Birgit Deblieck - 00701349 Vakgroep Nieuwste Geschiedenis Master Geschiedenis Academiejaar 2010-2011
De beeldvorming van Herbert Hoover in de Belgische pers en historiografie
Promotor: Prof. Dr. Cornelis Van Minnen Commissaris: Prof. Dr. Christophe Verbruggen Commissaris: Dr. Joris Mercelis
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad Master in de Geschiedenis
1
Universiteit Gent Examencommissie Geschiedenis Academiejaar 2010-2011
Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende, Birgit Deblieck afgestudeerd als master in de Geschiedenis aan Universiteit Gent in het academiejaar 20102011 en auteur van de scriptie met als titel:
De beeldvorming van Herbert Hoover in de Belgische pers en historiografie ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… verklaart hierbij dat zij/hij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband met de consultatie van haar/zijn scriptie: o de scriptie mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager; o de scriptie mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar); o de scriptie mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachttijd van … . . jaar (maximum 10 jaar); o de scriptie mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager (maximumduur van het verbod: 10 jaar). Elke gebruiker is te allen tijde verplicht om, wanneer van deze scriptie gebruik wordt gemaakt in het kader van wetenschappelijke en andere publicaties, een correcte en volledige bronverwijzing in de tekst op te nemen.
Gent, 12 augustus 2011 (datum) ………………………………………( handtekening)
2
Inhoudstafel Inleiding
5
Proloog – Wie is Herbert Hoover?
10
Hoofdstuk 1: Wegwijs doorheen de Commission for Relief in Belgium
14
1.1. België bij de uitbraak van de oorlog 1.2. België tijdens de bezetting 1.3. Hoover en de American Citizens Relief 1.4. De geboorte van de Commissie 1.5. Organisatie van de hulpactiviteiten 1.5.1. Wie doet wat? A. De C.R.B. B. De C.N. 1.5.2. Financiën A. Liefdadigheid B. Subsidies 1.5.3. Problemen met transport 1.5.4. De Belgen worden gedeporteerd! 1.5.5. Vrouwen en kinderen 1.5.6. De Verenigde Staten verklaren de oorlog 1.5.7. De C.R.B. na de oorlog 1.6. Hoover in de C.R.B. 1.6.1. Motieven 1.6.2. Delegeren en centraliseren 1.6.3. De Hoover diplomatie 1.6.4. Was hij de juiste man voor de baan?
14 15 16 18 20 21 21 22 23 23 24 25 26 28 29 30 31 31 33 34 35
Hoofdstuk 2: Hoover in de Belgische media
37
2.1. Vooruit 2.1.1. Over de Vooruit 2.1.2. Beeldvorming van Hoover tijdens en kort na de oorlog (1914-1919) 2.1.3. Beeldvorming van Hoover tussen 1920-1928 2.1.4. Beeldvorming van Hoover tijdens diens presidentschap (1929-1932) 2.1.5. Beeldvorming van Hoover na diens presidentschap (1933-1940) 2.2. L’Indépendance Belge 2.2.1. Over L’Indépendance Belge 2.2.2. Beeldvorming van Hoover tijdens en kort na de oorlog (1914-1919) 2.2.3. Beeldvorming van Hoover tussen 1920-1928 2.2.4. Beeldvorming van Hoover tijdens diens presidentschap (1929-1932) 2.2.5. Beeldvorming van Hoover na diens presidentschap (1933-1940)
37 37 38 40 45 50 53 53 54 56 61 64 3
2.3. De Gazet van Antwerpen 2.3.1. Over de Gazet van Antwerpen 2.3.2. Beeldvorming van Hoover tijdens en kort na de oorlog (1914-1919) 2.3.3. Beeldvorming van Hoover tussen 1920-1928 2.3.4. Beeldvorming van Hoover tijdens diens presidentschap (1929-1932) 2.3.5. Beeldvorming van Hoover na diens presidentschap (1933-1940) 2.4. Conclusie
66 66 66 69 74 82 84
Hoofdstuk 3: De machtsstrijd achter de filantropie
90
3.1.Over Emile Francqui 3.2. Francqui vroeg om Hoover’s hulp 3.3. De eerste irritaties lieten niet lang op zich wachten 3.4. Een escalatie van de spanningen in 1916 3.5. De communicatie werd voortgezet 3.6. Conclusie
90 91 92 93 95 96
Hoofdstuk 4: Belgische historici over Herbert Hoover. Enkele historiografische conclusies
99
Epiloog - The Belgian American Educational Foundation A. De liquidatie van de C.R.B. B. Een dag in Brussel
107 107 110
Conclusie
112
Bibliografie
117
4
Inleiding
Herbert Clark Hoover, een man van vele talenten: Stanford academicus, succesvol mijningenieur, filantroop en voormalig president van Amerika. Maar in de Belgische herinnering hoort hij voornamelijk herdacht te worden voor zijn werk tijdens de Eerste Wereldoorlog. Enkele weken na de inval van de Duitsers in België, werd hij door een groepje Belgische zakenmannen benaderd met de vraag of hij een organisatie, de Commission for Relief in Belgium, wou leiden die hun landgenoten van voldoende voedsel moest voorzien. In 1919 kreeg hij als bedanking voor zijn werk de titels ‘Ereburger en Vriend van België’. Niet alleen in België werd hij op handen gedragen, zijn humanitaire daden waren wereldwijd. Jaren na de feiten lijkt Hoover’s reputatie echter vervlogen. De ‘Vriend van België’ werd ‘Hoover? Is dat die van de stofzuiger?’ Heeft het collectief geheugen gefaald? In de zomer van 2010, na het succesvol afronden van de bacheloropleiding Geschiedenis, ging ik op zoek naar een boeiend onderwerp voor de masterproef. Ik koesterde reeds jaren een interesse in de geschiedenis van de Verenigde Staten. De Amerikaanse Burgeroorlog was het onderwerp van mijn bachelorproef. Voor de masterproef zocht ik, echter, een onderwerp waarvoor ik Belgische bronnen kon gebruiken, omdat het aantal Amerikaanse bronnen in België redelijk beperkt is. Ik contacteerde Prof. Dr. Cornelis Van Minnen waarbij ik in de tweede bachelor het vak ‘Amerikaanse Geschiedenis’ had gevolgd. Hij gaf me enkele suggesties waaronder: ‘de hulp van Herbert Hoover aan België tijdens de Eerste Wereldoorlog.’ Ik kende Herbert Hoover uit de lessen over de beurskrach maar wist niet dat zijn presidentschap vooraf was gegaan door een humanitaire periode waarin hij de Belgen van de hongerdood redde. Ik vroeg me af hoe het kon dat ik nog nooit iets had gehoord over die Amerikaanse hulporganisatie. Ik was meteen geëngageerd om meer te weten. Prof. Dr. Van Minnen ging akkoord om mijn promotor te worden en raadde me aan enkele biografieën over Hoover te lezen om vertrouwd te geraken met het hoofdpersonage van mijn verhandeling. Naast de biografieën die me werden aangeraden (Leuchtenburg en Nash) las ik ook Hoover’s mémoires over de Belgische ravitaillering die hij in twee boeken (An American Epic; Years of Adventure) had vervat De toon was meteen gezet. Ik had reeds genoeg materiaal om een korte biografische proloog te schrijven. Eens ik genoeg kennis over Hoover had verworven, was het tijd om het onderwerp van mijn masterproef verder uit te diepen. Wat mijn promotor en ik vooral wilden weten, is hoe de Belgen Hoover vroeger waarnamen. Waren ze goed op de hoogte van zijn inspanningen in België, ondanks de oorlog?
5
Maar eerst moest ik te weten komen wat precies zijn inspanningen in België waren: Wat was zijn rol in de bevoorradingsoperatie? Hoe pakte hij zijn taken aan? Maar vooral, was Hoover de juiste keuze om de bevoorradingsoperatie te leiden? Deze vragen heb ik in Hoofdstuk 1 – Wegwijs doorheen de Commission for Relief in Belgium beantwoord. Vervolgens kon ik mij eindelijk op de perceptie van Hoover richtten. De breedst mogelijke beeldvorming van Hoover kon ik, zo dachten mijn promotor en ik alleszins, aan de hand van Belgische kranten bekomen. Hoewel analfabetisme nog een stuk hoger lag in de periode van de Eerste Wereldoorlog, waren de Belgische kranten een belangrijk medium in de opinievorming van de bevolking. De vraag was dan: Hoe schetsten de Belgische kranten Hoover? In Hoofdstuk 2 onderzoek ik het antwoord op deze vraag in drie regionale kranten. Dankzij het krantenonderzoek kon ik een relatief breed beeld van Hoover onder verschillende groepen van de Belgische bevolking schetsen. Gezien de humanitaire daad die Hoover voor de Belgen had gedaan, zou de berichtgeving over Hoover positief zijn. Ik werd benieuwd of bepaalde individuele Belgen ook geen eenzijdig positief beeld van Hoover hadden. In Hoofdstuk 3 – Machtsstrijd achter de filantropie kom ik een heel andere perceptie van Hoover op het spoor. Een laatste onderzoeksvraag was een historiografische. Hoover was destijds een held maar hoe hebben de kritischere Belgische historici het Hoover-fenomeen ontvangen? Stapten zij mee in het discours van dankbaarheid of zetten zij hun vraagtekens bij de motieven van Hoover, die zijn succesvolle carrière opzij zette om zijn leven aan de filantropie te wijden. Antwoorden op deze vragen geef ik in Hoofdstuk 4. De Commission for Relief in Belgium was een internationale organisatie onder het voogdij van neutrale naties (V.S., Nederland, Spanje) die gedurende de Duitse bezetting in België en NoordFrankrijk de bevolking van voedsel voorzag. De besproken activiteiten van de Commissie beperken zich in hoofdstuk 1 tot die in België om precies te achterhalen waaraan Hoover zijn titels ‘Ereburger en Vriend van België’ had verdiend en omdat het onderzoek voor deze masterproef zich concentreert op de Belgische beeldvorming van Herbert Hoover. Lezers met een interesse in de bevoorrading van Noord-Frankrijk tijdens de bezetting lezen best ‘Le Ravitaillement de la France Occupée’ van Paul Stahl en Paul van Collinet. De organisatie en de activiteiten van de Commission for Relief in Belgium waren divers en breedvoerig. Er zijn veel boeken overgeleverd die gedetailleerde informatie over de hele organisatie, van haar conceptie tot haar liquidatie, bevatten.1 Vanwege het uitgebreide karakter en de bestaande literatuur heb ik mij beperkt tot de verrichtingen die het grootschalige karakter van de organisatie 1
Een aanrader is: Gay (G.I.) en Fisher (H.H.), Public Relations of the Commission for Relief in Belgium, Stanford University Press, Stanford (California), 1929, 2 vol. 606+539 p.
6
naar voor brengen en waarvoor Hoover op veel sympathie van de Belgen kon rekenen. De meeste informatie over de Commissie kon ik uit publicaties en mémoires van tijdgenoten (Will Irwin, Vernon Kellogg en Brand Whitlock) en Hoover zelf halen. Deze werken waren echter afkomstig uit het naoorlogse tijdperk waarin de euforie makkelijk de objectieve blik kon vertroebelen. Daarom heb ik die informatie gestaafd aan recentere publicaties, waarvan de belangrijkste die van Amerikaanse historicus en Hooverbiograaf, George Nash, was. Het valt op dat de gebruikte werken praktisch allemaal uit de V.S. afkomstig zijn. Dit komt omdat er in België nog niet veel onderzoek is gedaan naar de Commissie. Enkel een licentiaatsverhaneling van Philippe Martin (1981) handelde specifiek over de rol van de Commissie in België. Om het eerste hoofdstuk over Hoover’s Commissie af te sluiten, wilde ik onderzoeken of Hoover wel de juiste keuze was om de ravitaillering van België te leiden. Aan de hand van citaten van Hoover’s tijdgenoten maakte ik een besluit over zijn werkwijze en het resultaat van zijn inspanningen in België. Het tweede hoofdstuk vormt de hoofdtoon van het onderzoek. Het leeuwendeel van mijn tijd en aandacht is naar het krantenonderzoek in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel gegaan. De drie kranten dekten dan ook het grootste aandeel Belgen dat ik in mijn masterproef zou bespreken. Er werd mij aangeraden drie regionale kranten te kiezen omdat ik zo een breed en gevarieerd beeld van Hoover op het spoor kon komen. Na een korte studie van het Belgisch medialandschap sinds 1914 koos ik voor de Gentse Vooruit, de Brusselse L’Indépendance Belge en de Antwerpse Gazet van Antwerpen. Marc D’Hoore, verantwoordelijke van de krantenleeszaal in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, had mij aangeraden de drie zuilen van de toenmalige Belgische samenleving in de drie kranten te representeren: Vooruit was een socialistisch dagblad, L’Indépendance Belge een liberaal en De Gazet van Antwerpen een katholiek. Het dient gemeld te worden dat de Waalse media niet vertegenwoordigd is in dit onderzoek. L’Indépendance Belge had haar thuisbasis in Brussel maar werd wel nationaal, dus ook in Wallonië, gelezen. Oorspronkelijk zou ik enkel de berichtgeving over Hoover in de drie kranten tussen 1914-1918 onderzoeken, maar de Duitse censuur en bezetting vormden een grote rem op de vrije en volledige berichtgeving van de kranten: Vooruit bleef gedurende de hele oorlog haar krant onder censuur uitgeven, L’Indépendance Belge wou de censuur ontwijken en publiceerde vanuit Frankrijk haar krant en de Gazet van Antwerpen verdween volledig uit het medialandschap tijdens de bezetting. Een uitbreiding van de onderzoeksperiode was dus gewenst. Uit de literatuurstudie kwam ik te weten dat in 1938 Hoover België had bezocht en dat het met verschillende plechtigheden en huldebetogingen gepaard was gegaan. Op basis van deze informatie besloot ik, in overleg met mijn promotor, 1940 als eindcesuur te nemen. Hoover bezocht België in 1958 nog een laatste keer maar dat maakte de onderzoeksperiode te uitgebreid. Bovendien sloot L’Indépendance Belge haar deuren in 1940. 7
Gezien de omvang van de onderzoeksperiode van het krantenonderzoek, besloot ik deze in kortere perioden in te delen. De oorlogsjaren (1914-1919) vormden een eerste periode. Het eerste naoorlogse jaar nam ik hier ook in op omdat Hoover dat jaar de bevoorrading van België nog voortzette totdat de Belgische regering klaar was om het over te nemen. Hij ontving ook verschillende prijzen van de Belgische bevolking als dank voor zijn inspanningen. 1919 was dus nog een uitloper van de oorlog. Zijn presidentsjaren (1929-1932) wilde ik ook apart behandelen omdat ik verwachtte dat Hoover, in een dergelijke hoogstaande functie, wel anders benaderd zou worden. Er restte dan nog twee periodes: die na de oorlog maar voor zijn presidentschap (1920-1928) en die na zijn presidentschap tot het einde van de onderzoeksperiode (1933-1940). Aangezien de Gazet van Antwerpen gedurende de bezetting haar deuren had gesloten beperkte ik diens bespreking van de eerste periode tot de onmiddellijke naoorlogse periode (1918-1919). Het concept van het derde hoofdstuk heeft een hele reis afgelegd. Aanvankelijk bestond de idee om de beeldvorming van Hoover bij enkele prominente Belgen te onderzoeken. Tijdens de literatuurstudie stuitte ik regelmatig op dezelfde namen van personen die in contact met Hoover stonden. Mijn promotor raadde me aan uit alle sectoren van de Belgische samenleving een prominente Belg te kiezen. Ik verzamelde uiteindelijk vijf namen: Emile Francqui [econoom]; Paul Hymans [Politicus - Liberaal]; Aloys vande Vyvere [Politicus – Katholiek]; Marnix Gijsen [ Verslaggever] en Cyriel Buysse [Schrijver]. Gijsen en Buysse vertoonden geen directe band met Hoover, maar waren beide op regelmatige basis naar Amerika gereisd en hadden een brede kennis over het land en de mentaliteit. Zij zouden een beeldvorming van Amerika naar voren brengen. De éénjarige master gaf me echter niet genoeg tijd om het onderzoek voor dit volledige hoofdstuk te vervolmaken. Literatuurstudie had wel reeds bewezen dat Francqui en Hoover nauw samenwerkten voor de bevoorrading van België en dat het vaak tot spanningen had geleid. Hier was dus sprake van een Belg die een ander verhaal over Hoover had te vertellen dan dat van de ‘grote redder in nood.’ Aan de hand van de kopieën van het Amerikaans Commission for Relief Archief uit Stanford, California, dat zich in het Tabularium van het Universiteitsarchief van Leuven bevonden, kon ik de machtsstrijd (1914-1917), die achter de idee van een filantropische organisatie schuil ging, uit de doeken doen. Hoewel de gemiddelde Belg niet op de hoogte was van deze vete wierp het desondanks een ander licht op de beweegredenen van de ravitailleringswerkers. In het vierde en laatste hoofdstuk wilde ik kort ingaan op de beeldvorming bij hedendaagse Belgische historici. De meeste boeken over Hoover en de Commission for Relief in Belgium waren kort na de oorlog geschreven door Amerikanen. Een eerste Belgische spoor waar mijn promotor mij op stuurde, was De Groote Oorlog van Sophie de Schaepdrijver, waarin het verhaal van de burgerbevolking tijdens de Eerste Wereldoorlog werd verteld. Ik ontdekte ook dat Henri Pirenne in zijn magnum opus, 8
De Geschiedenis van België, een hoofdstuk over de C.R.B. had vervat. In plaats van enkel hedendaagse Belgische historici kwam ik op een evolutionair verhaal (1931-2010) met historiografische trends inzake Hoover en de C.R.B. van Pirenne tot de meest recente Wereldoorlog I literatuur. Ik ben opzettelijk in stadsbibliotheken op zoek gegaan naar boeken van Belgische historici die melding maken van Hoover en de C.R.B. Het voornemen van deze masterproef was de Belgische perceptie van Hoover te onderzoeken, daarom achtte ik het nodig de boeken die de gemiddelde Belg ter hand neemt, te gebruiken om de geschiedschrijving over Hoover te onderzoeken. Ook de recente expo ‘Remembering Hoover’ die in 2006-2007 in verschillende Belgische steden heeft gestaan werd in dit hoofdstuk opgenomen. Als afsluiter stelde mijn promotor een korte toelichting over de erfenis van Herbert Hoover in België voor. Aan het einde van de oorlog had de C.R.B. nog 150 miljoen BEF over. 63% daarvan werd rechtstreeks aan verschillende Belgische universiteiten gedoneerd. De overige 37% ging naar de oprichting van de Universitaire Stichting en de Belgian-American Educational Foundation. Door een bezoek aan de instelling en een interview met Marie-Claude Hayoit, Project Manager van de B.A.E.F., hoopte ik meer te leren over de herinnering aan Hoover.
9
Proloog: Wie is Herbert Hoover?
Geboren te West Branch, Ohio, op 10 augustus 1874 als tweede zoon van een smid en een quaker kende Herbert Clark Hoover geen al te zachtaardige jeugd. Hij verloor op jonge leeftijd beide ouders en werd gescheiden van zijn broer (Theodore) en zus (Mary) om door verschillende familieleden verder opgevoed te worden. Herbert kwam bij zijn oom John (Minthorn) in Oregon terecht waar hem geleerd werd dat ‘Idle hands are the work of the devil’. 2 Om zijn oom bij te staan in diens makelaarsbureau, leerde Hoover zichzelf boekhouden en volgde economie lessen in de avondschool. Hij was al een harde werker op jonge leeftijd. Mogelijk kreeg hij dit met de pap ingelepeld bij de Society of Friends (Quakers) uit West Branch. In 1891 startte hij zijn studies aan Stanford College in California. De rest van zijn leven zal hij zijn alma mater een warm hart toedragen. In zijn eerste jaar leerde hij John Casper Branner kennen, hoofd van het departement geologie en staatsgeoloog van Arkansas.3 Deze overtuigde hem
geologie te
studeren, wat uiteindelijk tot een succesvolle carrière als mijningenieur zou leiden. Hij reisde doorheen Amerika (Arkansas, Colorado, New Mexico), naar Australië en China waar hij middenin de Boxeropstand terecht kwam, alvorens hij zijn eigen bedrijf oprichtte in 1908. Ondanks al zijn talenten was Hoover niet bepaald populair. Collega’s en werknemers beschreven hem vaak als zelfingenomen, afstandelijk en een knorpot. Veelzijdig man als hij was, hield hij het niet enkel bij een loopbaan als gereputeerde mijningenieur. In 1909 schreef hij ‘the Principles of Mining’ en in 1912 publiceerde hij, in samenwerking met zijn vrouw, de vertaling van ‘De Re Metallica’. Hoewel erg succesvol in zijn werk, hij verdiende zijn eerste miljoen dollars op zijn veertigste, droomde hij vanaf 1907 van een publieke loopbaan.4 Een eerste stap in die richting was lid worden van de ‘Board of Trustees’ van zijn geliefde alma mater. Niet veel later vertrok hij naar Londen als Amerikaans gedelegeerde om het onderzoek voor de Panama-Pacific International Exposition van 1915 te leiden.5 Dit betekent dat Hoover in 1914 in Londen was op het moment dat duizenden Amerikanen hun weg uit Europa, terug naar Amerika (dat [nog] niet in de Wereldoorlog was verwikkeld) probeerden te vinden. Om zijn landgenoten een handje toe te steken, richtte hij het ‘Committee of American Residents in London for Assistence of American Travellers’ op, beter gekend als de ‘American Citizens Relief’. 2
Leuchtenburg (W.E.), The Presidents Series: Herbert Hoover, Henry Holt and Company, New York, 2009, p. 4. Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 7 4 Nash (G.), The Life of Herbert Hoover, The Humanitarian, 1914-1917, Norton, New York, p. 14. 3
5
Nash (G.), op. cit., p. 6.
10
Zijn organisatietalenten, die hij aan zijn carrière als mijningenieur had overgehouden gingen niet ongemerkt voorbij. Wanneer enkele vooraanstaande Belgen in London voor voedselvoorraden kwamen smeken, was Hoover, volgens hen, dé man die de klus kon klaren. Drie jaar lang regelde hij de fondsen, het transport en de wereldwijde campagne voor de ravitaillering van België. In april 1917 mengden de Verenigde Staten zich in de oorlog en keerde Hoover na vele jaren eindelijk terug naar zijn geliefde Amerika. President Wilson bood hem meteen de baan van 'Food Administrator' aan. Die job had wel degelijk publiek loopbaan potentieel maar Hoover wilde hem pas aannemen als hem volledige controle en uitvoerende macht werd beloofd.6 Onder de leuze ‘Food will win the war’ 7 rantsoeneerde en distribueerde hij het Amerikaans voedsel met zo’n ijver dat er een neologisme uit groeide, ‘to Hooverize’ betekende bezuinigen op nationaal vlak (op grote schaal). 8 Na de oorlog werd Hoover een sleutelfiguur in de Europese reconstructie. Als voorzitter van de ‘Relief for Allied Governments’ werd hij terug naar Europa gestuurd om alle Amerikaanse hulpverlening in goede banen te leiden. Om dit zo vlot en georganiseerd mogelijk te doen, stichtte hij de ‘American Relief Administration’, een semi-officiële instelling die verantwoordelijk was voor de distributie van fondsen en voedsel en zelfs voor de leningen aan de Europese staten. Hiernaast stelde hij zichzelf ook verantwoordelijk voor de bevoorrading van miljoenen hongerige kinderen in Europa. Voor hen richtte hij de privéorganisatie, ‘European Children Fund’, op en voegde een ‘Russian Unit’ toe aan de American Relief Administration wanneer de hongersnood in bolsjewistisch Rusland uit de hand begon te lopen.9 Als grootschalige filantroop maakte hij natuurlijk indruk op veel mensen. Dat hem een politieke carrière stond te wachten was te verwachten, de vraag was echter bij welke partij hij zich zou aansluiten. In 1920 koos hij voor de Republikeinen en deed een eerste gooi naar een kandidatuur voor het presidentschap. Hij werd destijds de pas afgesneden door Warren Harding die het tot Republikeins president schopte. Hoover kreeg wel het ambt van minister van Handel aangeboden. Ook onder president Coolidge (Republikein) behield hij dit ambt. Dankzij zijn functie kon Hoover zich gemakkelijk met de andere departementen moeien. De ministers van Binnenlandse Zaken, Arbeid, Financiën, Justitie en vooral Landbouw lagen vaak overhoop met Hoover vanwege zijn
6
Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 33. Kellogg (V.), Herbert Hoover, the Man and his Works, D. Appleton & Company, New York, 1934, p. 47. 8 Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 35. Werd zelfs in Valentijnskaartjes gebruikt: ‘I can Hooverize on dinner, and on lights and fuel too, But I’ll never learn to Hooverize, when it comes to loving you.’ 9 Surface (F.M.) en Bland (R.L.), American Food in the World War and Reconstruction Period: Operations and Organizations Under the Direction of Herbert Hoover 1914-1924, Stanford University Press, Stanford (California), 1931, p. 5-6. 7
11
tussenkomsten in hun ambtsterrein. Een New Republic-collumnist schreef in 1925 ‘There is more 10
Hoover in the administration than there is Coolidgde’.
In 1927 trad de Mississippi uit haar oevers en creëerde een binnenlandse zee.11 Coolidge duidde met tegenzin Hoover aan om de vele families, die zonder voedsel en onderdak op de vlucht waren voor het water, te helpen. Ondanks de vrees in het Amerikaanse kabinet, dat Hoover weer autoriteitseisen zou stellen, waren de kabinetsleden overtuigd dat niemand anders de klus efficiënter en sneller kon klaren. Zijn populariteit in de Verenigde Staten nam steeds grotere proporties aan. In 1928 stelde Coolidge zich niet kandidaat voor een tweede presidentstermijn. Zodoende lag de weg naar het Witte Huis quasi open voor Hoover. Hij versloeg Democratisch kandidaat Smith met 21.4 miljoen
stemmen
tegen
15
miljoen.
Door zijn
humanitair
verleden
en
de
intense
verkiezingspropaganda lagen de verwachtingen bij de bevolking zeer hoog. Jaren later besefte hij maar al te goed dat een eerste tegenslag alles als een kaartenhuisje in elkaar zou doen stuiken.12 Hoover’s presidentstermijn werd overschaduwd door de Wall Street Crash. Zijn initiatieven vóór de krach varieerden van conservatieplannen tot strafwethervormingen (die Capone in de bak hebben gekregen) en toenaderingen tot de ‘native Americans’ en de Afrikaans-Amerikanen. Hij stemde wel voor een immigratiebeperking. Op vlak van buitenlands beleid wenste hij voornamelijk de afbouw van de bewapening te bewerkstelligen. De regeling van de schuldenbetalingen na de Eerste Wereldoorlog bleven ook doorwegen op de Amerikaanse buitenlandse politiek. Europese landen raakten alsmaar dieper verzonken in de economische crisis en konden onmogelijk nog hun schulden aan de Verenigde Staten betalen. Vooral Duitsland had het zwaar door de verplichte herstelbetalingen aan de geallieerde landen. Het land ging bijna failliet. Gelukkig besloot Hoover gedurende één jaar de schuldenafbetalingen te stoppen. In Europa hoopte men dat de schulden na dat jaar herzien zouden worden, met name verlaagd of zelfs kwijtgescholden. Helaas bleef Hoover ook na het ‘moratoriumjaar’ even hard vasthouden aan de terugbetalingen.
Crisis of geen crisis, Hoover had hoe dan ook veel publieke steun verloren door toestanden die zijn incapaciteiten als leider markeerden. De Republikeinse partij raakte het niet meer eens over legislatieve zaken, de vele commissies die hij had opgericht als onderzoeksorganen voor verbetering in sociale zekerheid, watervoorziening, kinderbescherming, olie en vele anderen boekten weinig succes, en Hoover’s koele verschijning was onacceptabel voor het Amerikaanse volk dat in die
10
Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 61. Kellogg (V.), op. cit., p. 76. 12 Myers (W.S.), State Papers and Other Public Writings of Herbert Hoover, March 4 1929, to March 4, 1933 Volume Two, Double Day, Doran & Company, Inc., New York, 1934, p. 458. 11
12
slechtere tijden nood had aan een warme, charismatische leider. ‘We were in the mood for magic’ 13 klonk het onder de bevolking, maar Hoover kon hen die niet geven. Franklin Roosevelt had bij de verkiezingen van 1932 het charisma en optimisme waar de Amerikanen zozeer naar snakten.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bleef Hoover’s expertise in economische mobilisatie onaangeroerd. Het Amerikaanse volk had hem gekauwd en uitgespuwd en Roosevelt was van mening dat Hoover’s impopulariteit een struikelblok zou zijn in eender welke hulporganisatie.14 Toch bleef Hoover niet op zijn lauweren rusten en zamelde hij aan het begin van de oorlog grote bedragen in voor bezet Polen en Finland. President Truman was de eerste die een charmeoffensief naar de afgeschreven ex-president ondernam. ‘You know more about feeding nations and people than anybody in the World .’15 Truman wist Hoover’s talenten te appreciëren. Hij benoemde Hoover in 1946 tot ‘Food Ambassador’ met als taak Europa en delen van Azië door te reizen om te zien wat er aan de voedselproblematiek van de naoorlogse wereld gedaan kon worden. Ook stichtte Truman in 1947 de ‘Hoover Commission on Organization of the Exective Branch’, een onderzoekscommissie die de macht van de uitvoerende macht moest analyseren. Hoewel Hoover zichzelf als libertair definieerde, stelde hij vast dat in de nucleaire wereld van de Koude Oorlog, de macht van de president en de senaat groot genoeg moest zijn om de natie te beschermen.16 In 1947 lag Hoover ook, samen met Maurice Pate, één van zijn Amerikaanse collega's tijdens de ravitaillering van België, aan de basis van de oprichting van UNICEF. In 1953 benoemde president Eisenhower hem weer tot voorzitter van de Hoover Commission. Aan het einde van zijn leven was Hoover’s naam grotendeels gezuiverd. In 1964 werd hij geëerd op zijn verjaardag, 16 staten riepen 10 augustus uit tot Herbert Hoover Day. Op 20 oktober datzelfde jaar stierf hij aan een bloeding in zijn darmen als een gevolg van darmkanker. Voor zijn werk in België verkreeg Hoover vaak een heldenstatus maar uit een korte biografische overloop leert men al snel dat hij geen standaardheld was. Velen zagen hem als koud en afstandelijk. Hij was een groot zakenman maar geen succesvol politiek leider. Ondanks zijn tekortkomingen accumuleren zijn weldaden tot een zeldzaam hoogtepunt en behoort hij tot de grootste filantropen in de wereldgeschiedenis.
13
14
Kellogg (V.), op. cit., p. 79
Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 150. Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 158. 16 Myers (W.S.), op. cit., p. 497. 15
13
Hoofdstuk 1: Wegwijs doorheen de Commission for Relief in Belgium
In dit eerste hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de door Hoover opgerichte Commission for Relief in Belgium die België, gedurende meer dan vijftig maanden bezetting en een tijd erna, van levensmiddelen heeft voorzien. Eerst wordt er zeer kort een beeld van België vlak voor en tijdens de oorlog geschetst. Vervolgens een kennismaking met Hoovers eerste humanitaire daden in de American Citizens Committee. Daarna zeer bondig het verhaal over de oprichting van de Commission for Relief in Belgium, gevolgd door een verduidelijking van de organisatie en activiteiten van de Commissie met speciale aandacht voor de verantwoordelijkheden van Hoover, die hem (mogelijk) veel appreciatie van de Belgen opleverde. Tot slot een conclusie over de motieven en werkwijze van Hoover en een mogelijk antwoord op de vraag of hij de juiste man was voor de taak.
1.1.
België bij de uitbraak van de oorlog
België was de eerste natie op het vasteland die de Industriële Revolutie-microbe te pakken kreeg. Haar vooruitstrevende rol in spoorwegaanleg bezorgde haar enorme roem in omliggende landen. Rollend materieel was slechts één van de vele Belgische producten bestemd voor uitvoer. Steenkool, textiel, glas en machines allerhande maakten het leeuwendeel uit van haar exportaanbod. Sinds de eeuwwisseling kende België een gestage economische groei van 3% per jaar. Cijfers uit 1913 toonden aan dat België toen verantwoordelijk was voor 4,4% van de wereldhandel, wat haar de zesde plaats in de wereldranglijst opleverde. Haar belangrijkste haven, Antwerpen, deed het op dat moment zelfs beter dan Rotterdam, Londen en Hamburg en moest enkel nog het onderspit delven voor New York. Reeds 40% van de Belgen waren tewerkgesteld in de industriële sector, tegenover 25% in Duitsland.17 Tegenover haar bloeiende exportindustrie stond echter een hoge importfactor waardoor België gevoelig werd voor handelsblokkades omdat voedselvoorraden snel uitdunden en schaars werden. Als constitutionele parlementaire monarchie had België ook veel aanzien in het buitenland. De democratie verruimde er gestaag haar grenzen. België kampte echter met twee zware vraagstukken: het sociale vraagstuk en de Vlaamse kwestie. Hoewel de economische groei en handel ongeziene percentages in Europa haalde, waren de lonen laag en de werkdagen lang. De arbeiders duldden dit niet langer en organiseerden zich om politieke inspraak en een algemene welvaartsverhoging voor hun ‘klasse’ te behalen. De oprichting van de 17
Zuckerman (L.), De verkrachting van België:: Het Verzwegen Verhaal over de Eerste Wereldoorlog, Manteau, Antwerpen, 2004, p. 58.
14
Belgische Werkliedenpartij (BWP) was in 1885 een feit. In 1893 werd het Algemeen Meervoudig Stemrecht (AMS) ingevoerd, elke man vanaf 18 jaar kreeg één stem, maar mannen met een zogenaamde grotere bijdrage aan de maatschappij kregen meer stemmen. Meer geld, meer stemmen dus. De Katholieke Partij bleef standvastig aan de macht. Op het moment dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, waren de Christendemocraten en de Socialisten massabewegingen, die via stakingen (1906,1911,1913), de sociale kwestie op de politieke agenda hadden geplaatst.18 Volgens een telling in 1910 spraken op dat moment 54% van de Belgen een Vlaams dialect. In de grondwet staat het principe van de ‘vrijheid der talen’ geschreven maar Frans was de officiële taal in België. Justitie, Administratie, Leger, nationale kranten,… waren allemaal Franstalig. Hoewel er een geleidelijke vervlaamsing van het openbare leven plaatsvond, sprak de regerende elite Frans en een gebrekkige eenvormigheid van het Vlaams schoof de status van tweede landstaal nog even voor zich uit.
1.2.
België tijdens de bezetting
Het Duitse leger viel op 4 augustus 1914 België binnen. In amper tien weken hadden ze het Belgisch leger tot het Ijzerfront doen terugtrekken waar de oorlog, na het onder water zetten van de Ijzervlakte, tot stilstand kwam. Enkel een klein stuk in het Noordwesten bleef onafhankelijk. De koning nam zijn intrek in zijn buitenverblijf in De Panne, de regering ging in ballingschap in Le Havre. Bezet België werd in twee onafhankelijke bezettingsregio’s gesplitst. Enerzijds het GouvernementGeneraal (circa 6 miljoen Belgen), dat de regio’s Luik – Luxemburg – Namen – Brabant - Antwerpen – Limburg – Oost-Henegouwen – Tielrode – Temse – Sint-Niklaas – Nieuwkerken – Givet – Fumey bevatte, en anderzijds het Etappengebied (circa 1,6 miljoen Belgen) bestaande uit de regio Oost-en West-Vlaanderen.19 Het Gouvernement-Generaal, beter gekend als ‘Occupied Belgium’ stond onder leiding van Generaal von Bissing. Het gebied behield haar provinciale opdeling, met aan het hoofd een lokale ondergeneraal en in de steden hadden lagere officieren de leiding.20 Lokale Belgische structuren zoals de stads/gemeenteraad, de rechtbanken en de functie van de burgemeester bleven bestaan. Het Etappengebied was militair gebied, onder leiding van een Duitse Generaal. De lokale Belgische structuren werden er meer beperkt. 18
Schaepdrijver (S. De), De Groote Oorlog. Het Koninkrijk België Tijdens de Eerste Wereldoorog, Olympus, Amsterdam, 2008, p. 24. 19 Smet (H. De), De Gecensureerde Dagbladpers in België Gedurende Wereldoorlog I, Licentiaatsverhandeling aan de RUG, 1974, p. 12-14. 20 Hoover (H.), An American Epic. Introduction to the Relief of Belgium and Northern France, 1914-1930, MacMillan Company, New York, 1970, p. 16-17.
15
De toekomstige Commission for Relief in Belgium zou met beide autoriteiten moeten overleggen om toestemmingen voor de werking van zijn organisatie te bekomen. Voor het Gouvernement-Generaal was de Duitse contactpersoon de secretaris von der Lancken, in dienst van Generaal von Bissing. Omdat het Etappengebied een militaire operatiezone was, leek het Hoover beter om rechtstreeks in contact te staan met het militair hoofdkwartier in Charleville, door één van zijn Amerikaanse collega’s daar te stationeren. Om tijd en frustraties uit te sparen gaf de Duitse regering in Berlijn de opdracht een centrale dienst, de Vermittlungsstelle (bemiddelingsbureau), op te richten die door Engelssprekende Duitsers werd beheerd. Deze dienst was verantwoordelijk voor het vreedzaam houden van de relaties tussen de Commission for Relief in Belgium, het Comité National en de Duitse autoriteiten. De Duitsers van dienst waren doorgaans pro-ravitailleringswerk.21 Duitsland deed dit charmeoffensief waarschijnlijk om op goede voet met de Amerikanen te komen. In Groot-Brittannië heerste de idee dat ‘voedsel de oorlog zal winnen.’ 22 Er werd een economische blokkade opgeworpen, d.w.z. dat er geen voedsel of andere levensmiddelen naar Duitsland of bezette
gebieden
mocht
worden
geëxporteerd.
België,
volop
betrokken
in
het
industrialiseringsproces, was grotendeels afhankelijk van haar import. Slechts 30% van de bevolking produceerde nog voor eigen gebruik. De voedselvoorraden in de steden dunden snel uit, en de Britse economische blokkade voorkwam de aanvoer van nieuwe voorraden. Hoewel de Belgische voedselsituatie al uiterst precair was, begonnen de Duitse bezettingslegers ook nog eens de oogst en grote hoeveelheden van de veestapel op te vorderen. De ruïnes van Antwerpen, Leuven, Dendermonde en vele andere steden droegen enkel bij tot het wanhopige, uitzichtloze gevoel van de Belgen. Bovendien was de bezetting zo doortastend dat twee aangrenzende steden nauwelijks op de hoogte waren van elkaars situatie. Francqui schreef in een brief naar Hoover ‘Here we are isolated from all! There is neither telephone, telegraph nor railway.’ 23
1.3.
Hoover en de American Citizens Relief
Wanneer Duitsland op 3 augustus 1914 de oorlog aan Frankrijk verklaarde sloegen talloze Amerikanen, die in Europa vertoefden voor een vakantie of zakenreis, massaal op de vlucht. Hoover zelf en zijn tijdgenoten, Will Irwin en Vernon Kellogg, beweerden dat er specifiek naar Hoover werd gevraagd om een organisatie op te zetten, die gestrande Amerikanen een weg naar huis zou helpen zoeken. Hedendaags historicus Leuchtenburg ontkent dit en beweert in de plaats daarvan dat Hoover 21
Nash (G.), The Life of Herbert Hoover, part II: The Humanitarian, 1914-1917, Norton, New York, 1988, p. 157-160. Irwin (W.), Herbert Hoover, A reminiscent biography, The Century Company, New York, 1928, p. 132. 23 Hoover (H.) op. cit., 11. 22
16
zijn diensten heeft opgedrongen.24 Nash, ook een hedendaags historicus, vindt het ontstaan van de hulporganisatie onduidelijk maar ziet Hoover’s vrijpostige karakter daar wel toe in staat.25 Wat we zeker weten is dat Hoover, bij het uitbreken van de oorlog, in Londen zat ter voorbereiding van de Panama-Pacifische expositie die in 1915 in San Francisco zou doorgaan. Het hoofdbureau van zijn ingenieursfirma bevond zich overigens ook in Londen. Bij de uitbraak van de oorlog hoopten verschillende regeringen zoveel mogelijk geld in eigen land te houden (om de oorlog te financieren) door een algemeen moratorium in te voeren. Cheques of ander papieren geldvormen waren plotsklaps niets meer waard. De gestrande Amerikanen hadden dringend nood aan een organisatie die hen leningen in muntgeld of goud konden uitbetalen en hen zou helpen de oversteek te maken, wat niet vanzelfsprekend was omdat veel schepen meteen werden ingezet voor oorlogsdoeleinden. Hoover zette, de eerste dagen, dat de Amerikanen in Londen toestroomden, het geld van zijn ingenieursfirma in om deze Amerikanen tijdelijk een slaapplaats en voedsel aan te bieden. Daarna zorgde hij voor een lening bij een Amerikaanse bank in Londen. De Amerikanen, die zich in het bureau van het Hoover Comité in het Savoy hotel meldden, werden opgesplitst in drie groepen: Witte kaarten voor de rijken Amerikanen, die cheques inruilden of een schuldbekentenis ondertekenden in ruil voor een lening bij de Amerikaanse bank. Blauwe kaarten voor de arme Amerikanen, die geld ontvingen uit het liefdadigheidsfonds, opgericht door Hoover. Rode kaarten voor de tussengroep, die ofwel steun uit het liefdadigheidsonds kregen ofwel een schuldbekentenis ondertekenden. In totaal werd er $1 500 000 geleend en ondanks dat deze leningen aan de Amerikanen praktisch louter op vertrouwen werden toegestaan, was er op het einde slechts een tekort van ongeveer $250400.26 Leningen verstrekken was niet het enige dat Hoover’s comité voor de Amerikanen deed. Zijn American Citizens Relief stond ook in voor het charteren van Amerikaanse of neutrale schepen en voor het voorzien van tijdelijke accommodaties voor de vluchtelingen, die op een boot moesten wachten. Veel vluchtelingen kwamen ook naar het Savoy hotel voor advies of geruststellende woorden. Zo herinneren zowel Kellogg, Irwin en Hoover zich de anekdote van een vrouw, die een garantie wenste dat het schip waarop ze de oversteek zou maken, niet getorpedeerd zou worden. Hoover schreef en ondertekende zelf een brief om de vrouw gerust te stellen. 24
Leuchtenburg (W.), The Presidents Series: Herbert Hoover, Times Books, Henry Holt and Company, New York, 2009, p. 2426. 25 Nash (G.), op. cit., p. 1-3. 26 De getuigenissen van Kellogg, Irwin en Hoover zijn het niet eens over het deficit. Hoover zegt ‘minder dan $300’ (An American Epic, p. 145), Irwin zegt $400 (A Reminiscent Biography, p. 131) en Kellogg zegt $250 (Fighting Starvation in Belgium, p. 45).
17
Hoover’s vrouw, Lou Hoover, had ook een comité opgericht dat specifiek de overtocht regelde voor alleenstaande vrouwen en kinderen, die mochten toen niet reizen zonder man.27 Ze verzamelde ook kleren voor de armen en mensen, die hun koffers door de chaos onderweg waren kwijtgeraakt. Amerikanen, die nog op het continent vastzaten, werden door plaatselijke Refugee Committees op weg naar Londen geholpen waar het Hoover comité het overnam. In Brussel werd dit geleid door Dannie Heineman en Millard Shaler. Uiteindelijk hielp het Hoover Comité circa 120 000 Amerikanen bij hun terugkeer naar Amerika. Hoover noemt dit initiatief in zijn mémoires zijn eerste stappen op de ‘slippery road of public life’.28 Een stap die hij sinds enkele jaren graag wilde zetten.
1.4.
