Cultuur snuiven met Henk & Ingrid Inleiding Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: Ze bestaan echt! Toen Geert Wilders zijn Henk en Ingrid introduceerde als personificatie van de (gedroomde) achterban van zijn Partij voor de Vrijheid, schreef een stel met dezelfde namen in een open brief in NRC Handelsblad dat zij zich niet herkenden in het door Wilders opgeroepen beeld van de hardwerkende Nederlander die langzaam maar zeker de grond onder zijn voeten voelt wegzakken onder het gewicht van subsidieverslaafde multikul en wordt overspoeld door de tsunami van vreemde invloeden, gebruiken en klederdrachten die het vertrouwde beeld van een blank en blond Holland zo wreed lijken te verstoren. Toen BKK/Door Vriendschap Sterker dit oer‐Hollandse stel als onderwerp koos voor een bijeenkomst in het kader van hun Cultuurdialoog , werd gedoeld op een groep Nederlanders voor wie kunst en cultuur not for the likes of them is en die het zien als een linkse hobby voor grachtengordeldieren waar zij ver vanaf staan. Doel van mijn presentatie is om deze minder cultuurbezoekende groep, betiteld als Henk en Ingrid, te omschrijven: Op welke manier zijn ze cultureel actief? En wat zijn voor hen de drempels of motieven om aan cultuur deel te nemen? Definitie van het domein Wanneer we proberen van uit het perspectief van passieve consumptie van kunst en cultuur een beeld te schetsen van Henk en Ingrid dan stuiten we op twee onderwerpen die nauw met elkaar samenhangen: de definitie van kunst en cultuur en de mate waarin Henk en Ingrid daar – afhankelijk van die definitie – (niet) aan deelnemen. De discussie over de reikwijdte van de begrippen kunst en cultuur woedt al vele decennia en wordt regelmatig voorzien van nieuwe dimensies (‘moeten we entertainment niet als derde categorie toevoegen gezien de groeiende belangstelling voor show en musical?’) en interpretaties (in een onderzoek naar de beleving van cultuur bestempelde Motivaction ‘koken’ en ‘een wijsje fluiten’ ook tot cultuur). In de politieke arena worden kunst en cultuur vaak in een adem genoemd om daarmee netelige vragen over (het nut van) kunst te vermijden. Als ik zelf een poging tot definiëren onderneem dan denk ik dat kunst in de meeste gevallen ontstaat vanuit de intrinsieke motivatie van een individu of collectief om de wereld om ons heen te duiden. Entertainment doet vooral een poging om het publiek te behagen zonder de heersende conventies al te veel geweld aan te doen, terwijl cultuur, naast een optelsom van gedeelde normen en waarden (en recepten en liedjes), tot uitdrukking komt in allerlei (im)materiële gedaanten die met heden en verleden zijn verbonden, zoals monumenten, archieven, (digitaal) erfgoed en sommige museale collecties, zonder dat daar a priori een artistieke gedachte aan vooraf ging. Noodzaak tot definiëren Het is zonder meer van belang om de discussie over de afbakening van het domein van kunst en cultuur te blijven voeren omdat deze er vanuit het perspectief van de vrijetijdsconsument niet toe doet. Dat lijkt in tegenspraak met wat ik hiervoor beweerde maar geeft juist aan op wel niveau de kunst‐ en cultuursector zich moet inspannen om de aandacht, tijd en geld van die consument afhandig te maken. Zo plat ziet de werkelijkheid er vanaf de buitenkant wel uit: wij concurreren om de share of wallet van de Nederlander, die elke dag van de week voor de opgave staat om te kiezen uit 1001 mogelijkheden om zijn vrije tijd en geld aan uit te geven. Wordt het een low risk & high price bezoek aan een meubelboulevard of een pretpark (satisfaction guaranteed), of gaan we naar een high risk & low price theatervoorstelling zonder te weten of we value for money krijgen?
© EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 1
Ook Henk & Ingrid maken deze afweging voortdurend. Mijn presentatie is bedoeld om na te gaan naar welke kant van het spectrum de weegschaal doorslaat: Ikea of Concertgebouw, Efteling of Rijksmuseum? Ik denk dat de lezer het antwoord al weet: Henk & Ingrid kiezen voor gemak, no thrills and frills. Daarmee verbinden we aan de relatie tussen dit stel en de wondere wereld van kunst en cultuur impliciet een negatieve dimensie. Zij hebben niets met kunst en cultuur en voelen er weinig voor om er tijd en geld aan te besteden. Deze benadering kan onze perceptie beïnvloeden. De vraag aan de cultuursector is of we een groter aandeel van cultuur, ook voor Henk & Ingrid, aantrekkelijk kunnen maken. TNS‐NIPO onderzocht de afgelopen jaren een aantal keren de houding van de Nederlanders ten aanzien van podiumkunstbezoek. 62% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder ging gemiddeld 3,6 keer per jaar naar een voorstelling, festival of concert (2007). 38% gaf aan geen schouwburg of concertzaal te bezoeken. Van de niet‐bezoekers was 40% echter wel geïnteresseerd in podiumkunsten maar liet zich door allerlei drempels en vooroordelen ervan weerhouden om er de deur voor uit te gaan. Onder die 38% zitten ongetwijfeld veel Henk & Ingrids die liever een terrasje pakken, uit eten gaan of naar de film (wacht eens! Hoort film ook niet bij cultuur???).
