RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 1
Datum: Deelsessie: Doel:
14 februari 2012. 19.00 – 19.50 uur in de Calamiteitenzaal Beeldvorming.
Onderwerp:
Actualisatie Cultuurbeleid.
Toelichting: Het gemeentelijk cultuurbeleid is vastgelegd in de door de raad vastgestelde kadernota cultuurbeleid 2009 – 2012. Het hierin opgenomen cultuurbeleid is nog steeds actueel en kan de basis vormen voor de volgende beleidsperiode. Wel heeft het college een actualisatie uitgevoerd, mede op basis van een tweetal in 2011 uitgevoerde onderzoeken, te weten: • de cultuurpeiling; • de evaluatie van het cultuurbeleid 2009 – 2012. De actualisatie is vastgelegd in een actualisatienota die door het college is vastgesteld en ter informatie is aangeboden aan de raad. Daarbij geeft het college aan dat voor deze actualisatienota geen nieuw raadsbesluit nodig is omdat de actualisatie blijft binnen de door de raad reeds vastgestelde kaders. Tijdens deze beeldvormende sessie zal de actualisatie van het gemeentelijke cultuurbeleid nader worden toegelicht. Behandeling: De sessie is gericht op het overbrengen van informatie naar de raadsleden en andere belangstellenden. Zowel raadsleden als belangstellenden kunnen vragen stellen en mee discussiëren. Genodigden: Raadsleden, het college en overige belangstellenden. Programma: • Inleiding door de voorzitter. • Toelichting door het college. • Gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie. • Afsluiting door de voorzitter Achterliggende stukken: Brief college inzake actualisatie Cultuurbeleid. Actualisatienota Cultuurbeleid. Peiling Cultuur. Evaluatie Cultuurbeleid. Toelichting Voorzitter Griffier
: wethouder Jop Fackeldey. : raadslid Ron Brouwer. : .Irene Korting.
Contactadres:
[email protected]
0320 – 278 895.
1
Actualisatienota voor het
Cultuurbeleid 2013- 2016
Gemeente Lelystad 2012
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3
2. Stand van zaken
9
3. Beleidsmaatregelen
15
Bijlagen -
1. Impressie Cultuurmeeting 28 november 2011
-
2. LelystadsGeluiden Cultuur 2011, Cultuurpeiling 2011.
3 1. Inleiding Kunst en cultuur zijn van alle tijden en kennen vele verschijningsvormen. Binnen die verscheidenheid is er echter een constante die de opgegraven artefacten uit de prehistorie tot de laatste upload op youtube met elkaar verbindt: verbeeldingskracht en creativiteit. Kunst en cultuur vormen de spiegel van de samenleving. Hun uitingen laten ons lachen, genieten, stemmen ons tot nadenken en beschouwing of verwarren ons soms. In elk geval leiden ze tot bijzondere en betekenisvolle ervaringen die boven het dagelijkse bestaan uitstijgen. Waar cultuur bijdraagt aan de overdracht van maatschappelijke waarden, codes, tradities, en culturele conventies, daagt kunst uit om na te denken over bestaande ideeën en opvattingen en stimuleert het onafhankelijk denken. De waarde van kunst en cultuur heeft daarmee een persoonlijk en een maatschappelijk component. Individueel nemen veel inwoners deel aan cultuuruitingen; door zelf kunst te creëren of door kunstwerken te beschouwen. Samen cultuur beleven geeft mensen het gevoel ergens bij te horen, zich verbonden te voelen met anderen. Cultuur geeft mensen de gelegenheid elkaar te ontmoeten en met elkaar in gesprek te raken. Een divers en aantrekkelijk cultureel aanbod zorgt zo voor levendigheid in de stad. Een goed cultureel voorzieningenniveau in de nabijheid geeft inwoners een gevoel van eigenwaarde, waarbij het geen verschil uitmaakt of ze veelvuldig gebruikmaken van het cultuuraanbod of zelden. Het simpele feit dat in de nabijheid culturele aanbod is en er gebruik van kan worden gemaakt (de zogeheten optiewaarde) zorgt dat inwoners zich verbonden voelen hun stad. Culturele voorzieningen blijken ook een positief effect te hebben op de waarde van vastgoed. Dat geldt zowel voor nieuwbouw gebieden als voor oudere stadswijken. Bijzondere culturele ‘landmarks’ in de openbare ruimte dragen bij aan de herkenbaarheid van de stad en haar identiteit en verleiden cultuurtoeristen tot een bezoek. Hoewel het misschien niet altijd tot uiting komt, is er in Nederland een zeer breed draagvlak voor kunst en cultuur. Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking vindt het belangrijk dat er zoiets is als kunst en cultuur. 1 Het belang dat mensen aan kunst en cultuur hechten komt onder meer tot uiting in publieksbetrokkenheid, amateurkunst, vrijwilligerswerk en cultuureducatie. Op het gebied van publieksbetrokkenheid behoort Nederland ook tot de koplopers van Europa: met theaterbezoek, het lezen van boeken en het bezoeken van historische monumenten, musea of galerieën staat Nederland in de Europese top drie.2 Dit brede draagvlak voor kunst en cultuur vormt een belangrijke legitimatie voor de overheid om zorg te dragen voor een divers en kwalitatief aanbod van kunst en cultuur. Maar aanbod alleen is niet voldoende, er ligt ook een taak bij de overheid om te zorgen dat alle inwoners in voldoende mate kennis kunnen nemen van kunst en cultuur en daar actief aan kunnen deelnemen. Gemeenten dragen een medeverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het lokale leven. Dit betreft niet alleen de inrichting van de openbare ruimte, lokale veiligheid en zorgvoorzieningen, maar ook de mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling. Deze maatschappelijke kwaliteit wordt ondermeer geleverd door deelname aan kunst en cultuur. Van alle overheden dragen de gemeenten financieel gezien het meeste bij aan het cultuurbeleid. De autonomie van gemeenten op het terrein van kunst en cultuur is groot. Er is weinig wet- en regelgeving die voorschrijft wat gemeenten moeten doen. Deze beleidsvrijheid biedt gemeenten kansen. Cultuurbeleid is bij uitstek een beleidsterrein waar gemeenten zich positief kunnen onderscheiden als een aantrekkelijke woon- en leefstad. In de context van een krimpende bevolking in Nederland zal die van Lelystad de komende jaren blijven groeien, maar dit is in hoofdzaak autonome groei. Door de moeizame huizenmarkt is het de komende jaren van essentieel belang dat het voorzieningenniveau van de stad voldoende aantrekkingskracht uitoefent op potentiële nieuwe Lelystatters.
Ontwikkelingen in de cultuursector De cultuursector bevindt zich in een maatschappelijke context die aan verandering onderhevig is.
1 2
“Een brede kijk op de belangstelling voor kunst en cultuur, een eerste verkenning. Motivaction (2007) ‘Cultuur in beeld’, OCW (2011)
4 Onderzoeken door onder meer Het Sociaal Cultureel Planbureau, signaleren deze ontwikkelingen3. Voor Lelystad zijn de belangrijkste: •
• • • • •
De opkomst van de mediamaatschappij waarin steeds meer mensen - zijn aangehaakt bij ‘ sociale media’ (Facebook, Hyves, Twitter enz.): interactiviteit en mobiel bereik worden steeds belangrijker. Het publiek is door de audiovisuele media gewend geraakt aan een hoog kwaliteitsniveau bij (passieve) cultuurconsumptie; het is kritisch als het gaat om levende kunstuitingen. Er is een zeer grote concurrentie op de vrije tijdsmarkt Cultuurconsumenten vertonen zapgedrag en zoeken in het aanbod naar (uitingen van) identiteit en authenticiteit. Maatschappelijk is de beweging richting minder verzorgingsstaat en meer eigen Verantwoordelijkheid voor burgers voor hun individuele en maatschappelijke ontwikkeling. In dat licht wordt ook van culturele instellingen en kunstproducenten in toenemende mate ondernemerschap verwacht.
Trends in lokaal cultuurbeleid Deze algemene trends vertalen zich naar concrete ontwikkelingen in het lokale cultuurbeleid: Zijn: • Steeds meer onderscheid tussen stedelijke culturele functies (uitgaan, levendigheid, Profilering/aantrekkelijkheid binnenstad) versus culturele functies in de wijk (sociale cohesie, emancipatie); • Culturele functies op het gebied van educatie en informatie (bibliotheken, centra voor de kunsten) worden geïntegreerd in multifunctionele centra en brede scholen, terwijl theaters, festivals en musea in een (binnen-)stedelijke context functioneren en in toenemende mate benut worden voor citymarketing; • Vanwege de bezuinigingen zijn steeds meer overheden aan het kijken hoe de basisvoorzieningen voor de eigen inwoners gehandhaafd kunnen blijven en voor specifiek aanbod zoals theaters en musea naar een regionale taakverdeling met andere gemeenten kan worden aangegaan; • Consumenten zijn daarentegen gewend geraakt aan aanbod in hun directe nabijheid. Minder dan 20% van de bezoekers is bereid meer dan 20 minuten te reizen voor regulier podiumaanbod; • Veel interesse voor investeringen in culturele gebouwen, maar beperkte aandacht voor voldoende exploitatiebudgetten voor adequaat gebruik daarvan.
De economische waarde van cultuur Discussies over cultuur gaan vaak over de legitimiteit van de overheidssubsidies. Maar cultuur kost geen geld, het levert geld op. De markt is namelijk veruit de grootste financieringsbron voor cultuur. De economische waarde van kunst en cultuur komt tot uitdrukking in de omzet van de culturele sector en in de bijbehorende werkgelegenheid. In 2009 bedroeg de toegevoegde waarde van de Nederlandse culturele sector circa 3% van het bruto nationaal product, ofwel zo’n 18 miljard euro. Het gesubsidieerde deel van de culturele sector genereerde n 2009 een omzet van ongeveer 5 miljard euro. Maar ook in dit deel van de sector komt een deel van de omzet uit de markt. De overige baten komen uit publieke middelen, vooral in de vorm van subsidies van gemeenten, het rijk (inclusief de publieke cultuurfondsen) en provincies. In de culturele sector waren eind 2008 circa 243.000 mensen werkzaam; Nederland is koploper op het gebied van culturele werkgelegenheid in Europa.4 Attractiewaarde van de stad Sinds 2003 wordt met de publicatie van de ‘Atlas voor gemeenten’ een jaarlijks overzicht gegeven van de ontwikkeling van wijken, steden en regio’ s van de 50 grootste gemeenten in Nederland. De Atlas krijgt veel aandacht vanwege de klassementen over de aantrekkelijkheid van gemeenten die jaarlijks worden opgemaakt. In 2007 en 2011 richtte de Atlas zich op het thema ‘cultuur’. Lelystad neemt in 2011 in de aantrekkelijkheidindex van de 50 grootste gemeenten de 39 plek in. Op het gebied van cultuur staat de gemeente op de 43 plaats. (in 2010 was dit plaats 40). In inwonersaantal is Lelystad de 41e gemeente.
3 4
‘Kansen voor cultuur’, gemeente Venlo (2010) ‘Cultuur in beeld’, ministerie OCW (2011)
5 In 2009 promoveerde de verantwoordelijk onderzoeker Gerard Marlet op zijn onderzoek naar de aantrekkelijke stad5. In zijn dissertatie combineert Marlet inzichten uit de stedelijke economie met inzichten uit de geografische economie. Met zijn model ontwierp Marlet een index om de aantrekkelijkheid van steden te meten. In deze index zijn factoren opgenomen zoals cultuur, bereikbaarheid, veiligheid, kwaliteit woonvoorraad en horeca. In zijn studie is Marlet op zoek gegaan naar verklaringen voor de verschillen in aantrekkingskracht tussen Nederlandse steden. Zijn voornaamste bevinding is dat steden die een gunstige ligging ten opzichte van werk en natuur combineren met een gevarieerd aanbod aan stedelijke voorzieningen de grootste aantrekkingskracht hebben op huishoudens. Dit zijn steden met veel historie, cultuur, horeca en andere woonattracties. Aantrekkelijke steden zijn dus volgens Marlet steden met veel woonattracties naast de deur, natuur in de buurt en werk op acceptabele reisafstand. Steden die zo’ n aantrekkelijke woonomgeving kunnen bieden slagen erin kansrijke mensen aan te trekken en vast te houden. Aantrekkelijke steden doen het daardoor ook economisch beter. Want wonen, volgt niet alleen werken (het oorzakelijk verband dat vroeger aan de orde was), maar werken volgt - zie het vorige hoofdstuk - tegenwoordig ook wonen: bedrijven vestigen zich daar waar geschikte werknemers zijn te vinden. Het blijkt dat vooral new towns en groeikernen (waaronder Lelystad) hier niet in voldoende mate aan kunnen voldoen en daardoor volgens de Atlas hun aantrekkingskracht op de midden- en hogere inkomensgroepen dreigen te verliezen. Lokale bestuurders kunnen de attractiewaarde van een stad enigermate beïnvloeden door te investeren in de kwaliteit van de woonvoorraad, een veilige woonomgeving en stedelijke voorzieningen zoals cultuur. Echter, niet alle culturele voorzieningen, zo blijkt uit het onderzoek, bevorderen in rechtstreekse zin de aantrekkelijkheid van een stad. Vooral kleinschalig continu beschikbare aanbod dat is gericht op de plaatselijke bevolking dragen bij aan woonattractie. Dit is waarschijnlijk ook de verklaring voor het ontbreken van aantrekkingskracht van locatiegebonden culturele festivals, musicals en musea. Door hun tijdelijke karakter groeien zij niet uit tot woonattractie. Je kunt er immers ook voor een avond, dagje of eventueel een weekeinde heen reizen. Het gaat dus om kunst en cultuur waarvan de inwoners van een stad zelf kunnen genieten. En niet (alleen) de toeristen en dagjesmensen zoals het geval is bij festivals en musea. Een uitgekiende plek in de stad is volgens Marlet een locatie die het voor de bewoners mogelijk maakt om op loop- en fietsafstand van hun woning spontaan en ongepland gebruik te kunnen maken van het culturele aanbod. Die plek zal doorgaans de binnenstad zijn, ook al omdat daar interactie met de horeca, de historie en de esthetiek van de binnenstad mogelijk is. Opmerkelijk zijn ook de conclusies van Marlet over de aanwezigheid van kunstenaars in de stad. Hij signaleert dat veel beleidsmakers zich sinds het verschijnen van het boek ‘The Rise of the creative class’ van Richard Florida (2002) laten leiden door de veronderstelling dat louter de aanwezigheid van kunstenaars in een stad er al toe leidt dat andere hoogopgeleide, creatieve mensen daar gaan wonen en zo de werkgelegenheid stimuleren. Marlet heeft voor de veronderstelling dat de aanwezigheid van kunstenaars leidt tot een groei van de werkgelegenheid geen bewijs kunnen vinden. Er is wel een stevige relatie gesignaleerd tussen het culturele aanbod in de stad en de werkgelegenheidsontwikkeling. Kennelijk is het dus zo dat de culturele producten als de woonattractie gelden en niet de kunstenaars zelf. De hoogopgeleide, creatieve mensen komen af op het culturele aanbod, waardoor in steden met veel cultuur de voorraad menselijk kapitaal groter is, bedrijven zich daarom er vestigen en de economie groeit. In dat opzicht sluiten de bevindingen van Marlet beter aan bij de conclusies van Peter Hall ‘Cities in Civilizations’ (1998). In zijn boek onderzoekt Hall de relatie tussen de bloeiperiode van steden en hun culturele betekenis. Volgens Hall komt die verbintenis tussen creativiteit en de ontwikkeling steden enerzijds voort uit de mogelijkheden die in het bijzonder steden bieden voor het onderhouden van face-to-face contacten en de openheid voor nieuwkomers en ideeën, anderzijds is de sociale turbulentie die steden kenmerkt een wezenlijke factor in de ontwikkeling van steden. Waar de Atlas voor gemeenten minder aandacht aan besteed is het effect van cultuur in wijken waar het minder goed mee gaat. Dat is recentelijk door het Nicis Instituut onderzocht6. Met cultuuractiviteiten in de wijk krijgen bewoners de kans het podium te bestijgen en nieuwe talenten te ontwikkelen. De buurt wordt levendiger, leefbaarder en hechter. Bovendien zijn publiektrekkende activiteiten goed voor de reputatie en de omzet van ondernemers in de buurt. Cultuur in (aandachts)wijken leidt tot vermogensvorming in de wijk en een extra vastgoedwaarde van gemiddeld 1.000 euro per woning per jaar. Dat zijn de conclusies van het Nicis Instituut. ‘Een investering in cultuur verdient zichzelf ruimschoots terug,’ stellen de auteurs.
5
‘De aantrekkelijke stad’, Gerard Marlet (2009)
6
‘De kracht van cultuur. Effectieve cultuurimpulsen in de wijk’, Nicis Instituut (2011)
6 In dat opzicht is van belang dat Lelystad zich door goede culturele voorzieningen en -activiteiten in stad en wijk kan positioneren als een complete en volwaardige stad, aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Goede mix De reikwijdte van het gemeentelijk cultuurbeleid beperkt zich tot die cultuuruitingen die van belang worden geacht voor de Lelystadse samenleving en die zonder gemeentelijke steun niet tot stand zouden komen. Dit kan door subsidie te verlenen of door facilitaire voorwaarden te bieden. Maar dit betekent niet dat kunstuitingen die zonder gemeentelijke steun tot stand komen daarmee onbelangrijk zijn voor de Lelystadse samenleving. Een vitaal lokaal cultuurklimaat is een juiste mix van bijzondere culturele activiteiten die volledig zelfstandig gerealiseerd kunnen worden en activiteiten waarvoor dit (nog) niet geldt.
1.2 Kaders voor het gemeentelijk cultuurbeleid blijven gelijk. 4-jarige beleidscyclus Met de Cultuurnota 2005 – 2008 is het cultuurbeleid van de gemeente Lelystad voor het eerst integraal vastgesteld. Daarbij is gekozen voor een beleidsperiode van 4 jaar. In 2008 is vervolgens het cultuurbeleid voor de periode 2009 – 2012 vastgesteld. We zetten de 4-jaarcyclus voort, maar niet met een volledig nieuwe cultuurnota, maar door een actualisatie van het bestaande beleid. De centrale doelstelling van het gemeentelijk cultuurbeleid dient aan te sluiten bij de beleidskaders van de gemeente Lelystad. Dit algemene uitgangspunt voor het gemeentelijk cultuurbeleid is ook voor periode 2013 – 2016 ook nog steeds valide, in de zin dat het cultuurbeleid primair dient bij te dragen aan de maatschappelijke ontwikkeling van Lelystad. Op basis van deze algemene legitimatie kan de huidige doelstelling voor het gemeentelijk cultuurbeleid ook in de komende beleidsperiode in grote lijnen worden gehandhaafd. Doelstelling gemeentelijk cultuurbeleid: het realiseren van een cultureel voorzieningen- en activiteitenniveau dat: A] bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat; B] bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleert om kennis te nemen van en deel te nemen aan een breed aanbod van culturele activiteiten; C] de ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad ondersteunt. Om te zien in welke mate de beleidsinspanningenbij aan de doelstellingen van het beleid zullen de volgende indicatoren worden gehanteerd7: % inwoners dat tevreden is met het aanbod van culturele voorzieningen in Lelystad % inwoners dat een kunstzinnige activiteit heeft gedaan (18+) % inwoners dat vindt dat cultureel aanbod bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Lelystad
Volgend op de investeringen in hoogwaardige culturele voorzieningen, is vanaf 2009 het gemeentelijk beleid gericht de brede cultuurparticipatie; met bijzondere inzet voor de mogelijkheden voor de amateurkunst en de beeldende kunst, de ontwikkeling van ‘community art’ en voor het kunstaanbod op bijzondere locaties. Cultuurdeelname is echter een lange ontdekkingreis, geen dagtrip. Het is een traject dat in zijn aard een lange adem vergt. De uitgangspunten voor het gemeentelijk cultuurbeleid die in de kadernota 2009 – 2012 zijn vastgesteld zijn daarom nog steeds van toepassing. Ook in de periode 2013 – 2016 staat het cultuurbeleid in het teken van het realiseren van een adequaat cultureel voorzieningen- en activiteitenniveau gericht op het stimuleren een brede cultuurparticipatie en de ontwikkeling van een aantrekkelijke stad. Niet zozeer omdat de cultuurparticipatie zo zorgelijk is – de cultuurdeelname in Lelystad is op een goed niveau - maar veeleer om de inwoners de mogelijkheid te kunnen blijven bieden om middels een divers aanbod kennis te nemen van of deel te nemen aan een breed spectrum van amateur- en/of professionele kunstuitingen. Daarnaast willen we met het cultuurbeleid een voorzieningenniveau tot stand brengen dat blijft bijdragen aan de ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van de stad voor (nieuwe) inwoners en bezoekers. Wanneer we kijken naar de ontwikkelambities
7
Op grond van het advies uit het Doelmatigheidsonderzoek naar het cultuurbeleid, is er voor gekozen om het aantal indicatoren aanzienlijk terug te brengen en een beperkte set aan centrale indicatoren te hanteren.
7 van Lelystad, dan kan zonder meer worden gesteld dat het huidige culturele voorzieningen- en activiteitenniveau bijdraagt aan de realisatie van deze ambities. Om de nota compact te houden, wordt voor het beleidskader voor gemeentelijk cultuurbeleid verwezen naar de kadernota voor het cultuurbeleid 2009 – 2012, aangezien dit beleidskader ook voor de komende beleidsperiode van toepassing blijft. Deze nota biedt een overzicht van de beleidsmaatregelen voor de periode 2013 – 2016. Inzet blijft gericht op een brede cultuurparticipatie en de ontwikkeling van een aantrekkelijke stad Lelystad is in cultureel perspectief geen stad van makers, maar van genieters. In vergelijking met provinciale hoofdsteden als Zwolle, Arnhem, Maastricht, ’s Hertogenbosch, Groningen, of zelfs Haarlem, die een kunstvakopleiding (nabij) kennen, hebben we geen omvangrijk productieklimaat. In dat opzicht zijn we meer te vergelijken met de collega-steden Middelburg, Assen en Leeuwarden. De realisatie van het Agora theater, de nieuwe accommodatie voor de bibliotheek, het poppodium Underground en de gerenoveerde grote zaal van De Kubus hebben er voor gezorgd dat Lelystad de afgelopen jaren een adequate culturele infrastructuur heeft gekregen. De investeringen in culturele gebouwen en activiteiten die door de gemeente zijn gedaan, blijken een positief effect te hebben op de tevredenheid van de inwoners over het aanbod van culturele voorzieningen in Lelystad. In 2004 was nog maar 40% van de inwoners (zeer) tevreden over het culturele voorzieningenniveau van de stad. In 2011 is het aandeel inwoners dat (zeer) tevreden is opgelopen tot 57%. En de stelling ‘tegenwoordig is er in Lelystad op het gebied van kunst en cultuur meer te doen dan vier jaar geleden’ wordt door 70% van de inwoners onderschreven.8 Gelijktijdig moet echter ook worden opgemerkt dat het culturele aanbod op onderdelen extra aandacht verdient om de doelstelling van een volledige en complete stad waar te kunnen maken. De constatering dat Lelystad voor wat betreft het culturele aanbod op de 43 plaats staat op de aantrekkelijkheidindex van de 50 grootste gemeenten is hiervoor een indicatie. Advisering In het cultuurbeleid in Nederland wordt in de regel het uitgangspunt gehanteerd dat de overheid geen oordeel heeft over de inhoud van kunst. Dit is de zogenaamde ‘Thorbecke-doctrine’.9 Dit betekent dat het bestuur wel de beleidsrandvoorwaarden kan bepalen, maar dat de artistieke beoordeling van kunst zelf buiten de invloed van de politiek wordt gehouden. Bij subsidieverlening voor kunstuitingen wordt daarbij veelal gebruik gemaakt van onafhankelijke adviseurs. Met het oog op de hoogte van de huidige subsidieplafonds voor de incidentele projectsubsidies, wordt de instelling van een structurele externe adviescommissie in de Lelystadse context nog niet opportuun geacht. De kosten van een externe adviescommissie staan niet in verhouding tot de omvang van het subsidiebudget. De voorkeur gaat uit om het beschikbare budget zoveel mogelijk in te zetten voor activiteiten. Bij omvangrijke eenmalige kunstprojecten – bijvoorbeeld bij plaatsing van kunst in de openbare ruimte - kan incidenteel de toepassing van een onafhankelijke adviescommissie worden overwogen.
1.3 Financiële consequenties
Financiële rek is er uit De financiële situatie van de gemeente biedt de komende jaren geen ruimte voor nieuwe impulsen, ook het cultuurbeleid wordt beïnvloed door de financiële taakstelling die de gemeente zichzelf heeft gesteld. Dit betekent dat in tijden van bezuinigingen het behoud van bestaande culturele voorzieningen en het huidige culturele activiteitenniveau prioriteit krijgt. Waar wordt gekeken naar de mogelijkheden om het culturele aanbod te versterken of te vernieuwen, zal dit leiden tot nieuwe afwegingen over de inzet van bestaande budgetten. Daarnaast zal bij de subsidieverlening scherper worden gekeken naar de mogelijkheden om het aandeel eigen inkomsten te verhogen. Dit betekent dat:
8 9
Het geheel aan De korting van bus, FlevoMeer Het geheel aan
beleidsmaatregelen past binnen de raming van de meerjarenbegroting; 3% voor de culturele instellingen (Agora theater, Underground, De KuBibliotheek) hierin is verwerkt. beleidsmaatregelen niet leidt tot een aanvullende budgetaanvraag.
Concept Cultuurpeiling 2011, gemeente Lelystad (2011) Thorbecke (1798-1872): ‘ de regering is geen oordelaar van kunsten en wetenschap’
8 1.4 Begripsbepaling
Bij de ontwikkeling van het lokale kunst- en cultuurbeleid gaan wij uit van de volgende definitie: kunst en cultuur bevatten alle uitingen en bronnen op het gebied van beeldende kunst en vormgeving, podiumkunsten, literatuur, audiovisuele kunst, architectuur en het culturele erfgoed. De reikwijdte van het gemeentelijk cultuurbeleid beperkt zich tot die cultuuruitingen die van belang worden geacht voor de Lelystadse samenleving en die zonder gemeentelijke steun niet tot stand zouden komen. 1.5 Tenslotte nog even dit Alle aandacht voor kunst en cultuurbeleid in termen van maatschappelijke participatie, sociale samenhang, citymarketing – of andere instrumentele gemeentelijke beleidsdoelstellingen - ten spijt. In de kern gaat het bij cultuurbeleid uiteindelijk nog steeds om de intrinsieke waarde die kunst en cultuur aan de inwoners biedt: verbeeldingskracht en creativiteit. Maar kunst krijgt pas betekenis als het er daadwerkelijk is. En ofschoon de overheden er op verschillende manieren aan bijdragen, ontstaat kunst en cultuur alleen omdat velen in Lelystad zich professioneel of als amateur vol enthousiasme inzetten om een levendig cultureel klimaat tot stand te brengen! Als cultuur de aanjager is van binding en ontmoeting of de motor voor de economie, dan is kunst de brandstof. Zonder die brandstof gebeurt er niets. En we realiseren ons dat vernieuwing – vooral in de kunst – vooral daar gebeurt waar de overheid niet kijkt. Dit houdt in dat het overheidsbeleid de autonomie van de kunst en de kunstenaar moet blijven respecteren, ook als dat in maatschappelijk perspectief misschien niet direct tot iets lijkt te leiden.
9 2. Stand van zaken 2.1 Overheidsbeleid De periode dat de overheden in Nederland zich verantwoordelijk achten voor kunst en cultuurpolitiek is relatief kort. Pas na de Tweede wereldoorlog, in de tweede helft van de 20e eeuw hebben de drie overheden vanuit verschillende motieven (beschaving, emancipatie, economie) als onderdeel van de verzorgingsstaat een actief kunst- en cultuurbeleid ontwikkelt. Dit heeft ertoe geleid dat een aanzienlijk deel van het culturele leven in Nederland tot stand komt door medefinanciering door de overheid. Om het cultuurbeleid van de diverse overheden beter op elkaar af te stemmen is halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw een rolverdeling afgesproken. Binnen die rolverdeling is het Rijk grotendeels verantwoordelijk voor het aanbod, de ontwikkeling en de conservering van kunst en cultuur. De provincie richt zich op participatie en spreiding op regionaal niveau. De gemeenten hebben de zorg voor de locale culturele infrastructuur en de ondersteuning aan plaatselijke culturele activiteiten. In het afgelopen decennium is deze rolverdeling in de praktijk minder strikt geworden. Gemeenten waren met een bijdrage van 1.890 miljoen euro in 2008 de grootste bron van publieke middelen (65%). Zij subsidieerden vooral lokale voorzieningen zoals bibliotheken, kunstaccommodaties, cultuureducatie en musea. Provincies subsidieerden de culturele sector met 261 miljoen euro (5%), vaak gericht op de toegankelijkheid van regionale voorzieningen. Het Rijk droeg in 2009 860 miljoen euro (30%) bij aan de culturele sector. Dit gebeurde vooral in de vorm van directe subsidiëring van theater- en muziekgezelschappen en sectorinstellingen die tot de culturele basisinfrastructuur behoren en subsidiëring van culturele projecten via de publieke cultuurfondsen. Rijksbeleid De juridische basis voor het rijksbeleid vormt de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Daarmee is het rijk verantwoordelijk voor het in stand houden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen. Het cultuurbeleid van het Rijk wordt vastgesteld aan de hand van de vierjaarlijkse cultuurnota van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen. De huidige cultuurnota loopt tot en met 2012 en een volgende nota is in voorbereiding. De contouren van het aanstaande beleid zijn al geschetst in de nota ‘Meer dan Kwaliteit’ uit 2011. Het huidige kabinet beoogt een omslag in het cultuurbeleid. Die is volgens het kabinet nodig omdat de samenleving is veranderd en het cultuurbeleid daarmee niet langer in de pas loopt. De overheid treedt te veel op als financier en bij de verlening van subsidies is nu te weinig aandacht voor publiek en ondernemerschap. Het kabinet wil dat culturele instellingen en kunstenaars ondernemender worden en een groter deel van hun inkomsten zelf verwerven. Culturele instellingen moeten minder afhankelijk worden van de overheid en daardoor flexibeler en krachtiger worden. Daarom bezuinigt het kabinet op cultuur. Het gaat om een bezuiniging van € 200 miljoen, waarvan ca. € 125 miljoen op de culturele basisinfrastructuur: de culturele instellingen en de fondsen die een directe subsidie van het rijk ontvangen. Het kabinet kiest voor een focus op negen kernpunten. Deze kernpunten bevinden zich in de regio’s Noord, Oost, Zuid, Midden en de G3: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. In Flevoland is geen kernpunt aanwezig. Het kabinet gaat tevens een aantal fondsen samenvoegen. Het Fonds Podiumkunsten zal samengaan met het Fonds Cultuurparticipatie. De financiering voor architectuur, vormgeving en nieuwe media, nu in handen van drie verschillende fondsen, wordt gebundeld in één Fonds voor de Creatieve Industrie. Het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst en de Mondriaan Stichting zullen al in 2011 fuseren. Een van de prioriteiten van het kabinet is de cultuureducatie. Het kabinet focust op het primair onderwijs omdat daar het fundament ligt voor de persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit die cultuur losmaakt. Het kabinet komt met een programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’. Het kiest daarin voor een nieuwe aanpak om een stevig fundament voor cultuureducatie te bieden. Er dient meer duidelijkheid te komen over wat er van scholen en culturele instellingen wordt verwacht op het gebied van cultuureducatie, bijvoorbeeld door het borgen van doorlopende leerlijnen. Deze behoefte aan duidelijkheid geldt voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk, provincies en gemeenten. Daarvoor neemt het kabinet maatregelen die scholen en culturele instellingen in staat stellen de kwaliteit van cultuureducatie te versterken. De effecten van het rijksbeleid zullen in Lelystad vooral merkbaar zijn bij de podiumkunsten en de cultuureducatie. Vooral de verhoging van de btw- op de podiumkunsten naar 19% heeft een prijsverhogend effect op de voorstellingen in de Agora, Underground en De Kubus. Het wegvallen van
10 de Cultuurkaart in het voortgezet onderwijs zal ertoe leiden dat minder scholieren voorstellingen gaan bezoeken. Wat het effect zal zijn van het programma cultuureducatie is nog onduidelijk. Geldstroom beeldende kunst Per 2009 is een kwart van het rijksbudget voor hedendaagse beeldende kunst en vormgeving gedecentraliseerd naar 36 steden. Dit zijn alle provinciehoofdsteden en gemeenten met meer dan 90.000 inwoners. De middelen van het rijk voor de provincies kwam daarmee te vervallen. Met het verleggen van de geldstroom beeldende kunst naar de gemeenten is een financiële impuls gegeven aan het beeldende kunstklimaat in Lelystad van € 150.000, - per jaar. Deze geldstroom wordt na 2012 gecontinueerd. Provinciaal beleid Het cultuurbeleid van de provincie Flevoland wordt vastgesteld aan de hand van de vierjaarlijkse cultuurnota. De huidige cultuurnota loopt tot en met 2012. Ook bij de provincie is sprake van een wijziging in de taakopvatting. Dit blijkt uit het coalitieakkoord 2011 – 2015.10 Na de brede voortrekkersrol die de pioniersfase van de provincie kenmerkte, gaat de provincie zich strikter concentreren op de bovenlokale taken waarvoor de primaire verantwoordelijkheid bij de provincie ligt. Daartoe zullen taken waarvoor andere overheden (rijk, gemeenten) verantwoordelijk zijn worden afgebouwd. Bij het behoud van de regionale culturele infrastructuur, een provinciale kerntaak, zal sprake zijn van versobering. De provincie gaat ondermeer besparen op de steunfunctie Centrum Amateurkunst Flevoland en op de kunstzinnige vorming in zowel primair als voortgezet onderwijs en op de ondersteuning van cultuurparticipatie. Het behouden van het cultureel erfgoed is ook een kerntaak van de provincie. Vanwege de huidige financiële situatie zal ook hier een versobering noodzakelijk zijn. Ofschoon de provincie dit primair als een gemeentelijke taak ziet, blijft de provincie wel subsidies aan kunstuitingen verlenen voor zover er sprake is van een achterstand op het gebied van kunst. De focus wordt gelegd op kunstuitingen die bijdragen aan de sociale cohesie, regionale betekenis en de Flevolandse identiteit. Het beleid van de provincie leidt ertoe dat er op het terrein van cultuureducatie en lokale kunstprojecten een grote financiële verantwoordelijkheid bij de gemeenten komt te liggen. In Lelystad zal dit met name gevolgen hebben voor de provinciale subsidie voor de cultuureducatietaken bij CKC De Kubus.
