzekerden in 1868 geboren, een jaarlijksche storting onder het stelsel van de wet van 1930 voor het verzekeringsjaar 1932-1933; 5) Voor de verzekerden in 1869 geboren twee jaarlijksche stortingen onder het stelsel van de wet van 1930, de eene voor het verzekeringsjaar 1932-1933, en de andere voor het verzekeringsjaar 1933-1934;
6) Voor de verzekerden in 1870 geboren, drie jaarlijksche stortingen onder het stelsel van de wet van 1930, de eerste voor het verzekeringsjaar 1932-1933, de tweede voor het verzekeringsjaar 1933-1934 en de laatste voor het verzekeringsjaar 1934-1935 en zoo voort. II. — Verleening van den toeslag na onderzoek (Art. 2, 3 en 4 van de wet dd. 23 Juli 1932.) Worden aangezien als personen, die de wettelijke stortingen hebben gedaan en mogen na omtrent hun inkomsten een onderzoek te hebben ingesteld met den ouderdomsrentetoeslag worden begunstigd : A. De loontrekkende handenarbeid ers, in 1867 of later geboren, in bovenstaande categorie I niet begrepen en op wier rekeningen werden gestort: 1) Een som van 72 frank (mannen) en van 24 frank (vrouwen) onder het stelsel van de wet dd. 10 December 1924, op 31 December 1931 ; 2) Voor elk verzekeringsjaar begrepen tusschen 1 Juli 1931 en het jaar, in den loop waarvan de belanghebbenden den leeftijd van 65 jaar bereiken, de bij artikel 3 van de wet van 1930 vastgestelde sommen, met een jaarlijksch minimum van: a) 120 frank voor de mannelijke verzekerden (artikel 40 van de wet dd. 14 Juli 1930) ; b) 60 frank voor de vrouwelijke verzekerden (artikel 40 van de wet dd. 14 Juli 1930). Wat de mannelijke verzekerden betreft in de eerste, tweede, derde klasse begrepen en de vrouwelijke verzekerden, in de eerste klasse begrepen, is het voldoende op hun rekeningen de bij art. 36 van de wet van 1930 vastgestelde sommen te hebben gestort, d.i. dus voor de mannelijke loontrekkenden onderscheidenlijk 50, 70 of 100 frank en voor de vrouwelijke loontrekkenden 50 frank. B. De buiten dienstverband staande arbeiders, in 1867 of later geboren op wier rekeningen werden gestort : 1) Een som van 72 frank (mannen) en van 24 fr. (vrouwen) onder het stelsel van de wet dd. 10 December 1924, op 31 December 1931 ; 2) Met ingang van het verzekeringsjaar 1931-1932, de bij art. 4 van de wet dd. 14 Juli 1930 voorziene sommen naar de berekeningstabel vastgesteld bij koninklijk besluit dd. 12 Maart 1932, met een Jaarlijksch minimum van 120 frank (mannen) of 60 fr. (vrouwen). C. De vrijwillige verzekerden, in 1867 of later geboren, op wier rekeningen werden gestort: 1) Een som van 72 frank (mannen) of van 24 fr. (vrouwen) onder het stelsel van de wet dd. 10 December 1924, op 31 December 1931; 2) Met ingang van het verzekeringsjaar 1931-1932, een jaarlijksche minimum som van 120 toank (mannen) en 60 frank (vrouwen) onder het stelsel van de wet dd. 14 Juli 1930.
194
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
D. De loontrekkende geestesarbeiders, in 1867 of later geboren, ingevolge de wet van 18 Juni 1930 verzekeringsplichtig, en op wier rekeningen werden gestort : 1) Een som van 72 frank (mannen) en van 24 fr. (vrouwen) onder het stelsel van de wet dd. 10 Maart 1925 op 31 December 1931 ; 2) Voor elk verzekeringsjaar, begrepen tusschen 1 Januari 1932 en het jaar in den loop waarvan de belanghebbenden den leeftijd van 65 jaar (mannen) of van 60 frank (vrouwen) bereiken, de bij artikel 6 van de wet dd. 18 Juni 1930 vastgestelde sommen, met een jaarlijksch minimum van 120 frank (mannen) of van 60 frank (vrouwen), art. 40 van de wet dd. 14 Juli 1930. N. B. — De vrouwelijke verzekerde, die, op den leeftijd van 60 jaar om den rentetoeslag niet vraagt, moet haar stortingen in de Lijfrentekas blijven doen, als vrijwillig-verzekerde, tot op het oogenblik dat zij den leeftijd van 65 jaar bereikt of tot op het oogenblik dat zij een aanvraag indient om den rentetoeslag te bekomen. *
*
*
Om de sommen bovenbepaald in de alinea's I: Aa, Ba, Ca; II A 1), B 1) en C 1) vast te stellen, dient er met al de sinds 1 Januari 1926 gedane stortingen rekening gehouden. .
Belangrijke Opmerking. Voor de toepassing van de regels vastgesteld in I 2) en 3), II A 2), I A b) bestaat er aanleiding toe met de bepaling rekening te houden van de wet dd. 12 Juli 1932 waarbij tijdelijk — tot 30 Juni 1933 — de artikels 36 en 37 van de wet dd. 14 Juli 1930 worden gewijzigd. Krachtens deze wet is het voldoende dat er op de rekening van de werklooze loontrekkende handenarbeiders mannen en vrouwen — van de maand Juli 1931 af — een maandelijksche storting van 4 frank zou worden gedaan voor de verzekerden in de eerste klasse gerangschikt en van 5 frank voor deze in de twee, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende of achtste klasse begrepen. Voor de personen in 1867 of later geboren, die in een der bovenstaande categorieën I en II niet kunnen worden gerangschikt, omdat op hun rekening de stortingen niet gedaan werden, gelijk zulks is aangeduid, zal de rentetoeslag, na onderzoek verleend, in de bij de artikels 41 en 42 van de wet dd. 14 Juli 1930 vastgesteld verhoudingen worden verminderd, aangezien alleen de volledige jaarlijksche stortingen in aanmerking zullen worden genomen om het aantal vereischte wettelijke stortingen te bepalen. , — , — .
• — . —
.
f
Syndikale Dokumentatie Z o u m e n eindelijk d e d o m h e i d v a n d e n tarievenoorlog i n z i e n ? De talrijke beschermingsmaatregelen, die in den loop der laatste jaren door de verschillende landen werden genomen, hebben de wereld in een wanhopigen toestand gebracht. Met het doel den handel met het buitenland te reglementeeren wordt heden de deviezenkontrool toegepast in Duitschland, Oostenrijk, Bulgarije, Denemarken, Estland, Griekenland, Hongarije, Letland, Noorwegen, Roemenië, Joegoslavië, Tsjekoslowakije en Turkije. De beperking van den invoer wordt toegepast in Duitschland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Noorwegen, Polen, Roemenië, Zwitserland en Tsjekoslowakije. Letland en Turkije voerden anderzijds het monopolie van den buitenlandschen handel in. Afzonderlijke overeenkomsten die den handel reglementeeren werden afgesloten tusschen Duitschland en Hongarije, Oostenrijk en Roemenië, Bulgarije en Griekenland, Bulgarije en Zwitserland, Frankrijk en Letland, Noorwegen en Rusland, Polen en Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije, Estland en Joegoslavië. Voor den kontrool der betalingen werden overeenkomsten afgesloten tusschen Oostenrijk en Duitschland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Nederland, Zwitserland en Joegoslavië; tusschen Hongarije en Duitschland, Oostenrijk, België, Frankrijk, Zwitserland en Italië; verder tusschen Frankrijk en Estland, Letland, Zwitserland en Joegoslavië. Men zal verder de nadeelige gevolgen, die deze beschermingsmaatregelen op den internationalen handel hebben veroorzaakt, aantreffen. Het schijnt evenwel vandaag, dat de Konferentie
te Lausanne een goeden invloed heeft uitgeoefend op de houding van verschillende landen voor wat betreft hun handelspolitiek. Inderdaad, een overeenkomst werd te Ouchy gesloten, op 18 Juli 1.1., tusschen de regeeringen van Nederland, België en Luxemburg, waardoor de landen zich verbinden, jaarlijks hun tarieven te verlagen. In de inleiding van het verdrag wordt zeer terecht vastgesteld, dat de ekonomische welvaart ten zeerste in gevaar wordt gebracht door de steeds talrijker wordende belemmeringen in den internationalen handel. De verdragsluitende partijen verbinden zich dan ook, in hun wederzijdsche betrekkingen, hun beschermende tolrechten niet meer te verzwaren en geen nieuwe rechten meer in voege te brengen. Hun tolrechten zullen verminderd worden op volgende wijze: op het oogenblik van het invoegetreden van de overeenkomst zullen zij met 10 t.h. worden verminderd; een jaar nadien zal de vermindering 20 t.h. bedragen; na twee jaar wordt zij 30 t.h., na drie jaar 40 en 4 jaar nadien 50 t.h. De overeenkomst wordt voor een duurtijd van vijf jaar afgesloten en, wat van bijzonder belang is, alle andere Staten kunnen er bij aansluiten, op een voet van volstrekte gelijkheid met de onderteekenaars. Het verdrag heeft in verschillende landen grooten ophef gemaakt, In de handelskamers van Duitschland, Denemarken, Noorwegen, Zweden en Zwitserland hebben stemmen zich verheft ten voordeele van een aansluiting bij het verdrag van Ouchy. Hopen wij, dat de aanduiding, dat andere landen kunnen aansluiten, weldra door verschillende regeeringen zal ingewilligd worden. T. B.
DE BELGISCHg VAKBEWEGING
D e wereldhandel is op e e n tijdperk van twee jaar tot de helft herleid. Het ekonomisch verslag van den Statenbond stipt aan, dat de toename van de werkloosheid in groote mate het gevolg is van den achteruitgang van den wereldhandel. Volgens dit verslag, dat den handel van de 29 voornaamste landen samenvat, was deze handel in 1930 gemiddeld per maand 1,689 miljoen dollar; in 1931 verminderde dit bedrag, en in Januari 1932 bedroeg de wereldhandel nog slechts 835, in Februari 853 en in Maart 867 miljoen dollar. x
Metaalbewerking Bouw Huispersoneel Hotels, verkoopinstellingen Voedingsnijverheid Bedienden
26,000 15,000 10,000 5,200 8,100 15,600
In 1926 telde men op 890,000 in de nijverheid werkzame vreemdelingen 113,000 Belgen (12 t.h.). Voor den landbouw werden 44,070 Belgische arbeiders geteld op 254,000, of 17 t.h. x
D e nationalisatie der mijnen in België.
D e Belgische arbeiders in Frankrijk. Het Bulletin d'Information van de Nationale Bank van België, van 25 Juli, geeft talrijke aanduidingen betreffende de Belgische arbeiders in Frankrijk, naar het werk van den Franschen schrijver G. Mauco. In 1911, telde Frankrijk 1,159,835 vreemdelingen; in 1921, 1,532,000, en in 1926, 2,505,335. Voor deze jaren waren er 287,126 Belgen (24 t.h.), 348,986 (23 t.h.) en 326,654 (13 t.h.). De Belgische bevolking had dus een vermindering van 20,000 ondergaan tegenover 1921. De aardrijkskundige verdeeling van de vreemde^ lingen duidt aan, dat de Belgen, meer dan andere inwijkelingen, zich in de grensstreken vestigen. Op 100 Belgische inwijkelingen telt men 79 arbeiders en op 100 Belgische vrouwen zijn er 33 t.h. arbeidsters, hetgeen een zeer hooge verhouding "is. De verdeeling van de Belgische bevolking in Frankrijk, naar hun beroep, is als volgt: Landbouw Ontginningsnijverheden Vervormingsbedrijven Vervoer en behandeling Handel, Bankwezen Vrije beroepen Beroeps- en huiszorgen Openbare Diensten Textiel
195
36,827 5,953 100,902 6,439 23,051 4,980 9,871 793 32,000
Onze vriend Delattre heeft in de Kamer een wetsvoorstel ingediend, waarin de overname van de mijnen door den Staat wordt voorgesteld. In de toelichting tot het wetsontwerp toont Delattre aan, dat de kolenkrisis in België niet volledig kan verdwijnen. Een internationaal verdrag had dit gevaar kunnen vermijden, maar het schijnt dat dit verdrag niet meer tijdig genoeg zal kunnen tot stand gebracht worden om een ramp te voorkomen. Volgens den steller van het ontwerp blijft er slechts een middel, dat de Belgische mijnnijverheid kan redden, en dat is de nationalisatie van de mijnen. Ziehier den tekst van het door Delattre, Dejardin, Lombard, Falony en Brunet onderteekend wetsvoorstel: 1. De steenkoolmijnen, alsmede hun rechstreeksche aanhoorigheden worden, mits vergoeding, aan het staatsdomein overgemaakt; 2. De naastingswaarde wordt bepaald volgens de waarde van uitgifte der niet uitgekeerde aandeelen en obligaties; 3. De regeering is gemachtigd, een leening te sluiten bestemd om de naastingsverrichting te voltrekken; 4. Binnen de zes maanden na de afkondiging van de tegenwoordige wet, zal een bijzondere wet tot stand gebracht worden, waarbij Ie werkingswijze van de opnieuw bij het staatsdomein vereenigde steenkoolmijnen zal geregeld worden.
