Daslookweg 2 2015 KN Haarlem Tel.: 023-5246150
Onderwijsprofiel
Pagina 1 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Inhoudsopgave Onderwijsprofiel
paginanummer
Inleiding
3
1. Het onderwijsaanbod a. Communicatie b. Sociale en emotionele ontwikkeling c. Leren leren d. Taal en spelling e. Lezen f. Rekenen g. Andere vakken op het rooster
4
2. Leertijd
8
3. Didactisch handelen
9
4. Klassenmanagement
12
5. Het zorgaanbod op onze school
14
6. Pedagogisch handelen
16
7. Planmatig werken a. Zorgroute b. Ontwikkelingsperspectief c. Uitstroomprofiel
21
8. Het ondersteuningsaanbod van onze school
26
Bijlagen I
Schoolprofiel Sardes model
II
Ontwikkelperspectief format
III
Signaleringsinstrument SWVB (via AB Frans)
Pagina 2 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Inleiding De professor van Gilseschool is een openbare school voor primair speciaal onderwijs aan kinderen met auditieve en /of communicatieve problemen. Het betreft slechthorende kinderen en kinderen met spraak en/of taalproblemen. Er wordt lesgegeven op drie locaties, namelijk Haarlem, Hoofddorp en Heemskerk. Wij bieden daarnaast ook onderwijs aan kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum die binnen de indicatiecriteria voor cluster 2 vallen. Naast het onderwijs aan leerlingen op de school worden ook steeds meer geïndiceerde kinderen extern ondersteund. De begeleiders van de ambulante dienst, begeleiden op verschillende basisscholen in de regio kinderen met auditieve en/of communicatieve beperkingen. De Samenwerkingsverbanden Zuid-Kennemerland, Haarlemmermeer en IJmond-Noord &Velsen streven naar een dekkend netwerk van scholen waarbinnen alle leerlingen een passende onderwijsplek krijgen. Iedere school van het Samenwerkingsverband biedt basiszorg, breedtezorg en dieptezorg. Binnen deze samenwerkingsverbanden en ook daarbuiten, kunnen we scholen helpen bij het vinden van antwoorden op vragen over de begeleiding van en onderwijs aan leerlingen die communicatief niet of minder redzaam zijn. Het kan gaan om vragen op leerkracht-, op school- en bovenschools niveau. De school biedt alle leerlingen die volgens de landelijke norm dieptezorg nodig hebben, een passend onderwijsaanbod. In dit onderwijsprofiel wordt het onderwijsaanbod van onze school beschreven. De wettelijke kerndoelen van het speciaal onderwijs cluster 2 zijn richtinggevend bij de invulling van dit onderwijs. Voor de leerlingen die dat nodig hebben bestaat de mogelijkheid om tijdens schooltijd individuele of groepstherapie te volgen (logopedie, fysiotherapie) Er wordt handelingsgericht en opbrengstgericht gewerkt. Samenwerking met ouders is hierbij essentieel. Wij zien ouders als partners.
Namens medewerkers Professor van Gilseschool Gerard van der Worp directeur
Pagina 3 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
1. Het onderwijsaanbod De groepen bestaan uit ongeveer 15 leerlingen en worden begeleid door een leerkracht en, afhankelijk van de zelfstandigheid en leeftijd van de leerlingen voor alle dagen of bepaalde momenten op de dag, een onderwijsassistent. In de eerste 6 weken van elk schooljaar wordt in een groepsplan per groep het onderwijsaanbod beschreven. De wettelijke kerndoelen zijn hierbij richtinggevend.
1a. Communicatie De ontwikkeling van mondelinge taal en communicatie speelt een belangrijke rol binnen onze school. Extra aandacht voor communicatie en taal is voor onze leerlingen van groot belang, daarom bieden wij een taalrijke leeromgeving en werken we met gespecialiseerde leerkrachten en logopedisten. Het stimuleren van de taalontwikkeling komt op diverse manieren aan bod, de taal wordt zoveel mogelijk aangeboden binnen een betekenisvolle context en er is veel aandacht voor de rol van taal bij het leren, zoals bij de zaakvakken. Er worden zoveel mogelijk uitdagende taalsituaties gecreëerd en er wordt veel tijd ingeruimd voor de interactie, taal leer je immers door met elkaar in gesprek te gaan. De leerlingen krijgen veel mogelijkheden om vanuit hun eigen beleving over onderwerpen te vertellen. De leerlingen wordt zoveel mogelijk een taalaanbod op maat aangeboden, waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan het aanpassen van de instructie aan het taalniveau van de leerlingen. Binnen onze school maken we gebruik van diverse ondersteunende middelen om met onze leerlingen te communiceren. Hierbij valt te denken aan ondersteunende gebaren, aan visuele ondersteuning in de vorm van pictogrammen en plaatjes, het bieden van veel herhaling, het correct teruggeven van hun uitingen en het helpen bij het verwoorden van de intenties van de leerlingen. Wij stemmen ons eigen taalaanbod op de kinderen af door ons spreektempo te verlagen, onze uitingen zo concreet mogelijk te houden en de leerlingen extra nadenk- en verwerkingstijd te geven. Naast de extra aandacht voor taal in de reguliere lessen, levert de logopedie een belangrijke bijdrage aan het stimuleren van de mondelinge communicatie . De logopedisten werken Pagina 4 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Met opmerkingen [F1]: De beschrijving van het aanbod is weinig concreet. Krijgen alle leerlingen hetzelfde aanbod? Hebben jullie een plus,- basis- en breedtegroep? Hoe ziet dat onderscheid er uit?
nauw samen met de leerkracht om de communicatieve redzaamheid van de kinderen te bevorderen en om hen zo optimaal mogelijk deel te kunnen laten nemen aan het onderwijs in de klas. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de thema’s die in de klas aan bod komen. De logopedisten geven ,naast individuele – en groepsbehandelingen, in de middenbouw en de bovenbouw groepslessen logopedie om de mondelinge communicatie van de leerlingen te bevorderen.
1b. Sociale en emotionele ontwikkeling Voor de uitgebreide beschrijving van het aanbod op het gebied van de sociale en emotionele ontwikkeling verwijzen we naar de schoolgids en groepsplannen van elke groep. De leerlingen leren met behoud van het gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en beperkingen (zelfbeeld), omgaan met anderen (sociaal gedrag) en zich oriënteren op hun omgeving door middel van spel en spreekbeurt. We gebruiken door de hele school de principes van de Kanjertraining en PBS, daarnaast voor de onderbouw Piramide.
1c. Leren leren Voor een uitgebreide beschrijving van het aanbod op het gebied van leren leren, verwijzen we naar de schoolgids en groepsplannen van elke groep. De leerlingen leren belangstelling hebben voor de omringende wereld en leren die wereld onderzoeken en daarin taken uitvoeren (werkhouding), uiteenlopende strategieën (aanpak gedrag) en vaardigheden gebruiken voor het opnemen, verwerken en hanteren van informatie, gebruik maken van communicatie media en technologische hulpmiddelen. Ook het adequaat om hulp vragen is een vaardigheid die bij het leren leren getraind wordt. Tot het leren leren behoort ook het omgaan met moderne media. Behalve voor dit onderdeel is het leren leren volledig geïntegreerd in andere vakken en niet apart opgenomen in het lesrooster. We gebruiken voor het volgen en het plannen van de zelfstandigheid voornamelijk de leerlijn leren leren.