2.2 Gemeentelijke beleidskaders In deze paragraaf wordt een overzicht geven van de gemeentelijke beleidskaders die van invloed zijn op het cultuurbeleid. Masterplan Versnelde groei (1996) In het Masterplan Versnelde Groei (1996) heeft Lelystad de centrale ambitie uitgesproken om als hoofdstad van de provincie Flevoland in de komende tien jaar uit te groeien naar een stad van 80.000 inwoners. De beoogde groei van de stad is geen doel op zich, maar een middel om de samenstelling van de bevolking van Lelystad in evenwicht te brengen en daarmee het draagvlak voor de voorzieningen te vergroten. Kenmerkende knelpunten worden op een voortvarende wijze aangepakt, zodat Lelystad zich verder ontwikkelt tot een aantrekkelijke woon-, werk -en leefstad. Visie op een uitzonderlijke stad (1997) In Visie op een uitzonderlijke stad en de Plannen van aanpak en Structuurmodellen van Bureau Vliegwiel wordt aan kunst en cultuur een prominente rol toegeschreven voor de ontwikkeling van de stad. Lelystad dient hierbij een eigen cultureel imago te ontwikkelen waar de inwoners van de stad zich in herkennen en identiteit aan ontlenen. Bovendien wordt gewezen op het belang dat de verbondenheid met de directe woonomgeving wordt versterkt door de ontwikkeling van de woon – en leefcultuur per stadsgebied/ wijk te bevorderen. Masterplan Stadshart Lelystad (2000) Het ‘Masterplan Stadshart” stelt dat culturele voorzieningen deel uitmaken van een stedelijk leefpatroon en dat het stadshart de beste locatie is voor dergelijke voorzieningen. Culturele voorzieningen leveren een goede bijdrage aan de beleving van de stad en kunnen ook andere stedelijke functies stimuleren. Het Masterplan voorziet onder meer in de bouw van nieuwe accommodaties voor het theater en bibliotheek en de bouw van het jongerencultuurhuis. 10
“Zelfstandig en uniek, coalitieakkoord 2011-2015”, Provincie Flevoland (2011).
11
Stadsvisie 2020 (2007) Lelystad is een stad in ontwikkeling, een stad in beweging. Dat heeft niet in het minst te maken met onze unieke ontstaansgeschiedenis. Met de sluiting van de afsluitdijk werd 75 jaar geleden een verleden afgesloten en een toekomst gestart. We zijn hoofdstad van een unieke provincie, volledig uit nieuw land gecreëerd. De meest in het oog springende eigenschappen van onze stad zijn: groen, water, rust en ruimte, maar gelijk ook dynamisch, centraal gelegen en open en zelfbewust. Deze kernkwaliteiten bepalen de kwaliteit van wonen, werken en recreëren, en bieden Lelystad de mogelijkheid uit te groeien tot een uitzonderlijk aantrekkelijke stad. Maar waar gaat onze stad naartoe? In de Stadsvisie op Lelystad in 2020 is dit omschreven op basis van begrippen: ontwikkeling, diversiteit en openheid. Programma Binding & Ontmoeting (2007) Het gemeentelijk beleid is vanuit het sturingsprincipe van het programmatische werken opgebouwd in zeven programmalijnen. Het cultuurbeleid sluit dicht aan bij de doelstellingen van het Programma Binding & Ontmoeting. Dit betekent dat het gemeentelijk cultuurbeleid primair een bijdrage levert aan de realisatie van de doelstellingen in dit programma. Waar nodig kan het cultuurbeleid ook een bijdrage leveren aan de beleidsdoelstellingen van andere programma’s bijvoorbeeld het programma Kernkwaliteiten en het programma Jeugd. Collegeprogramma 2010 – 2014 Dit collegeprogramma heeft als missie “Samen verder Werken”. Ondanks het feit dat de omstandigheden op het financieel gebied totaal anders zijn dan vier jaar geleden blijft het de opdracht van en aan het College om als inwoners, bedrijven, instellingen en organisaties in de stad, maar ook als politiek samen verder te werken. De financiële- en economische crisis zal de komende jaren een sterk stempel zal drukken op de uitvoering van beleid. Afgesproken is dat het financiële beleid de komende periode binnen de bandbreedte zal blijven van enerzijds het niet afbreken van effectief sociaal beleid en anderzijds het niet verhogen van de lasten van de inwoners. Lelystad geeft verhoudingsgewijs veel geld uit aan zijn burger. Lelystad heeft een begroting van € 300.000.000, - bij een inwonersaantal van 75.000, wat betekent dat Lelystad per inwoner € 4000, - uitgeeft. Dat is ruim als je het legt naast vergelijkbare gemeenten. Het college heeft deze situatie en de negatieve landelijke financiële ontwikkelingen onderkend en in haar coalitieakkoord opgenomen dat, te beginnen met € 3.400.000, - in 2011, vanaf 2012 € 10.000.000, structureel moet worden bezuinigd. Het college is vanwege de bezuinigingsopdracht waarvoor Lelystad staat, terughoudend in het aangaan van nieuwe – kostenverhogende - beleidsvoorstellen. Om deze reden wordt zo strikt mogelijk het principe nieuw beleid voor oud beleid gehanteerd. Dat wil zeggen dat er geen middelen voor nieuw beleid beschikbaar worden gesteld als er niet oud beleid wordt geschrapt. Het College is er voor de samenleving en niet andersom. Het wil de samenleving in een vroeg stadium te betrekken bij onze voornemens en plannen. Dat vergt dat het College duidelijk aangeeft waar de mogelijkheden en de grenzen liggen van de participatie die daarmee wordt gevraagd. Participatie is de komende jaren dan ook een speerpunt van beleid. Lelystad wil een sterke stad zijn die in balans is. Een balans in bevolkingsopbouw en woningaanbod, maar ook een balans tussen bevolkingsopbouw en bedrijvigheid. De komende periode groeit Lelystad in een lager tempo door dan voorheen. Volgens de laatste prognose naar circa 80.000 inwoners in 2020. Voor deze groeiambitie van Lelystad zijn drie speerpunten in relatie tot elkaar van cruciaal belang, en wel: groei van de werkgelegenheid, diversiteit van woonmilieus, versterking van het imago van Lelystad. In dat kader heeft het college er voor gekozen om het cultuurbeleid onder te brengen in het programma Sterke Stad . Uitgangspunt hierbij is dat de culturele voorzieningen in stand worden gehouden. Zo is de bibliotheek is een culturele basisvoorziening, die uitgroeit naar een brede informatiebank, de Agora een laagdrempelig cultuurpaleis, de Underground hét centrum voor popcultuur en de Kubus hét centrum voor de amateurkunst.
12 2.3 Het culturele voorzieningen niveau Op basis van het ringenmodel van de VNG dat in 2003 ten behoeve van een analyse van het lokale culturele voorzieningenniveau is opgesteld, beschikt Lelystad momenteel over een cultureel voorzieningenniveau dat bij een gemeente van 76.000 kan worden verwacht.
Op grond van dit schema valt waar te nemen dat gemeenten tussen de 30.000 ten 90.000 inwoners veelal beschikken over een uitgebreid cultuurbeleid met een cultureel voorzieningenniveau bestaande uit: een openbare bibliotheek, een centrum voor kunstzinnige vorming, een multifunctioneel podiumaccommodatie, een jazz/poppodium, een oudheidskamer of museum, een lokale omroep, kleinere filmvertoners en een archief. In gemeenten met deze omvang zijn bovendien voorzieningen aan te treffen op het terrein van de beeldende kunst: een percentageregeling, een kunstuitleen, een aankoopfonds en een tentoonstellingsruimte. De gemeenten van deze omvang besteden daarbij zorg aan de vormgeving van de openbare ruimte, monumenten, amateurkunst, bouwkunst, literaire activiteiten en een aanbod van festivals. Het culturele voorzieningenniveau van Lelystad past in belangrijke mate in dit algemene profiel. Met de realisatie van het Agora theater, de nieuwe bibliotheek, de upgrade van de podiumzaal in De Kubus en de ontwikkeling van Underground naar een volwaardig poppodium, is de culturele infrastructuur van Lelystad geactualiseerd en toekomstbestendig. Aandachtspunt blijft de voorzieningen op het terrein van de beeldende kunst. In Lelystad worden tevens diverse bijzondere culturele manifestaties georganiseerd die bijdragen aan de levendigheid van de stad. De Lelystadse kunstenaarsgemeenschap is weliswaar niet omvangrijk, maar ontwikkelt zich wel. Op het gebied van de amateurkunst zijn in Lelystad tientallen verenigingen actief, vooral koren. De grootste groep amateurkunstenaars is ongeorganiseerd actief.
13 In de ‘Atlas voor gemeenten 2011’ neemt Lelystad op het gebied van cultureel aanbod de 43e positie is. In de metingen die voor de Atlas worden gedaan blijkt dat Lelystad bovengemiddeld scoort bij het aantal musea (plaats 16), bibliotheken (plaats 10) en evenementen (plaats 9). Lelystad scoort gemiddeld lager bij het aantal podiumkunstuitvoeringen: theater (plaats 44), popmuziek (plaats 32), klassiek (plaats 47), galerieën (plaats 39), boekwinkels (plaats 42), bioscoopstoelen (plaats 37) en – niet geheel onverwacht – rijksmonumenten (plaats 49). Waardering neemt toe In 2004 is in het kader van het Leefsituatieonderzoek voor het eerst de cultuurparticipatie van de inwoners van 18 jaar en ouder onderzocht. Om inzicht te krijgen in de beleidsmatige effecten van het cultuurbeleid, heeft de uitkomst van de Cultuurpeiling 2004 gediend als een nul-meting van de cultuurdeelname bij de inwoners in Lelystad. In 2007 en in 2011 is het onderzoek herhaald. Door de uitkomsten van de onderzoeken met elkaar te vergelijken kan een indicatief beeld worden gekregen van de ontwikkeling van de effecten van het lokale cultuurbeleid. Uit het onderzoek blijkt dat de tevredenheid bij de inwoners over het aanbod aan culturele voorzieningen de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen.11 Was in 2004 nog maar 42% van de inwoners tevreden tot zeer tevreden over de culturele voorzieningen in Lelystad. In 2011 blijkt dat met 57% de meerderheid van de inwoners tevreden tot zeer tevreden is over het aanbod aan culturele voorzieningen in Lelystad. Het aandeel inwoners dat ontevreden tot zeer ontevreden is over de culturele voorzieningen blijkt in deze periode te zijn gedaald. Slechts 1% van de inwoners is in 2011 nog zeer ontevreden. Uit het volgende overzicht blijkt dat naast de tevredenheid over het culturele voorzieningenniveau, ook de cultuurdeelname bij de inwoners op de verschillende beleidsterreinen de afgelopen vier jaar is toegenomen. Resultaten cultuurpeiling 2011 Indicator
2011
2007
2004
% inwoners dat een kunstzinnige activiteit heeft gedaan (18+)
49%
46%
39%
% inwoners dat één van de kunstlocaties in Lelystad heeft bezocht **
20%
27%
17%
% inwoners dat zich verbonden voelt met (=gehecht aan) Lelystad
66%*
% inwoners dat in Lelystad cultuurhistorische elementen benoemd
63%
*
% inwoners dat een podiumvoorstelling heeft bezocht
71%
70%
59%
% inwoners dat exposities in het stadhuis/ Lelystad bezoekt
19%
19%
13%
% inwoners dat gebruik maakt van Bibliotheek Lelystad
52%
45%
38%
% inwoners dat naar literaire bijeenkomsten gaat
2%
2%
*
% inwoners dat een van de kunstfestivals heeft bezocht ***
10%
7%
17%
% inwoners dat CKV de kubus bezocht heeft
24%
21%
15%
% inwoners dat Underground bezocht heeft
10%
7%
4%
% inwoners dat deelneemt aan community art activiteiten
5%
*
% inwoners dat naar radio Lelystad geluisterd heeft
43%
43%
47%
% inwoners dat tevreden is met het aanbod van culturele voorzieningen in Lelystad
57%
54%
42%
% inwoners dat vindt dat cultureel aanbod bijdraagt aan aantrekkelijk Lelystad
67%
*
% inwoners dat vind dat in Lelystad meer te doen is op cultureel gebied dan vier jaar geleden
70%
*
* Voorgaande jaren anders of niet bevraagd ** in 2007 een locatie extra *** In 2011 waren er minder kunstfestivals
2.4 Budgetten 11
Bron: Cultuurpeiling 2007, Afdeling Onderzoek gemeente Lelystad (2008).
14 In onderstaande grafiek is de relatieve verdeling van de beschikbare structurele subsidie over de verschillende beleidsterreinen in 2011 weergeven, inclusief de eventuele bijdragen voor de huurlashuurla ten.
2011 20.000
60.000
Bibliotheek
147.000
125.000
45.000
107.000
20.000
De Kubus Agora
407.067
Underground 2.364.849 959.188
Community Art Amateurkunst Cult erfgoed projecten podiumk
1.841.770
projecten bk en vormgeving projecten letteren audio visueel
De omvangrijke uitgaven voor culturele voorzieningen zoals de FlevoMeer bibliotheek, De Kubus en de Agora laten zich verklaren door de structurele personeelskosten en accommodatiekosten voor deze voorzieningen. De activiteiten die vanuit de andere posten worden gefinancierd zijn merenmere deel incidentele activiteiten eiten die veelal door freelancers of vrijwilligers worden verzorgd. Naast de culturele activiteiten en voorzieningen die worden gefinancierd binnen de begrotingspost Cultuur, Cultuur worden ook uit andere gemeentelijk begrotingsposten structureel en/of incidenteel culturele activiteiten ondersteund. Het zwaartepunt ligt bij de subsidie voor Underground (uit het Jongerenbeleid). Afhankelijk van de vraagstukken en mogelijkheden die zich voordoen, kunnen daarmee de incidentele uitgaven voor kunst en cultuur uit die begrotingsposten per jaar verschillen.
Beleidsregels In het kader van de subsidieregelingen voor amateurkunst, podiumkunsten, community art en beeldende kunst zijn op grond van de Algemene Subsidieverordening beleidsregels van toepassing. Met de beleidsregels zijn de criteria, methode en verdeelregels voor de subsidieverlening op het gebied van de amateurkunst door het college vastgelegd. 2.3. Conclusie De investeringen in cultuurvoorzieningen en -activiteiten activiteiten die in de voorbij jaren door de gemeente zijn gedaan, blijken een resultaat op te leveren. Met De Kubus, het popcentrum Underground, het Agora theater en de nieuwe bibliotheek bibliotheek, filmtheateraanbod , en het scala aan projecten waaronder community art en (podium)kunsten op locatie, beschikt Lelystad over een breed cultureel voorzieningenniveau. Tevens kan worden geconcludeerd dat het (on)gesubsidieerde culturele culture aanbod bijdraagt aan de aantrekkelijkheid heid van Lelystad. De stijging van de cultuurdeelname en de toegenotoegen men tevredenheid van de inwoners over het culturele aanbod in Lelystad, geeft aan dat met het gemeentelijk cultuurbeleid de goede weg is ingeslagen. Anderzijds blijkt ook dat het culturele aanbod op onderdelen nog versterking behoeft. Dit geldt vooral voor de presentatiemogelijkheden voor beeldende kunst en een goede bioscoopvoorziening in het centrum centrum. Dit zijn aandachtpunten die de komende jaren in bepaalde mate vanuit he het cultuurbeleid beïnvloedt kunnen worden en relevant zijn voor een attractief cultureel eel voorzieningenniveau. De financiële situatie van de gemeente biedt de komende jaren echter geen ruimte voor nieuwe financiële impulsen, hetgeen betekent dat voorvoo al gekeken wordt hoe de bestaande budgetten effectiever kunnen worden ingezet.
15 3. Beleidsmaatregelen In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de Beleidsmaatregelen op de verschillende gebieden waar het gemeentelijk cultuurbeleid betrekking op heeft.
Beleidsmaatregelen Amateurkunst
Subsidie amateurkunst Het subsidiebeleid voor amateurkunst voorziet in het verstrekken van projectsubsidies voor amateurkunstuitvoeringen, de subsidieregeling Deskundigheidsbevordering en de subsidieregeling Kleine investeringen voor accommodaties. Het beleid wordt na 2012 aangepast; • de subsidieregelingen voor Deskundigheidbevordering en Kleine Investeringen accommodaties wordt de maximale te verlenen subsidie € 750, -. Voor deze regeling geldt al een eigen inkomstenniveau van minimaal 50%. Het beschikbare subsidiebudget wordt verlaagd tot € 5.000, --. Het resterende budget a € 5.000,-- wordt toegevoegd aan het budget voor projectsubsidies Amateurkunstuitvoeringen.
•
Om te toetsen dat een amateurkunstproject over voldoende maatschappelijk draagvlak beschikt, wordt bij de subsidieverlening voor projecten de voorwaarde voor een minimale eigen inkomstenniveau van 25% ingevoerd.
•
Minimaal 10% van het budget wordt gereserveerd voor nieuwe aanvragers. Hierbij wordt geen eigen inkomsteneis gehanteerd.
•
Voor de aanvraag van projectsubsidies worden twee halfjaarlijkse termijnen gehanteerd.
Intendant Amateurkunst De Intendant Amateurkunst heeft sinds 2009 als servicepunt voor de amateurkunst een goed netwerk opgebouwd en organiseert diverse activiteiten voor amateurkunstenaars, zoals koepelbijeenkomsten voor koren en podiumkunsten, culturele kaart, dag en week v/d amateurkunst. Vooral met de laatste twee activiteiten wordt ook de grote groep ongebonden amateurkunstenaars bereikt. De functie Intendant Amateurkunst is vanaf 2009 organisatorisch ondergebracht bij De Kubus. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd. Voor de organisatorische en facilitaire ondersteuning van de amateurkunstverenigingen, blijft een functionaris aangesteld die relevante informatie en kennis verzamelt en op een toegankelijke wijze aan de amateurkunstenaarsverenigingen beschikbaar stelt. De intendant fungeert als steunpunt voor de grote groep ongeorganiseerde amateurkunstenaars en organiseert stimuleringprojecten op het gebied van amateurkunst
Continuering beschikbaarheid van De Kubus, Underground en Agora Voor uitvoeringen en repetities van amateurkunstproducties worden de zalen bij De Kubus, de Agora en Underground tegen lagere tarieven beschikbaar gesteld. Via de uitvoeringsovereenkomsten worden met De Kubus en de Agora afspraken gemaakt voor de toepassing van gereduceerde tarieven voor o.a. amateurkunstactiviteiten. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd.
het stimuleren van actieve cultuurdeelname in het bijzonder door specifieke doelgroepen. De beleidsmaatregel wordt niet meer gecontinueerd. Doelgroepenbeleid maakt geen onderdeel meer uit van het collegeprogramma.
16 Beleidsmaatregelen Community Art
Continuering Cultuurscout Aan de hand van community art willen we de cultuurparticipatie en zelfredzaamheid van de inwoners stimuleren, sociale contacten bevorderen en de betrokkenheid tussen burgers onderling, met de wijk en de stad versterken. De cultuurscout die in 2009 is begonnen heeft als opdracht om relaties tot stand te brengen tussen particuliere initiatieven, bewoners, kunstenaars, culturele- en welzijnsinstellingen, scholen, zelforganisaties en ondernemers om met als doel culturele projecten te realiseren die enerzijds bijdragen aan een beter sociaal en cultureel leefklimaat in de wijk en de stad en anderzijds de ontwikkeling van de maatschappelijke competenties van de deelnemers stimuleren. Uit de publicatie ‘Kracht van Cultuur’ 2011 van het Nicis Instituut12 blijkt dat de inspanningen van cultuurscouts relatief onzichtbaar en dienstbaar zijn; maar wel geliefd. De functie is misschien niet zichtbaar, de resultaten echter wel. Met andere woorden: niet de cultuurscout staat voorop, maar de wijkbewoners en de kunstenaars. De functie Cultuurscout is vanaf 2009 organisatorisch ondergebracht bij De Kubus. De cultuurscout heeft sindsdien met bewoners en kunstenaars uit diverse wijken (Waterwijk, Landstrekenwijk, Atol) diverse kunstprojecten geïnitieerd, die hebben geresulteerd in verschillende presentaties waaronder: wijkmusicals en een wijkstripverhaal. Kenmerkend voor de activiteiten van de cultuurscout is dat aan de cultuurprojecten deelnemers participeren die daar normaal gesproken nooit zouden hebben gedaan. Bij sommige projecten is bij de voorbereiding of tijdens de uitvoering samengewerkt met werkers uit de buurt. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd.
Continuering incidentele subsidies voor wijkgerichte community art activiteiten Om in Lelystad de uitvoering van Community art projecten te stimuleren wordt aan de cultuurscout een werkbudget beschikbaar gestel voor projecten waarin professionele kunstenaars nauw samenwerken met specifieke groepen in de Lelystadse samenleving die op afstand staan van het meer reguliere kunstaanbod en kunstactiviteiten. Deze initiatieven worden gedragen door de culturele initiatiefnemers zelf. Als cofinanciering voor deze regeling wordt een deel van Geldstroom bkvb ingezet die de gemeente Lelystad van het rijk ontvangt. Dat betekent dat dit onderdeel van budget specifiek ingezet dient te worden voor beeldende community art activiteiten Het cultuurprogramma Brede School vormt geen onderdeel van het gemeentelijk cultuurbeleid, maar is onderdeel van het Onderwijsbeleid. De beleidsmaatregel wordt na 2012 aangepast: om te toetsen dat een project ook over voldoende maatschappelijk draagvlak beschikt, wordt bij de subsidieverlening voor community art de voorwaarde voor een minimale eigen inkomstenniveau van 25% ingevoerd.
12
De kracht van cultuur. Effectieve cultuurimpulsen in de wijk’, Nicis Instituut (2011)
17 Beleidsmaatregelen Cultuureducatie
Subsidiering Stichting CKC De Kubus Bij het Centrum voor Kunst en Cultuur De Kubus kunnen inwoners van Lelystad bij gekwalificeerde docenten diverse cursussen, lessen en workshops volgen voor muziek, dans, beeldende kunst en theater. De Kubus heeft daarvoor een kwaliteitskeurmerk ontvangen van de stichting Certificering Kunsteducatie & Amateurkunst. Tevens organiseert De Kubus jaarlijkse diverse culturele presentaties en manifestaties. De gemeente heeft een budgetrelatie met de Stichting De Kubus voor de prestaties voor het cursusaanbod, de dienstverlening in het onderwijs en het faciliteren van lokale amateurkunst. De uit te voeren prestaties worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente Lelystad en de Stichting De Kubus. Een bijzonder aandachtspunt voor de komende jaren is de functie die de stichting De Kubus zou kunnen vervullen ten behoeve van de verdere ontwikkeling van de amateurkunst en voor het realiseren van kunstactiviteiten in de wijken, bijvoorbeeld in het kader van community art en in de brede scholen. De beleidsmaatregel wordt na 2012 gecontinueerd, met de kanttekening dat de omvang van de subsidie wordt verminderd conform de gemeentelijke bezuinigingstaakstelling.
cultuureducatie in PO en VO Kunstzinnige oriëntatie is sinds 2009 een verplicht kerndoel in het primair onderwijs (PO). Een van de prioriteiten van het kabinet is de cultuureducatie. Het kabinet focust daarbij op het primair onderwijs omdat daar het fundament ligt voor de persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit die cultuur losmaakt. Het kabinet komt met een programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’. Het kiest daarin voor een nieuwe aanpak om een stevig fundament voor cultuureducatie te bieden. Er dient meer duidelijkheid te komen over wat er van scholen en culturele instellingen wordt verwacht op het gebied van cultuureducatie, bijvoorbeeld door het borgen van doorlopende leerlijnen. . De middelen die het rijk aan scholen beschikbaar stelt zullen worden ingezet via een zogeheten 'prestatiebox' binnen de lumpsum. Het ministerie OCW gaat de besteding van deze middelen laten monitoren door de onderwijsinspectie. De behoefte aan duidelijkheid betreft ook de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk, provincies en gemeenten. Daarvoor neemt het kabinet maatregelen die scholen en culturele instellingen in staat stellen de kwaliteit van cultuureducatie te versterken. Anderzijds heeft de verhoging van de btw- op de podiumkunsten naar 19% een prijsverhogend effect op de schoolvoorstellingen in de Agora en De Kubus. Ook het cultuurbeleidbeleid van de provincie Flevoland zal er toe leiden dat er op het terrein van cultuureducatie in het onderwijs een grote financiële verantwoordelijkheid bij de gemeenten komt te liggen. Beleid wordt aangepast. De toekomstige wijzigingen in verantwoordelijkheden van de overheden op het gebied van cultuureducatie in het Po en VO zullen tot gevolg hebben dat in de loop van 2013 – 2016 ook het gemeentelijk beleid op onderdelen dient te worden aangepast. Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid blijft dat het onderwijs een belangrijke omgeving vormt om met kunst en cultuur in contact te komen, dat geldt vooral voor kinderen voor wie kennismaking met kunst en cultuur nog steeds niet vanzelfsprekend is.
18 Beleidsmaatregelen Podiumkunsten
Subsidiering Stichting Agora. In 2007 is het nieuwe Agora theater in gebruik genomen. Met twee technisch goed geoutilleerde theaterzalen van respectievelijk 750 plaatsen en 200 plaatsen, biedt het nieuwe theater de inwoners en bezoekers de mogelijkheid om in Lelystad een breed aanbod van professionele voorstellingen (theater, muziek cabaret, musical, e.d. ) te bezoeken. De gemeente heeft een budgetrelatie met de Stichting Agora voor de door de stichting te leveren producten op het gebied van het aanbod aan professionele podiumkunsten en faciliteiten voor amateurkunst. De uit te voeren prestaties worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente Lelystad en de Stichting Agora. Het brede aanbod in het nieuwe theater in de grote zaal en kleine zaal blijkt een impuls te geven aan het culturele klimaat van Lelystad. De culturele programmering biedt differentiatie in aanbod van groot- en kleinschalige podiumkunsten zoals theater, dans, muziek, cabaret en overige podiumkunstvormen. Het totale podiumaanbod en culturele activiteiten zorgden in 2010 voor een nieuw record van meer dan 55.000 bezoekers. Op grond van de publieksrespons op het aanbod in de Agora, kan worden geconcludeerd dat de het Agora theater hard op weg is om een voorziening voor alle Lelystatters te worden. De beleidsmaatregel wordt na 2012 gecontinueerd, met de kanttekening dat de budgetsubsidie voor de stichting wordt verminderd conform de gemeentelijke bezuinigingstaakstelling.
Subsidiering popodium Underground Op basis van het nieuwe Bedrijfsplan uit 2008, heeft Underground zich ontwikkeld tot een lokaal en regionaal popodium. In Underground wordt het actuele en landelijke popaanbod wordt geprogrammeerd, waarin regionaal talent zich middels o.a. voorprogramma's aan een groter publiek kan presenteren. Daarnaast kunnen lokale band in Underground studio’s huren en eventueel begeleiding krijgen. De gemeente heeft een budgetrelatie met de Stichting De Kubus voor de door Underground te leveren popconcerten en overige activiteiten op het gebied van en faciliteren van lokale popinitiatieven. De uit te voeren prestaties worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente Lelystad en de Stichting De Kubus. De beleidsmaatregel wordt na 2012 gecontinueerd, met de kanttekening dat de budgetsubsidie voor Underground wordt verminderd conform de gemeentelijke bezuinigingstaakstelling. Het budget voor Underground wordt in de gemeentebegroting ondergebracht bij de post cultuurbeleid.
Structureel subsidiebudget voor subsidie voor (kleinschalige) professionele podiumkunsten op bijzondere locaties. Op basis van dit budget is het mogelijk om het aanbod aan professionele podiumkunsten te verbreden met verschillende concerten en theaterproductie. Jaarlijks worden tussen 7 – 10 projecten gehonoreerd. De locaties waar deze uitvoeringen plaatsvonden waren onder meer: het Natuurpark, het stadshart, het stadhuis, in het buitengebied en in verschillende wijken. Vanwege het bijzondere karakter van dit soort voorstellingen, vormen locatieproducties een interessante aanvulling op het reguliere programma in de reguliere podia Het gebruik van de locaties heeft ook een drempelverlagend effect, wat betekent dat op deze wijze ook doelgroepen worden bereikt waarvoor het niet vanzelfsprekend is om een theater te bezoeken. De beleidsmaatregel wordt na 2012 aangepast.
19 •
Om te toetsen dat een project ook over voldoende maatschappelijk draagvlak beschikt, wordt bij de subsidieverlening van projecten een minimale eigen inkomstenniveau van 25% ingevoerd.
•
10% van het budget wordt gereserveerd voor nieuwe aanvragen. Hierbij wordt geen eigen inkomsteneis gehanteerd.
•
Voor de aanvraag van projectsubsidies worden twee halfjaarlijkse termijnen gehanteerd.
Beleidsmaatregelen Beeldende kunsten
Subsidieregeling projecten beeldende kunst en vormgeving De regelingvoor voorziet in het verstrekken van projectsubsidies voor projecten. Er worden geen exploitatiesubsidies verleend. Jaarlijks worden tussen 10 –15 beeldende kunstprojecten gehonoreerd. De beleidsmaatregel wordt na 2012 aangepast;
•
Om te toetsen dat een project ook over voldoende maatschappelijk draagvlak beschikt, wordt bij de subsidieverlening van projecten een minimale eigen inkomstenniveau van 25% ingevoerd.
•
Minimaal 10% van het budget wordt gereserveerd voor nieuwe aanvragers. Hierbij wordt geen eigen inkomsteneis gehanteerd.
•
Voor de aanvraag van projectsubsidies worden twee halfjaarlijkse termijnen gehanteerd.
Werk en presentatievoorzieningen voor beeldend kunstenaars en vormgevers Vanwege het onderaanbod aan adequate en betaalbare accommodaties blijkt het niet eenvoudig om dit beleid te implementeren. Dit neemt niet weg dat de beleidsdoelstelling nog steeds actueel is en volop naar uitvoering wordt gestreefd. De inhoudelijke en/of organisatorische samenwerking met andere organisaties op het gebied van de beeldende kunst wordt hierbij gestimuleerd. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd. Het budget voor dit beleid is afkomstig uit de landelijke regeling Geldstroom BKVB van het rijk. Deze regeling wordt ook na 2012 door het Rijk gecontinueerd. De middelen kunnen daardoor alleen voor beeldend kunstbeleid wordt ingezet.
Kunstuitleen Omdat wij het van belang vinden dat de inwoners van Lelystad in de gelegenheid worden gesteld om via de kunstuitleen ook thuis (tijdelijk) beeldende kunst te ervaren, ontvangt de stichting Kunstuitleen Flevoland subsidie voor de kunstuitleenfunctie. De huidige subsidie voor de kunstuitleen dekt echter alleen de huisvestingslasten. Omdat de collectie beperkt is en zich weinig vernieuwd, verliest de kunstuitleen op ten duur zijn aantrekkelijkheid voor de gebruikers. Om de maatschappelijke functie goed uit te kunnen oefenen is een wisselende collectie een voorwaarde. De inhoudelijke en/of organisatorische samenwerking met andere organisaties op het gebied van de beeldende kunst wordt hierbij gestimuleerd. Het beleid wordt na 2012 aangepast; waarbij de subsidie aan de kunstuitleen t.b.v. de verbreding van de collectie wordt verhoogd, onder voorwaarde dat het aantal leden in 2016 met minimaal 50% is toegenomen.
Exposities in het stadhuis
20 Tot aan de verbouwing organiseerde de Stichting Kunstuitleen Flevoland openbare exposities in de hal van het Stadhuis. Met deze exposities wordt aan de bezoekers aan het Stadhuis op een toegankelijke wijze inzicht gegeven in de ontwikkelingen in de beeldende kunst in Nederland. Omdat wij het van belang vinden dat de inwoners van Lelystad op een laagdrempelige wijze in de gelegenheid worden gesteld om via de exposities in het stadhuis kennis te nemen met een breed spectrum van beeldende kunst, wordt het beleid na 2012 aangepast: bij de programmering van de exposities in het stadhuis zal ook structureel aandacht zijn voor de presentatie van amateurkunst.