De geboorte van de Commissie
Vanwege de Duitse voedsel- en veevorderingen en de Britse economische blokkade zag men in België de voedselvoorraden in sneltempo slinken. In Brussel groepeerden zich, vanaf 1 september 1914, een aantal vooraanstaande en rijke Belgische zakenmannen, waaronder Ernest Solvay en Emile Francqui, en drie Amerikaanse ingenieurs (Dannie Heineman, William Hulse en Millard Shaler) in een organisatie, die zich inzette voor de voedselbevoorrading van de stad. Dit Comité Central de Secours et d’Alimentation was gehuisvest in de kantoren van de Société Générale. Dat de Amerikaanse ingenieurs een aanwinst voor het team waren, bewees Heineman wanneer hij op 17 september 1914, vanwege zijn neutrale status als Amerikaan29, de toestemming van de Duitse regering ontving om de Belgische grenzen over te steken in een wanhopige poging voedsel in Amsterdam en Londen te kopen. Het Comité Central koos Millard Shaler, een Amerikaanse ingenieur, die vrijwilliger was in het Brussels American Refugee Committee, voor deze taak. In Amsterdam werd hem duidelijk gemaakt dat er geen voedsel gemist kon worden zonder de eigen Nederlandse bevolking in gevaar voor hongersnood te brengen. Van Dyke, de Amerikaanse ambassadeur in Nederland, stelde wel Rotterdam ter beschikking van het Comité Central als neutrale haven waarlangs hun voedsel geïmporteerd kon worden. Vervolgens trok Shaler naar Londen waar hij na zijn aankomst contact opnam met Amerikaans collega-ingenieur en oude vriend, Edgar Rickard. Deze verwees Shaler door naar Hoover, die vanwege zijn expertise en ervaring met het organiseren van het American Citizens Committee, kon helpen met het aankopen en verschepen van 2 500 ton voedsel dat Shaler met zijn budget van $100 000 kon kopen. Nog voor Shaler koers terug naar Rotterdam kon zetten, gooide het
27
Nauwelaerts (M.), Een Korte Geschiedenis van de Red Star Line, s.n., Antwerpen, s.d., p. 4. Hoover (H.), The Memoirs of Herbert Hoover. 1874-1920 Years of Adventure, The Macmillan Company, New York, 1951, p. 148 29 De Verenigde Staten van Amerika bleven tot februari 1917 neutraal in de oorlog. 28
18
Britse ministerie van Buitenlandse Zaken roet in het eten. De Britten vreesden Duitse opvorderingen van het geïmporteerd voedsel waardoor de economische blokkade niet het gewenste effect zou hebben. Velen waren ook van mening dat het de taak van de bezetter was om België te voeden. Shaler richtte zich weer tot Hoover die de Amerikaanse ambassadeur in Londen, Walter Hines Page, contacteerde met het voorstel het Britse voedsel, bestemd voor België, aan de neutrale Amerikaanse ambassadeur in Brussel, Brand Whitlock, toe te vertrouwen. Deze moest de lading in ontvangst nemen en was verantwoordelijk voor de eerlijke verdeling van het voedsel onder de Belgische burgerbevolking. Page gaf opdracht om nogmaals een garantie van de Duitse regering te bekomen waarin stond dat het leger verboden werd, het geïmporteerde voedsel door het Comité Central, op te vorderen. Zodra dit door de Amerikaanse ambassadeur in Berlijn, Gerard, werd veiliggesteld, kon Page het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken overtuigen de blokkade op te heffen zodat de voedselaanvoer de verhongerende bevolking van Brussel opnieuw bereikte. Het Britse Ministerie maakte echter meteen duidelijk dat deze toestemming een éénmalige zou zijn. In tussentijd vonden steeds meer stedelijke comités hun weg naar Londen. Op 9 oktober bijvoorbeeld, vlak na de val van Antwerpen, arriveerde het Antwerps comité in Londen.30 18 oktober werd Hoover op het kantoor van Page verwacht. Page was net in gesprek met graaf Lalaing, de Belgische minister in Londen, Emile Francqui, Baron Lambert en Edward Gibson, secretaris van de Amerikaanse ambassade in Brussel. Page vertelde dat President Wilson zijn fiat aan alle Amerikanen gaf die hun diensten wensten aan te bieden aan de Belgen in nood, zolang de Amerikaanse regering geen verantwoordelijkheid zou dragen.31 De werking, die Page en consorten onderhielden, zou met andere woorden onafhankelijk zijn. De aanwezigen hadden Hoover uitgenodigd om hem te vragen de verantwoordelijkheid voor de voedselvoorziening van België op zich te nemen. In zijn mémoires vertelt Hoover waarom Francqui, waarmee hij eigenlijk door een zakelijk incident in China niet op goede voet stond, hem de baan aanbood: We must have leaders to organize and conduct this matter. They must be men of wide administrative experience and knowledge of the world. They must be neutral and must be Americans. They must have the confidence of the American Ambassadors. We in Belgium and Northern France are faced with life and death for millions of our people. You alone have the setting for this job. If you will undertake it, I 32 will either serve under you or retire from any connection with you.
Hoover nam één dag bedenktijd, die hij spendeerde met het contacteren van zijn cliënten en zakenpartners die zijn ingenieursfirma zouden overnemen. Zijn besluit stond vast, hij verliet zijn
30
Hoover (H.), Years of Adventure, p. 152. Hoover (H.), Years of Adventure, p. 153. 32 Hoover (H.), An American Epic, p. 2. 31
19
goedbetaalde baan voor het uitputtende vrijwilligerswerk, want hij weigerde vergoeding voor zijn werk,33 dat de komende vijf jaar van zijn leven zou innemen te aanvaarden. Op 22 oktober 1914 riep Hoover enkele bevriende Amerikaanse ingenieurs (Millard Hunsiker, John White, Edgar Rickard, Millard Shaler, John Lucey), Hugh Gibson, en een journalist van de Associated Press, Ben S. Allen, bij zich voor de uitwerking van een actieplan. In een mum van tijd was de eerste zitting van de American Commission for Relief in Belgium reeds een feit.34
1.5.
Organisatie van de hulpactiviteiten
De originele American Commission for Relief in Belgium kende enkel de bescherming van de Amerikaanse ambassadeur Page. De eerste uitbreiding van het patronaat waren de Amerikaanse ambassadeurs in Berlijn (J.W. Gerard), Parijs (W. Sharp), Den Haag (H. Van Dyke) en Brussel (B. Whitlock). Om de absolute neutraliteit van de A.C.R.B. aan de oorlogsvoerende landen te garanderen, overtuigde Page enkele Nederlandse en Spaanse diplomaten in Londen en Brussel.35 Aangezien de Commissie niet langer uitsluitend uit Amerikanen bestond, liet men de term ‘American’ vallen, de Commission for Relief (C.R.B.) was geboren. Met de vlucht van de Belgische regering naar Le Havre in Frankrijk was er in bezet België een politiek vacuüm op te vullen. Dit had tot gevolg dat de eerste voedselbevoorradingen per stad of per provincie georganiseerd werden. De chaos, die daarop volgde, werd opgelost door de verschillende comités te fusioneren tot één nationale organisatie, namelijk het Comité National de Secours et d’Alimentation (C.N.). 36 Aan het hoofd stond nog steeds Ernest Solvay, de filantropische grootfinancier, en Emile Francqui werd de voorzitter van het ‘Comité Exécutif’. Het C.N. had gedurende de bezetting veel impact en zeggenschap op het maatschappelijk leven, daarom kreeg het vaak de reputatie een ‘officieuze regering’ te zijn.37 De C.R.B., daarentegen, bezat een onafhankelijke en neutrale status met een uniek hoogstaande positie in de internationale diplomatieke wereld die haar verschillende bijnamen opleverde als ‘the new power in Europe’38, ‘a self-governing American colony’39 of ‘een informele staat’ met haar eigen internationale akkoorden, privileges, immuniteiten
33
Hij weigerde elke vorm van vergoeding om slechte pers te voorkomen. Hoover (H.), An American epic, p. 156. 35 Spaans Minister in Londen Señor Don Alfonso Merry del Val, - in Brussel markies Villalobar; Nederlands minister van Buitenlandse Zaken, Dr. Johan Loudon en Nederlands minister in Brussel Jonkheer de Weede. Zweedse, Noorse, Zwitserse en Deense diplomaten sloegen de verzoeken af. 36 Martin (P.), De betekenis van de C.R.B. in het nationale en international spanningsveld (1914-1919), Licentiaatsverhandeling aan de RUG, 1980-1981, p. 90. 37 Nash (G.H.), op. cit., p. 65 38 Irwin (W.), op. cit.,, p. 168. Bijnaam als grapje gebruikt in het C.R.B. bureau te Londen. 39 Ibidem, bijnaam specifiek door Irwin gebruikt. 34
20
en een eigen vlag.40 Dit zou nog veel reacties uitlokken bij Belgische politici zoals verder in deze verhandeling zal blijken.
1.5.1. Wie doet wat?
A. De Commision for Relief in Belgium (C.R.B.) Hoover had in zijn ingenieursdagen veel ervaring opgedaan als hoofd van grootschalige organisaties. ‘Decentralisatie’ was zijn motto. Deze formule had haar succes reeds in Australië, China en Rusland bewezen, en zou dat nu ook in België doen.41 Op internationaal niveau werkte de C.R.B. vanuit vier centrale bureaus. Hoover werkte vanuit Londen waar, vanwege haar centrale ligging, het hoofdbureau lag. Van hieruit coördineerden hijzelf en zijn collega’s alle C.R.B. activiteiten inzake financiering en transport. In New York was een filiaal verantwoordelijk voor de verzameling van Amerikaanse liefdadigheidsgiften en de aankoop van voedsel. Het neutrale Nederland had haar haven van Rotterdam, de locatie van het derde centrale bureau, aangeboden als aanlegpost voor de C.R.B. schepen die vanwege de Britse blokkade niet rechtstreeks in Antwerpen konden aanmeren. De goederen werden van de schepen gehaald en op kanaalboten of treinwagons geladen, die koers zetten naar verschillende uithoeken van bezet België en NoordFrankrijk. Een laatste kantoor was gevestigd in Brussel, waar Brand Whitlock, Amerikaans Ambassadeur en verantwoordelijke van de C.R.B.-importen in België, gestationeerd was en waar de distributie door het C.N. gecontroleerd werd. De vele duizenden vrijwilligers van de C.R.B. werden verdeeld over vier departementen, die ruwweg de vier hoofdtaken van de organisatie omvatten. Deze komen niet overeen met de vier hier boven besproken bureaus, echter, elk departement had verschillende vertegenwoordigers in elk kantoor. Ten eerste het ‘Provisioning Department’, dat verantwoordelijk was voor de aankoop, invoer en transport van de bevoorrading. Ten tweede het ‘Financial Relief and Exchange Department’, dat instond voor het financieel beheer van de Commissie. Ten derde het ‘Benevolent Department’ waarin de wereldwijde liefdadigheidsactiviteiten werden gecoördineerd en ten vierde het ‘Inspection and Control Department’ , dat logischerwijs instond voor de controle op de ingevoerde goederen.42 40
Gay (G.I.) en Fisher (H.H.), Public Relations of the Commission for Relief in Belgium, Stanford University Press, Stanford (California), 1929, vol I, p. 27. 41 42
Hoover (H.), An American Epic, p. 141. Martin (P.), op. cit., p. 48-58.
21
Dit laatste departement werd wel beperkt tot Brussel en was opgericht om aan de eisen van de oorlogsvoerende regeringen te voldoen. De medewerkers moesten, op vraag van de geallieerden, controleren of er geen voedsel op de zwarte markt verhandeld werd en of er geen illegale opvorderingen werden gedaan. De Duitsers eisten grondige inspecties van de ladingen uit vrees dat er clandestien wapens of andere contrabande werd ingevoerd. Met deze opsplitsing bekomt men een overzichtelijk beeld van de verantwoordelijkheden van de Commissie. Desalniettemin is het belangrijk te wijzen op de enorme diversiteit aan taken waardoor er gemakkelijk meer dan 1000 medewerkers waren. Allen waren vrijwilligers die, enkel in krappe financiële situaties, hun reiskosten lieten terugbetalen.
B. Het Comité Nationale de Secours et d’Alimentation (CN.) Het C.N. bevat haar twee voornaamste taken in haar naam . Voedsel (Alimentation) werd door de C.R.B. op provinciaal niveau aan het C.N. overgedragen. Aan de hand van statistieken over bevolkingsspreiding kon men het voedsel eerlijk verdelen over bezet België. Het C.N. wist hierdoor ook welke Belgen nog in staat waren voor hun voedsel te betalen en onderhield deze handelsstroom. Hulp werd op alle mogelijke manieren aangeboden, gaande van het uitdelen van rantsoenkaarten, het opzetten van soepkeukens, de bevoorrading van de ziekenhuizen tot het betalen van werklozensteun. Om het voedsel en de hulp aan alle behoeftige Belgen aan te bieden, kreeg het C.N. een verticale structuur. In de 2598 gemeenten werden warenhuizen opgericht en bevoorraad door de 134 regionale warenhuizen, die op hun beurt door 11 provinciale 43 warenhuizen werden bevoorraad. De C.R.B. leverde voedsel van over de hele wereld, via Rotterdam, tot op provinciaal niveau. Van daaruit nam het C.N. de ravitaillering over. In elk provinciaal departement waren twee Amerikaanse C.R.B. medewerkers aanwezig, die in dienst waren van de hoger genoemde ‘Inspection and Control Department’. Het ‘Comité Exécutif’ van Francqui verzorgde vanuit Brussel deze toestroming van levensmiddelen. De Centrale Administratie van het C.N., onder leiding van Solvay, bevond zich ook in Brussel en stond in voor het onderhoud van de relaties tussen de Belgen, de Duitsers en de beschermministers in België.44 Ook de communicatie met de C.R.B. hoorde via de Centrale Administratie te lopen. Francqui’s Comité Exécutif was echter zeer machtig en correspondeerde vaak rechtstreeks met de C.R.B. of zelfs met Hoover.
43
Het waren wel degelijk 11 en geen 10 provincies: Antwerpen, Brabant, Brussel agglomeratie, Oost-Vlaanderen, WestVlaanderen (Noord), West-Vlaanderen (Zuid), Henegouwen, Luik, Limburg, Luxemburg, Namen. Martin (P.), op. cit. p. 63. 44 De beschermministers die gedurende de oorlog in België verbleven waren: Brand Whitlock (Verenigde Staten), de Markies de Villalobar (Spanje) en Maurits van Vollenhoven (Nederland)
22
1.5.2. Financiën Voor haar startkapitaal dacht de C.R.B. te kunnen rekenen op een bijdrage van de Belgische regering ter waarde van $ 5 miljoen en £ 100,000 ($ 480,000) vanwege de Britse regering. Francqui beloofde een lening van de Belgische banken ter waarde van $ 2,880,000. Uiteindelijk kon de Belgische regering maar de helft van de beloofde som garanderen en was Francqui niet in staat de lening af te ronden. Enkel de Britten hielden hun woord. Hoover had met enkele specialisten (diëtisten, statistici) berekend, dat er maandelijks 800,000 ton voedsel, met een waarde geschat op $ 10 miljoen, ingevoerd moest worden. Het werd Hoover snel duidelijk dat hij voor het voortbestaan van de C.R.B. op zoek zou moeten gaan naar nieuwe financieringsbronnen.
A. Liefdadigheid Tijdens de openingsvergadering van de C.R.B. op 22 oktober 1914, liet Hoover er naar goede gewoonte geen gras over groeien. Hij had bewust Melville E. Stone, general manager van de Amerikaanse Associated Press, uitgenodigd. Hoover schuwde, zoals een groot deel van de Amerikaanse bevolking45, de uitvoerende macht. Om regeringsinterventie te voorkomen plande hij grootschalige publiciteitscampagnes zodat fondsen uit liefdadigheid het nodige kapitaal voor de ravitaillering van België konden vormen. Naast de pers schakelde Hoover ook de gouverneurs van de Amerikaanse staten in om lokale liefdadigheidscomités op te richten. In Groot-Brittannië was de graaf van Norfolk verantwoordelijk voor de geldinzameling voor België in het hele Britse imperium. Ook Spanje en Latijns-Amerika droegen hun steentje bij. In totaal werd er tijdens de oorlogsjaren $52, 290, 835.51 verzameld, waarvan het leeuwendeel uit de VS kwam ($34, 521, 026.99).46 Privé-initiatieven schoten in Amerika ook als paddenstoelen uit de grond. De belangrijkste waren ‘the Rockefeller Foundation’, ‘The Belgian Millers Relief’, ‘The Literary Digest’ en ‘the Christian Herald’. De Rockefeller Foundation zamelde alleen al drie volle scheepsladingen voedsel en kleding in voor België.47 Kosten werd bespaard aangezien veel werk voor en door de C.R.B. vrijwillig werd gedaan, bijvoorbeeld de verscheping van het voedsel vanuit New York. Voor Hoover was het belangrijk dat hij geen vergoeding kreeg voor zijn werk, zodat men hem nooit zou verwijten dat hij om financiële
45
Judt (T.), Ill Fares the Land, a Treatise on our Discontent, Penguin Press, New York, 2010, p. 24. Hoover (H.), An American Epic, p. 30-32. 47 Martin (P.), op. cit., p. 121. 46
23
redenen de baan had aangenomen of, erger nog, zou profiteren van de C.R.B. inkomsten. Om dit te verwezenlijken vertrouwde hij de boekhouding van de C.R.B. toe aan een onafhankelijk bedrijf,Deploitte, Plender, Griffiths & Co. Een tweede manier om de kosten te drukken was door ingevoerd voedsel in België te verkopen aan Belgische burgers die dit nog konden betalen. Het C.N. bepaalde wie rantsoenkaarten kreeg en wie nog kon betalen. De prijzen van het voedsel lagen wel nog steeds lager dan die in New York en Londen. Ondanks alle inspanningen bleek deze nooit geziene toestroming van wereldliefdadigheid niet voldoende om België van de hongersnood te redden. Hoover concludeerde: Without the great outpouring of charity, we could not have survived the first four months. After that 48 time we succeeded in securing subsidies from the British and French Governments.
B. Subsidies De eerste onderhandelingen met de Britse Foreign Office liepen vast op een muur van verzet tegen de C.R.B. Centrale figuren in de Britse tegenstand waren Lord Kitchener, minister van Oorlog, en Winston Churchill, hoofdcommandant van de Britse Admiraliteit. Hun grootste hoop in het winnen van de oorlog lag in de economische blokkade. Ze geloofden dat het openen van de blokkade voor de C.R.B. de oorlog alleen maar zou verlengen. 49 Ook waren zij van mening dat de bezetter verantwoordelijk was voor het voeden van de Belgen. Wanneer Duitsland dit naar voorspelling niet zou doen, verwachtten ze dat de Belgen zouden revolteren zodat de Duitsers in hun repressie van de hongeropstanden in een militair nadelige situatie kwamen. Wanhopig op zoek naar subsidies, ging Hoover vervolgens aankloppen bij de Duitsers. Hij had berekend dat er maandelijks $12 miljoen nodig was voor de ravitaillering maar concludeerde dat, om een regelmatige toevoer van voedsel te behouden, er nog eens voedingsmiddelen ter waarde van $ 10 miljoen in stock moesten zijn. Toen hij in januari 1915 tot een akkoord kwam met de Duitsers, klonken er plots verontwaardigde stemmen vanuit de Britse Foreign Office. Hoover kreeg de kans om met de Britse minister van Financiën, Lloyd George, te overleggen over maandelijkse Britse subsidies ter attentie van de C.R.B. Hij zette alles op alles om de minister te overtuigen. In zijn discours maakte hij duidelijk dat de Duitsers niet bereid waren de Belgen te voeden omdat ze zichzelf konden bevoorraden als hun Antwerpse haven niet door de blokkade buiten werking was gesteld. Omdat dit de Britse minister nog niet overtuigde, stapte Hoover over op een politiek-humanitair pleidooi: Had Groot-Brittannië niet de oorlog aan Duitsland verklaard wegens de schending van de Belgische neutraliteit en de bescherming van
48 49
Hoover (H.), An American Epic, p. 32. Kellogg (V.), Fighting Starvation in Belgium, Doubleday, Page & Company, New York, 1918, p. 46.
24
democratie? Wat voor figuur zou het Britse Rijk slaan als het besloot de Belgische bevolking als oorlogsslachtoffer op te offeren? Het laatste geheime wapen van Hoover was de Amerikaanse publieke opinie. Als Groot-Brittannië in diskrediet viel bij de Amerikanen zou dat een zware morele slag zijn voor de Britten en de hoop op financiële hulp na de oorlog op de helling zetten.50 De Belgische opinie stond ook op de rand van een omwenteling. Als het akkoord met de Duitsers doorging, zo redeneerde Hoover, waren de bezetters plots degenen die het beste met België voorhadden en kon het Belgische passieve verzet stilvallen. Llyod George werd overtuigd en hij kreeg ook een meerderheid van het Britse oorlogskabinet achter zich. Het oorlogskabinet besloot maandelijks £ 1 miljoen (circa $ 4,8 miljoen) aan het Hoover Fonds door te storten. Het akkoord met de Duitsers werd overboord gegooid hoewel de C.R.B. nog niet de noodzakelijke som van $ 10 miljoen had gehaald. Hoover richtte zijn volgende smeekbede tot Frankrijk. De ontmoeting met de Franse regering verliep evenmin van een leien dak. Hoover werd wel na de bijeenkomst in zijn hotel aangesproken door Maurice Homberg, bankdirecteur van de Banque Union Parisienne en verbonden aan het Franse ministerie van Financiën. Hij toonde interesse in de activiteiten van de C.R.B. en vroeg Hoover wat meer toelichting over de voedselsituatie in België en Noord-Frankrijk. Twee dagen later ontving Hoover twee anonieme cheques. Dankzij de subsidies van de Britse en Franse regering was de C.R.B. weer levensvatbaar. De bijdragen stegen doorheen de jaren geleidelijk mee met de voedselprijzen. In de piekperiode (1917-1918) liepen de subsidies op tot $ 25 miljoen per maand. Na de oorlogsverklaring van de VS aan Duitsland kon Hoover, toen in de functie van Food Administrator, Wilson overtuigen een maandelijkse bijdrage te storten aan de C.R.B.
1.5.3. Problemen met transport Het transport van de levensmiddelen van over de hele wereld tot Rotterdam en van daaruit naar bezet België kende de gehele oorlog twee grote problemen. Ten eerste was er een chronisch gebrek aan schepen. Om de toevoer van 150,000 ton voorraden per maand constant te houden, had de C.R.B. nood aan een vloot van 60 vrachtschepen, maar het merendeel van de schepen werd ingezet voor oorlogsdoeleinden. Een tweede probleem was de verplichting om alle C.R.B. schepen ter controle te laten aanmeren in een Britse haven. De Duitsers zagen hier kans voor de Britten om clandestien de scheepsladingen met wapens te verrijken, die voor het verzet in België dienden. Ze reageerden door de Noordzee van mijnvelden te voorzien. Na moeizame onderhandelingen konden Hoover en enkele collega’s, de Britten overtuigen de controles in de havens van vertrek uit te voeren zodat de schepen niet meer 50
Nash (G.), op. cit., p. 74-75.
25
halt moesten houden in Engeland, tenzij op de terugweg voor een tankbeurt. Daarnaast regelden ze veiligheidsprocedures
met
de
Duitsers
voor
de
C.R.B.-schepen:
zoals
speciale
C.R.B.
scheepspaspoorten om door de Duitse controles in Rotterdam te geraken, afspraken in verband met het uitzicht van de schepen zodat ze van ver herkenbaar waren voor Duitse onderzeeërs51 en een veilige scheepsroute om onderzeese mijnvelden te vermijden. Ondanks alle voorzieningen verloor de C.R.B. 19 schepen tussen oktober 1914 en februari 1917. De CRB kon echter nooit bewijzen dat deze met voorbedachte rade getorpedeerd waren . Begin februari 1917 kondigden de Duitsers een ‘ongelimiteerde duikbotenoorlog’ aan. Op het moment dat de Duitse blokkade van start ging waren er negentien schepen op weg naar Rotterdam. Slechts twee haalden Rotterdam, vijftien meerden in Britse havens aan en twee werden getorpedeerd. In Rotterdam en België was genoeg voorraad om de bevolking tot eind maart te voeden. Er werden meteen onderhandelingen opgezet met de Duitsers om toestemming te krijgen voor het vertrek van de vijftien C.R.B. schepen in Engeland zodat deze alsnog hun bestemming zouden bereiken. De Duitsers weigerden. Om het voedsel niet te verspillen, verkocht de C.R.B. het in Engeland waar het dankzij de stijgende voedselprijzen aardig opbracht. Hierdoor verloren de Belgen wel drie weken voedselvoorraad. 52 Hoover besloot humanitaire druk op Duitsland uit te oefenen. Hij waarschuwde de Duitse regering in Berlijn dat hij de stekker uit de organisatie zou trekken. Duitsland, dat nog steeds de hoop koesterde dat Amerika uit de oorlog zou blijven, panikeerde bij het verlies van de Amerikaanse sympathie en liet vanaf 11 februari de C.R.B weer de Noordzee oversteken met de nodige bescherming. De Duitse garanties waren echter futiel, in de periode tussen 11 februari en de Amerikaanse oorlogsverklaring op 6 april, zonken er nog eens 12 schepen. Importcijfers daalden van 150,000 ton naar 25,000 ton per maand, wat grote implicaties had voor de rantsoenering in België. Pas in juni 1917 steeg het tonnage per maand weer tot het normale niveau en kon dat volgehouden worden tot het einde van de oorlog.
1.5.4. De Belgen worden gedeporteerd! De gebeurtenissen rond de Belgische deportaties en verplichte arbeid kan in twee periodes worden opgedeeld. De eerste, van november 1914 tot maart 1916, behelsde een mildere vorm van Duitse arbeidsinterventies in België. In deze periode poogden de Duitsers de Belgen te overtuigen vrijwillig in Duitse industrieën te gaan werken door ze hoge lonen en bescherming voor de familie van de arbeiders aan te bieden. De Belgen die toegaven, werden door de Belgische publieke opinie uitgescholden voor landverraders. De C.R.B. werkte de vrijwillige tewerkstelling tegen door haar 51
Hoover (H.), Years of Adventure, p. 179: aan de flanken van de schepen werden grote spandoeken gehangen met ‘Belgian Relief Commission’ en in de mast wapperde een vlag met C.R.B. als opschrift. 52 Hoover (H.), Years of Adventure, p. 180.
26
voedselinvoer zo hoog mogelijk te houden en gratis eten aan te bieden, zodat de Belgen ondanks hun werkloosheid nog steeds konden overleven. Gemeentelijke initiatieven53 waren gericht op de tewerkstelling van Belgische arbeiders in de aanbouw/heropbouw van publieke plaatsen.54 De situatie escaleerde toen veldmaarschalk Hindenburg door keizer Wilhelm II gepromoveerd werd tot hoofd van de generale staf en dus instond voor het oorlogsbeleid. Hindenburg en zijn rechterhand generaal Ludendorff, slaagden er in steeds meer macht te verwerven, tot ze zelfs kanselier Bethmann-Hollweg konden ontslaan. Het Duitse beleid werd steeds militanter. Hindenburg vond het noodzakelijk, voor een overwinning, dat meer Duitse mannelijke burgers naar het front trokken. Dan moest er echter vervanging komen voor hun arbeid. Vanaf oktober 1916 tot september 1918 ordonneerde Hindenburg de verplichte deportatie van Belgische (jonge)mannen. Hoover vreesde voor het voortbestaan van de C.R.B. omdat de Britten uit protest tegen de deportaties een terugtrekking van haar subsidies aan de organisatie planden. Als hoofd van de neutrale organisatie, kon Hoover zelf weinig doen dus appelleerde hij met man en macht bij de Amerikaanse president, Wilson, om de deportaties openlijk te veroordelen. Hoover maakte de Duitsers ook duidelijk dat niet alleen de Amerikaanse maar de hele internationale publieke opinie de Duitse oorlogsdaad veroordeelde. ‘It is a violation of the most elementary principles of human liberty55’, vatte hij samen. Aanvankelijk zetten de Duitsers enkel werklozen op het transport naar Duitsland. Er werd ook gegarandeerd dat Belgische C.R.B. en C.N. medewerkers, dankzij een speciaal paspoort, veilig waren voor deportaties en er geen militair werk voor Duitsland verricht zou worden. De ontsteltenis was groot toen men ontdekte dat er in het wilde weg mensen van straat werden geplukt en in treinen richting Duitsland werden geduwd, waaronder ook 991 Belgische vrijwilligers, in dienst van de C.R.B.56. Vele van hen werden aan het front ingezet voor het graven van loopgraven en af- en aanvoeren van munitie.57 Naast humanitaire redenen, had Hoover pragmatische motieven om te protesteren tegen het afvoeren van zijn personeel. De voedselverdeling was een immens grote organisatie, die tot op het kleinste niveau, uiterst gedetailleerd, was georganiseerd. Enkele lokale comités moesten hun werk neerleggen omdat ze door plots personeelstekort de voedselbedeling niet draaiende konden houden, waardoor de burgers zonder eten kwamen te zitten. Hoover maande president Wilson aan om krachtdadig op te treden tegen de deportaties.58 Wanneer de eerste protesten aan het adres van het Gouvernement-Generaal niets opleverden, spoorde Hoover Wilson aan om zich rechtstreeks tot Keizer Wilhelm II te richtten, omdat hij de Keizer als een humaan man 53
Tijdens de bezetting bleven gemeentelijke autoriteiten toegestaan, maar wel onder strenge Duitse controle. Gay (G.I.) en Fisher (H.H.), op. cit., vol II, p. 31. 55 Kellogg (V.), Herbert Hoover, the Man and his Works, D. Appleton & Company, New York, 1934, p. 52. 56 Schaepdrijver (S. De), op. cit., p. 273. 57 Zuckerman (L.), op. cit., p. 133. 58 Vlieghe (F.), Relatie tussen België en de Verenigde Staten tijdens Wereldoorlog I, Licentiaatsverhandeling aan de RUG, 2004, p. 58 54
27
inschatte. 59 Ondanks Hoovers inspanningen zijn de deportaties verder gezet, ook na de oorlogsdeelname van de V.S. Hij kon de geallieerden wel overtuigen de ravitailleringsoperatie verder te zetten, ondanks de Duitse opvorderingen.
1.5.5. Vrouwen en kinderen Nog voor Hoover de taak van ‘voedselvoorziening voor België’ op zich nam, hadden verschillende groepen Belgische vrouwen over het hele land soepkeukens opgericht. Will Irwin, één van Hoovers contacten met de perswereld, definieerde de Belgen als ‘experts in sociaal werk.’ 60 Tijdens zijn eerste bezoek aan België, passeerde Hoover langs één van de soepkeukens en zag er rijen kinderen, wachtend op een kom soep. Hij was verbaasd te zien dat ondanks de honger en het leven tussen de ruïnes, de Belgische vrouwen nog steeds opgewekt waren en zelfs grapjes maakten over het nieuwe Belgische embleem dat het beeld van een kind met een kom soep zou kunnen zijn. Om deze vrouwen zoveel mogelijk te steunen, regelde Hoover met het C.N. dat al het voedsel, dat door liefdadigheidsorganisaties van over de hele wereld, zoals de Rockefeller Foundation, naar België werd verstuurd, rechtstreeks naar de soepkeukens zou gaan.61 In de herfst van 1915 kwam Hoover ook op de idee om in de V.S. een campagne voor het inzamelen van kleren te starten zodat er genoeg voorraad was om de winter door te komen. De kleren werden in werkhuizen voor herstel en distributie verzameld waardoor veel vrouwen niet langer werkloos waren en de Belgische (Gentse) traditie van kantbewerking niet verloren ging.62 In totaal werd er 24.384 ton aan kleren verzameld, waarin men duizenden dollars vond die, bewust of onbewust, in de kleren werden achtergelaten.63 Toen de Britse regering de invoer van tweedehandse kledij stillegde opdat het textiel niet in Duitse handen zou terechtkomen, reageerde Hoover met een wetenschappelijk rapport, ondersteund door een Belgische dokter. Daarin expliceerde hij dat de ademhalingsproblemen waar de kleine kinderen mee kampten, te wijten waren aan het dragen van te weinig kleren.64 De Belgische kinderen konden op nog meer gezondheidsinitiatieven vanwege Hoover rekenen. In de zomer van 1916 constateerde Hoover dat tuberculose hoogtij vierde onder de ondervoede Belgische kinderen. Hij besloot een Amerikaanse dokter naar België te halen voor een onderzoek. Dokter 59
Gay (G.I.) en Fisher (H.H.), op. cit., vol. I, p. 67-68 (Statement, Hoover for Department of State, regarding deportations from Belgium.) 60 Irwin (W.), op. cit., p. 141. 61 Hoover (H.), An American Epic, p. 13. 62 Nash (G.), op. cit., p. 162. 63 Hoover (H.), An American Epic, p. 407 64 Ibidem
28
William Luca, stelde een groot tekort van proteïnen, speciale vetzuren en zout vast. Hij raadde een aangepast dieet met meer vlees, gecondenseerde melk, suikers en zout aan. Samen met Hoover lobbyde de dokter bij de geallieerde regeringen om meer voedsel door de blokkade te laten. In België zelf zette de C.R.B. een kantinesysteem op, waar baby’s, kinderen en zwangere vrouwen, elke middag een extra maaltijd konden krijgen. Hoover slaagde er meermaals in de geallieerde regeringen te overtuigen hun maandelijkse subsidies te verhogen, maar voor dit initiatief had hij ook nood aan liefdadigheidsfondsen. Een echte zegen voor de Public Relations was de steun van Paus Benedictus XV, die de Katholieke gemeenschappen in Amerika stimuleerde actief bij te dragen. De adoptie-techniek was ook effectief en hield in dat Amerikaanse wijken, gemeenten of zelfs individuen werden gevraagd de verantwoordelijkheid te nemen over kinderen uit een Belgische gemeente. Doorheen de V.S. werden verschillende organisaties, op initiatief van vooraanstaande Amerikanen als Rockefeller en Roosevelt, opgericht die ook hun steentje bijdroegen.
1.5.6. De Verenigde Staten in de oorlog Wanneer Hoover in januari 1917 naar New York en Washington reisde, viel de gespannen sfeer hem vrijwel meteen op. De Amerikaanse bevolking had altijd wel de voorkeur aan de geallieerden gegeven
maar was daar steeds discreet over geweest. Begin 1917 wierp men alle discretie
overboord. President Wilson, die net weer de verkiezingen had gewonnen met de slogan ‘He Kept Us Out Of War’, probeerde de gemoederen te bedaren. Wanneer Duitsland op 1 februari officieel de
‘Unlimited submarine warfare’ in geallieerde wateren aankondigde, piekten de spanningen. Wilson verbrak enkele dagen later de diplomatieke relaties met Duitsland. 65
Op 6 april was de
oorlogsverklaring goedgekeurd door Kamer en Senaat. Wilson vroeg Hoover terug naar de V.S. te keren waar hem de baan van ‘Food Administrator’ werd aangeboden. Het voortbestaan van de bevoorrading van België hing af van de overname door een andere neutrale speler. Er werd lang gediscussieerd over mogelijke opvolgers: de Fransen verkozen een Zwitsers team, de Britten een Nederlands. Hoover zelf, die zoals de meeste Amerikanen nog wrok koesterde jegens de Spanjaarden sinds de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898, verkoos ook een Nederlands comité. Deze keuze maakte hij ook met zicht op het prestige dat Nederland in de VS had verworven, wat de geldinzameling enigszins kon vergemakkelijken. 66 De Spaanse patroons accepteerden deze achteruitstelling niet. Uiteindelijk stelde Hoover een consensus-model voor: een 65 66
Hoover (H.), Years of adventure, p. 219. Nash (G.), op. cit., p. 312-327.
29
gedeeld comité van Spanjaarden en Nederlanders, het comité Hispano-Néerlandais (C.H.N.).67 Het C.N. nam het leeuwendeel van de taken van de C.R.B. binnen bezet België over.68 Het C.H.N. moest zich vooral bekommeren om de controle en inspectie van de binnenstromende voorraden en de naleving van de Duitse en geallieerde garanties. Aanvankelijk was Hoover van plan de C.R.B. te liquideren eens alle Amerikanen uit België waren vertrokken. Zijn overweging was, volgens Nash, ingegeven door patrimoniumverdediging. 69 Luid Belgisch protest en mogelijk een drang naar het behoud van de prestige en invloed 70, deden Hoover van gedachte veranderen. Hij verhuisde het C.R.B. hoofdkantoor naar New York, terwijl hijzelf vanuit Washington, in combinatie met zijn nieuwe verantwoordelijkheden als Food Administrator, zich nog steeds ontfermde over C.R.B. activiteiten. Hij slaagde er in om leningen aan de Belgische en Franse (voor bezet Noord-Frankrijk) regeringen over te schrijven, ten gunste van de C.R.B. Deze leningen stegen in augustus 1919 tot een totaal van $ 386, 632, 260.44.71 In de constante strijd om genoeg schepen voor het voedseltransport te behouden, was Hoover dankzij zijn status van Food Administrator, in staat de strikte embargo’s, die de VS sinds het begin van haar deelname aan de oorlog had opgeworpen, te flexibiliseren. De neutrale Noren, Nederlanders, Denen en Zweden stonden in ruil een deel van hun vrachtruimte af aan voedsel voor België en hielden halt in Rotterdam om het voedsel uit te laden.72 In de VS zelf probeerde hij de Amerikanen te overtuigen vrijwillig minder eten te consumeren en een controle op de voedselverdeling toe te staan, zodat woekerhandel en speculatie in de kiem gesmoord werden en er nog een deel van het voedsel voor België overbleef.73 Hij slaagde er dus in vervanging voor de Amerikanen in België te vinden, en tegelijkertijd de buiten-Belgische taken van de C.R.B. te behouden.
1.5.7. De C.R.B. na de oorlog Niet lang na de wapenstilstand van 11 november 1918 stelde Hoover voor de Commissie te ontbinden zodat de Belgische regering weer volledige controle over het land kon nemen. De ministers van Binnenlandse Zaken, Berryer, en Buitenlandse Zaken, Hymans, waren echter van mening dat België nog moest recupereren van 52 maanden bezetting en politiek vacuüm, en vroegen
67
De andere neutralen, Noren, Zwitsers, Denen en Zweden toonden geen interesse in de overname van het werk van de C.R.B. 68 Martin (P.), op. cit., p. 232. 69 Nash (G.), op. cit., p. 320-324. 70 Nash (G.), op. cit., p. 325-327. 71 Surface (F.M.) en Bland (R.L.), American Food in the World War and Reconstruction Period: Operations of the Organizations Under the Direction of Herbert Hoover 1914-1924, Stanford University Press, Stanford (California), 1931, p. 65. 72 Hoover (H.), An american Epic, p. 329-333 73 Nevins (A.), The Letters and Journals of Brand Whitlock, D-Appleton Century Co., New York, 1936, p. 246-247.
30
Hoover om de werking nog even verder te zetten. Hoover kon begrip opbrengen voor de postbezetting uitzichtloosheid van de Belgen: The Belgian people will come out of occupation undernourished, underhoused, underclothed, industrial plants ruined, without resources in shipping and money to find a remedy... With the present misery and economic difficulties facing Europe there can be little hope of Belgian recuperation without the major help coming from the US... If American participation in the organization of rehabilitation is to be maintained it would seem logical to continue it through the Relief Commission whose organization is in action and simply requires larger resources, and the use of these media would avoid discussion of any 74 new instrumentality with the Allied governments.
De organisatie van de ravitaillering werd een stuk eenvoudiger dankzij de opheffing van de economische blokkade en zonder demobiliserende ingrepen van de bezetter: voedsel kon, via Antwerpen, rechtstreeks België binnenvaren. De Belgische C.N. medewerkers hadden weer volledige bewegingsvrijheid, die hen in staat stelde meer taken op zich te nemen. De taak van de C.R.B. was herleid tot fondsen- en voedselverwerving en het transport tot Antwerpen. Onrechtstreeks wilden de Belgische ministers de samenwerking met de V.S. voortzetten, in de hoop op hun financiële- en materiële steun te kunnen rekenen voor de (economische) wederopbouw van België.75 Met de definitieve doorbraak van de Russische Revolutie, was angst voor het ‘Rode Gevaar’ ook een reden om de voortzetting van de Amerikaanse ravitailleringsinitiatieven te overwegen. Hoover redeneerde: From a political point of view, the urgent necessity of setting up food supplies need not to be placed on a higher plane than to stem the tide of Bolshevism, for no stability of Government can be maintained in starving populations and stability can be established by placing food supplies in the hands of some 76 government recognized as of stable qualities.
Pas in mei 1919 zag de Belgische regering zich terug in staat om alle taken van de C.R.B. over te nemen.
1.6.
Hoover in de Commission for Relief in Belgium
1.6.1. Motieven Voor de uitbraak van de eerste wereldoorlog was Hoover een succesvol mijningenieur. Hoewel van bescheiden afkomst had hij reeds een carrière afgelegd om ‘U’ tegen te zeggen en was hij erin
74
Martin (P.), op. cit., p. 245-246. Martin (P.), op. cit., p. 243. 76 Martin (P.), op. cit., p. 248 75
31
geslaagd de financiële kaap, die hij ‘Millionaire by forty’ noemde, te halen.77 Ondanks alle rijkdom vermeldde hij in 1907 een eerste keer zijn ambities voor een loopbaan in de publieke sector. George Nash denkt daarom ook dat, naast de humanitaire redenen –‘It was my duty’78- die Hoover in zijn autobiografieën aankaartte, zijn werk in België diende om bewondering en naambekendheid te verwerven. Hij deed er dan ook alles aan om zo positief mogelijk naar voor te komen. Zo weigerde hij bijvoorbeeld elke vorm van loon en vergoeding van zijn reiskosten en stelde hij een onafhankelijke firma verantwoordelijk voor de boekhouding van de C.R.B.79 Dit wil niet zeggen dat de ravitaillering van België ‘just business’ was. Zijn goede vriend en journalist Will Irwin, was bij hem wanneer de Amerikanen de oorlog aan Duitsland verklaarde en Hoover zijn verantwoordelijkheden in België moest doorgeven aan het C.H.N. Not only was he experiencing the sorrow of doing anything for the last time, but he was giving into 80 other hands the intimate care of ten million wards for whose sake he had fought ten million devils.
Irwins taalgebruik is op zijn minst hyperbolisch maar geeft een genuanceerder beeld van de koelbloedige zakenman. Hoover was reeds jaren de ‘big boss’ in ingenieursondernemingen en de laatste twee jaar de voorzitter van de grootste humanitaire organisatie ooit. Het verlies aan autoriteit kan een leeg gevoel hebben achtergelaten. In een toespraak voor de Amerikaanse kamer van Koophandel op 1 februari 1917, waar hij hoopte subsidies te krijgen voor de Commissie, sensibiliseerde hij zijn luisteraars door de rol en verantwoordelijkheden van Amerika als ‘city upon a hill’ aan te kaarten: Not only was it our duty, but it was our privilege. It was our privilege to forefend infinite suffering from these millions of people, to save millions of lives, and it was our opportunity to demonstrate America’s ability to do it in a large, generous and efficient way, befitting our country; but far beyond this, it was our opportunity to demonstrate that great strain of humanity and idealism which built up and in every essential crisis saved our Republic. We could throw a gleam of sunshine into the sweltering dungeon 81 into which Europe had been plunged.
Bovendien kon het Bolsjewisme, dat zich gemakkelijker verspreide onder de hongerige bevolking, op weinig sympathie rekenen bij de Amerikanen. Amerika was grotendeels pro-Alliantie en hoewel hongeropstanden tegen de Duitsers een snellere overgave konden garanderen, was het niet waard, één van de meest democratische landen ter wereld, op dat moment, aan het Bolsjewistisch socialisme te verliezen. 77
Hoover (H.) Years of Adventure, p. 156. Hoover (H.), An American Epic, p. 3. 79 Nash (G.), op. cit., p. 96. 80 Irwin (W.), A Reminiscent Biography, p. 185-186. 81 America’s Obligation in Belgian Relief, Address of Herbert C. Hoover, Chairman of the C.R.B. Before the Chamber of Commerce of the State of New York, Februari 1, 1917. 78
32
Er bestaat nauwelijks eensgezindheid over zijn eerste stappen in de publieke sector. Zijn initiatieven om de Amerikaanse toeristen in Europa veilig thuis te krijgen, zijn mogelijk opgedrongen, zodat hij een heroïsche intrede in de publieke sector kon maken. Is hij per abuis in de publieke sector terecht gekomen of was het een ‘hidden agenda’ van hem? Voor de ravitaillering van België was hij ook degene die Shaler van het Brussels Comité Central in Londen opving.
1.6.2. Delegeren en centraliseren Hoover koos bij de oprichting van de C.R.B. voor een gedecentraliseerde structuur met een centralistische
mentaliteit.
Samenvattend
was
de
C.R.B.
verantwoordelijk
voor
de
administratieve/bureaucratische taken: de oorlogsvoerende regeringen overtuigen de C.R.B. bestaansrecht te geven, en deze behouden, kolossale fondsen bij elkaar krijgen om voorraden in Amerika aan te kopen en te transporteren, via Rotterdam tot in de Belgische gemeentes. Hoover delegeerde de taken internationaal onder de neutralen maar hield zelf toezicht op de activiteiten en de ontstane problemen. De rol van Hoover als leider is wederom een overeenkomst van de Commissie met een onafhankelijke staat. Hoewel hij in elke belangrijke hoofdstad een vertegenwoordiger plaatste, die de onderhandelingen met de regering ter plekke moest onderhouden, reisde Hoover zelf elke vijf weken naar Europa. Hij was de centrale spil, die werkelijk van alles op de hoogte was, dat insinueerde hij toch in de inleiding van zijn werk over de ravitaillering van België ‘An American Epic’: I have undertaken this publication because I alone am able to tell the whole story of the suffering of 82 these ten million people and the organizations which enabled them to survive.
Een tweede facet van de centralisering was de beperking van bevoorradingsorganisaties. Hoover was eigenlijk er gekant tegen initiatieven als die van miljardair en filantroop John D. Rockefeller, die hele schepen vol voedsel en kleding richting Rotterdam wilde sturen omdat die de distributie vermoeilijkten: It is impossible to handle the situation except with the strongest centralization and effective monopoly, and therefore the two organizations (C.R.B. & C.N.) will refuse to recognize any element except 83 themselves alone.
Hoover had het reeds druk genoeg om de nodige beloftes van de Duitse en geallieerde regeringen te bekomen om de C.R.B.-schepen door te laten.
