cursus:
Pedagogen en beleid
> Inhoud > Over deze cursus 3 > Pedagogisch beleid 7 > Opvoedingsdoelen 9 > Kwaliteit 14 > Het plan van aanpak 17 > Reflectie 20 > Theoriebron 1: Pedagogisch beleidsplan 22 > Theoriebron 2: Doelen van de kinderopvang 23 > Theoriebron 3: Kwaliteitszorg 26 > Theoriebron 4: Het plan van aanpak 28 > Werkmodel: Woordenlijst 30 > Werkmodel: Observatieplan 31 > Werkmodel: Plan van aanpak 32 > Werkmodel: Actieformulier na observatie 33 > Werkmodel: SMART 34 > Beoordeling 35
Colofon Uitgeverij
Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail:
[email protected] Internet: www.edu-actief.nl
Auteurs Jan Mars en ROC Mondriaan Titel Pedagogen en beleid Vormgeving Binnenwerk: DBD design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright
978 90 3720 688 3 © 2011 Uitgeverij Edu’Actief b.v.
Eerste druk/tweede oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
>
Over deze cursus
In deze cursus leer je hoe je pedagogische theorieën kunt vertalen naar jouw dagelijkse bezigheden op de werkvloer. Omgekeerd leer je hoe jouw manier van omgaan met kinderen gebaseerd is op het pedagogisch beleidsplan van de instelling waar je werkt en hoe dat op zijn beurt weer voortkomt uit het denken over pedagogiek. Je leert hoe jij als pedagogisch werker kunt bijdragen aan de kwaliteit van het kindercentrum waar je werkt. Ten slotte leer je hoe je met behulp van een plan van aanpak kunt werken aan kwaliteitsverbetering van jouw begeleiding van kinderen én van jouw werkplek.
Doelstellingen • • • • • •
Je kunt een pedagogische visie en pedagogisch beleid aan elkaar relateren en concretiseren in pedagogisch handelen. Je kunt de verschillende pedagogische vaardigheden vertalen naar de dagelijkse praktijk. Je kunt omschrijven waarom pedagogisch werkers in hoge mate het aangrijpingspunt zijn voor kwaliteitszorg. Je kunt globaal de ideeën en theorieën van enkele belangrijke actuele pedagogen en pedagogische stromingen benoemen. Je kunt deze ideeën en theorieën herkennen in pedagogische beleidsplannen zoals die op de werkvloer gangbaar zijn. Je kunt verwoorden welke van deze theorieën en ideeën het best passen bij jouw eigen (gewenste) opvoedingsstijl.
Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Kijk voor alle punten achter in dit boek. Belangrijke punten bij de beoordeling zijn: • actieve deelname aan de lessen • nette uitwerking van de opdrachten • actieve samenwerking met groepsgenoten • afgeronde processtappen voor het maken van het beroepsproduct • adequate presentatie van het beroepsproduct.
Taal • • • •
Taal
Taal
Taal
Neem deze cursus door en onderstreep de woorden die je niet kent. Neem deze woorden over in je woordenlijst en zet de betekenis erbij. Nieuwe onbekende woorden die je tegenkomt tijdens deze cursus voeg je toe aan de woordenlijst. Na afloop van de cursus neem je dit overzicht op in je taalportfolio.
Werkmodel: Woordenlijst
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
3
Je toekomstige collega Naam:
Mark van Holland
Werkzaam bij:
Koepel Kinderopvang
Medewerkers:
Tweehonderd, op dertien locaties in de stad
Werkzaam als:
Pedagogisch medewerker
Soort werkzaamheden:
Op dinsdag en donderdag begeleid ik samen met een collega de sport-bso. Vijftien tot twintig kinderen van drie basisscholen komen dan naar de sporthal om te sporten. We doen wat de kinderen vragen: voetbal, apekooien, trampolinespringen. En anders bedenken wij zelf wat. De andere drie dagen ben ik groepsleider bij de gewone bso (voor 7- tot 10-jarigen). We doen daar ook wel veel aan sport, maar er zijn dan ook veel andere activiteiten.
Over de werkomgeving:
We zitten sinds september in deze sporthal. Het is wel jammer dat er geen veldje in de buurt is, dat hadden we op de vorige locatie wel. Als het mooi weer is, zou ik wel graag naar buiten willen. Dat is nu nogal ver lopen.