Betere spreiding beeldende kunst in de openbare ruimte over de stad Beeldende kunst in de openbare ruimte heeft in onze gemeente een belangrijk functie bij het bevorderen van een aantrekkelijk leefklimaat. Tijdens de RIJP periode is veel aandacht besteed aan plaatsing aan kunst in de openbare ruimte. In latere perioden ontbraken daar de middelen of de aandacht voor. Dit heeft ertoe geleid dat de spreiding van kunst in de openbare ruimte onevenredig is. In de oudere wijken staat relatief veel kunst, terwijl in de jongere wijken het kunstaanbod gering is. Bij een aantal bestaande kunstwerken is de omgeving in de loop der jaren zo gewijzigd dat het kunstwerk op de locatie niet meer volledig tot recht komt. Indien mogelijk zullen we kijken of in dat geval een kunstwerk kan worden verplaatst naar een nieuwe locatie waar het kunstwerk wel tot zijn recht komt. Hierbij gaat een voorkeur uit voor verplaatsing naar de wijken met weinig kunstwerken. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd.
Onderhoudsprogramma gemeentelijke collectie In de auteurswet van 1912 is vastgelegd dat eigenaren van een kunstwerk de verplichting hebben dit werk naar behoren te beheren, te onderhouden en waar nodig te restaureren. Als eigenaar van een groot aantal kunstwerken draagt dus ook de gemeente deze verantwoordelijkheid. Daarnaast is het bij enkele kunstwerken(o.a. de Zuil van Lely) voor de openbare veiligheid noodzakelijk dat de constructie van de werken periodiek worden geïnspecteerd. Voor de gemeentelijke kunstcollectie in de openbare ruimte is in samenwerking met externe deskundigen een meerjarig onderhoud- en inspectieprogramma opgesteld. Dit onderhoudsprogramma wordt in 2009 - 2012 gecontinueerd. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd.
Implementatie Warandewijzer De gemeente Lelystad heeft zich ten doel gesteld om te groeien naar een bevolkingsaantal van 80.000 inwoners. Deze groei dient vooral plaats te vinden in uitbreidingslocaties, in het bijzonder Warande. De ambities en beelden voor Warande zijn in 2003 uitgewerkt in het 'Omgevingsplan voor Lelystad-Zuid'. In het Ontwikkelingsplan is aandacht voor de beeldkwaliteit die voor Warande wordt geambieerd. De toepassing van kunst heeft aldus het Ontwikkelingsplan een meerwaarde voor beleving en herkenning en identiteit. De gemeente heeft buro MA.AN uit Rotterdam gevraagd voor Warande een beeldend masterplan te maken. De ‘Warandewijzer’ (2007) is daarvan het resultaat. In de ‘Warandewijzer’ wordt op deze continuïteit ingespeeld door bij voorhand geen concrete kunstopgaven voor specifieke locaties in Warande te benoemen, maar bewust ruimte te bieden aan en gebruik te maken van de ontwikkeling die Warande als uitbreidingslocatie de komende jaren door gaat maken. De uitwerking van enkele zogeheten ‘observaties’ en van kunsttoepassingen in de verschillende ontwikkelingsstadia van de Warande, zijn vervolgens niet alleen vanuit een culturele optiek zeer interessant te noemen, maar hebben ook de potentie bij te dragen aan de promotie van het gebied (branding) als een hoogwaardig gebied en een bijzondere woonlocatie voor de beoogde bewoners afkomstig buiten Lelystad. Om de Warandewijzer tot uitvoering te brengen heeft de stichting De Barak de opdracht gekregen om voor Warande culturele activiteiten te ontwikkelen. Deze opdracht heeft ertoe geleid dat in de afgelopen jaren culturele interventies zijn ontwikkeld die aansluiten bij de ontwikkeling van Warande als nieuwe woonwijk; o.a. het programma ‘Op jacht naar geluk’. De inhoudelijke en/of organisatorische samenwerking met andere organisaties op het gebied van de beeldende kunst wordt hierbij gestimuleerd.
21 Vanwege de technisch slechte staat van de opstal op de boerderijkavel aan de Buizerdweg was het niet meer mogelijk om de locatie in te richten als een permanente culturele broedplaats voor Warande. Uiteindelijk is een alternatief gevonden door de Stichting De Barak een tijdelijke productiekantoorruimte te bieden in de tijdelijke infowoning in Warande. Het beleid wordt aangepast; Voor de uitvoering van Warandewijzer wordt in 2013 –n 2016 wederom een budget gereserveerd. Het budget voor dit beleid is afkomstig uit de regeling Geldstroom BKVB van het rijk. Deze regeling wordt ook na 2012 door het Rijk gecontinueerd. Deze middelen kunnen alleen voor beeldend kunstbeleid wordt ingezet.
Bijzondere manifestaties op wisselende locaties. De gemeente Almere heeft in 2009 besloten om de middelen vanuit de Geldstroom BKVB niet meer in te zetten voor het Centrum beeldende kunst Flevoland, maar het volledig in te zetten voor de activiteiten van de stichting Corrosia in Almere-haven. Het budget dat de gemeente Lelystad voor het CBK had gereserveerd was te beperkt om een provinciaal CBK te kunnen continueren. Op grond van een onderzoek dat de Stichting Corrosia in 2009 heeft uitgevoerd naar het beeldende kunstklimaat in Lelystad, is besloten dit budget in te zetten ten behoeve van tijdelijke beeldende kunstmanifestaties of tentoonstellingen op wisselende locaties in Lelystad. De inhoudelijke en/of organisatorische samenwerking met andere organisaties op het gebied van de beeldende kunst wordt hierbij gestimuleerd. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd. Het budget voor dit beleid is afkomstig uit de regeling Geldstroom BKVB van het rijk. Deze regeling wordt ook na 2012 door het Rijk gecontinueerd. De middelen kunnen daardoor alleen voor beeldend kunstbeleid wordt ingezet.
Onderzoek naar structurele financiering voor beeldende kunst in de openbare ruimte Beeldende kunst in de openbare ruimte zorgt niet alleen voor versterking van de visuele kwaliteit van een gebied. Het draagt ook bij aan de eigen identiteit van een stad. Zie de plaatsing van De zuil van Lely van Hans van Houwelingen, als icoon voor het centrum van de stad. Met het oog op de kwalitatieve ontwikkeling van onze stad vinden wij het van belang om deze bijdrage aan de openbare ruimte een structureel karakter te geven. Door de Rijksdienst IJsselmeerpolders werd met de 1%-regeling, waarbij een procent van de bouwkosten van rijksgebouwen werd gereserveerd voor beeldende kunst, de basis gelegd voor een kwalitatief hoogwaardige collectie kunstwerken in de openbare ruimte. De 1% -regeling is al jaren geleden vanuit bezuinigingsmotieven afgeschaft. In de cultuurnotaperiode gaan we onderzoeken of er mogelijkheden er zijn om wederom middelen vrij te maken voor een structurele toepassing van kunst in de openbare ruimte. Het beleid wordt niet gecontinueerd. Vanwege de actuele financiële situatie van de gemeente is er binnen een afzienbare tijd in de gemeentebegroting geen ruimte is de 1%regeling weer mogelijk te maken. Pas wanneer weer zicht is op een gewijzigde financiële situatie, worden de mogelijkheden tot uitvoering weer nader onderzocht.
Programma Kunst op rotondes Vanuit het project Hoofdwegennet is het idee ontwikkeld het middenterrein van rotonden op de Hoofdwegen in te vullen door middel van kunstuitingen. Deze kunstuitingen komen, mede naar aanleiding van belangstelling uit ondernemerskringen, in aanmerking voor sponsoring. De verwachting is dat deze kunstuitingen op het hoofdwegennet een positief effect hebben op de uitstraling van Lelystad. Er wordt een meerwaarde gecreëerd voor Lelystad; de herkenbaarheid van de stad wordt uitgebreid, de plaatsbepaling binnen de stad duidelijker en er wordt een bijdrage geleverd aan vergroting van de uitstraling in de ruimtelijke invulling, binnen de stedelijke omgeving. Sponsoring van kunstuitingen op rotonden is voor het bedrijfsleven een mogelijkheid om haar betrokkenheid bij de samenleving en Lelystad in het bijzonder te tonen. Vanwege de veranderde economische situatie is er vanuit de particuliere sector geen belangstelling om in het programma te participeren. Vanuit het project Hoofdwegennet zijn
22 geen middelen meer beschikbaar om op de betreffende rotondes kunstwerken te plaatsen. Dit geldt ook voor het gemeentelijk cultuurbeleid. Het programma wordt beëindigd. Pas wanneer weer zicht is op een gewijzigde financiële situatie, worden de mogelijkheden tot uitvoering weer nader onderzocht.
Aankoopbudget gemeentelijke collectie In 2009 en 2010 zijn vanwege de renovatie van het stadhuis slechts in zeer beperkte mate kunstaankopen gedaan. In het gerenoveerde stadhuis is het minder goed mogelijk om kunstwerken op te hangen. Om die reden is besloten om de gemeentelijke kunstcollectie grotendeels af te stoten. Toch kan het voorkomen dat het om representatieve overwegingen gewenst is dat de gemeente een kunstwerk verwerft. Om die reden is het gewenst om een aankoopbudget beschikbaar te houden De beleidsmaatregel wordt vanaf 2012 aangepast; het jaarlijkse aankoopbudget wordt gehalveerd tot € 2.500,00. Het resterende budget wordt ingezet voor uitbreiding van de cocollectie kunstuitleen.
Beleidsmaatregelen Bibliotheekwerk/Letteren 1. Subsidiering Stichting FlevoMeer Bibliotheek De gemeente ziet het als haar maatschappelijke verantwoordelijkheid dat de inwoners van Lelystad kunnen beschikken over een goede en moderne bibliotheekvoorziening waar burgers met hun kennis- en informatievragen terecht kunnen en kennis kunnen nemen van een adequaat aanbod van op media vastgelegde cultuur en informatie. De nieuwe bibliotheekaccommodatie heeft in het stadshart ook een belangrijke inloop- en ontmoetingsfunctie gekregen. De gemeente heeft een budgetrelatie met de Stichting FlevoMeer Bibliotheek voor wat betreft de door de stichting te leveren producten op het gebied van het openbare bibliotheekwerk vanuit de locatie (front-Office) in Lelystad. De uit te voeren prestaties van de openbare bibliotheek worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente Lelystad en de Stichting FlevoMeer Bibliotheek. De nieuwe bibliotheekaccommodatie in het stadscentrum heeft een gunstig effect gehad op de maatschappelijke functie van de bibliotheek. Dit is vooral te zien bij de stijging van het lidmaatschapspercentage. Ondanks alle inspanningen bleef dit percentage tot 2009 met 22% onder het landelijk gemiddelde voor steden met een vergelijkbare omvang. In 2010 is dit percentage gestegen naar bijna 25,8%, waarmee het landelijk gemiddelde ruim wordt gehaald. Het ledenaantal is overigens slechts een beperkte indicator voor het gebruik van de openbare bibliotheek. Het aantal bezoekers aan de bibliotheek is ook aan relevante indicator. Dit aantal stijgt ook. In 2010 steeg het aantal fysieke bezoeken aan de bibliotheek met bijna 50.000 naar 382.490 bezoeken. Voorts blijkt uit de cultuurpeiling 2011 dat 52% van de inwoners gebruik maakt van de bibliotheek. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd, met de kanttekening dat de budgetsubsidie voor de stichting conform de gemeentelijke bezuinigingstaakstelling wordt verminderd.
Clickpunt/Digitaal trapveld In februari 2001 startte met het project Clickpunt een digitaal trapveld in Lelystad. Het digitaal trapveld is bedoeld om bewoners van de GSB-aandachtswijken in staat te stellen kennis te nemen van en vaardigheden op te doen met informatie- en communicatietechnologie.
23 In verband met de gemeentelijke bezuinigingen is vanaf 2011 de subsidie aan de FlevoMeer Bibliotheek voor de Clickpunten beëindigd. De bibliotheek blijft in de Clickpunten nog wel cursussen aanbieden. Deze worden vanuit het reguliere bibliotheekbudget vraaggericht georganiseerd. Voor de open-inloopuren en het beheer van de Clickpunten in de Boswijk, Zuiderzeewijk en Atol, is in samenwerking met het buurthuis De Brink en Stichting Welzijn een ander model ontwikkeld. Het beleid wordt na 2012 niet gecontinueerd.
Subsidies festivals en manifestaties Lelystad heeft enkele literaire festivals op locatie die uniek zijn voor Nederland. Sunsation is qua omvang zelfs het tweede poëziefestival van Nederland. Het tijdstip en de locatie het landschapskunstwerk van Robert Morris -, draagt bij aan het bijzondere karakter. Dit geldt ook voor de Nationale Stadsdichtersdag dat zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld tot een bijzonder evenement, waarbij bezoekers tevens kennis maken met bijzondere locaties in de stad. Het beleid om beide manifestaties te subsidiëren wordt ook na 2012 aangepast;
•
om te toetsen dat een project over voldoende maatschappelijk draagvlak beschikt, wordt de voorwaarde voor een minimale eigen inkomstenniveau van 25% ingevoerd.
•
Minimaal 10% van het budget wordt gereserveerd voor nieuwe aanvragers. Hierbij wordt geen eigen inkomsteneis gehanteerd.
•
Voor de aanvraag van projectsubsidies worden twee halfjaarlijkse termijnen gehanteerd.
Stadsdichter In 2005 heeft het college voor de eerste maal besloten om een Stadsdichter voor Lelystad te benoemen. De stadsdichter heeft als taak om in deze periode jaarlijks zes gedichten te schrijven naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen in de stad. Deze gedichten worden in elk geval geplaatst in publicaties van de gemeenten. Op grond van de ervaringen die sindsdien met het fenomeen 'Stadsdichter' zijn opgedaan wordt het beleid gecontinueerd.
Beleidsmaatregelen Audiovisueel
Budgetsubsidie bijzonder filmaanbod De Stichting Filmtheater Lelystad organiseert onder de naam Cine Utopia vanaf 2004 een tweewekelijks filmtheateraanbod in Lelystad als aanvulling op het brede commerciële filmaanbod in de bioscoop. De stichting werkt daarbij samen met de Utopolis bioscoop in Lelystad. Op grond van de toenemende bezoekcijfers blijkt het filmtheater Cine Utopia in een behoefte te voorzien. In 2010 is in opdracht van Stichting Filmtheater Lelystad door bureau Gerard Bunnink Cinema en Cultuur Consultancy (GBCCC) een verkennend scenarioonderzoek uitgevoerd. De belangrijkste constatering uit het GBCCC-rapport is dat een zelfstandig filmtheater met een eigen accommodatie en een eigen bedrijfsvoering in Lelystad niet haalbaar is. Daarvoor ontbreekt het aan publiekspotentieel en draagvlak. Dat betekent dat Stichting Filmtheater Lelystad permanent is aangewezen op een sterke samenwerkingspartner dat idealiter beschikt over een goed toegeruste zaal met een eigen, herkenbare uitstraling en met een sfeervolle ruimte voor ontmoeting voor en na de filmvoorstellingen. De beleidsmaatregel wordt na 2012 gecontinueerd. Waar mogelijk wordt hierbij ingespeeld op ontwikkelingen van een nieuwe bioscoopvoorziening in het stadshart.
Budgetsubsidie Stichting Radio Lelystad
24 Stichting Radio Lelystad verzorgt als vrijwilligersorganisatie verschillende radioprogramma’s, een internetsite en aanvullende media-uitingen. Radio Lelystad voorziet hierbij in een behoefte. Ongeveer 43% van inwoners van Lelystad luistert wel eens naar de uitzendingen Bij haar programmering werkt Radio Lelystad mee of biedt ondersteuning aan verschillende lokale activiteiten en evenementen. Met haar informatieve programma’s heeft Radio Lelystad een intermediairfunctie tussen de bevolking en het lokale stichting- en verenigingsleven, met maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en de overheid. Op grond van de zendtijdtoewijzing door Commissariaat voor de Media, ligt bij de gemeente de wettelijke zorgplicht om de continuïteit van lokale omroep te waarborgen. Nader onderzoek zal moeten bepalen of en in welke mate de investeringen in de hardware noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de lokale omroep in Lelystad. De beleidsmaatregel wordt na 2012 gecontinueerd.
Budgetsubsidie Stichting Regionale Programmaraad Zuid-Oost Flevoland In het kader van de Mediawet dient de gemeente Lelystad te beschikken over een Regionale Programmaraad dat advies uitbrengt over de samenstelling van het zenderpakket op de kabel. De Regionale Programmaraad Zuid-Oost Flevoland bestaat uit twaalf onafhankelijke leden uit de gemeenten Lelystad, Almere, Dronten en Zeewolde, met een brede vertegenwoordiging van de lokale samenleving. De Regionale Programmaraad Zuid-Oost Flevoland brengt advies uit over het standaardpakket voor het televisie- en radioaanbod van de kabelaanbieder UPC. Lelystad is in de raad vertegenwoordigd met vier leden die worden benoemd door de gemeenteraad. Door de deelnemende gemeenten wordt naar ratio voorzien in een bijdrage in de kosten van de programmaraad Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd. In overleg met de andere gemeenten wordt gekeken naar een actualisering van de jaarlijkse bijdrage.13
Beleidsmaatregelen Cultureel Erfgoed
Onderzoek effecten gemeentelijke monumenten. Voorafgaand aan het opstellen van een gemeentelijke monumentenlijst,wordt aan de hand van acht gebouwen en complexen in kaart gebracht wat de financiële en ruimtelijke consequenties zijn van een gemeentelijke monumentenlijst. De invoering van ondermeer de WABO heeft ertoe geleid dat binnen de gemeentelijke organisatie geen capaciteit voorhanden was om binnen het beoogde tijdsbestek dit onderzoek volledig ui te voeren. Het onderzoek wordt daarom voortgezet.
Gemeentelijke monumentenverordening en monumentencommissie Op grond van een op handen zijnde wijziging van de Monumentenwet 1988, dienen gemeenten vanaf 1 januari 2009 te beschikken over een gemeentelijke monumentenverordening en een onafhankelijke monumentencommissie. In 2009 is de gemeentelijke erfgoedverordening vastgestel en in 2010 is de gemeentelijke erfgoedcommissie benoemd. Het beleid wordt na 2012 gecontinueerd.
Projectsubsidies Cultureel erfgoed De groeiende aandacht voor de aanwezigheid voor cultuurhistorische elementen in Lelystad heeft ertoe geleid dat sinds enkele jaren ook in Lelystad een de open monumentendag wordt georganiseerd.
13
Vanwege ontwikkelingen op het gebied van digitaal aanbod, worden momenteel op rijksniveau voorstellen ontwikkeld om het verplichte televisie- en radioaanbod op de kabel te verbreden. De functie van de programmaraden zou daarmee op termijn kunnen komen te vervallen.
25 Het beleid na 2012 aangepast; Vanuit het budget voor het cultureel erfgoed wordt daarom de mogelijkheid gecreëerd om ook voor manifestaties op het terrein van cultureel erfgoed projectsubsidies te verlenen. Om te toetsen dat een project over voldoende maatschappelijk draagvlak beschikt, wordt de voorwaarde voor een minimale eigen inkomstenniveau van 25% ingevoerd.
gemeentelijk archeologiebeleid Archeologiebeleid vormt geen onderdeel van het cultuurbeleid, maar is op grond van het Verdrag van Malta in eerste plaats onderdeel van ruimtelijk beleid.
26 Overzicht Beleidsmaatregelen per beleidsveld Beleidsveld
Beleidmaatregelen
Amateurkunsten Subsidie projectsubsidies voor amateurkunstuitvoeringen Subsidie deskundigheidsbevordering Subsidie aanpassing accommodatie
Wordt aangepast Wordt aangepast Wordt aangepast
Ondersteuning Intendant amateurkunst
Wordt gecontinueerd
Overig Beschikbaarheid Kubus, Agora, Underground Stimulering specifieke doelgroepen
Wordt gecontinueerd Wordt niet gecontinueerd
Subsidies Cultuurscout Projectsubsidies community art activiteiten
Wordt gecontinueerd Wordt aangepast
Subsidies Subsidie Stichting CKC De Kubus Cultuureducatie in Po en VO
Wordt gecontinueerd Wordt aangepast
Subsidies Subsidie Stichting Agora Subsidie poppodium Underground Projectsubsidie podiumkunst bijzondere locaties
Wordt gecontinueerd Wordt gecontinueerd Wordt aangepast
Community Art
Podiumkunsten
- Clickpunt Beeldende kunsten
Bibliotheekwerk/Letteren
Subsidies Projectsubsidies beeldende kunst en vormgeving Subsidie werk- en presentatievoorzieningen Subsidie Stichting Kunstuitleen Flevoland Budget bk manifestaties op bijzondere locaties
Wordt aangepast Wordt gecontinueerd Wordt aangepast Wordt gecontinueerd
Overig Exposities stadhuis Aankoopbudget gemeentelijke collectie Onderhoud kunstwerken openbare ruimte Betere spreiding kunstwerken openbare ruimte Onderzoek financiering kunst openbare ruimte Programma kunst op rotondes Voorziening culturele broedplaats Warande Implementatie Warandewijzer
Wordt aangepast Wordt aangepast Wordt gecontinueerd Wordt gecontinueerd Wordt niet gecontinueerd Wordt niet gecontinueerd Wordt niet gecontinueerd Wordt gecontinueerd
Subsidies Subsidie Stichting FlevoMeer Bibliotheek Projectsubsidies literaire festivals en manifestaties
Wordt gecontinueerd Wordt aangepast
Overig Stadsdichter Clickpunt/Digitaal trapveld
Wordt gecontinueerd Wordt niet gecontinueerd
Subsidies Subsidie tbv bijzonder filmaanbod Subsidie Stichting Radio Lelystad Bijdrage Stichting Regionale programmaraad
Wordt gecontinueerd Wordt gecontinueerd Word gecontinueerd
Audiovisueel
Cultureel erfgoed Financieel kader
Onderzoek effecten gemeentelijke monumenten Gemeentelijke erfgoedcommissie Projectsubsidies Cultureel erfgoed
Conform meerjarenbegroting 2013 - 2016
Wordt gecontinueerd Wordt gecontinueerd Wordt aangepast Wordt gecontinueerd
27
Bijlage 1 Impressie Cultuurmeeting 28 november 2011 Op uitnodiging van de gemeente Lelystad, kwam op maandagavond 28 november 2011 een brede vertegenwoordig van het culturele veld naar Poppodium Underground. Ongeveer 35 personen van professionele en vrijwilligersorganisaties waren aanwezig om aan de hand van de Discussienotitie met elkaar van gedachten te wisselen over het gemeentelijk cultuurbeleid voor de periode 2013 – 2016. Na een kort woord van welkom door wethouder Fackeldey, waarbij ook werd stilgestaan bij het overlijden van de voormalige directeur van de Agora, Ruud Neerings, werden de deelnemers aan de hand van de medewerkers van ‘Ja-Maar’ meegenomen in het zogeheten Omdenken. Het Omdenken staat tegenover het Vastdenken; de manier van denken waarbij problemen alsmaar groter worden. Het Omdenken is juist een denktechniek om problemen te veranderen in mogelijkheden. Stellingen Na deze interventie, die er onder meer toe leidde dat de deelnemers aan de meeting hun gedachten los hadden gemaakt en mentaal in stelling waren gebracht om constructief te discussiëren, werd in verschillende groepen aan de hand van de volgende stellingen het gemeentelijk cultuurbeleid besproken. De discussie over de stellingen leverden een aantal relevante conclusies op. Het gemeentelijk cultuurbeleid beperkt zich tot die cultuuruitingen die zonder gemeentelijke steun niet tot stand zouden komen. Maar wat zonder gemeentelijke steun tot stand komt, is niet per definitie onbelangrijk voor de Lelystadse samenleving. Mee oneens
-3-
-2
-1
0
1
2
3
mee eens
De meeste deelnemers waren het hier mee eens. Er werd opgemerkt dat het gemeentelijk beleid zich niet zou moeten beperken tot de gesubsidieerde cultuuruitingen. Het beleid kan ook goede voorwaarden creëren waardoor ook niet gesubsidieerde activiteiten worden gestimuleerd. Bijvoorbeeld door ook netwerkvorming te stimuleren, initiatieven koppelen en de promotie van lokale cultuuractiviteiten te ondersteunen. Innovatie is het basisprincipe voor cultuurbeleid. Stilstaand water rot snel. In gemeentelijk cultuurbeleid moet altijd ruimte worden gemaakt voor nieuwe ontwikkelingen, ook als dit betekent dat van iets vertrouwds afscheid wordt genomen. Mee oneens
-3-
-2
-1
0
1
2
3
mee eens
Ook deze stelling werd positief gewaardeerd. Nieuwe initiatieven moeten een kans krijgen, bijvoorbeeld door een bepaalde deel van het jaarlijkse subsidiebudget te reserveren voor nieuwe aanvragers (opstartsubsidie). Anderzijds is het ook de uitdaging voor bestaande instellingen om hun activiteiten en projecten constant te toetsen aan veranderingen in hun omgeving en te blijven innoveren. Maar er dient in het beleid ook aandacht te blijven voor traditie, bewezen kwaliteit en waardering bij het publiek. De overheid maakt geen cultuur, het zijn mensen die cultuur maken. Niet de ‘culture of asking’, maar zelf de mogelijkheden creëren is de belangrijkste drijfveer in het culturele klimaat in Lelystad. Mee oneens
-3-
-2
-1
0
1
2
3
mee eens
De score lag hier ook aan de rechterzijde van de schaal. Het initiatief ligt primair bij de mensen. Dit moeten ook in de eerste plaats zelf zoeken naar de mogelijkheden (materieel, financieel) om hun ideeën uit te kunnen voeren. Maar ondersteuning/facilitering van professionele kunstenaars en amateurs vanuit de gemeente is uiteindelijk nog wel nodig, mede omdat sponsormogelijkheden of andere vormen van private financiering in Lelystad zeer beperkt zijn. Cultuurdeelname biedt bijzondere en betekenisvolle ervaringen die boven het dagelijkse bestaan uitstijgen. Daar moet iedereen toegang tot blijven krijgen. Stimulering cultuurdeelname bij inwoners dient in het beleid prioriteit te krijgen boven handhaving cultureel voorzieningenniveau. Mee oneens
-3-
-2
-1
0
1
2
3
mee eens
28 Vanwege de onderlinge correlatie werd bij de discussie over deze stelling in de regel ook de volgende stelling ook meegenomen. Beide stellingen scoorden vooral hoog halverwege de schaal. Dit gaf al aan dat er niet echt een keuze kon worden gemaakt; het een kan niet zonder de ander; er moet een balans zijn tussen het beleid dat zich richt op het actief beoefenen van cultuur en beleid gericht op het ondergaan van cultuur. In de discussie werd onder meer gewezen op de verandering bij wijze waarop met name jongeren met cultuuruitingen omgaan. De invloed van internet en sociale media doet zich hierbij gelden. Het beleid van de gemeente en de instellingen moet hierop inspelen om ook deze groep te kunnen bereiken. Bijvoorbeeld door bij de culturele instellingen mogelijkheden te creëren voor de maatschappelijke stage die leerlingen in het VO moeten gaan doen. Omdat de gemeente zich hiermee naar buiten toe kan onderscheiden als aantrekkelijke woon- en leefstad, moet handhaving van het culturele voorzieningenniveau in het beleid prioriteit krijgen boven stimulering cultuurdeelname. Mee oneens
-3-
-2
-1
0
1
2
3
mee eens
Zie de vorige stelling Bij bezuinigingen op cultuur moet de gemeente een goed overwogen keuze en geen algemene bezuinigingsmaatregel nemen. Voor een vitaal cultuurklimaat is het : “Beter to kill one, than cripple all”. Mee oneens -3-2 -1 0 1 2 3 mee eens Hoewel met deze stelling een gevoelig punt werd besproken, stond de meerderheid van de aanwezigen wel achter de stelling. De kaasschaaf kan wel bij kleine bezuinigingen, maar bij substantiële bezuinigingen moeten er keuzes gemaakt worden, anders wordt de hele culturele infrastructuur zwakker. Opgemerkt werd dat de gemeente hierbij de dialoog met het culturele veld moet aangaan om deze keuzes samen te bespreken: er is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het culturele klimaat van de stad. Geen besluit van bovenaf. Tevens moet gekeken worden of de verantwoordelijkheid voor de lokale culturele infrastructuur ook met andere gemeenten kan worden gedeeld door bepaalde culturele functies te regionaliseren. Beleidsmaatregelen De deelnemers werd ook gevraagd om aan te geven welke beleidsmaatregel • In de definitieve nota moet worden toegevoegd: • In de definitieve nota moet worden aangepast: • In de definitieve nota moet worden beëindigd: Dit leverde de volgende oogst op: Culturele projecten specifiek voor Lelystadse scholen op maat faciliteren; Het uitvoeren van de landelijke geldstroom beeldende kunst meer gericht in zetten en niet verdelen over 3 – 4 organisaties; Exposities in het stadhuis uitbreiden naar andere locaties zoals cafe’s, bibliotheek; Financiële ondersteuning voor traditionele evenementen zoals Koninginnedag; Budget reserveren voor nieuwe initiatieven en hier doelstelling aan koppelen: prestatielevering en doelbereiking; Cultuureducatie in PO en VO overeind houden met transparantie tussen gemeentelijke en provinciale taken; Projectsubsidie amateurkunst; Netwerkvorming stimuleren, uitdagen om verbindingen aan te gaan; Dag van het Park; Samenwerking culturele instellingen stimuleren door projectmatige subsidie te verlenen voor gemeenschappelijke activiteiten/evenementen Stadsgedichten op gebouwen
Koppel subsidie voor evenementen aan deelname amateurkunstverenigingen; Verbindingen leggen tussen de maatregelen met betrekking tot exposities in stadhuis, Corrosia e.d.; Expositie in stadhuis verplaatsen naar voormalig postkantoor; Intermediair tussen burgers, verenigingen, instellingen en sponsors; Er zijn al veel evenementen, maar zijn ze ook voor iedereen?
29
Waarom gebruik maken van Corrosia (Almere-haven), Is er geen (kleinschalig initiatief) uit Lelystad? Koppelsubsidie tussen professioneel en amateurs (voorbeeld Uitgast) Aanvraagtermijn subsidie loskoppelen van kalender/begrotingsjaar; Na verdwijnen Cultuurkaart voor het VO, specifieke beleid voor cultuureducatie in het VO Is er nog wel behoefte aan kunstuitleen? Waarom subsidie omhoog? Waarom pas in 2016 stijging van het aantal leden toetsen?d met (
30 Bijlage 2 LelystadsGeluiden Cultuur 2011’, Cultuurpeiling 2011
INLEIDING Voor u ziet u de rapportage ‘LelystadsGeluiden Cultuur 2011’. De uitkomsten in dit onderzoek zijn gebaseerd op een cultuuronderzoek onder Lelystedelingen, gehouden in mei en juni 2011. Het is om twee redenen uitgevoerd. Als eerste als onderdeel van de evaluatie en doeltreffendheid van de huidige cultuurnota (2009-2012). Ten tweede dienen de uitkomsten van dit onderzoek als input voor de nieuwe cultuurnota. Aan het onderzoek hebben in totaal 1.560 inwoners meegedaan. Hiervan waren 1.222 personen lid van het LelyStadsPanel. De overige 338 personen hebben gereageerd op een vragenlijst die is verstuurd aan een steekproef onder 1.500 inwoners tussen 18 en 79 jaar14. De vragen in de enquête zijn grotendeels een herhaling van de cultuuronderzoeken gehouden in 2004 en 2007. Bij het opstellen van de vragenlijst is toen rekening gehouden met de landelijke richtlijnen voor cultuuronderzoek gevolgd (RCO). CULTURELE VOORSTELLINGEN Bezoek aan podiumkunsten In de twaalf maanden voorafgaand aan de cultuurpeiling heeft 71% van de inwoners van Lelystad een of meer podiumkunst(en) bezocht15. Dit percentage is vrijwel gelijk gebleven aan 2007 (70%). Dit houdt in dat groep ‘niet-bezoekers’ ook ongeveer even groot is als in 2007. Tabel 1: Aantal keer bezoek podiumkunst in (%)
2007 2011
1
2-3
4-11
12+
15 11
21 17
26 28
8 10
Onbe- Totaal kend 70 2516 71
In tabel 1 staat de frequentie van het podiumbezoek afgebeeld. Helaas is van 25% van de respondenten in 2011 onbekend gebleven hoe vaak zij een podiumkunst bezochten3. Inwoners die een podiumkunst bezochten deden dit gemiddeld 8 keer in het onderzoek van 2011. In 2007 lag het gemiddelde bezoek op 6 voorstellingen. Er lijkt sprake te zijn van een toename van de bezoekfrequentie. Uit grafiek 1 kan afgelezen worden dat per leeftijdscategorie het podiumbezoek ongeveer even groot is. Het verschil in bezoek 2004 tussen de jongste leeftijdsgroep (18-29 jaar) en de oudste leeftijdsgroep (55+ jaar) is in 2011 verdwenen.
14
Meer informatie over de onderzoeksmethoden zijn te vinden in de Onderzoekverantwoording (OZV) en frequentieverdeling cultuur 2011. Te vinden op www.lelystad.nl/onderzoek 15 RCO-definitie van culturele voorstelling: concert pop/wereld-muziek, cabaret of kleinkunst, musical, toneel, concert klassieke muziek, jazz-/blues, ballet/dans, dance/houseparty, opera/operette, koor, harmonie/ fanfare/brassband, literaire bijeenkomst, lezing over kunst/kunstgeschiedenis. 16 Door een fout in de internetvragenlijst heeft een deel van de respondenten niet de mogelijkheid gekregen om de frequentie van het podiumbezoek in te vullen. De schattingen omtrent de frequentie van podiumbezoek zijn voor 2011 met iets meer onzekerheid omgeven.