Henk & Ingrid & Mosaic Mosaic Huishouden deelt de 7,3 miljoen Nederlandse huishoudens in 44 typen in op basis van demografische, psychegrafische en socio‐economische kenmerken. Dit resulteert in een segmentatie die rekening houdt met leeftijd, levensfase en woonomgeving (stedelijk vs. Landelijk). EMC Cultuuronderzoeken heeft deze generieke database in 2009 verrijkt met informatie over cultureel uitgaan en de 44 typen overeenkomstig hun culturele gedrag geclusterd in 10 segmenten, de Nationale Cultuursegmenten. Behalve Mosaic Huishoudens bespreken we ook de segmentatie van de Nederlandse bevolking via Mosaic True Touch, een segmentatiemethode die diezelfde huishoudens indeelt op basis van hun mediagebruik.
Van alle Nederlandse huishoudens behoort 31,7% tot de Cultuuronthouders. Onder dit segment vallen ook de meeste Mosaic typen (13 van de 44). Cultuuronthouders komen bij toeval met cultuur in aanraking en zijn dan ook voor geen enkele culturele uiting kansrijk. Als ze al iets bezoeken dan zijn het meer de populaire genres als show, musical en cabaret.
© EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 2
Nationale Cultuursegmenten EMC A. Jonge Alleseters B. Culturele Incrowd C. Cultuursnuffelaars D. Jonge Gezelschapsmensen E. Ambitieuze Ouders F. Cultuuronthouders G. Succesvolle Cultuurvreters H. Culturele Elite I. Provinciale Cultuurgenieters J. Seniore Dagjesmensen Totaal segmenten
Aantal huishoudens in Nederland 2009 % 239.732 3,3% 193.728 2,7% 383.877 5,3% 635.113 8,7% 1.403.462 19,2% 2.311.914 31,7% 958.218 13,1% 164.223 2,3% 591.032 8,1% 415.644 5,7% 7.296.943 100%
De bezoekdrempels die zij ervaren zijn dat ze over het algemeen genomen niets hebben met kunst en cultuur en dat ze er de type mens niet voor zijn. Ze vinden kunst en cultuur te duur, saai en overbodig. De Cultuuronthouders vallen in drie groepen uiteen:
1. Modale Burgers ‐ voelen zich prettig in hun eigen leefomgeving E13 Gemakkelijke Gezinnen, E14 Ruimdenkers, E15 Honkvaste Senioren, E16 Arbeidsgrijzen, E17 Jonge Genieters
Deze komt men vooral tegen in het westen van Nederland. Zij wonen hier met name in wijken waar men huizen in een rij vindt. Het zijn voornamelijk huizen die in het bezit zijn van de sociale woningbouw. De Modale Burgers leiden een modaal leven. Zij hebben een inkomen waarmee zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Voor luxe dingen zoals verre vakanties, dure auto’s en kleren is er vaak geen geld. Demografische kenmerken De Modale Burgers zijn vaak van middelbare leeftijd, variërend van 45‐64 jaar. Het zijn vaak stellen met kinderen. Hun kinderen zijn van verschillende leeftijden, zowel jong als oud. Wanneer zij oudere kinderen hebben, wonen zij nog wel huis bij de ouders Socio‐economische kenmerken De Modale Burgers zijn over het algemeen niet hoog opgeleid. Met hun laag tot middelbaar opleidingsniveau hebben zij nu veelal banen binnen handarbeid en uitvoerende beroepen. Hierbij kan gedacht worden aan werk in de bouw en in fabrieken. De functies die zij bekleden stellen over het algemeen weinig vereisten aan de bekwaamheden van de persoon. Een deel van de Modale Burgers heeft geen baan. Zij kunnen wellicht moeilijk een baan vinden doordat zij weinig opgeleid zijn. De Modale Burgers hebben over het algemeen een beneden modaal tot modaal salaris. Zij kunnen hier niet altijd even makkelijk van rondkomen. Wanneer zij tijdelijk geen werk hebben, lopen de maandelijkse kosten gewoon door en op dit soort momenten kunnen Modale Burgers ervoor kiezen een lening te nemen. De lening stelt hen in staat om de maandelijkse lasten te kunnen betalen. Ook kunnen de Modale Burgers ervoor kiezen te lenen om spullen te kopen die zij nodig hebben, zoals een computer of een fiets voor de kinderen. Gezien het inkomen van deze groep, heeft nauwelijks iemand een spaarrekening. Zij maken voornamelijk gebruik van één rekening: de betaalrekening. © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 3
