crimelink over misdaad & veiligheid
MEI 2011 | JAARGANG 4 | NUMMER 2 | € 6,95
Eens een dief ...?
Stoppen met misdaad
• •
Angstpolitiek en de burger als angsthaas Moord met terugwerkende kracht www.crimelink.nl
COCKPIT
Populistische retoriek Dit speciale nummer van Crimelink over ‘stoppen met misdaad’ verschijnt op een moment dat zowel uit de wetenschap als uit de beroepsgroep protest aanzwelt tegen de plannen en voornemens van het justitiële duo Opstelten/Teeven. Men is moe van de gure repressie-wind die een half jaar geleden in Den Haag is opgestoken. Er zijn zorgen dat het blinde vertrouwen in (nog meer) strafrecht misplaatst zal blijken, waardoor burgers nog minder vertrouwen in politie en justitie zullen hebben. Men snapt niet waarom er geen prioriteiten worden gesteld; zo lijkt bijvoorbeeld de intree van de animal cops even belangrijk als de integrale aanpak van de cyber crime. De nieuwe benaming van het ministerie van ‘Veiligheid en Justitie’ wordt gezien als ongelukkig, omdat het suggereert dat ook de rechtspraak ten dienste staat van de veiligheid. Men ergert zich aan de schoffering van de zittende magistratuur, een instituut dat er niet op is ingesteld om zich publiekelijk te verweren. Niet alleen binnen de wetenschap is er onbegrip dat de nieuwe koers blijft steken in ferme-jongens-stoere-knapenretoriek, zonder acht te slaan op uitkomsten van bijvoorbeeld criminologisch onderzoek. Men hekelt de agressieve en hardvochtige toon die jegens verdachten en veroordeelden wordt aangeslagen en vraagt zich af waar de menselijke maat in het strafrecht is gebleven (ook boeven zijn en blijven mensen). En het onbegrip is groot als de minister op de populistische toer gaat: ‘Hoe men denkt dat het is, vind ik belangrijker dan hoe het in werkelijkheid is.’ Deze editie van Crimelink gaat over de mogelijke oorzaken van het huidige beleid en over alternatieven die laten zien dat er méér is dan harder straffen en langer opsluiten. Een optimistisch lentenummer met een constructieve inslag die het huidige regeringsbeleid nu ontbeert. Archie Barneveld Hoofdredacteur
2 crimelink
12 t/m 35 Thema Desistance, stoppen met misdaad In weerwil van de huidige harde lijn van het nieuwe ministerie van Veiligheid en Justitie (zie Cockpit hiernaast) wordt gelukkig zowel in de criminologie als in de praktijk veel aandacht gegeven aan theorie en daadwerkelijke vormen van desistance, oftewel stoppen met misdaad anders dan door arrestatie, liquidatie of natuurlijk overlijden. In een theoretisch kader schetst Arjan Blokland de factoren, maar ook de
hobbels die hiermee te maken hebben. Een diversiteit van auteurs beschrijft voorbeelden uit de praktijk hoe men tracht afglijers en veroordeelden weer op het rechte pad te loodsen. In binnenland en buitenland. Angstpolitiek en de burger als angsthaas is een essay waarin het huidige denken over ‘veiligheid’ onder meer wordt herleid naar de denkbeelden van de filosoof Michel Foucault. Illustratie Milo
Verhalen 10 Gonzo: paradox van het populisme 12 Stoppen met misdaad 15 Hoe bestrijd je extreem-rechts? 22 Nieuwe start voor ex-gedetineerden 24 Angstpolitiek, de burger als angsthaas 29 Geen eer aan te behalen 32 Stoppen in de bajes? 40 Moord met terugwerkende kracht
40 Wetsvoorstel Bis in idem mogelijk Tien jaar geleden werd de Aldi in Ridderkerk overvallen. De bedrijfsleider kwam daarbij om het leven. Het bewijs tegen de hoofdverdachte was toen niet rond te krijgen en vrijspraak volgde. Nieuwe DNA-technieken maken het bewijs nu wél sluitend. Deze zaak stond aan de wieg van het huidige wetsvoorstel Ten nadele. Een principiële wijziging binnen het strafrecht.