Internationale Vakbeweging Nederlandsch Syndikaal Kongres. Van Maandag 20 tot en met Donderdag 23 Juni 1.1. greep in Den Haag het XV6 syndikaal kongres plaats, ingericht door het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen, onze bij het Internationaal Vakverbond aangesloten zusterorganisatie. De mooi opgeschikte kongreszaal was gansch bezet door afgevaardigden en uitgenoodigden, zoo van binnen- als buitenland, toen, om klokslag 10 uur, het gemengd arbeidskoor « De Stem des Volks » zich op waarlijk verdienstelijke wijze hooren Het in enkele goedgekozen strijdliederen. Daarna werden de werkzaamheden van het kongres ingeleid door een, uitstekend opgebouwde, rede van den voorzitter, onzen, goeden makker E, Kupers. Toen des avonds de eerste kongresdag gesloten werd, kon worden vast-
gesteld dat alle verslagen, met betrek op het beleid en de bedrijvigheid der organisatie in de twee laatste jaren, met degelijkheid waren besproken en aangenomen geworden. Verheugend was het te kunnen vaststellen dat onze zusterorganisatie, ondanks de door de krisis zoozeer bemoeilijkte omstandigheden, in de twee laatste jaren haar ledental van 255 duizend tot 320 duizend heeft weten op te voeren. Het lijvige verslag getuigt op alle bladzijden van de levendige bedrijvigheid der Nedertandsche Vakbeweging, in het N.V.V. belichaamd, en van hare steeds toenemende kracht en invloed. De drie volgende dagen werden dan gewijd aan de ingediende voorstellen, benevens een viertal inleidingen met betrekking op de volgende onderwerpen : 1° Het vraagstuk van het vaksehooïondërwi)sen de ieerlingopleiding (Ö. van der Léitëe); & Öeejköno-
196
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
mische demokratie (G. Smit) ; 3° De beteekenis der koöperatie voor de arbeidersklasse (K. de Boer) ; 4° Planmatige produktie (Dr. Jan Tinbergen). De inleidingen en de daarop volgende besprekingen waren uiterst belangrijk en werden door de kongresleden en gasten met gespannen aandacht gevolgd. De drie laatste inleiders hadden elk op voorhand stellingen opgesteld, aan het kongres in druk onderworpen, en waarop ze hunne redevoering hadden opgebouwd. Deze stellingen blijven echter voor rekening der opstellers, hetgeen toelaat dat er geen stemming moet over gehouden worden. De belangstellende kongresleden zeggen hunne meening zoowel over de stellingen als over de inleiding, maar het geheele wordt meer aanzien als voorlichting, bestemd om de voormannen toe te laten zich een betere gedachte te vormen van het behandelde vraagstuk, en dan, na bestudeering, hun eigen meening op te bouwen. We durven graag erkennen, dat deze manier van werken, in het syndikaal kongres onzer Nederlandsche kameraden, ons zeer bevallen heeft. Het hoofdbestanddeel is natuurlijk de rede van den inleider. Maar de tusschenkomsten van zoo menig Congreslid, allen zeer kort, gaven toch een passende gelegenheid om de gedachten desaangaande, welke in de vakbeweging reeds bestaan en baanbreken, naar voren te doen komen. Toen hij den Donderdagavond het kongres met een hartig woordje sloot, kon makker Kupers er op wijzen .dat de werkzaamheden een gunstig en geslaagd verloop hadden genomen, eens te meer den stijgenden invloed van het N.V.V. en zijne aangesloten organisaties bewijzend. Het werkprogramma voor de komende tijden is nu vastgesteld. Het staat in het teeken der eischen welke, in alle landen der wereld, door de georganiseerde arbeidende klasse zijn op het voorplan gebracht geworden, namelijk en voornamelijk : de bestrijding van de gevolgen der krisis door degelijke maatregelen, waaronder in de allereerste plaats de vermindering der werkuren, het ten uitvoer leggen van groote, openbare werken en ernstige steun aan de slachtoffers der werkloosheid.
stelling van een nieuwe regeering hebben geleid die tenauwernood de werkelijke overheersching van de militairen verduikt, het ontstaan van een fascistisch getinte beweging, een landbouw-, nijverheids- en financieele krisis die tot een groote werkloosheid aanleiding geeft en voortdurend toeneemt (de laatste statistieken schatten het getal werkloozen op 473,000), zich afvragen hoe het met het organisatiepogen van het Japansche proletariaat staat. Tot heden bezat men slechts onvolledige inlichtingen. De uiteenzetting die we heden laten verschijnen berust op een algemeene studie geschreven door een Japansch vooraanstaande, Sobei Mogi. Haar lezing laat den onrustwekkenden indruk van verbrokkeling en verwarring. Het lijkt alsof deze toestand eerstens de onzekerheid van een zeer kritischen toestand vertolkt, maar ook den staat van dit land dat zich vlug op nijverheidsgebied heeft ontwikkeld, doch waar vormen van verachterde ekonomie bestaan nevens een kapitalisme dat niet onderdoet voor dat van de Westersche volkeren. Men mag zeggen dat de geschiedenis der Japansche werkersbeweging in 1912 is begonnen, toen de Yuaïkaï werd gesticht door Bunji Suziki en vijftien kameraden. Vóór dezen datum was het « sombere tijdperk ;> voor onze socialistische beweging die door het extremisme en het terrorisme werd beheerscht; doch de stijgende ontwikkeling van het kapitalisme, en de machteloosheid van het gezinsstelsel, hetwelk tot dan toe de misdrijven van de industrialisatie had verzacht, om den ekonomischen nood te lenigen, leidden trapsgewijze en onvermijdelijk tot een werkelijke arbeidersbeweging. De leiding en de gedachte van het Japansche syndikalisme kwamen van de intellektueele klasse, en de periode 1912 tot 1930 werd gekenmerkt door de inspanningen om bij de arbeiders de overtuiging van hun recht op de vrijheid op te wekken, en om ze aan te zetten mede te werken aan den weerstand tegen de overheersching van het patronaat en de ekonomische slavernij. In haar theoretische beweging heeft de werkersDe talrijke buitenlandsche gasten werden, door onze beweging verschillende wisselingen doorgemaakt, van Nederlandsche kameraden, op de meest gulhartige het Amerikaansche korporatisme ging het over tot wijze ontvangen en bejegend. Zij zullen voorzeker het revolutionnair syndikalisme en het kommunisme, allen naar hun land zijn teruggekeerd onder den in- om ten slotte tot het socialisme en opvattingen welke druk van het beleefde, en eens te meer de vaste die van het Engelsche trade-unionisme nabijkomen overtuiging hebben opgedaan dat op de Nederlandsche over te gaan. Het was evenwel niet ingevolge theogeorganiseerde arbeiders kan gerekend worden in retische overwegingen dat de werklieden begrepen onzen zoo moeilijken doch heerlijken internationalen dat ze zich moesten vereenigen ten einde gemeenkamp voor eene betere menschheid. schappelijk met hun werkgevers te onderhandelen, Corn. MERTENS. toch ten gevolge van de vlugge ontwikkeling der nijx verheid gedurende den oorlog en gedurende de « booms » die er op volgden. Het Japansche Syndikalisme. Op het einde van den oorlog, in 1918, was de arbeidersbeweging genoeg georganiseerd om door staAan L'Atelier, het door onzen vriend Jouhaux be- kingen aan het patronaat weerstand te bieden. Ze stuurde maandschrift van arbeiders- en sociale do- verzaakte aan haar naam van Yuaïkaï om dien van kumentatie, ontleenen we het belangwekkend artikel Algemeene Federatie van den Arbeid aan te nemen, over het Japansche syndikalisme dat we hier laten aldus te kennen gevend dat ze van een vriendenkring volgen : in het begin een manhaftiger en strijdvaardiger beEr bestaan veel redenen om in de zaken van Japan roepsorganisme was geworden. De eerste staking belang te stellen. Er zijn er zelfs te veel, te begin- brak uit in 1919 in de scheepsbouwwerf van Kawanen met de aanvallende politiek van dit land in het saki; ondanks haar mislukking was ze een les voor de werklieden en de vooraanstaanden en oefende een Verre Oosten! Anderzijds doen de onlangsche binnenlandsche ge- gunstigen invloed uit op den groei van de beweging. beurtenissen, de politieke moorden die tot de samenDe overheerschende gedachte was dan het kom-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING munisme, begunstigd door den weerstand en de onderdrukking vanwege de regeering en door de machteloosheid de maatregelen op te dringen tot het waarborgen van het vereenigingsrecht. Een lange en bittere stakingservaring, de ontwikkeling van nieuwe begrippen ontstaan door het kontakt met de Westersche vakbonden dank aan de Internationale Konferenties van den Arbeid, brachten echter een reorganisatie teweeg, niet meer op grondslag van de kommunistische taktiek, doch op dien van het vrij syndikalisme. Na twaalf jaar strijd voor zijn erkenning door de nijveraars, begon het syndikalisme het vertrouwen der arbeiders te winnen, en door hun behoefte aan vereeniging maakte de beweging rasschen vooruitgang, wat bleek uit de strekking om de leiding uit de handen van de intelligentsia naar die ven de handarbeiders over te brengen. Deze verandering duidde het einde van het op theoretische argumenten en gedachten gegrondveste oorspronkelijke syndikalisme aan ; ze wees op de komst van een nieuw syndikalisme, gegrondvest op de noodzakelijkheid. De vorming van het eerste labour-kabinet in Engeland in 1924 gaf aan de Japansche arbeidersklasse een grooteren aanstoot en stelde voor haar een praktischer les daar dan ooit doktrinaire en idealistische verzuchtingen hadden kunnen doen. De invoering van het algemeen stemrecht voor de mannen, zette de werklieden aan een op hun eigen princiepen gesteunde politieke partij op te richten. Ze verlangde natuurlijk een eensgezinde werkliedenpartij, t.t.z. dat ze de socialistische en kommunistische elementen die nog in de vakbonden overheerschten wilden samenbrengen. Doch, zoodra een zuivere socialistische politiek en een vrij syndikalisme waren aangenomen, was een scheuring onvermijdelijk. Gedurig hebben, van 1923 tot heden, de uit de twee kampen opgestegen oproepen de leiders en de arbeidersklasse zelve, verdeeld. Onmogelijk zich voor te stellen welke moeilijkheden de vrije syndikalisten van Japan in hun strijd voor de oppermacht over de kommunistische elementen hebben ontmoet. De eerste scheuring van de kommunistische aideelingen greep plaats in 1923, toen de Nationale Raad der Vakbonden werd opgericht met het doel het « roode » syndikalisme te verspreiden en enger betrekkingen met Moskou te scheppen. Een tweede verdeeling in den schoot van de Federatie van den Arbeid was, in 1926, het werk van een groep mistevredenen over de gevolgde politiek welke ze voor een ontoereikend socialistisch vergelijk hielden. Een derde verdeeling geschiedde om dezelfde reden in 1929, toen een zeker aantal leden de Federatie verlieten om een nieuwe organisatie te vormen. Dienvolgens is de arbeidersbeweging heden in drie groepen verdeeld. Er bestaat een aan het Engelsch Labour gelijkende socialistische partij en met de trade-unions overeenstemmende vakbonden. De tweede groep staat tusschen het socialisme en het kommunisme; zij is ontevreden over het socialisme zooals het wordt verspreid, en over het kommunisme, ingevolge zijn strijdmethoden : haar houding is ongeveer te vergelijken met die van de Engelsche Onafhankelijke Labourpartij. De derde groep is samengesteld door de kommunistische partij en haar « roode » vakbonden. Ze staan bekend onder de hamen van: 1° Sociaal-
197