Woonomgeving De Modale Burgers wonen vooral in het westen van Nederland. Een gebied waar de huizen relatief gezien duur zijn. Het is voor de Modale Burgers dan ook haast onmogelijk om zelf een huis te kopen of een huis te huren in de particuliere sector. Zij zijn veelal aangewezen op woningbouwverenigingen die huizen verhuren voor een relatief gezien klein bedrag per maand. De Modale Burgers wonen in wijken buiten de stad. Dit kunnen wijken zijn die wel bij de stad horen, maar ook kunnen dit wijken zijn die in een aangrenzende woonplaats liggen. De wijken kenmerken zich door de rijtjeshuizen. De rijtjeshuizen zijn voor een groot deel in de jaren 70‐80 gebouwd. Dit zijn huizen die erg uniform zijn en weinig diversiteit uitstralen. De bewoners van deze wijken brengen hier echter verandering in aan. De diversiteit van de mensen en de kinderen maken deze wijken rommelig en druk. Ieder huis heeft een eigen uitstraling die door de bewoners wordt gemaakt. Doordat de huizen niet in eigen bezit zijn, hechten de bewoners weinig waarde aan de verzorging van hun huizen. Het schilderwerk wordt niet vaak bijgehouden en de tuinen kunnen vol fietsen en speelgoed van de kinderen staan. Lifestyle Voor de Modale Burgers is het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Ze hebben dan ook niet vaak een auto en áls ze er een hebben is dat een gezinsauto die ze tweedehands hebben gekocht. Een computer hebben ze vaak wel. Zij hechten hier veel waarde aan, vooral omdat zij veel gebruik maken van internet. Zij halen hier bijvoorbeeld informatie vandaan over radio en tv‐programma’s of doen een bestelling bij een postorderbedrijf. Op vakantie gaan, zit er voor de meeste uit deze groep niet in. Ze zoeken hun ontspanning meer voor de video met het kijken naar een actiefilm of gaan darten of voetballen met hun vrienden. De Modale Burgers houden van gemak. Zij vinden het prettig hun eten niet elke avond zelf te moeten klaar maken en gaan dan ook regelmatig naar de cafetaria of de snackbar voor een patatje mét en een frisdrankje. Vaak halen zij voor het gemak hier ook gelijk een pakje sigaretten of shag, waar zij dat normaal bij een tabakszaak doen. Binnen de wijken waar de Modale Burgers wonen, hebben relatief gezien veel mensen een hond of een kat. Mentaliteit De Modale Burgers hebben geen uitgesproken mening over de wereld waarin zij leven. Zij zijn veel meer op zichzelf en hun eigen omgeving gericht dan dat zij zich druk maken over allerlei zaken die zich in de politiek afspelen. Voor de Modale Burgers zijn er geen specifieke waarden die zij belangrijk vinden. Zolang zij in hun eigen omgeving zich prettig voelen gaat het met de Modale Burgers goed. Hun behoeften aan plezier en geluk halen zij vooral uit hun gezinsleven. Zij zijn beleefd naar de mensen om hen heen. De Modale Burgers proberen hierdoor ook een veilige wereld voor zichzelf te creëren waarin weinig verkeerd kan gaan. Zij hebben ordelijkheid nodig om zich niet ontheemd te voelen. De Modale Burgers zijn niet ambitieus om hogerop te komen. Zij zijn tevreden met wat er is.