82 83
Hoover (H), An American Epic, p. xxii. Gay (G.I.) en Fisher (H.H.), op. cit., p. 15
33
1.6.3. De Hoover diplomatie Dat Hoover nooit een retorische grootmeester zou worden, was reeds duidelijk bij zijn ingangsexamen aan Stanford University waar hij, mits bijlessen, ternauwernood slaagde voor zijn ‘English exam’. Maar tijdens onderhandelingen met Europese regeringsleiders was hij onstuitbaar en ging hij door tot hij kreeg waar hij voor was gekomen. Zijn openhartige, directe (en tijdsbesparende) aanpak was precies wat nodig was in een precaire oorlogssituatie als die van België. Europese diplomaten schrokken aanvankelijk van de Hoover diplomatie maar wisten eigenlijk meteen wat ze aan hem hadden. Hoover vatte zijn uiteenzetting zo veel mogelijk samen in ‘dit is wat we willen, dit is hoe we het zullen aanpakken, deze voor- en deze nadelen zitten er voor jullie in.’84 Ook al valt het niet af te leiden uit zijn autobiografieën noch uit die van zijn journalist en vriend Will Irwin, had de Hoover diplomatie zijn manipulatieve kantjes. Het is meermaals voorgevallen dat Hoover dreigde zijn invloed bij de pers te gebruiken om één van de partners in een slecht daglicht te stellen. Wanneer, bijvoorbeeld, Engeland in de eerste dagen van de C.R.B. weigerde de blokkade te openen, richtte hij volgende boodschap aan prime minister Asquith: I will send a telegram at once and tomorrow the last vestige of pity for England in America will 85 disappear.
In bezet België was de Duitse bevelhebber, generaal von Bissing, soms laks of ronduit tegenstribbelend in zijn medewerking met de Commissie. Hoover richtte zich dan, achter von Bissings rug, tot de Civiele regering in Berlijn die de C.R.B. beter gezind was. In uitzichtloze onderhandelingsrondes schrok hij ook niet terug voor een leugen om toch zijn zin te krijgen. Om de Britten te sussen, loog hij bijvoorbeeld over de opvorderingen van de Duitsers die zogezegd door het C.R.B. personeel werden verijdeld.86 Ten slotte ontdekte hij al snel dat telkens hij dreigde met opstappen en de C.R.B. te ontbinden, de betrokken partijen plotsklaps de neutrale onderneming meer konden appreciëren. Geen van beide fronten wilde de hongersnood van tien miljoen mensen op haar geweten hebben, en gaven hem zijn zin zodat hij zou blijven. De dreigementen, leugens en misbruik van zijn invloed bij de pers deden hem echter niet afwijken van het ethisch kompas aangezien we kunnen aannemen dat hij oprecht geloofde dat hij die dingen moest doen om tien miljoen mensen van de hongersnood te redden.
84
Irwin (W.), op. cit., p. 175. Nash (G.), op. cit., p. 70. 86 Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 30-31. 85
34
1.6.4. Was hij de juiste man voor de baan? Het kan niet genoeg herhaald en benadrukt worden hoe relevant zijn vooroorlogse carrière als mijningenieur is geweest voor het oprichten en onderhouden van de C.R.B. Door aan het hoofd van grootschalige werken te staan, leerde hij ondernemingen zo efficiënt en productief mogelijk te organiseren; werken in Australië, China en Rusland brachten hem diplomatieke vaardigheden bij; zijn werk had hem ook al vaak in Europa gebracht dus de mentaliteit en de cultuur waren hem niet vreemd; en zijn behoorlijk loon stelde hem in staat vrijwillig voor de Belgen te werken. Zijn neutrale status als Amerikaan wekte ook vertrouwen op bij de oorlogsvoerende partijen. Hoover zorgde altijd dat zijn discours noch zijn daden een voorkeur voor één van beide partijen verraadden. Hij was vaak in het bezit van militaire kennis van beide partijen maar zijn capaciteit tot absoluut stilzwijgen stelde hem in staat van het Duits naar het geallieerd front te reizen, ‘The only man in the 87
world so privileged’.
Het kaliber van die militaire informatie was waarschijnlijk niet al te hoogstaand,
maar in oorlogstijd is alle informatie over de vijand nuttige informatie. Irwin beweerde dat Hoover op de hoogte was van de Duitse terugtrekkingsstrategie in 1917, maar dit valt natuurlijk te betwisten.88 Ondanks al deze pluspunten, getuigden veel van zijn tijdgenoten over zijn koel, nors, afstandelijk en soms zelfs onmogelijk karakter. Volgens hedendaags Hoover-biograaf, Leuchtenburg, noemde Winston Churchill, toen eerste Admiraal van de Britse marine, hem rechtuit ‘an SOB’ [Son Of a Bitch].89 Lloyd George, Brits minister van Financiën, die na betrekkelijke tijd voorstander werd van de C.R.B., concludeerde dat ‘Tact is not one of his many qualities.’90 Brand Whitlock, Amerikaans minister in België, was aan het begin van de oorlog zeer lovend over Hoover’s humanitaire inspanningen maar in zijn dagboeken ontdekte historicus Allan Nevins passages vol afschuw jegens de filantroop: Hoover is fruste, uncultivated and boorish, he acts in a brutal manner. He is always trying to force, to 91 blackmail, to frighten people into doing things his way… What a bully
De relatie tussen de twee mannen was allerminst vriendschappelijk. In zijn mémoires benadrukte Hoover keer op keer dat Whitlock een poëet en een romancier was met een gevoelige ziel die niet ingezet kon worden in de ruwe, harde onderhandelingen met de Duitsers. Ondanks al hun meningsverschillen waren Hoover en Whitlock de twee grootste steunpilaren voor de Belgen gedurende de 52 maanden bezetting.
87
Irwin (W.), op. cit., p. 173 Irwin (W.), op. cit., p. 183-184. 89 Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 27. 90 George (L.), War Memories vol. II 1915-1916, Little, Brown and Company, Boston, 1933, p. 213-214. 91 Nevins (A.), op. cit., p. 429. 88
35
Wat sommigen berekend en pragmatisch noemden, werd door anderen als apatisch gedefinieerd: 92 ‘He seemed to regard human beings as so many numbers. Not once did he show the slightest feeling.’ Maar een koelbloedige zakenman als Hoover was misschien net wat België nodig had. Iemand die wist hoe hij moest onderhandelen, die onwrikbaar was in zijn overtuigingen, die genoeg lef had om te bluffen of te liegen zodat hij de tien miljoen mensen, die op hem rekenden, kon geven wat ze nodig hadden.
92
Josephs Daniels, Amerikaans minister van de marine, nadat hij Hoover voor de eerste keer ontmoette. Leuchtenburg (W.E.), op. cit., p. 28.
36
Hoofdstuk 2: Herbert Hoover in de Belgische media
In het tweede hoofdstuk geef ik de resultaten van het onderzoek in drie Belgische kranten weer. De kranten werden op hun berichtgeving over Hoover geëxamineerd maar ik heb ook mijn ogen opengehouden voor berichten over de V.S. in het algemeen. Dit krantenonderzoek vormt de hoofdtoon in deze verhandeling. De kranten waren in de onderzoeksperiode (1914-1940) het belangrijkste medium, dat de meeste Belgen kon bereiken. De drie kranten beslaan drie belangrijke regio’s in Vlaanderen en Brussel en behoren elk tot één van de drie Belgische zuilen die de Belgische samenleving in die periode markeerden. De eerste krant die ik zal bespreken is Vooruit. Dit socialistisch dagblad had de meest opmerkzame opinie over de V.S. en Hoover gevormd. Vervolgens komt L’Indépendance Belge aan de beurt en ten slotte De Gazet van Antwerpen. De publicaties van alle drie de kranten werden periodiek opgedeeld en per periode besproken. Voor elke krant werd een kort stukje over het ontstaan en de levensloop van de krant toegevoegd. De artikels werden vaak anoniem geschreven en gezien de grote hoeveelheid gebruikte artikels heb ik de voetnoten beperkt tot de naam van de krant, de titel van het artikel (als die er was), de datum van het artikel en de pagina. Aan het einde van het hoofdstuk volgt nog een besluit waarin alle conclusies nog eens op een rijtje
2.1.
worden
gezet.
Vooruit
2.1.1. Over Vooruit Vooruit is een Vlaams socialistisch dagblad dat in 1884 te Gent door Edward Anseele werd opgericht. Het was de officiële spreekbuis van de Belgische Socialistische Partij (aanvankelijk de Belgische Werkliedenpartij). Na een fusie met ‘de Volksgazet’ in 1978 leefde de Vooruit door als de Morgen. De naam Vooruit werd tot 1991 gebruikt voor de regionale editie van de Morgen in het arrondissement Gent-Eeklo. 93 Tijdens de Eerste Wereldoorlog verscheen de krant onder Duitse censuur. De censuur was voornamelijk bedoeld om de Duitse bezetter zo goed mogelijk naar voor te brengen en de gemoederen onder de Belgische bevolking te bedaren. De censuur werd echter niet consequent toegepast. 94 De Vooruit was enigszins beperkt in die zin dat ze niet openlijk protestartikels kon publiceren tegen de bezetting, maar volgde ook niet gedwee wat de Duitse kranten rapporteerden. 93
Grote Nederlandse Larousse encyclopedie, deel 24, Heideland-Orbis, N.V., Hasselt, 1979, p. 611-612. De Smet (H.) De gecensureerde dagbladpers in België gedurende Wereldoorlog I, licentiaatsverhandeling aan de RUG, 1973-1974, p. 54. 94
37
Als spreekbuis voor de BWP volgde de Vooruit het socialistisch gedachtegoed dat gebaseerd was op gemeenschapszin en internationale solidariteit en ondersteunde de krant staatsinmenging in de sociale politiek. De Vooruit had vaak weinig goeds over de Verenigde Staten te zeggen en stond zeer sceptisch tegenover de Amerikaanse pers. De Verenigde Staten waren bij uitstek kapitalistisch en hun persdiensten waren de corrupte bastions van waaruit het kapitalisme zich verspreidde. Een antikapitalistisch discours stond, met andere woorden, centraal in berichtgeving over Amerika in de Vooruit. De Vooruit werd vooral in arbeiderskringen gelezen, in de regio rond Gent. In de jaren vijftig kende het een piekoplage van 56 000 exemplaren per dag.95
2.1.2. Beeldvorming van Hoover tijdens en kort na de oorlog (1914-1919) Een eerste keer dat de Vooruit een artikel plaatste over de organisatiestructuren van de ravitaillering van, was op 1 maart 1915. Hoover's werk in het American Citizens Committee werd er als reden voor zijn aanstelling als hoofd van de C.R.B. gezien. Desalniettemin speelde Hoover geen hoofdrol in het artikel. Naar goede socialistische gewoonte werd de voedselvoorziening van België gezien binnen het kader van internationale solidariteit in plaats van het werk te zijn van enkele initiatiefnemers. De Amerikaanse natie kwam voorlopig nog zeer vrijgevig over, vooral de humanitaire hulp van de Rockefeller Foundation en de Belgian Relief Fund konden op de sympathie van de Vooruit rekenen.
Tijdens de oorlogsjaren was Hoover's populariteit vaak ondergeschikt aan die van Brand Whitlock, de Amerikaanse minister, die permanent te Brussel was gestationeerd en het Belgische volk rechtstreeks met ‘hulp en raad terzijde stond.’ 96 Aangezien Hoover vier jaar lang over de frontlinies heen pingpongde, leek het logisch dat de Belgen in tijd van acute nood hun blik tot Whitlock wendden, die tot en met de oorlogsverklaring van de Verenigde Staten aan Duitsland, in Brussel verbleef. Hoover's onderhandelingstalenten bleven echter niet onopgemerkt door de Gentse socialistische pers. Hoewel de Duitse censuur de berichtgeving over Hoover's onderhandelingen met de regering in Berlijn en bezet België (waarschijnlijk) grotendeels de kop indrukte, omdat er voornamelijk Duitse concessies uit voortkwamen die een teken van zwakte konden doorseinen naar de oorlogsvoerende partijen, kon niet voorkomen worden dat er enkele berichten doorsijpelden over Hoover's onderhandelingsrondes waarin hij het voortbestaan van de C.R.B. verzekerde. 97 Deze 95
Vlaamse Dagbladpers (2009), De Morgen, Geraadpleegd 29 juni 2011 ( 14u03), http://www.dagbladpers.org/index.php?id=272 96 Vooruit, ‘Het Nationaal Komiteit’ , 20 april 1915, p. 1. 97 Vooruit, ’Hoover over transport in België’ , 10 februari 1917, p. 3.
38
zeldzame berichten konden anderzijds ook door de Duitsers toegestaan zijn om hun toegeeflijkheid op het gebied van de ravitaillering aan te tonen en om zich wat populairder te maken bij de Belgische bevolking. De ongeziene schaal van de ravitailleringsorganisatie ging ook niet voorbij aan de Vooruit, maar de verantwoordelijkheid van Hoover werd vaak geminimaliseerd in de zin dat er meer aandacht werd geschonken aan de idee van internationale solidariteit en het vrijwilligerswerk van een klein leger Amerikanen en Belgen, dan dat er werd gewezen op de leiding- en organisatievaardigheden van de kapitein van de gehele organisatie.
Meteen na de bevrijding hield Hoover, ondertussen ‘voedselminister’ in de Verenigde Staten, zich nog steeds bezig met de Belgische voedselvoorziening. In samenwerking met de Belgische minister van Bevoorrading, Joseph Wauters, opteerde hij voor een strenge regulering en controle van de voedselvoorraden en maatregels om de voedselprijzen laag te houden. Een reactie van een Vooruitjournalist, ‘‘t is niet meer dan billijk, we werden reeds genoeg uitgezogen‘ 98, verklapt een appreciatie voor de voedselpolitiek van Hoover (en Wauters). De participatie van socialistisch Minister Wauters was mogelijk een reden van overtuiging voor de redactie van Vooruit. Vanaf januari 1919 was Hoover voorzitter van een algemene commissie die, in het kader van de vredesonderhandelingen, de voedselproblematiek in Europa moest onderzoeken. Hoover nam daardoor actief deel aan de vredesonderhandelingen van Versailles waar hij België voorrang gaf in alle bevoorradingskwesties.99 Als hem dit nog niet genoeg aanzien gaf onder het socialistisch publiek, zouden zijn reconstructievoorstellen zeker doorslaggevend zijn. Voor een spoedig herstel van de Europese economieën vond Hoover het op krachten brengen van de arbeiders het belangrijkste. Volgens hem kon namelijk de handel en nijverheid pas weer groeien als de arbeidsproductiviteit was hersteld. De speciale aandacht voor de arbeiders kon in een socialistisch geïnspireerd habitat als dat van Vooruit op veel bijstand rekenen. Dit is slechts giswerk want de verslaggeving van Hoover's inspanningen voor de Belgen (en de arbeiders) lezen zeer objectief.
In de onmiddellijke naoorlogse periode werd Hoover met enkele prijzen en titels vereerd. De verslaggeving over zijn aanvaarding van de titel Dokter Honoris Causa vanwege de Vrije Hogeschool van Brussel 100 en een ‘genegenheidsbetuiging’ vanwege de Ordre Belge de Saint-Jean de Jerusalem 101
waren niet langer dan twee alinea's. Pas wanneer hij in het gezelschap van president Wilson een
98
Vooruit, “Wauters en Hoover”, 7 december 1918, p. 3. Vooruit, “De bevoorrading van België volgens Wauters en Hoover”, 16 mei 1919, p. 3. 100 Vooruit, [geen titel], 27 november 1918, p. 1 101 Vooruit, ‘Hoover Huldebetoog. Bijdrage van het leger’, 10 april 1919, p. 1. 99
39
bezoek aan België bracht, overschreed het artikel de grootte van twee kolommen.102 Het verslag was een samenraapsel van extracten uit toespraken die gedurende de drie dagen van het bezoek werden voorgedragen en die doordrenkt waren met een retoriek van intense samenwerking tussen België en de Verenigde Staten. Uit een speech van Paul Hymans, Belgisch minister van Buitenlandse Zaken, kopieerde de redactie volgend stuk: Van dan af hebt gij uwe [=president Wilson] gevoelens van vriendschap en genegenheid voor de zo erg geteisterde natie uitgedrukt. En weldra kwamen deze gevoelens aan het daglicht in de schitterende milddadigheid van het Amerikaanse volk. De "CRB" kwam tot stand onder leiding van Hoover aan wien 103 den Koning titel Vriend van België verleende (OVATIE).
De naoorlogse euforie speelde grotendeels mee in de totstandkoming van deze lovende woorden, maar vanwege het knip en plak werk van de Vooruit, valt niet met zekerheid af te leiden of het dagblad in hetzelfde discours was mee gestapt. De ruimte die aan het artikel werd gewijd, doet wel vermoeden dat de socialisten veel belang hechtten aan het bezoek van de Amerikaanse president en de groeiende interdependentie tussen de twee naties. Hoover zelf kwam, naast bovenstaand excerpt uit de speech van Hymans,echter niet aan bod.
Voor iemand die in de naoorlogse literatuur als ‘redder van België’ werd betiteld, viel er betrekkelijk weinig (expliciete) berichtgeving over zijn daden te vinden. Hoover werd meestal terloops genoemd in artikels over voedselbevoorrading en vredesonderhandelingen, maar was zelden de protagonist van het artikel. Mogelijk waren de Belgen reeds voldoende op de hoogte van Hoover's belangrijke rol, ofwel waren de socialisten in en rond Gent die de Vooruit lazen niet volledig overtuigd van zijn daden. In de verslaggeving werd meer de klemtoon gelegd op de hulpverlening van de Verenigde Staten als natie, dan op de rol van Hoover als voorzitter van de C.R.B., omdat het beter in het socialistisch discours van internationale solidariteit paste.
2.1.3. Beeldvorming van Hoover tussen 1920-1928 De volgende zes jaar kwam Hoover, hoewel niet frequent, merendeel positief naar voor in de berichtgeving van de Vooruit. Zijn werk voor de sociaaleconomische reconstructie van Europa was bewonderenswaardig maar schoot, volgens de Vooruit, nog op enkele vlakken tekort. Wanneer, bijvoorbeeld, Hoover besloot dat de Verenigde Staten te veel lasten droegen en ze haar inzet wou beperken tot de meest behoeftige regio's, waaronder België, bekritiseerde de Vooruit deze
102 103
Vooruit, ‘Wilson in Brussel’, 21 juni 1919, p. 1. Vooruit, ‘Wilson in Brussel’, 21 juni 1919, p. 1.
40
strategische terugtrekking door te wijzen op verschillende ‘vergeten’ regio's waar Amerikaanse hulp nodig was.104
De meeste paginaruimte in een partijpolitieke krant als de Vooruit werd logischerwijs gewijd aan thematische artikels die aansloten bij de partijideologie. Voor de Vooruit waren dat voornamelijk syndicale acties in België en de internationale socialistische beweging. De artikels waarin Hoover voorkwam, waren daarom vaak klein en bevatten zelden een oordeel over zijn persoon en/of zijn verwezenlijkingen. Eind februari 1921 kreeg Hoover het ambt van minister van Handel aangeboden in het kabinet van president Harding. In de krant van 26 februari 1921 schreef de Vooruit dat ‘de nieuwe Amerikaanse regering nog sterker zal worden door de aanstelling van Hoover.’ Dit is één van de
weinige zuivere hints, die een appreciatie van Hoover's activiteiten, of in dit geval zijn opwaartse mobiliteit in de Amerikaanse politiek, impliceerde.
Tussen juli 1921 en juli 1922 handelde de meeste berichtgeving, in verband met Hoover, over de hulpverlening van de Verenigde Staten aan de Sovjet Unie.105 De Vooruit wist maar al te goed dat de Amerikaanse politieke top, waar Hoover sinds kort deel van uitmaakte, tegen het Bolsjewistisch Rusland was. Hoover werd desondanks naar voor geschoven als de eerste die besefte dat de heropleving van de Russische economie gevrijwaard moest worden, wilde de Europese reconstructie een succes worden. Hij was dan ook degene die de hulpverleningsoperatie aan Rusland leidde en bijna wekelijks in de Vooruit werd gerapporteerd. Zijn beweegredenen waren overduidelijk economisch en kapitalistisch getint 106, maar het was pas enkele jaren later dat de Vooruit deze attitude in haar publicaties zou bekritiseren. Voorlopig belastte zijn ministerambt hem, in de nasleep van de wereldoorlog, nog met het schadevergoedingsvraagstuk waar zijn benadering van de problematiek goed ontvangen werd door het socialistisch dagblad. Hoover pleitte onder andere voor een actieve hulpverlening van Amerika aan Europa, maar dan moest er aan enkele voorwaarden voldaan worden. Deze voorwaarden kunnen samengevat worden in twee pijlers, namelijk 'Ontwapening' en 'Democratie'. De Vooruit redeneerde dat, om aan de voorwaarden van Hoover te voldoen, kapitalistische regeringen vervangen moesten worden door sociaaldemocratische.107 Tegen augustus 1922 had Hoover in die mate de steun van de Vooruit gewonnen dat de krant zijn kandidatuur voor ‘Amerikaans vertegenwoordiger in de Commissie van Herstel’ steunde. Deze functie belastte hem met de herstelbetalingskwestie van Duitsland: 104
Vooruit, ‘ Amerikaanse steun aan Hoover’, 11 januari 1920, p. 1. Vooruit gebruikt zelden de term ‘Sovjet Unie’, men houdt er liever vast aan de term ‘Rusland’. 106 Kapitalistisch in die zin dat men hoopt het Bolsjewisme in te perken door de mensen van extreme armoede te redden. Men gelooft in die periode oprecht dat extreme armoede tot radicalisme leidt. 107 Vooruit, ‘Het vraagstuk der schadevergoeding: wat wil en kan Amerika?’, 10 juni 1922, p. 1. 105
41
Hoover, die het vertrouwen van de Europese regeringen geniet, zou de economische toestand van 108 Duitsland kunnen analyseren en er over beslissen wat Duitsland kan betalen.
Voor de Vooruit had Hoover in Rusland reeds bewezen, dat hij op basis van een rationeel onderzoek, de beste beslissingen kon nemen inzake het herstel van de wereldeconomie. Ze hadden het volste vertrouwen in Hoover om een evenwichtig herstelbetalingsplan te vinden, dat Duitsland de verdiende ‘boetes’ zou opleggen zonder het land in crisis te doen hervallen, wat implicaties voor de gehele Europese economie zou hebben. Nog een ander facet van zijn taak als minister van Handel en Amerikaans vertegenwoordiger in de Commissie van Herstel, was de afbetaling van de schulden van Europa aan de Verenigde Staten.109 De torenhoge schulden van Europese naties aan de Verenigde Staten wogen zwaar op het herstel na de wereldoorlog. In Belgische regeringskringen werd gevreesd dat volgende generaties die schulden nog zouden meedragen.110 Verschillende Europese kreten riepen op tot vermindering of zelfs afschaffing van de schulden. In de Verenigde Staten was daar natuurlijk geen gehoor voor. Hoover zelf kwam op de proppen met een voorstel voor een afbetalingsplan zonder knellingen. Er werden geen details van dit plan in de verslaggeving van de Vooruit gevonden maar Hoover’s redenering, dat de afschaffing van de schulden het meeste weerslag op de gemiddelde Amerikaanse belastingsbetaler zou hebben, kon wel op bijval rekenen. Het schuldenvraagstuk sleepte nog jaren aan en zou tijdens Hoover's presidentschap een climax bereiken. (zie 1.4.)
1923 tot en met 1926 waren jaren met opvallend weinig (zinvolle) berichtgeving over Hoover. Eens de onmiddellijk naoorlogse onderhandelingen tot bedaren kwamen, schakelde de Vooruit in haar berichtgeving over Amerika, op sensatie-nieuws over. Onvoorstelbare klimaatnieuwtjes over orkanen, tornado's, ondraagbare hitte en de toenemende criminaliteit in voornamelijk industriesteden als Chicago werden dagelijkse kost. Sinds 1920 was de prohibitiewet op alcohol van kracht gegaan. Gangsters, als de beruchte Al Capone, die illegale alcoholpraktijken runden, kwamen steeds meer naar voren in het medialandschap. Hoover's kapitalistische visie werd in deze periode langzamerhand duidelijker. Op 20 maart 1926 vatte de Vooruit het nagenoeg samen als: ‘Alleen een gezond Europa, kan een goede koper zijn .’ 111 De dominantie van economische ideeën als ‘Vraag & Aanbod’ en ‘Winst’ zouden in de volgende jaren Hoover (en de Verenigde Staten) vaker in een minder goed daglicht plaatsen.
108
Vooruit, [geen titel], 28 augustus 1922, p. 1. Hoover werkte niet individueel aan al deze herstelplannen. Hij werkte het meeste samen met de Amerikaanse ministers van Buitenlandse Zaken en Financiën maar, hoogstwaarschijnlijk, wegens zijn voorgeschiedenis met België, werd Hoover in deze Belgische krant als hoofdactor naar voor geschoven. 110 Vooruit, ‘Zullen de VS tussenkomen?’, 1 september 1922, p. 1. 111 Vooruit, ‘Alleen een gezond Europa kan een goede koper zijn’, 20 maart 1926, p. 3. 109
42
In 1927 werd voornamelijk gerapporteerd over de overstroming van de Mississippi. Hoover werd door president Coolidge verantwoordelijk gesteld voor de ravitaillering. Zijn pragmatische aanpak werd danig in de verf gezet maar eender welke verwijzing naar zijn soortgelijk werk in België, gedurende de Wereldoorlog, is onvindbaar. Kritische artikels over de Amerikaanse mentaliteit begonnen wel gaandeweg opgang te maken. Waar in vorige jaren de kritiek op Hoover tot een absoluut minimum bleef, kwam er meer en meer een ambigue beeldvorming van de voormalige voorzitter van de C.R.B.
In februari reeds, verweet de Vooruit Hoover dat hij de groeiende
Amerikaanse welvaart overdadig aankaartte en verklaarde Hoover dat deze zich wereldwijd zou verspreiden, terwijl er onmiskenbaar een periode van een groeiend aantal faillissementen en een productieoverschot was ingezet.112 Een half jaar later publiceerde de Vooruit een artikel waarin het zich kantte tegen de Amerikaanse mentaliteit, een gestandaardiseerde luxe-mentaliteit waarin het aangaan van talloze kredieten om een schijn van welstand hoog te houden de norm was.113 De Vooruit sloot zich aan bij de Amerikaanse kritische beweging van Upton Sinclair, Sinclair Lewis, Mencken en Bernard Shaw maar besloot dat het, afgezien daarvan, veel kon leren van de Amerikaanse economie. Hoover kwam in dit artikel naar voor als de grote leermeester van de ondernemingszin, durf en moderne rationalisaties in de economie. Het pleidooi voor een verstandige houding ten opzichte van Amerika won het van een achteloze Amerikahaat.114
Vanaf januari 1928 draaide de berichtgeving van de Vooruit over Hoover alleen nog maar om zijn deelname aan de presidentsverkiezingen in november dat jaar. Het socialistisch gedachtegoed van de Vooruit viel echter niet te rijmen met het programma van de Republikeinse Partij waarvoor Hoover als presidentskandidaat opkwam. Desalniettemin publiceerde de Vooruit bij aanvang van de strijd geen denigrerende artikels. Tot en met mei 1928 bleef de berichtgeving over Hoover's presidentscampagne zeer neutraal. In maart 1928 verscheen er een kort bericht over 'de petroleumschandalen'
115
waarin Hoover
betrokken zou zijn, maar nadien werden de geruchten nooit meer aangehaald. Er kunnen verschillende redenen bedacht worden om dit te verklaren, gaande van een gebrek aan interesse tot een gebrek aan informatie aangezien veel inlichtingen van internationale agentschappen als Reuters en Havas afkomstig waren. Een onwil om Hoover's naam door het slijk te halen lijkt eerder ver gezocht. Toch kon er een wijziging in de berichtgeving opgemerkt worden vanaf ruwweg mei 1928. Democratisch kandidaat, Alfred Smith, stond meer in de kijker en er kwam een opvallend overwicht aan berichten over (doel)groepen die tegen Hoover zouden stemmen onder andere 112
Vooruit, ‘Amerika op zijn hoogtepunt’, 10 februari 1927, p. 1. Vooruit, ‘Buitenlands Overzicht: Amerika – Het voorbeeld van een Nieuwe Wereld’, 27 augustus 1927, p. 1. 114 Ibidem 115 Republikeinen, waaronder Hoover, hadden een akkoord gesloten met oliemagnaat Sinclair om de partijkas te spijzen. 113
43
boerenorganisaties 116 , de Amerikaanse arbeidersfederatie 117 , jagersbonden 118 en zelfs de progressieve fractie van de Republikeinse partij119. De Vooruit gaf natuurlijk haar voorkeur aan socialistisch kandidaat Norman Thomas, maar besefte dat deze nooit een overwinning zou halen, aangezien 'het land van de Dollar' het socialisme in de kiem smoorde. Artikels over de twee grootste partijen haalden desondanks regelmatig de voorpagina. Het werd pijnlijk duidelijk dat Hoover's deelname aan de presidentsverkiezingen geen goed had gedaan aan zijn reputatie in België, en nog minder door zijn deelname als Republikeins presidentskandidaat: De Republikeinen, die M. Hoover als kandidaat stellen, zijn de partij der groote nijverheids- en financiebelangen. Het is tevens de partij der puriteinen, der zuivere en honderd per cents Amerikanen, de partij van den dollar en van den Amerikaanschen hoogmoed. (...) Hoover is de kandidaat van den nationalen Amerikaanschen hoogmoed, van de bevordering der kapitalistische ontwikkeling in Amerika, ten alle prijze, van verscherpt Amerikaansch protectionisme. (...) Hoover heeft ook de overweldigende macht van het geld achter zich. En hij zal er wel iets op vinden om de Amerikaansche boeren te 120 paaien.
De Republikeinse partij incorporeerde alles waar de socialistische Vooruit zich tegen afzette. Hoover was al jaren lid van de Republikeinse Partij maar deze identiteit had hem tot nog toe niet zo'n schade aangebracht. Smith werd een stuk positiever beschreven: Smith is een merkwaardig man. Hij heeft in zijn eigen staat [=New York] het vertrouwen van 'the Man in the street' en ook van diegenen die bij 'the Man in the street' in dienst zijn. De grote Wall Street mannen beschouwen hem als veiliger dan Hoover. [...] Er is een mogelijkheid dat deze gouverneur van 121 New York de man zou kunnen worden die kapitaal en arbeid in één politiek lichaam verenigt.
Uit een socialistische mond was dat laatste zo wat het grootste compliment wat een Amerikaan kon krijgen. Toch besefte de Vooruit dat de overwinning van Smith op Hoover weinig waarschijnlijk was: Hoover, die ondanks alles een populair figuur is, wegens zijn onovertroffen organisatietalent, dat hij bewees in den oorlog als hij gansche landen van hongersnood redde en na den oorlog toen hij Europa 122 weer op de been hielp.
Het leek alsof de Vooruit niet langer erkende dat België het ‘gansche land’ was dat hij ‘van hongersnood redde.’ In verschillende artikels werd een overzicht van zijn loopbaan gegeven waar telkens zeer kort
werd ingegaan op de organisatie van de levensmiddelenvoorziening en de verzorging van de nodige geldleningen voor België. Zijn humanitaire hulp in Tientsin na de Bokser-opstand, waar in doorsnee biografieën weinig over wordt gezegd, kreeg paradoxaal meer paginaruimte dan zijn Belgische 116
Vooruit, ‘De voorbereiding der presidentsverkiezing in Amerika’, 16 juni 1928, p. 1. Vooruit, [geen titel], 1 september 1928, p. 1. 118 Vooruit, [geen titel], 23 september 1928, p. 3. 119 Vooruit, ‘ De kiesstrijd in Amerika – Wie zal het winnen: Smith of Hoover?’, 28 oktober 1928, p. 2. 120 Vooruit, ‘ De Amerikaansche presidentsverkiezing’, 30 juni 1928, p. 1. 121 Vooruit, ‘ De strijd om het presidentschap in Amerika’, 4 juli 1928, p. 1. 122 Vooruit, ‘De Amerikaansche presidentsverkiezing’, 30 juni 1928, p. 1. 117
44
operaties. Op de koop toe meldde een artikel van 9 november 1928 dat hij, na zijn overwinning, uit China talrijke gelukwensen ontving waarin dankbaar werd herinnerd aan zijn werk in Tientsin. Maar over Belgische gelukswensen lazen we in deze Belgische krant helemaal niets.
Eens de euforie van de oorlogsoverwinning en de hulp van de Verenigde Staten om dit te verwezenlijken was uitgewerkt, trad het radicale kantje van de Vooruit weer op de voorgrond. De Verenigde Staten waren kort voor de oorlog, maar vooral dankzij de oorlog, uitgegroeid tot een supermacht, die plots een voorbeeldrol voor de rest van de wereld wilde en mocht spelen. De Vooruit met haar socialistische inslag was allesbehalve overtuigd van Amerika's superioriteit en vereenzelvigde de natie met puur kapitalisme. Hun persoonlijk synoniem voor de VS was niet voor niets, ‘het land van de dollar’. Alles draaide er om geld, macht, trusts en holdings. Desondanks had de beeldvorming van Hoover in de Vooruit een andere inslag in de periode voor zijn presidentschap. Zijn onfeilbare inspanningen voor de reconstructie van de Europese economie mochten dan wel kapitalistisch geïnspireerd zijn en zijn reputatie als voorzitter van de C.R.B., dé organisatie die grotendeels (niet volledig want het C.N. had ook een gerenommeerde reputatie) verantwoordelijk was voor de ravitaillering van België, werden nauwelijks nog herinnerd eens de Amerikanen uit België waren vertrokken. Toch deed de Vooruit zijn best om Hoover op een ander niveau te evalueren dan het kapitalistisch Amerika. Julio Delva besloot in zijn licentiaatsverhandeling van 2001 dat de beeldvorming van de Verenigde Staten tussen 1919-1930 in de Vooruit uitermate negatief was. Hoewel zijn research grondig was, beperkte zijn informatie over Hoover zich tot diens presidentsverkiezing waar hij volgens Delva als een incompetent individu werd afgeschilderd.123
2.1.4. Beeldvorming van Hoover tijdens diens presidentschap (1929-1932) Dat de Vooruit niet tevreden was met Hoover's overwinning werd reeds duidelijk bij diens inaugurale rede waarin hij sprak over de naoorlogse voorspoed in Amerika, het particulier bezit, de slechte kanten van staatsinmenging, de illegale alcoholhandel en de ontwikkeling van het onderwijs. Hij verklaarde dat Amerika zich wou inzetten voor de vrede zonder belemmeringen te ervaren van verplichtingen, die aan de Volkenbond werden opgelegd. Amerika wilde vrij zijn om zich op alle vlakken te kunnen ontwikkelen, dus ook wat betreft de militaire vooruitgang. Voor de socialisten van de Vooruit was dit ‘een kapitalistische rede van het zuiverste water.’ 124
123
Delva (J.), Het beeld van de Verenigde Staten in drie Vlaamse dagbladen (1919-1930): De Standaard, de Vooruit, Het Laatste Nieuws, Licentiaatsverhandeling aan de RUG, 2001, p. 238. 124 Vooruit, ‘De eedaflegging van president Hoover’, 7 maart 1929, p. 1.
45
Niet veel later kondigde Hoover een verhoging van de douanetarieven aan. Deze protectionistische politiek hield in dat de productiekosten voor (Belgische) exportgerichte bedrijven stegen. België was voor de oorlog reeds een exporterend land en had zich, sinds de bevrijding, weer in die positie proberen te herstellen. Om de verhoogde productiekosten vanwege de douanetarieven te compenseren, waren de ondernemers geneigd om de lonen te doen dalen. Het stond dus vast dat de belemmering van de Europese uitvoer gepaard ging met een economische uitputting en algemene verarming in Europa. De Vooruit speculeerde dat de Verenigde Staten, onder de leiding van Hoover, wel eens in staat kon zijn een blijvende economische groei in de VS te garanderen op de rug van de Europese bevolking. Hoover's preoccupatie met de nieuwe tarieven, die de Amerikaanse economie garandeerden, zette veel vraagtekens bij zijn voorstel voor de schuldenregeling. De Vooruit kon maar moeilijk haar teleurstelling verbergen: Toen de heer Hoover tot president verkozen werd, ging er in Europa een zucht van verlichting op, en voorspelde reeds een wijziging in de houding van de VS tegenover de Europese staten in verband met de schuldenregeling. Zonder trapsgewijze vermindering of afschaffing van de schulden zal Europa nooit meer haar vooroorlogs economisch niveau behalen. Met veel nieuwsgierigheid werd de openingsrede van de nieuwe president afgewacht, die uiteindelijk een ontgoocheling bleek. Hoover sprak over twee dingen: behoud van de economische bloei en behoud van algemeen volkswelzijn. Over de schulden 125 geen woord.
De weerstand tegen het Amerikaans protectionisme en het uitblijven van een degelijke schuldenregeling waren de hoofdthema's in de rapportering over Hoover in diens eerste jaar als president. Eind oktober kregen de Verenigde Staten af te rekenen met de befaamde beurskrach maar de Vooruit wijdde er weinig paginaruimte aan en maakte geen meldingen van Hoover als staatshoofd terwijl in de Amerikaanse pers Hoover werd platgebombardeerd met negatieve berichtgeving omdat zijn liberaal-economische overtuigingen hem beletten in te grijpen in de achteruitgaande situatie. In de Vooruit werd Hoover zelfs expliciet niet verantwoordelijk gesteld voor ‘het failliet van het 126
kapitalisme’.
De macht van grote economische agglomeraties en een voortdurende ontwikkeling
van oorlogstechnieken, waar miljoenen dollars in werden gepompt, zouden volgens de Vooruit aan de basis liggen van de snelle achteruitgang in de VS, zonder dat deze de schuld waren van de nieuwe president: Men herinnere zich hoe de Amerikaanse trusten de ontwapeningsconferentie van Genève deden mislukken en hoe zij Hoover's besprekingen met Mac Donald wilden saboteren door valse geruchten, 127 die wantrouwen moesten scheppen.
125
Vooruit, ‘Amerikaansch protectionisme’, 19 juni 1929, p.1. Vooruit, ‘Het failliet van het kapitalisme’, 16 november 1929, p. 1. 127 Ibidem. 126
46
Hoewel het als een aanval op Hoover's leiderscapaciteiten geïnterpreteerd kon worden, in die zin dat hij niet in staat was de macht van de trusts te minimaliseren, werd het in zekere mate nog voor de voormalige voorzitter van de C.R.B opgenomen in de Vooruit. Zijn simpliciteit en koel rationalisme waren ook iets wat hem onderscheidde van andere, meer corrupte, Amerikaanse politici: Iedereen heeft met verlangen uitgekeken naar de rede van president Hoover, die een bezegeling was voor het akkoord tussen hem en Mac Donald. 'Hoover heeft niet gesproken als een gewone diplomaat die met woorden speelt om niets te zeggen. Hij heeft de taal van het gezond verstand laten horen en hij deed meteen een beroep op de volken om eindelijk in te zien op welke gevaarlijke helling de wedijver 128 der bewapeningen hen opnieuw brengen kan.
Een onvervalste amicale relatie heeft de Vooruit nooit met Hoover onderhouden. Wanneer 22 februari 1930 berichten binnenstroomden over de verijdeling van een moordaanslag op Hoover door Nicolas Acosta, werd er door de Vooruit emotieloos en volledig neutraal gerapporteerd en werd er geen vervolg aan het verhaal gebreid. Er kwam ook steeds meer nadruk op Hoover's onkundigheid als president: De senaat keerde zich steeds meer tegen hem129, en de onderhandelingen, met betrekking tot het vlootverdrag en de ontwapening, sleepten aan. Maar er werd wel geschreven dat Hoover uitstellingen van onderhandelingen ten zeerste tegenwerkte, hoewel zijn inspanningen niet veel impact hadden.
Koptitels van artikels spraken vaak ook boekdelen. ‘President Hoover over den wereldkrisis - de werklozen moeten hun plan trekken’
130
suggereerde een zeer vijandige houding. De Vooruit rapporteerde in het
desbetreffende artikel over een redevoering van Hoover waarin hij verklaarde dat ,niet Amerika maar de overdonderende gevolgen van de Wereldoorlog, verantwoordelijk waren voor de economische en maatschappelijke ontwrichting van de samenleving. Waar de Vooruit zich vooral druk over maakte, was dat Hoover de Amerikaanse protectionistische politiek bleef verdedigen en weigerde de Verenigde Staten open te stellen voor een uitbouw van een sociaal beschermingsstelsel, waar de Belgische socialisten reeds vele jaren hun energie in staken.131 Niet veel later wijzigde de houding jegens Hoover weer. Vanaf 21 juni 1931 werd er dagelijks op de voorpagina (of tweede pagina) gerapporteerd over het moratorium van één jaar op de oorlogsschulden, dat door Hoover aan de Europese naties werd voorgesteld. De koptitels werden weer amicaler, zoals 'Amerika bekommert zich om den toestand in Europa.'132 Zijn voorstel was om 128
Vooruit, ‘ De belangrijke rede van Hoover’, 14 november 1929, p. 1. Vooruit, ‘ Aanvallen op president Hoover in den Amerikaanschen Senaat’, 10 mei 1930, p. 3. 130 Vooruit, ‘ President Hoover over den wereldkrisis – de arbeiders moeten hun plan trekken’, 17 juni 1931, p. 2. 131 De socialisten waren niet de enige groep die zich actief bezighielden met het promoten van een Belgische Sociale Politiek. Katholieken en bepaalde (progressieve)liberalen zagen sinds het einde van de negentiende eeuw steeds meer baat bij een betere bescherming van de werknemers. Arbeidersorganisatie, waarvan de socialisten de eerste waren om er op te richten, waren verantwoordelijk voor het aanbrengen van de verpaupering als oorzaak voor een achteruitgaande economie 132 Vooruit, ‘ Amerika bekommert zich om den toestand in Europa’, 21 juni 1931, p. 1-2. 129
47
gedurende één jaar alle schuldvorderingen van alle regeringen op te schorten. Het voorstel werd aangeraden door Mellon, Amerikaans minister van Financiën, die Duitsland, gebukt onder torenhoge schulden aan de geallieerde naties, als de aanzet tot de diepe economische crisis zag. De luttele twaalf maanden zonder afbetalingen waren bedoeld om alle Europese regeringen de kans te geven orde op zaken te stellen zodat een verdere verslechtering van de economische toestand vermeden kon worden. Het voorstel van Hoover werd in de meeste landen gunstig onthaald.133 De Vooruit was ook zeer positief over de toenadering van Hoover/de Verenigde Staten tot Europa: Door dat besluit [=moratorium] ziet Amerika af van zijn hooghartig standpunt, volgens hetwelk het niets te zien had met den warboel in Europa. Tweedens erkent president Hoover in de verklaring van zijn besluit, het verband tusschen oorlogsschulden en schadevergoedingskwestie. Derdens toont Amerika zich indirekt bekommerd om den toestand in Duitschland wat trouwens ook te voorzien was omdat er te veel geldelijke belangen van Amerikaansche kapitalisten in Duitschland mee gemoeid zijn. [...] Hoover's besluit brengt geen oplossing van den huidigen moeilijken toestand. Het doet alleszins de hoop herleven. Het kan een oplossing brengen indien het zou mogen aangezien worden als de inleiding tot een herziening van het gansche vraagstuk der schadevergoedingen en oorlogsschulden. [...] In algemeenen zin mogen wij ons toch verheugen over het feit dat de deur schijnt geopend te worden voor een nieuwe internationale politiek waarin aan 't gezond verstand meer plaats zou ingeruid 134 worden dan tot nog toe.
Hoover’s expliciete aanpak omtrent de schadevergoedingen werd lichtelijk aangeklaagd maar zijn moratorium-voorstel was volgens de Vooruit een stap in de goede richting. Men kon het ook niet laten om het kapitalisme met Amerika in verband te brengen. De Vooruit deed dit door te wijzen op de kapitalistische belangen, die meespeelden in de overweging van het moratorium. Dit gaf de Verenigde Staten, en bijgevolg ook Hoover, nog een enigszins negatief imago maar de voorstand voor Hoover's 'nieuwe internationale politiek' en zijn besef van de wereldwijde onderlinge economische afhankelijkheid was onbetwijfelbaar. De Vooruit kwam zelfs openlijk uit voor haar overeenkomsten met de Amerikaanse president: Hij [= Hoover] heeft betoogd dat het lot van alle landen verbonden is. Dat is sedert lang de reden van het internationalisme der socialisten. Hij betoogt tevens dat de enorme militaire uitgaven die de Europeesche landen zich sedert den "laatsten" oorlog permitteeren, een der bijzonderste oorzaken zijn van den huidigen slechten financieelen en ekonomischen toestand. Wij zijn moe die waarheid te herhalen. De politiek van 'den Duitscher zal 't wel betalen" leidt ons naar den afgrond. Hoover 135 bevestigt op dat gebied de waarschuwing welke de socialisten sedert 1919 lieten hooren.