Pagina 5 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
1d. Taal en spelling Taal is héél belangrijk – voor iedereen. Taal heb je nodig om te communiceren. Taal heb je nodig om te leren. En taal heb je nodig om na te denken. Voor onze leerlingen is taal extra belangrijk, juist omdat het vaak zo moeilijk voor ze is om het “gewoon” te leren. Daarom is er op de Professor van Gilseschool altijd en overal aandacht voor taal. Als we praten, letten we erop dat we langzaam en in korte zinnen spreken. We gebruiken woorden die het kind begrijpt. We herhalen wat het kind tegen ons zegt. We zorgen ervoor dat het kind ons gezicht en onze mimiek kan zien als we praten. En we controleren altijd of het kind ons inderdaad begrepen heeft en ondersteunen gesproken taal vaak met pictogrammen, foto’s en prenten. We gebruiken computer-lesprogramma’s, digi-bord en Ipad ter visuele- en auditieve ondersteuning, of we halen er voorwerpen bij zodat de kinderen het woord niet alleen horen, maar ook zien, voelen en ruiken. We gebruiken de methode “Nederlands met gebaren” om gesproken taal met vaste gebaren te ondersteunen. Naast deze intensieve aandacht voor het aanleren van taal, besteden we veel tijd aan het leren lezen, schrijven en spellen. We gebruiken daarvoor onder andere de methode PI Spello. Deze methode is speciaal ontwikkeld voor kinderen met lees- en/of spellingsproblemen en werkt met klankgroepen die vaste kleuren hebben. Met Taaltrapeze werken we thematisch aan woordenschatontwikkeling, begrijpend lezen en andere taalaspecten. In de kleutergroepen werken we met Piramide, een ervaringsgericht taalprogramma waarbij we spelen, werken en leren combineren. De methode volgt én stimuleert de ontwikkeling van het kind. Het programma is verdeeld in periodes van twee tot vier weken. In elke periode staat één bepaald thema centraal bij alles wat we doen en leren. Alle kleutergroepen werken op hetzelfde moment aan hetzelfde thema. Zo kan het gebeuren dat de gangen zomaar zijn omgetoverd in tweebaanswegen en er in elk lokaal een fiets staat: dan is het thema “vervoer”aan de orde. De thema’s komen elk jaar terug, maar niet elk jaar op dezelfde manier. Zodoende wordt het geleerde telkens herhaald en uitgebreid met nieuwe kennis en vaardigheden. 1e. Lezen Onder lezen verstaan we technisch lezen, begrijpend luisteren en boekoriëntatie. Voor het vrij lezen gebruiken we boeken uit onze eigen bibliotheek. Wekelijks bezoeken de leerlingen onze bibliotheek. We volgen en plannen het leesonderwijs met behulp van de leerlijn lezen. Voorbereidend lezen in de groepen 1+2 met methode Piramide. Aanvankelijk lezen in de groepen 2+3+4 met methode Stap voor Stap van Veilig leren lezen. Ter remediëring wordt Connect lezen ingezet. Voortgezet lezen in de groepen 5 t/m 8 met Ralfi methode en Tutorlezen. Ook wordt Kurzweil ingezet voor leerlingen met dyslexie. Begrijpend lezen in de groepen 5 t/m8 met methode Nieuwsbegrip en Taaltrapeze. 1f. Rekenen Onder rekenen verstaan we ordenen, rekenhandelingen, tijd, geldrekenen, meten en wegen. We volgen en plannen het rekenonderwijs met behulp van de leerlijn rekenen. Voorbereidend rekenen in de groepen 1+2 met methode Piramide. Aanvankelijk en voortgezet rekenen in de groepen 3 t/m 8 met methode Pluspunt. Ter remediëring wordt in de groepen 3, 4 en 5 Met sprongen vooruit en in 6,7 en 8 Maatwerk en Ambrasoft ingezet. Pagina 6 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Al is er met het rekenkundig en ruimtelijk inzicht vaak niets aan de hand, toch kan het voor een kind met taalproblemen extra lastig zijn om te leren rekenen. Om begrippen zoals groter, kleiner, meer, minder, hoger en lager op de goede manier te gebruiken, heb je nu eenmaal taal nodig. In veel rekenmethodes worden “redactiesommen” gebruikt, kleine verhaaltjes waar de som in verborgen zit. Om die te ontrafelen is een goed taalbegrip onontbeerlijk. We gebruiken op onze school reguliere rekenmethodes, die we aanpassen of van extra instructie voorzien als dat nodig is. We rekenen meestal in kleine groepjes, zodat elk kind op zijn eigen niveau en in zijn eigen tempo kan werken. 1g. Andere vakken op het rooster Andere vakken op het rooster zijn: motorische en zintuiglijke ontwikkeling mondelinge taal en communicatie schrijven oriëntatie op mens en wereld waaronder vallen; verkeer, natuur, techniek. kunstzinnige oriëntatie waaronder vallen; tekenen, handvaardigheid, muziek, dramatische vorming en techniek. bewegingonderwijs
Pagina 7 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
2. Leertijd Hieronder is schematisch de verdeling in leertijd aangegeven. In het blauw worden de termen vanuit kerndoelen aangegeven. In het zwart de vak/vormingsgebieden die daaronder vallen. Er wordt gedifferentieerd in leertijd bij het onderdeel leren leren. 2013-2014 Leerlijnen
Groep 1-2
Groep 3
Groep 4-5
Groep 6
Groep 7- 8
Bewegingsonderwijs Kunstzinnige oriëntatie
1 2,25
2 (2x1) 2 (2x 45 min) Din en don 0,5 0,5 0,5 0,5
2 (2x1) 2 ( 2x 45 min) Din en don 0,5 0,5 0,5 0,5
2 (2x1) 1,5 (2x45 min) Woe en vrij 0,5
2 (2x1) 1,5 (2x 45 min) Woe en vrij 0,5
0,5 0,5 0,5
0,5 10
1 10,25
2 9,5
0,5 0,5 0,5 (2x 15 min) 2 9,5
6,5 (5x1,3)
5 (5x1)
5 (5x1)
5 (5 x 1)
2,5 (5x0,5)
3 ( 4x 45 min)
1 (2x0,5)
3,75 (5x 45 min) 1,5 (3x0,5)
2 1
0,75 2,5 (5x0,5)
1 (2x 0,5) 1,5 (3x0,5)
1,5 (3 x 30 min) 1 (2x0,5) 0,75
3 (4 x 45 min) 1,5 (3x 30 min) 0,75 0,5
2,5
1,5
1,5
1,5
1,5
2 0,5 3
1 0,5 4 (5x 48 min)
1 0,5 4 (5x 48 min)
1 0,5 4 ( 5x 48 min)
1 0,5 4 ( 5x 48 min) 0,5
Handvaardigheid/tekenen Muziek Spel en beweging Techniek Muziek + Engels
0,5 4,0
Mens en Wereld Mondelinge taal en Schriftelijke taal Veilig Stap voor Stap/Leesweg/Nieuwsbegrip Taaltrapeze
1 4,5
Pi-spello/Woordbouw Leren leren Zintuigelijke en motorische ontwikkeling Sociaal emotionele ontwikkeling Kanjertraining PBS Rekenen Engels Spelontwikkeling Omgaan met de media
1,5 0,5
0,5
0,5
1
1
Pauze Totaal
23,75 1,25 25,00
23,75 1,25 25,00
23,75 1,25 25,00
23,75 1,25 25,00
23,75 1,25 25,00
Burgerschapsvorming
Vak integrerend
4 uur per groep in de week
Pagina 8 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
3. Didactisch handelen De leerkracht doet er toe! We sluiten aan bij de opvattingen van de inspectie die het didactisch handelen als volgt omschrijft: “Het didactisch handelen van de leerkracht is gericht op het ontlokken en bevorderen van leerprocessen waarbij de leerkracht sturing geeft aan het leerproces en de eigen keuzes van leerlingen. Zo vraagt de leerkracht zich voortdurend af welke hulp, opdracht of aanwijzing gegeven kan worden om leerlingen te helpen tot leren te komen.” Uitgangspunt bij het didactisch handelen is het werken met het model directe instructie. Op de Van Gilseschool wordt instructie gegeven volgens het passend lesmodel. Het passend lesmodel is een lesmodel waarbij rekening gehouden wordt met verschillende leervermogens van kinderen. Sommige kinderen nemen de leerstof snel op en komen eerder tot zelfstandig werken dan andere kinderen. Het directe instructie wordt vormgegeven door 7 verschillende fasen, de structuur van het model: 1. Terugblik De leerkracht vertelt de kinderen wat ze vandaag gaan leren. Bijvoorbeeld: ‘Vandaag ga ik jullie leren wat breuken zijn’ of ‘Gisteren heb ik jullie voor het eerst geleerd hoe je moet optellen door het tiental. Vandaag gaan we daar verder mee oefenen’ 2. Oriëntatie Deze stap is bedoeld om de kinderen direct bij de les te betrekken en ze te motiveren om hun best te doen. Bijvoorbeeld: Een verhaaltje waarin de nieuwe sommen van vandaag in het dagelijks leven voorkomen. Of vertel de kinderen dat ze al veel hebben geleerd om de nieuwe sommen te kunnen maken. Ze leren dus niet iets totaal nieuws, maar een volgende stap in het rekenprogramma. 3. Instructie Door middel van een kort leergesprek wordt een situatie besproken waar het doel van de les in voorkomt. Bijvoorbeeld: ‘Zeven dagen per week ga ik naar de winkel om een zak met 5 witte puntjes te kopen.’ Besproken wordt wat de kinderen of hun ouder(s) elke dag in de winkel kopen. ‘Als ik wil weten hoeveel puntjes ik in een week koop, kan ik 5+5+5+5+5+5+5 doen, maar een snellere manier is : 7 x 5’ De leerkracht legt uit, vertelt hoe het moet en doet het voor, de leerlingen doen mee in hun schrift. Zo worden een aantal sommen samen met de leerkracht gemaakt.