demokratische Partij; 2° Nationale Volkspartij; 3° Arbeiders- en Boerenpartij. Onbetwistbaar hebben deze drie partijen de vakbonden tot grondslag. Een groot aantal leden van de eerste behooren tot den rechter vleugel van de beroepsorganisaties vertegenwoordigd in den Syndikalen Raad, die de Algemeene Federatie van den Arbeid, de Japansche Zeemansbond, de Federatie der Scheepswerf werk lieden en de Federatie der Werklieden in Openbare Diensten omvat. De tusschengroep — Nationale Volkspartij — is om reden van inwendige geschillen tusschen de aangesloten organisaties meermalen heringericht geworden. De belangrijkste vakbonden van deze groep zijn de Japansche Syndikale Federatie, de Algemeene Vereeniging der Japansche Vakbonden en de Federatie der Keramiekarbeiders. De derde •— kommunistische — is gevormd geworden door de Nationale Raad der Vakbonden die in 1928 ontbonden werd, na het verbod der kommunistische organisaties. Volgens de statistieken van 1928 was het aantal tot de eerste groep behoorende gesyndikeerden 218,000; het ledental van de tweede, 34,000; en dat van de derde 14,000. Een meer onlangsche schatting stelt het totaal der Japansche gesyndikeerden op ongeveer 400,000 vast, hetzij op weinig na 10 t.h. van het aantal nijverheidswerklied en (1). Er werden pogingen aangewend voor de verwezenlijking van een eenheidsfront der arbeiders, even op politiek als op ekonomisch gebied, doch het was onmogelijk een politieke partij te vormen uit hoofde van de afschaffing door de regeering van de kommunistische organisaties waarmede de Socialistische Partij in een zekere mate verbonden was. Later mislukten nieuwe pogingen van politieken aard naar aanleiding van meeningsverschiHen tusschen kommunisten en socialisten. Ook aan ekonomische zijde werden gelijkaardige pogingen verijdeld door de kuiperijen van de kommunisten onder de gesyndikeerden, hetgeen later leidde tot de vorming van een rechter vleugel in den Syndikalen Raad. Vooral dank aan de volhardende wilskracht en aan de behendigheid van Matsuoka werd in den schoot van de arbeidersbeweging de orde hersteld verstoord door de wanordelijke aktie van de kommunistische elementen. Heden — in zooverre ze nog bestaat, gezien ze gevat is tusschen de oppositie der vakbonden en het verbod der regeering — is de kommunistische beweging in Japan nog slechts een geheime vereeniging. Dienvolgens ziet de vakbeweging heden het vraagstuk van haar versterking onder het oog. De Zeeliedenbond heeft het initiatief genomen van een centraliseeringspogen met het doel een socialistisch eenheidsfront te vormen. (1) De Informations Sociales van het I.A.B. van 25 Juli 1.1. geven volgende tabel betreffende het aantal vakorganisaties, het ledental en de verhouding gesyndikeerden tot het totale aantal arbeiders : 1929 1930 1931 Aantal vakbonden 630 712 818 Totaal ledental 330,985 364,312 368,975. Totaal aantal arbeiders . . • 4,873,081 4,713,002 4,670,274 Verhouding gesyndikeerden tot het totale aantal arbeiders. . 6 8 o/o 7.5 o/o 7.9 o/o
198
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Deze poging is vruchten beginnen dragen met de oprichting, in Juli 1931, van den Japanschen Labourclub. Voor de eerste maal hebben negen centra van Japan de gelegenheid gehad stelling te nemen ten opzichte van de ontworpen labour-eenheidsbeweging. Deze Club is ongetwijfeld de voorbode van de vorming van een centraal lichaam van de vakbeweging. De voorwaarden van aansluiting bij den LabourClub zijn: 1° de aangesloten organisatie moet gegrondvest zijn op de syndikalistische princiepen, in tegenstelling met de princiepen van het kommunisme, van de anarchie en van het fascisme; 2° al de syndikaten moeten het Internationaal Arbeidsbureel erkennen ; 3° de aansluiting moet beperkt zijn tot negen federaties en tot den Vakbond van het Gas van Tokio. De bonden die zich later zouden willen aansluiten, zullen door een stemming bij meerderheid der twee derden moeten aangenomen worden. Het doel van den Club is de noodige maatregelen te nemen voor de versterking en de ontwikkeling der vakbeweging, o.m. gedachtenwisselingen tot bevordering van de vriendschappelijke betrekkingen tusschen al de leden ; een gemeenschappelijke aktie voor het bekomen en de verbetering van de sociale wetgeving, de bepaling van de ten opzichte van de internationale vraagstukken aan te nemen houding; het onderzoek van de hoofdzakelijke werkvoorwaarden (duur, loon, minima, kollektieve kontrakten), eindelijk de in de nijverheidskonflikten van de aangesloten organisaties te voeren aktie. De leider van dit lichaam is kameraad K. Hamada. Het sukses van den Club zal volledig afhangen van de harmonie welke zal kunnen in stand gehouden worden tusschen de verschillende centra. Het vraagstuk welk de Japansche werkersbeweging heden het hoofd te bieden heeft, heeft twee zijden : de een ekonomisch, de andere politiek. Ekonomisch bestaat de gewichtigste taak in het reorganiseeren en het planmatig organiseeren van de arbeiders, op grondslag van het vrij syndikalisme, met een centrale bondskontrole en zelfstandige nijyerheidsbonden; een tweede doel is het brengen van het ledental op minstens de helft van het getal nijverheidswerklieden. Zoolang de proletarische partij van Japan slechts 5 leden op de 446, waaruit de Kamer der Volksvertegenwoordigers bestaat, zal tellen, kan haar politiek in het Parlement slechts tot richtsnoer strekken en moet haar aktie zich tot verklaringen beperken. Doch, deze socialistische politiek moet onze leden en aan de openbare meening een volledig programma van heropbouw voor al de bedrijvigheidstakken aanbieden. Het socialisme zal leven zoo het deze positieve politiek vertegenwoordigt, en zoo het er, door de propaganda en de opvoeding, toe komt ze door de kiezers klaar te doen begrijpen. Het parlementarisme zal niet falen indien de socialistische politiek voor het volk duidelijk is gemaakt. Bij zekere leden van de sociaal-demokratische partij is een ernstig misverstand opgerezen betreffende de waarde van het fascisme. Niemand kan miskennen, dat de huidige ekonomische strekking gericht is naar het ekonomisch nationalisme, wat zelfs in de U.S. S.R., waar de ekonomische politiek op het Staatssocialisme schijnt gegrondvest te zijn, duidelijk is. Doch de vraag te weten of de socialistische partij een Staatssocialisme of het socialisme in zijn breeden zin moet aannemen, hangt af van de voorwaarden van
het land waarin deze politiek dient toegepast. Japan is geen land dat op zich zelf kan bestaan, en zonder internationale samenwerking kan de socialistische ekonomie niet toegepast worden; het socialisme is trouwens de tegenstelling van het fascisme, in zijn westerlijke beteekenis. De Japansche arbeiderspolitiek moet zich dus van de fascistische begoochelingen verwijderen. In dergelijke omstandigheden hangt het wellukken of het mislukken van het socialisme niet alleen af van de toestanden van den burgerstaat, doch ook van de methoden die we in de politiek zullen toepassen. Indien we in de toekomst de fascistische reaktie het hoofd moeten bieden, zal voor de socialisten de eenige uitweg zijn den Staat te veroveren. x
Duitschland TROTS ELLENDE EN NOOD HEBBEN DE VAKBONDEN HUN KERN BEHOUDEN Aan een door de Gewerkschaftszeitung (het weekblad van het Algemeen Duitsch Vakverbond, A.D.G.B.) gepubliceerd verslag over den toestand van het Duitsche Vakverbond in 1931 ontleeiien we, dat ook het ernstige krisisjaar 1931 met zijn alles ve'nietigende nevenverschijnselen het front der moderne vakvereenigingen niet verbreken kon : « De moderne vakvereenigingen staan, zij het dan ook met verminderd aantal strijders, met omverzwakte innerlijke kracht gereed, om ook onder de moeilijkste omstandigheden haar taak te vervullen. » Over het verloop der ledencijfers staat in het' verslag o.a. het volgende : « De bij den A.D.G.B, aangesloten bonden, wier aantal door de samensmelting op 1 Juli 1931 van het Centraal Verbond der Leidekkers met den Duitscften Bouwarbeidersbond van 31 op 30 terugliep, telde einde 1931 nog steeds 4 millioen 134,902 leden, waarvan 570,836 vrouwelijke er. 170,854 jeugdigen. De vermindering van het totaal aanital tegenover dat van 1930 (4,716,509) bedraagt 581,667 leden, m.a.w. 12.3 t. h. In vergelijking met het ledenverlies, dat de moderne vakvereenigingen van 1922 tot 1924, in den tijd van de ineenstorting van den muntstandaard en in de daardoor ontstane ekonomische krisis geleden hebben, toen het totaal ledental van 7.8 millioen terugliep op ongeveer 4 millioen, is het gedurende de I huidige,, veel langere en ernstiger krisis ontstane ledenverlies gering. De sinds 1924 in de moderne vakvereenigingen georganiseerde leden, wier aantal zich einde 1931 tusschen 4 en 4.9 millioen bewoog, kunnen als de kern der beweging worden beschouwd Deze leden zijn niet te vergelijken met de massa's die zich in 1919 en 1920 door de revolutie begeesterd in de bonden wierpen, doch de gelederen snel weer verlieten toen ze tot de erkenning kwamen, dat de ekonomische macht door taaien strijd moet veroverd worden. De vakvereenigingen hebben haar kern, trots ellende en nood, behouden, want einde 1931 was het ledental van het A.D.G.B. met 4,134,902 nog hooger dan einde 1924 met 4,023,867 en zelfs aanmerkelijk hooger dan einde 1926 met 3,932,035. Dat is met andere woorden : het oude krachtcentrum der vakverenigingen bleef in den storm der huidige gfoote krisis onwrikbaar. » De ledentallen der afzonderlijke bonden, ontwikkelden zich als volgt : Met uitzondering van den Bond van Schoorsteenvegers,, wiens ledental nog met 135 toenam, liep het aantal leden in alle bonden meer of
DB BELGISCHE VAKBEWEGING minder sterk terug. Het grootste verlies had de Bond van Machinisten en Stokers, met 24.7 t.h. Dan volgen de Bond der Steenarbeiders, met 21.6 t.h.; de Landarbeiders, met 20.7 t.h.; de Muzikanten, met 18.9 t. h.; de Kappers, met 17.8 t. h.; de Kleermakers, met 17.8 t. h.; de Bouwarbeiders , met 17.4 t. h.; de Tabakbewerkers, met 16.3 t. h.; de Zadelmakers, met 15.6 t.h.; het Spoorwegpersoneel, met 15.3 t. h.; de Kopersmeden, met 15 t. h.; de Mijnwerkers, met 14 t. h.; de Fabrieksarbeiders, met 12.3 t. h.; de Metaalbewerkers, met 12.1 t. h.; de Hulparbeiders in de graphische vakken, 10.9 t. h.: de Schilders, met 10.9 t. h.; de Textielarbeiders, met 10.9 t. h.; de Houtbewerkers, met 10.3 t. h.; de Arbeiders in de Levensmiddelenindustrie, met 10 t.h., de Boekbinders, met 9.7 t.h. ; het Hotel-, Koffie- en Spijshuispersoneel, met 9.2 t. h.; de Schoenmakers, met 9.1 t. h.; de Höedarbeiders, met 9 t. h.; de Timmerlieden, met 8.9 t. h.; het Verbond van Arbeidsnemers in Openbare Diensten en Bedrijven, met 8.2 t. h.; de Lederbewerkers, met 8.2 t. h.; de Lithographen, met 3.7 t. h.; de Boekdrukkers, met 2.2 t. h., en de Melkers, met 1.5 t. h. Het gemiddeld totaal aantal leden over 1931 bedraagt bij 4,417,852 leden — 403,980 leden of 8.4 t.h. minder dan in 1930. Inkomsten en uitgaven. — De financieele toestand der bonden ging overeenkomstig het ledenverlies ook achteruit. De totale inkomsten, van 184,306.211 Rm., zijn verminderd met 47,349.093 Rm., em de totale uitgaven, 215,621,070 Rm., met 25,561,313 Rm., tegenover het vorige jaar. Met uitzondering van de inkomsten uit extra bijdragen en andere inkomsten liepen alle andere, voornamelijk die uit de gewone bijdragen, sterk terug. Aan bijdragen is in totaal 50,981,778 Rm. minder ontvangen en zeer duidelijk de uitwerking van de- werkloosheid op den arbeid der vakvereenigingen aangetoond. Zeer veel waardeering verdient het offer, .dat de nog werkende leden door betaling van extra-bijdragen bremgen aan hun reeds lang door werkloosheid in behoeftige omstandigheden verkeerende kollega's Trots loonsverlaging en gedeeltelijken arbeid bedraagt het voor dit doel bijeengebracht geld 4,458,732 Rm., wat 2,358,684 Rm. hooger is dan in 1930. De totale inkomsten per lid bedragen 41,72 Rm., wat 6,32 Rm. minder is dan in het vorige jaar. De totale uitgaven van 215,621,078 Rm., zijn 31,3 millioen Rm. hooger dan de totale ontvangsten. Meer dan de helft van het totaal der uitgaven (51 t. h.) werd uitgekeerd aan ondersteuningen, en wel als volgt : werkloozenuitkeering 1930, 77,730,533 Rm. (1931, 69,108,173); ziekteuitkeerinfg 1930, 22,847,119 Rm. (1931. 17,162,146); uitkeering bij overlijden 1930, 4 millioen 276,564 Rm. (1931, 4,258,522): uitkeering bij invaliditeit 1930, 8,001,197 Rm. (1931, 11,462,067); uitkeering in geval van nood 1930, 5,189,105 Rm. (1931, 3,918,380); reisgeld 1930,1,153,500 Rm. (1931, 986,389); uitkeering bij verhuizing 1930, 214 092 Rm (1931, 159,392); andere ondersteuningen 1930, 3,010,785 Rm. (1931, 1,814,028); verleendng van rechtskundigen bijstand voor leden 1930, 1 millioen 98,928 Rm. (1931, 1,019,751). Ofschoon eenige bonden genoodzaakt waren, de ondersteuningsbedragen of den duur der ondersteuning te verminderen, ten einde hun begrooting in even^ wicht te houden, waren de moderne vakvereenigingen )
199
toch nog in staat, voor haar door de waanzinnige kapitalistische ekonomische leiding in nood g e r o t e leden de achtenswaardige som van 109,888,848 Rm. aan ondersteuningen uit te keeren. Afgezien van alle andere voordeden, die de moderne vakvereenigingen haar leden in alle levenslagen bieden, bewijst deze praktische hulp alleen reeds, hoe onzinnig de beweringen over de onmacht der moderne vakvereenigingen is Geheel in overeenstemming met de getroffen maatregelen verminderden ook alle overige uitgaven. Ze waren voor pers en ontwikkeling ongeveer 2,74 millioen Rm. lager dan in 1930; voor propaganda en organisatie, 3.97 millioen en voor beheer, 7,42 millioen Rm.
