DCiliËMA* v
TH EATER 21ste Jaargang No. 20 * 7 JUNI 1941
11 et.
I#' il' I »
Vit ^ f
#
HEINZ RÜHMANN in HERTHA FEILER iri«-Wmd«fTobl»
rEERPE
•
#
«^
FILMSTER
£4wm EN HET BERLlJNSCHE TOONEEL Tientallen jaren lang heeft de Berlijnsche opera onder den vérstrekkender! invloed van den Italiaan Spontinl gestaan, die de bijzondere gunst van het hof genoot. De Duitsche kunst, vooral de geniale opera's van een Carl Maria von Weber, moesten steeds weer op den achtergrond geschoven worden voor de scheppingen van den Italiaanschen hoveling, die ook componeerde. Toen Friedrich Wilhelm II zijn regeeringsperiode begon, kwam hierin echter een grondige verandering. Weldra werd onder generaalintendant gaaf Redern het Duitsche muziekdrama van Richard Wagner aangekondigd. De „Vliegende Hollander" was In voorbereiding. Flotow en Nicolai werden ontdekt. Maar aan den anderen kant stond het Romaansche element van de opera nog altijd op den voorgrond en voor het gewone gebruik bracht men ■ met voorliefde werken van zuiver uiterlijken aardl Reeds toen vierde de cultus van sterren hoogtij. Wel is waar had de beroemde Henriette Sonntag in 1830 Berlijn verlaten, maar men bejubelde met hetzelfde enthousiasme Catalani of de geestige Wilhelmina Schröder-Devrient. Pauline Viardot-Garcia sleepte de Berlijners . mee door haar prachtige altstem en de beroemde danseres Taglioni werd vereerd als een godin. Maar het eerste optreden van Jenny Lind stelde het succes van alle andere artisten in de schaduw. Haar eerste optreden te Berlijn had een treurige voorgeschiedenis. In den nacht van 17 op 18 Augustus 1843 was het oude Berlijnsche operagebouw afgebrand. Er was een Ballet gegeven, „Der Schweizer Soldat", waarbij aan het slot nogal wat geschoten moest worden. Waarschijnlijk is daarbij een nog gloeiende kogel in een hoop kleeren terecht gekomen en op deze wijze, zonder dat iemand het wist, ergens opgeborgen. Plotseling sloegen er vlammen uit, die zoo snel om zich heen grepen, dat alle pogingen tot blusschen vergeefsch waren. In twee uren was de geheele schouwburg afgebrand, zoodat er alleen nog maar de muren van stondenl Maar reeds drie dagen later gaf de koning aan den architect C. F. Langhans Jr. opdracht tot den wederopbouw. Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe operagebouw, dat een half millioen thaler gekost had, werd er een schitte- ' rende opvoering gegeven van de groote vaderlandsche feest-opera „Das Zeltlager in Schlesien". Bij deze première, die plaats had op den zevenden December, zou Jenny Lind voor het eerst in Berlijn optreden. Maar zij weigerde de hoofdrol te zingen om de prima-donna van het operagezelschap niet te kwetsen, en eerst op 15 December 1844 trad zij voor de Berlijners op in de titelrol van Bellini's opera „Norma". Haar verschijning was een sensatie. Heel Berlijn was als door den donder getroffen. Men
Zooveel hoofden, zooveel zinnen, zegt het spreekwoord, dat we voor deze gelegenheid zouden kunnen varieeren in: Zooveel hoofden, zooveel hoeden. Want hoe vaak ziet u twee vrouwen met denzelfden hoed? Hoogst zelden I En dan zou het nog niet gebeurd zijn, als de draagsters er iets aan hadden kunnen doen, want voor een vrouw bestaat er niets ergers dan een sexegenoote tegen te komen met precies denzelfden hoed opl Bij de filmsterren is het a niet veel anders. Aan den hoed herkent men - althans min of meer — de persoonlijkheid. Welnu, hebt u ooit meer uiteenloopende hoeden — dus persoonlijkheden . — gezien, dan het vijftal dat wij hierbij afbeelden?
Ilse Werner, dia de hoofdrol speelt in d« Terra-film „De Zweedich« Nachtegul". Het Is de mooiste rol van haar leven, verklaard* Ilse. (Fo«o Twra/Oulcfc) o roemde den betooverenden klank van haar prachtige sopraan, haar meesterlijke coloratuur, haar onfeilbare techniek. Niet alleen het publiek, maar ook de over het algemeen zeer gereserveerde Berlijnsche critiek, bovenal Ludwig Rellstab, de criticus van de „Vossische Zeitung", alles en iedereen stemde unaniem in met den Ipf voor de „Zweedsche Nachtegaal". Er werd verwoed gevochten om een toegangsbiljetl Van Berlijn uit, dat toen vierhor^derdduizend inwoners telde en zich beijverde in alle opzichten een groote stad te worden, verbreidde de roem van Jenny Lind zich over Europa en de geheele wereld. Met groot leedwezen zagen de Berlijners Jenny Lind vertrekken, toen zij haar ongeëvenaarden triomftocht over de wereld begon.
1.
Kirsten Heiberg met een gedistingeerd, modelletje, dat geen andere garneering heeft dan een donkere voile. (foto Ufa)
2.
Een heel eenvoudig mutsachtig hoedje van effen vilt staat coquet op Ursula Grabley's donkere lokken. (foto Ufa)
3.
Een breedgerande hoed van fijn, effen stroo is het model, waaraan Geraldine Katt de voorkeur geeft.
4.
Jutta Freybe is van oordeel, dat bij haar sportief uiterlijk een doodgewoon, vilten dopje, het beste staat. (foto Ufa)
5.
Min of meer een modieus grapje is deze zwarte vilten hoed van Ellen Bang. Het model heeft 'n vojl die onder de kin/'»!» vastgestrikt. '
(foto Ufa)
„Die Schwedische Nachtigall," de Terra-film, die aan Jenny Lind is gewijd, zal, met Ilse Werner in de hoofdrol, wel is waar in de allereerste plaats het particuliere leven van de kunstenares behandelen. Maar toch steunt zij min of meer op de groote successen, die Jenny als Agnete, als regimentsdochter of als nachtkoningin ten deel vielen. Haar partners zijn Karl Ludwig Diehl en Joachim Gottschalk. De regie is In handen van Peter Paul Brauer.
De regisseur Peter Paul Brauer. (rMltaning f. Meise) TW.)
-ïV
(foto Tobis-CineéaI
EN HAAR
DOOR U
T
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. In den Ratskeller te Bremen maakt Casca FSderzeg. die violist in een strijkje is en eigenlijk Julius Löpelmann heet, kennis met Ada Rasmus en haar vriend Von Cremona. Ada is weduwe en de nicht van een rijken reeder. Voorts is rij verliefd op Thomas Holk, een Jongen scheepsbouwer, hetgeen haar echter niet belet een half afspraakje met den violist te maken. Den volgenden dag wordt het door Holk gebouwde schip ..Berthold Rasmus" door Ada te water gelaten. Gedurende het feest, dat ter gelegenheid hiervan des avonds door consul Rasmus wordt gegeven, verwacht iedereen, dat Thomas Holk zijn verloving met Ada zal aankondigen, waarvan evenwel niets komt. Een der volgende dagen neemt Holk haar mee op een autotocht naar Niendorf. zijn geboorteplaats, waar zij mevrouw Löpelmann bezoeken, die vroedvrouw is en geassisteerd heeft bij Thomas' geboorte. Op den terugweg vraagt Ada hem ten huwelijk, hetgeen Holk dermate pijnlijk treft, dat hij besluit haar voorloopig niet te ontmoeten. Hij neemt vier weken vacantie en vertrekt naar Bad Hallbad. H^ maakt kennis niet Sanitätsrat Zurlinden, wien hij op een avond, als hij te veel gedronken heeft, over Ada vertelt. De beide beeren nemen hun intrek in het Kurhaus en gebruiken den maaltijd in de groote eetzaal. Des avonds bezoeken zij een variiti-voorstclling, waarbij Holk onder het publiek een jong meisje ontdekt, dat hem bijzonder aantrekt. De volgende dagen zoekt hij de geheele badplaats en de omgeving naar het meisje af. om haar dan plotseling te ontmoeten in het brongebouw, waar zij de bezoekers voorziet van het geneeskrachtige water. Holk slaagt er in met Krista, zoo heet het meisje, kennis te maken en zij brengen den tijd af en toe in eikaars gezelschap door. hetgeen bij de andere kurgasten aanleiding is tot heel wat praatjes, Holk trekt zich daar evenwel niets van aan. Op een keer gaat Krista naar Bergauen, waar haar vader woont, die boer is en in financieele moeilijkheden is geraakt. De paardenhandelaar, die hem in zijn macht heeft, biedt aan hem met rust te laten als Krista met hem wil trouwen. Krista geeft hem de rente, die haar vader schuldig is en wijst hem daarop de deur. Als zij naar Hallbad terug gaat, vraagt zij zich af, hoe zij haar vader van den ondergang zal kunnen redden, Thomas Holk. die van haar moeilijkheden weet. weet. treft een regeling, waarbij de schuld van Krista's vader aan den paardenhandelaar wordt betaald. Kort daarna, op de kermis te Bergauen, verlooft hij zich met Krista. Telegrafisch verzoekt hij dan zijn tante, mevrouw von Estorff. over te komen. Als hij er zeker van is. dat Krista in haar smaak valt, vraagt hij haar. het meisje onder haar bescherming te nemen. Tante aanvaardt deze opdracht gaarne en zal eerst met Krista naar Berlijn gaan om daar nieuwe en modieuze kleeren voor haar aan te schaffen, om haar vervolgens mee te nemen naar Bremen. Daar moet zij langzamerhand wennen aan het milieu, waarin zij met Thomas zal leven. Als Krista op een goeden dag in Bremen aan het winkelen is met mevrouw van Estorff. ontmoeten zij den heer von Cremona, den vriend van Ada Rasmus. Hij zegt bijzonder ingenomen te zijn met het feit. dat (Krista uit Zuid-Duitschland komt, omdat dit betrekkelijk dicht in de buurt van Padua is, waar zijn Italiaansche voorouders zijn geboren.
TT awel, het Zuiden van Duitschland, zooals Passau hij voorbeeld en misschien zelfs München; die steden hadden veel van de / gratie en de glimlachende zwaarmoedigheid van den Italiaanschen levensstijl. Uit Zuid-Duitschland dus, ja, daar groeiden de boomen en bloemen steeds op den warmen adem van zyn vaderland, dat was daarginds toch een heel andere wereld. . . . Mevrouw von Estorff bracht het gesprek met een rhetorischen zwaai, waartoe de kopregel van een courant haar gereede aanleiding gaf, op .spoorwegongelukken, en ze had het succes dat mynheer von Cremona haar mededeelzaam vertelde, dat mevrouw Ada Rasmus veertien dagen op reis was geweest en nu misschien alweer op den terugweg was. Krista had belangstellend naar de mededeelingen van mynheer von Cremona geluisterd, want zyn rustige, zekere manier van spreken imponeerde haar, en hy van zyn kant was zich zeer wel bewust van het succes, dat by had. Als hij nu maar het waarom van haar bezoek aan mevrouw ven Estorff wist, het doel! Hij moest toch, gedachtig aan het loon dat hem wachtte, aan Ada iets definitiefs kunnen mededeelen, zooals het een goeden „correspondent" betaamt! Maar nu moest mevrouw von Estorff gaan. Cremona bleef en nam afscheid van de beide dames met de volmaaktheid van een man van de wereld van zyn formaat. Wel is waar hield hy de hand van Krista de fractie van een seconde tè lang vast, drukte ze ook, voor een heuschen man van de wereld, een ietsje tè stevig. „Dat is een gladde aal, of beter gezegd een aap, Krista," zei mevrouw von Estorff, toen zy buiten waren gekomen. Krista lachte vergenoegd over de duidelijke titulatuur, maar ze bleef redelyk tegenover zichzelf en ze vond hem — ze kon er werkelyk niets aan doen — alleraardigst, dezen heer! Ze was nu reeds langer dan een week in Bremen en ze genoot van alles wat ze als iets nieuws ondervond, met volle teugen. Als Thomas nu nog kwam, dan zou het eens zoo heerlijk zyn, en.... dan zou er nooit meer een einde aan komen! Telkens weer zei ze allerlei teedere woordjes tegen zyn portret, dat ze by zich had. De kennismaking door het kind van het land met de groote stad bleek dus reeds direct veel harmonischer dan men had mogen vermoeden — misschien dan men had mogen vreezen. De twee dagen te Berlyn hadden haar echter veel van haar energie gekost. De
H.
