crimelink over misdaad & veiligheid
JANUARI 2012 | JAARGANG 5 | NUMMER 1 | € 6,95
Vrouwen in de misdaad www.crimelink.nl
COCKPIT
Eind oktober 2011 schreef ik in de Volkskrant dat alle tijd en moeite die wordt gestoken in het Passage-proces om een dozijn verdachten van diverse liquidaties achter slot en grendel te krijgen, zich niet goed verhoudt tot de maatschappelijke ernst en omvang van de verdachte feiten. Ook betoogde ik dat de inzet van de kroongetuige (‘vieze Peter’) hier een buitenproportioneel middel is en op voorhand allerlei vertraging en decorumverlies van de procesgang betekende. Een week later mocht ik het nog eens uitleggen in Schuld en boete, het radioprogramma van Villa VPRO. Wie ik als medepanellid daar aantrof, was de strafpleiter Theo Hiddema. Die was het geheel met mij óneens, want hij vond het langdurig laten sudderen van die slechte mannen in hun voorarrest een prima truc om één van hen aan het praten te krijgen contra de anderen. De perfiditeit van deze gedachte (het strafproces als drukmiddel voor matennaaien) drong pas later tot mij door… Steun voor mijn opvatting kwam later uit onverwachte hoek, te weten van misdaadverslaggever John van de Heuvel van de Telegraaf. En zo wordt er inmiddels wel meer getwijfeld aan het nut van deze justitiële operette in de Amsterdamse ‘bunker’. Ook door de behandelende rechtbank die er momenteel duidelijk blijk van geeft dat men zijn buik vol heeft van alle manoeuvres van aanklager en verdediging. En het ‘publiek’? Dat snapt het al lang niet meer. Van het ‘Wilders-proces’ herinnert men zich dat het ging over een ‘diner waar een rechter wel of niet aan mag deelnemen’. Van Passage zal niet veel meer resteren dan de vraag of beveiligingsafspraken met een kroongetuige nu wel of niet in de eigenlijke zaak mogen worden ingebracht. Wie kan straks nog uitleggen waar het wérkelijk over ging? Archie Barneveld Hoofdredacteur
2 crimelink
14 t/m 25 en 32 t/m 43 Thema Meisjes en vrouwen in de misdaad Natuurlijk hebben jongens en mannen nog steeds een prominente rol in de criminaliteit. Zowel in aantallen als in delictzwaarte. Maar in relatieve zin rukken de meisjes en vrouwen wél op. Maar dat doen zij vooral in de officiële statistieken van aanhoudingen. In de zelfrapportages is die tendens veel minder spannend. Dan is er niet zo veel verschil tussen meisjes en jongens, tussen vrouwen en mannen. Daarbij spelen diverse mechanismes, die wellicht kunnen worden
teruggevoerd op meer algemene vrouwelijke en mannelijke rolpatronen in onze samenleving. Ofschoon nog veel onbekend is, lijken de sekseverschillen op dit gebied wel degelijk een rol te spelen. Op een heel gevarieerde manier. Zo hebben in de tbs vrouwen het zwaarder dan mannen; meisjes die zedenmisdrijven plegen, doen dat niet om de seks; en binnen organisaties zou de opmars van de feminiene eigenschappen op termijn kunnen leiden tot een afname van de witteboordencriminaliteit.
GUILTY-PLEASURE.DEVIANTART
Justitiële operette
Verhalen 8 Gonzo: niet alleen rechts fascisme 10 Verkracht door geweld 14 Criminele meisjes en vrouwen 19 Stelende en vechtende meisjes 22 Vrouwen in de tbs 26 De eerste vrouwelijke commissaris van politie 32 Meer veiligheid voor flora en fauna 34 Meisjes doen het niet om de seks 36 Witteboordenvrouwen Interview 40 Dina Siegel
10 Zeden Gewelddadig verkracht Zij zijn binnen hun delictsoort gelukkig in de minderheid. Verkrachters die als wandelende tijdbommen plotseling afgaan en hun slachtoffers ernstig mishandelen en misbruiken, en hen soms voor lijk achter laten. Wat zijn dit voor mannen, hoe wordt zo’n ontlading opgebouwd? Het levensverhaal van Johan laat daar wat van zien.
26 Politie Mevrouw de commissaris In 1964 werd Tetje de Jong als eerste vrouw in Nederland benoemd tot commissaris van politie. Dat was een zeer markante beweging in de uiterst masculiene politiewereld. Weliswaar altijd op de achtergrond was Tetje in deze woelige jaren een baken van rust in de top van de Amsterdamse politie. Ook op het stadhuis kreeg zij veel (lees: budget) voor elkaar. En als personeelsmanager had zij flink de knoet eronder!
Rubrieken 2 Cockpit 4 Podium 5 Over politie 6 Ponsaers 7 Een opmerkelijke uitspraak 44 Open deuren 45 Survival 46 Dupe 48 Publicaties 50 Stemmen crimelink 3
NIEUWS&OPINIE
PODIUM
TEKST
Hoofd- en eindredactie Archie Barneveld Redactie Wesley Meijer, Malou van den Berg Gastredactie Anne-Marie Slotboom Beeldredactie Simone Berghuys Vormgeving Rémy Mettrop Correctie Hugo Jetten
[email protected]
Marcel Pheijffer is hoogleraar Nyenrode School of Accountancy
Adviseurs Marc Cools, Paul Gruter, Bob Hoogenboom, Peter Klerks, Paul Ponsaers
Aan dit nummer werkten verder mee Jaap Barneveld, Roger Cremers, Onno Dokkum, Janine Janssen, Maarten Hell, Sylvia Lammers, C. Lien, Wenja van der Meulen, Milo, Hans Moors, Claudia van Oort, Yvette Schoenmakers, Marsha de Vries, Anton van Wijk, Miriam Wijkman Advertenties Merijn van Stralen
[email protected] 030-6931177 Druk Koninklijke BDU, Barneveld Distributie VMBpress, Heemskerk
Abonnementen Voor vragen over abonnementen Abonnementenland Postbus 20 NL-1910 AA Uitgeest Tel. 0031 (251)-257926, fax 0031 (251)-310405 of via www.aboland.nl Vakblad Crimelink verschijnt 4 x per jaar. Opzegging dient schriftelijk te geschieden, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Abonnementsprijzen: Nederland & België jaarabonnement (4 nrs) € 27,-. Europa € 37,-, buiten Europa € 47,-. Voor organisaties: € 50,-. Uitgever Virtùmedia Postbus 595, 3700 AN Zeist Tel. 030 – 6920677, fax 030 – 6913312 www.crimelink.nl Uitgever Pepijn Dobbelaer
[email protected] Bladmanagement Klaartje Grol
[email protected]
4 crimelink
OVER POLITIE
Snakes in suits
© 2012 Crimelink ISSN 1875-4333
Correspondenten Stefanie van der Burght, Elke Devroe, Marnix Eysink Smeets, Guus Meershoek, Martin Moerings, Evelien de Pauw, Marcel Pheijffer, Nathalie Roegiers, Ronald van Steden, Wouter Stol, Gabry Vanderveen, Antoinette Verhage
MARCEL PHEIJFFER
I
k hoef niet lang na te denken over de vraag waaraan ik me in 2011 het meest heb geïrriteerd. Met stip op nummer één staan de bankiers, toezichthouders, politici en ander gepeupel dat verscheen voor de Commissie-De Wit. Die onderzocht eerder hoe het binnen het financieel stelsel zo mis kon gaan. Na daarover een algemeen rapport, Verloren krediet, te hebben uitgebracht, stond in 2011 een onderzoek naar casuïstiek centraal. Bijvoorbeeld aangaande ABN Amro, Fortis en ING. Ik heb het genoegen gehad een bijdrage te mogen leveren aan de parlementaire enquête naar de bouwnijverheid. Daardoor heb ik van nabij ervaren dat dergelijke onderzoeken een nuttige functie hebben. Ze dragen bij aan een probleemanalyse, er worden lessen getrokken en aanbevelingen gedaan voor een betere toekomst. Maar het geeft ook inzicht in de psyche van de hoofdrolspelers. Het volk kan, geholpen door de media, de oprechten, onnozelen en leugenaars van elkaar onderscheiden.
Zo ook in het kader van het onderzoek van de Commissie-De Wit. Diverse bankiers leden plots aan geheugenverlies. Toezichthouders veinsden dat ze hun beste beentje voor hadden gezet. Politici stelden iedereen naar beste eer en geweten zo goed mogelijk te hebben geïnformeerd. Er is nagenoeg niemand die voor een dergelijke commissie zijn ego opzij zet en zich kwetsbaar durft op te stellen. Laat staan dat hij of zij een fout durft toe te geven. En het is toch juist omdat er dingen fout zijn gegaan dat een dergelijke commissie wordt ingesteld. Het ergst zijn de ‘eigen-straatje-schoonvegers’. Zij die louter naar anderen wijzen. Of de betweters die de commissie en het volk voorhouden hoe zij het in de schoenen van anderen hadden gedaan. We zagen ze allemaal voorbij komen bij De Wit. Snakes in suits. Dat laatste is de titel van een fantastisch boek van organisatiepsycholoog Paul Babiak en hoogleraar psychologie Robert Hare. Het gaat over psychopaten. Personen die niet in staat zijn empathie of schuldbesef te tonen. Personen die louter loyaal zijn aan zichzelf. Babiak en Hare beschrijven dat de deskundige manipulatie door psychopaten start bij hun aanstelling. Daar presenteren zij zich als aantrekkelijke sollicitanten waarin je vertrouwen kunt hebben. Ze zijn hoffelijk en charmant. Personen die domineren om de klus die ze hebben aangenomen te klaren. Koste wat het kost. Snakes in suits. Psychopaten fantaseren en liegen. Vaak valt het onderscheid tussen visie en fantasie nauwelijks te maken. Voor de Commissie-De Wit nam ik veel fantastische verhalen waar; daarentegen zag ik nauwelijks visie over hoe het in de toekomst anders, beter zou moeten. Verhalen van mensen die nooit ‘echte’ fouten maken, hooguit, zoals de auteurs het noemen, an honest mistake. Daarom moest ik aan het boek van Babiak en Hare denken. Laatstgenoemde ontwikkelde een psychopathie-checklist. Ik zou het een mooi experiment vinden om de gehoorden voor de Commissie-De Wit – zoals gezegd bankiers, toezichthouders, politici en ander gepeupel – eens langs dat lijstje te leggen. Ik durf er een dozijn flessen goede wijn onder te verwedden dat een groot deel van de gehoorden hoog zal scoren. Snakes in suits. n
TEKST
GUUS MEERSHOEK
NIEUWS&OPINIE
Nationale politie: va-banque in de veiligheidszorg Guus Meershoek is lector politie geschiedenis aan de Politieacademie en universitair docent aan de Universiteit van Twente/IPIT
R
egeren is vooruitzien, zo luidt het adagium waarmee menige bestuurder bij confrontaties met boze burgers, bevlogen demonstranten en andere opgewonden standjes zijn hoofd koel hield. Negeer alle eisen, reageer niet prompt, kom niet meteen met concessies. Later, als alle stof is neergedaald, zullen ook de druktemakers begrijpen dat een bepaald besluit voor iedereen het beste is. Een regenteske mentaliteit die je beter niet openlijk etaleerde, maar zo werd Nederland wel bestuurd en lange tijd zelfs tot ieders tevredenheid. Desgevraagd appelleerden bestuurders niet aan nationale eer of vergelijkbare emoties, maar alleen aan lange-termijn-zakelijke belangen waarbij alle directe wensen verbleekten. Maar de tijd van regenten lijkt voorbij. Eerst had je de politici die met een appèl op chauvinistische gevoelens aankondigden Nederland eens stevig te zullen verbouwen, zonder te weten hoe. Toen brak er een financiële crisis uit en stonden economen die het bestuurlijke beroep op de toekomst hadden gedekt in hun hemd. En nu de eurocrisis is uitgebroken, verliezen ook de politici zelf hun luister: pokeraars schijnen het die gokken met andermans kapitaal. Voor burgers heeft dit bestuurlijke verval ingrijpende gevolgen. Voortaan vergt niet meer regeren vooruitzien maar geregeerd worden. Hoe stel ik mijn pensioen zeker? Moet ik naarstig blijven consumeren om een economische depressie af te wenden, of zoals de Belgen staatsbons kopen om de nationale schuld te delgen? Ook in de veiligheidszorg wordt va-banque gespeeld. Het afgelopen half jaar is ‘onder de druk van stoom en kokend water’ een nationale politie ontworpen. Het resultaat is een gecentraliseerde, op het stellen van imposante daden gerichte organisatie. Bur-
gemeesters en officieren van justitie mogen proberen om daarover nog hun gezag uit te oefenen, maar alle macht komt bij de minister. Velen mogen de politie ‘aansturen’, maar hoe de vijftigduizend beambten verantwoording afleggen, anders dan aan die hoogste baas, blijft onduidelijk. De gedachte dat burgers soms ook tegen politieoptreden moeten worden beschermd, is taboe. De Raad van State uitte scherpe kritiek op het plan, vooraanstaande juristen spraken van strijdigheid met de grondwet, maar de minister negeert alle kritiek. En met het regeerakkoord in de hand voorkomt hij dat het parlement hem bij de uitvoering iets in de weg legt. Ook in de veiligheidszorg vergt geregeerd worden voortaan vooruitzien. Ook op dit terrein doen wij er als burgers goed aan om ons die oude, regenteske nuchterheid eigen te maken. Geloof dus niet meteen dat de minister zich opmaakt voor een situatie waarin mensen die hun hypotheekschuld niet meer kunnen betalen massaal door de politie uit hun huizen moeten worden gezet. Geloof ook niet dat nu de opgewonden standjes in de politiek de baas worden de nationale politie keihard gaat optreden tegen opstandige Marokkaanse jongeren, zoals het Kamerlid Brinkman aankondigde, of miljoenen moslims Europa uit gaat zetten, zoals zijn partijleider bepleitte. Maar houdt wél rekening met de komst van die nationale politie. Wat kunnen wij daarvan verwachten? Zij zal veel daadkracht etaleren, maar niet de
efficiënte, laat staan de effectieve organisatie worden die ons wordt voorgespiegeld. Het voornaamste probleem van de huidige politie, de disfunctionerende ICT-systemen, wordt namelijk niet bij de bron aangepakt. Daartoe zou eerst duidelijk moeten worden gemaakt wat die nieuwe politie moet doen, vervolgens zal moeten worden bedacht hoe die politie dat gaat doen en ten slotte zal op basis van dat operationele concept aan alle basisteams een uniforme, duurzame inrichting moeten worden opgelegd. Dat alles gebeurt niet. Integendeel. De toekomstige regiochefs proberen verontruste burgemeesters reeds te sussen met de belofte ‘maatwerk’ te leveren. We houden een fluïde organisatie die ieder ICT-systeem ontregelt. In combinatie met het machtsverlies van de burgemeesters zal de nationale politie een stevige impuls geven aan het groeiende leger gemeentelijke en particuliere toezichthouders. Waarschijnlijk kunnen we in de komende jaren zelfs de geboorte van een nieuwe politie aanschouwen. De meeste grote steden hebben al vele tientallen handhavers, in alle soorten en maten en met allerlei bevoegdheden. Politiechefs voor wie geen plaats is bij de nationale politie maken reeds de overstap naar de korpsen in wording. Deze zullen wel doen wat burgemeesters en gemeenteraden willen. Komt daarbij een uniforme uitmonstering (wel zo duidelijk voor de burgers), een gezamenlijke opleiding (wel zo verstandig gezien de geweldsbevoegdheden) en een convenant om ze in een buurgemeente bijstand te laten leveren (wel zo economisch) en je hebt een nieuwe politie: de gemeentepolitie. Zo krijgen wij dan, als alle stof is neergedaald, in de veiligheidszorg naast een reus op lemen voeten iets nieuws en toch vertrouwds. Aan de burgemeester de taak om het optreden van beide korpsen op elkaar af te stemmen. Dat zal knap lastig zijn. Als burgers mogen wij van hem horen wat wij van de nieuwe dragers van het geweldsmonopolie mogen verwachten. Maar laten wij dat respectvol aan hem vragen, als erfgenamen van de regenten, met begrip voor de spagaat waarin hij is beland. n In Over politie becommentarieert de auteur van dienst het wel & wee van de politie
crimelink 5
NIEUWS&OPINIE
PAU L P O N S A E R S
LET WEL, EEN OPMERKELIJKE UITSPRAAK
Nationale politie: met de snelheid van het licht? Paul Ponsaers is professor strafrecht en criminologie aan de Universiteit Gent
N
ederland gaat een nationale politie invoeren, bestaande uit een aantal landelijke diensten en tien regionale eenheden. Dat alles zou vanaf 1 januari 2012 operationeel moeten worden. Ik schrijf dit op 15 november 2011, maar weet zelfs niet of de nieuwe Crimelink al verschenen is op het moment dat onze Nederlandse vrienden de nieuwe nationale politie boven de doopvont zullen houden. Het lijkt wel de snelheid van het licht. Je houdt het als Belg niet voor mogelijk. Als ik zie hoe onze regeringsonderhandelaars vandaag op de kop al 520 dagen rond de tafel zitten om een programma uit te werken, sta je wel even versteld van dergelijke daadkracht. Intussen zijn die onderhandelaars, daar waar het politie betreft, niet veel verder gekomen dan te stellen dat de zes politiezones die operationeel zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot een betere operationele samenwerking moeten komen. Nu ook weer niet de oprichting van een Brussels Metropolitan Police. Enkele contouren zijn duidelijk, daar waar het de Nederlandse politie betreft. Een en ander staat toegelicht in het ontwerpplan dat recent werd vrijgegeven. Toen in december 1998 in België de Wet op een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus tot stand kwam, werd besloten dat de volledige implementatie van het nieuwe bestel van start zou gaan in januari 2001. Zo is het ook gegaan. Het politiebestel werd over twee jaren heen omgebouwd naar het sjabloon van de wet. Deze werkwijze leverde een aantal inzichten op die we de Nederlandse architecten van het nieuwe bestel niet willen onthouden. Hebben we een sequentieel masterplan? –
6 crimelink
De invoering van de nationale politie in Nederland wordt uitgezet middels een gefaseerde uitwerking. Verschillende Belgische observatoren hebben erop gewezen dat de hervorming werd ingezet zonder dat er een masterplan voorhanden was. De Belgische hervorming was veel ingrijpender dan de Nederlandse vandaag. Niettemin is er een aantal gevaren. Zo hebben we in België tot onze schade en schande moeten ervaren dat het nodig is om niet enkel een nieuwe politiële structuur op te zetten, maar dat dit onvermijdelijk dient gepaard te gaan met het uitwerken van een inhoudelijk concept. In ons land hebben we dat slechts gedaan jaren nadat het nieuwe bestel werd geïmplementeerd. Dat is de hervorming niet ten goede gekomen. Hoe zetten we bottom-up-mechanismes in werking? – Het risico bij de implementatie van een bestel met een nationale politie is dat het om een top-down benadering gaat. Zeker daar waar het gaat om het inhoudelijk concept en de cultuuraspecten is het nodig om een bottom-up beweging in gang te zetten. Cultuur gaat immers over gedeelde waarden en normen binnen een organisatie, en die laten zich moeilijk of niet van bovenaf inlepelen. Een onvermijdelijke voorwaarde zal zijn dat de topkaders van het nieuwe bestel dit bestel onvoorwaardelijk uit zullen dragen. Wat we in België veel te weinig gedaan hebben in de fase na de implementatie van het nieuwe bestel is het leerproces bevorderen en bestendigen door middel van het opzetten van goed geplande pilootprojecten. De zaak niet ‘af’-sluiten, maar ‘open’houden is de kunst. Kopen we de hervorming af? – De slechtst denkbare oplossing, ook dat heeft het Belgische voorbeeld ons geleerd, is de hervorming ‘afkopen’ bij het personeel. In België ging de hervorming immers gepaard met een indrukwekkende financiële tegemoetkoming aan het personeel. De Belgische hervorming leverde een implosie op van het aantal politieleiders. Dat bracht met zich mee dat een aantal voormalige politieleiders diende terug te treden. Dit werd grotendeels tegemoet getreden door ‘gefaalde’ kandidaten hun
financieel statuut te laten behouden, maar functioneel werden deze personen vaak ‘weggestopt’ in ad hoc functies die strikt gezien niet noodzakelijk waren. Het lijkt dan ook raadzaam dat de Nederlandse hervormingsarchitecten voorzien in een carrièrepad voor deze medewerkers dat niet leidt tot groeiende frustratie. Doen we de juiste dingen goed? – De Nederlandse houtskoolschets voorziet weliswaar ‘metingen van de tevredenheid, zowel intern als extern’, maar de indruk ontstaat dat op dit punt nog winst kan gemaakt worden. Bij de Belgische hervorming was precies op dit punt veelvuldig commentaar. Zo werd aangedrongen op solide meetpunten die moesten toelaten de implementatie te monitoren. Een lectuur van het Nederlandse ontwerpplan leert dat de architecten bijzonder ambitieus zijn, door niet enkel de kwantiteit, maar ook de kwaliteit te willen borgen. Essentieel hierbij is, zo leert de Belgische ervaring, dat een nulmeting voorhanden is voordat de ombouw van het bestel wordt ingezet. Slechts op deze wijze kan immers zichtbaar gemaakt worden in welke mate de systeemombouw leidt tot verbetering op die punten die centraal worden gesteld. Voldoende gestuurd op vertrouwen en externe inkijk? – Tunnelblindheid dient geweerd uit het systeem. Het is essentieel om herhaalde peilingen door te voeren ten aanzien van de bij de ombouw betrokken groepen, bij bestuurlijke overheden (zoals bij burgemeesters) en bij de gerechtelijke overheden (zoals het OM) omtrent hun tevredenheid met het nieuwe systeem, maar eveneens bij het personeel op de verschillende geledingen van de nieuwe organisatie. Het meten van de publiekstevredenheid is ook primordiaal. Het laat immers toe te peilen naar het vertrouwen van de bevolking in het nieuwe politiesysteem. Ook blijft het van belang het nieuwe bestel op een voldoende wijze open te stellen voor externe, wetenschappelijke studie. Of dit allemaal kan, met de snelheid van het licht, dat zal de erg nabije toekomst moeten uitwijzen. Ik duim, maar heb wel
De misdrijven die vrouwen plegen zijn niet meer alleen winkeldiefstal, oplichting of belediging. De laatste decennia is er een opmars van vrouwen die delicten begaan die voorheen voorbehouden waren aan mannen. Ook vrouwen moorden, breken in en plegen gewelddadige roofovervallen.
Van breinaald naar kalasjnikov?
Z
olang vrouwen een crimineel als trofee beschouwen, zolang vrouwen een goede man saai vinden, zolang vrouwen het leven van Bonnie Parker idealiseren, zolang vrouwen denken een man te kunnen veranderen, zolang vrouwen criminelen interessant vinden, is het leven áls crimineel interessant. De opmars van vrouwen strekt zich dan ook eveneens uit tot de georganiseerde misdaad, waarin vrouwen steeds vaker een functie vervullen naast hun mannelijke partners. Bijvoorbeeld om de man af te schermen. In de georganiseerde misdaad is vaak het gevaar voor vrouwen dat zij beginnen als partner van en eindigen als partner in crime. Pas stond ik een vrouw bij die verdacht werd van het samen met onder meer haar partner invoeren van een grote hoeveelheid drugs. De man had schulden waar hij niet meer uitkwam. Hij bedacht een crimineel plan. De uitvoering lukte niet. De schuldeisers werden ongeduldig. De vrouw ging haar partner helpen. Dat het initiatief van de man komt en de vrouw handelt uit emotie, garandeert nog niet dat de rechter coulant is jegens de vrouw. Een beroep op psychische overmacht slaagt bijna nooit. Psychische overmacht kan worden gedefinieerd als ‘een van buiten komende dwang Bonnie (Parker) & Clyde (Barrow)
waartegen weerstand weliswaar niet volkomen onmogelijk is doch redelijkerwijs niet kan worden gevergd’. Een criterium dat in de rechtspraak doorgaans (zeer) streng wordt uitgelegd en pas gehonoreerd wordt als er echt geen alternatieven meer zijn, zoals naar de politie gaan of zich distantiëren.
Partner in crime Ook bij de strafmaat houdt de rechter lang niet altijd in voor de vrouw gunstige zin rekening met de situatie waarin zij zich bevond, omdat ook van een verliefde en bange vrouw in redelijkheid verwacht mag worden dat zij zich distantieert van het criminele gedrag van haar partner in plaats van zich geleidelijk aan te laten meesleuren om uiteindelijk een relevante bijdrage te gaan leveren. Het voorgaande toont aan dat voor vrouwen het hebben van een criminele man een risicofactor is: voordat ze het beseffen zijn ze partner in crime. En vrouwen lopen dan niet enkel het risico op een veroordeling, maar ook op een lange gevangenisstraf. Uit recent criminologisch onderzoek blijkt dat vrouwelijke criminelen tegenwoordig door rechters minder coulant worden behandeld dan vroeger. Wat daar precies de oorzaak van is, is onduidelijk.
TEKST
CLAUDIA VAN OORT
Claudia van Oort is strafadvocaat in Rotterdam
Een van de factoren zal de toegenomen ernst van de door vrouwen gepleegde feiten zijn. Binnen de vrouwencriminaliteit is immers een verschuiving zichtbaar van geringe(re) delicten naar ernstige(re) delicten.