Pagina 9 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
4. Oefenen De leerlingen maken enkele oefensommen die niet in de les staan, maar door de leerkracht op het bord worden geschreven. De leerkracht loopt een rondje, geeft nog geen begeleiding maar observeert welke leerlingen de stof al begrepen hebben en welke nog niet. 5. Controle De oefensommen worden gezamenlijk besproken en nagekeken. Hierna plaatst de leerkracht de kinderen die de sommen nog niet begrijpen (groep B) in de voorste rijen van het lokaal en de kinderen die het al begrepen hebben zitten achterin (groep A). 6. Verwerken Groep A (verdiepend) gaat zelfstandig de les uit het boek maken. Groep B (basis en intensief) krijgt extra uitleg en oefent nog even samen met de leerkracht verder. Na deze verlengde instructie en oefening gaat het grootste deel van de groep (basis) ook zelfstandig aan het werk en krijgt de intensief groep (indien nodig) een extra instructie. Het gaat er niet om of alle sommen af zijn, maar om de vraag of alle leerlingen de sommen begrijpen en dat de sommen die ze maken goed zijn. Tijdens deze stap 6 ‘Verwerken’ moet de leerkracht enkele rondes door de klas lopen om te controleren of de leerlingen nog op de goede manier aan het werk zijn en niet vastlopen bij het maken van de sommen. 7. Afronden Vat samen wat de kinderen in deze les hebben geleerd.
Pagina 10 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
De school heeft bepaald welke elementen ze per lesfase terug wil zien in de les. Deze staan in het volgende schema: Plus / Introductie: Verdiepend - Leerling verwoordt zelf het doel van de les Inoefening/Verwerking: - Leerling gaat zelfstandig aan het werk Terugkoppeling: - Leerling rapporteert aan de leerkracht over het gemaakte werk; hij geeft aan wat hij geleerd heeft en hoe het werken ging Basis Introductie: - Leerkracht geeft de start van de les duidelijk aan - Leerkracht vertelt het doel van de les - Leerkracht vertelt wat de leerlingen deze les gaan doen (lesopbouw) Instructie: - Leerkracht laat de leerlingen nadenken over oplossingen/strategieën - Leerkracht geeft uitleg over inhoud van de opgaven - Leerkracht creëert betrokkenheid door vragen te stellen en leerlingen opgaven voor te laten doen Inoefening: - Leerkracht maakt samen met de leerlingen een opgave Verwerking: - Leerkracht vertelt of schrijft op het bord wat de leerlingen moeten doen. - Leerkracht maakt duidelijke afspraken over wanneer en hoe de leerling om hulp mag vragen - Leerkracht zorgt voor regelmatige feedback Terugkoppeling: - Leerkracht houdt de nabespreking direct na de inoefening/verwerking - Leerkracht vat de les en het lesdoel samen (met de leerlingen) - Leerkracht complimenteert de leerlingen met wat ze geleerd hebben Breedte / Instructie: Intensief - Leerling krijgt verlengde instructie - Leerkracht doet de opgave minimaal twee keer goed voor Inoefening: - Leerkracht maakt minimaal twee voorbeeldopgave samen met de leerling Verwerking: - Leerkracht vertelt de leerlingen individueel wat ze moeten doen. De lijst met taken ligt in het zicht van de leerlingen
Pagina 11 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
4. Klassenmanagement Klassenmanagement bestaat uit het zoveel mogelijk structureren van ruimte, tijd en activiteit zodat de leerkracht de geplande activiteiten kan uitvoeren. Daarbij is het onderscheid gemaakt binnen de organisatie van de fysieke ruimte en de organisatie van de ruimte rondom het lesgeven, waarbij het leerkrachtgedrag en de leerkrachtvaardigheden een belangrijke rol spelen.
Basis
Breedte / Intensief
- De klassenregels hangen zichtbaar in de klas. - De tafels en stoelen zijn zo georganiseerd dat er duidelijke looproutes zijn in de klas. - De klok hangt zichtbaar in de klas. - De pictogrammen met de dagplanning hangen zichtbaar in de groep. - Een aantal keer per jaar krijgen de leerlingen een andere plek in de groep. - De pictogrammen met de dagplanning liggen zichtbaar op de tafel van de leerling. - Er zijn kleine timetimers beschikbaar voor op de tafel van de leerling. - De leerling houdt indien nodig een vaste plaats in de klas. - Er zijn schotten in de klas waarachter de leerlingen kunnen werken. - Er zijn koptelefoons beschikbaar.
Plus / - De leerkracht laat de leerling een deel van de planning zelf maken met Verdiepend behulp de dag- of weektaak met als doel het adequaat kunnen gebruiken van een agenda in groep 8. Basis - De leerkracht gebruikt een rooster waarin alle hij alle lessen plant. - De leerkracht houdt zich aan de roostertijden. - De leerkracht vertelt bij aanvang van de dag wat de planning van de dag zal zijn. - De leerkracht van groep 1 en 2 laat de leerlingen direct na binnenkomst aan de slag gaan met een of meer van de volgende activiteiten: een zelfgekozen activiteit activiteiten die klaarstaan activiteiten voorzien van een naamkaartje - De leerkracht plant op het rooster de volgende werkvormen in: zelfstandig werken instructiemomenten Pagina 12 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Breedte / Intensief
Basis
Breedte / Intensief
samenwerken reflectie
- De leerkracht maakt voor de leerling een planning in pictogrammen.
- De leerkracht legt de materialen voor de les zo klaar dat de leerlingen ze zelf kunnen pakken. - De leerkracht vertelt voor de les of er sprake is van: individueel werken, waarbij geen hulp gevraagd mag worden individueel werken waarbij hulp gevraagd mag worden als iets niet lukt samenwerkend leren - Bovenstaande mbv het blokje voor zelfstandig werken en de kleurenschijf. - De leerkracht geeft op een klok (time-timer of kleurenklok) de tijdsplanning aan. - De leerkracht vertelt wanneer de les eindigt. De leerlingen krijgen dan nog een paar minuten de tijd om het werk af te ronden. - De leerkracht vertelt: wat hij zelf gaat doen tijdens het zelfstandig werken wanneer hij niet beschikbaar is voor alle leerlingen en hoe lang dat duurt wanneer hij weer beschikbaar is. - De leerkracht legt de materialen voor de leerlingen klaar. Dit kan zijn in een bak (bakjesaanpak).
