crimelink over misdaad & veiligheid
SEPTEMBER 2011 | JAARGANG 4 | NUMMER 3 | € 6,95
s
ts
ns
ntio e M @
ee w t e R
che r a e S
Lists
litie o p ik u , r d e i b n i e l ge gh i n l i e Time e ing nv elink v e m e g i wP l i r n c n e r k e k z d am it.ly/q be lin s e a i e l m d B e ita e m g i cri i t e l d a l a et cu oci e m p f ply s #S o e s R o i l tk en eet w t heef riminel e R c e r t i Lists r o o o v d Fa ep 30 S
es
✩
ch Sear
f hree c s t er Gem link.nl n a s v e k ntion Fran H... crim e @ M . u @ n a nive ineel Ja e l n e i l e u im Time divid weldscr n nk i i l e p e o g crim logie e over ink l o e n i n fi y rim crim biogra s va i Repl # c s a : b he uw eet Nie gisc el op Retw o k l n o e n i e ker? eld e e crim ✩ Favorit z d r n o ep vero re jonge 30 S g n a e ensl en lekk v e l t e elink rd to ggen’. G crim e w k n e in en z mel man cri uisHage ‘van hor y #Lo ringen Repl se # g a l a t k X a r e d ES we ve eden 1KH ite Ret h / l y l e . r ve Bit Favo f of a p ✩ e h S toc 30 e je j g aa ink e’ vr imel r p c u ‘D ink mel zen van i r www.crimelink.nl y c Repl t le e l h n t . e a e k
eets Retw
COCKPIT
Het onderwerp is hot, maar ook onontkoombaar. Sociale media als bijvoorbeeld Twitter, Facebook en Linkedln dringen steeds meer door in het maatschappelijk leven. De jongere generatie leert er spelenderwijze mee omgaan. Voor de gemiddelde 40-plusser is het wat lastiger om deze verworvenheden te integreren in zijn bestaan. Ook op het gebied van misdaad & veiligheid zijn internet en de sociale media aan een opmars bezig. Zij het dat het daar stukken minder hard gaat dan in andere sectoren van de samenleving. Handhavingsinstituten als politie en justitie worden ook niet bevolkt door early adapters van moderne technieken; en de mannen die het daar voor het zeggen hebben, zijn 40-plus en dragen een cultuur uit waar rang en functie de hiërarchie bepalen. Hoe anders is dit op het World Wide Web, waar globalisering en anonimiteit juist egaliserend werken en waar autoriteit vooral afhangt van kennis en ervaring. Moeten wij overigens beducht zijn voor de voortwoekering van al die moderne media? Filosoof Hans Schnitzler vindt van wel. Hij ziet de klassieke inhoud van en de relatie tussen de privésfeer en het publieke domein ernstig veranderd en verstoord worden. Met als gevolg een bedreiging van de veiligheid en integriteit van individu en samenleving. En het boevengilde zelf, zitten die ook al op Twitter? En doen ze daar stoute dingen? Vermoedelijk wel (het blijven mensen), daar weten wij nog niet veel over. Bij de aangifte en verdere registratie van misdrijven wordt dat ook nog niet meegenomen. Bij het maken van deze special drong in ieder geval tot ons door dat de sociale media geen modieus nieuwtje zijn, maar dat zij op het gebied van opsporing, ordehandhaving, crisismanagement et cetera bezig zijn met een stille revolutie. Archie Barneveld Hoofdredacteur
2 crimelink
14 t/m 39 Thema Sociale media bij mis daad & veiligheid Wat zijn de gevaren van sociale media voor de veiligheid van burger en samenleving? Wat is the state of the art op dit gebied bij politie en justitie? En worden deze nieuwe media al ingezet door het criminele milieu? Filosoof Hans Schnitzler vreest voor de grote en kleine tirannie als gevolg van de steeds bemoeizuchtiger wordende overheid enerzijds en de ongebreidelde doorwerking van privé-berichten in het
RT @BabyNilvi:
publieke domein anderzijds. Natalie Hensen, René Leijen en Nick van den Bogaard zien (nog) een digitale kloof tussen politie/justitie en de rest van de samenleving. En hoe het ‘milieu’ deze moderne media aanwendt is nog speculatie. Verder een aantal reportages over hoe op diverse plekken door enthousiaste en vindingrijke politiemensen de sociale media benut worden ten behoeve van het primaire politiewerk.
Ik ga straks schieten op deze kk school watser! #doodsbedreiging
HANS VAN RHOON / HH
Stille revolutie
Verhalen 8 Gonzo: de pornoficatie van de criminologie 14 Digitale kloof tussen politie en samenleving 18 Twitteren om inbrekers te vangen 22 Ideaal jachtterrein voor loverboys 24 Crisisbeheersing door de burgerjournalist 26 Sociale media bedreigen onze veiligheid 32 Putten ook inbrekers uit sociale media? 33 Sociale media voor dummies 34 Familiegeheimen en bedreigingen in de virtuele wereld 36 Integratie binnen politie vraagt cultuuromslag 44 Voor eeuwig vast Interview 10 Frank Van Gemert
10 Criminologie N=1 is wél relevant Het aantal Nederlandse criminologische biografieën is op de vingers van een halve hand te tellen. Er komt er nu een bij, een minutieuze beschrijving van de levensloop van Jan H., een niet mis te verstane geweldscrimineel. Crimelink sprak hierover met cultureel antropoloog en auteur Frank van Gemert, die zich verbaast over het feit dat binnen de criminologie nauwelijks aandacht is voor het individuele niveau.
44 Rechtspraak ‘Van horen zeggen’ In 1984 werden Corina Bolhaar en twee van haar kinderen vermoord in Amsterdam-Zuid. De zaak werd niet opgelost, tegen verdachte Hells Angel Louis Hagemann kon geen direct bewijs worden geconstrueerd. Een kleine twintig jaar later werd Hagemann wederom gearresteerd en uiteindelijk veroordeeld tot levenslang. Enkel omdat een paar ex’en en medegedetineerden hadden verklaard dat hij de moorden tegen hen had opgebiecht. Verder bewijs ontbrak en daarom blijft er rumoer om deze zaak hangen.
Rubrieken 2 Cockpit 4 Podium 5 Over politie 6 Ponsaers 7 Een opmerkelijke uitspraak 40 Open deuren 41 Survival 42 Dupe 48 Publicaties 50 Stemmen crimelink 3
NIEUWS&OPINIE
© 2011 Crimelink ISSN 1875-4333 Hoofd- en eindredactie Archie Barneveld Redactie Wesley Meijer, Malou van den Berg Gastredactie Janine Janssen, Roy Johannink Beeldredactie Simone Berghuys, , Rosetta Senese Vormgeving Rémy Mettrop Correctie Hugo Jetten
[email protected] Adviseurs Marc Cools, Paul Gruter, Bob Hoogenboom, Peter Klerks, Paul Ponsaers Correspondenten Stefanie van der Burght, Elke Devroe, Marnix Eysink Smeets, Guus Meershoek, Martin Moerings, Evelien de Pauw, Marcel Pheijffer, Nathalie Roegiers, Ronald van Steden, Wouter Stol, Gabry Vanderveen, Antoinette Verhage Aan dit nummer werkten verder mee Jaap Barneveld, Onno Dokkum, Menno van Duin, Marielle van Essen, Maria Genova, Natalie Hensen, Marco Leeuwerik, René Leijen, C. Lien, Wenja van der Meulen, Hans Moors, Claudia van Oort, Ruth Sanberg, Hans Schnitzler, Thijs Ter Avest, Joost van der Wegen, Marsha de Vries Advertenties Merijn van Stralen
[email protected] 030-6931177 Druk Koninklijke BDU, Barneveld Distributie VMBpress, Heemskerk
Abonnementen Voor vragen over abonnementen Abonnementenland Postbus 20 NL-1910 AA Uitgeest Tel. 0031 (251)-257926 Fax 0031 (251)-310405 of via www.aboland.nl Crimelink verschijnt 4 x per jaar. Opzegging dient schriftelijk te geschieden, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Abonnementsprijzen: Nederland & België jaarabonnement (4 nrs) € 25,-. Europa € 35,-, buiten Europa € 45,-. Voor organisaties: € 50,-. Uitgever Virtùmedia Postbus 595 3700 AN Zeist Tel. 030 – 6920677 Fax 030 – 6913312 www.crimelink.nl Uitgever Pepijn Dobbelaer
[email protected] Bladmanagement Merijn van Stralen
4 crimelink
PODIUM
TEKST
MARIELLE VAN ESSEN
OVER POLITIE
DSK versus kamermeisje: The End Marielle van Essen is strafpleiter bij het kantoor Korver & Van Essen
O
p 14 mei 2011 wordt Dominique Strauss-Kahn in New York vastgezet op beschuldiging van verkrachting. De rijke blanke man met macht zou volgens het openbaar ministerie van zijn positie misbruik hebben gemaakt door een arm en machteloos donker kamermeisje te verkrachten in zijn hotelkamer. Enkele maanden later, op 23 augustus 2011, honoreert de New Yorkse rechter echter het verzoek van ditzelfde OM om alle aanklachten tegen Strauss-Kahn te laten vervallen. De strafzaak is hiermee ten einde. Wat is er gebeurd tussen 14 mei en 23 augustus, hoe heeft het New Yorkse OM tot een dergelijk verzoek kunnen besluiten? Vanuit het perspectief van de strafpleiter bezien is de beslissing van het OM volkomen begrijpelijk. Een 25 pagina’s tellende verklaring van het OM gepubliceerd op het internet motiveert uitvoerig hoe het OM tot deze beslissing kwam. Kort gezegd geeft het OM te kennen, dat aangeefster over de verkrachting door Strauss-Kahn op essentiële onderdelen steeds wisselend verklaart. Daarbij loog aangeefster ook herhaalde malen over een in haar geboorteland overkomen groepsverkrachting. Zij heeft over deze groepsverkrachting ook tijdens haar verhoren in de zaak van Strauss-Kahn herhaalde malen verklaard. Deze verklaringen behelsden niet het enkele noemen van die groepsverkrachting, maar betroffen gedetailleerde verslagen van wat haar was overkomen, hoeveel personen erbij waren betrokken, hoe zij eruit zagen, wat zij van moment tot moment met aangeefster hebben gedaan. En het vertellen van dit verhaal ging steeds gepaard met hevige emoties behorende bij de ernst van een dergelijke gebeurtenis. Gelijk de emoties die aangeefster toonde bij het vertellen van haar verhaal over wat
Strauss-Kahn met haar had gedaan. Enkele weken later vertelt aangeefster echter doodleuk dat het gehele verhaal over de groepsverkrachting naar het rijk der fabelen kon worden verwezen. Ze zou dit hebben verteld omdat ze dit verhaal ook bij haar asielaanvraag zou hebben verteld. Bij navraag bleek dit echter niet het geval. Ze had bij haar asielaanvraag wel een verhaal opgehangen over haar in de gevangenis in Guinea overleden echtgenoot, maar ook van dit verhaal bekende ze dat dit gelogen was. De tegenstrijdigheden en leugens bleven zich hierdoor opstapelen en aangeefster maakte zichzelf steeds ongeloofwaardiger. Een goede strafpleiter zou gehakt hebben gemaakt van de geloofwaardigheid van deze aangeefster. En terecht. Het aantal valse aangiftes in zedenzaken is namelijk enorm. De gevolgen voor de ten onrechte aangewezen verdachten eveneens. Het OM dient zich ervan te vergewissen dat aangeefster daadwerkelijk is verkracht. Als zelfs de politie en het OM het verhaal van het kamermeisje niet meer geloven, dienen zij de stekker uit de zaak te trekken om geen verdere schade aan de persoonlijke levenssfeer van een verdachte toe te brengen. De advocaten van Strauss-Kahn en de door hen ingeschakelde privé-detectives hebben geen invloed gehad op de beslissing van het OM. De beslissing van het OM komt volledig door het handelen van aangeefster zelf. Aangeefster heeft zichzelf volkomen ongeloofwaardig gemaakt door bij herhaling te liegen. Niemand kan meer met zekerheid zeggen welk deel van haar verhalen waar is en welk deel gelogen. Einde zaak. Wat resteert is de vraag wat zich dan toch in vredesnaam wel heeft afgespeeld op die hotelkamer. Want voor het OM staat in ieder geval vast dat sprake was van vluchtig seksueel contact tussen Strauss-Kahn en het kamermeisje. Ook de advocaten ontkennen niet dat sprake was van seksueel contact tussen Strauss-Kahn en het kamermeisje. Wat bezielt zo’n man? Een man in die positie, met zoveel rijkdom, zoveel macht en aanzien, kortom een man die zoveel te verliezen heeft? Van Strauss-Kahn zullen we geen uitleg krijgen: die houdt zijn kaken vooralsnog stijf op elkaar. n
TEKST
GUUS MEERSHOEK
NIEUWS&OPINIE
Dolle, dwaze dagen in Londen Guus Meershoek is lector politie geschiedenis aan de Politieacademie en universitair docent aan de Universiteit van Twente/IPIT
D
e Londense rellen van begin augustus liggen alweer enige tijd achter ons, de vloed aan platitudes van politici, commentatoren en deskundigen is weggeëbd. Een goed moment voor reflectie. Twee vragen dringen zich op: hoe kwam het en wat is aan zulke rellen te doen? Waren het de blackberries die de relschoppers een strategisch voordeel op de ordehandhavers gaven, of de aan de rand van de achterstandsbuurten gelegen winkels met fraaie sportschoenen die uitnodigden tot proletarisch winkelen? In het politieke getouwtrek konden twee overbekende interpretaties worden onderscheiden. Het conservatieve front verklaarde, geholpen door de voor hen tijdige dood van Amy Winehouse, de popmuziek en de straatcultuur tot bron van het kwaad. En meer discipline in het gezin en harder politieoptreden als het geëigende recept. Overtuigen deed dat echter niet, want juist uit deze hoek was tevoren scherp afgegeven op de politieleiding en was een radicale bezuiniging op het politiebudget aangekondigd. Progressieve duiders wezen op hun beurt op het wantrouwen van de jeugd tegen de overheid, het gebrek aan mogelijkheden tot sociale stijging en de deprimerende bezuinigingen. Ook die formule kon niet overtuigen. Het tonen van begrip heeft relschoppers nog nooit op hun schreden doen terugkeren. Hoe kwam het dan wel? Zicht op de oorzaken wordt belemmerd door de drang de gebeurtenissen een uitzonderlijk karakter toe te schrijven en er een passende, diepe verklaring voor te zoeken. De eenvoudige waarheid dat deelnemen aan een rel leuk is, wil men niet weten. Relschoppers rellen om te rellen, zoals bureau Beke schreef. Het geeft een kick, zeker als je het samen doet, er meent een goede reden voor te hebben en het risico van arrestatie wel aanwezig is
maar klein wordt ingeschat. Om diezelfde redenen hebben zich overal en altijd rellen voorgedaan, vooral ’s zomers als het warm is en jongeren zich vervelen. In Amsterdam van het Palingoproer van 1886 tot de Kroningsrellen van 1980, in Parijs in 2005 en in Athene in 2008. De beelden uit Londen waren natuurlijk shockerend, maar de maatschappelijke kosten waren niet veel groter dan een flinke oudejaarsavond in Nederland, het vuurwerk inbegrepen, zei Otto Adang, bij uitstek deskundig op dit terrein, mij enkele dagen geleden. Die kosten waren in Londen alleen heel onrechtvaardig over de bevolking verdeeld. Ook de oorzaak was niet uitzonderlijk: een dodelijk politieel schietincident, gevolgd door een verkeerde publieke boodschap van politieleiding en bestuur. Aan dat mistasten kun je weinig doen. Dat kan iedereen overkomen. Voor het prompt uitdragen van de goede boodschap heb je een moedige politieleiding nodig. Bij het lezen van de eerste berichten uit Londen moest ik denken aan de Amsterdamse politiechef Joop van Riessen, die toen in augustus 2003 Driss Arbib door een politieman uit noodweer werd doodgeschoten zich prompt ter plekke begaf en met een korte toespraak de
gemoederen kalmeerde. Alle ingrediënten voor een grote rel waren aanwezig, maar de schade bleef beperkt. In Londen ontbrak toevallig een dergelijke politiechef, zag de politie vervolgens af van iedere communicatie en kreeg zij tot overmaat van ramp nog te maken met politici als stoorzenders. Zo ging het mis. Nederlandse politici die geschrokken zijn en vrezen dat ook Nederlandse jongeren zo uit de band gaan springen, doen er om twee redenen goed aan een boekje te lezen dat ruim een halve eeuw oud is en waarin een jonge socioloog, Johan Goudsblom, de resultaten bespreekt van een enquête onder jongeren. Allereerst ontdekken zij dan dat de jeugd eind jaren vijftig de overheid minstens even heftig wantrouwde. Maar hopelijk bespeuren zij ook dat de toenmalige bestuurders daar anders op reageerden dan zij zelf nu doen. Niet voor niets sprak Goudsblom niet van ‘onmaatschappelijken’ maar van ‘nieuwe volwassenen’. Deze laafden zich wel aan popmuziek en zagen de toekomst uiterst somber in, maar hij beschouwde hen ‘niet verwilderd of verworden; (…) niet radeloos en onverschillig; en bovenal: (…) niet onmondig’. De uitgever prees het boekje op de flaptekst aan als ‘een uitdaging aan al diegenen, die menen dat er tegenwoordig een brandend “jongerenprobleem” bestaat’. Die boodschap kwam over: de toenmalige bestuurders bleven koppig een constructief toekomstbeeld uitdragen. De huidige jeugd is niet zoveel anders dan die in het verleden, het plunderen van winkels tijdens een grote rel is niet opmerkelijk, verontrustend is vooral dat wij evenals de Londenaren geen gezagsdragers meer hebben die koppig een constructief toekomstbeeld uitdragen, maar politici die het cynische gekwaak van reaguurders willen apaiseren en graag een sneer uitdelen naar de politie. Zo kweek je geen moedige politiechefs. Rellen kunnen zich altijd voordoen, vooral in de zomer. Als dit onverhoopt in Nederland gebeurt, zal een belangrijke oorzaak van het uit de hand lopen zijn dat de gangmakers beseffen dat de gezagsdragers onzeker zijn. n In Over politie becommentarieert de auteur van dienst het wel & wee van de politie
crimelink 5
NIEUWS&OPINIE
PAU L P O N S A E R S
LET WEL, EEN OPMERKELIJKE UITSPRAAK
Rellen in Londen 2011: Brixton Disorders revisited? Paul Ponsaers is professor strafrecht en criminologie aan de Universiteit Gent
T
ussen 10 en 12 april 1981 deden zich in Lambeth (Zuid-Londen) de zogenaamde Brixton Disorders voor, met als triest hoogtepunt Bloody Saturday. Bij de rellen raakten 280 politiemensen en 45 burgers gewond, brandden meer dan honderd voertuigen uit (vooral politiewagens), 150 gebouwen werden vernield, waarvan er dertig uitbrandden. 82 personen werden gearresteerd. Lambeth was een gebied met ernstige sociale en economische problemen. De ganse UK onderging in deze jaren een diepgaande economische crisis, waarbij vooral de gekleurde gemeenschap werd getroffen door hoge werkloosheid en barslechte woonomstandigheden. De maanden die vooraf gingen aan het oproer werden gekenmerkt door toenemende spanningen tussen politie en inwoners. De politie werd door de gekleurde gemeenschap gedefinieerd als de grote tegenstander, hetgeen weer aanleiding gaf tot het sweepen van straten door indrukwekkende politiepelotons, essentieel op basis van frequente controles en fouilles in de straat en arrestaties. Toen op 10 april 1981 Michael Bailey, die een messteek had opgelopen tijdens de rellen, door de politie werd gecontroleerd, dachten omstaanders dat hij slachtoffer was van politiegeweld en sloeg de vlam volkomen in de pan. Grote groepen keerden zich tegen de politie. In antwoord hierop verhoogde de politie haar sweeping-acties. De spanningen explodeerden in de loop van de daarop volgende nacht. Er werd met stenen gegooid in de richting van politiewagens. De spanningen escaleerden en het onrustig gebied deinde verder uit. Politiemensen raakten gewond, waarvan een aantal ernstig. Winkels werden beroofd in diverse straten, politiewagens werden in brand gestoken, brandweerlui werden bekogeld met stenen en flessen. Een aantal zwarte en blanke
6 crimelink
burgers trachtte te bemiddelen tussen politie en onruststokers. De pogingen mislukten en cafés, winkels, handelszaken, scholen en andere gebouwen werden vernield. Honderden bewoners durfden de woning niet meer uit. Slechts na verloop van tijd slaagde de politiemacht erin het oproer terug onder controle te krijgen. Na de Brixton Disorders beval de regering een onderzoek. Het onderzoek werd onder leiding van Lord Scarman gevoerd en gaf aanleiding tot het zogenoemde Scarman Report, dat gepubliceerd werd eind november 1981. Scarman concludeerde dat ‘complexe politieke, sociale en economische factoren’ de oorzaak waren van ‘het ontstaan van de neiging tot gewelddadig protest’. Het rapport gaf dan ook aanleiding tot een nieuwe wetgeving (Police and Criminal Evidence Act) in 1984, waaruit een onafhankelijke Police Complaints Authority voortvloeide. Voornaamste objectief was het herstel van vertrouwen van het publiek in de politie. De aanbevelingen van Scarman om in eerste instantie de raciale achterstelling en de teloorgang van de binnenstad aan te pakken werden niet geïmplementeerd en in 1985 deden zich opnieuw rellen voor in dezelfde buurt. De Brixton Disorders en het Scarman Report waren de belangrijkste inspiratiebronnen bij de ontwikkeling van het Community Oriented Policing (COP)-gedachtegoed. Gelijkaardige rellen en onafhankelijke onderzoeksrapporten uit Noord-Ierland en de US hebben de architecten van COP ertoe gebracht de oude, op de draad versleten law and order-politiemodellen als volkomen failliet te verklaren en een veel gemeenschapsgerichter politiemodel te ontwikkelen. De Executive Session on the Police, die van 1985 tot 1990 aan de Harvard University in de US werd gehouden, was de belangrijkste katalysator voor de formulering van COP. Het ging om een internationaal gezelschap van dertig vooraanstaande politiechefs en wetenschappers. Samengevat kwam men tot de volgende inzichten: (1) de politie kan de misdaad niet voorkomen en niet effectief werken zonder de hulp van de bevolking; (2) de klassieke wijzen van aanpak zijn te reactief, aangezien ze geen impact hebben op de omstandigheden die criminaliteit en zelfs wanorde veroorzaken; en (3) het politiebeleid
wordt veel te algemeen, en dus te weinig gericht, gevoerd (one size fits all) en er wordt geen of onvoldoende rekening gehouden met de specifieke sociale omstandigheden waaronder zich veiligheidsproblemen voordoen. Bij het schrijven van deze column, midden augustus 2011, zit het spel terug op de wagen in Londen: grote groepen relschoppers trekken opnieuw plunderend door de straten. Opnieuw groeit de kritiek op het hardhandig optreden van de politie, hetgeen er enkel toe leidt dat de politie in nog groteren getale en kordater optreedt, op aansturen van de regering. Opnieuw spelen de rellen zich af tegen een achtergrond van stedelijke armoede, economische recessie en hoge werkloosheid. Toch zijn er sinds de onlusten van ’81 en ’85 ingrijpende veranderingen doorgevoerd bij de politie. Het Scarman Report had met zich meegebracht dat nieuwe procedures werden ingevoerd om mensen op straat tegen te houden, te fouilleren en te arresteren. De opleiding van politiemensen werd indringend verbeterd en meer gekleurde agenten werden aangeworven. Op maatschappelijk vlak werden ook wel wat inspanningen gedaan, vooral op het vlak van stedelijke vernieuwing. Maar de fundamentele problemen van de snel groeiende groep outcasts, inzake werkloosheid, onderwijs, woonomstandigheden et cetera bleven structureel onaangeroerd. Eens de huidige economische recessie zich hierop entte bleek de cocktail explosiever dan ooit. Het oproer in de Parijse banlieues van oktober 2005 en de rellen in het Brussels Kureghem vorig jaar verbleekten erbij. Het lijkt wel de Brixton Disorders revisited. Heeft de politie daarvoor zoveel ingrijpende veranderingen moeten ondergaan, zoveel aan mentale reconversie moeten doen, om uiteindelijk opnieuw als ordinair kanonnenvoer de ontevredenheid brutaal te moeten neerslaan op vraag van een falende regering? Deze wijze van aanpak katapulteert de politie terug naar een ver verleden. Cyrille Fijnaut schreef al eens dat een zwakke democratie gevaarlijker is dan een sterke politie. Hopelijk wordt een zeldzaam man (‘a scarce man’, een Scarman) gevonden die de politieke elite in Engeland met gezag wijst op haar verantwoordelijkheid en de politie de kans geeft verder gemeenschapsgericht te emanciperen. n
Smaad via Hyves Er is sprake van belediging wanneer de eer of goede naam van een ander wordt aangetast. Ons Wetboek van Strafrecht kent drie vormen van belediging: eenvoudige belediging, smaad en laster. Als beledigd wordt met de bedoeling de belediging ook ter kennis te brengen van het publiek, is er sprake van smaad of laster. Belediging kan zeker ook via de sociale media plaatsvinden.
R
ecent is een vrouw veroordeeld die via Hyves aan haar vrienden had laten weten dat haar ex-man hun kind seksueel had misbruikt. De vrouw had haar dagboek op haar Hyves-pagina geplaatst en in haar dagboek beschuldigde zij haar exman van het misbruik. De vrouw ontkende dat zij met het plaatsen van haar dagboek op haar Hyves-pagina het doel had om ruchtbaarheid te geven aan de beschuldiging. Ruchtbaarheid geven is een vereiste om te kunnen komen tot een veroordeling wegens belediging. Onder ‘ruchtbaarheid geven’ moet worden verstaan het ter kennis brengen van het publiek. En met ‘publiek’ wordt een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld. Volgens de verdediging was er geen sprake van ruchtbaarheid geven, omdat de Hyves-pagina van de vrouw slechts toegankelijk was voor door haar toegelaten Hyves-vrienden. Dit waren 20 à 25 familieleden, vrienden en excollega’s, mensen die zij persoonlijk kende. Er was sprake van een afgeschermd Hyvesprofiel. De verdediging maakte de vergelijking met het in de beslotenheid van de huiskamer toevertrouwen van vertrouwelijke informatie. Dit is ook niet strafbaar. Het gerechtshof te Leeuwarden zag dit anders en heeft verdachte wel veroordeeld wegens smaad. Het gerechtshof heeft overwogen dat het in deze zaak gaat om een in potentie ruimere kring van personen dan het geval is bij een huiskamergesprek. Bovendien konden de geadresseerden naar eigen inzicht en zonder enige restrictie over de uitlatingen
TEKST
CLAUDIA VAN OORT
Claudia van Oort is strafadvocaat in Rotterdam
als scheldwoord is er sprake van strafbare belediging. Andere woorden zijn volgens de rechtspraak niet beledigend, ook niet als ze gebruikt worden als scheldwoord, omdat ze noch in gewone noch in overdrachtelijke zin beledigend zijn. Gedacht kan worden aan een woord als ‘kraai’. Indien er wordt beledigd ‘in het algemeen belang’ is er geen sprake van strafbare belediging. Daarnaast kan een veroordeling wegens belediging onder omstandigheden indruisen tegen het (grond)recht op vrijheid van meningsuiting. In de praktijk zijn het met name politici en journalisten die bescherming ontlenen aan deze uitzonderingen.
Ook oppassen met Twitter
van de vrouw beschikken. Daarnaast kon de vrouw verwachten dat haar Hyvesvrienden de beschuldiging, gezien de aard ervan, verder zouden verspreiden. Ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, heeft onlangs geoordeeld dat het veroordelende arrest van het gerechtshof in stand dient te blijven.