31 Grafiek 1. Bezoek podiumkunsten naar leeftijd (%) 100% 90% 80% 70%
72%
72%
70%
60%
71%
69%
50% 40% 30% 20% 10% 0% 18-29
30-39
40-54 2004
2007
55+
Gemiddelde
2011
Tabel 2: Bezoek podiumkunst naar herkomst, opleiding en inkomen (%) 2011 2007 2004 Herkomst Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Opleiding
73
72
62
69
67
51
50
51
40
Laag Midden
57 72
58 73
45 63
Hoog Inkomen
78
81
74
Laag Midden
51 73
45 71
43 59
Hoog
79
82
70
Tussen 2007 en 2011 zijn geen belangrijke veranderingen in podiumbezoek zichtbaar, zie tabel 2. Tussen verschillende bevolkingsgroepen kunnen wel verschillen geconstateerd worden. Nietwesterse allochtonen, mensen met een lage opleiding en/of inkomen bezoeken het minst vaak een podiumkunst. Autochtonen, personen met een hoge opleiding en/of inkomen bezoeken het vaakst podiumkunsten. Bezoek aan podiumkunsten naar discipline Voor dertien verschillende disciplines17 van podiumkunst is het bezoek onderzocht, zie tabel 3. Tabel 3: Bezoek podiumkunsten inwoners (%) 2011 2007 2004 toneelvoorstelling cabaret of kleinkunst
28* 37*
22 29
17 21
concert klassieke muziek opera of operette
14* 6
10 4
9 5
uitvoering van een koor concert harmonie, fanfare of brassband concert pop/wereldmuziek jazz-/bluesconcert
17*
13
10
7
6
5
29
29
24
12
11
9
dance-/houseparty musical
7 25
8 25
6 19
ballet-/dansvoorstelling
14*
10
7
17
Disciplines zijn afkomstig uit RCO.
32 literaire bijeenkomst 7 5 3 lezing over 4 4 2 kunst/kunstgeschiedenis * Significante stijging t.o.v. voorgaande meting Hoewel het bezoekpercentage tussen 2011 en 2007 gelijk gebleven is, is wel een toename van het bezoek aan een aantal disciplines op te merken. Dit komt doordat bezoekers meerdere typen podiumkunsten bezoeken. In 2011 bezocht men gemiddeld 2,9 verschillende disciplines. In 2007 was dit 2,5. Het bezoek aan een cabaret of kleinkunstvoorstelling is tussen 2007 en 2011 flink toegenomen (+8%). Een andere discipline die een belangrijke toename van bezoek kende is ‘toneelvoorstelling’ (+6%). Daarnaast kende ook ‘concert klassieke muziek’, ‘uitvoering van een koor’ en ‘ballet-/dansvoorstelling’ een significante groei (+4%). Voor de overige disciplines is het bezoek ongeveer gelijk gebleven. Geen van de podiumkunsten heeft in 2011 belangrijk minder bezoek getrokken. Podiumbezoek in Lelystad Ongeveer 60% van de inwoners die een podiumkunst bezoeken, gaat (ook) in Lelystad naar een voorstelling. In 2007 was dit nog 49. Dit is een belangrijke toename van het ‘Lelystadse’ bezoek18. Grafiek 2 Aandeel podiumkunst dat in Lelystad wordt bezocht (%) 100 90 80 65
70 60
55
59 53
2004
50
2007
40
2011
30 20 10 0 18 t/m 29
30 t/m 39
40 t/m 54
55 en ouder
Uit grafiek 2 kan afgelezen worden dat het aandeel jongvolwassenen dat (ook) in Lelystad podiumkunsten bezoekt fors is toegenomen in vergelijking met 2007 en 2004. In 2011 bezocht 55% van de 18 t/m 29 jarigen (ook) in Lelystad een podiumkunst, tegen 35% in 2007. Een iets minder spectaculaire groei, maar eveneens aanzienlijk komt voor bij de leeftijdsgroep 30 t/m 39 jarigen. In deze Leeftijdsgroep is het podiumbezoek gestegen van 46% in 2007 naar 59% in 2011. In de oudste leeftijdsklassen is het ‘Lelystads bezoek’ ongeveer gelijk gebleven. Het aanbod van podiumkunsten in Lelystad weet een jonger publiek te boeien. De podiumkunsten in Lelystad die in 2011 die door meer Lelystedelingen zijn bezocht zijn cabaret, concert klassieke muziek en toneelvoorstellingen, zie tabel 4. Een bezoek aan de opera in Lelystad wijst ook in de richting van een toename. Voor de overige podiumkunsten is het percentage bezoek in Lelystad min of meer gelijk gebleven. Tabel 4: Bezoek podiumkunsten in Lelystad (%) 2011 2007 toneelvoorstelling 20* 15 cabaret of kleinkunst concert klassieke muziek
27* 8*
21 4
opera of operette uitvoering van een koor concert harmonie, fanfare of brassband concert pop/wereldmuziek
4 11
2 10
4
4
15
12
18
Doordat een fout in de internetvragenlijst geslopen is, zijn de schatting over ‘Lelystads’ bezoek alleen gebaseerd op mensen die een schriftelijke vragenlijst hebben ingevuld. De uitkomsten zijn daardoor in 2011 met iets meer onzekerheid omgeven.
33 jazz-/bluesconcert dance-/houseparty
8 5
8 4
musical ballet-/dansvoorstelling
10 8
9 6
literaire bijeenkomst 4 4 lezing over 2 3 kunst/kunstgeschiedenis * Significante stijging t.o.v. voorgaande meting Locaties voor podiumkunsten in Lelystad In Lelystad liggen drie locaties waar gezamenlijk de meeste podiumvoorstellingen gegeven worden. Dit zijn het Agora-theater, CKV de Kubus en Underground. Tabel 5. Bezoek locaties podiumkunsten in Lelystad19 % 201 200 2007 1 4 Agora 60 46 28 CKV Kubus 27 21 17 Underground
13
8
6
Tussen 2007 en 2011 is het bezoek van Lelystedelingen aan de Agora behoorlijk gestegen. In 2011 is het aantal inwoners dat zegt een voorstelling in de Agora bezocht te hebben gestegen naar 60% van de inwoners. Ook het bezoek aan CKV de Kubus en de Underground is in vergelijking met 2007 belangrijk gestegen. Bioscoop en filmhuis In Lelystad heeft één bioscoop. Hier worden zowel reguliere films getoond als ‘filmhuis’-films. Voor de laatste draagt de stichting ‘Cine Utopia’ zorg. In Lelystad kan iets meer dan de helft (53%) van de inwoners gerekend worden tot de ‘filmbezoekers’. Dit aandeel is gelijk aan 2007. Dit aandeel is lager dan in andere (grote) steden. In bijvoorbeeld Almere was in 2011 het filmbezoek onder volwassenen 77%. Het percentage inwoners dat ‘de film’ in Lelystad bezoekt ligt op 64%. Kijken we weer naar Almere dan zien we hier een aandeel van 70%. De frequentie van bioscoopbezoek van Lelystedelingen lijkt gedaald tussen 2011 en 2007. Ging in 2007 men gemiddeld 5 keer per jaar naar de film, in 2011 was dit ongeveer 4 keer per jaar. CULTUREEL ERFGOED Van de Lelystedelingen vindt 63% dat Lelystad locaties heeft van cultuurhistorische waarde. Het gebied rond Bataviahaven (inclusief de Bataviawerf en Bataviastad en Nieuw Land) wordt door 52% als eerste genoemd als locatie van cultuurhistorische waarde. Voor 28% geldt het gemaal Wortman en Lelystad-Haven (w.o. voormalig werkeiland en 1e boom van Lelystad) als belangrijkste cultureel historische locatie. In tabel 6 staat een overzicht van de genoemde locaties. Tabel 6. Cultuurhistorische locatie in Lelystad % Bataviawerf/ -stad/ -haven en 52 Hanzecompagnie Wortman/ Lelystad-Haven/ 28 Werkeiland/ Kantine/ 1e boom Diverse musea en landschaps6 kunst Natuur en IJsselmeer
4
Diverse gebouwen in stad
4
Scheepswrakken
3
19
Antwoorden tellen niet op tot 100%. Dit komt doordat respondenten meerdere antwoorden konden aankruisen
34 Wijken/ (historisch) stratenplan/ polderlandschap Oostvaardersdijk/ Kuststrook/ Sluizen Overige niet fysieke cultuur belevingen
2 1 1
FESTIVALS EN EVENEMENTEN Jaarlijks worden in Lelystad diverse festivals en evenementen georganiseerd. Aan een aantal van deze evenementen kent de gemeente een subsidie toe in het kader van het cultuurbeleid. In de cultuurpeiling 2011 is van een groot aantal cultureel getinte festivals de bekendheid onder Lelystedelingen onderzocht. Daarnaast is ook het bezoek geschat. Verder is in 2011 voor het eerst gevraagd om de waardering voor het evenement uit te drukken in een rapportcijfer, zie grafiek 3. Grafiek 3. Inwoners dat van het festival gehoord heeft % Open monumentendag* Sea Bottom Jazz Festival Stadshartfestival (vroeger: … Bevrijdingsfestival Lelystad Sunsation Uitgast LelystArt Dancetour Atelierroute ‘Stadsmuseum’ aan de kust Nationaal Film Festival Scholieren Dag van de Architectuur of … Op jacht naar geluk (Warande) Mess festival 0%
20%
40%
60%
80% 100%
* Uitsluitend aan internetrespondenten gevraagd De open monumentendag is het festival/evenement waar de meeste Lelystedelingen van gehoord hebben (86%). Dit komt waarschijnlijk om dat dit een landelijk evenement is, die de laatste jaren ook in Lelystad plaatsvindt. Het Sea Bottom Jazz Festival en het Stadhartfestival genieten ook een naamsbekendheid van boven 80%. Het Messfestival en ‘Op jacht naar geluk’ zijn het minst bekend onder inwoners van Lelystad (9%). Dat een festival veel naamsbekendheid geniet betekent niet per definitie dat dit festival ook het meeste bezocht wordt, zie grafiek 4. Grafiek 4. Bezoek van inwoners aan festival
%
Stadshartfestival (vroeger: … LelystArt Uitgast Bevrijdingsfestival Lelystad Open monumentendag* Atelierroute Sea Bottom Jazz Festival ‘Stadsmuseum’ aan de kust Dancetour Sunsation Dag van de Architectuur of … Mess festival Nationaal Film Festival Scholieren Op jacht naar geluk (Warande) 0%
20%
40%
60%
80%
100%
* Uitsluitend aan internetrespondenten gevraagd Het festival dat de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek de meeste Lelystedelingen trok is het evenement ‘stadshartfestival’ geweest. Van de respondenten zegt 23% het evenement bezocht te hebben. LelystArt volgt op enige afstand met 15%. Dance Tour trok, ondanks de jeugdige doelgroep, 6% van de respondenten. Het Nationaal Film Festival Scholieren trok slechts 1%, maar dit evenement is nog specifieker op jeugdigen gericht dan Dance Tour. In deze peiling is voor het eerst gevraagd naar een ‘rapportcijfer’ voor het specifieke evenement. Personen die het evenement bezocht hebben, konden een cijfer tussen 1 en 10 geven. Waarbij 10 de hoogste waardering is, zie grafiek 5.
35 Grafiek 5. Rapportcijfer voor festival
%
Sunsation Uitgast Sea Bottom Jazz Festival Dag van de Architectuur of … Open monumentendag* Dancetour Nationaal Film Festival Scholieren** Atelierroute LelystArt ‘Stadsmuseum’ aan de kust Stadshartfestival (vroeger: Pleinfestival) Op jacht naar geluk (Warande)** Mess festival** Bevrijdingsfestival Lelystad 5
6
7
8
9
10
Alle festivals krijgen van de bezoekers een voldoende. Sunsation en Uitgast worden met 7,9 het hoogste gewaardeerd. Het bevrijdingsfestival krijgt de laagste waardering met een 6,2. Iets meer dan de helft van de Lelystedelingen wordt gerekend tot festivalbezoeker (52%). Dit percentage is iets lager dan in 2007, toen lag het percentage festivalbezoekers op 58%. COMMUNITY ART In de cultuurnota 2009-2012 is aandacht ingeruimd voor community art projecten. Het afgelopen jaar zijn vier activiteiten uitgevoerd. Van het project ‘Stripboek’ in de Landstrekenwijk had door 25% van de inwoners gehoord. De deelname lag veel lager op. Minder dan 1% van de inwoners heeft meegedaan. De wijkmusical (Atol en Waterwijk) was iets minder bekend bij de inwoners, 20% had hiervan gehoord. De deelname lag op ongeveer 3%. Twee andere projecten, sprookjesen vlaggenproject hadden nauwelijks bekendheid onder inwoners. Slechts 3% van de inwoners had van deze projecten gehoord. Het bereik van community art projecten is klein. Deelname beperkt zich vooral tot de omgeving waar het project uitgevoerd wordt. Neemt overigens niet weg dat inwoners wel van het project gehoord kunnen hebben. FEESTEN MET OPTREDENS In de cultuurpeiling is ook specifiek gevraagd naar het bezoek van verschillende soorten feesten. In tabel 7 staat een overzicht van het bezoek aan deze feesten door Lelystedelingen. Tabel %
7.
Feestbezoek
2011
2007
2004
live muziek
33
37
32
dansvoorstelling
7
10
6
toneelvoorstelling
7
7
5
cabaret
12
13
8
dj/vj
13
14
12
Feestbezoeker
37
46
39
Feest met…
Het aandeel feestbezoekers is in vergelijking met 2007 behoorlijk gedaald. Het bezoekpercentage per type feest is echter redelijk constant gebleven. Dit houdt in dat minder personen meer verschillende soorten feesten bezoeken. Veruit het populairste type feest is een feest met live muziek. Het type feest dat de hoogste bezoekfrequentie heeft is een feest met vj/dj. Gemiddeld wordt een dergelijk feest 4 keer per jaar bezocht. Feesten met vooral live muziek worden ongeveer 3 keer per jaar bezocht. Deze twee typen feesten worden ook het vaakst in Lelystad bezocht, beide typen gemiddeld 2 keer per jaar. Grafiek 5. Feestbezoek naar leeftijd
%
36
Totaal
18 t/m 29
30 t/m 39
2011 2007
40 t/m 54
55+
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Jong volwassen (18 t/m 29 jaar) zijn gemiddeld het vaakst feestbezoeker (58%). Dit aandeel is lager dan in 2007 (65%). 55+ bezoeken het minste feesten (29%). Tabel 8. Aandeel feesten dat in Lelystad wordt bezocht % 2011
2007
live muziek
58
61
dansvoorstelling
54
57
toneelvoorstelling
67
64
cabaret
56
51
DJ/VJ
45
51
feesten met…
Behalve een afname aan bezoek aan feesten geldt dat feesten met een DJ/VJ minder vaak in Lelystad bezocht worden, zie tabel 8. Feesten met livemuziek en dansvoorstellingen lijken ook minder vaak in Lelystad bezocht. Feesten met toneel of cabaret worden juist frequenter in Lelystad bezocht. AMATEURKUNST Naast kunst en cultuurbeleving in de vorm van bezoek aan uitvoeringen, voorstellingen, musea etc. doen Lelystedelingen zelf ook vromen van amateurkunst of andere typen creatieve activiteiten. In tabel 9 staat het deelnamepercentage per gemeten activiteit. Tabel 9. Deelname aan vormen van amateurkunst % 2011
2007
2004
17
16
14
10
10
5
werken met textiel
11
8
5
zingen
15
10
9
muziekinstrument bespelen
14
11
10
toneel, mime
3
2
2
(volks)dans, (jazz)ballet
6
4
3
fotografie/film/video
15
10
9
verhalen/gedichten schrijven
9
8
6
tekenen, schilderen, grafisch werk beeldhouwen, sieraden maken
37 muziek maken op de computer
6
4
4
websites ontwerpen
10
7
7
Amateurkunstbeoefenaar
49
46
39
In 2011 is een lichte stijging van het aandeel amateurkunstenaars te bespeuren. Ongeveer één op de twee volwassenen (49%) doet aan één van de gemeten vormen van amateurkunst. De meeste vormen van amateurkunst worden door een ongeveer even groot aandeel personen beoefend als in 2007. Fotografie en zingen zijn positieve uitzonderingen. Hier is de deelname significant gestegen. In de leeftijdsgroep 18 t/m 29 jarigen is het aandeel amateurkunstenaars (62%) fors toegenomen in vergelijking met 2007 (49%), ziet abel 10. In de overige leeftijdsgroepen is het aandeel ongeveer gelijk gebleven. Tabel 10. Amateurkunstenaars naar leeftijd 2011
2007
18 t/m 29 jaar
62%*
49%
30 t/m 39 jaar
48%
45%
40 t/m 54 jaar
48%
46%
55+ 45% 43% * significante stijging t.o.v. voorgaande meting Naar opleiding blijkt hoe hoger de opleiding, hoe meer men aan amateurkunst doet. Van de lager opgeleiden doet ongeveer 37% aan amateurkunst. Middelbaar opgeleiden 49% en voor hoger opgeleiden is dit ongeveer 56%. Deze percentages zijn vrijwel gelijk aan 2007. De plaats waar mensen hun kunstzinnige activiteit beoefenen is vooral ‘Ongeorganiseerd/ zelf thuis’, zie tabel 11. In vergelijking met 2007 lijkt sprake te zijn van toename van inwoners die een kunstzinnige activiteit bij een vereniging doen. Daarentegen is ‘anders’ minder vaak ingevuld. Tabel 11. Plaats van amateurkunstbeoefening % 2011
2007
Kubus
6
7
Underground
2
1
Binnen vereniging
20
15
Bij privé docent
9
10
Ongeorganiseerd/ zelf thuis
76
74
Anders
11
16
KUNSTEDUCATIE In Lelystad is CKV de Kubus de grootste locatie waar in Lelystad cultuureducatie plaatsvindt. In 2007 werd ook Underground genoemd, maar vanaf 2010 is een koerswijziging ingezet, waardoor hier geen cultuureducatie meer plaatsvindt. Deze activiteiten zijn geconcentreerd op CKV de Kubus. Gemiddeld gingen bezoekers van de CKV de Kubus 6 keer in 12 maanden naar de Kubus. In de meeste gevallen werd de Kubus bezocht voor een voorstelling. 78% van de bezoekers kwam (ook) voor een voorstelling, zie tabel 12. Daarnaast kwam het geregeld voor (28%) dat de bezoeker iemand bij de Kubus kwam ophalen. Hieruit leiden we af dat iemand meer kans heeft om bij de Kubus (binnen) te komen als hij/zij iemand kent die bij de Kubus komt. Tabel 12. Reden bezoek aan CKV de
38 Kubus20
% 2011
Volgen van cursus/ workshop e.d. Bezoek van voorstelling/ presentatie e.d.
24 78
Ophalen cursist/ bezoeker
28
Anders
5
Voor de tijdelijke sluiting van het stadhuis werden in de burgerzaal geregeld kunst geëxposeerd. Omdat hier tijdens de verbouwing geen mogelijkheid voor was is gevraagd of inwoners exposities in Lelystad hebben bezocht. In het afgelopen jaar heeft 19% van de inwoners exposities in Lelystad bezocht. Gemiddeld werd 2 keer een expositie bezocht in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek. In 2007 gaf 18% van de inwoners aan de tentoonstellingen in het stadhuis te bezoeken. Ondanks de sluiting van het stadhuis bezocht een even groot aandeel inwoners dus kunstexposities in Lelystad. Een kunstgalerie of –beurs in Lelystad is door 9% van de inwoners bezocht. Ook dit percentage ligt dicht bij 2007 (7%). Twee kunstzinnige festivals waren in deze onderzoeksperiode LelystART en de Atelierroute. Van de bevolking is 14% naar LelystART geweest. Voor de Atelierroute was dit 10%. In totaal heeft ongeveer 20% minstens één van beide festivals bezocht en ongeveer 4% heeft beide bezocht. De festivals trekken dus een redelijk verschillend publiek. BIBLIOTHEEK In september 2009 is de bibliotheek in Lelystad verhuisd naar een geheel nieuwe locatie. De resultaten uit dit onderzoek zijn volledig gebaseerd op de ervaringen van respondenten in de ‘nieuwe bibliotheek’. Van de inwoners zegt 52% gebruik gemaakt te hebben van de bibliotheek. In 2007 was dit 45%. Sinds de laatste meting is het gebruik van de bibliotheek door inwoners belangrijk toegenomen. Gemiddeld gebruikt een Lelystedeling de bibliotheek 15,5 keer per jaar. In 2007 was dit 13 keer. MEDIA Op het gebied van media is gevraagd of inwoners naar radio Lelystad luisteren. Van de inwoners zegt 43% daar (wel eens) naar geluisterd te hebben in de afgelopen twaalf maanden. Dit percentage is gelijk aan 2007. MENING OVER CULTUUR De inwoners van Lelystad is behalve naar hun cultuurparticipatie ook gevraagd naar hun mening over het culturele aanbod in Lelystad. 82% van de inwoners van Lelystad mist géén culturele voorzieningen in de stad. Dit percentage is gelijk aan de onderzoeken in 2007 en 2004. Van de overige inwoners is 16% van mening dat bepaalde culturele instellingen in onvoldoende mate in Lelystad aanwezig zijn òf dat bepaalde culturele instellingen in zijn geheel ontbreekt. 2% van de inwoners mist culturele voorzieningen èn vindt voorzieningen in onvoldoende mate aanwezig. Welke voorzieningen worden vooral genoemd als onvoldoende mate aanwezig en welke worden gemist? Respondenten maken vaak geen onderscheidt tussen activiteiten en voorzieningen. Ongeveer 6% noemt namelijk een culturele activiteit als onvoldoende aanwezig of ontbrekend in Lelystad, in plaats van een culturele voorziening/ instelling. Concerten klassieke muziek is de activiteit die het vaakst genoemd wordt. Gevarieerde uitgaansgelegenheid voor diverse leeftijdsgroepen wordt het vaakst (2%) genoemd als voorziening die onvoldoende aanwezig is in Lelystad. Men zou graag live muziek in deze gelegenheden horen. Een bioscoop, inclusief gevarieerde filmhuis-programmering (1%) wordt daarnaast genoemd als onvoldoende aanwezig.
20
Antwoorden tellen op tot meer dan 100%. Dit komt doordat respondenten meerdere antwoorden konden aankruisen.
39 De mensen die voorzieningen missen noemen eveneens uitgaansgelegenheden (1%) en de bioscoop (1%). Een concertgebouw en/of ruimten om te exposeren, kunst te beoefenen wordt ook door 1% gemist. Van de Lelystedelingen vindt 70% dat nu (anno 2011) meer te doen is in Lelystad op het gebied van kunst en cultuur dan vier jaar geleden. Ook vindt ongeveer 67% dat het culturele aanbod bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Lelystad. Drie op de vijf inwoners vindt dat in Lelystad genoeg voorzieningen zijn om zelf een culturele activiteit te ondernemen. Of deelname aan culturele activiteiten bijdraagt aan het ontmoeten van nieuwe inwoners daar stemt 49% mee in. Beknopte onderzoeksverantwoording In mei en juni 2011 heeft de cultuurpeiling onder de Lelystadse bevolking plaatsgevonden. Hiervoor is het LelyStadsPanel benaderd met een vragenblok over cultuur en is een steekproef uit het bevolkingsbestand getrokken. De vragen zijn voor een groot deel een herhaling van de peiling in 2007 en 2007. Om ook landelijke vergelijkingen mogelijk te kunnen maken voldoen enkele vragen aan de landelijke richtlijnen voor cultuurdeelname-onderzoek (RCO). Van het panel respondeerde 75%, van de steekproef 23% In totaal hebben 1.560 respondenten meegewerkt aan het onderzoek. Om de onderzoeksresultaten representatief te maken voor de inwoners van de gehele stad is gewogen op de kenmerken geslacht, leeftijd en klasse van de woning. Een uitgebreidere onderzoeksverantwoording vindt u in de aparte bijlage ‘OZV cultuur 2011’.
LelyStadsGeLUIDEN
De mening van de inwoners gepeild
Cultuurpeiling 2011
Onderzoek en Statistiek November 2011
gemeente
Colofon Dit is een prognose gemaakt door: Team Onderzoek en Statistiek Deze prognose is digitaal te vinden op http://www.lelystad.nl/nl/lelystadspanel
Gemeente Lelystad Team Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320 27 85 74 F 0320 27 82 45 e-mail:
[email protected]
Voor meer feiten en cijfers en overige onderzoeks-rapporten kunt u terecht op onze website: www.lelystad.nl /onderzoek
INLEIDING Voor u ziet u de rapportage ‘LelyStadsGeluiden Cultuur 2011’. De uitkomsten in dit onderzoek zijn gebaseerd op een burgerpeiling onder Lelystedelingen, gehouden in mei en juni 2011. Het is om twee redenen uitgevoerd. Ten eerste als onderdeel van een evaluatie van de huidige cultuurnota (2009-2012). Ten tweede dienen de uitkomsten van dit onderzoek als input voor een nieuwe cultuurnota. Aan het onderzoek hebben in totaal 1.560 inwoners meegedaan. Hiervan waren 1.222 personen lid van het LelyStadsPanel. De overige 338 personen hebben gereageerd op een vragenlijst die is verstuurd aan een steekproef 1 onder 1.500 inwoners tussen 18 en 79 jaar . De vragen in de enquête zijn grotendeels een herhaling van de cultuuronderzoeken gehouden in 2004 en 2007. Bij het opstellen van de vragenlijst is rekening gehouden met de landelijke richtlijnen voor cultuuronderzoek RCO). Onderwerpen die in deze LelyStadsGeluiden aan bod komen zijn onder andere bezoek aan culturele voorstellingen (podiumkunsten), Lelystads cultureel erfgoed, festivals en feesten.
2007
15
21
26
8
-
70
In tabel 1 staat de frequentie van het podiumbezoek afgebeeld. Helaas is van 25% van de respondenten in 2011 onbekend gebleven hoe vaak zij een podiumkunst bezochten. Inwoners die een podiumkunst bezochten deden dit gemiddeld 8 keer in het onderzoek van 2011. In 2007 lag het gemiddelde bezoek op 6 voorstellingen. Er lijkt sprake te zijn van een toename van de bezoekfrequentie. Uit grafiek 1 kan afgelezen worden dat per leeftijdscategorie het podiumbezoek ongeveer even groot is. Het verschil in bezoek 2004 tussen de jongste leeftijdsgroep (18-29 jaar) en de oudste leeftijdsgroep (55+ jaar) is in 2011 verdwenen. Grafiek 1. Bezoek podiumkunsten naar leeftijd (%) 100% 90%
80% 70%
72%
72%
70%
60%
71%
69%
50% 40%
30% 20% 10%
0% 18-29
CULTURELE VOORSTELLINGEN
30-39
40-54 2004
Bezoek aan podiumkunsten In de twaalf maanden voorafgaand aan de cultuurpeiling heeft 71% van de inwoners van 2 Lelystad een of meer podiumkunst(en) bezocht . Dit percentage is vrijwel gelijk gebleven aan 2007 (70%). Dit houdt in dat de groep ‘niet-bezoekers’ ook ongeveer even groot is als in 2007.
1
Gemiddelde
2011
Tabel 2: Bezoek podiumkunst naar herkomst, opleiding en inkomen (%) 2011 2007 2004 Stadstotaal
71
70
59
73 69
72 67
62 51
50
51
40
Herkomst
1
2-3
4-11
12+
Onbekend
Totaal
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Opleiding
11
17
28
10
25
71
Laag Midden
57 72
58 73
45 63
Hoog Inkomen
78
81
74
Laag Midden
51 73
45 71
43 59
Hoog
79
82
70
Tabel 1: Aantal keer bezoek podiumkunst in (%)
2011
2007
55+
Meer informatie over de onderzoeksmethoden zijn te vinden in de ‘Onderzoekverantwoording (OZV) en frequentieverdeling cultuur 2011’. Te vinden op www.lelystad.nl/onderzoek 2 RCO-definitie van culturele voorstelling: concert pop/wereldmuziek, cabaret of kleinkunst, musical, toneel, concert klassieke muziek, jazz-/blues, ballet/dans, dance/houseparty, opera/operette, koor, harmonie/ fanfare/brassband, literaire bijeenkomst, lezing over kunst/kunstgeschiedenis.
Tussen 2007 en 2011 zijn geen belangrijke veranderingen in podiumbezoek zichtbaar, zie tabel 2. Tussen verschillende bevolkingsgroepen kunnen wel verschillen geconstateerd worden.
Niet-westerse allochtonen, mensen met een lage opleiding en/of inkomen bezoeken het minst vaak een podiumkunst. Autochtonen, personen met een hoge opleiding en/of inkomen bezoeken het vaakst podiumkunsten. Het verschil in bezoek tussen hoge en lage inkomens is afgenomen sinds de vorige peiling. Voor de andere groepen is geen belangrijke afname van het verschil te constateren. Bezoek aan podiumkunsten naar discipline 3 Voor dertien verschillende disciplines van podiumkunst is het bezoek onderzocht, zie tabel 3.
podiumkunsten heeft in 2011 belangrijk minder bezoek getrokken. Podiumbezoek in Lelystad Ongeveer 60% van de inwoners die een podiumkunst bezoeken, gaat (ook) in Lelystad naar een voorstelling. In 2007 was dit nog 49. Dit is een belangrijke toename van het ‘Lelystadse’ bezoek. Grafiek 2 Aandeel podiumkunst dat in Lelystad wordt bezocht (%) 100 90 80 70 60
Tabel 3: Bezoek podiumkunsten inwoners (%) toneelvoorstelling
2011 28*
65
59 53
2004
50
2007 22
2004 17
cabaret of kleinkunst concert klassieke muziek
37* 14*
29 10
21 9
opera of operette uitvoering van een koor concert harmonie, fanfare of brassband concert pop-/wereldmuziek jazz-/bluesconcert
6 17*
4 13
5 10
7
6
5
29 12
29 11
24 9
dance-/houseparty musical
7 25
8 25
6 19
ballet-/dansvoorstelling literaire bijeenkomst lezing over kunst/kunstgeschiedenis
14* 7
10 5
7 3
4
4
2
* Significante stijging t.o.v. voorgaande meting Hoewel het bezoekpercentage tussen 2011 en 2007 gelijk gebleven is, is wel een toename van het bezoek aan een aantal disciplines op te merken. Dit komt doordat bezoekers meerdere typen podiumkunsten bezoeken. In 2011 bezocht men gemiddeld 2,9 verschillende disciplines. In 2007 was deze 2,5. Het bezoek aan een cabaret of kleinkunstvoorstelling is tussen 2007 en 2011 flink toegenomen (+8%). Een andere discipline die een belangrijke toename van bezoek kende is ‘toneelvoorstelling’ (+6%). Daarnaast kende ook ‘concert klassieke muziek’, ‘uitvoering van een koor’ en ‘ballet-/dansvoorstelling’ een significante groei (+4%). Voor de overige disciplines is het bezoek ongeveer gelijk gebleven. Geen van de
3
55
Het onderscheid in disciplines zijn afkomstig uit RCO.
2007
40
2011
30 20 10 0
18 t/m 29
30 t/m 39
40 t/m 54
55 en ouder
Uit grafiek 2 kan afgelezen worden dat het aandeel jongvolwassenen dat (ook) in Lelystad podiumkunsten bezoekt fors is toegenomen in vergelijking met 2007 en 2004. In 2011 bezocht 55% van de 18 t/m 29 jarigen (ook) in Lelystad een podiumkunst, tegen 35% in 2007. Een iets minder spectaculaire groei, maar eveneens aanzienlijk komt voor bij de leeftijdsgroep 30 t/m 39 jarigen. In deze Leeftijdsgroep is het podiumbezoek gestegen van 46% in 2007 naar 59% in 2011. In de oudste leeftijdsklassen is het ‘Lelystads bezoek’ ongeveer gelijk gebleven. Het aanbod van podiumkunsten in Lelystad weet een jonger publiek meer te boeien. De podiumkunsten in Lelystad die in 2011 door meer Lelystedelingen zijn bezocht zijn cabaret, concert klassieke muziek en toneelvoorstellingen, zie tabel 4. Een bezoek aan de opera in Lelystad wijst ook in de richting van een toename. Voor de overige podiumkunsten is het percentage bezoek in Lelystad min of meer gelijk gebleven.
dan in andere (grote) steden. In bijvoorbeeld Almere was in 2011 het filmbezoek onder volwassenen 77%. Het percentage inwoners dat ‘de film’ in Lelystad bezoekt ligt op 64%. Kijken we weer naar Almere dan zien we hier een aandeel van 70%. De frequentie van bioscoopbezoek van Lelystedelingen lijkt gedaald tussen 2007 en 2011. Ging in 2007 men gemiddeld 5 keer per jaar naar de film, in 2011 was dit ongeveer 4 keer per jaar.
Tabel 4: Bezoek podiumkunsten in Lelystad (%) 2011 2007 toneelvoorstelling cabaret of kleinkunst
20* 27*
15 21
concert klassieke muziek opera of operette
8* 4
4 2
uitvoering van een koor concert harmonie, fanfare of brassband concert pop-/wereldmuziek jazz-/bluesconcert
11
10
4
4
15 8
12 8
dance-/houseparty musical
5 10
4 9
ballet-/dansvoorstelling literaire bijeenkomst lezing over kunst/kunstgeschiedenis
8 4
6 4
2
3
CULTUREEL ERFGOED
* Significante stijging t.o.v. voorgaande meting Locaties voor podiumkunsten in Lelystad In Lelystad liggen drie locaties waar gezamenlijk de meeste podiumvoorstellingen gegeven worden. Dit zijn het Agoratheater, CKV de Kubus en Underground.