H
E I
N .1 N G
T A afstand van Bergauen naar dit razende tumult was te veel voor haar innerlyk evenwicht geweest. Indien zy aan dit opgewonden, enerveerende lawaai terugdacht, werd het haar vreemd te moede, ofschoon de kleeren en alles wat mevrouw von Estorff voor haar gekocht had, heerlyk waren, onbegrypelyk heerlyk! Maar mynheer Hugelhöm, die in den trein van Neurenberg af, waar hy een molen had geërfd, met hen naar Berlyn had meegereisd, had een uitzondering gemaakt, toen hy haar op zoo'n humoristische én tevens pakkende wyze het Berlynsche geroezemoes voor oogen had getooverd als een echte kunstenmaker. Maar hy was geen kunstenmaker, doch schryver, die misschien wel een kunstenaar kon zyn, want hij zag er byna zoo uit en hy bezat bovendien een uit dunne wilgentakken gevlochten wandelstok, die eens van een dichter was geweest, van een dichter Hartleben of zooiets. Als hy praatte, scheen zyn heele gezicht met den nieuwsgierig naar voren stekenden neus er aan deel te nemen, evenals de oogen achter de venstertjes van zyn bril, en vooral van die oogen zou Krista het niet hebben kunnen zeggen of zy listig of grappig stonden. Mynheer Hugelhöm vormde een herinnering aan Berlyn, waar Krista later nog graag over sprak — en natuurlyk ook nog over haar kleeren! Daar had ze het ook nog vaak over!, Bremen was haar' intusschen heel vriendelyk tegemoetgetreden. In het huis van mevrouw von Estorff, die zy nu „tante" noemde, voelde zy zich werkelyk thuis, en de kamer met het zoo typisch er vóór gebouwde balcon, vanwaar zy een ver uitzicht had over het bosch, had zich in Krista's gedachten spoedig uit de betoovering van het geheel nieuwe losgemaakt en werd haar met lederen dag vertrouwder. Als bemiddelaarster, die haar snel eigen deed worden met de vreemde omgeving, met de kostbaarheden in de haar nieuwe wereld, stond op de tafel de vaas, op welker blauw fond chrysanten waren geschilderd. Zy had den raad van haar tante opgevolgd en niets uit Hallbad meegebracht wat hier onnoodig en overbodig zou zyn geweest. Alleen de dierbare vaas was er by en, in de duisternis van een lade van haar kleedtafel, het van Barbara geleende droomboek. Krista had dus alles, wat zy noodig had. Vanavond zou zy voor het eerst met mevrouw von Estorff en mynheer Flottrong, haar neef, naar den schouwburg gaan, naar een belangryk tooneelstuk, zooals haar was gezegd. Den vorigen dag had Lotte, de eerste gedienstige in huis, het boek reeds op haar tafel gelegd, maar het kwam Krista, toen zy er een blik in wierp, nogal langdradig en verward voor, wat er op de eerste pagina's te nfi!1,! »"u' f." het ue wil ?e dus geduldig tot des avonds wachten. „Othello heette stuk. Een half uur geleden, toen zy op het balcon stond, was mijnheer von Cremona heel toevallig langs gekomen en had hij vroolijk naar boven gegroet. „Waar gaat u heen?" had zy geroepen, en hij had naar den Theaterberg gewezen en gezegd: „Ik ga kaarten halen voor overmorgen, juffrouw!" Trotsch had zy daarop geantwoord: „En ik ga vanavond al!" Hy had opgewekt gegroet en was snel doorgeloopen. De reden waarom zy zoo buitengewoon verheugd met mevrouw von Estorff en mynheer Flottrong kort voor het begin der voorstelling den schouwburg betrad, was de opwindende strijd van mynheer Flottrong met zyn strikje geweest. Hy was eigenaar van een landgoed ergens in de buurt van Bremen en kwam tweemaal in de maand voor zaken naar Bremen, waar hy dan gewoonlijk zijn intrek by zyn nicht Lisetta nam, die hy, betrekkelijke zonderling als hy was. eigenlyk alleen maar vertrouwde. Zyn avondkostuum genoot reeds, evenals zyn linnengoed en schoenen voor feestelijke gelegenheden, jarenlang de liefdevolle zorg in het huis van mevrouw von Estorff, en wanneer mynheer Flottrong dus tweemaal per maand kwam, was alles op zyn kamer uitstekend in orde Ook nu weer verheugde hij zich in de keurige orde en rust, die hem tegemoet kwam toen hy, terwyl hij liever een boerenkiel dan een rok. of smoking droeg, zijn avondkostuum aantrok. Het ging alles voortreffelyk, alleen het zwarte strikje wist zich telkens aan de strenge discipline te onttrekken. Het staakte. Het bengelde nu eens aan den linker-, dan weer aan den rechterkant naar beneden, alsof het slagzy had. Een anderen keer gaf het de voorkeur aan een verticalen stand en kriebelde tegen zyn kin. Mevrouw von Estorff en Krista waren te hulp gekomen, en terwyl Krista het decoratieve bandje handig voor hem in het gareel bracht, ging mevrouw von Estorff zich te buiten aan schelmsche beschouwingen over het nut van strikjes. „Het warmt niet, het bedekt geen wezenlyke naaktheid, het is nergens toe dienstig behalve dan dat het misschien eens een vlekje op het overhemd kan bedekken. Eigenaardig, dat
zelfs verstandige mannen dat lintje nog steeds om hun hals wikkelen, hoogst komisch, dat dit dwaze ding zoo radicaal wortel heeft geschoten in de wereld!" De ongelukkige neef verdroeg deze wysheid niet langer en viel haar in de rede. „Ik heb dat ding, dat weet de hemel, niet uitgevonden, beste Lisetta, en nu gaan wy, kinderen!" • ,.. , , De vroolijkheid, die het eigenzinnige dasje te voorschyn had geroepen, vergezelde hen tot zy in hun loge hadden plaats genomen, waör Krista direct onder den indruk van de schitterende omgeving kwam. Ze zat in haar witte kleedje, dat haar als een wolk scheen te omhullen, tusschen mevrouw von Estorff en mynheer Flottrong. De lichten gingen uit. De Jago leek iets op den paardenhandelaar. Dat was haar eerste indruk althans. Dat was dus Venetië. Had mynheer von Cremona daar de vorige week in dat café niet zoo interessant van verteld? Hoe heerlijk en overtuigend wist de Moor van zyn liefde te vertellen! Krista begreep het heel goed, want zyn gemalin, Desdemona, was werkelyk mooi en lief. Toen echter de eerste vonk der jaloezie in het hart van den Moor begon te smeulen werd Krista onrustig. Ze had den lijdenden man daar beneden op het tooneel wel willen toeroepen, dat het niets anders dan zelfbedrog was, en dat zyn vrouw toch lief en goed was! Maar des te dieper het spel zich tragisch verweefde, des te meer merkte Krista dat haar onrust eigenlyk niet voortkwam uit hetgeen zich daar op het tooneel afspeelde, doch bestemd werd door een onbepaald, raadselachtig punt in de toeschouwersruimte. Wat was dat dan, Krista? Nerveus ging zy verzitten, keek steeds weer, als was zy gehypnotiseerd, in de geheimzinnige duisternis, waarin zich slechts donkere schaduwen afteekenden. Mevrouw von Estorff en mynheer Flottrong hadden gelukkig mets van haar onrust gemerkt of zy dachten misschien, dat Othello's noodlot haar zoo opwond. Krista was bly, toen aan het begin van de groote pauze de lichten aangingen. Het applaus riep den Moor, zyn Desdemona en hun gemeenschappelijke tegenspelers hand in hand, alsof zy zich verzoend hadden, voor het voetlicht, en Krista gaf nu lucht aan haar bedrukt hart: „Lieve hemel, dat was wat!" Tante en neef wilden in de loge blyven. „Ga jij maar wat kyken, Krista, je zult het leuk vinden. My vervelen de menschen slechts. Laat je aan de Bremers zien, en geef hun maar raadsels op." Krista bracht voor den spiegel in de vestiaire beur haar in orde en zag toen op haar gezicht de sporen van haar onrust. Ze zag byna bleek. Ze verliet ^e vestiaire. Ze paste' zich aan bij het rhythme der menschen, die de gangen rondwandelden, bekeek verrukt de japonnen der dames en soms ook hun kapsels, en toen zy een poosje had rondgewandeld en zich naar den foyer wilde begeven, overmande haar plotseling weer dat merkwaardige gevoel van opwinding, alsof iemand haar van een verborgen plaats gadesloeg. Ze voelde de.nerveuze behoefte om te kijken, alsof zy het vreemde uitgangspunt harer beklemming wilde ontdekken. Ze keek naar rechts en naar links, ze keerde zich om, maar ze ontdekte niets. Ze'ging in den foyer aan een tafeltje zitten. Toevallig, zooals het toeval nu eenmaal is, kwam mynheer von Cremona met een elegante, hoog-blonde dame langs haar voorbij en mynheer von Cremona was, hoewel by zich toch had moeten herinneren wat Krista hem van af het balcon had toegeroepen, zeer verrast en verheugd haar hier te zien. O. maar dat was een waar genoegen, en hij stelde toen Krista Hofer aan Ada Hasmus voor. „Uit Zuid-Duitschland, ach ja, mynheer von Cremona heeft het me al verteld." „Het is een aangrijpend stuk," zei Krista. „Ik zou wel graag eenige weken in Zuid-Duitschland willen doorbrengen, maar waar?" vroeg Ada Rasmus. „Waar? Het komt er natuurlijk op aan, wat u zoekt." „Ik zoek rust." Ada keek het meisje scherp aan. „Ik zoek, begrijpt u, rust. Men heeft my Hallbad aanbevolen ..." „Hallbad, o ja! Maar daar kom ik toch vandaan, mevrouw! Hallbad, natuurlyk, dat is een rustig en vreedzaam plaatsje!" Er werd gebeld. Ada wist genoeg. Haar gezicht stond hard en verwrongen. ' Krista volgde het tweede deel der opvoering diep bewogen, geheel verdiept in het verschrikkelijke lot van den Moor, aangegrepen door de tragische macht, die het bepaalde. Toen zy naar huis gingen, vertelde Krista van haar ontmoeting met mynheer von Cremona en mevrouw Rasmus. Tante was er niet erg mee ingenomen. Ze was over het geheel niet erg spraakzaam. „Wy gelooven in onze domheid steeds, dat Shakespeare ons maar wat laat voorspelen, maar in werkelijkheid speelt hij met ons, die rattenvanger, en hoe! Ik heb er genoeg aan voor veertien dagen!" Ook mynheer Flottrong was onder den indruk. Zelfs zyn strikje was uit zyn model geraakt en bengelde ontdaan langs de lapellen van zyn jas. N HOOFDSTUK XVIII. Holk was weer terug in Bremen. Thomas was weer by Krista. De wereld van het meisje vergrootte zich. Ze ontdekte samen met Thomas de stad, ze veroverde tezamen met Thomas het hart van Hölderlin, ze verkreeg mèt hem het diepere inzicht in de schilderyen van Cranach, den Keulschen meester van de Heilige Sippe, van Anton van Dyck en van Laurentius Ziacchias Luccensis, voor wiens beeltenis de vier zingende figuren, twee vrouwen en twee mannen, Krista het gevoel had, alsof zij werkelyk begonnen te zingen.
„HET SCHOOTHONDJE'.
FofoUfa
Vandaag hadden zy zich voorgenomen wat prozaïschers te doen, Het was Zondag, een prachtige, heldere Zondag in Juli, en zy moesten hun tyd werkelijk goed besteden, want Thomas was op de werf bezig aan nieuwe constructieplannen, die hem de gansche week geheel in beslag namen en bovendien moest hij nog, als hij daarmede klaar was, misschien de volgende week reeds, naar Venetië om een aangeboden patent te onderzoeken — waar eens de Moor, zooals Krista aan haar Thomas verteld had, de liefelijke engelen-beeltenis van zyn Desdemona had uitverkoren om dan in duizenden hellekwalen door de demonen van zyn twijfelzucht ten onder te gaan. Krista zou zoo graag zijn meegegaan naar Venetië, ze wist reeds zooveel van deze stad, haar kunst en haar leven, maar Thomas had haar gezegd dat dit later wel eens zou komen. en ze moest, zooals hy bet met komische strengheid zei, eerst maar eens de kunst en het leven van Bremen leeren kennen, dan pas kwamen de andere steden der wereld aan de beurt, hun kunst en hun leven ... Vandaag hadden ze zich dus voorgenomen iets prozaïsch te doen. Ze wilden, omdat Krista als toekomstige Bremer huisvrouw er tóch één keer geweest moest zijn, naar den Bleikeller gaan en vandaar, om het evenwicht weer wat te herstellen, naar den Raadskelder voor een praatje met Julius Löpelmann, wiens reeds geprolongeerde optreden in het Café Brück binnen weinige dagen afgeloopen zou zyn, want hy moest ter muzikale opvroolijking der badgasten naar Swinemünde. In de Obernstrasse vertoonde zich reeds thans, op dezen vroegen namiddag, het karakteristieke, bedrijvige beeld van een Bremer Zondag waarop de menschen uit de landelijke omgeving naar „hun stad" gekomen waren. Het waren voor het grootste deel forsche, hoekige kerels met glad geschoren gezichten, en hun vrouwen, die ronde, roode appelwangetjes hadden, droegen het lichtblonde haar gewoonlijk als een licht in elkaar gevlochten ornament tot slechts een paar centimeters boven het voorhoofd. Het was niet moeilijk, de menschen van het platteland van de echte Bremers te onderscheiden, en Krista deed dit met veel pleizier, waarbij haar de krachtige landlieden veel beter bevielen dan de stedelingen in hun ban van modieuze misverstanden. Vóór hen lag de Dom in het geweld van zijn tientallen eeuwen. Krista was reeds twee weken geleden alleen in het eerbiedwaar(Zie vervolg elders in dit nummer).
Een Bavaria-(ilm der Tobis. Regie: Theo Lingen. Muziek: Werner Bochmann. Spelers: Heinz Rühmann, Hertha Feiler, Ida Wüst, Hans Leibelt, Annemarie Holtz, Jane Tilden, Fritz Odemar, Max GülstorH, Hilde Wagener, Arthur Schröder, Karl Etlinger, Hans Paetsch en E. G. SchiHner.
pogingen van zijn Jonge vrouw om zijn eerzucht te prikkelen stooten af op zijn volkomen verzadigd flegma, totdat het leven zélf zich met onzen kleinen man gaat bemoeien! Een door zijn vrouw listig op touw gezette manoeuvre sleept de-meest ongedachte consequenties! na zichl De eene kostelijke situatie rijgt zich aan de. andere — en daar doorheen beweegt zich onze kan-' toorman, wiens eerzucht eindelijk inderdaad geprikkeld is, doch die zich steeds ongelukkiger voelt, naar mate hij meer carrière maakt. Totdat eindelijk alles zich plotseling ten goede keert... doch helaas Juist op het moment, dat de scheiding tusschen man en vrouw is uitgesproken. Een reden te meer om van voren af aan en met nieuw enthousiasme het huwelijk in te gaanl Een vroolijke en vlotte film van een overrompelende charmel
Heinz Rühmannl Voor wien is deze acteur niet de verpersoonlijking van oolijkheid en fijnen humor? Zoo vlot en gevoelig als Rühmann de kleine vreugden — en de ironie — des levens weet weer te geven... dat is inderdaad filmspel van het beste gehaltel In deze film treKen wij Rühmann aan als de gelukkig getrouwde, volkomen tevreden levende kantoorman, wiens ambities niet verder gaan dan een salaris, dat voldoende Is om zijn levenswijze voort te zetten. Alle
,
■
■ ,
■
■■■:-■.
aä*»
Heinz Rühmann en Martha Feiler
Hertha Feiler.de jeugdige gade van den „geprolongeerden echtgenoot' '.
Een Jobstijding! (Heinz Rühmann en Hertha Feiler).
De „geprolongeerde echtgenoot" bij zijn dagelijks
Een gezellig samenzijn. (Heinz Rühmann en Hertha Feiler).
Heinz Rühmann.
Het huisvrouwtle In actie (Hertha Feller).
Tusschen twee vuren... (JaneTilden, Heinz Rühmann <
■ EEN COMPLEET VERHAAL Pas toen ik weer in mijn vaderland was teruggekeerd, vernam ik, dat „de oude jongejuffrouw , zooals zij altijd werd genoemd, was overleden. Een brief van haar notaris deelde mij mede, dat zij mij een aandenken had nagelaten . . . Zoodra het mij mogelijk was, reisde ik naar Netten. Een zekere ontroering maakte zich van mij meester, toen ik het stadje terugzag waar ik mijn jeugd had gesleten en waar ik bij'iedere schrede aan allerlei kleine voorvallen werd herrnnerd, die verband hielden met mijn goeie ietwat wonderlijke, oude vriendin. In een stemming, die de gevoelige lezer zich gemakkelijk zal kunnen indenken, trad ik het huis van „juffrouw Else" binnen. Er hing nog een geur van waskaarsen en verwelkende bloemen m de gang en de kamers, als een herinnering aan den dag, waarop de doode uit haar huis haar omgeving was gedragen... Langzaam doorliep
plakt waren en de brief er tusschen in was blijven z.tten Degene, voor wie hij bestemd was, juffrouw Else, had hem dus nooit gevonden Zou ik met dien brief de verklaring van het geheim van haar leven in mijn hand hebben? Nauwehjks was deze mogelijkheid tot mij doorgedrongen of zonder dat ik eigenlijk goed besefte, wat Ik deed, had Ik den brief geopend Het eerste wat ik zag, was de onderteekening m groote welgevormde letters: „Xavier Mater Hansel Ik herinnerde mij, dat 'n neef van mijn moeder, die In zijn jeugd op onverklaarbare wijze was verdwenen, zoo geheelen had. Juist op hem, had zij mij vaak gezegd, leek ik zoo buitengewoon veel.
..Zoo, ga jij nu maar een beet/e rosten, dan zorg ,fc wel voor de rest vgn dl{ karwelfje ,. (Toonder)
Wat was het echter, wat mij zoo treurig stemde: de stilte en de leegte, of de dood van juffrouw Else? Zoo lang ik mij kon herinneren, had zij altijd stil en teruggetrokken geleefd De eemge, met wie zij had omgegaan, was mijn moeder geweest en sinds die gestorven was, had zij practisch met niemand meer verkeerd blechts zelden verliet zij haar huis; alleen dan wanneer het strikt noodzakelijk was. Bijna steeds zat zij In haar hooggerugden leunstoel voor het raam In haar woonkamer en volgde den vlucht harer gedachten. Ze staarde als droomend voor zich uit, de armen op de leuningen van den stoel gelegd en haar handen gevouwen in den schoot van haar zwartzijden japon, waarop geen smetje of kreukje te ontdekken viel. De gedachte, dat ik juist de eenige harer kennissen was, dien zij in haar testament had bedacht, het mij geen rust. Toen ik nog jong was, had zij vaak mijn hoofd in haar handen genomen en mij diep en nadenkend in de oogen gejken Steeds was er aan dien onderzoekenden blik .ets geweest, wat mij lichtelijk beangst had gemaakt, en in latere jaren had ik er nog dikwijls aan moeten denken. Volgens mijn moeder had juffrouw Else niet altijd zoon teruggetrokken leven geleid. In haar leugd was ze opgewekt, zelfs vroolijk geweest en ook een tikje coquet. Tot zij zich op een dag om zoo te zeggen uit het leven had teruggetrokken. Ofschoon het haar waarlijk niet aan aanbidders had ontbroken, had zij toch alle huwelijksaanzoeken afgeslagen. Hoewel niemand er het rechte van wist vermoedden toch allen, die juffrouw Else kenden, dat een of andere ernstige ontgoocheling haar deel was geworden, waardoor zij, zooals dit zoo vaak bij trotsche en gesloten karakters het geval is, menschenschuw en verbitterd was' geworden
Belangrijke mededeeling Wij zien ons genoodzaakt, onzen abonné s mede te deelen, dat wij de gratis ongevallenverzekering, die aan ons blad verbonden was, met ingang van 1 Juni moeten laten vervallen. Onze abonné's zijn dus van dien datum af niet meer verzekerd. De Directie.
■';.
En toen las ik: „Geliefde Elsel - De verterende liefde, die ik voor u koester, maakt het mij onmogelijk langer te zwijgenI Er moet een eind komen aan deze onzekerheid. Zeg eén woord, en gij maakt me tot den gelukkigste aller stervelingen. Zwijg, en mijn noodlot zal zich moeten voltrekken I Morgen wacht, ik op de gewone wijze uw antwoord. Moge uw geliefde hand mij een weinig hoop schenken! Anders, wreede schoone, zal ik voor altijd verdwijnen. De herinnering aan een geluk, dat ik zoo vurig heb begeerd en nooit bereiken kon, zou tè smartelijk en t* wreed zijn om te kunnen dragen. De dood zou mij liever zijn dan het leven, indien ge mij teleurstelde .. . XAVIER MATER HANSEL".
„Ik heb alleen maar gezegd, dat uw haren sterker werden door dit haarmiddell" (D„ ;;/. BUu) Aan dit alles moest ik denken, toen ik ten slotte in haar bibliotheek was terechtgekomen. Ik vond er een massa ouderwetsche boeken echte prullaria, die ik zonder veel belangstelling bekeek, een enkele er van slechts even doorbladerend. Toen ik mij op een gegeven oogenblik omdraaide, ontdekte ik plotseling in een hoek van een der kasten een mooi gebonden boekje met klassieke minneliederen. Nieuwsgierig nam ik 't ter hand Het was duidelijk te zien, dat het vaker gelezen was, dan de andere boeken Dit verbaasde mij des te meer, omdat het eigenlijk lectuur voor jonge menschen was. Hoe kwam dit boekje dat tintelde van leven en liefde, In de bibliotheek van een oude jongejuffrouw? Ik was vermoeid van mijn reis en van het loopen door de kamers der overledene, en daarom besloot ik eenige oogenblikken te gaan zitten en wat in het gevonden boekske te lezen dat ook deel uitmaakte van mijn eigen boekenverzameling. Terwijl ik het doorbladerde zoekend naar een bepaald gedicht, dat ik graag nog eens lezen wilde, bemerkte ik, dat twee bladzijden tegen elkaar geplakt waren. Voorzichtig maakte ik ze los en ontdekte een ongeopenden briefl Een brief uit lang vervfogen tijdenl Dat was direct te zien aan het verbleekte, ouderwetsche handschrift en aan den vorm van het zegel Hoe kon hij in het boek geraakt zijn? Ongetwijfeld hadden haastige handen, bang overvallen te worden, hem in het boek geschoven Het lak van het zegel moest nog warm en zacht geweest zijn, zoodat het bij het dichtslaan van het boek plat gedrukt en buiten de oppervlakte van den brief was geraakt, waardoor de pagina s van het boek aan elkaar ge-
Het papier trilde in mijn hand." De tragedie die zich zoo juist voor mij had onthuld, was te aangrijpend om haar op hetzelfde oogenblik te kunnen overzien. Ik probeerde het drama, dat zich tusschen deze twee menschen had afgespeeld, nog eens voor mijn geestesoog op te roepen: Daar was in de eerste plaats het lak van het zegel, dat buiten den brief gekomen was en de twee bladzijden aan elkaar had gekleefd .. . de brief, op heel dun papier geschreven, was niet gevonden... een ontgoochelde jonge vrouw had het boek in een donkeren hoek der kast gezet. Xavier bleef daardoor zonder het zoo smartelijk begeerde antwoord en was, aan het geluk dezer wereld twijfelend, uit het leven verdwenen... Else's leven was door het onverklaarbare verdwijnen van den geliefde vernietigd geworden . . . Slechts een gering toeval, wat Al te heete lak was de oorzaak geweest van het drama dezer twee menschen . . . Nimmer, tot op dien dag, had ik zóó duidelijk beseft, hoe een kleinigheid reeds voldoende kan zijn, de baan van ons leven te veranderen • ■ .haar om te leggen van geluk naar ongeluk
FRITZ REUTER GEDIPLOMEERD
VIOOLBOUWER
PAPESTRAAT 28 _ DEN HAAG Telefoon 116887
Specialiteit in toonverbetering Voor viool .... f 7.50 Voor cello .... f 15.— Attesten ter Inzage van beroemde solisten, o.a. van Jan Kubelik ADVIES GRATIS
Von Brenken bestijgt den schimmel Harro
Gerhild Weber alt Thomi.