Wat is beledigend? Een uitlating is beledigend wanneer zij de strekking heeft een ander in zijn eer of goede naam aan te tasten. Wat als beledigend kan worden aangemerkt, hangt in belangrijke mate af van onze maatschappelijke normen en de context waarin de uitlating is gedaan. Sommige woorden hebben op zichzelf geen beledigend karakter, maar kunnen wel als scheldwoord worden gebruikt. Gedacht kan worden aan woorden als ‘joden’ of ‘homo’s’. Bij gebruik
Niet alleen hyvers maar ook twitteraars worden de laatste tijd steeds vaker vervolgd. De eerste keer dat er in Nederland iemand werd vervolgd – en veroordeeld – voor het plaatsen van een opruiend Twitter-bericht was in 2010. Het ging om een jongen die na een WK-wedstrijd van het Nederlands elftal mensen zou hebben opgeroepen om rellen te schoppen. Behalve het oproepen tot rellen worden in tweets ook vaak politici bedreigd. Afgelopen zomer deed Tweede-Kamerlid voor GroenLinks Tofik Dibi aangifte tegen een twitteraar die had opgeroepen ‘dit Marokkaanse insect’ te ‘verdelgen’. De verdachte twitteraar heeft al laten weten dat hij Dibi heus niet wil gaan vermoorden, maar het is de vraag of hij hiermee aan een vervolging/veroordeling ontkomt, omdat de strafwet niet de eis stelt dat de verdachte het voornemen heeft om de bedreiging te realiseren. De rechtbanken te Rotterdam en Den Haag hebben recent in vergelijkbare zaken veroordelende vonnissen uitgesproken. n In Let wel, een opmerkelijke uitspraak worden rechterlijke uitspraken behandeld die directe en ogenblikkelijke relevantie hebben voor een breed publiek
Niet alleen hyvers maar ook twitteraars worden de laatste tijd steeds vaker vervolgd crimelink 7
LET’S GO GONZO (6)
De pornoficatie van de criminologie zijn tour de Flandre op zoek Jaren geleden deed Archie Barneveld van wat nu Crimelink, over naar Vlaamse criminologen die de idee gen zouden kunnen zijn. gene misdaad & veiligheid, is geworden, Hoogenboom waren Bob van even Mede op het enthousiaste aang goede zaak. Elk nieuw we onmiddellijk gewonnen voor deze itie worden aangemoedigd privé-initiatief moet immers per defin enstappen verder. Crimeen ondersteund. Vandaag zijn we reuz inologisch tijdschrift dat link is nu het enige Nederlandstalig crim criminologische tijdschriften werkelijk noodzakelijk is. De andere ig, hoogstaand, professioneel, zijn zeer zeker leuk, interessant, nutt s o zo saai en wat nog veel wetenschappelijk, maar bovenal som de gangbare pensée unique door erger is, soms o zo gecensureerd wensen onmiddellijk op van de hoofdstroomcriminologie. We io is geschreven. Woede te merken dat wat volgt sine ira et stud gen besteed… hopen en en partijdigheid zijn niet aan criminolo denken we toch. een aantal collega’s die de Dit gonzo-verhaal is een reflectie op elink aantoont. Neem de Crim these van de noodzakelijkheid van mer 1, jaargang 4. In zijn num in ter bijdrage van Patrick Van Cals ijst hij naar een gerenomverw n’ gieë eolo ‘Terreur van veiligheidsid t dat op basis van één citaat meerd Vlaams criminologisch tijdschrif tikel weigert. Iets verder in dit de opname van zijn normal science-ar us C. van Duyne door Archie nummer is er het interview met Petr us C. van Duyne heeft het, bijBarneveld en Bob Hoogenboom. Petr de dorpspolitiek, de verbanvoorbeeld, over de autistische trekjes, achtige druiloorschrijverij en inee ning, de verbeteringsdrift, de dom criminologenland. Na lezing de zendingsdrang in het Nederlandse el achter. Waar elders dan ervan bleven we met een zeer goed gevo er nog lezen? in Crimelink kunnen we deze franc-parl In 2008 introduceerde Myrthe Nu even iets anders als intermezzo. van onze samenleving een Hilkens met haar boek De pornoficatie
8 crimelink
entiekader. Door de alom nieuw begrip met inhoud in ons refer are porno op het internet, hikb besc aanwezige, zichtbare en gratis werden er vragen gesteld rie dust iekin in de reclame en in de muz o op en over de mens. inzake de invloed en de macht van porn en er openlijk over spreken, Het hanteren van het begrip ‘porno’ onder ons misschien nog wat laat staan schrijven, doet sommigen ergetekende heeft hier schaamrood op de wangen krijgen. Ond alle domeinen, voor alle op geen last van. Wie predikt dat vrijheid ste goed is, moet nu hoog het duidelijkheid ook in de economie, mis met porno op niets is Er o. ook niet hypocriet doen over porn umptie gebeurt op basis voorwaarde dat de productie en de cons ntwoordelijke instemming. van een vrijwillige, contractuele en vera de pornosites nog niet hebben Voor de collega’s die op het internet van alle virussen en spam ontdekt, verwijzen we zeer graag naar of PornTube. Los van de ontdane websites als YouPorn, PornHub aangenaam hier even al voor visuele en auditieve inhoud is het n naar de opbouw van kijke te al abstractie van te maken en voor orie kiezen, op basis categ een t eers deze websites. Men kan voor het ook nog mogelijk enkele van wat men wil zien en/of horen is te nemen van het aantal views tags te selecteren, vervolgens kennis s te bekijken en de abstract te om zo nodig ook even de related item nagaan wat de peers er in hun lezen. En last but not least kun je ook dit zijn collega’s die er comments van denken. U kent deze wel, elling op nahouden. ngst bela doorgaans eenzelfde status en/of nummer 2, jaargang 4, Terug naar de criminologie. In Crimelink in zijn bijdrage ‘Afgemeten weet Paul Ponsaers als geen ander ons d te plaatsen. In het Vlaamse wetenschap’ met de voeten op de gron dat hoe meer men publiceert criminologenland geldt eens te meer beter dit is voor… de op plaatsen met een goede ranking, hoe wordt gehecht aan het die centen. Essentieel hierbij is de waarde ‘Maar er is meer’, stelt ui. vakl zogenaamde peer review-proces door
TEKST
publiceert is van belang. Ponsaers. Ook de uitgeverij bij wie men g op na om vast te stellen teru Men leest zijn bijdrage er maar eens publiceren. kan zoal men bij welke ‘te gekke uitgevers’ en volgen gedwee de ‘van boDe meeste criminologen in Vlaander om te publiceren door midvenaf’ opgelegde regeltjes van dit spel oces bij een uitgever met een del van een double blind peer review-pr hoor. Nu, dit verwondert ons goede ranking. Ook ondergetekende, heen is ons klein goed landje niet van Vlamingen. Door de eeuwen eest door vreemde mogendgew t aan de Noordzee al zo vaak beze het vooral schijnheilig coln, leve over heden en volkeren dat, om te ware in onze genen zit. Maar laboreren met de machthebber als het en er in Vlaanderen diverse plus est en vous, om te overleven word voor de double blind peer redactieclubjes opgericht die borg staan ing. Zo is onze academische review bij de juiste uitgever met rank integriteit weerom gered. elaars verwijzen we zeer Ook de jalousie de métier bestaat. De twijf van Willem Frederik Herans rom de graag door naar de schitteren titels: Nooit meer slapen, Onder mans over de academische wereld. De Ruisend gruis zouden verplichte professoren, Uit talloos veel miljoenen en dstalige academici. De literatuur moeten zijn voor alle Nederlan het boek(je) Het scheermes van Gentse collega’s moeten ook maar eens instelling lezen. Nu we dan Ockham door Willy van Poucke over hun en ranking naar onze mew toch stout zijn, is deze double blind revie udelijk te censureren inho ga’s colle ning ook een ideaal middeltje om maken. Zij die zich hier (mede) of hun publicatie zelfs onmogelijk te dan ook, kunnen nog eens schuldig aan maken, om welke reden Heinrich Heine’s klassieker nadenken over de diepere betekenis van schen. Wo Bücher brennen, brennen bald auch Men oficatie. Op pad in pornoland Dit brengt ons finaal terug bij de porn and. Op websites, in een is zoals op zoek gaan in criminologenl
MARC COOLS
eeks) heeft men immers ook boek(enreeks) of in een tijdschrift(enr ijzingen, verduidelijkende verw en, categorieën, titels, trefwoord de zekerheid dat de double voetnoten, korte abstracts en bovenal ten vooraf even gekeken blind peer reviewers als ware pornocra of zelfs excellent hebben hebben en het ook goed tot zeer goed we criminologische webgevonden. Het gegeven dat zoveel nieu en) geboren worden eeks sites, boeken(reeksen) en tijdschriften(r ergens een oorzaak toch t moe , met nieuw samengestelde redacties trekken komt, gaat zijn of haar aan hebben? Wie in eigen kring niet en we het toch prachtig vinvreemd, toch? Tot ons groot jolijt blijv werken van bijvoorbeeld een den dat de criminologisch relevante en Herman Bianchi nooit de Edwin Sutherland, Michel Foucault hebben moeten doorstaan. We double blind peer review en ranking f hebben mogen lezen. zouden hen immers nooit kunnen en/o is niet echt nodig om onze Ja, waarde lezer, schrijven in Crimelink in aanmerking te komen en en leuk academische bibliografie op te cierde eurocentjes. We zijn er voor de van staatswege outputgefinan systeem op termijn zal worden trouwens van overtuigd dat ook dit de overheidsbesparingen zulafgebouwd. De op iedereen afkomen zeker treffen. Laat deze duistelen ook de academische wereld zeer Vandaag is en blijft schrijven re gedachte vooral de pret niet derven. at men hier niet wordt omd in Crimelink nu eenmaal noodzakelijk gische censuur dito nolo rimi geconfronteerd met hoofdstroomc rde pornocraten. Het is mee nom gere jalousie de métier door en van criminologische woord meer dus nu aan u en ons allen, die het vrije dat Crimelink meer dan ooit dan genegen zijn, om ervoor te zorgen blijft. Dus, schrijven en lezen noodzakelijk geschreven en gelezen iende-eeuwse Zwitserse maar en dit steeds met het vroeg-negent Gedanken sind frei! studentenlied in het achterhoofd: Die eit
gie aan de Vrije Universit Marc Cools is hoogleraar criminolo Brussel en Universiteit Gent
crimelink 9
INTERVIEW
‘De criminologie kan hier wat van leren’ In Nederland zijn de criminologische biografieën op één hand te tellen. Wetenschappers wagen zich er niet aan, halen hun neus ervoor op. Frank van Gemert (Vrije Universiteit) is een uitzondering en maakte een minutieus levensverslag van geweldscrimineel Jan H. TEKST
ARCHIE BARNEVELD
FOTOGRAFIE
JAAP BARNEVELD
Wat voor type criminoloog bent u eigenlijk? Welke bloedgroep? ‘Ik ben van huis uit cultureel antropoloog, ik ben veel bezig geweest met etnografisch onderzoek. Tijdens mijn studie heb ik onderzoek gedaan naar straatdealers in Amsterdam en van daaruit ben ik het criminele en vervolgens het criminologische veld ingegaan. Ik ben dus een kwalitatieve onderzoeker die graag veldonderzoek doet.’
verhalen over zijn leven te horen, die waren ook nogal heftig. Omdat ik met biografieën bezig was, kreeg ik het idee om zijn leven te beschrijven. Daar reageerde hij direct erg positief op en zo kwam het tot een zeer intense samenwerking. Wij hebben vanaf begin 2010 25 gesprekken van twee uur met elkaar gevoerd die allemaal opgenomen en getranscribeerd zijn. De meeste bij hem thuis, enkele hier op de Vrije Universiteit.’
Hoe bent u Jan H. op het spoor gekomen? ‘Ik had een tip gekregen over graffiti in Ede, de tag MS13. Dat verwacht je hier niet, want dat is een teken van een grote gewelddadige latino-gang, de Mara Salvatrucha die begin jaren negentig in Los Angeles is ontstaan onder Salvadoraanse immigranten en vervolgens transnationale proporties heeft gekregen. In dat kader sprak ik met jongerenwerkers en die attendeerden mij op een Nederlandse man die in een Amerikaanse prison gang had gezeten en die daar mogelijk iets over zou kunnen zeggen. Deze ex-gedetineerde gaf lezingen voor Delinkwentie & Samenleving (aangesloten bij Humanitas – red). Via die organisatie kreeg ik contact met Jan H. en een paar dagen later ontving ik hem hier op de Vrije Universiteit. Dat was september 2009.’
Waarschijnlijk is er wel iets van rapport tussen jullie ontstaan? ‘Ja, dat is ook de bedoeling, in onderzoekstermen is dat een waarborg voor de validiteit. Als je niks hebt met iemand, hem niet aanvoelt en niet goed begrijpt, dan gaat het niet goed, dan kun je niet alles duiden wat hij zegt en laat zien. Dus rapport is wel een voorwaarde voor zo’n onderzoek, vind ik. We hebben ook goede, zakelijke afspraken met elkaar gemaakt over de doelstellingen en de afbakeningen van het onderzoek. Dat heeft ons tijdens de samenwerking geholpen en dat doet het ook nu wij klaar zijn.’
En toen kwam het idee op om een biografie over hem te maken? ‘Ik geef hier culturele criminologie en ik heb daarbij de focus op biografieën gelegd. Als beschrijvingsvorm en als methode. Dat eerste gesprek ging over prison gangs, pittige verhalen hoor. Later kreeg ik ook andere
10 crimelink
Op welk moment heeft u de gedragskundige rapportage over Jan onder ogen gekregen? Daar vond ik niks van terug in het verhaal. ‘Pas nadat ik klaar was met het manuscript, in maart 2011, na zijn laatste rechtszaak. Dat was welkome informatie om het verhaal te checken, maar ik heb daardoor uit mijn verhaal niets hoeven uitgummen. Ik ben ook blij dat ik die informatie pas aan het eind van de rit heb gekregen, anders was ik er misschien toch wel wat door beïnvloed en dat zou niet goed zijn geweest. Als je
zo’n label als (natuurlijk) “anti-sociale persoonlijkheidsstoornis” leest, dan krijg je zo’n zie-je-wel-effect. Dat slaat de rest van de informatie dood. Bovendien komt zo’n rapportage op een heel andere manier tot conclusies dan langs de weg die ík heb bewandeld. Ik wil de lezer op een andere manier een beeld schetsen van die persoon en het verhaal achter die persoon.’ U komt ook niet tot een gedragskundige duiding van wat er mis is in zijn hoofd. ‘Niet in die terminologie. Jan is een man die geweld gebruikt. Dat doet hij om een bepaalde reden, omdat hij zich zo wil neerzetten en door de ander ook zo gezien wil worden. Dat wordt bepaald door zijn gedachten, zijn opvattingen en zijn manier van kijken. Daar kun je een psychologische verklaring voor geven natuurlijk. Maar ik hoop dat in mijn verhaal toch meer iets van een antropoloog doorklinkt. Ik probeer inzicht te geven in hoe deze man zo geworden is zonder die labels te gebruiken.’ Zou uw methode onder criminologen navolging mogen vinden? ‘Er zijn verdomd weinig of misschien wel geen criminologische boeken of artikelen in Nederland waarin dat op die manier is neergepend. Terwijl wij het als criminologen voortdurend hebben over die mensen! Men verlaat zich op de diagnose van psychologen en psychiaters. Dat is best nuttige wetenschap, maar ik wil er op een andere manier naar kijken. Dat lijkt me voor niet ingewijden in de gedragswetenschappen ook veel inzichtelijker en begrijpelijker dan dat je zegt: die man heeft deze levensdelicten begaan, en wijst op het label “psychopaat”. Alsof dat label iets verklaart! Dat label, dat moet je óók kunnen verklaren. Wij zitten momenteel in een tijdvak dat alles wat zich in de hersenpan afspeelt tot borreltafelpraat is geworden. Van neuro dit tot amichtela dat, alsof Jan met de pet dat allemaal snapt en het op dat niveau überhaupt nog te begrijpen is. Ik wil dan graag nog wel even teruggaan naar “uit
Frank van Gemert
crimelink 11
welk nest komt die persoon” en “met wat voor ervaringen groeit zo iemand op”. Dan kunnen ze wel zeggen dat uit onderzoek blijkt dat als je dit mist en als je dat mist dat het dan zus-en-me-zo met je gaat; ik neem de lezer bij de hand en laat zien hoe het met Jan is gegaan.’
boeven en de geruchtmakende zaken. De overheersende mores onder de criminologen nu is: N=1 telt niet mee. N=1, een steekproef van één persoon, kun je niet generaliseren. Men vindt zo’n onderzoekje een leuke terzijde, maar wetenschappelijk tikt het niet aan.’
Alleen van Frank Bovenkerk en Hagar Peeters zijn er in Nederland criminologische biografieën, respectievelijk over La bella Bettien en Gerrit de Stotteraar. Waarom is er niet meer? ‘Ze worden weggekaapt door de journalisten voordat de wetenschappers erbij zijn. Maar dat zijn eigenlijk alleen de bekende
Is dat ook niet zo? ‘Nee. Als je wilt begrijpen wat er met mensen gebeurt, dan kun je je niet veroorloven om niet ook op individueel niveau te kijken. En wat mij nu na dit onderzoek is opgevallen, is dat er door ons criminologen wel erg veel onder het tapijt wordt geveegd.
Er is eigenlijk een criminologie van losse eindjes. Als je maar een grotere populatie neemt en op thema’s focust in plaats van op personen, dan krijg je mooie hapklare brokken waar je dingen mee kunt doen. Dat is prima, maar als je kijkt naar een persoon en je kijkt naar zijn leven en wat voor crimineels hij daarin heeft gedaan, dan zijn er zoveel dingen waar we eigenlijk niks mee kunnen. Bij N=1 zijn er zo veel losse eindjes, paradoxen en tegenstellingen! Dan heb je helemaal geen kloppend verhaal met een kop en een staart. Dat heb ik nooit eerder zo ervaren, daar wordt zelden op gewezen. Dat wordt onder het tapijt geveegd en dat
De gewelddadige levensloop van Sureño Jan H. Jan H. wordt op 28 augustus 1956 geboren in Leiden. Hij groeit op met twee broertjes en een zusje in een kleine woning in de Leidse Buurt van Haarlem. Leuke herinneringen bewaart hij niet aan zijn jonge jaren. Jans vader is beroepsmarinier en deze zorgt ook thuis voor een militaire tucht. Jan moet van zijn vader ook marinier worden, daarom moet hij hard zijn en goed kunnen knokken. Jan heeft geen warm nest thuis en laat op straat van zich spreken. Hij durft meer dan de anderen, is ook gewelddadiger en wordt daardoor populair. Maar thuis ondergaat hij lijdzaam alle slaag van zijn ouders. Zo wordt geweld voor Jan de norm, actief en passief. Op zijn negende jaar wordt Jan uit huis geplaatst en ondergebracht in een weeshuis nabij Nijmegen. Het bevalt hem daar voor geen meter en hij loopt alles te saboteren. Op zijn dertiende wordt hij het weeshuis uitgezet en komt hij in een pleeggezin. Dit duurt niet lang, waarna Jan als manusje-vanalles zijn kortstondig thuis vindt op een cruiseschip op de Rijn. Als hij bij een conflict de kapitein met een mesje aanvalt, wordt hij snel aan de kant gezet. De vijftienjarige Jan pakt de trein naar Amsterdam en duikt in de zomer van 1971 onder in de hippiepopulatie in het Vondelpark. Hij berooft daar toeristen om in zijn onderhoud te voorzien. Bij een vechtpartij valt hij op en wordt hij ingelijfd in een criminele bende die ript en inbreekt. Via het afpersen van schandknapen gaat hij over tot het stelen en innen van bankcheques. Even later verdient hij geld als water als ‘incasseur’ van de hoofdstedelijke penoze. Inmiddels heeft hij op en rond het Rembrandtplein een uiterst gewelddadige reputatie. Begin jaren tachtig duikt Jan de Amsterdamse dope-scene in, als gebruiker en als handelaar. Als hij een Turkse bende ript, wordt hij ‘op de vingers getikt’. Hij zoekt zijn heil nu in Utrecht, vindt daar een vriendin en gaat als hovenier regulier aan de slag. Maar het geijkte patroon van een vaste relatie en vast werk
12 crimelink
past niet bij multi-user Jan en hij raakt ervan in psychische problemen. Kort na de eeuwwisseling krijgt hij een conflict met zijn baas. Als deze zijn contract niet wil verlengen, eindigt dit in een veroordeling wegens bedreiging van zijn werkgever en poging tot moord op diens zoon: drie jaar gevangenisstraf, waarvan één jaar voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een behandeling voor zijn verslaving en agressieproblemen. Nadat Jan in 2003 op vrije voeten komt, mislukt zijn resocialisatietraject. Falende instanties en een haperend justitieel apparaat raken hem kwijt. Wegens geldgebrek gaat hij in op een aanbod om ‘een transportje’ te doen vanuit de VS. Dat leidt tot zijn arrestatie op het vliegveld van Newark in New York; hij heeft vijf kilo cocaïne bij zich. Hij weigert om in ruil voor strafvermindering zijn opdrachtgevers in de val te laten lopen. Dat brengt hem voor enige jaren in diverse county jails en fe deral prisons. Zijn gestalte en gewelddadige voorkomen maken indruk en hij wordt opgenomen in de latino prison gang de Sureños. Achteraf gezien beleeft Jan daar zijn finest hour. Hij verwerft zich een herkenbare positie en geniet aanzien bij zijn omgeving. Maar in september wordt hij op het vliegtuig naar Nederland gezet. Hij is dan 51 jaar oud. Wederom tracht Jan zijn leven op orde te krijgen. Hij meldt zich aan als vrijwilliger bij Delinkwentie & Samenleving en geeft lezingen op scholen en in buurthuizen. Hij wordt gescout door Frank van Gemert van de Vrije Universiteit en werkt zeer gedisciplineerd mee aan een criminologische biografie over zijn leven (zie hiernaast). Dit kan echter niet voorkomen dat Jan maatschappelijk vastloopt. Hij constateert dat hij in de gevangenis beter op zijn plaats is dan buiten en besluit een zwaar delict te plegen om weer in het gevang te komen. Dat gebeurt anderhalve week na zijn laatste ontmoeting met Van Gemert. Voorjaar 2011 wordt hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar plus tbs.
vind ik een schokkende constatering. Als je naar N=1 kijkt, dan liggen consistente data helemaal niet voor het oprapen. Terwijl als je naar een hoger abstractieniveau schakelt, het allemaal lijkt te passen en aan elkaar te hangen in een theorie.’ Noem eens een voor ons onbegrijpelijke paradox in de levensloop van Jan. ‘In zijn jonge jaren was hij een uiterst joviale, sociaal vaardige persoon. Maar later blijkt hij helemaal geen mensenmens te zijn en dat zegt hij ook van zichzelf. Op zijn oude dag transformeert hij naar iemand die acht hoog op zijn flatje zit en wiens sociale vaardigheden hem helemaal uit handen zijn geslagen. En waarom is hij soldaat geworden als sureño in die prison gangs. Zijn vader was soldaat en hij haatte zijn vader. Waarom krijgt hij zijn gloriemomenten uiteindelijk als soldaat/sureño en treedt hij dus in de voetsporen van zijn gehate vader?’ Zouden criminologen niet wat meer moeten onderzoeken op N=1-niveau? ‘Als er op dat niveau zo veel losse eindjes zijn, die dan onder het tapijt worden geveegd, dan vind ik als wetenschapper dat je toch wat voor de makkelijke route kiest. De levensloopcriminologen die op een hoger niveau naar grotere populaties en naar andere data kijken, vinden N=1 natuurlijk niet interessant. Maar je kunt je afvragen of op dat geaggregeerde niveau niet ook al die ruis zit die ik tegenkom bij N=1. Dus ja, ik vind wel dat we hier iets laten liggen. Net zo goed als de rol van de emotie bij crimineel gedrag. Dat is natuurlijk een lastig iets, omdat men bij het verklaren van criminaliteit de dader bij voorkeur als een rationele actor wil zien en dan beleidsinstrumenten gaat ontwikkelen om zijn gedrag te beïnvloeden. Misschien is de invloed van emotie wel veel groter dan wij denken. Daar weten wij ook maar bitter weinig van.’ Uw terugblik? Welke lessen ziet u? ‘Een interessant avontuur waarvan ik veel heb geleerd en waar ik nog wel even mee doorga. Waarvan ik ook vind dat de criminologie er wel wat van kan leren. Ik vind het gewoon raar dat dit N=1-niveau buiten onze wetenschap is terechtgekomen, dat het zo buiten beeld is geraakt. Het is bij de jour-
FRANK VAN GEMERT
‘We hadden inmiddels tientallen biografieën tot onze beschikking kunnen hebben. Maar we zijn daar nooit aan begonnen’
Jan H.
nalisten beland. Die doen goed werk, maar die doen het op een andere manier dan wij. Ik vind dit een heel elementair niveau, dat je eigenlijk moet kunnen begrijpen voordat je naar hogere niveaus kunt overgaan. Het is toch raar dat als je wetenschap ziet als een bouwwerk, dat je eigenlijk zo weinig weet van de meest elementaire eenheid die eronder ligt. Dat er in 2011 zo weinig over bekend is, wordt met gemakzuchtige argumenten recht gepraat. Namelijk dat die boeven zo lastig zijn en eng, dat je daarmee dan moet gaan praten en dat ze daar geen zin in hebben en wat kún je ook met een paar van die verhalen et cetera. Wij hadden inmiddels enkele tientallen biografieën tot onze beschikking kunnen hebben om daar lessen uit te trekken. Dat is er nooit van gekomen. Daar zijn we gewoon nooit aan begonnen.’ Wij bouwen met al dat kwantitatieve onderzoek fraaie kastelen op een wrak fundament? ‘Dat zou best eens kunnen. Zoals bij iedere sociale wetenschap zou dit een logisch onderdeel van de criminologie moeten zijn. N=1 zou je toch als een basisstap moeten kunnen begrijpen en includeren in het
geheel dat je bestudeert. Maar bij de criminologie hebben wij dat niet gedaan, punt. Dat zou anders moeten worden opgepakt, vind ik. Lijkt me erg interessant.’ Tot slot nog even terug naar Jan. Zijn biografie heeft een sinister einde. Hij laat u diverse keren weten dat hij ‘iets’ gaat doen. ‘Dat hij een kennis ging neersteken om weer in de gevangenis te komen, daar had ik geen idee van. Ik heb wel gezegd dat hij geen gekke dingen moest gaan doen. Maar ja, hij is midden vijftig. Wij hadden op een zakelijke wijze aan dat boek gewerkt. Ik ben niet zijn coach of mentor geworden, zo’n relatie hadden we niet. En nu zit hij dan weer langgestraft met een tbs erachteraan. Dat heeft hij zo gewild. Een gewoon “vrij” burgerlijk bestaan was niet voor hem weggelegd. Zo’n daad past ook mooi bij zijn gewelddadige pose: niemand luistert naar mij, ik loop vast, het gaat verkeerd met mij, ik zal ze verdomme nog één keer laten zien met wie er rekening moet worden gehouden. Dit is waar hij goed in is, dit hoort bij hem, als man ontleent hij hieraan ook een goed gevoel. En zo krijgt hij dan zijn zin.’ n
‘Ik heb wel gezegd dat hij geen gekke dingen moest gaan doen. Maar ja, hij is midden vijftig’ crimelink 13
H I S TO R I S C H E S C H E T S VA N E E N O N G E L I J K E O N T W I K K E L I N G
De digitale kloof tussen politie en samenleving
TEKST
Sinds 2000 ontwikkelen internet en de sociale media zich even stormachtig als televisie een halve eeuw eerder. Ze hebben een vergelijkbare impact op de samenleving. De politie speelt daarop in. Met wisselend succes, want de kloof met de digitale samenleving moet nog worden gedicht.
gebruik van? Waarom kunnen mensen niet massaal filmpjes uploaden naar de politie? De politie is waakzaam en dienstbaar, verleent noodhulp, neemt aangiftes op en meldingen aan, spoort boeven op en handhaaft de openbare orde. Om deze taken op internet net zo te kunnen uitvoeren als in de offline wereld, moet er nog het een en ander gebeuren. De politie onderneemt sinds halverwege de jaren negentig wel activiteiten online, maar doet dit vrij krampachtig en gedacht vanuit de cultuur en processen zoals de politie ze offline kent. Dit botst met de online wereld en is oorzaak van de kloof tussen de digitale samenleving en de politie.
NATALIE HENSEN en RENÉ LEIJEN
In augustus 1995 ontvingen de Nederlandse politiekorpsen een brief. De kersverse internetprovider Planet Internet organiseerde samen met het onderzoeksbureau Object+ een conferentie over ‘de politie op de digitale snelweg’. De conferentie vond, redelijk uniek voor die tijd, op internet plaats. De uitnodiging sloot met de opmerking dat het ‘u vrij staat om over genoemde thema’s in openheid of juist besloten van gedachten te wisselen’. Met het proefabonnement kregen de korpsen twee maanden lang de gelegenheid om het ‘eventuele gebruik van internet in het politiebedrijf’ te ontdekken, enerzijds ‘als mogelijk communicatie-
Digitale snelweg
H
iërarchie bestaat op internet alleen op basis van ervaring en authenticiteit. In principe is iedereen elkaars gelijke. Via weblogs, fora, sociale netwerken als Hyves en LinkedIn, ook wel sociale media genoemd, delen we met liefde kennis met elkaar en werken we ook samen aan nieuwe kennis. We schelden elkaar uit als we daar zin in hebben, ongeacht iemands status in de offline samenleving. Vrijheid blijheid, zou je zeggen. Toch is het geen anarchie, er heersen slechts andere normen en waarden die voortkomen uit globalisering en anonimiteit. Maar elke (sub)cultuur heeft een structuur met afspraken nodig. Openheid en eerlijkheid zijn de norm. Hoeveel autoriteit je geniet, hangt af van de ervaring en dus van de kennis die je hebt. Hoe anders is dit in de politiewereld waar hiërarchie nog altijd draait om rang en functie. Hoeveel lovende woorden ook worden gesproken over het nieuwe leiderschap en slim vakmanschap, als puntje bij paaltje komt is de hiërarchie vooralsnog leidend. Dit is een belangrijke oorzaak van de kloof tussen de digitale samenleving en de politie. Maar ook: gebrekkige ICT, angst en onbekendheid.
middel, in het bijzonder in relatie tot het publiek’ en anderzijds ‘in verband met de rol die de politie heeft als handhaver van regelgeving op de digitale snelweg’. Die er overigens helemaal niet was, die regelgeving op de digitale snelweg. Opvallend is dat de insteek van de hele conferentie, en daarmee van de eerste politie-ervaringen op én met internet, in het teken stond van communicatie. Benadrukt werd dat ‘binnen een aantal jaren een groot deel van de particuliere huishoudens’ op internet zou zijn aangesloten. En daarmee zouden ‘toepassingsmogelijkheden’ ontstaan om te communiceren via internet, ‘door de politie onderling, met het publiek en de partners in de openbare orde en veiligheid’. Geen woord over de mogelijke waarde van internet als opsporingsmiddel, over internet als informatiebron. Hoe dan ook, de Nederlandse politie zette, daartoe uitgelokt door de speciale promotieactie, haar eerste, aarzelende stappen in een heel nieuwe wereld: internet. Internet was in die tijd nog vooral een verzamelnaam: het world wide web, usenet (nieuwsgroepen), irc (internet relay chat) en e-mail stonden veel losser van elkaar dan nu het geval is. Maar wat heeft internet en wat hebben met name de sociale media de politie nu gebracht de afgelopen zestien jaar? En andersom, wat heeft de politie het internet gebracht?