Criminaliteit blijft vooral een mannenzaak Naast relationele factoren zijn er ook diverse sociologische en psychologische verklaringen voor het ontstaan van vrouwencriminaliteit. En hoewel het percentage veroordeelde vrouwen de afgelopen decennia iets is gestegen, blijven vrouwen een duidelijke minderheid innemen. Meer dan negentig procent van de misdrijven wordt nog steeds door mannen gepleegd en het aantal mannelijke delinquenten blijft toenemen. Dat betekent dat het met de invloed van de emancipatie en maatschappelijke ontwikkelingen op het aandeel van vrouwen in de criminaliteit wel mee lijkt te vallen. De ernst van de door vrouwen gepleegde feiten neemt dus wel toe, maar het aandeel van vrouwen in de criminaliteit blijft redelijk gelijk. Een veelgehoorde stelling is dat het ontbreken van een relevante toename van het aantal vrouwelijke delinquenten verband houdt met de omstandigheid dat vrouwen minder gepakt worden dan mannen. Bewijs voor deze stelling ontbreekt echter. Een stelling die wel onderbouwd kan worden is dat vrouwen minder vaak recidiveren dan mannen. Dit blijkt uit de statistieken. Waar mannen een gevangenisstraf eerder zien als risico van het vak, is voor vrouwen een gevangenisstraf eerder een ingrijpende gebeurtenis waar ze door veranderen. Een cliënte, veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict, vertelde me onlangs dat ze ’s avonds in haar cel breit. Een protectieve hobby terzake de toekomstige ontwikkeling van delinquent gedrag, dunkt me. Misschien was Van kalasjnikov naar breinaald? een betere titel voor deze bijdrage geweest? n In Let wel, een opmerkelijke uitspraak worden rechterlijke uitspraken behandeld die directe en ogenblikkelijke relevantie hebben voor een breed publiek
crimelink 7
e m is c s a f l a a r e b li , e m is Rechts fascisme, links fasc LET’S GO GONZO (7)
and the War on America American Fascists: The Christian Right ntalistische religieuze ame en benoemt conservatieve of fund stond centraal in het me taris Mili stromingen als ‘fascistisch’. Mussolini, maar is niet en r Hitle van ) fascisme (en communisme nationale veiligheidsstrategie ‘Give me your tired, your poor, wezensvreemd aan de Amerikaanse free, he breat to ing raat. Het Gonzo-element in Your Huddled masses yearn en investeringen in het defensieappa . shore ing teem ’ in al zijn uitingen en geThe wretched refuse of your Goldbergs boek is dat daarin ‘fascisme me, to ost est-t temp less, ts’, maar ‘links’ evengoed Send these, the home daanten niet voorbehouden is aan ‘rech !’ door n golde the ebruik is ‘fascisme’ iets e taalg besid I lift my lamp waarneembaar is. In ons populaire maar staat voor íets erd, finie wat niet echt nauwkeurig is gede Island, waar de imEllis gen gele j nabi isten’, ‘bruinhemden’ het en ‘fasc d beel over eids ken Het Vrijh wat niet wenselijk is. We spre en werd g teru gen, rgin onde n ‘wij’ verlichte, liberale migranten aankwamen, keuringe en ‘nazi’s’ en hebben het dan over wat jd ldwi were is gen, naja en ging m droo hen/ons in de spiegel gestuurd of de Amerikaanse democraten niet willen. Goldberg laat es ltkro sme de van , antie toler van e, alen: de vriendelijke een toonbeeld van liberalism kijken en wijst op ‘fascisme’ onder liber ën. logie ideo en Tweede Wereldoorlog, zo van religies, culturen (goedbedoelende) fascisten. Voor de nt in Europa als progresstelt hij, werd het fascistische experime nde wijze ekke ukw indr op rin waa eum lectueel stond hier mus intel en een Ellis Island is sief bestempeld en menig politicus een zaal wordt een in ns Erge ld. verte t keinen noemden de ubli word aal Rep verh ogse dit liberale positief tegenover. De vooroorl de : enis hied gesc deze van t Roosevelt (Democraat), overzicht gegeven van een keerzijde ingrijpende crisispolitiek van presiden n latio popu e nativ the 1] [189 h en/of geïnspireerd door uitroeiing van de indianen. ‘By then de zogenaamde New Deal, als fascistisc abthe of % 97.5 and bers num nal origi ig verschenen talloze oproehad been reduced to 2.5 % of its fascisme. En gedurende de jaren dert reds of hund upon dreds Hun ed… priat expro kers aan de president om original land base had been pen in de media van liberale opiniema cultures had and ms, custo ing, learn s, uage lang ue de crisis kunnen worden native tribes with uniq ‘dictator ’ te worden. Alleen dan zou out even with often most , earth the of face the from simply been erased bezworen. hierover wordt het woord the pretense of justice or law.’ In studies wijst in dit verband ironisch solini zijn – los van de ‘genocide’ gebruikt. Noam Chomsky Nazi-Duitsland en het Italië van Mus en tot op de dag van stem ensy wap nse rikaa men welke diep gingen Ame syste dat ieke feit polit op het oorlog en de Holocaust – en ers) kopt (heli che Apa als en er van burgers. Maar dat vandaag ‘heldhaftige’ namen hebb doordringen in de persoonlijke levenssfe disitiefcogn door is gie nolo rimi r en Mussolini de macht kreTomahawk (raketten). Gonzo-c gebeurde ook in de VS. Al voor Hitle al Liber adem één in ook dan las Ik en. rlog werd Amerika volgens sonante grenzen heen brek gen. Tijdens en na de Eerste Wereldoo begint berg Gold uit. ) 2007 , guin (Pen berg g van een propagandamiFascism van Jonah Gold Goldberg ‘fascistisch’: door de oprichtin verkeerd is’. sme fasci over t wee je wat s ‘alle n politieke gevangenen; dat met de uitspraak nisterie; door de arrestatie van duizende de pc, maar nu op n uike gebr we dat ken huldigde van het ‘vereyte besc smil s Op de kaft het de nationale leider die buitenlander waarschuwt: dit boek Hij sm’. fasci ‘nice e: ten die werden opgerretj kran d; r-sno bloe Hitle met een giftigen’ van het Amerikaanse werk jaar erd hond ruim al erden; de honderdduizend gaat over fascistische tendensen – die heven omdat zij de overheid bekritise en d tslan -Dui nazi als elfde hetz land werden gestuurd om zaam zijn – maar dit is zeker niet propaganda-ambtenaren die door het te altijd voor en eens voor lijkt isme aan te wakkeren; hooglerahet Italië van Mussolini. Fasc steun en enthousiasme voor de oorlog rd niet woo het is lijk feite r maa , men syste sten tekenen en dat ook hun zijn verbonden aan deze ren die een loyaliteitsverklaring moe ar. asba toep er bred veel is Het rt miljoen ‘ruwe handen’ die goed gedefinieerd. medewerkers lieten doen; en een kwa en en elders dissidenten te de ‘bevoegdheid’ kregen om in de strat de Republikeinse van t men docu een 2000 in en politiek waren deze de ch toris noem Bill Clinton intimideren. ‘Filosofisch, organisa s Hedges schrijft Chri r nnaa e-wi Priz tzer Puli h’. istisc Partij ‘fasc
New York Op het Vrijheidsbeeld in de haven van bronzen plaat:
8 crimelink
staat op een
TEKST
BOB HOOGENBOOM
burgerslachtoffers vallen. en nietsontziend geweld waarbij ook terug op zijn positief Achterhuis kijkt bijvoorbeeld kritisch Filosofen van de Derde in Mao van eld schrijven over het gew tussen de vijftig en zestig Wereld (1975). Inmiddels weten we dat selschaarste en gedwonmiljoen Chinezen door repressie, voed en. ‘Doing the right thing’ gen landverhuizingen zijn omgekom ‘fascistische’ uitingen, zowel door ‘rechts’ als door ‘links’ kent hem ook in de wijze ens volg aldus Goldberg. Dit ‘fascisme’ zit burgers dwingt om ssief obse heid waarop de Amerikaanse over ken, over te gaan drin te der min n, roke sportiever te leven, niet te van iging vest de en me Regi en dierenrechten te respecDe omverwerping van het Ancien op vegetarisch en organisch voedsel van ten Rech de van g larin Verk een ens komen uit de koker een nieuwe staat op basis van teren. Al deze goedbedoelde voornem en ging ap ersch broed en heid gelijk eid, en worden burgers (wettede Mens en de leuzen Vrijh van progressief en liberaal Amerika waren door Hier rre. spie Robe van eur Terr een fascist als je geeft om hand in hand met De lijk) opgedrongen. ‘Ben je per definitie er en geweldwred tijd alde bepa een e rend n, natuurlijk niet. Maar gedu Nee revolutionairen gezondheid, voeding en het milieu? ens Robespierre Volg sers. heer e tisch lutis het overheidsbeleid t abso krijg de dadiger dan in de mate dat dit verplicht wordt oeren tegen de rechenzw sam die en boev ele erab ‘mis dienden trekjes van fascisme light.’ en’. De historicus Simon oeien met opvoeding, ten van de mens… vernietigd te word De liberale staat is zich ook gaan bem cipe prin basis ‘een van en term uele voorlichting, met Schama beschrijft De Terreur in met de wijze van ondernemen, met seks se Fran de om het gt wrin Toch ’. teem en het huwelijk et cetera. voor een totalitair rechtssys omgangsvormen (huiselijk geweld) binn stisch fasci als – at tssta rech ale liber de van Heinrich Himmler een Revolutie – de origine Weinigen hebben oog voor het feit dat de uitroeiing voor dat t geld zeer Even . elen emp ‘natuurlijk genezen’. Dat en totalitair te best voorstander was van dierenrechten en Japanners kort n ende duiz van g nerin inter de er bij homeopathie. Dat , van de indianen Rudolf Hess (Hitlers rechterhand) zwo istenjacht door senator mun com de or, Harb l de vraag hoe heel DuitsPear over op de al na de aanv Hitler (vegetariër) discussies voer rvragen in de Abu onde tief crea het g, vijfti entratiekamp Dachau conc jaren in de in Dat y McCarth land van het vlees kon geraken. Bay. amo ntán Gua op en ngen stond dat medicijnen proGhraib-gevangenis in Irak of de geva het grootste organische laboratorium cobje we die en ding doen en en En dat de nazi-campagnes Progressieven – toen en nu – hebb duceerde en ook bijvoorbeeld honing. niet. dat doen we r maa n, eme beno paganda dus ver vooruit tief als ‘fascistisch’ kunnen voor gezond leven en de anti-rokenpro ’ van heid adig eldd gew eme ‘extr de op ook de gezondheidszorg. Naast Hans Achterhuis wijst liepen op de huidige kruistochten in tse, maar rech se rlog naoo de In en. denk isch d- en sportkampen, het veel links en/of utop de autobanen, de Volkswagen, de jeug ke van een rechtspra is gen krin e links of one man’ en het creëren eve ressi ‘gew zeker ook prog opzetten van vakantiecentra voor de varieert van de Dat ’. zaak e goed ‘de voor brekend in de gezondeld baan gew ’s van nazi vaardiging gelegenheid, waren de r schatting honderddui- van werk (naa dië ds-In erlan Ned in . s hten actie le nrec politione heidszorg en wat betreft diere ‘rechts’ tot de wijze waarop de Endlösung niet alleen zend Indonesische slachtoffers) door Goldberg wijst erop dat de oorlog en de n tege et verz adig eldd gew kend, maar ook negeren binnen links werd omgegaan met het beeld van het fascisme hebben verte de tot ties nstra emo am-d Vietn antivan ngsstaat juist hier liggen. gevestigde politieke orde: dat een aantal wortels van de verzorgi Guevara, Che , Mao van jking eerli verh wel e zin van het woord niet is intellectuele steun dan Maar bovenal dat ‘fascisme’ in de bred oep. of-gr einh er-M Baad de als n inge weg zo-boek kortom. Sartre of terreurbe voorbehouden aan ‘rechts’. Een Gon ss Universiteit, evengoed een brutale geic business studies aan Nyenrode Busine Bob Hoogenboom is hoogleraar forens Achterhuis’ argument is dat ‘links’ Universiteit te veiligheidsvraagstukken aan de Vrije log en s (oor studie en politie doel eraar ige hoogl aard der bijzon Center welddadige onderstroom kent. De lofw n School of Economics, Mannheim Amsterdam en Visiting Fellow Londo me) rechtvaardigen brutaal talis kapi het van ht mac , nam Viet in
het ideaal van het fascisme progressieve Amerikanen dichter bij . Vervolgens doet hij iets berg dan ooit in Amerika’, aldus Gold Met alle geweld (2008) ook zijn in is wat de filosoof Hans Achterhu en ‘rechts’ als we praten over doet. Het onderscheid tussen ‘links’ dberg en Achterhuis) valt ‘fascisme’ (Goldberg) en ‘geweld’ (Gol intrinsiek verbonden met weg. Sterker nog, deze begrippen zijn se Revolutie die volgens de liberale emancipatie vanaf de Fran Goldberg ‘fascistische’ trekken had.
crimelink 9
nieuwsgierig hè. Spannend. Iets wat niet mag. Het voelde wel goed eigenlijk om die boekjes stiekem te bekijken.’ Vlak na de basisschoolperiode, hij is dan ongeveer dertien jaar, krijgt Johan de sterke behoefte om zich te ontkleden in het park en zijn geslachtsdeel te laten zien aan volwassen vrouwen. ‘Ik zat in de puberteit, hormonen speelden op een gegeven moment zo op dat ik dacht: ik zoek wel contact met iemand die ik niet ken op afstand, grote afstand. Ik laat me zelf wel zien. Dat is spannend. Het wond mij op, ik kreeg er een stijve van. En dat was ook nieuw voor mij. Ja, dat kende ik niet en dat voelde wel prettig uiteindelijk. Ze moeten zien hoe ik mij voel en, niet iedereen, maar één persoon die mag het dan wel zien.’ Johan ontkleedt zich gedurende een aantal maanden wekelijks in het park. Er zijn wel eens vrouwen die ‘viezerik’ of iets dergelijks tegen hem zeggen. In eerste instantie vindt hij dat niet leuk, maar de opwindingsroes is sterker: hij trekt zich niets aan van dergelijke opmerkingen. Na een aantal maanden betrapt de politie Johan en nemen ze hem mee naar het bureau. Zijn vader reageert: ‘Ach, het is een kwajongensstreek.’ Moeder is wel boos op Johan en hij moet voortaan direct uit school naar huis komen.
PETER HILZ / HH
Vrouw in nachthemd
Verkracht door geweld TEKST
ANTON VAN WIJK EN YVETTE SCHOENMAKERS
Verkrachters gebruiken geweld of dreigen met geweld. Sommigen gaan echter zo ver dat het slachtoffer zich onder doktersbehandeling moet stellen of zelfs overlijdt aan de gevolgen van het geweld. Wie zijn die mannen die zoiets doen? Wij spraken met Johan, die al een aantal jaren in een tbs-kliniek zit wegens een zeer gewelddadige verkrachting. Hij vertelde ons zijn levensverhaal. 10 crimelink
J
ohan komt uit een gezin met drie kinderen, hij is de oudste. Hij groeit op in een volksbuurt. Zijn vader, een man van weinig woorden, is veel van huis vanwege zijn werk. Moeder werkt als schoonmaakster, ook zij werkt veel buitenshuis. Johan wordt door zijn ouders verwend. Hij hoeft maar een kick te geven en hij krijgt wat hij wil. De eerste zeven jaren, tot de geboorte van zijn jongere broertje, is Johan een ‘echt moederskindje’, zoals hij dat zelf zegt. Hij wordt de eerste jaren erg beschermd opgevoed. De situatie verandert voor hem rond zijn achtste jaar als er een broertje wordt geboren. Achteraf bezien is dit voor Johan een belangrijk moment in zijn leven geweest. Vanaf die tijd moet hij de onvoorwaardelijke aandacht van zijn ouders delen. In de beleving van Johan gaat alle aandacht uit naar zijn jongere broertje en moet hij het zelf uitzoeken. Als Johan twaalf jaar is, moet hij een krantenwijk nemen om zelf zijn geld te verdienen en spullen te kopen, terwijl zijn broertje alles krijgt wat hij hebben wil. Johan gaat vanaf dan zijn eigen gang en trekt zich meer in zichzelf terug. ‘Ik dacht: en ikke dan, waar is mijn aandacht?’
Het huwelijk van de ouders en daarmee ook het gezinsleven begint de nodige spanningen te kennen. De ouders maken veel ruzie, ook in het bijzijn van de kinderen. Het blijft bij woordenwisselingen. Die ruzies duren jaren. Op de basisschool heeft Johan moeite met de Nederlandse taal en blijft een jaar zitten. In de nieuwe klas kan hij niet goed aarden. Hij zoekt geen aansluiting bij de andere leerlingen en houdt zich op de achtergrond. Hij wordt wel eens gepest vanwege zijn bril, maar daarmee kan Johan naar eigen zeggen goed omgaan.
Opwindingsroes Als Johan negen jaar is, maakt hij iets mee wat hem voor de rest van zijn leven bijblijft. Johan speelt in het park met een aantal buurtgenootjes en vindt een seksboekje. Ze bladeren erin, vinden het spannend en proberen na te doen wat ze op de afbeeldingen zien. De kinderen kleden zich uit en gaan op elkaar liggen. Daar blijft het volgens Johan bij. De ouders komen erachter en Johan mag niet meer naar het park, wat hij stiekem wel doet. ‘Als kind zijnde denk je: dat is interessant. Het maakt je alleen maar
Ten tijde van de schennisplegingen gaat Johan naar de lts. Het gezin verhuist en hij komt op een voor hem nieuwe school. Hij stroomt halverwege het jaar in en vindt het ‘spannend en eng’. Het pakt goed uit voor Johan. Hij haalt zonder problemen zijn diploma en gaat werken bij een klein bedrijf. Daar werkt hij een aantal jaren tot zijn tevredenheid. Nog tijdens zijn opleiding aan de lts krijgt Johan verkering met een meisje dat hij kent van de sportclub. Met haar heeft hij zijn eerste seksuele gemeenschap. Johan is dan vijftien jaar. Het meisje heeft thuis problemen en komt bij Johan en zijn ouders inwonen. Vanaf die tijd gaat de relatie tussen de twee steeds minder goed. ‘Op een gegeven moment ging het niet meer tussen haar en mij. Ze trok meer naar mijn moeder. Ik lag er wat buiten voor mijn gevoel en dat botste. Ik werd er jaloers van. Het voelde niet goed en die verliefdheid ging over. Ik kwam iemand anders tegen waar ik ook vlinders van in m’n buik kreeg. Vlinders die wat doofden bij de ene vriendin. Zo werkt dat meestal bij mij. Iemand waar ik heel veel mee omga en die ook weer aandacht aan mij besteedt. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is geweest. Iemand die interesse toont.’ Het schennis plegen gaat door in zijn nieuwe woonplaats, ook tijdens diverse relaties met meisjes. Johan doet het ’s morgens vroeg tijdens het wegbrengen van de ochtendkrant. Het verschil is nu dat hij seksuele ervaring heeft opgedaan en weet wat klaarkomen is. Hij masturbeert tijdens het exhibitioneren en hij gluurt bij mensen naar binnen in de hoop dat hij een vrouw in nachthemd ziet. Johan zoekt hiermee spanning en aandacht en zegt het vooral te doen in periodes dat hij minder aandacht van zijn vriendin krijgt en hij zich alleen voelt. ‘Als je geen aandacht krijgt, moet je erom vragen. Ik wilde een fijn gevoel hebben omdat ik me klote voelde.’ Naar zijn zeggen pleegt hij ongeveer dertig keer schennis, waarna de politie hem oppakt. Johan krijgt een leerstraf bestaande uit tien
‘Ik wilde een fijn gevoel hebben omdat ik me klote voelde’ crimelink 11
De eerste aanranding Het seksueel afwijkende gedrag van Johan escaleert in de tijd dat zijn ouders, bij wie hij nog thuis woont, veel ruzie hebben. Het is thuis een rotsituatie die Johan zoveel mogelijk probeert te ontvluchten. Overdag is dat niet moeilijk, want hij werkt. ’s Avonds ontvlucht hij het huis en zwerft hij rond op straat. Een manier om zich te ontdoen van die spanning is exhibitioneren en gluren, in combinatie met masturberen. Maar dat levert op een gegeven moment niet voldoende bevrediging op voor Johan. Op zijn negentiende jaar pleegt hij zijn eerste aanranding. ‘Je krijgt op een gegeven moment geen respons meer op het schennis plegen. Terwijl ik dat eigenlijk wel wou. En net dat ik denk, als ik ’t bij de volgende die langskomt niet krijg, dan pak ik ’t maar. Aandacht. Negeren is in dit geval de druppel. Ik voelde me constant genegeerd. Uiteindelijk is het een opstapeling van een heleboel keren bij elkaar. Om dat gevoel dan kwijt te raken; door alleen schennis te plegen loste ik ’t niet op. Daar moest wel een tandje bij. Ik haalde daar mijn kick niet meer uit.’ Over de aanranding zegt Johan dat hij speciaal een plaats uitzoekt waar hij snel weg kan. Hij heeft namelijk wel angst voor het betrapt worden, niet zozeer door de slachtoffers maar door passerende mannen die hem een lesje willen leren. Hij wacht totdat er een vrouw alleen voorbij komt, in de leeftijd van twintig tot veertig jaar. Hij benadert het slachtoffer van achter en aait over haar billen en borsten, over de kleren heen, en rent daarna weg. Johan zegt in totaal vijf aanrandingen te hebben gepleegd. Op het moment van de delicten – en vlak ervoor – ervaart hij een prettig gevoel. Een paar seconden na het delict voelt hij zich echter ‘klote’ en denkt: wat heb ik nu weer gedaan? Op dezelfde plaats als waarvandaan hij de aanrandingen pleegt, begaat Johan op een dag een schennisdelict. De politie, die inmiddels aangiften van enkele slachtoffers heeft gekregen, vat Johan op die plaats in zijn kraag. Hij wordt naar het bureau gebracht en verhoord vanwege de aanrandingen. Uiteindelijk bekent Johan. Hij wordt veroordeeld tot drie jaar, waarvan een half jaar onvoorwaardelijk, plus toezicht van de reclassering. Zijn ouders en vriendin zijn boos. Zijn baas bedankt voor Johans diensten als hij van de delicten hoort.
Lazarus gezopen Johan zit zijn straf uit. Nadat hij vrijkomt, koopt hij een eigen appartement van zijn spaargeld. Hij vindt al snel een nieuwe baan in de horeca. In zijn voorwaardelijke straftijd volgt hij een dagbehandeling voor zijn seksueel afwijkende gedrag en behoeften. Die behandeling gebeurt in een andere plaats. Eenmaal per week reist Johan op en neer. De behandeling vindt hij maar niets, hoewel hij wel meer sociale vaardigheden heeft geleerd, en het reizen begint hem te ergeren. Hij gaat weer schennis plegen. ‘Die drang is dan echt gewoon zo sterk… In dit geval was het in de plaats waar ik dagbehandeling volgde. Ik voelde me klote en alleen. Niemand
begreep mij en ik had gewoon met mezelf te doen. Ik ging schennis plegen om weer een goed gevoel te krijgen. Ondanks dat ik weet dat het niet mag. Maar het geeft toch een bepaald machtsgevoel. Toen kwam echt een beetje de macht erbij kijken, van: ik maak zelf wel uit wat ik doe. In het verleden speelt alcohol geen enkele rol in zijn leven, maar zijn werk in de horeca leidt ertoe dat Johan vanaf zijn 21ste steeds meer begint te drinken. Regelmatig verlaat hij dronken de kroeg, waar hij samen met kroegvrienden de hele avond heeft zitten drinken. Onderweg naar huis maakt Johan gebruik van de gelegenheid door bij studentenhuizen naar binnen te gluren. Hij hoopt naakte meisjes te zien of vrijende stelletjes. Op een zaterdag gaat het mis. Aan het eind van de middag krijgt hij te horen dat zijn ouders gaan scheiden. Johan is hiervan erg van slag. Hij gaat naar het café en begint te drinken. In de loop van de avond komen enkele bekenden van hem binnen, maar Johan praat er niet met hen over. Hij blijft doordrinken. Tegen sluitingstijd gaan de bekenden weg en ook Johan, inmiddels behoorlijk onder invloed, gaat naar huis. Johan vertelt over de aanloop tot de daaropvolgende gewelddadige verkrachting: ‘Ik heb me echt het lamlazarus gezopen. Ja, ik was boos en probeerde met m’n vrienden vrolijk te worden. Op een gegeven moment ging iedereen weg en daar zat ik dan alleen met nog steeds die boosheid in me en ik kon er niet over praten. Zelfbevrediging is toch een bepaalde manier om mij rustiger te krijgen of prettiger te voelen. Toen ben ik naar de oude buurt gegaan waar die huurwoning was. Waar ik alles kende, studentes, toen ben ik gaan gluren. Misschien om een bepaalde ontlading te krijgen.’ Johan gluurt bij een huis naar binnen en ziet een vrouw van rond de twintig jaar zich omkleden en haar nachthemd aantrekken. Hij fantaseert over het betasten van de vrouw. Het windt hem erg op dat ze onder het nachthemd naakt is. Hij loopt achterom, voelt dat de achterdeur open is, sluipt naar binnen en komt in de slaapkamer van de vrouw. Over het verdere verloop vertelt Johan: ‘In eerste instantie zag ze me niet, het was vrij donker daar. Ik wilde haar betasten en daar schrok ze van. Ze draaide zich om en begon te schreeuwen. Ik heb mijn hand op haar mond gedrukt, maar dat hielp niet. Toen een kussen op d’r hoofd gedrukt en doorgaan met betasten enzo. Toen verzette ze zich, schoppen en slaan. Toen kwam die boosheid alleen maar meer bij mij naar boven. Toen ben ik helemaal doorgeslagen. Want ik moest op een gegeven moment toch m’n zin krijgen. Ik heb haar zo hard geslagen dat je er niet vrolijk van wordt; ik heb me echt als een beest gedragen.’
Anderhalf jaar later Het slachtoffer is dermate murw geslagen dat Johan zijn handen vrij heeft waarna hij haar vaginaal en anaal verkracht. Hij heeft geen condoom om en maakt zich op dat moment ook niet druk om zijn achtergelaten DNA. Het delict heeft al met al tien minuten geduurd. Johan realiseert zich wat hij heeft gedaan en verdwijnt zo snel mogelijk uit het huis. De dagen erna is hij erg gespannen en schrikt als hij een politieauto met sirenes hoort. Hij houdt ook de plaatselijke krant nauwlettend bij om te zien of de verkrachting al bekend is. Johan denkt niet aan het slachtoffer. Hij is alleen maar met zichzelf bezig; shit, stel je voor dat ze me pakken. Na drie maanden ebt dat gevoel langzaam weg en pakt hij zijn leven weer op. Johan pleegt naar eigen zeggen geen enkel
‘Ik weet dat het niet mag, maar het geeft toch een bepaald machtsgevoel’ 12 crimelink
MARTIN LLADÓ / ISTOCKPHOTO
bijeenkomsten waarin over seksualiteit wordt gesproken. Hij heeft er niets van geleerd. Het enige wat hij ervan onthoudt, is een compositietekening op het politiebureau die verdacht veel op hem lijkt. Johan schaamt zich niet voor de delicten; niemand kent hem in zijn nieuwe woonplaats.
zedendelict meer tot aan zijn arrestatie. Anderhalf jaar na het delict wordt Johan opgeroepen om zijn DNA af te staan in het kader van een bevolkingsonderzoek naar aanleiding van de verkrachting die hij heeft gepleegd. Johan weet dan dat hij erbij is. Niettemin geeft hij zijn DNA af en wordt gearresteerd. De gedragsdeskundigen stellen dat hij een persoonlijkheidsstoornis heeft. Hij wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht en krijgt zes jaar gevangenisstraf plus tbs. Johan gaat niet in hoger beroep; hij accepteert zijn straf en denkt dat de tbs wel een paar jaar kan duren. Hij is naar eigen zeggen op de goede weg. Hij hoopt binnen afzienbare tijd op begeleid verlof te gaan. Volgens hemzelf maakt hij een goede kans.
Opgekropte frustraties
en frustraties die de onderzochte mannen in de loop van hun leven hebben opgedaan, worden opgepot. Het geweld bij de gewelddadige verkrachter lijkt vooral een manier om die opgekropte frustraties te uiten en wel op een seksuele manier. Aan die geweldsexplosie gaat vaak iets vooraf, de welbekende druppel. Johan kende een verleden waarin hij naar aandacht zocht; de echtscheiding van zijn ouders deed bij hem de emmer overlopen. Ook bij de andere verkrachters in het onderzoek bleek een vorm van krenking, het zich afgewezen en in de steek gelaten voelen een rol te spelen in de aanloop naar het delict. De gewelddadige verkrachters proberen die negatieve gevoelens eerst nog te dempen met alcohol of andere middelen, maar uiteindelijk slaan ze in een roes helemaal door, met alle gevolgen van dien. Het verzet van het slachtoffer maakt hen alleen maar bozer en gewelddadiger. Na het delict komen ze bij zinnen en vragen zich af wat ze hebben gedaan. n
Mannen als Johan passen veel geweld toe voor, tijdens of na de verkrachting. In het onderzoek naar deze gewelddadige verkrachters komt naar voren dat het delict niet uit de lucht komt vallen, maar een eindpunt is van een geschiedenis van problemen en – in geval van Johan – seksueel afwijkende ervaringen. De problemen
Lees meer over gewelddadige verkrachtingen en verkrachters in: A. van Wijk & Y. Schoenmakers, Doorgeslagen: Een exploratief onderzoek naar gewelddadige verkrachtingen en verkrachters, 2011, Boom/Lemma, Den Haag
‘Ik heb me echt als een beest gedragen’ crimelink 13
TH EM A
De pseudo-emancipatie van criminele meisjes en vrouwen Er is tegenwoordig meer misdaad van meisjes en vrouwen dan vroeger. Kwestie van emancipatie? Neen, vooralsnog moet de verklaring eerder worden gezocht in een repressiever strafrechtelijk klimaat en meer aandacht voor jeugd. TEKST
ANNE-MARIE SLOTBOOM
M
NIGEL R. BARKLIE / REX FEATURES / HH
et enige regelmaat verschenen de afgelopen jaren berichten in de media over ernstig criminele meisjes en vrouwen. Koppen als ‘Jonge meisjes worden steeds gewelddadiger’ (Algemeen Dagblad, 11-01-10), ‘Stomdronken meisjes slaan om zich heen’ (De Pers, 15-02-11) en ‘Meisje mishandelt agent’ (de Volkskrant, 29-10-10) wekken de indruk dat het zorgelijk gesteld is met onze toekomstige generatie vrouwen. Berichten over moeders die hun baby’s doden en tv-series over ‘moordvrouwen’ waarin vrouwen hun kant van het verhaal vertellen, dragen nog eens extra bij aan het idee dat meisjes en vrouwen steeds crimineler en gewelddadiger worden. Maar wat weten we eigenlijk over de aantallen criminele meisjes en vrouwen, het soort criminaliteit dat ze plegen, en misschien wel de belangrijkste vraag: waarom doen ze het?