■'*"
uiTscmo i,^^- • •"" Regie:
Arthur Maria Rabenalt
Ufa-film
RolverdeeJing: Ritmeester Von Brenken Willy Birgel Thoms Gerhild Weber Tante Ulle Gertrud Eysoldt Karl Marten Willi Rose
Olaf Kolrep Herb. A. E. Böhme Brigade-commandant Hans Zesch-Bailot Brenner Rudolf SchQndler Dolinski Paul Dahlke De professor Walter Werner
Thorn» (Gerhild Weber) bij het boomen kappen.
Ritmeester Ernst von Brenken keert in 1918 - na oen moeilijken tijd in Polen - zwaar gewond in zijn vaderland terug. Maandenlang ligt hij in een kliniek en zijn kans op genezing is uiterst gering. Maar de diagnose van den professor blijkt niet juist te zijn. Von Brenken kan, met bovenmenschelijke inspanning, weer in zijn bed overeind zitten en ten slotte verlaat hij de kliniek in een rolstoel. Zoo komt hij terug op zijn landgoed Alt-Mellin, dat er door de oorlogsomstandigheden zeer slecht voor staat. De grootste bron van inkomsten, de paardenfokkerij, is geheel teniet gegaan en dat verdriet Von Brenken het meest. Hij was niet alleen een bekend tournooi-ruiter en een enthousiast liefhebber van alles, wat paardensport is, doch ook voor het fokken van Duitsche rijpaarden heeft 0 hij zich altijd geïnteresseerd. Von Brenken kan weinig 06
»ll!l*«-!l*„r!f.T*M' ter Von Brenken
doen - M"r ^ verlangen om weer op een paard te zitten,
De
ritmeeiter
komt met Harro concours.
uit
op
het
overheerscht zijn denken en... bevordert ook wellicht zijn' genezing. Zijn vroegere onder-officier Marten is op het landgoed als fouragemeester in betrekking gekomen en heeft Von Brenkens paard Harro, dat hem in Polen het leven heeft gered, doch dat daarna Tante
Ulle
(Gertrud Eysoldt).
verkocht is, en als verloren beschouwd werd, na veel moeite meegebracht. Von Brenken zet al zijn hoop op dit edele dier en eindelijk komt het zoo ver, dat hij — allen medischen waarschuwingen ten spijt - weer in den zadel kruipt. Heel langzaam groeit uit het menschelijk wrak weer een ruiter. Maar Alt-Mellin staat voor een bankroet. Geldschieters loeren op hun prooi. Tante Ulle, die in Von BrenkeiW afwezigheid het landgoed bestuurde, adviseert, evenals Olaf Kolrep, zijn vriend, om de paarden te verkoopen. De ritmeester wordt echter hoe langer hoe koppiger en weigert. Hij besluit zelfs om uit te komen in den wedstrijd om den Grooten Prijs van Europa, het internationale rijtournooi te Genève. Alleen Marten en Thoms, Olafs zuster, gelooven In de mogelijkheid van een zege, die Von Brenken niet in de eerste plaats voor zichzelf bevechten wil, maar ook voor zijn land. In Genève veroorzaakt zijn verschijning op het concours een sensatie. Sedert 1918 waren er geen Duitsche ruiters meer in zulke tournooien verschenen. Maar moedig houdt de ritmeester vol en na een uiterst spannenden strijd draagt Von Brenken de zege voor zijn land weg . . . een schoone belooning voor zijn ijzeren energie en zijn groote vaderlandsliefde. (Foto's LUa-Klilsch)
Een typisch Eu ropeesch huiskamer van een bejaard echtpaar, dat eveneen« in de nederzetting woont.
Wie zou niet genieten van zulk een uitzicht op zoo'n zee?
wuiven! Wal een ideaal voor watersport, voor zwemmen, zeilen, vlotvaren! Heerlijk voor de kinderen,
zoo'n
bestaan,
met
paardrijden,
zwemmen,
visschen en de grappigste dieren, zooals bij voorbeeld het dwergaapje, dat de lieveling is van de heele familie, en dan die heerlijke vruchten allemaal, ananas, bananen, door grappige Negerinnen voor bijna geen geld verkocht. Neen, wanneer we deze foto's bekijken, dan komen we, moeten we wel tot de conclusie komen, dat het leven in de tropen volkomen ideaal is, zooals we hel ons trouwens ook herinneren, wanneer we er ooit in werkelijkheid zijn geweest. Dal het niet uitsluitend ideaal is, dat welen we ten
slotte
wel. Dat
de
hitte ondraaglijk kan zijn, dal het ongedierte uitermate hinderlijke wezentjes kunnen blijken, die bij voorbeeld in een paar weken tijd een smoking totaal tol de knoopen toe verslinden, als men niet oppast en lederen kaslpoot in een bakje
petroleum zet, dat de eenzaamheid
en
het ver-verwijderd
zijn
van de beschaving soms zwaar kunnen drukken. . . En dal ook de kolonisten van onze foto's het weten, mogen we geredelijk aannemen. . . zij zitten er immers midden in! De kamer van de beide oudjes is, wal dal betreft, leekenend genoeg. . . Wie zou denken, dal dit een vertrek
was
onder
de
tropenzon? Kan
het typischer Europeesch?
Spreekt uit die inrichting alleen niel al hel verlangen naar het oude vaderland, dat iedere kolonist ten slotte tóch steeds als een ideaal voor oogen zweeft? ■^T".*«»' ' "'
De ,,boerderij" van de nederzetting ligt direct aan het strand, en er achter begint onmiddellijk het oerwoud. Een ' prachtige palmentuin omgeeft het huis, de omgeving i» zorgvuldig gerooid, opdat ongedierte of slangen er zich niet verbergen kunnen.
nederzetfinflf in
Het is een voorrecht, den menschen geschonken,
dat
het moment zelf niet bezit, zich slechts het goede
men en
van
wat
aangename
men
op
herinnert.
Als het koud is en we loopen te rillen in onze dikke jassen, denken we aan den zomer en we zien „door het kleurige prisma onzer verteederde herinnering"
ee»
grachtje met maische groene linden, waardoor een stralende zon haar gouden plek-
Als er melk noodig is, klimt er even een jongen, die sterke teenen heeft, in den klapperboom.
ken werpt; wij zien een strand met een eindelooze blauwe zee en veel blije men-
Een Neger komt kreeft te koop aanbieden. Natuurlijk overvraagt hij, maar de Negerin-huishoudster is op haar hoede en gedoogt niet, dat „haar mevrouw" te veel betaalt.
schen. . . maar we denken niét aan puffen en plakkende overhemdenl Wie loopt te transpireeren in de zon in een broeiend-heete stad, herinnert zich een boschlaantje in krakende sneeuw onder een gouden zon en is vergeten hoe die sneeuw In de
Tijdens het rustuurtje, dat midden op den dag valt vanwege de hitte. IFoto's LP.
stad kan zijn. . . als de dooi is ingevallen! Zoo kunnen wij, in Holland, aan de tropen slechts denken als aan een paradijs, waar nooit iets onaangenaams Ie bespeuren was, en zoo willen denken
aan
het
leven
van
de
wij
dan
nu
ook
Duitsche kolonisten van onze foto's, ergens in de
tropen. Wat een leven hebben die lieden daar! Zin in een glas koele
melk?
Met
een
melkkaart hebben ze niet te maken; het eenige, wat noodig is, is èen zwartje met 0
sterke teenen, die even in den klapperboom klimt!
Op de veranda van het huis, dat temidden van
** een leven, S,el je y00r' dat.ie u[t ie huis over zóó'n zee kijkt, waarop dan werkelijk een gouden zon
een palmentuin staat.
zijn sprankelingen werpt en waarlangs palmen
staan
te
>■ tU
^J*.-.Z&^ .-^ .Lv f^. .&
5. / Holland)
/
Jonge tooneelkunstenaars debuteerden liefde en aanleg tot de kunst geroepen zijn, die, door een algemeene beschaving en ontwikkeling gesteund, hun vak in alle geledingen en stadia hebben geleerd, tot verheffing van ons
volk. Zeven leerlingen van de Tooneelschool hebben begin dezer maand in den Stadsschouwburg te Amsterdam hun voorloopig eindexamen afgelegd. Een dezer dagen zijn zij met enkele leerlingen der lagere klasse te 's-Gravenhage de gasten geweest van de afdeeling en hebben in den Stadsschouwburg eenige staaltjes van hun kunst vertoond. Het volledige eindexamenprogramma werd afgewerkt en een volle schouwburgzaal heeft met veel aandacht de verrichtingen der jeugdige tooneelkunstenaars gadegeslagen.
Een scène uit Vondels „Adam in ballingschap", met Eva (Elise Hoomans) en Beliai (Jan Hageboud). Tooneelspelers zijn evenmin onsterfelijk als U en wij. Dat het een ongezond beroep is, zouden wij echter niet gaarne beweren. Integendeel! Statistieken hebben uitgewezen, dat het sterftejaar onder de tooneelspelers in doorsnee op hoogen leeftijd gelegen is. Wij behoeven slechts te herinneren aan namen als Louis Bouwmeester en zijn zuster Theo MannBouwmeester. Ook onder de thans nog levende acteurs en actrices, hetzij in ruste of nog actief aan de kunst van het gesproken woord deelnemend, treffen wij er velen aan van hoogen leeftijd. Hoe het echter ook zij: de ouderen gaan heen en de jongeren moeten hun plaatsen innemen. Tooneelspelen is echter geen vak, dat men kan lèeren, men moet talent bezitten. Wèl kan dat talent ontwikkeld worden. Hiertoe dienen de tooneelscholen. Amsterdam bezit een tooneelschool, voor de instandhouding daarvan zorgt het Nederlandsch Tooneelverbond, dat in verschillende steden van ons land afdeelingen heeft. In 1874 werd deze school opgericht; Prof. Dr. Jan Walch is thans directeur en een Commissie van Beheer en Toezicht, door het Tooneelverbond benoemd, fungeert als curatorium. Het onderwijs omvat drie studiejaren. Voor toelating wordt, wat de vrouwelijke leerlingen betreft, de leeftijd van 17, voor de mannelijke dien van 18 jaar vereischt. De candidaten moeten een voor-opleiding hebben gehad, die minstens met die van een H.B.S. met 3-jarigen cursus gelijk staat; zij moeten bovendien een examen afleggen in prima-vista lezen en in voordracht, terwijl ook de geschiktheid tot het weergeven van verschillende emoties moeten worden bewezen. Natuurlijk spreken houding en voorkomen van de aanstaande tooneelspelers in belangrijke mate mede. Er wordt op de tooneelschool onderwijs gegeven in de geschiedenis van drama en tooneel; in het lezen van tooneelteksten, in stemvorming; in Mensendieck-gymnastiek, in voordracht en elementair tooneelspel. Bovendien in moderne en klassieke rollenstudie; kostuumkunde en grimeeren. Vele vooraanstaande tooneelkunstenaars hebben in den loop der jaren onderwijs aan de school gegeven en allen streven er naar om door eendrachtige samenwerking het Nederlandsche tooneel te voorzien van krachten, die door
Reeds vroeg waren de scholieren met enkele hunner leeraren en hun directeur naar het Haagje getrokken. Enkele scènes zouden des morgens nog even worden doorgenomen om te wennen aan dit voor hen weer vreemde tooneel. Van zenuwen was over het algemeen weinig merkbaar. Voelden de tooneelspelers in den dop zich misschien onder de hoede van hun professor op hun gemak? Hoe het ook zij, alsof zij reeds jaren lang aan de planken gewend waren, ving de middag-voorstelling aan en mochten wij constateeren, dat het Nederlandsch tooneel wederom met eenige nieuwe, goede, veelbelovende krachten verrijkt wordt. Het programma, dat 'geboden werd, gaf alleen tooneelspel, onderwezen in de hoogste klasse, om bovendien alle leerlingen in kort tijdsbestek en In zooveel mogelijk verschillende genres te doen optreden.
tooneelspeler Cor Hermus, Guus Hermus, zagen wij hierin met genoegen optreden, bijgestaan door Rita Veth. In „De mooiste oogen ter wereld", naar een fragment uit het tweede bedrijf van Jean Sarments werk, vond Elise Hoomans gelegenheid haar veelzijdig talent te toonen. Zij speelde ook de rol van Eva in het eerstgenoemde nummer. Doch ook het humoristische gedeelte ontbrak niet. Alleraardigst was de vertolking van Eric van Ingen, bijgestaan door Jan Hageboud als Adolphe en Emile in den kostelijken een-acter van Duvernois „Voor de deur", terwijl Ellen de Thouars als Helena (vanovna Popov en Frans Rademakers in Tsjechows geestigen een-acter „De Beer" alle gelegenheid kregen tot spel; zij wisten den zoo markanten humor van den Russischen schrijver uitstekend tot zijn recht te doen komen. Zoo kregen wij inderdaad een onderhoudend beeld te zien van drie jaar adepten-arbeid in den voorhof van het Tooneel in Nederland, zooals Prof. Dr. Jan Walch, die met groote tevredenheid op zijn eerste jaar, dat hij als directeur aan de school verbonden is, kan terugzien, .zoo juist in een voorwoord schreef. Wij wenschen den jongen tooneelkunstenaars, wier namen wij hierboven noemden en die deze maand de school hopen te verlaten om, met het eind-diploma in den zak, het volle leven in te gaan, veel succes op het glibberige pad der Kunst! Wij vertrouwen op UI Henri A. van Eijsden Jr.
Vanzelfsprekend zullen wij hier geen critische beschouwing geven van deze tooneelkunstenaars in den dop, die, na hun eindexamen en een verkregen engagement aan een onzer gezelschappen, eerst dèn eigenlijk werkelijk debuteeren. De algemeene indruk, dit behoeven wij niet te verzwijgen, was veelbelovend! Reeds bij het eerste programma-nummer, de verleidingsscène uit Vondels „Adam in ballingschap", werden wij getroffen door de juiste dictie; het zoo belangrijke zeggen der verzen, een zoo groote factor bij het spelen van klassieken, kwam uitstekend tot zijn recht. Leeraar Johan Schmitz heeft hiervan alle eerl Het dramatische tooneelspel bracht ons Dostojevski met een tooneelbewerking van een der meest aangrijpende gedeelten uit „Schuld en Boete": de Bekentenis. Een zoon van den leeraar en voortreffelijken
Vitamine F - de eenige een GEZONDE huid!
„Voor de deur", 'n een-acter door Henri Ouvernois. V.i.n.r. Emiie (Jan Hageboud), de verpleegster (Miep Boiiinger) en Adolphe (Eric van Ingen).
Eindelijk een crème, die geen kortstondig laagje „schoonheid" boven op de huid legt, maar die direct inwerkt op de huidweefsels. Castella vitamine F-crême! Bijna iedere vrouw kampt met een tekort aan vitamine F, de uit vet gevormde vitamine, die de huid in conditie moet houden. De symptomen van vitamine F-gebrek zijn dagelijks waar te nemen:
COLD CRÈME VANISHING CRÈME
verleppende huid, doffe haren, brosse nagels . . . Thans is het mogelijk, het huidschadelijke vitaminentekort royaal aan te vullen. Castella crèmes bevatten niet minder dan 2000 eenheden vitamine F per tube. Neem een serieuze proef. Zie, hoe Uw huid opleeft, - hoe stralend Uw teint wordt, vol jeugd en gezondheid!
CZteML
33 cent per tube
CRÈMES
„De Beer", 'n eenacter van Anton Tsjechow. V.i.n.r.: Smirnov (Föns Rademakers), Heiena Popov (Elien de Thouars), Lonka (Gerard Vekemans) (fofo'» Polygoon)
Meer dan 10.000 proefnemingen ztjn met vitamine F genomen ...
Mager voedsel , weinig vitamine F! Het gevolg: ongezonde huid.
Reeds na korten trjd is het tekort aan huldvltamine aangevuld!