Hoewel er nog steeds een toon van ressentiment klonk over het gebrek aan bereidwilligheid om te luisteren naar socialistische ideeën, kon de Vooruit klaarblijkelijk alleen maar tevreden zijn met het groeiende besef in de Verenigde Staten, van de internationale interdependentie en de nood aan
133
Vooruit, ‘Bemoeiingen van Amerika voor ekonomisch herstel in Europa’, 22 juni 1931, p. 1. Vooruit, ‘ President Hoover’s voorstel tot uitstel van betaling der oorlogsschulden’, 23 juni 1931, p. 1-2. 135 Vooruit, ‘ Het onthaal van president Hoover’s voorstel’, 24 juni 1931, p. 1+3. 134
48
internationale solidariteit.136 In hetzelfde artikel bleef men wel bewust van de hiaten die het moratorium vormde. Zo wijdde Hoover nooit uit over het ontwapeningvraagstuk en beperkte het moratorium zich slechts tot twaalf maanden ‘en dat binnen die twaalf maanden op den goeden wil van allen dient gerekend om de nieuwe internationale politiek te grondvesten.’
137
Het was dus een stap in de
goede richting maar er was nog een lange weg af te leggen vooraleer Amerika, volgens de Vooruit, ‘een goede buur’ zou zijn.138 Daarom was de Vooruit eerder geneigd het Hoovermoratorium aan te nemen en daarna tot onderhandelingen over gaan. De Franse regering had sinds de aankondiging van het voorstel de omgekeerde weg gekozen waardoor onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Frankrijk aansleepten en de hoop, die het moratorium deed opleven, dreigde te vervliegen. De Vooruit viel dus niet onvoorwaardelijk voor Hoover's voorstel en rekende er op dat, na de aanvaarding, aanvullende afspraken omtrent de ontwapening en (hopelijk) een vermindering van de schulden toegevoegd werden.
139
Tegen het einde van de moratorium-hype, toen de
onderhandelingen (met Frankrijk) waren afgerond en het voorstel officieel was aangenomen door alle Europese regeringen, maakte de Vooruit een balans op van het initiatief: Wij koesteren de verwachting dat het initiatief van den Amerikaanschen president den toestand gunstig zal beïnvloeden en aan onze bedreigde stikstofnijverheid de ergste beproeving zal sparen. Maar zonder Hoover moest men, al zwegen en zwijgen de onderhandelaars der konferentie hardnekkig, een katastrofe voor onze Belgische bedrijven als waarschijnlijk beschouwen. Dat verklaart de terughouding van het Belgisch antwoord en de parlementaire nederlaag van M. Sinzot, die van de 140 draagwijdte van het Amerikaansch voorstel niet het minste begrip schijnt te hebben.
We krijgen enerzijds een zicht op de Belgische politieke reactie die alleszins veel sceptischer tegenover het voorstel van Hoover stond, en anderzijds een nieuwe en meer gematigde soort 'Hoover, onze redder' mentaliteit.
Eens het nieuws over het Hoovermoratorium begon af te nemen, was het weer bijna tijd voor een nieuwe presidentsverkiezing in de Verenigde Staten. Het zag er naar uit dat zelfs de Vooruit onbewust door de populariteit van Franklin Delano Roosevelt werd gegrepen. Het merendeel van de artikels over de aankomende verkiezingsstrijd behandelden zijn kandidatuur, terwijl de negatieve pers over Hoover terug de bovenhand kreeg. De Amerikaanse boeren, onder andere, ondernamen een mars naar Washington waar ze demonstreerden voor een ‘verbetering van hun treurige,
136
Vooruit, ‘ Rond de Fransch-Amerikaansche onderhandelingen. Pers-oordelen – Het akkoord moet nog op punt gesteld worden: Er zijn nog belangrijke geschilpunten’, 7 juli 1931, p. 1-2. 137 Vooruit, ‘ Het onthaal van president Hoover’s voorstel’, 24 juni 1931, p. 1+3. 138 Vooruit, ‘President Hoover dringt op spoedige aanvaarding van zijn voorstel aan - wat zal frankrijk doen? hoe Amerika de Franse regering voor aanvaarding wil overtuigen. - De Dtse socialisten voor een verstandhouding met Frankrijk’, 25 juni 1931, p. 1. 139 Vooruit, ‘De diskussies rond Hoover’s voorstel: De socialisten wijzen den weg’, 26 juni 1931, p. 1+6. 140 Vooruit, ‘ Het voorstel Hoover en de beurzen’, 10 juli 1931, p. 1-2.
49
141
economische toestand.’
Op 28 oktober 1932 publiceerde de Vooruit een bijna ironisch stuk over’“den
Amerikaansche maatregelen ter bestrijding der depressie.’ Vier maatregels werden erin uitgewerkt :
nieuwe regeling van de gelduitgifte, kredietorganisatie, openbare werken en privaatinitiatief. Deze stonden haaks op het socialistische ideeëngoed van de Vooruit. Koptitels als ‘Hoover zal zich schrap zetten tot het uiterste’
142
insinueerde dat de Vooruit de kansen van Hoover op een tweede termijn als
president van de VS zeer laag inschatte. Een minimale verslaggeving over een tweede verijdeling van een aanslag op Hoover deed ook een groeiende desinteresse vermoeden. In een concluderend artikel over de Amerikaanse verkiezingen, na de overwinning van Roosevelt, bleek het overwicht aan artikels over Roosevelt, geen favoritisme in te houden: Volgens een schilderachtige uitdrukking zijn zij [Hoover én Roosevelt] "Kif-Kif", anders gezegd: de eene is de ander. Beiden zijn slechts de porte-drapeau van de groote kapitalistische belangen en van geen van beiden hebben de arbeiders met hand of met geest, in den breedsten zin genomen, iets van 143 betekenis te verwachten.
De Vooruit geloofde eerder in het belang van het soort omstandigheden, dan in de persoon en de ideeën van Roosevelt als het over het succes van de nieuwe politiek van de Verenigde Staten ging. Het enige dat Roosevelt van Hoover onderscheidde was de parlementaire meerderheid, die een actievere buitenlandse politiek mogelijk maakte.
2.1.5. Beeldvorming van Hoover na diens presidentschap (1933-1940) Eens Roosevelt zijn intrede deed in het Witte Huis
144
,verdween Hoover geruime tijd uit de
nieuwsrubriek van de Vooruit. Andere bronnen meldden een vakantie van de Hoovers naar Panama maar de eerstvolgende berichten, die nog maar de naam 'Hoover' bevatten, kwamen pas in de eerste maand van 1934 voor. De thema's van de berichten waren op zijn minst triviaal: Aanhouding van één van Hoover's voormalige kabinetsleden, in verband met een luchtpost-schandaal 145 ; Hoover’s afscheidsrede voor de begrafenis van Koning Albert 146; zoon van Hoover wordt boer147. Kritiek op zijn leidersvaardigheden in zijn presidentsverleden waren nog geen deel van het verleden :
141
Vooruit, ‘ Toestand in Amerika: Hardnekkige presidentsstrijd’, 15 oktober 1932, p. 2. Vooruit, ‘ Hoover zal zich schrap zetten tot het uiterste’, 8 november 1932, p. 2. 143 Vooruit, ‘De Amerikaansche verkiezingen’, 12 november 1932, p. 1-2. 144 Vooruit, ‘ Roosevelt betreedt het Witte Huis’, 5 maart 1933, p. 3. 145 Vooruit, ‘Het luchtpostschandaal’, 4 februari 1934, p. 4. 146 Vooruit, ‘ Koning Albert begraven’, 21 februari 1934, p. 1-2. 147 Vooruit, ‘ Een zoon van Hoover wordt boer’, 26 februari 1934, p.2. 142
50
Hoover was geen groot staatsman, hij was een technicus. In een periode van voorspoed, buitengewone welvaart en uitdeinende mechanisering zou hij waarschijnlijk goed geweest zijn. Er volgde echter een periode van depressie en Hoover heeft het hoofd verloren. Zijn politiek van leningen kon niet baten en zijn regering eindigde te midden van de bankcrisis. Voor het eerst van hun bestaan hadden de 148 Amerikanen schrik. Toen nam de nieuwe president het bewind in handen.
In januari 1935 publiceerde de Vooruit gedurende enkele weken dagelijks een artikel onder de tijdelijke rubriek 'In het land van den blauwen arend' met als eerste reportage 'De geschiedenis van een faillissement.' Zes jaar na de eigenlijke beurscrash werd hij de 'president van het failliet'.149 Het was vooral zijn voortdurend ontkennen van de grootte en diepgang van de crisis die hem deze naam had opgeleverd: Drie jaren lang herhaalt Hoover dat de welvaart aan het keerpunt staat, maar dit keerpunt is men reeds voorbij, en de Amerikaansche luchtsteen is aan het dalen. Hier ook schijnt niets hem te kunnen weerhouden. [...] Het vertrouwen is verloren. De krisis is daar, en millioenen mensen zijn reeds werkloos. De tijden zijn veranderd. Zelden waren een man en een partij zoo populair als de voorzitter Hoover en de Republikeinen in 1928. Zelden werden een voorzitter en een partij zoo hevig bestookt als 150 Hoover en de republikeinen in 1933
In volgende reportages van 'Het land van de blauwen arend' kwam Hoover's naam af en toe terug, maar telkens in zijn rol als Roosevelts gefaalde voorganger. De twee politici waren niet erg op elkaar gesteld. Hoover’s bemoeiingen met Roosevelts beleid waren vaak scherp en concentreerden zich vooral op de financiële politiek. Hoover, die nooit veel had gevoeld voor staatsinmenging, opteerde voor een meer evenwichtige begroting. Buitensporige uitgaven, zoals onnodige openbare werken en het in stand houden van een kolossaal bureaucratisch apparaat, vond hij louter verspillingen van belastingsgelden.151 Voorts was hij een voorstander van de terugkeer naar de goudstandaard en een stabilisatie van de dollar op het toenmalige niveau. 152 Ten slotte had Hoover nog kritiek op wat de Vooruit de 'morele zijde van de politiek van de regering' noemt 153: De regering dient in te zien dat het geld eerst verdiend moet worden, alvorens men het kan uitgeven, terwijl ook het gegeven woord van de natie op financieel gebied moet worden geëerbiedigd. Een natie is immoreel, indien zij haar verplichtingen niet nakomt, inflatie aanmoedigt als betalingsmiddel en geld 154 leent zonder te denken aan de toekomst.
Zijn kritische pleidooien deden vermoeden dat Hoover het in de verkiezingen van 1936 weer tegen Roosevelt zou opnemen. De Vooruit publiceerde echter in december 1935 de resultaten van een referendum omtrent de volgende Republikeinse presidentskandidaat. Hoover moest het onderspit 148
Vooruit, ‘De VS en de crisis een universiteitsvoordracht door prof. Blanchard’, 5 mei 1934, p. 5. Vooruit, ‘ In het land van den blauwen arend: De geschiedenis van een faillissement’, 24 januari 1935, p. 3. 150 Ibidem. 151 Vooruit, ‘ De politiek van Hoover’, 18 november 1935, p. 3. 152 Vooruit, ‘ Politiek in de VS: Geen terugkeer tot de Goudstandaard’, 23 februari 1935, p. 2. 153 Vooruit, ‘ De politiek van Hoover’, 18 november 1935, p. 3. 154 Ibidem. 149
51
delven voor Frank Knox (uitgever van de Chicago Daily News) en senator Borah (van Idaho) die twee keer zoveel stemmen konden binnenrijven dan Hoover.155 Pas tegen september 1936 kwamen officiële berichten binnen dat Hoover zich weer op politiek vlak wou inspannen, onder andere door de verkiezingscampagne van de Republikeinse presidentskandidaat, Alfred Landon, gouverneur van Kansas te ondersteunen. 156
Roosevelt behaalde echter opnieuw de overwinning met een
‘overweldigende meerderheid’ 157. De Vooruit nam van de gelegenheid gebruik om Hoover’s nederlaag van vier jaar geleden nog eens op te rakelen.
Hoover's reputatie van oorlogsorganisator bleef echter onaangetast. Wanneer de Spaanse burgeroorlog uit de hand begon te lopen, wenste de Volkenbond een verantwoordelijke aan te duiden voor de ontruiming van Madrid ter bescherming van de burgerbevolking. Het was de eerste keer in jaren dat de Vooruit, Hoover nog eens als 'voorzitter van steunkommissie in België' beschreef.158 Een opvolging van Hoover's werk in Spanje is er echter nooit gekomen.
De sfeer sloeg niet veel later weer om wanneer Hoover een zoveelste kritiek op het beleid van Roosevelt gaf. Hij beschuldigde Roosevelt ervan het Hooggerechtshof ondergeschikt te willen maken aan het politieke gezag. Nieuwe, jongere en progressieve ambtenaren deden hun intrede in het Hooggerechtshof. Hoover en andere reactionairen vreesden deze progressieve instroom. De Vooruit ging echter met Roosevelt akkoord, in die zin dat de reactionairen, door het in twijfel trekken van de democratisch verkozen ambtenaren, zelf anti-democratisch waren.159 Berichtgeving over Hoover was sinds het einde van zijn presidentschap gestaag afgenomen. De artikels werden kleiner en hij werd voornamelijk aangehaald als Roosevelts voorganger. In december 1937 kwamen de eerste geruchten over een bezoek van de ‘oud-president’ aan België. 160 Hij werd uitgenodigd door het Nationale Hulp-en Voedingskomiteit, de Universitaire Stichting en de Francqui Stichting om 'nogmaals jegens hem den dank van België tot uitdrukking te brengen .' 161 De Vooruit berichtte (van 18 tot en met 25 februari 1938) vrij kort over alle plechtigheden tijdens het bezoek van Hoover. Nog opvallender was dat de artikels niet de voorpagina’s haalden. Die werden op dat moment ingepalmd door het overlijden van Edward Anseele, de oprichter van het dagblad. Een artikel over het bezoek van Hoover aan de Gentse universitaire instellingen 162 had wel de voorpagina 155
Vooruit, ‘ Wie wordt Roosevelts tegenkandidaat in 1936?’, 1 december 1935, p. 5. Vooruit, ‘ De verkiezingsstrijd in de VS: Hoover gaat weer in de politiek’, 7 september 1936, p. 3. 157 Vooruit, ‘ Overweldigende meerderheid voor president Roosevelt’, 5 november 1936, p. 1+3. 158 Vooruit, ‘Hoover met een belangrijke opdracht belast? Op voorstel van Eden?’, 19 december 1936, p. 2. 159 Vooruit, ‘President Roosevelt doet een aanval op het Hooggerechtshof - Hij wil de conservatieve geest breken de reactionairen (Hoover) voelen zich bedreigd’, 8 februari 1937, 2. 160 Vooruit, ‘ Oud-president Hoover zou naar België komen’, 22 december 1937, p.1. 161 Vooruit, ‘ Hoover naar België’, 19 januari 1938, p. 5. 162 Vooruit, ‘Het bezoek van ex-president Hoover aan de Gentsche universitaire instellingen’, 24 februari 1938, p. 1-2. 156
52
gehaald.163 Het dagblad publiceerde gedwee de redevoeringen van dank aan de ‘ex-president’. Bij zijn vertrek toonde de Vooruit dat Hoover geen steenkoude politicus was, zoals in veel literatuur wordt geïmpliceerd (zie 1.6.3. en 1.6.4.), maar een vereerde Amerikaan die een intieme vriendschapsband met de Belgische natie had verkregen.164
Wanneer de spanningen in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog opliepen, was Hoover aanvankelijk nog overtuigd van een goede afloop. Door zijn ervaringen op de frontlinie tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij in de Verenigde Staten, schoorvoetend weliswaar, door Roosevelt aangewezen om naar Europa te reizen waar hij de gespannen situatie, door het groeiende fascisme en de macht van Adolf Hitler, moest analyseren. Na onderhandelingen met een dozijn Europese regeringshoofden, concludeerde Hoover dat de situatie in Europa gevaren opleverde maar er in de naaste toekomst geen vrees voor een Wereldoorlog hoefde te zijn.165 Maar de situatie verslechterde drastisch en Hoover betuigde systematisch zijn afschuw voor de ‘gewapende dictaturen die in verschillende landen de democratie hebben verdrongen .’
166
Er kwam weer een nobelere Hoover naar
voor in de Vooruit, die zich inzette voor internationale overeenkomsten ter bescherming van de burgerbevolking. 167 Drie maanden na de inval in Polen startte Hoover een hulpfonds, die de bevolking van zowel Polen als Finland een handje wou toesteken.168 Sindsdien werd er systematisch gerapporteerd over Hoover's hulporganisatie en zijn persoonlijke donaties aan de hulpfondsen. 169 Als een feniks herrees zijn filantropische reputatie.
2.2.
L'Indépendance Belge
2.2.1. Over L'Indépendance Belge L’Indépendant werd in 1831 opgericht in Brussel. In deze krant van liberale strekking publiceerde de Belgische regering haar officiële stukken, tot aan het ontstaan van het Belgisch Staatsblad. In 1843 werd L’Indépendant vervangen door L’Indépendance Belge, maar de nummering werd gewoon voortgezet. De krant werd op het einde van de 19de 163
Zie epiloog voor meer informatie over Hoover’s donaties aan de Belgische onderwijsinstellingen. Vooruit, ‘ Hoover heeft België verlaten: Een dankwoord aan de Belgische natie’, 25 februari 1938, p. 5. 165 Vooruit, ‘Hoover gelooft niet aan een wereldoorlog in de naaste toekomst’, 20 maart 1938, p. 2. 166 Vooruit, ‘Groeiende beweging tegen de totalitaire staten - Ook Hoover veroordeelt de dictaturen’, 25 februari 1939, p. 1. 167 Vooruit, ‘Uit de VS - De Oorlogsbegroting - Voorstel van Hoover tot bescherming der burgerlijke bevolking’, 9 juli 1939, p. 2 en ‘Voorstel van Oud-President Hoover - ter vrijwaring der burgerbevolking tegenover oorlogsdaden - toezicht door commissies uit neutrale landen’, 17 juli 1939, p. 3. 168 Vooruit, ‘ Herbert Hoover sticht een hulporganisatie’, 7 december 1939, p. 3. 169 Vooruit, ‘ De heldenstrijd der Finnen’, 8 januari 1940, p. 2: Bericht dat Hoover reeds vier keer een donatie van $100 000 heeft doorgestort naar het hulpfonds. 164
53
eeuw door Ernest Solvay van de ondergang gered en verscheen tijdens de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk en daarna in Groot-Brittannië. De krant was in 1936 een ‘orgaan van nationale concentratie geworden.’170 Het laatste nummer verscheen op 13 mei 1940.
2.2.2. Beeldvorming van Hoover tijdens en kort na de oorlog (1914-1919) L’Indépendance Belge (LIB) ontvluchtte in 1914 België, om in Le Havre een censuurvrije krant uit te geven. Hoewel de krant betrekkelijk meer vrijheid had dan de Vooruit bij het schrijven, werd pas begin 1916 een eerste artikel over Hoover in verband met diens C.R.B. gevonden. Dit kon te wijten zijn aan de omzwervingen die de krant doormaakte alvorens zich in Le Havre te vestigen. Een andere mogelijkheid (bevestigd door Will Irwin –Hoover’s vriend en journalist- in zijn ‘reminiscent biography’,) was dat Hoover opzettelijk uit de media bleef. De media was wel op de hoogte van een internationale hulporganisatie voor de Belgen maar achterhaalde pas later wie er aan het roer stond. Hoe dan ook, Hoover deed begin 1916 zijn intrede in LIB en meteen werd duidelijk hoe slopend zijn job was. Via het Franse ‘Le Temps’ bemachtigde LIB een brief van Hoover waarin geruchten over illegale confiscaties van C.R.B.-voedsel door de Duitsers werden weerlegd. Cette organisation [=C.R.B.] a accompli une oeuvre spendide et nous sommes fort heureux de publier la 171 lettre qui met entièrement à néant les accusations ci-dessus rappelées.
De C.R.B. had reeds haar aanzien bij de LIB verworven. De roddels waren echter zeer schadelijk omdat ze de Amerikaanse sponsors en de geallieerde regeringen, die levensnoodzakelijk waren voor de overleving van de organisatie, deden twijfelen aan de legitimiteit van de organisatie. De voedselvoorziening voor tien miljoen mensen in België en Noord-Frankrijk kwam zo op de helling te staan. 172 Zijn brief aan de pers was een duidelijk voorbeeld van Hoover's gebruik van de media om de ravitailleringsoperatie te leiden. (zie 1.6.2.) De pers- en bewegingsvrijheid van LIB gaf ook de kans om de activiteiten in Londen, waar het hoofdbureel van de C.R.B. gelegen was, op de voet te volgen. Op een jaarlijkse vergadering van het Nationale Comité (= Brits comité dat zich inzet voor de Belgische kwestie) wist LIB precies wat er gezegd en gedaan werd. Een discours van dankbaarheid en ophemeling jegens Hoover, dat volgens Martin in de naoorlogse literatuur over de C.R.B. de norm was 173,werd door de verschillende aanwezigen gehanteerd en probleemloos overgenomen door de LIB: 170
Koninklijke Bibliotheek (2010), Belgica – L’Indépendance Belge, Geraadpleegd op 7 juli 2011 (16u34), http://belgica.kbr.be/nl/coll/jour/jourJb555_nl.html 171 L’Indépendance Belge, ‘Le ravitaillement en Belgique - une mise au point’, 20 maart 1916, p. 2. 172 Ibidem. 173 Martin (P.) De Betekenis van de Commission for Relief in Belgium in het Nationaal en Internationaal Spanningsveld (1914-1919), licentiaatsverhandeling, RUG, 1981, p. 239
54
L'Indépendance Belge a dit à diverses reprises l'oeuvre accompli par M. Herbert Hoover, l'actif rélé président du comité international, et rendu hommage à son incomparable dévouement. C'est l'une des plus hautes figures créee par la philanthropie née de la Guerre. Tout Belge sachant la reconnaissant 174 saura garder son nom.
In tegenstelling tot de Vooruit, kwam LIB pas laat op de proppen met een artikel over de oprichting en de structuur van de C.R.B.175 Desalniettemin was de berichtgeving van LIB gedetailleerder en had het meer aandacht voor Hoover's betrekking bij de oprichting en organisatie ervan.
Mogelijk was het de proximiteit tot informatie over de C.R.B. ofwel was het een techniek om de hoop onder hun lezers te bewaren maar de manier waarop LIB, tijdens de oorlog, over Hoover rapporteerde, was onvoorwaardelijk positief. Geen obstakel leek te groot voor hun held om de voedselvoorziening verder te zetten. Wanneer hij geen reservecomité oprichtte dat de hulporganisatie in bezet gebied zou overnemen als de Verenigde Staten de oorlog aan Duitsland verklaarde, organiseerde hij een speciaal kinderfonds, superviseerde hij de geldinzameling voor het aankopen van voedsel voor de Belgen of verzorgde hij garanties voor de levering van die voedingsmiddelen: Jamais la Belgique ne pourra témoigner assez de reconnaissance à cet organisateur modèle et que ce soit sur une plaque ou sur un socle l'inscription suivante sera bien justifiée: IL SAUVA LA BELGIQUE DE 176 LA FAIM.
Hoover was voor LIB de barmhartige Samaritaan, de spil waarrond de gehele hulpoperatie functioneerde. Energiek, vastbesloten en onvermoeibaar en de énige bekwaam voor de taak. 177 De verering van Hoover door LIB was evident en onbetwistbaar. Wanneer de Koning hem wilde huldigen met ereburgerschap en de titel ‘Vriend van België’, plaatste LIB een uitgebreid verslag van de ceremonie op haar voorpagina. 178 Hoover's nederigheid sierde hem en maakte hem nog populairder. Het nieuws omtrent Hoover werd na de oorlog gevarieerder. Hij keerde terug naar België om in een commissie te zetelen die de wapenstilstand besprak 179, hij sprak zich uit over het herstel van de Europese economie
180
(Amerikaanse hulp en een productieverhoging waren nodig voor de
heropbouw) en toen Koning Albert naar de Verenigde Staten reisde, was het Hoover die hem op de kade opwachtte.181
174
L’Indépendance Belge, ‘Annual meeting du National committee’, 6 mei 1916, p. 1-2. L’Indépendance Belge, ‘L'oeuvre Hispano-Américaine au secours de la Belgique - Une conférence de M. Goode’, 26 januari 1917, p. 2. 176 L’Indépendance Belge, ‘Le ravitaillement de la Belgique et M. Hoover’, 5 februari 1917, p. 1. 177 L’Indépendance Belge, ‘Le controleur-Général de l'alimentation en Amérique - Herbert Hoover et ses oeuvres: le Bon Samaritain de Belgique’, 24 april 1917, 1. 178 L’Indépendance Belge, ‘Hommage à M. Hoover’, 8-9 augustus 1918, p. 1. 179 L’Indépendance Belge, ‘La sous-commission d'armistice à Bruxelles’, 15 maart 1919, p.1. 180 L’Indépendance Belge, [geen titel], 20 augustus 1919, p. 4 181 L’Indépendance Belge, ‘ Le Roi à l’Amérique’, 12 november 1919, p. 1. 175
55
De berichtgeving over Hoover was in deze periode reeds uitvoerig. De artikels waren behoorlijk groot en bevonden zich veelal op de voorpagina. LIB volgde zijn activiteiten de wereld rond. Met het artikel over de reis van de Koning naar Amerika werd het pas echt duidelijk dat LIB, als officiële spreekbuis van de regering, Hoover als schakel tussen België en Amerika beschouwde om de banden tussen de twee naties sterker aan te halen.
2.2.3. Beeldvorming van Hoover tussen 1920-1928 Nog geen week na de ondertekening van de wapenstilstand vertrok Hoover terug naar Parijs waar hij de
American
Relief
Association
(A.R.A.)
oprichtte.
Hij
stuurde
meteen
Amerikaanse
vertegenwoordigers naar verschillende regio's in Europa om onderzoek te doen naar de noden van de bevolking. De berichtgeving over deze ‘Hoover-commissies’ kwam desondanks pas tegen 1921 echt op gang. In 1920 kreeg het eerst nog concurrentie van de berichten over een mogelijke presidentskandidatuur van Hoover. 'On dit que M. Hoover est le meiller homme pour succéder à M. Wilson' klonk het in LIB. 182 Zijn verkiezingsprogramma was overwegend liberaal : hij opteerde voor burgerlijke vrijheid, een verlaging van de belasting en een anti-mercantilistische politiek. 183 Over interventies in Europa (en de wereld) waren de Hoover-berichten in LIB minder eenduidig. Na mededelingen van een niet-interveniërende politiek 184 en een louter modererende rol voor de Verenigde Staten in de internationale politiek 185, concludeerde LIB dat Hoover voorstander was van een toetreding tot de Volkenbond, op voorwaarde dat 'Amerikaanse tradities en interesses worden beschermd.'
186
Uiteindelijk moest Hoover het onderspit delven voor Warren Harding die de
overwinning voor de Republikeinen binnenrijfde. LIB verwachtte wel dat Hoover een ministerpost in het kabinet van Harding aangeboden zou krijgen.187 Op 5 maart 1921, wanneer Harding zijn intrek in het Witte Huis nam, verscheen effectief de boodschap dat Hoover minister van Handel was geworden, zonder extra informatie. Eens het nieuws over Hoover's politieke carrière in de Verenigde Staten uitdoofde, stroomden de berichten over Hoover's werk in de A.R.A. binnen. De klemtoon lag op de bescherming van de kinderen in heel Europa waar hij een speciaal fonds voor had opgericht 188 en de Hoover-commissie in Rusland. De rapportering over deze commissie bleef tussen augustus 1921 en juni 1922 op regelmatige basis terugkomen. Hoover was echter niet altijd rechtstreeks verbonden met de inhoud 182
L’Indépendance Belge, ‘Etats-Unis - La campagne presidentielle’, 23 januari 1920, p. 2. L’Indépendance Belge, ‘Le campagne présidentielle: La "Tribune’, 29 mei 1920, p. 2. 184 L’Indépendance Belge, ‘M. Hoover, candidat à la présidence des Etats-Unis’, 26 januari 1920, p. 1. 185 L’Indépendance Belge, ‘L'Europe et M. Hoover’, 22 maart 1920, p. 2. 186 L’Indépendance Belge, ‘La candidate Hoover’, 2 april 1920, p.2. 187 L’Indépendance Belge, ‘ L’élection présidentielle : Harding et Wilson’, 7 november 1920, p.1. 188 L’Indépendance Belge, ‘la protection de l'Enfance’, 8 januari 1921, p. 1 en ‘La protection de l'Enfance" - un fonds de secours pour les enfants d'Europe’, 14 januari 1921, p.2. 183
56
van de berichten. Het was vooral zijn naam, die aan de commissie was verbonden, die zorgde dat hij nog niet snel vergeten zou worden in LIB . Het werd steeds moeilijker om Hoover in LIB op te sporen. In de tijd van de C.R.B., de vredesonderhandelingen, zijn presidentskandidatuur en zelfs in het begin van zijn werk voor de A.R.A., stond zijn naam gewoonlijk in de titel van het artikel dat meestal op de voorpagina was gedrukt. Het accent van de berichten waarin Hoover's naam te lezen was, verschoof steeds duidelijker naar de relevantie van Belgisch-Amerikaanse relaties. Aan het einde van de vorige periode (1914-1919) kon er ook reeds een groeiende tendens in de Belgisch-Amerikaanse berichtgeving opgemerkt worden. LIB, als officiële regeringskrant, was begrijpelijk geïnteresseerd in de verdere ontwikkeling van deze trend. In deze periode spitste de berichtgeving zich voornamelijk toe op de subtiele tekens van een groeiende band tussen België en de Verenigde Staten, namelijk: a) Amerikanen, tijdelijk gestationeerd in België, vieren in 1922 hun Onafhankelijkheidsdag in Brussel: L'occasion pour nous de renouveler à la Grande République un témoignage d'estime et de confiance. 189 De gratitude aussi.
b) Een Amerikaans onderzoek wees uit dat de Belgen, meer bepaald de Waalse Hugenoten, een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de Amerikaanse natie.190 Twee jaar later werd er in New York een monument opgericht ter ere van de Waalse Hugenoten die driehonderd jaar geleden in de stad arriveerden. 191 Enkele Waalse Hugenoten werden in het Witte Huis ontvangen door President Coolidge en Hoover.192 In een redevoering tijdens de openingsceremonie van het monument werd er expliciet naar Hoover's werk verwezen als uitgangspunt van de toegenomen banden tussen de twee naties.193 c) Het Comité du Monument Hoover, dat na de oorlog werd opgericht om een geschikte manier te vinden om Hoover te bedanken, schonk een beeldhouwwerk aan diens alma mater (Stanford University, California). 194
De ceremonie ter inauguratie van het monument was weer een
gelegenheid om de bloeiende relatie tussen België en Amerika aan te halen.195 d) Een bericht over een nieuwe organisatie van Emile Francqui, die expliciet belast werd met het onderhouden van de relaties tussen de Verenigde Staten en België, was weinig gedetailleerd maar
189
L’Indépendance Belge, 5 juli 1922 L’Indépendance Belge, [geen titel], 20 augustus 1922, p. 2. 191 L’Indépendance Belge, ‘ Echos et nouvelles ‘, 6 mei 1924, p. 1. 192 L’Indépendance Belge, ‘ Echos et nouvelles’, 14 mei 1924, p. 1. 193 L’Indépendance Belge, [geen titel], 22 mei 1924, p. 2. 194 L’Indépendance Belge, ‘En l’honneur de M. Hoover’, 5 november 1922, p. 2. 195 L’Indépendance Belge, ‘Le Monument Hoover à San Francisco - L'inauguration de ce monument à cïncidé avec une touchante cérémonie belgo-américaine’, 30 december 1922, p. 1. 190
57
bevatte toch weer een verwijzing naar de medewerking van Hoover en Whitlock in de bevoorrading van België tijdens de bezetting. 196
Na de oprichting van de Fondation Universitaire/Universitaire Stichting (6 juli 1920) publiceerde LIB regelmatig berichten over haar activiteiten. De nieuwe instelling dankte haar ontstaan aan Hoover, die de overgebleven fondsen van de C.R.B. aan de ontwikkeling van het Belgisch onderwijs wenste te schenken. 197 De Stichting kwam onder het voorzitterschap van Francqui en had als doel studiebeurzen te verstrekken aan studenten uit minder welgestelde families, en wetenschappelijk onderzoek in heel België te coördineren en te financieren. Normaliter kwam Hoover louter als de oprichter in de persberichten voor 198 maar toch werd, vele jaren na de gulle sponsoring van Hoover, hij regelmatig in de bloemetjes gezet. 2 augustus 1924 ontving hij een eredoctoraat in de Politieke en Economische wetenschappen aan de Universiteit van Leuven. 23 oktober 1924 werd hij van harte uitgenodigd om de vijftigste verjaardag van de Polytechnische school, waarvan hij in het erecomité mocht zetelen, te vieren. Tegen juli 1928 was de Universiteitsbibliotheek van Leuven, , weer volledig heropgebouwd. De Universitaire Stichting was voor LIB een zoveelste blijk van intense samenwerking tussen de Verenigde Staten en België, met Hoover als spilfiguur.
Hoover's link met België kwam, vanwege zijn Amerikaans ministerambt, steeds meer onder druk te staan. De Amerikaanse economie werd zijn hoofdbezorgdheid. Vanaf eind december 1925 protesteerde Hoover met man en macht tegen de Britse verhoging van de rubberprijzen. Hij stond zelf aan het hoofd van de nationale campagne tegen de rubbercontroles. Hoover werkte aan een zo groot mogelijke Amerikaanse zelfvoorziening en had daarvoor een zekere vrijheid nodig om invloed te hebben op de wereldvoorraden van importgoederen zoals rubber. 199 Aanvankelijk was de berichtgeving rommelig maar na verloop van tijd kreeg LIB meer inzicht in de situatie, zonder echter Hoover's toenemende Amerikagecentreerde handelspolitiek te bekritiseren. 200 Een bericht over groeiende politieke tegenstand in de Verenigde Staten tegen Hoover was de meest negatieve noot
196
L’Indépendance Belge, ‘Echos et nouvelles’, 15 mei 1925, p. 1. L’Indépendance Belge, ‘La fondation universitaire américaine’, 24 juni 1920, p. 1. 6 juli is de officiële datum van de stichting, gelinkt aan een officiële wet, KB was er pas 31 augustus, maar onderhandelingen over de verdeling van de fondsen waren reeds lange tijd aan de gang. Zie hiervoor 'epiloog 198 L’Indépendance Belge, ‘ La Fondation Universitaire’, 19 oktober 1920, p. 2 en ‘La Fondation Universitaire’, 10 december 1921, p. 3 en ‘Fondation Universitaire : Discours de Francqui et Hymans’, 19 november 1922, p. 2. 199 Brandes (J.), Herbert Hoover & Economic Diplomacy: Department of Commerce Policy, 1921-1928, Book Craftsmen Associates inc., New York, 1962, pp. 16-19. 200 L’Indépendance Belge, ‘ Echos et nouvelles’, 16 december 1925, p. 2 en ‘Informations économiques et industrielles’, 28 december 1925 en ‘Informations économiques et industrielles’, 30 december 1925 197
58
die in de hele rapportering over de rubberkwestie was te vinden.201 Uiteindelijk bemachtigde hij een overeenkomst tot prijsstabiliteit met de Britten.202 Verder maakte Hoover in 1926, volgens LIB, nog enkele opmerkingen over de merkwaardige economische situatie in de Verenigde Staten. Ten eerste merkte hij op dat de Verenigde Staten van de positie van schuldenaar (débiteure) naar die van schuldeiser (créditeure) was geëvolueerd.203 Hij scheen zich geen zorgen te maken over de kleine incidenten die zich reeds in Wall Street voordeden.204 Ten tweede proclameerde Hoover ook dat in de hele natie de levensstandaard van de gemiddelde werknemer nog nooit zo hoog had gelegen.205 LIB schreef deze informatie klakkeloos over uit de jaarlijkse rapporten, die Hoover aan de Kamer van Koophandel moest voorleggen, zonder de correctheid van Hoover’s beweringen na te gaan.
Het duurde ook niet lang voor Amerika ging profiteren van Hoover's expertise in rampsituaties. Wanneer de Mississippi in 1927 buiten haar oevers trad, werd Hoover in allerijl naar het rampgebied gestuurd om de hulp aan de miljoenen mensen, die plotsklaps dakloos waren geworden, te organiseren. De interesse in Hoover's meest recente humanitaire werk lag bij LIB echter relatief laag. Drie dagen 206 verscheen er op de voorpagina van het dagblad een bericht, nooit de lengte van één kolom overschrijdend, over de klimatologische ramp, noch verwees de krant naar Hoover’s werk voor de C.R.B. waar hij de meeste expertise had opgedaan om de hulporganisatie voor de overstroomde gebieden op te zetten. Dit was de eerste keer dat LIB een kans liet schieten om Hoover's band met België in de verf te zetten. De Hooverberichtgeving liep dezelfde maand nog vlotjes over in zijn nieuw presidentskandidatuur. Aanvankelijk schatte LIB de kansen van gouverneur Lowden (Illinois) om Republikeins presidentskandidaat te worden hoger in dan die van Hoover. LIB hield echter wel een voet tussen de deur door meteen aan te kondigen dat Lowden niet de hele Republikeinse Partij achter zich zou krijgen. 207 Waarom het de slaagkansen van Hoover lager inschatte, verklaarde LIB nooit helemaal. Desalniettemin moest het haar woorden terugnemen wanneer hij in december bij de laatste drie kandidaten voor de Republikeinse partij zat.208 Berichten over zijn eventueel presidentschap namen de volgende maanden echter gestaag af. Pas in juni kwam
201
L’Indépendance Belge, ‘ Nouvelles d’étranger : la guerre des matières premières’, 3 februari 1926, p.2. L’Indépendance Belge, ‘informations économiques et industrielles: la lutte pour le caoutchouc’, 4 februari 1926, p .2. 203 L’Indépendance Belge, ‘Nouvelles de l'étranger - La situation économique aux Etats-Unis - L'opinion de M. Herbert Hoover’, 20 april 1926, p. 2. 204 Met het extra geld dat Amerika als schuldeiser had binnenstromen, werd reeds gespeculeerd dat ook reeds tot die kleine incidenten leidde. L’Indépendance Belge, ‘informations économiques et industrielles: La situation économique aux E-U. ‘, 2 april 1926, p.2. 205 L’Indépendance Belge, ‘Informations économiques et industrielles, les activités financiers et bancaires americaines enregistrent de nouveaux records’, 1 december 1926, p. 2. 206 L’Indépendance Belge, ‘ On dément l’attentat de M. Hoover’, 1 mei 1927, p. 1 en ‘Le déclaration de M. Hoover’, 3 mei 1927, p. 1 en ‘New Orléans sauvé’, 4 mei 1927, p. 3. 207 L’Indépendance Belge, ‘La présidence des Etats-Unis : Le différend Hoover-Kellogg s’est accentué’, 21 mei 1927, p. 1 en ‘La présidence des Etats-Unis ‘, 8 augustus 1927, p. 1. 208 L’Indépendance Belge, ‘Les candidats des élections présidentielle’, 26 december 1927, p. 1. 202
59
er weer schot in de zaak. LIB leek plots wel overtuigd van de idee ‘Hoover als president van de Verenigde Staten’ en accentueerde opnieuw gretig de band die België met de mogelijk toekomstige president onderhield: Le nom d'Herbert Hoover est particulièrement sonore en Belgique. Il est intimement lié à l'histoire de la Belgique pendant la guerre en pendant l'occpation allemande. (...) L'on peut dire que ce fut là, sans qu'il ait voulu, le commencement de sa carrière politique, de son grand rôle dans la vie publique des 209 Etats-Unis.
Zijn politieke carrière in de Verenigde Staten spendeerde Hoover, volgens LIB, voornamelijk aan de zijlijn. Desalniettemin was men overtuigd dat: Sir Herbert Hoover est élu président de la République, il y aura à la Maison Blanche une forte 210 personnalité de qui l'action pourrait réserver des surprises.
Vanaf 16 juni was Hoover officieel Republikeins presidentskandidaat met een overwegende meerderheid van de stemmen van de Republikeinse partij (817 tegen 267 stemmen 211). De berichten concentreerden zich gaandeweg meer op de slaagkansen van zowel Hoover als Smith, de democratische kandidaat. Hoewel bovenstaande citaten een duidelijke voorkeur voor Hoover insinueerden, waagde LIB zich enkel aan officiële pronostieken van Amerikaanse specialisten, die enkel op basis van objectieve cijfers konden concluderen dat de kandidaten aan elkaar waren gewaagd.212 De band tussen Hoover en België bleef echter sterk. In ‘Herbert Hoover - Comment l'homme d'affaires américain devint le père nourricier de la Belgique occupée’
213
overliep LIB nog eens de
geschiedenis van de bevoorrading van België. Er werden indicaties gegeven waarom Hoover een goede president zou zijn, maar Smith werd daarvoor nooit van het toneel geduwd. LIB moest, als regeringskrant, ervoor zorgen dat het eender welke uitslag van de verkiezing kon ondersteunen, zodat de relatie met de Verenigde Staten niet in het gedrang kwam. Daarom hield het de dag voor de verkiezing nog steeds vast aan objectieve pronostieken op basis van het stemverleden van de verschillende staten van Amerika.214 Wanneer de uitslagen eindelijk binnen waren, plaatste LIB een groot artikel mét foto's op de voorpagina ‘Hoover remplacera M. Coolidge - 462 mandats sur 531’, niets in de aard van ‘Hoover verslaat Smith’, wat veel partijdiger zou overkomen. LIB schreef de overwinning toe aan het Amerikaans electoraat dat tevreden was met de gang van zaken. Bovendien hadden de vrouwen massaal voor Hoover gestemd, voornamelijk vanwege diens nultolerantie inzake de 209
L’Indépendance Belge, [geen titel], 14 mei 1928, p. 2 L’Indépendance Belge, ‘ Herbert Hoover : Sera-t-il président des Etats-Unis ?’, 14 juni 1928, p. 1. 211 L’Indépendance Belge, ‘M. Herbert Hoover candidat des républicaines à la Présidence : Il a été élu malgré l'opposition des fermiers du Middle West’, 16 juni 1928, p. 1. 212 L’Indépendance Belge, ‘Les élections Américains : Hoover où Smith’, 6 oktober 1928, p. 1. 213 L’Indépendance Belge, ‘M. Herbert Hoover - comment l'homme d'affaires américain devint le père nourricier de la Belgique occupée’, 12 oktober 1928, p. 1. 214 L’Indépendance Belge, ‘ Les élections présidentielle’, 6 november 1928, p. 1. 210
60
Prohibitiewet. Maar voor LIB leek het dat de Republikeinen zeer sterk stonden in de Verenigde Staten en er een ernstige crisis nodig zou zijn om hen van de macht te verdrijven. 215 LIB zou hier gelijk in krijgen. De Belgen waren hoe dan ook overtuigd van Hoover's overwinning, zijn hulp aan België was hun ultiem bewijs dat hij een groot succes zou worden. Maar houdt LIB deze overtuiging in de volgende jaren wel vol?
2.2.4. Beeldvorming van Hoover tijdens diens presidentschap (1929-1932) Nog voor Hoover zijn intrek in het Witte Huis deed, planden de Belgen alweer een festiviteit ter zijner eer. Hij was zelf niet aanwezig, maar dat weerhield de aanwezigen, onder wie de Koning en Emile Francqui, als voorzitter van de in 1925 opgerichte Amitiés Américaines, noch LIB niet om hun held met hun dankbetuigingen in de bloemetjes te zetten. Uit Hoover's inaugurale rede selecteerde LIB de vredesboodschappen van de nieuwe president: Le monde entier est en paix .... nous désirons vivre en paix avec le monde mais nous désirons aussi que cette paix soit maintenue à travers le monde ... Nous désirons étendre le règne de la justice et de la 216 raison en réduisant celui de la force.
LIB stapte ook weer volledig mee in het discours van de nieuwe president waarin hij limieten stelde aan de deelname van Amerika in de Volkenbond. De limitering was nodig om zoveel mogelijk tijd en energie in humanitaire diensten te steken. LIB stelde geen vragen bij deze verklaring. 217
De artikels over Hoover’s activiteiten als president waren slechts loutere weergaven van de feiten zonder al te veel opinie in te verwerken. Hoover kwam telkens als de verstandige, berekende, rationele politicus naar voor en het gebeurde nog vaak dat zijn nieuwe presidentstitel in LIB werd ingeruild voor zijn Belgische heldennaam, namelijk ‘président de la C.R.B.’ Aan de beurskrach werd er, net zoals in de Vooruit, geen voorpagina-artikel, groter dan één kolom, gewijd. Enkel wanneer er effecten werden waargenomen in Brussel, kon men één alinea op de voorpagina lezen over de krach in New York. De gevolgen bleven volgens LIB in België beperkt, zowel in Brussel, als in Antwerpen.218 LIB was zeer goed in het wereldwijd volgen van Hoover's activiteiten. Zijn reizen naar Europa behoorden steeds tot het voorpaginanieuws. In 1929 waren dat voornamelijk reizen naar Londen waar hij met de Britse premier, MacDonald aan ontwapeningsvoorstellen sleutelde. 219
215
L’Indépendance Belge, ‘ Hoover remplacera Coolidge’, 8 november 1928, p.1. L’Indépendance Belge, ‘Transmission de pouvoir’, 5 maart 1929, p. 3. 217 Ibidem. 218 L’Indépendance Belge, *geen titel+, 1 november 1929, p. 1. 219 L’Indépendance Belge, ‘M. Herbert Hoover viendra à Londres au printemps prochain’, 18 november 1929, p. 1. 216
61
Geleidelijk en met grote voorzichtigheid deden artikels met een ietwat kritischere noot hun intrede in LIB. In België ontstond de idee van een idealistisch Amerika. En tout cas, mon impression c'est qu'il est peu de peuples aussi sensible à des appels idéalistes que le peuple américain. Les méchants langues diront que ce n'est pas de l'idéalisme mais simplement la mentalité du troupeau obéissant, l'esprit grégaire, l'absence de réflexion, le mécanise de la vie matérielle et spirituelle, qui fait marcher le peuple à tout appel venant d'en haut. Je ne crois pas que tel soit le motif qui a inspiré l'établissement de ces universités privées, de ces hospitaux, *…+, de ces groupements pour la paix, de toutes ces choses qui chez nous ne pourraient vivre sans être financées 220 par l'Etat.
