DB-vergadering 26-07-2010
Agendapunt 5
Onderwerp Tussentijdse verantwoording treasurybeleid 2010 Portefeuillehouder(s) R.L.M. Sleijpen Afdeling Middelen Bestuursprogramma Niet van toepassing. Waterbeheersplan Niet van toepassing. Programma begroting Bedrijfsvoering Routing Dagelijks bestuur Commissie ABA Commissie MFB Commissie WS Algemeen bestuur
26 juli 2010 – 7 september 2010 – –
Voorstel De voorliggende notitie voor kennisgeving aannemen en voorleggen aan de commissie Middelen en Financieel Beleid.
Toelichting In het kader van de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) die met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, is een treasuryparagraaf verplicht voorgeschreven. De basis van de treasuryparagraaf wordt gevormd door het treasurystatuut. Het treasurystatuut van ons waterschap is op 10 december 2001 door het algemeen bestuur vastgesteld. Naast het treasurystatuut is de treasuryparagraaf een belangrijk instrument voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op treasury. Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
101143/PDA
1/2
Het treasurystatuut geeft de infrastructuur voor de treasuryfunctie. In de programmabegroting wordt het treasurybeleid voor het volgende jaar opgenomen door middel van concrete plannen en in de programmarekening gaat het om de realisatie van die plannen en om een verschillenanalyse tussen raming en realisatie.
./.
Tussentijdse verantwoording Jaarlijks vindt een tussentijdse verantwoording plaats over het gevoerde treasurybeleid. Als bijlage treft u dan ook de 'Tussentijdse rapportage treasurybeleid 2010' aan. Hierin wordt op hoofdlijnen over het eerste halfjaar van 2010 een tussentijdse verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid en een doorkijk gegeven naar de rest van het jaar. De secretaris/directeur,
ing. J.M.G. In den Kleef
101143/PDA
2/2
TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE TREASURYBELEID 2010 In het kader van de Wet financiering decentrale overheden (wet Fido), welke met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, is een treasuryparagraaf in de begroting verplicht voorgeschreven. De basis van de treasuryparagraaf wordt gevormd door het treasurystatuut dat op 10 december 2001 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Onderstaand wordt op hoofdlijnen over het eerste halfjaar van 2010 (tussentijds) verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid bij het waterschap en wordt een doorkijk gegeven naar de rest van het dienstjaar. In verband met het uitstaande deposito bij Landsbanki Island heeft het algemeen bestuur op 17 februari 2009 besloten om in afwachting van de herziening van het treasurystatuut alle treasuryactiviteiten te beperken tot de Nederlandse Waterschapsbank (NWB-bank). Indien hiervan wordt afgeweken zal dit via een apart voorstel ter besluitvorming aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. In deze tussentijdse verantwoording beperken we ons tot de navolgende onderwerpen: 1. Landsbanki Island; 2. renteontwikkeling; 3. liquiditeitspositie; 4. renteresultaat; 5. kasgeldlimiet. Ad 1. Landsbanki Island De problematiek rond het uitstaande deposito van € 5.000.000 bij Landsbanki Island is nog steeds onderhanden. Via de gedupeerde partijen verenigd in de ‘Noord-Holland groep’ participeert het waterschap in het crediteurenoverleg in IJsland. Inmiddels is steeds meer duidelijker geworden dat de preferentie van de vordering van essentieel belang is voor de terugvordering. Indien de preferente status van de deposito’s van de lagere overheden gehandhaafd blijft, zal naar verwachting een substantieel deel van de vordering worden terugontvangen. Het tijdstip waarop dit zal plaatsvinden, is echter onzeker. De afwikkeling van het Landsbanki dossier zal op basis van de huidige inzichten naar verwachting nog 5 jaar in beslag nemen. Gesteld kan worden dat het dossier Landsbanki de aandacht blijft houden en continu in beweging is. Terugkoppeling zal plaatsvinden in de commissie middelen en financieel beleid. Tot slot kan nog worden vermeld dat op basis van een door Deloitte accountants in december 2009 opgestelde recoverynotitie, waarin is uitgegaan van een recoverypercentage van 74%, in de jaarrekening 2009 de ‘voorziening dubieuze vordering Landsbanki’ is gevormd ten bedrage van € 1.300.000. Ad 2. Renteontwikkeling Sinds het begin van het jaar worden de ontwikkelingen op de financiële markten sterk beïnvloed door de financiële problemen van een aantal eurolanden met grote tekorten zoals bijvoorbeeld Griekenland en Spanje. De aangehaalde landen hebben dan ook moeite om hun financiering tegen acceptabel renteniveaus te realiseren. Een direct gevolg hiervan is dat de euro aanzienlijk onder druk is komen te staan wat geleid heeft tot een waardedaling ten opzichte van de Amerikaanse dollar.