14 crimelink
De afgelopen jaren hebben we zowel bij minderjarige meisjes als bij volwassen vrouwen een grotere stijging gezien in de officieel geregistreerde criminaliteit dan bij jongens en mannen (figuur 1 en 2). Dit suggereert dat meisjes en vrouwen bezig zijn het ‘glazen plafond’ te doorbreken, ze zijn steeds meer aanwezig in een domein dat voorheen grotendeels aan mannen voorbehouden leek. Als we iets nauwkeuriger kijken naar de cijfers, dan is dit echter nog lang niet het geval en het is natuurlijk de vraag of dit in het licht van de emancipatie van vrouwen als doel gesteld dient te worden. Ontstaat er meer gelijkheid tussen de seksen als vrouwen meer criminaliteit gaan plegen of als mannen minder criminaliteit gaan plegen? Het is voor de samenleving te hopen dat het vooral om het laatste gaat. Inmiddels blijkt uit onderzoek dat de criminaliteitscijfers onder jongeren stabiliseren en zelfs lijken te dalen, zowel voor meisjes als voor jongens. Misschien kunnen we dus inderdaad eerder van voltooide emancipatie spreken als zowel criminaliteitscijfers onder vrouwen als onder mannen stevig gedaald zijn en op die manier dichter bij elkaar in de buurt komen.
Officiële cijfers en zelfrapportages Maar wat laten de cijfers van de afgelopen jaren dan precies zien, hoe groot is het probleem van de toegenomen criminaliteit onder vrouwen? Ondanks het feit dat de criminaliteit onder meisjes en
vrouwen de afgelopen jaren harder is gestegen dan onder jongens en mannen, gaat het verhoudingsgewijs nog steeds om geringere aantallen. Zo werden in 2005 in totaal 29.156 vrouwen en 158.569 mannen tussen de achttien en tachtig jaar verdacht van een delict, waarvan 5149 vrouwen en 43.988 mannen verdacht werden van een gewelddelict. Het gaat dus om zo’n 85 procent mannen en vijftien procent vrouwen, waarbij de verdeling wat betreft gewelddelicten nog iets schever is, namelijk tien procent vrouwen versus negentig procent mannen. Als het om aantallen criminele vrouwen gaat, kunnen we dus, kijkend naar de door politie en justitie geregistreerde criminaliteit, nog niet echt spreken van een inhaalslag, of voltooide emancipatie. Nu weten we uit onderzoek dat er nogal wat verschillen zijn tussen wat politie en justitie registreren en wat mensen zelf zeggen te doen aan criminele activiteiten. Zo blijken de verschillen tussen adolescente jongens en meisjes lang niet zo groot bij zelfrapportage als in de officiële statistieken. De verhouding jongens en meisjes bij zelfrapportage is namelijk drie jongens op twee meisjes, maar wordt acht jongens op twee meisjes wanneer zij op het niveau van de politie zijn aanbeland. Deze verhouding is in zelfrapportages al jaren ongeveer hetzelfde. We zien dus verschillen tussen jongens en meisjes, meer jongens dan meisjes plegen delicten, en deze zijn vaak ook ernstiger van aard. Desalniettemin zijn de verschillen veel kleiner als we naar de niet-officiële cijfers kijken.
Genderparadox De vraag is hoe het komt dat we in de officiële statistieken relatief minder meisjes en vrouwen tegenkomen. Het is niet waarschijnlijk dat één verklaring volstaat. Zo kan het zijn dat er minder aangifte tegen meisjes en vrouwen wordt gedaan omdat hun delicten minder ernstig zijn. Geweld gepleegd door meisjes/vrouwen is vaak minder ernstig dan mannelijk geweld. Een aanwijzing hiervoor is dat één op de tien verdachten van misdrijven tegen het leven een vrouw is, terwijl bij mishandeling één op de acht verdachten een vrouw is. Bovendien blijkt uit justitiecijfers dat jongens zwaardere straffen krijgen dan meisjes. Een regelmatig genoemde reden om niet te vervolgen is dat vrouwen die met politie/justitie in aanraking komen naast delinquent gedrag ook regelmatig allerlei psychische stoornissen blijken te vertonen. Zo hebben zij vaker dan mannelijke delinquenten last van depressies, posttraumatische stressstoornis et cetera, waardoor vrouwelijke daders wellicht eerder als ‘zielig’ worden ervaren en mannelijke delinquenten als crimineel. In relatie tot het voorgaande wordt ook wel gewezen op het bestaan van de zogenoemde genderparadox. Deze paradox houdt in dat vrouwen in aanleg, onder meer vanwege hun beter ontwikkelde empathische vermogens en sociale vaardigheden, minder geneigd zijn tot delinquentie dan mannen, maar door het ervaren van veel problemen zoals misbruik, verwaarlozing, drugs, delinquente vrienden en psychische stoornissen eveneens (ernstig) crimineel gedrag kunnen vertonen. Het gaat daarbij vooral om een optelsom van risicofactoren die het sociaal-emotionele functioneren van meisjes/vrouwen ernstig belemmeren. Bij jongens/mannen zouden minder risicofactoren al leiden tot delinquent gedrag. In dit verband wordt ook wel gesproken over het ‘drempeleffect’:
crimelink 15
Repressiever klimaat Een probleem bij genoemde conclusie is echter het gegeven dat er bij meisjes/vrouwen vrijwel alleen onderzoek is gedaan naar de hoogrisicogroepen, zoals meisjes en vrouwen in gevangenissen, en dat bevindingen niet zonder meer generaliseerbaar zijn naar de gehele populatie meisjes/vrouwen. Het meest recente Nederlandse
50
Figuur 1 Procentuele toe- of afname van het aantal aangehouden 12 t/m 17-jarige verdachten in de periode 1996-2007
300
Eerdergenoemde gender- of vervolgingsparadox laat zien dat meisjes en vrouwen in ieder geval op andere momenten in beeld komen van politie en justitie dan jongens en mannen, met vooral ook ernstige psychische problematiek. Hiermee wordt een beeld geschetst dat criminele meisjes en vrouwen vooral mad zijn en wordt ze min of meer de verantwoordelijkheid voor hun eigen daden ontnomen. De vraag is of dit terecht is, of dat de oorzaken misschien niet zo wezenlijk anders zijn dan bij mannen. Aan de hand van onderstaand voorbeeld zullen we illustreren hoe verschillende theoretici hierover denken.
96
97
98
0
Andere onderzoekers vinden juist dat je voor het criminele gedrag van meisjes en vrouwen unieke verklaringen nodig hebt die anders zijn dan voor mannen. Feministische onderzoekers beweren bijvoorbeeld dat juist de levensomstandigheden en ervaringen die criminaliteit veroorzaken bij vrouwen anders zijn dan bij mannen. Zo zouden problematische relaties in het gezin en slachtofferschap van seksueel en fysiek misbruik vooral belangrijk zijn voor het ontstaan van criminaliteit bij vrouwen. Zo zouden bij Marianne vooral het fysieke geweld door haar vader en een mogelijk problematische relatie met haar ouders en later ook met anderen de reden kunnen zijn dat ze in de criminaliteit belandt. Voor mannen zou dit minder een reden zijn om crimineel te worden. Vooralsnog lijkt het meeste bewijs gevonden te worden in een combinatie van factoren die ook bij mannen van belang zijn en een aantal unieke factoren die vooral een rol spelen in het leven van vrouwen. De 300 wegen voor vrouwen naar criminaliteit zijn divers, de proVernieling & openbare blemen vaak gelijk aan die van mannen maar voor een deel ook uniek. De impact van slachtofferschap en relationele problemen op 250 criminaliteit lijkt nu eenmaal groter voor vrouwen dan voor man- Vermogen nen. Volgens sommige onderzoekers moeten we vooral ook veel 200 genuanceerder kijken naar de invloed van de omgeving op meisjes Geweld en jongens. De reden voor een gewelddelict moet zowel bij jongens als 150 bij meisjes onder andere in gezinsproblemen worden gezocht. Totaal Dan blijkt wel dat meisjes eerder een gewelddelict plegen als zij een slechte band hebben met hun ouders, terwijl jongens eerder geweld 100 plegen als er thuis minder op ze gelet wordt. Een slechte band met
250
Vermogen Er is de
afgelopenVermogen jaren vanuit verschillende stromingen onderzoek gedaan naar verklaringen voor het criminele gedrag van 200 vinden dat meisjes en vrouwen. Zo heb je onderzoekers die vooral Geweld Geweld het criminele gedrag van meisjes en vrouwen dezelfde oorzaken heeft als het criminele 150Dat minder Totaal Totaal gedrag van jongens en mannen. meisjes en vrouwen crimineel worden zou dan komen doordat ze minder blootgesteld worden aan allerlei invloeden die de kans op 100 criminaliteit verhogen, zoals een gebrekkige impulsbeheersing, 50
99 96 00 97 01 98 02 99 03 00Vermogen 04 01 05 02 06 03 07 04
05
06
50
Figuur 2 Procentuele toe- of afname van het aantal aangehouden 18 - 80-jarige verdachten in de periode 1996-2007 0
96
07
Vernieling & openbare orde 97
98
0
Geweld
Totaal
Totaal 300
300 Vernieling & openbare ordeVernieling & openbare orde
300
250
250 Vermogen
Vermogen
250
250
250
200
200
200
Geweld
200
Geweld
200
200 Geweld
Geweld
200
Geweld
150
150
150
Totaal
150
Totaal
150
150 Totaal
Totaal
150
Totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
50
50
50
50
50
50
50
50
0
96
97
98
0
jongens
300 crimelink 16
250
99 96 00 97 01 98 02 99 03 00 04 01 05 02 06 03 07 04
0 05
9606
9707
98
0
Vermogen
0 96 99 96 00 97 01 98 02 99 03 00 04 01 05 02 06 03 07 04
97 05
98 06
0 99 96 00 97 01 98 02 99 03 00 04 01 05 02 06 03 07 04 07
meisjes
Vermogen
9606
9707
98
mannen
300
300
Vermogen
Vermogen
250
250
Vernieling & openbare
Vermogen
200
Geweld
Geweld
150
Totaal
Totaal
0
99 96 00 97 01 98 02 99 03 00 04 01 05 02 06 03 07 04
05
06
07
vrouwen
Vernieling & openbare ordeVernieling & openbare orde 250
07
Vermogen
300
Vernieling & openbare ordeVernieling & openbare orde 250
0 05
06
300 Vernieling & openbare ordeVernieling & openbare orde
250
Vermogen
99 96 00 97 01 98 02 99 03 00 04 01 05 02 06 03 07Vermogen 04 05
Geweld
300 Vernieling & openbare ordeVernieling & openbare orde 250
Unieke factoren bij vrouwen
Marianne S. zit in de gevangenis vanwege deelname aan drugssmokkel. Zij vertelt dat ze als kind erg gesloten was en geslagen werd door haar vader. Ze had een goede schoolopleiding, maar kwam op haar zestiende in aanraking met de verkeerde vrienden. Vervolgens raakte ze op haar achttiende zwanger, kreeg een zoon, woonde even samen met de vader van haar kind, maar was al snel weer alleen. Haar vriend ging vreemd, had veel vrouwen, feestte alleen maar en is na een jaar weggegaan. Haar huidige vriend is gepakt voor drugs en uiteindelijk is zij veroordeeld omdat ze medeplichtig zou zijn aan drugssmokkel. Ze vertelt ook dat haar 300 zoon nu het Vernieling & openbare orde orde allerbelangrijkste isVernieling en dat ze& openbare voorlopig geen man meer in haar leven wil.
50
300
300
Waarom zijn vrouwen crimineel?
Vernieling & openbare orde 0
risico zoekend gedrag, problematische opvoeding, foute vrienden. Sommige vrouwen worden dus wel crimineel doordat ze net als mannen blootgesteld worden aan bovengenoemde problemen. Het criminele gedrag van Marianne zou dan vooral veroorzaakt worden door dezelfde soort problemen waar jongens en mannen mee te maken krijgen, agressie, impulsiviteit, ouders die niet goed kunnen opvoeden, vrienden met verkeerde invloed.
naliteit van jongens en meisjes in verschillende Europese landen. Analyses van Amerikaanse cijfers laten hetzelfde beeld zien. Er is meer aandacht voor het gedrag van meisjes en vrouwen.
Vermogen
Vermogen
crimelink 17
WONG, BLOM EN VAN DER LAAN (IN PRESS)
TAYLOR COUNTY TATTOO
voordat meisjes delinquent gedrag vertonen zijn er al op meerdere terreinen problemen aanwezig. Wanneer de resultaten van onderzoek naar delinquente meisjes op een rijtje worden gezet, lijkt deze conclusie inderdaad gerechtvaardigd. Delinquente meisjes blijken steevast relatief meer psychische problemen te vertonen, vaker slachtoffer te zijn van fysieke en/of seksuele mishandeling en blijken heftiger te reageren op problemen in de gezinssituatie. Niet alleen blijken de meegemaakte (traumatische) ervaringen vaak ernstiger, ook het aantal negatieve ervaringen is groter.
promotieonderzoek naar delinquente meisjes, van Thessa Wong, laat zien dat binnen de algemene populatie dit eerder genoemde drempeleffect niet gevonden wordt. Adolescente meisjes blijken evenveel risicofactoren nodig te hebben om delinquent te worden als jongens. Het lijkt dus niet zo te zijn dat meisjes pas delinquent worden als ze allerlei ernstige problemen hebben. De genderparadox is, gezien het feit dat uit zelfrapportagestudies blijkt dat jongens en meisjes minder van elkaar verschillen dan gedacht, misschien eerder een vervolgingsparadox: het criminele gedrag van meisjes wordt niet snel genoeg opgemerkt of serieus genomen, waardoor zij uit de handen van politie/justitie en (gedwongen) hulpverlening blijven. Pas wanneer zij ernstigere delicten gaan plegen komen zij in het vizier en blijkt (logischerwijze) dat hun stoornissen ernstiger zijn (geworden). Het lijkt er dus op dat het delinquente gedrag van meisjes en vrouwen, naast het feit dat ze minder ernstige delicten plegen, ook wat minder serieus wordt genomen. Hier is gezien de hardere stijging onder meisje en vrouwen, ook al is het dan geen inhaalslag, wel wat verandering in gekomen. Mogelijk hebben politie en justitie de afgelopen jaren toch wat veranderd in hun beleid. Voordat we de stijging in criminaliteitscijfers dus toeschrijven aan voortschrijdende emancipatie, moeten we eerst andere verklaringen uitsluiten. Als we zelf gerapporteerde criminaliteit vergelijken met geregistreerde criminaliteit door politie en justitie, dan blijkt dat zelf gerapporteerde criminaliteit onder meisjes door de jaren heen 300 ongeveer hetzelfde 300 is gebleven. Daarentegen is er een sterke stijging te zien in de geregistreerde criminaliteit. Vanaf 2002-2003 is er in Nederland sterk ingezet op het terugdringen van overlast 250 250 en criminaliteit. Het is mogelijk dat criminaliteit van meisjes, bijvoorbeeld vechtpartijen op of rond school en ruzies thuis, daardoor 200 200 eerder in beeld is gekomen van politie en justitie. De verklaring voor de sterkere stijging in officiële cijfers moet dus gezocht worden in een 150 150 repressiever strafrechtelijk klimaat, meer aandacht voor jongeren door de politie en vervolging voor ook steeds lichtere delicten. Dit concludeert ook de dit jaar overleden 100 100 professor Josine Junger-Tas in haar laatste onderzoek naar crimi-
TH EM
Programma’s voor mannen Moeten we met deze kennis over achtergronden van delinquente meisjes en vrouwen in het achterhoofd criminele vrouwen anders behandelen dan criminele mannen? In de Verenigde Staten is een stroming actief die een seksespecifieke aanpak van criminele vrouwen erg belangrijk vindt. Dit wordt ook wel genderresponsive programming genoemd. Belangrijke voorvechters hiervan zijn Barbara Bloom en Stephanie Covington. Zij hameren er vooral op dat de programma’s om criminaliteit tegen te gaan moeten aansluiten bij de unieke problemen en ervaringen van meisjes en vrouwen. Dit kan door de inhoud van programma’s aan te passen, bijvoorbeeld door veel nadruk te leggen op het versterken en verbeteren van relaties, maar ook door de vorm aan te passen, het personeel dat de programma’s uitvoert, het materiaal dat wordt gebruikt. Daarnaast is het volgens hen belangrijk om de problemen van meisjes en vrouwen te behandelen in een omgeving die veilig en ondersteunend is. Onderzoek naar effecten van programma’s om criminaliteit terug te dringen specifiek bij meisjes en vrouwen staat echter nog in de kinderschoenen. Veel programma’s zijn ontwikkeld voor jongens en mannen en niet of nauwelijks uitgetest op meisjes en vrouwen. Specifiek voor meisjes en vrouwen ontwikkelde programma’s zijn schaars. Op basis van resultaten uit allerlei onderzoek, grotendeels Amerikaans, Canadees en Engels, kunnen we nog niet erg hard maken dat de programma’s voor vrouwen nu heel erg anders moeten zijn dan voor mannen. Er lijken wel aanwijzingen te zijn voor het feit dat er rekening moet worden gehouden met hun andere achtergrond wat betreft misbruik, psychische klachten en relatieproblemen. Met andere woorden, programma’s om criminaliteit te stoppen zouden zich voor een groot deel op dezelfde problemen moeten richten bij mannen en bij vrouwen, met aanpassingen wegens de andere achtergrondproblematiek van meisjes en vrouwen.
Seksespecifieke aanpak In Nederland is er binnen justitie tot op heden nog weinig seksespecifieke aandacht voor criminele vrouwen. Wel worden steeds meer initiatieven ontwikkeld om te bekijken of de noodzaak er is meisjes anders te behandelen dan jongens. Binnen jeugdzorg, waar veel meisjes met gedragsproblemen en antisociaal gedrag terechtkomen, is er misschien wel de meeste aandacht voor seksespecifieke behandelingen. Zo heeft de Lindenhorst, een gesloten
18 crimelink
jeugdzorginstelling waar veel meisjes behandeld worden, een ‘seksespecifieke benadering’; programma’s gericht op gezondheid en seksualiteit, traumabehandeling en herstel van de zelfwaardering van meisjes. We weten nog niet veel over de effecten van deze programma’s op het criminele gedrag van meisjes, maar er wordt in Nederland wel steeds meer onderzoek naar gedaan. Een andere vraag waar veel over gediscussieerd wordt is of meisjes en jongens gezamenlijk of juist apart behandeld moeten worden. Volgens het idee van een seksespecifieke aanpak zou je meisjes en vrouwen apart moeten behandelen in een voor hen veilige omgeving, maar de vraag is of dit in alle gevallen noodzakelijk en zinvol is. Wel heeft staatssecretaris Fred Teeven zich recentelijk nog lovend uitgelaten over een programma dat specifiek gericht is op het vergroten van de opvoedingsvaardigheden van moeders in detentie. Dit om hun beter gereedschap te geven om met hun kinderen om te gaan als ze weer buiten de muren van de gevangenis zijn.
Criminele moeders ’s-Hertogenbosch – Oma (78) uit Tilburg, moeder (39) en dochter (13) uit ’s-Hertogenbosch zijn woensdagmiddag 19 september aangehouden. Zij hadden in verschillende winkels diefstallen gepleegd. Wat we weten uit onderzoek is dat criminaliteit niet alleen schade oplevert voor eventuele slachtoffers en verstrekkende gevolgen heeft voor de dader zelf, maar ook nog eens wordt overgedragen op volgende generaties. Hoe dit precies werkt, door erfelijkheid, opvoeding, het leren van rolmodellen, daarover verschillen de onderzoekers van mening. Het lijkt in ieder geval zo te zijn dat kinderen van criminele moeders meer risico lopen zelf ook crimineel te worden dan kinderen van criminele vaders, vooral als moeders in de gevangenis zitten. Moeders, met alle problematiek die vaak al voor de detentie aanwezig is, zijn vaak ook de verzorgers van hun kinderen. Als zij naar de gevangenis moeten, blijven de kinderen achter in een situatie waar ze zelf geen controle over hebben. Komen ze bij hun vader terecht, bij opa en oma, bij een pleeggezin? Als moeder gedetineerd raakt, spelen er vaak veel problemen mee die ervoor kunnen zorgen dat kinderen zelf ook weer risico lopen op gedragsproblemen en criminaliteit. Kinderen van gedetineerde moeders blijken overigens nog met veel meer problemen te kampen dan alleen criminaliteit. Naast de nodige problemen die vaak al voor detentie aanwezig waren, zoals verwaarlozing, problemen in de opvoeding, werkloosheid en armoede, zorgt detentie van de moeder voor gemis en verdriet, schaamte en schuldgevoelens en durven kinderen niet open te zijn naar anderen over de detentie en soms langdurige afwezigheid van hun moeder. Uit Nederlands onderzoek naar welzijn en gedragsproblemen van kinderen van gedetineerde moeders blijkt dat er bij deze groep kinderen veel psychische problematiek is, angst, depressieve gevoelens, maar ook woede en boosheid en antisociaal gedrag. Maar gelukkig blijkt ook dat deze kinderen vaak veerkracht vertonen om met de moeilijke situatie om te gaan. Desalniettemin is dit een kwetsbare groep kinderen die aandacht behoeft. Het hebben van criminele ouders verhoogt de kans bij kinderen om zelf ook crimineel te worden, en een criminele moeder die gedetineerd raakt vormt misschien wel het grootste risico. Het is dus ook voor volgende generaties belangrijk om goed inzicht te hebben in oorzaken van criminaliteit bij vrouwen en de meest effectieve aanpak om dit terug te dringen. Investeren in onderzoek en behandeling van criminele vrouwen lijkt dus niet alleen van belang voor de vrouwen zelf, maar ook voor volgende generaties. n
STATE HERMITAGE MUSEUM, ST PETERSBURG
A
de ouders is voor jongens minder een reden om geweld te plegen dan voor meisjes. Het lijkt daarom ook een beetje van de bril die men opzet af te hangen of er verschillen gevonden worden tussen mannen en vrouwen. Kijk je wat minder gedetailleerd, dan zijn er veel overeenkomsten in de achtergrond van criminele mannen en vrouwen. Kijk je gedetailleerder, dan blijken dezelfde problemen, bijvoorbeeld opvoedingsproblemen, toch anders te werken bij jongens en meisjes. Ondanks het feit dat criminele meisjes en vrouwen door politie en justitie mogelijk coulanter behandeld worden vanwege veel voorkomend misbruik en psychische problemen, blijken ze dus toch wat meer overeenkomsten te hebben met jongens en mannen dan soms gedacht wordt. Zo kunnen we constateren dat naast de ‘Vrouwen komen van Venus, mannen van Mars’-gedachte mannen en vrouwen ook vaak op dezelfde planeet vertoeven. Maar willen we echt begrijpen welke de wegen naar criminaliteit zijn voor meisjes en vrouwen, dan moeten we óók oog hebben voor unieke seksespecifieke processen.
Léonard Defrance, Women Fighting, tweede helft 18e eeuw. Olie op canvas, 37x52 cm.
D E I N V L O E D VA N D E T H U I S S I T UAT I E E N D E R O L VA N D E O U D E R S
Meisjes die stelen en vechten TEKST
MALOU VAN DEN BERG EN ARCHIE BARNEVELD
De laatste tijd wordt wel geschreven over de zogenaamde inhaalslag van meisjes in de misdaad. Wat veroorzaakt de opkomst van deze meisjes? Welke rol spelen hun ouders? Sociaal-pedagoog en ontwikkelingspsycholoog Jan Hendriks vertelt over meisjes tussen de twaalf en achttien jaar in veelvoorkomende criminaliteit als winkeldiefstal, vechtpartijtjes en bedreigingen. Zijn antwoorden op Crimelinks vragen zijn gebaseerd op bestaande literatuur en zijn eigen praktische ervaring bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie.
N
aar aanleiding van onderzoek wordt in de media regelmatig gesproken over een sterkere toename van criminaliteit bij meisjes dan bij jongens. Volgens Jan Hendriks dient er voorzichtig te worden omgegaan met de politiecijfers die zo doen vermoeden: ‘Er is een verschil tussen officiële en niet-officiële cijfers: als er meer gerechercheerd wordt, ga je meer mensen vinden.’ Mogelijk bestaat deze tendens dus in werkelijkheid helemaal niet en is de sterkere stijging onder meisjes het resultaat van politieoptreden. Een andere mogelijke verklaring voor deze stijging is emancipatie. ‘Meiden zijn tegenwoordig minder aan huis gebonden dan vroeger. Ouders laten hun dochters wat vrijer. Dat gaat gepaard met risico. Want wanneer meiden minder thuis zitten, kunnen ze meer in aanraking komen met andere jeugdigen of volwassenen die niet altijd het beste met ze voor hebben’, aldus Hendriks. Daarnaast is het mogelijk dat meisjes sneller in crimineel gedrag vervallen door sociale druk. Negentig procent van de criminaliteit onder jongeren wordt in groepsverband gepleegd. Dit geldt ook voor meisjes. Bij gemengde groepen, dus bestaande uit zowel jongens als meisjes, kan worden verwacht dat jongens het voortouw nemen in crimineel gedrag, waardoor meisjes sneller volgen dan wanneer ze alleen met meisjes zouden zijn. Hendriks: ‘Toch zijn er ook gevallen bekend waarin meiden in
crimelink 19
‘Bij de meisjes die ernstigere vormen van criminaliteit hebben gepleegd, spelen vaker problemen als depressie en neurotische klachten een rol’ groepen andere meiden te grazen namen. Die ruzies gaan meestal over niets; over jongens bijvoorbeeld, of iemand heeft iemand verkeerd aangekeken of wat over iemands moeder gezegd. Die meiden zijn soms heel snel geagiteerd of geïrriteerd.’ Zo noemt Hendriks een voorbeeld waarbij een meisje zomaar een ander meisje met een schaar in haar buik steekt. ‘Zo is het wel vaker. Ook met ernstige delicten. Dat je denkt: hoe kunnen mensen zo ver gaan? De aanleiding is vaak totaal niet in verhouding met de reactie.’
normale manier met ruzies om gaan. Hendriks ziet de cruciale rol van de opvoeding in het gedrag van meisjes ook terug in zijn werk bij De Waag. ‘Als meiden crimineel gedrag vertonen, zie je vaker dat er iets speelt in de gezinssituatie. Bijvoorbeeld dochters van alleenstaande moeders die veel werken. Hierdoor is er te weinig controle en gaan de meiden meer op straat hangen, terwijl je bij jongens vaker “normale” gezinnen ziet waar niet zo veel aan de hand is. Mogelijk komt dit doordat meisjes sterker op situaties in het algemeen reageren dan jongens. Dit geldt ook voor negatieve situaties, met name thuis. Als er bijvoorbeeld thuis conflicten zijn, kunnen jongens dat iets gemakkelijker uit hun gedachten zetten, terwijl meiden ermee blijven lopen. Meiden kunnen het op zichzelf betrekken en hun troost ergens anders zoeken waardoor ze mogelijk verkeerde mensen tegenkomen.’