Weer zoo'n goed
D&BBELM^N-product!
foto LP. &. R.S
HET EINDE VAN DEN TOCHT Wij hebben in deze rubriek al eens eerder een en ander verteld van de avonturen, die de Noor Erling Tambs beleefd heeft, toen hij, met zijn vrouw en twee kinderen, aan boord van een klein zeilscheepje een reis om de wereld maakte — Op deze pagina vinden onze lezers thans het relaas van den ondergang der Teddy, zooals zijn bootje heette. Het was wel het hachelijkste avontuur, dat Tambs met zijn kleine familie meemaakte, en dat zij er het leven afbrachten, mag werkelijk een wonder heeten I Van Noorwegen was Tamb naar Portugal en de Canarische Eilanden gezeild, en vandaar had hij den Atlantischen Oceaan overgestoken naar West-lndië. Ze passeerden het Panama-kanaal en vertoefden geruioien tijd op de Cocos-Eilanden, zeilden eens hierheen en daarheen, en kwamen eindelijk in de Zuidzee, om daarop koers te zetten naar NieuwZeeland. Van Nieuw-Zeeland wilden zij naar Australië gaan, maar toen achterhaalde hen het noodlot en moest de Teddy ondergaan. . In Maart 1932 werd Tamb drie dagen en drie nachten door vreeselijk stormweer opgehouden te Kawau. Tegen den ochtend van den negenden evenwel ging de wind liggen en heesch hij hel zeil om koers te zetten naar Brisbane. En toen ging het gebeuren. . . Nadat zij buiten de luwte van de baai waren gekomen, merkte Tamb, dat er slechts een lichte bries stond. Het was vloed, en terwijl de wind de'zeilen maar nauwelijks deed bollen, dreven de vloedgolven de Teddy telkens weer net zoo ver terug als het scheepje eerst gevorderd was. Na verscheidene uren tobben evenwel slaagde Tamb er in, om buiten het rif te komen en in een richting zuidelijk van Kawau te stevenen, waardoor hij bij de zuidelijke Kaap van Challenger Eiland moest uitkomen — een klein, rotsachtig eilandje, ongeveer vierhonderd meter lang, van de zuidoostelijke kaap van Kawau gescheiden door een nauw kanaal. Door den storm was er een hooge zeegang ontstaan, zoodat de golven met donderend geweld over de rotsachtige uitloopers van de zuidelijke kaap van Challenger-Eiland sloegen. De bries scheen wat toe te nemen in kracht toen de Teddy de rotsen naderde, maar de vloed liep sterk lijwaarts, en toen Tamb op ongeveer zestig, zeventig meter van de kaap was, werd het hem duidelijk, dat hij er niet veilig omheen zou kunnen komen. De kaap lag toen ten Oosten van hem, terwijl de Teddy in zuidoostelijke richting dreef. Tamb gooide het roer om. Maar vreemd! De Teddy gehoorzaamde niet, en de wind ging plotseling geheel liggen. De Teddy had nog steeds zooveel vaart, dat het onder normale omstandigheden aan het roer had moeten gehoorzamen. Er stond zoo goed als geen stroom; aan dezen westelijken kant van de kaap was het water bijna spiegelglad. Het deed Tamb zelfs denken aan de bijna gepolijste oppervlakte van een rivier, wanneer deze een waterval nadert, Tamb probeerde het opnieuw door het roer hard lijwaarts te gooien, telkens en telkens weer. . . Maar de Teddy antwoordde niet. . . het was alsof het bootje op staanden voet doof en blind geworden was. . . Een panische schrik greep Tamb aan; klaarblijkelijk had de stroom de Teddy in zijn macht! Met steeds toenemende snelheid dreef de Teddy naar de kaap, aan den anderen kant waarvan de deining zich in machtige golven verhief. Terwijl zij zich met daverend geweld tegen de scherpe obstakels wierpen, spoten er geweldige fonteinen schuim omhoog. Half onder water verdwenen rotsen van de kaap lieten dreigend hun geweldige, scherpe tanden zien. . . Tamb snelde naar voren om de mast neer te laten. Intusschen had zijn vrouw de vallen echter reeds doorgesneden en kletterend kwamen
de zeilen naar beneden. De stroom raasde om de kaap heen als een gek geworden mallemolen. Tamb greep de giek van het zijzeil in een dwaze poging om een gewicht van ongeveer vijf en twintig ton tegen te houden, dat voortgedreven werd met een snelheid van vijf knoopen — onder dergelijke omstandigheden doet iemand soms de meest dwaze dingen! Maar het onheil dreigde nu reeds van dichtbij. Tamb voelde hoe zijn scheepje door de branding werd gegrepen en millioenen atomen water sloegen hem, op den adem van een killen wind, in het gezicht. En toen begreep hij, dat het ergste aanstaande was: het einde van de Teddy was nabij! De eerste schok kwam reeds na eenige seconden, en Tamb voelde hoe de kiel van de Teddy over de rotsen schuurde. Het scheepje helde over, maar richtte zich weer op; onmiddellijk daarna werd het echter opnieuw gegrepen en toen werd het voortgedreven, voorbij de kaap, recht op de branding af! t Tamb gilde naar zijn vrouw om de kleine Tui — zooals zijn dochtertje van nauwelijks twee jaar heette — uit haar kooi in de kajuit te halen. Op hetzelfde oogenblik werd de Teddy door een enorme golf gegrepen, hoog opgetild, en met een machtigen ruk zijwaarts tegen de scherpe rotsen geworpen. En toen leek alles wel in één- en dezelfde seconde te gebeuren. Planken kraakten, spanten versplinterden, en er heerschte een waar pandemonium van allerlei gelulden, waarin de woedende golven den boventoon voerden! Soms begraven onder het schuim, zoodat ze haast niet konden ademhalen, soms hangend aan het bijna loodrecht staande dek, hadden Tamb en zijn vrouw alle tegenwoordigheid van geest, waarover zij beschikten, dringend noodig. De groote giek was aan wind en golven prijsgegeven en zwaaide als een reusachtige knots heen en weer. Ten einde aan haar slagen te ontkomen, waren Tamb en zijn vrouw genoodzaakt herhaaldelijk plat op het kletsnatte dek te gaan liggen. Teddy, 't vierjarig zoontje van de Tambs, die In een linnen harnas met een kort touw aan de reeling was gebonden, verkeerde In groot gevaar. Het lukte Tamb echter het touw los te maken en, terwijl de giek de fractie van een seconde stil hing, maakte hij van de gelegenheid gebruik om met het kind op de dichtstbijzijnde rots te springen. Het was een wanhopige poging. Gedurende een verschrikkelijk moment hing Tamb aan één hand, trachtend met de andere Teddy te ondersteunen. De greep van het Vind om den hals van zijn vader werd echter hoe langer hoe losser, maar gelukkig vond Tamb spoedig een houvast voor zijn voet op een rots, die tamelijk
veilig leek. Hij liet er zijn zoontje achter, met het strikte bevel, zich vast te houden en niét los te laten, wat er ook gebeurde! Het kind knikte; aan boord van het kleine scheepje, waar steeds allerlei gevaren hadden gedreigd, had hij geleerd onvoorwaardelijk te gehoorzamen! Tamb sprong weer terug aan boord van de Teddy. Telkens en telkens trok het terugstroomende water van de branding het reddelooze scheepje weg van de rots, zijn geschonden leden met bruut geweld over de scherpe rotsen onder water sjorrend, terwijl het schuim over den romp sloeg. Toen werd 't opeens door een aankomende golf gegrepen en met groot geweld tegen de rotsen geslingerdl Terwijl Tamb zijn dochtertje van zijn vrouw overnam, zei hij haar direct van boord te springen, zoodra er zich 'n gelegenheid zou voordoen. Indien zijn vrouw zich op de rotsen bevond, gereed om het kind van hem aan te nemen, zou zijn kans om van boord te kunnen springen, natuurlijk veel grooter zijn. Terwijl mevrouw Tamb probeerde te springen, gleed zij uit — ze nam haar sprong te kort of ze werd door een golf over boord geslagen; de ware oorzaak zal wel nooit bekend worden — maar hoe dan ook: ze verdween In de kolkende en schuimende watermassa tusschen de Teddy en de rotsen, waar zij her- en derwaarts werd geslingerd temidden van tientallen scherpe rotspunten! Af en toe zag Tamb haar hoofd, een arm of een voet boven de kokende golven uitkomen, nu eens dicht bij de rots, dan weer verder er vandaan. Plotseling zag hij zijn vrouw tegen de rots hangen, terwijl ze 'n wanhopige poging deed om er op te klauteren. Toen kwam er wederom een geweldige golf aanrollen. Tamb wees in de richting van de zee, terwijl hij haar toeriep, uit de branding weg te zwemmen, maar zij hoorde hem blijkbaar niet — de golf brak en Tamb zag haar niet langer. Hij kon echter niets doen om haar te helpen, voordat hij zijn dochtertje in veiligheid had gebracht; er was evenwel geen plekje op de boot, waar. hij het kind ook maar even had kunnen neerleggen, zonder het ten doode te doemen! Zooals de toestand was, had hij alle reden te vreezen, dat het In zijn armen zou zijn verdronken, voordat hij de kust zou hebben bereikt. Gelukkig was zijn vrouw echter niet tegen de rotsen geslagen; zij kwam weer boven en wist de heen en weer slingerende giek te grijpen, maar voordat Tamb haar de helpende hand kon bieden, zwaaide de giek weg, waardoor het zeil strak kwam te' staan en mevrouw Tamb weer weggeslingerd werd. Tamb slaagde er nu echter in, op de rotsen te komen en zijn dochtertje aan Teddy te geven, met de opdracht op haar te passen en haar niet los te laten — wat er ook gebeurdel Toen haastte hij zich terug om zijn vrouw te redden. Intusschen had deze echter kans gezien, uit de branding te zwemmen. Tot zijni onuitsprekelijke verlichting zag Tamb haar opeens vlak bij een stuk wrakhout en toen merkte hij tevens, dat een visschersboot, die hij nu pas voor het eerst zag, 'n sloep had uitgezet, die naar haar toe roeide. Weldra was zij aan boord genomen... De kleine Teddy had zich intusschen als een ware held gedragen; hij was dapper op de rots blijven zitten, waar zijn vader hem had neergezet en hield zijn eene armpje stevig om zijn zusje geslagen. Hij bewoog lieh zelfs niet eens wanneer de golven over hem heen sloegen. De visschersboot bracht de familie Tamb terug naar Kawau. En toen hij zijn vrouw en kinderen veilig wist, keerde Tamb terug naar de Teddy om te zien, wat er nog te redden viel. Er viel echter niets meer te doen — de golven sloegen onophoudelijk over het schip heen en mishandelden het op wreede wijze. Het was een wrak geworden, en met tranen in de oogen > moest Tamb het aan zijn lot overlaten . . .
;f
n m ctmWR
Z^^ * n e mahen
ZG
ij een eenvoudige linnen jurk of mantelpakje voldoet deze tasch bijzonder aardig, vooral als we er een ceintuur bij maken, die we om de japon of om het jasje van het mantelpak dragen. We kunnen natuurlijk de kleur nemen, die het best bij onze garderobe past. Zoo staan bij een lichtblauwe jurk een donkerroode tasch en ceintuur, gegarneerd met geel en blauw, heel vlot. Deze tasch is van gewoon singelband gemaakt, dat in vele aardige en frissche kleuren bij een meubelhandel te krijgen is. Er is 2.50 M. voor noodig. Voor de garneering is zigzagband gebruikt en kleine stukjes leer of vilt. Van het band hebben we ongeveer 2 M. noodig en van het leer of vilt slechts zoo weinig, dat eventueel een oude ceintuur of iets dergelijks, die nog een goed plekje heeft, dienst kan doen. We beginnen met 5 reepen singelband te knippen van 20 cM. lengte en één reep van 20 cM. plus 4 maal de hoogte van het singel-
band plus 2X2 cM. voor de zoomen. Vervolgens naaien we met een overhandschen steek drie stukjes singelband van 20 cM. aan elkaar. Als garen gebruiken we hierbij de draden, die we uit kunnen halen uit een overgeschoten stukje band en we naaien met een stevige stopnaald met een groot oog. Dan wordt de lange reep er langs de 3 zijkanten aangenaaid, waarbij de bovenste reep vrij blijft Voor de klep van de tasch. Daarna naaien we de twee overgebleven reepen voor den voorkant er aan. Nu is dus de grondvorm van de tasch gereed. Van een restje katoen of kunstzijde knippen we een voering van hetzelfde model als de tasch. Deze voering wordt er in bevestigd en dan worden de zijkanten en de klep — ook weer met een uitgehaalden draad van het singelband — gefestonneerd. Als de tasch zoover klaar is, gaan we de versiering aanbrengen. Op welke wijze dit geschiedt, is op de afbeelding duidelijk te zien.
De bloempjes worden gemaakt door 5 puntjes van een stukje zigzagband met een draadje bij elkaar te naaien. In het midden komt dan nog een rond stukje leer of vilt, dat het hartje vormt. Den knoop, waarmee de tasch sluit, maken we door een stukje leer op te rollen en met een draadje van het singelband te omwinden. Aan de klep wordt een lusje gemaakt. Voor de ceintuur nemen we een reep singelband, waarvan de lengte natuurlijk afhankelijk is van de taille-wijdte. Heel aardig staat het deze ceintuur aan den middenvoorkant met een koord te sluiten. Hiervoor maken we in de beide ' uiteinden, die we recht hebben afgewerkt, een paar vetergaatjes, die stevig gefestonneerd worden. Door deze gaatjes vlechten we een gekleurd koord. Verder brengen we op de ceintuur dezelfde garneering aan als op de tasch, zoodat we een origineel garnituur verkrijgen, dat op een effen kostuum alleraardigst staat.