Pagina 13 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
5. Het zorgaanbod op onze school Het klaslokaal is de beste plek om het “speciale” van onze school te leren kennen. Het eerste dat opvalt, is dat de groepen klein zijn – gemiddeld veertien leerlingen per groep – en dat er vaak twee of meer volwassenen in de groep aanwezig zijn. Elke groep heeft een leerkracht en een logopedist. De kleutergroepen hebben bovendien een vaste klassenassistent. Hoewel de groepen klein zijn, zijn de lokalen ruim. Bijna alle lokalen hebben een eigen toiletgroep en een keukentje. Bij het bouwen van de school is er gezorgd voor een optimale akoestiek in de lokalen en de algemene ruimtes. Zachte, schuine plafonds, speciale stenen in de gymzaalmuren, vaste vloerbedekking – alles werkt mee aan een goede geluidsverwerking. Dit ziet u ook terug in onze vestigingen in Heemskerk en Hoofddorp. De lokalen in de slechthorende (SH)-vleugel zijn uitgerust met microfoons, zender en versterker. In die lokalen is een ringleiding aangebracht. Daardoor kunnen de kinderen alles wat in de microfoon gezegd wordt, zonder afleiding van omgevingsruis, horen. Op onze school steken deskundigen veel tijd in elk kind. Om na te gaan wat het resultaat is van de begeleiding en ondersteuning die het kind krijgt, werken we met een leerlingvolgsysteem. Dit systeem levert een dossier op waarin naast de uitwerking van het ontwikkelingsperspectief ook de leerresultaten bijgehouden worden. De leerresultaten worden getest met de CITO-toetsen voor speciale leerlingen en voor het volgen van de woordenschatontwikkeling gebruiken we Woord voor woord . Daarnaast gebruiken we verschillende logopedische en psychologische onderzoeken. Om de sociaal emotionele ontwikkeling te kunnen volgen, vullen de leerkrachten twee maal per jaar de Kanjervragenlijsten voor docenten in. Vanaf groep 6 wordt door de leerlingen zelf de leerlinglijst van Kanjertraining ingevuld. De resultaten worden geëvalueerd en zo nodig worden de plannen bijgesteld of wordt er extra hulp ingeroepen. Twee keer per jaar wordt elk kind uitvoerig besproken door een multidisciplinair team. Iedereen die betrokken is bij de begeleiding van het kind komt daarin aan het woord met als doel evalueren afgelopen halfjaar en het plannen maken voor komende halfjaar. De Commissie voor Begeleiding Op het moment dat een kind wordt toegelaten tot onze school, ligt er al een dossier. Het zijn de rapporten die de Commissie voor Indicatiestelling heeft bestudeerd. De CvI stuurt het dossier naar de Commissie voor Begeleiding (CvB). Dat is een commissie binnen school waarin een schoolpsycholoog, de maatschappelijk werkster, de schoolarts, de schooldirecteur, de trajectbegeleider en soms ook de audioloog de leerlingen bespreken. De CvB geeft advies over het ontwikkelingsperspectief dat voor elke leerling wordt gemaakt. In het ontwikkelperspectief, dat als een overeenkomst door de leerkracht en de ouders wordt ondertekend, staat beschreven op welke manier de extra zorg die de Professor van Gilseschool kan bieden, wordt ingezet. Pagina 14 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Logopedie Alle leerlingen worden begeleid door een logopedist. Elke groep heeft een vaste logopedist die intensief samenwerkt met de leerkracht. Daarnaast krijgen veel leerlingen individuele therapie, dit is afhankelijk van de hulpvraag van de leerling. Doordat de logopedist de kinderen in onder- en middenbouw vrijwel dagelijks ziet en ze door en door kent, is de therapie zoals die op school wordt gegeven veel effectiever dan een wekelijks bezoek aan een ‘gewone’ logopedist. Het grote voordeel is ook, dat de therapie in de klas door de leerkracht en de klassenassistent wordt ondersteund. De therapie is afhankelijk van de ‘zorgvraag’ van het kind en kan uiteenlopen van het oefenen van de mondmotoriek tot het uitbreiden van de woordenschat of het oefenen met sociale omgangstaal zoals groeten, luisteren of een gesprek voeren. Kinderfysiotherapie Veel van de leerlingen hebben baat bij fysiotherapie. In de klas, bij het buitenspelen en in de gymles wordt al veel aandacht besteed aan de motorische ontwikkeling, maar voor sommige kinderen is dat niet genoeg. Er is dan bijvoorbeeld sprake van een ernstige motorische achterstand, problemen met sensorische integratie of ernstige schrijfproblemen als gevolg van een zwak ontwikkelde fijne motoriek. De school heeft een vaste, geregistreerde kinderfysiotherapeut die kinderen individueel behandelt. Omdat niet in alle gevallen de kinderen in aanmerking kunnen komen voor fysiotherapie op onze school wordt in bepaalde gevallen door ouders ook gebruik gemaakt van fysiotherapie in de eigen woonomgeving (via ziektekostenverzekeraar). Audiologie Voor onze kinderen fungeert de school als audiologisch centrum. Een logopedist/akoepedist neemt gehoortesten af en controleert hoortoestellen. Bij alle kinderen wordt het gehoor regelmatig gemeten. Dankzij ons audiologisch centrum kunnen we op school, onder supervisie van de audioloog, zelf hoortoestellen aanmeten. KNO-arts Eens per maand komt de KNO-arts op school. Kinderen met oorproblemen kunnen op verzoek van de ouders of de leerkracht door de KNO-arts worden onderzocht. Als er problemen zijn, verwijst de KNO-arts door naar de eigen huisarts of specialist. Interne begeleiding De leerkrachten zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van de kinderen, maar zij staan daarin beslist niet alleen. Ze worden ondersteund door intern begeleiders (IB-ers) die het onderwijs en de zorg coördineren en begeleiden. De IB-ers helpen de leerkrachten bij het opstellen van de ontwikkelingsperspectieven van de leerlingen. Het is ook hun taak om ontwikkelingen op onderwijskundig gebied bij te houden, zodat zij een vraagbaak en coach zijn voor de leerkrachten die zij begeleiden. Maatschappelijk werk De school heeft een maatschappelijk werkende die kennismakingsgesprekken voert met ouders van nieuwe leerlingen en desgewenst hulp biedt bij problemen met het kind thuis. Schoolpsycholoog Onze schoolpsycholoog komt in actie op verzoek van de school of de ouders. Zij onderzoekt de kinderen en adviseert daarna over een eventuele behandeling of vervolgstappen. De ouders worden vantevoren geïnformeerd over het onderzoek. Schoolarts Pagina 15 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
De schoolarts onderzoekt onze leerlingen regelmatig. Alle kinderen worden eens in de twee of drie jaar onderzocht. Ook nieuwe leerlingen en schoolverlaters krijgen een medisch onderzoek. Er wordt onder andere getest op kleurenblindheid, gezichtsvermogen, houding en motoriek. De schoolarts is iedere 14 dagen op school als deelnemer in de Commissie voor de Begeleiding.