Vroege puberteit
Rol van ouders De opvoeding speelt een erg grote rol bij het al dan niet in de criminaliteit belanden. Dat klinkt logisch, maar is niet vanzelfsprekend voor alle ouders. ‘Het is erg belangrijk dat juist kinderen van die leeftijd goed in de gaten worden gehouden en dat ouders de mogelijkheden van deze kinderen niet overschatten. Nou ben ik er natuurlijk niet voor om alle meisjes weer thuis aan een riem te houden, maar die meisjes kunnen uitstra-
20 crimelink
Psychische klachten
ROGER CREMERS
Onderzoek toont regelmatig aan dat er een link is tussen meisjes die op jongere leeftijd in de puberteit belanden en op vroege leeftijd in crimineel gedrag vervallen. ‘Je ziet dan dat de biologische groei niet gelijk opgaat met de sociaal-emotionele ontwikkeling.’ Die laatste blijft dan achter bij de eerste. ‘Als je laat in de puberteit komt, kun je die lastige gevoelens die daarmee gepaard gaan gemakkelijker handelen. Iemand die op haar twaalfde al begint te puberen, is nog aan alle kanten een kind. Doordat vroege pubers minder een eigen ik hebben ontwikkeld, zijn zij dus veel vatbaarder voor positieve, maar ook negatieve zaken’, aldus Hendriks. Aangezien meisjes ten opzichte van vroeger steeds sneller in de puberteit lijken te komen, is dit mogelijk een verklaring voor de sterkere stijging van crimineel gedrag door meisjes ten opzichte van jongens. Overigens kan volgens Hendriks niet zozeer worden gesproken van een direct verband tussen vroege puberteit en crimineel gedrag, maar eerder van een ‘stapeltheorie’: ‘Als je eerder in de puberteit komt en je bent vatbaar voor foute jongens én er is weinig toezicht vanuit de thuissituatie, verhoogt dat natuurlijk het effect.’
Jan Hendriks
len alsof ze het allemaal wel weten, terwijl dat niet zo is’, aldus Hendriks. Ouders zijn geneigd om hun eigen rol te onderschatten. Veel ouders stralen tegenwoordig uit dat de school verantwoordelijk is voor opvoedkundige zaken als seksuele voorlichting en sociale vaardigheden. Ook internet speelt hierin een rol; ouders gaan er vaak vanuit dat kinderen het toch wel weten dankzij het internet. Juist hier gaat het fout volgens Hendriks. ‘Het eigen voorbeeld geven raakt meer op de achtergrond omdat ouders denken dat alles toch al langs hen heen gebeurt. Ouders onderschatten hun eigen invloed. Met name de eerste jaren zijn ouders, hoe je het ook wendt of keert, het belangrijkste. Essentieel is dat je een basis hebt, zonder die basis loop je risico. Als je kind eenmaal zestien is, en je als ouder denkt: nu moet ik een inhaalslag maken omdat ik dat gemist heb, dan kun je het natuurlijk vergeten.’ Hoewel
de belangrijke rol van ouders logisch klinkt, lijkt het alsof de gemiddelde ouder daar niet dieper over nadenkt. ‘Het lijkt zo vanzelfsprekend dat we het er niet meer over hebben.’
Thuissituatie Daarbij komt dat ouders en hun kinderen vroeger veel meer gemeenschappelijk hadden. Zo werd er ’s avonds met het hele gezin naar Nederland 1 gekeken. ‘Je keek dus naar dezelfde dingen en wist waar het over ging. Tegenwoordig kijken ouders beneden naar het ene programma en kinderen op hun eigen kamer naar iets anders. Hierdoor beleven gezinsleden heel andere dingen. Daar heeft de gezinscohesie onder te lijden. Dit betekent dat ouders vaak weinig zicht hebben op hun kinderen’, aldus Hendriks. Daarnaast is het belangrijk voor ouders om een vrij stabiel voorbeeld te geven en te laten zien dat ze op een
Een andere risicofactor voor meisjes is de aanwezigheid van bepaalde ontwikkelingsstoornissen. Jongens die crimineel gedrag vertonen, hebben vaker last van ADHD. Mogelijk speelt dat ook bij meisjes een rol. Bij de meisjes die ernstigere vormen van criminaliteit hebben gepleegd, spelen vaker problemen als depressie en neurotische klachten een rol. Volgens Hendriks is dat een van de moeilijkere dingen binnen onderzoek: ‘Het onderzoek dat gedaan is naar criminele meiden is meestal gedaan onder de zwaardere populatie, zoals meiden die in gesloten jeugdinrichtingen zitten of die klinisch worden behandeld. Als je naar die groep kijkt, zie je duidelijk dat er sprake is van een oververtegenwoordiging van allerlei psychische klachten. Vergeleken met jongens zijn meisjes vaker depressief, hebben ze vaker traumatische ervaringen en zijn ze vaker slachtoffer geweest van verschillende vormen van seksueel misbruik.’ De voorgeschiedenis is negatiever bij meiden. ‘Om dit te verklaren’, geeft Hendriks aan, ‘is er enerzijds een theorie die uitgaat van een genderparadox. Meiden moeten meer hebben meegemaakt voordat ze criminele feiten gaan plegen. Anderzijds wordt gezegd dat er sprake is van een vervolgingsparadox. Meisjes worden waarschijnlijk wat minder hard aangepakt dan jongens.’ (Zie over de
gender- en vervolgingsparadox in dit nummer De pseudo-emancipatie van criminele meisjes en vrouwen van Anne-Marie Slotboom – red.). Kortom, de meiden die gedetineerd zijn, zijn de zwaardere gevallen. Veel wetenschappelijk onderzoek is hierop gebaseerd, waardoor er een vertekend beeld ontstaat. Ook in zijn werk bij De Waag ziet Hendriks een stijging van het aantal meiden ten opzichte van vroeger, alhoewel jongens met ongeveer 85 procent verreweg de meerderheid blijven vormen. Hendriks ziet met name meiden met problemen op het gebied van impulscontrole: meiden die met andere meiden vechten. Het relatieve aandeel van de meiden in De Waag groeit. Wel moet weer rekening worden gehouden met het feit dat het een selectie betreft, omdat een groot deel van de meisjes die crimineel gedrag vertonen niet bij De Waag terechtkomt. ‘Opvallend’, zegt Hendriks, ‘is dat meiden die recidiveren niet diegenen zijn met enkelvoudige problematiek en bijvoorbeeld alleen maar depressief zijn of alleen maar ADHD hebben.’ Het gaat altijd om comorbiditeit: er is sprake van meerdere stoornissen. Hierbij ligt de causaliteit niet zozeer in de psychische stoornissen, maar met name in de gedragsstoornissen, die eigenlijk vooral een meer pedagogisch probleem dan een psychiatrisch probleem zijn. ‘Dus als er wordt gekeken naar het biopsychosociaal model dat zoekt naar erfelijke, psychische en sociale verklaringen, dan zie je dat de kans tot het overgaan in criminaliteit groter is bij jeugdigen met een laag IQ, een gedragsstoornis, ADHD, die daarnaast een negatieve thuissituatie hebben. Maar’, zegt Hendriks positief, ‘als je een redelijk stabiele opvoeding hebt gehad, dan kun je heel wat hebben.’
Uithalen van rottigheid Aangezien vijftien procent van de jongeren die bij De Waag komen van het vrouwelijk geslacht is, zijn er nagenoeg geen behandelprogramma’s voor deze groep. ‘Het behandelplan Sterke meiden, waarin meisjes wordt aangeleerd om beter voor zichzelf op te komen en nee te leren zeggen tegen verleidingen, is het enige dat specifiek voor meisjes is ontwikkeld. Voor meisjes met overige problematiek komt behandeling vaak neer op individueel niveau, omdat een groepsprogramma voor meiden gewoon
niet vol te krijgen is’, aldus Hendriks. Daarnaast hebben behandelaars relatief weinig ervaring met de behandeling van meisjes, dus ze zitten een beetje met hun handen in het haar: ‘Wat moeten we nou precies doen?’ Voor de ontwikkeling van behandelprogramma’s zijn grotere aantallen nodig waarop wetenschappelijk onderzoek wordt gebaseerd. Belangrijk is dat de problematiek goed in beeld wordt gebracht. ‘Je moet recht doen aan de variatie in die hele groep. Mensen denken vaak in termen van: of het ligt allemaal aan de ouders, of het ligt allemaal aan de stoornis, terwijl behandeling eigenlijk veel ingewikkelder en individueler is. Daarom willen we meer kennis krijgen over die hele groep’, geeft Hendriks aan. Er is relatief weinig onderzoek naar meisjes en criminaliteit gedaan. Het onderzoek dat is gedaan richt zich veelal op de zwaardere populatie, terwijl het juist belangrijk is om ook de lichtere populatie goed in beeld te krijgen. ‘Want die meiden hebben waarschijnlijk veel minder stoornissen. Maar als je de literatuur leest lijkt dat wel zo. Een groot deel van de criminaliteit komt ook neer op het uithalen van rottigheid of kleine criminaliteit. Dat komt bij jongens en meiden in het algemeen voor en dat betekent niet dat iedereen die hierbij betrokken is een stoornis heeft. Het ligt er dan ook maar net aan of je wordt gepakt of niet’, aldus Hendriks.
Bij de hand nemen ‘Om te voorkomen dat meisjes in de misdaad belanden’, besluit Hendriks, ‘is het vooral belangrijk om je dochter bij de hand te nemen en je als ouders echt te interesseren voor wat ze op momenten in haar leven meemaakt. Op die leeftijd hebben vaders het vaak gedaan of worden ze als boeman gezien. Er zijn vaders die dan denken: laat maar. Belangrijk is dat je aandacht blijft geven en geïnteresseerd blijft; je moet zorgen dat je contact blijft houden met je kind. Want als je dat contact niet meer hebt, ga je het verliezen.’ n
Jan Hendriks is naast zijn functie bij De Waag bijzonder hoogleraar forensische psychiatrie en psychologie (VU) en bijzonder hoogleraar forensische orthopedagogische diagnostiek en behandeling (UvA)
crimelink 21
TH EM A
Omdat tbs-vrouwen niet recidiveren tijdens proefverlof, veroorzaken zij geen maatschappelijke commotie. Hun aantal is wel groeiende en zij vormen zeker een problematische groep binnen de nog op mannen gerichte tbs-omgeving. TEKST
Onbe kend: vrouwen in de tbs
SYLVIA LAMMERS
V
an tbs’ers bestaat à la Hannibal Lecter een beeld van roofdierachtige psychopaten. Dat klopt voor de meeste mannelijke patiënten al niet, maar voor vrouwelijke patiënten is dat nog minder het geval. Er zijn weliswaar vrouwen bij die zeer ernstige delicten hebben gepleegd, diverse levensdelicten of ernstige geweldsdelicten – vaak indirect met bijvoorbeeld gif – waarvan gewoonlijk partners, familieleden, kinderen of hulpverleners het slachtoffer zijn. Ook brandstichting is een typisch vrouwendelict. Maar gemiddeld zijn delicten van vrouwelijke patiënten minder ernstig en ongeveer dertig procent heeft zelfs nooit fysiek geweld gepleegd, wat bij mannelijke tbs’ers tegenwoordig uiterst zelden het geval is. Vrouwen zijn ook vaker first offender, voldoen minder vaak aan de diagnose van psychopathie en ze zijn ouder op het moment van veroordeling tot tbs. En dat zijn lang niet de enige sekseverschillen. Uit recent onderzoek komt naar voren dat vrouwen in de tbs lijden aan een complexe pathologie met zowel sterke externaliserende als internaliserende kenmerken. Bij mannen staan externaliserende kenmerken op de voorgrond, zoals een antisociale persoonlijkheid, verslaving, snel vijandig en agressief reageren, impulsieve uitbarstingen, geen rekening houden met anderen, zich onverantwoordelijk gedragen, en anderen manipuleren en uitbuiten.
Lijden aan het leven Vrouwelijke tbs-patiënten vertonen evenveel van die antisociale kenmerken als mannen, maar daarnaast hebben ze sterk internaliserende neigingen. Dit zijn verschijnselen waar men op de eerste
ARCHIE BARNEVELD
V R O U W E N Z I J N M E E R PA T I Ë N T DA N D E L I N Q U E N T
22 crimelink
plaats zelf last van heeft – angsten, depressies, traumatisering, slaapproblemen, gevoelens van onzekerheid en minderwaardigheid, neiging tot zelfverwonding, suïcidale neigingen. Internaliserende problemen zijn bij mannelijke tbs’ers ook te vinden, maar bij hen zijn ze minder frequent en minder heftig aanwezig. Men zou kunnen stellen dat vrouwelijke tbs-patiënten enerzijds zelf lijden aan het leven en aan de andere kant met hun antisociale gedrag het de omgeving extreem moeilijk kunnen maken. In psychiatrische termen is er meestal sprake van zware psychische problematiek, met name van een borderline persoonlijkheidsstoornis (zie kader). In de jeugd is er vaker dan bij mannelijke patiënten sprake van ernstig fysiek en seksueel misbruik. Victimisatie komt ook op oudere leeftijd veel voor. Kortom, hoewel ook mannelijke tbs-patiënten regelmatig ernstige psychische problemen hebben, vormen vrouwelijke patiënten toch een aparte categorie. Omdat het tbs-systeem op de eerste plaats gericht is op mannelijke patiënten, is de positie van vrouwen hierin in verschillende opzichten problematisch.
Laatste redmiddel Als veel vrouwelijke tbs’ers minder zware delicten gepleegd hebben, hoe komen ze dan terecht in een maatregel die voor zware, gestoorde misdadigers is bedoeld? Het gaat vaak om vrouwen die een uitgebreide hulpverleningscarrière doorlopen. Ze worden diverse malen opgenomen in de GGZ, maar deze hulp mislukt vaak, ofwel omdat men wegens agressief gedrag en regelovertredingen wordt verwijderd, ofwel omdat men het zelf niet volhoudt en de benen neemt. Het gebeurt daarnaast nogal eens dat deze vrouwen
diverse keren voor de rechter komen voor relatief kleine vergrijpen, bijvoorbeeld brandjes stichten waarbij geen slachtoffers vallen; vaak volgt dan een sepot vanwege hun psychische problemen. Ten langen leste komt dan het advies tbs op te leggen, ook als er feitelijk geen sprake is van een ernstig geweldsdelict. Het is een laatste redmiddel in de pogingen de problemen van deze vrouwen onder controle te krijgen. Immers, als men tot tbs is veroordeeld kan men niet meer zomaar uit de hulpverlening weglopen, en omgekeerd kan een tbs-instelling ook niet zeggen: deze patiënt is te lastig en houdt zich niet aan de regels, dus die behandelen we niet. Men is dus tot elkaar veroordeeld: de kliniek móet aan de slag met deze vrouwen, en omgekeerd moeten deze vrouwen ook iets met de behandeling, willen ze kunnen terugkeren in de maatschappij. Dit zijn in principe gunstige uitgangsvoorwaarden om tot een behandeling te komen.
Onderlinge besmetting Het gedrag dat een groot deel van deze vrouwen tijdens de eerdere hulpverlening heeft vertoond komt tijdens de uitvoering van de tbs uiteraard terug. Onvoorspelbaar, lastig en soms agressief gedrag en suïcidepogingen en – soms bizarre – pogingen tot zelfverwonding en -verminking zijn geen uitzondering. In een vroegere periode, ongeveer tot aan de laatste eeuwwisseling, waren er aanzienlijk minder vrouwen in de tbs dan heden ten dage. Zij werden, als zij in een tbskliniek zaten, behandeld in aparte vrouwenafdelingen. Deze afdelingen stonden bekend als bijzonder moeilijk. Je moest uit stevig hout gesneden zijn als hulpverlener om het hier vol te houden. Er was
tussen de tbs-patiëntes veel onderlinge besmetting met problematisch gedrag. Met name als een patiënte begon met zelfverwonding, soms op bizarre en excessieve wijze, volgden anderen ook. Dit vroeg het uiterste van de vaardigheden van de staf. Regelmatig werden ingrepen nodig geacht als separatie van een of meer patiëntes in een apart hiervoor ingerichte, stimulusarme ruimte om de groep weer tot rust te brengen. ‘Verdunning’ van de vrouwenproblematiek was dan ook een van de redenen waarom men er zo’n tien jaar terug de afdelingen gemengd is gaan maken. Een bijkomende overweging was dat het milieu in een tbs-kliniek niet meer dan nodig moet afwijken van de gewone maatschappij, waar vrouwen immers ook met mannen samenleven (en andersom). Uiteraard was het niet zo dat problematisch gedrag van vrouwelijke patiënten hiermee tot het verleden behoorde. Al is de kans op ‘besmetting’ kleiner, het is nog altijd zo dat zij gemiddeld veel vaker dan mannelijke patiënten ordeverstoringen en incidenten veroorzaken, automutileren en suïcidepogingen doen. Daarnaast brengt het gemengd behandelen weer andere problemen met zich mee. Onvermijdelijk bloeien in de gemengde afdelingen heteroseksuele relaties op. Aangezien tbs-patiënten burgerlijke vrijheden hebben, kan dat er zelfs toe leiden dat er wordt getrouwd. Het huwelijk vindt plaats in de kliniek als de patiënten geen verlof hebben om zich buiten de kliniek te bewegen. Het ontstaan van relaties is op zich niets bijzonders, het gebeurt overal waar mensen samenleven, ook in klinieken met alleen mannelijke patiënten. In het geval van heteroseksuele relaties kan zich echter de complicatie voordoen van zwangerschap met alle dilemma’s van dien. Maar niet alleen dat. De situatie kan ontstaan dat vrouwelijke patiënten onder sterke sociale druk komen te staan om een vriendje te hebben. Je telt niet mee als je geen relatie hebt. Vrouwen lopen zo de kans in hetzelfde soort schadelijke relaties met antisociale mannen terecht te komen als ze eerder in hun leven vaak gehad hebben. Met andere woorden, de situatie in de kliniek moet ook weer niet al te veel op de gewone maatschappij gaan lijken. Het beleid is daarom ontmoedigend en restrictief. Mannen en vrouwen mogen elkaar alleen zien in de openbare ruimtes en aanrakingen zijn te allen tijde strikt verboden.
‘Route’ naar het delict In een van de tbs-klinieken waar vrouwen worden behandeld is een wekelijkse vrouwengroep waar genderspecifieke onder-
crimelink 23
werpen aan de orde komen, zoals relaties, seksualiteit, kinderen. Het groepsaanbod is echter in principe gemengd. Voor de meeste behandelonderdelen, het verrichten van werkzaamheden, opleidingen, gedragstrainingen, groepsgesprekken, is dat geen probleem. Met bepaalde interventies kan dat echter wel het geval zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zogenoemde delictketengroep, een verplicht onderdeel van de behandeling. In een delictketengroep heeft men de opdracht om helder te krijgen hoe men tot zijn delict is gekomen. Enerzijds gaat het hierbij om factoren in de levensgeschiedenis, anderzijds om wat precies de ‘route’ naar het delict is geweest. Wat heeft hij of zij gedaan, gedacht en gevoeld in de aanloop naar het delict, tijdens het delict zelf en vlak daarna. De bedoeling hiervan is dat de patiënt zich bewust wordt van zijn of haar risicofactoren en van het delictproces, zodat hij of zij in de toekomst beter in staat is om delicten te voorkomen. Voor veel patiënten is de confrontatie met het eigen leven en het uitpluizen van het delict een moeizame aangelegenheid. Dit is met name zo voor vrouwelijke tbs-patiënten die in hun jeugd en later getraumatiseerd zijn door misbruik en mishandeling. De confrontatie hiermee is zwaar, zeker in het gezelschap van mannelijke patiënten. De patiënte kan hierdoor volledig uit haar evenwicht raken, gaan automutileren of agressief gedrag vertonen. Hierop volgt mogelijk separatie, wat soms ook een traumatiserende ervaring is. In dergelijke situaties werkt de behandeling dus averechts.
Meer patiënt dan delinquent
ARCHIE BARNEVELD
Een tbs-gestelde is zowel patiënt als delinquent. Men heeft doorgaans een ernstig delict begaan én men leidt aan een ‘gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke verstoring van de geestesvermogens’, zoals de wettelijke formulering luidt. Voor de ‘delinquentkant’ zijn directe beveiliging nodig en interventies die het risico op recidive doen afnemen, maar er is ook behandeling nodig van de psychopathologie. Het zowel patiënt als delinquent zijn geldt uiteraard zowel voor mannen als voor vrouwen in de tbs. Men kan echter wel stellen dat vrouwelijke tbs’ers, door hun complexe pathologie, verhoudingsgewijs meer ‘patiënt’ zijn dan hun mannelijke collega’s. In de praktijk heeft de veiligheid, de ‘delinquentkant’, in het beleid terecht de voorrang boven de patiëntkant. Een voorbeeld is het verlofbeleid. Verlof wordt voor een tbs-patiënt zeer langzaam opgebouwd. Eerst mag men alleen met beveiligers of met sociothe-
24 crimelink
rapeuten korte tijd de kliniek uit. In een latere fase mag men korte tijd alleen op stap, en in een weer latere fase mag men bijvoorbeeld, terwijl men tbs-patiënt blijft, buiten de kliniek in een GGZ-voorziening of in een resocialisatieafdeling wonen. Ontslag uit tbs volgt meestal pas als ook dat een tijd lang is goed gegaan. Een verlofaanvraag wordt gedaan als men er als ‘delinquent’ aan toe is, dus als men aan de voorwaarden voldoet, en als het risico op onttrekking als laag wordt ingeschat. Het feitelijke verlof gaat pas in als het door de nationale toetsingscommissie (ATV) is goedgekeurd en de gehele procedure is afgewerkt. De ATV kan de aanvraag ook afkeuren omdat men het risico op onttrekking toch te hoog vindt. Het beleid houdt dus in dat verlof wordt verleend op het moment dat men het risico als te managen inschat, en niet op het moment dat de tbs-gestelde er als ‘patiënt’ aan toe is; denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van het oefenen van bepaald gedrag in de buitenwereld, aan het voorkómen van hospitalisatie of aan de wenselijkheid van contact met partner of familie. Onder invloed van de enorme publieke en politieke ophef over incidenten en onttrekkingen van tbs’ers tijdens verlof is, zoals bekend, het verlofbeleid de laatste jaren aangescherpt. Een gevolg is wel dat de patiëntkant van de tbs’er hierdoor meer in de verdrukking komt. Een van de voorwaarden voor verlof is bijvoorbeeld dat men de delictketengroep heeft afgerond. Zoals we boven zagen kan dit vooral voor vrouwelijke patiënten een groot obstakel zijn. Verlof kan dan lang op zich laten wachten.
Borderline persoonlijkheidsstoornis Men spreekt van een ‘persoonlijkheidsstoornis’ als er sprake is van een star en duurzaam patroon van gedachten, gevoelens en gedragingen dat duidelijk afwijkt van cultureel bepaalde verwachtingen. Een borderline persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door sterke wisselingen in stemmingen, gedachten en gedrag. Symptomen zijn onder andere een chronisch patroon van instabiele en intense relaties met anderen, extreem zwartwitdenken over anderen, heftige impulsiviteit, zelfbeschadiging en pogingen tot zelfdoding, intense woede en moeite om boosheid te beheersen.
Cijfers over vrouwelijke ter beschikking gestelden Het percentage vrouwelijke patiënten in de tbs was in de jaren negentig vier. De laatste jaren is dit zeven. In 2010 waren er 138 vrouwelijke tbs-patiënten. Relatief neemt het aantal vrouwen in de tbs toe, omdat het percentage tbs-opleggingen aan vrouwen in 2009 en 2010 gestegen is tot 9,5. Vier tbs-klinieken in Nederland nemen vrouwen op. Vrouwen vormen daar tien tot twintig procent van de patiënten. Daarnaast is nog een klein aantal te vinden op forensisch psychiatrische afdelingen van psychiatrische klinieken. Officiële recidivecijfers van vrouwelijke ex-tbs’ers worden door het ministerie van Justitie niet verstrekt vanwege het kleine aantal. Onderzoek naar recidive van vrouwelijke ex-tbs’ers laat zien dat dit ongeveer een derde tot de helft is van de recidive bij mannen.
Female Additional Manual Een ander probleemgebied voor vrouwelijke tbs-patiënten is dat van de risicotaxatie. Het is tegenwoordig een goede gewoonte om het recidiverisico van een tbs-patiënt in te schatten met behulp van gestructureerde methoden in plaats van te vertrouwen op het klinische oordeel van deskundigen. Hiervoor zijn checklists in gebruik waarin ‘historische’ items zijn opgenomen (bijvoorbeeld delictverleden, verslaving, gedragsproblemen in de kindertijd), zogeheten klinische items die over huidig gedrag en houding gaan (motivatie, impulsiviteit, verantwoordelijkheid nemen voor het delict) en inschattingen van de maatschappelijke situatie en het functioneren bij einde tbs (dagbesteding, verwachte stress). Deze lijsten zijn ontworpen door onderzoek te doen bij mannelijke patiënten, en ze voorspellen voor mannelijke tbs’ers redelijk goed of men na de tbs weer tot gewelddadig gedrag zal overgaan. Voor vrouwelijke tbs-patiënten blijken deze instrumenten echter niet valide. Er is wel een aantal ‘historische’ factoren, bijvoorbeeld verslaving, fysiek geweld gepleegd hebben, en dit reeds op jonge leeftijd, die recidive redelijk voorspellen, net als bij mannen. Verder ligt het gezien de aanzienlijke sekseverschillen voor de hand dat
er voor vrouwen speciale risicofactoren gelden, bijvoorbeeld een verleden van prostitutie, zwangerschap op jonge leeftijd en relaties met criminele mannen. Voor het belang van deze factoren is echter nog weinig bewijs voorhanden. Verder is nog erg onduidelijk welke klinische factoren tijdens de behandeling relevant zijn om het recidiverisico te bepalen. Een onderzoek met het risicotaxatie-instrument HKT-30, waarin dertien klinische factoren zijn opgenomen, onder een klein aantal vrouwelijke ex-tbs’ers doet vermoeden dat lastig en ongemotiveerd gedrag tijdens de behandeling recidive eerder negatief voorspelt dan positief, terwijl er bij mannen wel van een positieve voorspelling sprake is. Het onderzoek naar recidive van vrouwen is bijzonder moeilijk door het lage aantal vrouwen in de tbs en het lage recidiverisico. Voor het bepalen van het recidiverisico wordt geleund op de registratie van nieuwe veroordelingen. Geweld van vrouwen is echter in veel gevallen onzichtbaar en subtiel van aard, en er wordt nog altijd vaak geen aangifte van gedaan. Hoewel er nog weinig duidelijk is over de risicotaxatie van vrouwen in de tbs, is er onlangs wel een instrument gepresenteerd, de FAM (Female Additional Manual), waarin aanvullende factoren zijn opgenomen die specifiek voor vrouwen gelden. Of het gebruik van dit instrument leidt tot een meer valide voorspelling zal nader onderzoek moeten uitwijzen.