Kalm ttond d» acteur Pl»r Thomauen op dan hoek van da Regentesiestraai Hij wat ar trotteh op, dat hij daar zoo onverschillig da ab an vloed van Kat varkaar kon gadeslaan. Alsof daza avond nat wat als alia andara avonden I / Drla an aan half uur later zou hij daza straat / In da tegengestelde richting van nu oversteken. / Da mansehalljka zaa zou dan nog steeds haan an waar golven. En hij zou zich wèèr «van kalm voalan. Maar Intusschan zou alias gebeurd iljn! Links vóór hat Gebouw, kon hij da langa file zien, die zich als aan sterk gelede worm langzaam naar hat kaartanburaau van dap schouwburg voortbewoog. Zij zoudan vanavond waar voor hun geld krijgen, die menschen. Maar hat zou waarschijnlijk wel morgen zijn, aar zij wisten, dat de tooneelmoord, waarnaar zij haddan zitten kijken, een wérkelijke moord was geweest. Zij zouden daar In het donkara theater zitten, terwijl hij aan man voor hun oogan zou doodan en een lader zou dankan, dat hij Frank Wezel wasl Er was moed voor noodig aan man te doodan, terwijl duizend en meer oogan naar ja kakan. En handigheid om niet ontdekt te worden. Maar hij bazat die handigheid en dien moed. HIJ vroeg zich af, wat zij wal zoudan denkan, dia menschen, die zich nu om hem hean vardrongen, indien zij wisten, dat zij telkens met hun ellebogen een boodschapper van dan dood aanraaktenl Alles, wat zij in hem zagen, was een forschen, goed geldeeden man, met haar, dat bij de slapen reeds begon te grijzen an dia mat één hand onverschillig op zijn wandelstok leunde, terwijl een hooghartig glimlachje om zijn lippen zweefde. Op een verlicht bord boven dan ingang van den schouwburg kon men lezen, walk stuk ar gespeeld werd: „Frank Wezel, Nellie Terhorst en Plet Bink in „Kleine Dingen"." Dan volgenden avond en misschien nóg een paar avonden, zou 't bord .onverlicht blijven. Daarna zou het weer aanflitsen en op de plaats van Frank Wezel zou Piers naam staan, omdat hij de aangewezen opvolger van Frank wasl Pier'Thomassan, met alectrisch verlichte lattarsl Hat was wal aan moord waard, om zijn naam déér te krijgen. Een moord, die gebeuren kon onder duizend en meer oogen en die tóch verborgen zou blijven! Voordat de lichten weer zouden uitgaan, zou Piet Bink dood zijn en zou Frank Wezel achter d»" tralies zitten, onder verdenking ham gedood te hebben I Thomassen schoof langzaam met de manschenmassa mee. Een hand raakte zijn arm aan en Binks vroolljke stem klonk opeens in zijn oor: „Waarom maak jij zoo'n haast? Je hebt nog 'allen tijd eer je óp moetl" Die stem Irriteerde Thomassen en méér nog die glimlach, waarvan ze vergezeld ging. Enfin, Bink mocht voor zijn part lachen! Het zou niet lang meer duren of zijn lippen zoudan la koud en te stijf zijn, om ooit weer te kunnen glimlachen. „Ja," zal hij, „ik heb nog allen tijd. Ik ben niet in Jouw plaats. Ik behoef pas In de tweede akte op Ie komen!" Bink knikte verstrooid en ^ bleef verder zwijgen. Nieuwsgierig liet Thomassen zijn blikken naar zijn onwelkomen metgezel dwalen, Grappig, dat Bink zoo populair was! Van Frank Wezel kon men dal begrijpen. Die had Jeugd; ze noemden hem den jongen met de lachende oogen. Maar Bink? Die had persoon-
lijkheid, sneed Panter, de directeur, altijd op. Maar ofschoon Thomassan als ervaren, oude acMaar persoonlijkheid dan een dozijn andere teur even ineangakrompen was, omdat hij een actaursl gunst zou moeten aannemen van een jongeren - Mistchian, dacht Thomassan. Maar hij kon spaier als Frank Wezel, had hij zijn trots overgaan zier beter spelen dan Frank Wezel. wonnen en met beide handen de gelegenheid Hat waren allebel dachte acteurs, volgens aangegrepen. ham. Als hij er al niet van overtuigd was geAls Frank eens een voorstelling niet kon opweest, zou hij hat een paar avonden geladen treden, zou hij. Thomassan, zijn kans krijgen wel hebban moetan merkan, tijdens een souper da kans, waar hij jaren lang op gevlast had! in hat Maine restaurant van Morsen. Plaatsvervanger van de sterl Hij had gewerkt Voor de meestan van hen was het een verals een paard, dia paar maanden, en het leven rassing geweest, dat onvoorziene soupertja na had hem bijna góéd toegeschenen. Avond aan da avondvoorstelling. Maar was het soupar al avond was hij onmiddeltijk na de voorstalling aan verrassing geweest, de mededeeling, die naar zijn pension teruggagaan, om zijn kamer Panter had gedaan, beduidde een schok. Aarzeop en neer te loopen tot diep in den nacht, lend, aan biatenroode kleur op zijn dik gezicht, Fanks rol spelend en hetgeen hij zeggen moest, had hij zijn stoel achtarultgeschoven, zijn glas herhalend. opgenomen en plotseling gezegd: Langzamerhand was het vuur van zijn ambitie „Op hal jonge paar, Nellie en Plat! En dat echter teruggezonken in de witte asch, waaruit het dubbele harnas maar nimmer mag knellen I" het was voortgekomen, toen het hem duidelijk Een seconden-lange stilte was gevolgd op was geworden, dal er practisch gesproken, nooit' Panters opzienbarende aankondiging der verloeen kans zou zijn voor hem om die rol te ving van da knappe vrouw met den man, dia de spelen. Wat de tekortkomingen van Frank tweede viool speelde naast Frank Wezel. Als Wezel ook waren, bij de voorstellingen ontbrehet mat Frank zéff was geweest, dat da naam ken behoorde er niet onder. Hij begon Frank van Nellie Terhorst verbonden was geworden, te haten, te hopen op een ongeluk en middelen zou men alleen maar knikjes en „dat heb ik te bedenkan om zijn optraden te verhinderen. wel gedacht" aan tafel hebben opgevangen. Hij begon Piel Bink en de rest van het gezelMen had op hun verloving eigenlijk al langen schap la haten, omdat zij dachten, dat hij niet lijd gewacht. Maar Nellie en Bink! Er verhepen kon acteeren. Alles wat hij echter noodig had, eenige seconden, eer zij hun verwondering te was een kans om hun te laten zien, dat hij hal boven waren en zijn hun glazen gelukwenschend wél kon. in de hoogte hieven. En toen stak het geluk zijn wispelturige vinMet vingers, die het bonken van zijn hart abgers opnieuw naar hem uit. Er was veel gefluissoluut niet verrieden, had ook Pier Thomassen terd over de onbehoorlijke escapades van Frank rijn glas opgeheven, om het paar geluk te wenWezel, en op zekeren middag was Nellie in schen. Zijn lippen, die slechts even de amberThomassens kleedkamer gekomen, toen hij daar kleurige vloeistof aanraakten, waren even stijf alleen was. Om zijn raad in Ie winnen, zooals als zijn vingers, en zijn oogen hadden, evenals zij had gezegd, omdat hij zooveel ouder was alle andere oogen, naar het verloofde paar gedan de anderen. keken. Pier Thomassen had haar niet laten merken, Hij was trotsch op zijn kalmte geweest, die hij hoe die woorden hem mishaagd hadden. naar zijn wi! -tevoorschijn kon roepen. Niemand Openhartig, terwijl de knokkels van haar hand, behalve hijzelf, wist van het luchtkasteel, dat waarmee zij een stoel die voor haar stond gePenter door zijn mededeeling in een ruïne had grepen had, wit werden van de kracht, waarmee veranderd. Zij haddan slechts oogen gehad voor zij hem aanvatte, had zij hem haar liefde voor hel lief-blozend gezichtje van Nellie en voor Frank bekend. Toen was zij aarzelend begonnen Frank Wezel, den man, die haar niét gekregen over de geruchten, die er over hem in omloop had. Zij hadden niet eens notitie genomen van waren en die nu eens hier, dan weer daar opBink, die trotsch naast haar zat. doken, maar die haar steeds pijn deden als steZóó duidelijk alsof hun lippen het openlijk erken . van een wesp. Geruchten van Frank met kenden, hadden zij Frank Wezel bewonderd, andere meisjes, van partijen waarop de wijn in omdat hij zich zoo'n flinken kerel toonde. Na stroomen vloeide. Wist hij. Pier, misschien of het eerste oogenbllk van verdwaasde verbijstedie geruchten waarheid bevatten? had ze hem ring, was hij met de anderen opgestaan, terwijl gevraagd. zijn lichtblauwe oogen over de met kaarsen verIn plaats van haar rechtstreeks antwoord Ie lichte tafel In de goud-bruine oogen van Nellie geven, keek hij haar slechts treurig aan en sloeg keken. zijn arm troostend om haar schouder. Maar zijn lippen haddan dwaas getrild an van „Frank Is nog Jong, mijn beste," bracht hij dan wijn uit zijn glas waren verscheidene druphaar in herinnering, „en hij heeft krullend haar, pels op het witte tafellinnen gevallen. een lach in zijn lichtblauwe oogen en een Een flinke kerel, had Pier Thomassen toen bij kuiltje in zijn kin. Geen wonder dus, dat hij aanzichzelf gedacht, maar een slecht acteur! Onbidstars heeft!" dar da batterij van hun nieuwsgierige blikken had hij door zijn trillende lippen en zijn bloedDat alleen had hij gezegd; niets meer. Een looze wangen duidelijk doen blijken, hoezeer minuut lang had zij recht voor zich uit staan de slag hem getroffen had. Maar niemand kon kijken. En hij wist, dat zij zag, wat hij bedoeld hebben bemerkt, wat ar achter zijn gelaat verhad, dét zij zien zou: Franks kuiltje, en den lach borgen was geweest en niemand had gezien, in zijn oogen an de honderden vrouwen, zich hoe zijn droom wreed was verstoord. verdringend om hem heen. Ontmoedigd had zij Hij herinnerde zich weer den dag, waarop zich afgewend. Panter had gesproken over een eventueelen In„O, Pier!" had zij uitgeroepen, terwijl zij haar valler voor Frank Wezel en Frank ham, Thohanden wrong, „Ik zou Frank niet met anderen massan, had voorgesteld. Terloops had Frank willen deelenl Ik wil niet telkens In duizend zijn naam genoemd, even terloops als iemand angsten en vreezen leven, dal zij hem van mij dan naam van een boom of een hond noemt. zullen afnemen. Liever zou ik met aan man
N
trouwen, van wlen ik minder hield, die veel ouder Is dan ik!" Haar laatste woorden hadden toen geen onaangenaam gevoel bij Pier Thomassen opgewekt. Over haar schouder heen hadden zijn oogen lo den Riegel gekeken en den ouderen man gezien/JVaarom niét? Hij zag er nog betrekkelijk jeugdig uit en hij deed voor geen Jongere onder, als hij maar de kans kreeg het te bewijzen! Ze zouden een goed paar vormen, hi] en Nellie Terhorst. Zij had reeds de lauweren geoogst, waarnaar zijn handen zich nog strekten. Als haar min zou iedere directie hem een gunstig oor leenen, als hij om een engagement vroeg. Zij zou de ladder kunnen zijn, waarlangs hij omhoog klom. Hij had het geen ongeschikt Idee gevonden en had er zich aan vastgeklampt. Het gerucht is een verscheurend beest, wiens muil steeds hongerig-open staat, belust op brokken om zijn honger mee Ie stillen. Van af dien dag voedde Pier Thomassen het beest; heel knap en zonder argwaan te wekken. Hij gaf Frank wijn en Nellie sympathie. En hij bereikte zijn doel.' Misverstanden tusschen Frank en Kellie groeiden uit tot twisten. Op zekeren dag was er na de middagvoorstelling een scène tusschen hen geweest en dienzellden avond had Penter, als gewoonlijk zijn voorhoofd afvegend met een grooten zakdoek, hen uitgenoodigd voor hei bewuste souper. Nieuwsgierig en zich verwonderend was Pier er heen gegaan; absoluut niet voorbereid op den schok, dien hij had gekregen! Nellie Terhorst en Piel Bink! Pier had de kamer om zich heen voelen draaien. In zijn wildste verbeeldingen had hij zich niet zóó'n verbintenis kunnen denken als deze. Hel was nooit bij hem opgekomen, dat de man, die op het looneel de tweede vloo! naast Frank Wezel speelde, de man was, dien Nellie had bedoeld dien dag, toen zij sprak van een oudere, en hij in den spiegel had gekeken en zichzelf had gezien. Een meisje In 'n donzig geel kostuumpje, dat aan tafel naast hem zat, had zich plotseling naar Pier Thomassen overgebogen, zóó dicht, dat de fluweelen roos op haaf schouder zijn oor had beroerd. „Als ik 't meisje van 'n man wilde stelen, zou ik het nooit doen van iemand, die lederen avond de gelegenheid Om mij te vermoorden in zijn handen heeft - jij?" had zij ondeugend gefluisterd. IL Niet-begrijpend had Pier haar aangekeken. Maar hij acteerde weer, want hij had haar bedoeling reeds begrepen, nog voordat de zin geheel en a! over haar lippen was gekomen en het had zijn hersens als een vlam geschroeid. Het was de scène aan hel eind van de derde acte, waarop zij zinspeelde — de scène, waarin Frank Wezel hel toonee! opsioop om zijn mededinger - Plet Bink - te vermoorden. . . den medeminnaar, die zijn rol naar 't werkelijke leven had overgebracht! Hel zou zoo gemakkelijk zijn voor Frank Wezel zijn om Bink te vermoorden! Onopgemerkt, snel had Pier zijn blikken over de tafel laten gaan om te zien, dal er ook nog andere oogen onderzoekend naar Frank gingen en weer schuldbewust voor zich keken. Er waren dus blijkbaar, behalve het meisje en hijzelf, ook nog anderen geweest, die dezelfde gedachte hadden gekregen! Frank was een slecht acteur. Hij had daar den heelen avond op zijn stoel gezeten, niets etend en vee! drinkend, en zijn brood tusschen zijn zenuwachtige vingers verkruimelend. .. tusschen
de vingers, die zich In hel spannende moment van de derde acte om Binks keel kromden! Stevige vingers waren hel, lang en wil, zoo lang als Plers eigen vingers. Wat zou er gebeuren als zij, aangedreven door een waanzinnige jaloerschheid, te hard zouden knijpen? Maar dat zouden ze niet. Dat was niets voor Frank Wezel. Pier kende hem genoeg om dat te weten. Hij zou zijn schouders ophalen, trachten te glimlachen en den flinken kerel te spelen, dien de andaren dachten, dal hij In werkelijkheid was. Niet laten merken, dat hel hem speel Nellie niet gekregen te hebben. Als hij. Pier, maar In Frank Wezels plaats was... Waarom was hij niet In Wezels plaats? Zelfbewust had hij zichzelf die vraag gesteld. Waarom zou hij Wezels rol niet voor die paar minuten overnemen In de derde acte om er voorgoed een einde aan Ie maken? Als Plet Bink dood op hel looneel werd gevonden, zou er geen rechter in het land zijn, die Frank Wezel
voor onschuldig kon houden. Er was aanleiding, verleiding, alles was er om de verdenking op hem te werpen! Alles wal Pier had te doen, was een plan te verzinnen om een oogenbllk Franks plaats, tijdens de derde acte, te kunnen Innemen! Den geheelen avond had hij hierover zitten piekeren, terwijl de gedachte er aan hem niet meer wilde loslaten en hand over hand toenam, als een aanval van koorts. Het kon hem niet schelen, dat hij eigenlijk over een moord dacht. Hij haatte Frank omdat deze hem in den weg stond en Piet Bink haatte hij, omdat die hem niet ernstig nam als acteur. Hij haatte Nellie Terhorst, omdat zij - hoewel zonder hel Ie willen — hem bedrogen had. Zich dien nacht slapeloos in zijn bed om- en omwentelend, had hij het Idee van alle kanten bekeken. En den heelen volgenden dag had hij er over nagedacht. Frank Wezel was eenige avonden na het souper, in den schouwburg gekomen, terwijl zijn lippen een deuntje floten en er een glimlach om zijn mond speelde. Een paar minuten later had Pier, die even naar zijn kleedkamer was gegaan, een heel anderen Frank gevonden. Hij zag hem toen met neerhangende schouders voor zijn schminkspiegel zitten, een rouge-stift in zijn eene en een flesch wijn binnen het bereik van zijn andere hand. Hij had gedronken, voordat Pier was binnengekomen. En hij dronk nóg. „En ik zal blijven drinken, totdat de bron is opgedroogd," had Frank geraakt gezegd, toen hij de verachtelijke uitdrukking in Thomassens oogen had gezien. Zl9 vrdmr «Wer« in dll nummer
DE EERSTE STAP IN HET KOELE NAT!
{Foto Archief Roto)
H
J^ _i.et is maar een klein gebouwtje, dat daar achter in den tuin van Amsterdams „Artis" staat en de bezoekers -kennen het in vele gevallen niet eens. Mogelijk is hun blik eens op het onaanzienlijke gebouwtje gevallen,' doch zeker hebben zij daarbij niet kunnen vermoeden, dat daarin een belangrijk onderdeel van het Genootschap „Artis Natura Magistra" is ondergebracht. Vele van de resultaten der daar verrichte werkzaamheden kan men in het Zoologisch Museum bewonderen, want in het kleine huisje resideert een kundig man, de heer van Ee, de preparateur-zoöloog-boetseerderschilder en een klein beetje timmerman en knutselaar van Artis. Kort en duidelijk gezegd: de „dieren-opzetter". Men begrijpe goed, hij leert Artis' levende have — zooals men dat officieel te zeggen pleegt — niet het doodelijk vervelende opzitten en pootjesgeven, integendeel, hij brengt voor ons de doode dieren weer tot levenI Men moet daarover niet te gemakkelijk denken. Stel U voor: er is in de wildernis van Afrika een leeuw geschoten, het dier is daar gevild, het vel is geprepareerd en ten slotte brengt en U de huid thuis en zegt: Maak mij daar een leeuw vanl Gij zoudt met Uw handen in 't haar zitten, doch de heer van Ee niet. Hij vervaardigt U een leeuw, wilder en echter dan U ze in de jungle tegen kunt komen. Welk 'n kennis van de fauna der geheele wereld daarvoor noodig is, behoeft niet gezegd te worden. En niet alleen de proporties, de juiste houding en de kennis van huiden is van belang, daarnaast komt op de eerste plaats een kunstenaarsoog voor wat wij zouden willen noemen het „levende effect", dat het dier in opgezetten toestand moet maken. Anders krijgt men 't onaangenaam kunstmatige, dat vele opgezette dieren zoo dikwijls kenmerkt. De foto's op deze pagina's illustreeren de talrijke, nauwgezette werkzaamheden, die noodzakelijk zijn. Allereerst begint de heer van Ee dan een teekening te maken, bij voorkeur naar
Ee zitten praten, terwijl deze bezig Is, zijn geduld, zijn preciesheid, zijn vaardigheid en routine bewonderend, en men begrijpt, dal slechts jarenlange ervaring en groote liefde voor zijn werk hem in staat stellen, dergelijke volop kunstzinnige prestaties te Jeveren, waarbij men de trouwe en steeds deskundige hulp van zijn medewerkers, onder wie de heer Rozendaal, niet vergeten mag.
de maten, die hem direct bij het dier zijn opgegeven of anders met behulp van talrijke gegevens, die hem door zijn jarenlange practijk ten dienste slaan. Op deze teekening zijn reeds alle bijzonderheden vermeld, die den eersten opzet mogelijk maken. Naar aanleiding daarvan wordt dan het „binnenwerk" vervaardigd, bij kleine dieren bijvoorbeeld uit geprepareerden turf. Bij grootere dieren is dikwijls een geheel samenstel van planken en een netwerk van metaaldraden noodig. Een groote hulp is natuurlijk het geraamte, dat echter maar al te vaak ontbreekt. Over dat metalen netwerk wordt dan een geprepareerd soort papier geplakt, waarna romp, kop en poolen zich al duidelijk beginnen af te teekenen. Vervolgens kan met het omleggen van de huid begonnen worden, een uiterst nauwkeurig karwei, waarbij men met allerlei factoren rekening moet houden, zooals het enorme krimpen van de huid bij olifanten en neushoorns. De huid wordt op de juiste plaatsen opgevuld met gips en andere materialen, de oogen worden ingezet, diverse kleinigheden worden bijgewerkt en bijgeschilderd, en de zaak is klaarl — Doodeenvoudig, zou men, naar aanleiding van dit zeer algemeene overzicht, zeggen. Dan moet men echter eens uren bij Van Zou dit aapje ooit gedacht hebben, dat zijn gelaat 1 nog eens zoo'n fraaie „make-up" zou krijgen?!
spullebaas wHl zélf niet, welk een zeldzaamheid hij bezatl Tijdens deze verhalen zit van Ee niet stil, maar onder zijn handen groeit een nieuw juweel van zijn kunnen. Nog steeds verkeert Artis in een moeilijke situatie, maar zpolang er aan het Genootschap nog menschen verbonden zijn, als van Ee, zal men niet versagenl CD.
Da fer»»mt»n-,,»r«n»" In het voormalige mu«aum boven het Nfllpaardanhulr Nu !• dit gabouw niet maar voor hat publiek toegankelijk, daar hat halaai In 'n te varvallan ttaat verkeert. Da prachtige geraamten, dia hlar opgesteld staan, verdienen anders!
Sinds 1903 is Van Ee reeds in Artis werkzaam, bijna alle afdeellngen heeft hij doorloopen, veel heeft hij meegemaakt en interessant weet hij daarover «te vertellen. Zooals over dien nacht in 1916, toen hel een dikke 20° vroor en zij ijs moesten hakken in het zeeleeuwenbassin, omdat men bang was, dat de zeeleeuwen zouden invriezen. De ijshakkers moesten met heete koffie op temperatuur gehouden worden om niet zelf in bevroren toestand te geraken. Of over het jonge nijlpaard, dat niet alleen wilde blijven en dat hij bijkans drie dagen en nachten heeft opgepast, anders begon de baby te trappen en te sloolenl Om niet te vergeten, de Afrikaansche olifant, die eenigen tijd In Artis gelogeerd heeft. Deze baas had speciaal het land aan een bepaalden oppasser en zoodra de man voorbijkwam, hetzij overdag of 's nachts, werden hem' aardkluilen naar hel hoofd gesmeten. Nog kan men van deze baldadigheid de zwarte moeten in het olifantenhuis aanschouwenl En dan nog hoe Artis in 't bezit kwam van een arendbuizerd, een zeldzaamheid, die slechts een keer of twee In Nederland waargenomen weird. Deze vond Van Ee namelijk op een markt in een kermistentje, waar men voor vijf cent door een opening naar ,,de beesten" mocht kijken. De
Een der eerste werkzaamheden bij het opzetten van een dier is het vervaardigen van een teekening, waarop alle bijzonderheden vermeld staan.