2 ‐ Traditionalisten – De sociale cohesie is groot G25 Tevreden Gezinnen, G26 Ordelijke Dorpsgenoten, G27 Noeste Werkers, G28 Groen Genieters
De Traditionalisten in Nederland bestaan uit allerlei groepen mensen met allerlei denkbeelden en idealen: van conservatief tot liberaal, van jong en bruisend tot wat ouder en rustig, maar een ding hebben ze gemeen: ze werken hard om een fijn leven te kunnen leiden. Zij wonen relatief gezien vaak in een twee‐onder‐een‐kap‐woning. Demografische kenmerken De Traditionalisten komen in Nederland in allerlei leeftijdsgroepen voor. Hun leeftijd varieert tussen de 30 en 64 jaar. Hiervan heeft een groot deel een gezin met kinderen van allerlei leeftijden. © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 4
Socio‐economische kenmerken De Traditionalisten hebben voornamelijk een laag tot middelbaar opleidingsniveau en verkeren hierdoor binnen de middenklasse van de Nederlandse samenleving. Hier vinden zij gelijkgestemden met dezelfde idealen. Zij streven naar een fijn leven waarin het gezin een grote rol speelt en men graag in een ruim huis wil wonen. De Traditionalisten van jongere leeftijd zitten vol idealen om hun dromen te verwezenlijken, ze hebben over het algemeen pas hun eerste huis gekocht en dromen van een leuk gezinnetje. De oudere Traditionalisten hebben vaak al een gezin en werken hard om het gezin te onderhouden en van een goed leven te voorzien. Zij hebben allerlei typen banen. De Traditionalisten kan men vinden binnen het midden management van bedrijven maar ook als handarbeider in de bouw en industrie. Zij zijn gedreven om een goed salaris te verdienen zodat zij naast de dagelijkse uitgaven ook kunnen sparen. Sparen betekent voor de Traditionalisten dat zij geld hebben wanneer het eens minder zal gaan. Daarbij sparen zij om hun kinderen te kunnen laten studeren. Woonomgeving In de wijken waarin de Traditionalisten wonen, staan over het algemeen twee‐onder‐een‐kap‐ woningen en grotere rijtjeshuizen. De buurten zijn vaak gebouwd rond de jaren 60‐70. De Traditionalisten zijn erg gesteld op het comfort dat deze huizen hen geven. Zij hebben ruimte om hen heen en een tuin waar zij van kunnen genieten. Vooral voor de Traditionalisten met kinderen wordt een twee‐onder‐een‐kap‐woning als een groot bezit ervaren. Zij kunnen de ruimte goed gebruiken en de kinderen kunnen hier fijn in de tuin spelen. De huizen in de wijken van de Traditionalisten zijn goed verzorgd. De tuinen liggen er over het algemeen netjes bij. In deze buurten is er niet veel doorstroom; mensen blijven hier relatief gezien lang wonen. Zij hebben over het algemeen hun huis gekocht en hebben dit dan ook gedaan met de intentie hier langere tijd te gaan wonen. Zij hebben hun hypotheek bij de bank lopen en hebben hieraan bovengemiddeld vaak een levensverzekering gekoppeld. In deze wijken blijven gezinnen wonen tot de kinderen volwassen zijn en de deur uitgaan. Dit maakt dat in deze wijken de sociale cohesie groot is. Men wordt in de loop der jaren vrienden van elkaar en loopt makkelijk bij elkaar naar binnen. De wijken worden ook als veilig gepercipieerd. Kinderen mogen hierdoor makkelijk op straat spelen. Lifestyle De levensstijl van de Traditionalisten is heel gelijkmatig. Op hun manier van leven valt eigenlijk niets aan te merken: hard werken en niet zeuren. Ze hebben als belangrijkste bezigheid in hun vrije tijd: tuinieren. Voor de deur staat een auto, dat kan een gezinsauto zijn als ze kinderen hebben, maar ook een MPV van een middenklasse prijs. De Traditionalisten gaan bovengemiddeld vaak op vakantie met de eigen caravan of vouwwagen. Daar trekken ze mee op uit met het hele gezin of lekker met z’n tweetjes. De Traditionalisten hebben een goed leven en laten daar anderen in delen door een goed doel te steunen. Mentaliteit De Traditionalisten hebben een weinig uitgesproken mening. Zij zijn tevreden met wat zij hebben en leven liever bij de dag dan dat zij zich doelen stellen voor de toekomst. Voor hen is het belangrijk om het nu fijn te hebben en wanneer zij dat hebben bereikt zullen zij niet klagen. De Traditionalisten hebben niet de extreme ambitie zich te blijven ontwikkelen en levenswijsheid op te doen. Wellicht is dit ook te danken aan het feit dat zij niet de drang hebben zich vrij en onafhankelijk op te kunnen stellen. Zij ervaren het als prettig voor een baas te werken en hebben liever dat hen verteld wordt wat ze moeten doen, dan dat zij zelf een route moeten uitstippelen. De Traditionalisten willen graag, zonder er te veel over te moeten nadenken, een comfortabel leven leiden: dit maakt hen gelukkige mensen. © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 5
3. Landelijke Gezinsleven ‐ Houden ervan in de natuur te wonen H32 Eenvoudige Dorpelingen, H33 Agrarische Gezinnen, H34 Nuchtere Landelijke Bewoners, (J44 Huisouderen)