Strenge procedures Een tbs-oplegging met verplichte verpleging kan voor een vrouw gunstig uitpakken als dit ertoe leidt dat ze loskomt uit een patroon van impulsief gedrag, criminaliteit, automutilatie, relaties met criminele mannen en mislukkende hulpverlening. De tbs lijkt echter meer op de antisociale persoonlijkheid van mannelijke dan op de borderline-problematiek van vrouwelijke patiënten te zijn ingesteld. De strenge procedures maken het moeilijk om flexibel om te gaan met de complexe stoornissen van vrouwelijke patiënten. De positieve kant van het relatief toenemende aantal vrouwen (zie kader) in de tbs is dat dit hopelijk leidt tot meer aandacht voor de positie van vrouwen in de tbs, meer onderzoek op dit terrein en een beleid dat meer rekening houdt met sekseverschillen. n
Dr. S. Lammers is psycholoog en onderzoeker. Na een loopbaan in de forensische psychiatrie is zij zelfstandig werkzaam en geeft zij onder meer trainingen risicotaxatie (www.risicotaxatie.nl)
crimelink 25
1964, met ingang van januari is tot commissaris van politie benoemd mej. Mr. T. de Jong
ANP
ANP
Het gebouw van de Telegraaf was in 1966 doelwit van demonstrerende bouwvakkers vanwege de in hun ogen onjuiste berichtgeving over de doodsoorzaak van bouwvakker Jan Weggelaar
G E H E U G E N E N G E W E T E N VA N D E A M S T E R DA M S E P O L I T I E
Tetje de Jong TEKST
MAARTEN HELL
Nooit droeg zij een uniform, maar dankzij haar scherpe geheugen en onverwoestbare werklust wist Tetje de Jong (1918-1999) op te klimmen tot de hoogste rangen van de Amsterdamse politie. In 1964 werd ze als eerste vrouw benoemd tot commissaris en twintig jaar later bracht ze het tot plaatsvervangend hoofdcommissaris. De Jong had grote invloed op het personeelsbeleid: geen sollicitant kwam in dienst zonder haar goedkeuring. Agenten die een misstap hadden begaan, vreesden haar toorn. 26 crimelink
T
de eerste vrouwelijke politiecommissaris
egenwoordig bestaat het regiokorps Amsterdam-Amstelland voor eenderde deel uit vrouwen. Rond 1970 schommelde het percentage nog rond de drie. In de tussenliggende periode is er zwaar gestreden voor gelijke rechten van mannelijke en vrouwelijke agenten. Pas sinds de jaren tachtig worden vrouwen toegelaten tot alle politieonderdelen, ook bij de macho’s van de bereden brigade en de mobiele eenheid. Vrouwelijke pioniers, zoals Tetje de Jong, moesten vechten voor hun positie, want de toenmalige gemeentepolitie was een gesloten mannenbolwerk. In de eerste decennia van de twintigste eeuw waren er al wel enkele vrouwen in dienst bij de Nederlandse politie, maar hun taken bleven beperkt tot de verkeersveiligheid en de jeugd- en zedenpolitie. Zij draaiden geen uniformdiensten, mochten geen wapen dragen en kwamen al helemaal niet in aanmerking voor leidinggevende functies. De eerste Nederlandse politievrouw, Dina Sanson, begon op 1 mei 1911 bij de Rotterdamse kinder- en zedenpolitie. Mannelijke korpsleden spraken smalend van de ‘kindermeisjesafdeling’, want het werk van de politievrouwen stak volgens hen schril af bij dat van de stoere bikkels in de uniformdienst.
Parmantige baretten Behalve bij de kinder- en zedenpolitie konden vrouwen al vroeg politiewerk verrichten als ‘assistentes’ in de arrestantenbewaarplaatsen. Om misverstanden en protesten te voorkomen, werden zij daar ingezet bij het fouilleren van vrouwelijke gevangenen. Een bekende assistente was J. Roos-Kerseboom, bijgenaamd Tante Jans, die de gevangenen op het Amsterdamse politiebureau aan het Leidseplein ook voorzag van koffie en een gezellig praatje. De hoofdstad was echter relatief laat met het aannemen van echte politievrouwen. Na de oprichting van het bureau Kinderpolitie, in 1920, begon daar de voormalige verpleegster C.M. van Ooy als eerste vrouwelijke inspecteur. Haar leidinggevende was een mannelijke hoofdinspecteur. Het nieuwe bureau Kinderpolitie controleerde op engeltjesmakerij, bestreed jeugdcriminaliteit en handhaafde de zedelijkheidswetgeving. De werkplek van de politievrouwen mocht niet lijken op een sober wijkbureau. Zo waren de kamers van de Kinderpolitie aan de Kloveniersburgwal ‘gezellig’ gemaakt met schilderijen, planten en bloemen. De vrouwelijke beambten bij de jeugd- en zedenpolitie waren
aanvankelijk onbewapend, want het dragen van een vuurwapen vond de korpsleiding niet vrouwelijk. Wel hadden sommige dames een fluitje of alarmtrompetje bij zich, om in noodgevallen de hulp van hun mannelijke collega’s in te roepen. Pas in 1954 deden de eerste acht geüniformeerde vrouwelijke agenten hun intrede bij de Amsterdamse politie, een jaar nadat Heerlen de eerste politievrouwen had aangenomen. Zij droegen parmantige baretten en moesten zich vooral bezighouden met verkeersveiligheid en zaken waarbij vrouwen en kinderen betrokken waren. De ongewapende politievrouwen moesten wel oefenen in schietvaardigheid en in de jaren zeventig werden de meeste vrouwelijke agenten met straatdienst eindelijk uitgerust met een vuurwapen.
Typiste tijdens WO II Vrouwen in leidinggevende functies waren schaars binnen het Nederlandse politieapparaat. Meestal stond er een man aan het hoofd van de afdelingen waar vrouwen werkten, maar er waren uitzonderingen. Vóór de oorlog werd de kinderpolitie in Den Haag geleid door een vrouw, die slechts verantwoording verschuldigd was aan
crimelink 27
KORPSBLAD 1990 / POLITIE AMSTERDAM
Persoonsdossier Tetje de Jong
POLITIE AMSTERDAM-AMSTELLAND
MAARTEN HELL
KORPSBLAD 1990 / POLITIE AMSTERDAM
Tetje de Jong in 1990
Agentes in nieuw uniform (jaren 60, datum onbekend)
Tetje op de schietbaan (begin jaren 50)
de korpschef. In Amsterdam bracht de oud-verpleegster Meta Kehrer het in 1926 tot hoofdinspecteur bij de kinderpolitie. Kehrer zette zich in voor de rechtspositie van politievrouwen. Vrouwen konden ook als schrijfsters en typistes in dienst komen bij de politie. Op deze manier begon Tetje de Jong in 1943 aan haar bijzondere carrière bij de Amsterdamse politie. Na het behalen van haar gymnasiumdiploma was De Jong rechten gaan studeren aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. Al tijdens haar studie toonde zij enige interesse in criminaliteit; ze volgde een bijvak criminologie en een cursus bij de befaamde forensisch scheikundige Christiaan Jacobus van Ledden Hulsenbosch. Tijdens de Tweede Wereldoorlog weigerde Tetje de Jong de loyaliteitsverklaring aan de Duitse bezetter te tekenen. Vanwege deze weigering mocht ze geen colleges meer lopen. Omdat er toch brood op de plank moest komen, reageerde ze op een advertentie in De Telegraaf waarin een typiste bij de gemeentepolitie werd gezocht. De Jong werd aangenomen en was nu – als ambtenaar – wel bereid een loyaliteitsverklaring te tekenen, evenals de beruchte ariërverklaring. De rol van de Amsterdamse politie in de Tweede Wereldoorlog is op zijn zachtst gezegd omstreden, of in de woorden van vertrekkend hoofdcommissaris Bernard Welten zelfs ‘een dieptepunt voor ons korps’. Op één agent na – inspecteur Jan van den Oever – werkte het gehele korps mee aan het oppakken en wegvoeren van joden. Toen Tetje de Jong in dienst kwam bij de Amsterdamse politie, was de ‘foute’ burgemeester Voûte waarnemend politiepresident. Volgens De Jong zaten er op haar werkplek – de typekamer – echter weinig overtuigde nationaal-socialisten. Haar directe chef van de bestuursdienst, commissaris Mouwen, werd zelfs gezien als ‘jodenvriend’. Omdat zij goed kon formuleren, mocht De Jong de dagrapporten schrijven: samenvattingen van alle berichten van de verschillende
28 crimelink
politieafdelingen. Op deze manier leerde ze de Amsterdamse politiepraktijk goed kennen. Als bijbaantje mocht ze de bibliotheek beheren.
Kordaat maar opvliegend Na de bevrijding is het Amsterdamse politieapparaat nauwelijks gezuiverd. Agenten die aan de jodenvervolging hadden meegewerkt, bleven gewoon in dienst. Collaborerende burgers konden echter een bezoek verwachten van de Politieke Opsporingsdienst (POD), onder leiding van voormalige politiemensen. Tetje de Jong ging bij de POD District Amsterdam aan de slag als rechercheur en werd later adjunct-hoofd van haar afdeling. Ze beschikte over een rijbewijs en reed met de donkerblauwe Plymouth van haar vader door het land om collaborateurs op te sporen. Na de opheffing van de POD, in 1946, kon ze bij de Vreemdelingendienst aan de slag. Hier werd ze achter het bureau vandaan geplukt door hoofdcommissaris Kaasjager, die haar vroeg om inspectrice te worden. Op aanraden van haar vader pakte ze eerst haar studie rechten weer op: tijdens een studieverlof van negen maanden behaalde ze de meestertitel. Op het bureau Hoofdcommissaris, later de Beheersdienst, begon Tetje de Jong aan haar glansrijke carrière. In beoordelingsrapporten wordt zij omschreven als ‘flink en kordaat’ met een ‘helder verstand’ en een uitstekend inzicht in mensen en zaken. Een minpuntje was haar opvliegende karakter: ‘Maakt van haar hart geen moordkuil, is zeer impulsief en kan zich dan door plotseling opkomende indrukken wel eens laten neerdrukken.’ Ook nam ze nu en dan te veel werk mee naar huis, zo oordeelde haar leidinggevende. Die ambitieuze houding wierp wel haar vruchten af. Toen De Jong in 1955 werd bevorderd tot hoofdinspectrice,
passeerde ze verschillende mannelijke collega’s die tegelijk met haar inspecteur waren geworden. Dat schoot sommige korpsleden in het verkeerde keelgat. Een van hen, de latere commissaris Koppejan, ging zelfs in beroep tegen haar bevordering, maar zonder succes.
Bevorderd tot commissaris Een van de onderdelen van haar dagelijks werk was het lichten van het doopceel van sollicitanten bij de politie. Naast het controleren van antecedenten nam De Jong deel aan de selectiecommissies van de politieopleidingen. Omdat zij langs administratieve weg de politie had leren kennen, voelde ze zich nu en dan onzeker in haar werk. Ze vond zichzelf tekortschieten in praktische vakkennis, zo biechtte ze later op in een interview. ‘Als de voorzitter van de politiebond binnenkwam zat ik met water in mijn handen. Want die man was me qua kennis ver de baas.’ Haar chef zag hierin echter geen enkel bezwaar: op 1 januari 1964
Nordholt in de kroeg Een van de sollicitanten die langs Tetje de Jong moesten was de latere hoofdcommissaris Eric Nordholt. In het tijdschrift Ons Amsterdam (2004) bekent hij zonder haar hulp nooit bij de politie te zijn binnengekomen. ‘Ik speelde namelijk in een dansorkest en bezocht kroegen, dat past niet echt in het profiel van een politieman. Dankzij Tet kwam ik door het landelijk antecedentenonderzoek. “Ik vond het zo leuk dat je in een bandje speelde. Weer eens wat anders”, vertelde ze jaren later.’
werd zij door hoofdcommissaris Van der Molen zelfs bevorderd tot commissaris, waarmee ze opnieuw enkele mannen voorbijstreefde. Het bericht over de benoeming van de eerste vrouwelijke commissaris haalde de landelijke pers en inspireerde zelfs tot een flauwe cartoon. De jaren na De Jongs aanstelling tot commissaris behoren tot de rumoerigste uit de Amsterdamse naoorlogse politiegeschiedenis. De repressieve aanpak van de rebelse Provobeweging sorteerde weinig effect en de verstoringen van het huwelijk van Beatrix en Claus en de gewelddadige bouwvakkersrellen van 1966 legden een pijnlijke gezagscrisis bloot. De Commissie Enschede onderzocht de ordeverstoringen en concludeerde dat de driehoek jammerlijk gefaald had. Verantwoordelijk hoofdcommissaris Van der Molen moest het veld ruimen en een jaar later volgde burgemeester Van Hall. Commissaris De Jong bleef buiten schot. Zij was weinig onder de indruk van alle gebeurtenissen, zegt ze in 1990 in het korpsblad. ‘Voor mij was het allemaal niet veel meer dan werk. Ik fungeerde als een soort duizendpoot. Van der Molen was een oud-marechaussee, recht door zee. Ik vond en vind hem eerlijk en waardig. Toen hij weg moest, heeft hij dat niet eens verteld, dat strookte niet met zijn waardigheid.’
Naggen en dalven In 1972 werd Tetje de Jong hoofd Beheersdienst, een gewichtige functie waarin zij verantwoordelijk was voor personeel, organisatie en financiën. Sindsdien maakte ze ook deel uit van de Amsterdamse korpsleiding. ‘Ze was op de hoogte van het doen en laten van het gehele korps en bemoeide zich met veel dingen, ook met zaken waarmee ze zich niet zou moeten bemoeien’, zegt voormalig hoofd personeelszaken Piet van Dijk. Werving en selectie vonden
crimelink 29
indertijd plaats op één dag: ’s morgens kregen de sollicitanten een psychologische test en tussen de middag de medische keuring en een gesprek met een kleine commissie van P&O. Volgens Mariëtte Christophe, in 1971 een van de eerste meisjes op de politieacademie en later de tweede vrouwelijke commissaris, heeft De Jong een doorslaggevende invloed gehad op de samenstelling van het Amsterdamse korps. ‘Als zij een veto over iemand uitsprak, dan werd die persoon het niet. Ze is bij alle belangrijke benoemingen betrokken geweest, ook van leden van de korpsleiding.’ Ook op politiepersoneel dat al in dienst was hield De Jong scherp toezicht. Christophe: ‘Ze had alles in de gaten en onthield alles, ook al waren er toen al drieduizend korpsleden. In die tijd was de woningnood groot en als je een huis nodig had, dan moest je Tetje spreken. Die wist dan nog dat een diender twee jaar eerder was verloofd geweest én hoe die verloofde heette. Dat gaf bij veel uitvoerenden het gevoel dat zij gezien werden.’ De Jong kon echter flink uithalen als een agent buiten zijn boekje ging. Met vergoelijkende termen als ‘naggen’ en ‘dalven’ hoefde je bij haar niet aan te komen, zo weet De Jongs secretaresse Vera Kalf zich te herinneren. ‘Ze werd woest als agenten over de schreef gingen. Als zo iemand dan een afspraak met haar had, wachtte die in mijn kamertje. Daar heb ik doodzenuwachtige mensen zien zitten, die wisten dat de toorn over hen zou komen. Maar na de bestraffing ging Tet de Jong weer over tot de orde van de dag; ze droeg je de misstap niet de rest van je leven na.’
Corruptie bij de recherche De Jong was voorstander van meer vrouwen in het korps en probeerde dat in het personeelsbeleid te bewerkstelligen. Volgens oud-
30 crimelink
NEDERLANDS POLITIEMUSEUM
NEDERLANDS POLITIEMUSEUM
1930, De eerste vrouwen bij de politie werkten uitsluitend bij de kinder- en zedenpolitie. Hun kantoren hadden het aanzien van een huiskamer om kinderen op hun gemak te stellen
1955 – 1959. Vrouwelijke politiebeambten op het hoofdbureau van politie te Amsterdam
personeelschef Piet van Dijk was dat niet altijd even eenvoudig. ‘De eerste vrouwen mochten geen pistool dragen en nachtdiensten draaien was er helemaal niet bij. Toen de eerste vrouwelijke agenten de executieve nachtdienst in gingen, aan bureau Overtoom, liet ik ze bij me komen. “Als er ook maar iets is waartegen jullie aanlopen, dan moeten jullie mij dat laten weten”, zo ging dat toen. Ook Tetje werd nooit helemaal geaccepteerd door de hoofdcommissaris, Piet Jong. Formeel wel, maar diep in zijn hart niet.’ Mariëtte Christophe behoorde in1971 tot de eerste groep jonge vrouwen die de volledige geïntegreerde opleiding tot leidinggevende bij de politie kregen. Na haar opleiding kwam ze na haar periode als wachtcommandant al snel onder de hoede van ‘juffrouw’ De Jong. ‘Ze wilde zuinig op mij zijn. Achttien maanden lang heb ik bij de dienst personeelszaken gewerkt, waardoor ik de organisatie goed leerde kennen. Tetje viel op door haar werklust en snelle praten, met haar karakteristieke hoge stem. Ze had altijd grote tassen bij zich en werkte tot zeven uur ’s avonds. Dan gingen die tassen vol mee naar huis.’ Na haar leertijd bij de Beheersdienst werd Christophe in 1978 gepromoveerd tot leidinggevende over een recherchegroep. Daar ondervond ze hoe vrouwen bij de politie moesten strijden voor hun positie. ‘Een jonge vrouw van 26 jaar die leiding moest geven aan 22 Baantjers! Het waren drie barre jaren, want je werd niet serieus genomen. De enige vrouw, de jongste en ook nog de baas. Dat konden de meesten van mijn groep niet trekken. Als mannen onder mekaar kun je bij een conflict nog een pilsje met iemand pakken om iets op te lossen, maar dat zou bij mij nooit geaccepteerd zijn. Ik stelde vast dat er veel gesjoemeld werd, bijvoorbeeld met overwerkstaten en maaltijdvergoedingen. Er was zelfs corruptie in mijn team. Die corrupte agenten in mijn team heb ik, met hulp
van het hoofdbureau, wel stevig aangepakt. Je hoort altijd over de successen van de corruptie-aanpak in de Warmoesstraat, maar veel van die collega’s moesten op last van de rechter in dienst worden teruggenomen. De “foute” rechercheurs van mijn groep zijn definitief ontslagen.’
Tranen en erkenning Als hoofd Beheersdienst was Tetje de Jong ook lid van de korpsleiding. De korpsleiding bestond verder uit de hoofdcommissaris en het hoofd van de executieve dienst. Bij het stafoverleg op maandagmiddag in gebouw De Eenhoorn werd het haar soms te veel, zegt oud-secretaresse Vera Kalf. ‘Dan kwam ze om half vijf terug met tranen in de ogen. Hadden ze weer een kat uitgedeeld of haar niet serieus genomen, want het was een echte mannenwereld.’ Vanaf 1974 was Tetje de Jong ook plaatsvervangend hoofdcommissaris. Bij afwezigheid van de hoofdcommissaris nam zij dus namens hem de beslissingen. In die hoedanigheid deed ze ook het ‘driehoeksoverleg’, met burgemeester en hoofdofficier, zodra er in de stad iets aan de hand was. Volgens Mariëtte Christophe is De Jong weliswaar ‘onzichtbaar’ in de korpsgeschiedenis, maar heeft zij achter de schermen veel voor elkaar gekregen, onder meer dankzij haar uitstekende contacten op het stadhuis. ‘Aan het begin van de jaren zeventig had het Amsterdamse korps te maken met stijgende criminaliteit, rellen en RAFterreur. Zij zorgde ervoor dat alles te betalen was, dat er voldoende materialen waren en dat er bijvoorbeeld brand- en traangaseenheden kwamen. Tet heeft daarover haar woordje gedaan en felle discussies gehad met de korpsleiding. Ze was een erudiete vrouw met groot talent. Ze heeft harten veroverd, maar kon ook heel streng zijn. Soms reageerde ze emotioneel en schold ze mensen uit,
maar dan wel op een beschaafde manier. Toch bleef er dan weinig meer over van die sterke mannen.’
Geen smetje In het persoonsdossier van Tetje de Jong is het lang zoeken naar een smetje op haar blazoen. Tussen alle loftuitingen over haar werkijver, geringe absentie – vijf dagen ziekteverlof gedurende haar gehele diensttijd – en verdiensten voor de Amsterdamse politie ligt er één rapport over een door haar veroorzaakt verkeersongeval. Op maandagavond 28 december 1970 reed haar chauffeur haar naar de woning aan de Cornelis Krusemanstraat nr. 4, waar Tetje samenwoonde met haar zuster. Bij het openslaan van het portier raakte zij een van rechts passerende bromfietser. Bestuurder noch brommer liep hierbij schade op, zodat ook dit incident het beeld van de onkreukbare politievrouw niet zal schaden. In 1977 kreeg De Jong van hogerhand erkenning voor haar werk voor de politie: ze werd benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Een jaar later ging ze met pensioen, maar bleef zij actief als lid van de politieklachtencommissie en voorzitter van de Stichting Reservepolitie Amsterdam. Enkele jaren na haar pensionering overleed haar zuster en later werd bij haar zelf borstkanker geconstateerd. De Jong overwon de ziekte en vond daarna een levenspartner, haar neef Goffe Miedema. Ze trouwden en beleefden nog een aantal gelukkige jaren in Drachten. Op 21 januari 1999 is zij daar overleden. n
Met dank aan Guus Meershoek, Mariëtte Christophe, Piet van Dijk en Vera Kalf-Müller voor het delen van hun herinneringen aan Tetje de Jong
crimelink 31
TH EM A
H E T F E M I N I S T I S C H P E R S P E C T I E F O P D E E M A N C I PAT I E VA N D I E R E N M I L I E U
Normen over afwijkend respectievelijk strafbaar gedrag zijn door de tijd onderhevig aan verandering. Zo hebben feministische bewegingen grote invloed gehad op het denken over seksueel en huiselijk geweld. Vanuit diezelfde hoek is ook een aanzet gegeven voor de emancipatie van dieren en milieu. TEKST
JANINE JANSSEN
D
e gedachte dat dieren en mensen bepaalde ervaringen delen behoort niet tot het exclusieve domein van bepaalde hedendaagse feministen. Zo wordt er al lange tijd nagedacht over de vraag of er een relatie bestaat tussen geweld van mensen tegen dieren en intermenselijk geweld. Ideeën daarover zijn zo oud als de weg naar Rome. Thomas van Aquino opperde dit al in de dertiende eeuw. Immanuel Kant veroordeelde het mishandelen van dieren omdat hij beducht was dat dit zou leiden tot een verharding in de omgang met mensen. Kant was tegen deelname van slagers aan het Engelse jurysysteem; omdat deze beroepsgroep wreed tegen dieren was, zou het hun aan de nodige menselijkheid ontbreken. De filosoof John Locke hield er wat slagers betreft dezelfde zienswijze op na als Kant. Locke vroeg verder ook aandacht voor kinderen die zich schuldig maakten aan dierenmishandeling, omdat hij vreesde dat als kinderen dit gedrag niet werd afgeleerd, zij later met weinig compassie hun medemensen tegemoet zouden treden. Toen in de negentiende eeuw de eerste dierenbeschermingsverenigingen het licht zagen, speelde daarbij zowel het beschermen van dieren als van mensen tegen geweld een belangrijke rol. De Belgische criminologe Geertrui Cazaux stelt dat de strijd tegen wreedheid jegens dieren vooral was ingegeven vanuit een paternalistisch, pedagogisch motief. Achterliggende gedachte was vaak dat betere en ‘humanere’ behandeling van dieren een verfijning van de intermenselijke omgangsvormen teweeg kon brengen. In de laatste 25 jaar van de twintigste eeuw is deze bevoogdende benadering van dieren meer op de achtergrond geraakt.
Menselijke dieren Tal van denkers zijn gaan pleiten voor een benadering waarin het beschermen van en opkomen voor dieren niet zozeer als een pedagogische plicht van mensen wordt gezien, maar dieren an sich de moeite van het beschermen waard worden gevonden. Cazaux schrijft daar overtuigend en zeer gedetailleerd over. Zo staat zij kritisch tegenover het gebruik van de woorden ‘mens’ en ‘dier’. Mensen zijn uiteraard ook dieren, maar in het dagelijkse taalgebruik worden met dieren alleen niet-menselijke dieren bedoeld. Van het adjectief ‘niet-menselijk’ is zij bovendien ook
32 crimelink
WARNERS BROS
Meer veiligheid voor fauna en flora
Michelle Pfeiffer als Catwoman in Batman Returns
niet gecharmeerd. Zij vindt dat antropocentrisch, in die zin dat de mens zichzelf als uitgangspunt neemt en daarmee weinig oog heeft voor de rijkheid en verscheidenheid in de totale wereld van flora en fauna. Om die reden stelt ze voor om te spreken over ‘animals other than human animals’, in goed Nederlands: andere dan menselijke dieren. Maar dit terzijde, terug naar de cruelty link. Tegenwoordig mag onderzoek op dit gebeid zich in een grote belangstelling verheugen. Globaal kan dat aandachtsveld in twee richtingen worden verdeeld. In de eerste plaats wordt nagedacht over de mate waarin geweld tegen dieren als voorspeller geldt voor geweld tegen mensen in latere fasen van de levensloop. Een populair thema in dit verband is dan ook het levenspad van seriemoordenaars. In de tweede plaats wordt met name in het kader van huiselijk geweld het geweld tegen huisdieren nader belicht. Huisdieren maken immers ook deel uit van het gezinsleven. Uit onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat plegers van huiselijk geweld huisdieren (dreigen te) mishandelen om andere gezinsleden onder druk te zetten of te straffen.
Dierlijke vrouwen Hoewel bij huiselijk geweld vooral vrouwelijke slachtoffers in beeld komen – waarmee overigens niet gezegd is dat vrouwelijke daders of mannelijke slachtoffers niet zouden voorkomen – richt het hedendaagse onderzoek op het terrein van de cruelty link zich niet specifiek op vrouwen. Hoe zien feministen dan die verbondenheid tussen de positie van dieren en vrouwen in de samenleving? De antropologe Barbara Noske heeft dat helder beschreven in haar boek Mens en dier: Vriend of vijand? uit 1988. Zij legt uit dat mede door de opkomst van de moderne wetenschap ‘vrouwen steeds meer geassocieerd werden met natuur terwijl mannen juist geassocieerd werden met cultuur, de menselijke verovering van de natuur en met beschavingsprocessen. Lang voordien was de westerse mens al begonnen de cultuur hoger te waarderen dan de natuur, zodat vrouwen uiteindelijk als inferieur aan mannen werden beschouwd. Op grond van de activiteiten die zij met (vrouwelijke) dieren gemeen hebben werden vrouwen de verpersoonlijking van de continuïteit tussen dier en mens.’ Noske merkt terecht op dat mannetjesmensen ook veel gemeen hebben met
andere mannetjesdieren, maar op de een of andere manier gaan we vrij gemakkelijk aan dergelijke parallellen voorbij.