Tabel 6. Cultuurhistorische locatie in Lelystad
4
Tabel 5. Bezoek locaties podiumkunsten in Lelystad % 2011 2007 2004 Agora CKV Kubus
60 27
46 21
28 17
Underground
13
8
6
Tussen 2007 en 2011 is het bezoek van Lelystedelingen aan de Agora behoorlijk gestegen. In 2011 is het aantal inwoners dat zegt een voorstelling in de Agora bezocht te hebben gestegen naar 60% van de inwoners. Ook het bezoek aan CKV de Kubus en de Underground is in vergelijking met 2007 belangrijk gestegen. Bioscoop en filmhuis Lelystad heeft één bioscoop, Utopolis. Hier worden zowel reguliere films getoond als ‘filmhuis’-films. Voor de laatste draagt de stichting ‘Cine Utopia’ zorg. In Lelystad kan iets meer dan de helft (53%) van de inwoners gerekend worden tot de ‘filmbezoekers’. Dit aandeel is gelijk aan 2007. Dit aandeel is lager 4
Antwoorden tellen niet op tot 100%. Dit komt doordat respondenten meerdere antwoorden konden aankruisen
Van de Lelystedelingen vindt 63% dat Lelystad locaties heeft van cultuurhistorische waarde. Het gebied rond Bataviahaven (inclusief de Bataviawerf en Bataviastad en Nieuwlanderfgoedcentrum) wordt door 52% als eerste genoemd als locatie van cultuurhistorische waarde. Voor 28% geldt het Wortmangemaal en Lelystad-Haven (w.o. e voormalig werkeiland en 1 boom van Lelystad) als belangrijkste cultureel historische locatie. In tabel 6 staat een overzicht van de genoemde locaties.
Bataviawerf/ -stad/ -haven en Hanzecompagnie Wortman/ Lelystad-Haven/ Werkeiland/ Kantine/ 1e boom
% 52 28
Diverse musea en landschapskunst
6
Natuur en IJsselmeer
4
Diverse gebouwen in stad
4
Scheepswrakken
3
Wijken/ (historisch) stratenplan/ polderlandschap
2
Oostvaardersdijk/ Kuststrook/ Sluizen
1
Overige niet fysieke cultuur belevingen
1
FESTIVALS EN EVENEMENTEN Jaarlijks worden in Lelystad diverse festivals en evenementen georganiseerd. Aan een aantal van deze evenementen kent de gemeente een subsidie toe in het kader van het cultuurbeleid. In de cultuurpeiling 2011 is van een groot aantal cultureel getinte festivals de bekendheid onder Lelystedelingen onderzocht. Daarnaast is ook het bezoek geschat. Verder is in 2011 voor het eerst gevraagd om de waardering voor het evenement uit te drukken in een rapportcijfer, zie grafiek 3.
Grafiek 3. Inwoners dat van het festival gehoord heeft %
In deze peiling is voor het eerst gevraagd naar een ‘rapportcijfer’ voor het specifieke evenement. Personen die het evenement bezocht hebben, konden een cijfer tussen 1 en 10 geven. Waarbij 10 de hoogste waardering is, zie grafiek 5.
Open monumentendag* Sea Bottom Jazz Festival Stadshartfestival (vroeger: … Bevrijdingsfestival Lelystad Sunsation Uitgast LelystArt Dancetour Atelierroute ‘Stadsmuseum’ aan de kust Nationaal Film Festival Scholieren Dag van de Architectuur of … Op jacht naar geluk (Warande) Mess festival 0%
Grafiek 5. Rapportcijfer voor festival
20%
40%
60%
80% 100%
* Uitsluitend aan internetrespondenten gevraagd
De open monumentendag is het festival/evenement waar de meeste Lelystedelingen van gehoord hebben (86%). Dit komt waarschijnlijk om dat dit een landelijke evenement is, die de laatste jaren ook in Lelystad plaatsvindt. Het Sea Bottom Jazz Festival en het Stadshartfestival genieten ook een naamsbekendheid van boven 80%. Het Messfestival en ‘Op jacht naar geluk’ zijn het minst bekend onder inwoners van Lelystad (9%). Dat een festival veel naamsbekendheid geniet betekent niet per definitie dat dit festival ook veel bezocht wordt, zie grafiek 4. Grafiek 4. Bezoek van inwoners aan festival
%
Sunsation Uitgast Sea Bottom Jazz Festival Dag van de Architectuur of … Open monumentendag* Dancetour Nationaal Film Festival Scholieren** Atelierroute LelystArt ‘Stadsmuseum’ aan de kust Stadshartfestival (vroeger: Pleinfestival) Op jacht naar geluk (Warande)** Mess festival** Bevrijdingsfestival Lelystad
5
6
7
8
9
10
Alle festivals krijgen van de bezoekers een voldoende. Sunsation en Uitgast worden met 7,9 het hoogst gewaardeerd. Het bevrijdingsfestival krijgt de laagste waardering met een 6,2. Iets meer dan de helft van de Lelystedelingen wordt gerekend tot festivalbezoeker (52%). Dit percentage is iets lager dan in 2007, toen lag het percentage festivalbezoekers op 58%.
% COMMUNITY ART
Stadshartfestival (vroeger:… LelystArt Uitgast Bevrijdingsfestival Lelystad Open monumentendag* Atelierroute Sea Bottom Jazz Festival ‘Stadsmuseum’ aan de kust Dancetour Sunsation Dag van de Architectuur of … Mess festival Nationaal Film Festival Scholieren Op jacht naar geluk (Warande) 0%
evenement is nog specifieker op jeugdigen gericht dan Dancetour.
20%
40%
60%
80%
100%
* Uitsluitend aan internetrespondenten gevraagd
Het festival dat de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek de meeste Lelystedelingen trok is het evenement ‘stadshartfestival’ geweest. Van de respondenten zegt 23% het evenement bezocht te hebben. LelystArt volgt op enige afstand met 15%. Dancetour trok, ondanks de jeugdige doelgroep, 6% van de respondenten. Het Nationaal Film Festival Scholieren trok slechts 1%, maar dit
In de cultuurnota 2009-2012 is aandacht ingeruimd voor community art projecten. Het afgelopen jaar zijn vier activiteiten uitgevoerd. Van het project ‘Stripboek’ in de Landstrekenwijk had 25% van de inwoners gehoord. De deelname lag veel lager. Minder dan 1% van de inwoners heeft meegedaan. Kijken we alleen naar wijkinwoners dan komen we op een deelnamepercentage van 3% door inwoners van de wijk Havendiep. De wijkmusical (Atol en Waterwijk) was iets minder bekend bij de inwoners, 20% had hiervan gehoord. De deelname lag op ongeveer 3%. Kijken we alleen naar de Atolwijk dan lag dit op 5% en in de Waterwijk op 7%. Twee andere projecten, sprookjes- en vlaggenproject hadden nauwelijks bekendheid onder inwoners. Slechts 3% van de inwoners had van deze projecten gehoord.
Het bereik van community art projecten is klein. Deelname beperkt zich vooral tot de omgeving waar het project uitgevoerd wordt. Dit neemt overigens niet weg dat inwoners wel van het project gehoord kunnen hebben.
Jong volwassen (18 t/m 29 jaar) zijn gemiddeld het vaakst feestbezoeker (58%). Dit aandeel is lager dan in 2007 (65%). 55 plussers bezoeken het minste feesten (29%). Tabel 8. Aandeel feesten dat in Lelystad wordt bezocht %
FEESTEN MET OPTREDENS In de cultuurpeiling is ook specifiek gevraagd naar het bezoek van verschillende soorten feesten. In tabel 7 staat een overzicht van het bezoek aan deze feesten door Lelystedelingen. Tabel 7. Feestbezoek
% 2011
2007
2004
Feest met… live muziek
33
37
32
dansvoorstelling
7
10
6
toneelvoorstelling
7
7
5
cabaret
12
13
8
dj/vj
13
14
12
Feestbezoeker
37
46
39
Het aandeel feestbezoekers is in vergelijking met 2007 behoorlijk gedaald. Het bezoekpercentage per type feest is echter redelijk constant gebleven. Dit houdt in dat minder personen meer verschillende soorten feesten bezoeken. Veruit het populairste type feest is een feest met live muziek. Het type feest dat de hoogste bezoekfrequentie heeft is een feest met vj/dj. Gemiddeld wordt een dergelijk feest 4 keer per jaar bezocht. Feesten met vooral live muziek worden ongeveer 3 keer per jaar bezocht. Deze twee typen feesten worden ook het vaakst in Lelystad bezocht, beide typen gemiddeld 2 keer per jaar. Grafiek 5. Feestbezoek naar leeftijd
%
Totaal
18 t/m 29
30 t/m 39
2011 2007
40 t/m 54
2011
2007
live muziek
58
61
dansvoorstelling
54
57
toneelvoorstelling
67
64
cabaret
56
51
DJ/VJ
45
51
feesten met…
Behalve een afname aan bezoek aan feesten geldt dat feesten met een DJ/VJ minder vaak in Lelystad bezocht worden, zie tabel 8. Feesten met livemuziek en dansvoorstellingen lijken ook minder vaak in Lelystad bezocht. Feesten met toneel of cabaret worden juist frequenter in Lelystad bezocht. AMATEURKUNST Naast kunst en cultuurbeleving in de vorm van bezoek aan uitvoeringen, voorstellingen, musea etc. doen Lelystedelingen zelf ook vormen van amateurkunst of andere typen creatieve activiteiten. In tabel 9 staat het deelnamepercentage per gemeten activiteit. Tabel 9. Deelname aan vormen van amateurkunst % 2011
2007
2004
17
16
14
10
10
5
werken met textiel
11
8
5
zingen
15
10
9
muziekinstrument bespelen
14
11
10
toneel, mime
3
2
2
(volks)dans, (jazz)ballet
6
4
3
15
10
9
9
8
6
tekenen, schilderen, grafisch werk beeldhouwen, sieraden maken
fotografie/film/video
55+ 0%
20%
40%
60%
80%
100%
verhalen/gedichten
Tabel 9. Deelname aan vormen van amateurkunst % Tabel 11. Plaats van amateurkunstbeoefening
schrijven muziek maken op de computer
6
4
4
websites ontwerpen
10
7
7
Amateurkunstbeoefenaar
49
46
39
2011
2007
Kubus
6
7
Underground
2
1
20
15
9
10
Ongeorganiseerd/ zelf thuis
76
74
Anders
11
16
Binnen vereniging Bij privé docent
In 2011 is een lichte stijging van het aandeel amateurkunstenaars te bespeuren. Ongeveer één op de twee volwassenen (49%) doet aan één van de gemeten vormen van amateurkunst. De meeste vormen van amateurkunst worden door een ongeveer even groot aandeel personen beoefend als in 2007. Fotografie en zingen zijn positieve uitzonderingen. Hier is de deelname significant gestegen. In de leeftijdsgroep 18 t/m 29 jarigen is het aandeel amateurkunstenaars (62%) fors toegenomen in vergelijking met 2007 (49%), zie tabel 10. In de overige leeftijdsgroepen is het aandeel ongeveer gelijk gebleven. Tabel 10. Amateurkunstenaars naar leeftijd 2011
2007
18 t/m 29 jaar
62%*
49%
30 t/m 39 jaar
48%
45%
40 t/m 54 jaar
48%
46%
55+
45%
43%
KUNSTEDUCATIE In Lelystad is CKV de Kubus de grootste locatie waar in Lelystad cultuureducatie plaatsvindt. In 2007 werd ook Underground genoemd, maar vanaf 2010 is een koerswijziging ingezet, waardoor hier geen cultuureducatie meer plaatsvindt. Deze activiteiten zijn geconcentreerd op CKV de Kubus. Gemiddeld gingen bezoekers van de CKV de Kubus 6 keer in 12 maanden naar de Kubus. In de meeste gevallen werd de Kubus bezocht voor een voorstelling. 78% van de bezoekers kwam (ook) voor een voorstelling, zie tabel 12. Daarnaast kwam het geregeld voor (28%) dat de bezoeker iemand bij de Kubus kwam ophalen. Tabel 12. Reden bezoek aan CKV de Kubus
De plaats waar mensen hun kunstzinnige activiteit beoefenen is vooral ‘Ongeorganiseerd/ zelf thuis’, zie tabel 11. In vergelijking met 2007 lijkt sprake te zijn van toename van inwoners die een kunstzinnige activiteit bij een vereniging doen..
5
% 2011
* Significante stijging t.o.v. voorgaande meting Naar opleiding blijkt hoe hoger de opleiding, hoe meer men aan amateurkunst doet. Van de lager opgeleiden doet ongeveer 37% aan amateurkunst. Middelbaar opgeleiden 49% en voor hoger opgeleiden is dit ongeveer 56%. Deze percentages zijn vrijwel gelijk aan 2007.
%
Volgen van cursus/ workshop e.d.
24
Bezoek van voorstelling/ presentatie e.d.
78
Ophalen cursist/ bezoeker
28
Anders
5
Voor de tijdelijke sluiting van het stadhuis werden in de burgerzaal geregeld kunst geëxposeerd. Omdat hier tijdens de verbouwing geen mogelijkheid voor was is gevraagd of inwoners exposities in Lelystad hebben bezocht. In het afgelopen jaar heeft 19% van de inwoners exposities in Lelystad bezocht. Gemiddeld werd 2 keer een expositie bezocht in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek. In 2007 gaf 18% 5
Antwoorden tellen op tot meer dan 100%. Dit komt doordat respondenten meerdere antwoorden konden aankruisen.
van de inwoners aan de tentoonstellingen in het stadhuis te bezoeken. Ondanks de sluiting van het stadhuis bezocht een even groot aandeel inwoners dus kunstexposities in Lelystad. Een kunstgalerie of –beurs in Lelystad is door 9% van de inwoners bezocht. Ook dit percentage ligt dicht bij 2007 (7%). Twee kunstzinnige festivals waren in deze onderzoeksperiode LelystArt en de Atelierroute. Van de bevolking is 14% naar LelystArt geweest. Voor de Atelierroute was dit 10%. In totaal heeft ongeveer 20% minstens één van beide festivals bezocht en zo’n 4% heeft beide bezocht. De festivals trekken dus een redelijk verschillend publiek. BIBLIOTHEEK In september 2009 is de bibliotheek in Lelystad verhuisd naar een geheel nieuwe locatie. De resultaten uit dit onderzoek zijn volledig gebaseerd op de ervaringen van respondenten in de ‘nieuwe bibliotheek’. Van de inwoners zegt 52% gebruik gemaakt te hebben van de bibliotheek. In 2007 was dit 45%. Sinds de laatste meting is het gebruik van de bibliotheek door inwoners belangrijk toegenomen. Gemiddeld gebruikt een Lelystedeling de bibliotheek 15,5 keer per jaar. In 2007 was dit 13 keer. MEDIA Op het gebied van media is gevraagd of inwoners naar radio Lelystad luisteren. Van de inwoners zegt 43% daar (wel eens) naar geluisterd te hebben in de afgelopen twaalf maanden. Dit percentage is gelijk aan 2007. MENING OVER CULTUUR De inwoners van Lelystad is behalve naar hun cultuurparticipatie ook gevraagd naar hun mening over het culturele aanbod in Lelystad. 82% van de inwoners van Lelystad mist géén culturele voorzieningen in de stad. Dit percentage is gelijk aan de onderzoeken in 2007 en 2004. Van de overige inwoners is 16% van mening dat bepaalde culturele instellingen in onvoldoende
mate in Lelystad aanwezig zijn òf dat bepaalde culturele instellingen in zijn geheel ontbreekt. 2% van de inwoners mist culturele voorzieningen èn vindt voorzieningen in onvoldoende mate aanwezig. Welke voorzieningen worden vooral genoemd als onvoldoende mate aanwezig? Ongeveer 6% noemt een culturele activiteit als onvoldoende aanwezig of ontbrekend in Lelystad, in plaats van een culturele voorziening/ instelling. Concerten klassieke muziek is de activiteit die het vaakst genoemd wordt. Gevarieerde uitgaansgelegenheid voor diverse leeftijdsgroepen wordt het vaakst (2%) genoemd als voorziening die onvoldoende aanwezig is in Lelystad. Men zou graag live muziek in deze gelegenheden horen. Een bioscoop, inclusief gevarieerde filmhuisprogrammering (1%) wordt daarnaast genoemd als onvoldoende aanwezig. De mensen die voorzieningen missen noemen eveneens uitgaansgelegenheden (1%) en de bioscoop (1%). Een concertgebouw en/of ruimten om te exposeren, kunst te beoefenen wordt ook door 1% gemist. Van de Lelystedelingen vindt 70% dat nu (anno 2011) meer te doen is in Lelystad op het gebied van kunst en cultuur dan vier jaar geleden. Ook vindt zo’n 67% dat het culturele aanbod bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Lelystad. Drie op de vijf inwoners vindt dat in Lelystad genoeg voorzieningen zijn om zelf een culturele activiteit te ondernemen. Op de stelling of deelname aan culturele activiteiten bijdraagt aan het ontmoeten van nieuwe inwoners stemt 49% mee in. Beknopte onderzoeksverantwoording In mei en juni 2011 heeft de cultuurpeiling onder de Lelystadse bevolking plaatsgevonden. Hiervoor is het LelyStadsPanel benaderd met een vragenblok over cultuur en is een steekproef uit het bevolkingsbestand getrokken. De vragen zijn voor een groot deel een herhaling van de peiling in 2004 en 2007. Om ook landelijke vergelijkingen mogelijk te kunnen maken voldoen enkele vragen aan de landelijke richtlijnen voor cultuurdeelnameonderzoek (RCO).
Van het panel respondeerde 75%, van de steekproef 23% In totaal hebben 1.560 respondenten meegewerkt aan het onderzoek. Om de onderzoeksresultaten representatief te maken voor de inwoners van de gehele stad is gewogen op de kenmerken geslacht, leeftijd en klasse van de woning. Een uitgebreidere onderzoeksverantwoording vindt u in de aparte bijlage ‘OZV cultuur 2011’.
ONDERZOEKSVERANTWOORDING EN VRAGENLIJSTFREQUENTIES Cultuurpeiling, 2011 De huidige cultuurnota loopt tot en met 2012. Om de resultaten van deze nota te evalueren is inzicht nodig in de cultuurdeelname, beleving en wensen van de Lelystedelingen. In mei en juli 2011 heeft Onderzoek en Statistiek een cultuurpeiling onder de bevolking gehouden. De enquête is voor een belangrijk deel een herhaling van vragen die al eerder aan inwoners van Lelystad en de Nederlandse bevolking zijn voorgelegd. Hiermee worden zowel trends in de tijd als vergelijkingen met de landelijke situatie mogelijk gemaakt.
Onderzoeksverantwoording en vragenlijstfrequenties In deze deelrapportage wordt kort uitgelegd hoe het onderzoek is uitgevoerd om te zorgen dat de bevindingen zo veel mogelijk de mening en beleving van een doorsnee Lelystedeling weergeven. Tevens wordt de vragenlijst gepresenteerd met responspercentages voor alle afzonderlijke vragen.
November 2011 Onderzoek en Statistiek Gemeente Lelystad Telefoon: 0320 - 278574 E-mail:
[email protected] www.lelystadspanel.nl
LelyStads Panel
Colofon Dit is een prognose gemaakt door: Team Onderzoek en Statistiek Deze prognose is digitaal te vinden op http://www.lelystad.nl/nl/lelystadspanel
Gemeente Lelystad Team Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320 27 85 74 F 0320 27 82 45 e-mail:
[email protected]
Voor meer feiten en cijfers en overige onderzoeks-rapporten kunt u terecht op onze website: www.lelystad.nl /onderzoek
Vragenlijst en steekproef
In mei en juni 2011 heeft Onderzoek en Statistiek een cultuurpeiling onder de Lelystadse bevolking gehouden. Hiervoor is het LelyStadsPanel benaderd met een vragenlijst over cultuurparticitpatie en cultuurbeleving en is een steekproef uit de bevolking van 18 jaar en ouder getrokken. De vragen in de vragenlijst zijn hetzelfde als voorgaande jaren en voldoen aan de landelijke richtlijnen voor cultuurdeelname-onderzoek (RCO). Vergelijkingen door de tijd en met landelijke uitkomsten zijn daardoor mogelijk. In totaal hebben 1560 inwoners meegewerkt aan de peiling. Op het moment van het onderzoek bestond het LelyStadsPanel uit 1.630 inwoners. Van de panelleden hebben 1.222 (75% respons) aan het onderzoek deelgenomen. 75% van de panelleden vult de vragenlijst digitaal in. De overigen panelleden en de mensen in de steekproef hebben een schriftelijke vragenlijst ingevuld (zie voorbeeld achterin deze verslag). Van de 1.500 personen in de steekproef hebben 338 een ingevuld exemplaar teruggestuurd. Dit is een respons van 23%.
Een vergelijking van de uitkomsten op de vragen tussen het LelyStadsPanel en de steekproef leverde vrijwel geen significante verschillen op. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid De uitkomsten van deze enquête kennen een bepaalde mate van onzekerheid, vanwege het feit dat er met een panel wordt gewerkt (in feite een selecte steekproef uit de bevolking). De mate waarop het „werkelijke getal‟ kan afwijken van de steekproefschatting is mede afhankelijk van het totaal aantal respondenten. De mogelijke afwijking wordt groter – en dus minder nauwkeurig – naarmate de steekproef kleiner is en/of de schatting de 50% nadert, zie onderstaande grafiek.
Het aandeel respondenten per leeftijd staat vermeld in tabel 2. In de leeftijdscategorie 18-29 jaar zijn er minder respondenten, zodat de marges voor deze categorie groter zijn dan voor andere categorieën. Bijvoorbeeld: als 50% van de groep respondenten het afgelopen jaar het Agora theater heeft bezocht, dan ligt het „werkelijke percentage‟ tussen 40% en 60. In het nomogram is namelijk te zien dat een verticale lijn vanaf punt 100 (aantal respondenten: 94) de hoogste lijn (steekproefbevindingen van 50%) raakt op de hoogte van marge 10,0. Voor senioren (de 796 respondenten ouder dan 55 jaar) liggen de nauwkeurigheidsmarges bij een steekproefbevinding van 10% tussen 48 en 52% (want 800 op de horizontale as raakt die 10% lijn op de hoogte van marge 3,0). De kans bestaat dat het „werkelijke getal‟ ook buiten de marges van de grafiek valt. Die marges zijn zo berekend dat 95% van de steekproefschattingen wèl binnen de afwijkingsmarge vallen. Wil men echter 99% zekerheid, dan worden de afwijkingsmarges groter. Deze zekerheid noemt men de „betrouwbaarheid‟. Overeenkomstig de landelijke richtlijnen voor beleidsonderzoek worden de schattingen in dit onderzoek met de afwijkingsmarges van een 95% betrouwbaarheid geïnterpreteerd. We spreken in dit onderzoek van een relatie (bijvoorbeeld tussen leeftijd en museumbezoek) als de kans dat deze relatie niet voor alle inwoners op gaat, minder dan 1% is. In de rapportages wordt dan gesproken in termen als „aanzienlijk‟, „behoorlijk‟, „in belangrijke mate‟ of „noemenswaardig‟.
Weging Er is weging toegepast om resultaten „namens alle inwoners‟ te presenteren. Op basis van leeftijdscategorie, geslacht en klasse van de woning zijn de respondenten „herwogen‟, om te zorgen dat alle (4 x 2 x 5 =) 40 bevolkingsgroepen evenredig zijn vertegenwoordigd. Om te voorkomen dat bepaalde respondenten „te zwaar‟ wegen, is bij de weging een maximum van 4,0 toegepast.
De weging gebruikt in 2011 wijkt enigszins af van de weging in 2007. In de eerste plaats wordt niet herwogen op opleiding. Hiervoor in de plaats is „klasse van de woning‟ gebruikt. De reden hiervoor is dat het opleidingsniveau van de gehele Lelystadse bevolking onbekend is en dus slechts een schatting zou zijn, terwijl wel bekend is in welke buurt inwoners wonen. De gemiddelde WOZ-waarde van de buurt hangt sterk samen met de inkomen van de bewoners en met hun opleidingsniveau. De uitkomsten van 2011 zullen goed vergelijkbaar blijven met 2007.
Achtergrondkenmerken De respondenten uit het onderzoek kunnen worden ingedeeld op basis van een aantal persoonskenmerken. In de volgende paragrafen worden deze verschillende kenmerken nader belicht. Geslacht Net als in de rest van Nederland ligt de verhouding tussen mannen en vrouwen in Lelystad rond de verdeling 50%-50%. In de respons van het onderzoek is de verhouding 44% mannen en 56% vrouwen. Door herweging realiseren we vrijwel dezelfde verhouding in het onderzoek als in de populatie (de inwoners van Lelystad). Tabel 1: Responsverdeling naar geslacht mannen
vrouwen
totaal
respons (absoluut)
702
858
1560
respons (in %)
45
55
100
populatieverdeling (in %)
50
50
100
49
51
100
gewogen respons (in %)
Leeftijd Door herweging is de vertegenwoordiging van de verschillende leeftijdsgroepen meer in overeenstemming gebracht met hun aandeel in de Lelystadse bevolking. De mate van correctie is uit tabel 2 af te leiden. Tabel 2: Responsverdeling naar leeftijd ongewogen respons
gewogen respons
populatie verdeling*
18-29 jaar
6%
17%
20%
30-39 jaar
14%
19%
19%
40-54 jaar
29%
29%
30%
55+
51%
34%
32%
* Personen jonger dan 18 of ouder dan 79 zijn uit de populatieverdeling gehouden. Klasse van de woning Om een alle woonbuurten evenredig te vertegenwoordigen in het onderzoek is ervoor gekozen om de respons ook te herwegen op „klasse van de woning‟. Dit houdt in de per postcode (cijfers+letters) een gemiddelde WOZ-waarde van de woningen is berekend. Deze WOZ-waarde is ingedeeld in vijf klassen. Vervolgens is de respons uit deze buurten herrekend naar voorkomen van de klasse in Lelystad. Tabel 3: Responsverdeling naar klasse van de woning (gemiddelde WOZ waarde van buurt) ongewogen respons
gewogen respons
populatie verdeling
Klasse 1 € 0 - €133.000
9%
15%
14%
Klasse 2 €133.000-149.999
19%
26%
27%
Klasse 3 €150.000-179.999
21%
21%
21%
Klasse 4 € 180.000- 269.999
29%
21%
21%
Klasse 5 € 270.000 en hoger
28%
17%
17%
Vragenlijst met antwoordfrequenties Op de volgende pagina‟s wordt de vragenlijst weergegeven, zoals deze aan de personen in de steekproef is voorgelegd. De gegeven antwoorden staan in percentages vermeld, na herweging om verschillen in geslacht, leeftijd en klasse van de woning te corrigeren. De percentages zijn steeds berekend ten opzichte van alle „geldige‟ antwoorden op de vraag. Hiermee worden “geen mening” of “weet niet” als „ongeldig‟ beschouwd. Het percentage dat deze antwoordmogelijkheid heeft aangekruist, is slechts bij vragen vermeld waarvan het voor meer dan 5% van alle respondenten geldt. Per vraag zal een optelling van afzonderlijke antwoordcategorieën niet altijd op 100% uitkomen: óf door afrondingsverschillen en/óf doordat respondenten meerdere antwoorden konden geven.
Voor het aanbieden van de Internetvragenlijst is eenmalig gebruik gemaakt van een andere softwareapplicatie. Helaas bleek deze applicatie enkele fouten te bevatten waardoor enkele vragen ‘gehinderd’ zijn. In de frequentieverdeling staat bij de betreffende vragen een melding, als dit een ‘getroffen’ vraag was.
A. ALGEMENE VRAGEN Eerst vragen wij enkele persoonlijke gegevens. Hiermee kunnen wij niet achterhalen wie u bent. Wèl zijn die gegevens voor ons van groot belang om nuances tussen verschillende groepen (ouderen, jongeren, mannen, vrouwen, bewoners uit Zuiderzeewijk en Atolwijk enzovoorts) in de stad aan te brengen. A.
1. Wat is de postcode van uw woonadres? (s.v.p. twee cijfers èn twee letters invullen)
Zuiderzeewijk
6%
Atolwijk
13%
Boswijk
15%
Waterwijk
14%
Bolder
10%
Kustwijk
18%
Havendiep
16%
Lelystad-Haven
6%
Overig (incl. Warande)
3%
A.
2. Wat is uw geslacht?
49%
Man
51%
Vrouw
A.
3. Wat is uw leeftijd?
17% 18-29 jaar 19% 30-39 jaar 29% 40-54 jaar 34% 55 jaar en ouder A.
4. Wilt u in onderstaand schema het geboorteland of -regio van u en uw ouders aankruisen?
84% Nederland 4% Nederlands Indië/Indondesië 4% Overige westerse landen 2% Nederlandse Antillen/ Aruba 1% Marokko 3% Suriname 1% Turijke Overige niet-westerse landen 2% en herkomst onbekend A.
5. Welke huishoudensituatie is het meest op u van toepassing?
21%
Alleenstaand
37%
Twee volwassenen, geen (thuiswonende) kinderen
35%
Twee volwassenen met thuiswonende kind(eren)
5% 2%
Eén ouder met thuiswonend(e) kind(eren)
ga door naar vraag A.8
Anders
A.
6. Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden?
22%
Een persoon
5%
Vijf personen
40%
Twee personen
1%
Zes personen
14%
Drie personen
0%
Meer dan zes personen
18%
Vier personen
A.
7. Hoeveel personen daarvan zijn jonger dan 18 jaar?
69% 12% 15%
A.
Geen
4%
Drie personen
Een persoon
0%
Vier personen
Twee personen
0%
Meer dan vier personen
8. Wat is uw hoogst voltooide opleiding? 1%
Geen
3%
Lager onderwijs (Lager onderwijs, basisschool, speciaal onderwijs) Lager en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (VGLO, MULO, MAVO, VMBO theoretische
14% 9%
of gemengde leerweg) Hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, HBS, VWO, MMS, Gymnasium, etc) Lager beroepsonderwijs (LTS, LHNO, LEAO, LAS, Ambachts- en Huishoudschool, LBO, VBO, VMBO
5% basis of kaderberoepsgerichte leerweg) 28% Middelbaar beroepsonderwijs (MTS, UTS, MEAO, INAS, CIOS, MBO) 29% Hoger beroepsonderwijs (HTS, HEAO, HBO, Lerarenopleiding, ALO, Sociale Academie) 12% Wetenschappelijk onderwijs (Universiteit e.d.) A.
9. Hoeveel bedraagt het netto maandinkomen van uw huishouden (inclusief vakantiegeld en exclusief kinderbijslag)? 9%
Minder dan € 1.000 per maand
9%
Tussen € 1.000 en € 1.350 per maand
16%
Tussen € 1.350 en € 1.800 per maand
39%
Tussen € 1.800 en € 3.150 per maand
27%
€ 3.150 en hoger
B. VRIJETIJDSBESTEDING De volgende vragen gaan over kunst en cultuur. Het gaat om voorstellingen en voorzieningen die u in de afgelopen 12 maanden Heeft bezocht. Dit kan zowel binnen als buiten Lelystad zijn geweest. Bezoeken in het buitenland tellen echter niet mee! B.
1. Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden naar de volgende voorstellingen geweest? En hoe vaak was dat in Lelystad? hoe vaak in totaal?*
hoe vaak in Lelystad?*
%
aantal keer
Toneelvoorstelling
29
2,1
keer
1,4
keer
Cabaret of kleinkunst
38
2,5
keer
2,0
keer
Concert klassieke muziek
15
2,4
keer
0,8
keer
Opera of operette
6
1,3
keer
0,7
keer
Uitvoering van een koor
17
2,1
keer
1,5
keer
Concert harmonie, fanfare, brassband
8
1,4
keer
0,9
keer
Concert pop-/wereldmuziek
31
3,3
keer
1,5
keer
Jazz-/bluesconcert
13
1,6
keer
0,9
keer
Dance-/houseparty
7
4,8
keer
1,0
keer
Musical
26
1,9
keer
0,6
keer
Ballet-/dansvoorstelling
14
1,8
keer
0,9
keer
Film in bioscoop of filmhuis
53
4,0
keer
2,3
keer
Literaire bijeenkomst
7
2,1
keer
2,0
keer
Lezing over kunst/kunstgeschiedenis
5
2,1
keer
1,1
keer
Amateurkunstuitvoering
14
2,9
keer
1,6
keer
Kunstgalerie, -beurs
20
2,4
keer
1,2
keer
*Als gevolg van een slechts gedeeltelijk werkende routing is „hoe vaak in totaal‟ en „hoe vaak in Lelystad‟ gebaseerd op minder respondenten dan % dat voorstelling bezoekt. *cijfers in rapport mbt aantal keer bezoek podiumkunsten en bezoek in Lelystad podiumkunsten zonder internetpanel, daardoor wijken zij enigszins af van de hier gepresenteerde cijfers.
B.
2. Vindt u dat Lelystad cultuurhistorische erfgoed en/of locaties heeft?
37 Nee 63 Ja
ga door naar vraag B3
Indien u bij vraag B.2. ‘Ja’ heeft geantwoord: Wat zijn volgens u voorbeelden van cultuurhistorisch erfgoed in Lelystad? Per regel 1 voorbeeld noemen Maximaal 3 voorbeelden geven a.u.b. 29% diverse musea en landschapskunst (w.v. 73% Nieuwland erfgoedcentrum, 5% Agora Theater, 4%
Scheepsarcheologisch
museum,
4%
andere
musea
(excl.
Batavia
werf),
3%
kunstobjecten in de stad, 3% Robert Morris Observatorium, 3% diverse gebouwen (Kubus, Waterwijzer,
Krakeling) 3% Aviodrome, 2% Prehistorische nederzetting)
29% Bataviawerf, -stad, -haven (incl Hanzestad compagnie) 28% Wortman gemaal, Lelystad-Haven, vml werkeiland, Kantine, 1e boom 4% Natuur en IJsselmeer 4% Diverse gebouwen (w.v. 39% Agora, 25% Kubus, 16% verschillende objecten, 8% Waterwijzer, 5% Waterschap, 4% SGL, 3% Krakeling) 3% Scheepswrakken 2% Wijken, (historisch) stratenplan, polderlandschap 1% Oostvaardersdijk, kuststrook, sluizen 1% Overige niet fysieke culturele belevingen. 6% heeft geen voorbeeld van cultuurhistorische erfgoed gegeven, maar heeft wel bij vraag B2 „Ja‟ ingevuld. Antwoorden gebaseerd op eerst genoemde voorbeeld B.