Het Landelijk Gezinsleven komt men overal in Nederland tegen. Zij wonen in gebieden waar veel groen is. Hier vindt men veel boeren en families die ervan houden in de natuur te wonen. Zij hebben hier enorm veel ruimte om zich heen en staan weinig in verbinding met stadse praktijken. In deze omgeving zijn weinig winkels, mensen zijn er minder gehaast en leven van de natuur. Bedrijven, anders dan landbouwbedrijven, vindt men hier relatief weinig. Demografische kenmerken Het Landelijk Gezinsleven is over het algemeen tussen de 45 en 64 jaar. Zij hebben vaak grote gezinnen. De kinderen zijn alle leeftijden, grotendeels zijn dat oudere en volwassen kinderen. Deze kunnen nog thuis wonen. Socio‐economische kenmerken Het Landelijk Gezinsleven heeft vaak een laag opleidingsniveau waardoor zij zich niet in de hogere sociale klassen bevinden. Desondanks is hun inkomen relatief gezien vaak boven modaal. Zij verdienen dit vooral door een eigen zaak te runnen. Dit is bovengemiddeld vaak een eigen landbouwbedrijf waar het Landelijk Gezinsleven hard voor moet werken. Zij zijn dit meestal wel gewend; het bedrijf gaat van vader op zoon. In de huidige tijd is het voor het Landelijk Gezinsleven af en toe toch best moeilijk rond te komen van de landbouw. Zij hebben hier gelukkig hun maatregelen voor getroffen door geld te sparen en om op latere leeftijd genoeg inkomen te hebben, hebben zij een levensverzekering. Daarnaast beleggen zij hun geld in effecten en hopen hiermee extra inkomen te genereren. De financiële verplichtingen worden veelal netjes nagekomen. Het Landelijk Gezinsleven heeft het over het algemeen best goed. Zij kunnen zich een bepaalde mate van luxe veroorloven zoals een mooie auto en andere leuke hebbedingen zoals een zonnebank. Zij zullen minder geld uitgeven aan zaken die stadmensen belangrijk vinden als merkkleren. Woonomgeving Het Landelijk Gezinsleven woont bovengemiddeld vaak in een alleenstaand huis met veel ruimte. De huizen in de omgeving waar het Landelijk Gezinsleven woont, zijn relatief gezien bovengemiddeld in waarde. Het Landelijk Gezinsleven heeft zijn huis vaak in eigen bezit. Zij hebben een hypotheek veelal bij een bank waar zij ook al hun verzekeringen hebben geregeld. Zij ervaren het als overzichtelijk wanneer zij al hun financiële zaken bij één instelling, in dit geval een bank, onder brengen. Voor het Landelijk Gezinsleven neemt het huis een centrale plaats in, in hun leven. De landelijke levensinstelling van deze groep mensen is een belangrijk onderdeel van wie zij zijn als mens. Zij ervaren de natuur om hun huis als een ruimte waar zij zich vrij kunnen voelen en los staan van de snelle consumptiemaatschappij. Binnen deze omgeving heeft men niet regelmatig contact met buren of overburen. Dit is vooral het geval bij huizen die ver van elkaar staan. Wel weten zij wie er in hun omgeving wonen. In gebieden waar de huizen dichter bij elkaar staan, is er vaak wel sprake van sociale cohesie. Bewoners blijven vaak lang in hun huizen wonen, soms wel hun leven lang. Hierdoor leren families elkaar kennen en hebben zij een band met elkaar. Zij zullen elkaar in elke situatie bijstaan. Lifestyle Het Landelijk Gezinsleven zul je vaak in hun tuin vinden. Zij houden van de natuur en wroeten graag in de aarde. Een deel van hen woont om die natuurlijke omgeving ook op het platteland. In die tuin loopt meestal wel een hond of ander klein vee en er kan mogelijk een duiventil staan, want een deel © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 6
van hen houdt van vogels. Het autobezit van Landelijk Gezinsleven is relatief hoog. Dit kan te maken hebben met de omgeving waarin zij wonen. Daar komt het openbaar vervoer minder geregeld. Het Landelijk Gezinsleven heeft vaak meer dan een auto. Vaak zijn dat nieuwe luxe auto’s van een hoog prijssegment, waaronder MPV’s maar ook mooie bestelbussen waar zij hun werkspullen in kunnen vervoeren. Toch zeggen zij regelmatig dat ze wel meer geld aan die heilige koe uit zouden willen geven. Veel van deze auto’s rijden op diesel. Zij gebruiken de wagens niet alleen voor het privé vervoer, maar ook wel voor het zakelijke verkeer. Als ze op vakantie gaan, hangt er vaak een caravan achter. Het telefoonverkeer van deze groep gaat meestal per ISDN zodat zij tegelijk kunnen telefoneren en faxen kunnen ontvangen. Het Landelijk Gezinsleven heeft daarnaast vaak allerlei moderne apparaten die hen alle comfort dienen waaronder de vaatwasser, de zonnebank en de naaimachine. Deze apparaten kopen ze het liefst in de winkel waar ze de mensen kennen en daar zullen ze niet gauw verandering in aanbrengen. Mentaliteit Het Landelijk Gezinsleven hecht niet veel aan waarden zoals ambitie, plezier en vrijheid. Deze waarden staan voor hen dichter bij een stads leven en hebben weinig betekenis binnen een leven op het platteland. Zij hebben ook weinig interesse voor cultuur, politiek en voelen zich niet geroepen om een bijdrage te leveren aan de maatschappij. Het Landelijk Gezinsleven heeft een nuchtere kijk op de wereld. Zij ervaren deze wereld vanaf een afstandje en leven eerder naar de seizoenswisselingen dan naar wat er op maatschappelijk vlak voor beslissingen worden genomen. Het Landelijk Gezinsleven staat dicht bij de natuur waardoor de kijken op het leven eenvoudiger wordt en aan minder invloeden onderhevig is. Door hard te werken en weinig te klagen, kunnen zij aan elke dag plezier beleven.