Het nationalisme in de Verenigde Staten kon op minder bijstand rekenen van LIB. Hoewel men zich waagde aan concepten als ‘Manifest Destiny’, besloot LIB dat het Amerikaans nationalisme niet altijd even zuiver was. Uit casussen leerde men dat het vaak zelfs werd uitgebuit om een hogere volgzaamheid te krijgen: Il cesse d'être util et justifie trop souvent des crimes contre la liberté d'opinion.
221
Berichten over het Hoover-gesponsord universiteitsleven bleven in de presidentsperiode nog populair. Hoover's naam verdween wel stelselmatig uit de berichten. Enkel bij evenementen, zoals de inauguratie van de nieuwe lokalen van de Vrije Universiteit Brussel, stroomden dankbetuigingen voor Hoover weer binnen. 222 Desalniettemin verviel hij steeds meer in diskrediet na een 'rommelige' London Naval Conference 223 en zijn goedkeuring van de Hawley-Smooth Tariff, die de Amerikaanse markt door middel van extreem hoge tarieven, beschermde. Europese fabrikanten konden hierdoor hun goederen nog amper in de Verenigde Staten aanbieden met een stagnerende internationale handel tot gevolg. 224 De liberale 'vrije mark' visie van LIB stond haaks op deze protectionistische politiek.
In 1931 verdubbelde het aantal berichten over Hoover in LIB, grotendeels vanwege het Hoovermoratorium net zoals in de Vooruit. Kort voor hij zijn moratorium de wereld instuurde, verklaarde Hoover nog dat de oorzaken van de crisis, uitlopers van de 'verwoestende Eerste Wereldoorlog' waren. 225 Het Hoover-moratorium, dat de nodige tijd moest verschaffen om de nationale welvaart
220
L’Indépendance Belge, ‘ Impressions d’Amérique’, 14 februari 1930, p. 1. L’Indépendance Belge, ‘ L’Impression Américain’, 23 februari 1930, p. 3. 222 L’Indépendance Belge, [geen titel], 24 juni 1930, p. 1. 223 De London Naval Conference vond plaats tussen januari en april 1930. Deze conferentie was om de hiaten in de ontwapeningsakkoorden op te vullen die na de conferentie in Genève in 1927 waren blijven bestaan, L’Indépendance Belge, [ geen titel], 13 april 1930, p. 2. 224 L’Indépendance Belge, ‘Les tarrifs Américains’, 15 mei 1930, p. 1. 225 L’Indépendance Belge, ‘Un discours de M. Hoover Les causes de la crise extérieure et la question des tarifs’, 17 juni 1931, p.1. 221
62
op krachten te brengen226 ,riep aanvankelijk heel wat vragen op bij LIB. Het dagblad leek niet volledig op de hoogte te zijn van Hoover's doelstellingen en kopieerde daarom maar twee keer dezelfde passage uit Hoover zijn verklaring zonder enige duiding te geven. Pas na intense studies besefte men dat de gepriviligeerde positie van België, die de geallieerden en Duitsland op de vredesonderhandelingen te Versailles waren overeengekomen, op de helling stond.227 Hoewel LIB probeerde de goede intenties van Amerika door te trekken in haar artikels om vast te kunnen houden aan de goede relatie tussen België en de VS , ‘ce geste solennel traduit une grande pensée de solidarité et le rapprochement de l'amérique de l'Europe’
228
, moest Hoover aan populariteit inboeten. De
blijken van internationale solidariteit en vredesonderbouwing wogen niet op tegen de financiële gevolgen die Hoover's moratorium voor België hadden. LIB koos in haar artikels van de volgende dagen dan ook meer en meer de kant van Frankrijk, dat zich hardnekkiger verzette tegen het moratorium.229 Hoover kreeg uiteindelijk 15 Europese stemmen (waaronder België en Frankrijk) voor zijn moratorium 230 maar moest nog tot december 1931 wachten tot het Amerikaans Congres zijn goedkeuring gaf.
De toon in de Hoover-berichten was sinds het moratorium-débacle nooit meer dezelfde geworden. LIB wierp haar krampachtig vasthouden aan de Belgische wens om een zo goed mogelijke band met Amerika, via hun ‘oorlogsheld’ Hoover, te onderhouden, overboord. Het accent kwam meer en meer te liggen op Hoover's incompetentie als Amerikaans leider. Ten eerste in zijn falen om de groeiende crisis in eigen land af te remmen. Zijn Reconstruction Finance Corporation (februari 1932) legde alle hoop in de heropleving van banken en industrieën die de rest van de economie moest aanzwengelen. Elke vorm van succes bleef uit. De initiatieven, die de overheid nam om de economische klappen op te vangen, beperkten zich tot het lokaal- of staatsniveau. (Emergency Relief and Reconstruction Act 231
). Ten tweede zette de Japanse expansie in het Aziatische werelddeel zich lange tijd zonder enige
tegenwerking door. Maar dankzij staatssecretatis, Henry Stimson, eindigde dit in een diplomatisch akkoord waarin de Japanse invasies niet werden erkend. (beter gekend als de Stimson doctrine) Stimson had echter geen andere keus, nadat Hoover weigerde economische sancties aan Japan op te leggen.232 Ten slotte kwam er één jaar na het moratorium geen vooruitgang in de schulden- en herstelbetalingskwestie. De Lausanne conferentie (16 juni tot 09 juli 1932) liep af met een sisser 226
L’Indépendance Belge, ‘ Une evolution soudaine du problème des dettes’, 22 juni 1931, p. 1-2. België en Frankrijk hadden op de Vrede van Versailles schadevergoedingen van Duitsland bekomen, die zij vooral inzette voor hun schulden aan de VS af te betalen.. Na het moratorium van één jaar zouden de Duitse herstelbetalingen herzien worden maar er werd niet gesproken over een vermindering of herziening van de Europese schulden aan Amerika. 228 L’Indépendance Belge, ‘ La proposition Hoover à la Chambre des représentants ‘, 25 juni 1931, p. 1. 229 L’Indépendance Belge, ‘[geen titel], 27 juni, p. 1-2 en [geen titel], 3 juli 1931, p. 1+3. 230 L’Indépendance Belge, ‘L’application du plan Hoover’, 28 juli 1931, p. 1. 231 L’Indépendance Belge, [geen titel], 23 juli 1932, p.1. 232 L’Indépendance Belge, ‘ Dernières Nouvelles’, 10 januari 1932, p. 3. 227
63
omdat Hoover de bereidheid van de Europese mogendheden om de Duitse schuldenlast met een betrekkelijk percentage te verlagen, niet tegemoet kwam en omdat hij bleef weigeren de Europese schulden aan Amerika op te schorten of te verlagen. Maanden na de conferentie rapporteerde LIB nog steeds over Hoover's halsstarrig weigeren om de schulden (en de douanetarieven) te annuleren.233 De laatste twee jaren van Hoover's ambtstermijn waren duidelijk niet zijn meest populaire jaren in LIB. Het dagblad trok nooit openlijk partij tegen Hoover, maar zijn Belgische erenaam, ‘Voorzitter van de C.R.B.’ of ‘redder/vriend van België’, verdwenen (tijdelijk) uit het discours van de krant. Wanneer het weer tijd was voor een nieuwe presidentsverkiezing, wist LIB meteen dat het volk voor verandering zou kiezen. Elke campagnezet werd afgeschilderd als een electorale wanhoopsdaad.234 Enkele dagen voor de verkiezingen plaatste LIB een fotoreportage van de 'vier meest gekende presidenten van de Verenigde Staten': Washington (stichter van de natie), Lincoln (afschaffing slavernij en bewaarder van de eenheid), Theodore Roosevelt (bouwde de VS uit tot een economische supermacht) en Wilson (van het 14-puntenplan, met meeste aandacht aan de zelfbeschikking). De verwijzing naar een eerdere Roosevelt insinueerde eventueel een voorkeur voor de Democratische presidentskandidaat, Franklin Delano Roosevelt.
235
LIB was alleszins zeer
overtuigd dat Hoover geen tweede ambtstermijn zou beginnen: Le president Hoover ne peut remonter un courant favorable
236
Wanneer Roosevelts overwinning bekend raakte, kreeg Hoover een speciaal rubriekje in LIB, genaamd: ‘Le vaincu de la journée.’ 237 De volgende dagen volgden pagina's lange artikels over Roosevelt, met de enige verwijzingen naar Hoover over het weinig aantal stemmen dat hij had kunnen verwerven. Hoover's presidentschap eindigde bij LIB in mineur: M. Hoover, découragé, abandonnera la politique
238
2.2.5. Beeldvorming van Hoover na diens presidentschap (1933-1940) Wanneer Roosevelt zijn plek in het Witte Huis innam, wist LIB meteen te vertellen dat Hoover een lange vakantie in Panama zou nemen. De volgende maanden verscheen hij nog enkele keren in
233
L’Indépendance Belge, ‘Un Discours du président Herbert Hoover - Il est opposé à l'annulation des dettes et à la réduction des barrières douanières’, 6 oktober 1932, p. 3. 234 L’Indépendance Belge, ‘M. Herbert Hoover et les armements navals. - Une menace qui est ne reclame électorale’, 30 oktober 1932, p. 3. 235 L’Indépendance Belge, ‘qui ira à la Maison Blanche’, 5 november 1932, p. 1. 236 Ibidem. 237 L’Indépendance Belge, ‘M. Hoover, découragé, abandonnera la politique’, 11 november 1932, p. 1. 238 Ibidem.
64
persberichten, overgenomen uit Amerikaanse kranten, waarin Hoover's politiek, niet zijn persoon(!), ernstig werd bekritiseerd. De afgeschreven ex-president kreeg van LIB geen fantastische evaluatie van zijn presidentsjaren maar zijn band met België bleek tijdens zijn bezoek in 1938 ongeschonden. Grote conflicten, als de Spaanse Burgeroorlog en de Japans-Chinese oorlog voorkwamen dat de eerste berichten over zijn komst, de voorpagina haalden. LIB maakte uiteindelijk toch plaats voor de Amerikaanse vriend van de Belgen en gedurende één week pronkte Hoover als weleer weer op de eerste pagina van LIB. De berichten waren weer doorspekt met clichématige dankbetuigingen en de spreekwoordelijke 'walks down memory lane.' Permettez-nous donc de vous redire toute notre reconnaissance qui, en dépit des années qui âssent, ne s'est pas effacée de nos coeurs (...) M. Hoover visiblement ému (..) attache une importance toute particulière aux liens d'amitié qui unissent la Belgiqe et les Etats-Unis, et se rejoute des efforts faits par 239 les amitiés Américaines en vue de resserrer ces liens." " Je vous addresse au nom de tous ceux ici présents et aussi au nom de tous les Belges, l'expression de notre profond attachement et de notre indéfectible reconnaissance. Soyez assuré que votre nom 240 restera inscrit en lettre d'or dans l'hisoire de notre pays.
Gedetailleerde verslagen, inclusief alle redevoeringen, van Hoover's bezoeken aan het Brussels Hôtel de ville, aan het banket van de Universitaire Stichting en aan de Belgische universiteiten (Luik, Gent, Brussel) werden door LIB gepubliceerd en de geliefde aanspreektitel 'redder van België' die tijdens het presidentschap verloren ging, deed een comeback in het Belgische discours. Maar de laatste Hoover-trend verdween weer even snel als hij gekomen was. Eén jaar later, 10 november 1939, sijpelde er nog wel een berichtje binnen over de 25e verjaardag van de C.R.B., die door Hoover en andere nog levende C.R.B. medewerkers in Amerika werd gevierd. Ondertussen was Hoover's humanitaire oorlogsmachine weer aan het draaien want Duitsland was Polen en de Soviet Unie Finland, op brute wijze binnen gevallen: L'invasion de la Finlande arque le retour à la morale et aux pratiques de boucherie de Ghengis Khan
241
Het valt te begrijpen dat de berichtgeving over Hoover's werk in Finland en Polen vrij beperkt bleef, aangezien de LIB altijd meer interesse had in de banden tussen de Verenigde Staten en België, waarin Hoover lange tijd de verbinding tussen beide naties vormde. Sinds zijn presidentschap was de band met Hoover (en bij extensie de band met Amerika) verwaterd. Met zijn bezoek aan België leek de vriendschap als tevoren, maar het was eigenlijk niet meer dan een krampachtige poging om het bondgenootschap te behouden.
239
L’Indépendance Belge, ‘Le sejour de M. Hoover à Bruxelles’, 19 februari 1938, p. 4. L’Indépendance Belge, ‘Une évocation des heures tragiques de l'occupation allemande‘, 20 februari 1938, p. 1+4. 241 L’Indépendance Belge, ‘Le développement des opérations militaires’, 2 december 1939, p. 6. 240
65
2.3.
De Gazet van Antwerpen.
2.3.1. Over de Gazet van Antwerpen. Deze regionale krant met een katholieke strekking werd in november 1891 opgericht door Jan Baptist Napolitaan van Os, een plaatselijke drukker. Het is één van de oudste Belgische kranten. Tijdens de bezetting van 1914-1918 weigerde de redactie onder de Duitse censuur te verschijnen, en sloot haar deuren. De oplage had net voor de oorlog de kaap van 100.000 gehaald, maar zou dit aantal pas in 1934 overschrijden. 242
2.3.2. Beeldvorming van Hoover kort na de oorlog (1918-1919) Net na de oorlog was nog geen spoor van Hoover te vinden in de Gazet van Antwerpen (GVA) maar al snel werd duidelijk dat het dagblad een dwepende bewondering voor Hoover had en dat het een kanaal van positieve beeldvorming over ‘Heer Hoover de man van wien voor 't oogenblik de bevolking van gansch Europa afhangt’
243
zou worden.
De eerste berichten over deze ‘self-made man’ 244 handelden over de bevoorrading van België na de bezetting. Hoover garandeerde extra kredieten uit Amerika, die de overgangsperiode, ter anticipatie van de regeling van de schadevergoedingen, moesten vergemakkelijken. De GVA sloot een eerste artikel omtrent deze kwestie af met een korte levenshistorie van Hoover en met veel aandacht voor zijn werk als voorzitter van de C.R.B.: Van 't begin van den oorlog nu wijdde deze man, die nochtans tot een land behoorde dat buiten den oorlog stond, zich nog alleen aan 't bestuur van de Commission for Relief, aan de bevoorrading van België. Hij besteedde aan die taak al de wils-en de vindingskracht welke hem kenmerken. De redding van België word, zijne eenige beslommering. Gedurende twee jaar en half, tot hij bevoorradingsminister in de VS werd, - in welke hoedanigheid hij ons niet vergeet - was hij de ziel van het werk dat ons redden moest, en waaraan hij zijne duurbaarste 245 en gewettigdste ambities ten offer bracht.
De GVA wenste, klaarblijkelijk, zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van de activiteiten van hun held. Wanneer een banket ter ere van Hoover niet kon doorgaan, omdat hij hoogdringend naar Londen werd geroepen, kon het teleurstellende bericht op de voorpagina gelezen worden.246 De
242
Geschiedenis van de Gazet van Antwerpen (2004), Historiek, Geraadpleegd op 10 juli 2011 (15u38), http://asp.gva.be/dossiers/-g/gazet/dossier.asp 243 De Gazet van Antwerpen, ‘De bevoorrading van België: De rol van Heer Hoover’, 5 december 1918, p. 2. 244 Ibidem. 245 Ibidem. 246 De Gazet van Antwerpen, 9 december 1918.
66
berichten over zijn bezigheden beperkten zich, weliswaar, tot degene die de band met België accentueerden. Een verklaring, waarin Hoover weigerde de voorwaarden voor de Duitse bevoorrading te onderhandelen met Baron von der Lancken en Dokter Riet ‘daar zij onder Duitsche bezetters een van de ergste plagers der Belgische bevolking geweest zijn’
247
, staat deze conclusie bij. Details over, bijvoorbeeld,
Hoover's opdracht in Londen uit bovenstaand artikel, werden niet gedrukt.
Alle berichten met betrekking tot Hoover, in deze korte naoorlogse periode kunnen tot grofweg drie thema's herleid worden: Hoover's aanhoudende inspanningen voor België; dankbetuigingen voor zijn werk tijdens de oorlog en ten slotte zijn inzet voor de Europese economische situatie. In de aanloop naar de vredesconferenties van Versailles, spendeerde Hoover veel tijd in Brussel. Hij onderhandelde met premier Delacroix en Belgische ministers over de nodige leningen van Amerika en de schadevergoedingen, die aan de Duitsers gevraagd zouden worden.248 De GVA rapporteerde de tevredenheid van de premier over het werk van Hoover en beweerde dat diens tussenkomst zijn vruchten zou afwerpen.249 Verder bleef Hoover nog volop betrokken bij de bevoorradingen van België. Hij berekende voor België een maandelijkse levensmiddelenvoorraad van 100.000 ton250 en voorzag genoeg schepen251 voor het transport en de nodige overeenkomsten om alle ladingen in Antwerpen in te voeren.252 De bedankingen aan Hoover's adres vanwege de Belgen waren talrijk maar behaalden kennelijk niet altijd een plekje in de GVA. In een kort bericht over een 'huldiging van Hoover' vanwege het leger, was duidelijk te lezen dat het leger niet de eerste was die tot zo'n eerbetoon zijn overgegaan: Het leger is niet ten achter willen blijven [door mezelf in vet gezet], om Hoover, den vriend der 253 Belgische Natie, te huldigen.
Kardinaal Mercier nam ook het initiatief om de C.R.B., niet enkel Hoover, als hun ‘grootste voorbeeld 254
van de gezamenlijke liefdadigheid in de geschiedenis.’
te beschouwen.
Het bezoek van president Wilson aan België was het culminatiepunt van de Belgische bedankingen aan Amerika als natie. Hoewel Hoover, ‘onze spijzer’ 255, ook aanwezig was op de festiviteiten,
247
De Gazet van Antwerpen, 2 januari 1919. De Gazet van Antwerpen, 11 en 12 februari 1919 249 De Gazet van Antwerpen, 13 februari 1919 250 De Gazet van Antwerpen, 4 januari 1919 251 De Gazet van Antwerpen, 19 februari 1919 252 De Gazet van Antwerpen, 14 mei 1919 (Antwerpen nam na de bevrijding de rol van Amsterdam als afzethaven over.) 253 De Gazet van Antwerpen, ‘Nieuwsjes: Hoover gehuldigd’, 11 april 1919, p. 1. 254 De Gazet van Antwerpen, ‘Amerikaansche delegatie bij Kardinaal Mercier’, 14 april 1919, p. 2. 255 De Gazet van Antwerpen, ‘Bezoek van president Wilson in Begië’, 21 juni 1919, p. 1. 248
67
werden de vertogen tot de president gericht, die tijdens zijn bezoek plechtig beloofde dat ‘hij de 256
belangen van ons land [België] immer zou voorstaan.’
Mogelijk was het de bedoeling om zo de banden
met Amerika uit te breiden in plaats van zich alleen op Hoover, als link met de Verenigde Staten, te concentreren. Wanneer Hoover's inspanningen in Europa toenamen, denk aan zijn werk als voorzitter van de American Relief Association, zag het katholieke dagblad de kans schoon om nog eens in te zoomen op : Tot de weinige menschen die tijdens den oorlog een belangrijke rol gespeeld en zich tegelijkertijd wegens hunne sympathieke persoonlijkheid de achting der geheele wereld verwierven, behoort ontgetwijfeld Hoover, de Amerikaansche levensmiddelendictator, aan wiens zorgen het hongerende Europa zoveel te danken heeft.(...) Hoover bezit de gave om snel een staf van de meest bekwame menschen om zich heen te scharen en hun voor een gemeenschappelijk doel geestdrift in te boezemen. Aan deze gave paart Hoover een buitengewonen tact die voor de samenwerking met de Duitsche 257 overheden onontbeerlijk was.
De term 'voedseldictator' heeft heden ten dage een zeer negatieve connotatie, maar in 1918-1919 klonk dit positief, in die zin, dat Hoover het hele Amerikaanse volk overtuigde offers te brengen voor het goede doel. Sinds de oorlogsverklaring van de Verenigde Staten aan Duitsland, werd Hoover belast met het beheer van de Amerikaanse voedselvoorraden. België mocht echter niets tekort komen, dus overreedde hij de Amerikanen om hun voedselconsumptie te matigen, zodat België, en na de oorlog ook andere delen van Europa, genoeg voedsel had(den) voor hun bevolking. De serie dankbetuigingen, die na de oorlog aan Hoover en Amerika waren gericht, waren mogelijk diplomatische zetten om de relatie tussen de Verenigde Staten en België, die tijdens de oorlog door Hoover (bewust of onbewust) nieuw leven was ingeblazen, te garanderen.258 Dit verklaarde ook Koning Albert I in één van zijn redes ,tijdens zijn bezoek aan de Verenigde Staten, onder begeleiding van Hoover hem: Onze primaat vond roerende woorden, om den dank van België uit te drukken voor het werk der CRB en drukte de hoop uit dat het Belgische en Amerikaansche volk steeds vereenigd zouden blijven voor de 259 verdediging der groote menschlievende opvattingen.
De GVA hechtte opmerkelijk veel belang aan Hoover's verklaringen omtrent de Europese economische situatie. Hij was degene, die seinde om 1.400.000 ton voedsel, voor de verzwakte bevolking in grote delen van Europa te verzamelen.260 Hoover wenste hiermee de hoge kindersterfte en het bolsjewisme tegen te gaan. Hij was lid van de delegatie die zich tijdens de 256
Ibidem. De Gazet van Antwerpen, ‘Nogeens eenige bijzonderheden over Hoover’, 15 september 1919, p. 4. 258 In de bijlage vindt u een historie van de Belgisch-Amerikaanse relaties uit de Knack, 7 november 2008 259 De Gazet van Antwerpen, 9 oktober 1919 260 De Gazet van Antwerpen, 11 januari 1919. Volgens Hoover was er in Finland, de Oostzeegebieden, Joegoslavië, TsjechoSlovakije, Tirol, Polen, Roemenië, Bulgarije en Armenië de meeste nood aan hulp. 257
68
vredesonderhandelingen bezig hield de voedselvoorzieningen voor Duitsland. 261 In april toonde hij voor de eerste keer interesse in de gevolgen van de economische crisis in Rusland.262 Hij kon de voedselvoorziening voor de kinderen van Litouwen, Finland, Polen en Estland garanderen, ook nadat de voedingsbijstand door de Verenigde Staten aan Europa officieel werd stopgezet.263 Het was ook Hoover, die een oproep aan de arbeiders deed, toen steenkoolnood zich voordeed. Hij kon miljoenen arbeiders overtuigen om niet langer (vanwege de universele wet van de 8-urendag) maar harder te werken waardoor de stabiliteit, die de kolennood dreigde te destabiliseren, toch werd verzekerd.264 De kolennood was een eerste teken dat Europa op een ongunstig economisch pad zat. Het productiepeil moest, volgens Hoover, weer opgekrikt worden en er moest een stop komen op de economische blokkades en de uitbouw van Europese legers en vloten.265 Hoover's betrekkingen in Centraal- en Oost-Europa werden voornamelijk gevolgd om het gevaar van de economische crisis en het bolsjewisme op te volgen. Door al deze initiatieven van Hoover bleef de populariteit van ‘onze voedervader’
266
ongeschonden. Indien Hoover zich meteen na de oorlog in Amerika teruggetrokken
had, was de berichtgeving heel waarschijnlijk snel afgenomen en beperkt gebleven tot
de
verscheidene hommages aan hem.
2.3.3. Beeldvorming van Hoover tussen 1920-1928 Hoover's verklaringen over de Europese economische situatie kregen begin 1920 een meer dwingende toon. Een koptitel als ‘Hoover spelt Europa de les’ 267 insinueerde alleszins dat de ‘voedervader’ genoeg had van Europa's onsuccesvolle bestrijding van de crisis. Volgens Hoover waren er genoeg regio's die opnieuw zelfvoorzienend waren en moest de Amerikaanse hulpverlening zich enkel nog maar beperken tot de verstrekking van broodvoorraden voor slechts 5% van de Europese bevolking. Het werd tijd dat Europa weer begon te werken in plaats van op regeringsgelden te wachten. Ondanks de strenge toon van Hoover's betoog, gaf de GVA hem geen ongelijk. België werd, in tegenstelling tot veel andere Europese naties268 niet met de vinger gewezen, ofwel werd elke verwijzing naar België, alvorens gepubliceerd te worden, uit de toespraak geknipt. 1920 was weer een verkiezingsjaar en Hoover’s naam werd ook kortstondig opgegeven als mogelijk Republikeins verkiezingskandidaat. De GVA kon probleemloos genoeg argumenten vinden om zijn kandidatuur aan te moedigen: 261
De Gazet van Antwerpen, 15 maart 1919 De Gazet van Antwerpen, 14 april 1919 263 De Gazet van Antwerpen, 12 juli 1919 264 De Gazet van Antwerpen, 10 augustus 1919 265 De Gazet van Antwerpen, 18 augustus 1919 266 De Gazet van Antwerpen, 19 september 1919 267 De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover spelt Europa de les’, 11 januari 1920, p. 2. 268 Meer bepaald: Italië, Roemenië, Bulgarije, Turkije minus Armenië, Joegoslavië 262
69
Hij doorliep al de groote wegen der wereld, en kent al de noodwendigheden, alle toestanden welke zich voordoen en weet remedie voor alles. Nog een ander voordeel, hij is realist, die in de school der feiten onderwezen werd en geene bepaalde leering in economie aankleeft. Volgt hij Wilson op, Het Witte Huis zal zooveel geleerde redevoeringen niet meer hooren, maar die kunnen van nu voort volkomen goed 269 gemist.
Verschillende maanden berichtte de GVA enthousiast over het mogelijke presidentschap van de 'vriend van België' en de eventuele voordelen die daaruit konden voortvloeien270, maar de eer ging naar Warren Harding, een Amerikaan zonder pretenties die geloofde in het bewandelen van de middenweg. 271 Hoover was een 'onbeschreven blad' 272 vergeleken met de andere Republikeinse presidentskandidaten. Uiteraard was er in de GVA nog steeds plaats voor aankondigingen van Hoover’s bezoekjes aan België.273 Desondanks werden de visites niet meer zo breedvoerig weergegeven als in de vorige jaren, vermoedelijk omdat ze geen politiek noch economisch belang hadden of inzicht verschaften in de relatie tussen de Verenigde Staten en België. Ook de openingsceremonie van de Koloniale Hogeschool te Antwerpen, die werd gesticht met behulp van C.R.B. fondsen, kon een plekje in de tekst verwerven met een welgemeende bedanking aan Hoover.274 Ondanks de spanningen over het al dan niet toetreden van de Verenigde Staten in de Volkenbond, (Hoover pleitte voor een toetreding mits een vrijwaring van de Amerikaanse belangen en tradities 275) was het imago van het liefdadige Amerika nog intact, zeker met Hoover aan het roer van de American Relief Association. De aandacht van zowel de A.R.A. als de GVA ging vooral naar Rusland, waar de grootste Hoover-commissie actief was. Aanvankelijk gaf Hoover weer de voorkeur om door middel van liefdadigheidsfondsen, Rusland van de nodige hulpmiddelen te voorzien. Hoover's mediapolitiek moet weer goed hebben gedraaid want volgens de GVA organiseerden zelfs Antwerpse Slavistiekstudenten een Russisch galafeest waarvan de opbrengst naar de Hoover-commissie werd overgeschreven.276 Desalniettemin verspreidde de hongersnood zich over de grenzen van het oude Rusland. Officiële hulp vanwege de Verenigde Staten bleef echter in gebreke omdat Hoover en andere Amerikaanse politici vasthielden aan de voorwaarde dat de Soviet-regering de schulden van het Russisch keizerrijk moest afbetalen. Ook zou Amerikaanse financiële hulp pas actief worden als
269
De Gazet van Antwerpen, ‘In weinige woorden’, 18 januari 1920, p. 2. De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover mogelijk president?’, 16 mei 1920, p. 1. 271 De Gazet van Antwerpen, ‘Harding wordt Republikeins kandidaat’, 16 juni 1920, p. 2. 272 De Gazet van Antwerpen, ‘In weinige woorden’, 3 juni 1920, p. 1. Hiram Johnson was gouverneur van California en Warren Harding van senator van Ohio. Beide hadden dus jarenlange ervaringen in de politiek. 273 De Gazet van Antwerpen, ‘ Nieuwsjes: Heer Hoover te Brussel’, 22 september 1920, p. 2. 274 De Gazet van Antwerpen, ‘Plechtige opening ter Coloniale School’, 25 oktober 1920, p. 2. 275 De Gazet van Antwerpen, ‘In weinige woorden’, 3 april 1921, p. 2. 276 De Gazet van Antwerpen, ‘Naklank van een Russisch galafeest’, 5 april 1922, p. 3. 270
70
het communistische systeem door een nieuw economisch stelsel werd vervangen.277 Tijdens de conferentie van Genua (10 april tot en met 19 mei 1922) bleken de Britten, de Fransen én de Belgen op dezelfde lijn als Hoover te zitten: Zooals men ziet, komen deze opvattingen van de meest bevoegde Amerikaanse politici en zakenmenschen vrijwel overeen met die welke Poincaré in zijn memorandum weergaf en ook met die, 278 welke de Belgische afgevaardigden te Genua schitterend verdedigde.
Handelskredieten en andere financiële hulp van Amerika, stonden ook voor de rest van Europa op de helling. Hoover verklaarde aan de Kamer van Koophandel dat de leningen aan Europa werden ingezet voor het aanschaffen van militaire uitrustingen waardoor Amerika twijfelde aan de vredeswil van Europa.279 Genoeg Europese naties waren, naar zijn mening, ondertussen wel in staat om zonder Amerikaanse leningen te overleven.280 Hij liet zich ook niet bedriegen door Duitse smeekbedes want hij was op de hoogte van Duitse speculanten. Zij potten de voedingsmiddelen, die in voldoende mate op de Duitse markt waren, op om zo de prijzen stelselmatig te doen stijgen. Het was aan de Duitse regering om de speculanten op te sporen en te straffen.281 Zijn rigiditeit inzake leningen aan Europa, bracht voorlopig geen schade aan zijn reputatie in België. Wanneer de gelegenheid zich voordeed, bijvoorbeeld bij een steenkooltekort in de Verenigde Staten, wist de GVA evenzeer als president Harding dat Hoover, ‘den vroegeren voedselregelaar’, de juiste man voor de karwei was.282 De Hooverberichten hadden de laatste jaren gestaag afgenomen tot een absoluut minimum. Pas vanaf mei 1927, met de overstroming van de Mississippi, stroomden de berichten over de bekwame Hoover weer binnen. De GVA schuwde niet zijn succesvolle resultaten aan zijn ervaringen in België te wijden.283 Sensatieberichten over Amerika zelf hadden de laatste jaren in de GVA wel een opmars gemaakt: Wervelwinden, groeiende criminaliteit, corruptie onder het Harding-regime, Coolidge die het presidentschap na Harding's dood overnam en de strijd voor Filippijnse onafhankelijkheid, die vanwege kapitalistische interesses uitgesteld werd. Halverwege 1928 was Hoover's mededinging naar het presidentschap als aspirant-kandidaat voor de Republikeinse Partij officieel 284 waardoor hij weer een wekelijks item in de GVA werd. De hele maand juli werd gerapporteerd over de afvalrace onder de Republikeinse kandidaten, maar voor de GVA was het al snel duidelijk dat Hoover de finish
277
De Gazet van Antwerpen, ‘Hoe Hoover denkt over de Russische kwestie’, 18 mei 1922, p. 1. De Gazet van Antwerpen, ‘Buitenlandse politiek - Amerikaansche opvattingen over Rusland's herstel ‘, 15 juni 1922, p. 1. 279 De Gazet van Antwerpen, ‘De VS en Europa’, 25 januari 1922, p.1. 280 De Gazet van Antwerpen, ‘Amerika en de leeningen aan de geallieerden’, 19 oktober 1922, p. 1. 281 De Gazet van Antwerpen, ‘Laatste berichten - Geene hulp van Amerika‘, 23 november 1923, p. 3. 282 De Gazet van Antwerpen, ‘Stakingen in de VS’, 25 juli 1922, p. 1. 283 De Gazet van Antwerpen, [geen titel], 9 mei 1927, p. 1 en [geen titel], 31 mei 1927, p. 1, en [geen titel], 25 juli 1927, p. 1. 284 Republikeinse conventie te Kansas city, De Gazet van Antwerpen, 16 juni 1928 278
71
zou halen, daarom namen ze enkel de moeite om zijn verkiezingsprogramma uit de doeken te doen.285 Het was merendeels een voortzetting van het beleid van Coolidge met beschermende tarieven en geen toenaderingen inzake de schuldenregelingen. De GVA wijzigde diezelfde maand nog van koers en begon de campagne van Democratisch presidentskandidaat, Alfred 'Al' Smith, op de voet te volgen. Hoewel zij tot de dag van de verkiezingen beweerde dat de uitslag onvoorspelbaar was en dat de twee kandidaten aan elkaar gewaagd waren286, deed de GVA haar best om Smith als de sterkere kandidaat naar voor te schuiven. Ze bewerkstelligde dit door veel aandacht te schenken aan de groepen die tegen Hoover zouden stemmen. De boeren maakten het meeste ophef in de Verenigde Staten en gaven de GVA genoeg aanzet om Hoover als 'de vijand van de boeren' te dopen.287 De ‘Wallstreetmannen’ waren ook sinds het begin gekant tegen Hoover's kandidatuur, omdat hij van plan was een stop op de
buitenlandse leningen te zetten. 288 De Amerikaanse
Arbeidsfederatie had reeds verschillende jaren op de steun van de gouverneur van New York, Smith dus, kunnen rekenen en besloot dus zijn kandidatuur te ondersteunen.289 Zelfs de Progressive Party, een splintergroep van de Republikeinse Partij,opgericht in 1912 door Theodore Roosevelt, stemde liever voor de democratische partij.290 Ten slotte was er het 'Onafhankelijk Verbond', een organisatie opgericht door welgestelde Amerikanen uit Chicago, maar ondertussen met leden in de hele natie, die actief de democratisch campagne ondersteunde. 291 In een analyse van het democratisch programma, merkte de GVA op dat er hoofdzakelijk kritiek werd gegeven op het vorige beleid en maakte uiteindelijk volgend oordeel: Het programma door Smith ontvouwd is er in alle geval een dat alle vredesvrienden kunnen 292 onderschrijven.
De GVA, zelf een katholieke krant, heeft Smith's geloof nooit aangewend als een doorslaggevende factor voor haar ondersteuning. Een schandaal in Liberia, waarbij Hoover betrokken zou zijn geweest, werd zonder scrupules in de GVA geplaatst, dit in navolging van de democratische partij die het in hun verkiezingscampagne aanwendde om de Republikeinse partij in de verdediging te duwen.293
285
De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover’s kandidatuur meer dan waarschijnlijk’, 11 juni 1928, p. 2: Strenge uitvoering van de drooglegging, corruptie in de regering bestrijden door middel van een open boekhouding, geen particuliere elektriciteitswinning meer, Amerikaanse toetreding tot het Internationaal Gerechtshof, terugtrekking uit Nicaragua, zelfbeschikkingsrecht voor alle staten in Midden- en Zuid-Amerika, nieuwe tarieven voor de bescherming van de boeren, beperkte participatie in de Volkenbond 286 De Gazet van Antwerpen, ‘Smith-Hoover’, 5 november 1928, p. 1. 287 De Gazet van Antwerpen, ‘De aanstaande presidentsverkiezingen’, 19 juli 1928, p. 1. 288 De Gazet van Antwerpen, ‘Presidentsverkiezingen in de VS’, 22 juli 1928, p. 1. 289 De Gazet van Antwerpen, ‘VS: Smith’, 1 september 1928, p. 11. 290 De Gazet van Antwerpen, ‘Presidentsverkiezingen’, 17 september 1928, p.1. 291 De Gazet van Antwerpen, ‘Rond de verkiezingen in de Ver. Staten’, 29 oktober 1928, p. 1. 292 De Gazet van Antwerpen, ‘Het programma der Amerikaansche Democraten’, 24 augustus 1928, p. 1.
72
Aan de hoeveelheid berichten over de Amerikaanse presidentsverkiezingen valt niet te ontkennen dat de GVA geboeid was door de hele gebeurtenis, toch schemerde er na verloop van tijd een kritische toon door. De hoeveelheid geld die er instak, het lange verloop van de campagnes en de korte cycli van vier jaar voor de volgende presidentsverkiezing zich weer aanbood, waren de voornaamste kritieken op het Amerikaans kiessysteem.294 Hoover had volgens de GVA dus een geduchte concurrent. De krant kon haar teleurstelling nauwelijks verbergen toen Hoover uiteindelijk de verkiezingen met een grote meerderheid won. De potentiële koerswijziging onder Smith ging in rook op. De GVA had weliswaar in gedachte gehouden dat een beleidsaanpassing onder Smith slechts een possibiliteit was want een overwegend Republikeinse Kamer van Volksvertegenwoordigers of Senaat kon immers nog steeds een rem zetten op beleidsaanpassingen. Toch hield ze liever vast aan deze mogelijkheid dan de toenemende protectionistische politiek van de Republikeinen te aanvaarden.295 Bij het artikel over zijn overwinning werd een samenvatting van Hoover’s carrière toegevoegd. Er werd natuurlijk aandacht geschonken aan zijn werk voor België. De GVA duidde, als enige van de drie kranten, zijn Quaker-origine aan als oorsprong van zijn filantropie. Zijn daden waren duidelijk nog niet vergeten door de Belgen. Berichten over Hoover 'de redder van België' waren misschien onbestaande geworden door de aandacht, die aan zijn presidentskandidatuur werd geschonken, maar een geschenk, een beeldhouwwerk van een gesluierde Isis, ter bedanking voor bewezen diensten kon nog steeds de voorpagina halen: Belgische beeldhouwer Puttemans heeft dit standbeeld van Isis gebeiteld, dat aangeboden werd aan heer Hoover, als dank voor zijne werkzame deelname aan de C.R.B. tijdens den oorlog. Het prachtige werk is geplaatst in de hall van Stanford University. Isis is de godin van de vruchtbaarheid. De volgende tekst is op het beeld gebeiteld: Ik ben wat geweest is, wat is en zijn zal, en geen enkele sterveling heeft 296 ooit den sluier opgelicht, die mij omhult.
Het zag er naar uit dat de GVA er het beste van probeerde te maken, dat de aanstelling van Hoover niet zo slecht zou zijn als ze verwachtte. Zijn enthousiasme en werklust, die hij onmiddellijk na zijn verkiezing toonde - hij plande een reis naar Midden-Amerika om het zelfbeschikkingsvraagstuk te bestuderen en hij plande een ontwapeningsconferentie de dag van zijn inaugurale rede - deden alleszins het beste vermoeden.
293
De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover en de Liberia-leening’, 1 augustus 1928, p. 2: Hoover zou de Liberaanse regering hebben gedwongen een lening bij een Amerikaanse bank aan te gaan op voorwaarden die Amerika in staat stellen de inkomsten en uitgaven van Liberia te controleren. doel was een Amerikaans rubbermonopolie te verwerven, Hoover zou zijn invloed voor deze actie hebben gebruikt om de rubbertarieven van GB te doorbreken. 294 De Gazet van Antwerpen, ‘Presidentsverkiezing in Amerika’, 30 augustus 1928, p. 1. 295 De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover wordt president’, 8 november 1928, p. 2+5. 296 De Gazet van Antwerpen, 7 november 1928.
73
2.3.4. Beeldvorming van Hoover tijdens diens presidentschap (1929-1932) De GVA vertoonde doorheen de onderzocht periode (1914/8-1940) een groeiende maar ambigue interesse in de Verenigde Staten. Enerzijds stond het perplex voor de snelle vooruitgang die werd geboekt (vooral de bouw van de Empire State Building bracht verbazing) maar anderzijds ging er genoeg mis in het land van vooruitgang. Criminaliteit vierde hoogtij, echtscheidingen lagen nergens hoger en de mentaliteit concentreerde zich op zo snel en zo veel mogelijk geld verdienen. De katholieke inslag van de krant was ook vaak op te merken, voornamelijk in berichten over het tanend protestantisme
297
terwijl het katholicisme bleef groeien
298
en beter in staat was de
familiebanden te handhaven, die een verder verval van het openbaar leven in de Verenigde Staten konden voorkomen.299 Klimatologische verschijnselen brachten ook wekelijks verbazing in de GVA. Wervelwinden, enorme droogte, overstromingen en sneeuwstormen, alles was mogelijk in Noord-Amerika. Niets had echter zoveel invloed op de Belgische beeldvorming als de criminaliteit. Een artikel, getiteld ‘Op zijn Amerikaansch’ over een overval in Noord-Brabant bewees dit: De overval doet aan de schurkenstreken in Amerika denken.
300
‘Geen dag gaat voorbij of ergens in de Ver. Staten valt een daad van ergerlijk banditisme te vermelden’
301
concludeerde de GVA. Te midden van al deze berichten over het Amerikaans verschijnsel, was het vaak zoeken naar berichten over Hoover. De Gazet had een voorkeur voor de Democraten gehad bij de verkiezingen van 1928 en koos voor een afwachtende houding jegens Hoover bij aanvang van zijn ambtstermijn. Het besef kwam snel dat Hoover niet in het rijtje van de vorige presidenten paste. Na een reeks advocaten (Mc Kinley,Taft,Coolidge), een journalist (Wilson) en een professor (Harding) kwam plots een zakenman, ‘een man, die, vóór alles, zakelijk is.’ 302 De GVA wist nog niet of dat voor- of nadelig zou zijn, maar besloot voorlopig alles in stilte te ondergaan, zelfs Hoovers beslissingen met betrekking tot de Volkenbond: Met groote waardering zal men hiervan kennis nemen, al zal het velen niet volkomen duidelijk zijn, waarom de Ver. Staten zich niet bij den Volkenbond zouden kunnen aansluiten en in dien bond zouden kunnen werken voor de schone bedoelingen die de heer Hoover eens te meer bevestigde. Maar we moeten de dingen nemen zoals ze zijn en hebben ons te schikken in hetgeen hieromtrent te 303 Washington is besloten.
297
De Gazet van Antwerpen, 1 februari 1930 De Gazet van Antwerpen, 9 februari 1929 299 De Gazet van Antwerpen, 13 februari 1931 300 De Gazet van Antwerpen, 31 januari 1929 301 De Gazet van Antwerpen, 28 november 1929 302 De Gazet van Antwerpen, ‘Traditionele verhuizing in de VS uit het Witte Huis’, 6 april 1929, p. 3. 303 De Gazet van Antwerpen, ‘Amerikaansche aangelegenheden’, 7 maart 1929, p. 1. 298
74
Berichten over Hoover's beslissingen als president lokten zelden tot nooit reactie uit bij de GVA. Ook tijdens de beurskrach kreeg hij geen verwijten naar zich toe geslingerd. Thema's waarover de Gazet wel een duidelijke opinie had, werden nooit rechtstreeks aan Hoover gekoppeld. Als er iets misging dan was het Amerika die de bal missloeg. De thema’s waarover kritiek bestond, beperkten zich in 1929 tot het uitdeinend Amerikaans protectionisme, de Amerikaanse toetreding tot het Internationaal Gerechtshof en de drooglegging. Hoover kwam tijdens zijn verkiezing in 1928 enthousiast op voor een strakke naleving van het Achttiende Amendement, maar daar werd niet meer aan gedacht wanneer de GVA de balans opmaakte van het succes van de droogwet: Nog nooit heeft een wet van een parlement zo weinig aanhang gevonden bij haar volk. De Ver. Staten natie die aan de wereld de les spelt, ondervindt grote wantoestanden op eigen bodem. De vergifhandel komt op en er wordt een vermindering voor de eerbied van de wet vastgesteld. [...] 304 Vasthouden aan de wet is geldverbrassing en het tegenovergestelde kwaad proclameren.
De drooglegging had een averechts effect in de Verenigde Staten, de alcoholconsumptie steeg alleen maar sinds de invoering van het verbod. Desondanks bleef Hoover een voorstander. Hij zou pas in 1932, bij de nieuwe verkiezingen, overwegen om over te stappen op een staatscontrole op lichte alcoholen. Toch heeft de GVA hem nooit bij naam en daad betrokken bij de schandalen omtrent de drooglegging. Nieuwe invoertarieven lokten in Europa allerlei protesten uit. De GVA noemde het een 'imperialistische politiek'
305
vanwege de Verenigde Staten en was woedend dat ‘Amerika erop bleef staan
dat Europa tot de allerlaatste cent haar schulden terugbetaalde, terwijl Amerika hen de kansen ontnam om genoeg geld te verdienen om die schulden terug te betalen .’