Jagende mannen Die nadruk op mannelijke activiteiten als zege voor de mensheid blijkt ook uit theorieën die sterk focussen op de rol van de man als jager. Aanvankelijk werd gedacht dat fysiek sterke mannen fragiele vrouwen aan zich bonden door het simpele feit dat ze door de jacht eten mee naar huis namen. Later werd dat denken iets meer genuanceerd door te veronderstellen dat mannen tijdens de jacht met elkaar leerden samenwerken, communiceren en allianties aangingen. Mannen werden zo dominant dat vrouwen verwerden tot ruilobjecten. Wie deze lijn van denken verder volgt stelt dus dat mannen de economie en het kerngezin schiepen. Zij zijn met andere woorden ‘cultureel actief’. In dit androcentrische scenario is geen plaats voor actief handelende vrouwen, zij horen bij de natuur en dus bij de dieren. Noske legt uit dat door de invloed van dit soort gedachten bij veel feministen een wat zij noemt ‘anti-dier-reactie’ is ontstaan. ‘Zij zijn gaan geloven dat (…) de continuïteit tussen vrouw en dier de belangrijkste boosdoener is in de onderdrukking van vrouwen. En indirect hebben zij gelijk.’ In dit verband wijst de antropologe erop dat vrouwen dikwijls zijn gediscrimineerd op grond van alles wat ook in dieren wordt aangetroffen, variërend van lichaamslengte, de verzorging van hun kroost tot en met de menstruatie. Van dat laatste schetst Marlies Ott in 1985 een fraai staaltje in haar onderzoek Assepoesters en kroonprinsen naar de minderheidspositie van vrouwelijke agentes en mannelijke verplegers: aan Haagse en Amsterdamse agentes die graag bij de hondenbrigade wilden werd verteld dat dat geen goed idee was, omdat de honden niet zouden luisteren naar een vrouw die ongesteld is.
heid, zoals antropocentrisme, dat wil zeggen het centraal stellen van de mensen en de objectivering van dieren en natuur. Dieren en natuur zijn namelijk géén rekwisieten en decorstukken om het leven van mensen op te leuken. Flora en fauna hebben een eigen bestaansrecht. Hiermee komen we op het terrein van het ecofeminisme. Die term werd gemunt door Françoise d’Eaubonne in de jaren zeventig van de vorige eeuw en met name door Amerikaanse feministen overgenomen. De milieufilosofe Karen Warren heeft in de jaren tachtig vier uitgangspunten beschreven die zij min of meer als randvoorwaarde ziet om van ecofeminisme te kunnen spreken: er is sprake van een verband tussen onderdrukking van vrouwen en onderdrukking van de natuur; door een analyse van het patriarchaat kunnen ecofeministen aantonen hoe de onderdrukking van de natuur aansluit bij andere patriarchale vormen van oppressie zoals racisme, seksisme en uitbuiting van bepaalde klassen; kritiek op het patriarchaat dient voort te komen uit ecologische motieven, want in een gezond ecologisch systeem draait het om diversiteit; en tot slot dient de milieubeweging een feministisch perspectief aan te nemen. Een waterdichte definitie is dat uiteraard niet, en de praktijk leert dat er nogal wat ‘stammenstrijd’ speelt. Zo zijn er bijvoorbeeld denkers die weliswaar actief zijn op het terrein van de door Warren beschreven thema’s, maar die niet onder de vlag van de ecofeministen willen varen. Het is te simpel om al die discussies lacherig af te doen als oppervlakkige ‘etikettenpakkerij’. Daarvoor zijn deze en andere debatten op dit brede veld te boeiend, mede vanwege hun originaliteit. Een voorbeeld: in 1990 verscheen The Sexual Politics of Meat van Carol Adams. In dit boek beschrijft zij banden tussen het patriarchaat, het doden van dieren en het eten van vlees. Uit haar eigen analyse trekt zij vervolgens de conclusie dat feministen en vegetariërs elkaar de hand kunnen reiken. Een andere ecofeministe, Val Plumwood, komt echter met interessante kritiek. Is hier niet sprake van een ‘feminisme van de kritiekloze omkering’? vraagt zij zich af. Houdt de bewering stand dat gelijk slachtofferschap ook leidt tot solidariteit of een gezamenlijke strijd voor verbetering?
Verrijking van de criminologie
Ecofeminisme
Het soort vragen dat Plumwood stelt is van grote criminologische waarde. En er zijn ongetwijfeld nog meer schatten te vinden in deze literatuur. Serieuze bestudering zou dan ook een verdere impuls kunnen geven aan de ontwikkeling van de groene criminologie in Nederland. Tot op heden is de Nederlandse criminologie buitengewoon antropocentrisch gebleken en zijn bijvoorbeeld dieren niet of hooguit stiefkinderlijk behandeld. Als ze al in beeld komen, dan toch vooral als ‘(lekker) ding’. Dat lot viel in deze wetenschap ook lange tijd vrouwen ten deel. Maar door de feministen nog eens na te lezen komt er hopelijk wat meer aandacht voor de ethiek rond dier en milieu. n
Wie serieus wil nadenken over de wereld die hem of haar omringt, doet er uiteraard goed aan om vertroebelde waarneming in androcentrische zin, zoals hiervoor beschreven, te bestrijden. Maar dat alleen is niet voldoende als serieus zelfonderzoek niet leidt tot de bestrijding van andere vormen van vooringenomen-
Janine Janssen is hoofd onderzoek van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld voor de Nederlandse politie en als docent criminologie tevens verbonden aan de VU te Amsterdam. Ze publiceert regelmatig over de positie van dieren in de criminologie
crimelink 33
TH EM A
TREITEREN, LESJE LEREN,
VOOR SCHUT ZETTEN...
Zedendelinquente meisjes doen het niet om de seks
TEKST
Twee jaar geleden schreef Crimelink over volwassen vrouwen die zedenmisdrijven plegen. Meisjes doen dat ook, maar daar was toen nog niet veel over bekend. Daarom nu een update naar aanleiding van recent onderzoek.
is ook al beschreven in ander onderzoek. Het tweede subtype ‘verwerkte’ eigen ervaringen van seksueel misbruik in het delictgedrag. Zij misbruikten vaak eigen broertjes, zusjes of vrienden. Het derde subtype kenmerkt zich door de aanwezigheid van ernstige psychopathologie, trauma’s die onder meer veroorzaakt zijn door vroege ervaringen met seksueel misbruik en verwaarlozing en een grote aanwezigheid van psychopathologie in het gezin. Het misbruik dat door het meisje zelf wordt gepleegd heeft vaak een ernstige en vergaande aard.
MIRIAM WIJKMAN
Problematisch gezin
V
Het onderzoek van Mathews en anderen is gebruikt als achtergrond om te onderzoeken wat voor typen jeugdige vrouwelijke zedendelinquenten er in Nederland zouden bestaan. Op basis van justitiële documentatie (strafbladen) en strafdossiers zijn in 2011 de zaken van 66 meisjes (tussen de twaalf en achttien jaar) onderzocht die veroordeeld zijn voor een hands-on zedendelict, zoals aanranding en verkrachting. Als we de groep meisjes als een geheel bekijken, kunnen we vaststellen dat bijna zeventig procent op school of met ouders traumatische ervaringen heeft gehad. Veel meisjes komen uit een problematisch gezin (delinquentie, alcoholen drugsgebruik en geweld tussen de ouders onderling) en hebben relatief veel mishandeling, seksueel misbruik en verwaarlozing meegemaakt. De meisjes plegen het delict in de meerderheid (zestig procent) van de gevallen met een andere (meestal mannelijke) dader samen. Hier zien we meteen een groot verschil met mannelijke zedendelinquenten, die het delict juist in de meerderheid van de gevallen alleen plegen. Ook plegen meisjes het delict veel vaker samen met een leeftijdsgenoot dan volwassen vrouwen, die het delict eerder met hun echtgenoot of partner plegen. Het gemiddelde slachtoffer is een meisje van dertien jaar dat een
eel onderzoek naar zedendelinquentie betreft (jeugdige) mannelijke zedendelinquenten. Sinds begin jaren negentig is er echter steeds meer aandacht gekomen voor vrouwen die zedendelicten plegen. Een groep waar tot op heden nog weinig aandacht aan is besteed, zijn meisjes die zedendelicten plegen. Voor dit hiaat in kennis is een aantal vermoedelijke oorzaken aan te wijzen. Ten eerste plegen meisjes (veel) minder zedendelicten dan jongens. In 2009 waren 3200 zedendelinquenten geregistreerd als verdachte bij de politie: 672 (21 procent) daarvan waren minderjarig en slechts elf daarvan waren meisjes. Uit onderzoek naar volwassen vrouwelijke zedendelinquenten blijkt dat de daders vaak slachtoffers maken die relatief jong zijn of op een andere manier in een zwakke positie verkeren. De slachtoffers zijn vaak niet in staat om aan te geven wat hun is overkomen omdat ze nog niet kunnen praten of beperkte intellectuele vermogens hebben. Hierdoor zal het misbruik vaak niet aan het licht komen.
Drie typen daders
34 crimelink
Velerlei motieven We hebben geprobeerd de motieven van de daders voor het plegen van het delict uit de strafdossiers te destilleren. Deze motieven zijn gebaseerd op verklaringen van de dader en het slachtoffer en de meningen en impressies die door de politie, het OM en soms de klinische onderzoekers zijn gerapporteerd. Aangezien de mening van de dader vooral is verkregen nadat zij het delict heeft gepleegd, zal er rekening moeten worden gehouden met gebruik van neutralisatietechnieken, zodat de dader de verantwoordelijkheid voor het delict niet hoeft te dragen. Uit deze dossiers bleek dat er ook bij jeugdige vrouwelijke zedendelinquenten sprake is van veel variatie in het soort daders. Zo vonden we bijvoorbeeld een grote groep daders met zogeheten emotiedisregulatie-problemen. Hierbij kan worden gedacht aan meisjes die wraak willen nemen op een vrouwelijke kennis omdat ze een relatie heeft met een ex-vriend, of meisjes die het leuk vinden om andere mensen voor schut te zetten. Zoals reeds vermeld was er ook een groep daders die het delict samen met iemand anders hebben gepleegd. Deze daders geven aan dat zij het vooral hadden gedaan omdat ze bang waren voor hun mededaders, of dat ze niet goed wisten waarom ze het hadden gedaan en dat ze er door de mededaders in mee waren gesleurd. Hierbij kan gedacht worden aan jongeren die andere kinderen op straat lastigvallen en achteraf niet goed weten waarom ze erin mee zijn gegaan. De andere groepen bestaan onder meer uit daders die hebben aangegeven dat ze het delict hebben gepleegd omdat ze daar zelf op de een of andere
manier van konden profiteren. Deze daders konden er bijvoorbeeld financieel beter van worden door op te treden als pooier, of ze pleegden het delict omdat ze zelf bepaalde seksuele wensen hadden die ze wilden uitvoeren. Zij hebben hun eigen gewin en belang dus boven het belang van het slachtoffer gesteld. Ten slotte waren er ook meisjes die het delict hebben gepleegd omdat ze nieuwsgierig waren naar seksualiteit in het algemeen. Deze groep komt het duidelijkst overeen met de groep zoals gevonden door Mathews en anderen. De daders in deze groep zijn relatief jong en zijn vooral erg nieuwsgierig naar algemene seksuele ervaringen. De meisjes weten niet goed hoe ze zich seksueel moeten gedragen en gaan daardoor seksueel agressief gedrag vertonen. Ze overschrijven als het ware de grens van het toelaatbare seksuele experimenteergedrag.
Verschillen met mannelijke daders Uit onze analyses van de strafdossiers blijkt dus ten eerste dat we, net zoals bij mannelijke zedendelinquenten, niet kunnen spreken van dé zedendelinquent. Er zijn grote verschillen in de motieven die de meisjes hebben voor het plegen van het delict. Voorts zagen we de veelvuldige aanwezigheid van mededaders. Het hebben van een mededader kan een rationele keuze zijn, of zelfs noodzakelijk om het delict op de juiste manier tot uitvoering te brengen. Het lijkt er echter op dat de aanwezigheid van mededaders bij meisjes meer van concrete en praktische aard is dan bij jongens. Uit het onderzoek van Daphne Looije en anderen (2004) kwam namelijk naar voren dat jongens die groepszedendelicten plegen dat vooral doen vanwege het kunnen hebben van seks, en omdat het voor hen een grote ‘entertainment’-waarde heeft om het in een groep te doen. Dit laatste brengt ons bij een derde opvallend verschil: het lijkt erop dat het seksuele element bij de gehele vrouwelijke dadergroep een minder grote rol speelt dan bij mannelijke zedendelinquenten. De meisjes plegen het delict vaker vanuit een niet-seksueel motief (iemand een lesje leren of treiteren/voor schut zetten), iets wat niet vaak bij de mannelijke groep is gerapporteerd.
Lage recidive
AMANDA KNAPP / REX FEATURES / HH
Daarnaast wordt verondersteld dat slachtoffers van meerderjarige vrouwelijke plegers van zedendelicten zich schamen voor hetgeen hun is overkomen. Vermoedelijk zijn er twee redenen waarom slachtoffers geen aangifte willen doen. Ten eerste zijn zowel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers bang dat ze door de politie niet geloofd worden, omdat het algemene beeld bestaat dat vrouwen geen zedendelicten kunnen plegen. Ten tweede zouden vooral mannelijke slachtoffers geen aangifte durven doen omdat ze het idee hebben dat ze dan niet meer aan het mannelijke seksuele ideaal voldoen. Het lijkt aannemelijk dat dit soort redenen evenzeer een rol speelt bij het doen van aangifte van een zedendelict door een vrouwelijke minderjarige dader. Alhoewel er (extreem) weinig bekend is over deze groep, lijkt het voor de hand liggend om aan te nemen dat bij dit soort daders, net als bij vrouwelijke volwassen daders én mannelijke minderjarige daders, sprake is van veel variatie. Daarmee wordt bedoeld dat er niet sprake is van één type dader, maar dat er verschillende soorten daders zijn. Die daders maken op een verschillende manier, en vanuit verschillende motivatie, slachtoffers. Deze variatie is in 1997 onderzocht door Ruth Mathews en anderen. Zij konden de meisjes, allen solo-dader, die door hen behandeld waren onderverdelen in drie subtypen. Allereerst was er een groep meisjes die jonge kinderen misbruikten tijdens oppassituaties. Dit was de jongste groep daders. Dit subtype
bekende is van de dader. Bijna de helft van de daders gebruikt (ernstig) lichamelijk en/of verbaal geweld tijdens het delict, zoals beledigen, slaan, vernederen of wurgen van het slachtoffer. De aard van de seksuele gedragingen loopt erg uiteen, van het betasten van het lichaam en de geslachtsdelen tot gemeenschap.
De verschillen die we hebben gevonden in de groep jeugdige vrouwelijke zedendelinquenten kunnen ook een leidraad vormen bij het opzetten van de behandeling voor meisjes. De behandeling zal voor een deel moeten worden aangepast aan het vermoedelijk veel voorkomen van stoornissen en traumatische ervaringen. Wel moet ervoor worden gewaakt dat een te grote nadruk op het slachtofferschap van de dader ervoor zorgt dat de dader denkt dat ze geen controle kan krijgen over haar leven en dat ze er daarom dus ook geen verantwoordelijkheid voor hoeft te dragen. Verder kan men zich afvragen in hoeverre de behandeling zich moet richten op het voorkomen van zedenrecidive, aangezien deze bij vrouwen zeer laag is – ongeveer drie procent – en het wellicht beter is om bij deze vrouwen en meisjes te focussen op het voorkomen van geweldsdan wel algemene recidive. n Miriam Wijkman is als docent/onderzoeker verbonden aan de afdeling strafrecht en criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam
crimelink 35
TH EM A
DE ECONOMIE STRAKS GERED DOOR LEIDERS MET FEMINIENE EIGENSCHAPPEN?
Meer topvrouwen, minder witteboordenmisdaad Van Neelie Kroes is de fameuze oneliner ‘Als Lehman Brothers Lehman Sisters was geweest, dan hadden we niet de crisis die we nu doormaken’. Waarmee zij bedoelde dat de ellende in de financiële wereld vooral te danken is aan het riskante en overmoedige gedrag van mannelijke topdogs. Een eerste verkennend onderzoek naar de relatie tussen witteboordencriminaliteit en masculiene respectievelijk feminiene eigenschappen lijkt die uitspraak te bevestigen. TEKST
WESLEY MEIJER EN ARCHIE BARNEVELD
W
at witteboordencriminaliteit precies behelst, daar zijn criminologen het zelf niet over eens. ‘Als iemand een witte boord draagt, een leidinggevende positie heeft en crimineel gedrag vertoont, dan is het witteboordencriminaliteit. Dat kan van alles zijn, een goed voorbeeld nu is die vastgoedzaak’, zegt Wim Huisman, professor criminologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij doet onderzoek naar fenomenen als belastingfraude, verduistering en valsheid in geschrifte. ‘Witteboordencriminaliteit’ is een enigszins ongrijpbaar delict: geregeld komen strafbare daden niet eens aan het licht, respectievelijk worden deze niet bestraft. En: als de daders al tegen de lamp lopen, komen ze er vaak ogenschijnlijk goed van af. Daarom moeten wij ons bij de definiëring van het begrip ‘witteboordenmisdaad’ misschien wel niet beperken tot het strafrecht. Veel delicten, zoals illegale prijsafspraken, vallen niet onder het strafrecht. Maar middels het bestuursrecht kunnen soms wél forse boetes worden opgelegd. Tot zover de witteboordencriminaliteit die onder de wet valt. Huisman: ‘Er zijn mensen die vinden dat juist omdat het bedrijfsleven in staat zou zijn schadelijke gedragingen buiten bereik van de wet te houden, er meer gekeken moet worden naar schadelijkheid en verwijtbaarheid als criteria om iets criminaliteit te noemen. Zij vinden bijvoorbeeld de bonuscultuur al crimineel, terwijl dat geheel binnen de grenzen van de wet is.’ Een bekend ‘net-niet-voorbeeld’ in Nederland van witteboordenmisdaad is de handel en wandel
Lehman Brothers Lehman Brothers was tot 2008 een grote Amerikaanse zakenbank. Toen de kredietcrisis losbarstte en Lehman Brothers in september 2008 veertig procent van de beurswaarde verloor, vroegen tal van leners hun geld terug. Omdat de bank meer geld had geleend dan het in staat was terug te betalen, kwam het in problemen. Nog geen week later was zevenhonderd miljard dollar verdampt. De val van Lehman Brothers betekende een kettingreactie onder andere zakelijke banken én het begin van de grootste recessie in zeventig jaar.
36 crimelink
van Nina Brink, die als oprichter van internetprovider World Online de dans ontsprong na de dubieuze beursgang van het bedrijf. Velen spraken daar toen schande van, maar strikt juridisch kon haar niets worden verweten.
Lehman Sisters Vrouwen en witteboordencriminaliteit: die bijzondere combinatie wekte de persoonlijke interesse van Huisman. Onder meer omdat hij al jaren werkte onder vrouwelijke leidinggevenden en hij hun leiderschapsstijl vergeleek met die van mannen, vroeg hij zich af of witteboordencriminaliteit ook onder vrouwen voorkwam. Hij hoorde de uitspraken van de Nijmeegse hoogleraar economie Esther-Mirjam Sent en EU-commissaris Neelie Kroes. Volgens Sent was onder meer het nemen van extreme risico’s – een typisch mannelijke eigenschap – de oorzaak van de kredietcrisis. Kroes stelde dat als Lehman Brothers Lehman Sisters was geweest de crisis niet op deze manier had kunnen gebeuren (zie kader). Huisman: ‘Toen ging ik nadenken of vrouwelijk leiderschap inderdaad anders is. Je leest ook dat vrouwen op steeds meer leidinggevende posities terechtkomen. Dat bracht bij mij de vraag op of dat dan ook betekent dat vrouwen, net als mannen, witteboordendelicten gaan plegen.’ Die vraag was niet eenvoudig te beantwoorden. Wetenschappelijk onderzoek is er amper – er is welgeteld één wetenschappelijk boek over vrouwen en witteboordencriminaliteit – en er zijn ook amper vrouwen voor veroordeeld. Maar een interessant onderzoeksonderwerp zag Huisman er wel in, vooral omdat de dominante verklaring voor witteboordencriminaliteit is dat de oorzaak niet bij de persoon ligt, maar dat zaken als de omgeving, werkvloer, organisatiecultuur, de druk om te scoren eraan ten grondslag liggen. Terwijl veel verklaringen van crimineel gedrag juist de persoon betreffen, die bijvoorbeeld een ontwikkelingsstoornis in zijn jeugd heeft gehad, verkeerd DNA heeft, ADHD of foute vrienden. ‘Maar bij witteboordencriminaliteit doet de persoon er niet toe’, zegt Huisman. ‘Manager A gaat weg, manager B komt en die doet precies hetzelfde. Volgens deze gedachte gaan vrouwen precies hetzelfde doen als mannen. Maar waarom is er dan geen vrouwelijke witteboordencriminaliteit? We hebben zeker geen vrouwelijke leidinggevenden?’
Mannelijke vrouwen Huisman chargeert. Natuurlijk zijn er vrouwelijke leidinggevenden, er komen steeds meer vrouwen op topposities. Fleur Walder, student bij Huisman aan de VU, deed in 2011 onderzoek naar masculiene en feminiene eigenschappen van negen topvrouwen uit diverse branches (zie kader Masculiene en feminiene eigenschappen). Zij interviewde voor haar masterscriptie de vrouwen over zaken als organisatiecultuur, leiderschapsstijl en drijfveren. Walder: ‘Daaruit bleek dat vooral de vrouwen in mannelijke branches als de financiële wereld mannelijke eigenschappen als prestatiegerichtheid, dominantie en durf om risico’s te nemen, wel moesten overnemen om aan de top te komen en zich daar staande te houden. Bovendien durfden zij hun feminiene eigenschappen weinig te tonen omdat er nog zo weinig vrouwen aan de top staan. Daarbij bedacht ik twee stellingen. De eerste is dat als er meer vrouwen aan de top komen, zij ook meer witteboordenmisdaad zullen plegen. De tweede was: als er meer vrouwen doorstijgen naar de top, zal de totale hoeveelheid witteboordencriminaliteit afnemen.’
Huisman: ‘Een aantal uitkomsten van Fleurs onderzoek loopt parallel aan verklaringen voor witteboordencriminaliteit. Dat prestatiegerichte komt voort uit wat we in de criminologie de strain-theorie noemen. Wanneer doelen in gevaar komen, kunnen mannen blind gaan voor een bepaalde omzetgroei. Koste wat het kost. Het doel heiligt dan het middel. Mannen hebben eerder de neiging daarbij naar illegale middelen te grijpen. Mannen hebben ook minder dan vrouwen de neiging om een second opinion in te winnen, dat doet afbreuk aan hun ego, aan hun stoerheid. Maar zo raak je wel makkelijker verstrikt in een tunnelvisie. Walder ontdekte ook dat de organisatiecultuur van invloed is op hoe binnen een bedrijf wordt gefunctioneerd. Vrouwen zijn minder gericht op competitie, maar meer op harmonie, binding en communicatie. Dat kan van invloed zijn op de cultuur.’ Walder: ‘Bij Enron bijvoorbeeld heerste een masculiene cultuur, waar risico’s moesten worden genomen. Vrouwen kunnen dat temperen, in positieve zin beïnvloeden. Soms is de cultuur binnen de organisatie anders dan die erbuiten. De regels binnen zijn dan
crimelink 37
strijdig met de normen buiten. Mannen zullen zich eerder aan de interne organisatiecultuur conformeren dan vrouwen. Die hebben toch een andere binding met hun thuisfront en de buitenwereld. Mannen verliezen zich eerder in het werk en dat maakt dat zij makkelijker dan vrouwen meedoen aan normoverschrijdend gedrag. Vrouwen staan toch wat meer met twee benen in de samenleving en zullen daardoor eerder nadenken over “waar ben ik nu mee bezig”. Ik sprak ook een vrouwelijke advocaat die een paar echte vrouwelijke witteboordencriminelen bijstond. Volgens haar deden die vrouwen dat niet zozeer voor zichzelf, maar om als mededader de hoofdverdachte te pleasen. Er is dan ook vaak sprake van misleiding door hun baas of partner.’
Minder hardvochtig naar vrouwen In het onderzoek van Walder komt ook naar voren dat ‘witteboordenvrouwen’ ook onderhevig zijn aan gender bias in de rechtshandhaving, oftewel vooroordelen vanwege hun geslacht. Walder: ‘Wat een door mij geïnterviewde advocate meemaakte, was dat de vrouw van een van de hoofdverdachten in de vastgoedfraude die zichzelf op het witwassen toelegde, er met een schikking afkwam en verder niet vervolgd werd. Kennelijk is het Openbaar Ministerie minder hardvochtig naar vrouwen dan naar mannen. Men begrijpt misschien dat detentie voor vrouwen harder aankomt dan voor mannen.’ Huisman: ‘Dat verschil in justitiële behandeling van mannen en vrouwen bestaat al langer. Bij de FIOD heeft men daar eens onderzoek naar gedaan en toen bleek dat ook al. Bij de recherchetactiek was dat ook al impliciet ingebouwd; eerst de man van een crimineel stel aanspreken op zijn mannelijkheid, dat hij ermee voor de draad moet komen en het niet op zijn vrouw moet afschuiven; en als hij dan “om” is naar zijn vrouw stappen en zeggen dat haar vent heeft bekend en dat als zij dat nog eens bevestigt, zij snel naar huis, naar haar kinderen kan. Zo worden vrouwen minder snel als verdachte aangemerkt, worden ze minder snel vervolgd en als ze al vervolgd worden, worden ze minder zwaar veroordeeld en minder hard gestraft. En zo lijkt het probleem misschien wel minder zwaar
Masculiene en feminiene eigenschappen Vrouw / Feminien
Man / Masculien
Zachtaardig
Vastberaden
Vriendelijk
Assertief
Volgzaam
Risico's durven nemen
Passief
Durf tonen
MoederlijK
Agressief
Opvoedend
Ambitieus
Ondersteunend
Zelfverzekerd
Begaan met welzijn van anderen
Onafhankelijk
Genegenheid tonen
Dominant
Aardig
Zelfvertrouwen
Gevoelig voor de inneriijke persoon
Liever leiden dan volgen
Verzorgend
Gewaagd
Expressief
Moedig
Emotioneel
In eigen behoeften voorzlen
Hartelijk
Krachtig / krachten meten
Deze tabel is afkomstig uit het onderzoek van C. Gerritsen (2005), De Nederlandse topvrouw: Engel of bengel? Afstudeerscriptie voor de opleiding toegepaste communicatiewetenschap aan de Universiteit Twente in Enschede, in opdracht van Team Care te Arnhem
38 crimelink
Martha Stewart Martha Stewart, een Amerikaanse mediatycoon in tijdschriften en televisieprogramma’s over lifestyle, werd in 2004 schuldig bevonden aan leugens over een aandelenverkoop in december 2001. Ze kreeg een gevangenisstraf van vijf maanden en een even zo lang huisarrest. De lifestyle-goeroe verkocht voor meer dan tweehonderdduizend dollar aandelen van het biotechnologiebedrijf ImClone Systems, dat werd geleid door een bekende van haar. Eerder had de eigenaar van het farmaceutische bedrijf al zijn aandelen al van de hand gedaan. Die eigenaar was ervan op de hoogte dat een door het bedrijf ontwikkeld kankermedicijn niet zou worden goedgekeurd door de toezichthouder. Die informatie werd doorgespeeld aan Stewart. In 2006 kocht Stewart vervolgens de vervolging wegens handel in voorkennis af voor 152.000 euro. De zaak contra Martha Stewart is een van de weinige bekende zaken van een veroordeelde vrouwelijke witteboordencrimineel.
dan het eigenlijk is. Vraag is dus: hebben we bijna geen vrouwelijke witteboordenmisdadigers of zijn er bepaalde mechanismen waardoor het niet aan de oppervlakte komt?’
Testosteron en cortisol De stelling dat de financiële crises van het afgelopen decennium voorkomen hadden kunnen worden als het merendeel van de topmensen vrouwen was geweest, durft Huisman wel aan. Hij illustreert zijn standpunt aan de hand van twee onderzoeken. Uit het ene onderzoek bleek dat excessief hoge testosteronniveaus werden gemeten bij handelaren op de effectenbeurs. Testosteron is een mannelijk hormoon. Ging de handel slecht dan was bij hen sprake van het vrouwelijke hormoon cortisol, dat gerelateerd is aan angst- en depressiegevoelens. Het andere onderzoek betrof ook handelaren op de effectenbeurs. Die hebben 21 procent kans op (gok)verslaving, terwijl het gemiddelde risiconiveau van de Nederlandse bevolking als geheel één procent is. Het psychologische proces van effectenhandel, met succes en risico’s nemen, komt overeen met dat van gokken. Huisman ziet een causaal verband tussen deze uitkomsten en de crises. ‘Het hart van de financiële wereld is de handelsvloer. Als de keuzes, die zulke verstrekkende economische gevolgen hebben, grotendeels worden bepaald door biologische factoren als testosteron, is het de vraag of we moeten willen dat daarmee zulke risico’s gepaard gaan.’