101144/PDA
1/5
De eerste tekenen van het economisch herstel in de Eurozone zijn inmiddels zichtbaar. Dit herstel verloopt echter niet in een rechte lijn omhoog maar verloopt zeer fragiel en wispelturig en heeft daardoor een remmend effect op de inflatie. Als gevolg hiervan is de verwachting van de financiële instellingen dat de inflatie in de Eurozone in 2010 op of omtrent de 1% zal uitkomen. Om de economie te stimuleren heeft de Europese Centrale Bank (ECB) op 7 mei 2009 de rente verlaagd tot het huidige percentage van 1%. Sindsdien is de rente onveranderd gebleven. Omdat de ECB heeft aangegeven tot het einde van het jaar nog zeer ruimhartig liquiditeiten aan de banken beschikbaar te stellen zal van een verkrappende geldmarkt nog geen sprake zijn. De verwachting van de financiële instellingen is dan ook dat gelet op de vooruitzichten voor groei en inflatie de ECB de rente voorlopig nog gelijk zal houden. De korte rente heeft in de eerste helft van 2010 een vrij stabiel verloop laten zien en is onveranderd gebleven. De lange rente daarentegen is gedurende het jaar als gevolg van het achterblijven van het economisch herstel enkele procentpunten gedaald. De lange rente wordt in tegenstelling tot de korte rente niet bepaald door de ECB maar door de markt. In onderstaand overzicht en grafiek is dit weergegeven door middel van de rentetarieven die door de Nederlandse Waterschapsbank (NWB-bank) worden gehanteerd. Renteniveau NWB per Rentevorm
1-1-2010 1-4-2010 30-6-2010
Korte rente 0,50%
0,50%
0,50%
• 10 jaar gelijk
3,36%
3,00%
2,75%
• 15 jaar met renteaanpassing om de 10 jaar
3,64%
3,31%
3,03%
• 20 jaar met renteaanpassing om de 10 jaar
3,76%
3,44%
3,15%
• 25 jaar met renteaanpassing om de 10 jaar
3,82%
3,50%
3,21%
• Rekening-courant rente Lange rente
Renteverloop 2010 4,50% 4,00% 3,50% 3,00% 2,50%
Debetrente
2,00%
25 jaar gelijk
1,50% 1,00% 0,50% 0,00%
jun-10
mei-10
apr-10
mrt-10
mrt-10
feb-10
jan-10 101144/PDA
2/5
Ad 3. Liquiditeitspositie De liquiditeitspositie van het waterschap over het dienstjaar 2010 is onderstaand weergegeven. De gegevens zijn gebaseerd op de liquiditeitsprognose welke maandelijks wordt bijgesteld. Over het eerste halfjaar is sprake van werkelijke cijfers en over het restant van het jaar van prognoses. Maand (eind)
Liquiditeitspositie exclusief Landsbanki (afgerond op € 1.000)
Uitstaande gelden Landsbanki (exclusief voorziening Landsbanki)
•
Januari
- 12.529.000
5.000.000
•
Februari
- 19.136.000
5.000.000
•
Maart
-13.817.000
4.979.000
•
April
- 13.224.000
4.979.000
•
Mei
-6.874.000
4.979.000
•
Juni
-4.420.000
4.979.000
Verwachting •
Juli
10.381.000
4.979.000
•
Augustus
10.408.000
4.979.000
•
September
7.627.000
4.979.000
•
Oktober
1.951.000
4.979.000
•
November
-3.850.000
4.979.000
•
December
- 13.200.000
4.979.000
Liquiditeitspositie 2010 jan feb mrt apr mei jun jul aug sept okt nov dec 25.000.000-
101144/PDA
20.000.000-
15.000.000-
10.000.000-
5.000.000-
-
5.000.000
10.000.000
15.000.000
3/5
Zoals uit bovenstaande tabel en grafiek kan worden opgemaakt is het waterschap de eerste zes maanden van 2010 geconfronteerd met een aanzienlijk liquiditeitstekort. Door de aanslagoplegging van de waterschapslasten 2010, die grotendeels op 31 maart heeft plaatsgevonden, laat de liquiditeitsprognose in de 2e helft van het jaar echter weer het gebruikelijke beeld zien. De liquiditeitspositie ligt in de lijn waarmee rekening was gehouden in de begroting 2010. Wel dient te worden opgemerkt dat de overliquiditeit zowel in tijd als in hoogte van het bedrag afneemt. Op basis van de huidige inzichten zal dan ook eind 2011 een herfinanciering van het negatieve rekening-courantsaldo aan de orde zijn. Ad 4. Renteresultaat Gelet op het fluctuerende rekening-courantsaldo en de daarmee gepaard gaande rentekosten is de financieringsconstructie van het waterschap, evenals voorgaande jaren, een constant punt van aandacht. Uitgangspunten hierbij zijn de beperking van de rentekosten en de minimalisering van de renterisico’s op lange termijn binnen de kaders van de wet Fido en de kaders zoals aangegeven door het algemeen bestuur. Debetrente In het verslagjaar zijn (tijdelijke) liquiditeitstekorten door middel van kasgeldleningen gefinancierd. Onderstaand is weergegeven welke bedragen door middel van deze systematiek in het eerste halfjaar van 2010 zijn gefinancierd en welk voordeel, uitgedrukt in percentage, is behaald ten opzichte van de korte rente. Bedrag Periode