6. Pedagogisch handelen De leerkracht doet er toe! We gaan altijd uit van de mogelijkheden van de leerling! (relatie, competentie, autonomie) We werken bij voorkeur preventief. (eenduidig positief geformuleerde groepsregels, pictobord dagprogramma e.d.) Pedagogisch handelen (algemeen) Het pedagogisch handelen van de leerkrachten is afgestemd op het versterken van de drie basisbehoeften van de leerlingen, te weten: relatie, competentie en autonomie. Relatie: De leerlingen voelen zich geaccepteerd. Ze horen erbij. Ze zijn welkom. Ze voelen zich veilig. Er wordt met de leerlingen gepraat en niet over hen. Competentie: De leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze gaan doen, aankunnen. Ze ontdekken dat ze steeds meer aankunnen. Autonomie: Leerlingen willen vrijheid en zelfbepaling. Ze willen verantwoordelijk zijn voor hun eigen taken. Zij kunnen (in elk geval voor een deel) hun leergedrag sturen. Visie op pedagogisch handelen Leerkrachten geven ruimte aan het autonome gevoel van hun leerlingen. Ze honoreren initiatieven van leerlingen. Ze waarderen ideeën van leerlingen en wat ze ermee doen. Ze dagen leerlingen uit om eigen oplossingen te bedenken. Ze laten de leerlingen zelf keuzes maken bij het doen van taken en vertrouwen organisatorische zaken aan leerlingen toe. Voor leerkrachten, leerlingen en ouders geldt dat ze respect hebben voor elkaar en voor de omgeving. Algemene schoolregels gelden voor allen en worden door allen nageleefd, waarbij voor een ieder geldt: goed voorbeeld doet goed volgen. Gedrag en sociaal emotionele ontwikkeling. Rondom het omgaan met (on)gewenst gedrag zijn afspraken op een rij gezet. Deze afspraken worden nageleefd door alle leerkrachten en hebben betrekking op alle leerlingen. Op de PvG wordt gewerkt met PBS: Positive Behavior Support - Goed gedrag kun je leren! PBS is een wetenschappelijk bewezen, schoolbrede aanpak die gewenst gedrag bij leerlingen stimuleert. Het doel van PBS is het verbeteren van de leerprestaties van de leerlingen door een omgeving te creëren die het leren bevordert en gedragsproblemen voorkomt (voor meer informatie: www.swpbs.nl). Het is een preventieve aanpak die gericht is op het voorkomen van gedragsproblematiek. Pagina 16 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Afspraken, van toepassing op leerlingen met ASS
Afspraken, van toepassing op alle leerlingen
Stimuleren van gewenst gedrag. De leerkracht; - beloont gewenst gedrag effectief, door het geven van een compliment (verbaal, non-verbaal) of door het geven van een beloning (al dan niet van tevoren afgesproken met de leerlingen). Dit vanuit PBS afspraken. - De leerkracht geeft positieve feedback op het gedrag van de leerlingen ondersteund door visuele middelen (picto’s, duim opsteken, glimlach, sticker). PBS afspraken zichtbaar in de groep. - Stelt de groepjes zo samen dat de leerlingen in staat zijn om echt samen te werken. - Stemt haar gedrag en eisen af op de leerling-profielen van de leerlingen. - Bereidt leerlingen voor op veranderingen, bijzondere activiteiten als feesten, uitstapjes, schoolreis en kamp, bij voorkeur visueel met picto’s. - Zorgt voor een gestructureerde, voorspelbare en herkenbare omgeving en opdrachten. De leerkracht; - Bereidt de leerlingen voor op sociale activiteiten binnen en buiten de les. - Kondigt veranderingen van te voren, bij voorkeur visueel met picto’s, aan. - Maakt gebruik van een sociaal script om sociale situaties te verduidelijken. - Bespreekt en oefent de groepsregels regelmatig. - Grijpt direct in bij pestgedrag. Daarbij is er aandacht voor het fenomeen dat leerlingen met ASS zich soms miskend of gepest kunnen voelen, terwijl het voor ons anders overkomt. - Verplicht leerlingen niet tot deelname aan bepaalde activiteiten. - Laat sociale activiteiten niet te lang duren. - Geeft leerlingen de mogelijkheid gebruik te maken van een time-out plek.
Pagina 17 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Afspraken, van toepassen op leerlingen met SH
De leerkracht; - Vraagt eerst de visuele aandacht voordat er gecommuniceerd wordt. - Let er bij de klassenopstelling op dat deze leerlingen kunnen spraak afzien tijdens instructiemomenten. - Spreekt rustig en duidelijk - Heeft weet van de hoormogelijkheden van de verschillende leerlingen en past haar communicatiewijze daarop aan. - Maakt gebruik van NmG, Nederlands met ondersteunende gebaren. - Maakt de leerlingen attent op rust en stilte tijdens instructie momenten. - Houdt rekening met het samenstellen van de groep ivm SH aanpak. - Heeft in het lokaal een optimale akoestiek door oa vloerbedekking en gordijnen. - Maakt gebruik van klassenapparatuur (ringleiding).
Pagina 18 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Pedagogisch handelen gericht op de relatie (veiligheid en acceptatie) Basis De leerkracht; - ontvangt en begroet de leerlingen bij het begin van de dag. - kijkt de leerlingen aan als hij met hen spreekt. - maakt beredeneerde keuzes bij het samenstellen van groepjes leerlingen om het samenwerken te bevorderen. - benoemt de afgesproken gedragsregels aan het begin van elk dagdeel en houdt de leerlingen en zichzelf daar consequent aan. - hanteert consequent het pestprotocol. - praat alleen met betrokkenen over de leerlingen en hun thuissituatie. Breedte De leerkracht; - spreekt zijn interesse wekelijks uit naar de leerling over schoolwerk, spel en / culturele achtergronden. Intensief - signaleert onzekerheid bij de leerling in leer- en gedragssituaties en ondersteunt de leerling in zijn behoefte aan veiligheid en acceptatie door dingen samen en/of voor te doen. - koppelt een tweetal leerlingen aan elkaar die elkaar ondersteunen in het werk; bijvoorbeeld een dyslectische leerling krijgt een goede lezer als ondersteuner naast zich (maatje, tutor). Leerling De leerkracht; met ASS - zorgt voor een veilige en begrijpelijke sociale omgeving waarin leerlingen met ASS zich gewaardeerd en begrepen voelen. - Weet dat niet alle leerlingen in staat zijn oogcontact te maken. - weet dat sommige leerlingen met ASS een afkeer hebben van een lijfelijke benadering en houdt hier rekening mee. Leerling met SH
De leerkracht; - zorgt voor een veilige en begrijpelijke sociale omgeving waarin leerlingen met SH zich gewaardeerd en begrepen voelen. - Kan een verband zien tussen gedrag van de leerling en zijn/haar SH - Maakt eerst visueel contact voordat hij gaat praten. - Weet dat er informatie gemist kan zijn door de leerling en dit gecheckt moet worden.
Pedagogisch handelen gericht op de competentie (positief zelfbeeld) Basis De leerkracht; - spreekt zijn vertrouwen uit in de leerlingen in het omgaan met elkaar. Hij gaat hierbij uit van hoge, maar realistische verwachtingen. - laat zien, dat hij het gewenste gedrag heeft opgemerkt in woord en gebaar. Bijvoorbeeld door een duim op te steken. - sluit elk dagdeel af met positieve feedback op het gewenst gedrag, gericht op het werk dat de leerlingen hebben gedaan (product gericht). - sluit elk dagdeel af met positieve feedback op de inzet van de leerlingen en op het sociaal emotioneel functioneren (proces gericht). Pagina 19 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
- spreekt met de leerlingen over hun kwaliteiten om hen bewust te maken van hun mogelijkheden. Breedte / Intensief
De leerkracht; - bespreekt met een leerling zijn gedragsmogelijkheden en ondersteunt hem door vertrouwen uit te spreken in zijn capaciteiten. - schrijft het bereiken van gewenst gedrag toe aan de inzet van de leerling zelf. - vergelijkt de leerling met zichzelf. - zet Kanjertraining en PBS in om de weerbaarheid van de leerling te versterken.