Wat er leuk is aan je werk:
Ik vind het heel prettig dat ik op deze manier met sport bezig kan zijn: heel breed en heel uitdagend om het voor alle kinderen leuk te houden. En ik had het niet gedacht, maar mijn werk op een gewone bso-groep vind ik ook geweldig leuk. Ik en mijn collega zijn bijna de enige mannen onder de medewerkers. Ik zie dat dat voor de jongens heel fijn is: wij gaan met ze voetballen en stoeien, wat bij vrouwen vaak niet mag.
Grootste blunder:
Ik ben een keer vergeten een kind mee te nemen. We kregen een lijstje namen en dit was een nieuw kind. Ik heb haar gewoon over het hoofd gezien, op de lijst en op het schoolplein. De school belde naar het hoofdkantoor, toen merkte ik het pas. Het kind vond het niet erg, maar ‘s avonds moest ik het wel aan de ouders melden. Dat was nog wel het gênantst.
Waar je aan werkt:
Mijn collega en ik zijn samen bezig een fitnessschool op te zetten. Ik blijf dan wel bij de bso werken, maar ik heb hier een contract van dertig uur en dat brengt te weinig op om van te leven. Een andere bron van inkomsten ernaast heb ik echt nodig.
4
Pedagogen en beleid
Beroepsproduct: Pedagogen, theorie en praktijk
Dit beroepsproduct inleveren voor: Als je kijkt naar een groep kinderen, zie je heel veel verschillend gedrag. Het ene kind zit alleen in een hoekje met een autootje te spelen, een ander kind zit op de bank en leest een boekje, drie kinderen zijn bezig met klei en aan een tafel zitten wat kinderen te kleuren. Bij de bso of de kinderopvang is dat gedrag, anders dan op school, niet heel gestructureerd: de kinderen krijgen de vrijheid om te doen waar ze zin in hebben. Kinderen die op het oog maar een beetje wat zitten te doen, zijn zich toch aan het ontwikkelen. Ze proberen uit hoe dingen in elkaar zitten, hoe ze werken of wat er gebeurt als ze het een of ander ermee doen. Dat doen kinderen vaak heel intens; je hebt vast wel eens gezien hoe een kind ontelbaar vaak hetzelfde blokje in hetzelfde gaatje probeerde te stoppen. Ze proberen ook uit hoe sociale relaties werken: Wat gebeurt er als ik dat potlood van mijn buurman afpak? Wat gebeurt er als ik ook met dat autootje wil gaan rijden? Hoe reageert de groepsleiding als ik op de tafel klim of als ik heel hard ga rondhollen? Pedagogen zijn vaak bezig met bedenken hoe je die ontwikkeling van kinderen kunt stimuleren, hoe je als volwassene kunt zorgen dat kinderen zich ontwikkelen terwijl ze eigenlijk niet veel meer doen dan waarin ze zin hebben. Vaak zochten ze dat vooral in de omgeving van de kinderen, meer dan in de bewuste sturing door de volwassenen eromheen. Het idee daarachter is dat kinderen zich het best ontwikkelen, ‘leren’, als ze het zelf doen, het helemaal zelf bedenken: ik ga nu dit of dat doen. Het is een grappige tegenspraak: kleine kinderen ontwikkelen zich als volwassenen zich er zo weinig mogelijk mee bemoeien, maar die volwassenen moeten wél de omgeving scheppen waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen zonder inmenging door volwassenen. Hieronder zie je de namen van zes pedagogen. Jouw beroepsproduct bestaat eruit dat je een werkstuk maakt over één van hen. Je mag zelf weten welke van de zes pedagogen je kiest, maar het is misschien wel handig om te informeren welke van deze zes op je stageplaats wordt gevolgd. De zes pedagogen zijn: • Rudolf Steiner (1861-1925) • Maria Montessori (1870-1952) • Janusz Korczak (1878-1942) • Célestin Freinet (1896-1966) • Emmi Pikler (1902-1984) • Loris Malaguzzi (1920-1994). Belangrijke onderdelen van je werkstuk zijn: • een korte biografie van jouw pedagoog • een overzicht van zijn of haar belangrijkste ideeën • de betekenis van die ideeën voor het dagelijks werk met kinderen • wat jouw pedagoog zegt over de vier doelen van de kinderopvang • wat je van de pedagogiek van jouw pedagoog herkent op je stageplek • in hoeverre jouw stageplek beantwoordt aan wat jouw pedagoog schrijft • een tekst over wat jij vindt van de ideeën van jouw pedagoog.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