3. Hoe vaak heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van de bibliotheek in Lelystad? Het gaat hierbij om gebruik maken van de collectie, informatie zoeken of overige faciliteiten. %
aantal keer
Bibliotheek Lelystad
52 15,5 keer Als gevolg van een fout in de webapplicatie heeft een deel van de internetrespondenten, deze vraag niet kunnen beantwoorden. De uitkomst is gebaseerd op de geldige antwoorden.
B.
4. Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden naar de volgende instellingen/ plekken in Lelystad geweest? %
aantal keer
A
Agora theater
60
3,9
keer
B
CKV De Kubus
27
6,1
keer
C
Underground
13
4,8
keer
D
Exposities Lelystad
19
2,1
keer
B.
4. B. Indien u bij vraag B.4A. CKV de Kubus bezocht heeft: Wat was de aard van uw bezoek aan CKV de Kubus? Meerdere antwoorden mogelijk
24%
Cursus/ workshop e.d. volgen
78%
Bezoek van een voorstelling/ presentatie e.d.
28%
Ophalen van een cursist/ bezoeker van CKV De Kubus
5%
B.
Anders, namelijk …
5. Heeft u wel eens gehoord van de volgende festivals / evenementen? En welke heeft u in de afgelopen 12 maanden bezocht? Wanneer u een festival / evenement bezocht heeft welk rapportcijfer geeft u voor het festival / evenement? Van gehoord?
Bezocht?*
nee
nee
Cijfer? Hele getallen
ja
ja
1=laagst 10= hoogst 1 cijfer per vakje a.u.b.
A
Dancetour
54%
15%
7,6
B
Uitgast
58%
24%
7,9
C
Sunsation
67%
7%
7,9
D
Bevrijdingsfestival Lelystad
74%
18%
6,2
E
Stadshartfestival (vroeger: Pleinfestival)
83%
29%
6,8
F
Sea Bottom Jazz Festival
86%
13%
7,8
G
LelystArt
57%
26%
7,2
H
„Stadsmuseum‟ aan de kust
32%
31%
7,0
I
Dag van de Architectuur of
24%
14%
7,7
architectuurcafés J
Nationaal Film Festival Scholieren
30%
3%
K
Atelierroute
52%
21%
L
Mess festival
9%
17%
**
7,5 7,4
**
6,5
M
Op jacht naar geluk (Warande)
9%
6%
N
Open monumentendag***
86%
16%
**
6,5 7,7
* Percentage gebaseerd op aantal respondenten dat van het festival/evenement gehoord heeft. **Uitkomst gebaseerd op minder dan 50 waarnemingen. ***Uitsluitend aan internetrespondenten gevraagd. B.
6. Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden naar een feest geweest met optredens van muzikanten, dansers, toneelspelers, cabaretiers of dj/vj’s? En hoe vaak was dat in Lelystad?
A
Feest met vooral live muziek
% 33
B
Feest met vooral dansvoorstelling
C
hoe vaak in totaal? aantal keer
hoe vaak in Lelystad?
3,3 keer
1,8
keer
7
2,1 keer
0,8
keer
Feest met vooral toneelvoorstelling
7
2,0 keer
1,2
keer
D
Feest met vooral cabaret /stand-upcomedy
12
2,2 keer
1,2
keer
E
Feest met vooral dj /vj
13
4,2 keer
1,7
keer
B.
7. Hoe vaak heeft u in de afgelopen 12 maanden in uw vrije tijd (dus buiten werk- of schooltijd) de volgende kunstzinnige activiteiten gedaan ? Kies de omschrijving die het beste past bij uw kunstzinnige activiteiten Alle categorieën beantwoorden a.u.b. hoe vaak in totaal? %
aantal keer
A
Tekenen, schilderen, grafisch werk
17
21
keer
B
Beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
10
14
keer
C
Werken met textiel (textiele werkvormen), wandkleden
11
21
keer
maken, weven, borduren D
Zingen
15
56
keer
E
Muziekinstrument bespelen
14
72
keer
F
Toneel, mime
3
12
keer
G
(volks)Dans, (jazz)ballet
6
31
keer
H
Fotografie/film/video
15
28
keer
(geen vakantie- of familiekiekjes / familiefilmpjes) I
Verhalen/gedichten schrijven
9
23
keer
J
Muziek maken/ mixen op de computer
6
42
keer
K
Websites ontwerpen
10
15
keer
B.
8. Waar heeft u deze activiteit hoofdzakelijk gedaan?*
6%
In De Kubus
2%
In Underground
20%
Binnen een vereniging
9%
Bij een privé-docent
76%
Ongeorganiseerd/zelf thuis
11%
Anders,
w.o. kerk, buurthuis, school, werk
namelijk * Vraag in 2010 anders gesteld dan in 2007, waardoor antwoorden niet vergelijkbaar zijn. B.
9. Hoe tevreden bent u met het aanbod van de culturele voorzieningen in Lelystad?
6%
Zeer tevreden
51%
Tevreden
37%
Tevreden noch ontevreden
6%
Ontevreden
1%
Zeer ontevreden
18%
Weet niet/ geen mening
B.
10. Mist u bepaalde culturele voorzieningen in Lelystad en/of vindt u culturele voorzieningen in onvoldoende mate aanwezig in Lelystad?
82% (N=1532) 65% (N=280)
Nee Onvoldoen de mate aanwezig, namelijk…
46% (N=280)
Mis voorzienin gen, namelijk…
B.
11. Hoe vaak heeft u in de afgelopen 12 maanden naar Radio Lelystad geluisterd?
57%
Niet
17%
Minder dan 1 keer per maand
10%
1 tot 3 keer per maand
16%
Meer dan 3 keer per maand
B.
12. Kunt u aangegeven of u het eens of oneens bent met de volgende stellingen? Mee eens
Niet mee Niet mee eens, niet eens mee oneens 24% 6%
Weet niet/ geen mening
A
Tegenwoordig is er in Lelystad op het gebied van kunst en cultuur meer te doen dan vier jaar geleden
70%
32%
B
Het huidige culturele aanbod van Lelystad levert een positieve bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de stad
67%
24%
9%
19%
C
In Lelystad zijn genoeg voorzieningen om zelf een culturele activiteit te ondernemen
60%
31%
10%
25%
D
Door deelname aan kunst- en cultuuractiviteiten ontmoet ik nieuwe inwoners van Lelystad
49%
37%
14%
36%
B.
13. Heeft u wel eens gehoord van de volgende community art activiteiten? En welke heeft u in de afgelopen 12 maanden bezocht? Wanneer u een community art activiteit bezocht heeft welk rapportcijfer geeft u voor deze community art activiteit? Van gehoord?
Bezocht?*
nee
nee
Cijfer? Hele getallen
ja
ja
1=laagst 10= hoogst 1 cijfer per vakje a.u.b.
A
Stripboek (Landstrekenwijk)
25%
6%
**
7,5
B
Sprookjesproject
3%
**
15%
**
8,0
C
Vlaggenproject
3%
**
21%
**
7,0
D
Wijkmusical (Waterwijk en Atolwijk)
20%
16%
**
7,9
* Percentage gebaseerd op aantal respondenten dat van het festival/evenement gehoord heeft. **Gebaseerd op minder dan 50 waarnemingen.
C.1 U bent nu aan het einde gekomen van deze vragenlijst. Wij danken u hartelijk voor uw medewerking. Als u bepaalde vragen heeft gemist, of andere opmerkingen over de vragenlijst heeft dan kunt u ze hieronder kwijt. Deze ruimte is niet bedoeld voor het stellen van vragen aan de gemeente. Daarvoor kunt u beter apart een brief schrijven aan: Gemeente Lelystad, Postbus 91, 8200 AB Lelystad.
HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING De ingevulde vragenlijst en het verlotingformulier kunt u in de bijgeleverde antwoordenvelop vóór 20 juni 2011 terugsturen aan Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Lelystad.
Deze ruimte niet beschrijven a.u.b.
Evaluatie cultuurnota 2009-2012
Colofon
Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt door: Onderzoek en Statistiek Digitaal verkrijgbaar bij: Gemeente Lelystad Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320-14-0320 e-mail:
[email protected]
Voor feiten en cijfers en overige onderzoeksrapporten kunt u terecht op onze website: www.lelystad.nl/onderzoek
Lelystad, oktober 2011
1
2
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE.................................................................................................................................... 3 SAMENVATTING ...................................................................................................................................... 5 1.
INLEIDING ........................................................................................................................................ 6 1.1 Onderzoek naar doeltreffendheid ................................................................................................. 6 1.2 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 6
2. CULTUURNOTA .................................................................................................................................... 7 2.1 Collegeprogramma ........................................................................................................................ 7 2.2 De cultuurnota............................................................................................................................... 7 3. ONDERZOEKSOPZET EN METHODEN................................................................................................... 9 3.1 Centrale doelstelling gemeentelijk cultuurbeleid 2009-2012 ....................................................... 9 3.2 Hoofdvraag .................................................................................................................................... 9 3.3 Deelvragen..................................................................................................................................... 9 3.4 Conceptueel model ..................................................................................................................... 10 3.5 Methoden .................................................................................................................................... 10 4.
BELEIDSMAATREGELEN IN DE CULTUURNOTA 2009-2012 ........................................................... 11 4.1 Thema creativiteit ....................................................................................................................... 12 4.2 Thema Identiteit .......................................................................................................................... 13 4.3 Thema Ontmoeting ..................................................................................................................... 13 4.4 Conclusie ..................................................................................................................................... 13
5.
DOELSTELLINGEN UIT DE CULTUURNOTA ..................................................................................... 14 5.1 Doelstellingen thema creativiteit ................................................................................................ 14 5.1.1 Doelstelling amateurkunst ................................................................................................... 14 5.1.2 Doelstelling beeldende kunst ............................................................................................... 15 5.2 Thema Identiteit .......................................................................................................................... 15 5.2.1 Doelstelling beeldende kunst ............................................................................................... 16 5.2.2 Doelstelling letteren ............................................................................................................. 17 5.2.3 Audiovisueel ......................................................................................................................... 17 5.2.4 Doelstelling cultureel erfgoed .............................................................................................. 18 5.2.5 Archeologie........................................................................................................................... 19 5.3 Thema Ontmoeting ..................................................................................................................... 19 5.3.1 Doelstelling podiumkunsten................................................................................................. 19 5.3.2 Doelstelling beeldende kunst ............................................................................................... 20
3
5.3.3 Doelstelling bibliotheekwerk ................................................................................................ 21 5.3.4 Doelstelling cultuureducatie ................................................................................................ 21 5.3.5 Doelstelling community art .................................................................................................. 22 5.3.6 Doelstelling audiovisueel...................................................................................................... 23 5.4 Conclusie ..................................................................................................................................... 24 6.
BELEIDSINSPANNINGEN EN DOELSTELLINGEN.............................................................................. 27
7.
CONCLUSIE .................................................................................................................................... 28
8.
AANBEVELINGEN ........................................................................................................................... 30
GERAADPLEEGDE BRONNEN ................................................................................................................. 32 BIJLAGE 1 BELEIDSMAATREGELEN UIT CULTUURNOTA 2009-2012 ...................................................... 33
4
SAMENVATTING Aanleiding voor dit doeltreffendheidonderzoek is de herziening van de gemeentelijke beleidsnota ‘Cultuur 2009-2012’. Als onderlegger voor een nieuwe kadernota geeft een evaluatie van doelstellingen en inspanningen van het gevoerde cultuurbeleid de nodige richtingen aan. In samenwerking met afdeling Beleid heeft Onderzoek en Statistiek de uitvoering van het cultuurbeleid zoals ze in de nota verwoord staan, doorgelicht. Er zijn één hoofdvraag en drie deelvragen geformuleerd die als leidraad voor dit rapport hebben gefungeerd, en in deze samenvatting kort worden beantwoord. Deelvraag 1. Welke beleidsmaatregelen, zoals ze in de nota zijn voorgenomen, zijn daadwerkelijk gerealiseerd? Ongeveer 70% van alle maatregelen zijn in uitvoering genomen, of waren op het moment van onderzoek nog in uitvoering. 16% van de maatregelen wordt uitgevoerd op ‘als een gelegenheid zich voordoet’ en 11% van de maatregelen zijn deels uitgevoerd en vervolgens gestopt. Slechts één maatregel (3%) is niet uitgevoerd. Deelvraag 2. In hoeverre zijn de doelstellingen van de nota gehaald? Het behalen van de doelstellingen uit de nota laat een wisselvallig beeld zien. De doelstellingen op de beleidsterreinen, bibliotheekwerk, letteren, audiovisueel (thema identiteit) en podiumkunsten zijn (grotendeels) gehaald. Voor amateurkunst, cultuureducatie, community art en audiovisueel (thema ontmoeting) geldt dat zij deels gehaald zijn. Dit houdt in de doelstelling, de beleidsmaatregelen en de indicatoren minder goed op elkaar afgestemd zijn. De beleidsterreinen beeldende kunst en cultureel erfgoed hebben de doelstelling het minst gehaald. Deelvraag 3. In hoeverre dragen de beleidsinspanningen bij aan de doelstellingen zoals in de cultuurnota waren geformuleerd? Ongeveer de helft van de beleidsmaatregelen hebben direct effect op het behalen van de doelstellingen in de cultuurnota. Daarentegen hebben 2 op de vijf maatregelen geen directe, of meetbare invloed op het behalen van de doelstellingen. Verder geldt voor een deel van de doelstellingen dat de beleidsmaatregelen slechts betrekking hebben op een gedeelte van de doelstelling. Niet alles wat beoogd wordt in de cultuurnota wordt gevat in beleidsmaatregelen. Hoofdvraag: In hoeverre hebben de maatregelen, zoals voorgenomen in de cultuurnota 2009-2012, bijgedragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, bewoners gestimuleerd om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten en geleid tot een ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad? De doelstellingen zouden gezamenlijk een antwoord moeten geven op de vraag of de centrale doelstelling van de nota gehaald is. De doelstellingen per beleidsterrein blijken in de praktijk voornamelijk gericht te zijn op deel twee van de centrale doelstelling. 24 van de beleidsmaatregelen betreffen bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleren om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten. Voor deel één, bijdragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat zijn 6 beleidsmaatregelen opgesteld (één beleidsterrein). Voor deel drie, zeven (drie beleidsterreinen). In de nota wordt echter niet geschreven dat deel twee van de centrale doelstelling belangrijker zou zijn dan de overige doelstellingen. Als alle drie de doelstellingen inderdaad even belangrijk zijn, dan is in de nota geen sprake van evenwicht tussen de hoeveelheid maatregelen per beleidsterrein. Er bestaan wel gerichte aanwijzingen dan de centrale doelstelling gehaald is. Was in 2004 42% van de inwoners tevreden met het culturele aanbod, in 2011 is dit aandeel gestegen naar 57%. Verder zegt een meerderheid van de inwoners (70%) dat in Lelystad nu (2011) meer te doen is dan vier jaar geleden. En tweederde is van mening dat het culturele aanbod bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Lelystad.
5
1. INLEIDING 1.1 Onderzoek naar doeltreffendheid Met het invoeren van het duale stelsel vanaf 2003 krijgt het college meer verplichtingen om verantwoording aan de raad af te leggen. Een ervan behelst de vraag naar de doeltreffendheid van programmavoering. Met verordening 213a is in oktober 2003 onder meer door de raad vastgesteld dat het college jaarlijks de doeltreffendheid toetst van minimaal twee (delen van) programma's en paragrafen uit de programmabegroting. Doeltreffendheid is in de verordening gedefinieerd als de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald. 1
In 2005 werden voor het eerst in het kader van deze verordening interne onderzoeken naar (doelmatigheid en) doeltreffendheid uitgevoerd. Sindsdien heeft Onderzoek en Statistiek van de gemeente Lelystad diverse onderwerpen op doeltreffendheid gemeten. In 2011 wordt de cultuurnota 2009-2012 onder de loep genomen. Aanleiding voor dit doeltreffendheidonderzoek is de herziening van de gemeentelijke beleidsnota ‘cultuur 2009-2012’. De uitkomsten van dit doeltreffendheidonderzoek kunnen vervolgens dienen als onderlegger voor 2 de nieuwe beleidsperiode.
De cultuurnota 2009-2012 viel bij vaststellen in 2009 onder het beleidsprogramma ‘Binding en ontmoeting’. Dit programma was in twee thema’s onderverdeeld: ‘ontmoeting en toenadering’ en ‘betrokkenheid en participatie’. De cultuurnota werd geschaard onder het tweede thema. Maar door het veelzijdige karakter van ‘cultuur’ heeft de nota ook veel raakvlakken en overlappen met andere thema’s en beleidsprogramma’s. Om de reikwijdte van dit onderzoek binnen de perken te houden wordt alleen ingegaan op doelstellingen zoals deze benoemd zijn in de cultuurnota. Dit betekent dat doorlopende cultuurmaatregelen die niet specifiek in de nota zijn genoemd, ook niet in dit rapport worden behandeld In het kort komt dit onderzoek op het volgende neer: In hoeverre hebben de in de cultuurnota aangekondigde beleidsmaatregelen ook daadwerkelijk bijgedragen aan de ambities van het beleid, zoals deze in de doelstellingen zijn verwoord?
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 staan in hoofdlijnen de doelstellingen uit het collegeprogramma en de cultuurnota. Ook wordt beknopt ingegaan op de inhoud van de cultuurnota. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op de onderzoeksopzet en methoden. De hoofdstukken 4 t/m 6 worden gebruikt om een antwoord te geven op de in hoofdstuk 3 geformuleerde deelvragen. In het laatste hoofdstuk 7 wordt een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag en in hoofdstuk 8 volgen enkele aanbevelingen.
1
Doelmatigheid is in de verordening gedefinieerd als de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt. Bij doelmatigheid gaat het kortom om ‘efficiëntie’, bij doeltreffendheid om ‘effectiviteit’. 2 Hierbij dient te worden opgemerkt dat het onderzoek is uitgevoerd gedurende de beleidsperiode. Vóór 2013 kunnen beoogde effecten van het beleid nog optreden. 6
2. CULTUURNOTA In dit rapport wordt de gemeentelijke beleidsnota ‘Cultuur 2009-2012’ (in deze rapportage verder aangeduid als ‘de nota’) geëvalueerd. Eerst bespreken we kort het relevante collegeprogramma ‘Binding en Ontmoeting’, en het thema ‘betrokkenheid en participatie’. Daarna volgen de kernpunten uit de nota.
2.1 Collegeprogramma Het collegeprogramma (2009) bestond uit 8 min of meer afzonderlijke programma’s. ‘Binding en Ontmoeting’ was één van deze programma’s. De kern van het collegeprogramma was: ‘Iedereen doet mee’. Binnen het programmaonderdeel ‘Binding en Ontmoeting’ draait het om twee doelen: 1. Het bevorderen van ontmoetingen en binding op buurt-, wijk- en stadsniveau 2. Het vergroten van de betrokkenheid en actieve participatie van alle Lelystedelingen (…) Net als de overige programma’s is Binding en Ontmoeting onder verdeeld in twee thema’s. Het eerste thema van ‘Binding en Ontmoeting’ was ‘ontmoeting en toenadering’ en de tweede ‘betrokkenheid en participatie’. De cultuurnota werd geschaard onder het tweede thema. ‘De belangrijkste basisvoorwaarden voor betrokkenheid en participatie zijn wonen, werken en onderwijs. Daarbij ontstaat extra betrokkenheid en participatie door actieve deelname aan sportieve -, culturele-, en sociaal culturele activiteiten. Openheid voor culturele en levensbeschouwelijke verschillen is - in een samenleving die wordt gekenmerkt door diversiteit - een voorwaarde voor samenwerking. Weten van elkaar kan helpen bij wederzijdse acceptatie. Interculturele en interreligieuze dialoog is hiervoor een middel’ (Programmabegroting 2009, p25). In het collegeprogramma wordt veel waarde gehecht aan een breder bereik van amateurkunstbeoefening. Marktplaatsen worden aangemerkt als podium waar dit gestalte moet krijgen. Verder wordt veel belang gehecht aan een intendant voor amateurkunstenaars en community art activiteiten. In de nota worden deze punten verder uitgewerkt. Daarnaast komen in de nota ook nog andere onderwerpen binnen het culturele thema aanbod.
2.2 De cultuurnota De cultuurnota loopt van 2009 tot en met 2012. Deel I van de cultuurnota heeft betrekking op de kaderstelling (rijk, provincie en gemeente) van het cultuurbeleid. In dit deel van de nota wordt aandacht besteed aan het belang van cultuur voor de maatschappij en wordt het overheidsbeleid in het culturele domein gelegitimeerd. Heel beknopt komt de legitimatie op het volgende neer: ‘Gemeenten dragen een verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het lokale leven. Dit betreft niet alleen de inrichting van de openbare ruimte, maar ook de mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling. De maatschappelijke kwaliteit wordt onder meer geleverd door deelname aan kunst en cultuur (de nota, p5). Daarnaast wordt cultuur gezien als een mogelijkheid voor gemeenten zich positief te onderscheiden als een aantrekkelijke woon- en leefstad. Uit bovenstaande kan afgeleid worden dat positieve effecten van cultuur verder reiken dan slechts het individu. De stad en de lokale economie wordt ook verondersteld te profiteren van een goed cultuurbeleid. De centrale doelstelling van de nota verwoordt dit als volgt: Het realiseren van een cultureel voorzieningenniveau dat bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleert om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten en de ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en 3 volwaardige stad ondersteunt (p18)’ .
3
Een uitgebreidere uitleg over het cultuurbeleid staat in de cultuurnota 2009-2012 7
De nota is opgesteld rond drie thema’s: Creativiteit, Identiteit en Ontmoeting. Al de drie de thema’s bestrijken alle aspecten van de centrale doelstelling. Creativiteit: ‘het beleid dat zich richt op voorzieningen voor de amateur en professionele kunstenaar’ Identiteit: ‘[het gaat] om beleid gericht op de inrichting van de openbare ruimte en het aanbod van bijzondere gezichtbepalende culturele projecten’ Ontmoeting: ‘[hierbij] gaat het om de kennismaking met cultuur te bevorderen en de interactie tussen inwoners te stimuleren’ (p19) In de vorige periode (2005-2008) is veel geïnvesteerd in de ‘fysieke behuizing’ van cultuur. Zo is een nieuw theater gebouwd en heeft de bibliotheek een nieuw gebouwd onderkomen. De bouwwerkzaamheden zijn in de vorige periode afgerond en in de periode 2009-2012 is de focus gelegd op ondersteuning van culturele activiteiten. Ondersteuning dient voornamelijk gelezen te worden als het verstrekken van subsidies en stimuleren van bewoners, bezoekers en bedrijven om samen aan kunst en cultuur deel te nemen (p19). In grote lijnen komt het erop neer dat de gemeente zelf niet direct culturele activiteiten organiseert om de doelstelling te bereiken, maar via het verstrekken van subsidies aan derden, beoogt om invloed uit te oefenen op het culturele aanbod in Lelystad. In de nota wordt vooral ingezet op ‘ondersteuning van culturele activiteiten’ en bewoners, instellingen en bedrijven dienen per project subsidie aan te vragen (‘budgetsubsidie’). Subsidieaanvragen voor culturele activiteiten worden naast de criteria van de ‘algemene subsidieverordening’ beoordeeld op de volgende criteria ( p20): a. Betekenis voor het culturele klimaat b. Betekenis voor de ontmoeting in Lelystad c. Betekenis voor de identiteit van Lelystad Opmerkelijk genoeg is geen direct herkenbaar criterium opgesteld voor ‘creativiteit’, hoewel dit een specifiek onderdeel is van de cultuurnota. We gaan er in deze rapportage van uit dat ‘betekenis voor het culturele klimaat in Lelystad’ het criterium is voor creativiteit. De afgelopen jaren ligt het accent van de subsidieverstrekking op ‘stimuleren en in standhouden van activiteiten ten behoeve van bewoners’. Deze richtlijn is direct afkomstig uit de algemene subsidieverordening Lelystad (ASVL). In de nota staan drie vormen van subsidies genoemd: 1. Eenmalige budgetsubsidie. Incidentele subsidie. 2. Jaarlijkse budgetsubsidie. Subsidie voor jaarlijks terugkerende activiteiten. 3. Meerjarige budgetsubsidie. Subsidie voor instellingen die gerekend worden tot de culturele basisinfrastructuur. De looptijd van de toegekende subsidie is maximaal vier jaar. In de praktijk komt het erop neer dat grote subsidies (> €250.000) worden verstrekt op basis van een uitvoeringsovereenkomst en een productbegroting. Dit zijn subsidieverstrekkingen waar het college over beslist. Achteraf wordt het subsidiebedrag vastgesteld op basis van jaarverslag en jaarrekening. Dit zijn tot nu toe altijd ‘jaarlijkse budgetsubsidies’ geweest. Gaat het om lagere bedragen en eenmalige budgetsubsidies dan wordt vaak een aanvraagformulier ingevuld en wordt achteraf verantwoord waar het geld aan besteed is. De toekenning en de hoogte van een subsidie wordt getoetst aan de beleidsmaatregel waar de subsidieaanvraag onder valt. Meerjarige budgetsubsidies zijn in deze notaperiode (nog) niet verstrekt (interview beleidsmedewerker cultuur).
8
3. ONDERZOEKSOPZET EN METHODEN 3.1 Centrale doelstelling gemeentelijk cultuurbeleid 2009-2012 In de cultuurnota 2009-2012 staat één centrale doelstelling: Het realiseren van een cultureel voorzieningenniveau dat bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleert om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten en de ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad ondersteunt (p18). De centrale doelstelling kan in drieën opgesplitst worden: Het realiseren van een cultureel voorzieningenniveau dat… 1. Bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat 2. Bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleert om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten 3. De ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad De beschreven beleidsmaatregelen en overige doelstellingen zouden allemaal moeten bijdragen aan deze centrale doelstelling. In dit doeltreffenheidonderzoek wordt nader onderzocht of dit ook het geval is. In dit onderzoek wordt een antwoord gegeven op onderstaande hoofdvraag en deelvragen.
3.2 Hoofdvraag In hoeverre hebben de beleidsmaatregelen, zoals voorgenomen in de cultuurnota 2009-2012, bijgedragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, bewoners gestimuleerd om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten en geleid tot een ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad?
3.3 Deelvragen 1. 2. 3.
Welke beleidsmaatregelen, zoals ze in de nota zijn voorgenomen, zijn daadwerkelijk gerealiseerd? (input) In hoeverre zijn de doelstellingen van de nota gehaald? (indicatoren) In hoeverre dragen de beleidsinspanningen bij aan de doelstellingen zoals in de cultuurnota waren geformuleerd? (outcome)
9
3.4 Conceptueel model In figuur 1 is de relatie tussen beleidsmaatregelen (input), beoogde effecten (indicatoren) en gewenste uitkomsten (outcome) schematisch weergegeven. Figuur 1. Conceptueel model
1.
2.
3.
Input
Indicatoren
Outcome
Beleidsmaatregelen cultuur
Aantrekkelijke woon- en leefomgeving
beoogde effecten
Overige factoren
Bewoners en bezoekers gestimuleerd om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten Ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad
In figuur 1 wordt er vanuit gegaan dat de beleidsmaatregelen in de cultuurnota bijdragen aan het bereiken van de centrale doelstelling. Om vast te kunnen stellen of dit werkelijk zo is, worden in de nota per beleidsterrein indicatoren en beoogde effecten beschreven. Het behalen van deze beoogde effecten zou een verband tussen beleidsmaatregel en ‘outcome’ aantonen. ‘Overige factoren’ hebben ook invloed op de beoogde effecten. Deze worden in dit doeltreffendheidonderzoek buiten beschouwing gelaten.
3.5 Methoden Er zijn diverse methoden ingezet om informatie te vergaren om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Een verscheidenheid aan rapporten is geraadpleegd en geanalyseerd, waaronder de cultuurnota 20092012 websites, jaarverslagen en beleidsregels Deel van collegeprogramma waar de cultuurnota en het cultuurbeleid onder valt. Interview met de verantwoordelijke beleidsmedewerker. Behalve een interview heeft de beleidsmedewerker een overzicht geschreven van welke maatregelen zijn uitgevoerd en op welke manier. Peiling over cultuurdeelname onder inwoners van Lelystad Analyse van onderzoeksgegevens van peilingen uit eerdere jaren Tenslotte wordt een beroep gedaan op een bescheiden portie subjectief vernuft om conclusies en aanbevelingen af te leiden uit een veelheid bevindingen en beoordelingen.
10
4. BELEIDSMAATREGELEN IN DE CULTUURNOTA 2009-2012 In dit hoofdstuk wordt besproken of en hoe de voorgenomen beleidsmaatregelen zijn uitgevoerd. We geven een antwoord op deelvraag 1: Welke beleidsmaatregelen, zoals ze in de nota zijn voorgenomen, zijn daadwerkelijk gerealiseerd? De beleidsmaatregelen komen aanbod in ‘Deel II’ in de nota. Deel II van de nota is ingedeeld in drie thema’s: creativiteit, identiteit en ontmoeting. Ieder thema is onderverdeeld in ‘beleidsterreinen’. Voor deze beleidsterreinen zijn vervolgens beleidsmaatregelen geformuleerd. Het achterhalen van de voorgenomen beleidsmaatregelen uit de nota is een intensieve klus. Door de grote hoeveelheid tekst die om de maatregel heen geschreven is, wordt niet direct duidelijk wat nu precies de bedoeling is. Af en toe wordt in de tekst zelfs geen beleidsmaatregel genoemd, ondanks dat de paragraaftitel anders doet verwachten. De samenvatting van beleidsmaatregelen achter in de nota (p48) zou uitkomst moeten bieden, maar deze is juist weer te beknopt. Uit gesprekken met de beleidsmedewerker cultuur kwam verder naar voren dat niet alle beleidsmaatregelen in de tekst en samenvatting van de nota zijn opgenomen. De niet in de nota opgenomen beleidsmaatregelen zouden voornamelijk gecontinueerde maatregelen uit de vorige nota zijn. Een volledig overzicht ontbreekt op het moment van dit onderzoek. Omdat dit doeltreffendheidonderzoek als leidraad de cultuurnota heeft, wordt daarom alleen uitgegaan van de in de nota opgenomen beleidsmaatregelen. Op basis van de tekst in de nota zijn uiteindelijk 45 beleidsmaatregelen afgeleid. In bijlage 1 staan alle maatregelen en hun status gedetailleerd weergegeven. Tabel 4.1 Beleidsmaatregelen en status van uitvoering Status beleidsmaatregel (medio 2011)
Aantal
Uitgevoerd
23
In uitvoering
3
Gedeeltelijk uitgevoerd
4
Niet uitgevoerd
1
Ad hoc/ incidenteel
6
Maatregel niet gespecificeerd
2
Hoort niet in deze nota
6
Totaal
45
Bron: Cultuurnota 2009-2012, beleidsmedewerker cultuur (interview en evaluatie) In totaal zijn 23 van de 45 beleidsmaatregelen inmiddels (medio 2011) uitgevoerd (tabel 4.1). Op het moment dat het doeltreffendheidonderzoek uitgevoerd werd, was de looptijd van de nota nog niet voorbij. De drie maatregelen die ‘in uitvoering’ zijn, kunnen voor het einde van de nota afgerond zijn. Vier maatregelen zijn slechts gedeeltelijk uitgevoerd en daarna is de uitvoering gestopt. Zes van de benoemde maatregelen worden op ad hoc basis opgepakt. Dient het onderwerp zich aan, dan wordt iets ondernomen. Eén maatregel is niet in uitvoering genomen. Verder staan in de nota onder beleidsmaatregelen twee punten die slechts een constatering zijn en geen beleidsmaatregel. Opmerkelijk genoeg bevinden zich onder de voorgenomen beleidsmaatregelen ook zes onderwerpen binnen andere beleidsvelden dan cultuur thuis horen. Deze beleidsmaatregelen worden als het goed wel uitgevoerd, maar vallen verder niet onder de cultuurnota.
11
Grafiek 4.1 Verdeling status van 37 beleidsmaatregelen (exclusief ‘maatregel niet gespecificeerd’ en ‘hoort niet in deze nota’)
3% Uitgevoerd
16%
In uitvoering Gedeeltelijk uitgevoerd (uitvoering gestopt)
11%
62% 8%
Ad hoc/ incidenteel Niet uitgevoerd
Al met al staan in de nota 37 maatregelen die in de periode 2009-2012 daadwerkelijk in het kader van de cultuurnota voorgenomen zijn om uit te voeren. Hiervan is 70% uitgevoerd of op dit moment in uitvoering (zie grafiek 4.1). 11% is gedeeltelijk uitgevoerd en 16% vindt incidenteel plaats. Slechts 3% (één maatregel) is niet uitgevoerd. Nagenoeg alle beleidsmaatregelen die in de nota genoemd zijn, zijn daadwerkelijk in deze periode uitgevoerd, dan wel opgestart. Het is een aantal keer voorgekomen dat een maatregel halverwege uitvoeren is stopgezet, in een enkel geval vanwege ontbreken van financiële middelen. Het ook voorgekomen dat beleid zoals beschreven in de nota, gedurende de looptijd veranderde. De beleidsmaatregel paste vervolgens niet meer in het nieuwe beleid en derhalve is de uitvoering gestopt. Omdat de beleidsmaatregelen in de nota onder drie thema’s beschreven staan, worden deze in de volgende paragrafen kort besproken.