Mosaic True Touch – (Online) mediagebruik Omdat voor Mosaic True Touch een andere grondslag is gebruikt voor het segmenteren van huishoudens dan Mosaic Huishouden is het niet goed mogelijk om de Huishouden typen met de typen van True Touch te vergelijken. We doen toch een poging:
Modale Burgers zijn Eenvoudige Informatiezoekers Zij besteden per dag wordt meer dan twee uur op het internet aan het lezen van het regionale nieuws, chatten en het zoeken van informatie over het radio‐ en televisie‐aanbod. Ook voor de nieuwste films, de laatste mode, cosmetica en persoonlijke verzorging wordt graag een beroep op het wereldwijde web gedaan. Tijdens het kijken of luisteren naar de commerciële televisie‐/ radiozenders wordt soms meegedaan aan belspellen. Verder zijn de telefoongesprekken vooral zakelijk, tenzij het om sms‐diensten gaat. Er is interesse voor nieuwe media en communicatiemogelijkheden. Dagbladen zijn echter niet populair. Het (regionale) nieuws is immers ook op tv of het internet te volgen. Alleen Metro en Spits worden nog wel eens gelezen. Bij de meeste Eenvoudige Informatiezoekers is een Ja‐Ja sticker op de brievenbus te vinden. Deels vanwege de lokale huis‐aan‐huis kranten, maar vooral voor de reclamefolders. Ze vinden het prettig om deze folders uit te pluizen, op zoek naar interessante producten en goede aanbiedingen. Vooral mannelijke Eenvoudige Informatiezoekers weten dankzij deze informatie goed wat er te krijgen is, en wat dit moet kosten. Ze worden door vrienden, familie en collega’s dan ook regelmatig om advies gevraagd voordat die tot een nieuwe aankoop overgaan. Onder de vrouwen komen veel impulsieve shoppers voor, die spontaan tot aankoop overgaan wanneer ze iets leuks zien. Door de mannen wordt bij het doen van (grotere) aankopen liever niet over één nacht ijs gegaan. Beslissingen worden pas genomen na een afweging van de © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 7
verschillende mogelijkheden, op basis van alle beschikbare informatie. Wanneer het om financiële zaken gaat, wordt bij voorkeur de hulp van een financieel expert ingeschakeld.
Traditionalisten en Landelijk Gezinsleven lijken het meest op de Traditionele Gezinnen Dankzij een huiscentrale – die toegang biedt tot internet, telefonie en TV – hebben de Traditionele Gezinnen thuis de meeste informatiekanalen eenvoudig binnen handbereik. Twee à drie gezinsleden zijn actieve ‘surfers’. Niet alleen thuis, maar ook op school is meestal een goede internetverbinding beschikbaar, waar de kinderen tijdens schooluren gebruik van kunnen maken. Daarnaast wordt er veel TV gekeken, ze kiezen daarbij altijd voor de commerciële zenders. Ook op de radio gaat de voorkeur uit naar de commerciëlen, zoals Sky Radio en Radio 538. Om daarnaast het regionale nieuws te kunnen volgen, hebben ze een abonnement op een regionaal dagblad genomen. Traditionele Gezinnen hebben een wat dubbele houding ten opzichte van de (nieuwe) media: een deel weet er alles vanaf, een ander deel interesseert zich er juist helemaal niet voor. Vaak zijn de kinderen eerder vertrouwd met een nieuwe technologie dan hun ouders. Een duidelijke voorkeur voor één specifiek medium hebben ze niet. Wellicht dankzij de kinderen, die soms uren gezellig met vrienden of vriendinnen aan de lijn hangen, wordt binnen de Traditionele Gezinnen wel opvallend veel gebeld op de vaste telefoonlijn. De tweemaandelijkse telefoonrekening bedraagt hierdoor geregeld tussen 100 en 125 euro. Om privacyredenen, en omdat ze liever niet door telemarketeers gestoord willen worden, kiezen ze vaak voor een geheim telefoonnummer. Er is weinig interesse voor kunst en cultuur, deels omdat er vaak weinig mogelijkheden voor zijn in de omgeving waar ze wonen, deels omdat ze in hun vrije tijd liever sporten en van het buitenleven genieten. Wel zijn de tijdschriften Tina, Hitkrant en Breakout (en de posters hieruit) op heel wat kinderkamers te vinden. Via de bladen uit de leesmap bij de kapper blijft ook hun moeder op de hoogte van de laatste weetjes. Conclusie In een column over de wijze waarop sommige politieke partijen de subsidie aan kunst en cultuur aan de kaak stellen (zie onder) pleitte NRC‐columnist Bas Heijne ervoor elkaar meer te gunnen. Dat is ook precies wat er in elk geval bij deze groep cultuuronthouders moet gebeuren: Zorgen dat ze niet gaan morren over hun belastingcenten die naar Linkse Hobbies gaan maar begrip kweken voor het feit dat subsidie het ons mogelijk maakt om ieder onze hobby te ‘botvieren’ zonder dat een ander daar – financieel – door wordt benadeeld. Door elkaar een ‘verzetje’ te gunnen voorkom je dat één partij aan anderen oplegt wat er in het algemeen allemaal (niet meer) mag. Verder kan het helpen om deze doelgroep op te zoeken en in een niet bedreigende en vrijblijvende context met kunst en cultuur in aanraking te brengen. Draagvlak creëren is het minst wat de sector moet doen om te voorkomen dat begrip voor het verstrekken van subsidies aan kunst en cultuur plaatsmaakt voor botte weigering.