Onbemind Het is opvallend hoe de politie, toch de ultieme informatiefabriek, nu nog steeds relatief weinig gebruikmaakt van het informatienirvana dat internet is. Natuurlijk, er gebeurt veel, er worden ‘boeven gevangen’ (soms dankzij hun eigen misstappen op digitaal terrein), burgers kunnen internetaangifte doen, er zijn allerlei interactieve opsporingssites zoals Stopcriminaliteit.nl en De Politie Zoekt, er zijn twitterende wijkagenten, bloggende korpschefs en Hyves-pagina’s voor cold cases (oude, nog onopgeloste zaken). Maar toch, internet blijft voor de meeste politiemensen een vreemd fenomeen. Dat is wellicht nog begrijpelijk voor de generatie digibeten, zeg maar de veertig-plussers die in groten getale de politiebureaus bevolken. Maar ook veel politiemensen ónder de veertig benutten internet nog maar matig. De oorzaak? ICT natuurlijk, in de eerste plaats. De werkstations op de meeste politiebureaus zijn niet toegerust om websites te bezoeken of filmpjes te bekijken. Maar behalve ICT is er nog iets, dat we hier maar als angst omschrijven. Angst om sporen achter te laten, angst om een zaak stuk te maken, angst om zelf gevonden te worden, angst voor de grote boze buitenwereld, angst om zaken los te laten? Hoe dan ook, onbekend was onbemind. En bleef onbemind.
Hoewel de normen en waarden offline en online nog sterk verschillen, zien we toch steeds meer vermenging van beide werelden. Jongeren van nu zijn met internet opgegroeid en gaan hier op een andere manier mee om dan ouderen. Offline en online zijn voor jongeren geen losstaande zaken, ze vullen elkaar aan. In minder extreme vorm zie je dat bij oudere generaties ook terugkomen. Een vakantie boeken, een mailtje naar een verre vriend, een wasmachine uitzoeken, een huis verkopen, een oud-klasgenoot opzoeken – dat doe je tegenwoordig toch via internet? Snel en gemakkelijk. We mailen elkaar alsof we nooit anders hebben gedaan. Ook voor criminele activiteiten is internet goed in te zetten. Een beetje technische kennis is handig, oké, maar die kun je ook inhuren. Een fraudegeval hier, een spam-actie daar, of gewoon een ordinaire oplichting via een tweedehands-verkoopsite. Voor de samenleving is internet al lang niet meer een afzonderlijk onderdeel van het dagelijks leven; het is een integraal onderdeel daarvan. Dat betekent dat de samenleving online dezelfde verwachtingen heeft van de politie als offline. Bijna heel Nederland heeft een Hyves-profiel, maar hoeveel politiekorpsen maken er
14 crimelink
ARIE KIEVIT / HH
Offline en online
Rotterdam, november 2009. Aangifte van eenvoudige delicten zoals vernieling of fietsdiefstal gaat volgens de politie het makkelijkst via internet. Maar als er meer behoefte is aan persoonlijk contact, kunnen mensen zich melden bij het 3D-loket. Zware aangiftes worden altijd door een agent persoonlijk opgenomen.
crimelink 15
Nadeel van Twitter is dat geruchten heel snel heel groot kunnen worden Eenrichtingsverkeer
Publiek vragen om hulp Niettemin waren her en der al initiatieven zichtbaar die het sociale karakter van internet probeerden te ontginnen, hoewel er technisch nog niet zo heel veel mogelijk was. Begin 1998 riep de Nederlandse politie voor het eerst de hulp van het online publiek in. Met de tekst ‘Namens de Officier van Justitie te Arnhem brengt de politie te Geldermalsen het volgende onder uw aandacht’ probeerden rechercheurs informatie te krijgen over een ‘in stukken gesneden lijk dat op 19 november 1997 langs de A15 bij Deil werd gevonden’. Op de site, in vijf talen (!), stond onder meer een foto van het gebit van de onbekende man. De hoop was dat buitenlandse tandartsen hem daaraan zouden herkennen. Overigens wist men nog nauwelijks hoe die buitenlandse tandartsen de site te zien zouden krijgen. Het initiatief kreeg snel navolging. De politie Amsterdam zocht, medio 1998, via internet informatie over een stoffelijk overschot dat was aangetroffen en rechercheurs uit Utrecht gebruikten, begin 1999, de site van meidenblad Tina om informatie te vinden over de verdwenen Sybine Jansons, die daar vaak aan het chatten was. Rond 1998 kreeg Nederland ook de eerste speciale ‘officier van justitie voor internet’. Althans op papier; zijn komst werd aangekondigd in de kabinetsnota Wetgeving voor de elektronische snelweg. Daarin heette het dat politie en justitie ‘beter uitgerust moeten worden om de elektronische snelweg te bewaken’. Hét adagium was: wat offline geldt, kan ook online gelden. Een uitgangspunt dat zestien jaar later nog steeds opgeld doet.
16 crimelink
– toegegeven, vooral op technologisch gebied – voordeden, hebben geleid tot een geheel nieuw internet, door velen omschreven als Web 2.0. In 2003 ging LinkedIn van start, in 2004 openden Facebook en Hyves. In 2005 was er YouTube en in 2007 ontstond Twitter. Maar de eerste jaren van deze eeuw bleef de politie zich schoorvoetend op internet begeven. Cursussen en trainingen werden weliswaar aangeboden, maar die waren vooral technisch: gericht op digitaal rechercheren, het vastleggen van digitale sporen, het veiligstellen van harde schijven et cetera. Veel minder aandacht was er voor de tactische én de communicatieve mogelijkheden die internet bood. De wisdom of the crowd was nog lang niet binnen bereik, terwijl bijvoorbeeld Wikipedia bewees dat daar toch veel kennis en informatie te vinden was.
Terugpraten
JOHAN HUIZING
Terug naar de beginjaren. Terwijl er op internet al van alles aan de hand was, was de politie daar nog nauwelijks aanwezig. Al in 1997 waren er honderden websites die antisemitisch en racistisch materiaal verspreidden; berichtte de FBI over vierduizend Amerikanen die kinderporno via internet uitwisselden; zette de politie in St. Paul (Minnesota, VS) foto’s van vermeende prostituees en hun klanten online; bood een Duits stel hun kinderen aan voor seks; zocht een Amerikaanse vrouw iemand om haar echtgenoot te vermoorden; en was er ophef over websites waarop stond aangegeven op welke locaties de politie snelheidscontroles zou uitvoeren. De Nederlandse politie overlegde in die tijd met providers over het afsluiten van (delen van) bepaalde nieuwsgroepen waarin grote hoeveelheden kinderporno werden verspreid. Omdat ‘de politie onvoldoende mensen, middelen en expertise heeft om een aktief opsporingsbeleid in te zetten’, filterde de provider het aanbod. Tegen het eind van 1997 schreven de kranten eigenlijk pas voor het eerst over ‘gespecialiseerde politiemensen die al surfend het aanbod van verboden waar in kaart brengen’. Het ging om illegaal aanbod van vuurwerk en de primeur was voor de Rotterdamse politie. Slechts twee korpsen, beide uit Brabant, hadden in 1997 een eigen site, met vooral praktische informatie over het korps en het wagenpark. De sites gaven ook preventietips en natuurlijk persberichten. Eenrichtingsverkeer, zoals op vrijwel alle websites in die tijd gebruikelijk was. Een concernsite was er nog niet. De politiesites die er waren, konden gevonden worden via Politie.net, een particulier initiatief en de feitelijke voorloper van de officiële concernsite Politie.nl. Die site ging pas later de lucht in, rond het najaar van 1998.
Pionierende korpsen móesten nu wel terugpraten tegen burgers, iets wat ze niet gewend waren
Wijkagenten gebruiken Twitter voor de communicatie met hun inwoners
Focus op techniek Het Tijdschrift voor de Politie hield voorjaar 1998 een enquête over de ervaringen van politiekorpsen met internet. Daaruit kwam naar voren dat veel korpsen de voordelen van het medium wel zagen, dat ‘online gaan’ zeer verleidelijk was, maar dat ‘een expliciete afweging van effecten versus kosten’ veelal niet gemaakt werd. Uit deze enquête bleek ook dat de voornaamste doelstellingen waren: ervaring opdoen, voorlichting geven aan en communiceren met burgers, informeren van en communiceren met collega’s. Wederom dus geen woord over de opsporingsmogelijkheden. Het internet werd in die tijd steeds interactiever. In april 1999 had het politiedistrict West-Veluwe/Vallei de primeur als eerste internetaangifte mogelijk te maken. Alleen voor fietsdiefstal en vernieling overigens, voor de rest moest je nog naar het bureau. ‘De politie hoopt door gebruikmaking van internet een beter beeld te krijgen van de kleine delicten, die anders toch niet aangegeven worden’, was de achterliggende gedachte. De ambigue houding van de Nederlandse politie ten opzichte van internet was voor politieonderzoeker Wouter Stol (het Tijdschrift voor de Politie, juni 1999) aanleiding om die houding te bekritiseren. De oogkleppen moeten af, betoogde hij. Internet is geen rage die wel weer overwaait, ‘zoals quadrafonie, de wankelmotor en de Concorde’, maar zal ‘diep ingrijpen in de levens van mensen’. Stol, inmiddels lector cybersafety aan de Noordelijke Hogeschool en de Politieacademie, verweet de politie te veel naar de techniek te kijken en te weinig naar wat zich direct daaromheen afspeelde. De ontwikkelingen die zich vanaf het eind van de vorige eeuw
Het was al 2006 toen de Politie Utrecht, voorzichtig nog, haar eerste echte stapjes op het interactieve web zette. Het korps lanceerde een website, Politieonderzoeken.nl, om informatie over grote opsporingsonderzoeken te delen met het publiek, in de hoop dat het publiek erop zou aanslaan en informatie zou teruggeven. Twee cold cases werden erop geplaatst en de aandacht die het kreeg van media en publiek was groot. Hoewel het merendeel van de reacties niet bruikbaar bleek voor het onderzoek, zette de politie hiermee wel een flinke stap om de vele mogelijkheden van internet beter te benutten. De Utrechtse stap kreeg veel navolging en bleek het begin van een tijdperk van experimenteren en leren. Toch duurde het nog tot 2009 voordat politiekorpsen écht iets durfden ondernemen op de sociale media die internet rijk is. Vrijwel al deze initiatieven zijn van pioniers. Zo startte een wijkagent van Politie Hollands Midden met Twitter, omdat hij het idee had dat het hem kon helpen in zijn werk, opende een communicatieafdeling een YouTube-kanaal en startte een enthousiaste rechercheur een Hyves-pagina. Een enkeling werd maar meteen op álle sociale media actief, daartoe aangespoord door
23 PoIitieDingen en andere opleidingen Politie Utrecht heeft eind 2008 de cursus 23 PolitieDingen ontwikkeld, vrij vertaald naar de cursus 23 Dingen van Rob Coers die het idee weer uit de Verenigde Staten heeft overgenomen (23 Things van Helene Blowers). De kern van deze cursus is bewustwording van wat de digitale, sociale wereld inhoudt. Door zelf te experimenteren met nieuwe internettoepassingen en door actief na te denken over de toepasbaarheid in het politiewerk, krijgen deelnemers gevoel bij internet en wat het hun te bieden heeft in het werk. Een basiscursus dus. Veel andere politiekorpsen zijn met deze cursus aan de slag gegaan. In Utrecht werd een variant gemaakt, speciaal voor rechercheurs: 23 OpsporingsDingen. Natuurlijk biedt ook de Politieacademie (specialistische) vervolgcursussen, zoals internetsurveilleren en internetrechercheren, en worden vanaf 2012 alle politiestudenten (nog) bewust(er) gemaakt van de mogelijkheden én gevaren van internet.
de cursus 23 PolitieDingen (zie kader). In eerste instantie ging het nog steeds, zoals alle jaren ervoor, om een extra zendmiddel, om politienieuws nog verder op internet te verspreiden. Maar sociale media zijn niet alleen bedoeld om te zenden. De pionierende korpsen konden dit dan ook niet lang volhouden. Ze móesten wel terugpraten tegen burgers die reageerden, ook al waren ze dat directe contact niet echt gewend. Op sociale media is dat wél de norm. Zoals het ook in het gewone leven gewoon is om iets terug te zeggen als iemand iets tegen jou zegt.
Aansluiten bij actieve burger Medio 2011 is overduidelijk dat de inzet van sociale media de politie helpt om op grotere schaal met burgers te communiceren, om hen te betrekken bij hun eigen veiligheid en veiligheidsgevoel. Een voorbeeld. Twitter is een voor de politie handig sociaal medium gebleken, vooral vanwege de snelheid en laagdrempeligheid. Wijkagenten gebruiken het voor de communicatie met hun inwoners. Afdelingen Communicatie gebruiken het voor communicatie van en over de organisatie, over actuele crises en ten behoeve van de opsporing. Binnen de kortste keren helpen honderden burgers je bericht te verspreiden en hebben tienduizenden mensen het gelezen. Nadelen van dit snelle communicatiemiddel zijn er ook: geruchten kunnen zo heel snel heel groot worden. Dat ondervonden de politie, het openbaar ministerie en de gemeente Alphen aan den Rijn in april dit jaar toen via Twitter onwaarheden werden verspreid over het aantal slachtoffers en het aantal daders van het drama in het winkelcentrum. Behalve met Twitter – er zijn inmiddels bijna driehonderd twitterende wijkagenten – wordt ook met YouTube, Hyves, LinkedIn en sinds kort Facebook veel ervaring opgedaan. Waar voorheen de politie voor elk nieuw internetinitiatief een eigen platform wilde bouwen en later grote campagnes werden gestart om de burgers daarvan op de hoogte te stellen, zoekt men tegenwoordig de plekken op waar burgers reeds actief zijn. Uploaden van beeldmateriaal door burgers is in sommige gevallen mogelijk. Internetaangifte wordt steeds verder uitgebreid. Opvallend is echter dat het vaak dezelfde korpsen zijn die ‘sociaal actief’ zijn, en dat die dit meestal nog met een beperkt aantal mensen doen. Het moment lijkt nu aangebroken om alle nieuwe werkwijzen in de bestaande structuren in te bedden. Dat blijkt zo gemakkelijk nog niet. Onbekend lijkt nog steeds onbemind. Maar ook steeds meer politiemedewerkers beseffen gelukkig dat internet hen bij het werk kan helpen. Dat ze met die nieuwe media aan de slag móeten. Omdat het publiek dat van hen verwacht. Omdat de rest van de wereld niet ophoudt bij radio, tv, kranten en de telefoon. Hoog tijd dus om internet serieus te nemen en ermee aan de slag te gaan. Tijd om de kloof met de samenleving te dichten. De vorming van de nationale politie is een goed moment om de traditionele politieorganisatie om te bouwen tot een toekomstbestendige, op de veranderde samenleving afgestemde moderne Nederlandse politie. n Natalie Hensen en René Leijen zijn in verschillende communicatiefuncties werkzaam bij de Nederlandse politie. Zij schreven dit artikel op persoonlijke titel
crimelink 17
WONINGINBRAKENTEAM PEELLAND
R E P O R TAG E AC H T E R D E S C H E R M E N VA N H E T W O N I N G I N B R A K E N T E A M P E E L L A N D
TEKST
Twitteren om inbrekers te vangen MALOU VAN DEN BERG
Nu de sociale media een steeds belangrijkere rol krijgen, vond recherchechef Jetze Visser dat de politie Peelland niet kon achterblijven. Tegelijk met de oprichting van het Woning Inbraken Team Peelland in oktober 2010 werd daarom een nieuwe manier van werken geïntroduceerd: de inzet van Twitter en Google Maps bij de opsporing van woninginbraken.
H
et Woning Inbraken Team Peelland is gevestigd bij de recherche in het politiebureau in Helmond. Het is er druk: mensen lopen bellend heen en weer en zijn hard aan het werk. Aan de muur hangen grote witte vellen met daarop de inbraken die een opsporingsindicatie hebben. Kortom, zaken waarbij actief wordt gezocht naar de dader. Overal staan computers. Zou elke rechercheur op de afdeling gebruik maken van sociale media? In oktober 2010 is er een voorlichtingsdag gehouden waarop kennis werd gemaakt met sociale media. Deze dag had als doel om rechercheurs te trainen en om bewustwording te creëren. Bij de invoering van het gebruik van sociale media was er volgens
18 crimelink
recherchechef Jetze Visser niet echt sprake van weerstand, maar wel van scepsis. Dit kwam met name door de onbekendheid met dit nieuwe medium. ‘Wat gaat het opleveren?’, ‘Wat moeten we ermee?’, ‘Hoeveel tijd gaat het kosten?’ en ‘We moeten toch boeven vangen en niet zitten twitteren?’ waren veel gehoorde reacties. Nu, bijna een jaar na dato, zijn de meesten eraan gewend en wordt er inmiddels druk getweet en geplot op Google Maps.
Gekleurde icoontjes Welke weg heeft een berichtje op het Twitter-account van het Woning Inbraken Team eigenlijk afgelegd? Met andere woorden: hoe gaat het er in de praktijk aan toe? Sonja van der Linden,
rechercheassistent van het Woning Inbraken Team Peelland en verantwoordelijk voor het gebruik van Twitter en Google Maps, legt uit dat de collega’s in het blauw die op de plaats delict zijn geweest een melding maken die in de dagrapportage verschijnt. Door middel van een zoeksysteem worden de woninginbraken elke dag uit de dagrapportage gefilterd. Iedere ochtend wordt er in het systeem gekeken welke nieuwe inbraken hebben plaatsgevonden. Ook bij de dagelijkse briefing om 8.30 uur worden de gebeurtenissen van de dag ervoor besproken. Woninginbraken worden hier apart genoemd. Daarna plaatst Van der Linden de locatie van de inbraken op Google Maps. Dit gebeurt in de vorm van een gekleurd icoontje waarbij verschillende kleuren staan voor een bepaalde stand van zaken. Zo betekent een groene kleur dat de zaak is opgelost, terwijl een rode punaise staat voor bijzonderheden. Wanneer hier op wordt geklikt, verschijnt er informatie over bijvoorbeeld een signalement of een verdachte auto met kenteken. De oranje, gele of paarse kleur van de huisjes laat zien in welke maand de inbraak heeft plaatsgevonden. Overigens wordt het huisnummer nooit bekend gemaakt; het huisje wordt at random in de straat geplaatst. Dit in verband met de privacy van de slachtoffers.
Door alle kleuren en vormpjes oogt de website als een vrolijk, speels en toegankelijk geheel. Wanneer je echter op deze icoontjes klikt, wordt duidelijk dat het om serieuze zaken gaat. Er wordt een korte beschrijving gegeven van de werkwijze van de daders. Deze varieert van ‘afleidingsprocedure en insluiping’ en ‘via slaapkamerraam achterzijde woning’ tot ‘poging inbraak waarbij door oplettende buurtbewoners drie daders werden overlopen’. Daaronder wordt iedereen die iets heeft gehoord of gezien opgeroepen om, al dan niet anoniem, contact op te nemen met het Woning Inbraken Team Peelland.
Uitbreiding naar Facebook Vervolgens wordt er eenzelfde soort bericht op Twitter gezet. Hierin wordt wederom gevraagd of getuigen zich willen melden. Ook wordt er een link naar de site van Google Maps geplaatst. De burger krijgt zo een beter beeld van de exacte locatie van de inbraak. Daarnaast worden er op Twitter regelmatig foto’s geplaatst. Zo is er een aantal maanden geleden een foto vertoond van een broche met de tekst ‘love’. Deze werd aangetroffen bij een aangehouden verdachte die niet meer wist bij welke inbraak hij deze had buitgemaakt. Om de rechtmatige
crimelink 19
‘Als er alleen een ruitje is vernield, komt dat niet op Twitter. Het gaat alleen om echte inbraken’ eigenaar van de broche te achterhalen, is ervoor gekozen om de foto te publiceren en te verspreiden via Twitter. Helaas zonder resultaat. Bert van ’t Schip, operationeel leidinggevende van de recherche Helmond, geeft aan dat door onopgeloste zaken als die van de broche wordt gedacht aan uitbreiding van het gebruik van sociale media. Twitter is niet dekkend en door inschakeling van het medium Facebook zou een groter publiek moeten worden bereikt. Een bijkomend voordeel is dat foto’s hierop langer blijven staan; terwijl een foto op Twitter al na enkele minuten tussen de overige tweets op de vorige pagina ‘verdwijnt’, staat deze op Facebook langer in beeld. Of er daadwerkelijk wordt uitgebreid naar Facebook zal nog worden overlegd. Enkel de tijdsbesteding zou hier roet in het eten kunnen gooien. Er is immers onvoldoende capaciteit om iemand fulltime achter de computer te zetten. Binnen het team is Van der Linden alleen verantwoordelijk voor het gebruik van sociale media. Wanneer zij afwezig is, wordt de verantwoordelijkheid overgedragen aan een collega. Van der Linden blijft echter zelfs tijdens haar afwezigheid bereikbaar om belangrijke zaken op Twitter te posten. Zij beschikt over een smartphone waarop reacties op de geplaatste tweets meteen binnenkomen. Als het nodig is, kan er daarom continu snel gereageerd worden. Toch benadrukt zij dat Twitter niet 24/7 wordt bemand.
teit heeft met het vakgebied, is de kans op fouten groter’, aldus Van ’t Schip. ‘Ik zou altijd adviseren om het door een insider te laten doen.’ Iedereen is vrij om het team op Twitter te volgen. Over het algemeen worden de personen die het team volgen ook terug gevolgd. Er is een enkel selectiecriterium: de ‘volger’ dient uit de regio te komen. ‘Want’, zo redeneert Van der Linden, ‘als wij hier een inbraak hebben, hebben we niets aan mensen die ver weg wonen.’ Visser legt de selectiviteit als volgt uit: ‘Het heeft twee kanten. Je zendt een bericht uit: “Er is ingebroken.” Wat willen we daarmee bereiken? Een stuk alertheid, een stuk bewustwording; mensen kunnen preventief allerlei dingen doen en je probeert je heterdaadkracht te vergroten, dat mensen gaan opletten als het in hun buurt komt. Dat was het in eerste instantie. Dan ontdek je op een gegeven moment dat mensen terug gaan twitteren. Je krijgt dus ook een informatiestroom terug. En je moet wel enigszins selectief zijn in wat je binnenhaalt.’
Heterdaadkracht De aandacht van de burger voor het Woning Inbraken Team lijkt te groeien. Half augustus was het aantal views op Google Maps 104.430. De teller stond eind augustus op 110.590. Het aantal volgers op Twitter was in diezelfde periode toegenomen met ruim vijftig. Het aantal tweets dat per dag wordt geplaatst verschilt en hangt logischerwijs af van het aantal woninginbraken dat de dag ervoor is gepleegd. Tussen half en eind augustus is er ongeveer dertig keer een bericht op Twitter geplaatst. Bang voor Twitter-moeheid is het team niet. Voorheen was Twitter gekoppeld aan Google Maps. Iedere nieuwe inbraak wordt op Google Maps geplaatst. Door de link met Twitter werd deze inbraak automatisch getweet. Nu is dat niet meer het geval en wordt er geselecteerd welke inbraken wel en niet op Twitter worden gezet. Als het wat rustiger is, wordt alles erop gezet. ‘Maar als er alleen een ruitje is vernield, komt dat er niet op’, geeft Van der Linden aan. ‘Het gaat alleen om echte inbraken.’ Van ’t Schip voegt daaraan toe dat er rekening wordt gehouden met daderinformatie: ‘Iets heel specifieks wat alleen de dader kan weten zetten we er niet op.’ Dat komt het onderzoek niet ten goede. Ook de privacy van mensen wordt gerespecteerd: ‘Je vindt het als slachtoffer niet leuk als je persoonlijke dingen op Twitter ziet.’ Daar zijn overigens nog geen grove fouten mee gemaakt. Dat er geen fouten zijn gemaakt heeft volgens Van ’t Schip te maken met het feit dat er wordt getwitterd vanuit het team. Doordat diegene nauw betrokken is bij het onderzoek, is het duidelijk wat wel en niet verstandig is om openbaar te maken. ‘Als je het zou laten doen door een externe of iemand die geen affini-
20 crimelink
Een verdachte: ‘Ik had al verwacht dat jullie zouden komen, want jullie hebben het petje van mijn maat getwitterd’ in verband met mogelijke daderinformatie werd besloten om de informatie te verspreiden via Twitter. Een tijdje bleef het stil en gebeurde hier niets mee. Toen werd in een ander onderzoek een verdachte aangehouden. In zijn verklaring zei deze: ‘Ik had al verwacht dat jullie zouden komen, want jullie hebben het petje van mijn maat getwitterd.’ De verklaring werd gelinkt aan de zaak van het petje en zijn ‘maat’ werd aangehouden. Zaak opgelost. ‘Dat is wel leuk, en ik had nooit van tevoren verzonnen dat de daders van de inbraken kennelijk ook meekijken op Twitter’, zegt Visser. Dat daders meekijken hoeft dus niet per se een nadeel te zijn. Visser: ‘Het Woning Inbraken Team is er punt 1 om daders te pakken en punt 2 om mensen alert te maken, te laten zien dat je als politie een bepaalde vorm van criminaliteit aanpakt. Met Twitter maak je dat natuurlijk heel manifest. Als het effect daarvan is dat een dader besluit niet meer te gaan inbreken, dan vind ik dat honderd punten. Dat is een interventiestrategie op criminaliteitsbestrijding die heel nieuw is. Het laat zien dat de politie wat doet.’ Vergelijk het met het houden van een opvallende verkeerscontrole; mensen houden zich dan over het algemeen aan de snelheid. ‘Als je als politie duidelijk laat zien dat je actief bezig bent met de opsporing van woninginbraken, kun je ook invloed uitoefenen op potentiële verdachten.’ Twitter wordt dus tactisch ingezet. Een ander succesverhaal is die keer in Helmond, toen een buurtbewoner zag dat inbrekers bezig waren om een huis binnen te gaan en besloot dit te twitteren naar het team. Toevallig werd de tweet meteen gelezen, waardoor er adequaat werd gereageerd. De daders werden gepakt.