Cultuuromslag Neemt met een toename van vrouwen aan de top de witteboordencriminaliteit af of passen zij zich aan en zal deze vorm van misdaad verder stijgen? Walder denkt dat op termijn een afname mogelijk is op een voorwaarde: ‘Als er een kritische massa vrouwen in de top komt en die vrouwen feminiene eigenschappen kunnen uitdragen zodat er een cultuuromslag plaatsvindt, dan zal de totale omvang van witteboordencriminaliteit afnemen.’ Desondanks verwacht Walder voorlopig eerst een stijging, omdat meer vrouwen in de gelegenheid zullen komen. Huisman vult aan dat er een groot verstorend effect is en dat zijn de dertigers die in verband met de kinderen stoppen met werken of parttime gaan werken. ‘Daardoor blijven vrouwen achter bij mannen. Dus als we witteboordencriminaliteit willen voorkomen, moeten we ervoor zorgen dat vrouwen met kinderen betere carrièrekansen houden.’ n
crimelink 39
TH EM A
INTERVIEW
‘Waarom moeten vrouwen een apart thema zijn?’ Dina Siegel is hoogleraar criminologie aan het Pompe Instituut in Utrecht. Zij vindt het niet zinvol om te denken en te onderzoeken in typen of categorieën, zoals ‘Marokkanen’ of ‘Antillianen’. Zij ziet ook geen heil in het categoriseren van de ‘criminele vrouw’. Plezierig tegendraads werkte ze evenwel mee aan Crimelinks themanummer over meisjes en vrouwen in de misdaad.
W
aarom is er de laatste vijf, tien jaar meer studie naar meisjesen vrouwencriminaliteit? ‘Het is gewoon mode. Criminologen zoeken nieuwe thema’s, nieuwe velden van onderzoek. Heel lang was multiculti in de mode en nu is dat minder geworden. Er zijn nu een paar onderzoekers die het onderwerp “criminele vrouwen” ontdekken en heel leuk vinden, dus komen er publicaties en boeken over. Meer dan vroeger dus.’ Zijn er geen parallellen met de in diezelfde periode gestegen cijfers over meisjes- en vrouwenmisdaad? ‘Ik denk dat er altijd wel van dat soort criminaliteit is geweest, en we hebben ook publicaties uit de jaren 1970, maar daar weten we weinig van. Er wordt nu meer onderzoek naar gedaan, dus krijgen we het beter in beeld. Verklaringen van schommelingen in misdaadcijfers vind ik trouwens een beetje artificial, zoals die worden toegepast bij de verschillende criminologische theorieën. Iedereen probeert vanuit modieuze ontwikkelingen of vanuit zijn eigen hobby dingen te verklaren, terwijl veel altijd al zo was. Maar dat weten we niet, omdat er geen onderzoek naar werd gedaan; en naar vrouwen sowieso niet. En nu wel dus. Door dit soort onderzoek lijkt het alsof de problemen zelf ook nieuw zijn.’
TEKST
FOTOGRAFIIE
40 crimelink
RCHIE BARNEVELD EN A MALOU VAN DEN BERG JAAP BARNEVELD
Maar soms komt er relevant materiaal uit criminologisch onderzoek. Dan ontstijgt het aan het loutere meedoen met een bepaalde onderzoeksmode. Bijvoorbeeld dat kinderen van gedetineerde moeders slechter af zijn dan van vaders in de bak. Met alle gevolgen voor doorzetting van crimineel gedrag naar een opvolgende generatie. En dus zijn er preventielessen uit te halen.
‘Nou, ik vraag me af of dat wel zo is. Het is van belang dat je eerst goede vragen stelt voordat je de uitkomst van onderzoek meteen gaat toepassen in de praktijk. Waarom moeten we überhaupt verschil maken tussen mannen en vrouwen als het over criminaliteit gaat? Lombroso had een bepaalde vraag naar het mogelijke fysiologische verschil tussen mannen en vrouwen en de mogelijke consequenties daarvan en daar deed hij zijn onderzoek naar. Ik vraag me af welke vragen de criminologen zich op dit moment stellen om de verschillen tussen mannen en vrouwen te bestuderen. Móeten we die verschillen wel bestuderen? Waarom eigenlijk? Dat is de eerste vraag.’ Nou, terugkomend op ons voorbeeld, dat is toch bijvoorbeeld relevant voor de Antilliaanse cultuur met een sterk matriarchaat en ‘zwervende’ vaders? ‘Maar hoe kan de specifieke sociaal-economische situatie op de Antillen, met zelfstandige moeders en “geruïneerde Antilliaanse gezinnen”, nu een verklaring geven voor de criminele carrière van sommige Antillianen hier in Nederland? We moeten eerder kijken naar de individuele context en naar de hele sociale wereld van één bepaald geval. Het is niet zinvol te denken en te onderzoeken in typen of categorieën, zoals Marokkanen of Antillianen, of ook die van vrouw of man, of welke categorie dan ook. Als we stoppen met denken in termen van categorieën en meer individueel kijken, komen we tot veel diepere inzichten in crimineel gedrag.’ Maar ziet u dan helemaal geen relevante lessen in categoriegericht onderzoek? Om bij ons voorbeeld te blijven: misschien voor het verlof- en bezoekbeleid van gedetineerde vrouwen?
‘Dat kun je toch ook individueel bekijken? Het gaat toch om de persoonlijke gevallen en elk geval is anders. Al die grote onderzoeken zijn te algemeen, te generaliserend en er wordt vergeten dat het over mensen gaat met uiteenlopende geschiedenissen en eigenschappen. Resultaten van onderzoek mag je nooit één op één in besluiten over gedetineerden, daders et cetera toepassen.’ Het is toch logisch dat de overheid beleidsrelevant criminologisch onderzoek wil? En dus dat criminologen dat uitvoeren? ‘Logisch voor beleidsmakers, maar niet vanzelfsprekend voor criminologen. Ik zeg ook niet dat je geen beleidsrelevant onderzoek zou moeten doen. Waar het wel om gaat is dat je je in wetenschappelijk onderzoek niet te veel laat leiden alleen door vragen van de opdrachtgevers en niet te gemakkelijk categorieën van anderen overneemt. Het is juist mijn kritiek dat wij beleidsgerelateerd onderzoek moeten produceren. Het gaat hier om “wetenschap”. Wij moeten eerst en vooral weten wat er gebeurt en niet gestuurd worden door beleid. Wat betreft jullie voorbeeld: misschien heeft die ene Antilliaanse moeder wel een héél ander verhaal te vertellen dan je van haar “categorie” verwacht.’ Maar je wilt door wetenschap toch ook een beetje de toekomst kunnen voorspellen? ‘Dat is weer wat anders. Kan dat dan? Dat moet helemaal geen doel zijn. Als je alleen maar speculeert en algemene feiten bestudeert en niet kijkt naar wat er echt gebeurt en gebeurd is, dan kun je daar geen relevante preventie uit halen hoor! Ik pleit voor beter gefundeerd onderzoek dat start met goede, theoriegedreven vragen. Hopelijk zal dat ook een bijdrage leveren aan betere preventie.’ Hoor je met deze opvatting bij een minderheid van het criminologenvolk? ‘Ik? Ik ben cultureel criminologe en dat wordt de mainstream criminology in Nederland. We hebben een grote groep van gelijk denkende mensen uit verschillende disciplines die het verband tussen misdaad en cultuur bestuderen. Wij komen uit een bepaalde school van onderzoek doen en we willen overtuigen met de legitimiteit daarvan. Het is geen clash met andere “scholen”, het is gewoon een andere manier van denken en onderzoek bedrijven en wij denken dat we
crimelink 41
daarmee goede resultaten kunnen behalen. Maar natuurlijk zijn er ook andere benaderingen die waardevol zijn voor criminologisch onderzoek, bijvoorbeeld voor het kunnen begrijpen van de grote lijnen.’
welijke pentiti, als gevolg van de betrokkenheid van vrouwen bij criminele activiteiten. Zij werden ook benauwd voor langdurige straffen, dus gingen ook ze meewerken met justitie om zo privileges te krijgen.’
Over de rol van de vrouw in ‘maffia-achtige’ misdaadstructuren. Tot voor zo’n twintig jaar geleden is de rol van die vrouw erg onderbelicht gebleven. En sindsdien is er meer studie naar op gang gekomen. Waarom? ‘In bijvoorbeeld de Italiaanse maffia speelde de vrouw meestal een belangrijke, maar meer een klassieke, ondersteunende rol. Een belangrijke taak van de vrouw was ook om de maffiacultuur, de set van normen en waarden aan hun kinderen over te brengen. Toen was dat nog vooral gecentreerd om the man of honour. Er was daarin groot verschil tussen de rollen die mannen en vrouwen binnen de maffiafamilies speelden en dat werd er door de moeders ook wel ingepeperd. Later, in de jaren 1990, werd dat anders, werden vrouwen ook machtiger in de organisatie.’
Kunnen wij deze opkomst van maffiadames nu verklaren in termen van ‘emancipatie’ of ‘pseudoemancipatie’? ‘Ze traden in de voetstappen van de gedetineerde mannen. Ik weet niet of we hier een verklaring te pakken hebben waar je wat aan hebt. Het is toch heel logisch dat als emancipatie zich in de gewone wereld aftekent, dat je dat dan ook in de criminele wereld hebt? Als het over emancipatie gaat zie ik sowieso geen reden om een onderscheid te maken tussen onderwereld en bovenwereld. Je kunt die “emancipatieverklaring” trouwens ook omdraaien. Dankzij hun criminele mannen komen die vrouwen in belangrijke posities. Zij gebruiken mannen om “leider” te worden, via huwelijken of andersoortige mechanismes. In het gewone bedrijfsleven gaat dat ook zo, zij het dat je daar ook gewoon kan “groeien” als vrouw. Vrouwen gebruiken of misbruiken ook bepaalde stereotypen die nu eenmaal in onze samenleving bestaan. En bereiken daardoor meer dan vrouwen die dat niet doen. Bijvoorbeeld dat vrouwen mannen zouden “imiteren” om hogerop te komen. Dit argument klopt niet altijd. Ik denk dat het omgekeerd is. Zij spelen met hun vrouwelijkheid, zij gebruiken hun vrouwelijke skills om iets te bereiken. En dat gebeurt vaak zowel in de legitieme als in de criminele business. Dat zie je ook bij de Nigeriaanse madams in de seksindustrie waar wij onderzoek naar deden. Die zijn supervrouw, zij concurreren absoluut niet met mannen op een mannelijke manier, zij doen dat heel vrouwelijk. Als je kijkt naar de
In het bewustzijn van justitie waren vrouwen toch ook eerder slachtoffers, hooguit medeplichtigen van hun maffiamannen? Ze kwamen ook nauwelijks voor in de statistieken. Die omslag kwam in de eerste helft van de jaren negentig. ‘Dat komt ook door het fenomeen van de pentiti, de spijtoptanten, die toen gingen verklaren bij de politie, en daarom op strafverminderingen en getuigenbeschermingsprogramma’s konden rekenen. Dat leidde ertoe dat veel mannen zich bij de politie aangaven. Toen de mannen in de gevangenis zaten begonnen de vrouwen de leiding van de organisatie over te nemen. Want de business moest natuurlijk wel doorgaan.’ Wij lazen dat de studie naar maffiavrouwen ook werd ingegeven door de wens van de overheid om meer begrip te krijgen van de sociale constructie van vrouwen binnen de maffia. Om zo ook meer grip te krijgen bij een betere bestrijding van de maffia. ‘Dat kan een legitiem doel zijn geweest. Maar de criminologische studies kwamen er vooral omdat er toen veel meer informatie van binnenuit naar buiten kwam. Dat kwam dankzij deze pentiti. Eerst waren het vooral mannelijke pentiti, maar het afgelopen decennium kwamen er ook nogal wat vrou-
42 crimelink
machtige vrouwen in de Italiaanse maffia, of in Columbiaanse of Argentijnse drugsorganisaties, zijn dat vaak modellen, heel mooie vrouwen die absoluut niet als “man” proberen over te komen. Dus zou hier dan sprake zijn van emancipatie?’ Heeft de studie van de Palermo-groep nog lessen opgeleverd? Het valt op dat zij zelf vrijwel geen conclusies geven. ‘Het is een goed boek met al die mooie verhalen over vrouwelijke criminelen in verschillende landen in de wereld. Maar er is geen wetenschappelijke analyse en ook zijn er geen conclusies, en dat is ook logisch als je geen duidelijke vraag hebt. Wat wil je nou met dat hele thema van “vrouwen in de maffia”? Wat wil je bestuderen en wat wil je daarmee bereiken? Waarom moeten vrouwen een apart thema zijn?’ Meer begrip van de maffia leidt tot een betere aanpak, dat zou een reden kunnen zijn. ‘Wishful thinking! Als je weet hoe de financiële crisis is ontstaan, kun je deze dan de volgende keer in een andere context en met andere actoren beter aanpakken? Ik weet niet of dat zo is. Dat is toch geen duidelijke, interessante sociologische vraag? Dit boek is ook maar een verkennend begin. We hebben nog heel weinig informatie over dit onderwerp, vrouwen in de georganiseerde misdaad. Dus je kunt of verder verdiepend historisch en antropologisch onderzoek doen; of je wilt op basis van de weinige informatie die er is speculeren over verklaringen. En dit boek is echt maar een begin, een heel mooi begin. Het is een startpunt op basis waarvan je verder onderzoek kunt gaan doen, een bundel van min of meer journalistieke verhalen, het biedt weinig wetenschappelijke verklaringen.’
Wat voor onderzoek moet er naar uw idee nog verder plaatsvinden naar dit thema? ‘Alles moet nog pas beginnen! Eerst moet je bedenken wat je wilt weten over vrouwen in de georganiseerde misdaad. Als je niet weet wat je wilt weten, dan krijg je ook nooit informatie die voor wetenschap en beleid belangrijk is. Dit is niet meer dan een beschrijving van bestaande informatie.’
Palermo-groep
Welke vragen moeten we ons dan stellen voor de Nederlandse situatie inzake vrouwen in de misdaad? ‘Ik weet niet of dat wel moet gebeuren in Nederland. Er zijn hier veel interessantere vragen dan dat we ons moeten focussen op meisjes en vrouwen. Nederland is echt een laboratorium van bepaalde verschijnselen: drugsbeleid dat anders is dan overal op de wereld, onze gelegaliseerde prostitutie en dergelijke. Maar als je dan toch echt aan de gang wilt met meisjes- en vrouwencriminaliteit, denk dan eerst na wat je wilt weten. Welk probleem wil je onderzoeken? En dat vind ik een van de grote problemen van de criminologie in Nederland, dat we niet weten wat we willen weten. We nemen iets in onderzoek of we krijgen iets van het WODC, zonder te weten waarom, hoezo of wat het probleem is.’
In 2007 verscheen het lijvige boekwerk Women and the Mafia, onder redactie van professor Giovanni Fiandaca, criminoloog aan de Universiteit van Palermo. Naast vele Italiaanse maffia-structuren werd ook over de rol van de vrouw gerapporteerd in andere landen (onder meer Zuid-Amerika, Japan, Rusland en de VS). In het eerste nummer van Crimelink stond een voorpublicatie van het hoofdstuk Vrouwen in de ’Ndrangheta: de zaak Serraino-Di Giovine van onderzoekster Ombretta Ingrascì. Daaruit bleek dat elementen van modern ogende emancipatie hand in hand gaan met traditionele patronen van ongelijkheid. De groep wetenschappers en journalisten achter deze studie wordt wel de Palermo-groep genoemd.
Hebben we hier in Nederland wel een georganiseerde misdaad à la de maffia? ‘Nee, in Nederland hebben we geen maffia-achtige gesloten, piramidale structuur en omertacultuur, dat heb je in Japan, Hongkong, China, Rusland en beginnend in Nigeria. Dat heeft Frank Bovenkerk lang geleden al gezegd trouwens.’
Waar moet de criminologie zich hier in Nederland op richten? ‘Wij hebben hier problemen met veel grote, ingewikkelde organisatiecriminaliteit. Neem de bouwfraude, het gesjoemel in de vastgoedsector, dat zijn naar mijn mening de meest interessante onderwerpen. Maar daar gaat het om moeilijk bereikbare groepen en geslotenheid. Je bereikt daar niets met cijfertjes en zelfs interviews met zogenaamde deskundigen zijn niet de juiste interviews. Dat is nu de challenge voor toekomstige criminologen. Kwalitatief, participerend onderzoek in malafide bedrijven en organisaties. Want daar zit de grote criminaliteit: vastgoedfraude, medische fouten en dergelijke, dat zijn de grote problemen hier.’ Maar dan praat je over organisaties, structuren en mensen die we niet als ‘crimineel’ beschouwen. Er is nog geen bankier in de gevangenis gekomen. ‘Dat is precies mijn uitgangspunt: wij zijn allemaal potentiële criminelen, ook bankiers en andere bonafide zakenmensen. Deze mensen hebben alle gelegenheid tot misdaad. Alleen, niet iedereen wordt misdadiger, en de anderen zijn nog niet gepakt omdat ze vaak door de mazen van de wet glippen. Maar mensen maken de wetten en als we tot de conclusie komen dat er veel misstanden zijn in bepaalde sectoren, dan komen de wetten vanzelf. Daarom is het zo hard nodig om daar goed kwalitatief onderzoek naar te doen, waarbij je goed moet bedenken hoe je dat moet doen en hoe je daar binnenkomt. Dat zijn nu de uitdagingen voor de huidige en toekomstige criminologie.’
Dus de luiken openen naar heel andere vormen van misdaad die nu nog niet als misdaad worden gevoeld? ‘Ja, dat moet gebeuren. Dat zijn echt veel grotere boeven dan over wie nu de kranten vol staan. Holleeder cum suis, dat zijn niet meer dan local heroes. Denk je dat ook maar iemand in Frankrijk of de Verenigde Staten ooit van Holleeder heeft gehoord? De echte boeven hier zijn “zakenmensen” die vanachter de schermen werken. Toen ik mijn onderzoek deed naar de Russische maffia, heb ik een paar van die mensen ontmoet en toen begreep ik hoe sterk deze criminaliteit wordt onderschat. Allemaal heel charmante zakenmensen met leuke verhalen en koffertjes vol met geld bij zich om hier bijvoorbeeld onroerend goed te kopen.’ We maken wel grappen over die Russen die hier voetbalclubs opkopen en zo, we weten wel dat het niet snor zit, maar we maken ons er niet écht druk over. ‘Je kunt tegen die mensen ook niks doen, men heeft alle alibi’s van de wereld en eindeloos geld om advocaten in te huren. Daarom zou je juist in die wereld kwalitatief onderzoek moeten doen om de geheimen van hun gesloten wereld te onthullen. Daar zou onze overheid ook warm voor moeten lopen, in plaats van geld te steken in de bestrijding van bijvoorbeeld radicalisme, wat echt onzin is natuurlijk. Wat daar gebeurt is niet alleen organisatiecriminaliteit, maar gewoon georganiseerde misdaad. Je moet gewoon kijken wat die mensen daar doen en waarom, definities van criminaliteit maken niet zo veel uit. Dan heb je een interessante criminologische vraag en dan komen we met de criminologie ook een stap verder.’ Maar dan heb je ook financiële backing van de overheid nodig, onderzoeksbudget. ‘Je moet beginnen met onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Als je dan komt met harde feiten, gebaseerd op onafhankelijke data, dan kun je iemand wel overtuigen dat bepaald onderzoek prioriteit verdient. De andere vraag is: hoe doe je dat, wie durft dat nu te doen? De universiteiten zijn op dit moment bezig om te bezuinigen, dat soort onderzoek wordt vanuit de universiteit moeilijk gefinancierd. Dat is wel lastig nu.’ n
crimelink 43
OPEN DEUREN
TEKST
Kwade genia
ucces is in de misdaad net zo broos en vergankelijk als succes in de gewone wereld. Iets werkt tot het niet meer werkt. Maar tot die tijd kan in beide gevallen gesproken worden van succes wanneer er gewenste doelen behaald worden. De misdaadstatistieken geven echter geen cijfers over deze successen, maar juist over de mislukkingen in deze branche. Ze betreffen immers geregistreerde feiten, begaan door betrapte daders. De succesvolle crimineel komt in de statistieken juist niet voor. En hoe zit het met de geringe aanwezigheid van vrouwen in deze statistieken? Is het waar dat de emancipatie pas een feit is als vrouwen net zo vaak als mannen in de criminele statistieken voorkomen? Dat wil zeggen als zij net zo vaak crimineel zijn én tegen de lamp lopen? Wat betekent die onzichtbaarheid van de vrouw in deze cijfers? Wat is hierin haar mogelijke rol? We kennen het klassieke beeld van de vrouw als kwade genius (genia?) die haar man verleidt tot het begaan van een verboden daad. Van een nieuwsgierige Eva in het paradijs tot een machtswellustige Lady Macbeth die haar mans brein vergiftigt met haar moordlustige plannen. Zij is het die haar man aanzet tot de moord op zijn koning, zijn gast, en uiteindelijk zelfs op zijn beste vrienden. Zij is het die uiteindelijk ten onder gaat aan schuldgevoelens, maar hij is het die de moorden begaat, of laat uitvoeren, in de realiteit. Althans zo werd het beschreven door Shakespeare, een man.
John Singer Sargent, Ellen Terry as Lady Macbeth, 1889
44 crimelink
In de literaire analyses wordt Lady Macbeth beschreven als een vrouw die haar zorgzame vrouwelijke eigenschappen ontkent ten gunste van de vermeende mannelijke dorst naar macht, agressie en hebzucht. Als we het woord ‘vrouwelijk’ vervangen door ‘feminien’ en ‘mannelijk’ door ‘masculien’, dan wordt duidelijker dat beide categorieën vrijelijk verdeeld kunnen zijn over zowel mannen als vrouwen en valt er beter te werken met beide begrippen, omdat een ieder zijn of haar eigen mix hiervan kan bezitten. Het betreft zo niet langer een zwartwittegenstelling maar een gradueel verschil tussen individuen. Statistisch gezien, dus sprekende over groepen, laat dit dan wel een verschil zien tussen mannen en vrouwen. Zo
TATE GALLERY, LONDON
Lady Macbeth mag dan een wat extreem voorbeeld zijn van een vrouwenrol, maar vaker wel dan niet zal een vrouw of meisje worden gezien als de aanleiding, de reden of het motief voor een misdaad begaan door een mannelijke dader. In hoeverre dat daadwerkelijk iets te maken heeft met de betreffende vrouw, is dan natuurlijk maar zeer de vraag. Vermoedelijk is er in het merendeel van de gevallen een vrouw in het spel, al is het maar in het brein van de mannelijke dader als een emotioneel geladen projectie. Nog afgezien
van de crime passionelle zal ook een ordinaire oplichter, inbreker of fraudeur zich als kostwinner of (toekomstige) partner vaak door haar gemotiveerd en geïnspireerd voelen tot het plegen van zijn daden, ook zonder dat de vrouw in kwestie hiervan op de hoogte hoeft te zijn. Dit heeft – ik zeg het nog maar eens ten overvloede – natuurlijk niets te maken met een eventuele schuldvraag.
WENJA VAN DER MEULEN
Wenja van der Meulen is zelfstandig gevestigd als GZ-psycholoog in Amsterdam
S U R V I VA L
TEKST
Het Beest komt
zou je dan kunnen stellen dat zogenoemde masculiene eigenschappen correleren met – geregistreerd – misdadig gedrag. Het lijkt er dan op dat masculiene eigenschappen wellicht van pas kunnen komen bij een misdadige carrière (zoals mogelijk ook bij andere carrières), maar even goed zou men andersom kunnen stellen dat zij juist het struikelblok vormen bij een misdadige carrière; we hebben het immers over de mislukkingen, de betrapte beoefenaars van de misdaad, de losers die zichtbaar worden in de statistiek. Een leuke maar vooral spannender hypothese zou daarom zijn dat vrouwen niet minder in de cijfers voorkomen omdat zij beter, braver of banger zijn dan mannen, maar omdat zij succesvoller zijn. Gewend als zij van oudsher zijn om ‘ondergronds’ te opereren en onzichtbaar manipulerend, getraind in geduld, strategisch hun doelen te benaderen. In tegenstelling tot ‘de man’, die zich doorgaans een lagere frustratietolerantie kan veroorloven en die gestimuleerd wordt om direct zijn doelstellingen te verwezenlijken en wensen te bevredigen. Een gedachte die werkt als koren op de molen van de angst voor kwetsbaarheid van menige sterke man. Een gedachte ook die daarmee eer doet aan de archetypische (spook)beelden ten aanzien van vrouwen, zoals die overal in de – overwegend mannelijke – wereldliteratuur te vinden zijn. Zo zijn daar de Vrouwelijke Gifmengster (want wie maakt zijn eten klaar?), de Tovenares (wie windt hem op en verleidt hem?) en de Oude Wijze Heks (wie kent hem als geen ander?) en natuurlijk de Verraderlijke Bedriegster (want van wie zijn die kinderen eigenlijk?). Overeind blijft zo de vraag of vrouwen dus onschuldiger zijn, of juist integendeel misdadiger of in ieder geval succesvoller in de misdaad zijn dan mannen. Maar hoe zou een man dit ooit kunnen achterhalen? En hoe zou een vrouw hieromtrent ooit te vertrouwen zijn? In Open deuren belicht Crimelinks huispsycholoog allerlei maatschappelijke omstandigheden die raakvlakken hebben met veiligheid dan wel het gevoel van veiligheid
A
ls Het Beest komt, is het rond kerst. Er zit iets apocalyptisch in die dagen. Lees het gedicht Het uur U van Martinus Nijhoff er maar op na. Iets zwaars nadert. Maar geeft het hoop… of pakt het af? Het verschil tussen De Messias en Het Beest is niet groter dan hetgeen je te verliezen hebt. Hoe moet je je leven leiden? Wat maakt het goed? Waar zitten de tere plekken, het diep dat je niet meer zien kunt omdat je verder moest? Op dergelijke vragen zegt vrijwel iedereen dat het goed is als het intens was, als je jezelf in acht nam, niet verloochende, maar juist een bepaalde mate van onbevangenheid gunde. En toch, er lopen nog wel wat bisschoppen en priesters rond die zich als goeddoeners aan het kruishout genageld wanen. Het was intens, ging over het schuren van gevoel, over wat een ziel weegt op aarde en in de hemel. Maar ook over macht en wat niet mocht, niet kon zelfs. De crisis omtrent seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk draait voor de slachtoffers, de daders en de verantwoordelijken om erkenning.
HANS MOORS
Hans Moors is hoofd van de afdeling veiligheid, criminaliteit, welzijn en zorg en senior onderzoeker bij IVA Beleidsonderzoek en Advies aan de Universiteit van Tilburg
gevangenen het slachtoffer. Dat zou prison rape de meest voorkomende vorm van verkrachting maken. Nu nog zijn in de Verenigde Staten elke dag meer mannelijke dan vrouwelijke slachtoffers van verkrachting te betreuren – en de meeste slachtoffers zijn gedetineerden. Cijfers zijn toch tricky bij dit soort onderwerpen. Een jaar of vijf geleden sloeg plotsklaps de vlam in de debatpan. De Amerikaanse antropoloog Mark Fleisher maakte in opdracht van het ministerie van Justitie een analyse van de Culture of Prison Sexual Violence (2006). Zijn belangrijkste bevinding: in de beleving van gevangenen is zelden sprake van verkrachting. Het is een mannenwereld en seks is er consensual, tenzij men zich aantoonbaar, dus met geweld, verzet. Zoals een van zijn ‘niet-verkrachte’ respondenten stelt: ‘He said I could either do it or he’d take it. So I bent over and let him do it to me.’ En zou die Nederlandse rechter dan niet zeggen: dwang is niet komen vast te staan? De kerk had eerder moeten laten zien dat ze durfde te verliezen. Bij een veel bredere groep mensen is het vertrouwen gebroken, omdat men ziet wat mijnheer pastoor of de monseigneur te verliezen had: niets meer dan elk mens van ziel en zinnen. Seksueel misbruik is erg. Maar het krijgt exponentieel meer aandacht als het slachtoffer klein, zielig en hulpeloos is. Of een vrouw. Zonder gekheid, als je er goed op let, merk je dat het een gendered discourse is. Neem seksueel misbruik in detentie, bijvoorbeeld, beter bekend als prison rape. In Nederland is het niet zo’n sexy onderwerp. Het bericht vorig jaar dat een man een medegevangene had verkracht, kwam niet verder dan de regionale pers. Veel incidenten bereiken niet eens dat berichtenstadium. En trouwens, de verdachte werd vrijgesproken, want uit de verklaringen was dwang niet komen vast te staan.