Weg met de voetbal‐elite! zaterdag 6 maart 2010 door Bas Heijne Cultureel Nederland huiverde toen de lijsttrekker van de PVV in Den Haag, de heer Sietse Fritsma, tijdens een debat vooraf aan de verkiezingen van afgelopen woensdag het Residentie Orkest een „tromboneclubje’’ noemde – dat als het aan zijn partij lag voortaan geen cent subsidie meer zou ontvangen. Het was niet langer wachten op de barbaren, ze stonden aan de poort. Fritsma: „Waarom moet jan modaal betalen voor een elitegezelschap dat een tromboneclubje bezoekt?” Als repliek was er, ik haal de verslagen in de kranten er even bij, vooral verontwaardiging. In de debatten met PvdA‐lijsttrekker Jeltje van Nieuwenhoven, probeerde de laatste het volgende argument: „Maar de kinderen van jan modaal hebben ook muziekles van die mensen.” Waarop Fritsma zei: „Muziekles is overal te krijgen, ook bij particuliere leraren.” En gelijk heeft hij. Hoe zwak © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 8
staat de kunst wanneer het bestaan van een van de oudste en belangrijkste orkesten van ons land verdedigd moet worden met het argument dat de musici peuters het verschil tussen een hobo en een schuiftrompet uitleggen? Dan is het slechts een kwestie van tijd voordat de hele boel bij het vuilnis wordt gezet. In een land waarin alles en iedereen doortrokken is van sociale nijd, fungeert de kunst als boksbal. Dat is nooit anders geweest. Vroeger was het links dat te hoop liep tegen de verfoeilijke elite die elkaar trof in de concertzalen en de opera – weg met het Holland Festival, leve de Chileense straatmuzikant – tegenwoordig probeert nieuwrechts de haat tegen de ‘hoge cultuur’ aan te wakkeren. „Tromboneclubje” is de artistieke equivalent van de „kopvoddentaks” – aanhangers van de partij van de verongelijkten sidderen van genot bij zo’n zalig ongehoorde provocatie. Het pijnlijke is dat er altijd zo sukkelig wordt gereageerd. De kunst wordt in Nederland nooit als kunst verdedigd, als iets dat op zichzelf van waarde is. Wanneer het „nut” van kunst in twijfel wordt getrokken, hoor je tegenwoordig altijd twee soorten reacties: dat kunst best wel geld oplevert (de creatieve klasse is goed voor de economie) of dat het best wel nuttig is (het houdt in potentie criminele jongeren van de straat.) In de Volkskrant van 5 maart stond weer zo’n goedbedoelde brief, van Martin Kroon, ‘begeleider kanovaren’: „Preventie bereik je juist met culturele instellingen en sportclubs. Jongens die in teamverband sporten – of individueel zoals bij kanoën of vechtsporten – hebben geen energie of agressie meer over voor potenrammen of rellen. (…) Jongeren die muziek beoefenen behoren sowieso tot de minst criminele. Die vervelen zich te pletter op een hangplek.” Ik zou best een homo in elkaar willen slaan, maar na dat weekend kanovaren heb ik er de kracht niet meer voor. Een goed speerpunt voor het COC, de komende jaren: vioolles voor Marokkaanse bontkraagjes. Dat schiet niet op zo – en wanneer je op die manier tegenargumenten probeert te vinden, loop je blindelings in de val van de tegenpartij. Kunst is niet voor iedereen – en wanneer je gaat doen alsof dat wel zo is, ga je onherroepelijk onderuit. Kijk, zo kan het ook: tijdens de verkiezingsstrijd toonde Sietse Fritsma zich een verklaard ADO‐fan. Weet Fritsma hoeveel subsidie er de afgelopen jaren naar die eeuwig noodlijdende club is gegaan? Hoeveel verzoeken om overheidssteun zijn club heeft gedaan? Weet hij hoeveel Nederlandse belastingbetalers die helemaal niet van voetbal houden ophoesten voor de dure hobby van een elite die zich handig als „het volk’’ presenteert en ondertussen schaamteloos van gemeenschapsgeld profiteert? Waarom moet ik