4.1 Thema creativiteit Binnen dit thema vallen de inspanningen die vanuit het gemeentelijk cultuurbeleid worden verricht om creativiteit aan Lelystad te binden en voor de ontwikkeling van de stad te benutten. Binnen dit thema past het beleid dat zich richt op de faciliteiten voor de amateur- en de professionele kunstenaar (p24). De benoemde beleidsterreinen zijn: Amateurkunst (5 maatregelen) Beeldende kunst (4 maatregelen) In totaal staan onder het thema creativiteit negen voorgenomen maatregelen. Vijf voor amateurkunst en vier voor beeldende kunst. Vier zijn uitgevoerd zoals voorgenomen, één is gestart en loopt. Drie worden op ad hoc basis gedaan en één is slechts gedeeltelijk uitgevoerd.
12
4.2 Thema Identiteit Binnen dit thema behoren de inspanningen die vanuit het cultuurbeleid worden verricht om de identiteit van Lelystad te versterken. Het gaat daarbij om aandacht voor kunst in de openbare ruimte, bijzondere gezichtsbepalende culturele activiteiten, cultuurhistorie en archeologie (p29). Onder identiteit zijn vijf beleidsterreinen benoemd: Beeldende kunst (6 maatregelen) Letteren (2 maatregelen) Audiovisueel (1 maatregel) Cultureel erfgoed (2 maatregelen) Archeologie (1 maatregel) Uit de nota zijn twaalf beleidsmaatregelen te herleiden die vallen onder het thema identiteit. Acht hiervan zijn uitgevoerd, of in uitvoering. Twee zijn gedeeltelijk uitgevoerd en gestopt. Eén vindt incidenteel plaats (ad hoc) en één beleidsmaatregel hoort eigenlijk niet in de cultuurnota thuis.
4.3 Thema Ontmoeting Binnen dit thema vallen de inspanningen die vanuit het cultuurbeleid worden verricht om inwoners en bezoekers van Lelystad in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van kunst- en cultuuruitingen en de interactie tussen inwoners te stimuleren (p34). Onder ontmoeting zijn zes beleidsterreinen benoemd: Podiumkunsten (7 maatregelen) Beeldende kunst (2 maatregelen) Bibliotheekwerk (2 maatregelen) Cultuureducatie (4 maatregelen) Community art (6 maatregelen) Audiovisueel (3 maatregelen) Verreweg de meeste beleidsmaatregelen betreffen het thema ontmoeting. Uit de nota zijn 24 maatregelen af te leiden. Elf maatregelen zijn uitgevoerd of in uitvoering. Vier maatregelen deels uitgevoerd en gestopt. Eén maatregel geldt als ‘ad hoc’ en één maatregel is niet uitgevoerd. De overige zeven maatregelen horen of niet in deze nota thuis (vier) of zijn eigenlijk geen maatregel (drie). Uit eindelijk blijven dan 17 maatregelen onder dit thema over.
4.4 Conclusie Op één-na zijn alle voorgenomen beleidsmaatregelen in uitvoering genomen, of deels uitgevoerd en vervolgens gestopt. Gezien de hoeveelheid maatregelen (37) is dit een verdienstelijke prestatie. Daarbij komt nog dat het op basis van de nota niet direct duidelijk wordt wat nu precies de voorgenomen beleidsmaatregelen zijn. Dit komt voornamelijk omdat de maatregelen vaak ‘verstopt’ zitten in stukken tekst. De nota is als het ware ‘overgestructureerd’. In plaats van dat de structuur van de nota overzicht biedt, raakt de lezer door de hoeveelheid tussenkopjes en tekst af en toe het spoor bijster. Het is niet verwonderlijk dat een enkele keer ‘vergeten’ is om ook daadwerkelijk een maatregel te formuleren. Af en toe sloop zelfs een maatregel in de nota, die eigenlijk beter binnen ander beleid past. Een goede aanvulling zou een volledig overzicht zijn van alle voorgenomen beleidsmaatregelen, dus inclusief de gecontinueerde maatregelen uit de vorige nota.
13
5. DOELSTELLINGEN UIT DE CULTUURNOTA In dit hoofdstuk gaan we in op de doelstellingen van de nota. We geven een antwoord op de volgende deelvraag: In hoeverre zijn de doelstellingen van de nota gehaald? In de nota is één centrale doelstelling geformuleerd. Deze centrale doelstelling bestaat uit drie onderdelen: Het realiseren van een cultureel voorzieningenniveau dat… 1. Bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat 2. Bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleert om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten 3. De ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad Vervolgens zijn in de nota per beleidsterrein nog eens afzonderlijk doelstellingen geformuleerd. In totaal zijn elf doelstellingen ‘extra’ geformuleerd, naast de centrale doelstelling. Deze ‘extra’ doelstellingen slaan direct op de bijbehorende beleidsmaatregel en niet zo zeer op de centrale doelstelling. In dit hoofdstuk worden daarom eerste alle doelstellingen per beleidsterrein besproken. Daarna wordt gekeken of de ‘extra’ doelstellingen gezamenlijk een antwoord kunnen geven op de vraag in hoeverre de centrale doelstelling gehaald is.
5.1 Doelstellingen thema creativiteit Onder het thema creativiteit zijn twee doelstellingen geformuleerd. Deze beslaan de beleidsterreinen ‘amateurkunst’ en ‘beeldende kunst’. Met ieder hun eigen beoogde effect en indicator. De doelstelling van amateurkunst heeft voornamelijk te maken met het tweede deel van de centrale doelstelling: ‘bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleren om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten’. De doelstelling van beeldende kunst betreft voornamelijk deel drie centrale doelstelling: ‘de ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad’.
5.1.1 Doelstelling amateurkunst D1. Met het amateurkunstbeleid willen we de inwoners van Lelystad de gelegenheid bieden zich in een kunstdiscipline te kunnen ontwikkelen en tot creatieve prestaties en presentaties te komen (Cultuurnota 2009, p26). Beoogd effect: toename van het aantal inwoners dat actief deelneemt aan amateurkunst. Indicator: percentage inwoners dat in het voorafgaand jaar een kunstzinnige activiteit heeft gedaan. Doelstelling behaald? Deels. Onder dit beleidsterrein zijn vijf beleidsmaatregelen voorgenomen. Vier hiervan zijn uitgevoerd zoals deze zijn voorgenomen. Eén beleidsmaatregel valt in de categorie ‘ad hoc’ en is voor zover bekend niet actief uitgevoerd. De beleidsmaatregelen hebben een aanzienlijke mate van relevantie met de doelstelling. Allen zijn gericht op amateurkunst. Geredeneerd vanuit uitvoering van de beleidsmaatregelen is de doelstelling gehaald. Kijken we naar het beoogde effect en de indicator die het behalen van de doelstelling zou bewijzen, dan kunnen we niet zeggen dat de doelstelling gehaald is. Ongeveer de helft van de volwassen inwoners van Lelystad doet aan een vorm van amateurkunst. Tussen 2007 en 2011 is geen sprake van toename van het aantal inwoners dat actief aan amateurkunst doet. Een oorzaak voor uit uitblijven van toename van inwoners die een kunstzinnige activiteit doen kan liggen in de aard van de beleidsmaatregelen. De maatregelen waren voornamelijk gericht op de amateurkunstverenigingen 14
om hen te ondersteunen in hun deskundigheid en accommodatie. Geen van de maatregelen kan direct gerelateerd worden aan inwoners ‘verleiden tot amateurkunsten‘. Het is dan wellicht niet verwonderlijk dat het aandeel amateurkunstbeoefenaars stabiel is gebleven. De maatregelen in de nota waren namelijk minder 4 gericht op vergroten van bereik, veel eerder op behouden, bestendigen en verbeteren van wat er is. Het is zinvol om af te vragen naar welk deelnamepercentage gestreefd wordt. Beleidsmaatregelen kunnen dan afgestemd worden op vergroten van bereik, of juist op behouden van huidige deelname. Tabel 5.1 Jaar
2004 2007 2011
Percentage inwoners dat een kunstzinnige activiteit heeft gedaan 42 48 49
Significant verschil met uitkomst vorige onderzoek *
Bron: Cultuurpeiling O&S
5.1.2 Doelstelling beeldende kunst D2. In het kader van het beeldende kunstbeleid willen we faciliteiten bieden om beeldende kunstenaars en vormgevers aan Lelystad te binden (Cultuurnota 2009, p27) Beoogd effect: toename van het aantal professionele kunstenaars dat in Lelystad als kunstenaar actief is. Indicator: aantal professionele kunstenaars in Lelystad Doelstelling behaald? Nauwelijks. Van de vier beleidsmaatregelen is één op dit moment in uitvoering, overigens op een andere manier dan in de nota werd beoogd. De uitvoering van de maatregel neigt nu meer naar faciliteren van community art projecten, dan van het binden van kunstenaars en vormgevers. Eén maatregel is gedeeltelijk uitgevoerd en tijdens de verhuizing van het stadhuis tijdelijk op ‘ad hoc’ basis ingezet. Twee beleidsmaatregelen zijn op ad hoc basis. Hoewel de beleidsmaatregelen an sich veel samenhang hebben met de doelstelling, komt zicht op de uitvoering niet heel goed uit de verf. Dit heeft vooral te maken met de ‘ad hoc’ beleidsmaatregelen. Deze twee maatregelen worden uitgevoerd wanneer een gelegenheid zich aandient. Op het moment van dit onderzoek waren nog geen concrete resultaten bereikt op de ad hoc beleidsmaatregelen. De indicator en het beoogde effect bieden geen houvast om te bepalen of de doelstelling gehaald is. Er is geen register beschikbaar om te bepalen hoeveel professionele kunstenaars in Lelystad actief zijn. Van de Kamer van Koophandel kan wel een lijst met hier ingeschreven kunstenaars gekocht worden, maar deze lijst doet geen recht aan kunstenaars die hier wel projecten uitvoeren, maar hun bedrijf niet in Lelystad ingeschreven hebben. De beleidsmaatregelen zijn namelijk ook gericht op het faciliteren expositieruimten. Het huidige beoogde effect en indicator voldoen niet om te meten of de doelstelling gehaald is.
5.2 Thema Identiteit Onder dit thema zijn drie doelstellingen en twee indicatoren benoemd. Dit zijn minder doelstellingen dan het aantal beleidsterreinen. Dit houdt in dat niet bij ieder beleidsterrein doelstellingen is benoemd. De doelstelling 4
Er dient echter vermeld te worden dat het amateurkunstbeleid uit meer maatregelen bestaat ( hoewel niet in de Cultuurnota 2009-2012 vermeld). Sommige maatregelen richten zich wel degelijk naar de ongeorganiseerde kunstbeoefenaar, waaronder de subsidie voor intendant Amateurkunst.
15
van beeldende kunst vallen voornamelijk onder deel één van de centrale doelstelling: ‘bijdragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat’. Letteren betreft vooral deel drie: ‘de ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad’. Cultureel erfgoed omvat de hele centrale doelstelling, maar dan iets anders geformuleerd. Twee beleidsterreinen hebben geen ‘eigen’ doelstelling.
5.2.1 Doelstelling beeldende kunst D3. Met de plaatsing van kunstwerken in de openbare ruimte en de subsidiëring van kunstmanifestaties die gezichtsbepalend zijn voor Lelystad, willen we een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de openbare ruimte en de identiteit van Lelystad. Beoogd effect: versterking van de kwaliteit en herkenbaarheid van de openbare ruimte. Indicator: percentage inwoners dat tevreden is over de kwaliteit van de openbare ruimte. Doelstelling behaald? Deels. Van de zes beleidsmaatregelen zijn er drie uitgevoerd. Eén is nu in uitvoering. Eén maatregel is gedeeltelijk uitgevoerd en één is op ad hoc basis. De mate van samenhang van de beleidsmaatregelen en de doelstelling is niet heel sterk. Eén (uitgevoerde) maatregel heeft zelfs niets te maken met de doelstelling. Daarnaast zijn er twee beleidsmaatregelen die ‘uitzoeken of’ en ‘een strategisch proces’ betreffen. Uitvoering van deze maatregelen staat ver van invloed op de doelstelling. Als de verkennende fase van deze beleidsmaatregel voorbij is en de ook overgegaan wordt tot implementatie, dan kan pas invloed op de doelstelling ontstaan. Voor subsidiëring van kunstmanifestaties, zoals in de doelstelling expliciet staat, zijn in de nota geen specifieke beleidsmaatregelen genoemd. Toelichting van de beleidsmedewerker: in de nota staat een financieel overzicht per beleidsterrein (p49). Hierin staat summier wel iets over subsidies voor manifestaties. Voor zover tijdens dit onderzoek is geen gebruik gemaakt van de subsidiemogelijkheid voor kunstmanifestaties. Zoals in hoofdstuk 4 ook al genoemd werd, onderstreept dit het belang van een volledig overzicht van beleidsmaatregelen. Dit maakt evalueren van beleid makkelijker. De indicator voor deze doelstelling biedt weinig houvast of de doelstelling bereikt is. Inwoners zijn sinds 2001 de openbare ruimte in hun woonomgeving wel meer gaan waarderen, maar een directe relatie tussen toename van tevredenheid onder inwoners met de openbare ruimte en het (her)plaatsen van kunstwerken is niet uit de indicator af te leiden. Een indicator die rechtstreeks vraagt naar de gezichtsbepalende kunstwerken en of inwoners dit een aanwinst vinden zou een betere indicator zijn voor deze doelstelling. De indicator zoals nu gebruikt zou beter tot zijn recht komen als ‘outcome’ indicator (zie figuur 1. Conceptueel model). Tabel 5.2 Jaar
2001 2003 2005 2007 2009
Waardering door bewoners voor de openbare ruimte in hun woonomgeving 6,1 6,2 6,3 6,3 6,6
Bron: Leefbaarheid & Veiligheid O&S. Kwaliteitsschaal (0-10) geeft de tevredenheid over speelmogelijkheden, straatverlichting, groenvoorziening en parkeergelegenheid weer (weging resp. 2:1:3:2)
16
5.2.2 Doelstelling letteren D4. Met de subsidiëring van literaire manifestaties die gezichtsbepalend zijn voor Lelystad willen we de identiteit van Lelystad tot uitdrukking brengen. Beoogd effect: versterking van de binding met Lelystad. Indicator: Percentage inwoners dat zich verbonden voelt met Lelystad Doelstelling behaald? Ja. Beide beleidsmaatregelen, stadsdichter en sunsation uitgevoerd. De gemeente hecht veel belang aan deze twee kunstuitingen en vindt dat deze de identiteit van Lelystad tot uitdrukking brengen. De nota focust in de beleidsmaatregelen onder het beleidsterrein letteren alleen op de ‘stadsdichter’ en sunsation. Een aanvullende beleidsmaatregel die ruimte biedt voor subsidies aan andere literaire manifestaties die passen onder de doelstelling bestaat ook, maar is niet in de nota vermeld. De gekozen indicator betreft ‘verbondenheid’ met Lelystad. Sinds 2001 is het percentage inwoners dat zich (zeer) gehecht voelt aan Lelystad belangrijk toegenomen, van 54% naar 67%, zie tabel 5.3. Tabel 5.3 Jaar
2001 2003 2005 2007 2009
Percentage inwoners dat (zeer) gehecht is aan Lelystad 54% 62% 66% 67% 67%
Bron: Woningmarktmonitor, tabel 5.38 De indicator zegt echter niets over het behalen van de doelstelling van beleidsterrein letteren. Het stadsdichterfestival en Sunsation zullen geen tot nauwelijks aantoonbare relatie vertonen met ‘gehechtheid’ aan Lelystad. Het is ook niet per sé nodig om dit te weten en te meten. Het oordeel dàt de manifestaties gezichtsbepalend zijn is wat er toe doet. Voorwaarde voor subsidieverstrekking aan de manifestaties is de projectverantwoording achteraf. De gemeente kan in de subsidieverstrekking bijvoorbeeld afspraken maken over gewenste bezoekersaantallen. Op basis hiervan kan beoordeeld worden of de gemeente vindt dat de manifestaties hun gezichtsbepalendheid nog steeds hebben.
5.2.3 Audiovisueel Voor dit beleidsterrein is geen ‘eigen’ doelstelling geformuleerd in de nota. Wel staat in de nota te lezen dat aan Stichting Nationaal Filmfestival voor Scholieren (NFFS) een budgetsubsidie wordt toegekend. De reden voor het toekennen van de subsidie wordt als volgt verwoord: ‘vanwege het unieke en kwalitatieve karaker van dit festival en de betekenis van het festival voor de identiteit van Lelystad is de gemeente voornemens om het festival in de periode van 2009-2012 te subsidiëren (p31)’. Doelstelling behaald? Ja. Impliciet zit in de nota onder dit beleidsterrein wel een doelstelling verstopt. Het festival draagt volgens de nota (onder andere) bij aan de identiteit van Lelystad. Dit kan teruggevoerd worden op de centrale doelstelling. Het ontbreken van een ‘eigen’ doelstelling is onbelangrijk. Vandaar dat hier toch iets verder op dit beleidsterrein ingegaan wordt.
17
Onder volwassenen ‘doet’ het NFFS niet heel veel, zie tabel 5.4. De bezoekers aan het filmfestival zullen voornamelijk familieleden en kennissen van scholieren zijn. Het is daarom niet verwonderlijk dat het NFFS veel beter door jongeren bezocht wordt dan door volwassenen. Dit ligt al in de doelgroep besloten. Verondersteld wordt dat het festival van betekenis is voor de identiteit van Lelystad. Wanneer identiteit beoordeeld wordt op landelijke media-aandacht en prestige van het evenement, dan past het NFFS goed in dit criterium. Tabel 5.4 Jaar
Percentage inwoners dat Nationaal filmfestival voor scholieren bezocht heeft
Percentage 12 t/m 17 jarigen dat Nationaal filmfestival voor scholieren bezocht heeft
2007 2011
2 1
10 Niet bekend
Overwogen kan worden om een beleidsmaatregel toe te voegen die meer ruimte biedt om andere initiatieven op het beleidsterrein audiovisueel te ondersteunen. Deze initiatieven zouden uiteraard wel moeten bijdragen aan de centrale doelstelling van het cultuurbeleid.
5.2.4 Doelstelling cultureel erfgoed D5. Met het beleid op het gebied van cultuurhistorie willen we de kennis en bewustwording van de inwoners en bezoekers over de cultuurhistorische kwaliteiten van Lelystad bevorderen. Het beleid dient bij te dragen aan een hogere ruimtelijke kwaliteit en een herkenbaar (identiteitsvol) Lelystad en aan de versterking van de aantrekkingskracht van Lelystad voor toeristen. Beoogd effect: versterking van de binding van de inwoners met Lelystad Indicator: percentage inwoners dat zich verbonden voelt met Lelystad Doelstelling behaald? Nee. De twee beleidsmaatregelen onder dit beleidsterrein hebben weinig te maken met de doelstelling van kennis bevorderen en bewustwording vergroten van inwoners en bezoekers betreffende cultuurhistorische waarden. Dat één maatregel is uitgevoerd en de andere (voorlopig) is gestopt zal nauwelijks van invloed zijn op de doelstelling. De ‘grootsheid’ van de doelstelling onder dit beleidsterrein doet men veel meer beleidsmaatregelen verwachten. Maar de in de nota genoemde beleidsmaatregelen zijn veel meer organisatorisch en op de achtergrond. Inwoners zullen hier weinig van gemerkt hebben. Waardoor effecten onder inwoners vrijwel uitgebleven zullen zijn. De genoemde indicator in de nota heeft verder ook geen/nauwelijks aantoonbare relevantie met dit beleidsterrein. In de cultuurpeiling 2011 is een vraag gesteld over Lelystads cultureel erfgoed. Van de inwoners vindt 63% dat Lelystad elementen heeft van cultuurhistorische waarde. Of inwoners vinden dat iets cultureel historische van belang is, heeft volgens de nota veel waarde. Men streeft naar meer kennis en bewustwording bij inwoners (en bezoekers). Uit de door inwoners aangedragen veelheid van cultuurhistorische elementen blijkt dat Lelystedelingen zich redelijk goed bewust zijn van cultuur historische waarden in de gemeente Lelystad. Naast een aantal ‘grote publiektrekkers w.o. de Bataviawerf, wordt een groot aantal gebouwen en overige (landschaps)elementen genoemd. Bijvoorbeeld (nog onder water of in de grond aanwezige) scheepswrakken en (landschaps)kunst. De mate van belangrijkheid van cultureel erfgoed binnen de cultuurnota kan heroverwogen worden. Nu doet de doelstelling een hoge mate van belangrijkheid verwachten, terwijl op basis van de beleidsmaatregelen iets anders geconcludeerd kan worden. Breng dit in overeenstemming. 18
5.2.5 Archeologie In de nota wordt slechts verwezen naar het opstellen van een aparte beleidsnota archeologiebeleid. Aan archeologie wordt geen doelstelling gehangen. Doelstelling behaald? Niet van toepassing. De beleidsmaatregel die in de nota staat is overigens wel uitgevoerd, maar dit heeft verder geen invloed op het behalen van de centrale doelstelling.
5.3 Thema Ontmoeting Per beleidsterrein is een doelstelling geformuleerd. Dit komt neer op zes doelstellingen. Alle zes de doelstellingen hebben vooral betrekking op deel twee van de centrale doelstelling: ‘bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleren om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten’.
5.3.1 Doelstelling podiumkunsten D6. Met het beleid voor de podiumkunsten willen wij de inwoners en bezoekers van Lelystad de gelegenheid bieden om door middel van het bezoeken van voorstellingen en uitvoeringen in Lelystad kennis te nemen van een breed aanbod aan professionele podiumkunsten, uitgaande van een gedifferentieerde behoeftepatroon bij de Lelystadse bevolking. Beoogd effect: toename van de deelname aan culturele activiteiten door de inwoners van Lelystad. Indicator: Percentage inwoners dat gebruik maakt van het culturele aanbod in Lelystad Doelstelling behaald? Grotendeels. Kijken we naar de beleidsmaatregelen, dan zijn drie van de vier maatregelen onder dit beleidsterrein uitgevoerd, dan wel in uitvoering. Eén is op ad hoc basis. Twee maatregelen horen voor de uitvoering thuis in een andere nota. Alle maatregelen hebben veel samenhang met de doelstelling. Goede uitvoering en continuering van deze beleidsmaatregelen dragen zeker bij aan het behalen van de doelstelling. Tabel 5.5 Jaar
2004 2007 2011
Percentage inwoners dat een podiumvoorstelling heeft bezocht 60 70 71
Significant verschil met uitkomst vorige onderzoek
*
Bron: Cultuurpeiling O&S Het beoogde effect en de indicator gaan uit van een toename van deelname aan culturele activiteiten. Zouden we het behalen van de doelstelling alleen beoordelen op het beoogd effect en de indicator, dan valt het behalen van de doelstelling tegen. Tussen 2007 en 2011 was geen sprake van een toename van het bezoek aan podiumkunsten. Het percentage inwoners dat gebruik maakt van het culturele aanbod blijft steken op ruim 70% (18 jaar en ouder). In weerwil van het voornemen om meer inwoners van podiumkunsten te laten kennismaken, lijkt juist sprake te zijn van intensivering van het bezoek door de ‘al overtuigde’ podiumkunstenbezoekers. De afgelopen jaren is wel een toename van populariteit van enkele podiumkunsten op te merken. Zo worden cabaretvoorstellingen (+8%) en toneelvoorstellingen (+6%) in 2011 aanzienlijk vaker bezocht dan in 2007. Een kleiner maar toch belangrijke stijging valt op voor toneelvoorstellingen, klassieke 19
muziek en balletvoorstellingen (allen +4%). De stijging van bezoek aan de verschillende voorstellingen komt doordat bezoekers van podiumkunsten meerdere vormen van podiumkunsten bezoeken sinds 2007. Werden door bezoekers in 2007 gemiddeld 2,5 verschillende type podiumkunsten bezocht, in 2011 is dit gestegen naar 2,9 verschillende podiumvoorstellingen. Bekijk of het beoogde effect nog wel past bij de doelstelling. De indicator zelf is een goede graadmeter voor het bereik van inwoners met betrekking tot podiumkunsten. Dit is tevens een indicator voor het succes van deel twee van de centrale doelstelling ‘bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleren om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten’.
5.3.2 Doelstelling beeldende kunst D7. Met het beleid willen we de inwoners van Lelystad in de gelegenheid stellen om kennis te nemen van de ontwikkelingen op het gebied van de beeldende kunst. Beoogd effect: toename van de passieve cultuurparticipatie op het gebied van beeldende kunst. Indicator 1: Percentage inwoners dat lid is van de kunstuitleen Indicator 2: Percentage inwoners dat de exposities in Lelystad (eerder: het stadhuis) bezoekt Doelstelling behaald? Nauwelijks. Onder dit beleidsterrein zijn twee beleidsmaatregelen geformuleerd. Eén hiervan is (tijdelijk) gestopt en de ander is wel uitgevoerd. Van de uitgevoerde beleidsmaatregel is de vraag echter of het bereik groot genoeg is, om veel bij te dragen aan de doelstelling. De (tijdelijk) gestopte maatregel bereikt vooral mensen die regelmatig in het stadhuis komen. Dit komt omdat de beleidsmaatregelen slecht een beperkt deel van de doelstelling bestrijken. De indicatoren hebben direct betrekking op de twee beleidsmaatregelen. Volgens het evaluatieverslag van de beleidsmedewerker cultuur zijn 122 personen lid van de kunstuitleen (evaluatie verslag beleidsmedewerker cultuur). Dit is 0,2% van de inwoners. Gezien dit geringe ledenaantal is vrijwel geen effect te meten op het gebied van passieve cultuurparticipatie. Het percentage inwoners dat een expositie in het stadhuis (of Lelystad) heeft bezocht is sinds 2007 gelijk gebleven, zie tabel 5.6. Op zich is een bereik van één-op-vijf inwoners een aanzienlijk deel van de inwoners. Maar de doelstelling impliceert meer dan exposities in het stadhuis. Een uitbreiding met beleidsmaatregelen die meer ruimte biedt om inwoners met overige ontwikkelingen op het gebied van beeldende kunst kennis te laten maken op dit beleidsterrein zou wenselijk kunnen zijn. Tabel 5.6 Jaar
2004 2007 2011
Percentage inwoners dat een expositie in Lelystad (eerder: stadhuis) heeft bezocht 13 19 19
Significant verschil met uitkomst vorige onderzoek
*
Bron: Cultuurpeiling O&S Toelichting van de beleidsmedewerker cultuur bracht aan het licht dat onder dit beleidsterrein al meer ondersteund wordt. Een voorbeeld is de ‘atelierroute’. Ondersteuning van dit soort evenementen is niet als zodanig in de nota verwoord. Dit is wederom een reden om een volledig overzicht van alle beleidsmaatregelen uit de cultuurnota te maken.
20
5.3.3 Doelstelling bibliotheekwerk D8. De gemeente ziet het als haar maatschappelijke verantwoordelijkheid dat de inwoners van Lelystad kunnen beschikken over een goede bibliotheekvoorziening waar burgers met hun kennis en informatievragen terecht kunnen en kennis kunnen nemen van een adequaat aanbod van geschreven cultuur. Beoogd effect: toename van de deelname aan bibliotheekwerk door de inwoners van Lelystad. Indicator: Percentage inwoners dat gebruik maakt van de bibliotheek in Lelystad Doelstelling behaald? Ja. Beide voorgenomen beleidsmaatregelen zijn uitgevoerd. Van de eerste beleidsmaatregel is samenhang met de doelstelling heel sterk. Voor de tweede beleidsmaatregel geldt dit minder. Hierin staat dat ‘gekeken’ wordt of de beleidsmaatregel wordt voortgezet. Vervolgens is besloten om het instrument anders vorm te geven dan voorheen gebeurde. Tabel 5.7 Jaar
2004 2007 2011
Percentage inwoners dat gebruik maakt van de bibliotheek in Lelystad 38 45 52
Significant verschil met uitkomst vorige onderzoek
* *
Bron: Cultuurpeiling O&S De gekozen indicator en beoogde effect passen goed bij de doelstelling. Sinds de laatste meting in 2007 is het gebruik van de bibliotheek door inwoners van Lelystad toegenomen. Iets meer dan de helft van de inwoners (18+) maakt gebruik van de voorziening. Men weet de bibliotheek de laatste jaren steeds beter te vinden. Door de veelzijdige gebruiksmogelijkheden van de bibliotheek, waar lang niet altijd een lidmaatschap voor noodzakelijk is, wordt de indicator ‘% inwoners dat gebruik maakt van de bibliotheek in Lelystad’ gerechtvaardigd. Tussen de gemeente en de bibliotheek in Lelystad is een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Vrijwel alle van de overeengekomen punten zijn behaald. Dus ook op dit punt is de doelstelling behaald.
5.3.4 Doelstelling cultuureducatie D9. De gemeente Lelystad wil inwoners van Lelystad de mogelijkheid bieden hun culturele competenties en vaardigheden te ontwikkelen door deel te kunnen nemen aan cursussen en bijeenkomsten op het gebied van kunst en cultuur. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar het aanbod van cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Beoogd effect: toename van deelname aan cultureel educatieve activiteiten door de inwoners van Lelystad. Indicator: Percentage inwoners dat gebruik maakt van het cultureel educatieve aanbod in Lelystad. Doelstelling behaald? Deels. Er zijn drie beleidsmaatregelen onder dit beleidsterrein geformuleerd. Alle drie zijn uitgevoerd. Twee van deze beleidsmaatregelen zijn echter beschreven als ‘onderzoeken of’. Dit heeft uiteindelijk niet geresulteerd in een daadwerkelijke activiteit die vervolgens invloed heeft op de doelstelling. De derde maatregel betrof een subsidieverstrekking. Een punt van aandacht is of in de verantwoording (jaarverslag en jaarrekening) ook alle punten worden besproken die in de uitvoeringsovereenkomst staan. Of de doelstelling gehaald is op basis van de indicator is niet te zeggen. De indicator zou het gebruik van het culturele educatieve aanbod door inwoners moeten meten. Het is echter niet duidelijk wat precies onder verstaan wordt ‘cultureel educatief aanbod’. Meten is daardoor lastig. Uit de cultuurpeiling kan wel een 21
alternatieve indicator gehaald worden, namelijk het bezoek aan CKV de Kubus. Dit is de belangrijkste locatie in Lelystad als het gaat om cultuureducatie. Scholen kunnen hier terecht voor workshops voor leerlingen en inwoners kunnen terecht voor het volgen van cursussen en workshops. Tabel 5.8 Jaar
2004 2007 2011
Percentage inwoners dat CKV de Kubus heeft 5 bezocht . 16 21 27
Significant verschil met uitkomst vorige onderzoek
* *
Bron: Cultuurpeiling O&S
5.3.5 Doelstelling community art D10. Aan de hand van community art willen we de cultuurparticipatie en zelfredzaamheid van de inwoners stimuleren, sociale contacten bevorderen en de betrokkenheid tussen burgers onderling, met de wijk en stad versterken. Beoogd effect: versterking van de ontmoetingsgraad en de verbinding met de stad bij de inwoners van Lelystad. Indicator: percentage inwoners dat deelneemt aan community art activiteiten in Lelystad. Doelstelling behaald? Deels. Voor community art zijn zes beleidsmaatregelen geformuleerd. Eén is uitgevoerd. Eén is op ad hoc basis en één is niet uitgevoerd. Drie maatregelen horen voor de uitvoering in een andere beleidsnota thuis. Voor de omvang van de doelstelling is dit resultaat niet heel goed. In de periode van de nota zijn in totaal vijf community art activiteiten georganiseerd. Ondanks dat dit niet direct als beleidsmaatregel genoemd is, is het wel een effect van de instelling van andere beleidsmaatregelen. De uitgevoerde beleidsmaatregelen hebben dus effect op het organiseren van community art activiteiten. Als indicator is het percentage inwoners dat deelneemt aan community art activiteiten in de nota opgenomen. In 2011 heeft ongeveer 5% van de inwoners aan een community art activiteit meegedaan. Dit is geen hoog percentage. Maar er zijn ook niet heel veel activiteiten georganiseerd en het aantal mogelijke deelnemers is beperkt. Voor een deel trekken de activiteiten ook jongeren en kinderen aan, maar de Cultuurpeiling wordt alleen onder volwassenen gehouden. De community art activiteiten vinden plaats op locatie. De activiteiten hebben een goede spreiding over heel Lelystad gekend. De vier verschillende activiteiten zijn in vijf verschillende wijken uitgevoerd. De bedoeling is dat wijkbewoners meedoen met de activiteiten. De vraag is of de indicator bij deze doelstelling veel zin heeft. Bekendheid met de georganiseerde activiteiten draagt al bij aan de doelstelling. Bekendheid is groter dan daadwerkelijke deelname. Daarnaast is het interessant om te weten of inwoners het een goed initiatief vinden. Het belang dat de gemeente aan community art projecten hecht kan dan vergeleken worden met wat inwoners hiervan vinden.
5
In 2011 is voor het eerst gevraagd naar de reden waarom men CKV de Kubus bezocht heeft. Hieruit komt naar voren dat 1 op de 5 ‘bezoekers’ van de Kubus slechts iemand komt ophalen. Het bezoekpercentage ligt dus hoger dan het gebruik van de Kubus als educatieve instelling.