Oostenrijk HET ZWAARSTE JAAR VOOR DE VAKBONDEN Onder den titel :
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
200
dat tusschen verhooging van het aantal werkloozen en vermindering van het ledental der moderne vakvereenigingen betrekking bestaat, waardoor bewezen wordt, dat de vermindering van het aantal leden der moderne vakvereenigingen geen andere oorzaak he-.ift dan de treurige ekonomische ontwikkeling en het groeien van het werkloozencijfer. In 1931 zijn echter op financieel gebied aan de moderne Oostenrijksche Vakvereenigingen hooge eisenen gesteld. De inkomsten bedroegen ongeveer 21,1 millioen schilling, de uitgaven daarentegen 23,8 millioen schilling. De uitgaven overtreffen derhalve de inkomsten met 12,8 t. h. Voor ondersteunings-dodeinden alleen werden 10.6 millioen schilling uitgegeven. Reeds deze enkele cijfers geven een duidelijk beeld van den grooten nood waaronder de arbeiders en bedienden in dezen tijd leven en bewijzen aan den anderen kant de offervaardigheid en trouw der arbeiders en bedienden voor de moderne vakvereenigingen. Over de vakbonden, de ontwikkeling der ledencijfers en de afzonderlijke posten der inkomsten en uitgaven staat in het artikel o.a. : « Einde December 1931 waren in de moderne Oostenrijksche Vakvereenigingen in totaal 582,687 arbeiders en bedienden georganiseerd. Daarvan waien 454,205 of 77.95 t. h. mannen en 128,482 of 22.05 t. h. vrouwen. Tegenover 1930 is het totaal met 11,06 t. h. verminderd, dat der mannen met 11,47 t. h.. en dat der vrouwen met 9.59 t. h. Het aandeel der vrouwen aan, het totaal aantal leden is slechts een gemiddelde, in de afzonderlijke landen en groepen is het aantal der vrouwen aan het totaal zeer verschilend. In Weenen is het 26.75 t. h.; in Neder-Oostenrijk, 19.18 t. h. ; in de overige Bondstaten is het lager en bedraagt in Vorarlberg, 11.06 t. h. In de groep der arbeidersorganisaties werden 23.89 t. h. vrouwen geteld; in de
groep bedienden, 30.27 t. h., en in de groep overheidspersoneel, 11.93 t. h. Welke groote uitkeeringen de moderne vakbonden in het verslagjaar moesten doen,, toont ook de volgende kleine opstelling, die voor de laatste jaren de totalen der ontvangsten en uitgaven evenals het verhoudingspercentage der uitgaven tot de inkomsten bevat : 1928, inkomsten, 25,202,173.51; uitgaven, 19,491,991.42 (uitgaven in procenten der inkomsten : 77.34 Y h.); 1929, inkomsten, 25,352,739.02; uitgaven, 22,627,259.23 (ongeveer 89.25 t. :h.); 1930, inkomsten, 23,453,829.58; uitgaven, 22,471,958.41 (ongeveer 95.81 t.h .); 1931, inkomsten, 21,095,236; uitgaven, 23,809,712.05 (rond 112.86 t. h.). Terwijl de moderne vakvereenigingen in vroegere tijden een belangrijk deel harer ontvangsten terug konden leggen, waren in 1931 de uitgaven een achtste gedeelte hooger dan de inkomsten. Dit is te verklaren door de vermindering der inkomsten en de sterke verhooging der uitgaven voor ondersteuningen. Van het totaal der uitgaven is S. 10,555,022.68 uitgegeven voor ondersteuningdoeleinden, wat overeenkomt met 44.33 t. h. van alle uitgaven. Op de afzonderlijke ondersteuningen is dit bedrag te verdeelen als volgt : reisgeld, S. 39,527.38 (0.17 t. h. der totale uitgaven) ; werkloozenondersteuning, S. 5,949,329.62 (24.98 t. h.); uitkeering bij ziekte, S. 488,406.83 (2.06 t. h.); uitkeering bij invaliditeit, S. 1,521,350.73 (6.39 t. h.); steun bij overlijden, S. 308,719.48 (1.29 t. h.); uitkeering in geval van nood, S. 2 millioen 247,688.64 (9.44 t. h.). In enkele bonden zijn de uitgaven voor ondersteuning zeer hoog. Per hoofd en per jaar werden o.a. uitgegeven aan : werkmeesters, S. 282.22; boekdrukkers, 117.70; lithographen, 85.48; tooneelspelers, 59.22; muzikanten, 48.44; ledergalanteriearbeiders, 47.56, en metaalbewerkers ,S. 46.*
Belgische Vakbeweging De stakingen in Juli. II. In ons vorig nummer gaven we de geschiedenis van de stakingen die meer in 't bijzonder de nijverheidsondernemingen van de provincies Henegouwen, Namen en Luik nebben getroffen. Het relaas eindigde op Zaterdag 16 Juli, op 't oogenblik dat de Algemeene Raad der B.W.P. en het Nationaal Komiteit der S. K. de resolutie kwamen te stemmen waarin akte werd genomen van de aanvaarding door het patronaat van de gestelde eischen, en de arbeiders van gansch het land en van al de nijverheden uitgenoodigd werden van af Maandag 18 Juli het werk te hernemen. Tegelijkertijd stelden beide lichamen een manifest op dat op 17 Juli in de socialistische pers verscheen en dat we nuttig achten over te drukken : Oproep tot de arbeiders 1 Na tien dagen harden strijd, tijdens dewelke de arbeidersklasse eensgezind was opgestaan in een spontaan en heftig verzet tegen de ellendige bestaansvoorwaarden, wordt een schitterende bijval geoogst.
Al de eischen van deze bewonderenswaardige mijnwerkers der Borinage, steeds op de voorposten van het proletariaat, krijgen voldoening. Anderzijds heeft de gansche arbeidende klasse door een nagenoeg eenparige stemming van de Kamer de verklaring bekomen : Dat het brood niet zou getakseerd worden ; Dat de loonen en de werkloozenvergoeding niet meer zullen worden verminderd; Dat een doelmatige hulp zal worden verleend aan de niet-bijgestane werkloozen; Dat een zoo rechtvaardig mogelijke verdeeling van het werk zal worden ingericht. In eenige uren hebben we volledige voldoening bekomen over punten, waaraan de stakers zeer houden. De gansche openbare meening, bij monde van de leiders der kristen-demokratie en der liberale partij in het Parlement, heeft luidop en zonder beperking de wettigheid van de eischen, door de arbeiders gesteld, bekrachtigd. Zij heeft aldus een klinkende logenstraffing gegeven aan de pers, die het eigendom is der grootnijverheid, van de financie en van den handel, en die
DE BELGISCHE VAKBEWEGING niet opgehouden heeft de werkers te lasteren, de afschaffing wilde van de werkloozenvergoeding. Het gebaar van verontwaardiging der werkende klasse moet niet enkel uitgelegd worden door dit bewonderenswaardig gevoel van solidariteit tegenover de arbeiders der Borinage, voor hun krachtdadigen weerstand tegen de vermindering van hun inkomsten, noch door den ontroerenden en edelen wensch onder alle kameraden het nog mogelijke werk te verdeelen, doch ook door een gevoel van reaktie tegen de drijverijen, de vernederingen opgelegd aan menschen, wier waardigheid het liefste bezit is. Dit gebaar is ook uit te leggen door de vijandigheid van een wankelende regeering, bekommerd om kleine vraagstukken, gesteund door een meerderheid, die niet meer den wil van het land vertegenwoordigt. Dit gebaar is bovendien nog te verklaren door de veroordeeling zonder beroep van een regiem, dat millioenen en millioenen menschelijke wezens in de ellende en de onzekerheid stort, menschelijke wezens, die ontdaan worden van alle persoonlijkheid, die als automaten werken, en wier lot de speelbal is van de willekeur eener kleine minderheid van uitdagende stoutmoedige bevoorrechten, wier onbevoegdheid, wier gemis aan vooruitzicht en wier lust op winst de wereld in de wanorde, de anarchie en de wanhoop hebben gestort. Het waren de branden van 1886, die de bourgeoisie deden begrijpen dat er een sociaal vraagstuk bestaat. Helaas! de nieuwe losbarstingen van 1932 waren noodig om deze bourgeoisie te doen begrijpen dat het regiem waarop zij aast, gansch in het gedrang is gebracht. De arbeiders, georganiseerd in den schoot der B.W.P. en der S.K., getrouw aan de opbouwende overleveringen van het socialisme, hebben niet opgehouden de schimmen van de individueele gewelddaden, die het proletariaat van zijn historischen weg afleiden en slechts een karikatuur zijn van de macht, als onvruchtbaar, noodlottig en gevaarlijk af te keuren. De verdeelers van de arbeiders die wij hardnekkig moeten bekampen,gebruiken deze kinderachtige,noodlottige strijdmiddelen om onze volkshuizen te vernielen en de proletarische beweging in diskrediet te brengen. Na dit prachtig bewijs van wil en macht, moet de werkende klasse, in de volstrekte zekerheid na een grooten en vruchtbaren plicht te hebben volbracht, op maandagochtend, 18 Juli, terug aan het werk gaan, in de mijnen, de fabrieken, bureelen en werkhuizen, met kalmte, eenparigheid en koelbloedigheid. Doch indien in hun verblinding onze tegenstanders de diepe beteekenis niet begrepen van de tragische gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan, dan zouden de arbeiders met dezelfde indrukwekkende eenparigheid, zonder zwakte den eerbied afdwingen van de plechtige beloften die hun zijn gedaan. Trouw aan onze oude organisatie! • Onverbreekbaar geloof in ons ideaal!! Wij zullen zegevieren in de orde, de eensgezindheid en de tucht!!! De Algemeene Raad der B.W.P. De Syndikale Kommissie. Het door de Werkliedenpartij en de Syndikale Kommissie gegeven ordewoord werd streng geëerbiedigd door de arbeiders van al de nijverheden die aan de
201
