D
HET TEMPELCOMPLEX LARA DJONGGRANG.
arm, die den boog vasthoudt, is in uiterste spanning gestrekt; het heele lijf buigt onwillekeurig mee naar voren; de slanke romp neerzakkend op de forsche beenen; de rechterhand blijft na het schot nog even opgeheven; in enkele sobere lijnen gaf de beeldhouwer ons een expressief gelaat; spitsen neus, welbewusten mond. Dit krachtige sculptuurstuk hoeft in de Midden-Javaansche kunst nochtans gelukkig geen unicum genoemd te worden *). Het hoofdbeeld van den Brahmatempel heeft vier hoofden en munt uit door minutieuse en rijke bewerking; en het is ontroerend om te zien met hoeveel liefde het harde steen bewerkt is; in de Brahma-gezichten is alles neergelegd wat de kunstenaars uit dien tijd geven konden; ofschoon ook de behandeling van het gewaad zeer te roemen is, spant het Cjwa-Mahadewabeeld in dat opzicht den kroon, hetgeen ook trouwens wel te verwachten was. Nog drie kleinere beelden zijn in de tempelkamer aanwezig, alle stukken van groote verdienste. Het hoofdbeeld uit den Wishnoetempel draagt in zijn vier handen o.m. de knots; belangrijk zijn ook de drie kleinere beelden in het vertrek. Het middelste er van stelt Wishnoe voor met twee armen, in gracieuse houding, den Indischen beelden zoo eigen; de rechterhand voert de schelp; *) In 1896 werd dit reliëf door den koning van Siam meegenomen naar zijn land. Het is vooral aan de heeren Th. van Erp en P. J. van Stein Callenfels te danken, dat dit kunstwerk heden ten dage weer te,, good old Prambanan" te bewonderen is; men zie de drie opstellen van Van Erp in deel 73 der Bijdr. T. L. en Volkenk. 1917, bl. 285—-310, deel 79 (1923), bl. 491— 518 en vooral deel 83, afl. IV, 1927: Nog eens de Hindu-Jav. beelden te Bangkok, bl. 503—513; voor het stuk in kwestie bl. 510 en de prachtige plaat 11.
95
96
HET TEMPELCOMPLEX LARA DJONGGRANG.
D
op den anderen arm zit een beeldje van Wishnoe's vrouw, Lakshmi, in vierarmige gedaante, voerende lotos, bidsnoer en vaandel, terwijl de rechter voorhand geopend, met de palm naar boven op een knie rust. Bepaald griezelig is de man met den leeuwenkop, die bezig is een slachtoffer te verscheuren; in deze vredige omgeving doet deze wreede voorstelling wel heel schril aan; ook het derde beeld is in zijn actie in strijd met de rust van het hoofdbeeld. Wishnoe staat op het punt de wereldruimte te door schrijden, hoog heft hij het rechterbeen op, met de linkerhand steunende op een knots. Met hoeveel smaak en distinctie de kunstenaar dit gegeven heeft weten te verwerken getuige de afbeelding op blz. 95 *). Wij hebben in onze korte beschrijving van de drie voornaamste tempels reeds gelegenheid genoeg gehad om den aard der Lara Djonggrang kunst toe te lichten; daarom zullen we ons van bespreking der overige heiligdommen onthouden. Liever dan den lezer met een overvloed van gegevens te overstelpen, hebben we slechts enkele groote lijnen getrokken, die o.i. voor een eersten indruk voldoende zijn; belangstellenden kunnen overvloedig materiaal in de voorhanden vakliteratuur vinden. Alvorens te eindigen zij het ons vergund in enkele regels het bovenstaande te resumeeren. Wij zien den Hindoe-tempel op Midden-Java volgens een bepaald systeem gebouwd; daarin treft ons de geniale subordinate der vormdeelen; het oprijzen uit de hartstocht-bewogen menschenwereld tot het stille godenverblijf; de woeling der balustrade-reliefs en de ontzagwekkende, tot meditatie stemmende tempelkamer. De Lara Djonggrang groep is een complex dat gewijd is aan de Hindoetriniteit: Cjwa-Brahma-Wishnoe, maar meer nog aan £iwa alleen, den Grooten God (Mahadewa), den verdelger weliswaar, den alles vernietigenden tijd, doch hier vooral het bevruchtend beginsel, den grooten Levensgever, die zich heerlijk ook openbaart als Brahma en Wishnoe, maar tevens, in Javaansche groepeering: Doerga (Noord), Bhatara Goeroe (Zuid) en Ganec,a (West). Boeddhistische vorsten vereeuwigen hun naam op Java door een reeks van grootsche stichtingen (778 tot ong. 900) en maken een begin met *)„Het derde beeld vertoont de Wamana avatara. De Asoera-vorst Bali had zich, weder door onthouding en boete, de heerschappij over de drie werelden aangematigd. Wishnoe verscheen voor hem in de gedaante van een dwerg en verkreeg van den demon den afstand van zooveel gebied als hij niet drie stappen kon overspannen. Tegen het advies van zijn raadgever Soekra, goot Bali water over de handen van den dworg tot bevestiging zijner belofte. Maar nauwelijks was dit geschied of Wishnoe ontwikkelde zijn volle goddelijke majesteit. In twee schreden ontweldigde hij aard en hemel aan Bali's macht. Tevergeefs bood de verschrikte demon hem een pot gevuld met kostbare steenen, om hem te bewegen den derden stap niet te doen; maar Wishnoe plaatste den voet op Bali en wierp hem in Patala of de hel (Plaat XXI, fig. 85)" Aldus Ijzerman in de Beschrijving der Oudheden, bl. 55. Iets verder zegt hij van dit beeld: „Deze voorstellingen komen herhaaldelijk in Voor-Indië voor, o.a. in de laatste Brahmaansche rotstempels, als te Badami, Karoesa, Mahavallipoer, Elora, enz".