22
5.3.6 Doelstelling audiovisueel D11. We willen in Lelystad zorg dragen voor een infrastructuur en een aanbod op het terrein van de audiovisuele media waardoor inwoners kennis kunnen nemen van een gedifferentieerd aanbod van films van cinematografische waarde en gebruik kunnen maken van lokaal audiovisueel media-aanbod op cultureel en maatschappelijk gebied. Doelstelling behaald? Deels. Voor audiovisueel zijn drie beleidsmaatregelen in de nota genoemd. Alle drie zijn zij uitgevoerd. Twee maatregelen gelden als wettelijke verplichtingen. Toch zou men bij een dergelijk omvangrijk en ambitieuze doelstelling een ander type beleidsmaatregelen verwachten dan voornamelijk wettelijke verplichtingen Er zijn geen indicatoren benoemd. Maar op basis van de cultuurpeiling kan toch een indruk gekregen worden over het halen van de doelstelling. In tabel 9 staat het bezoek aan bioscoop in Lelystad weergegeven. Cine Utopia (het filmhuis) ontvangt in als beleidsmaatregel subsidie. Tabel 5.9 Jaar
2007 2011
Percentage inwoners dat naar de film/filmhuis geweest is 52 53
Percentage inwoners dat film/filmhuis geweest in Lelystad bezocht heeft 40 Niet bekend
Bron: Cultuurpeiling O&S Een tweede indicator zit in de beleidsmaatregel over budgetsubsidie voor Stichting Radio Lelystad ‘verstopt’. In de nota is sprake van ‘voldoende luisterbereik’. Uit de cultuurpeiling blijkt dat ongeveer 43% van de inwoners wel eens naar Radio Lelystad luistert. In de nota wordt op basis van dit luisterbereik gesteld dat Radio Lelystad in een behoefte voorziet. Tabel 5.10 Jaar
2004 2007 2011
Percentage inwoners dat naar radio Lelystad heeft geluisterd 47 43 43
Significant verschil met uitkomst vorige onderzoek
Bron: Cultuurpeiling O&S
23
5.4 Conclusie In hoeverre zijn de doelstellingen van de nota gehaald? Of een doelstelling gehaald is, is afgewogen op een aantal aspecten: 1. In hoeverre zijn de voorgenomen beleidsmaatregelen uitgevoerd? 2. Hoeveel samenhang hebben de beleidsmaatregelen met de doelstelling? 3. Is het beoogde effect, gemeten middels de indicator, gehaald? Uitvoering van voorgenomen beleidsmaatregelen Vrijwel alle beleidsmaatregelen zijn in de afgelopen periode behandeld. Van alle maatregelen is 70% uitgevoerd of op dit moment in uitvoering. Een deel van de maatregelen (16%) wordt alleen uitgevoerd als een gelegenheid zich aandient en 11% is gedeeltelijk uitgevoerd. Op ieder beleidsterrein is minstens één beleidsmaatregel uitgevoerd. Samenhang beleidsmaatregel en doelstelling Op dit punt scoort een deel van de beleidsmaatregelen hoog (ongeveer de helft van alle voorgenomen beleidsmaatregelen). Dit houdt in dat uitvoering van de maatregel draagt direct bij aan het bereiken van de doelstelling. Een deel van de maatregelen heeft echter veel minder samenhang met de doelstelling. Dit soort beleidsmaatregelen is onder andere ‘verkennende’ maatregelen. Het gaat dan om beleidsmaatregelen die ‘onderzoeken’, ‘bekijken’, ‘uitzoeken’. De bijdrage aan het behalen van de doelstelling is vrijwel nihil. Overigens zijn verkenningen van het nut/mogelijkheid van uitvoeren van beleidsmaatregelen erg belangrijk. Een balans tussen verkenningen en het inzetten van maatregelen die bijdragen aan de doelstelling van de nota moet wel aanwezig zijn. Beoogd effect en indicator Om het ‘behalen’ van de doelstellingen per beleidsterrein meetbaar de kunnen maken is in de nota gebruik gemaakt van ‘beoogd effect’ en indicatoren. De indicatoren wisselen per beleidsterrein sterk van kwaliteit. In een aantal gevallen slaat de indicator direct op een getroffen maatregel. Soms slaat de indicator vooral op de centrale doelstelling. Daarnaast komt het ook voor dat de genoemde indicator niet ‘bestaat’ en dus ook niet gemeten kan worden. Indicatoren die het behalen van alle aspecten van de centrale doelstelling meten ontbreken in de nota. Terwijl deze juist zo belangrijk zijn om de effectiviteit van het beleid te meten. Na alles afgewogen te hebben laat het behalen van de doelstellingen een wisselend patroon zien, zie tabel 5.11. Op één beleidsterrein, cultureel erfgoed’ is de doelstelling niet gehaald en op twee beleidsterreinen van beeldende kunst is de doelstelling nauwelijks bereikt. Op alle overige beleidsterreinen (9) is de doelstelling ‘deels’ tot ‘ja’ gehaald. Gezien de hoeveelheid doelstellingen, beleidsterreinen en beleidsmaatregelen een aanzienlijke prestatie.
24
Tabel 5.11 Overzicht van de beleidsterreinen en hun ‘score’ op het behalen van de doelstelling Hoofdstuk
Beleidsterrein
Centrale doelstelling (betrekking op deel)
Gehaald?
6
Creativiteit 5.1.1
Amateurkunst
2
+/-
5.1.2
Beeldende kunst
3
-
Identiteit 5.2.1
Beeldende kunst
1
+/-
5.2.2
Letteren
3
++
5.2.3
Audiovisueel
3
++
5.2.4
Cultureel erfgoed
2
--
5.2.5
Archeologie
Nb*
Nb*
Ontmoeting 5.3.1
Podiumkunsten
2
+
5.3.2
Beeldende kunst
2
-
5.3.3
Bibliotheekwerk
2
++
5.3.4
Cultuureducatie
2
+/-
5.3.5
Community art
2
+/-
5.3.6
Audiovisueel
2
+/-
Centrale doelstelling
+/-
* Nb = niet bestaand. Behalen van de centrale doelstelling De centrale doelstelling kan in drie onderdelen gesplitst worden: Het realiseren van een cultureel voorzieningenniveau dat… 1. Bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat 2. Bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleert om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten 3. De ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad In de nota wordt geen onderdeel van de centrale doelstelling meer belang toegedicht dan de anderen. De verwachting vooraf was dat de verschillende doelstellingen per beleidsterrein evenredig over de drie thema’s verdeeld zouden zijn. Uit een analyse van de doelstellingen per beleidsterrein blijkt dat een grote meerderheid (8 beleidsterreinen) de sterkste samenhang met ‘deel 2’ van de centrale doelstelling vertoont. De twee andere twee delen van de centrale doelstelling krijgen minder nadruk in de doelstellingen van de beleidsterreinen. Wanneer we er vanuit gaan dat de verdeling van de doelstellingen overeenkomst met het belang van de verschillende delen van de centrale doelstelling, dan is de centrale doelstelling met een +/- ‘deels’ gehaald, zie tabel 5.12. Het oordeel ‘deels’ is een ‘gemiddelde’ van het bereiken van de afzonderlijke doelstellingen per beleidsterrein. Hoewel in de nota wel indicatoren staan vermeld per beleidsterrein, zijn voor de centrale doelstelling geen indicatoren in de nota genoemd. Het behalen van de centrale doelstelling is echter meer dan een ‘gemiddelde
6
In de tekst worden de volgende termen gebruikt: Nee = ‘- -‘ Nauwelijks = ‘-‘ Deels = ‘+/-‘ Grotendeels = ‘+’ Ja = ‘++’
25
score’ op alle beleidsterreinen samen. Hoe inwoners over het culturele aanbod denken, zou ook meegewogen moeten worden. In de cultuurpeiling hebben we daarom gevraagd naar de mening van inwoners over culturele voorzieningen in Lelystad. Tabel 5.12 Jaar
2004 2007 2011
Percentage inwoners dat (zeer) tevreden is met het culturele aanbod in Lelystad 42 54 57
Significant verschil met uitkomst vorige onderzoek
*
Bron: Cultuurpeiling O&S Uit tabel 12 kan afgeleid worden dat de tevredenheid met de culturele voorzieningen de afgelopen jaren is toegenomen tot 57% in 2011. Verder vindt 70% van de inwoners dat ‘tegenwoordig is er in Lelystad op het gebied van kunst en cultuur meer te doen [is] dan vier jaar geleden‘. In de nota wordt ook een belangrijke relatie gelegd tussen cultuur en de aantrekkelijkheid van Lelystad als woon- en leefstad. Uit de cultuurpeiling komt naar voren dat 67% van de inwoners vindt dat het cultureel aanbod bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Lelystad. De stelling in de cultuurnota (p5) dat een stad zich positief kan onderscheiden door een goed e cultuurbeleid wordt dus door 2/3 van de inwoners van Lelystad ondersteund. Wegen we de mening van inwoners mee in het oordeel of de centrale doelstelling van de cultuurnota gehaald is, dan pakt dit gunstig uit voor het oordeel over het behalen van de centrale doelstelling.
26
6. BELEIDSINSPANNINGEN EN DOELSTELLINGEN In hoeverre dragen de beleidsinspanningen bij aan de doelstellingen zoals in de cultuurnota waren geformuleerd? Centrale doelstelling In de nota wordt in de beleidskaders een centrale doelstelling gepresenteerd. In de rest van de nota komt dit echter niet meer aanbod. In plaats hiervan wordt per beleidsterrein een ‘eigen’ doelstelling gepresenteerd. Veelal gevolgd door een beoogd effect en een indicator. Deze doelstellingen hebben vooral veel te maken met deel twee van de centrale doelstelling: ‘bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleren om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten’. Ook het aantal beleidsmaatregelen dat voornamelijk aan ‘deel twee’ bijdraagt overtreft met 24, ruim deel één (6 maatregelen) en deel drie (7 maatregelen). Uit de tekst van de nota wordt overigens niet duidelijk of deel twee van centrale doelstelling doelbewust meer beleidsmaatregelen heeft, of dat dit ‘toeval’ is. Doelstellingen per beleidsterrein De beleidsinspanningen hebben over het algemeen veel relevantie bij de doelstellingen (12 ’extra’ doelstellingen). Bijna de helft van de beleidsmaatregelen heeft een directe invloed op de doelstelling van het beleidsterrein. Daarentegen heeft bijna twee op de vijf maatregelen weinig tot geen directe, of meetbare invloed op de doelstelling. Dit laatste type beleidsmaatregelen zijn maatregelen die ‘onderzoeken of’ en ‘stimuleren van’. Dit leidt vaak niet tot aanwijsbare en/of voor inwoners herkenbare maatregelen. Overigens is het wel nodig om eerst te onderzoeken of een voorgenomen beleidsmaatregel zinvol is. Maar door de manier waarop het nu in de nota gepresenteerd wordt komt het enigszins over of het aantal maatregelen het belangrijkst is. Bijdrage Beleidsmaatregelen Per beleidsmaatregel wordt in de nota over het algemeen uitgebreid beargumenteerd waarom een beleidsmaatregel nodig wordt geacht. Hoe de maatregel uitgevoerd dient te worden blijft met enige regelmaat onscherp beschreven. Zo geven termen als ‘stimuleren van’ of ‘aandachtspunt’ niet duidelijk aan welke handelingen nu precies verwacht kunnen worden. Aan de ene kant biedt dit ruimte voor een vrijere invulling van de beleidsmaatregel, zonder precies vastgepind te zijn op één specifiek omschreven maatregel. Aan de andere kant maakt het gebruik van vage termen de beleidsmaatregelen vrijblijvender, met als risico dat concrete acties uitblijven. Ook geven beleidsmaatregelen over ‘onderzoeken’ of ‘bekijken van’ een gevoel dat men zich hier gemakkelijk vanaf kan maken. Dit komt vooral voor als in de nota niet duidelijk staat hoe iets onderzocht zal worden. Of de beleidsmaatregelen ook de gehele doelstelling bestrijken is een ander verhaal. In een aantal gevallen hebben de maatregelen veel relevantie met een deel van de doelstelling, maar wordt de rest van de doelstelling in de beleidsmaatregelen ‘vergeten’. Dit geldt het sterkst voor beeldende kunst (thema creativiteit en ontmoeting) en audiovisueel (thema ontmoeting). Hoeveelheid doelstellingen noodzakelijk? Een vraag die gesteld kan worden na de beschouwing van deze grote hoeveelheid doelstellingen: is het zinvol om zoveel doelstellingen (12) te formuleren? Beleidsmaatregelen dienen getoetst te worden aan de centrale doelstelling, waarom anders een centrale doelstelling introduceren? Door de grote hoeveelheid ‘extra’ doelstellingen wordt uit het oog verloren of nog wel de beleidsmaatregelen het hele gewenste spectrum beslaan. Dit komt o.a. tot uiting wanneer gekeken wordt welke bijdrage de doelstellingen leveren aan de centrale doelstelling van de nota. Dan blijkt dat één van de drie onderdelen van de centrale doelstelling veel belangrijker is dan de andere delen. Tenslotte wordt dit in de nota niet aangegeven wanneer de centrale doelstelling gehaald is, er zijn geen indicatoren genoemd. Terwijl voor vrijwel alle extra doelstellingen wel indicatoren zijn geïntroduceerd. 27
7. CONCLUSIE In de voorgaande hoofdstukken is een beschouwing gegeven over de uitvoering van de cultuurnota 2009-2012. In hoofdstuk 2 is de inbedding van de cultuurnota in het collegeprogramma aan de orde geweest. Daarna zijn in de hoofdstukken 4 t/m 6 de uitvoering en de samenhang in de nota besproken. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen uit de analyse beknopt weergegeven – dus zonder de vele nuances – met het oog op een verbeteringsslag. Daarbij wordt een antwoord gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek: In hoeverre hebben de beleidsmaatregelen, zoals voorgenomen in de cultuurnota 2009-2012, bijgedragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, bewoners gestimuleerd om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten en geleid tot een ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad? De cultuurnota 2009-2012 is ingebed in het collegeprogramma ‘Binding en Ontmoeting’. In het collegeprogramma staat een aantal aandachtspunten over cultuur vermeld. De meeste van het in het collegeprogramma aangestipte aandachtspunten zijn in uitvoering genomen in de afgelopen periode. Het belang dat in de het collegeprogramma gehecht wordt aan amateurkunst, heeft in de nota zijn weerslag gevonden in uitvoering van 5 beleidsmaatregelen. Verder is inderdaad één intendant aangesteld voor amateurkunstenaars. Tevens is door een cultuurscout diverse community art activiteiten geïnitieerd. De term marktplaatsen, specifiek genoemd in het collegeprogramma, komt als zodanig niet terug in de cultuurnota. In totaal stonden in de cultuurnota 37 uit te voeren beleidsmaatregelen. Verder stonden ook nog zes maatregelen in de nota, die (voornamelijk) binnen andere beleidsterreinen dienden te worden uitgevoerd. Van de 37 maatregelen is 70% uitgevoerd, of op het moment van dit onderzoek in uitvoering. Een behoorlijk goede score. Voor 16% van de beleidsmaatregelen geldt dat zij worden uitgevoerd wanneer zich een gelegenheid zich aandient. Uiteindelijk is 11% van de maatregelen gedeeltelijk uitgevoerd. Eén maatregel (3%) is niet in uitvoering genomen. In de nota stonden overigens niet alle beleidsmaatregelen vermeld. Gesprekken met de beleidsmedewerker leidde tot het inzicht dat meer maatregelen bestaan en uitgevoerd zijn. Het betrof dan beleidsmaatregelen die een voortzetting waren vanuit de vorige nota. Dit maakt dat in feite iets meer is gebeurd op het gebied van cultuur dan rechtstreeks uit de nota is af te leiden. Ongeveer de helft van de beleidsmaatregelen hebben veel samenhang met de doelstelling en hebben door hun uitvoering bijgedragen aan de centrale doelstelling. Deze beleidsmaatregelen hadden direct merkbaar effect voor inwoners. Door subsidies te verstrekken aan de grote culturele instelling, bijvoorbeeld, kunnen inwoners direct profiteren van de instellingen en dit draagt rechtreeks bij aan het behalen van de doelstelling. Voor ongeveer 40% van de beleidsmaatregelen is de directe relatie met de (centrale) doelstelling lastiger te leggen. Het gaat hier bijvoorbeeld om maatregelen die ‘onderzoeken of’, of ‘bekijken’. Uiteraard is het noodzakelijk om een beleidsmaatregel eerst goed te overwegen of die wel het gewenste doel dient. Maar het blijft wel belangrijk om alert te zijn dat maatregelen niet alleen maar ‘onderzoekend’ zijn. Ook beleidsmaatregelen waar niet direct duidelijk is welke actie nu precies gevraagd wordt, bijvoorbeeld maatregelen die ‘stimuleren’ of die ‘aandachtspunt’ zijn, is verdienen extra aandacht. Welke handelingen worden nu precies verwacht? In dit doeltreffenheidonderzoek bleek het soms erg lastig om uit te vinden wat nu uiteindelijk gedaan is om deze maatregelen uit te voeren. In de nota staan heel veel doelstellingen (12) en in dit rapport (hoofdstuk 5) is per beleidsterrein besproken in hoeverre de doelstelling is gehaald. Een overzicht hiervan, zie tabel 5.11, laat een wisselvallig beeld zien. Vier doelstellingen zijn grotendeels of in zijn geheel bereikt. In dit geval sloten de beleidsmaatregelen goed aan bij de doelstelling van het beleidsterrein en was de indicator om effect te meten goed geschikt. Bij vijf doelstellingen was de coherentie tussen maatregelen, doelstelling en indicator minder sterk. Slechts delen van de doelstellen zijn zodoende gehaald en/of meetbaar. Bij drie doelstellingen was de samenhangondermaats, of betroffen de maatregelen samen slechts een deel van de doelstelling. 28
De doelstellingen zouden gezamenlijk een antwoord moeten geven op de vraag of de centrale doelstelling van de nota gehaald is. De centrale doelstelling luidt: Het realiseren van een cultureel voorzieningenniveau dat… 1. Bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat 2. Bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleert om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten 3. De ontwikkeling van Lelystad tot een open, dynamische en volwaardige stad De doelstellingen per beleidsterrein blijken in de praktijk voornamelijk gericht te zijn op deel twee van de centrale doelstelling. 24 van de beleidsmaatregelen betreffen bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleren om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten. Voor deel één, bijdragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat zijn 6 beleidsmaatregelen opgesteld (één beleidsterrein). Voor deel drie, zeven (drie beleidsterreinen). In de nota wordt echter niet geschreven dat deel twee van de centrale doelstelling belangrijker zou zijn dan de overige doelstellingen. Als alle drie de doelstellingen inderdaad even belangrijk zijn, dan is in de nota geen sprake van evenwicht tussen de hoeveelheid maatregelen per beleidsterrein. Tot slot is de meetbaarheid van de centrale doelstelling in de huidige nota onderbelicht gebleven. In de nota staan geen indicatoren vermeld om de centrale doelstelling te meten, terwijl wel aandacht besteed is aan het formuleren van indicatoren die de doelstellingen per beleidsterrein zouden moeten meten. De kwaliteit van de genoemde indicatoren wisselen echter sterk per beleidsterrein. Afleiden van het behalen van de centrale doelstelling is hierdoor niet goed mogelijk. Er bestaan wel aanwijzingen dat de centrale doelstelling gehaald is. Inwoners zijn sinds 2004 steeds tevredenen over het culturele aanbod in Lelystad. Was in 2004 42% van de inwoners tevreden met het culturele aanbod, in 2011 is dit aandeel gestegen naar 57%. Een meerderheid (70%) vindt dat in Lelystad nu (2011) meer te doen is dan vier jaar geleden. En tweederde is van mening dat het culturele aanbod bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Lelystad.
29
8. AANBEVELINGEN 1.
Betrek de centrale doelstelling beter bij de voorgenomen beleidsmaatregelen. In de huidige nota staat de ‘centrale doelstelling’ in feite los van het beleidsprogramma. Terwijl de centrale doelstelling juist de bindende factor zou moeten zijn. Zo wordt het ook meteen duidelijk op welk deel van de centrale doelstellingen de beleidsmaatregelen vooral beogen effect te hebben. Aanvullend voordeel is dat dit overzichtelijkheid van de nota ten goede komt.
2.
Schrap alle doelstellingen behalve de centrale doelstelling en toets alle beleidsmaatregelen direct aan de centrale doelstelling. Deel II van de nota is onderverdeeld in drie thema’s, zonder directe relatie met de centrale doelstelling. De beleidsmaatregelen zijn toegedeeld aan de thema’s en hebben eigen doelstellingen, beoogde effecten en indicatoren. Deze indicatoren, beoogde effecten en doelstellingen hebben niet per sé een aantoonbare relatie met elkaar. En de doelstellingen passen ook lang niet altijd goed onder de centrale doelstelling van de nota. Al met al volgt een haast onontwarbare lijst van beleidsmaatregelen, doelstellingen en indicatoren, terwijl dit niet noodzakelijk is.
3.
Selecteer een beperkte set indicatoren die de centrale doelstelling meten. Formuleer per onderdeel van de centrale doelstelling één of twee indicatoren. Tezamen geven deze indicatoren vervolgens een antwoord op de vraag of de centrale doelstelling gehaald is. De effectiviteit van de beleidsmaatregelen wordt weerspiegeld in de set ‘centrale’ indicatoren. In hoofdstuk 5 worden enkele suggesties gedaan.
4.
Bepaal het belang van de verschillende onderdelen van de centrale doelstelling en stem het aantal beleidsmaatregelen hierop af. Als gekeken wordt naar welk deel van de centrale doelstelling de beleidsmaatregelen het meeste mee samenhangen, dan ligt de nadruk op ‘bewoners en bezoekers van Lelystad stimuleren om kennis te nemen van en deel te nemen aan culturele activiteiten’. In de nota zelf wordt echter niet aangegeven of en zo ja, welke van de drie delen van de centrale doelstelling het belangrijkst zijn. Geldt dat deel één: ‘aantrekkelijk woon- en leefklimaat’, en deel drie: ’ondersteunen van ontwikkeling van Lelystad tot open, dynamische en volwaardige stad’ even belangrijk zijn, dan is een andere verdeling van de beleidsmaatregelen noodzakelijk.
5.
Besteed meer aandacht aan de beleidsterreinen die nu niet goed, of minder goed scoren op hun relatie met de doelstelling. Het beleidsterrein ‘Cultureel erfgoed’ en ‘Beeldende kunst’ scoren het minst goed op uitvoering van beleidsmaatregelen en samenhang met de doelstelling. Om hier een verbeterslag te kunnen slaan zullen de beleidsmaatregelen kritische moeten worden beschouwd en aangepast. Voor de beleidsterreinen ‘amateurkunst’, 'cultuureducatie’, 'community art' en 'audiovisueel' (thema ontmoeting), scoren iets beter, maar verdienen ook de aanbeveling om de beleidsmaatregelen kritisch tegen het licht te houden.
6.
Maak een apart overzicht van alle beleidsmaatregelen en hun prestatie-indicatoren. In totaal stonden in de nota 37 beleidsmaatregelen beschreven. Deze zijn –op één na- in (deels) uitvoering genomen. Na gesprekken met de beleidsmedewerker cultuur kwam naar voren in de nota vooral nieuwe maatregelen staan. Een bestaand maatregel – verlenen projectsubsidies - ontbrak. Monitoren van de uitvoering van de beleidsmaatregelen en evaluatie van beleid wordt zo bemoeilijkt. Een complete lijst biedt uitkomst.
30
De indicatoren die in de huidige nota genoemd worden wisselen sterk van kwaliteit en beslaan lang niet alle beleidsmaatregelen. Juist de prestatie-indicatoren geven een antwoord op de vraag: is de beleidsmaatregel succesvol uitgevoerd? De beleidsmaatregelen betreffende (grote) subsidieverstrekkingen zijn een voorbeeld hoe prestatie-indicatoren gebruikt kunnen worden om de effectiviteit van de beleidsmaatregel te meten. Bijvoorbeeld het gewenste aantal bezoekers dat op een door de gemeente (mede-)gesubsidieerd evenement afkomt. Of het minimale aantal cursisten per jaar. Zo kunnen voor vrijwel alle beleidsmaatregelen ‘eenvoudige’ punten waarop deze geëvalueerd kunnen worden opgesteld worden. 7.
Waarborg de uitvoering van de beleidsmaatregelen. Het is belangrijk het om per beleidsmaatregel de voortgang te bewaken en te bepalen of de maatregel naar tevredenheid wordt uitgevoerd. Voor subsidieverstrekkingen is het duidelijk hoe de beleidsmaatregel moet worden uitgevoerd en welk doel het dient. Maar voor een maatregel als: ‘atelierbeleid betrekken bij (…)’. Is het veel lastiger om te bepalen wat er precies verwacht wordt en wanneer. Bekijk per beleidsmaatregel regelmatig wat inmiddels gedaan is en of actie gewenst is.
31
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Gemeente Lelystad Aanvraagformulier subsidie Cultuurnota 2009-2012 Cultuurpeiling 2004, sectie onderzoek en statistiek Cultuurpeiling 2007, sectie onderzoek en statistiek Cultuurpeiling 2011 (concept), sectie onderzoek en statistiek Evaluatie beleidsmaatregelen 2009-2012 (beleidsmedewerker cultuur) Overzicht subsidies 2011 (beleidsmedewerker cultuur) Jaarverslagen 2010 Agora Cine Utopia Flevomeer Bibliotheek (vestiging Lelystad) Kubus en Underground Programmaraad Zuid Oost Flevoland Tekst jaarverslag Cultuurscout Kunstfactor 2011 Onderzoek amateurkunst en publiek (Sectorinstituut Amateurkunst) Podiumpeiler 2011 Een monitor voor podiumkunsten en muziekindustrie, Atlas voor Gemeenten Verordeningen en beleidsregels Algemene subsidieverordening (ASV) Beleidsregels podiumkunsten Uitvoeringsovereenkomsten 2010 Agora Flevomeer Bibliotheek (vestiging Lelystad) Kubus en Underground
32
BIJLAGE 1 BELEIDSMAATREGELEN UIT CULTUURNOTA 2009-2012 Thema
Doelstelling
Beleidsmaatregel
Creativiteit
Amateurkunst
1. Verbreding subsidie-instrumentarium. Verruimen van beleidsregels subsidiemogelijkheden amateurkunst, zodat subsidie kan worden verleend voor kleine investeringen in een accommodatie. 2. Instellen van vormingsubsidies
Beeldende kunst
Identiteit
Beeldende kunst
Letteren
Audiovisueel Cultureel erfgoed
Archeologie
Uitgevoerd 1
1
3. Functionaris aanstellen die informatie en kennis verzamelt en op toegankelijke wijze aan amateurkunstenaarsverenigingen beschikbaar stelt. Mogelijk krijgt deze functionaris ook functie voor stedelijke roostering amateurkunstfaciliteiten (nota maatschappelijk vastgoed). Subsidieaanvraag provincie. Flevoland voor cofinanciering functionaris. 4. Met Kubus, Underground en Agora nagaan hoe een laagdrempelig gebruik van gebouw door amateurkunstenaars kan worden geoptimaliseerd. Kubus en Agora krijgen subsidie voor dit doel. 5. Jongeren, allochtonen en ouderen aandachtspunt cultuurbeleid. Gemeente verwacht van amateurkunstverenigingen dat zij binnen hun mogelijkheden uiting geen aan het karakter van Lelystad als een open, gastvrije en tolerante stad. 1. Atelierbeleid betrekken bij uitwerking veranderopgave in gemeentelijk meerjarenprogramma voor maatschappelijk vastgoed. 2. A. expositieruimte stadhuis continueren B. externe partijen stimuleren om in stadshart (tijdelijke) expositieruimten in te richten met aandacht voor lokale en regionale kunstenaars. 3. Boerderijkavel aan Buizerdweg (Warande) inrichten als informatiecentrum en mogelijk als culturele broedplaats. Eventueel intendant voor culturele programmering aanstellen. Op toekomst gericht: mogelijkheden bieden voor ‘artists in residence’-project. 4. Continuering subsidie CBK en CBK opdracht geven om in Lelystad tentoonstellingen van Flevolandse kunstenaars te organiseren 1. Aantal kunstwerken komt niet meer tot recht op huidige locatie. Herplaatsing, bij voorkeur naar wijk met weinig kunstwerken 2. Kunst op rotondes. Sponsoring door bedrijfsleven.
1
3. Mogelijkheden uitzoeken of er middelen zijn voor een structurele toepassing van kunst in de openbare ruimte. 4. Vanaf 2009 jaarlijks €5.000 reserveren voor vernieuwing van kunstcollectie werkruimte ambtenaren. Bij voorkeur werken van lokale en regionale kunstenaars 5. Onderhoud van kunstwerken in openbare ruimte. Meerjarig onderhoud- en inspectieprogramma met externe deskundige gecontinueerd. 6. De culturele opgave voor Warande is een strategisch proces, waarbij wordt aangehaakt bij marketingplan voor Warande. ‘Warandewijzer’ geen concrete kunstopgaven voor specifieke locaties benoemd. 1. Tweejaarlijks een stadsdichter benoemen (volgende in 2011). Stadsdichter heeft als taak 6x per jaar een gedicht te schrijven. Gemeente bekijkt of gedichten behalve gepubliceerd, ook op andere manieren tentoongesteld worden. 2. Sunsation meerjarige subsidie verstrekken. Geldt ook voor nationale stadsdichtersdag, maar hiervoor moet publieke belangstelling wel toenemen. 1. Nationaal filmfestival voor scholieren meerjarig subsidiëren
1
1. Per 1 januari 2009 Monumentenverordening en onafhankelijke monumentencommissie. 2. Gemeentelijke monumentenlijst voor periode van tien jaar financiële en ruimtelijke consequenties in kaart brengen (2003 t/m 2012)
1
1.
6
Beleidsnota archeologie opstellen
1
5
5 3
2
8 5 3
1 1 2
1
1 1
2
33
Thema
Doelstelling
Beleidsmaatregel
Uitgevoerd
Ontmoeting
Podium kunsten
1. Agora: Prestatieafspraken basis uitvoeringsovereenkomst. Overeenkomst+productbegroting=budgetsubsidie. Culturele programmering differentiëren tussen landelijk, grootschalig, kleinschalig en lokaal. Volgens VSCDtypologie ‘lokaal theater’. Betaalbaar podium Lelystadse amateurgezelschappen (thema creativiteit, punt 4.) 2. Agora: In 2007 afspraken gemaakt over culturele ambitieniveau en omvang van subsidie Volledig seizoen heeft minimaal 122 voorstellingen. Evaluatie van ontwikkeling exploitatie gehouden 3. Agora: gebouw beheerd door afdeling gebouwenbeheer
1
4. KUBA opgericht door Kubus, Underground, Bibliotheek en Agora. Inhoudelijk en marketingtechnisch samenwerken door partijen. 5. Afstemming culturele instellingen en onderwijs. Adequaat aanbod aanbieden aan onderwijs. 6. Underground ontwikkelen naar volwaardig poppodium. Underground loskoppelen van werkorganisatie Kubus. Underground met huidige subsidiebudget zelfstandig draaiend podium 7. Van af 2009 structureel budget voor subsidiering professionele podiumproducties op bijzondere locaties. Subsidie Uitgast 2009-2012 gecontinueerd 1. Subsidie Kunstuitleen voortgezet.
1
2.
3
Beeldende kunst Bibliotheekwerk
Cultuureducatie
Community art
Audiovisueel
Budgetsubsidie kunstuitleen voor exposities stadshuis voortgezet
1
7
6 3
1
1
1. Budgetsubsidie voor Flevomeer Bibliotheek o.b.v. productbegroting en prestatieafspraken. Prestatieafspraken staan in uitvoeringsovereenkomst 2. In 2009 wordt gekeken of Clickpunt zal worden voortgezet
1
1. Budgetsubsidie voor CKV De Kubus o.b.v. productbegroting en prestatieafspraken. Prestatieafspraken staan in jaarlijks vastgelegde uitvoeringsovereenkomst. Aandachtspunt: ontwikkeling amateurkunst en kunstactiviteiten in wijken, community art en bijzondere doelgroepen 2. Kubus: gebouw beheerd door afdeling gebouwenbeheer.
1
3. Onderzoeken of scholen (po) o.b.v. cofinanciering in aanmerking komen voor aanvullende gemeentelijke subsidie voor binnenschoolse cultuureducatie 4. Onderzoeken of scholen (vo) via een leerling gebonden bijrage gesubsidieerd kunnen worden, cultuurkaart 1. Organiseren studiedag community art Onderzoeken op welke wijze community art bijdrage kan leveren aan het cultuuraanbod, en –participatie 2. Brede scholen krijgen een schoolgebonden budget waarmee naschools cultuurprogramma ontwikkeld kan worden 3. Brede scholen actuele inventarisatie van aanbod ‘talent in de buurt’ aanbieden 4. Rijksimpuls voor realiseren combinatiefuncties. Community art initiatieven hiermee stimuleren en ondersteunen 5. Cultuurscout functie initiëren. Aanvraag bij provincie voor cofinanciering
1
6. Vanaf 2009 subsidie verlenen aan projecten waarin professionele kunstenaar nauw samenwerken met specifieke groepen. Afstemming met participatiebudget. Aanvraag indienen bij provincie 1. Subsidie st. Filmtheater Lelystad continueren periode 08-12 2. Structureel voortzetten subsidie radio Lelystad periode 08-12, voorwaarde voldoen aan normen Commissariaat van de media en
1
1
7
1 4 6 6 6 1
1 1
34
Thema
Doelstelling
Beleidsmaatregel
Uitgevoerd
aantoonbaar luisterbereik. 3.
1 2 3 4
Voorzetten subsidie regionale programmaraad = verplichting mediawet.
Uitgevoerd In uitvoering Gedeeltelijk uitgevoerd (uitvoering gestopt) niet uitgevoerd
5 6 7 8
1
Ad hoc Hoort niet in deze nota Geen beleidsmaatregel geformuleerd Gewijzigd
35