• Een der fasen van het opzetten: een geheel samenstel van planken met een netwerk van draden I ■ (Foto'» C. Dokitr)
m
OOGEN ENOOGEN Vwvolg
Hij had gedacht, dat de verachting, welke uit Thomassens oogen sprak, het drinken betrof, want hij kon niet weten, tlat Pier hem slechts verachtte, omdat hij zich zoo slecht wist te beheerschen. Maar het was Pier welkom geweest, dat hij dronk. Als Frank er mee dóór ging, zou het Pier veel minder moeite kosten, zijn plan uit te voeren. Juist, terwijl hij dit dacht, wierp Frank de leege (lesch in de papiermand. „Het is, geloof ik, tijd om aan het werk te gaan, is het niet?" vroeg hij, een blik in den spiegel werpend. Zóó was Frank Wezel. Hij wist precies hoe ver* hij gaan kon en wanneer het tijd was, aan zijn werk te denken. Hij hield van zijn beroep, dat wist Pier Thomassen heel goed; hij hield er bijna evenveel van als van Nellie Terhorst Volgens geruchten, die Pier niet gelooven kon, ging hij soms te ver en dronk hij te veel. Als dit waar was, zou het toch alleen maar in de eerste dagen zijn, nu de ellende zoo versch In zijn hart gevallen was. Terwijl Pier daar zoo stond en hij naar Frank keek en diens oogen naar een leeg glas op tafej dwaalden, was het plan opeens in hem opgekomen. Natuurlijk was er eenig risico aan verbonden, maar dat moest hij op den koop toe nemen. Als het niet opging, wat hij van plan was, zou er nog niets verloren zijn. Ging het daarentegen wél op, dan zou de rest vanzelf volgen I Den volgenden avond had hij zijn plan geprobeerd en het was schitterend gelukt Hij was, terwijl Frank Wezel gedurende de derde acte op het tooneel was/In de kleedkamer van Frank geslopen en had een flesch met wat wijn er in en een half gevuld glas er naast op zijn tafel gezet. Voordat Frank den zoogenaamden moord op het tooneel moest uitvoeren, kwam hij eerst nóg even terug in-zijn kamer. Als dat half gevulde glas letterlijk binnen het bereik van zijn hand stond, was er alle kans, dat hij het In gedachten zou uitdrinken. Toen Pier Thomassen voor den tweeden keer in Franks kamer sloop, terwijl deze op het tooneel was — nu om den zoogenaamden moord uit te voeren - had hij tot zijn vreugde bemerkt, dat het glas leeg was. Frank had het dus uitgedronkenl Indien deze geschiedenis zich herhaalde, zou er den volgenden avond iets in het glas zijn, dat Frank vast deed slapen, terwijl Pier Thomassen zijn plaats op het tooneel innam en daar zijn ontmoeting met den dood had. En later, als ze Frank zouden wekken uit wat allen voor een dronkemansslaap zouden houden, wat zou deze dan kunnen zeggen om te bewijzen, dat de ernstige beschuldiging. Bink te hebben geworgd, valsch was? Pier Thomassens plan faalde niet; zelfs nü niet, nu het uur, waarop hij zijn degelijk voorbereide daad zou volvoeren, bijna sloeg. Zoo kalm, alsof hij aan niets anders dacht dan aan zijn kleine rol in het stuk, liep Pier Thomassen achter de coulissen, vlak achter Piet Bink aan.' Door de half geopende deur van Franks kleedkamer kon hij zien, hoe deze bezig ''was zich te schminken. De twee spelers, met wie Pier zijn kleedkamer deelde, waren reeds gekleed en wachtten op het teeken te moeten opkomen. Zij hadden meer te doen dan hij; ze moesten in iedere acte optreden en hierdoor had Pier de gelegenheid zijn plan uit te voeren. Zij zouden den weg voor hem vrij laten. Met een korten hoofdknik voor leder van hen hing Pier zijn hoed en stok naast de kaptafel en begon langzaam zijn kostuum uit te trekken. Hij was blij, toen het teeken voor het begin van het eerste bedrijf gegeven werd en hij de kamer voor zich alleen had. Hij nam het kleine fleschje, dat slaap en vernietiging voor Frank Wezel bevatte, uit zijn zak en plaatste het zorgvuldig tusschen allerlei schminkbenoodigdheden op de kaptafel. Uit een houten kistje in zijn koffer haalde hij een halfvolle flesch wijn en een glas te voorschijn, en legde ze In een fa van de tafel. Daarna haalde hij uit zijn koffertje
de kleeren, die hem voor eenige oogenblikken gedurende de derde acte op Frank Wezel moesten doen lijken: een lange, donkere cape met roode voering, een blonde pruik, een zwarten steekhoed en een zwart zijden masker. Gedurende de heele derde acte droeg Frank zoo'n zelfde kostuum, omdat hij onherkenbaar moest zijn. Als het scherm opging bevond hij zich in een kamer, die toegang gaf tot een tuin en terwijl de lange cape zijn gestalte verborg en het masker zijn gelaatstrekken onzichtbaar maakte, zocht hij naar eenige documenten, die hij tegen een belooning voor zijn opdrachtgever moest vinden. Op het geluid van voetstappen en het omdraalen van een deurknop moest hij zich achter een groot kamerscherm verschuilen. Van achter dit scherm verdween hij tusschen de coulissen en keerde weer terug naar zijn kleedkamer tot de lange scène tusschen Nellie, Bink en de anderen voorbij was en het tijd voor hem was om van achter het scherm voor het publiek tevoorschijn te komen. Hei publiek zou niet weten, dat de man, die achter het scherm was gesprongen en de man, die er van achter tevoorschijn kwam, niet één en dezelfde waren. Hoe zouden zij het kunnen weten? Pier was even groot als Frank en ondanks het verschil in Jaren even slank. HIJ had den tijd geen gelegenheid gegeven, hem dik te maken, zooals Piet Bink had gedaan. Als de cape om hem heen hing en de steek op de blonde pruik was gezet en alleen zijn oogen door het zwart zijden masker loerden, zou er niemand van de toeschouwers zijn, noch Iemand van het schouwburg-personeel, die tusschen de coulissen mocht dwalen, die hem van Frank zou kunnen onderscheiden. Hij zou veilig zijn, zelfs als zijn cape opensloeg, want er onder droegen hij en Frank dezelfde conventioneele avondkleeding. Hij sloot de lade van zijn tafel en koffer, toen hij wegging om in de tweede acte op te treden. Beheerscht speelde hij zijn rol en snelde toen weer terug naar zijn kleedkamer. HIJ sprak onverschillig met de beide andere acteurs, die de kleine kamer met hem deelden en wachtte geduldig het aogenbllk af, waarop zij voor de derde acte moesten opkomen. HIJ hoorde hoe de deur van Franks kamer dichtsloeg en hoe zijn voetstappen door de gang weerklonken. Een paar minuten later verlieten de anderen het vertrek en lieten hem alleen. In een oogwenk Ked hij de flesch en het glas uit de lade gehaald. Hij schonk den inhoud van het kleine fleschje in het glas, deed er wat wijn bij en liep toen met de flesch en het glas in zijn handen voorzichtig naar de deur. Er was niemand in de gang en, vlug als een haas, snelde hij naar Franks kamer. Tamelijk achteraan op d* tafel, naatt de schmlnkdoos, zette hij de flesch; het halfvolle glas plaatste hij meer voor de hand. Er stond nog 'n glas; dit was leeg en Pier liet hel in zijn zak glijden om het later te verwisselen. Frank zou niet weten, dat de glazen verwisseld waren, en evenmin zou hij zich herinneren, dat het glas, hetwelk hij had achtergelaten, leeg was. Als hij hetzelfde deed als den vorigen avond, zou hij gedachtenloos en mechanisch naar het halfvolle glas grijpen en het aan zijn lippen zetten. En als hij dat deed, moest Piers plan slagen... Zoo snel als hij naar Franks kamer was geslopen, sloop hij weer terug naar zijn kleedkamer. Hij legde hei glas, dat hij van Franks tafel had genomen, in zijn la. Uit het raam wierp hij het kleine fleschje, dat hei verdoovlngsmiddel had bevat Uit zijn koffer nam hij vervolgens de kleeren, die hij slechts even zou dragen, streek de plooien uit zijn lange cape en hing deze over zijn stoel. Een minuut later hoorde hij de voetstappen van Frank, die nu achter hei scherm vandaan was gekomen en in zijn kleedkamer den tijd afwachtte, waarop hij, zoogenaamd van achter het scherm komend, opnieuw zou moeien optreden. Hij wachtte nog een poosje, liep toen op zijn teenen naar de deur van Franks kamer. Frank zat voor zijn tafel: zijn hoofd was voorover op zijn armen gevallen. Hei glas stond leeg naast zijn hand. Pier behoefde niet dich-
terbij te gaan om te weten, dat zijn plan was geslaagd. Maar hij deed het toch eer hij naar zijn kamer terugkeerde, om hei glas weg te nemen en hei ook door zijn raam te gooien, het kleine fleschje achterna, dat op de binnenplaats reeds long aan gruizels was gevallen. Haastig, maar toch kalm, zette hij de pruik op, den steekhoed, sloeg de cape om en deed het masker voor. Daarna haalde hij uit de la het glas, dat hij er even in had verborgen en zette het Ja het voorbijgaan weer op de tafel van Frank. Hij schonk er wat wijn in uit de bijna leege flesch, die hij naast de schmlnkdoos had gezet, om hei den schijn te geven, dat de wijn, dien Frank gedronken had, heel gewone, onschuldige wijn was geweest. Toen nam hij zijn plaat« achter hei scherm In. Er werd nqg gesproken op het tooneel. Een goede vijf minuten gingen voorbij eer Nellie en de anderen verdwenen door de openstaande tuindeuren en Piet Bink zich In zijn gemakkelijken stoel liet vallen met een diepen zucht, die het teeken voor Pier — tot nu toe voor Frank — was om op te komen. Pier aarzelde geen seconde. Als een panter sloop hij achter het scherm vandaan en naderde Bink. Oogenschijnlijk onbewust van zijn nadering zat deze in zijn stoel. Reeds bij de eerste aanraking moet Bink hebben gevoeld, dat het dit keer geen spel was, doch ernst; dat het de dood zélf was, die zijn vingers om zijn keel hadden geklauwd. Angstig en wijd-open staarden zijn oogen in die van den man, die zich over hem heen boog. Als een stalen band sloten de vingers van Pier Thomassen zich om Binks keel, hem den adem ontnemend. Pier was in het voordeel. Zijn handen waren stevig om de keel van den ander geslagen eer deze begreep, dat hem eenig gevaar dreigde. Bink trachtte ie schreeuwen, te roepen, maar Pier verstikte het geluld, zoodra hei opwelde in de keel. Met al de kracht die hem gelaten was, vocht Bink om hem van zich af te werpen. Zijn oogen puilden uit hun kassen en zijn adem kwam piepend en stootend over zijn reeds zwart geworden lippen. Geleidelijk werden zijn pogingen, zich ie bevrijden, zwakker; hielden op, toen hij levenloos onderuit in zijn stoel zakte. Nog een poosje hield Pier zijn prooi vast; toen nam hij zijn handen weg en liet Binks hoofd achterover tegen de leuning vallen. ' Geen spoor van berouw kwam In hem op, toen hij op zijn slachtoffer neerkeek. Frank Wezel was in zijn rol nimmer gevoelloozer geweest dan Pier Thomassen in de zijne. Mei een onbewuste beweging van triomf richtte hij zijn hoofd op en keek in de opgeheven gezichten der toeschouwers, die hij kon vóélen, doch niet zien. Toen, rustig, maakte hij een bulging en verdween van het tooneel. Eenmaal achter de coulissen, snelde hij naar zijn kleedkamer. Over eenige seconden zou Nellie door de tuindeuren weer binnenkomen, haar armen vol rozen, een lied op haar lippen. Langzaam zou zij naar Bink gaan en, vlak bij hem, zien wat er gebeurd wasl Dan zou zij een kreet »laken, de anderen, die op dien kreet wachtten, zouden komen aansnellen, waarna het scherm zou vallen. Zóó stond het in de rollen geschreven. En zóó zou het ook vanavond weer gaan; alleen met een woester kreet misschien... Hei geluk was met hem. Er was niemand in den omtrek van zijn kamer ie bekennen en de deur van Franks kamer was. nog gei oten. In één seconde was hij naar binnen ge\*jt. .. de cape, de pruik, den steekhoed en FrifT masker rolde hij tot een bal In elkaar en duwde ze op den bodem van zijn koffer, sloot dien en stak den sleutel in zijn zak. Hij voelde zich nu volkomen veilig. Er zou immers geen twijfel zijn aan het feit, of Frank den moord zou hebben bedreven. Op niemand anders — ook op Pier niet — kón verdenking rusten. Niemand zou er komen zoeken In dingen, die van hem waren. Langzaam begon hij zich ie kleeden voor het kleine rolletje, dat hij in de laatste acte had te vervullen. Hij mocht niet laten merken, dat hij wist, dat er dien avond geen laatste acte zou worden gegeven. Nóg nieil Een paar rustige oogenblikken gingen nog
voorbij eer kreten, haastige voetstappen en roepende stemmen de nauwe gang naar buiten vervulden. Hij hoorde hoe de deur van Franks kamer werd opengegooid en hoe menschen de kamer Indrongen. Nu besloot hij ook, kwasl nieuwsgierig, te gaan kijken. Er waren heel veel mannen en vrouwen In de kamer van Frank. Hun gezichten zagen bleek en verschrikking was er In hun oogen te lezen. Nellie Terhorst zat op haar knieën naast hem; haar hand streelde de roode voering van zijn half binnenstebuiten gedraalde cape. Ze trachtte hem wakker ie maken en schreide In zijn oor: „Frankl Frankl O, Frank, alsjeblieft... alsjeblieft word toch > wekker... zeg, dat je het niet gedaan hebt..." „Natuurlijk heeft hij het gedaan, verzekerde een tooneelknecht, die naast Pier Thomassen stond. „En hij Is zoo dronken als 'n kanon nul' „Gedaan?" Wèl gedaan?" vroeg Iemand. Als 'n zwerm bijen verdrongen de menschen zich om Pier en spraken van de vreeselijke daad. Hij luisterde, terwijl zijn gelaat ongeloofelijke verbazing uitdrukte. Hij acteerde weer. Enal dien tijd knielde Nellie naast Frank" neer, trachtend hem toi bewustzijn terug te brengen. Een politie-agent drong zich naar binnen; Penter zat bijna tegen hem aangeplakt. Toen ontwaakte Frank en keek verdwaasd om zich heen. „Het is niet waar," zei Penter, terwijl zijn dikke gezicht alle mogelijke moelie deed om te overtuigen. „Het Is niet waar wat ze me daar juist zijn komen vertellen. Je hebt Bink niet gedood. Is het wel. Frank?" Versuft keek Frank hem aan. „Bink gedood? Verdwaasd keek hij om zich heen. Langzaam kwam er wat meer uitdrukking In zijn oogen. „Hem gedood, zeg Je? Penierl Goede hemel, Penter, is Bink dood? Bedoel Je d»t, Penter?" Er kwamen meer menschen In de kamer... mannen In uniform en burgerkleeren. „Ja, Frank, dat hebben ze mij verteld. IDat Piet Bink gedood Is op 't tooneel, terwijl leUereen er naar keek en niemand het merkte. In de derde acte, als Jij op hem toesluiptl" Waggelend kwam Frank overeind. „Maar ik ben niet op Bink ioègeslopen. Penter. Ik ben niet op het tooneel geweest. Ik ben hier naar mijn kamer gegaan na de eerste scène. Er was wat wijn In mijn glas op de schminktafel, in dat glas, dat Jullie daar allemaal ziet staan, en hei laatste wat ik mij kan herinneren is, dat Ik het heb uitgedronkenl Er moei een of ander verdoovend middel in hebben gezeten. Ik weet, dat ik me onmiddellijk duizelig en slaperig voelde.. . en wat Ik me als direct daarna herinner is, dat Nellie me wakker schudde. .. en nu dit. .." Een hopeloos gebaar van zijn hand omsloot alle menschen In de kamer. Sceptische blikken gingen van den een naar den ander. Een heer in burger, voor wien mannen in uniform beleefd opzij treden, ging naar hem toe en nam het glas van de tafel. HIJ rook er aan. „Hei ruikt naar wljnl" Als messen boorden zijn blikken in de oogen van Frank. „Vertel me eens, die man, die vermoorde man, was toch een mededinger van je, niet?" Toen Frank hem geen antwoord gaf, zei hij weer, terwijl zijn gezicht rood van opwinding werd: „Waar Is die wijn vandaan gekomen? Was de wijn van u?" „Ik weet het nieil Ik herinner me zelfs niet eens, dat Ik het in het glas heb geschonken." „Maar je draagt de cape en de pruik nog, die je droeg, toen je eenige oogenblikken geleden op het tooneel was. Is er iemand binnengekomen, die ze heeft uitgetrokken, terwijl Je sliep, en heeft die ze jóu weer aangetrokken?" Hopeloos schudde Frank zijn hoofd. „Ik wéét het niet." „Wat denk je er van, als Je eens meeging naar het bureau en ons daar eens de weinige feiten vertelde, die je wel schijnt ie weien?" Pier, die bijna hei achterste van den dichten menschendrom stond, had moelie zich ie beheerschen, toen hij deze woorden hoorde. Alles gebeurde Juist zooals hij hei zich had gedacht! Wanhopig hief Frank pijn hoofd op. „Ik hèb het niet gedaanl Ik was niet op het tooneel toen Bink werd gedood. Maar Jullie gelooven mij niet. Is het wel? Niemand.van Jullie gelooft
DE OUDE JAGER. mei" Smeekend gingen zijn blauwe oogen van den een naar den ander. Zonder een woord ie zeggen greep Nellie Terhorst zijn arm en drukte dien, om hem te kennen ie geven, dat zij hem wèl geloofde. Treurig keek Penter hem aan. HIJ veegde weer mei een kolossalen zakdoek zijn gezicht af. Opeens frommelde hij den doek tot een bal In elkaar én viel uit: „Ik geloof Je, Frank. Ik geloof Je, omdat Ik weet, dat Je niet liegt. Ik dacht eerst, dat dat meisje gek wasl" HIJ beefde van opwinding en het duurde wel eenige seconden eer hij weer verder kon spreken. „Ik zat op mijn stoel, een plaats, die vanavond niet verkocht was, en Ik heb nleis onregelmatlgs ontdekt. Vóór mij zaten twee meisjes; een van hen had een tooneelkijker, waarmee zij naar hei tooneel keek. En die man, die man, waarvan Ik stellig dacht, dat JIJ het was, Frank, deed Iets heel zonderllngs. Nadat hij klaar was, bleef hij even op het tooneel staan en keek naar de toeschouwers alsof hij de neuzen wilde tellen. En het meisje vóór mij nam den tooneelkijker en keek naar hem en toen gaf zl) hem aan hei meisje naast haar en wat denk Je, dat^te zei?" Dramatisch hielu Penter even op. Met de snelheid van hei licht gingen Pier Thomassens gedachten naar dit oogenbllk terug. Wat had hij gedaan? Wat kon hij hébben gedaan, dat hem verraden had? HIJ voelde hoe het klamme zweet op zijn voorhoofd parelde en kreeg.« hel gevoel alsof hij zou stikken. Penter ging verder: „Zeg," zei het meisje en ze lachte er bij, „zeg, wat typlschl Die man had daarnet, toen hij achter hei scherm sprong, blauw« oogen, en nu hij er achter vandaan komt, heeft hij bruine oogenl"
(.Folo Architf Rolo)
Penters woorden hadden op de aanwezigen de uitwerking van een donderslag bij halderen hemel. Pier Thomassen had lader beetje zelfbeheerschlng noodig, om zich . niet te verraden. Wat nóg, als «IJn oogen bruin waren? Wal beteekende dat? Er waren nog meer bruine oogen In de kamerl Heel veell Maar er waren er niet veel, die precies op dezelfde hoogte waren, als Franks blauwe oogenl Paar voor paar vergeleek de detective ze. Toevallig vergeleek hij Pl«rs oogen het eerst. Toen keerde zijn blik telkens naar Pier terug. Mei een beweging van zijn hoofd beduidde hij hem nader te komen. Als gehypnotiseerd voldeed Pier aan zijn bevel. Terwijl duizend en meer oogen naar hem keken, had hij zijn daad begaan en het waren zijn eigen bruine oogen, die hem verraden haddenl Hij moest nu weer acteerenr verbaasd of verontwaardigd zijnl Maar acieerenl Voortgaan met acieerenl Het was deze gedachte, die hij zich niet liet ontglippen, terwijl ze hem ondervroegen, terwijl hij hen hoorde hameren op het gesloten deksel van zijn koffer In zijn kamer; terwijl zij de cape met de roode voering binnenbrachten; de blonde pruik, het zijdan masker en den steekhoed... Er werden afdrukken van zijn vingers op het glas en de flesch gevonden, die op Franks tafel hadden geslaan en scherven van een gebroken wijnglas en van een klein fleschje benedan op de binnenplaats onder hei vensier van zijn kleedkamer... Tegenover deze overtuigende bewijzen vermocht zelfs «IJn tooneelspelersialenl, waarmee hij zijn onschuld wilde volhouden, niet». De onder duizend en meer oogen bedreven misdaad was door zijn eigen bruine oogen verradenl
Vafte
„Telkens als Ik deze beweging maak, doet het pijn, dokter!" (Politiken)
DE KLEEDKAMER VAN DEN DIRIGENT.