Leerling Leerlingen met ASS zijn vaak sfeergevoelig. Ruzies tussen andere leerlingen met ASS kunnen gevoelens van onrust en boosheid bij hen oproepen. Ruzies doorbreken het vaste patroon, hun veiligheid. De leerkracht helpt de leerling door de situatie uit te leggen en duidelijk aan te geven dat de ruzie afgerond is. Sommige leerlingen kunnen helemaal opgaan in een bepaald onderwerp of beweging. De leerkracht beseft dat deze beweging voor sommige leerlingen met ASS een manier is om zich beter te kunnen richten op de activiteit. De leerkracht verbiedt deze interesses en belevingen niet maar probeert deze te kanaliseren. Sommige leerlingen kunnen zich verliezen in het spreken met bepaalde stemmetjes, het naspelen van films of verhalen, het herhalen van bepaalde woorden. De leerkracht verbiedt dit niet zolang de leerlingen en de groep er geen last van hebben maar probeert het te kanaliseren. Bij leerlingen met ASS komt de motivatie niet (altijd) van binnenuit. De leerkracht gebruikt beloningssystemen om een leerling te stimuleren tot het uitvoeren van taken. Leerling met SH
Leerlingen met SH missen stukken van de communicatie wanneer zij niet frontaal benaderd worden. Zij kunnen dan spraakafzien. Leerkrachten zorgen voor stukje bewustwording en acceptatie van de handicap door dit bespreekbaar te maken en leerlingen zich te laten herkennen in de ander. Leerlingen leren omgaan met hun handicap en met de apparatuur die hen onafhankelijker maakt. Kennis en zelfstandigheid rondom de beperking worden opgebouwd. Leerkrachten maken gebruik van NmG (Nederlands met gebaren).
Pagina 20 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Pedagogisch handelen gericht op de autonomie (zelfstandigheid) Basis De leerkracht; - daagt alle leerlingen uit om aan het woord te komen en geeft de leerlingen de ruimte om hun gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. - daagt de leerlingen uit om mee te denken over minimaal 4 belangrijke gedragsregels in de groep. - herinnert de leerlingen via complimenten aan de opgestelde gedragsregels. - geeft de leerlingen de ruimte om mee te denken en beslissen over de inrichting van het lokaal. - laat de leerlingen mee denken en mee beslissen over (bijvoorbeeld feestelijke) activiteiten in de groep. - creëert onderwijsleersituaties, bijvoorbeeld een kringgesprek, waarin leerlingen elkaar de ruimte geven voor een eigen inbreng, en waardeert die positief. - zorgt voor werkvormen, die ervoor zorgen dat de leerlingen vorm kunnen geven aan hun eigen keuzes. Bijvoorbeeld het maken van een bouwwerk, het plakken van een collage, het schrijven van een verhaal, etc. - bespreekt met de leerlingen hoe zij om kunnen gaan met leerlingen in de groep die extra onderwijsbehoeften hebben en maakt hierover afspraken. Breedte De leerkracht; / - bespreekt met de leerlingen het verantwoordelijk zijn voor elkaar. Intensief - bespreekt met de leerlingen hoe zij zelfstandig hun problemen kunnen oplossen. - bespreekt met de leerlingen hoe hij omgaat met verschillen tussen leerlingen wat betreft zelfstandigheid en het dragen van verantwoordelijkheid. Leerling Leerlingen met ASS hebben minder behoefte tot autonomie. Nieuwe met ASS initiatieven en ideeën leiden immers tot veranderingen en die worden door leerlingen met ASS als onaangenaam ervaren. Het is belangrijk dat leerlingen met ASS vanuit de veilige structuur gaandeweg steeds zelfstandiger worden en zelf eigenaar worden van de structuur. De structuur moet niet persoonsafhankelijk zijn. Leerlingen met ASS hebben belemmeringen op het gebied van zintuiglijk en motorisch functioneren. Zij kunnen ook een verhoogde pijngrens hebben. De leerkracht is zich hiervan bewust, is oplettend op specifieke prikkelgevoeligheid, voorkomt gevaarlijke situaties en grijpt zo nodig in.
Leerling met SH
De leerkracht: - reikt de leerlingen hulpmiddelen aan waardoor zij zelfstandig kunnen zijn. Denk hierbij aan een stappenplan en een beloningssysteem. - zorgt voor een goede balans tussen de behoefte aan structuur en de behoefte aan autonomie. Deze leerlingen leren omgaan met hun beperking en deze te accepteren. Zij kunnen zelfstandig omgaan met apparatuur en maken gebruik van NmG en spraakafzien. Pagina 21
Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Zij kennen de werking van het (geh)oor; en de compensatiestrategiën die kunnen worden toegepast voor een optimale communicatie met anderen. Zij zijn zich extra bewust dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor het halen van informatie wanneer zij deze gemist hebben door auditief onvermogen. In de groepen 7 en 8 wordt gewerkt met “FF luisteren”, dit is een methode waarbij leerlingen inzicht krijgen in hun beperkingen, hun compenserende vaardigheden en hiermee bewuster leren omgaan. Dit ter voorbereiding op het Voortgezet Onderwijs.
Pagina 22 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Pagina 23 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Afspraken, van toepassing op alle leerlingen Afspraken, van toepassing op leerlingen met ASS Afspraken, van toepassen op leerlingen met SH
Omgaan met ongewenst gedrag; De leerkracht; - gaat in eerste instantie uit van onmacht en niet van onwil. - Negeert ongewenst gedrag zolang er geen onveilige situaties ontstaan en/of anderen er last van hebben. - Houdt het ontwikkelperspectief van de leerlingen voor ogen. - Reageert op een kalme en zakelijke manier (emotioneel neutraal) - Zorgt voor de veiligheid van de medeleerlingen, zichzelf en de boze/driftige leerlingen door te handelen volgens een vaste opbouw in het sturen van gedrag als negeren niet helpt. - Zij wijst de betreffende leerling(en) naar de betreffende groepsregel. - Zij wijst op de timetimer, de afsprakenlijst, het stoplicht, etc. - Zij stelt de groep gerust - Zij sanctioneert ongewenst gedrag of verwijs naar de time-out-plek. - Zij vraagt hulp van een collega bij ernstige agressie. Bij een leerling met ASS kunnen zich situaties voordoen die angst en stress oproepen. Vaak zijn dit situaties die voor anderen erg gewoon ogen maar voor leerlingen met autisme moeilijk zijn. Het zijn situaties die zoveel spanning en frustratie kunnen oproepen dat het risico dreigt dat de leerling probleemgedrag gaat vertonen. Hoewel de risicosituaties per leerling kunnen verschillen, zijn er wel situaties die voor veel leerlingen met ASS moeilijk zijn. Het gaat dan om de open/vrije situaties waarin de leerling niet voldoende kan terugvallen op een vaste structuur of op vaste routines. Driftbuien en agressie zijn extreme reacties waarin angst, opgebouwde spanning en frustratie zich kunnen uiten. De interventie van de leerkracht is in eerste instantie gericht op het kalmeren van de leerling(en). De leerkracht beseft dat het geven van straf en het strak corrigeren vaak een averechts effect heeft. Na afloop van het incident laat de leerkracht de leerling begeleid instromen in het gewone programma. De leerkracht komt er later niet weer op terug. Klaar=klaar. Eventueel kan er op de situatie teruggekomen worden m.b.v. een gesprekskaart.
De leerkracht; - Laat voor deze leerlingen dezelfde regels en afspraken gelden als voor alle leerlingen, met de kanttekening dat de leerkracht er rekening mee houdt en checkt of informatie in communicatie wel aangekomen en/of begrepen is door de SH leerling - weet welk gedrag voort kan komen uit de SH. SH kinderen zijn vaak zelfbepalend, en/of zien zaken ‘zwart-wit’. SH kinderen kunnen zich zeer onzeker voelen in ongunstige luistersituaties (met een ongunstige signaal/ruis verhouding).