306
Hoover had alle voorstellen en smeekbedes
voor een herziening van de oorlogsschulden ten stelligste genegeerd, en had in zijn verkiezingsrede verklaard geen imperialistische politiek te willen nastreven 307, toch werd hij door de GVA buiten schot gehouden in dit artikel over de nieuwe tarieven. De GVA ondersteunde eerder de oprichting van een Europees verbond, als weermiddel tegen de 'Amerikaanse financiële en economische overheersing'
308
:
Amerika dat zich tegenover Europa zo brutaal aanstelt, eischt van onze werelddeel de voordeeligste tolwaarden. Enerzijds wil het alle concurrenten verbieden het gebied te betreden; anderzijds verlangt het dat Europa zijne deur wagenwijd laat openstaan. [...] Dit is het grote gevaar dat Europa bedreigt. 309 Het middel dat daartegen kan aangewend worden schijnt het stichten van een Europees verbond.
304
305 306
De Gazet van Antwerpen, ‘Brief uit Amerika: Over de droogwet’, 16 juni 1929, p. 1.
De Gazet van Antwerpen, ‘Gesloten Amerika’, 13 juli 1929, p. 10
Ibidem. 307 De Gazet van Antwerpen, ‘De aanstelling van president Hoover’, 6 maart 1929, p. 1. 308 De Gazet van Antwerpen, ‘De Overheersing van Amerika’, 26 november 1929, p. 1. 309 Ibidem.
75
Hoover had altijd weifelend gestaan tegenover een toetreding van Amerika tot de Volkenbond, maar het Internationaal Gerechtshof had hij altijd verdedigd en voorgesteld als een uitstekend vredesmechanisme. Achteraf bracht de Amerikaanse toetreding veel voorwaarden met zich mee. De GVA vatte het samen als ‘Amerika wil veel inspraak in het Hof, maar het Hof kan Amerika zelf niets maken [...] Amerika zal nooit een zaak in het Gerechtshof worden.’
310
Hoewel teleurstelling en frustratie
onwaarschijnlijk deel uitmaakten van de emoties, bleef de GVA optimistisch. Amerika had, met haar aanzien, alleszins legitimiteit aan het Gerechtshof verleend en besloot ‘voorlopig blij te zijn met de dode musch die Amerika aan Europa gunt, in afwachting van heerlijker gerechten.’
311
Het thema van het Internationaal Gerechtshof kwam echter niet meer terug, dus die 'heerlijker gerechten' zijn er niet gekomen. De invoertarieven, daarentegen, hebben in het tweede
presidentsjaar nog heel wat stof doen opwaaien. Hoover's participatie kon niet langer genegeerd worden, aangezien hij als president zijn goedkeuring moest geven aan de nieuwe tarieven. De GVA kopieerde wel nog een deel van zijn verklaring waarin hij stelde dat het mogelijk was om in bijzondere gevallen de tariefcommissie te vragen voor een vermindering van de invoerrechten en dat het leeuwendeel, 94%, van de tarieven betrekking had op Amerikaanse landbouwproducten, de overige 6% was verspreid over alle andere Amerikaanse producten, bijvoorbeeld luxeproducten als zeep, parfum,..312 Deze geruststellende woorden waren legio, want België, een geïndustrialiseerd land in se, was voornamelijk geïnteresseerd in de Amerikaanse landbouwproducten waarop geen verlaging van de tarieven gold. De GVA berekende dat door de tarieven meer geld naar import zou gaan dan er uit export werd gehaald. Een negatieve handelsbalans dus die druk op de economische relaties tussen België en de V.S. zet. 313 Hoover werd echter nog steeds niets kwalijk genomen, integendeel: Als deze wet ten slotte de onderteekening van Hoover kreeg, hoogst waarschijnlijk tegen zijn innerlijkste overtuiging, dan is dit voorstel te danken aan den drang der openbare meening welke van de hooge tarieven economisch en sociaal heil verwacht.[...] Herhaaldelijk werd een beroep op Hoover persoonlijk gedaan, in de hoop dat deze man, die uit eigen ervaring Europa kende, die als levensmiddelendictator de structuur van het geheele Europese leven heeft kunnen doorgronden, zijn volk van de nootlottigheid van de tariefwet zou kunnen overtuigen. Die verwachtingen zijn ijdel gebleken. De invloed van Hoover op het staatsbestuur is niet zo groot, dat hij het ten slotte kon wagen 314 een veto uit te spreken, zelfs al zou dit vooral een waarschuwende betekenis hebben.
Hoover bewees, door zijn onderdanigheid aan de publieke opinie en de beperking van zijn gezagscapaciteiten, geen groot staatshoofd te zijn, maar trof ook geen blaam, volgens de Antwerpse krant, inzake de monsterlijke invoertarieven. Het vertrouwen in wereldwijde samenwerking ter 310
De Gazet van Antwerpen, ‘Amerika en ’t inter. Gerechtshof’, 14/15 december 1929, p. 1. Ibidem. 312 De Gazet van Antwerpen, ‘De nieuwe tariefwet’, 18 juni 1930, p. 2. 313 De Gazet van Antwerpen, ‘De stemming over het vlootverdrag’, 19 juni 1930, p. 2. 314 De Gazet van Antwerpen, ‘Protectionisme in Amerika’, 20 juni 1930, p. 1-2. 311
76
behoud van de vrede, liep een serieuze deuk op en impliceerde uiteindelijk weer een averechts effect want door het verlies van vertrouwen en de weerstand tegen de tarieven vielen de handelsbetrekkingen tussen Europa en Amerika stil.315 Ontwapeningsonderhandelingen waren sinds de wereldoorlog een op- en afgaand thema in de Belgische pers. De conferentie in Londen was tot verschillende ontwapeningsvoorstellen gekomen die Hoover voorbij de Amerikaanse Senaat en het Congres moest krijgen. De GVA volgde Hoover gedurende de 3-4 maand die hij nodig had om de twee instituties zover te krijgen. Hij weigerde verschillende malen een oproep tot uitstel vanwege congresleden316 en dreigde door middel van een buitengewone zitting van de senaat zijn wil door te drijven.317 Zijn gezagslegitimiteit, die met de tarievenkwestie voor de GVA misschien wel een deuk had opgelopen, was bij deze weer gedeeltelijk hersteld. 1930 bleef niet vrij van smet voor Hoover. Gaandeweg pikte de GVA meer berichten op uit de Verenigde Staten waar een groeiende tegenstand tegen Hoover zich aftekende. Tegenkanting in de Senaat, over de benoeming van een nieuwe 'Chief Justice', waren de eerste tekenen van de verslechtering van zijn positie.318 Niet veel later stroomden geruchten binnen over een nieuwe Republikeinse presidentskandidaat, Dwight Morrow, voor de verkiezingen van 1932: Het schijnt dat Morrow zooveel sympathie geniet bij de vele republikeinen, en vooral bij de liberale elementen, dat men het mogelijk acht dat zijn naam over enige jaren, als er nog meer critiek te leren zal zijn over Hoover's politiek dan thans het geval is, het in aantrekkingskracht zal winnen van die van 319 den huidigen president.
Van James Gerard, voormalig Amerikaans Ambassadeur in Berlijn, die tijdens de Eerste Wereldoorlog veel voor de Belgische levensmiddelenvoorziening heeft gedaan, leerde de GVA dat het de kapitalisten en de 'nijveraars' zijn die in Amerika regeerden. Hoover als president behoorde niet langer tot dat lijstje. Zijn politieke macht was sterk afgenomen.320 Deze conclusie stemde overeen met die van de GVA over Hoover's onmogelijkheid tot interveniëren inzake de invoertarieven.
1931 begon voor Hoover in de GVA niet bijster goed. Op de voorpagina van de krant van 5 januari werd in het groot een artikel afgedrukt waarin Hoover ervan uitging dat de protestant, Luther, de scheiding tussen kerk en staat had gerealiseerd. De GVA ging vervolgens over op een historische bewijsvoering, die stelde dat Hoovers conclusie lijnrecht inging tegen de historische waarheid. De 315
De Gazet van Antwerpen, ‘De nieuwe toltarieven in Amerika’, 26 augustus 1930, p. 1. De Gazet van Antwerpen, ‘Na de Londensche vlootconferentie’, 30 april 1930, p.2 en ‘Hoover en het vlootverdrag’, 6 juni 1930, p. 2. 317 De Gazet van Antwerpen, ‘Het dreigement va Hoover’, 26 mei 1930, p. 2 en ‘Buitengewone zitting van den senaat’, 16 juni 1930, p. 2. 318 De Gazet van Antwerpen, ‘Nederlaag van Hoover in dne Senaat’, 10/11 mei 1930, p. 4. 319 De Gazet van Antwerpen, ‘Herbert Hoover of Dwight Morrow?’, 24 juni 1930, p. 1. 320 De Gazet van Antwerpen, ‘James Gerard over Hoover: Wie regeeren Amerika?’, 22/23 augustus 1930 , p. 3 316
77
katholieke GVA herinnerde eraan dat Luther het principe van 'cujus regio, ejus et religio' bepaalde, en beweerde dat het de katholieke kerk was die altijd al het onderscheid tussen wereldlijke en geestelijke macht heeft gerespecteerd, maar: Het schijnt dat Hoover nog nooit iets over al deze dingen gehoord heeft.
321
Een goede karakterschets was het alleszins niet. Zijn geloofwaardigheid als staatshoofd liep ook weer enkele fikse deuken op. Ten eerste werd een premie voor oud-strijders, waar hij ten zeerste tegen gekant was, goedgekeurd door de senaat.322 Ten tweede kon hij de smeekbede van de gouverneur van Kansas, in naam van het hele Midwesten, voor een verlaging van de invoertarieven niet inwilligen, hoezeer hij er zelf ook voor pleitte. De publieke opinie was, alweer, niet geneigd hem te volgen. 323 Ten derde waren al zijn initiatieven om de stijgende werkloosheid, volgend op de economische crisis sinds november 1929, te temperen steeds onsuccesvol gebleken. De GVA rapporteerde meer en meer over de honger en ellende, resulterend uit het onvermogen de crisis het hoofd te bieden. Ten vierde besloot Republikeins senator Norris, voorzitter van de Republikeinse oppositie in de senaat, de democratische partij tijdens de verkiezingen van 1932 te steunen.324 Tegenslagen als deze deden, mogelijk, Hoover verklaren dat hij niet zeker was of hij zich verkiesbaar zou stellen voor een tweede ambtstermijn. 325 Niets, inzake de berichtgeving over Hoover, was echter zo kenmerkend in 1931 dan het schuldenvraagstuk en het aansluitend Hoover moratorium. In zijn verkiezingscampagne in 1928 had Hoover reeds benadrukt dat hij geen voorstander was voor een herziening of zelfs afschaffing van de oorlogsschulden van Europa aan de Verenigde Staten. De schuldenlast was enorm zwaar en, zoals hierboven reeds aangehaald, maakte de protectionistische politiek van de Verenigde Staten, de afbetaling ook niet makkelijker. Duitsland dreigde er zelfs volledig onderdoor te gaan, en toch bleef elke toenadering vanuit Amerika onbestaande. Met de grootste koelheid wijst men elke poging om voor Europa, zelfs tijdelijk een verlichting der lasten 326 te verkrijgen, vande hand.
In de volgende maanden steeg de oppositie in de GVA tegen het halsstarrig weigeren van de vermindering van de oorlogsschulden, zonder echter Hoover te viseren. Op 12 juni startte gedurende één maand een dagelijkse rapportering van de schuldenkwestie in één of twee gróte artikels op de voorpagina en/of de tweede pagina. Het begon met de vaststelling van een kentering in de attitude 321
De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover en Luther’, 5 januari 1931, p. 1. De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover en het parlement’, 19 februari 1931 p. 2. 323 De Gazet van Antwerpen, ‘De hooge tarieven’, 5 juni 1931, p. 2. 324 De Gazet van Antwerpen, ‘De aanstaande presidentsverkiezingen’, 17 maart 1931, p. 1. 325 De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover tegen belastingsverhoging’, 3april 1931, p. 2. 326 De Gazet van Antwerpen, ‘Amerika en het schuldenvraagstuk’, 23 februari 1931, p. 1. 322
78
van Hoover en andere hoogstaande Amerikaanse politici. De publieke opinie had nog Hoover's voormalige overtuiging, dat de miljoenen die bij een vermindering of opschorting van de schulden zouden vrijkomen, door Europa ingezet werden voor militaire inrichtingen.327 De stabiliteit van de vrede zou hier ten zeerste onder leiden. Hoover en de Amerikaanse politieke top besefte, daarentegen, dat de eigen economische stabiliteit en de vrede evenzeer op de helling kwamen te staan als de economische situatie in Europa niet snel zou verbeteren 328: In de Amerikaansche regeeringskringen heeft men tot nu toe de ooren gesloten voor de herhaalde noodkreten uit Europa. Met het gevolg dat de nood is gaan stijgen tot die hoogte dat de rampen niet lang meer zullen kunnen uitblijven. Dat schijnt nu ook het verstokt doove Amerika in te zien. Al de kenteekens zijn er dat de Ver. Staten op dit oogenblik niet meer zo halsstarrig aan hun ‘wij willen niet, 329 wij kunnen niet’ vasthouden.
Het Hoover-moratorium werd vrijwel meteen door Duitsland en Groot-Brittannië aanvaard. De GVA besloot dat Duitsland de tijdelijke vrijstelling van afbetalingen met open armen ontving en dat GrootBrittannië de enige natie in Europa was met een evenwichtige begroting. 330 Frankrijk bood het langste weerstand. De Duitse betalingen waren niet enkel voordelig om de Franse schulden af te betalen maar hielden Duitsland ook ‘in toom’.331 De Belgische regering en de GVA, behielden een gereserveerde houding. Pas op 1 juli stuurde de regering haar antwoord op het voorstel van Hoover naar Washington. Dit antwoord hield een akkoord in, mits de eerbiediging van de speciale positie van België, die Duitsland bij de afsluiting van het Verdrag van Versailles reeds erkende. België zou enkele miljoenen BEF mislopen als Duitsland één jaar lang van haar schulden werd verlost. 332 Een gereserveerde houding, in afwachting van de erkenning van België’s ‘speciale positie’ 333 door Washington, was dus op zijn plaats. De GVA volgde hiermee het discours van de Belgische politici Paul Hymans [minister van Buitenlandse Zaken], Paul Segers [minister van Staat] en Emile Vandervelde [voormalig minister van Buitenlandse Zaken]. De Gazet benadrukte ook meermaals dat het voorstel van Hoover een 'moedig initiatief'334, 'het begin van een nieuw tijdperk'335, 'een daad van hooge betekenis'
336
was. Het Hoover voorstel werd officieel aanvaard nadat verzekerd werd dat België nog
183 miljoen BEF van Duitsland zou ontvangen tijdens het ‘Hooverjaar’ in navolging van haar ‘speciale positie.’
337
327
De Gazet van Antwerpen, ‘Wat zal Amerika doen?’; 12 juni 1931, p.1. De Gazet van Antwerpen, ‘De Europeesche schulden aan Amerika’, 13 juni 1931, p. 2. 329 De Gazet van Antwerpen, ‘Zal Amerika toch iets doen?’, 22 juni 1931, p. 1. 330 De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover schorst de betaling der oorlogsschulden’, 23 juni 1931, p.1. 331 De Gazet van Antwerpen, ‘Het voorstel van Hoover’, 25 juni 1931, p. 1. 332 Duitsland betaalde jaarlijks circa 1 miljard BEF, 400 miljoen BEF ging naar de afbetaling van de schulden aan de VS, de rest ging naar de wederopbouw 333 De Gazet van Antwerpen, ‘Wat steekt er in het voorstel Hoover?’, 24 juni 1931, p.1-2. 334 De Gazet van Antwerpen, ‘Het Voorstel Hoover’, 24 juni 1931, p. 2. 335 De Gazet van Antwerpen, ‘Het Voorstel van Hoover’, 25 juni 1931, p.1. 336 De Gazet van Antwerpen, ‘Het Voorstel van Hoover’, 1 juli 1931, p. 2. 337 De Gazet van Antwerpen, ‘De economische heropbeuring van Duitschland’, 13 juli 1931, p. 2. 328
79
Een populariteitspiek van Hoover in de GVA kon het zeker genoemd worden. Hoover werd plots (weer) ‘de man die aanpakt.’ 338 In het artikel dat bij deze titel paste, schetste de GVA kort zijn inzet voor de gestrande Amerikanen aan het begin van de oorlog, de Belgische ravitaillering en zijn naoorlogse hulpverlening, en besloot met: Dit zijn slechts een paar staaltjes van het organisatietalent van den man op wien de oogen der wereld 339 dezer dagen zijn gericht, en die zoo dikwijls heeft getoond voor geen moeilijkheden terug te deinzen.
Men bleef bij het dagblad wel rationeel over de slaagkansen van het Hoover voorstel, succes was niet gegarandeerd340 en geruchten over een verlenging van het moratorium waren slechts speculaties. 341 De afwachtende houding nam enigszins af toen Hoover zijn moratoriumvoorstel voorbij het Congres kreeg. ‘Het moratorium is binnen!’ klonk het euforisch.342
Hoover's acties richtten zich in 1931 voornamelijk op het internationale toneel, met name de Europese schulden. In de thuisbasis onderging hij meer en meer kritiek van de bevolking over zijn onsuccesvolle behandeling van de economische crisis. Zijn reputatie van zijn werk in België kreeg hij terug in het gezicht gesmeten: Tijdens het bezoek van Hoover aan de Union-club ter onthulling van een geschilderd portret van zichzelf, heeft een groote menigte werkloozen voor het gebouw betoogd. Zij schreeuwden dat zij honger hadden, en dat Hoover zou voedden zooals hij ook voor de Belgen had weten te zorgen tijden 343 den oorlog. De politie moest de werkloozen tenslotte uiteenjagen.
Het duurde niet lang voor de GVA terug kwam op het Hoover-moratorium. De Verenigde Staten namen het alsmaar meer op voor Duitsland, argumenterend dat een zwak Duitsland, een zwak Europa inhield, dat de herstelbetalingen voor de gezondheid van de economische situatie beter herzien werden, zonder ook maar een duimbreed toe te geven aan de vermindering van de Europese schulden aan de Verenigde Staten. Dit creëerde een sfeer van onzekerheid. De GVA zag het Hoovermoratorium meer en meer als de oorsprong van de malaise.344 Bij deze éénmalige beschuldiging bleef het echter, want het was weer verkiezingstijd in Amerika. De Gazet had haar afschuw voor het Amerikaans kiessysteem reeds laten blijken tijdens de vorige verkiezingen van 1928. Daarom werden betrekkelijk minder berichten gepubliceerd over de verkiezingsaanloop, maar toch overschaduwde
338
De Gazet van Antwerpen, ‘Herbert Hoover, de man die aanpakt’, 4/5 juli 1931, p. 3. Ibidem. 340 De Gazet van Antwerpen, ‘Amerika’s bekommernissen’, 24 september 1931, p.1. 341 De Gazet van Antwerpen, ‘Het Hoover-moratorium: Zal het verlengd worden?’, 17 september 1931, p. 1. 342 De Gazet van Antwerpen, ‘Het Hoover-moratorium is binnen!’, 26/27 december 1931, p. 1. 343 De Gazet van Antwerpen, ‘Betooging van werklozen tegen Hoover’, 1 juni 1931, p. 2. 344 De Gazet van Antwerpen, ‘Wat zal Amerika doen?’, 19 april 1932, p.1 339
80
het evenement alle andere berichtgeving over de politieke situatie in Amerika. Criminaliteit en ander sensatienieuws bleef evenveel voorkomend. Hoover stelde zich op 18 april, enkele dagen na zijn aankondiging van zware bezuinigingen345, kandidaat voor de Republikeinse partij. Zijn kansen op herkiezing werden ‘in parlementaire kringen’ nog hoog geschat.346 Het Congres had vaak haar zin bij Hoover gekregen en had bijgevolg weinig reden tot klagen. Op het Republikeins Partijcongres haalde hij 1126 van 1154 stemmen binnen 347, wat van hem een populaire kandidaat maakte, ofwel vielen zijn tegenstanders (Coolidge, Blaine, Wadsworth, Dawes, France) nog minder in de smaak. Diezelfde maand stelde hij, in afwachting van de Lausanne conferentie, een voorstel op voor een vermindering van 1/3 van de bewapening.348 Zijn populariteit en kansen voor een tweede ambtstermijn namen echter een korte vlucht zodra Roosevelts kandidatuur voor de verkiezing vastlag.349 Niet alleen het charisma en de ijzersterke politieke reputatie van zijn tegenstander, de gouverneur van New York, deden afbreuk aan Hoover's populariteit, volgens de GVA was de voortslepende economische malaise de grote boosdoener: Het volk is dan snel geneigd met de vinger naar de regering te wijzen, maar toch heeft zijn persoonlijk optreden hieraan ook wel schuld. Hoover die bleef zeggen dat de malaise niet lang meer zou duren, 350 heeft hem veel wrok opgeleverd onder de bevolking.
Roosevelt ondernam, overigens, een charmeoffensief jegens Europa, waarin hij beloofde Hoover's fouten recht te zetten. Uit een interview met het Franse ‘Les Temps’, haalde de GVA: Hoovers groote fout was de verhooging der invoerrechten, het heeft tegenmaatregelen van Europa 351 uitgelokt en bijgedragen tot de verscherping van de economische crisis.
Roosevelt zou dit ongedaan maken door terug een evenwicht in het ruilverkeer tussen de Verenigde Staten en Europa te brengen. De dag voor de verkiezingen stak de GVA zijn voorkeur voor Roosevelt niet langer onder stoelen of banken, omdat ze wist dat Hoover kansloos was: Hoover staat er onbetwistbaar slecht voor, daar onder zijne regeering het land, onweerstaanbaar, van een uitzonderlijken toestand van welvaart naar verval is gegleden, dat niet te stuiten schijnt. De welvaart is geslonken als sneeuw voor de zon; de nijverheid ligt lamgeslagen als nergens anders en Amerika telt een leger van elf, twaalf miljoen werklozen. Een reusachtig leger, zooals alles wat echt Amerikaansch is. *…+ De kiezer haakt naar iets nieuws, daar het oude onmachtig is gebleken. [...]
345
De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover kondigt zware bezuinigingen aan’, 15 april 1932, p. 2. De Gazet van Antwerpen, ‘Hoover’, 19 mei 1932, p. 2. 347 De Gazet va Antwerpen, ‘Hoover’s kandidatuur’, 18/19 juni 1932, p.4. 348 De Gazet van Antwerpen, [geen titel], 27 juni 1932, p. 2. 349 De Gazet van Antwerpen, ‘Roosevelt tot Democratisch kandidaat verkozen’, 4 juli 1932, p. 4. 350 De Gazet van Antwerpen, ‘Wie wordt president van Amerika?’, 25 augustus 1932, p.1. 351 De Gazet van Antwerpen, ‘Roosevelt’s houding tegenover Europa’, 10 oktober 1932, p. 3. 346
81
Europa, de wereld heeft in alle geval van Roosevelt meer te verhopen dan van Hoover: de mogelijkheid 352 van een nieuwen koers.
In de resterende maanden van zijn presidentschap bereidde Hoover, Roosevelt zoveel mogelijk voor op de reusachtige taak die hem te wachten stond. Volgens de berichten was Roosevelt niet van plan om na zijn ambtsaanvaarding op Hoover's nalatenschap verder te bouwen, maar eerder met zijn eigen plannen van wal te steken.353 Nadat cijfers werden gepubliceerd, waaruit bleek dat het Hoover-moratorium België reeds een half miljoen frank, mogelijk oplopend tot één miljoen, had gekost354, kon de GVA niet opgeluchter zijn over de machtswissel.
2.3.5. Beeldvorming van Hoover na diens presidentshcap (1933-1940) Na de verkiezing van Roosevelt volgde een explosie van artikels over de toekomstige president. Hoover speelde enkel nog een bescheiden rol als de gefaalde voorganger. De inauguratieceremonie, traditioneel begin maart gehouden, was in deze periode (1914-1940) nog nooit zo exhaustief door de GVA gerapporteerd. Hoover vertrok na de ceremonie, volgens hun bronnen, naar New York. Zijn laatste ambtshandeling was de ondertekening van het wetsontwerp ‘betreffende de beperking van de opvraging van deposito's in het district Colombia.
355
’ Na dit bericht werd gedurende de rest van het jaar
1933 niets meer over Hoover in de GVA teruggevonden. Omdat Roosevelt zo'n definitieve breuk maakte met Hoover's beleid, werd de ‘oud-president’ (term gebruikt in de GVA) ook maar zelden aangehaald als de voorloper, tenzij in negatieve zin: Wall street looft de moed van president Roosevelt om het lastige tarievenvraagstuk ter hand nemen 356 waardoor Hoover en andere presidenten in moeilijkheden kwamen.
Tegenwoordig verspreidt de overtuiging zich onder, voornamelijk Amerikaanse historici, dat Hoover de eerste stenen van het sociaaldemocratische pad, dat Roosevelt volgde, heeft gelegd.357 Maar de Amerikaanse opinie dacht daar toen nog anders over: De Amerikanen zijn de tijd nog niet vergeten toen Hoover nog de leiding van het land in handen had. En al wat aan Hoover herinnert, herinnert aan dien rampzaligen tijd, toen Amerika aan den boord van den afgrond stond. En spottend betoogen ze dat hij beter hadde gedaan zijn "welverdiende vergetelheid' 358 niet op te geven.
352
De Gazet van Antwerpen, 8 november 1932 De Gazet van Antwerpen, 22 december 1932 354 De Gazet van Antwerpen, 9 december 1932 353
355 356
De Gazet van Antwerpen, ‘Ambtsaanvaarding van president Roosevelt’, 4/5 maart 1933, p. 12.
De Gazet van Antwerpen, 5 maart 1934 357 Deze Amerikaanse historici zijn onder andere: William E. Leuchtenburg, Bertran Patenaude en George Nash. Het meest bekende criterium is dat hij regeringsgelden vrijmaakte om openbare werken te betalen die werkgelegenheid verschafte 358 De Gazet van Antwerpen, ‘Nieuwe verkiezingen in de VS’, 8 november 1934, p. 1.
82
Ondanks de slechte publiciteit, deden in 1935 geruchten de ronde dat Hoover zich bij de volgende presidentsverkiezingen, in 1936, weer verkiesbaar zou stellen. De GVA verdedigde zijn kandidatuur door te beweren dat hij nog veel gezag had in ‘praktijkkringen.’ 359 Het dagblad bedoelde hoogstwaarschijnlijk zijn contacten uit zijn verleden als mijningenieur en minister van Bevoorrading en Handel. Uiteindelijk kwam het bericht dat Hoover's 'terugkeer naar de politiek' zich zou beperken tot de ondersteuning van de presidentscampagne van de republikein, Landon.360 Ondertussen was Hoover reeds sterk van leer getrokken tegen Roosevelt's New Deal. Hij vergeleek de initiatieven met socialistische en facistische experimenten uit Europa. De Gazet, een voorstander van Roosevelt's politiek, weerlegde Hoover's beschuldigingen niet, noch sloot het zich erbij aan. Het rapporteerde enkel en alleen de polemiek tussen gewezen - en huidig president. Hoover's band met België werd in de jaren, volgend op zijn presidentschap, langzaam maar zeker heropgebouwd. Het begon bij het overlijden van koning Albert I (bericht op 20-02-1934) en twee jaar later die van Emile Francqui (bericht op 17-02-1936). Hoewel hij niet aanwezig was op de begrafenissen, stuurde hij, naar de mening van de GVA, ontroerende telegrammen die werden voorgelezen tijdens de ceremonies. Over Albert I biechtte Hoover op dat hij de Koning steeds had beschouwd als 'één van de hoogste figuren uit de wereldoorlog, niet enkel om zijn militaire moed en bevoegdheid, maar ook om zijn zedelijke moed.’
361
Zijn woorden over Francqui heeft de GVA niet
gepubliceerd. De climax in de relatie tussen Hoover en België kwam er natuurlijk met zijn bezoek in februari 1938. De GVA wist te vertellen dat het bezoek, officieel, louter sentimentele bedoelingen had, maar dat Hoover na België nog een hele Europareis voor de boeg had, tijdens dewelke hij de mogelijkheid van een nieuwe oorlog moest onderzoeken. In België zelf was hij dan ook van plan informatie te verzamelen.362 De Gazet was dolenthousiast over het bezoek en volgde Hoover's reistraject op de voet maar publiceerde geen enkel extract uit de bedankingstoespraken. Mogelijk zag de GVA hier het nut niet van in ofwel was de krant tevreden met haar eigen welkomstbericht over Hoover : Allerwegen ten ontzent wekt dit bezoek groote sympathieën op. Hoe kan het ook anders. Wie onze is vergeten de uitstekende rol, die Herbert Hoover heeft gespeeld bij de organisatie van de "Commission for relief in Belgium", dezer werkzame commissie, die tijdens de droevige oorlogsjaren bezorgd was om de bevoorrading onzer Belgische bevolking, die onder het Duitsche beheer haast van de honger omkwam. En dan, na tijdens den oorlog zoo edelmoedig onze lichamen te hebben gespijsd, kwam na den oorlog heer Hoover in ruime mate onze wetenschappelijke instellingen en hoogescholen ter hulp. 363 [...] Uit ganscher harte wenschen wij nu heer Herbert Hoover een vriendelijk "welkom" toe.
359
De Gazet van Antwerpen, ‘Republikeins kandidaat voor verkiezing’, 16 december 1935, p. 2. De Gazet van Antwerpen, ‘Scheuring in het vakverbond’, 7 september 1936, p. 3. 361 De Gazet van Antwerpen, ‘Koning Albert gestorven’, 20 februari 1934, p. 1-3. 362 De Gazet van Antwerpen, ‘Heer Hoover in België’, 17 februari 1938, p.3. 363 De Gazet van Antwerpen, ‘Heer Hoover komt naar BelgiPe’, 26 januari 1938, p.1. 360
83
1938 was ook een belangrijk jaar voor de heropleving van de algemene Belgisch-Amerikaanse relaties. Tijdens de wereldtentoonstelling te New York stond voor de eerste maal een Belgisch paviljoen opgesteld. De GVA zag zijn kans schoon om in een interview met paviljoenverantwoordelijke, commissaris-generaal Jos Gevaert, de Belgische geschiedenis in Amerika uit de doeken te doen. De Gazetlezers leerden over Belgische kolonisten die, drie eeuwen geleden, het eiland Manhatten ontdekten en over de impact die zij op het land hadden: Aan deze eerste kolonisten hebben de Vereenigde Staten den gezonden democratischen geest hunner instellingen te danken, gelijk ze ook een goed deel hunner nijverheden en ambachten te danken hebben aan de naamloze massa Belgische inwijkelingen die tijdens de 17e-18e eeuw uit Nederland of uit 364 Engeland naar Amerika uitweken.
De stelling klonk misschien overdreven maar had als voornaamste doel een versterking van de Belgisch-Amerikaanse relaties. Het humanitaire werk van Hoover werd herdacht in één van de tapijten in het paviljoen, dat volgens GVA-contactpersonen tijdens de tentoonstelling het meest bezocht werd.365 Niet alleen de band tussen België en Amerika werd weer grotendeels hersteld, na de crisisperiode van tarievenpolitiek en schuldenkwesties, ook Hoover's reputatie werd weer gerehabiliteerd.
In september 1939 viel Hitler Polen en de Soviet-Unie, Finland binnen. De GVA richtte haar aandacht op Hoover’s gloednieuwe hulpfonds voor Finland. Met de uitbraak van de oorlog herstelde ook in de Verenigde Staten Hoover’s aanzien, want de GVA berichtte over grootschalige sportevenementen en liefdadigheidsinitiatieven onder zijn voogdij, waarbij hopen geld ingezameld werd voor zijn hulpcomité. Lang heeft deze berichtgeving zich niet kunnen voortzetten, want in de eerste helft van 1940 stonden de Duitsers weer aan de Belgische grenzen.
2.4.
Conclusie
De keuze van de kranten was gebaseerd op hun regionaal afzetgebied en hun overlapping met één van de drie zuilen uit de toenmalige Belgische samenleving: De Vooruit was socialistisch, L’Indépendance Belge liberaal en de Gazet van Antwerp katholiek. Hoewel het gehele Belgische publiek hiermee niet gedekt is, kunnen er toch enkele conclusies gemaakt worden over de Belgische beeldvorming van Hoover, en bij verlenging ook over de Verenigde Staten van Amerika. De Vooruit kreeg de kans om tijdens de Eerste Wereldoorlog onder Duitse censuur, haar krant alsnog uit te geven. LIB, daarentegen, weigerde zich te onderwerpen aan de censuur en vluchtte naar 364 365
De Gazet van Antwerpen, ‘Bijzonderheden over de Belgische deelname’, 8 mei 1938, p. 1. De Gazet van Antwerpen, ‘België op de wereldtentoonstelling van New York’, 28 juli 1939, p.3.
84
Frankrijk; Van daaruit werd haar krant uitgeven. Ondertussen in België, sloot de GVA de deuren, tot en met de wapenstilstand in november 1918. Hoewel de Vooruit en LIB de kans hadden om extensief te berichten over Hoover en de Commission for Relief, werd dit, tegen al mijn voorspellingen in, weinig gedaan. De structuur van de hulporganisatie werd in beide kranten wel uit de doeken gedaan, maar een opvolging van de activiteiten en problemen, waarmee de C.R.B. tijdens de oorlogsjaren kampte, was er nauwelijks. Henri Pirenne merkte in zijn Geschiedenis van België op dat de Belgische gecensureerde kranten niet altijd even goed op de hoogte waren van de voedselbevoorradingssituatie. Het Comité National (C.N.), onder leiding van Emile Francqui, kreeg meestal de schuld van elke onregelmatigheid in de distributie, terwijl de C.R.B. het meeste aanzien verwierf. Het prestige van de Amerikanen zou schadelijk zijn geweest voor de Duitse bezetter maar de slechte pers, die ze onder de gecensureerde pers poogde te verspreiden, had weinig vat op de openbare opinie.366 Voor de Vooruit was Hoover nooit echt de grote redder in nood. Bij deze socialistische krant wijdde men de grootschalige hulpverlening liever aan de idee van internationale solidariteit. Wanneer de krant na de oorlog weer censuurvrij kon publiceren, steeg het aantal artikels over Hoover enigszins. De censuur was dus mogelijk een rem geweest op de berichtgeving. Toch viel er ook een trend in deze naoorlogse mededelingen in de Vooruit op te merken. De meldingen werden nog steeds aangepast of beperkt tot diegene die de socialistische ideologie ondersteunden. Hoover’s samenwerking met de socialistisch gezinde minister van Bevoorrading, Joseph Wauters, en zijn discours voor het op krachten brengen van de Europese arbeiders waren daar voorbeelden van. LIB, daarentegen, onderhield gedurende de oorlog, vanwege haar positie in het buitenland, een internationaal perspectief. Haar berichten waren gedetailleerder en onvoorwaardelijk positief over Hoover’s inmenging in de Belgische situatie. Voor LIB, in tegenstelling tot de Vooruit, was Hoover de verpersoonlijking van de gigantische hulpverlening. Waar in de Vooruit slechts sprake was van een internationale samenwerking, was er voor LIB in de periode 1914-1919 slechts één redder van België. Verschillende historici367 zijn het vandaag eens dat België na de oorlog rekende op de steun van de Verenigde Staten voor haar heropbouw. Dat was voornamelijk de reden waarom Hoover en zijn C.R.B. na de oorlog werden gevraagd om niet onmiddellijk na de oorlog uit België te vertrekken. LIB, als officiële spreekbuis van de regering, concentreerde zich op het behoud van die Belgisch-Amerikaanse relaties door de Belgen te sensisbiliseren voor deze samenwerking. 366
Pirenne (H.), Geschiedenis van België, Van de Revolutie van 1830 tot het Einde van de Eerste Wereldoorlog, la Renaissance du Livre, Brussel, 1931, p. 356. 367
Verschillende historici waaronder: Philippe Martin, Liane Ranieri, Sophie de Schaepdrijver en Tuus Van Bosstraeten. Mogelijk zijn er meer Belgische historici die bij deze these aanleunen maar die zijn niet in mijn bibliografie opgenomen.
85
Hoewel de GVA niets te winnen had met positief over Hoover te schrijven, deden ze dat toch. Hij werd op de voet gevolgd tijdens zijn bezoeken aan België, ter voorbereiding van de vredesonderhandelingen, maar ook voor een update over de economische situatie van het naoorlogse Europa, rekende de GVA steeds op Hoover om zijn licht te laten schijnen over de situatie. Hij bleef in de schijnwerpers van de GVA omdat hij zo geëngageerd was in de Europese heropbouw. Had hij zich, na de ondertekening van de wapenstilstand, meteen uit België en de rest van Europa teruggetrokken, dan werd in geen van de drie kranten nog veel over hem gepubliceerd, tenzij voor de verschillende huldeceremonieën, die in zijn naam in heel België werden gehouden. Deze plechtigheden namen nooit veel plaats in, maar pronkten doorgaans wel op de voorpagina. President Wilson’s bezoek lokte een grotere publiciteit uit, maar hij was dan ook het staatshoofd van de enige natie die sterker uit de oorlog was gekomen. Voor de reconstructie van Europa had Hoover de American Relief Association (A.R.A.) opgericht, die gebieden in nood moest voorzien van voedsel en andere levensmiddelen. Zijn naam werd verleend aan de werkgroepen die in de verschillende hulpbehoevende regio’s gestationeerd werden. Van al deze ‘Hoover-comités’ was dat van Rusland het populairste. In de Vooruit en LIB bleef de betrekking van Hoover in de gehele organisatie voornamelijk beperkt tot de naam van die comités, enkel de GVA plaatste nog regelmatig artikels met extracten uit toespraken van Hoover over de economische situatie in de door honger getroffen gebieden van Europa. Hoewel de hulp van Hoover’s A.R.A. zich tot en met 1923 op hoog niveau doorzette, viel de berichtgeving in de drie kranten reeds eind 1921 stil. In 1920 had Hoover zich kandidaat gesteld voor de presidentsverkiezingen. Dit nieuws ging de Vooruit volledig voorbij. De desinteresse in Hoover’s presidentskandidatuur bij de socialisten, kon echter niet doorgetrokken worden naar zijn werk voor Europa. De Vooruit merkte een discours bij Hoover op die de sociaaldemocratie promootte. Dezelfde conclusies werden niet bij de andere twee kranten gevonden, wat nog maar eens bewijst dat de Vooruit de boodschappen omtrent Hoover filterde op hun compatibiliteit met de socialistische ideologie. In LIB en de GVA was Hoover’s presidentskandidatuur in 1920 wel (goed) nieuws. Zijn humanitaire werken gedurende de oorlog zaten nog vers in het Belgische geheugen en voor LIB was een president met sterke banden in België, de beste zet voor België in zijn heropbouw. Het presidentschap ging naar Warren Harding, maar Hoover kreeg het ambt minister van Handel aangeboden. Vanaf dan richtte hij zich meer op het stabiliseren van de Amerikaanse politiek. Hij raakte betrokken bij rubberbetogingen en steenkooltekorten, die een groeiende protectionistische (handels)politiek impliceerden. Hoewel hij nog aan het hoofd van de A.R.A.stond, daalde zijn betrokkenheid in Europa. LIB kreeg nog een considerabele interesse in de Universitaire Stichting, waaraan Hoover een deel van de overgebleven fondsen van de C.R.B. had gedoneerd, maar Hoover’s verbinding met de stichting verwaterde 86
doorheen de jaren. De berichtgeving over Hoover viel nooit stil, maar daalde in de drie kranten wel tot een absoluut minimum tot 1927, toen de Mississippi overstroomde en Hoover belast werd met de hulpverlening voor de bevolking uit de overstroomde gebieden. Enkel de GVA wist de link tussen deze en de Belgische ravitaillering te leggen. De aanloop naar de presidentsverkiezingen van 1928 werd door de drie kranten op een diverse wijze aangepakt. LIB steunde Hoover in de afvalrace onder de Republikeinse aspirant-kandidaten maar tussen Hoover en Smith maakte het geen keuze want België moest eender welke uitslag accepteren om de Belgisch-Amerikaanse relatie verder te zetten. De GVA moedigde Hoover aanvankelijk aan, maar hoe dichter de verkiezingsdag kwam, hoe groter het aantal artikels over Smith werd. De democratische kandidaat stond voor een potentiële koerswijziging van het Amerikaans protectionisme wat voor de Antwerpse havenstad als muziek in de oren klonk. De Vooruit ten slotte bleef objectief over Hoover’s deelname maar was de ideologische vijand van de Republikeinse Partij. Omdat de socialistische kandidaat kansloos was, was de keuze voor Smith een politiek van het minste kwaad. Algemeen beschouwd was Hoover’s presidentschap een slechte zet voor zijn reputatie in België. Hij werd het mikpunt voor alles wat er mis ging in de Verenigde Staten. De GVA heeft wel het langste weerstand tegen deze trend geboden. Vooral het eerste jaar van zijn ambtstermijn was er, volgens de GVA, een verschil tussen ‘Amerika’ en ‘Hoover.’ Het was de schuld van de Amerikaanse publieke opinie, de Amerikaanse pers of het Amerikaans Congres dat de protectionistische politiek zich voortzette en de schuldenkwestie verergerde. Zijn geloofwaardigheid als leider liep hierdoor wel enkele deuken op. LIB was aanvankelijk nog positief over de verkiezing van de man die altijd het beste voorhad met België . Zijn tarifaire ingrepen op de wereldhandel en gestuntel rond de schuldenkwestie deed LIB wel vrij snel op haar besluit terugkomen. De Vooruit had überhaupt al geen hoge pet op van de Verenigde Staten, ‘het land van de dollar’, van de zuiver kapitalistische mentaliteit, maar koesterde toch nog hoge(re) verwachtingen voor Hoover. Zijn onkundigheid als president begon desondanks meer op te vallen na zijn eerste presidentsjaar. De kritiek op zijn beleid nam in de drie kranten toe, tot hij zijn moratorium bekendmaakte. Plots klonk het weer ‘Amerika bekommert zich om Europa’ in de Vooruit en ‘Hoover, de man die aanpakt’ in de GVA. LIB volgde, zoals
gewoonlijk, de houding van de Belgische regering. Ze nam de tijd om het voorstel grondig te bestuderen alvorens een beslissing te maken. Ook de GVA deed haar best om een afwachtende houding aan te nemen, maar berichtte ondertussen over de ‘hooge betekenis’ en een ‘moedig initiatief’. LIB en de GVA bleken vooral bezorgd om de ‘speciale positie’ die België na de oorlog had verworven en die ook door Duitsland werd erkend. Het moratorium legde de betalingen van Duitsland aan de rest van Europa stil, maar België en Frankrijk rekende nog op die geldsommen. Voor 87
de Vooruit was het moratorium van Hoover, de uitvoering van wat de socialisten reeds jaren duidelijk maakte, namelijk dat we internationaal met elkaar verbonden zijn. Hoover scoorde dus wat puntjes bij de Vooruit. Eén jaar later, na afloop van het moratorium, was er niet veel veranderd. Hoover week nog steeds geen duimbreed af van de schuldenlasten van Europa aan de Verenigde Staten, terwijl hij wel wenste dat Europa de lasten van Duitsland zou minderen. Ook kwam er maar geen verlaging van de torenhoge tarieven, die de Amerikaanse handel moesten beschermen, maar eigenlijk evenzeer schade aanbrachten. Het protectionisme en het schuldenvraagstuk waren de voornaamste oorzaken van Hoover’s dalende populariteit in de drie Belgische kranten. Maakten ze de balans van zijn presidentschap op, dan was hij een gefaald leider. In een voorspoedige tijd gaven de GVA en LIB hem meer slaagkansen. In de verkiezingsstrijd tegen Roosevelt was het voor alle drie duidelijk dat Amerika voor verandering zou kiezen. Voor de Vooruit was de Democratische kandidaat weer de beste van twee kwaden maar voor de GVA, hoewel geen voorstander van het Amerikaans kiessysteem, kwam Roosevelts’ overwinning geen moment te vroeg. Er kwam een overdaad aan artikels over de nieuwe koers van de nieuwe president. LIB keek ook met hoge verwachtingen naar de nieuwe president van de Verenigde Staten. Na de verkiezingen verdween Hoover tijdelijk uit het Belgisch medialandschap. De berichten waarin hij stelselmatig terug verscheen waren triviaal. Zijn mislukt presidentschap achtervolgde hem, in die zin dat zijn naam in berichten over Roosevelt voorkwam als de gefaalde voorganger. Het evenement waar het in die laatste periode om ging, was Hoover’s bezoek aan België in 1938. Ik had voor het onderzoek al een script 368 gelezen over een erezitting voor de leden van de C.R.B. en het C.N. De verwachtingen over de berichtgeving van het bezoek lagen dan ook weer hoog. Voor de Vooruit werd het
een
teleurstelling. Berichten over het bezoek werden naar de marge geschoven en werden niet vergezeld van foto’s. Het overlijden van de Vooruit-stichter, Anseele, had daar veel mee te maken. LIB was enthousiaster over het bezoek en heeft ongetwijfeld de meeste extracten uit de toespraken ter bedanking van Hoover gepubliceerd. De GVA concentreerde zich meer op een visuele voorstelling van het bezoek. De artikels sprongen in het zicht omdat ze telkens gepaard gingen met verschillende foto’s van Hoover. Extracten uit verschillende redevoeringen werden niet toegevoegd maar wel een gedetailleerd verloop van zijn reis. De aankondiging van Hoover’s bezoek was ook veruit het meest enthousiast in de GVA. Onmiddellijk na het bezoek verdween Hoover weer uit LIB. De GVA, daarentegen, rapporteerde kort daarna over de Wereldtentoonstelling in New York. De GVA heeft altijd gepoogd de banden tussen Amerika en België te accentueren.