5
Vervolg beroepsproduct Extra voor PW4 Maak een pedagogisch beleidsplan dat is gebaseerd op de ideeën en principes van jouw pedagoog. In het beleidsplan staat: • hoe het centrum denkt over opvoeden • hoe het met de kinderen en de ouders wil omgaan • wat daarbij van de medewerkers verwacht wordt • hoe de inrichting van het kindercentrum is en waarom • welke activiteiten er worden aangeboden. Het beleidsplan bevat ook een uiteenzetting over wat voorafgaat aan een idee over opvoeden: een mensvisie, een maatschappijvisie, een visie op de ontwikkeling van het kind (dus de ideeën van jouw pedagoog). Je moet zelf op zoek naar informatie. Het is verplicht minstens drie verschillende bronnen te gebruiken, die je ook moet vermelden. Je moet het werkstuk individueel maken. Je mag natuurlijk wel overleggen met je stagebegeleider of medestudenten, maar het is jouw werkstuk dat jij zelf schrijft. Je moet je werkstuk zo maken dat je daarover een presentatie kunt geven. Voor deze presentatie kun je samenwerken met een medestudent die dezelfde pedagoog koos zodat jullie met zijn tweeën (of drieën) de presentatie verzorgen.
Processtappen • Maak een planning. • Overleg met medestudenten over je keuze. • Verzamel informatie en maak daarvan overzichten of uittreksels. • Bedenk welke hoofdstukken het werkstuk moet krijgen. • Noteer elk hoofdstuk in grote lijnen. • Schrijf elk hoofdstuk. • Overleg met medestudenten over jullie presentatie. Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap. Eisen aan het beroepsproduct De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld, vind je bij de beoordeling achter in deze cursus. • Je hebt het beroepsproduct alleen gemaakt. • De genoemde punten zijn duidelijk herkenbaar in het beroepsproduct. • Je hebt overlegd met medestudenten en met je stagebegeleider. • Er was een heldere taakverdeling voor de presentatie. • Je medestudenten waren tevreden over de inhoud van de presentatie.
6
Pedagogen en beleid
Werkmodel: Cursusplanning op www.factor-e.nl
> Pedagogisch
beleid
Het pedagogisch beleidsplan is het belangrijkste document van een kindercentrum. Het vormt de basis van de dagelijkse omgang met de kinderen en is dan ook een soort handleiding voor de pedagogisch werkers. Bovendien kunnen ouders en anderen zich aan de hand van het pedagogisch beleidsplan een beeld vormen van wat een kindercentrum doet en waar het voor staat. Als je in de kinderopvang werkt, breng je behalve de kennis en de vaardigheden die je in je opleiding hebt opgedaan, je eigen opvoedgeschiedenis mee. In dit hoofdstuk gaat het over het pedagogisch beleidsplan, maar eerst kijk je terug op de manier waarop jij werd opgevoed.
Doelstellingen • • •
Je kunt reflecteren op je eigen opvoeding. Je kunt verwoorden wat het belang is van pedagogisch beleid. Je kunt jouw ideeën over pedagogiek spiegelen aan de praktijk.
Opdracht 1: Opgevoed worden •
Bespreek met zijn vieren hoe jullie zelf opgevoed zijn. Vertel ieder één karakteristiek voorval uit je eigen kindertijd. Leg uit waarom jij dit voorval karakteristiek vindt en wat het nu nog voor jou betekent. Vertel welke volwassenen belangrijk waren in jouw opvoeding en hoe je daarop nu terugkijkt: zou je je eigen kinderen op die manier willen opvoeden of juist helemaal anders? Maak een verslagje van jullie gesprek.
Theoriebron 1: Pedagogisch beleidsplan
Opdracht 2: Je eigen fundament •
Lees het pedagogisch beleidsplan dat je van je docent hebt gekregen. Beantwoord de volgende vragen: – Waardoor wordt jouw manier van werken met kinderen beïnvloed? – Wat is jouw eigen pedagogische visie? – Hoe blijkt jouw pedagogische visie uit de dingen die je met kinderen doet?