XXVII
HOOFDBEELD VAN CIVVA (MAHADEWA).
XXVIII
WISHNOE EN LAKSHMI ( W I S H N O E - T E M P E L ) DETAIL-TEEKENING).
HOOPnBEEI.D VAN CIWA (MAHADIÏWA) DETAIL-TEEKENING.
D
HET TEMPELCOMPLEX LARA DJONGGRANG.
97
den aanleg van de stad Prambanan; dan moeten de Sumatraansche £ailendra-koningen wijken voor de vorsten uit Oost-Java, die hun invloed over 't middenland uitbreiden; onder hun regiem gaat Prambanan voort te bloeien en op het einde van de 9e eeuw wordt aan C. iwa door de triumpheerende vorsten een grandioze hulde gebracht in de stichting van een schitterend tempelcomplex te Lara-Djonggrang; men is nog druk aan het werk als plotseling de arbeid alom gestaakt wordt en de cultuur van Midden-Java totaal ineenzinkt; in het Oosten bloeit een nieuwe cultuur op. Dit schijnt mij dan ook de groote historische beteekenis van Lara Djonggrang te zijn: eenerzijds ziet zij het wereldrijk der Qailendra's ten ondergaan, aan den anderen kant aanschouwt zij, na eeuwen strijd, den lichtenden opgang van het jonge Madjapahit, tweede en laatste wereldrijk, welks centrum in de Indonesische eilandengroep gelegen heeft *). Ook kunsthistorisch vertegenwoordigt Lara Djonggrang zoowel een eeuwenoude, verheven traditie als een jeugdige, levenskrachtige kunst, die zich in de komende tijden algeheel ontwikkelen zal; aan Midden-Java behoort Lara Djonggrang zeer zeker, maar tevens — en hier kan niet genoeg den nadruk op gelegd worden — blijft zij zien naar het Oosten, waar de toekomst van de jonge kunst ligt, die zij reeds in embryo vertegenwoordigt, f) Inderdaad, een grootsche opgang is begonnen! Den Haag, Sept. 1929. *) Na het schrijven van dit opstel bereikte ons pas ,,A Javanese Period in Sumatran History" by Dr. Stutterheim. Enkele recente publicaties dwingen tevens tot een kleine herziening onzer slotbeschouwing. f) Belangstellende lezers verwijzen wij ter nadere kennismaking met de Prambanan-kunst naar ,,Tjandi Parambanan" door Groneman, Versierende Kunsten in N.-Indië door Von Saher, bl. 37—66, Tijdschr. Bat. Gen. 47, bl. 414—'32 door Brandes, Godenbeelden v. Pr. door Tonnet in Bijdr. Kon. Inst. 7 : VI p. 128—150 (uitgezonderd de grootendeels fantastische bl. 134). In zijn „Java" geeft Karl With belangwekkende beschouwingen; zijn mooie uiteenzetting op bl. 68 heeft Stutterheim gepreciseerd in zijn ,,Oud-Jav. Kunst," Bijdr. T. L. enz. Deel 79, door de geestesgesteldheid der middenjav. tempelcomplexen als volgt te formuleeren (bl. 333—'34): 1. „Een in systematisch distribueeren en subordineeren der verschijningsvormen v. h. boeddhistisch kosmisch principe gezochte benadering v. d. hoogste realiteit als bovenbouw, gedragen en ingeleid door een onderbouw v. litterair-illustratieve uitbeelding v. subjectief gevoelde en naturalistisch verwerkte brokken religieuse historie in doorloopend en oploopend verband v. sterk didactisch-ethisch karakter (Baraboedoer). 2. Een herhaling hiervan op fiwaïtischen grondslag doch met een beperkten onderbouw die den beschouwer niet opvoert uit de onreëele wereld tot de bovenzinnelijke realiteit, doch het goddelijk principe i. d. wereld der verschijnselen materialiseert (Prambanan)". Zie verder Krom: Het Oude Java en zijn Kunst, bl. 82—175 passim; en voor een kort overzicht der Hindoe-Jav. tempels mijn opstel in 't tijdschrift „Licht" (Nov. 1929) No. 58, 2e reeks bl. 205—'10.