Risico’s
Petje getwitterd: zaak opgelost
Petje Er is nog geen onderzoek verricht naar de gevolgen van het gebruik van sociale media door het team, zoals de alertheid, bewustwording en heterdaadkracht die Visser noemt. Vooraf had het team nooit verwacht dat ze meer dan 110.000 views zouden krijgen. ‘Dus er zit in ieder geval bevolkingsnieuwsgierigheid in en je voorziet in de behoefte’, aldus Visser. Van der Linden merkt kleine resultaten in de bewustwording van de burger. Als zij tijdens de vakantie twittert dat men niet moet vergeten om de ‘vakantiekaart’ in te vullen, krijgt ze als reactie: ‘Wat heeft dat dan voor zin?’ Wanneer ze vervolgens reageert met: ‘Als je zo’n kaart invult, komt de surveillance een keer door je straat en houdt je huis in de gaten als je op vakantie bent’, en ze krijgt als reactie: ‘O, dan ga ik dat maar invullen’, is er weer een klein resultaat geboekt. Het is een preventie tip via een ander, directer kanaal dat tot in de huiskamer reikt. Een succesverhaal waarbij de dader is gepakt door het gebruik van Twitter is die van het petje. Begin dit jaar werd op een plaats delict een zwart petje van Ralph Lauren aangetroffen. Hiervan werd een foto gemaakt en na een zorgvuldige afweging
Hierin schuilt volgens Visser meteen het risico: ‘We kunnen Twitter niet 24 uur per dag afdekken. Het nadeel is dat mensen gaan verwachten dat je er wel 24 uur per dag zit en het gaan zien als een vervangend communicatiemiddel.’ Er wordt dan ook regelmatig aan burgers duidelijk gemaakt dat Twitter niet voor spoedeisende zaken is. Het is geen vervanging voor de noodhulpnummers 112 of 0900-8844. Als ander risico van het gebruik van sociale media noemt Visser het gevaar dat iemand daderinformatie openbaar maakt: ‘Dat vraagt om een zorgvul-
dige afweging, een kosten-batenanalyse. Wat geef ik prijs en wat gaat dat opleveren?’ Dit hangt ook grotendeels samen met het vakmanschap van de rechercheurs. Wat dat betreft is de zaak van Gerda Dijksman, politiechef van ZuidwestDrenthe die eind 2010 op non-actief werd gesteld nadat zij een onbedachtzame tweet plaatste over de mogelijke doodsoorzaak van een jong stel, een goede les geweest voor de rechercheurs van het Woning Inbraken Team. Zij zijn hierdoor alert gemaakt op de gevaren van het posten van onjuiste of onhandige informatie. De anonimiteit van het gebruik van Twitter is volgens het team geen toegevoegd risico. Er zijn dan ook geen anonieme dreigtweets of andere vervelende reacties binnengekomen. Mensen zijn wellicht huiverig om iets dergelijks te versturen naar een officiële politiesite. Daarbij wordt opgemerkt dat Twitter dan wel anoniem is, maar dat kanalen als Meld Misdaad Anoniem en de anonieme brief ook al jaren bestaan. In dat opzicht verandert er dus weinig.
110.703 views Het Woning Inbraken Team is in eerste instantie opgezet als een pilot. Er wordt al gesproken over uitbreiding naar Facebook. Hoe zien zij de toekomst wat betreft het gebruik van sociale media door de politie? ‘Het is in ontwikkeling’, zegt Visser. ‘We waren redelijke pioniers. We moesten kijken naar wat voor impact het zou hebben, intern en extern. De invloed is vrij groot als je kijkt naar de getallen die op je afkomen. Intern leren we ermee omgaan en de koudwatervrees gaat ervan af. En als het wat gewoner wordt, wil iedereen er wel mee doorgaan. Ik denk dat het zich echt zo gaat verspreiden.’ Visser denkt dat de invloed het sterkst is bij een actueel thema, in plaats van bijvoorbeeld het gebruik voor de algemene recherche. ‘Het onderwerp moet prikkelend zijn, mensen wennen op een gegeven moment aan woninginbraken. Alhoewel het een thema is dat er altijd toe doet. Ik kan me voorstellen dat, wanneer er een Twitter-strategie wordt losgelaten als er in een wijk veel brandstichtingen zijn, mensen dat willen volgen.’ Van der Linden benadrukt dat woninginbraak een thema is dat burgers belangrijk vinden, omdat het een zware impact heeft op mensen. Ze verduidelijkt de impact van een woninginbraak met een voorbeeld van een zaak uit het verleden. Twee meiden van rond de veertien jaar zitten thuis in de keuken. Als ze wat gestommel horen, kijken ze via het tussenraam de woonkamer in. Daar zien ze een man volledig gekleed in het zwart. Geschrokken vluchten ze hun huis uit. Het is eenvoudig voor te stellen dat deze gebeurtenis hen nog lang heeft achtervolgd. Visser: ‘Woninginbraak is iets wat mensen van nature alert blijft houden.’ Bij mijn vertrek staat de teller van het aantal views op Google Maps inmiddels op 110.703. In een krappe twee uur is de website ruim honderd keer bekeken. Ondanks het geringe aantal directe successen is het de burger duidelijk niet ontgaan. En is dat niet waar het allemaal om draait in de wereld van de sociale media? n
crimelink 21
POLITIE ROTTERDAM-RIJNMOND ZET SPECIAAL TEAM IN
Ideaal jachtterrein voor loverboys
E
en willekeurige persoonlijke pagina op profielensite Hyves: de favoriete film van de beheerder is Bridget Jones, televisieprogramma van voorkeur Holland’s Next Top Model en haar favoriete merk Adidas. Niks mis mee. Zoals zo velen laat de beheerder graag weten wat haar interesses zijn. Zo is ook te zien waar ze haar tijd doorbrengt, waar ze sport en op school zit. Daar, bij het tweede rijtje persoonlijke informatie, komt gevaar om de hoek kijken. Kwaadwillenden hebben met die gegevens een onderwerp om online een gesprek aan te knopen. Het is precies die naïviteit waarop loverboys loeren om eerste contacten te leggen op zoek naar potentiële slachtoffers. ‘Meisjes zijn niet zo gek om op sociale media met vreemde, oude mannen te praten’, zegt internetrechercheur Maurice van Westrienen van het Rotterdamse Loverboyteam. ‘Maar zodra die man zegt dat hij op dezelfde hockeyclub heeft gezeten, is er een link. Een soort band waardoor meisjes die man accepteren. Dat is heel gevaarlijk.’ Een gelogen overeenkomst kan aanleiding zijn voor een meisje om het contact met de cyberlokker door te zetten. ‘De naïviteit is groot’, legt Van Westrienen uit, ‘maar de gevaren zijn soms nog groter.’ Uit gezamenlijk onderzoek van de politie en Universiteit Utrecht is gebleken dat loverboys veel actief zijn op internet: vijftig procent van de zaken kende een verwevenheid met internet. Dat betekent dat het eerste contact tussen loverboy en slachtoffer via internet is gelegd of dat het onderhouden van het contact via internet gebeurt.
Uitdagende foto’s Van Westrienen bevindt zich veel op de sociale media. Het verwondert hem niet dat loverboys hier proberen hun slag te slaan. Foto’s van meisjes in verleidelijke poses zijn binnen no time te zien, zegt hij. ‘Het lijkt tegenwoordig normaal om op uitdagende manieren op de foto te gaan. Ik kan me ook wel voorstellen dat als de hele klas dat doet, dat jij dat ook doet. Maar die meisjes zijn zich niet altijd bewust van wat dat losmaakt.’ Van Westrienen roemt de mogelijkheden van sociale media, maar waarschuwt eveneens. ‘Sociale media bieden ontzettend veel mogelijkheden, maar vragen ontzettend veel van jonge mensen. Ook dingen waarvan sommigen nog helemaal niet in staat zijn om te weten hoe ze daarmee om moeten gaan.’ Een veelvoorkomend probleem is dat meisjes tijdens contact op internet onder druk dingen doen die ze achteraf bezien liever niet hadden willen doen. Daarna volgt dikwijls de schaamte. Van Westrienen geeft het voorbeeld van een meisje dat in Rotterdam aangifte kwam doen na een dergelijke misser. Zij had haar borsten laten zien voor de webcam, de jongen had de beelden opgenomen en haar vervolgens gedwongen nog meer te doen. ‘Zij had nog het lef naar ons toe te komen’, zegt de internetrechercheur, ‘maar ik denk dat de meeste meisjes doodsbang zijn om naar hun ouders toe te gaan, laat staan naar de politie.’ Jan Branderhorst, projectleider van het Loverboyteam, haakt in. ‘Alles wat je meer doet dan je verwacht had te doen, is voor een andere partij een mogelijkheid om jou
Lokprofiel Met een lokprofiel werkt het Loverboyteam (nog) niet. Branderhorst: ‘Een agent die optreedt als lokhomo is gewoon zichzelf. Op sociale media moet je eerst iets van jezelf geven, voordat er verder zaken worden gedaan. Wij kunnen op een fictief profiel wel een foto van een jong meisje zetten, totdat ze vragen om meer foto’s te laten zien. Dan zou je je dus moedwillig voor moeten doen als iemand anders. Wij zijn er op dit moment nog niet helemaal uit hoe we dat gaan aanpakken.’
22 crimelink
te chanteren of jou in een positie te brengen waarvan je niet gelukkig wordt. Dat kan bij de ene een naaktfoto zijn en bij de andere het hoofddoekje afdoen.’
‘Internet nog open om negen uur?’ Een belangrijke rol is hier weggelegd voor de ouders. Meekijken met het MSN-verkeer of de Hyves-profielen is van groot belang, ondanks eventuele morele bezwaren. Branderhorst: ‘Heel veel ouders hebben daar een slecht gevoel bij, omdat het om de privacy van de kinderen gaat. Maar het gaat op sociale media niet alleen meer over soaps, het gaat veel verder.’ Internet heeft veel veranderd in de maatschappij. Vonden ouders het al vervelend om van een afstandje mee te luisteren tijdens telefoongesprekken van hun kinderen, enige controle uitoefenen op het computergedrag kan alleen door mee te kijken over hun schouder. Volgens Branderhorst moeten ouders dat juist af en toe eens doen. ‘Dat is wat anders dan dat kinderen pas hun bericht mogen verzenden zodra de ouders die gelezen hebben.’ Van Westrienen: ‘Het moet bespreekbaar zijn. Als de computer in de woonkamer staat, is het al makkelijker voor de ouders om af en toe eens te kijken waarover hun kinderen chatten dan wanneer de pc of laptop boven staat. Ik snap dat meisjes van veertien jaar niet alles vertellen, maar ouders moeten de risico’s en gevaren wel bespreekbaar maken.’ Branderhorst: ‘Kinderen hangen ook niet tot twee uur ’s nachts in de kroeg of op de hangplek. Is het zo verkeerd om te zeggen dat de smartphone beneden blijft als de kinderen gaan slapen? Ik heb ouders gehoord die dachten dat internet om negen uur ’s avonds dicht ging. Die vroegen: “Is Marktplaats nog open dan?”’ Daar schuilt dan ook een gevaar: veel ouders zijn lang niet zo handig op de computer en met de sociale media als hun kinderen. De politie doet veel aan voorlichting, maar waar vindt zij een evenwicht tussen het geven van in-
NATIONALE BEELDBANK
Circa vijftig procent van de loverboypraktijken heeft zijn startpunt op internet. Het Loverboyteam van de politie Rotterdam-Rijnmond jaagt via sociale media op de romantische manipulators. ‘Op internet gaat het niet alleen maar over soaps.’ TEKST WESLEY MEIJER
Publiciteitscampagne van politie in het kader van opsporing van loverboys
formatie en bangmakerij? Branderhorst: ‘Dat zal de komende tien, vijftien jaar moeten blijken. Alleen, heel veel ouders doen er helemaal niets aan. Maar dat zou dus wel zo handig zijn.’
Internet als opsporingsmogelijkheid De vermoedens die de politie al had over de aanwezigheid van loverboys op sociale media werden met het wetenschappelijke onderzoek, dat werd gepubliceerd in 2009, bevestigd. Het was voor de politie Rotterdam-Rijnmond reden een speciaal team op te richten om meer loverboys aan te houden, slachtofferschap te voorkomen en meer bewustwording te creëren. Sinds april 2010 werkt het veertien man sterke team, onder meer bestaande uit zedenrechercheurs, tactische rechercheurs, analisten, datarechercheurs, administratieve rechercheurs en andere specialisten, nauw samen met het Controleteam Prostitutie en Mensenhandel (CPM), gemeente, GGD en Stichting Humanitas. De meeste signalen komen bij het CPM vandaan. Die agenten voeren controles uit op seksinrichtingen, seksclubs en bezoeken dames. Zij stuiten geregeld op meisjes die het slachtoffer zijn geworden van loverboys. Andere signalen zijn afkomstig van aangiftes, familie, mensen van school of hulpverleners. Het internet dient voor het Loverboyteam als opsporingsmogelijkheid. Soms stuit het team op choquerende zaken, zoals een vijftienjarig meisje dat al na drie berichten
een foto van haar vagina stuurde naar een jongen die ze in een discotheek had leren kennen. Een andere keer kwam de informatie op een welkome manier de politie tegemoet. Een groep loverboys zette foto’s van feestjes met dure champagne en grote auto’s op hun profielensite. ‘Zo konden wij precies zien wat zij allemaal aan het doen waren, met wie en wat hun bijnamen waren’, zegt Van Westrienen. ‘Dus het geeft ons soms ook informatie over verdachten, wat ze doen, waar ze zijn. Daarvoor hoeven wij alleen maar op F5 te drukken. Mensen willen communiceren en sociale media geven extra mogelijkheden. Wij profiteren mee van de mogelijkheden die sociale media bieden. De informatie kwam in dit geval gewoon naar ons toe.’
‘Ga buiten spelen!’ Cijfers over de successen van het team zijn moeilijk te geven, zegt Branderhorst. Dat komt omdat er geen afgekaderde definitie is
van loverboypraktijken. ‘Een meisje dat zes GSM-abonnementen afsluit voor een vriendje waar ze heel veel van houdt en later met een schuld van tienduizend euro blijft zitten, is ook slachtoffer. En als je als achttienjarige een huis op je naam hebt staan waar een hennepplantage in staat, ben je ook slachtoffer. De vormen van uitbuiting zijn heel divers.’ Het Loverboyteam richt zich vooral op de seksuele uitbuiting. Branderhorst en Van Westrienen willen nog maar eens benadrukken dat de eerste stappen daartoe op het internet gezet kunnen worden. ‘Tegenwoordig moeten meisjes van twaalf zich al bewust zijn van hun seksuele positie, terwijl ze daar geestelijk misschien nog helemaal niet mee om kunnen gaan. Het is lastig om hen daarop voor te bereiden, ook als ouder zijnde. Internet neemt een hele hoop kind zijn weg als je ziet hoeveel bagger daar overheen gaat. Ouders moeten na een paar uur computeren gewoon tegen hun kinderen zeggen dat ze buiten moeten gaan spelen.’ n
Twitteren en chatten Een belangrijke activiteit van het Loverboyteam is voorlichting. Sinds juni heeft het team een Twitter-account, @PRRTeamLoverboy, met inmiddels meer dan achthonderd volgers. In zes gevallen is de politie na een direct message aan de slag gegaan. Binnenkort zal het team ook een eigen Hyves- en Facebook-pagina aanmaken. Eind augustus was er voor de eerste keer een chat op de site vraaghetdepolitie.nl. Tientallen bezoekers stelden vragen over aangifte, anonimiteit en hoe loverboys meisjes ronselen. ‘Die chat was zeer positief’, zegt politiewoordvoerder Lisette van Bale. ‘We hebben vragen kunnen beantwoorden en er is een aantal 1-op-1-contacten uitgerold. Het was de eerste keer, maar er zijn plannen om vaker zo’n chatsessie te organiseren, ook over andere onderwerpen.’
crimelink 23
GOED BESTUUR BIJ CRISES VRAAGT OM
A D E Q UAT E I N Z E T VA N M O D E R N E M E D I A
Voorbij is de tijd dat de communicatieafdeling van een overheidsorgaan eerst kon vergaderen over wat wel en wat niet naar buiten zou worden gebracht. Getuigen berichten via de moderne media de samenleving naar eigen goeddunken en zijn zelfs de journalistiek te snel af. Maar de overheid leert snel bij. TEKST
MENNO VAN DUIN
R
KOEN VAN WEEL/ANP
Crisisbeheersing door de burgerjournalist
Burgemeester Wim Denie van Moerdijk (L) beantwoordt vragen van de media op een persconferentie vanwege de grote brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Rechts P.A.C.M. van der Velden, plaatsvervangend voorzitter van het Veiligheidsbestuur.
ampenbestrijding en crisisbeheersing draaien in belangrijke mate om goed informatiemanagement. Dat geldt zowel intern: de communicatie en informatie-uitwisseling tussen betrokken organisaties en instellingen, als extern: de media en het brede publiek. Het blijkt steeds meer dat goed informatie- en mediamanagement bijna een garantie geeft voor goed crisismanagement. Positieve beeldvorming is cruciaal en juist daarom spelen autoriteiten – degenen naar wie als eerste wordt gekeken in deze situaties – een cruciale rol. Voor hen betekent dat vooral balanceren, want succes en falen liggen dicht bij elkaar. De burgemeester van Alphen aan den Rijn werd geroemd, die van Moerdijk verguisd. Crisiscommunicatie is effectief te noemen wanneer veel openheid wordt gegeven, eerlijk en snel gecommuniceerd wordt. Met de opkomst van de sociale media is snelheid nog meer een factor van betekenis geworden. De ‘burgerjournalist’ die ter plaatse een tweet verstuurt met zijn observaties, zijn gemaakte foto de wereld in stuurt of zijn opnames snel op YouTube zet, is natuurlijk nog sneller dan de journalist die eerst ter plaatse moet komen. Daarmee is de discrepantie tussen de klassieke overheidscommunicatie – de overbekende persconferentie uren na het ontstaan van de ramp waarop de autoriteiten een eerste overzicht van de gebeurtenissen geven – en de hier & nu-informatie die via sociale media wordt verspreid, nog groter geworden.
Recente voorbeelden Turkish Airlines, Haarlemmermeer (februari 2009, negen doden). Het toestel van Turkish Airlines stortte neer in het hartje van de Rand-
stad. Dat gebeurde dan ook niet bepaald onopgemerkt. Binnen enkele seconden was er al een eerste tweet en na enkele minuten was er al een eerste foto op Twitter. Hoewel via particulieren enorm veel gebruik werd gemaakt van sociale media en er al snel eerste filmpjes op YouTube kwamen, maakte de overheid zelf de eerste uren geen gebruik van sociale media. In de loop van de dag kwam er eerste informatie op de site van de gemeente Haarlemmermeer. De eerste persconferentie – enkele uren na de crash – zal waarschijnlijk de geschiedenis ingaan als de laatste traditionele persconferentie waarop de autoriteiten ruim een kwartier informatie verschaften die de oplettende mediawatcher – en dat is bijna iedereen bij een dergelijke piekgebeurtenis – al lang kende. De vraag of er doden waren te betreuren werd niet beantwoord, terwijl de televisiekijkers al kisten met witte doeken in beeld hadden gezien. Moerdijk (januari 2011). Na het incident bij Moerdijk, dat ten onrechte de titel ‘ramp’ meekreeg (geen doden, geen grootse gevolgen, dus een mooi voorbeeld van rampinflatie), laaide de eerste discussie op over de inzet van sociale media. Op alle punten was communicatief het nodige aan te merken op deze gebeurtenis, die de autoriteiten lastig in de vingers kregen. Uiteraard werd dat bemoeilijkt door het feit dat de burgemeester geen sterke indruk maakte, er verschillende regio’s bij betrokken waren en er onduidelijkheid was over de precieze consequenties van alle verbrande stoffen. Ook was gedurende enige tijd onduidelijk waar nu de regie lag. Gebruik en inzet van Twitter zouden in deze casus zeker effect hebben gesorteerd, zo was de communis opinio. Waarom was Twit-
Na de ramp in Moerdijk lag de overheidssite www.crisis.nl een flink aantal uren plat 24 crimelink
ter niet gebruikt en waarom was de rol van de sociale media bij het informeren en het eventueel reageren op onjuiste geruchten zo beperkt? Het begon al met het feit dat www.crisis.nl, de site die Nederland ten tijde van crises van actuele informatie moet voorzien, een flink aantal uren plat lag en pas zo’n vijf uur na de eerste rookpluimen in de lucht kwam. Wat de redenen ook geweest zijn, dit was natuurlijk een blamage voor de rijksoverheid. Ook de verantwoordelijke minister Opstelten was deze mening toegedaan. Kamervragen en maatschappelijke verontwaardiging droegen bij aan voornemens om in de tweede helft van 2011 fors te investeren in dit medium, om een volgende keer niet opnieuw met een dergelijke onacceptabele verstoring geconfronteerd te worden. Het rijk verwacht veel van gemeenten en regio’s, dan zal het ook zelf adequaat moeten handelen. Ook de gemeentelijke communicatie via de (sociale) media was ontoereikend en de verantwoordelijke regio kon aanvankelijk evenmin in deze lacune voorzien. Het lijkt erop dat de effectregio, Zuid-HollandZuid, de eerste uren relatief nog het meeste onder controle had, hoewel men daar de lastige boodschap moest verkondigen dat er geen giftige stoffen waren gemeten en er dus ook geen aanleiding was om te veronderstellen dat er sprake was van een bedreigende situatie. Nederland, in dit geval Moerdijk, maar ook de betrokken regio’s, was niet klaar voor de sociale media, zo kan worden geconstateerd. Het waren vooral televisiebeelden die leidend waren en nieuwslezers en ook weermannen als Peter Timofeeff die de agenda bepaalden. Dat de vele commentaren na afloop over de falende overheidscommunicatie (en de inzet van sociale media) niet aan dovemansoren waren gericht, bleek al bij incidenten die zich enkele weken later afspeelden. Zowel bij een incident in Zwijndrecht (Kijfhoek) als in Amsterdam (brand bij het opslagbedrijf Diergaarde in het havengebied) was de externe communicatie vanuit de gemeenten en/of de hulpdiensten duidelijk beter georganiseerd en werd bijvoorbeeld bij Kijfhoek door de verantwoordelijke burgemeester actief Twitter ingezet. Bij de gebeurtenis in Amsterdam werd niet moeilijk gecommuniceerd over een rookwolk die niet zo gevaarlijk zou zijn, maar werd eenvoudigweg aangegeven dat mensen veel beter konden proberen de rook te vermijden, daar deze per definitie schadelijk was. Beide gebeurtenissen bleven, mogelijk ook hierdoor, relatief beperkt van (maatschappelijke) omvang. Tegelijkertijd zal zeker ook geleerd zijn van het echec van Moerdijk. Moerdijk verdiende dus bepaald geen schoonheidsprijs wat betreft de rol van de overheid inzake de sociale media. Dat laat onverlet dat al rond drie uur die middag, binnen een half uur na het ontstaan van de grote rookwolken, de eerste foto’s via Twitter werden verspreid en er die dag een zeer intensief Twitterverkeer tot stand kwam. Via particuliere kanalen gebeurde er die dag dus wel het nodige; de overheid zelf was relatief afwezig.
Japan (11 maart 2011). Het land werd opgeschrikt door een hevige zeebeving die onmiddellijk een enorme tsunami tot gevolg had, welke vervolgens de aanleiding vormde voor de kernrampen in Fukushima. Hier bleken verschillende sociale media uiterst waardevol. Twitter heeft in kaart gebracht hoe er na de ramp over en met Japan gecommuniceerd werd. Gedurende een fors aantal dagen behoorden woorden als kernenergie en Fukushima tot de meest gezochte woorden. Daarnaast bleek internet en met name een zoekprogramma van Google (Person Finder) uiterst succesvol om vermisten te traceren en gezinnen en bekenden weer met elkaar in contact te krijgen. Een nieuw bewijs dat de rol van de overheid op allerlei terreinen, zoals ook op het terrein van het traceren van bijvoorbeeld vermisten, waarschijnlijk prima een stapje terug kan doen en betrokkenen zelf met moderne systemen veel beter in staat zijn elkaar te vinden dan de overheid, die dat nu allemaal organiseert. Alphen aan den Rijn (9 april 2011). Sociale media en met name Twitter speelden een grote rol bij het drama met Tristan van der V. in het winkelcentrum De Ridderhof. Het was niet verrassend dat op de eerste persconferentie vrijwel alle aandacht gericht was op eerdere tweets. Er zou een tweede dader voortvluchtig zijn; de naam van de dader zou meermalen voorkomen in Alphen aan den Rijn. Het beheersen en tegenspreken van onjuiste tweets (rumor control) was een van de belangrijkste activiteiten op het gebied van crisiscommunicatie gedurende de eerste uren. Daarbij bleek het buitengewoon handig dat er voorlichtingscapaciteit was vrijgemaakt om Twitter te volgen. Geruchten konden op zo’n manier snel getraceerd en waar nodig weersproken worden. Noorwegen (22 juli 2011). Bij het drama met Anders Breivik in Oslo en op het eiland Utøya hebben internet en de sociale media ook een grote rol gespeeld, zo laten de eerste berichten zien. Mobiele telefoons (foto’s via sociale media, MSN, Hyves en andere) speelden een belangrijke rol bij het organiseren van de eerste hulp. Zo kwam er veel spontane hulp over het water. Daarnaast kwam veel informatie over wat ter plaatse op het eiland gebeurde via sociale media naar buiten. Uiteraard werd alles over de dader via internet afgezocht en bleek deze zelf ook vaak uitgebreid sociale media gebruikt te hebben om ‘zijn boodschap’ te verspreiden. Ook bij de verwerking van de gebeurtenissen blijken sociale media steeds meer te worden ingezet. Het begon met digitale condoleanceregisters, maar in Noorwegen is inmiddels een aparte site opgericht die helemaal gewijd is aan de rouwverwerking. n
Menno van Duin is lector crisisbeheersing (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid/Politieacademie)
In Alphen aan den Rijn bleek het buitengewoon handig dat er voorlichtings capaciteit was vrijgemaakt om Twitter te volgen crimelink 25
E S S AY D E G E VA R E N VA N E E N D I G I TA L E S A M E N L E V I N G
Sociale media bedreigen onze veiligheid RT @Timmeh010: @R0dN3y070 hou je kkr muil kkr zwerver kom dan ik stopm je de wereld uit kanker jood #doodsbedreiging
Een publiek domein waarin de persoonlijke willekeur regeert is een bedreiging voor een levensvatbare democratie. Maar vice versa geldt evenzeer: zodra de sfeer van de privacy stelselmatig geschonden wordt, dreigt er een tirannieke horizon. Het betekenisvolle onderscheid tussen de privésfeer en het publieke domein staat al langer onder druk. Maar met de opkomst van de sociale media wordt dit erosieproces enorm versneld en geïntensiveerd. En dat heeft gevolgen voor de veiligheid en integriteit van individu en samenleving. TEKST
overigens geen sensatiezucht die de makers van deze opmerkelijke internetpagina drijft. Integendeel. In een manifest lichten zij hun beweegredenen toe. Daarin valt onder meer te lezen dat zij het probleem van virtuele intimidatie inzichtelijk willen maken en een maatschappelijke discussie op gang willen brengen. Er bestaan volgens hen allerlei staatsrechtelijke, juridische en morele vragen die vooralsnog onbeantwoord blijven. Feitelijk vragen de initiatiefnemers van deze site zich af wat de maatschappelijke consequenties van dreigtweets nu precies zijn en hoe serieus we dit fenomeen moeten nemen.
Alphen aan den Rijn Hoe actueel deze problematiek is, bleek maar weer eens na de moordlustige rooftocht van Tristan van der V. door het winkelcentrum de Ridderhof in Alphen aan den Rijn. De dreigtweets die een herhaling van zijn gewelddaad in het vooruitzicht stelden,
HANS SCHNITZLER
‘Ik ga die man van de snackbar doodslaan’ ‘Als school weer begint plaats ik een bom in het postvakje van knakkering’ ‘Maak geen grap he ik sla je kalevaderdood kk hoer’ ‘Er komt een dag dat ik bij de KBG naar binnen loop en random mensen ga steken’ ‘Hij gaat donderdag doodbloeden’ ‘Als ze dat kind houd steek ik der in der buik dan gaat zij en dat kind dood’ ‘Als ik deze tentamens niet gehaald heb dan schiet ik die hele school neer’ ‘Morgen schiet ik beatrix dood #omdathetkan’ ‘Ik ga binnenkort een kind neersteken alleen maar janke die pleuris dinge kk’ ‘Morgen ga ik met een mes naar school’ ‘Ik maak je dood als ik je heb geneukt sterf slet’
T
26 crimelink
NATIONALE BEELDBANK
De site doodsbedreiging.nl inventariseert dergelijke dreigtweets en op een interactieve kaart is te volgen waar de doodsbedreigingen op een gemiddelde doordeweekse dag vandaan komen. Deze macabere buienradar laat goed zien dat het continu regent en dat de verbale donderslagen vooral de Randstad teisteren. Het is
van nabestaanden in de strafmaat mee laten tellen? Of wordt nu, na het drama van Alphen, iedere toekomstige twitteraar die met een spree shooting dreigt (de geweldsdaad waarbij men willekeurig in de rondte schiet) tot in lengte der dagen op soortgelijke gronden van oneerbiedigheid berecht? Dat lijkt even onwaarschijnlijk als ondoenlijk. Het hiertoe benodigde aantal internetsurveillanten zou de discussie over meer blauw op straat doen verbleken. Bovendien ondermijnt het recht zichzelf wanneer het de herinnering aan specifieke wandaden tot absoluut ijkpunt maakt. Slechts aan de Holocaust is dat moreel-juridische voorrecht verleend; één die de ontkenning ervan dan ook strafbaar maakt.