Fleisher kreeg ervan langs. Hij zou de prevalentie en daarmee de ernst van het probleem gebagatelliseerd hebben. En misschien was hij op dat punt wel te eager. Het boek dat hij begin 2009 op het onderzoek baseerde, The Myth of Prison Rape, is tenminste meer afgewogen. Het analyseert op fenomenale wijze de meaning & understanding van seksueel geweld achter de tralies. Daar ligt ook het wezenlijke belang van onderzoek naar prison culture, opvattingen over seksualiteit, gedragsrepertoires van mannen en vrouwen – veel meer dan bij discussies over aantallen. De studie van mannelijkheid, vrouwelijkheid, misdaad en straf staat wat dat betreft in Nederland echt nog in de kinderschoenen. Laat de cultural criminology daar eens wat hoger accent krijten. Niet te veel tellen, maar secuur analyseren wat de boeven en de prelaten vertellen – elk in hun eigen mannenwereld. n
In de Verenigde Staten is evenmin veel belangstelling. Maar het probleem lijkt er stevig geschapen. Volgens Human Rights Watch zijn jaarlijks ongeveer 140.000
In Survival belicht Hans Moors aspecten van sociale onveiligheid die van belang zijn in de overlevingsstrijd van de moderne mens
crimelink 45
DUPE
TEKST
PAUL GRUTER
‘Van de mensen die het slim doen in de criminele markt, merk je niet eens dat ze er zijn’ Niet altijd leidt de nabijheid van een criminele omgeving tot een carrière in de misdaad. Soms kiezen mensen er met succes voor om op het rechte pad te blijven. En hebben de foute vrienden uiteindelijk het nakijken.
‘Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan toen ik elf was, mijn broer was veertien. Een behoorlijk cruciale periode in een kinderle-
ven. We werden verder opgevoed door mijn moeder. Daarbij nam de buurman een beetje de vaderrol op zich, hij had ooit gezien en gehoord hoe mijn broer mijn vader op een keer had aangevallen, maar hij was ook degene die een grote man was in de cocaïnehandel. Hij ontfermde zich vooral over mijn broer, en hij droeg zo ook zijn kennis van de handel en manier van leven op hem over. Ik was net iets te jong om ook geraakt te worden door de levensstijl van de buurman. Op je elfde ga je nog niet uit tot in de vroege ochtend. Mijn vader was er niet meer om er een stokje voor te steken, dus zo is mijn broer wel beetje bij beetje, maar steeds vaster in het wereldje gerold. Onze vader was niet meer zijn rolmodel maar de buurman werd zijn voorbeeld. Die zag hij in die dagen als zijn redder.’ ‘Toen die vechtpartij was tussen mijn broer en mijn vader was ik er niet; ik was uit logeren bij een vriendje. Het is net als een steen in de vijver. Die ene gebeurtenis heeft veel effect gehad op veel latere gebeurtenissen in ons gezin. Al met al ook triest, want mijn vader wilde wel maar wist waarschijnlijk gewoon niet goed hoe hij een echte vader moest zijn. Hij heeft zelf nooit veel genegenheid gekregen. Zijn eigen vader ging dood toen hij vijf was. Juist toen mijn broer en ik een goed voorbeeld nodig hadden, kregen
‘Mensen in die cocaïnehandel zagen zichzelf nooit als criminelen, maar meer als handige zakenmensen’
46 crimelink
VOGELTJE/NATIONALE BEELDBANK
‘W
at een gram cocaïne kostte heb ik nooit geweten. De mensen om me heen deden alleen kilo’s. Wat ik dan zo hoorde was dat als die pakketten binnenkwamen er nog moest worden versneden. Eigenlijk heb ik nog steeds geen idee waarmee ze dat deden. Ik wist als kind meestal wel wanneer er weer een partij was gearriveerd. Soms hoorde je ze dingen zeggen als: “Binnenhalen en meteen doorstoten.” Nu weet ik dat het dan al was doorverkocht, maar de betekenis van die woorden kende ik toen nog niet. De mensen in mijn omgeving deden nooit zaken met die bolletjesslikkers. Het spul kwam bij ons wel binnen via Schiphol, maar dan met koffers en tassen. Ze hadden soepele contacten met de jongens die in de bagagekelder van Schiphol werkten. Ik zag het allemaal om me heen gebeuren, maar ik ben toch altijd door blijven gaan met school. Tegelijkertijd profiteerde ik er op een bepaalde manier van, omdat mijn broer die in de cocaïnehandel zat ook goed voor mij zorgde. Hij wilde niet dat ik daar ook inging. Die ambitie heb ik ook nooit gehad.’
altijd iedereen. Soms kwamen die jongens dan naar me toe en zeiden ze dat ze ook naar school wilden en ook naar een baan wilden zoeken. Ze keken tegen me op en ze noemden me absoluut geen sukkel. Ze snapten dat ik een héél ander pad aan het lopen was. Ze hebben nooit op me neergekeken. Ik ben niet meer of minder dan zij. Ik praat nog steeds hun taal. Ik weet precies hoe het eraan toegaat. Ik heb alleen niet gekozen voor hun manier. Ik krijg best veel respect, en al helemaal nu, omdat ik ben gaan werken in de hulpverlening.’
we het niet. Dat heb ik heel erg gemist. Gelukkig heb ik een moeder gehad die altijd voor me klaarstond en ik was zo pienter dat ik de meeste puzzels zelf een beetje in elkaar kon leggen. Maar ik heb voor bepaalde drempels gestaan in mijn jonge leven waar ik maar met moeite overheen heb kunnen klimmen.’ ‘Mensen in die cocaïnehandel zagen zichzelf trouwens nooit als criminelen, maar meer als handige zakenmensen. Mijn broer en onze buurman gebruikten zelf nooit drugs. Ze waren trouw aan dat aloude credo in de wereld van de drugshandel, dat luidt: “Don’t get high on your own supply” (oftewel: “Snoep nooit uit eigen doos”). Maar ik heb mensen gezien die dat wél deden en daardoor binnen de kortste keren totaal naar de klote gingen. En op het moment dat je aan die basepijp gaat hangen ben je eigenlijk al helemaal verkocht. Dan was er nog een groep die niet gebruikte maar het toch ook voor zichzelf verknalde door hun al te opzichtige vertoon van verruimde financiële middelen. Zo had ik, toen ik wat ouder was, een vriend die op een gegeven moment ook
roofovervallen ging plegen. Met succes, dat wel, maar die kwam dan plotseling bij ons thuis voorrijden in een spiksplinternieuwe Audi TT. Dat is typisch het soort gedrag van mannen die gaan vallen. Gasten die zo de blits willen uithangen, die gaan vroeg of laat allemaal vallen. Van de mensen die het slim doen in de criminele markt, merk je niet eens dat ze er zijn. Degenen die geld hebben verdiend in de dopehandel laten bijvoorbeeld huisjes bouwen in Suriname. Iedereen met poen kan daar wat beginnen. Het is eigenlijk een soort niemandsland, een wilde westen. Het recht van de sterkste geldt.’ ‘Ik voelde me geen mietje tussen al die jongens die zogenaamd groot leefden van de criminaliteit. Ik ga een mooi voorbeeld geven. Ik woonde in Amsterdam-Oost. Een tijd lang ging het daar echt heel slecht. Je had veel van die jongeren die de hele dag op straat hingen; groepjes Surinamers en Marokkanen die balletjes coke liepen te verhandelen. Ik liep vaak door die groepjes heen als ik met mijn rugtas naar school ging. Ik kende velen van hen en groette
‘Ik heb altijd mijn eigen kracht gehad. Ik heb wel met die jongens geleefd en ik heb er tussen gelopen, maar ik besloot naar school te blijven gaan en dan een vrouw te ontmoeten van mijn niveau. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik per se heel veel geld moest hebben om een goeie vrouw tegen te komen. Ik heb me daar nooit toe laten verleiden. Voor mij is het trouwens een groot voordeel geweest dat ik heb kunnen leren van de fouten die ik anderen heb zien maken. Toen ik het toelatingsgesprek deed voor mijn opleiding heb ik gezegd dat het mooiste diploma dat ik tot nu toe heb gehaald is dat ik geen strafblad heb. Ik kan niet voor iedereen praten, maar het is echt ook de omgeving waar je vandaan komt. Ik ben nu dertig, dus wat ouder, maar die rapcultuur en die machocultuur; het speelt allemaal mee. Het is niet iemand die op de beurs staat en het ver heeft geschopt die fungeert als rolmodel. Dat is wat nog steeds echt moet worden doorbroken.’ ‘Mijn broer heeft nu ook gewoon een reguliere baan. Die is uiteindelijk van een koude kermis thuisgekomen. Hij heeft jaren
vastgezeten. Toen heeft-ie gezien dat het het allemaal niet waard is. Hij heeft bijvoorbeeld zijn dochter jaren moeten missen. En zijn vrouw, die is helemaal verdwenen; die ging er vandoor met een andere man die een nog veel dikkere portemonnee had. Het was zwaar voor hem om eruit te komen, het is ook niet in één keer gegaan. Want de dag dat hij uit de bajes kwam, kwam hij eruit met andere mensen van de bajes. Dat was toen zijn enige vriendennetwerk. En het was voor hem ook niet makkelijk om dan ineens voor een salaris van vijftienhonderd euro te moeten gaan werken. Maar het hangt er ook van af wat je hebt te verliezen. Hij had nog een dochter en familie. Dus er was iets, maar als je helemaal niets hebt dan ga je je er nooit meer uit worstelen.’ ‘Ik heb wel eens aan mijn vader gevraagd hoe het nou zat met zijn generatie toen ze hier in de jaren zeventig van Suriname naar Nederland kwamen. Je zou kunnen zeggen dat de welvaart ze gek heeft gemaakt. Het was goed hier, maar ze wisten er niet allemaal mee om te gaan. Nu ben ik weer heel goed met mijn vader. En mijn broer ook. Eigenlijk heb ik drie vaders: eentje is die koele afstandelijke kikker. De tweede is als-ie gezopen heeft, want dan kan-ie zeggen datie van je houdt. De derde is dat agressieve monster. Maar soms zat-ie tussen dat goede en de duivel in en dan was-ie echt aan het knarsetanden en aan het slaan en spugen. Daarna was er dan altijd weer het grote spijt n van wat-ie had gedaan.’ In Dupe vertellen slachtoffers/getuigen van misdaad of politieke regimes hun verhaal. Hierbij wordt het taalgebruik van betrokkenen zoveel mogelijk gerespecteerd
‘Toen ik het toelatingsgesprek deed voor mijn opleiding heb ik gezegd dat het mooiste diploma dat ik tot nu toe heb gehaald is dat ik geen strafblad heb’
crimelink 47
lezen
P U B L I C AT I E S
TEKST
GUUS MEERSHOEK en MARSHA DE VRIES
De hedendaagse crimino loog is een ‘democratische arbeider’ beleidsrelevantie van dit vakgebied. Zij karakteriseren de hedendaagse criminologie aan de hand van vijf typen criminologen: de wetenschappelijke deskundige, de beleidsadviseur, de participerende observant, de activist en de eenzame profeet. Deze criminologen laten zij in de eerste persoon enkelvoud hun opvattingen weergeven en met elkaar in discussie gaan. Een boeiende exercitie die de criminologen onder ons ongetwijfeld zal uitnodigen na te denken over de eigen plaats in deze typologie. Hierbij wordt echter al snel duidelijk dat de ideaaltypen elkaar niet uitsluiten; veel criminologen zullen zich herkennen in meerdere typen en velen zullen zich gedurende hun loopbaan dan eens tot het ene en dan eens tot het andere type kunnen rekenen. Volgens Loader en Sparks proberen de hedendaagse criminologen de opwarming van het klimaat rondom criminaliteit op verschillende manieren te temperen.
W
aar in het verleden de aanpak van criminaliteit en onveiligheid primair het domein was van gespecialiseerde instanties zoals de politie, begeeft vandaag de dag een divers palet aan publieke en private actoren zich op dit terrein. Criminaliteit en criminaliteitsbestrijding hebben een grensoverschrijdend karakter gekregen en behoren niet meer uitsluitend tot de focus van nationale overheden. Ook kan criminaliteit tegenwoordig rekenen op continue aandacht van media en politici, waarbij discussies veelal een populistisch karakter hebben en de roep om een harde aanpak en strenge straffen de boventoon voert. Het domein van veiligheid is gepolitiseerd. Deze ontwikkelingen hebben volgens Ian Loader en Richard Sparks, naar analogie van de recente klimaatdiscussie, geleid tot opwarming van het klimaat rondom het thema criminaliteit. De auteurs stellen zich in Public Criminology? ten doel te beschrijven hoe criminologische kennis in het licht van deze klimaatsverandering een zinvolle en effectieve bijdrage kan leveren aan wat zij noemen a better politics of crime. Loader en Sparks constateren dat er momenteel sprake is van een paradox van succesvol falen: de toegenomen populariteit van criminologie binnen de academische wereld gaat gepaard met een afgenomen
48 crimelink
Sommigen doen dat door de nadruk te leggen op de rol van wet- en regelgeving en noties van rechtvaardigheid, een benadering die volgens Loader en Sparks tekortschiet omdat deze voorbijgaat aan de ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan de recente klimaatsverandering. Andere criminologen proberen het verhitte klimaat te laten afkoelen door aan te tonen wat wel en niet werkt in de bestrijding van criminaliteit. Ook deze benadering kent zijn beperkingen, aldus Loader en Sparks. Een dergelijke rationele benadering negeert het gegeven dat criminaliteit een sociale constructie is; een maatregel kan objectief gezien wel werken, maar wat als burgers dat anders ervaren? Een andere benadering is het afschermen van criminaliteitsproblemen van politiek en media door het creëren van aparte instituties die een bemiddelende rol tussen politiek en beleid moeten vervullen. Een beperking van deze benadering is echter dat de politiek als op zichzelf staand en onveranderlijk wordt beschouwd, terwijl Loader en Sparks nu juist van mening zijn dat criminologen de politiek moeten voeden en beïnvloeden. Kortom, de hedendaagse criminologie is onvoldoende in staat een relevante bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat en het beleid ten aanzien van de aanpak van criminaliteit en onveiligheid. Daarom
schetsen Loader en Sparks een ideaaltype van hoe de hedendaagse criminoloog eruit zou moeten zien: de democratic under-laborer, vrij vertaald: de ‘democratische arbeider’. De democratische arbeider moet niet gezien worden als een zesde type in de eerder geschetste ordening; hij omvat de andere typen en impliceert daarmee een pleidooi voor het behoud van verscheidenheid in de criminologie. De democratische arbeider heeft als belangrijkste taak het genereren van betrouwbare kennis. Hij heeft de professionele verantwoordelijkheid om verschillen binnen de criminologie te overbruggen en hij ziet in dat het maatschappelijk belang van de criminologie is gelegen in het bijdragen aan beter beleid en regelgeving en niet (alleen) in het ontwikkelen en toetsen van theoretische perspectieven en methoden. In Public Criminology? staat een buitengewoon relevante vraag centraal. Wel roepen Loader en Sparks uiteindelijk meer vragen op dan ze beantwoorden, want waarin onderscheidt de democratische arbeider zich nu eigenlijk van de andere typen criminologen? En moeten alle criminologen zich nu ontwikkelen tot hun ideaaltype of is er nog wel degelijk bestaansrecht voor bijvoorbeeld de op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek gerichte criminoloog? En, misschien nog wel belangrijker gezien het doel dat Loader en Sparks met hun studie voor ogen hadden, wat is nu precies die better politics of crime waaraan criminologen worden geacht een bijdrage te leveren? En hoe kunnen zij nu concreet hun invloed op het politieke debat en de aanpak van criminaliteit vergroten? Desondanks een interessant en goedgeschreven betoog dat lezers zeker zal aanzetten tot kritisch nadenken over de eigen bijdrage aan het debat over en de aanpak van criminaliteit. (MdV) I. Loader & R. Sparks, Public Criminology? Routledge, 2011
Onderbuikgevoelens In The War on Antisocial Behaviour beschrijft en beoordeelt Monique Koemans de beweegredenen om antisociaal gedrag van jongeren op straat aan te pakken. Zij gaat onder meer in op verschillende bestuurlijke
maatregelen die Nederlandse gemeenten voor deze aanpak tot hun beschikking hebben en ze kijkt naar de wijze waarop politiek, media en burgers over het antisociaal gedrag van jongeren en de aanpak daarvan spreken. Hierbij maakt ze de vergelijking met het beeld en de aanpak van antisociaal gedrag in het Verenigd Koninkrijk. Antisociaal gedrag, door media en politiek vooral toegeschreven aan Marokkaanse jongeren, blijkt door burgers als minder ernstig ervaren te worden dan door de media wordt geschetst en door politici wordt verondersteld. En Nederlandse politici blijken niet alleen een verkeerde voorstelling te hebben van wat er onder de bevolking leeft. Zij hebben ook weinig fiducie in wetenschappelijk criminologisch onderzoek; hun persoonlijke ervaringen en onderbuikgevoelens spelen een belangrijker rol bij hun beslissingen over het te vormen beleid. De mythe van succes is voldoende, aldus Koemans, waarmee de beperkte beleidsrelevantie van de criminologie waarover ook Loader en Sparks schreven op treffende wijze wordt geïllustreerd. In haar dissertatie wil Koemans laten zien hoe een historische aanpak in combinatie met een criminologische benadering de achtergronden van criminaliteitsbeleid inzichtelijk kan maken. Een opzet waar ze mijns inziens zeker in geslaagd is. (MdV) Monique Koemans, The War on Antisocial Behaviour. E.M. Meijers Instituut, 2011
Risico-regelreflex Al bijna twee decennia spreekt vrijwel iedereen in de veiligheidszorg over risico’s en risicobeheersing, maar toch verschijnen er maar zelden oorspronkelijke beschouwingen over dit thema. In Veiligheid boven alles? zijn deze te vinden. De bundel is de neerslag van een conferentie in 2009 georganiseerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Centraal staat de zogeheten risico-regelreflex: de onbedwingbare neiging van de overheid, aangemoedigd door burgers en media, om op kleine en grote calamiteiten te reageren met een overmaat aan (nieuwe) regels die vaak weinig baten maar wel veel overlast veroorzaken. Na een verhelderende introductie van de hand van de nationale ombudsman
Alex Brenninkmeijer komt Margo Trappenburg met een afgewogen analyse van het fenomeen en de gangbare oplossingen, geïllustreerd met sprekende voorbeelden. Haar bijdrage vormt de opmaat voor acht essays van uiteenlopende deskundigen waarvan drie uit het buitenland. Over de politiek en de media koesteren dezen weinig illusies, maar de meesten zien wel aanleiding het gangbare beeld van de burger bij te stellen. De meest prikkelende bijdrage komt van Michel van Eeten, hoogleraar bestuurskunde aan de TU Delft, die pleit voor een zeker fatalisme dat heroïsch verweer niet uitsluit. Ook andere essays onderscheiden zich door een combinatie van praktische zin en verrassende inzichten. De bundel wordt afgesloten met vijftien beschrijvingen van uiteenlopende calamiteiten. Al met al een waardevol boekwerk. (GM) J.H. van Tol, I. Helsloot, F.J.H. Mertens (red.), Veiligheid boven alles? Essays over oorzaken en gevolgen van de risico-regelreflex. Den Haag, Boom Lemma, 2011
Bureau de Heemstraat Public relations management is een dominant element in de veiligheidszorg. Vaak brengt dat suf proza voort, verlevendigd met kleurenfoto’s van sportieve, jeugdige agentes. Maar soms bevinden zich in die stroperige massa pareltjes. Zoiets is het boek Prachtwerk over het politiewerk in de Haagse wijken Transvaal en Schilderswijk. Auteur Robbert Salomé kon twee jaar lang regelmatig meelopen met het personeel van bureau De Heemstraat. Hij doet verslag van zijn indrukken in een groot formaat, glossy boekwerk. In afzonderlijke hoofdstukken worden de voornaamste buurtproblemen zoals drugshandel, eergerelateerd geweld en criminaliteit rond illegaliteit met oog voor de persoonlijke achtergrond van de betrokkenen belicht. Interviews met de wijkagenten wisselen de reportages af. Het eindresultaat is een misschien ietwat gepolijst maar toch heel levendig portret van politiewerk in twee achterstandsbuurten. (GM) R. Salomé, Prachtwerk: Transvaal en Schilderswijk door de ogen van de politie. Den Haag, Politie Haaglanden, 2011 n
crimelink 49
STEMMEN
TEKST
C. LIEN
crimelink over misdaad & veiligheid
Een doktersverklaring doet wonderen
‘I
k moest bij onze oosterburen voor de edelachtbare verschijnen. Voor de tweede keer in vijf jaar. De vorige keer moest ik drie jaar brommen. Een zaak waar ik niet verder over wil uitweiden. Laat ik ’t zo zeggen, een bepaald soort transport had ik niet handig gedaan. Gepakt na verlinkt te zijn geworden. Shit happens. De tweede keer moest ik verschijnen omdat er een half jaar geleden knapen waren gepakt die in containers foute boel hadden vervracht. Ik had die containers een jaar daarvoor gebouwd. Daar ben ik namelijk goed in, containers bouwen. Op verzoek van die gasten had ik die containers dubbelwandig gemaakt. Men vraagt, wij draaien. Ik bedoel, ik ga geen lastige vragen stellen. Wat zij met die dubbele wanden willen doen, moeten ze zelf weten. Toch? Als ze maar betalen. En dat deden ze! Cash nog wel, en niet te weinig ook! Uiteindelijk bleek dat ze cocaïne tussen die wanden hadden gestopt. Wat kan mij dat verdommen. Al stoppen ze hun schoonmoeder ertussen. Het zal me worst wezen. Toch?’
brommen. Die rechter denkt nu natuurlijk een bepaalde kant op. Begrijp je, Leo? Begrijp je dat? Daar gaat je hart wel even anders van kloppen!” eindigde hij z’n preek. Daar gaat je hart wel even anders van kloppen! dacht ik op weg naar huis. Een gouden gedachte. Kan ik het niet op m’n hart gooien? Kan een doktersverklaring geen wonderen doen? Misschien dat de rechter daar gevoelig voor is? Die wil natuurlijk niet dat er op een goeie dag een halfdooie hartpatiënt in z’n cel gevonden wordt! Ik naar m’n dokter en ik fantaseer er bij die geitenwollensokken-sukkel een eind op los. Dat ik pijn op m’n borst krijg als ik me druk maak. Hij vraagt: “Rook je nog, Leo?” “Ja, ik rook nog, dokter.” “Maar roken is niet goed voor je, Leo!” “Dat weet ik dokter, maar als ik niet rook, krijg ik helemaal de zenuwen.” Dus die goedzak stuurt me naar zo’n instituut waar ze hartfilmpjes maken, maar daar blijkt niet veel aan de hand, of aan het hart, te zijn. Ik zie op dat formulier staan: normaal ECG, sinusritme. Geen afwijkingen.’
‘Maar zo dacht de rechter er niet over. Ik moest verschijnen op verdenking van medeplichtigheid. Ik maakte me nergens zorgen over. Maar mijn advocaat dacht daar anders over. Die zei: “Leo, je hebt al eens eerder zo’n zaak gehad, daar heb je serieus voor moeten
‘Maar nou komt het! Ja, ze noemen me niet voor niets Lepe Leo. Mijn buurman is een zware hartpatiënt en die heeft de vorige week ook zo’n hartfilmpje laten maken. Dat wist ik, dat had hij me zelf verteld. De buurman laat me, met het vocht achter z’n longen
en z’n steunkousen op half stok, dat papiertje zien en daar staat op: ernstig myocardinfarct. Decompensatio cordis. En laten ze nou op dat formulier geen naam hebben gezet! Dus ik vraag aan mijn goede vriend de buurman of ik dat papiertje zo lang mag lenen. Ja, geen probleem. Ik vervolgens met dat papiertje terug naar de huisarts en die schrikt zich rot. Die denkt dat ik het zwaar aan m’n hart heb, maakt een afspraak bij de cardioloog, waar ik over drie maanden pas terecht kan. Schrijft een zooitje pillen en poeiers voor en een spray voor onder de tong. Je kent dat wel. En ik leg die huisarts uit dat ik binnenkort voor de rechter moet verschijnen, en dat ik daar van de zenuwen hartkramp van krijg. Of hij niet een voorlopige verklaring kan schrijven. Die man kruipt direct achter z’n computer en ranselt er een brief uit. Prachtig toch! Ik met die brief naar m’n advocaat en die speelt de boel door naar de officier van justitie, die natuurlijk helemaal geen trek heeft in een verhaal in de krant à la “dooie verdachte gevonden in cel”. Weet je wat er gebeurde? Helemaal niets! Niks meer van gehoord, van n die hele zaak. Schitterend toch!’ In Stemmen worden ervaringen van delinquenten opgetekend. Hierbij wordt zo veel mogelijk het taalgebruik van betrokkenen gerespecteerd
Crimelink graaft dieper Crimelink wordt gemaakt door vooraanstaande onderzoeksjournalisten, criminologen, historici en antropologen. Zij staan borg voor kennis van zaken, diepgang én originele invalshoeken. In Crimelink leest u over spraakmakende strafzaken, de vertakkingen van criminele netwerken, beproefde en onbeproefde opsporingsmethodes, de diffuse grens tussen onder- en bovenwereld, maar ook over ‘crime’ in boeken, film en muziek. www.crimelink.nl NEEM NU EEN ABONNEMENT (of geef een abonnement cadeau) Ook via de site kan snel en eenvoudig een abonnement of los nummer worden besteld
n Ja, ik neem een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink en
n J a, ik geef een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink
betaal het eerste jaar € 21,– i.p.v. € 27,–
cadeau voor € 21,–
Voor jaarabonnementen geldt dat opzegging schriftelijk dient te geschieden 2 maanden voor afloop van de abonnementsperiode. De introductieprijs geldt alleen het eerste jaar
Cadeau-abonnementen lopen automatisch af
gegevens betaler
gegevens ontvanger
Naam ..........................................................................................
Naam ..........................................................................................
Adres ..........................................................................................
Adres ..........................................................................................
Postcode Plaats ..........................................................................
Postcode Plaats ..........................................................................
Land ...........................................................................................
Land ...........................................................................................
E-mailadres ................................................................................
E-mailadres ................................................................................
Telefoon .....................................................................................
Telefoon .....................................................................................
n Ik machtig Crimelink/Virtùmedia jaarlijks het abonnementsgeld af te schrijven
‘Ik fantaseer er bij die geitenwollensokken-sukkel een eind op los’ 50 crimelink
en ontvang 1 euro korting op de abonnementsprijs (alleen voor NL) Rekeningnr. ....................................
Handtekening ..............................................
Stuur deze bon in een envelop ZONDER postzegel (geldt alleen voor Nederland, verzendt u van buiten Nederland vergeet dan niet te frankeren):
Crimelink, Antwoordnummer 7086 3700 TB Zeist, Nederland
crimelink 51
52 crimelink