beweging hadden deelgenomen, behalve door de mijnwerkers. Waarom en wat was er gebeurd? Een kameraad zegde ons onlangs « dat de mijnwerkers de beslissing van den Algemeenen Raad en van de Syndikale Kommissie volkomen hadden begrepen, dat zij er zich niet tegen verzetten, dat ze niet betwistten dat hun eerste doeleinden waren verwezenlijkt... doch dat ze de staking voortzetten, of veeleer, dat zij er een tweede voerden om andere niet minder dringende doeleinden te bereiken! » Dat is een uitlegging en we denken er niet aan de mijnwerkers het recht te betwisten hun toestand te verbeteren, 't is zelfs hun plicht, doch gebood de logika, zooniet de rechtschapenheid, te handelen zooals zij het hebben gedaan? We zullen er later op terugkomen, wanneer de kalmte zal teruggekeerd zijn en de mannen in staat zullen zijn te redeneeren... Op 16 Juli, — op hetzelfde oogenblik dat de Algemeene Raad en de Syndikale Kommissie kennis namen van de uitslagen welke een einde aan de staking moesten stellen, — vergaderden de mijnwerkers van het Centrum te La Louvière, en na een lange bespreking stemde de vergadering de volgende dagorde : De Centrale der Mijnwerkers van het Centrum, op 16 Juli in het Volkshuis van La Louvière in voltallige vergadering bijeengekomen ; na de afgevaardigden gehoord te hebben : Neemt het door het Kongres van 14 Juli gedane werk aan (1) ; Besluit net bureel te gelasten een vergadering van de gewestelijke gemengde mijnkommissie te vragen, ten einde de heraanpassing der loonen te vragen (2) ; (1) Dit eerste lid schijnt ons tamelijk onbegrijpelijk. Inderdaad, het Buitengewoon Kongres van de Centrale der Mijnwerkers had de volgende resolutie gestemd, welke we reeds in ons vorig nummer hebben vermeld : « Het Kongres der Mijnwerkers, op 14 Juli 1932 te Brussel vergaderd, overwegende dat de doeleinden van de mijnwerkers bereikt zijn, en dat de kwestie heden al de beroepen aanbelangt, verzendt de oplossing naar de hoogere lichamen van de Partij, t.t.z. naar den Algemeenen Raad en naar de Syndikale Kommissie. » (2) De Gewestelijke Gemengde Mijnkommissie kwam op Maandag 18 Juli te La Louvière bijeen. Denzelfden dag vergaderde de Centrale om van den uitslag kennis te nemen en Le Peuple van den 19n gaf als volgt verslag over de tusschenkomst van Jacquart, bondssekretaris : « Voor de loonen beneden 25 frank hebben we een heraanpassing van 10 t.h. gevraagd; voor die van 25 tot 30 frank, van 7.5 t.h.; voor die van 30 tot 40 fr., van 5 t.h. We hebben ook gevraagd, dat men zich met het vaststellen der loonen volgens de eerste overeenkomst zou bezighouden. » De patroons hebben geantwoord dat het om een nationale kwestie ging, en dat deze door de Nationale Gemengde Kommissie diende te worden onderzocht. Anderzijds hebben de patrpons beloofd den bijzonderen toestand van zekere werklieden te onderzoeken. » En na bespreking stemde de vergadering eenparig min 3 onthoudingen de volgende dagorde : « D e Centrale der Mijnwerkers van het Centrum, op Maandag 18 Juli in het Volkshuis van La Louvière in voltallige vergadering bijeengekomen, na, kennis te hebben genomen ; » 1° Van de door den Algemeenen Raad der B.W, P. en het Nationaal Komiteit der S.K. in verband
202
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Vraagt dat het Nationaal Krisisfonds : Den wachttijd op één dag per maand terugbrenge voor de gedeeltelijke werkloozen gedurende al de perioden ; Bovendien de beslissingen van de hoogere lichamen van de B.W.P. en van de S.K. in aanmerking neme; Vraagt de bespreking aangaande de terugtrekking van de 25 t.h. van den kolenprijs in de overeenkomst te bespoedigen, en gaat over tot de dagorde. 's Anderendaags was het de beurt aan de mijnwerkers van Charleroi om bijeen te komen, en na een tamelijk verwarde bespreking stemden ze met 46 stemmen tegen 22 en 26 onthoudingen de volgende dagorde : De Gewestelijke Centrale der Mijnwerkers, op 17 Juli in het Volkspaleis in buitengewone algemeene vergadering bijeengekomen ; Meent dat er een kontrole dient geëischt om te bepalen of de loonminima geëerbiedigd worden; Verklaart, dat de huidige overeenkomst de mijnwerkers niet meer toelaat op een behoorlijke wijze te - leven; Verlangt een vergadering der mijnwerkers, ten einde zonder uitstel en ten laatste op 1 September de wijziging aan de loonovereenkomst te onderzoeken, om de overeenkomst opnieuw uitsluitend op de kosten van het levensonderhoud te doen steunen. Denzelfden dag kwam de Centrale der Mijnwerkers van de Borinage ook bijeen en de meerderheid (( was van oordeel, dat het niet paste dat de mijnwerkers van de Borinage het werk zouden hernemen zonder zich voorafgaandelijk te hebben verzekerd dat die van de andere bekkens en de werklieden van de andere nijverheden van het land die met hen gemeene zaak hebben gemaakt ophouden met staken! » Op 19 Juli hielden de mijnwerkers van de Borinage een nieuwe zitting om akte te nemen dat de raadpleging der aideelingen 127 stemmen voor de voortzetting der staking en 16 voor de herneming van het werk had gegeven! Waarop ze het volgende besluit nam : De Centrale der Borinage sluit zich bij de eischen van de Centrale van het Centrum aan, met dien verstande evenwel, dat de verworven toestanden blijven. Op 20 Juli drukten de mijnwerkers van Charleroi hun eischen in de volgende bewoordingen uit: De Gewestelijke Centrale der Mijnwerkers van Charleroi, op 20 Juli te 10 uur voormiddag in het Volkspaleis in algemeene vergadering bijeengekomen, na onderzoek van den toestand en na verslag der afgevaardigden van de afdeelingen, vraagt: 1° Dat overeenkomstig het besluit van het kongres van 14 Juli, de faktor kolen uit de grondslagen van de loonovereenkomst zou worden verwijderd met onmiddellijke toepassing; met de herneming van het werk gestemde dagorde; » 2° Van de in de Nationale Gemengde Kommissie gevoerde besprekingen, deelt de Socialistische Partij de Syndikale Kommissie mede, dat de toestand van zekere nog niet aangepaste lage loonen haar belet op 't oogenblik het Zaterdag gegeven ordewoord te eerbiedigen; » Keurt de door de werkersafgevaardigden in de Gewestelijke Gemengde Kommissie van het Centrum in naam van de plaatselijke afdeelingen gedane voorstellen goed. » De Centrale vertrouwd op de werkersafvaardiging in dé Nationale Gemengde Kommissie om de voorgestelde eischen te doen zegevieren. »
2° Vordert de herziening der huishuurwet, en dat het bedrag der huishuur worde teruggebracht op 50 t.h. voor de volledige werkloozen en met 25 t.h. verlaagd voor de gezinshoofden en den steun van gezinnen. In afwachting van de verwezenlijking van dezen eisch wordt de staking voortgezet. Op denzelfden datum kwam de Nationale Gemengde Kommissie bijeen en de volgenden mededeeling werd aan de pers gezonden : De Nationale Gemengde Mijnkommissie kwam op 20 Juli op vraag van de Centrale der Mijnwerkersbijeen. De vertegenwoordigers der werklieden hebben de volgende eischen uitgedrukt : 1° Herziening der lage loonen; 2° Afschaffing van den kolenfaktor in de overeenkomst tot regeling der loonschommelingen, met onmiddellijke toepassing van de nieuwe overeenkomst. Hunnerzijds stelden de patroons de volgende mededeeling op : De patroonsafvaardiging herinnert de door de Nationale Gemengde Kommissie in den loop van haar vergadering van 13 Juli genomen besluiten; Deze, voorgezeten door den Minister van Arbeid, en bijeengekomen op zijn initiatief, had eenstemmig een formeel akkoord bereikt. Dit door den Minister in de Kamer aangekondigde akkoord werd er door makker Delattre bevestigd en door deze vergadering in haar geheel gunstig onthaald. Het is niet geëerbiedigd geworden. In die voorwaarden is de patroonsafvaardiging verwonderd uitgenoodigd te worden nieuwe eischen te aanhooren ; Verklaart de bijeenroeping slechts uit eerbied voor den voorzitter en ter eerbiediging van de oorspronkelijke overeenkomst tot oprichting van de Nationale Gemengde Kommissie beantwoord te hebben; Betreurt niet te kunnen overgaan tot het onderzoek van de vragen die komen uiteengezet te worden alvorens de werklieden het werk hebben hernomenr in overeenstemming met de afgesloten overeenkomst. Deze mededeeling van de kolenbazen bracht vooraanstaanden van het Centrum op de gedachte een schorsing der staking voor te stellen en op 21 Juli stemde de Centrale van dit gewest een dagorde waarin o.m. werd gezegd : ... Overwegend dat de patroons bereid zijn de werkerseischen na de herneming van het werk te onderzoeken ; Neemt de Centrale van deze verklaring akte, gezien deze geenszins de verzaking aan de mogelijkheid ten spoedigste haar eischen te doen verwezenlijken, beteekent; Besluit het voorstel tot schorsing van de staking tot 6 Augustus 1932 door een referendum aan de afdeelingen te onderwerpen, daar dit tijdsverloop toereikend genoeg is om de Nationale Gemengde Mijnkommissie toe te laten opnieuw bijeen te komen om over de betwiste punten te beslissen... Zooals te verwachten was, werd dit voorstel met een aanzienlijke meerderheid verworpen en de staking werd om zoo te zeggen volledig voortgezet in de drie kolenbekkens van Henegouwen, en iets minder uitgebreid in het Luikerbekken en in dat van Limburg. # *
#
In dit laatste bekken namen de onderhandelingen een andere wending en op 21 Juli liet de Centrale der Mijnwerkers van Limburg aan den Minister van
I}Ê BELGISCHE VAKBEWEGING Arbeid weten, dat ze bereid was het konflikt aan den scheidsraad .te onderwerpen. Verschillende personaliteiten kwamen tusschen en op 29 Juli onderteekenden de patroons- en arbeidersafgevaardigden een aldus opgestelde overeenkomst : Met het oog op de oplossing van het hangende arbeidskonflikt is tusschen de bestuurders der kolenmijnen van Limburg en de mijnwerkers van dit bekken het volgende besloten. De direktie van elke kolenmijn zal de lage locnen afzonderlijk herzien. Voor het onderzoek van deze kwestie zullen de bestaande plaatselijke komiteiten worden geraadpleegd, zooals ze heden in elke mijn zijn ingesteld. Wat de akkoordloonen aangaat, zal de direktie zich gedragen naar de loonovereenkomst van 28 Juli 1920. De klachten nopens de boeten en andere zullen in een breeden verzoeningsgeest worden onderzocht. De Gewestelijke Gemengde Kommissie van het bekken der Kempen zal op vraag van een der twee partijen moeten bijeengeroepen worden overeenkomstig het desbetreffend bestaande reglement. Eindelijk zijn de tot heden door de Nationale Gemengde Kommissie genomen besluiten, evenals die welke in de toekomst door deze Kommissie zullen worden genomen, op de mijnen van Limburg toepasselijk. De stakers zullen terug aan hun vroeger werk worden gesteld. De patroons zullen tegen hen geen gerechtelijke vervolgingen inspannen uit hoofde van de onderbreking van het werk.
203
gadering der Centrale van de mijnwerkers van Luik « haar afgevaardigden in het Nationaal Komiteit opdroeg een gunstig advies uit te brengen, doch hun ook vroeg aan te dringen om waarborgen te bekomen voor hun verwezenlijking, en de toepassing van de nieuwe overeenkomst te eischen met terugwerkende kracht op 't oogenblik van de werkherneming ». Op 7 Augustus kwam de Nationale Centrale der Mijnwerkers in buitengewoon kongres bijeen, en na twee dagen bespreking stemde ditzelfde eenparig min twee stemmen, de algemeene werkstaking van de mijnwerkers en legde in de volgende resolutie het te bereiken doel uiteen: Het Buitengewoon Nationaal Mijnwerkerskongres,. vergaderd op 7 Augustus 1932; Na een breedvoerige bespreking op grondslag van de voorstellen van den Minister; Handhaaft de oorspronkelijk vastgestelde stakingsdoeleinden : a) Verhooging van de loonen; b) Herziening van de loonovereenkomst in den zin van den terugkeer tot de eenige basis der kosten van het levensonderhoud voor de vaststelling der loonen. Doch, beschouwend dat de door de Regeering voorgestelde maatregelen geen onmiddellijke uitslagen zouden kunnen opleveren ; Neemt de invoegetreding van de nieuwe overeenkomst op 1 September aan.