Virtueel schoolplein Eerder lijkt het dat de alertheid van politie en justitie voortkwam uit het ervaringsfeit dat in de periode kort na een spree shooting het gevaar op kopieergedrag aanwezig is. De misdaden van Tristan van der V., Eric Harris en Dylan Klebold (Columbine High) schijnen potentiële navolgers meer dan eens te motiveren hun eigen geweldsfantasieën in daden om te zetten. Dit zogenaamde copycat-gedrag is een reëel risico. Het lag voor de hand dat men de maatschappelijke onrust die de bedreigingen in dit licht bezien teweegbrachten, wel als verzwarende omstandigheid had aangevoerd. Maar dit argument werd niet gebruikt, om de eenvoudige reden dat het dreigement van een twitteraar met om en nabij vijftig volgers op zichzelf nauwelijks maatschappelijke onrust veroorzaakt. Wat dit aangaat lijkt het medium Twitter nog het meest op een virtueel schoolplein, waar tieners elkaar de loef afsteken met grootspraak en grol. En natuurlijk vervloeken zij bij tijd en wijle elkaar, de leraar of hun ouders. Als vanzelf doemt die cruciale vraag op: rechtvaardigt een uitzonderlijke tragedie als in Alphen dat de lange arm van justitie tot op elk virtueel schoolplein reikt? Hoezeer alertheid ook geboden is, men mag zich tevens afvragen of de opsporings- en vervolgingsstrategie na Alphen het werkelijke veiligheidsbelang (preventie van soortgelijke delicten) gediend heeft. En hoe zit het trouwens met de concrete bedreigingen die op het moment dat u deze regels leest verstuurd worden?
Verwarring
ientallen virtuele dreigbrieven waaieren dagelijks doodgemoedereerd en ongehinderd uit. Via tweets en retweets verspreiden zij zich via de virtuele ruimte om daarbuiten, in de echte wereld dus, deze of gene met de nakende dood te intimideren. De bloemlezing hierboven is slechts een kleine greep uit wat een medium als Twitter dag in dag uit aan haat- en dreigproza produceert.
Macabere buienradar
werden door het opsporingsapparaat serieus genomen. Meerdere dreigtwitteraars – waaronder een aantal tieners – werden opgepakt en tijdens een tweetal themazittingen voorgeleid. Het openbaar ministerie zette hoog in, wat onder meer resulteerde in een gevangenisstraf van zes maanden (waarvan drie voorwaardelijk) voor een zwakbegaafde veertigjarige man uit Spijkenisse. Dat het uiten van dreigementen een strafbaar delict is, mag bekend heten. Maar in de strafmaat werd ook de veronderstelde respectloosheid verdisconteerd richting nabestaanden van de slachtoffers van ‘Alphen’. In meerdere opzichten wringt hier iets: vervolging, strafmaat en motivatie lijken door een zekere willekeur ingegeven. Want is niet ieder geweldsdelict een daad die nabestaanden van slachtoffers van een soortgelijk vergrijp in hun waardigheid treft? Is de terreurdaad van het doodsdreigement zelf niet voldoende grond voor een al dan niet zware veroordeling? En hoe lang na een wandaad mag men het vermeende gebrek aan respect ten aanzien
De vermeende respectloosheid ten aanzien van de nabestaanden, waarmee het openbaar ministerie de strafmaat opschroefde, is zo bezien een nogal obscuur argument. Want hoeveel gedupeerden zouden die tweets überhaupt lezen? Wat is de werkelijke impact van het getwitter voordat men er aandacht aan besteedt? Nee, eerder heeft het er alle schijn van dat het justitiële opsporingsapparaat onbedoeld met de ene arm de onrust in gang zette, om die vervolgens met de andere arm te moeten bestrijden. Het is een dynamiek waarin een zeker opportunisme werkzaam lijkt en waaruit een bepaalde verlegenheid spreekt. Precies hierin verschuilt zich een aanwijzing voor een meer fundamentele verwarring. Het is een verwarring die samenhangt met het hybride karakter van de virtuele ruimte en met de onduidelijkheid over de publieke reikwijdte van sociale media. Anders gesteld: waar liggen hier de grenzen tussen de privésfeer en het publieke domein? Zijn die nog te trekken? En wat is de waarde van de sfeer van de privacy nog, de omgeving die ons tegen een al te opdringerige staat moet
crimelink 27
RT @BabyNilvi: Ik ga straks schieten op deze kk school watser! #doodsbedreiging
RT @VISIONAIRR: Als ik weg ben van bfc en ik mijn diploma heb steek ik deze kk school in de fik #doodsbedreig
eceline:[..]ga je spijt van krijgen[..] T boeit me niks meer dan kom k lekker in gevangenis I DONT CARE MAAR JIJ GAAT DOOD ! (2/2) beschermen, in een vergaand gevirtualiseerde ICT-samenleving? De constatering door menig rechtsgeleerde, politicoloog, socioloog en filosoof dat een belangrijk staatsrechtelijk grondprincipe dat onze vrijheid en integriteit moet waarborgen – een betekenisvol onderscheid tussen de publieke en particuliere ruimte en het recht op privacy – onder druk staat, noopt tot bezinning. Sociale media zijn hoe dan ook een belangrijke katalysator in dit erosieproces en confronteren ons met belangrijke maatschappelijke dilemma’s die om nadere duiding vragen. Hoog tijd voor een inventarisatie en analyse, noodzakelijk om de weg te plaveien voor een debat over de impact van sociale media. Een debat dat uiteindelijk moet gaan over de invloed van dergelijke media op het publieke domein. En, last but not least, over onze rechtszekerheid in de vorm van het recht op privacy. Zowel voor de burger als de overheid staat er namelijk het een en ander op het spel.
A: ik ga die kanker kinderbescherming VERMOOORDEN
Virtuele publieke ruimte? De openbare ruimte, daar waar mensen zich in gelijkheid en verscheidenheid aan elkaar tonen, zou in het internet zijn postmoderne pendant gevonden hebben. Sociale media als een uitgedijd publiek domein dus; de eigentijdse agora ligt tegenwoordig in cyberspace, de nieuwe plek onder de zon waar burgers elkaar tegen het virtuele lijf lopen en met elkaar van gedachten kunnen wisselen. In hoeverre is deze claim, die onder docenten en hoogleraren nieuwe media nauwelijks geproblematiseerd wordt, plausibel? Het is een opvatting die, voordat ze goed en wel uitgesproken is, meteen voor eigenaardige ongerijmdheden zorgt. Want wat is de aard van deze publieke ruimte waarin een wandelaar die onvermoed verdwaald raakt een niet gering risico loopt om de haverklap over copulerende stelletjes te struikelen? Hoe leefbaar is een openbare sfeer waarin maatschappelijke discussies vrijwel altijd in een Godwin of erger eindigen? (De ‘wet’ van Godwin zegt dat naarmate een online-discussie langer duurt, de waarschijnlijkheid op een vergelijking met de nazi’s of Hitler gelijk aan één is.) Maar bovenal: is het niet de taak van de overheid om de orde en veiligheid in de publieke ruimte te waarborgen? Wat zou er dan op tegen kunnen zijn dat zij een aantal ge- en verboden oplegt die het verkeer in goede banen leidt? Natuurlijk, de ene staat is de andere niet, maar dat zij zo nu en dan een plein of park tot verboden gebied verklaart, zou niemand moeten verontrusten. De openbare orde veiligstellen of de goede zeden bewaken zou interventies – wanneer het internet werkelijk een publiek domein is – meer dan eens rechtvaardigen. Dat het publiek zich dit niet laat welgevallen (met een beroep op webcensuur of netneutraliteit), mag een aanwijzing heten dat de identificatie van deze sfeer met een publiek domein op z’n minst problematisch is. Ook het feit dat democratische overheden zeer terughoudend zijn met het ingrijpen in de virtuele werkelijkheid, doet vermoeden dat we hier niet met een openbare ruimte in klassieke zin van doen hebben. Om de oorzaak van de verwarring die sociale media veroorzaken – en die zich zo pregnant manifesteerde in de nasleep van Alphen – ten aanzien van het onderscheid publiek/privé in kaart te krijgen,
28 crimelink
is het van belang de functie van deze twee sferen voor ogen te houden. We hoeven ons daarbij niet zozeer over de ontstaansgeschiedenis te bekommeren (die in de opkomst van de burgerlijke maatschappij ligt), als wel om de betekenis van het verdwijnen van deze distinctie voor het alledaagse bestaan.
Ondermijning Het schijnt dat de gemiddelde Nederlandse tuinschutting steeds hoger wordt. Was de Nederlander vroeger tevreden met een hoogte van 1.80 meter, tegenwoordig is een omheining van twee meter al aan de lage kant. Ondertussen neemt menigeen plaats achter zijn computer om op Twitter of Facebook verslag te doen van allerlei particuliere bezigheden, wensen en gedachten. Klaarblijkelijk hecht men wel waarde aan een fysieke barrière tegen al te veel inkijk in de privé-omgeving. Maar zodra men zich in de virtuele ruimte begeeft, al dan niet met webcam, schijnen er nog weinig obstakels te bestaan ten aanzien van het prijsgeven van intieme informatie aan een potentieel miljoenenpubliek. Hoe dubbelzinnig ook, in de dagelijkse beleving ervaart de doorsnee burger uiteraard zoiets als
Bestendigheid De persoonlijke levenssfeer kenmerkt zich namelijk door een bepaalde mate van grilligheid en onvoorspelbaarheid, die zich slecht verhoudt tot het karakter van onze gemeenschappelijke, publieke ruimte. Dat heeft zowel te maken met het feit dat particuliere wensen en voorkeuren maar al te veranderlijk zijn, als met de omstandigheid dat het individuele bestaan op elk willekeurig moment door het noodlot getroffen kan worden. Deze persoonsgebonden leefervaring staat in schril contrast met een omgeving die het individuele bestaan juist overstijgt, die duurzamer is dan het leven van de enkeling, en waarop het noodlot (natuurrampen en terreurdaden uitgezonderd) slechts beperkt invloed uitoefent. Onze particuliere sentimenten en gedachten zijn meer dan eens vloeibaar, veranderlijk en misschien zelfs verwarrend. Bovendien kunnen privé-omstandigheden van de ene op de andere dag door ziekte of verlies van werk radicaal veranderen, maar zodra we de voordeur achter ons dichtslaan en de straat betreden, weten we wat we mogen verwachten. Gebouwen en monumenten kennen hun vaste plek, omgangsvormen zijn min of meer duidelijk en de
communicatietechnologieën bemiddelde eindbestemming. Sociale media zijn zo een enorme katalysator voor wat de socioloog Richard Sennett de ‘tirannie van het intieme’ noemt. Het is een tirannie omdat het de werkelijkheid vanuit één overheersend perspectief beziet (intimate society, de ideologie van de persoonlijke ontboezeming), maar bovenal omdat de subjectieve, persoonlijke levenssfeer de bestendigheid van de objectieve, bovenpersoonlijke publieke sfeer ondermijnt. Het injecteert deze ruimte met een vorm van willekeur die, nolens volens, gelijkenis vertoont met meer tirannieke constellaties. Tirannieke regimes mobiliseren angst en achterdocht namelijk altijd door de publieke ruimte met willekeur te vergiftigen. Daarmee oefenen zij niet alleen macht uit via het aloude verdeel-en-heers-principe, zij heffen deze sfeer de facto op. Totalitaire constellaties gaan overigens nog verder: zij penetreren tevens het privédomein, waar iedere muur een luisterend oor wordt en de staat de privégedachten van de burger toegefluisterd krijgt. Het is beslist geen overdrijving om onze ‘verdichte’ netwerksamenleving in analogie met dit schrikbeeld te bezien; een tirannie hoeft niet per se tot brute onderwerping over te gaan, het kan ook sluimerend en subtiel het maatschappelijke lichaam doortrekken.
Versmelting en willekeur
In de periode kort na een spree shooting is het gevaar op kopieergedrag aanwezig
De eigentijdse agora ligt tegenwoordig in cyberspace
een verschil tussen de leefwereld in huis en daarbuiten. Immers, daar waar men thuis onderuitgezakt, desnoods met de broekriem los en de schoenen op tafel, ‘zichzelf’ kan zijn, zal men in de publieke ruimte eerder neigen tot het opzetten van een masker en een zekere vormelijkheid in acht willen nemen. Maar toch. Deze ervaring wordt in toenemende mate door sociale media uitgehold. Het heeft er alle schijn van dat de virtualisering van de omgang, via bijvoorbeeld Facebook en Twitter, het proces van het ineenvloeien van de twee levenssferen enorm intensiveert en versnelt. Hyves, Twitter en Facebook zijn namelijk machines die aan de lopende band intiem kapitaal produceren; de stilering van het persoonlijke profiel, het uiten van particuliere gedachten of interesses, wordt in toenemende mate het product waarmee men zich een plekje op de publieke markt tracht te veroveren. Kennis of kunde is secundair, het nieuwe maakbaarheidsgeloof zoekt verlichting en profilering eerst en vooral in de persoonlijke ontboezeming. Aan het Facebook-profiel, en aan het aantal volgers of vrienden natuurlijk, leest men het maatschappelijke aanzien en het succes van de persoon in kwestie af. Particuliere ervaringswerelden krijgen zo publiek gewicht en ondermijnen daarmee de sfeer die van oudsher, en niet zonder reden, het al te persoonlijke buiten de deur hield: de publieke ruimte.
ge- en verboden zijn voor iedereen gelijk. En onbewust rekenen we erop dat het de volgende dag, week, maand of het komende jaar ook zo zal zijn. Het is precies deze bestendigheid van de publieke ruimte waaraan we voor een belangrijk deel onze bestaanszekerheid ontlenen. Het biedt een tegenwicht tegen de kwetsbaarheid en breekbaarheid van het leven van de enkeling. Juist in het openbare domein moet de subjectieve willekeur tot een minimum beperkt blijven, want een samenleving waarin de willekeur regeert, wordt zonder uitzondering, en niet in de laatste plaats door de ingezetenen zelf, als tiranniek ervaren.
Tirannie In zo’n situatie kan een twitterende korpschef, politicus of scholier de nodige consternatie veroorzaken met een willekeurige gedachteflard of persoonlijke oprisping. Het ontwricht de openbare ruimte omdat menselijke willekeur en onvoorspelbaarheid, persoonlijke smaken en voorkeuren – tot voor kort goeddeels tot een bestaan achter de muren van het privédomein veroordeeld – publieke reikwijdte krijgen. In een dergelijk verpersoonlijkt publiek domein veranderen feiten in meningen, verandert kennis in competenties en de leraar in ‘Jan’. Doorgeschoten individualisme en consumentisme vinden via sociale media hun autocratische, door nieuwe
Deze verlichte vorm van tirannie is het onvermijdelijke resultaat van twee samenhangende bewegingen. Enerzijds worden persoonlijke leef- en ervaringswerelden steeds vaker publiekelijk uitgevent, en anderzijds is men het publieke domein meer en meer als een privaat-persoonlijke belevings- en emotieruimte gaan ervaren. Als een soort extensie van de woonkamer. Wanneer burgers hun persoonlijke en dus subjectieve voorkeuren publiekelijk gestalte gaan geven, al dan niet via Twitter, ontstaat er een vorm van dwingelandij die zich onder de dekmantel ‘emotiedemocratie’ een alibi verschaft. Deze tirannie van onderop heeft slechts bestaansrecht wanneer het traditionele onderscheid tussen publiek en privé, zichtbaar en onzichtbaar, nauwelijks meer enige zeggingskracht heeft. En precies deze hybridisatie van de sociale werkelijkheid, de versmelting van twee onderscheidende domeinen, veroorzaakt verwarring en desoriëntatie, angst en achterdocht, zo kenmerkend voor een tirannie. De nasleep van Alphen was hier een manifestatie van; de willekeur lag niet alleen in de opsporing en wijze van vervolging van dreigtwitteraars, maar ook in de willekeur waarmee dergelijke individuen gedreven door particuliere impulsen de samenleving weten te terroriseren. Dat een dergelijke persoonsgebonden willekeur de bestendigheid van het openbare domein ondermijnt, manifesteert zich ook op een ogenschijnlijk triviaal en alledaags niveau. Het gebruik van mobiele telefoons is een typisch voorbeeld van een vorm van privaat verwijlen in de publieke ruimte. Men is niet meer betrokken op de ander, maar trekt zich als het ware terug in de eigen privésfeer. Zodra een twitterende scholier in de klas of bellende burger in de trein op zijn of haar gedrag wordt aangesproken, blijkt men dit meer dan eens als een inbreuk te ervaren. Er bestaat welhaast geen betere illustratie voor de teloorgang van en verwarring over de merites van een publiek domein. Tot slot mag in dit verband de slachtoffercultuur niet onvermeld blijven. Het is een direct uitvloeisel van een verpersoonlijkt publiek domein. Daar waar men
RT @ssabjee: Die jongen echt morgen steek ik hem neer. #doodsbedreiging ( crimelink 29
RT @RennaTD: Elk speler van ajax vermoord ik . #doodsbedreiging #3000GET
de openbare sfeer als een verlengstuk van de huiskamer is gaan beschouwen, zal elke ‘verstoring’ aldaar (of het nu een ramp, de beboeting van een snelheidsovertreding of een foutieve medische ingreep is) als een inbreuk op de persoonlijke integriteit worden ervaren, waarvoor wraking gerechtvaardigd is. De claimcultuur is het perverse gevolg van deze leefervaring.
Grote en kleine tiran Maar de tirannieke tendens die in westerse netwerksamenlevingen manifest is, kent ook een institutionele kant. Van overheidswege vermommen dwang en willekeur zich als toezicht en risicoanalyse. Er vindt een ongekende digitale archivering van burgers plaats, die de staat de facto tot ver achter de voordeur van het privédomein brengt. Deze ontwikkeling moet, zoals hierna zal blijken, in samenhang met de hierboven geschetste dynamiek begrepen worden. De ‘grote tiran’ bouwt aan een virtueel systeem dat de omnipotente blik moet realiseren, dankzij het fundament dat de ‘kleine tiran’ gelegd heeft. In deze situatie doet zich, net als bij het voorbeeld van de verhoogde schutting, meteen een eigenaardige ongerijmdheid voor. De kleine tiran – de burger dus – staat zogezegd wantrouwend ten aanzien van de traditionele instellingen (de zogenaamde kloof tussen burger en overheid), maar levert ondertussen, zonder zich daar al te veel over te bekommeren, zijn hele hebben en houden uit aan een nieuwe vorm van toezicht: een netwerk van elektronische archieven. Het verminderde privacybewustzijn, waarvan sociale media dagelijks getuigenis afleggen, is hier ongetwijfeld debet aan. De instituties gaan in hun verzameldrift van privégegevens eveneens virtueel, geholpen door een tijdgeest die aan het begrip privacy steeds minder waarde hecht.
de instanties waarmee die in contact staan, worden bijgehouden. Sinds 2009 bestaat er een nieuw volgsysteem, ProKid Politie, dat alle kinderen onder de twaalf jaar volgt en registreert die ooit met de politie in aanraking zijn gekomen. Alle betrokken instanties die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de bestrijding van jeugdcriminaliteit, hebben toegang tot de databank. Dit roept de vraag op hoe ver het institutionele veld reikt, of mag reiken, dat toegang heeft tot dergelijke data.
Bevolkingspolitiek Hoe het ook zij, het institutionele toezicht op de persoonlijke levenssfeer en het exhibitioneren van het privébestaan door burgers, zijn fenomenen die passen bij een werkelijkheid waarin particuliere belangen publieke betekenis hebben gekregen. Het is niet louter een kwestie van een verminderd privacybewustzijn: de sfeer van het huis is een publieke zaak geworden. Daarmee is niet alleen de onvoorspelbaarheid van het menselijk handelen (of het aan banden leggen ervan) in het centrum van de politieke aandacht komen te staan, het biologische leven zelf heeft zich midden
Het nieuwe maakbaarheidsgeloof zoekt verlichting en profilering eerst en vooral in de persoonlijke ontboezeming
krijg zijn ze dood,. ik kil die kk homo’s !!!!! kk groesbekers #doodsbedreiging
(de koppeling van elektronische databestanden) radicaliseert en perfectioneert dit principe. Men probeert bepaalde vormen van leven vroegtijdig de kop in te drukken en om te buigen in de richting van gewenste levensvormen. Nieuwe geavanceerde technologieën vervolmaken zo een maatschappijtype dat zich voortdurend bezighoudt met calculatie, beheersing en verdeling van risico’s die zij zelf voortbrengt. Het is natuurlijk zeer de vraag in hoeverre deze obsessie met veiligheid de gevoelens van onveiligheid vermindert. Deze vraag kan nog scherper geformuleerd worden: in hoeverre creëren we onze eigen onveiligheid?
Ongewenst menstype Bij het identificeren van populaties die de veiligheid potentieel in gevaar brengen, staat het begrip risico centraal. Maar de definitie van dit begrip vertoont de neiging steeds ruimer te worden en een groter veld te beslaan. Het wordt tegenwoordig gebruikt in verband met allerhande sociale problemen. De calculeerbaarheid van een gevaar valt of staat met datgene wat men voor gevaarlijk houdt. Ook ongezonde leefwijzen worden in toenemende
Het publieke domein is meer en meer een privaat-persoonlijke belevings- en emotieruimte geworden
RT @feevanhal: Ik ga een bom in de school plaatsen, #doodsbedreiging
Prepressie De elektronische archivering van individuen in bijvoorbeeld kinden patiëntendossiers heeft als oogmerk risicofactoren te signaleren en zichtbaar te maken. Het is een nieuw soort preventie dat reguliere populaties als risicopopulaties identificeert, waarbij veiligheidsbevordering centraal staat. Een veelvoud aan elektronische dossiers wordt hoe langer hoe meer aan elkaar gekoppeld. Doel is potentiële gevaren te signaleren, nog voordat het individu zelf in de gaten heeft dat hij voor zichzelf of anderen een mogelijk risico vormt. De socioloog Willem Schinkel noemt deze nieuwe vorm van veiligheidsbevordering prepressie. De surveillancetechnieken die men hanteert zijn, net als sociale media, een belangrijk symptoom van het verdwijnen van het onderscheid privé/publiek. Beide machinerieën hebben de persoonlijke levenssfeer als object, dat is het domein waarop zij hun regulerende controlewerk verrichten. Twitter en Facebook disciplineren en normaliseren van onderop, kind- en patiëntdossiers van bovenop. De vergaande koppeling van databestanden in naam van criminaliteitsbestrijding en veiligheidsbevordering grijpt diep in op een fundamenteel principe van onze rechtsstaat: de idee dat de sfeer van de privacy ons dient te beschermen tegen een al te opdringerige staat. Zo wordt het elektronisch kindossier al gekoppeld aan een verwijsindex, waarin gegevens van zogenoemde risicojongeren, en
30 crimelink
in de maatschappelijke werkelijkheid genesteld. Dat heeft alles te maken met het feit dat het huishouden van oudsher in het teken stond van de onmiddellijke en fysiologische behoeftebevrediging. Het verlangen naar geborgenheid en onvoorwaardelijke liefde, kwesties van geboorte en dood, de zorg voor persoonlijke veiligheid en inkomen, waren ooit voorbehouden aan het privédomein. Het moment dat deze particuliere binnenwerelden de publieke arena betraden, en we over nationale huishoudingen begonnen te spreken, betekende tegelijkertijd de geboorte van bevolkingspolitiek. Politiek betekende voortaan vooral populatiebeheer, regeren is vooruitzien werd een demografische kwestie, in kaart gebracht door geboorte- en sterftecijfers, vruchtbaarheidsgegevens en arbeidsproductiviteit. Het voornaamste beheerinstrument van staatswege zou voortaan de statistiek zijn. De mens als statistisch gegeven maakt hem anoniem en weerloos; hij verdwijnt in een grafiek of tabel, waarin de uitzondering door een standaarddeviatie weggezuiverd is. Alles wat afwijkt van het gemiddelde heet voortaan abnormaal. Zie hier het totaliserende mechanisme dat meekomt zodra politiek een vorm van administratief beheer van de bevolking wordt. Het nivelleert en normaliseert; de conventie is eerst en vooral een product van bureaucratische cijferkunst en innovatiekracht. De moderne repressietechniek
RT @partijvoordedie:
mate als een gevaar gezien, om over de religieuze overtuigingen van bepaalde bevolkingsgroepen nog maar te zwijgen. Of en in hoeverre de thematisering van veiligheid uiteindelijk door systeeminterne doelen wordt gedreven en zo haar eigen dwingende logica creëert, is de vraag. Maar dat het probleemveld – de identificatie van risicogroepen – steeds breder wordt, lijkt evident. De elektronische archivering van persoonsgegevens en het koppelen van databestanden leidt tot een data-archief dat in de toekomst de gehele populatie potentieel op risico’s kan screenen. Dit prepressieve apparaat wil een bepaald menstype opsporen (crimineel, ongezond, fundamentalistisch) voordat het goed en wel tot wasdom is gekomen. Daarmee bestrijdt men feitelijk een bepaald menstype dat door het systeem als ongewenst, dan wel als een potentiële dreiging, geclassificeerd is. In de geschiedenis van de mensheid heeft dit soort denken meer dan eens tot catastrofes geleid.
Verontrustend Het zal de oplettende lezer niet ontgaan zijn hoezeer in het hierboven geschetste maatschappijbeeld tirannieke connotaties doorklinken. Enerzijds dus een burger die zijn persoonlijke wensen en voorkeuren, al dan niet bemiddeld door sociale media,
aan de publieke ruimte opdringt en weggeeft; anderzijds een overheid die haar neus steeds dieper in onze privézaken steekt. De onverschilligheid ten aanzien van privacykwesties (‘als je niets gedaan hebt, heb je niets te verbergen’), legt de vergaande digitale archivering van ons wel en wee geen strobreed in de weg. Bovendien veroorzaakt deze houding dat vooral jongeren nauwelijks terughoudend zijn in het toevertrouwen van hun intieme en persoonlijke ontboezemingen aan het wereldwijde web, zowel in beeld als taal overigens. Het heeft in potentie zowel ontwrichtende consequenties voor de jongeren als voor de openbare orde en veiligheid (dreigtweets). Dit alles moet begrepen worden tegen de achtergrond van een samenleving waarin het onderscheid privé/publiek vergaand geërodeerd is en waar de zorg om het biologische bestaan, ooit voorbehouden aan de huiselijke kring, in toenemende mate een staatsaangelegenheid is geworden. Nieuwe media en communicatietechnologieën tasten het bewustzijn van privacy ingrijpend aan én zijn bovendien een belangrijke katalysator voor een maatschappijtype waarbij alles en iedereen zichtbaar is. Dat zich hierin een tirannieke structuur manifesteert, waarin persoonlijke willekeur en absolute controle (althans, de illusie daarvan) hand in hand gaan, is op z’n minst verontrustend en ruimschoots voldoende voor een breed maatschappelijk debat.
Onderwijs en politiek De initiatiefnemers van de website doodsbedreiging.nl zetten een belangrijke en lofwaardige stap in die richting. Het zou raadzaam zijn wanneer onderwijsprogramma’s ruimschoots aandacht besteden aan de waarde en betekenis van een afgeschermde privé-omgeving. Wat het betekent om als burger in het publieke domein te participeren, zou een prominente plaats in onderwijscurricula moeten krijgen. Een praktische stage in de vorm van sociale dienstplicht is alleszins het overwegen waard. Ook zou men de problematiek in een brede, historische context moeten plaatsen. Er bestaan immers genoeg indringende voorbeelden van wat er gebeurt wanneer de sfeer van de privacy opgeheven wordt. En vanzelfsprekend moeten het gebruik en misbruik van sociale media uitgebreid aan bod komen. Als laatste is het aan politici om de valse schijn van voorspelbaarheid en absolute veiligheid op de agenda te plaatsen en ter discussie te stellen. Dat is uiteindelijk ook in hun eigen belang. Legitimering van gezag bestaat uit het aangeven van grenzen, dat is noodzakelijk wil de macht niet aan haar eigen beperkingen te gronde gaan. Aan imperial overstretch gaan rijken ten onder, niet in de laatste plaats totalitaire of tirannieke regimes, die per definitie bezwijken aan de overspannen zucht naar beheersing en controle. Moreel leiderschap betekent: het uitdragen van de boodschap dat het leven kwetsbaar en breekbaar is en dat de reikwijdte van de overheid op dit gebied haar beperkingen kent. De oude Grieken wisten het: wijs is de man die bestand is tegen het noodlot. Zou iets van de zeggingskracht van deze boodschap in onze tijd nog terug kunnen keren? n Hans Schnitzler is sociaal-cultureel filosoof; hij werkt en woont in Barcelona
joden en islam is slech geen recht om te leven ik ga net als brevik hun dood maken #doodsbedreiging
crimelink 31
WWW.DOODSBEDREIGING.NL
RT @Dheijmen: als ik ze te pakke
IN DE PRAKTIJK
Sociale media voor dummies
Putten ook inbrekers uit de sociale media?
HOUBEN / NATIONALE BEELDBANK
Weinig bewijs
TEKST
ROY JOHANNINK, MARCO LEEUWERINK EN THIJS TER AVEST De oorsprong van dit artikel begint bij een vraag op Twitter: ‘Heeft iemand voorbeelden van inzet of gebruik van sociale media ook aan criminele zijde?’ Deze vraag leidt tot talloze reacties, waarvan het schrijven van een blog een eerste concrete uitwerking is. Plaatsing van de blog[1] op het gezaghebbende platform Frankwatching, een onafhankelijk cross media platform met ruim 85.000 abonnees en 200.000 unieke bezoekers per maand leverde wederom reacties op. Dit artikel is gebaseerd op de blog aangevuld met reacties.