als hardwerkende Nederlander blijven meebetalen aan het faciliteren van een Haagse club die hopeloos onderaan bungelt in de eredivisie? Moeten we die niet heel snel uit haar lijden verlossen? Het scheelt gemeenschapsgeld, politie‐inzet en een hoop ellende. Want die ADO‐supporters! Ik zeg niet straatterroristen, maar twee weken geleden gebeurde er dit. Uit het AD: „Tijdens de wedstrijd Feyenoord‐ADO Den Haag in De Kuip in Rotterdam is zondag een lawinepijl afgevuurd vanuit het vak met supporters van ADO Den Haag. De pijl kwam in het vak zelf tot ontploffing. Daarbij is zeker één Haagse fan gewond geraakt.’’ Hoe lang nog? Ze kunnen niet eens de vijand raken, stelletje onrendabelen. Wat is het maatschappelijk belang van voetbal? Stel de vraag en je krijgt hetzelfde gestotter als wanneer je iemand vraagt het belang van kunst te verdedigen.En wanneer Sietse Fritsma met bebloede neus op de grond ligt, kun je een ander verhaal houden. Het Residentie Orkest hoort net zo bij Den Haag als ADO – wanneer iedereen de hand over het hart strijkt, wanneer iedereen elkaar iets gunt, is er veel kou uit de lucht. Je hoeft het nut van waar je plezier aan beleeft niet meer te bewijzen. Kunst kan sociaal zijn, maar het is geen sociaal werk. Voor voetbal geldt hetzelfde. Het is onzinnig te veronderstellen dat iedereen aan alles moet deelnemen waar hij voor betaalt – gewoon gelijk oversteken en niet zeuren wanneer de een wat meer voor zijn rekening neemt dan de ander. De „elite” die naar de concerten van het Residentie Orkest gaat, betaalt, als ze echt een elite is, veel meer belastingen dan de gemiddelde ADO‐supporter. Dus afblijven van die subsidies. Laat je niet iedere keer verleiden tot een discussie over elite en volk – dat maakt de nijd alleen maar groter. © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 9
Dat er pas sprake is van een gemeenschap wanneer alles gemeenschappelijk is – dat is het grote Hollandse misverstand. Tijdens de, mede door deze krant georganiseerde, debatten over de tegenstelling ‘volk’ en ‘elite’ in Rotterdam eind vorig jaar gaf de lijsttrekker van Leefbaar Rotterdam, Marco Pastors, af op de Rotterdamse kunstinstellingen en toneelclubjes die elkaar maar subsidies toestoppen terwijl de zalen half leeg zitten. Toen ik hem voorhield dat bij concerten van het Rotterdam Philharmonisch Orkest er ook vaak lege stoelen zijn, zei hij spontaan: „Van het Rotterdamse Philharmonisch moeten we afblijven.” Zo is het. Ook al ga je nooit naar een concert in de Doelen, dan kun je het belang voor de stad er nog wel van inzien. Rotterdam heeft het RPhO net zo hard nodig als Feyenoord – het verlies van een van beide zou een verlies voor de stad als gemeenschap betekenen. Een gezonde populistische partij als Leefbaar Rotterdam moet zich helemaal niet tegen kunst teweer stellen. Ze moet zich inspannen om de zalen vol te krijgen, ze moet er voor zorgen dat iedereen aan zijn trekken komt.
Colofon Contact EMC Cultuuronderzoeken Postbus 276 1400 AG Bussum 06 26 968 445
[email protected] www.cultuuronderzoeken.nl © EMC Cultuuronderzoeken 2011 Teksten: EMC Cultuuronderzoeken, Experian Nederland en NRC Handelsblad/Bas Heijne; Illustraties en tabellen: EMC Cultuuronderzoeken
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print outs, kopieën, of op welke andere manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van EMC Cultuuronderzoeken. De gegevens in dit rapport zijn met de grootst mogelijke zorg verzameld, verwerkt en weergegeven. Schade, in welke vorm dan ook, als gevolg van het gebruik ervan, kan niet op EMC Cultuuronderzoeken worden verhaald. © EMC Cultuuronderzoeken
Cultuur snuiven met Henk & Ingrid
1 november 2011 – 10