•
Maak van je antwoorden een presentatie (bijvoorbeeld op een poster, met PowerPoint of een spreekbeurt). Neem maximaal tien minuten voor de presentatie in de groep.
Opdracht 3: Jouw stageplek •
Geef een beschrijving van je stageplek. Vertel onder andere: – waar het kindercentrum staat (in welke buurt) – hoe het er van binnen en buiten uitziet – waar de kinderen vandaan komen – hoeveel kinderen er gemiddeld zijn – hoeveel mensen er werken – hoe de indeling is – welke activiteiten er georganiseerd worden – welke rituelen er zijn (bijvoorbeeld bij het binnenkomen, afscheid nemen, eten, slapen, verjaardagen, feestdagen) – wat de rol van de ouders is.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
7
Opdracht 4: Pedagogisch beleidsplan •
Lees het pedagogisch beleidsplan dat je van je docent kreeg nog eens goed door. – Onderstreep met een dunne zwarte stift de elementen in het plan die jij het belangrijkst vindt. – Markeer met een groen kleurpotlood of met een groene marker in de tekst de passages waarmee je het helemaal eens bent. – Markeer met geel de passages waarmee je moeite hebt. – Markeer met rood in de tekst de passages waarmee je het niet eens bent.
Opdracht 5: Het ideale kindercentrum • •
•
•
Neem een groot vel papier (afficheformaat) en schrijf midden op het vel ‘Mijn kindercentrum’. Maak onderaan een kader waarin je medestudenten straks commentaar kunnen schrijven. Denk na over de kindercentra die jij kent, over jouw ideeën over kinderopvang en opvoeding (kijk nog eens naar je antwoord bij opdracht 2b) en over jouw ervaringen met kinderen. Stel je voor dat jij jouw ideale kindercentrum mag inrichten en dat dit vel papier de eerste stap is in die inrichting. Schrijf op hoe jouw ideale kindercentrum eruitziet. Bijvoorbeeld: wat moet er voor kinderen zijn, hoe is de dagindeling, wat wordt er gegeten, hoe is de inrichting, welke speciale dingen wil je er doen (zingen, muziek maken, knutselen, hutten bouwen, dieren verzorgen enzovoort), hoeveel kinderen zijn er, hoe vaak zijn ze er, wie zijn de begeleiders, wat doen de ouders? Laat je niet beperken door ‘kan niet’ of ‘te duur’, maar laat je fantasie de vrije loop. Droom! Hang jouw papier op en bekijk de andere posters. Schrijf jouw commentaar op de andere posters op de plek die daarvoor is vrijgehouden. Lees het commentaar op je eigen poster.
8
Pedagogen en beleid
> Theoriebron
1: Pedagogisch
beleidsplan Een kindercentrum formuleert in zijn pedagogisch beleidsplan wat het aan het doen is en hoe het dat wil doen. Het pedagogisch beleidsplan is het fundament van een kindercentrum (buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal of kinderdagverblijf), omdat het gaat over de principes van het werk. Het laat zien: op déze manier willen wij met kinderen omgaan. In het beleidsplan staat dan dus hoe het centrum denkt over opvoeden, hoe het met de kinderen en met de ouders wil omgaan en wat daarbij van de medewerkers verwacht wordt. Er staat ook in hoe de inrichting van het kindercentrum is, waarom dat zo is en welke activiteiten er worden aangeboden. Het beleidsplan bevat ook een uiteenzetting over wat voorafgaat aan een idee over opvoeden: een mensvisie, een maatschappijvisie, een visie op de ontwikkeling van het kind. Die drie visies hangen met elkaar samen. Als je bijvoorbeeld meent dat de samenleving zich zou moeten houden aan de voorschriften van een heilig boek (Bijbel, Koran enzovoort), dan zal jouw visie op de ontwikkeling van kinderen waarschijnlijk nogal verschillen van de visie van iemand die een humanistisch standpunt aanhangt. Met andere woorden: het levensmotto dat mensen hebben, en dat bijvoorbeeld wordt geïnspireerd door hun geloof, bepaalt de manier waarop ze tegen de samenleving aankijken en denken over de ontwikkeling