368
Manifestation Herbert Hoover. Séance Solennelle du 19 février 1938 pour recevoir M. Herbert Hoover Président de la Commission for Relief in Belgium, s.l., 1938, 35p.
88
De onderzoeksperiode stopt op het moment dat Wereldoorlog II uitbrak en Hoover, als ‘de filantroop’, zijn comeback deed. LIB toonde het minste interesse in Hoover’s hulpverlening aan Polen en Finland. Voor de Vooruit was het natuurlijk weer een blijk van internationale solidariteit en de GVA wist het meeste informatie te verzamelen over Hoover’s inzamelacties. Statistisch gezien kan ik besluiten dat de GVA de meeste artikels over Herbert Hoover heeft gepubliceerd. De databank van de Koninklijke Bibliotheek gaf voor LIB meer data aan waarop Hoover in de krant zou zijn verschenen. Het gebeurde echter vaak dat ik de krant drie maal moest doornemen om uiteindelijk te concluderen dat er naar een adres (Hooverplein in Leuven, verschillende dorpen hadden ook één van hun straten tot ‘Hooverstraat’ omgedoopt) of naar Edgar Hoover, oprichter van de FBI, werd verwezen. LIB heeft mij uiteindelijk van de minste artikels over Hoover voorzien. De Vooruit publiceerde zelden een artikel, langer dan één à twee alinea’s dat alleen over Hoover ging, tenzij bij zijn presidentsverkiezing. Hoover’s naam moest vooral gevonden worden in artikels over Amerika, waar de Vooruit een zeer uitgesproken mening over had en regelmatig een artikel over plaatste. Vooral sensatienieuws over Amerika (criminaliteit, rampen,…) was populair in de drie kranten. Voor de Vooruit was Amerika één kapitalistisch complot maar de GVA zag het anders. De geschiedenis van Antwerpen was dan ook verweven met die van Amerika (denk aan de Antwerpse rederij, Red Star Line), maar ook de katholieke inslag van de krant was vaak onmiskenbaar aanwezig in de artikels. De GVA had een zeer ambigue beeldvorming van Amerika: de criminaliteit en de mentaliteit konden op weinig bijstand rekenen maar anderzijds was er veel ontzag voor het land van de vooruitgang. Hoover’s reputatie als ‘de redder van België’ nam klaarblijkelijk meer en meer af, tot het punt dat mensen zeggen ‘Hoover, is dat die van de stofzuiger?’ In beperkte mate bleef zijn heldendaad echter bekend. In hoofdstuk vier ga ik dieper in op de hedendaagse beeldvorming van Hoover .
89
Hoofdstuk 3: De machtsstrijd achter de filantropie
Aan de hand van archiefdocumenten uit het Amerikaans C.R.B. archief leert men tegenwoordig meer over de conflicten die gemaskeerd werden door de lofzangen en euforische naoorlogse literatuur. Achter dat masker van dankbaarheid, ontdekken we dat de filantropische doelen, waar aan beide kanten van de Atlantische oceaan met zoveel ijver aan werd gewerkt, het toneel waren van autoriteitsconflicten en politiek-diplomatische spanningen.369 In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de machtsstrijd tussen Emile Francqui, voorzitter van het Uitvoerend Comité van het C.N., en Herbert Hoover en komt er een andere beeldvorming van Hoover naar voren, namelijk die van een machtswellustige man.
3.1. Over Emile Francqui Emile Francqui, geboren te Brussel op 25 juni 1863 en, net als Hoover, op jonge leeftijd wees geworden. Hij was amper vijftien jaar wanneer hij naar de militaire school werd gestuurd. In 1885 vertrok hij als onderluitenant naar Belgisch Congo, waar hij deel van de zending uitmaakte die Katanga moest veroveren. Bij het overlijden van hun aanvoerder, kreeg Francqui de baan aangeboden. Twee lange maanden duurde het voor zijn team Katanga kon veroveren. Vanuit Afrika vertrok hij in 1896 naar China waar hij tot en met 1902 consul voor België was. Hij moest er vooral de economische betrekkingen tussen China en België bevorderen. Hierbij kwam hij in het vaarwater van Herbert Hoover. Beide doelden op een samenwerking met de Chinezen voor de uitbouw van hun spoorwegnetwerk. Het was Francqui die de Chinese spoorwegconcessies in 1901 kon binnenrijven, tot grote ergernis van Hoover. Terug in België werd Francqui aangeworven door de Société Générale waar hij het in 1912 tot directeur schopte. De Société Générale groeide uit tot een machtige instelling die nagenoeg de hele Belgische economie en nijverheid beheerste. Het was dan ook weinig verbazend dat, nadat de regering bij de uitbraak van de oorlog het land was uitgevlucht, de eerste en best gecoördineerde overlevingsinitiatieven vanuit de Société Générale kwamen. Francqui reisde met enkele collega’s naar Londen waar ze Herbert Hoover overtuigden om als neutrale Amerikaanse speler de Belgische bevoorrading te overzien. Het was Francqui’s taak om het voedsel dat door Hoover’s organisatie België binnen kwam, eerlijk te verdelen onder de Belgen. In de naoorlogse periode werd Francqui regelmatig gevraagd om als ‘minister van Staat’ in de regering te zetelen. Vooral tussen 1927 en 1934 werd zijn hulp in de stabilisering van de Belgische munt
369
Ranieri (L.), Emile Francqui, ou l’intelligence créatrice 1863-1935, Editions Duculot, Louvain-la-Neuve, 1985, p. 149.
90
geapprecieerd.370 De laatste periode van zijn leven wijdde hij vooral aan wetenschappelijke werken. Hij werd voorzitter van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, hij leidde de Hooverfondsen voor de uitbreiding van de Brusselse en de Leuvense universiteiten, en hij stond aan het hoofd van het Instituut voor Tropische Geneeskunde 371, de Nationale Kanker-stichting en het Nationaal Werk van Oorlogs- en Arbeidswezen. In 1932 richtte hij ook samen met Herbert Hoover de Francqui Stichting op, die ter stimulatie van het wetenschappelijk onderzoek, nog jaarlijks een prestigieuze prijs uitreikt aan een onderzoeker die een considerabele bijdrage aan het Belgisch wetenschappelijk onderzoek heeft geleverd.372 Francqui stierf op 16 november 1935, op 72 jarige leeftijd.
3.2. Francqui vroeg om Hoover’s hulp Het was niet geheel toeval dat Herbert Hoover aan het hoofd van de internationale bevoorradingsorganisatie voor België kwam te staan. Emile Francqui, mede-oprichter van het Brusselse Comité Central en lid van een Belgische delegatie die naar Londen reisde om voedselvoorraden aan te kopen, en Hoover waren oude bekenden. In 1901-1902 waren ze in China verwikkeld in een dispuut omtrent spoorwegconcessies waarbij Francqui zijn wil sterk doordrukte. Hoewel de twee zakenmannen geïrriteerd hun eigen weg weer waren opgegaan, moest Francqui wel respect opbrengen voor zijn jonge Amerikaanse tegenstander die in China op nauwelijks één jaar tijd, met behulp van gemoderniseerd materiaal, een winst van anderhalf miljard dollar had verwezenlijkt. 373 Jaren later ontmoetten ze elkaar opnieuw, ditmaal in Londen. In het eerste hoofdstuk vermeldde ik reeds het ontroerend pleidooi waarmee hij Hoover poogde te overtuigen de bevoorrading van de Belgen op zich te nemen. Het citaat was afkomstig uit Hoover’s eigen mémoires. Hoewel gereproduceerd in verschillende publicaties bleef het een eenzijdig relaas van de feiten. Het C.R.B. archief te Leuven kon mij gelukkig andere bronnen aanbieden die blijk gaven van Francqui’s enthousiasme over Hoover’s medewerking. In een brief vertelde Ernest Solvay (oorspronkelijke geldschieter en voorzitter van het Comité Central en later het Comité National) aan Hoover hoe opgelucht Francqui aan het C.N. meedeelde dat Hoover hen zou ondersteunen:
370 371
Vooruit, 17 november 1935, ‘Emile Francqui overleden.’, p. 1-2.
Koning Leopold III had hem gevraagd onderzoek te doen om de gezondheid van de bevolking in Belgisch Congo te verbeteren. 372 Henri Pirenne won bijvoorbeeld de eerste prijs die in 1933 werd uitgereikt. 373 e Boeck (I. de), Emile Francqui, Ongekroond Staashoofd, 20 bijdrage over de Geschiedenis van Ijse-Lane en Dijleland, Beijerij van Ijse, 2000, p. 24.
91
We are so fortunate as to have at the head of our organization in London, a man of action in every 374 acceptance of the term, Mr. Hoover. Thanks to him, our affairs I am convinced, will be well directed.
In de correspondentie tussen Hoover en Francqui weerklonken ook meteen na de aanvang van de samenwerking woorden van dankbaarheid: Once again, thanks my dear Hoover, and understand well that we all - the Belgians- will retain towards you profound gratitude for the heavy task which you have imposed upon yourself in coming to 375 the help of our unhappy country.
De twee zakenmannen hadden veel gemeenschappelijk waardoor een zekere vriendschapsband onvermijdelijk bleek. Beide waren op jonge leeftijd zonder ouders gevallen maar groeiden, ondanks hun moeilijke jeugd, op tot sterke self-made men. Hun machtsstrijd leidde meer dan eens in de drie jaar intieme samenwerking tot botsingen en wekte bij, voornamelijk conservatief-katholieke regeringsleden als vande Vyvere [minister van Financiën], Segers [minister van Spoorwegen, Zeewezen, Posterijen en Telegraaf] en Helleputte [minister van Landbouw en Openbare Werken] argwaan op.
3.3. De eerste irritaties lieten niet lang op zich wachten De hulp van de Amerikanen werd ingeroepen omdat zij nog niet verwikkeld waren in de oorlog waardoor zij de neutraliteit van de gehele bevoorradingsoperatie konden garanderen. Het C.N. moest hierdoor toestaan dat de Amerikanen de controle over de distributie van het voedsel in België overzagen. Hoover schakelde hiervoor Amerikaanse beursstudenten 376 in. De Belgen van het C.N., allen notabelen, raakten geïrriteerd vanwege het feit dat Amerikaanse jongeren hun organisatie kwamen controleren. Vooral bij Francqui zaten de frustraties hoog en hij begon in de lente van 1915, aan een ophefmakende campagne in het C.N. Hij beschreef de C.R.B. als een commercieel initiatief dat geld op de ruggen van de Belgen kwam maken.377 Hoover, ernstig aangedaan door de laster, richtte zich aanvankelijk tot Francqui om hem te herinneren dat het de wil van de geallieerde regeringen was om het C.N. door een Amerikaans controlepost te overzien, waardoor de illusie ontstond dat de C.R.B. boven het C.N. stond.378 Hoover, evenzeer als Francqui op een oorlogspad, dreigde zelfs zich tot Koning Albert I te wenden, als de zwartmakerijen bleven doorgaan. Koning
374
C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 2, folder 7, [01-12-1914] C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 13, folder 5, [06-11-1914] 376 “Rhodes Scholars”, d.z. Amerikaanse studenten die door middel van een prestigieuze beurs de kans krijgen een opleiding aan de universiteit van Oxford te volgen. 377 Ranieri (L.), op. cit., p. 152. 378 Hoover (H.), An American Epic: Introduction to the Relief of Belgium and Northern France, 1914-1930., MacMillan Company, New York, 1970, p. 197. 375
92
Albert I had namelijk reeds verschillende keren zijn appreciatie voor Hoover’s werk getoond en benadrukte voortdurend het belang van de Amerikaanse aanwezigheid in België. 379 De spanningen bereikten een hoogtepunt wanneer Hoover in mei 1915, zonder medeweten van het C.N. en de Duitse Gouverneur-Generaal van bezet Belgie, generaal von Bissing, met Berlijn overlegde over het behoud van de Belgische oogst. Francqui maakte Hoover attent op de reeds moeizame relatie met generaal von Bissing
en organiseerde in juni en juli 1915 een nieuwe
onderhandelingsronde in Brussel met de generaal. Hoover moest vanwege zijn gebrekkige taalkennis tijdens de onderhandelingen terugvallen op de Amerikaans Ambassadeur in België, Brand Whitlock. Hij maakte uit de onderhandelingen op dat Francqui de verantwoordelijkheden van de C.R.B. in België zoveel mogelijk poogde te beknotten. Francqui wilde het C.N. de uitsluitende verantwoordelijkheid op de importen vanuit Groot-Brittannië bezorgen.380 Hoover stelde voor om de C.R.B. meteen volledig uit België terug te trekken, aangezien het C.N., mits het slagen van de onderhandelingen, de bevoorrading alleen kon onderhouden. Francqui moest echter toegeven dat de participatie van een neutrale natie nog steeds nodig was om de bevoorrading te garanderen. Het Britse Foreign Office wilde ook niet horen van een terugtrekking van de C.R.B. uit België, de aanwezigheid van de Amerikanen was voor hen de voornaamste voorwaarde voor het openen van hun voedselblokkade. Om het dispuut af te sluiten kwamen Francqui en Hoover in augustus 1915 overeen dat de Amerikaanse controle zich enkel op regionaal niveau en op passieve wijze zou doorzetten. Amerikaanse ingrepen op de voedselverdeling waren dus uit den boze. De eerste slag was door Francqui gewonnen. 381
3.4. Een escalatie van de spanningen in 1916 De gemoederen rond de discussie waren amper tot bedaren gekomen of er verschenen nieuwe spanningen op het toneel. Sinds december 1915 werd het Britse Foreign Office bestookt met geruchten over de Belgische zwarte markt die C.R.B.-voedsel naar de Duitsers doorsluisde. Hoover geloofde, onterecht volgens Francqui, aanvankelijk de geruchten:
379
Thielemans (M.-R.), Albert Ier – Carnets et Correspondance de Guerre 1914-1918, Editions Duculot, Louvain-la-Neuve, 1991, p. 225. 380 C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 13, folder 10, [15-06-1915] 381 Ranieri (L.), op. cit., p. 155.
93
You are very severe, my dear Hoover, and that unjustly. You have for a long time, been interested in the fate of our workpeople without understanding their painful situation. In the course of all that you have done for them so far, you have been able to convince yourself that it is doubly painful for they suffer physically and morally. You will admit that, in this respect, all these unfortunates in whom you have interested yourself for a year and a half, are to be excused. They would never have dreamt of selling 382 the meagre pittance of rice your C.R.B. has send them.
Het Britse Foreign Office hoopte een einde te maken aan deze wandaden door de C.R.B. uitsluitend de verantwoordelijkheid te geven over de controle van de voedselverdeling. Francqui gaf zich echter niet zo gemakkelijk gewonnen en trok naar Londen met een nieuw voorstel. Hij had bedacht dat de Belgische regering in ballingschap de verantwoordelijkheid over de aankoop en het transport op zich kon nemen, terwijl het C.N. alle activiteiten binnen België in goede banen leidde.383 Hoover ging zogezegd akkoord met Francqui’s voorstel en diende eind februari 1916 een tweede keer zijn ontslag in bij de Amerikaanse ambassadeur in Londen, Walter Hines Page. Deze wilde echter niets weten van een terugtrekking uit België en maakte nogmaals duidelijk dat de bevoorrading van België nooit zonder de Amerikanen zou gebeuren. Ook Francqui gaf weer toe dat Hoover nodig was aan het roer van de internationale organisatie.384 Mogelijk anticipeerde Hoover deze reacties toen hij zijn ontslag voor de tweede keer indiende. Hiermee maakte hij Francqui opnieuw duidelijk dat de Amerikanen een relevante functie innamen en dat Francqui ze niet zomaar buitenspel kon zetten. Uiteindelijk kwam men overeen om de controle van de voedselverdeling over te laten aan een speciaal departement dat onder de directie van zowel de C.R.B. als het C.N. stond. Eens dit akkoord er was, namen de spanningen tussen de twee hulporganisaties opvallend af. Er brak een korte periode van toenadering tussen Hoover en Francqui aan. Ze kwamen zelfs op eenzelfde golflengte te zitten als het ging over de aanwending van de fondsen van de C.R.B. na afloop van de oorlog. Hier vertel ik in de epiloog meer over. De vrede was echter maar van korte duur. Vanaf mei 1916 rezen de spanningen tot een nieuw hoogtepunt. De Duitsers vorderden weer heel wat Belgisch voedsel op, met als reactie van de Britten een verlaging van de importhoeveelheden. Ondertussen poogde Francqui weer de rol van de C.R.B. te limiteren tot die van een leverancier. De ‘Amerikaanse inval’385 had lang genoeg geduurd, het werd tijd om de Belgen weer de controle over de bevoorrading te geven. Hoover liet dit echter niet zonder slag of stoot gebeuren. In een onderhoud met Belgisch minister [Zonder Portefeuille] Hymans verweet hij Francqui de bevoorradingsoperatie te monopoliseren.386 Het Britse Foreign Office zag liever de omgekeerde ontwikkeling, namelijk dat de rol van het C.N. zich beperkte tot het louter 382
C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 13, folder 18, [04-02-1916] Boeck (I. de), op. cit., p. 34. 384 Ranieri (L.), op. cit., p. 157 385 C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 14, folder 1, [31-10-1916] 386 Gay (G.I.) en Fisher (H.H.), Public Relations of the Commission for Relief in Belgium, Stanford University Press, Stanford (California), 1929, vol I, p. 181. 383
94
verdelen van de levensmiddelen die de C.R.B. in België invoerde. De Belgische regering in ballingschap sloot zich uiteindelijk bij deze visie aan want zij vreesden een machtsgreep van Francqui. Bovendien wilde men zich reeds vergewissen van Amerikaanse naoorlogse hulp door de banden met Hoover zo positief mogelijk te houden: Mr Hoover est devenu une sorte de Dictateur des vivres; il est important qu'il nous soit favorable. Je [=Hymans] crois que nous pouvons compter sur lui, mais en évitant les discussions et en admettant que 387 la CRB soit considerée comme son oeuvre personnelle.
Vanwege alle tegenkanting diende Francqui zijn ontslag in maar ditmaal was het Hoover die hem hiervan weerhield. In een correspondentie met Whitlock schreef Hoover dat, ondanks alle meningsverschillen, hij nog veel respect had voor Francqui en diens inspanningen. 388 De Belgische regering droeg Hymans op een compromis te sluiten dat in december door de twee leidersfiguren werd ondertekend. Geen van beide organisaties was nog ondergeschikt aan de andere. Er was enkel sprake van de neutrale, onafhankelijke C.R.B. die in binnen- en buitenland actief was en het zelfstandig C.N. dat ‘nauw samenwerkte met de C.R.B. en dus niet ondergeschikt was aan de C.R.B.’ 389 Een zoveelste escalatie was afgewend en de taken en verplichtingen van beide organisaties lagen nu officieel vast in een overeenkomst en zo werden toekomstige disputen vermeden. De twee tirannen spraken af voldoende te communiceren om misvattingen geen kans meer te geven: My dear Hoover, I hasten to tell you how pleased I am to note that we are again in perfect agreement. All of us, you and yours abroad, as we in Belgium are aiming at the same end which we can only attain by perfect agreement as to the means of action, even if there should exist slight difference of views between us as to certain measures.(...) Let the occurrences of these last days serve us as a lesson and so, I beg you, everything possible to avoid the recurrence of the same. The common work had been living for more than two years and we owe it to ourselves and especially to the indigent to make it last 390 till the end.
De rust tussen de twee organisaties werd ook gedeeltelijk gegarandeerd doordat president Wilson in april 1917 de oorlog aan Duitsland verklaarde. Alle Amerikaanse C.R.B. leden moesten België verlaten.
3.5. De communicatie werd voortgezet Vanuit Amerika zette Hoover zijn inspanningen voor België verder. Hij verkreeg subsidies van de Amerikaanse
regering
waarmee
hij
voedsel
voor
de
Belgen
kon
aankopen
en
als
hoofdverantwoordelijke van de Amerikaanse voedselvoorraden kon hij de hele natie aanzetten tot rantsoenering zodat er genoeg etenswaren overbleven om naar België te sturen. Francqui, en de 387
Martin (P.), De Betekenis van de Commission for Relief in Belgium in het Nationaal en Internationaal Spanningsveld (1914-1919), licentiaatsverhandeling, RUG, 1981, p. 207 388 Nevins (A.) The Letters and Journals of Brand Whitlock, D. Appleton & Company, New York, 1936, p. 253. 389 Martin (P.),op. cit., p. 140. 390 C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 14, folder 21, [11-11-1916]
95
Belgen, rekenden in de laatste maanden van de oorlog meer dan ooit op de levensmiddelendictator om hun verlossing te brengen. We are grateful to you because in the midst of the innumerable difficulties of the high position to which you have been called, and in spite of the grave responsibilities which weight on your shoulders, you have still found time to think of the inhabitants of the occupied territories of Belgium and Northern France. In the midst of the privations and sufferings which have overwhelmed our population since the commencement of this year, the greatest moral comfort which we could find was to assure them that their friend Hoover was not forgetting them. This simple fact shows us how profoundly is anchored the confidence which the Belgian population has placed in you (…) As for myself, my dear Hoover, who know better than anyone what you are doing for us and all the gratitude we owe, I experience a deep joy in seeing my fellow countrymen so justly appreciate your efforts. No satisfaction could be greater to 391 me than that of telling you so.
Ook na de oorlog heeft Francqui geregeld beroep gedaan op Hoover’s raad en hulp. Tijdens de vredesonderhandelingen in Versailles pleitte Hoover voor de prioriteit van de Duitse herstelbetalingen aan België en weerhield de Duitsers ervan deze in marken uit te betalen.392 Ook in eigen land deed Hoover een goed woordje voor de Belgen zodat ze de nodige kredieten konden bemachtigen om aan de heropbouw te beginnen. De meest duurzame band ontwikkelden Francqui en Hoover echter door de universitaire stichtingen die ze oprichtten met het geld van de C.R.B. dat na de oorlog was overgebleven. Hier vertel ik meer over in de epiloog. Francqui was ook laaiend enthousiast over de betiteling van Hoover als ‘Ereburger en Vriend van België’: If it is true that devotion to one's country is the first quality of a citizen, no one more than yourself is worthy of the title of Belgian citizen. If it is true also, as your proverb has it, that "A friend in need is a friend indeed", nobody has such a right to the title of friend. We are doubly happy over this because it 393 is an honour for us to have you as a fellow citizen and friend a man of such great heart.
De strijdbijl was begraven, de twee ‘tirannen’ bleven sindsdien uit elkaars territorium waardoor de vriendschap openbloeide. Hoover werd in 1929 verkozen tot president van Amerika en Francqui maakte in België een succesvolle carrière als politicus. Hun coöperaties in de toekomst bleven beperkt tot het uitwisselen van ideeën en suggesties en het zetelen in eredirecties van de wetenschappelijke onderzoeksinstellingen die ze mogelijk hadden gemaakt.
3.6. Conclusie Om de desastreuze situatie waarin België zich in de winter van 1914 bevond het hoofd te bieden, had de natie nood aan leiders met een doorzettingsvermogen en een administratief organisatietalent. Dit 391
C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 14, folder 24, [13-10-1918] Door de hoge Duitse schulden steeg de inflatie en was de mark nog maar weinig waard. 393 C.R.B. Archief, Universiteitsarchief Leuven – Tabularium, Box 13, folder 4, 000456 [s.d.] 392
96
waren de karakteristieken die alle bronnen en literatuur bij zowel Hoover als Francqui opmerkten. Er was ook een overeenkomst in de bronnen over het dictatoriale allure waarmee de twee voorzitters hun organisaties leidden. Aan beide kanten van de Atlantische oceaan wekten Hoover en Francqui argwaan op. Brand Whitlock verweet Francqui politieke ambities na te streven en deinsde vaak terug voor Hoover’s vastberadenheid. Minister *van Financiën+ vande Vyvere was niet tevreden over de onafhankelijke status van de C.R.B. waardoor Hoover zich veel kon permitteren in België, maar keek ondertussen ook argwanend naar de politieke aspiraties die Francqui ten toon spreidde.394 Colonel House, raadgever van president Wilson, zag Hoover dan wel als een groot leider, maar zijn treffende vergelijking van Hoover met Julius Caesar, verried een zekere vrees voor Hoover’s appetijt voor absolute controle.395 Ranieri, die een biografie schreef over Francqui, concludeerde dat een botsing tussen beide karakters onvermijdelijk was. Er bevonden zich twee mannen in (en rond) België die beide belust op macht waren maar terzelfdertijd geen van beide een volledig begrip van elkaars situatie hadden. Francqui was niet volledig op de hoogte van de dagelijkse problemen waarmee Hoover op het internationale toneel mee kampte, terwijl Hoover zich onmogelijk kon inbeelden welke frustraties Francqui voelde om dagelijks onder Duitse bezetting te leven en daarbij ook de aanwezigheid en controle van de C.R.B. te tolereren.396 Om dit gevoel van machteloosheid aan de orde te brengen, opperde Francqui regelmatig dat de Amerikanen niet voldoende op de hoogte waren van de Belgische mentaliteit, en dat de administratieve functies in België beter door Belgen werden uitgevoerd. Francqui was volgens Ranieri jaloers op Hoover omdat die in het heetst van de strijd over de grenzen heen pingpongde.397 Ranieri had nog een tweede these in het achterhoofd, namelijk dat Francqui en Hoover slachtoffers waren van hun eigen entourage.398 In de bronnen vinden we inderdaad berichten waarin Francqui voor een betere communicatie, zonder ruis van roddels, tussen hem en Hoover pleitte. Er konden genoeg vraagtekens geplaatst worden bij de beweegredenen van de twee leiders om zich in dergelijke mate in te spannen voor de bevoorrading van België, een praktisch onbetaalde job. Hoover ambieerde reeds jaren een publieke carrière. Zijn succesvolle ingenieurscarrière had hem vlak voor de oorlog aan het hoofd van een miljoenenbedrijf gebracht. Economische macht en leiderschap had hij reeds verworven, de volgende stap was publieke macht bekomen. Zowel de C.R.B. als het C.N. bestond uit zakenmannen die de juiste vaardigheden en talenten bezaten om de bevoorradingsoperatie voor België in goede banen te leidden, en die na de oorlog de overstap naar 394
Martin (P.), op. cit., p. 288 Ranieri (L.), op. cit., p. 169 396 Ranieri (L.), op. cit., p. 168 397 Ibidem. 398 Ibidem. 395
97
een politieke carrière zetten. Deze conclusie hoort echter hun goede wil en patriottisme niet volledig in twijfel te trekken. Het valt enkel moeilijk te ontkennen dat bepaalde ravitailleringswerkers hun kansen schoon zagen om hun invloed op het nationale of zelfs internationale toneel te vergroten. De machtsstrijd werd hoe dan ook in december 1916 beslecht met een compromis over de precieze taken en verantwoordelijkheden van beide organisaties. In zijn mémoires maakte Hoover de balans op van zijn relatie met Francqui. Hij vond de Belgische zakenman nors maar bekwaam, loyaal maar despotisch, kortom een geboren leider, ‘We remained affectionate friends until his death on november 16, 1935.’
399
Hun machtsstrijd eindigde alleszins met een actieve participatie in de oprichting van talloze
liefdadige- en wetenschappelijke projecten.
399
Hoover (H.), An American Epic, p. 43.
98
Hoofdstuk 4: Belgische historici over Herbert Hoover. Enkele historiografische conclusies
Een historische wereldgebeurtenis als de Eerste Wereldoorlog wekt logischerwijs veel interesse op onder historici. Ook onder de Belgische historici is er geen tekort aan literatuur over het kolossale conflict maar toch is het nog bijbenen om de Britse publicaties te volgen. Ook de hoogstaande Nederlandse interesse voor het subject doet vermoeden dat België nog wat heeft goed te maken. Dan wordt nog buiten beschouwing gehouden dat de Wereldoorlog I literatuur grotendeels enkel het militaire verhaal vertelt. De militaire en politieke geschiedschrijving kent sinds de negentiende eeuw op- en neergaande fasen. Logischerwijs neemt het na een wereldconflict, als dat tussen 1914-1918, weer in sterke mate toe. Desalniettemin geloofde Henri Pirenne dat het hele verhaal van de oorlog verteld moest worden. Hij wijdde dan ook een heel hoofdstuk van zijn magnum opus aan de ravitaillering door de C.R.B. en het C.N. Hoewel hij de overleving van de Belgen toeschreef aan de samenwerking van de twee organisaties, benadrukte hij vooral de onmisbare ondersteuning van de Amerikanen, en meer bepaald van Hoover: Het buitengewoon succes van de CRB dient hoofdzakelijk te worden toegeschreven aan de handigheid en aan de energie van de H. Hoover, evenals aan de steun die hij bij de regering der V.S.A vond. Zonder deze laatste zou het N.C.[=Nationaal Comité, oftewel C.N.] van de verbonden Mogendheden de opheffing van de blokkade niet hebben bekomen, en het ligt voor de hand dat, zelfs indien men dat eerste punt toegestaan veronderstelt, het comité er niet zou in geslaagd zijn het formidabele 400 importorganisme op te richten, dat voor het vervullen van zijn taak nodig was.
Pirenne schreef dit hoofdstuk vrijwel meteen na afloop van de oorlog, wanneer de gehele wereld in een euforische roes verkeerde. In de Amerikaanse naoorlogse literatuur over de ravitaillering (Irwin, Kellogg, Hoover) was een soortgelijke tendens op te merken. In België moest het echter al snel plaats maken voor een vrij onverschillige houding. De militaire geschiedenis nam de bovenhand en de C.R.B. werd een ‘vergeten hoofdstuk in de vaderlandse geschiedenis.’ 401 Een Belgisch historicus moest al interesse vertonen in de Belgisch-Amerikaanse relaties eer er opnieuw meer informatie over Hoover naar de buitenwereld uitlekte. Prof. Suzanne Tassier (VUB) onderzocht in 1951 het concept van 'Poor little Belgium' in de Amerikaanse publieke opinie. Ze concludeerde dat Hoover een sleutelrol speelde in de publiciteitscampagne voor de geldinzameling in de Verenigde Staten. Tassier wist bijvoorbeeld dat de Amerikaanse Association of Mining Engineers bekend was met Hoover's wereldwijde reputatie en dat ze uit respect voor hem en zijn werk een bijdrage van 120 000 dollar doneerden aan 400
Pirenne (H.), De Geschiedenis van België, van de revolutie van 1830 tot het einde van de eerste wereldoorlog, la Renaissance du Livre, Brussel, 1931, p. 344-345 401 Geeraerts (G.), ‘De Man die de Belgen van de Hongerdood redde. Leuven Expo eert Amerikaanse Weldoener, Herbert Hoover’ In: Het Volk, 15 januari 2007, p. 20.
99
de C.R.B.402 Uiteindelijk werd er in de Verenigde Staten alleen al 66% van de 520 miljoen dollar, die de C.R.B. aan liefdadigheid in de wereld kon inzamelen.403 Het aandeel van Francqui en het C.N. werd in Tassiers these geminimaliseerd, het waren de Amerikanen, en dan vooral Hoover, die de sleutelfiguur was in de strijd voor de overleving van de Belgen. De toon van Hoover's profielschets was wel al minder euforisch dan bij Pirenne. Zijn minder aantrekkelijke karaktertrekken, ‘sa brutalité, sa barbarie’
404
zorgden voor een realistischer beeld van de ‘infatigable animateur’.405
Kijken we naar een meer recente historiografische periode dan zien we de C.R.B. bijna volledig uit de literatuur verdwijnen. Enkel wanneer de onderzoeker een thematisch invalshoek kiest waarin de materie van de voedselvoorziening kan opgenomen worden, kan er nog iets gelezen worden over Hoover. Sophie de Schaepdrijver (1997) schreef bijvoorbeeld het verhaal van de Belgische bevolking tijdens de oorlog, een onderwerp dat haar toeliet kort in te gaan op de schrijnende voedseltekorten door de Britse blokkade en de Duitse opvorderingen. De Schaepdrijver nam bovendien een nog kritischere houding aan ten opzichte van het werk van de C.R.B. en het C.N. Vooral het C.N. kreeg veel kritiek op haar elitaire bezetting. Het verwerven van sociaal kapitaal was, volgens de Schaepdrijver, voor verschillende C.N.-medewerkers een doorslaggevende factor om zich in te zetten voor de Belgische bevolking.406 De Schaepdrijver pakte de C.R.B. minder hard aan, maar Hoover werd wel een autoritair kantje toegeschreven. Ze herkende zijn koelbloedige, technocratische karakter dat zo zijn voor- en nadelen had: net als alle zakenmannen omzeilde Hoover liever alle bureaucratische beslommeringen en sloot de deals af, met zo weinig mogelijk pottenkijkers.407 Geen wonder dat Pirenne concludeerde dat de gewone bevolking zelden op de hoogte was van de voedselsituatie. 408 Ondanks alles besefte de Schaepdrijver maar al te goed wat de C.R.B. voor België heeft betekend:
402
Tassier (S.), La Belgique et l'Entrée en Guerre des Etats-Unis (1914-1917), La Renaissance du Livre, Brussel, 1951, p. 100104. 403 Amerikaans auteur, Larry Zuckerman, van “De Verkrachting van België”, schrijft in zijn boek dat de Amerikanen niet bepaald de grootste sponsors waren. In een interview met David van Reybroeck voor de Morgen, verklaarde hij dat Hoover zelf zei dat “Het Britse publiek meer geeft maar de Amerikanen maken er meer lawaai over.” Reybroeck (D. Van), ‘ “Dit Moet Geweten Zijn.“ Larry Zuckerman Over het Lijden van België in de Eerste Wereldoorlog.’, In: De Morgen, 3 november 2004, p. 10. 404 Tassier (S.) op. cit., p. 71. 405 Tassier (S.) op. cit., p. 73. 406 Schaepdrijver (S. de), De Groote Oorlog, Het Koninkrijk België Tijdens de Eerste Wereldoorlog, Olympus, Amsterdam, 2008, p. 112. 407 Schaepdrijver (S. de), op. cit., p. 111. 408 Zie conclusie hoofdstuk 2.
100
Men hoeft de heroïsche toon niet over te nemen die de naoorlogse geschiedenissen van Commission en Comité kenmerkt om toch het belang van deze, impromptu ontstane, verbazend efficiënte onderneming in te zien: nooit tevoren was ravitaillering op een dergelijke schaal georganiseerd geweest. Een heel land, dat militair bezet was en sinds generaties niet meer zelfvoorzienend, werd een hele, harde oorlog lang van overzee bevoorraad, en dat zonder dramatische onderbrekingen en zonder noemenswaardige corruptie. Indrukwekkend zijn de cijfers: vier jaar lang werden bijna tien miljoen mensen gesteund (na verloop van tijd werd de voedselhulp naar het bezette Noord-Frankrijk uitgebreid); in totaal werd één miljard dollar steungeld bijeengebracht en vijf miljoen ton voedsel verscheept ter waarde van 880 miljoen dollar, een som die groter was dan de Amerikaanse begroting. 409
Zeventig jaar na de uitbraak van de oorlog publiceerde wereldoorlog I specialist, Luc Schepens (1984), een publieksvriendelijk boek over Vlaanderen tijdens de oorlog. Hij schetste een kort maar breed beeld van de toenmalige samenleving. Over de hongersnood vertelde hij kort over het initiatief van de Amerikanen. Het gebrek aan interesse in de C.R.B., het C.N. en Hoover werd schrijnend duidelijk wanneer Schepens niet in staat was de feiten in de juiste chronologische volgorde te plaatsen. Zo plaatste hij de oprichting van de C.R.B. voor die van het C.N.,410 terwijl die laatste Hoover net had aangezet hen een hand toe te steken. Het leeuwendeel van het hoofdstuk over voedselschaarste wijdde hij nog aan woekerhandel, inflatie en de sluiting van de herbergen.
Belgische literatuur over Hoover beperkt zich niet tot de Wereldoorlog I boeken. Ranieri (1985), Emile Francqui-biograaf, deed ook onderzoek naar het boegbeeld van de C.R.B. die gedurende de bezetting zo vaak in aanvaring kwam met haar studieobject. Net als de Schaepdrijver, maar chronologisch vroeger, liet Ranieri haar niet misleiden door de naoorlogse literatuur, maar maakte ze eerder assumpties over de machtsstrijd die de twee sleutelfiguren onder elkaar uitvochten. 411 Van de twee zat Hoover tijdens de oorlog het stevigst in het zadel en kon hij, vanwege zijn neutraliteit als Amerikaan, zijn wil meestal doordrijven. Met Francqui in de hoofdrol was het vanzelfsprekend dat het C.N. meer belangstelling dan de C.R.B. kreeg. Deze trend zette zich ook in andere wereldoorlogliteratuur door. In een boek over vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog verwacht je enkele anekdotes over het werk van Hoover te lezen, aangezien hij in zijn memoires meermaals zijn samenwerking met de Belgische vrouwen beschrijft, maar Denise de Weerdt (1993) wijdde bijna alle initiatieven voor de Belgische bevolking aan het C.N. Ze lijkt niet te bevatten dat Hoover vanuit Londen voor de nodige fondsen en goedkeuringen zorgde die het C.N. in staat stelde om de nodige maatregels te treffen voor de Belgen. ’Het Meldruppeltje’, bijvoorbeeld, een plek waar zwangere vrouwen gratis maaltijden verkregen in ruil voor wat lichte arbeid zoals aardappelen schillen.412 Ook het onderzoek naar tuberculose bij kinderen werd georchestreerd door Hoover en de C.R.B. Het kan 409
Schaepdrijver (S., de), op. cit., p. 109-110 Schepens (L.), 14/18, Vlaanderen tijdens de oorlog, Lannoo, Tielt, 1984, p. 79. 411 Zie hoofdstuk 3 412 Weerdt (D. De), De Vrouwen van de Eerste Wereldoorlog, Stichting Mens en Kultuur, Gent, 1993, p. 83-85. 410
101
in Hoover’s aard hebben gelegen om pluimen die hem niet toebehoorden op zijn hoed te steken, of dat in de euforie na de oorlog het bedanken van de Amerikanen grotere proporties aannam dan ze feitelijk verdienden. Maar uit inventarissen en officiële publicaties van de C.R.B.413 kan men afleiden dat door het grootschalige karakter van de C.R.B. zij de enige organisatie was die alle initiatieven in goede banen kon leiden. Het was louter de taak van het C.N. om met het materiaal en de fondsen dat de C.R.B. inzamelde, de afgesproken initiatieven in België te verwezenlijken. De rol van het C.N. was daarmee niet helemaal passief, Francqui en andere leden van de C.N. lagen ongetwijfeld aan de basis van verschillende ideeën die het leed van de Belgische bevolking hebben verzacht. De Weerdt was niet de enige die zich mispakte op de rol en de aanwezigheid van de C.R.B. in België. In opdracht van de stad Gent, schreven André Capiteyn en Christian De Backer (1991) een publiekhistorisch boek over Gent in de Eerste Wereldoorlog. De thema’s varieerden van voedsel tot prostitutie. De informatie over de C.R.B. en Hoover werd in de publicatie echter gelimiteerd tot: De eetwaren kwamen uit de Verenigde Staten, waar een Commission for Relief in Belgium was opgericht, onder voorzitterschap van Herbert Hoover. (De C.R.B. werd in de volksmond al vlug gedoopt tot: ‘Cerealen, Rijst en Bonen’ of nog: ‘Colossale Rovers Bend’”). De produkten werden gerantsoeneerd 414 verkocht in de zogenaamde Amerikaanse huizen.
De rol van de C.R.B. limiteerde zich volgens Capiteyn en De Backer tot het louter importeren van voedsel. Er werd geen aandacht gegeven aan de vele complicaties of de andere verantwoordelijkheden die ermee gepaard gingen.
De C.R.B. (en Hoover) is nog steeds geen populair thema ook als is, sinds 2001, het Universiteitsarchief van Leuven in het bezit van kopieën van het Amerikaanse archief van de C.R.B. Het was een geschenk van de Hoover Foundation uit Stanford en werd persoonlijk overgebracht door de kleinzoon van Hoover. Marc Derez, van het Leuvense universiteitsarchief, lichtte de Gazet van Antwerpen kort in over de activiteiten van de C.R.B. Hoewel deze informatie zeer beknopt bleef, alweer ging men enkel in op de importtaak, wist Derez de Gazet van Antwerpen ook te boeien met anekdotes over de heroïsche status van Hoover, vroeger en nu:
413
De inventarislijst van het Amerikaans C.R.B. Archief somt bijvoorbeeld alle comité’s en onderzoeksgroepen op die initiatieven als ‘Het Melkdruppeltje’ in goede banen leidden. 414 Capiteyn (A.) en De Backer (C.), Gent en de eerste wereldoorlog: het stadsleven in de jaren 1914-1918, Stad Gent, Gent, 1991, p. 71.
102
‘Dat de Belgische bevolking dankbaar was, blijkt uit een anekdote die bij het verhaal van de voedselhulp hoort’, vertelt Marc Derez. ‘Het graan en het meel kwamen hier in zakken aan. Om hun dankbaarheid te betuigen, bewerkten de Belgische vrouwen de zakken met kant en borduursel. Vervolgens stuurden ze de versierde zakken terug naar hun weldoeners. *…+ Hoover zelf schopte het in 1928 tot president van de Verenigde Staten. En nu nog wordt hij in sommige kringen beschouwd als de 415 redder van België.’
Hoover speelt nog regelmatig een kleine rol in artikels die terugblikken op de Eerste Wereldoorlog. De Standaard plaatste, bijvoorbeeld een verhaal over de Duitse bezetting maar voor de reporter was Dannie Heineman, een Amerikaans ingenieur die betrokken was bij de oprichting van het Brussels voedsingscomité van Solvay en Francqui, een interessanter figuur. Hoover was ‘slechts’ de voorzitter van de C.R.B. die het tot president van Amerika had geschopt.416
Niet alleen bij de Belgen, maar ook onder de Amerikanen is de naam ‘Herbert Hoover’ onlosmakelijk verbonden met België. Begin 1999 bezochten enkele echtgenotes van leden van het Amerikaanse ‘House of Representatives’ België. Ze wilden koste wat kost de Leuvense bibliotheek zien. Het was hen ter ore gekomen dat Hoover in eigen land, na de oorlog, persoonlijk een oproep had gedaan aan de Amerikanen om financiële bijdragen te storten voor de heropbouw van de bibliotheek, die in de eerste maanden van de oorlog door de Duitsers werd platgebrand. De Universiteit van Leuven heeft hem hiervoor beloond door het aangrenzende plein tot het Herbert Hoover plein om te dopen. 417 Een buste van Herbert Hoover siert nog steeds de overloop in de Centrale Bibliotheek. De bibliotheek was ook één van de vijf
418
plaatsen in België waar de expo ‘Remembering
Hoover’(2006-2007) stond. De expo was een initiatief van de Amerikaanse ambassade in Brussel met medewerking van onder andere de Belgian-American Educational Foundation, de Universitaire Stichting en de KULeuven. Vooral Amerikaanse historici waren betrokken bij de opbouw van de expo maar ook Prof. Sophie de Schaepdrijver (Pennsylvania State University) en Dr. Kenneth Bertrams (VUB) droegen hun steentje bij als Belgische historici.419 Het was een nostalgisch teruggrijpen naar een tijd, desastreus vanwege de oorlog, maar ook van een intense band tussen twee naties. Hoover werd in heel België weer de grootse filantroop die een heel volk redde. Paul Buysse, Belgisch voorzitter van het initiatief, noemde hem zelfs ‘one of the major events in the history of my country .’420 415
Hermans (E.), “Universiteit Bemachtigt Archief over Amerikaanse Hulp in WOI”, In: De Gazet van Antwerpen, 3 januari 2001, p.4. 416 Corelio *pseudoniem+, “De Citroen Moet Uitgeperst.”, In: De Standaard, 10 november 1998, p. 15. 417 Corelio *pseudoniem+, “VS-Vrouwen Bewonderen Bibliotheek.”, In: Het Nieuwsblad, 15 januari 1999, p. 12. In de muren van de bibliotheek werden de namen van andere milde schenkers gebeiteld, dit waren voornamelijk Amerikaanse universiteiten (Yale, Berkeley, Princeton,…) 418 Bastenaken, Bergen, Antwerpen, Leuven en Brussel. 419 George Nash (Hoover Institution) en Bertran Patenaude (Stanford University), door Paul Buysse [ lid van het erecomité van de expositie] bestempeld als Hoover-experts, leidden het onderzoek. 420 Dit citaat haalde ik uit een videofragment dat is te vinden op de officiële website van de expo: http://www.rememberinghoover.be/ (onder “watch our documentary”).
103
De expo onderlijnde voornamelijk het exceptionele karakter van de reddingsoperatie, en wenste de man verantwoordelijk voor de gehele organisatie nogmaals eerbiedig te herdenken. ‘Hoover was a problem solver; he was a doer; he fed an entire nation; a man of economic efficiency; a man who felt deeply for his fellow man; a master of publicity’
421
Dit waren slechts enkele van de citaten van zowel Belgen als
Amerikanen die verbonden waren aan de expo. De meest gewaagde uitspraak kwam echter van Dr. Bertran Patenaude (Stanford University): hij beweerde dat, als Hoover geen president was geweest, hij de geschiedenis zou zijn ingegaan als de grootste filantroop van zijn tijd. De toenmalige Amerikaanse ambassadeur in België, Tom C. Korologos, vond het een ‘excellent story that hadn’t been 422
told.’