Pagina 24 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
7. Planmatig werken Dit gedeelte wordt door Gerard herschreven (a instroom, b doorstroom, c uitstroom) verbetertrajecten, doelen e.d. Op de Professor van Gilseschool wordt handelingsgericht gewerkt (betrekken van de leerling, de ouder, expertise specialisten en de leerkracht) om zo opbrengstgericht mogelijk te kunnen werken. Er wordt gewerkt met de 1-zorgroute. Op deze manier beiden wij zo passend mogelijk onderwijs. (onderstaand model komt uit voorbeeld SWVB-ZK onderwijsprofiel; dit model uitwerken voor VG situatie??) Opbrengstgericht werken en verbetertrajecten
I
I I
Protocol OPP prof van Gilseschool
Gerard gaat redigeren
Algemeen Bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief wordt de verwachte leerontwikkeling van een leerling in beeld gebracht. Het ontwikkelperspectief wordt opgesteld voor alle leerlingen, op basis van relevante gegevens waarover de school beschikt. Het vaststellen van een OPP komt ten goede aan de optimale ontwikkeling van de leerling. Van het OPP wordt door de leerkrachten en onderwijsondersteuners actief gebruik gemaakt bij de planning van het onderwijsaanbod ( groepsplannen) en de individuele handelingsplannen. Niet alleen de leeropbrengsten zijn daarbij van belang, maar ook het versterken van factoren die de leerontwikkeling beïnvloeden. Zoals het sociaal emotioneel functioneren, de taak- en werkhouding en de motivatie (leren leren) van de leerling. Het werken vanuit een OPP is niet om de ontwikkeling van de leerling te volgen, maar om de te verwachten ontwikkeling in beeld te krijgen. De school maakt hiermee aan betrokkenen ( leerling, ouders, onderwijsinspectie) inzichtelijk welke doelen er op de lange, middellange en korte termijn worden nastreeft. Het onderwijs wordt op deze manier meer “plannen” dan “volgend”.
Pagina 25 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Specifiek De uitstroomprofielen die de prof. van Gilseschool kent, zijn gebaseerd op de uitstroomniveau’s van de schoolverlaters van de afgelopen jaren (zie pagina 26 “foto van de school”). Nav dit uitstroomprofiel zijn de groepsstandaarden vastgesteld. De normering voor de groepsstandaarden is aangegeven bij normering in elk groepsplan. Voor elk groepsplan per leergebied is een standaard groepsaanbod ( met doelen voor de leerstof ) vastgesteld. Het aanbod van de leerstof per groep moet leiden tot de kerndoelen beschreven in referentiekader 1F. De verdieping van het basisaanbod moet leiden tot de kerndoelen omschreven in ref kader 1S. Zodra blijkt dat 20 % van de ll afwijkt van het basisaanbod zal dit basisaanbod worden bijgesteld Voor elk uitstroomprofiel is een onderwijsarrangement samengesteld. Een onderwijsarrangement kent drie niveaus van convergentie differentiatie.( verdiepend aanbod, basisaanbod en intensief aanbod.) Tot en met groep 5 krijgen alle leerlingen het basisarrangement aangeboden. Aan het eind van groep 5 wordt een uitstroomprofiel per ll. vastgesteld. Het ontwikkelingsperspectief in termen van uitstroombestemming en leerrendementsverwachting (LRV) wordt vastgesteld op basis van:
leerpotentie: IQ leerrendement; tot nu toe behaalde didactische resultaten op basis van methode onafhankelijke toetsen. stimulerende ( sterke aspecten van de ll die benut kunnen worden) en belemmerende factoren: - soc- em ontwikkeling; werkhouding en motivatie - stoornis( diagnose of vermoedens van door extern onderzoek.) - gezinsaspecten die samenhangen met het schoolse presteren.
Vanaf groep 6 wordt het onderwijsarrangement passend bij het ontwikkelingsperspectief aangeboden. Ter ondersteuning van het arrangement wordt voor de groep door de leerkracht in overleg meet de intern begeleider, per leer/ ontwikkelingsgebied een groepsplan opgesteld. In een groepsplan per worden de instructie behoeften van de leerling geclusterd tot maximaal drie instructiegroepen. Voor elke instructiegroep worden per jaar de doelen geformuleerd.( groepsaanbod). Onder organisatie en middelen geeft de leerkracht aan welke werkwijze en materialen ingezet worden om de gestelde doelen te behalen. Onder de evaluatie van het groepsplan wordt, na de halfjaarlijkse toetsperiode, aangegeven welke doelen behaald zijn en welke materialen en organisatie daarvoor effectief zijn gebleken. De evaluatie van de leerontwikkeling van de individuele leerling wordt aangegeven in het didactisch leerling overzicht in het ontwikkelingsperspectief (OPP) . Elk half jaar, na de toets Pagina 26 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
periode, bespreken de leerkracht en de intern begeleider of het ontwikkelingsperspectief moet worden bijgesteld.
Cyclus proces van plannen uitvoeren evalueren plannen (PDCA)Gepke stuurt nieuw overzicht wat
wanneer wie
Bijstellen leerstofaanbod in GP en OPP nav instructiebehoeften tijdens groepsbespreking September/ oktober Groepsbespreking:Le er-kracht, IB , logopedist en op afroep gedragsdeskundige
Afneme n toetsen
januari leerkrach t
Evaluatie leerontwikkeling en aanbod tijdens groepsbespreking februari Leerkracht, IB en op afroep gedragsdesk undige
Bijstellen OPP en leerstof aanbod in GP.
Afnemen toetsen
Evaluatie leerontwikkeling en aanbod
februari Groepsbespre king:Leerkrach t, IB , logopedist en op afroep gedragsdeskundige
juni leerkracht
juni leerkracht
Vanaf schooljaar 2012-2013 worden de volgende groepsplannen opgesteld:
Groep 1 en 2: Rekenen Lezen Soc em ontwikkeling Leren leren Mondelinge taal Groep 3 t/m 8 Rekenen Technisch lezen Begrijpend lezen Spelling Taal Soc. emotionele ontwikkeling Mondelinge taal Leren leren
Pagina 27 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Normering van Gilseschool (bron; C. Struiksma) Citoscore passend bij leerjaar.
IQ
LRV
E Zeer intensief arrangement
60-80
20 - 45 %
E Intensief arrangement
60-80
45 – 65%
D Basis arrangement 1F : min standaard, ondergrens C Verdiepend arrangem. 1F : vold standaard, ondergrens B
81-90
65 – 80%
91-100
80 – 100%
101-110
100 – 120%
A 1F: gevorderde standaard
111-120
>120 %
A+
121-130
>120 %
A++
>131
>120 %
Uitstroom groep 8 afgelopen drie jaar.