KLEINE GESCHIEDENISJES.
De inwoners van een kleine stad werden verrast door de gelijktijdige aankomst van twee circussen, waarvan het eene onder de directie van mijnheer Hamers, het andere onder die van zijn vrouw stond. Beiden reisden op eigen gelegenheid. Nu zij elkaar In *én en dezelfde stad troffen, besloten zij echter de, voorstellingen te combineeren, en daarom adverteerde mijnheer Hamers: Door de onverwachte aankomst van mijn vrouw is mijn verzameling wilde dieren thans werkelijk volmaakt! Een Meiregentje suizelde omlaag, toen de oude Smit, die twee keer niet bijster gelukkig gehuwd was geweest, zijn vriend Onner op straat tegenkwam. „Nou, waf zeg je van dit weertje, Smit?" vraagt de laatste. „Als dat regentje nog een paar dagen zoo aanhoudt zul je eens zien, hoe alles met een vaart den grond uit konrtl „Lieve help," zegt Smit ontdaan, „en ik heb er twee vrou-
„Geloof je ook, dat het waar Is, dat groote ooren op vrijgevigheid wijzen?" „Zeker - op vrijgevigheid van de natuurl" {Das III. Blatt)
De
Fransche componist Berlioz
dirigeerde
groot concert in een kolossale Nijverheids-tentoonstelling. Reeds
hal na
eens een van een de eerste
helft van het program was hij zoo bezweet, dat hij er uitzag alsof hij in het water had gelegen. Het was dringend noodzakelijk, dat hij zich verkleedde. Daar er geen kleedkamer of iets dergelijks beschikbaar was, zetten de twaalf harpisten hun instrument, waarover zij eerst de hoezen hadden getrokken, zóó op het podium neer, dat er een soort vierkant ontstond. In deze ruimte verkleedde Berlioz zich en trok hij zelfs schoon linnengoed aan, zonder dat iemand van het publiek er iets van merkte.
VADER-VREUGDE. Is de Als de kinderrijkste man geldt de vroegere keizer Mulai Ismali, die 75 jaar lang over Marokko regeerde. Hij had talrijke vrouwen en liet bij zijn dood 548 zoons en 340 dochters na.
wen onder liggen!" Hebt u dan nooit, diep in uzelf, Iets heel ernstigs beleefd?" „Zeker.. . Ik ben eens van mijn blindedarm geopereerd.
HET SPOOKUUR... die omstreeks twaalf uur, na een bezoek Een boer, bi aan zijn buurman te hebben gebracht, naar huis aan terugkeerde, hoorde plotseling allerlei merkwaardige geluiden. Hij bleef staan en kon vaststellen, dat het geweeklaag zijn oorsprong vond op het kerkhof, dat naast den weg lag. Daar hij niet bang was uitgevallen, stelde hij een onderzoek naar de oorzaak in en vond deze in een open graf. Het bleek dat er een bok in gevallen was, die er niet meer uit wist te komen. Toen de boer hem wilde helpen, gleed hij uit en viel zelf ook in het graf. Nu brulden ze beiden om het hardst. De weinige menschen, die omstreeks dien tijd voorbijkwamen, schrokken en maakten dat zij zoo snel mogelijk weg kwamen. Een paar Jonge kerels vatten echter moed en besloten den boer te helpen. Toen hij hun echter eerst den bok aanreikte, schrokken zij hevig bij het betasten van het harige vel. Ze lieten den „duivel" weer in den kuil vallen en maakten beenen. Pas toen 't dag geworden was, kwamen er 'n paar menschen die den boer en zijn bok uit het open graf trokken.
„Waarom heb je je trouwring afgedaan, Hendrik?" „Ik had het zoo verschrikkelijk warm, liefste." {Hjemmtt)
DE
TIJDOPNAME.
„Ben je haast klaar met Instellen, lieveling?" {Die Woche)
„Kom nou maar binnen werkelijk geen pijn."
—
het doet {Die Koralle)
DE WANDELENDE VIOOL: Een eigenaardige verschijning uit de dierenwereld. lij den eersten hebben met Dit is echter en om zijn verrassende
B
oogopslag denkt men hier te doen Ie een paar dorre bladeren en takken. niet zoo. Het is integendeel een dier, gelijkenis met dit muziek-instrument,
heeft met het „de wandelende viool" gedoopt, een naam, die, zooals men zal moeten toegeven. Inderdaad zeer karakteristiek is.
, , „ . , (Fo(o Ai-cM»' (?o(o)
DAT WAS ZELFS HUN TE BARI In 1357 wilden de doodgravers op het kerkhof van de Heilige Apostelen te Keulen de overleden mevrouw Richmuth van haar sieraden berooven. Toen zij echter het deksel van haar kist haalden, richtte de doodgewaande zich op en dreef de ontstelde dieven op de vlucht.
HOEVEEL WATER VERDAMPT EEN BERK PER DAG? Zijn
tweehonderdduizend
bladeren
zetten
zestig
tot
zeventig liter water in damp om. Op warme dagen stijgt hun arbeidsvermogen echter tot drie- a vierhonderd liter.
EERE WIEN EERE TOEKOMT. Aan het hof van de jeugdige keizerin Maria Theresia moest de hoogte der stoelleuningen precies overeenkomen met den rang van dengeen, die op den stoel moest zitten.
DE VERLOOFDE IN DEN WIJNKELDER. In een Roemeensch stadje kreeg 'n meisje met haar verloofde oneenigheid. Nadat zij hem voldoende haar meening had gezegd, lokte' zij hem onder een voorwendsel in den wijnkelder van haar vader en sloot hem daarin op. Twee dagen en twee nachten had de jongeman gelegenheid tusschen de wijnvaten over zijn zonden na te denken. Helaas probeerde hij echter ook door den alcohol zijn eenzaamheid te verdrijven. Toen hij na twee dagen gevonden werd, moest hij met een zware alcoholvergiftiging naar het ziekenhuis worden gebracht. Zoowel het meisje als hijzelf voelden er na dit avontuur niets meer voor, de verloving voort te zetten!
WIST U DAT? De
drie
grondkleuren,
nooit tegelijkertijd
Indien er vroeger in China
in
een
rood,
blauw
dezelfde
en
geel
komen
bloemensoort voor.
regeeringtambtenaar uit zijn
stad werd weggeroepen, liet hij als aandenken voor de bevolking zijn schoenen achter, die in een soort houten krat naast de stadspoort werden geplaatst. 1"^ e leden van een Zuidamerikaanschen Indianenstam eten dolgraag de afgebrande koppen van lucifers. Een Indiaan brandde de houtjes van een heel doosje het een na het andere af en verorberde toen de koppen alsof het de grootste lekkernij was.
Il \
'
„Natuurlijk! Als je den anderen kant had gesmeerd, zou de gesmeerde kant nu niet onder liggen." {Das UI. Blatt)
„Nu even lachen ... Neen, lacht u maar liever niet!
(Guen'n Meschino)
In de zeventiende en achttiende eeuw waren slaapmutsen bij alle mannen de hoofdbedekking wanneer zij thuis waren, daar zij, wanneer zij een groote pruik droegen, het hoofd heelemaal kaal hadden moeten laten knippen en zij zich dan door middel van hun wollen muts tegen kouvatten beschermden. De studenten droegen hun slaapmuts echter ook op straat en voltooiden deze gemakkelijke kleedij vaak door 'n kamerjas.
ERBODEN
VQOk? ELKE JHÜaAVE IJZEN
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 28 MEI 1941
5. 6. 7. 8.
N-PUZZLE
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL.
Gevraagd acht woorden van 7 letters, die elk de letter N tot eindletter hebben. De beteekenis der woorden is: 1. een wentelende beweging maken 2. chocoladeboon, met rum gevuld 3. vuilnisman 4. bcroid
ontsteld droomen het anker laten vallen nazien De te gebruiken letters: a, a, ä, a, a, a, a, a, b, c, d, d, e, e, e, e, e, e, e, e, e, g, g, h, i, k, m, m, m, m, n, n, n, n, n, n, n, n, n, n, n, n, o, o, o, r, r, r, r, r, s, t, t, u, u, jj. De beginletters van elk woord vormen tezamen een woord dat beteekent: tolk by de Oostersche volken.
HARMONICARAADSEL
OPLOSSING ROULETTERAADSEL
Horlxontaali onder anderen (*fk.)
3. familielid 6. Uat«tleden (afk.)
HONINGRAATRAADSEL
OPLOSSING INVULRAADSEL
OPLOSSING PUNTENRAADSEL HA
0
T
LA
A
E E
|ê
K
2)
6
1
7
2
19
22
2<»
11
9
5
3
10
25
10
2b
17
h
9
11
l't
27
30
2«
31
16
IJ
15
12
29
32
E
n|
E
n
M
E
R.
E
D
ERF
E
R
DER
INVULRAADSEL. 1
3
2
1
'X 1 2 1 3 3 4 5
tot 3 — naaijjerei ,, 3 = dichterbij komen ,, 4 = zich behelpen ,, 4 = getal ,. 6 — klein romantisch verhaal ,, 5 — ranggetal .. 6 -•" waar iets eindigt In de omringde vakjes leest men den naam van een natuurverschijnsel.
Wy stellen een hoofdprys van ƒ 2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeden onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 18 Juni aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Filmpuzzle 18 Juni. Deze puzzle kan tegelyk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
X ^LM^TEUIR-BETECTIVE
2 ■
OPLOSSING '^AARDENSPRONGRAADSEL
De hoofdprijs van f. 2.50 werd deze weak v*rworv«n door: mevrouw Th. Hokt-Sijttma, 'i-Gravenhag«. O« troostprijzen vielen ten deel aan: mejuffrouw H. ven Hout. Amsterdam; den h—r A. Visser, Voorburg.
.
N
N
1
1
H
A
1
3 van onze speurders kan ons zeggen, wat bovenstaand ge deelte van een foto voorstelt?
0
M
0
1
M
tl
1
«k
ri
A
T
L
£
Te beginnen bij en in de richting van de pijltjes woorden in te vullen van de volgende beteekenis: 1. 2. 3. 4. 5.
schuimen, opbruisen doen liggen onderwijzen kleinhandel veter
Door juiste invulling van onderstaande letters vormen zich woorden,, horizontaal en verticaal dezelfde, van de volgende beteekenis; 1. met kogels schieten 2. verhaal van twijfelachtige waarheid 3. hoogste graad van ongeluk Tc gebruiken letters: d, d, e, e, e, e, e. e, e, e, e, f. f, g, g. g, g. k, k, 1, 1, 1, 1, n, n. n, n, o, r, r, r, v, v.
De hoofdprijzen ven door:
werden
deze
week
verwor-
mejuffrouw B. Oost, Steggerda; den heer H. v. d. Bogaard, Haarlem; den heer H. Mannie, Amsterdam; den heer K Becude, Rotterdam; den heer Wleser, 's-Gravenhage. De troostprijzen aan:
konden
worden
toegekend
mevrouw C. Leeuwangh, Rotterdam; mevrouw M. Metaal, Rotterdam; mejuffrouw J. Ochse, Rotterdam; mejuffrouw C. Twigt, Rotterdam; mejuffrouw W. v. d. Bijl, Lemmer; mejuffrouw P. Keijl, Rotterdam; mejuffrouw T. Stolk, Zwijndrecht; mejuffrouw H. v. d. Westen, Haarlem; den heer A. Kappenburg, Amsterdam; den heer J. de Jong, Schiedam; den heer H. Reemink, Rotterdam; den heer A. Schulten, Amsterdam; den heer L. C. v. d. Berg, Amsterdam; • den heer K Mol« Bolsward; den heer' J. Wit, Amsterdam; den heer C. v. Qeffelen, Deventer; den heer J. v. d. Haar, Meppel; den heer H. Heijting, Heemstede; den heer L. Bruggeman, Rotterdam; den heer A. v. Kleef, Delft. Den
hoofdprijs van de filmpuzzle verwierf:
de heer D. Voermans, Ginneken. De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw N. Schut, Amsterdam; mevrouw B. J. Goerma, Amsterdam; mevrouw J. W. Knegtmans, Rotterdam; mejuffrouw A. ten Feije, Apeldoorn; den heer A. van Dijk, 's-Gravenhage; den heer J. Bus, Meppel; den heer J. J. v. Berkum, Purmerend; den heer W. Kaak, Rotterdam; den heer J. A. Kok, Rotterdam; den heer P. v. Berkum, Rotterdam.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ 2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 18 Juni 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeindc 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk:
Verdrinken eer men water gezien heeft.
E
LIANE HAID
E
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
De oplossing van het voorlaatste fotoprobleem.
1
OPLOSSING FILMSTERKAMRAADSEL
n $1
E
«
■TE R v
0 A U K S T E R V E M L D i T £ |B I E E 0 n 1V B . n R 6 E 20
K
Door toevoeging van een verbindingsletter, kunnen de woorden uit de eerste ry met die van de tweede, één woord vormen. De gebruikte verbindingsletters zullen den naam van een filmster vormen. De eerste ry woorden staat in de juiste volgorde. • tom ge raad graf gas ach eer doof innen ge dag ven -i ver ar koren oor zang lyk
8, iemand, die flegmatisch is
hoofdbestanddeel van olie trillen met de keel (van vogels) lange rij smeedbaar metaal iedereen gemeente in Zuid-Holland vervoegde vorm van eed werkwoord, dat beteckent: verbergen 13. gemeente in België, provincie WestVlaanderen / 14. licht vooroverbuigen 15. onwaarheid spreken
FILMSTERVERBINDINGSRAADSEL
DE PRIJSWINNAARS
Wij zullen weer een prijs van f. 2.50 benevens twee troostprijzen verdeden onder hen, die ons een goed antwoord zenden. De verdeeling der prijzen geschiedt op een manier, waarbij alle inzenders van goede oplossingen gelijke kansen hebben op het verkrijgen van een Hei prijzen. U gelieve Uw antwoord in Ie zenden vóór 18 Juni aan Mr Detective, Noordeinde 8, Leiden. Op briefkaart of enveloppe vermelden: Amateur-Deiective 16 Juni.