Rentepercentage kasgeldlening NWB-bank
Rentepercentage Voordeel debetrente RC NWB-bank
05-01-2010 tot 08-02-2010
€ 5.000.000
0,40%
0,50%
0,10%
19-01-2010 tot 01-03-2010
€ 6.000.000
0,39%
0,50%
0,11%
08-02-2010 tot 08-03-2010
€ 6.500.000
0,37%
0,50%
0,13%
24-02-2010 tot 01-04-2010
€ 6.500.000
0,37%
0,50%
0,13%
22-03-2010 tot 26-04-2010
€ 6.500.000
0,35%
0,50%
0,15%
Creditgelden Zoals uit de liquiditeitspositie blijkt, is vanaf juni sprake van liquiditeitsoverschotten. Gelet op het besluit van het algemeen bestuur van 17 februari jl. om alle treasuryactiviteiten in afwachting van een nieuw treasurystatuut te beperken tot de NWB-bank, waarvoor slechts een rentevergoeding van 0,20% wordt ontvangen, heeft evenals vorig jaar een marktoriëntatie plaatsgevonden bij een aantal gerenommeerde bankinstellingen. Uitgangspunt hierbij was om een zo optimaal mogelijk renteresultaat te bewerkstellingen voor het liquiditeitsoverschot, rekening houdende met de kaders zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Verder was het noodzakelijk dat de overtollige gelden gelet op het fluctuerend karakter direct opvraagbaar zouden zijn en dat op de opgenomen gelden geen afslag zou worden toegepast. Deze marktoriëntatie heeft ertoe geleid dat de Spaar Vrij Rekening van de Rabobank gelet op het rentepercentage in combinatie met het maximaal rentedragend bedrag het meest geschikt was.
101144/PDA
4/5
De Spaar Vrij Rekening (op basis van maatwerk) is een dagelijks vrij opneembare spaarrekening waarop onbeperkt kan worden gestort. Het rentepercentage van de rekening is variabel en was op 1 juli 2010 2,1%. Verder heeft de rekening de navolgende kenmerken: • volledige opnamevrijheid; • direct toegang tot het geld via internetbankieren; • geen minimuminleg en maximuminleg; • rentevergoeding is gekoppeld aan de Rabo Internet Loyaal Spaarrekening; • Spaar Vrij Rekening rente jaarlijks op de eerste werkdag van het jaar; • looptijd van de rekening is gemaximaliseerd tot 31-12-2010. Het algemeen bestuur heeft op 29 juni 2010, in afwachting van een nieuw treasurystatuut, ermee ingestemd om de overtollige gelden direct opvraagbaar weg te zetten bij de Rabobank (Westelijke Mijnstreek) via de Spaar Vrij Rekening. Met de Spaar Vrij Rekening zal in het tweede halfjaar van 2010 ten opzichte van de NWBbank naar verwachting een extra renteopbrengst worden gerealiseerd van ruim € 63.000. (hiermee was in de begroting 2010 reeds rekening gehouden). Resultaat Doordat de rente in 2010 zich nog altijd op een laag niveau bevind en achter is gebleven bij het percentage waarmee rekening was gehouden bij de totstandkoming van de begroting 2010 heeft dit een positief effect op het renteresultaat van het waterschap ten opzichte van de planning. Via de ‘voorjaarsrapportage 2010’ die door het algemeen bestuur op 29 juni 2010 is vastgesteld is de post rentekosten in de begroting 2010 dan ook met € 90.000 neerwaarts bijgesteld. Ad 5. Kasgeldlimiet Indien bij een negatieve liquiditeitspositie van het waterschap de kasgeldlimiet, die voor 2010 € 18.475.000 bedraagt (te weten 23% van het begrotingstotaal), voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden is het op grond van de wet Financiering decentrale overheden (wet Fido) verplicht daarvan de toezichthouder (De Provincie) op de hoogte te stellen. Het waterschap dient dan de kwartaalrapportages en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor te leggen aan de toezichthouder. In de praktijk betekent dit dat het negatieve rekening-courant saldo dat uitstaat tegen de lage debetrente dient te worden omgezet in een vaste geldlening. Zoals reeds aangegeven is in 2010 de liquiditeitspositie van dien aard dat deze situatie niet aan de orde is. Het is dan ook niet noodzakelijk om een langlopende geldlening aan te trekken. Resumé Het waterschap wordt in 2010 geconfronteerd met een liquiditeitspositie die slechts marginaal afwijkt dan waarmee rekening was gehouden in de begroting 2010. Om over de overtollige gelden een zo hoog mogelijk renteresultaat te realiseren zal naast de rekening-courant van de NWB-bank gebruik worden gemaakt van de Spaar Vrij Rekening van de Rabobank waarmee in het tweede halfjaar van 2010 ten opzichte van de NWB-bank naar verwachting een extra renteopbrengst zal worden gerealiseerd van ruim € 63.000. Sittard, 6 juli 2010
101144/PDA
5/5