Hij was degene die met de idee van de expo op de proppen kwam, nadat hij in 2004 in België
was gearriveerd en alle Hoover-memorabilia opmerkte (Hooverplein, Hoover bibliotheek, Hoover buste, Hoover fonds,…). In de V.S. had Hoover aan het einde van zijn leven zijn reputatie gedeeltelijk kunnen opkrikken, maar hij was er nog steeds de gefaalde president, de verantwoordelijke voor de beurskrach.423 Korologos hoopte met de expo de dalende populariteit van de V.S., die sinds de tweede ambtstermijn van George Bush en de aanhoudende oorlog in Irak zich in België doorzette, wat recht te trekken.424 De expo wekte bij de Amerikanen ook veel interesse op. Dat viel af te leiden aan het hoogstaand bezoek van voormalig Amerikaans Staatssecretaris George Schultz en de videoboodschap van minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice.425 De expo vertelde het verhaal van een Hoover die zij in de V.S. minder goed kennen.
De herinnering aan Hoover kende in het collectief geheugen zijn fasen van op- en neergang, maar in de literatuur is het voorlopig nog wachten op een Belgisch werk over zijn weldaden voor de natie. In 2008, verscheen een boek over de betrokkenheid van de Markies van Villalobar in de Eerste Wereldoorlog. Villalobar was één van de ‘beschermingsministers’ van de C.R.B. maar zijn loyaliteit lag bij Francqui’s C.N. Hoover en Villalobar kwamen gedurende de vier oorlogsjaren regelmatig in conflict met elkaar. Hoover promootte de C.R.B. tot het einde van haar bestaan als een Amerikaanse onderneming,terwijl het, vanwege haar multinationaal patronaat, een internationale organisatie was geworden. Historica en auteur van het boek, Tuus van Bosstraeten, ontdekte dat Villalobar ontzettend jaloers was op de populariteit van Hoover. Villalobar vond dat hij de peetvader van de hulpverlening aan België was, omdat hij de eerste neutrale minister was die zijn steun aan de Belgen betuigde door in Brussel te blijven na de inval van de Duitsers. Zien en horen hoe de pers Hoover 421
Ook allemaal citaten uit de documentaire van de website. Wederom een citaat uit de documentaire. 423 Deze informatie werd mij verleend door Mvr. Hayoit, Project Manager van de Belgian-American Educational Foundation, waarmee ik op 1 augustus 2011 omstreeks 14u30 in de Egmontstraat 11 te Brussel een interview mee had. 424 Wederom informatie die ik uit het interview van Mvr. Hayoit heb bemachtigd. 425 Dick (B.), “Hoover the Hero. Exhibit Honors Former President’s Role in Saving Belgians.” In: US Department of State Magazine, maart 2007, p. 12-13. 422
104
steeds als de grote redder in nood schetste, moet ondraaglijk zijn geweest voor de Markies.426 Van Bosstraeten zelf houdt een ambigu beeld van Hoover voor. Enerzijds was hij een heethoofd met een drang naar absolute zeggenschap, onbehouwen en tactloos in zijn handelen, en uiterst manipulatief.427 Anderzijds bleef hij dé bezieler van de C.R.B. en heeft hij voor het goed van het Belgische volk vaak toegevingen aan Villalobar gedaan die evenzeer op zijn strepen stond.428
De historiografische conclusies die we uiteindelijk kunnen stellen zijn viervoudig. Ten eerste was de eenzijdig positieve beeldvorming van Hoover enkel meteen na de oorlog populair. Een kritischere toon zet zich in bij Tessier in 1951 in. Ten tweede is er nog maar weinig extensief geschreven door Belgische historici over Hoover en de C.R.B. Het is zoeken naar boeken die een andere invalshoek dan de militaire voorop stellen en dan is het nog niet gegarandeerd dat er veel over Hoover of de C.R.B. wordt verteld. Ten derde lijken er veel onduidelijkheden over het onderwerp te bestaan. Verschillende auteurs of historici onderschatten de rol van de Amerikaanse organisatie in het wereldwijd besturen van een ravitailleringsorganisatie. Meestal beperkt het thema ‘voedselvoorziening tijdens de Eerste Wereldoorlog’ zich grotendeels tot het Belgische C.N. Hoover, als voorzitter van de C.R.B., moest zich, zogezegd, enkel om de import bekommeren. Het C.N. deed de rest. Verkeerde informatie als deze vindt zijn weg tot het publiek. De Belgische pers publiceert bij de juiste gelegenheid nog eens een artikel met Hoover als dé redder van de Belgen, maar de verslaggevers durven wel eens overdrijven. Het Laatste Nieuws beweerde bijvoorbeeld dat Hoover elke week voor 2 miljard euro aan levensmiddelen verdeelde onder de Belgische bevolking429, terwijl er maximum 2 miljard dollar in vier jaar tijd werd uitgegeven aan voedsel voor België. Ten vierde moet er wel geconcludeerd worden dat de herinnering aan Hoover, mits wat steun van de Amerikanen, bewaard blijft in de Belgische geschiedenis. Initiatieven als de expo ‘Remembering Hoover’ of het voortbestaan van Hoover-organisaties als de Belgian-American Educational Foundation (zie epiloog), zijn een levensverzekering voor de overleving van de herdenking van Herbert Hoover’s filantropische daad voor de Belgen. Tot slot wens ik de Nederlandse professor rechtseconomie, Johan den Hertog , even aan te halen. Hij publiceerde eind vorig jaar in het tijdschrift ‘Diplomacy en Statecraft’ een interessante historiografische aanpak voor de bestudering van de C.R.B (en Hoover). Volgens hem slaat de
426
Van Bosstraeten (T.), Bezet maar beschermd, België en de markies van Villalobar, Acco, Leuven, 2008, p. 56. Van Bosstraeten (T.), op. cit., p.61 + 88. 428 Van Bosstraeten (T.), op. cit.,p. 105. 429 Ghysens (P.), ‘ “Wij Belgen Zijn U Eeuwig Dankbaar.” Prins Filip Negeert Recente Spanningen Tussen VS en België en Prijst Amerikaanse Steun Aan Ons Land na WOI.’ In: Het Laatste Nieuws, 26 februari 2003, p. 10 427
105
politiek-diplomatieke geschiedenis van de C.R.B. een historiografische brug over de kloof tussen militaire en sociaaleconomische geschiedschrijving over de Eerste Wereldoorlog. 430
430
Den Hertog (J.), “The Commission for Relief in Belgium and the Political Diplomatic History of the First World War.” In: Diplomacy en Statecraft, Dec 2010, vol. 21, N° 4, p. 613
106
Epiloog - de erfenis van Herbert "Vriend van België" Hoover A.
De Liquidatie van de C.R.B.
Sinds april 1916 dachten de twee boegbeelden van de bevoorradingsoperatie, Francqui en Hoover, reeds na over de aanwending van de fondsen van de C.R.B. die bij het eindigen van de oorlog zouden overblijven. Francqui zag het geld graag naar het Belgisch hoger onderwijs doorgesluisd worden. Hij zette een inter-universitair comité op, met professoren van elke Belgische universiteit, om de mogelijkheden voor de aanwending van het geld te bespreken. Hoover gaf sinds de conceptie van de idee zijn volledige steun aan Francqui's plannen. Hoover deed tijdens de oorlog reeds beroep op een grote groep ‘Rhodes Scholars’. 431
Het enthousiasme van die studenten om in een andere
samenleving een steentje bij te kunnen dragen, deed hem meteen nadenken over een soortgelijke organisatie die de uitwisseling van Belgische en Amerikaanse studenten zou regisseren, zodat de banden tussen de twee naties behouden zouden blijven. De oorlog was echter nog niet gedaan en de plannen van de twee zakenmannen bleven nog even in de kast. Ook meteen na de oorlog was Hoover aanvankelijk betrokken in een regeling voor de verdere voedselvoorziening. De Amerikanen werden gevraagd nog even in België te blijven om de voedselvoorraden op peil te houden, terwijl de Belgische regering uit ballingschap terugkeerde en orde op zaken stelde alvorens een minister aan te stellen die de bevoorrading weer op zich zou nemen. 30 april 1919 legden de Amerikanen officieel de taak terug in de handen van de Belgen.
Hoover keerde in augustus echter terug naar Brussel om in een vergadering met Francqui en premier Delacroix afspraken te maken over het wegwerken van de overgebleven fondsen van de C.R.B. en de C.N. Deze hadden een waarde van 33 miljoen dollar (of 150 miljoen BEF). Dat geld was afkomstig van:
a) Het verkopen van voedsel tijdens de oorlog aan Belgische burgers die nog voldoende geld hadden om niet afhankelijk te zijn van de gratis voedselbedeling b) Winsten van de verkoop van voedsel buiten België, voornamelijk verkocht in de maanden na de wapenstilstand of tijdens de duikbotenoorlog wanneer er schepen in Engeland niet konden vertrekken, het voedsel werd dan ter plekke verkocht. c) Ontvangsten van verzekeringsagentschappen na het indienen van enkele claims (voornamelijk voor boten die gezonken waren)
431
’s Werelds meest prestigieuze studiebeurs die studenten uit de voormalige Britse kolonies, de Verenigde Staten en Duitsland de kans gaf één tot drie jaar te studeren aan Oxford.
107
Aanvankelijk stelde Hoover aan premier Delacroix voor om de keuze van spendering aan de Belgen over te laten, maar Delacroix opteerde dat de Belgische regering al genoeg te verwerken had en, vanwege de participatie van de socialisten en de liberalen in de nieuwe regering van nationale eenheid, verliep de beslissingsprocedure een stuk trager. Hoover werd gevraagd zelf een voorstel op te maken. Hij dacht terug aan Francqui's plan in 1916, en zag met zijn eigen ogen dat de Belgische universiteiten hadden afgezien tijdens de oorlog en niet
op permanente schenking konden
terugvallen: During the last four years of association with the Belgian people and from many discussions with my colleagues in the CN with the members of the government, universities and the public it has become evident that no greater service could be performed for the Belgian people than that these funds should be applied to strengthen the extension of higher education in Belgium – The war and the present economic situation have demonstrated the extreme importance of wider distribution of higher 432 education among all classes regardless of means.
Bovendien wenste Hoover het voor minderbedeelde jongeren mogelijk te maken om een academische studie te volgen. Hij zette een plan op voor de creatie van twee stichtingen: De eerste was het officiële voortleven van de Amerikaanse C.R.B, de C.R.B. Educational foundation (° januari 1920) met als voornaamste doel de academische uitwisseling tussen de Verenigde Staten en België te regelen. The aim in all cases is to select students and scholars who will advance learning and who will stimulate, by their personal contacts and professional careers, closer cultural and intellectual relations between 433 Belgium and the United States.
De tweede stichting was de Universitaire Stichting (° juli 1920) die het wetenschappelijk onderzoek en het hoger onderwijs in België moest ondersteunen. De Universitaire Stichting (° juli 1920) is vandaag een prestigieuze club die dient als ontmoetingsplaats voor Belgische en buitenlandse hoogleraren en wetenschappelijke onderzoekers. Hoover’s oorspronkelijke (geschreven) voorstel voor het inzetten van de C.R.B. fondsen hangt nog steeds op in de gebouwen van de Universitaire Stichting, in Brussel.434
432
Hoover (H.), An American Epic: Introduction to the Relief of Belgium and Northern France, 1914-1930., MacMillan Company, New York, 1970, 434. 433 ANONIEM, Belgian and American C.R.B. fellows 1920-1950: Biographical Directory, BAEF, New York, 1950, p. xviii. 434 Hoover (H.), op. cit., p. 432.
108
De uiteindelijke verdeling van de fondsen zag er als volgt uit: Universiteit van Brussel
$ 3,800,000 of 20,000,000 BEF
Universiteit van Leuven
$ 3,800,000 of 20,000,000 BEF
Universiteit van Gent
$ 3,800,000 of 20,000,000 BEF
Universiteit van Luik
$ 3,800,000 of 20,000,000 BEF
École des Mines (Bergen)435
$ 950,000 of 5,000,000 BEF
Koloniale school (Antwerpen)
$ 1,900,000 of 10,000,000 BEF
Universitaire Stichting
$ 6,800,000 of 25,000,000 BEF
C.R.B. Educational Foundation
$ 7,686,065.17 of 28,000,000 BEF
Tussen haar oprichting in januari 1920 en 1945 was de Belgian American Educational Foundation436 ook nog eens verantwoordelijk voor de oprichting van enkele andere wetenschappelijke instellingen, zijnde: Hoover Foundation for the Development of the University of Brussels, Hoover Foundation for the Development of the University of Leuven-Louvain, Prince Leopold Institute of Tropical Medicine, and Francqui Foundation.437 Haar belangrijkste rol blijft echter het bevorderen, organiseren en financieren van uitwisselingen tussen Belgische en Amerikaanse universiteiten. Enkele bekende Belgische uitwisselingsstudenten waren: Gaston Eyskens (47e 52e en 56e premier van België in de periode tussen 1949-1972), Camille Gaspar (archivaris van de Koninklijke bibliotheek van België), Jan-Albert Goris (beter gekend als Marnix Gijsen, Vlaams schrijver), Henri Pirenne (historicus), Damian Van Den Eynde (beter gekend als Pater Damiaan), Paul Van Zeeland (38e premier van België tussen maart 1935 en november 1937).
Terugkijkend op al deze samenwerkingsinitiatieven stelde Hoover in zijn mémoires, zichzelf de vraag: Is it any wonder that from all this common background of our two nations that an affection and an 438 understanding exist between us unparalleled between any other two nations in the world?
435
Eerste ingenieursschool in België, vandaag bekend als Faculté Polytechnique de Mons. Veranderde van naam in mei 1938 437 De meeste namen spreken voor zich, de Francqui Fondation rijkt één maal per jaar een prijs uit aan een Belg die belangrijke bijdragen heeft geleverd aan de wetenschap. Het is reeds vaak voorgevallen dat een BAEFstudent deze prijs heeft gewonnen 438 Hoover (H.), The Memoirs of Herbert Hoover: Years of Adventure, 1874-1920, MacMillan Company, New York, 1951, p. 491. 436
109
B.
Een dag in Brussel
Om zelf uit te maken of Hoover’s naam nog steeds door de gangen van de Belgian American Foundation (B.A.E.F.) in Brussel weerklinkt, ben ik persoonlijk een kijkje gaan nemen en heb ik een gesprek aangeknoopt met Marie-Claude Hayoit, Program Manager van de B.A.E.F. Het was een ongelofelijke ervaring om, na een jaar lezen en bijleren over Herbert Hoover, plots de B.A.E.F. binnen te wandelen waar grote schilderijen en medaillons van hem de muren versieren en in het hele gebouw niemand de vergelijking met de uitvinder van de stofzuiger maakt als je ze vraagt wie precies Herbert Hoover was. Ook de jaarlijks gekozen beursstudenten worden tijdens hun ‘information day’ door Prof. Boelpaep, voorzitter van de B.A.E.F., voldoende op de hoogte gebracht over Hoover's filantropische activiteiten. In de Francqui-zaal worden de beursstudenten ingelicht over hun jaarlange uitwisseling met een Amerikaanse universiteit en in het Hoover-salon komen ze later als Alumni terecht voor één van de vele activiteiten die de Universitaire Stichting plant, want B.A.E.F.-beursstudenten worden automatisch leden van de Universitaire Stichting. Je ziet meteen dat binnen de muren van de Egmontstraat n° 11 het stukje geschiedenis dat elders dreigt verloren te gaan, in leven wordt gehouden.
In Prof. Boelpaep’s kantoor prijken enkele schilderijen en foto’s van Hoover en de C.R.B. aan de muren. Mvr. Hayoit legt uit dat Herbert Hoover in de B.A.E.F. zijn heldenstatus heeft en altijd zal behouden, hij is de peetvader van de stichting. In hoofdstuk 4 vertelde ik over de Amerikaans ambassadeur Tom Korologos die, in samenwerking met de B.A.E.F., een initiatief nam dat tot de expo ‘Remembering Hoover’ heeft geleid. 'Remembering Hoover' was echter niet het enige initiatief waarbij de B.A.E.F. actief was betrokken. Ter ere van de 175e verjaardag van de BelgischAmerikaanse diplomatieke relaties besloot de volgende Amerikaanse ambassadeur, Sam Fox, een publicatie uit te geven - From explorer ships to partnerships, a voyage through US-Belgian relations 439
- waarin ook een considerabele hoeveelheid aandacht werd gespendeerd aan het werk van
Hoover en de C.R.B. in België. Ook de expo 'USA today' die dit jaar nog in Tour en Taxis was opgesteld, werd bijgestaan door de B.A.E.F en schonk een klein plekje in de expositie aan Hoover's C.R.B. De B.A.E.F. vierde, overigens, vorig jaar (2010) een speciale verjaardag. Het was reeds 90 jaar geleden sinds de eerste boot Belgische beursstudenten naar de Verenigde Staten was vertrokken. De plechtigheid ging gepaard met een toespraak van huidig Amerikaans ambassadeur in België, Howard Gutman, over de oorsprong van de B.A.E.F. en een zoveelste dankbetuiging aan Hoover’s adres. Binnen de muren van de B.A.E.F. is de herinnering aan de Amerikaanse held veilig gesteld. Buiten de
439
From Explorer Ships to Partnerships, a voyage through US-Belgian Relations, Amerikaanse Ambassade, Brussel, (2008), 213 p.
110
instelling moet mvr. Hayoit zich bij mijn conclusie aansluiten, namelijk dat de herinnering aan Hoover regionaal gebonden is. In Leuven ligt de beroemde bibliotheek die dankzij een geldinzamelingsactie door enkele C.R.B.-leden, waaronder Hoover, werd heropgebouwd. De bibliotheek grenst dan ook aan het even bekende Hoover plein. Bij het betreden wordt men ook verwelkomd door een bronzen buste van de Amerikaanse humanitair. In Brussel (Schaerbeek) ligt de Herbert Hooverlaan en natuurlijk de gebouwen van de Universitaire Stichting en de B.A.E.F. die ook gebouwd zijn met het geld van de C.R.B. Ze kunnen gezien worden als erfgoed. In Gent leeft de herinnering aan Hoover veel minder. Er zijn geen straten, pleinen of gebouwen naar hem vernoemd en er prijken geen bustes van hem in eender welke lobby.
Voor de 100e verjaardag van de Eerste wereldoorlog zijn er in de B.A.E.F. nog geen concrete plannen om het eeuwfeest te vieren. Gezien de recente historiografische ontwikkelingen, met steeds meer aandacht voor het lijden van het gewone volk tijdens de oorlog in plaats van het loutere militaire verhaal te vertellen, rekenen mvr. Hayoit en ikzelf er op dat het verhaal van de C.R.B. en Hoover aan aandacht zal winnen.
Ter conclusie kan gesteld worden dat door de B.A.E.F. de herdenking en de erfenis van Hoover in België is veiliggesteld maar ook op andere plaatsen in België houdt men zich nog actief bezig om de herinnering aan Hoover levendig te houden. Zo wijdde Marc Derez van het Leuvens Universiteitsarchief, in een boek over de Leuvense Universiteitsbibiotheek (2005) genoeg aandacht aan de betrekking van Hoover in de heropbouw. Het is nog afwachten of het eeuwfeest van de eerste wereldoorlog zijn naam ook weer onder de gehele bevolking zal doen weerklinken.
111
Conclusie
In oktober 1914, toen de Belgen met de handen in het haar zaten omdat ze geen steun noch fondsen vonden om de bevolking van eten te voorzien, klopte een delegatie Belgen bij Herbert Hoover aan. De Amerikaanse ingenieur had reeds een succesvolle carrière opgebouwd en had zijn eerste stappen in de publieke wereld van de filantropie reeds gezet toen hij de Amerikaanse burgers, die in Europa bij de uitbraak van de oorlog vastzaten, naar de V.S. repatrieerde. Hoover ging akkoord de Belgen (en Fransen in bezet Noord-Frankrijk) te helpen. Hij verzamelde een groep Amerikanen (vooral vrienden en kennissen uit de ingenieurswereld) rond zich en stichtte de American Commission for Relief in Belgium, later - vanwege de uitbreiding van het patronaat – simpelweg de Commission for Relief in Belgium (C.R.B.). Deze verhandeling had als doel het personage van Herbert Hoover in de Belgische beeldvorming te onderzoeken. Gezien het brede karakter van het concept ‘de Belgische beeldvorming’ heb ik mij beperkt tot drie Belgische (2 Vlaamse en 1 Brusselse) kranten, het individu Emile Francqui en enkele Belgische historici. Het onderzoek in de kranten (hoofdstuk 2) heeft de meeste tijd in beslag genomen en is dan ook de hoofdbrok in de verhandeling geworden. De tijdsafbakening van het krantenonderzoek (1914-1940) was een stuk rigider dan die van de andere hoofdstukken. De klemtoon in het hoofdstuk over Emile Francqui (hoofdstuk 3) lag niet alleen op de oorlogsjaren, ook de naoorlogse activiteiten van Hoover en Francqui werden in het hoofdstuk opgenomen. Het vierde hoofdstuk, ten slotte, over de Belgische historici begon bij Henri Pirenne’s Geschiedenis van België (1900-1932) en eindigde circa 2008 met Van Bosstraeten. Alvorens mijn analyse van de Belgische beeldvorming van Hoover aan te vangen, moest ik weten wat Hoover’s inspanningen voor België precies waren. Aan de hand van een uitvoerige literatuurstudie kreeg ik een zicht op de Belgische situatie tijdens de bezetting en de werking van Hoover’s C.R.B., die de Belgen van voedsel poogde te voorzien. Als hoofd van de internationale organisatie was hij verantwoordelijk voor de onderhandelingen met de bezetters van België (Duitsland) en de Britten (die een economische blokkade hadden opgezet om Duitsland langzaamaan uit te hongeren). Hij moest van beide partijen garanties bekomen: de Duitsers mochten het ingevoerde voedsel niet confisqueren en de Britten mochten niet stiekem wapens het land invoeren. Voor de onderhandelingen met de Duitsers rekende hij vooral op de Amerikaanse minister in Berlijn, James Gerard, om de garantie te bekomen.. Naast de onderhandelingen over de garanties met de Britten , die Hoover voornamelijk zelf deed, was hij constant bezig het transport van het voedsel uit de hele
112
wereld in goede banen te leiden. Hij stuitte voortdurend op problemen gaande van een gebrek aan schepen voor het transport tot een ongelimiteerde duikbotenoorlog waardoor verschillende C.R.B. schepen naar de verdoemenis werden getorpedeerd. De grote hoeveelheden voedsel die hij de zee overstuurde, ware niet gratis. Daarom ordonneerde hij wereldwijd een publiciteitscampagne voor ‘Poor Little Belgium’ om zoveel mogelijk geld uit liefdadigheid te bekomen. Wanneer deze fondsen niet voldoende bleken, bekwam hij maandelijkse subsidies van zowel de Britse als de Franse regering. Voor de Belgische vrouwen en kinderen leverde Hoover ook geregeld een extra inspanning, bijvoorbeeld het indammen van tuberculose bij kinderen. Zelfs wanneer Belgische mannen voor verplichte arbeid naar Duitsland werden gedeporteerd en Hoover, als neutrale Amerikaan eigenlijk niets kon ondernemen, deed hij zijn best om de wandaad van de Duitsers te veroordelen. Het leiden van de bevoorrading van België was duidelijk een breedvoerige en een slopende baan. Hij stond er natuurlijk niet alleen voor. Duizenden medewerkers, verspreid over het westers halfrond deden al het mogelijke om de Belgen van voedsel te voorzien. In België zelf nam het Cominté National (C.N.) onder leiding van Ernest Solvay en Emile Francqui, de distributie van het voedsel op zich. Hoover behield wel de absolute controle over de organisatie, daarom noemde ik zijn werkwijze ‘delegeren en centraliseren.’ Het werk werd verdeeld maar ontsnapte nooit aan de controle van de voorzitter, Herbert Hoover. Of iemand anders de monstrueuze taak zo goed als Hoover had kunnen uitvoeren, is moeilijk te zeggen. Hoover had de nodige expertise en contacten om de taak te volbrengen. Zijn koelbloedig karakter kwam van pas tijdens de velen onderhandelingen en wanneer de bevoorrading van de Belgen dreigde te falen, manipuleerde hij de nodige mensen om de Belgen toch van een kleine voedselvoorraad te voorzien. Het onderzoek in de drie regionale kranten naar hun berichtgeving over Hoover gaf de mogelijkheid conclusies te maken voor een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking. De krant was in de periode 1914-1940 het belangrijkste medium om de Belgen van informatie te voorzien. Hoewel ik op basis van de regio de keuze van de kranten heb gemaakt, mag men niet vergeten dat de krant niet per se enkel in die specifieke regio werd gelezen. Vooruit, bijvoorbeeld, had haar uitvalbasis in Gent maar werd verder dan dat verspreid en gelezen. Desalniettemin lag de voornaamste concentratie van de lezers (van de drie kranten) in Vlaanderen. LIB had als Franstalige krant wat lezers in Wallonië, maar moest er ook met genoeg concurrentie (Le Soir, la Libre Belgique, La Dernière Heure,…) afrekenen. Tijdens de oorlogsjaren werd er betrekkelijk weinig over Hoover en de C.R.B. gerapporteerd. Volgens Pirenne waren de Belgen wel op de hoogte van de aanwezigheid van de Amerikanen in België en de twee actieve kranten (LIB en de Vooruit) hadden een verduidelijkend artikel over de bevoorradingsorganisatie gepubliceerd. Voor LIB was Hoover de garantie op naoorlogse kredieten van Amerika voor België. Vooruit zag Hoover eerder als een blijk van de internationale solidariteit. Na 113
de oorlog deed de GVA ook gretig mee in het publiceren van artikels over Hoover. De voormalige voorzitter van de C.R.B. werd verschillende keren in België gehuldigd en zette zijn humanitair werk in Europa verder als hoofd van de American Relief Association (A.R.A.). Door Hoover’s blijvende aanwezigheid in Europa bleef hij op de radars van de drie kranten verschijnen. In 1920-21 deed Hoover een gooi naar het presidentschap maar eindigde als minister van Handel. Door zijn nieuwe ambt verminderde Hoover’s betrokkenheid in Europa. De overstroming van de Mississippi haalde de kranten uit hun roes. Alle drie vertoonden ze in hun berichtgeving over Amerika een voorkeur voor sensatienieuws. Vooral de criminaliteit en de klimatologische rampen waren een populair thema. Desalniettemin vertelde de berichtgeving over de ravitaillering van de ondergelopen gebieden weinig over Hoover’s vorige ervaringen in dergelijke rampzalige situaties. In de aanloop naar zijn presidentschap, kon Hoover niet bepaald op de steun van de drie kranten rekenen. De socialisten van de Vooruit konden zich niet vinden in het programma van de Republikeinse Partij en schaarden zich achter de Democratische kandiaat, Alfred Smith. LIB was voorzichtig in haar berichtgeving over beide kandidaten want het moest, als regeringskrant, eender welke uitkomst van de verkiezingen ondersteunen. Het behouden van een goede band met de V.S. was de grootste en voornaamste zorg van LIB. De GVA gaf toe dat het na acht jaar (1920-1928) Republikeins bewind wel tijd voor een koerswijziging was. In de vier jaar dat Hoover president was, werd er wekelijks (bepaalde perioden zelfs dagelijks) over hem gerapporteerd maar niet alle berichten kwamen zijn reputatie in België ten goede. Vooral zijn protectionistische politiek en het uitblijven van een nieuwe, betere schuldenregeling zorgde voor veel kritiek in de Belgische pers. De GVA heeft het langst geweigerd Hoover als schuldenbok aan te wijzen. Het Hoover-moratorium bracht een stormvloed van artikels bij de drie kranten teweeg. De Vooruit was de eerste die zich onvoorwaardelijk aansloot bij het initiatief. LIB en de GVA namen een gereserveerdere houding aan. Na het moratoriumjaar was er echter nog maar weinig veranderd aan de schuldenkwestie, Hoover hield nog steeds vast aan de oorspronkelijke schuldenregelingen, hij wou zelfs van geen verlaging weten. Daarbij kwam ook nog eens dat het moratorium de Belgische regering een half miljoen (mogelijk oplopend tot één miljoen) had gekost. Geen van de drie kranten vond het erg dat Hoover na één ambtstermijn het Witte Huis reeds moest verlaten. Gedurende een hele tijd had de Belgische media geen interesse in Hoover’s doen en laten en verschenen enkel triviale zaken in de kranten. Maar in 1938 bracht Hoover nog eens een bezoek aan België en dat werd door de drie kranten op de voet gevolgd. De GVA gaf de voorkeur aan fotografische verslagen (de foto was nog niet lang aan haar opmars in de krant begonnen) van de bezoeken. De Vooruit berichtte meer over haar pas overleden oprichter, Edward Anseele, dan over 114
Hoover. LIB was ongetwijfeld het meest gedetailleerd in haar verslag over het bezoek. Eens Hoover weer uit België was vertrokken, verdween hij weer een tijd uit de Belgische media. Enkel de GVA maakte af en toe nog melding van hem, vooral over zijn aanwezigheid op het Belgisch paviljoen van de Wereldtentoonstelling in New York. Hoover was, in zijn rol als voorzitter van de C.R.B., in een tapijt van de Vlaamse kunstenaar Floris Jespers, verwerkt. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was er in de Belgische media een terugkeer naar de berichten over Hoover ‘de filantroop.’ De ‘Vriend van België’ was weer in actie geschoten, ditmaal voor Finland en Polen. Het is duidelijk dat de beeldvorming van Hoover in de Belgische pers op- en neergaande fasen kende. Tijdens mijn grondig en langdurig krantenonderzoek ondervond ik dat er Belgen waren, die een totaal ander beeld van Hoover hadden, dan hetgeen in de Belgische pers over hem werd voorgehouden. Daarom heb ik gepoogd, in hoofdstuk 3, een ander facet van Hoover weer te geven. Emile Francqui, voorzitter van het Uitvoerend Comité van het C.N., kwam tijdens de drie- jarige samenwerking tussen de C.R.B. en het C.N. verscheidene keren in aanvaring met Hoover. Hoover’s manier om Francqui een lesje te leren was dreigen met opstappen, waarop Francqui hem telkenmale moest smeken te blijven want de bevoorrading enkel onder leiding van een neutrale, onafhankelijke organisatie kon voortbestaan. December 1916 ondertekenden beide partijen een akkoord en kon de strijdbijl begraven worden. Het compromis had amper tijd om haar succes te bewijzen want enkele maanden later verklaarden de V.S. de oorlog aan Duitsland en nam een gemengd comité van Spanjaarden en Nederlanders het werk van de C.R.B. in België over. Hoover leidde vanuit de V.S. wel nog heel wat C.R.B. activiteiten, waarvoor Francqui zijn dankbaarheid betuigde. De twee mannen bleven nog jarenlang vrienden sinds ze uit elkaars vaarwater bleven: Hoover maakte carrière in de V.S., Francqui in België. Samen zaten ze wel nog verschillende wetenschappelijke stichtingen voor, waaronder de Universitaire Stichting. Voor het vierde en laatste hoofdstuk ondernam ik een kort onderzoek naar de Belgische geschiedschrijving over Hoover en de C.R.B. Er bleek slechts een geringe belangstelling onder de Belgische historici te bestaan. Een reden voor deze desinteresse is moeilijk te vinden. De hoeveelheid informatie over de C.R.B. is overdonderend waardoor de Belgische historici wellicht het gevoel krijgen dat alles reeds is gezegd of net geen begin zien voor een mogelijk onderzoek. Binnenkort zal het eeuwfeest van de Eerste Wereldoorlog mogelijk de interesse bij de Belgische historici prikkelen. Ondertussen blijft de herinnering aan Hoover bewaard dankzij Amerikaanse impulsen die bijvoorbeeld aan de basis hebben gelegen van de recente expo ‘Remembering Hoover.’ De enkele historici die wel een melding van Hoover maken in hun werken, laten zich niet misleiden door de 115
naoorlogse literatuur. Ze zien dat het hoofd van de C.R.B. zijn manipulatieve, tirannieke trekken had en twijfelen er niet aan deze in hun werk op te nemen. Het eenzijdige beeld van Hoover, de ‘Vriend van België’, is met andere woorden verleden tijd, maar dat hoeft geen slechte zaak te zijn. Om een gepast einde te breien aan een jaarlang onderzoek naar de beeldvorming van Hoover in België, heb ik een epiloog over de liquidatie en het voortbestaan van de C.R.B. in België toegevoegd. De C.R.B. trok zich in mei 1919 uit België terug maar had nog 150 miljoen BEF op haar rekening staan. In overleg met Francqui en de Belgisch premier Delacroix besloot Hoover het geld te verdelen onder de verschillende Belgische universiteiten en een deel werd besteed aan de oprichting van enerzijds de Universitaire Stichting en anderzijds de C.R.B. Educational Foundation. Deze laatste veranderde haar naam naar Belgian-American Educational Foundation in de lente van 1938. Het is daar waar ik de erfenis van Hoover in België bewaard zie. Iedereen die er binnenwandelt of zich aanmeldt voor het bekomen van een beurs komt uitgebreid te weten wie Hoover was en wat hij voor de Belgen heeft gedaan. Herbert Hoover was een boeiend thesisonderwerp maar heeft veel meer te bieden dan de informatie die in deze verhandeling wordt weergegeven. Daarom geef ik als afsluiter nog enkele voorstellen voor verder onderzoek. Ten eerste stel ik een grondiger onderzoek naar de negatieve beeldvorming van Hoover voor. Ik moest mij beperken tot Emile Francqui, maar er waren genoeg Belgen die niet akkoord gingen met de manier waarop Hoover alles naar zijn hand zette. Ten tweede kan de ravitaillering vanuit een andere hoek bestudeerd worden. In het tweede hoofdstuk citeer ik uit een krantenartikel van de GVA (01-06-1931) waarin werd bericht over de protesten in Amerika tegen Hoover. De opgehitste massa nam Hoover kwalijk dat hij gedurende de oorlog zo goed voor de Belgen had gezorgd maar dat niet voor zijn eigen volk deed. Een onderzoek naar de evolutie van de Amerikaanse beeldvorming van de bevoorrading van België door Hoover, breit een vervolg op het onderzoek dat Suzanne Tassier in 1951 had gedaan naar het concept van ‘Poor Little Belgium’ en de invloed daarvan op de betrekking van Amerika in de oorlog. Ten slotte besloot ik in de epiloog dat in Gent de herinnering aan Hoover bijna onbestaande is, toch zeker in vergelijking met Leuven en Brussel. Of dit aan de socialistische aanwezigheid van Vooruit te danken is, kan een diepgaand onderzoek in Gent uitwijzen.
116
Bibliografie 1. Bronnen
1.1. Handschriftelijke bronnen.
Koninklijke Bibliotheek van België (Brussel) - Krantenleeszaal
-
Vooruit (1914-1940) L’Indépendance Belge (1915-1940) De Gazet van Antwerpen (1918-1940)
Universiteitsarchief Leuven, Tabularium:
Kopies op microfilm van het Amerikaans Commission for Relief in Belgium archief, Hoover Institution Archives, Stanford University.
Box 1, folder 4
Cables of Herbert Hoover
Box 2, folder 7
Comité National de Secours et d’Alimentation
Box 6, folder 41
Correspondence – Emile Francqui 1918-1919
Box 13,14
Francqui, Emile
1.2. Mondelinge bronnen.
Interview met Mvr. Marie-Claude Hayoit, Project Manager B.A.E.F. – 1 augustus 2011; 14u30-17u00; Egmontstraat 11, 1000 Brussel.
1.3. Uitgegeven bronnen.
1.3.1. Bronnenpublicaties.
ANONIEM, America’s Obligation in Belgian Relief, Address of Herbert C. Hoover, Chairman of the C.R.B. Before the Chamber of Commerce of the State of New York, Februari 1, 1917. ANONIEM, The C.R.B. - Executive personnel - Balance Sheet and Accounts, Statistical Data, Covering Six Years from Commencement of Operations, october 1914, to 30th september 1920 , Brown, New
York, 1921, 157 p.
117
ANONIEM, Belgian and American C.R.B. fellows 1920-1950: Biographical Directory, New York, Belgian American Educational Foundation, 1950, XXII, 218 p. Gay (G.I.), The Commission for Relief in Belgium - Statistical Review of Relief Operations, November 1 1914 - August 31 1919 and to final liquidation (abbreviated reprint), 1925, Stanford university Press, Stanford, CA, IX + 81 p + 32 p. Gay (G.I.) en Fisher (H.H.), Public Relations of the Commission for Relief in Belgium, Stanford University Press, Stanford (California), 1929, 2 vol. 606+539 p. Surface (F.M.) en Bland (R.L.), American Food in the World War and Reconstruction Period: Operations of the Organizations Under the Direction of Herbert Hoover 1914-1924, Stanford University Press, Stanford (California), 1931, XXIII + 1033 p.
1.3.2. Verhalende bronnen.
Gijsen (M.), De Leerjaren van Jan-Albert Goris, Manteau, Brussel, 1975, 106 p. Gijsen (M.), Ontdek Amerika, N.V. Standaard-Boekhandel, Brussel, 1930, 171 p. George (L.), War Memories vol. II 1915-1916, Little, Brown and Company, Boston, 1933, 276 p. Hoover (H.), An American Epic: Introduction to the Relief of Belgium and Northern France, 1914-1930., MacMillan Company, New York, 1970, 440 p. Hoover (H.), The Memoirs of Herbert Hoover, Years of Adventure, 1874-1920, MacMillan Company, New York, 1951, 496 p. Kalken (F. Van) en Bartier (J.), Paul Hymans, Mémoires, L'institut de sociologie Solvay, Brussel, 1958, 2 v., 1079 p. Hymans (P.), Fragments d’Histoire. Impressions et souvenirs, Ed. De la Connaissance, Brussel, 1940, 195 p. Nevins (A.), The Letters and Journal of Brand Whitlock, D.Appleton-Century Company, New York, 1936, lxviii+597 p.
2. Literatuur 2.1. Werken Boeck (I. de), Emile Francqui, Ongekroond Staashoofd, 20e Bijdrage over de Geschiedenis van IjseLane en Dijleland, Beijerij van Ijse, 2000, 80p. Blom (R.), Honger een Geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog, Lannoo, Tielt, 2008, 332 p. Brandes (J.), Herbert Hoover & Economic Diplomacy: Department of Commerce Policy, 1921-1928, Book Craftsmen Associates inc., New York, 1962, 237 p. 118
Capiteyn (A.), Gent en de Eerste Wereldoorlog: het Stadsleven in de Jaren 1914-1918, Stad Gent, Gent, 1991, 127 p. Delbecke (J.), Casteleyn (Y.), e.a., Kinderen in de Eerste Wereldoorlog, Lannoo, Tielt, 2000, 240 p. Delva (J.), Het Beeld van de Verenigde Staten in Drie Vlaamse Dagbladen (1919-1930): De Standaard, Vooruit, Het Laatste Nieuws, 2001, RUG (licentiaatsverhandeling Geschiedenis), 315 p. Desloovere (W.) Beeld van de Verenigde Staten in de Geïllustreerde Weekbladpers (1919-1939), Gent, RUG, 1992, 201 p. De Smet (H.), De Gecensureerde Dagbladpers Licentiaatsverhandeling aan de RUG, 1974, 143 p.
in
België
Gedurende
Wereldoorlog
I,
Devleeshouwer (R.), Les Belges et le Danger de Guerre 1910-1914, Edtions Nauwelaerts, Leuven, 1958, 363 p. Gijsen (M.), De Stem uit Amerika: Een Keuze uit de Wekelijkse Correspondenties uit Amerika van Doctor Jan Albert Goris van 1946 tot 1964, BRT. Dienst pers en publicaties,Brussel, 1982, 159 p. Irwin (W.), Herbert Hoover, A Reminiscent Biography, The Century Company, New York-Londen, 1928, 315 p. Judt (T.), Ill Fares the Land, a Treatise on our Discontent, Penguin Press, New York, 2010,xvi + 237 p. Kellogg (V.), Fighting Starvation in Belgium, Doubleday, Page & Company, New York, 1918, 219 p. Kellogg (V.), Herbert Hoover, The Man and his Works, D. Appleton & Company, New York, 1934, 132 p. Leuchtenberg (W.E.), The American President Series: Herbert Hoover, Times Books, Henry Holt and Company, New York, 2009, 186 p. Lyr (R.), Onze Helden Voor het Vaderland Gesneuveld, Societé Anonyme Belge D’Imprimerie, Brussel, 1922, 162 p. Martin (P.), De Betekenis van de Commission for Relief in Belgium in het Nationaal en Internationaal Spanningsveld (1914-1919), licentiaatsverhandeling, RUG, 1981, XVII + 367 p. Myers (W.S.), State Papers and Other Public Writings of Herbert Hoover, March 4 1929, to March 4, 1933 Volume Two, Double Day, Doran & Company, Inc., New York, 1934, 625 p. Nash (G.I.), The Life of Herbert Hoover, part II: The Humanitarian, 1914-1917, Norton, New York, 1988, XII + 497 p. Pirenne (H.), Geschiedenis van België, Van de Revolutie van 1830 tot het Einde van de Eerste Wereldoorlog, la Renaissance du Livre, Brussel, 1931, 774 p. Ranieri (L.), Emile Francqui ou l’Intelligence Creatrice 1863-1935, Editions Duculot, Louvain-la-Neuve, 1985, 397 p. Schaepdrijver (S.De), De Groote Oorlog, het Koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Olympus, Amsterdam, 2008, 366 p. 119
Schepens (L.), 14/18 Een oorlog in Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 1984, 180 p. Tassier (S.), La Belgique et l'Entrée en Guerre des Etats-Unis (1914-1917), La Renaissance du Livre, Brussel, 1951, 171 p. Thielemans (M.-R.), Albert Ier – Carnets et Correspondance de Guerre 1914-1918, Editions Duculot, Louvain-la-Neuve, 1991, 533 p. Thijs (A.), Bulthe (G.) en Simon-Van der Meersch (A.-M.), Repertorium van de Pers in de Provincie Antwerpen, 1833-1914, Nauwelaerts, Leuven, 1970, 363 p. Tracy (K.), Herbert Hoover – A Bibliography: His Writings and Addresses, Hoover Institution Press, Stanford (California), 1977, XIII + 202 p. Van Bosstraeten (T.), Bezet Maar Beschermd, België en de Markies van Villalobar Tijdens de Eerste Wereldoorlog, Acco, Leuven, 2008, 191 p. Van den Bogaert (D.), Repertorium van de Gentse pers, 1914-1940, licentiaatsverhandeling aan de RUG, 1975. Vanthoor (R.), De ontwikkeling van de pers in België, Ministerie van Landsverdediging - Dienst voor Opvoeding bij het Leger, Brussel, 1950, 44 p. Vermeersch (A.J.), Repertorium van de Brusselse pers (1789-1914), Nauwelaerts, Leuven, 1965, 485 p. Vlieghe (F.), Relatie Tussen België en de Verenigde Staten Tijdens Licentiaatsverhandeling aan de RUG, 2004, 114 p.
Wereldoorlog
I,
Weerdt (D. de), De Vrouwen van de Eerste Wereldoorlog, Stichting Mens en Kultuur, Gent, 1993, 303 p. Zuckerman (L.), De Verkrachting van België: Het Verzwegen Verhaal over de Eerste Wereldoorlog, Manteau, Antwerpen, 2004, 351 p.
2.2. Artikels Corelio *pseudoniem+, ‘De Citroen Moet Uitgeperst’, In: De Standaard, 10 november 1998, p. 15 Corelio *pseudoniem+, ‘VS-Vrouwen Bewonderen Bibliotheek’, In: Het Nieuwsblad, 15 januari 1999, p. 12. Den Hertog (J.), ‘The Commission for Relief in Belgium and the Political Diplomatic History of the First World War’ In: Diplomacy en Statecraft, Dec 2010, vol. 21, N° 4, pp. 593-613 Dick (B.), ‘Hoover the Hero. Exhibit Honors Former President’s Role in Saving Belgians’ In: US Department of State Magazine, maart 2007, p. 12-13. Geeraerts (G.), ‘De Man die de Belgen van de Hongerdood redde. Leuven Expo eert Amerikaanse Weldoener, Herbert Hoover’ In: Het Volk, 15 januari 2007, p. 20
120
Ghysens (P.), ‘ “Wij Belgen Zijn U Eeuwig Dankbaar.” Prins Filip Negeert Recente Spanningen Tussen VS en België en Prijst Amerikaanse Steun Aan Ons Land na WOI’ In: Het Laatste Nieuws, 26 februari 2003, p. 10. Hermans (E.), ‘Universiteit Bemachtigt Archief over Amerikaanse Hulp in WOI’, In: De Gazet van Antwerpen, 3 januari 2001, p.4 Reybroeck (D. Van), ‘ “Dit Moet Geweten Zijn.” Larry Zuckerman Over het Lijden van België in de Eerste Wereldoorlog’, In: De Morgen, 3 november 2004, p. 10.
121
122