‘Waar zijn we nu?’ We delen de hele dag wat ons bezighoudt via onder andere Hyves, Facebook, Google+, LinkedIn en Twitter. Geen onderwerp wordt daarbij overgeslagen. In de zomermaanden is op vakantie gaan een onderwerp waarover we graag onze ervaringen delen via deze sociale media. Waar gaan we heen? Hoe lang gaan we? Wat we daar doen en ook reiservaringen worden gedeeld
32 crimelink
via bijvoorbeeld WaarBenJij.nu, de grootste reiscommunity van ons land. Verzekeraars en reisbureaus wijzen hun klanten echter steeds vaker op deze risico’s en ook de politie waarschuwt via diverse media voor dit fenomeen. Initiatieven als BreekBijMeIn. nl en PleaseRobMe.com wijzen gebruikers op de risico’s van het delen van informatie over waar je bent. We willen graag laten weten waar zijn, maar traceerbaarheid heeft ook een risico in zich. Als we met één druk op de knop via onze sociale media informatie verspreiden, vraagt iemand zich dan wel eens af: hoe relevant of gevaarlijk is het om mijn positie - een zogenaamde ‘geotag’ - mee te sturen? Programma’s als Foursquare en Feestje laten zelfs zien waar gebruikers exact zijn; compleet met landkaart erbij. Ook op Facebook, Twitter en Google + kan dit. Maar hoe groot is nu het risico van traceerbaarheid? Groot, als je alle waarschuwingen op Twitter over gebruik tijdens de vakantie van sociale media en nieuwsberichten over Twittergebruik over de vakantie moet geloven.
Maar wordt er nu meer ingebroken dankzij sociale media, of wordt het inbreken makkelijker als gevolg van berichten op sociale media? Het antwoord: dat weten we niet. Cijfers over hoe vaak zo’n bericht op Facebook, Twitter, Hyves en Foursquare tot een inbraak leidt zijn er niet. Want het wordt niet eenduidig bijgehouden in de politiesystemen. Bij het opnemen van aangiftes van bijvoorbeeld woninginbraken wordt niet standaard door de behandelend ambtenaar gevraagd of men via sociale media heeft laten weten niet thuis te zijn. Dit ligt in veel gevallen ook niet voor de hand. En dan is het nog de vraag of er een verband bestaat tussen de inbraak en de verspreide informatie op sociale media. Er is daarom weinig bewijs dat er meer inbraken zijn als gevolg van vakantiemeldingen op sociale media. Natuurlijk zijn er wel enkele voorbeelden. Zo heeft de allereerste twitterende wijkagent van ons land in elk geval een zaak gedraaid. Maar veel meer voorbeelden zijn er niet aangedragen op onze oproepen op diverse sociale media.
Hoax-effect Bovenstaande roept de vraag op waarom de veronderstelling heerst dat het een groot risico is om te laten weten waar je bent. Is dit onveilige gevoel gebaseerd op gevoel en logisch nadenken en veel minder op (wetenschappelijk) onderzoek? Deze vraag is langs een aantal invalshoeken te behandelen. De eerste: maakt gelegenheid de dief? Negen van de tien inbrekers zijn zogenaamde gelegenheidsinbrekers. Deze inbrekers lopen door de wijk op zoek naar een open deur of een open raam. Ze voelen aan achterdeuren of ze open zijn of controleren via de telefoon of mensen thuis zijn. Inbrekers blijken ook dankzij voicemails in te breken. In Maarssen belden ze bewoners op met een anoniem nummer en checkten zo of ze op vakantie waren (bron: 13 juli RTV Utrecht). Maar bereiden zij hun strooptocht ook thuis voor op zoek naar onoplettende Twitteraars of Hyvers? Een andere invalshoek: maakt onbekend (on)bemind? Ziet men vooral de risico’s en niet de mogelijkheden? Sociale media zijn voor velen nog relatief nieuw, dus weten ze nog niet hoe er mee om te gaan. Daarbij, een gewaarschuwd mens voor het onbekende telt voor twee.
Of is het vooral een hoax-effect? Iemand waarschuwt voor deze potentiële nieuwe vorm van criminaliteit en de rest neemt het klakkeloos over. We praten elkaar na, maar weten eigenlijk niet of het waar is. Tot slot: is het probleem wel zo groot als slechts 1% van de berichten op Twitter is voorzien van een locatie? Maar de belangrijkste verklaring is waarschijnlijk eenvoudiger. Bij het verhoren van verdachten vragen behandelend rechercheurs immers niet altijd: ‘Hoe wist u dat de bewoners niet thuis waren? Heeft u dit toevallig op Hyves of Facebook gelezen? Of bent u ook geabonneerd op hun blogpagina waarin ze verslag doen van hun reis door Canada?’ Ook al gaan rechercheurs dit wel doen, verwachten wij niet dat een inbreker zomaar zijn modus operandi vrijgeeft.
Gezond verstand Net als bij alle dagelijkse activiteiten vinden wij dat gezond verstand de leidende factor zou moeten zijn bij ons handelen ter voorkoming van criminaliteit. Gebruikers moeten zich vooraf realiseren wat de gevolgen kunnen zijn van een Twitter- of Facebookbericht. Als je alles hebt overwogen en preventieve maatregelen hebt genomen, dan maakt het ook niet uit of je op Facebook of Twitter je vakantiefoto’s plaatst. Al discussiërende en schrijvende adviseren we de politie om het gebruik van sociale media standaard op te nemen in de verhoorplannen en bij omschrijvingen van modus operandi. Alleen dan kan de politie ook gerichter actie ondernemen om de criminaliteit die ontstaat door sociale media te bestrijden. En niet te vergeten, de politie kan met deze concrete voorbeelden burgers voorlichten. De vraag of criminelen écht sociale media gebruiken in hun dagelijkse werk blijft voor ons open: misschien kan een criminoloog eens promoveren op dit thema? n Roy Johannink (@hemmelhoes) is senior adviseur Beleid en Onderzoek bij VDMMP, Marco Leeuwerink (@M_Leeuwerink) is communicatieadviseur bij Politie Hollands Midden en Thijs ter Avest (@AvieNL) is wijkagent Lopik, Politie Utrecht. [1] www.frankwatching.com/archive/2011/08/15/ criminelen-gebruiken-geen-sociale-medi
DM, hashtags, Twitter: dit nummer over sociale media staat bol van de termen waar we tot voor kort nog nooit van gehoord hadden. Dit abc helpt u door dit themamagazine heen. TEKST WESLEY MEIJER Blog (weblog) website waarop de auteur, de blogger, regelmatig teksten, video’s, foto’s of audio plaatst. De blogs verschijnen in omgekeerde chronologische volgorde (meest recente bericht verschijnt bovenaan) en bezoekers kunnen erop reageren. Twitter wordt ook wel een microblogdienst genoemd. DM (direct message) bericht dat via Twitter direct, dus privé, naar een van de volgers wordt gestuurd. Dreigtweet tweet waarin een bedreiging wordt geuit. Is juridisch strafbaar onder artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Forum (meervoud fora) openbare discussiepagina op internet. Op sommige fora dienen bezoekers zich te registreren. De onderwerpen van de fora zijn zeer divers. Vaak controleert een moderator of de bijdragen deugdelijk zijn. Google Maps overzichtskaart voor geografische locaties op internet. Op de kaart is het mogelijk in en uit te zoomen en van richting te veranderen. Ook is een routeplanner beschikbaar. Het is mogelijk een gepersonaliseerde kaart te maken met plaatsmarkeringen en foto’s en video’s. Hashtag kardinaalteken, of hekje, wordt vaak gebruikt op sociale media om de vindbaarheid van bepaalde termen in een bericht te vergroten. Offline/online online betekent verbonden zijn met internet. Offline is alles wat gebeurt zonder dat sprake is van een internetverbinding. Retweet een tweet van een ander doorsturen naar en daarmee delen met je eigen netwerk van volgers. Sociale media verzamelnaam voor internetplatforms waarop gebruikers informatie – tekst, beeld en geluid – met elkaar delen. De gebruiker zorgt zelf voor de inhoud. Onderling is er sprake van interactie en communicatie. Voorbeelden zijn YouTube, Hyves, Twitter, Facebook, Wikipedia. Ook weblogs, fora en het sinds 2011 bestaande Google + behoren tot de sociale media. Sociale netwerksite website waarop bezoekers een profiel aanmaken en deze koppelen aan profielen van anderen. Zo ontstaat een sociaal netwerk. Zo richten Hyves en Facebook zich bijvoorbeeld vooral op vrienden en LinkedIn op zakelijke netwerken. Twitter internetdienst waarop berichten van maximaal 140 karakters kunnen worden geplaatst. Een bericht heet een tweet, een bericht plaatsen wordt twitteren of tweeten genoemd. Een tweet geeft doorgaans antwoord op de vraag ‘wat gebeurt er?’ en kan ook een afbeelding of locatiebepaling bevatten. Tweet-alert Twitter-variant op de SMS Alert, waarbij de politie een sms-bericht verstuurt om burgers te informeren of hun hulp te vragen.
crimelink 33
EERZAKEN
Familiegeheimen en bedreigingen in de virtuele wereld Hoewel eercodes zo oud zijn als de weg naar Rome en wellicht wat gedateerd aandoen, hebben zij ook hun weg gevonden naar het internet en de sociale media. In de dossiers van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld van de Nederlandse politie doemen namelijk regelmatig conflicten op over geschonden eer in allochtone kring die in de virtuele wereld worden uitgevochten.
Pseudo-lesbiennes
JANINE JANSSEN & RUTH SANBERG
D
e socioloog Georg Simmel stelde ooit dat relaties tussen mensen worden geordend door de vraag wat we aan een ander willen laten weten. Wat willen we onthullen en wat houden we liever voor ons? Bij eerkwesties gaat het vaak om geheimen die families koste wat het kost binnenskamers willen houden. Die drang om de vuile was binnen te houden gaat zo ver dat (dreiging met) geweld niet wordt geschuwd. Er zijn tal van voorbeelden bekend van explosieve reacties van familie zodra een buitenechtelijke relatie of een zwangerschap in brede kring bekend raakt. Nu zijn het internet en de sociale media niet de meest voor de hand liggende plaats om geheimen te bewaren. Dat realiseert zich helaas niet iedereen. Op het eerste gezicht lijkt het veel op een grote stad waarin tal van mensen verkeren en een individu op kan gaan in een weldadige anonimiteit. Jonge meisjes die van huis uit niet al te veel ruimte krijgen om bijvoorbeeld contacten met jongens te onderhouden, zien dikwijls digitaal de voordeur op een kier staan. Zij denken dan ongestraft hun nieuwsgierigheid naar de andere sekse te kunnen bevredigen. We kennen nogal wat voorbeelden van zaken waarin broers of andere familieleden ontdekten dat ongehuwde vrouwen in hun familie weliswaar niet op school of in het winkelcentrum met onbekende jongens waren gesignaleerd, maar wél flirtend op MSN. Grote broer deelde bijvoorbeeld een computer met zijn zus, heeft stiekem over haar schouders mee zitten kijken of is op andere wijze haar gangen op het net nagegaan. Bij ontdekking zijn dan de rapen gaar, want vanuit de optiek van eer maakt het eigenlijk niet uit of ongehuwde vrouwen nu in de fysieke of in de virtuele wereld mannen ontmoeten zonder toezicht. Beide is not done en wordt ervaren als eerschending.
Eerherstel Bij het delen van informatie of het uitlekken van geheimen doet het er niet altijd toe of de verstrekte inlichtingen ook op waarheid berusten. Een sappige roddel weet altijd een gewillig oor te bereiken, ook via de sociale media. Helaas weten wij uit ervaring
34 crimelink
NIEUW AMSTERDAM
TEKST
dat je dus moet wachten tot een geschikte man je komt vragen of een bemoeizuchtige koppelaar er een voor je vindt. Dat zij openlijk het probleem van scheiding der seksen en partnerkeuze aan de kaak stelt, is bewonderenswaardig en vond weerklank onder Egyptische jonge mensen die in hetzelfde schuitje zitten. Pas nadat haar blog zoveel succes kreeg, heeft Abdel Aal haar ware identiteit prijsgegeven. Ze heeft inmiddels haar blog bewerkt tot een boek dat in verschillende talen is verschenen. Hoewel volgens haar uitgever alle inspanningen nog niet tot een bruiloft hebben geleid, heeft ze wel op een humorvolle wijze via internet een breed publiek weten aan te spreken en uit te nodigen tot maatschappelijk debat.
Syrische lesbienne?
Chada Abdel Aal a.k.a. de Arabische Bridget Jones
dat kletspraatjes over buitenechtelijke relaties en zwangerschappen, het onder de leden hebben van geslachtsziekten of het hebben van schulden niet alleen figuurlijk maar helaas ook letterlijk killing kunnen zijn. Het zal dan ook niemand verbazen dat de gevaarlijke combinatie van geheimen, angst voor eerverlies en virtuele netwerken kan leiden tot chantage. Zo is ons een voorbeeld bekend van een tienermeisje dat een seksuele relatie aangaat. Zoals zo vaak beklijft de prille liefde niet. De jongen lijkt daar echter geen genoegen mee te nemen en hij zet naaktfoto’s en compromitterende filmpjes van het meisje op een sociale netwerksite. Vervolgens neemt hij contact op met haar familie en vraagt hen om geld. Hij zal het beeldmateriaal pas verwijderen als haar familie financieel over de brug komt. Dan besluit haar vader naar de politie te stappen en aangifte te doen van afpersing.
het dansen toen de familie van zijn ex-vriendin lucht kreeg van die nieuwe romance. Sindsdien wordt hij niet alleen telefonisch, maar ook via e-mail en op een sociale netwerksite bedreigd. Mogelijk stuurt de familie van zijn ex-vriendin nog steeds op een huwelijk aan om te voorkomen dat er in de gemeenschap twijfels rijzen over de zedigheid van hun dochter en derhalve over de goede naam en faam van de familie. Het internet is daarbij voor hen een hulpmiddel om de onbetrouwbaar gebleken vrijer onder druk te zetten.
Bij eerzaken gaat het niet alleen om eerschendingen maar ook om pogingen dat eergevoel weer te herstellen. Ook daarvoor wordt het net ingezet. Onlangs kwamen wij een zaak op het spoor van twee jonge mensen die een relatie met elkaar onderhielden. Na een paar maanden drongen de ouders van het meisje aan op een huwelijk. Dat zag de jongen niet zitten en hij maakte dat haar familie ook duidelijk. Die wilden echter van geen wijken weten en bedreigden de vriend van hun dochter. Geschrokken besloot hij een poosje bij familie in het buitenland onder te duiken. Op een gegeven moment dacht hij dat de kust weer veilig was en keerde hij terug naar Nederland. Het duurde niet lang voordat hij een andere jonge vrouw tegen het lijf liep, waarmee hij een relatie begon. De poppen waren echter aan
Bloggen voor verandering Levert de digitale revolutie dan alleen maar problemen op? Dat is ook overdreven. Recente ontwikkelingen in onder andere de Arabische wereld hebben laten zien dat het internet ook een positieve impuls kan geven aan sociale veranderingen. Een mooi voorbeeld is de blog van Ghada Abdel Aal, die ook wel de Bridget Jones van de Arabische wereld wordt genoemd. Haar blog (wanna-b-a-bride. blogspot.com) is zowel in Egypte als daarbuiten zeer succesvol. Zij blogt over haar wens om te trouwen met een leuke man en over hoe moeilijk het is om die te vinden. Vele huwelijksaanzoeken van bizarre kandidaten passeren de revue. Het grootste probleem van Abdel Aal is dat het in Egypte niet netjes is om als vrouw je wens om te trouwen kenbaar te maken of te gaan daten met mannen. En
Hoewel we dit pareltje moeten koesteren, blijft enige gezonde achterdocht wel nodig. Zo werd bij de protesten die de laatste tijd in de Arabische wereld plaatsvinden veelvuldig gebruik gemaakt van sociale media, zowel door de lokale bevolking als door westerse journalisten die niet altijd toegang hebben tot deze landen. Een hiervan is een populaire blog van een jonge Amerikaans-Syrische vrouw die niet alleen schreef over haar leven als lesbienne in Syrië, maar die tijdens de hevige protesten en het harde regeringsoptreden een van de weinige beschikbare bronnen was die ter plekke kon berichten over de explosieve situatie. Na enige tijd bleek echter dat achter deze Amina Arraf een veertigjarige Amerikaan schuilging die de berichten vanuit het Schotse Edinburgh op internet plaatste. Een collega-blogger, eveneens een Amerikaanse man die zich op internet voordeed als lesbische vrouw, beweert aan de ontmaskering van Amina’s blog te hebben meegewerkt. Beide mannen zeggen zich te willen inzetten voor de rechten van lesbische vrouwen en dachten als man niet serieus genomen te zullen worden. Met zulke vrienden lijken lesbische vrouwen geen vijanden meer nodig te hebben, want een van de negatieve gevolgen is dat andere bloggende activisten in deze regio nu mondiaal met groot wantrouwen worden bekeken.
Sociale hygiëne Verstandig gebruik van internet en sociale media vergt wel een bepaalde mate van sociale hygiëne. Zodra naam en toenaam voor een breed publiek bekend zijn, gekoppeld aan het openbaren van een alternatieve levensstijl of gedrag dat bij meer behoudende familieleden of andere gemeenschappen waarvan de netgebruiker deel uitmaakt niet in goede aarde valt, ontstaan er risico’s. Bij de politie realiseren wij ons dat we daar alert op moeten zijn, maar de politie kan in haar eentje de daaruit voortvloeiende problemen nooit voorkomen. De internetgebruiker zal ook bij zichzelf te rade moeten gaan en zich afvragen waar grenzen liggen voor een eerlijk en eervol virtueel leven. n Janine Janssen en Ruth Sanberg zijn hoofd onderzoek respectievelijk junior onderzoeker bij het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld van de Nederlandse politie
Niet alleen bij eerschendingen maar ook bij pogingen het eergevoel weer te herstellen wordt het net ingezet crimelink 35
‘Toen de komst van de nationale politie bekend werd, hebben alle korpsen innovatieve ideeën een beetje tegengehouden
Vorig jaar deed economisch psycholoog Nick van den Bogaard, recherchekundige bij het politiekorps Gelderland-Zuid, onderzoek naar het betrekken van de burger bij de opsporing via sociale media. Zijn aanbevelingen: optimaliseer het gebruik, werk een strategie uit en zet een centraal regiepunt op voor de inzet van sociale media.
‘ S T R A ATAG E N T I S VO O R N A A M S T E R E C H E R C H E U R ’
‘Integratie binnen de politie vraagt cultuuromslag’
TEKST
WESLEY MEIJER
N
ick van den Bogaard: ‘Veel korpsen maken gebruik van blogs, Twitter en YouTube, maar zijn wat terughoudender in het gebruiken van Hyves, LinkedIn en Facebook. De Politieacademie heeft een Facebook-pagina, net als Groningen-Zuid en Haaglanden (bureau Laak). Onder meer de korpsen Haaglanden, Limburg en IJsselland zitten op Hyves. Onder meer bij ons korps en Brabant-Zuidoost wordt een blog bijgehouden. De korpschef schrijft eens per maand op intranet een blog waar ook medewerkers op kunnen reageren. In Eindhoven is ook een internetblog. Veel korpsen hebben een Twitter-account waarop berichten worden geplaatst. Er zijn ook wijkagenten met een account. YouTube kan ingezet worden voor diverse doelen, zoals voorlichting, opiniëring, het werven van nieuw personeel en natuurlijk ook voor opsporingsdoeleinden. Volgens mij zou het vanuit het oogpunt van de burger overzichtelijker zijn om op www. politie.nl een YouTube-button te plaatsen. Door hierop te klikken komt men op een
YouTube-portal terecht, waar een specifiek korps geselecteerd kan worden. De ontwikkelingen op het gebied van sociale media binnen de Nederlandse politie worden zoveel mogelijk door de korpsen up-to-date gehouden op de website Politie 2.0.’
Huiver bij de politie De politie is dus nog voorzichtig met de inzet van sommige sociale media, maar onder de burgerbevolking leeft de wens wel. Van den Bogaard: ‘Bij een aantal korpsen leeft het idee dat Hyves te informeel is. Die uitstraling heeft het ook een beetje. Dat past niet helemaal bij het profiel dat Nederlandse politiekorpsen willen. De uitstraling is niet serieus genoeg. Facebook heeft dat al meer en LinkedIn heeft dat zeker, maar beide worden nog niet veel gebruikt. Het is een aanbeveling van mij geweest om meer gebruik te maken van Facebook. In GrootBrittannië heeft het korps van Bedfordshire meer dan 5500 Facebook-volgers. Hierop worden bijvoorbeeld foto’s en informatie geplaatst van gezochte personen.’
Politie stimuleert bewoners om te twitteren
‘Bij ons korps heeft een stagiaire onlangs onderzoek gedaan naar de behoefte van de burger op het gebied van externe communicatie via sociale media. Daaruit bleek dat onder de bevolking van Gelderland-Zuid wel degelijk behoefte is aan informatie van hun politie via sociale media. Twitter, YouTube, Facebook en Hyves werden als voornaamste genoemd. De burger wil graag dat politie Gelderland-Zuid informatie deelt over zichzelf en incidenten, ongevallen, vermissingen en getuigenoproepen plaatst. Een van haar concrete aanbevelingen was om voor grote evenementen een aparte Twitter-account aan te maken. Dat is dit jaar inmiddels gebeurd voor de Nijmeegse Vierdaagse. Sinds mijn scriptie is bij ons korps wel wat veranderd. Landelijk gezien zijn sociale media door een aantal factoren nog niet optimaal benut. Een van de belangrijkste oorzaken is de komst van de nationale politie. Toen dat bekend werd, is er een remmende werking geweest op innovatieve ontwikkelingen op het gebied van sociale media.
Op de vraag of de politie de slag gaat missen met de sociale media zegt Van den Bogaard: ‘Op dit moment laten we kansen liggen. Echter, je kunt wel aan de slag gaan, een projectgroep opzetten binnen het korps, maar dan zul je zien dat heel veel afdelingen de aansluiting niet vinden of niet weten wat ze ermee moeten. Het integreren van sociale media binnen de politie vereist als het ware een cultuuromslag en zal gepaard moeten gaan met het uitbreiden van kennis en vaardigheden onder alle politiemedewerkers. Tot nu toe zijn de initiatieven op het gebied van sociale media voornamelijk het gevolg van enkele enthousiaste medewerkers en is het binnen de opsporing niet geborgd als standaard recherchestrategie. Het beleid van het openbaar ministerie is
OM: de praktijk niet in beton gieten Diederik Greive, hoofdofficier van justitie, is onder andere voor zitter van het Landelijk Overleg Opsporingsberichtgeving. Crimelink vroeg hem om een reactie op het feit dat het openbaar ministerie achter zou blijven in de aansturing van de politie op het punt van sociale media.
HANS VAN RHOON / HH
Diederik Greive: ‘Het OM heeft het gezag over de opsporing, daaronder valt ook het gebruik van sociale media door de politie. Voor de rechter zal de officier van justitie verantwoording moeten kunnen afleggen over de wijze waarop sociale media zijn ingezet bij de opsporing. Er is geen wet of regel die zich verzet tegen gebruik van sociale media. Integendeel, veel veiligheidsvraagstukken vragen om inzet van nieuwe media. Sociale media kunnen de effectiviteit van opsporing sterk verbeteren.’
36 crimelink
Er is wat terughoudendheid om pilots op te zetten en te ontwikkelen. Daarnaast vereist het capaciteit om feedback van burgers te monitoren, te verwerken en hierop te antwoorden. Ook zijn er belemmeringen op ICT-gebied.’
‘Het OM bepleit dan ook doelgerichte inzet van sociale media in onderzoeken en een positieve en actieve houding bij burgerparticipatie. Rechtmatigheid, doelbinding en een weloverwogen balans tussen privacy en veiligheid stellen kaders voor gebruik van sociale media. Daar toetst het OM de inzet aan. De kracht van nieuwe media is de mogelijkheid tot interactie met burgers, snelheid van handelen en toegang tot kennisbronnen. Dit staat op gespannen voet met gedetailleerde regels, ambtelijke procedures en strakke hiërarchieën. Niet nog meer gedetailleerde regels!
Hoe hard mensen daar ook om roepen. Details bureaucratiseren en bemoeilijken inzet van nieuwe media.’ ‘Er is een bruikbaar juridisch kader voorhanden: de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving. Deze voor de politie bindende aanwijzing wordt momenteel vernieuwd en biedt een kader met procedures en toetsing op beginselen als rechtmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Naast deze aanwijzing is een handleiding Gebruik van sociale media bij opsporingsbericht geving opgesteld met als doel een verdere discussie bij OM en politie aan te gaan over het gebruik van sociale media.’ ‘Casuïstiek moet je te lijf gaan met toetsing aan herkenbare principes, dat geldt zeker voor sociale media en opsporing. De ontwikkelingen gaan zo snel dat de praktijk zich niet in beton laat gieten door regels die eens in de vier jaar formeel worden vastgesteld. Een juridisch kader alleen garandeert een goede inzet van sociale media niet. De groei van sociale media en het effectief gebruik daarvan in de opsporing vraagt naar de mening van het OM, naast een praktisch juridisch kader, onder meer om een personeelsbeleid dat gericht is op het vergroten van kennis van en ervaring met nieuwe media, een zo open en drempelloos mogelijk gebruik van informatietechnologie en een landelijke structuur die initiatieven verbindt en waarin snel beslissingen worden genomen over best practices.’
crimelink 37
‘Dat burgers onmisbaar zijn voor de opsporing en dat sociale media hierbij kunnen helpen, daar ben ik heilig van overtuigd’
ook nog niet helder. Binnen de arrondissementen zijn verschillen zichtbaar in hoe ver het OM wil gaan op dit gebied. Onder welke voorwaarden mag bijvoorbeeld beeldmateriaal van een onbekende verdachte op internet geplaatst worden? Feitelijk is de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving hierin leidend, maar toch zie je soms terughoudendheid. Een landelijk uitgedragen standpunt zou veel onduidelijkheid kunnen wegnemen. Ook zijn er belemmeringen op ICT-gebied die weggenomen moeten worden om het gebruik van sociale media te kunnen borgen in het opsporingsproces.’
Successen van sociale media Twee van de primaire taken van de politie zijn het handhaven van de openbare orde en het opsporen van strafbare feiten. In hoeverre kunnen sociale media daarbij helpen? Van den Bogaard: ‘De agenten op straat zijn eigenlijk de voornaamste rechercheurs. Zij zijn de ogen en oren voor de opsporing. Als je hen gaat uitrusten met moderne apparatuur en gebruik laat maken van sociale media als Twitter, dan kun je de burger betrekken en kan hierdoor winst behaald worden voor de opsporing. Landelijk zijn er wel wat succesverhalen. Naast Burgernet en SMS Alert is er nu ook TweetAlert. Daarbij wordt ook gevraagd om te retweeten. Daardoor heb je een veel groter bereik en is de kans groter dat bijvoorbeeld vermiste personen worden gevonden. Ook de heterdaadpakkans wordt echt vergroot door Twitter, daar ben ik van overtuigd. Daarvoor is interactie met de burger nodig. Het moet niet een one way message worden. Maar je moet burgers niet in gevaar brengen. Stel dat er een gewapende overval heeft plaatsgevonden en je maakt gebruik van Twitter. Je kunt burgers niet vragen om een verdachte aan te houden. Burgers moeten weten wat zij wel en niet kunnen doen. Daarom communiceren wij dat ze ogen en oren open houden, maar waarschuwen wij dat zij niet zelf gaan ingrijpen. Het is overigens wel dubbel. Enerzijds wijzen onderzoeken uit dat hoe meer burgers betrokken zijn, hoe meer subjectieve veiligheid ze ervaren. Aan de andere kant worden ze ook geconfronteerd met de onveiligheid die er is.’ De kracht van de nieuwe media wordt langzaam zichtbaar. Een overvaller van een
38 crimelink
Sociale media een hype?
tankstation in Weert meldde zich twee dagen nadat de politie beelden van de overval op Twitter had gezet. De politie in Veendam twitterde dat ze op de hoogte was van een ophanden zijnde vechtpartij tussen rivaliserende scholieren. Korps Hollands Midden kon binnen twee weken na het plaatsen van een filmpje op YouTube de verdachte van een overval op een tankstation in Leiden pakken. De politie in Amsterdam slaagde erin om enkele mensenhandelaren op te pakken dankzij tips via Twitter.
Van den Bogaard: ‘Je moet sociale media zien als een extraatje ten opzichte van de gangbare, bestaande media. Gedragingen zijn als gevolg van de komst van internet veranderd. Kijk alleen maar naar kinderen die minder buiten spelen. Mensen zitten veel meer achter de computer. Waarom zou je daar geen gebruik van maken? Je speelt in op de gevolgen van internet. Terugkomend op de vraag of de politie de inzet van burgers wel moet willen, ik denk dat je niet anders kunt. Je moet zijn waar de bevolking is. Als mensen vijf uur per dag op internet zitten, dan moet je daar rekening mee houden en daar ook voor deze mensen te vinden kunnen zijn.’