Het Kongres sprak ook den wensch uit door den Algemeenen Raad der B.W.P. en de Syndikale Kommissie de mogelijkheid van een algemeene staking; Het werk werd van af 1 Augustus in de mijnen der van al de korporaties te zien onderzoeken. Het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie Kempen hernomen. * # * vergaderde op 9 Augustus en na lange debatten waarOp 27 Juli besloot het Bestuur van de Nationale aan de meeste der vertegenwoordigers van de CentraCentrale der Mijnwerkers, na onderzoek van den toe- len deelnamen, werden drie resoluties gestemd: de stand, de bijeenroeping van de Nationale Gemengde eerste betreffende de veroordeelingen voor stakingsKommissie te eischen en deze kwam op Dinsdag feiten; de tweede tegen het aanstellen van soldaten 2 Augustus bijeen onder voorzitterschap van den Mi- voor zekere werken in de kolenmijnen, o.m. het lanister van Arbeid, M. Heyman. De bespreking duurde den van kolen en cokes, en de derde, betreffende den niet minder dan vier uren en half, waarna de Minister door de staking geschapen toestand. Ziehier den tekst van deze laatste resolutie, die: de volgende mededeeling aan de pers overhandigde: eenparig min twee onthoudingen werd aangenomen: Na de twee partijen te hebben aanhoord, heeft de Het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie, Minister verklaard, dat hij zelf voorstellen zou doen waarover de twee partijen zich Vrijdag morgen zullen op 9 Augustus vergaderd; Na een grondig debat, loopend eenerzijds over den uit te spreken hebben. algemeenen ekonomischen toestand, en anderzijds. ov^r den uit de voortzetting der mijnwerkers%taking Welke waren die voorstellen ? Ziehier: voortvloeienden bijzonderen toestand; Oordeelt dat, gezien den ernst van de ekonomische 1. De direktie van elke kolenmijn zal individueel slapte, het zich slechts kan houden aan de gemeende lage loonen herzien. De plaatselijke besturen zulschappelijke resolutie van den Algemeenen Raad der len geraadpleegd worden. 2. De regeering zal zijn inspanningen voortzetten B. W. P. en van het Nationaal Komiteit der S. Kvoor de verbetering van den algemeenen toestand in van 16 Juli 11., waarin de door de arbeidersklasse alsde mijnnijverheid, en zal zeer spoedig mogelijk den een geheel oorspronkelijk nagestreefde doeleinden, bereikt werden verklaard, zijnde: geen loonsverminuitslag van haar stappen bekend maken. 3. Met het oog op de verbetering van het lot van dering, verdeeling van den arbeid, geen belasting de mijnwerkers, zal de herziening van de loonover- op het brood, handhaving van de werkloosheidsvereenkomst worden onderzocht door een kommissie, goedingen en steun aan de niet verzekerden, en uit samengesteld uit drie afgevaardigden van de patroons dien hoofde de herneming van den arbeid verkondigend ; en drie van de werklieden. Voor wat de nieuwe beweging der mijnwerkers Deze onderkommissie zal zich o.m. door de onder aangaat, er op gericht om de lage loonen te vernoe2 voorziene uitslagen laten leiden. 4. De huidige overeenkomst sluit de onmiddellijke gen en uit de overeenkomst de bepaling betreffende de kolen te schrappen, verzekert het Nationaal Komiwerkherneming in zich. teit aan de mijnwerkers zijn levendige sympathie,., De Federatie der Mijnwerkerspatroons, op 5 Au- en laat aan de nationale komiteiten van de onderscheigustus vergaderd, besloot de door den Minister van dené Centrale organisaties de zorg over vast te stellen onder "welken vorm deze de stakende arbeiders Arbeid gedane Voorstellen in blok te aanvaarden. zullen té hulp komen; De Gewestelijke Centralen van de Mijnwerkers der Dringt aan opdat de regéering maatregelen treffen Borinage, van het Centrum en van Charleroi hadden van aard om hun bijzondere eisbhe» reejit te lateik ze voorafgaandelijk -verworpen, dan wanneer de ver- wedervaren; Ü--'" 1 .
DB BELGISCHE VAKBEWEGING
204
Verklaart dat, in de huidige omstandigheden de arbeiders meer dan ooit op hun vakorganisaties en op de Belgische Werkliedenpartij moeten vertrouwen en de strengste tucht in acht nemen ; De beleedigingen, de laster, de hateijke verdachtmakingen van de burgerbladen en de vermomde of openlijke zendelingen van Moskou tegen de syndikale vooraanstaanden kunnen slechts verwarring in de arbeidersgemoederen stichten en de gemeenschappelijke zaak schaden. Het N. K. der S. K. doet beroep op aller geweten en beveelt dringend zijn aangeslotenen aan slechts te gehoorzamen aan de regelmatige beslissingen van de verantwoordelijke lichamen der arbeidersbeweging. Sindsdien gaat de staking voort in bijna al de bekkens. x
Het zedelijk verslag van de Syndikale Kommissie over de jaren 1930-1931 De organisaties zijn in het bezit van het zedelijk verslag over de jaren 1930-1931, onderworpen aan het XXVIIT Syndikaal Kongres, dat op 17 en 18 Juli moest plaats hebben, doch uit hoofde van de gebeurtenissen in het land tot 25 en 26 September a.s. is verschoven geworden. De kameraden die zich de moeite hebben gegeven de tabels in te zien die op het einde van het verslag voorkomen, zullen hebben opgemerkt dat meerdere onder haar zeer onvolledig zijn. Waarom doen de organisaties de noodige inspanOrganisaties Voedingsarbeiders . Bouwwerklieden en G.V. Steenbewerkers Kasseiers . . . Bedienden' . . Onderwijzend Personeel Dagbladschrijvers Geneesheeren . . Boekbewerkers . . Boekdrukkers . . Metaalbewerkers Mijnwerkers . . . Diamantbewerkers Juweliers . . . . Openbare Diensten . S.P.T.T.Z.V. . . Nationale Verdediging Tabakbewerkers Transportarbeiders Trampersoneel . . Textielarbeiders . . Kleedingarbeiders Lederbewerkers Schouwburgpersoneel Totalen
1928 7,665 76,142 21,729 825 7,015 3,754 80 32 4,471 6,430 96,477 61,203 15,008 800 15,567 59,334 1,087 5,862 24,345 12,710 78,072 2,617
ning niet om de inlichtingen te verzamelen en de noodzakelijke dokumentatie bij te houden voor het opmaken van: de statistieken, die noodwendig zijn geworden voor den goeden, gang van de vakbeweging? Men mag zich afvragen of er geen nalatigheid mede bemoeid is, want de voor het opmaken van bewuste -tabels door het Sekretariaat gestelde vragen zijn toch zoo ingewikkeld niet dat het niet mogelijk is ze te beantwoorden. De in het zedelijk verslag vermelde cijfers, alhoewel onvolledig, schenken ons echter de gelegenheid enkele besluiten af te leiden die voor de toekomst van onze beweging nuttig kunnen zijn. Betreffende het ledental der aangesloten organisaties leeren ons de statistieken, dat de Syndikale Kommissie gedurende de jaren 1930-1931, 31,530 leden heelt gewonnen. Sommige organisaties doen een waarlijk ontzaglijken sprong. Dit is o.m. het geval met de Algemeene Centrale van Bouw en G. V., wier ledental van 79,279 op 31 December 1929 tot 96,710 op 31 December 1931 is gestegen; met de Centrale der Textielarbeiders, die op 31 December 1929, 77,748 leden telde, en op 31 December 1931, 91,427. Daarentegen zijn zekere organisaties achteruitgegaan. Onder deze noemen we de Mijnwerkers, wier ledental van 57,409 op 52,928 daalde. De Diamantbewerkers hebben hun ledental met dicht bij 2,000 eenheden zien dalen. Volgende tabel toont de ledenschommeling in de bij de Syndikale Kommissie aangesloten organisaties sedert 1928 : 1929
9,400 8,033
9,129 8,000
1930 7,100 89,002 22,722 835 8,255 3,885 92 31 4,683 6,612 102,300 56,130 13,968 800 14,146 67,661 1,488 5,791 24,036 13,869 77,816 3,564 8,793 3,750
. 518,658
528,380
537,379
De tabels betreffende de gewestelijke federaties van vakbonden duiden aan, dat er heden in het land 19 zijn en 491,393 leden groepeeren. Houdt men rekening van het feit dat de federaties van vakbonden in zekere gewesten van. het land, b.v. in Luxemburg en in Limburg, waar onze organisaties nochtans- afdeelingen hebben, nog niet bestaan, dan mag gezegjd, dat bijna de algeheelheid van de leden der Syndikale Kommissie ook in den schoot van de federaties van vakbonden gegroepeerd zijn. Wat de vakper® aangaat, bestonden er op einde 1931, 25 nationale en 25 gewestelijke of plaatselijke
7,708 79,279 21,480
825 7,905 3,775 85 31 4,687 6,386 100,106 57,409 14,842 800
15,343 65,401 1,307 5,804 23,470 13,968 77,748 2,892
1931 7,552 98,710 23,548 835 8,989 4,131 90 33 4,497
5,928 102,010
52,928 12,966 750 15,439 65,986 1,635
5,675 25,809 13,728 91,427 3,837 8,885 6,522 559,910
organen. Twee nationale organen verschijnen wekelijks, 4 halfmaandelijks, 15 maandelijks en 4 driemaandelijks. De totale oplage in 1931 beliep voor de Fransche beroepspers, 4,910,288 exemplaren; voor de Vlaamsche, 4,351,544 exemplaren, en voor de tweetalige, 209,400 exemplaren. Een Duitsch dagblad, voor het gewest Eupen^almédiy, werd op 12,000 exemplaren getrokken, en een ander, in het Fransen, Vlaamsen en Engelsen opgesteld, datgene van denr Bond der Koop vaardijof Meieren, aangesloten bij de Syndikale Kommissie langs het kanaal van
DE BELGISCHE VAKBEWEGING de Centrale der Transportarbeiders, had een gemiddelde oplage van* 1,364 exemplaren per nummer. Uit de, trouwens, zeer onjvolledige statistieken betreffende stakingen blijkt, dat de meerderheid der bewegingen die in 1931 plaats hadden den weerstand tegen de Ioonsverminderingen als aanleiding hadden. Er waren echter 12 stakingen welke loonsverhoogingen voor doel hadden. Ziehier nu enkele cijfers verband houdend met den flnancieelen totstand van de bij de S. K. aangesloten organisaties. Ook hier dient opgemerkt dat sommige onder deze de gevraagde inlichtingen niet hebben verstrekt. Meerdere onder haar bezitten afdeelingen wier ledental datgene van sommige nationale organisaties overtreft en die een bijgevoegde bijdrage eisenen bij die door de Centrale vastgesteld. Is het waarlijk onmogelijk de Syndikale Kommissie over den flnancieelen toestand van deze afdeelingen in te lichten .? We denken het niet en we nemen de gelegenheid te baat om eens te meer aan te dringen, opdat men van heden af schikkingen treffe met het oog op het voorbereiden van de dokumentatie welke voor het opmaken van de statistieken voor het loopende jaar moeten dienen. Ziehier dus enkele cijfers : 1930 Totale ontvangsten (1) Totale uitgaven (1) . . Iakas op 31 December .
fr. 148,249,571.82 145,642,655.36 141,139,545.76
1931 343,847,754.24 337 768,205.76 141,749,195 67
In 1931 hebben de organisaties aan haar leden uit haar eigen kas van werkloosheidsvergoedingen 70,345,207 fr. 61 betaald, en voor rekening van het Krisisfonds en de openbare machten, 209 millioen 990,157 fr. 27. Voor de vakpers hebben de organisaties 2 millioen 387,181 fr. 46; voor den ziekendienst, 10 millioen 765,559 fr. 27, en voor de stakingen en toonbewegingen, 10,897,258 fr. 50 uitgegeven.
De Centrale der Tabafcbewerkert in 1930-1931.