Verdiepend arrangement Basis arrangement Intensief arrangement
Aantal leerlingen 2010-2011 4
Aantal leerlingen 2011-2012 4
Aantal leerlingen 2012-2013 3
7
11
11
5
8
7
Pagina 28 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Uitstroombestemming
VMBO-T/ HAVO/VWO VMBO B/K PRO
8. Het ondersteuningsaanbod van onze school (Gerard leest kritisch) Aan de Professor van Gilseschool is een ambulante dienst verbonden. Deze dienst begeleidt kinderen met auditieve en communicatieve problemen op (speciale) basisscholen. De dienst bestaat uit gespecialiseerde leerkrachten, logopedisten, een orthopedagoog en een coördinator. De "Rugzak" en onderweg naar Passend Onderwijs Sinds de wet op de leerlinggebonden financiering (LGF) in 2003 kunnen ouders van een leerling die na het indicatietraject een positieve beschikking heeft gekregen, kiezen voor plaatsing op een reguliere school met extra ondersteuning vanuit de Ambulante Dienst van de Professor van Gilseschool. Als een kind een indicatie van de Commissie voor Indicatiestelling krijgt en nog niet op de basisschool zit, moet gezocht worden naar een geschikte school. Als de leerling al wel op een school zit, overleggen de school en de ouders met elkaar over de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Ouders maken een keus óf voor plaatsing in de school voor Speciaal Onderwijs (intensief arrangement) óf voor leerlinggebonden financiering: de "rugzak" in de reguliere school (medium of licht arrangement) . Als ouders kiezen voor plaatsing in het regulier onderwijs wordt een aanvraag gedaan voor ambulante begeleiding. De rugzak bestaat uit verschillende onderdelen: geld voor personele en materiële kosten voor de reguliere school. Bijvoorbeeld voor het inzetten van extra hulp in de klas, remedial teaching en voor de aanschaf van specifieke materialen. Ook kunnen leerkrachten met dit geld worden bijgeschoold. geld voor personele en materiële kosten voor de ambulante dienst van de Professor van Gilseschool. De Professor van Gilseschool is samen met de Ambulante Dienst op weg om vanaf 1 augustus 2014 Passend Onderwijs vorm te geven. Het zal er dan om gaan om met de partners in de samenwerkingsverbanden voor elke leerling een passende onderwijsplek te realiseren;zeker ook voor kinderen met een auditieve en/of communicatieve beperking. Handelingsplan, ontwikkelingsperspectief en begeleidingsplan Als een basisschool is gevonden wordt er door de school en de ouders een ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld. Hierin worden afspraken gemaakt over de inzet van de rugzak (geld en tijd). Zo bevat het de onderwijsdoelen, de manier waarop de school de extra hulp zal inzetten, welke speciale voorzieningen getroffen worden, hoe ouders op de hoogte worden gehouden van de ontwikkeling van het kind en wat de ambulant begeleider gaat doen. De ouders ondertekenen het OPP, dat elk jaar met hen besproken wordt. De ambulant begeleider zal in de meeste gevallen worden ingeschakeld bij het opstellen van dit OPP. Voor de uitvoering van de ambulante begeleiding wordt een begeleidingsplan opgesteld. Hierin wordt beschreven welke hulp vanuit de ambulante dienst van de Professor van Gilseschool wordt geboden. Er wordt uitgegaan van de hulpvraag van de leerling en de hulpmogelijkheden van de school. Er wordt handelingsgericht gewerkt met gebruikmaking van een aangepast protocol. Bij de uitvoering van de begeleiding wordt gewerkt volgens het principe van “Scaffolding” (“in de steigers zetten”). Rond de leerling wordt een zo goed mogelijk op elkaar afgestemde hulpstructuur gebouwd waarmee: Pagina 29 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
De leerling voldoende gesteund wordt om zich te kunnen handhaven Er zodanig met de leerling gewerkt wordt dat deze zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen Scaffolding is bedoeld om de hulpstructuur weer z.s.m. af te breken. Dit wil zeggen: er wordt voortdurend gewerkt aan de kennis, kunde en vooral zelfstandigheid van de leerling, de leerkracht, de IB’er, het schoolteam en de ouder. Andere vormen van ambulante dienstverlening Naast de Reguliere Ambulante Begeleiding (RAB) verzorgt de dienst ook Terugplaatsings Ambulante Begeleiding (TAB), voor leerlingen die de Van Gilseschool zonder indicatie verlaten. Zij krijgen nog een jaar ondersteuning van een ambulant begeleider (licht arrangement). Preventieve Ambulante Begeleiding (PAB) wordt ingezet om een reguliere school op weg te helpen bij leerlingen met lichtere problemen. De doelstelling is te voorkomen dat een leerling aangewezen raakt op het speciaal onderwijs of een rugzak. Deze hulp kan op verschillende manieren gegeven worden: er is de mogelijkheid voor collegiale consultatie of er wordt een kortdurend en adviserend begeleidingstraject opgezet. Aanvragen PAB Voor het aanvragen van Preventieve Ambulante Begeleiding kunt u contact opnemen met de coördinator van de Ambulante Dienst of het aanvraagformulier via de website Van Gilseschool downloaden. Voor de scholen in het samenwerkingsverband Haarlemmermeer wordt er voor preventieve begeleiding gewerkt vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hier wordt de Kortdurende Onderwijskundige Ondersteuning (KOO) georganiseerd in samenwerking met onze collega's van cluster 3 en 4. Ook voor deze vorm van begeleiding kunt u een aanvraagformulier krijgen bij de coördinator van de Ambulante Dienst of downloaden via de website Van Gilseschool. Peuters Ook voor professionals in de kinderopvang die werken met kinderen tussen 2 en 4 jaar (peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, voorscholen en gastouderbureaus) is het mogelijk om gebruik te maken van preventieve ambulante begeleiding. Scholingsaanbod: De AD van Gilseschool verzorgt een scholingsaanbod voor professionals in de kinderopvang, waarbij het vroegtijdig signaleren van met spraaktaalproblemen en het omgaan daarmee centraal staan. Deze trainingen zijn ontwikkeld door de ‘Werkgroep jonge kind’ van Simea en worden landelijk aangeboden. Simea richt zich op onderwijs, begeleiding en zorg aan kinderen en volwassenen met een auditieve en/of communicatieve beperking. · Herken ESM is een cursus waarin aan de hand van videobeelden de normale en afwijkende taalontwikkeling in kaart gebracht wordt, met aandacht voor luisterhouding, taalbegrip, taalproductie en spraak. Verder is er aandacht voor kinderen met Nederlands als tweede taal. Deelnemers leren gericht de spraaktaalontwikkeling te observeren, en problemen in de ontwikkeling te herkennen. De cursus ontving in 2011 van Simea de innovatieprijs. Pagina 30 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
· In Aan de slag met taal leert u aan de hand van praktijkvoorbeelden op praktische wijze hoe u gericht de taalontwikkeling van peuters kunt stimuleren. U leert 5 basisregels voor het stimuleren van spraak- en taalontwikkeling en krijgt handvatten op het gebied van luisterhouding, taalbegrip, taalproductie, spraak en meertaligheid. In 2012 verscheen de nieuwe versie van Peuterpraat. Deze methode is ontwikkeld door de collega’s van AED Leiden en voldoet aan de eisen van de wet OKE . Uitgangspunt is de brede ontwikkeling van peuters, waarbij sterk wordt ingezet op de leidstervaardigheden. U kunt de implementatie van deze methode laten verzorgen door de AD van Gilseschool. Speerpuntscholen De Ambulante Dienst van de Professor van Gilseschool heeft met een aantal reguliere scholen in de regio een bijzonder samenwerkingsverband. In Haarlem Noord is dat de Openbare school de Dolfijn en in Beverwijk de Sleutelbloem. In deze twee zogenaamde Speerpuntscholen loopt een project dat tot doel heeft meerdere kinderen met ernstige spraaktaalmoeilijkheden in de leeftijd van 4 tot 8 jaar op te vangen. We proberen daarbij op schoolniveau een gunstige onderwijsleeromgeving te creëren voor deze doelgroep. Meer leerlingen op één school levert meer voorzieningen op en de begeleiding van een Speerpuntschool kan dan ook intensiever zijn (medium arrangement). De begeleiding wordt gegeven door de ambulant begeleider, maar ook een logopediste en een orthopedagoog zijn aan dit project verbonden. Speerpuntscholen zijn: • Scholen die streven naar onderwijs op maat. • Scholen die willen leren en ontwikkelen (lerende organisatie). • Scholen die geloven in de integratiegedachte. • Scholen waarbinnen communicatie en taal centraal staan. Voorlichting en scholing De medewerkers van de Ambulante Dienst geven naast de ambulante begeleiding voorlichting over slechthorendheid in de klas en over ernstige spraaktaalmoeilijkheden. Tevens worden er workshops aangeboden op het gebied van vroegtijdige signalering, woordenschatontwikkeling, ESM en leren lezen, communiceren met kinderen. Op het gebied van autisme spectrum stoornissen heeft de dienst een specifiek scholingsaanbod. Ambulant begeleiders Alle ambulant begeleiders van de Professor van Gilseschool zijn gespecialiseerd op het gebied van begeleiding van kinderen met auditieve en/of communicatieve problemen. Ze hebben een grote deskundigheid ten aanzien van de mogelijkheden en beperkingen die zich in het onderwijs voor deze kinderen voordoen. Voor onderwijs aan dove leerlingen verwijzen we. De Ambulante Dienst van de Professor van Gilseschool is gehuisvest in het hoofdgebouw van de Professor van Gilseschool en is werkzaam binnen de samenwerkingsverbanden Zuid-Kennemerland, Haarlemmermeer en IJmond / Velsen Zuid.
Pagina 31 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool
Pagina 32 Onderwijsprofiel Professor van Gilseschool