Een voorwaarde voor het samenwerken met burgers is een actieve inbreng. Is de feedback van burgers groot? Van den Bogaard: ‘Daar hebben we weinig zicht op. De behoefte bij de burger is er dus wel, maar de een is actiever dan de ander. Het hangt ook af van de categorieën van de bevolking. Ik kan me voorstellen dat ouderen minder gebruik maken van sociale media dan jongeren. Het zal per casus moeten worden bekeken. Waar vindt de communicatie op internet plaats? Hoe kunnen we mensen bereiken? Waar op internet communiceren de burgers? Dat hangt van de casus af. Daar is geen standaard voor. Elk korps heeft een Twitter-account. Daar zie je nieuws- en opsporingsberichtgeving. Wijkagenten kunnen op eigen initiatief dienstgerichte informatie twitteren. Het idee is dat zij volgers in die wijk krijgen en de bewoners informeren. Zo krijg je meer contact met je eigen wijk. Als er ergens brand gesticht is, kan hij zijn volgers vragen of zij iets hebben gezien.’
In de scriptie van Van den Bogaard staat dat ‘korpsen niet bijhouden via welk kanaal burgers met tips zijn bereikt’. Daarom is het lastig om uitspraken te doen wat het gebruik van een sociale netwerksite de opsporing oplevert. Waarom houdt de politie dat niet bij? Van den Bogaard: ‘Dat heeft te maken met het monitoren bij de meldkamers. Als een burger belt met een tip, zou de meldkamer moeten vragen via welk kanaal diegene heeft gehoord waar de politie naar op zoek is. Via bijvoorbeeld een soort checklist. Dan kun je bijvoorbeeld zien dat van de duizend reacties na honderd oproepen bijvoorbeeld twintig procent reageert nadat ze zijn bereikt via een tweet. Maar dat weten we niet, omdat het niet wordt bijgehouden. Dat komt vaak omdat het allemaal snel moet. Ook komen tips binnen via servicedesks en communicatiecontacten. Het is onmogelijk alles te monitoren. Soms is het ook het niet willen zien van de populariteit. Mensen denken dat sociale media een hype zijn. Er wordt niet altijd tijd en energie in gestoken, ook vanwege dat wachten op de nationale politie. Er is geen prioriteit.’
Een rondgang langs twitterende wijkagenten leert dat hun tweets variëren van berichten over vermiste personen en verzoeken om informatie over bijvoorbeeld gestolen goederen en inbraken tot alledaagse bezigheden als ‘rondjes door het winkelcentrum’ en huisbezoeken. Het aantal volgers van de twitterende wijkagenten varieert van enkele tientallen tot honderden.
‘Het besef binnen de opsporing groeit dat wij niet zonder de hulp van burgers kunnen. De politie heeft in haar Strategie Aanpak Criminaliteit cocreatie met de burger als een van de hefbomen benoemd. Sociale media zijn bruikbare middelen hiervoor. Burgers zijn onmisbaar voor de opsporing. Dat sociale media hierbij kunnen helpen, daar ben ik heilig van overtuigd.’ n
Oom agent twittert
crimelink 39
OPEN DEUREN
Mens en natuur
W
ij hebben een raadselachtige verhouding met de natuur. Althans, met datgene wat wij onder natuur verstaan. De vanzelfsprekendheid die het woord ‘natuurlijk’ suggereert, is misleidend, want naar welke natuur verwijzen wij wanneer wij hierover een uitspraak doen? We kunnen daarbij doelen op een natuur waarin alles besloten ligt en alles zijn eigen bedoelde plaats heeft. Een mystieke, harmonieuze natuur die ons omringt en leidt: ‘De natuur weet wat goed is.’ Soms bedoelen we ook een ongerepte natuur waarvan wij zelf geen deel uitmaken: ‘De natuur is daar waar de mens nog niet geweest is.’ Daarnaast is er echter ook het besef dat wij een evolutionair ontwikkeld product zijn van een natuur waar wij juist onderdeel van zijn: ‘Alles is natuur.’ Er is een wilde, aantrekkelijke en avontuurlijke natuur, die wij eventueel kunnen bezoeken gewapend met camera’s of geweren, maar die zich doorgaans wel op prettige veilige afstand van ons bevindt, bijvoorbeeld op een tv-scherm: ‘De natuur is mooi, maar je moet er wel iets bij drinken.’ Soms wordt met de natuur iets primitiefs en achterhaalds bedoeld: ‘De natuur is datgene wat nog onbebouwd is tussen twee steden.’ Daarbij kan men van mening verschillen of weilanden tot de natuur gerekend moeten worden of dat een weiland een agrarisch industrieterrein is. Dan is er nog de natuur zoals wij die zelf hebben aangelegd in (natuur)parken en bossen of tentoongesteld in musea en dierenparken, tot en met de gecultiveerde reepjes groen om onze huizen, omdat wij de behoefte voelen ermee in contact te staan: ‘In de natuur komt men tot rust’, maar dan wel in een niet bedreigende, romantische natuur. Voor ons plezier halen wij stukjes getemde natuur binnen in de vorm van huisdieren, die ons gehoorzaam geruststellen. Of de natuur door ons beschermd moet worden, met rust gelaten moet worden of juist in toom gehouden dient te worden, hangt af van onze eigen verbeelding. Stellen wij de natuur voor als de gulle Moeder Aarde die ons voortbracht en ons voorziet in onze levensbehoeften? Gaan de natuur en wij onverschillig onze eigen weg? Of wordt de natuur voorgesteld als een wild beest dat door ons getemd dient te worden en dat soms zijn ware gevaarlijke aard toont in woeste natuurrampen? Ook zien we een natuur die zichzelf niet controleren kan en die perfectionering behoeft door middel van tussenkomst van ons, mensen. Wellicht is de natuur er voor ons en staat deze ons ter beschikking, omdat wij boven aan de voedselketen staan? Is de Natuur ‘daarbuiten’ en staat onze Cultuur hiertegenover, als twee grootmachten die elkaar in evenwicht dienen te houden… en speelt dit spanningsveld zich ook binnen in ons af? Al deze ideeën en overtuigingen over de natuur leven, naast elkaar, binnen onze cultuur. En misschien ligt daarin juist het onderscheid tussen de mens en de rest van de wereld. Wij mensen
40 crimelink
TEKST
WENJA VAN DER MEULEN
Wenja van der Meulen is zelfstandig gevestigd als GZ-psycholoog in Amsterdam
verzinnen nu eenmaal graag verhalen, en omdat ze er dan toch al zijn, willen we ze ook waarmaken door er hartstochtelijk in te gaan geloven. We selecteren er de bewijzen bij en ervaren een voldaan gevoel wanneer we zo onszelf gelijk kunnen geven. Misschien worden al deze ideeën over de natuur het meest zichtbaar in onze relatie met onze gedomesticeerde dieren; onze huisdieren en ons vee. Een complex geheel. Op Dierendag krijgt onze Fickie of Minou een extra stukje mals… dier te eten, zonder dat dit tot moeilijke vragen leidt. Wij maken dus een onderscheid dat ertoe leidt dat de ene groep huisdieren massaal wordt afgeslacht terwijl de andere groep even grootschalig wordt vertroeteld. Waar wij enerzijds een wrede onverschilligheid ten opzichte van dieren betrachten, gedragen we ons anderzijds sentimenteel en overbezorgd. Dat ook deze overdreven bekommering kan leiden tot uitwassen waar dieren niet mee gediend zijn, kunnen wij overal waarnemen. Persoonlijk vond ik het gifgroene lakjasje met de vier bijpassende, op maat gemaakte kaplaarsjes voor de hond die ik in een hippe wijk van Manhattan in de regen tegen het lijf liep, een mooi voorbeeld van onze verknipte liefde voor het dier, dat toch weer op een mens moet lijken. Tegelijkertijd zorgden de duizelingwekkend hoge hakken van het baasje ervoor dat zij met die hulpeloze, zwikkende gang van aangeschoten wild het jachtinstinct in menig passerende man wakker riep. De mens worstelt met zijn overtuiging dat hij geen dier (meer) is. In het ene geval is hij beestachtiger dan een dier en in het andere geval gedraagt het dier zich humaner dan een mens. Om om dieren te kunnen geven, helpt het in ieder geval als wij ons ermee kunnen identificeren of er onze emoties op kunnen projecteren. Zo genereert het object van onze liefde toch indirect een verkapt soort eigenliefde. Wij houden van onze dieren omdat we ze onze eigenschappen toedichten, die op hun beurt weer maken dat we meer van ze gaan houden, waardoor wij ons liefdevol gaan gedragen en ons een beter en aimabel mens gaan voelen. Kennelijk kunnen wij die menselijkheid aan- en uitzetten. Ik weet de reden niet waarom Hitler vegetariër was, maar een doorgewinterde werknemer in een slachthuis vertelde me dat lammetjes vlak voordat ze worden geslacht tranen produceren en je huilend aankijken; en hij vertelde daarom nooit lamsvlees te eten. De mens is een puzzel, een merkwaardige speling van… de natuur? n In Open deuren belicht Crimelinks huispsycholoog allerlei maatschappelijke omstandigheden die raakvlakken hebben met veiligheid dan wel het gevoel van veiligheid
S U R V I VA L
TEKST
Namen en clicks
W
aarom hebben auto’s namen? In de Verenigde Staten bestaat die dwaze gewoonte al lang. De meer ‘volkse’ Duitse merken waren er ook vroeg bij. De Franse merken gebruikten cijfers en letters. In de jaren tachtig kwam de omslag. Een handzame Fiat werd een knuffelbare Panda. Seat kwam in 1983 naar Nederland met een ‘Ronda’, wat later een ‘Ibiza’ en ’Marbella’: droombestemmingen voor een middenklasse die nog aan exotische vakanties moest wennen. Tegenwoordig valt er geen lijn meer te ontdekken. Je zou verwachten dat de naam van een nieuw model kracht, vitaliteit en veiligheid uitstraalt, technische perfectie in een woelige wereld. Maar roepen de Dacia ‘Duster’ of de Nissan ‘Quasqai’ deze emotie op? De duurdere merken die deze uitstraling van oudsher hebben, appelleren juist aan het romantische kennersjargon dat aan de cijfers en letters herkent welk onderscheidend vermogen onder de motorkap ligt. Intussen groeit razendsnel het aantal auto’s dat via webwinkels wordt verkocht. Dat geldt vooral voor zuinige compacte modellen aan de onderkant van de markt. Het prijsverschil is relatief beperkt, maar de moeite waard voor de modale portemonBerwick upon Tweed
nee. Internet democratiseert vooral de kleine handel van herkenbare producten waar geen emotie aan kleeft. Sommige automodellen gaan kennelijk met broodroosters en wasmachines mee in de verschuiving van bricks naar clicks. Er hoeft niet face-toface over gecommuniceerd te worden, want het is een straight aanbod. Take it or leave it! Ik moest daar aan denken toen ik Anders Breiviks manifest las. Dat ’compendium’, zoals hij het zelf noemt en verspreidde via diverse sociale media op Internet, leest als een min of meer samenhangend patchwork van geleende opvattingen, een autistiforme verkoopcatalogus van 1500 pagina’s. Breivik ging niet in gesprek. Hij ‘klikte’ zijn informatie bij elkaar, ordende en deed koelweg een aanbod: ‘the tools required to win the ongoing Western European cultural war.’ Waarom is het manifest Engelstalig? Natuurlijk, hij wil toch zoveel mogelijk mensen (patriots) bereiken. Maar werkt dat zo? De modellen die de internationale automarkt via Internet verkoopt, klinken juist niet erg Engels. De impact van de moordpartij leek me trouwens meer dan voldoende om een manifest in het Noors (of het Frans, de taal van de Tempeliers) onmiddellijk wereldwijde bekendheid te geven. Het was vertaald geweest nog voordat zijn rigor mortis was ingetreden. En wees
HANS MOORS
Hans Moors is hoofd van de afdeling veiligheid, criminaliteit, welzijn en zorg en senior onderzoeker bij IVA Beleidsonderzoek en Advies aan de Universiteit van Tilburg
eerlijk: hoeveel mensen op de aardkloot lezen fatsoenlijk Engels? Toegegeven, de helft meer dan Arabisch, maar een factor drie minder dan Mandarijn. En waarom tekent de auteur als ‘Andrew Berwick’ Het verengelsen van eigennamen kwam veel voor bij landverhuizers die uit Noordwest-Europa naar de Verenigde Staten trokken. Dijkstra werd Dykstra, dikwijls Dexter (trouwens de titel van een Amerikaanse televisieserie over een seriemoordenaar met een missie: ‘quite hilarious’, aldus Breivik, die de serie op zijn Facebookpagina als een favoriet noemt). Ook (circus) artiesten kiezen vaak voor een Engelse (of Italiaanse of Franse) naam: een werkidentiteit. Breivik had het manifest best onder zijn Noorse naam kunnen verspreiden, maar deed dat niet. Dacht hij zo zijn ‘kunsten’ herkenbaarder te vermarkten? Of komen er toch meer ‘cijfers en letters’ aan te pas? Al ‘klikkend’ kan ik een poging wagen. Etymologisch is de verengelsing van Breivik tot Berwick immers niet een gegevenheid. Verwees hij soms bewust naar de oude Angelsaksische stad Berwick (upon Tweed) – de naam betekent ‘corn farm’ – vlakbij Holy Island (Lindisfarne): een van de cradles of christianity? Koning van Engeland Richard I Coeur de Lion (hij sprak alleen Frans en verbleef zelden in Engeland, maar bestreed de Saracenen in het Heilige Land en vermomde zich soms als Tempelridder) verkocht de stad aan de Schotten om zijn deelname aan de derde kruistocht (1189-1192) te financieren. Bijna 500 jaar was het politiek betwist grensgebied; 500 jaar later geldt Berwick cultureel nog steeds als Engels noch Schots. ‘During the temptation while the Evil one was showing to the Holy one all the kingdoms of the earth’ verhaalt een oude legende, ‘he kept Berwick hidden beneath his thumb, wishing to reserve it as his own little nook’. Een paar clicks… en er zit weer zoveel emotie in namen. n In Survival belicht Hans Moors aspecten van sociale onveiligheid die van belang zijn in de overlevingsstrijd van de moderne mens
crimelink 41
DUPE
TEKST
MARIA GENOVA
‘Ik heb mijn pooier voor de rechter gesleept omdat hij mijn baby had afgepakt’ Op een of andere wijze hangt er om de prostitutie een valse romantiek. Waarom erkennen wij niet dat vaker dan gedacht gewoon sprake is van seksslavernij?
‘I
k werd jarenlang onderdrukt en uitgebuit door mijn ex. Zijn broers waren bijna allemaal werkzaam als pooier op de Amsterdamse Wallen. Tweeënhalf jaar geleden ben ik gevlucht en sindsdien zit ik ondergedoken, samen met mijn meervoudig gehandicapte dochtertje. Bij het woord “vrouwenhandel” denken mensen steevast aan buitenlandse vrouwen die hierheen worden gelokt. Bij loverboys denkt iedereen aan minderjarigen. Wat niemand ziet is een grote groep Nederlandse vrouwen boven de achttien die gruwelijk uitgebuit wordt. De waarheid is veel erger dan de meesten zich kunnen voorstellen, vooral omdat iedereen ervan uitgaat dat de sterke arm van justitie je wel kan beschermen.’ ‘Ik was drie maanden zwanger en hij bedreigde me constant. Ik moest het ongewenste kind laten weghalen, anders zou zijn familie dat doen. Omdat zijn familie heel gewelddadig was, hoefde ik niet te vragen hoe. Ik wilde het kindje niet laten aborteren en vluchtte naar een blijf-vanmijn-lijfhuis. Mijn vriend lokte me terug met het verhaal dat hij nagedacht had en dat we samen kleertjes voor de baby gingen kopen. En toen begon de hel opnieuw. Hij was heel kwaad dat ik niet meer als prostituee werkte en geen geld verdiende. Toen heeft hij me een heel weekend opgesloten en daarna moest ik een afspraak met de huisarts maken om abortus aan te vragen.
lig werkten en het verdiende geld zonder dwang aan de mannen gaven. Ik heb zelf gezien hoe deze vrouwen door de pooiers geslagen en gecontroleerd werden. Dat had weinig met vrijwilligheid te maken. Maar ik begrijp die meiden ook wel: ze moeten voor hun leven vrezen als ze aangifte doen.’
Ik vertelde dat het niet mijn keus was, dat het van zijn familie moest. De huisarts zag aan mij dat ik bang was, maar hij zei niets. Hij legde een verwijsbrief voor me klaar.’
‘Eigenlijk was ik zelf ook niet van plan om aangifte tegen mijn vriend te doen. Ik werd door de politie opgeroepen om iets over een paar andere pooiers te verklaren. Het gekke was dat ik mezelf op dat moment niet eens als slachtoffer beschouwde. Volgens mij zijn er heel veel slachtoffers die dat niet doorhebben, die steeds meer hun grenzen
‘In de abortuskliniek raakte ik direct van streek. Ik wilde mijn baby niet kwijt. Dat vertelde ik ook aan de vrouw die de intake deed en tegen de gynaecoloog. Ze zeiden: “We weten niet wat we hiermee moeten.” Ik moest me uitkleden en ik kreeg verdoving. Toen de gynaecoloog met de behandeling begon, schreeuwde ik nog “stop”, maar toen was het echt te laat. De assistente hield mijn hand vast. Ze stond ook te janken. Ze vond het heel erg dat ik het niet wou, maar dat het toch gebeurde. Ik had uiteindelijk geen keus om niet mee te werken. Ik zou verscheept worden naar Marokko om de zwangerschap desnoods in de laatste fase af te breken. Bij de andere vrouwen was het ook niet gelukt om deze familie te ontvluchten en hun kind te redden. Ze werden allemaal in het buitenland geaborteerd.’ ‘Na mijn aangifte werd ik met een heel pijnlijke ontdekking geconfronteerd. Een van de rechercheurs bij het intakegesprek bleek onbevoegd en de kans was aanwezig dat mijn hele aangifte op losse schroeven kwam te staan. Ik was trouwens de enige die aangifte durfde te doen. Twee andere vrouwen die door de familie uitgebuit werden, moesten ook voor de rechter verschijnen, maar ze hebben onder ede verklaard dat ze vrijwil-
‘Een paar keer werd ik gered door Saban Baran, die later tijdens zijn verlof ontsnapte’
verleggen om een man te plezieren. Maar ik weet waarom ik hem uiteindelijk voor de rechter heb gesleept: omdat hij me mijn baby had afgepakt. Mijn tweede kindje heb ik gelukkig kunnen redden, maar ik was emotioneel heel erg beschadigd.’ ‘Ik heb het laatst uitgerekend, niet helemaal exact natuurlijk, maar ik heb als prostituee ergens tussen de tien- en twaalfduizend klanten bediend. Meestal deed ik alsof. Ik ging altijd met mijn rug naar hen toe zitten en wreef hun piemel heel hard tegen mijn lies. Door al dat glijmiddel hadden ze meestal niets door, ze dachten echt dat ze erin zaten. Een enkele keer werd ik betrapt,
meestal door doorgewinterde hoerenlopers. Als ze kwaad werden, zei ik doodleuk: “Wat verwacht je dan? Ik ben een hoer, ik ben je vriendin niet om de liefde met je te bedrijven.” Als ze herrie schopten, drukte ik op de alarmknop. Een paar keer werd ik gered door Saban Baran. Inderdaad, dezelfde Saban Baran die alle media in Nederland haalde toen hij tijdens een verlof uit de gevangenis ontsnapte en naar Turkije vluchtte. Voor zijn meisjes was hij heel wreed, maar voor mij en mijn pooier had hij respect. Misschien omdat het netwerk van mijn pooier net zo groot en vuurwapengevaarlijk was.’
‘De dag dat ik besloot te vluchten, was de engste dag van mijn leven. Ik heb heel snel wat kleren, administratie en fotoboeken in plastic tassen gepropt, zette mijn baby in de buggy en rende als een idioot naar de bushalte. Ik was doodsbang om de bus te missen, want de bus kwam maar eens per uur in mijn dorp. De buschauffeur zag dat ik voor mijn leven aan het vluchten was. Hij hielp me met de buggy en reed snel weg zonder naar mijn kaartje te vragen. Zo ben ik in een blijf-van-mijnlijfhuis terechtgekomen. Ik heb daar meer dan een jaar gewoond.’
‘Met de politie wilde ik niets te maken hebben, omdat ik wist dat mijn pooier nauwelijks belasting betaalde over het verdiende geld en dat ik daardoor zelf strafbaar was. Ik had ook niet het idee dat het de politie kon schelen of ik persoonlijke problemen had. We waren daar trouwens allemaal meisjes van pooiers. Als een vrouw geen pooier had, dan werd ze op een andere manier misbruikt. Ik schat dat 97 procent van alle hoertjes dit werk noodgedwongen doet. Er zijn er maar een paar die er bewust voor kiezen. Ik heb er persoonlijk niet een gezien die voor zichzelf werkte. Dat zeiden ze wel, maar als je hun telefoongesprekken afluisterde, dan wist je dat het niet zo was. Ik heb meisjes gezien die van onderen zo gescheurd en verwond waren van al die verkrachtingen dat hun geslacht haast onherkenbaar was. Ik maakte ook kennis met vrouwen die anaal zo kapot geneukt waren dat ze hun poep niet konden ophouden. In drukke tijden krijg je soms vijftien klanten in acht uur tijd. Als je jezelf niet meer ziet als een vrouw, maar als een stuk vlees, dan ben je in dit systeem verloren.’
‘Toen ik gevraagd werd om aangifte te doen tegen een aantal pooiers, had ik helemaal geen idee hoe groot deze zaak was. Ik probeerde mijn ex de hele tijd te beschermen. Pas toen ik mijn verklaring teruglas, viel het kwartje. Hij had me net zo goed misbruikt als de andere pooiers hun vrouwen misbruikten. Pas toen ik het zwart op wit las, dacht ik: zo heb ik het niet ervaren, maar toch is het zo. Hij heeft me jarenlang uitgebuit en tonnen aan me verdiend. Dat is misschien het ergste aan de vrouwenhandel: de pooiers hersenspoelen je net zo lang tot je gelooft dat je niets anders kunt doen dan dit werk en dat het eigenlijk je eigen keus is.’ n
Dit is een fragment uit het pas verschenen boek Vrouwen te koop van Maria Genova, www.mariagenova.nl In Dupe vertellen slachtoffers van misdaad of politieke regimes hun verhaal. Hierbij wordt het taalgebruik van betrokkenen zoveel mogelijk gerespecteerd
ISTOCKPHOTO
‘Sommige vrouwen waren anaal zo kapot geneukt dat ze hun poep niet konden ophouden’
42 crimelink
crimelink 43
Ex-Hells Angel Louis Hagemann werd in 2003 alsnog tot levenslang veroordeeld voor de moord op de twee kinderen van zijn vriendin Corina Bolhaar. Een dreigende verjaring en een uitzending van Peter R. de Vries weekten achttien jaar na de misdaad bij diverse getuigen belastende verklaringen los. TEKST / FOTOGRAFIE
JOOST VAN DER WEGEN
RECONSTRUCTIE TOT LEVENSLANG VEROORDEELD DOOR VERKLARINGEN ‘VA N H O R E N Z E G G E N ’
Voor eeuwig vast
D
e foto uit het dossier toont aan waarom deze zaak destijds zoveel emotie losmaakte in Amsterdam-Zuid. Daarop is het levenloze lichaam van het zesjarige jongetje Sharon te zien, met ernaast in beeld het springtouw en de kledingriem waarmee het kind is gewurgd. Het lijf is ook met een mes bewerkt. Als politieagenten op maandag 5 maart 1984 om tien voor zes in de avond de verdieping in de Argonautenstraat binnenlopen, liggen daar ook de lijken van zijn moeder, Corina Bolhaar, en zijn negenjarige zusje Donna. Hun anderhalf jaar oude broertje Brian, in de slaapkamer, is door de moordenaar met rust gelaten. Uit het forensisch onderzoek komt naar voren dat de vrouw en haar twee kinderen ergens tussen zaterdagavond 21.00 uur en zondagavond 23.00 uur om het leven moeten zijn gebracht. Justitie gaat ervan uit dat het drama zich op de vroege zondagochtend heeft voltrokken. Onder meer omdat de slachtoffers allemaal in nachtkleding zijn aangetroffen, en met lege magen. Ook zijn de gordijnen dicht, staat er een volle pot koffie op tafel en een asbak met daarin twee sigaretten. Er zijn geen sporen van braak. De dader moet een bekende van Corina zijn geweest, of iemand die de sleutel had. Meest waarschijnlijke scenario is volgens justitie dat de moordenaar van Corina door de
44 crimelink
De Argonautenstraat in Amsterdam waar 18 jaar geleden Corina Bolhaar en twee van haar kinderen vermoord werden
kinderen werd herkend, waarna hij geen andere keuze dacht te hebben dan hen ook om het leven te brengen. Het jongste kindje mocht daarom blijven leven.
Meerdere verdachten De vondst van de drie lichamen is het lugubere startsignaal voor een strafrechtelijk traject dat pas in de volgende eeuw tot een einde wordt gebracht. De politie pakt twee dagen na de moord een eerste hoofdverdachte op. Het is de bij de Hells Angels aangesloten Louis Hagemann, een vriend van Corina. Hij is ten tijde van de moord in de buurt van de woning gezien door een taxichauffeur. Die verklaart aan de politie dat hij Hagemann op de ochtend van zondag 4 maart van het clubhuis van de Hells Angels, aan de H.J.E. Wenckebachweg nummer 13, naar het Stadionplein heeft gebracht, op nog geen steenworp van het huis van Bolhaar en haar drie kinderen. Later zal blijken dat Hagemann heeft aangekondigd om bij Corina op bezoek te komen die nacht. Hij heeft zelfs bij Corina aangebeld die ochtend, zo rond zeven uur. Hagemann beweert dat er vervolgens niet werd opengedaan, en dat hij daarna met de tram – via de Ferdinand Bolstraat – en een taxi naar zijn huis in Amsterdam-Noord is teruggereisd. 36 uur na het
aanbellen van Hagemann worden de lichamen gevonden. De leider van het politieonderzoek is er onder meer op basis van de verklaring van de taxichauffeur van overtuigd dat ‘Louis H.’ de dader is, maar hij moet hem van de officier van justitie wegens gebrek aan bewijs weer laten gaan. Er zijn geen sporen gevonden die erop wijzen dat Hagemann schuldig is. Aan DNA-onderzoek doet justitie in de jaren tachtig nog niet. Er is niets wat de verdachte voor een rechtbank overtuigend aan de driedubbele moord kan linken. Wel zijn er nog twee andere mannen met een slechte reputatie waar Bolhaar relaties mee onderhield en die in staat kunnen zijn geweest de moorden te plegen. In de eerste plaats is dat de in Andorra geboren Haïm, Corina’s rancuneuze ex-vriend en vader van de twee om het leven gebrachte kinderen. Een veel waarschijnlijk dader is Jo B., waar Bolhaar een tijdje mee samenwoont. Hij is een aan drugs verslaafde Israëliër die haar regelmatig mishandelt. B. raakt zijn verblijfsstatus kwijt en wordt uitgezet als zij hem aangeeft bij de Vreemdelingenpolitie. De man is daar woedend over en dreigt naar Nederland terug te keren om haar wat aan te doen. Eerder zou hij Corina al eens hebben bedreigd met een mes, in het bijzijn van de kinderen. Uit angst voor B. deed zij in de maanden voor de moord de deur van haar woning
pas open nadat ze vanuit het raam had gecontroleerd wie er op de stoep stond. Maar de beide mannen hebben een sluitend alibi. Haïm is volgens getuigen in Andorra. Jo B. is van zaterdagnacht op zondag 4 maart in Brussel stiekem gevolgd door een jaloerse vriendin, die zijn alibi daarom kan bevestigen. B. reageert ongelovig en hevig geëmotioneerd als hij later in de week hoort van de dood van Corina en de twee kinderen.
Moord maakt indruk De twee mannen worden niet vervolgd. De zaak-Bolhaar verandert in de jaren erna langzaam in een cold case. Maar de affaire raakt nooit helemaal in de vergetelheid. In de jaren negentig spreekt politiewoordvoerder Klaas Wilting nog over een Hells Angel die verdacht wordt van een geruchtmakende moord. Ook is er een misdaadjournalist die tijdens de moord op Corina Bolhaar bij haar in de buurt woont en de gebeurtenis voor De Telegraaf verslaat. De moord maakt grote indruk op hem. In 2002 zal Peter R. de Vries een cruciale rol spelen in de hernieuwde aanhouding van de eerdere hoofdverdachte in de zaak: Louis Hagemann. Dat gebeurt als hij na de millenniumwisseling in Panorama over de
crimelink 45
Louis Hagemann toch onschuldig?
zaak-Bolhaar begint te schrijven. De Vries doet dit onder meer met het oog op de verjaring van de moord na achttien jaar, in een uiterste poging deze op te lossen. Hij komt in contact met een ex-vriendin van Hagemann. Zij geeft hem de informatie die voor een doorbraak in de zaak zorgt. De vrouw vertelt dat Hagemann haar meerdere keren had toegebeten dat hij al eens ‘een wijf met twee koters’ had vermoord. Ze heeft hem toen gevraagd of het echt ook om kinderen ging. Daarop zou Hagemann de voornaam van de vrouw hebben genoemd. Als De Vries met haar praat, zit Hagemann juist een celstraf van zes jaar uit voor de verkrachting van deze vrouw. Ze durft daarom met deze informatie nu wel naar buiten te komen. Eerder was ze daarvoor te bang.