205
dus een vermindering van meer dan 26 millioen stuk voor de sigaren, van meer dan 35 millioen voor de sigarillos en van meer dan 75 millioen voor de sigaretten ! De uitvoer van sigaren en sigarillos is aanzienlijk verminderd sedert 1926. Inderdaad in 1926 voerde België 135,504 kil. sigaren en sigarillos uit; in 192"7 voerde het nog slechts 30,000 kil., in 1928, 22,000 kil., en in 1929, 17,000 kil. uit. In 1931 was de uitvoer van sigaren en sigarillos 90 t. h. lager dan in 1926. In die voorwaarden is het niet verwonderlijk dat de werkloosheid in deze nijverheid zoo uitgebreid is. In 1931 waren er op 5,768 leden, gemiddeld 347 volledige werkloozen (hetzij 6 t. h.) en 1,111 gedeeltelijke werkloozen (hetzij 19.2 t. h.). In Juni 1932 telde de Centrale, op 5,739 leden, 835 volledige (14.5 t. h.) en 2,032 gedeeltelijke (35.4 t. h.) werkloozen ; de helft van het ledental dezer organisatie is dus met volledige of gedeeltelijke werkloosheid getroffen. Dat heeft voor gevolg gehad, dat een zeker aantal sigarenmakers de nijverheid hebben verlaten, en 't is hetgeen ook uitlegt waarom de Centrale der Tabakbewerkers een lichten teruggang in haar ledental heeft te boeken gehad. In December 1927 telde deze organisatie 5,683 leden ; in December 1928, 5,739 ; in December 1929, 5,820, en in December 1931, 5,740. Is het ons toegelaten, alvorens dit kort overzicht te eindigen, aan den kameraad die zich met het aanbieden van het zedelijk verslag heeft gelast een vriendelijke opmerking te maken? Waarom heeft hij, bij voorbeeld, het zedelijk verslag over 1930 van dat van 1931 gescheiden, alhoewel ze in dezelfde brochure zijn vervat? In het verslag over 1930 geeft hij samenvattende tabels over het ledental, de voortbrenging, den uitvoer, den invoer en de taksen loopend over de jaren 1913 tot 1930, en in da,t over 1931 herneemt hij dezelfde tabels om slechts de cijfers betreffende het jaar 1931 bij te voegen. Waarom laat hij ook de hoofdstukken over de verschillende kwesties die gedurende de twee jaren de aandacht van de organisatie hebben gaande gemaakt volgens tijdsorde niet op elkander volgen? Dit zijn, ongetwijfeld, slechts opmerkingen van nevenbelang, doch we hebben gemeend ze te moeten doen omdat we van oordeel zijn dat de lezing van een dokument zooals een zedelijk verslag veel minder droog is wanneer het goed wordt aangeboden.
De Centrale der Tabakbewerkers komt haar zedelijk verslag voor de jaren 1930-1931 in rt licht te geven. Deze organisatie heeft het belangwekkend initiatief genomen, in haar verslag, tegelijkertijd als de tabels van haar ledental en de financieele verrichtingen van haar verschillende kassen, statistieken te laten verschijnen betreffende de nijverheid waarvan ze de werklieden groepeert. Dit inititatief is dss te De Kongressen belangwekkender doordat het al degenen die van het CENTRALE DER ARBEIDERS IN OPENBARE verslag kennis nemen toelaat zich een gedachte te DIENSTEN. vormen van den slechten toestand waarin zich de tabaknijverheid bevindt, en de verantwoordelijke ' In ons vorig nummer hebben we de door het Konvooraanstaanden de gelegenheid schenkt uit de cij- gres van de Centrale der Arbeiders in Openbare fers besluiten te trekken die hun toelaten hen te leiDiensten 'te Brussel, op 25, 26 en 27 Jimi, gestemde den in het opzoeken van de in de toekomst te benutresoluties betreffende de socialistische pers en tegen ten propagandamiddelen. de overdreven gas- en elektriciteitsprijzen laten verWe lezen dat b.v. de sigarenvoortbrenging van schijnen, 302,152,000 stuk in 1930 op 275,474,280 in 1931 ge- ' Hier laten we de andere door het Kongres gestemdaald i s ; die der sigarillos van 371,548,000 op de resoluties volgen : 334,645,700, en die van de sigaretten van 6 milliard De vermindering van den arbeidsduur. 938,787,000 op 6,863,267,421. Dit vertegenwoordigt (1) De van het Krisisfonds ontvangen sommen en
de voor zijn» rekening gedane uitgaven! inbegrepens
Het Kongres der Centrale van Arbeiders in Opetfr, : bare Diensten, gehouden op 25, 26 en 37 Juni 19£2;
206
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Roept al de arbeiders in openbare diensten op tot de aktie met het oog op de verwezenlijking van de eisenen van het I.V.V. en van de Socialistische Arbeiders-Internationale in zake vermindering van den arbeidsduur, Wenscht de arbeidersafvaardiging op de Internationale Arbeidskonferentie geluk met hare krachtdadige aktie voor de vermindering van den arbeidsduur in overeenstemming met de uitbreiding van het voorrbrengingsvermogen ; Sluit zich volledig aan bij het verslag dat hem werd voorgelegd betreffende dezen eisch ; Overwegende dat de vermindering van den arbeidsduur zich reeds opdringt uit hoofde van de verhooging van het voorrbrengingsvermogen ; Overwegende dat deze vermindering zich dus niet meer alleen wettigt door het recht op rust en op vrijen tijd, maar tevens en vooral om werk te bezorgen aan de slachtoffers der werkloosheid ; Overwegende, dat met het verleenen van werk aan de werkloozen en het gelijktijdig verminderen van de koopkracht van gansch de massa, een nieuwe opstapeling der stocks, te zeggen in korten tijd een nieuwe stopzetting der voortbrenging en een nieuwe verscherping der werkloosheid veroorzaakt wordt; Overwegende dat het niet een vermindering der loonen, maar wel een vermindering van de overdreven winsten is die de verkoopprijzen kan beïnvloeden en dat de vermindering van den arbeidsduur met vermindering van de koopkracht der loonen het vraagstuk der werkloosheid dus geenszins kan bevorderen ; Is van oordeel dat de formule moet luiden : toepassing op allen van maximum 40 uren arbeid per week; En, voor wat de loonen betreft, « verwezenlijking van de door de Syndikale Kongressen geëischte levensloonen en levenswedden » ; Verzoekt de hoofdorganismen der arbeidersbeweging, Syndikale Kommissie en Belgische Werkliedenpartij, in het kortst mogelijk tijdverloop een wetsontwerp neer te leggen houdende de hervorming, ten bate van al de kategorieën van arbeiders en in den zin zooals hooger voorgesteld, van de wetgeving op de beperking van den arbeidsduur; Geeft aan het Nationaal Bestuur opdracht, overal en' zonder verwijl, onderhavigen eisch te stellen; Anderzijds, beraadslagende over hetzelfde onderwerp, is het Kon gres van oordeel dat het, in afwachting dat de hervorming der 40-urige arbeidsweek verwezenlijkt wordt, noodig is uitdrukkelijk op te komen voor de volledige toepassing van de bestaande wettelijke bepalingen en hare onmiddellijke uitbreiding tot al de kategorieën van arbeiders in openbare diensten. De voorwaarden van afdanking. Het Kongres sluit zich aan bij het hem voorgelegd verslag; Besluit dat het noodig is in liet programma van onmiddellijke verwezenlijking volgende eisehen op te nemen; De inlassching, in al de reglementen van inwendige orde, van een bepaling waarbij voorzien wordt : 1° Een praeadvies; 2° Een afdankingsvergoeding, beide in verhouding tot de dienstjaren; 3° Het behoud der verworven rechten in zake pensioenen en overlevingsrenten; Bevestigt de door het Kongres van 1930 getroffen resolutie betreffende de in akkoord met de B.W.P.
en de Syndikale Kommissie te voeren aktie met het oog op het stemmen eener wet waarbij aan de vergunninghoudende maatschappijen van gas- en élektriciteitvoortbrenging en verdeeling van waterbevoorrading, enz., de verplichting wordt opgelegd in bestaande en de later af te sluiten kontrakten van vergunning een bepaling te schrijven die het statuut van het personeel vastlegt. De erkenning van den vakbond. Het Kongres, met voldoening kennis nemend van de blijken van aanmoediging die ter gelegenheid zijner werkzaamheden door de rechtmatige vertegenwoordigers der besturende lichamen van de syndikale en politieke beweging werden betuigd ; Drukt eens te meer den wensch uit, deze lichamen op doelmatige wijze de rechtstreeksche syndikale erkenning te zien verdedigen, met het recht tot medezeggenschap voor het personeel, bij gelegenheid van de medewerking, die op de verschillende gebieden van de politieke werking wordt verwezenlijkt. De strijd tegen het fascisme. Het Kongres, gezien de gevaarvolle bedreiging die besloten ligt in den sterken vooruitgang der fascistische beweging; Stuurt zijn broederlijken groet aan de Duitsche afdeeling der Internationale Federatie van Openbare Diensten; Verzekert haar nogmaals van zijne solidariteit in den harden strijd dien het fascisme tegen haar voert en drukt haar zijn volle vertrouwen uit voor wat den gelukkigen afloop harer aktie betreft. Artikel 5 der wet van 23 Maart 1932. Gemeente- en verpachte diensten. Het Kongres verleent zijn volledige goedkeuring aan de aktie van verzet der Centrale van Openbare Diensten tegen artikel 5 der wet van 23 Maart 1932, waarbij aan de gemeenten en provincies de verplichting wordt opgelegd op haar personeel de verminderingen toe te passen die aan de Staatsagenten worden opgelegd; Klaagt bij de arbeidende klasse in het algemeen en bij de arbeiders in openbare diensten, in het bijzonder, de parlementsleden aan die deze wet stemmen; Oordeelt dat de gemeente- en provinciebeheerders, die al te gemakkelijk artikel 5 als voorwendsel hebben genomen om ongewettigde verminderingen toe te passen, zich medeplichtig maken aan den reaktionnairen machtsgreep en zoodoende hunnen steun verleenen aan een nieuwen en verregaanden aanslag op de gemeentelijke en provinciale zelfstandigheid. Staatsdiensten. Het Kongres, overwegende den nieuwen aanval op de bezoldigingen der arbeiders dn openbare diensten; Overwegende dat de vermindering van 10 t.h. op deze bezoldigingen en die van 15 t.h. op de vergoedingen wegens werkelijke onkosten, hoofdzakelijk op de reeds ontoereikende inkomsten van het lager personeel drukken; Oordeelt dat de mogelijkheid tot aanvulling van het huidig begrootingstekort vooreerst moet gezocht worden in de afschaffing der nuttelooze uitgaven en de verhooging van de rechtstreeksche belastingen ten laste der gefortuneerde burgers; Teekent protest aan tegen de opgelegde loonsverminderingen; ï £Joodigt het personeel van al de openbare diensten uit zich onverwijld aan te sluiten bij zijne klasse-
DË BËLÖISCHE VAKBEWEGING
207
•awMÜIÉIMWMM—N
organisatie en zoodoende doelmatig te strijden tegen de nieuwe bedreigingen die op zijn levensvoorwaarden wegen; Verklaart dat het zich met de laatste wilskracht zal verzetten tegen alle nieuwe loonsverminderingen ; Geeft het Nationaal Bestuur opdracht aan de Intersyndikale van Openbare Diensten een gemeenschappelijke aktie voor te stellen die aan het nagestreefde doel beantwoordt.
hunne stem bij die der liberale mandatarissen hebben gevoegd en de afschaffing der regie van gasvoortbrenging besloten hebben; Richt een dringenden oproep tot al de socialistische mandatarissen en tot de georganiseerde arbeiders, opdat dit ongelukkig voorbeeld niet gevolgd worde van andere vergunningen van het kollektief domein aan de kapitalistische uitbating.