en opvoeding van kinderen. De kinderopvang is er voor de kinderen. De vier belangrijkste doelen van de kinderopvang zijn in het pedagogisch beleidsplan dan ook geformuleerd als zaken waarbij ten dienste van de kinderen gewerkt wordt. Ze staan in de Wet kinderopvang. Samen vormen ze de opvoedingstaak van elk kindercentrum: • het bieden van een veilige omgeving, fysiek en emotioneel • gelegenheid geven tot het ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten • gelegenheid geven tot het ontwikkelen van sociale vaardigheden • de mogelijkheid geven tot het zich eigen maken van waarden en normen. Die vier hangen ook weer samen met de mens- en maatschappijvisie en met de visie op de ontwikkeling van kinderen. Het pedagogisch beleidsplan speelt een belangrijke rol bij de dagelijkse praktijk op de werkvloer. Het is in principe een openbaar stuk: iedereen kan het dus inzien. Ouders kunnen erin lezen hoe het kindercentrum met hun kinderen omgaat, wat voor soort activiteiten daarbij horen en welke vorm van onderlinge omgang tussen de kinderen wordt gestimuleerd. De pedagogisch medewerkers hebben houvast aan het pedagogisch beleidsplan doordat dat richtlijnen geeft voor de dagelijkse gang van zaken. En het beleidsplan speelt ook een belangrijke rol bij het beoordelen van de kwaliteit van een kindercentrum. Elk kindercentrum moet een pedagogisch beleidsplan hebben. De inspecteur van de GGD controleert dat jaarlijks en kan daaraan ook eisen stellen. Een kindercentrum dat niet aan die eisen voldoet, moet een verbeterplan opstellen. Na een afgesproken periode komt de inspecteur dan controleren of er verbetering is. Als dat niet zo is, kan het kindercentrum gesloten worden.
22
Pedagogen en beleid
> Beoordeling Naam deelnemer: Namen groepsleden:
Groep: Docent: Blok: Cursus: Onderwerp:
Beoordeling
Criteria
Processtappen beroepsproduct
• • • • • •
Beroepsproduct
Een werkstuk met daarin: • een korte biografie van jouw pedagoog • een overzicht van zijn of haar belangrijkste ideeën • de betekenis van die ideeën voor het dagelijks werk met kinderen • wat jouw pedagoog zegt over de vier doelen van de kinderopvang • wat je van de pedagogiek van jouw pedagoog herkent op je stageplek • in hoeverre jouw stageplek beantwoordt aan wat jouw pedagoog schrijft • een tekst over wat jij vindt van de ideeën van jouw pedagoog.
Voldoende
Onvoldoende
planning overleg medestudenten informatie verzameld informatie geordend outline gemaakt overleg over presentatie.
PW4 • een pedagogisch beleidsplan dat is gebaseerd op de ideeën en principes van jouw pedagoog.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
35
Beoordeling
Criteria
Vervolg beroepsproduct
PW4 In het beleidsplan staat: • hoe het kindercentrum denkt over opvoeden • hoe het met de kinderen en de ouders wil omgaan • wat daarbij van de medewerkers verwacht wordt • hoe de inrichting van het kindercentrum is en waarom dat zo is • welke activiteiten er worden aangeboden • een uiteenzetting over wat voorafgaat aan een idee over opvoeden: een mensvisie, een maatschappijvisie, een visie op de ontwikkeling van het kind (dus de ideeën van jouw pedagoog).
Actieve deelname in de les
• • • •
Opdrachten
• Mondeling en schriftelijk taalgebruik
Voldoende
Onvoldoende
De student was voldoende aanwezig. De student leverde een positieve bijdrage in zijn groepje. De student leverde een actieve bijdrage in de les. De opdrachten voor de cursus zijn goed en netjes uitgewerkt. De eigen evaluatie is ingevuld en besproken.
Mondeling taalgebruik Schriftelijk taalgebruik • De teksten zijn in correct Nederlands geschreven.
Overig
Eindbeoordeling:
Onvoldoende
Voldoende
Goed
Datum: ………………………………
Paraaf docent:
Paraaf deelnemer:
…………………………………………
……………………………………………..
36
Pedagogen en beleid
>