Met het arrest van de Hoge Raad eind 2006 was de schuldvraag voor velen nog niet beslecht. Diverse professionele partijen en meer persoonlijk betrokkenen zetten grote vraagtekens achter de kennelijk discutabele bewezenverklaring. Over de actuele stand van zaken hiervan wordt verwezen naar Crimelinks website, onder Publicaties (red).
Vlek uitwassen De Vries maakt een aantal tv-programma’s naar aanleiding van de nieuwe feiten, waarna meer mensen reageren met belastende informatie over Hagemanns betrokkenheid bij de moord op Bolhaar. Een medegedetineerde laat weten dat Hagemann onder invloed wel eens iets soortgelijks tegen hem heeft gezegd. Een oude vriendin van hem verklaart dat Hagemann op de dag na de moord bij haar kwam onderduiken, en toen gespannen de krant doornam die ze voor hem had moeten halen. Ook had hij gevraagd een vlek aan de bovenkant van de mouw van zijn jas uit te wassen. Toen ze even wegging bleek die jas verdwenen en smeulde er volgens haar iets in haar tuin. Bij terugkomst in haar woning richtte Hagemann een pistool op haar. Kennelijk verwachtte hij ander bezoek. De vriendin geeft ook aan dat hij de dinsdag erop niet naar de Hells Angels clubavond ging, terwijl Hagemann deze normaal nooit oversloeg. Hoewel justitie in eerste instantie terughoudend is, besluit zij om onder aanhoudende druk van De Vries de zaak in 2002 toch opnieuw tegen het licht te houden. Enkele weken voor de verjaringstermijn voor de moord is verstreken, wordt het zogenaamde gerechtelijk vooronderzoek aan de verdachte Louis H. ‘betekend’. Justitie denkt dan zoveel extra aanwijzingen voor de vervolging van de moord te hebben verzameld dat een nieuw onderzoek naar de schuldvraag gerechtvaardigd lijkt.
Lekkage Tijdens de rechtszaak wordt duidelijk waarom de politie terughoudend is geweest bij het opnieuw oppakken van de zaak-Bolhaar. Al het beschikbare technische sporenmateriaal in de zaak uit 1984 is namelijk verdwenen na een lekkage in de kelder van het hoofdbu-
Veroordeeld doorschande roddelalsen achterklap? ‘Het is een regelrechte roddel en achterklap de ruggengraat vormen van een strafproces.’ Dit was de reactie van advocaat Geertjan van Oosten in 2003 op de beschuldigingen van moord aan het adres van Louis Hagemann op basis van verklaringen de auditu. De raadsman omschreef het als volgt in zijn pleidooi voor de Amsterdamse rechtbank: ‘Het is een kwalijke zaak dat iemand veroordeeld kan worden op basis van vage verklaringen van rancuneuze en/of sensatiebeluste ex-vriendinnen en medegedetineerden.’ De advocaat wees erop dat het onderzoek van justitie enkel uit een aantal ‘blote de auditu bekentenissen’ bestond die volgens de jurist geen steun vonden in overig bewijs. ‘Aannemelijk is ook geworden dat alle verklaringen uit verdachte bron komen.’ Deugdelijke motivering Letterlijk gaat het bij een de auditu verklaring om een verklaring ‘van horen zeggen’. Het is een verklaring van een persoon die vertelt wat hij een ander heeft horen verklaren. Het begin-
46 crimelink
Louis Hageman toen
reau van politie in Amsterdam. Het inmiddels wel actueel geworden DNA-onderzoek kan niet meer worden uitgevoerd. Vingerafdrukken leveren net als in de jaren tachtig niets op. Alleen via de verklaringen de auditu (van horen zeggen) van alle getuigen kan justitie de zaak nog proberen rond te maken. Tijdens de rechtszaak trekt advocaat Geertjan van Oosten alles uit de kast om een vrijspraak voor Hagemann te bewerkstelligen. Hij probeert vooral twijfel te zaaien over de betrouwbaarheid van de belangrijkste getuige, de ex van Hagemann. Zij zou uit zijn op wraak en op de beloning van twintigduizend euro van justitie voor de gouden tip in de zaak. Ook wijst de advocaat op het ontbreken van het motief voor Hagemann. Hij zou juist een kindervriend zijn, die het woord ‘koters’ nooit gebruikte omdat hij het een asociale bijklank vond hebben. Dat zijn cliënt zich de eerste dagen na de moord schuilhield voor de politie, vindt Van Oosten niet raar: ‘Hij besefte immers dat hij er als Hells Angel en veelpleger niet best voorstond. Voorts had hij een probleem: hij kende het slachtoffer goed en was op zondagochtend aan de deur geweest.’ Ook voor het feit dat een tramchauffeur die ochtend geen Hells Angelachtig type naar huis had zien reizen – wat als ontlastend zou gelden voor Hagemann – geeft de advocaat een verklaring. Hagemann trok wel eens een jas over zijn ‘colours’ aan, om geen negatieve aandacht
sel geldt in Nederland sinds 1926. De Hoge Raad besloot toen dat het toelaten van het testimonium de auditu beantwoordt aan de eis van het nieuwe wetboek om de rechter tot een deugdelijke motivering van zijn vonnis te laten komen; en om geen enkele bron gesloten te houden voor de rechter. In de eeuw ervoor zijn getuigenissen van horen zeggen nog streng verboden. Inmiddels worden ook veel meer rechtszaken in ons land afgedaan met schriftelijke verklaringen van getuigen afgelegd tegenover een opsporingsambtenaar of rechter-commissaris in plaats van tegenover de zittingsrechter. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens staat er trouwens kritisch tegenover. Maar zolang het ondervragingsrecht van de verdediging wordt gerespecteerd, keurt ze het principe niet af. Onderbouwd De de auditu verklaringen van de belangrijkste getuigen staan in de zaak van Louis Hagemann overigens niet op zichzelf. In
Louis Hageman nu
te trekken. Van Oosten vindt de getuigenis van de vriendin waar Hagemann op de maandag na de moord was ondergedoken onbetrouwbaar. Volgens de raadsman legt ze te veel wisselende verklaringen af, waar ze pas in 2002 mee voor de dag komt. De advocaat vindt haar motivering ook discutabel: ‘Ik wil dat Louis Hagemann voor eeuwig vast komt te zitten.’ De vriendin geeft bij de politie aan dat ze bang was om deze informatie eerder met justitie te delen. Van Oosten schuift Jo B. naar voren als verdachte van de moorden. Twee kinderen zouden een man met zijn signalement op zondagochtend aan het slot hebben zien morrelen. Waarom wordt aan die verklaring geen waarde gehecht? vraagt de verdediging zich af. De advocaat brengt ook onder de aandacht dat B. in eigen land al eens in contact met justitie is geweest voor huiselijk geweld. Helaas kan Jo B. zelf niet meer voor de rechtbank worden opgeroepen. Hij is in 2001 overleden. Dit heeft ook tot gevolg dat theorieën over criminele zaken waar Haïm en Baron samen mee bezig zouden zijn geweest en die de opmaat voor de moord konden hebben gevormd, niet meer door de verdediging kunnen worden uitgeplozen.
Onherroepelijke straf De rechtbank kan of wil niet veel met het pleidooi van de raadsman. Ze besluit om Hagemann tot een levenslange gevangenisstraf
het vonnis worden ze ondersteund door bevestigende verklaringen van anderen. De verklaring van de belangrijkste getuige, de vrouw die Peter R. de Vries vertelt over Hagemanns dreigende woorden, wordt onderbouwd door een vriendin aan wie zij hierover vertelde. Ook het verhaal van de vriendin waar Hagemann op maandag 5 maart 1984 bij schuilde, wordt ondersteund door de getuigenis van een vriendin. Ze herinnert zich dat de vlek op de jas door haar als bloedvlek was omschreven: ‘Het verhaal van het bebloede spijkerjack kan ik mij nog heel goed herinneren.’ Een van de twee gedetineerden die tegen Hagemann getuigden vertelt de politie dat Hagemann had gezegd dat hij ‘een vriendin met twee koters het licht had uitgeblazen’. Hij sprak er zelfs vaker over. Het hof houdt er wel rekening mee dat de getuigen de uitzending van Peter R. de Vries hebben gezien, waarbij bijvoorbeeld de feitelijke onjuistheid dat Hagemann op het Olympiaplein (in plaats van het Stadionplein) was afgezet, in een enkel geval is overge-
te veroordelen voor de moord op de twee kinderen. De doodslag op Corina is al verjaard. De rechtbank weegt Hagemanns andere veroordelingen voor geweld, mishandeling, poging tot doodslag en de verkrachting mee in de bepaling van de straf. Hagemann gaat in hoger beroep bij het gerechtshof. Daar brengt advocaat Willem Anker in 2005 onder meer naar voren dat een kennis van Corina Bolhaar stellig beweert haar op zondagavond nog aan de telefoon te hebben gehad. Als dat zo is, dan zou de moord pas op zondagavond plaats hebben gevonden. Dat feit zou zijn cliënt vrijpleiten, want die heeft voor de zondagavond een waterdicht alibi. Anker wijst weer op de onbetrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. Een tweede veroordeelde gevangene waartegen Hagemann ook gezegd zou hebben dat hij een vrouw met kinderen heeft vermoord, zou niet eens in hetzelfde gevangeniscomplex hebben gezeten. Het hof bevestigt desondanks de juistheid van de alibi’s van de andere verdachte personen en wijst op de gedetailleerdheid van de meeste getuigenverklaringen. Het hof stelt vast dat Louis Hagemann op maandag 5 maart 1984 bij zijn vriendin leek te willen schuilen omdat de politie hem ‘op de hielen zat’. Terwijl de moord pas die avond zou worden ontdekt. Kennelijk wist Hagemann al meer, als dader. Na een flink aantal zittingen voor het hof blijft de levenslange veroordeling overeind staan. Op 21 november 2006 ziet de Hoge Raad geen aanleiding de zaak terug naar het hof te verwijzen, nadat Hagemann in cassatie is gegaan. Zijn advocaat gaat hierbij vooral in op het verloren gegane sporenmateriaal. Hierdoor zou justitie met haar aanklacht alsnog buitenspel gezet moeten worden. Ook het Europese Hof ziet geen aanleiding de zaak terug te verwijzen. 22 jaar na zijn eerste aanhouding voor de moord op Corina Bolhaar en haar twee kinderen wordt Louis Hagemann nu onherroepelijk tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor het misdrijf. n
nomen. Het hof verwijst naar een eerdere verklaring uit 1984, waarin de man al hetzelfde had aangegeven. Ook vindt het hof de verklaringen consistent genoeg. Het argument dat de getuigen vanwege een beloning hebben verklaard, wijst het hof af. De ene getuige informeerde pas na het delen van de informatie naar een mogelijke beloning. Een andere heeft er nooit om gevraagd. Buruma In Nederlandse Jurisprudentie was professor Ybo Buruma trouwens kritisch over de uitspraak van het hof. Wat medegedetineerde A. heeft verklaard kan volgens hem ‘onmogelijk als erg overtuigend worden aangemerkt’. Ook vindt hij het opmerkelijk dat de Hoge Raad goedkeurt dat het hof drie verklaringen betrouwbaar acht omdat ze overeenkomen met drie andere getuigenissen. Er zou per verklaring een onderzoek naar de juistheid ervan moeten worden gedaan, als de raad bij dit oordeel tenminste uitgaat van haar eigen, eerdere jurisprudentie.
crimelink 47
lezen
P U B L I C AT I E S
TEKST
GUUS MEERSHOEK en MARSHA DE VRIES
Wie verdient de negende SMVP-publicatieprijs? De veiligheidszorg in het algemeen en de politie in het bijzonder is gediend met kritische belangstelling van een goed geïnformeerd publiek. Die aandacht is er niet vanzelfsprekend. In dag- en weekbladen domineren nogal eens alarmerende impressies en jachtige reportages; dieper gravende beschouwingen en studies bereiken maar zelden een breder publiek. Daarom is het een goede zaak dat de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) eind dit jaar voor de negende maal haar publicatieprijs uitreikt, een prijs die juist zulke publicaties onder de aandacht probeert te brengen. De winnaar krijgt een fraai beeldje en aan het thema van het bekroonde werk wordt een conferentie gewijd.
D
e prijs geniet weinig bekendheid, maar dankt haar prestige aan enkele eerder gelauwerde, bijzondere boeken, zoals het proefschrift van Ybo Buruma en de studies naar de georganiseerde misdaad, verricht in het kader van de enquêtecommissie-Van Traa. Wie alle bekroonde werken overziet krijgt overigens wel de indruk dat de jury zich meestal meer laat leiden door de wens een fraai maar ondergewaardeerd boek onder de aandacht te brengen dan door het streven een succesvolle bijdrage aan het publieke debat te belonen. Zo viel de maatschappelijk geëngageerde, oudwaarnemend korpschef Jan Blaauw, die meer dan wie ook met zijn publicaties aan een groot publiek heeft duidelijk gemaakt wat goed politiewerk is, tot dusverre buiten de prijzen. Ook nu is hij met zijn herziene boek over de Puttense moordzaak niet genomineerd – ons inziens een gemiste kans. Kort voor de zomer werd bekend welke vijf boeken dit jaar wel zijn geselecteerd. Ook ditmaal was men wat voorzichtig. Wel opgenomen is bijvoorbeeld de afstandelijke studie van Peter van Koppen over rechterlijke dwalingen, maar niet opgenomen zijn de veel scherpere publicaties van bijvoorbeeld Ton Derksen over de affaire-Lucia de B. Ook Bart Middelburg met zijn biografie van Jeanne de Leugenaarster en Marieke Bloembergen met haar studie over de politie in Nederlands-Indië bereikten geen nominatie. Dat neemt niet weg dat de vijf wel geselecteerde boeken hun bijzondere verdiensten hebben. Aanleiding voor een beknopte beschouwing met een inschatting wie gaat winnen.
48 crimelink
Allocatie van risico’s Ira Helsloot, Roel Pieterman en Jaap Hanekamp snijden in Risico’s en redelijkheid een belangrijk maatschappelijk thema aan dat ook de SMVP nauw aan het hart gaat: hoeveel verantwoordelijkheid kan de overheid in redelijkheid dragen nu we ons van zoveel nieuwe veiligheidsrisico’s bewust zijn geworden? In het boek worden op basis van gedegen kennis van de vakliteratuur fundamentele kwesties aan de orde gesteld, zoals de vaststelling van aansprakelijkheid en de risico’s die burgers onvrijwillig lopen en die zij vrijwillig kunnen dragen. Als oplossing pleiten de auteurs voor een wettelijke richtlijn voor de vaststelling van de grens van de verantwoordelijkheid van de overheid en voor verplicht wetenschappelijk onderzoek naar de kosten en baten van de effecten van risicovolle besluiten. Als verkenning van de veelomvattende problematiek ten dienste van de overheid is de studie zonder meer geslaagd. Maar veel burgers, die naar de overtuiging van de auteurs juist meer verantwoordelijkheid zouden moeten gaan dragen, zal het boek niet bereiken. Mede daarom ligt het niet voor de hand dat het zal worden bekroond.
Onderzoeksverslag Een grotere kans maakt Jong en illegaal in Nederland van de Rotterdamse criminologen Richard Staring en José Aarts. Zij onderzochten hoe (voormalige) alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) die illegaal in Nederland verblijven, zich staande houden binnen onze samenleving en welke toekomstvisie deze jongeren hebben. Het is een gedegen studie waarin een indringend beeld wordt geschetst van de veelal slechte levensomstandigheden van deze jongeren, van hun kwetsbaarheid ten aanzien van uitbuitingssituaties en van een toekomstperspectief dat in veel gevallen als uitzichtloos kan worden bestempeld. De interviews met (voormalige) AMV’s in Sierra Leone laten zien dat ook een terugkeer naar het eigen land, al dan niet met ondersteuning van de overheid, gepaard gaat met allerlei problemen. De kritische reflectie op de op handen zijnde wetswijziging ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (het afschaffen van de re-
guliere AMV-vergunning) en het huidige beleid dat ten aanzien van deze groep wordt gevoerd maken het onderzoek een waardevolle publicatie waar met name beleidsmakers kennis van zouden moeten nemen. Toch ligt het niet in de verwachting dat dit boek door de jury zal worden uitverkozen. Daarvoor is het te veel een onderzoeksverslag en slagen de auteurs er te weinig in hun bevindingen een ruimere betekenis te geven. Waarschijnlijk beoogden zij dat ook niet.
Zelfgenoegzaam In Sturen op vertrouwen doet Jaco van Hoorn, voormalig districtschef en momenteel lid van de leiding van regiopolitie Hollands Midden, wél een poging om zijn visie op goed politiewerk aan een breed publiek duidelijk te maken. Dat hij die stap heeft gezet verdient alleen al alle lof, want al ruim een halve eeuw zijn zittende politiechefs in Nederland daar niet meer toe gekomen, terwijl de politie toch bij uitstek een publieke dienst is. Van Hoorn geeft de lezer een inkijkje in de wereld van het politiemanagement en lardeert zijn betoog met beschrijvingen van zijn eigen ervaringen en prestaties. Politiewerk rust zijns inziens op betekenisvolle ontmoetingen tussen beambten en burgers. Die vormen de basis van het maatschappelijk vertrouwen: het voornaamste, wellicht zelfs enige doel van het politieoptreden in de ogen van de auteur. Op die twee bakens moeten leiders in de politie zich ook oriënteren. Van Hoorn heeft geen hoge dunk van het bevoegd gezag en vraagt zich zelfs expliciet af of dit niet ingeruild moet worden voor een vorm van horizontale verantwoording. Wie actief is in het politiemanagement, komt in zijn boek veel herkenbaars tegen. Misschien gaat de jury Van Hoorn belonen voor zijn opmerkelijke initiatief, dat ook aansluit bij de doeleinden van de stichting. Maar dat zou naar onze overtuiging niet terecht zijn. De auteur geeft naar onze smaak te hoog op van zijn eigen prestaties, etaleert te veel de zelfgenoegzaamheid van politiechefs die ongetwijfeld hun personeel geweldig kunnen motiveren maar ook te zeer overtuigd zijn van de eigen, politiële voortreffelijkheid. Het boek illustreert, onder meer door de gemakke-
lijke terzijdestelling van de rechtsstatelijke verantwoordingsplicht, hoe sommige politiemanagers door hun geloof in het belang van de samenleving voor de politie het zicht op de échte samenleving zijn kwijtgeraakt.
Alternatieve scenario’s In Overtuigend bewijs beschrijft de Maastrichtse hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen, die zijn sporen heeft verdiend in het maatschappelijk debat over de Nederlandse justitie, hoe de rechter op wetenschappelijk verantwoorde wijze een beslissing kan nemen over het bewijsmateriaal dat hij krijgt voorgelegd in strafzaken. Een interessante en originele invalshoek, mede omdat de focus nu eens niet ligt op de dwalingen die door de politie worden begaan tijdens het uitvoeren van opsporingsonderzoeken. Van Koppen beschrijft de verschillende bewijsmiddelen en hun beperkingen. Met behulp van meer en minder bekende strafzaken illustreert hij op aansprekende wijze hoe een ogenschijnlijk stevige bewijslast de rechter op het verkeerde been kan zetten als deze de bewijsmiddelen niet in samenhang bekijkt en geen oog heeft voor alternatieve scenario’s. Het werken met scenario’s en het hanteren van een meer wetenschappelijke benadering van de bewijslast acht hij zeer wenselijk om rechterlijke dwalingen te voorkomen. Al kunnen, mede in het licht van de hoge werkdruk van de rechterlijke macht, kanttekeningen worden geplaatst bij de praktische haalbaarheid van die werkwijze. Ook reduceert hij wel heel gemakkelijk de betekenis van de eed en de ambtseed in het proces van justitiële waarheidsvinding. Hoewel wij, anders dan de commissie, het boek niet op zijn juridische merites kunnen beoordelen, heeft het alle elementen om te worden uitverkozen: een belangwekkend thema, een helder, voor een breed publiek toegankelijk en toch gedegen wetenschappelijk verantwoord betoog.
Drugsproblematiek Hoewel Van Koppen, misschien meer met zijn eerdere publicaties dan met dit boek, ook de verdienste heeft een breed publiek te betrekken bij rechtsstatelijke vraagstukken, verwachten wij dat toch uiteindelijk
een ander boek, dat niet die kwaliteit heeft, zal worden bekroond. In High Amsterdam doet Ton Nabben verslag van een onderzoek naar het drugsgebruik in het Amsterdamse uitgaansleven in de laatste twee decennia. Hij plaatst dat drugsgebruik in het bredere kader van de hoofdstedelijke uitgaanscultuur, de stromingen in de muziek en de sociale groepen die daarin participeren. Dankzij het gebruik van uiteenlopende, systematisch vergaarde gegevens en zijn eigen grondige inzicht weet hij veranderingen in het drugsgebruik uitstekend te plaatsen. Afgesloten wordt met een realistische inschatting van de beperkte impact van het regulerende en repressieve optreden van de overheid. Als dit boek inderdaad wordt uitverkozen, zal dat zijn vanwege zijn originaliteit. Door de bijzondere combinatie van empirisch materiaal, wetenschappelijke onderbouwing, kennis van het milieu en de mede door de prachtige foto’s heldere presentatie geeft het een nieuw en indringend beeld van de drugsproblematiek. Een ieder die op dit terrein regelgevend, regulerend, hulpverlenend of opsporend te werk wil gaan, zou er kennis van moeten nemen. Het zou een terechte winnaar zijn, ook al wordt dan opnieuw een nog weinig bekende studie aangeprezen in plaats van een bijdrage aan het publieke debat beloond. I. Helsloot, R. Pieterman, J.C. Hanekamp, Risico’s en redelijkheid: Verkenning van een rijksbreed beoordelingskader voor de toelaatbaarheid van risico’s. Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2010; R. Staring , J. Aarts, Jong en illegaal in Nederland. Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2010; J. van Hoorn, Sturen op vertrouwen: Goed leidinggeven aan goed politiewerk. Amsterdam, Boom, 2010; P. van Koppen, Overtuigend bewijs: Indammen van rechterlijke dwalingen. Amsterdam, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2011; T. Nabben, High Amsterdam: Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam, Rozenberg Publishers, 2010
crimelink 49
STEMMEN
TEKST
C. LIEN
crimelink over misdaad & veiligheid
Crimelink graaft dieper
‘Verkeerd testosteron in je bloed’
‘I
k had een zedenzaakje aan m’n broek hangen. Eigenlijk twee. Meiden die achteraf minderjarig bleken te zijn. Verder nooit met justitie in aanraking geweest. Ik weet ook wel dat iedereen in de nor zegt dat-ie onschuldig is. Gelul allemaal. Schorem is ’t! Ze liegen net zo lang tot ze er zelf in geloven! Zo is ’t! In mijn geval: die dames zagen eruit als volrijp, grote voorgevels, lipstick, naaldhakken. Geen haar op m’n kop die eraan dacht dat ze nog maar net aan de moederschoot ontsnapt waren. Je kan toch verdomme niet voor elke wip naar hun paspoort vragen. Enfin, aangifte. Ik voor de rechter. Die vond dat ik voor observatie naar een of andere kliniek moest. Ik zag het aan z’n kop: ik was een pedofiel, een smerige potloodventer. Ik naar zo’n gesticht. Ik heb me de ogen uit m’n kop gekeken. Wat een wereld, je wil het niet geloven.’ ‘Daar zat je met z’n allen in een groepje. Met aan het hoofd zo’n zielenknijper. “Je moet jezelf de ruimte geven!” “Plaats je verdriet, geef het een plekje!” “Je huilt, Piet, omdat wat jij een ongelukkige jeugd noemt, in feite een affectief inbeddingsprobleem is!” Wat een taal! Wat een waanzin! Alsof je in een film zit! In het begin, als je die troep voor het eerst hoort, had je het gevoel dat het heel wat voorstelde. Medeleven, betrokkenheid, kennis van zaken, noem maar op. Maar op
een gegeven moment merkte ik dat al die shrinks elkaar napraatten. Allemaal gekopieerde lulkoek, ranzige universitaire quatsch. Dezelfde intonatie, dezelfde mimiek, dezelfde maskerade. Dominees die preekten zonder dat ze zelf in God geloofden. Daar leek ’t nog het meest op. Wie betaalt die troep, dacht ik nog. Maar je kan je beter maar niet al te veel afvragen in dit leven. Toch?’ ‘De ergste was ene K. Hij had eigenlijk arts willen worden, maar uiteindelijk had-ie het met het schuim op z’n bek en de tong op z’n schoenen tot psycholoogje geschopt. Ik kon er enkel naar gissen. Ik had vermoedens, maar daar koop je de waarheid nog niet mee. Hij vond het belangrijk dat cliënten hun zonde en verdriet voelden. We moesten voelen, herbeleven, voelen, nog eens voelen, dieper voelen en we mochten pas weg als we dikke tranen over onze wangen voelden lopen. Dan pas was-ie tevreden. Je zag ’m genieten! O wee als het goed met je ging! Als je weer plezier in het leven had. Als je weer kon lachen. Dat was niet de bedoeling. Dan moest je weer snel terug naar je zonde en verdriet, terug naar die eenzame momenten in je jeugd. Terug naar je vader die je moeder zo bruut op de keukentafel nam, terwijl jij daar net je boterhammetjes voor school probeerde te smeren. Terug naar het
‘Op een gegeven moment zei-ie dat als je het met jonge meiden deed, dat je dan verkeerd testosteron in je bloed had. Ik vroeg of-ie dat nog een keer wilde herhalen, over dat verkeerde testosteron. Dat deed-ie, met die mislukte tronie van ’m. Tussen die bitterbaldikke oogleden loerden een paar hongerige hagedissenogen, een sadistische, gluiperige grijns. Toen ging ik door het lint en ik sloeg ’m op z’n bek. Boven en onder. Net zo lang tot al die gore herfsttanden van ’m op de grond lagen. Onder het bloed zat-ie. Ik zei dat-ie er op mijn kosten maar een kunstklapper in moest laten zetten, of een implantaat, een rozenhaag in een modderpoel. Er werd gejuicht, gelachen! Applaus! Men sloeg elkaar op de schouders van de lol.’ ‘Ik kwam opnieuw voor de edelachtbare. “Hamertje tik!” zei de rechter. “Je moet je psychisch laten repareren. En daar hoef ik niet bij te zijn.” Drie jaar plus TBS.’ n In Stemmen worden ervaringen van delinquenten opgetekend. Hierbij wordt zo veel mogelijk het taalgebruik van betrokkenen gerespecteerd
‘Al die shrinks praatten elkaar na’ 50 crimelink
Crimelink wordt gemaakt door vooraanstaande onderzoeksjournalisten, criminologen, historici en antropologen. Zij staan borg voor kennis van zaken, diepgang én originele invalshoeken. In Crimelink leest u over spraakmakende strafzaken, de vertakkingen van criminele netwerken, beproefde en onbeproefde opsporingsmethodes, de diffuse grens tussen onder- en bovenwereld, maar ook over ‘crime’ in boeken, film en muziek.
moment dat je werd verlaten door je grote liefde. Terug naar het schoolexamen wat je net niet gehaald had. Ellende, ellende en nog eens ellende.’
www.crimelink.nl NEEM NU EEN ABONNEMENT (of geef een abonnement cadeau) Ook via de site kan snel en eenvoudig een abonnement of los nummer worden besteld
n J a, ik neem een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink en betaal het eerste jaar € 20,– i.p.v. € 25,–
Voor jaarabonnementen geldt dat opzegging schriftelijk dient te geschieden 2 maanden voor afloop van de abonnementsperiode. De introductieprijs geldt alleen het eerste jaar
n J a, ik geef een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink cadeau voor € 20,–
Cadeau-abonnementen lopen automatisch af
gegevens betaler
gegevens ontvanger
Naam .................................................................................
Naam .................................................................................
Adres .................................................................................
Adres .................................................................................
Postcode Plaats .................................................................
Postcode Plaats .................................................................
Land ..................................................................................
Land ..................................................................................
E-mailadres .......................................................................
E-mailadres .......................................................................
Telefoon ............................................................................
Telefoon ............................................................................
Stuur deze bon in een envelop ZONDER postzegel (geldt alleen voor Nederland, verzendt u van buiten Nederland vergeet dan niet te frankeren): crimelink
Crimelink, Antwoordnummer 7086, 3700 TB Zeist, Nederland
51
52 crimelink