Voor de ontwapening. De afschaffing der gasregie te Sint-Gillis. Het XVII0 Kongres der Belgische Centrale van Het Kongres betreurt dat, in den harden strijd van Openbare Diensten roept alle arbeiders ten strijde : Voor de algemeen© ontwapening; het groot-kapitalisme tegen de regiediensten, de soTegen het militarisme; cialistische mandatarissen van Sint-Gillis, zonder reTegen het fascisme; kening te houden met de standpunten uiteengezet Voor den algemeenen vrede. door de afgevaardigden der Centrale van O. D.,
Uit de Vak- en Syndikale Pers 't Is_de harde school der ervaring die de mannen vormt.
bedienen;! Zoo we dit artikel wilden aanleggen dan zouden we nog een heele reeks hoedanigheden kunnen opsommen die de vooraanstaanden moeten bezitDé in het begin, van Juli in Henegouwen sn in het ten om hun taak behoorlijk te vervullen. Luikerland losgebroken* stakingen zijn voor onbekende Het is ontegenzeglijk dat de jongeren die ons morgrootheden de gelegenheden geweest zich als «chefs» gen zullen vervangen, in onze middens dienen opgeaan re stellen! Die groote weetnieten, die niets be- leid; alleen de « harde school der ervaring moeten ze grijpen van de ingewikkeldheid der ekonomische en bezoeken », de eenige die mannen vormt. politieke stelsels, hebben zich ingebeeld dat de ruwe Tastbaar bedrog. kracht en het geweld tot alles in staat was! Sedert lang reeds hebben fabrikanten in den hanIs het lioodig op het ijdele van dergelijke opvatting te wijzen, en degenen die geneigd zouden zijn te del een verkoopwijze ingevoerd er op gericht hun gelooven dat de arbeidersbeweging jn de handen van artikels te gel ijker tijd met andere van grooter vergelijk wie kan overgelaten worden geven we den raad bruik, van grooter nut aan den man te brengen. Aldus het artikel te lezsn dat in het Augustusnummer van ontstond de verkoop met premies en met geschenken. Ontvoogding, het schöone maandschrift van de Alge- Uitslag : Men koopt dikwijls dingen die men niiet of meene Centrale van Bouw en S.V., onder het op- niet onmiddellijk noodig heeft. La Coopération beige bestudeert deze verkoopschrift : « Voor de opleiding van' onze vakbondjeugd », wijze in haar nummer van 1 Augustus, en ze trekt ia verschenen. Dit artikel geldt even voor de ouderen als voor de jongeren. We 'aten er hier enkele deelen de volgende besluiten die door iedereen dienen overwogen, in 't bijzonder door onze 'huisvrouwen : van volgen : 1. De verkoop met premies doet produkten koopen Dat ze zich niet inbeelden dat het waarnemen van de leiding eener vakorganisatie geen studie vergt, het die men niet volstrekt noodig heeft. 2. Elke premie, elk geschenk wordt betaald. is wellicht de meest kiesche en moeilijkste uit te voe3. De premie wordt toegekend tot nadeel van de ren functie. Er is niet alleen moed én handigheid toe noodig om de werkmakkers op den goeden weg te hoedanigheid en van den prijs. Het lokaas van de houden, maar het noodzaakt ook kennis van arbei- beloofde premie treft zoo het gemoed van den kooderspsychologie; men moet de verlangens der werkers per, dat hij slechts weinig aandacht schenkt aan de kunnen begrijpen en ze durven weerstaan als men er waarde en de hoedanigheid van de eigenlijke waar. van overtuigd is dat het dwalingen zijn. Dat toont on-i De kliente ziet niet meer naar den prijs van de medemiddellijk aan dat zulke gewichtige rol een degelijke| dingers, . ze ziet slechts de premie. 4« Het toekennen van een premie kan een fabrivoorbereiding vergt. Vooreerst moet men» kunnen stu-f deeren, wat niet zoo gemakkelijk is als men wel denkt, j kant op een gegeven oogenbjik beletten zijn prijs te want hoe wilt ge een vraagstuk bespreken ten over-' verlagen. 5. De jacht op de premiën ontneemt de huishoudstaan van de arbeiders als ge het zelf niet verstaat; hoe de In een bepaalde fabriek voor te stellen eisenen, ster haar onafhankelijkheid. 6. Het najagen der premie kan onoverdachte en te bespreken als ge den toestand der fabriek niet kent? Wat .zult ge over den internationalen toestand vertellen belangrijke aankoopeq voor gevolg hebben. Het verals ge zelf de arbeiders voorwaarden .en de waarde der langen de premie te bekomeen maakt dat de kooper loonen niet kent in de onderscheidene landen, als ge zich haast om te koonen. Hij koopt dan ook boven niets van de maatschappelijke wetten kent die er in| zijn normale Jbehoefteft. ^ 7. Dikwijls worden *ie artikelen met premie verzwang zijn» enz. Aten moét ook een arbeidersvergadering weten te? kocht dank aan een ^verdreven zeer kostelijke releiden en het hoofd kuannen bieden aan degenen die klaam, dit echter ten looste va» den verbruiker. De ze willen storen met de inzichten die iedereen wel; verkooper is geneigd in zijn publiciteit de waarde of kent; ook deze kunst wordt eerst na een lange erva- het nut van de premie te overdrijven. 8. De verkoop met premies heeft voor doel te doen ring verkregen. Men moet zich bil de werkgevers kun-; nen aanbieden en voet bij stuk houden tijdens de; gelooven aan een voordeeligen koop door de aankonbesprekingen der door de arbeiders voorgestelde ei-j diging van een geschenk of een premie; is bijgevolg^ SQhei^/zonder nochtans ee»'.stap' af|te<wijken^a» oef schadelijk voor den handel zooals voor de verbruikers. < jD. De geschenken zijn gewoonlijk van e n d e r ^ regelen -der beleefdheid. $en *raoet zich kunnen dbcuv menteeren en zich vooral van de documentatie kunnen schikte hoedanigheid* v
208
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
10. Het toekennen # van premies of geschenken verduurt de waar en verhindert ook de daling der prijzen. 11. Het priemiënstelsel sleept aanzienlijke rcklamekosten na zich, het verplicht een groot kapitaal te immobiliseeren; het vertolkt zich door aanzienlijke voorraden onverkoopbare waren, dikwijls veel breuk en tot kostelijke tentoonstellingen. Honderden personen worden aan het uitreiken der geschenken, het tellen der bons, het houden van een boekhouding, het in- en uitgaan van de gechenken in groote magazijnen gebezigd. Dit alles wordt door de klanten betaald. 12. De verkoopers zijn geen voorstamders van de premie. De eenen zijn verplicht door den anderen op aandrijving van de fabrikanten. De verkoopers aanvaarden dit stelsel niet vrijelijk. Niemand vraagt het : noch de kooplieden, noch de verbruikers. 13. In dezen krisistijd is het een misdaad tegen de huishoudelijke bezuiniging.
De huishuurkwestie. Na twee jaar krisis zonder voorgaande in den loop derwelke een zeer groot aantal arbeiders bijzonder getroffen zijn geworden, stelt zich de huishuurkwestie met een scherpheid die het naoorlogsch tijdperk herinnert. Op dit tijdstip maakte het Parlement een wet en legde grenzen op welke het bedrag der huishuur niet mocht overschrijden. De wetten terzake — want er zijn er meerdere geweest — zijn nu verdwenen, en we bevinden ons in een toestand die talrijke huurders, werklieden, handelaars, kleine burgers, in de onmogelijkheid stelt de huur van hun huis te voldoen. Men mag die moeilijkheden niet uit het oog verliezen en het Parlement moet naar middelen uitzien, "t Is hetgeen de Action syndicale, het wekelijksch orgaan van de Federatie der Vakbonden van Charleroi, in een in het nummer van 30 Juli verschenen hoofdartikel heeft gezegd, en waarvan we hier enkele deel en weergeven : Doch de krisis, die sedert meerdere maanden aanr houdt, heeft dit belangrijk en kiesch vraagstuk opnieuw met een stijgende scherpheid voor de openbare meening opgeworpen. Van alle zijden wordt er een wet geëischt die een vermindering van de huur zou opleggen. Sedert meer dan vijf maand heeft de socialistische parlementaire groep een ontwerp te dien einde neergelegd, en 't is ongelukkiglijk maar al te waar dat de huidige meerderheid uityluchtsels heeft gezocht, ongetwijfeld met het verdoken ver-. langen niets te doen. Men zal zich nochtans door tastbare bewijzen moeten laten overraden, want de nakende dagen kunnen tal van huurders van woningen in een pijnlijken en moeilijken toestand plaatsen. Daar zijn eerstens de volledige werkloozen. Wie zou kunnen beweren, dat het hun met hun werkloosheidsvergoeding mogelijk zal zijn maandelijks tamelijk hooge bedrage.! te bestemmen voor de betaling van de huishuur en hun aldus toelaten over een goed te beschikken dat niet hun eigendom is? Anderzijds hebben we de gedeeltelijke werkloozen met de verminderde loonen die zich ook in een bijna evem moeilijken toestand bevinden. Anderzijds zijn er ook talrijke kleine handelaars die gedurende het bloeitijdperk huurceelen met een min of meer lang termijn, en aan 'een huur in verhouding, met den toenmaligen bloeienden toestand van den handel, hebben gesloten. De slechte toestand der zaken heeft het evemwicht verbroken. Talrijke handelaars^ leven met de vrees van het failliet, de voorraden geraken uitgeput en worden onder den behoorlijken prijs verkocht; de rol naakt naar zijn einde, de huishuur slorpt bijna.
dan ook begrijpelijk, dat er van alle zijden en aanhoudend van het Parlement wordt verlangd dat een nieuwe wet in zake huurceelen tot stand kome.
N o c h dienstboden, noch knechten. Wanneer men de geschiedenis zal schrijven van de stakingen in de eerste helft van Juli en vooral van de stakingen der mijnwerkers die naderhand volgden, zal met verwondering worden vastgesteld, dat de socialistische pers en de syndikale vooraanstaanden heel wat meer beoogd en aangevallen zijn geworden dan de burgersbladem en de kapitalisten, dan wanneer de socialistische dagbladen en vakbonden aan de bron van al de proletarische eisenen en veroveringen zijn! Wat beteekent dien stortvloed van beleed igingen en laster aan hun adres? Heel eenvoudig dat de parasieten — leest de ongesyndikeerden — van de arbeidersbeweging, medegesleept, gemaneuvreerd en opgehitst door de moskoutairen, niet kunnen begrijpen dat de vakbonden weigeren zich tot al de dwaasheden die ze begaan, te leenen. Er dient krachtig opgetreden en den mond gestopt van die verdoolden, 't Is hetgeen Le Prolétaire van Luik trouwens heeft gedaan in het hoofdartikel van zijn nummer van 6 Augustus, waarvan we hier het laatste deel laten volgen : Mogen we herinneren, dat het syndikalisme, dat tegelijkertijd revolutionnair en reformistisch is, altijd de aandrijver van al de arbeiders eisenen is geweest en dat het deze altijd heeft verdedigd volgens de middelen waarover het beschikte Ongetwijfeld zijn er oogenblikken waarop er terrein wordt verloren. Doch dit is in de allereerste plaats aan de toestanden te wijten die men, ongelukkiglijk, in den huidigen staat der zaken, niet kan regelen zooals men wil; in de tweede plaats uit de beweegloosheid van een deel onder hen die het groepeert, en eindelijk uit het doode gewicht dat het leger van hen die het den rug toekeeren, daarstelt. Mogen we ook herinneren dat de massa ongeorganiseerden, de schreeuwers van het bolsjewisme, voor het meeste deel leden van de patroonskassen, ware parasieten van de arbeidersbeweging zijn, die van alles profiteeren, zonder ooit iets te offeren, en dat die lieden noch het recht, noch de hoedanigheid hebben om zich als censeurs van de vakorganisaties aan te stellen En 'het zijn nochtans zij die het hardst schreeuwen, die de meeste eisenen stellen en durven eisenen (!) dat de vakbonden hun volgen! Het zijn zij die de Volkshuizen, die te schoon zijn ; de koöperatieven, die te goed ingericht zijn ; de arbeiders werken, die beter toegerust zijn dan die van het patronaat, aanvallen. Het zijn zij die hun kennissen in de burgerpers en in de, met het op de loonen geheven geld, door de nijveraars betaalde onnoemlijke bladen, die vinden, dat de socialistische pers, — welke ze niet lezen, — hun niet genoeg inlicht. Ze weten niet dat de pers der tegenstrevers bestaat om hen te bedotten. Ze slikken haar leugens ats ger wijd brood. Met zielsvreugd trappen zè j in' het slijk dat naar de socialisten wordt geworpen. \ Bevalt hen dat, dat ze dan zoo voortgaan,- doch ze moeten eens voor al weten, dat de socialistische dagbladen aan geen geldmacht, noch Belgische; noch Russische, geknecht zijn, en dat de syrïdifcaiê vooraanstaanden noch van de patroons, ribch van de niet-gesyndikeerden, noch van de moskoutairen de knechten zijn. < 2836L - Bun. «tik. Ltttilér (BtttMlttr : Yutoft B#Mk)