(Foto's Ar.:hief Rot")
rtn nr tmt r^-wmf w^-w»»» . ...».— ___
Oplossingen Zoek en Vind 18 Juni 1941.
Veivolg van : De löman van Thomas Molk
Het was een heel prettig uur, met Julius, den vriend. Dien nacht droomde Krista van Julius en van Cremona, en natuurlyk droomde zy ook van Hölderlin en Diotima. dige gebouw een kijkje gaan nemen; ze had de prachtige spit&bogen, de crypfen, de mozaïekbeelden in de halfronde muurnissen, de HOOFDSTUK XIX, pijlers van het middenschip, het metalen doopvont, het sny^verk „Vanavond naar den consul en morgenochtend voor acht dagen van de koorzetels en de prachtige omheining van de orgelgalerij bewonderd, wel is waar zonder de koude ordening van de Philo- naar Keulen, dat is nogal iets," schimpte tante, die voor den spiegel stond en haar kapsel in orde bracht. Ze had zich reeds in de wolken logie met het exacte weten van den tijd en den stijl der dingen, van haiar avondjapon gehuld, en naast haar stond Krista in de maar met het warme hart van de natuurlijke vreugde aan het golvende, wiegende pracht van een japonnetje van fyne kant. schoone. Holk nep: „De auto is er, dames] Op ten strijde, de stieren Holk, wien een plotselinge gedachte scheen te verdrieten, zei, wachten! voordat zij den Dom betraden: „Woensdag zijn ook mevrouw RasEr heerschte inderdaad een gespannen verwachting onder het mus en Cremona bij den consul uitgenoodigd! Dat bevalt mij niet feestelyke gezelschap, dat zich in de woning van den consul ven heelemaal. Het zal wel is waar een groot feest worden, Krista, maar zameld had: Ada Rasmus was er reeds, Cremona was reeds in een zeer waarschijnlijk ook een vervelend feest. Wy zullen ons op een opgewekt gesprek gewikkeld met kapitein Boll; de procuratieandere manier moeten amuseeren, liefste 1" Ze stonden in de koele houder der reedery Sievers met zyn sappigen pruim achter de ruimte van het godshuis der kathedraal van St. Petrus. Een orgalinker kiezen; president Staavenboom, mynheer Schutt, directeur nist, waarschijnlijk een beginneling, oefende passages van Bach. en een tiental andere beeren in rok hadden zich om den consul Het is een artistieke sloddervos, dacht Holk bij zichzelf, en hy nam twee toegangskaarten voor den Bleikeller. Terwyl hy betaalde, geschaard. De dames, van wie alleen Ada zich eenigszins gereserveerd scheen te toonen, bewonderden met wederkeerige uitroepen ging als een bliksemstraal de gedachte door zyn hersens, dat het eikaars charme, de vrouw van den consul had met eenige dames toch eigenlyk wel zonderling was, dat hier twee ionge menschen, uit den intiemeren kennissenkring in het barokke speeïkamertje die in den aanvang van hun liefde waren, entreegeld betaalden om haar stelling betrokken en overwoog met hen de mogelyke voordeeacht verdroogde lijken in open kisten te gaan bekijken... len, gebreken en bijgedachten van den verloofden Holk, en zoo was Daar lagen ze, alle acht, een gruwzaam gezelschap, die de vingers het dan werkelyk een oogenblik van de grootste spanning toen de van het noodlot naar dit gewelf had verwezen. De neergevallen consu met een luid: „Tschohanna, daar komen ze "de dames in leidekker, een Zweedsche generaal, die meteen zyn adjudant had de hal van het huis riep. meegebracht, een Zweedsche gravin, een student, die in een duel Dat was ze dus. Souverein glimlachte Krista, als een hertogin. gevallen was, Konrad Ehlers uit Bremen en nog een paar... alleOver de golvende, wiegende pracht van het japonnetje van maal lagen ze daar, alle acht.... Krista trok Holk aan zyn mouw, Holk trok Krista aan haar mouw, kant dat de schouders vryliet, lag een blauwvos. Met een voorbeeldige geste reikte zy den beeren haar hand voor een kus. Haar bliken zy liepen over den grafsteen van Vryheer von Knigge, die hier van de vermoeienissen van zyn omgang met menschen uitrustte, ken onderzochten gracieus en rustig den kring van nieuwe gezichten, en ze glimlachte. Er school een volmaaktheid in deze glimzoo snel zy konden weer naar buiten. „Het eerste deel van ons Zondagsprogramma is nu achter den lachende hetoovering. Zóó was ze dus: souverein! „Ada, je valt op," fluisterde Cremona haar toe, terwyl zn verward rug." riep Holk buiten met een soort van verzoenende zelf-ironie staan bleef. uit, „en nu gaan wy dus naar de tweede afdeeling, naar den raadsWat er nu gebeurde, al voor den zestigsten keer, was niet alleen kelder!" In een gemoedelyk-afgescheiden ruimtetie, waar ook het geheim- prettig en gezellig en vroolyk, maar ook verstandig, want de gasten begaven zich naar verschillende vertrekken van het huis en hierste woord geen luisteraars heeft, zat reeds Julius, de vriend. Hij was opvallend kleurig gekleed, sjilpte een hartelijk welkom, begroette door kregen mogelyke kleine incidenten geen schyn van kans. ver^eeoegd de Jongedame, die nu dus ook den bekenden zigeuner- Krista en Holk hadden zich heel slim in het aantrekkingsveld van primas Casca Foderzeg en tegelijk Holks besten vriend Julius leerde kapitein Boll begeven die tot hun vreugde, zooals hy het steeds kennen, en beantwoordde Holks toespeling op zyn bezoek aan de deed, geografische feiten en maatschappelijke vormen in den styl mummies met een zoo geestig-verdrietigen gryns, dat Krista, voor en de interpretatie van zyn dwaze bedoelingen zonder ook maar één keer met zyn oogleden te knipperen, in het tegendeel deed zy nog was gaan zitten, al schudde van het lachen. „Het is maar, verkeeren. dat je het weet, Julius, maar deze dame is myn verloofdel" Wat beteekende in zoo'n gezelschap een uur? Het werd tot een Hoe? Uit de gesprekken met mevrouw Rasmus, die hem zoo gastenkel oogenblik. De opmarsch naar de feestelijke eetzaal, aan vrij had ontvangen, had hy toch opgemaakt, dat zy, mevrouw Raswekker wanden de kaarsvlammetjes op sierlijke luchters als mus, waarschijnlijk... Maar dat was toch inderdaad allerdolstl Hoe kwam het dat deze juffrouw hier zyn verloofde was? Hij hoor- schalksche harlekijnen heen en weer dansten, foHneerde hen tot de door louter gedachten-kruisingen in zyn geplaagde hoofd nauwe- paren, welker opmerkelijke, bytyds voorbereide ordening intereslyks het „prosit" dat Holk uitbracht, want hoe zat dat nu toch alle- sant genoeg zou zyn geweest om te fotografeeren: Kapitein Boll maal? Mevrouw Rasmus had toch uitdrukkelijk ... of zou hy, zooals tusschen de vrouw van den consul en mevrouw von Estorff; consul zoo vaak, den zin van belangrijke dingen in onzin hebben doen Rasmus en de echtgenoote van den president-commissaris Staavenverkeeren? Maar mevrouw Rasmus had toch absoluut zeker... boom, mynheer von Cremona en Krista, Holk en Ada Rasmus en „Dat is dus Julius, een bandiet in de kunst, maar overigens een achter Jien de elegante schare der overige gasten. Het geld, dat Krista indertijd aan de weduwe Alwine Schiefergoed mensch, Krista." decker had betaald voor haar lessen in de kunst om zich te ge'Krista dronk achter elkaar, terwyl zy Holks hand vast in de hare dragen, brachten tijdens de uren van het diner hooge rente op. hield, een vol glas uit. Er werden, wat de techniek van het genieten betrof, gerechten „Verleden week Zondag ben ik met mynheer von Cremona, een alleraardigsten man, naar het voetballen geweest," zei Julius en wil- opgediend die verbazingwekkend gecompliceerd waren! Het was prachtig en mooi. Krista zat, ofschoon mynheer von de op die manier voorzichtig het gesprek weer op mevrouw Rasmus Cremona alles deed om haar met vriendelijke woorden bezig te brengen, want zy had toch heel duidelijk, voor den duivel... tegenover Kapitein Boll en luisterde aandachtig naar hem Krista zat zwygend, als een bekoorlijke zieke, aan het tafeltje, houden, hy vertelde zeer interessant« en aardige dingen. stralend, maar afwezig, heel erg afwezig, naar het scheen. Ze druk- want „Kent u de geschiedenis met de ryst?" te Holks hand en hield ze stevig in de hare. Ze zag een Venetiaansch „Ja, Karl," riep de vrouw van den consul haar broer ontzet toe meisje, lief en aardig, ze zag den jaloerschen Moor, en zy dronk met „die ken ik al sinds tien jaar." ' volle teugen opdat zy nog mèèr zou zien. De vraag naar de geschiedenis was evenwel groot, en terwijl de „Je drinkt vandaag werkelyk al te ijverig, liefste," merkte bedienden het servies voor den derden gang neerzetten zat van zijn Holk op. kant ook de prachtkerel, die kapitein Boll was, niet stil en vertelde „Ik moet eerlyk zeggen, Thomas, mynheer von Cremona heeft onder genot van uitgezochte delicatessen hoe h« ongeveer heel veel verstand van voetballen, -en ik mag hem eigenlijk erg veertig het jaar geleden tusschen Batavia en Hongkong als eerste graag!" o M B op een soort emmer, met tweeduizend ton ryst tot dicht Julius had geen succes, want Holk begon nu het humoristische stuurman de luchtkokers geladen, had gevaren. „En daarmee, met al die register van zyn critiek te bewerken met betrekking tot „muzikan- aan ryst, die geen plekje aan boord meer vryliet, kwamen wy nu midden ten, die in rok in koffiehuizen Handel en Bach massacreeren". in een typhoon terecht, en voor den duivel, dat was me wat' We Maar h« moest zich maar liever by zyn belachelijke schuiten doorstonden dien storm wel is waar prima, maar eenige luiken houden, waarvan hy misschien wel wat verstand had, maar niet waren weggeslagen en er was ook een beetje water in het schip van de kunst, meende Casca. „Kunst!" zei Krista. en het klonk wat gekomen, en een paar dagen later gingen wy by een spiegelgladde dwepeng. zee kalmpjes onder ... ros Thomas had, toen hy haar van Hölderlin en Diotima vertelde, De kaarsen op de prachtige wandluchters bogen hun hoofd terwyl hy haar de schilderyen van den grooten meester had laten' ging u dan onder?" Vier, zes, acht tien gasten vroegen zien, direct de warme en naïeve belangstelling van het meisje voor het„Waardoor tegelykertyd. alles wat met kippst te maken had, opgemerkt, en hy wierp haar „De ryst, tweeduizend ton ryst, waren des nachts door het bineen bemoedigenden blik toe, nu zy dat eene woordje zóó uitsprak, nengedrongen water uitgezet en deden het schip uit elkaar springen „Jy houdt hem voor een windbuil, dien Cremona, dat weet ik, ...de lucht m Halleluja " maar " Julius en Holk keken naar Krista, die nog steeds „Ha-ha, maar dat jokt u " lachte Krista vroolyk. „Ha-ha Thomas hand vasthield en die opeens een gedicht begon te reci- terwyl hij toch vandaag-den-dag nog van deze verschrikkelijke geteeren, uit een bundel, dien Holk haar eenige dagen geleden had Boll vroeg haar eenigszins ontdaan, waaróm hy dat dan jokte gegeven ... schiedenis droomde en van den schrik, dien hij er by had gehad'' Ze was door den wyn wat overmoedig en lachte „Omdat ryst alleen uitzet, als men ze kookt, en in koud zeewater
zet ze .heelemaal niet uit, mijnheer BollK Bravo, juffrouw, en de opgewekte gasten dronken het slimme meisje toe, ook Boll, die hartelijk om zyn eigen oplichterij lachen moest. Ook Ada ham deel aan de algemeene bewijzen van instemming: „Kunt u werkelyk koken?" Een dergelijke vraag moest Krista wel even in verwarring brengen. „Natuurlyk kan ik koken! Ik kookte reeds, toen ik twaalf jaar was, voor myn heele familie, omdat myn moeder...." Mevrouw von Estorff voltooide Krista's antwoord door de opmerking, dat Krista's moeder een soort passie had bezeten voor alles wat met de fyne keuken in verband stond. De bedienden brachten de oesters binnen. In den cursus van mevrouw de weduwe Alwine Schieferdecker waren belaas geen oesters opgenomen geweest. Er ontstond een weinig verwarring. Krista legde, gehoorzamend aan een onmerkbaar knikje van tante, nerveus een reeds DOCH ZIJN GEBIT IS VOLMAAKT! gegrepen oester weer op haar bord. De tanden van rookers vertoonen meestal worden doo:SulforicinoleaaL Het eenige ■ Ada, de vrouw van den consul, een donkergekleurden aanslag. Deze mynheer von Cremona, de vrouw Nederlandsche tandpa8ta,dat dit heilzame „rookersaanslafi" is vaak het be^in van van den president-commissaris, de preparaat bevat, isSolidox(Nederlandsch dames uit den intiemeren kenniseen steeds groeiende laag tandsteen. Octrooi 19178). Solidox bestrijdt tandsenkring vroegen nu met opvallenTandsteen, dat zoo gevaarlijk is, omdat steen en voorkomt het aanzetten van de belangstelling, waarom Krista het de tanden ten slotte losmaakt en een „rookersaanslag". De tanden blijtoch geen oesters at; thuis zou ze zelfs kan leiden tot het uitvallen der ven dus gezond en worden bovendien toch zeker wel, te meer daar haar tanden. moeder een soort passie had beparelwit. Houd Uw gebit gezond en wit. zeten voor de fyne keuken.. En Gelukkig kan tandsteen echter voorGa vandaag nog Solidox gebruiken. Krista raakte, door den waterval komen worden. De moderne tandheelPoets Uw tanden hiermee 's ochtends .van domme vragen in het nauw gekundige wetenschap heeft ontdekt, dat en 's avonds en laat tweemaal per jaar bracht, in pijnlijke onzekerheid. tandsteen met succes bestreden kan Uw öebit door den tandarts nazien. Holk sneed alle verdere vragen vastberaden en beslist af: „Daar er met een dergelijke te waardeeren openhartigheid allerlei vragen werden gesteld, konden zij er ook met eenzelfde openhartigheid op antwoorden. Gelukkig.... Myn verloofde heeft, tot een half jaar geleden, niet eens geweten, wat oesters precies waren. Ze hebben zich thuis namelijk nooit de weelde van oesters kunnen perraitteeren, begrijpt u? Haar vader was een arme, kleine boer, en myn vernoodn om d«z« »nnonct uitgeknipt In open enveloppe «Il drukwerk loofde is, waarover ik my bijzonean em op te zenden, ontvengt U uitvoerige brochure* over het der verheug, een zeer eenvoudig meisje, dat tot voor korten tyd VAN zelfs nog bronnenmeisje in Hallbad was en daar het bronwater uitVermeldt uw neem en idru op de achterzijde der enveloppe en' schonk en op die manier hielp in C & T tdreueert wn : het levensonderhoud van ha^r Dr. H. WAKNIWG'i Ph.rin. Fabriek N.V., DEN HAAG vadeV voorzien. En het doet my groot pleizier, dat het onderscheid u tot nu toe nog niet eens is opgevallen. Ziezoo, nu bestaat er aan beide kanten klaarheid en duidelijkheid!" Ada staarde hem aan. Ze lachte hard en cynisch. „Of hebt u misschien nóg iets te vragen, dames en beeren; ik ben geheel tot uw dienst." meermalen „Maar beste Holk.... ik vind het.... geweldig!" perdag Boll hief zyn glas op. „Daar moeten wy op drinken! Ik steek het namelijk ook nooit onder stoelen of banken, dat onze vader, Tschohanna, maar een heel eenvoudige haringvisscher is geweest, en wel Verkrijgbaar bij Apothekere op een kotter, dien hy oud en vervallen op een verkooping had gekocht. By ons thuis waren er ook geen oesters, maar gebakken aardappelen en Zondags met spek.... De vrouw van den consul, zyn zuster, bevroor eenigszins.... Halleluja! Het feest was afgeloopen, ofschoon het nog vyf uur duurde! Krista, die dezen ochtend haar Thomas met allerlei romantische HOOFDSTUK XX. opdrachten voor Venetië naar het vliegveld had gebracht, was juist e Mevrouw von Estorff was naar haar zieke zuster in Keulen ge- ^ome rtÄnn«1ieT;Ä^ÄcHrfl1ff ^L ^W™*
u u een vetwoed taaket, id taaki
SOLIDOX teifen tandsteen
VOOR SLECHTS Vb CENT HERSTEL
\1
s
ST;dïlAr g'zordheTdÄdTre problem^vS dtuZd
haar beslist, verhelderend antwoord noodig hadden, de steun der familie. Sinds gisteren was zij reeds weg.
/Mi rit? \tr\t r*wwT\i* n m ■*-*«»» i
uw HAARGROEI
i7/cheeschheld het spreken JUJ belet.helpen
JJÄ^ D^a^irde^TevrwVsmu^8 8 P - "L,aar 1S <** ]on8e mevrouw Rasmus.
toe eroe en
ZaChtieS
^
(Wordt vervolgd.)