6 Afscheid Laatste Back Channels Met de twaalfde aflevering van Back Channels beëindigt Peter Klerks zijn periodieke ronde langs de internationale veiligheids- en inlichtingendiensten. Twaalf keer liet hij de échte werkelijkheid achter het politieke verhaal zien. Vaak navrant, onthutsend en altijd cynisch. Klerks blijft overigens als adviseur aan Crimelink verbonden.
Interview 18 Henk Oosterling en Marc Schuilenburg Rubrieken 2 Cockpit 4 Nieuws & opinie 9 Een opmerkelijke uitspraak 36 Open deuren 37 Survival 38 Dupe 44 Publicaties 46 Stemmen crimelink 3
NIEUWS&OPINIE
PODIUM
Hoofd- en eindredactie Archie Barneveld Bureauredactie Wesley Meijer Gastredactie Arjan Blokland Beeldredactie Simone Berghuys Vormgeving Rémy Mettrop Correctie Hugo Jetten
[email protected]
Advertenties Merijn van Stralen
[email protected] 030-6931177 Druk Koninklijke BDU, Barneveld Distributie VMBpress, Heemskerk
Abonnementen Voor vragen over abonnementen Abonnementenland Postbus 20 NL-1910 AA Uitgeest Tel. 0031 (251)-257926 Fax 0031 (251)-310405 of via www.aboland.nl Crimelink verschijnt 4 x per jaar. Opzegging dient schriftelijk te geschieden, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Abonnementsprijzen: Nederland & België jaarabonnement (4 nrs) € 25,-. Europa € 35,-, buiten Europa € 45,-. Voor organisaties: € 50,-. Uitgever Virtùmedia Postbus 595 3700 AN Zeist Tel. 030 – 6920677 Fax 030 – 6913312 www.crimelink.nl Uitgever Pepijn Dobbelaer
[email protected] Bladmanagement Merijn van Stralen
4 crimelink
MARCEL PHEIJFFER
OVER POLITIE
Praatjes voor de bühne
© 2011 Crimelink ISSN 1875-4333
Adviseurs Marc Cools, Paul Gruter, Bob Hoogenboom, Peter Klerks, Paul Ponsaers Correspondenten Stefanie van der Burght, Elke Devroe, Marnix Eysink Smeets, Guus Meershoek, Martin Moerings, Evelien de Pauw, Marcel Pheijffer, Nathalie Roegiers, Ronald van Steden, Wouter Stol, Gabry Vanderveen, Antoinette Verhage Aan dit nummer werkten verder mee Jaap Barneveld, Stef Decoene, Onno Dokkum, Franka Hummels, Janine Janssen, C. Lien, Wenja van der Meulen, Milo, Hans Moors, Claudia van Oort, Hans Schnitzler, Marc Schuilenburg, Gaetène De Smaele, Joost van der Wegen, Marsha de Vries
TEKST
Marcel Pheijffer is hoogleraar Nyenrode School of Accountancy
I
k heb een enorme hekel aan bijna alles wat te maken heeft met ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ (MVO). Des te meer de duurzaamheidsmaffia er namelijk over zegt en schrijft, des te ongeloofwaardiger ik hen acht. Het is niet dat ik tegen MVO op zich ben. Natuurlijk niet, dat zou pas onverantwoord zijn. MVO en duurzaamheidsinitiatieven zijn noodzakelijk. Met name de huidige generatie heeft geprofiteerd van hetgeen de natuur ons heeft gegeven. En het is dezelfde generatie die het MVO heeft uitgevonden. Het betreft een generatie die zich op heeft laten jagen door, op de lange termijn, onrealistische groeidoelstellingen. Door, eveneens op de lange termijn, onhoudbare rendementseisen. Een generatie die verslaafd is geraakt aan weelde en luxe, hetgeen bovendien tot (minimum)norm is verheven. Het gaat om een generatie die niet in staat kan en mag worden geacht het tij te keren. Ondanks de mooie woorden in kabinetsakkoorden, MVO-verslagen en dure consultantsrapporten ontbreekt het aan echte sense of urgency. Aan oprechtheid, daadkracht en leiderschap. Met name in het bedrijfsleven wordt MVO te klinisch en zakelijk benaderd. Telkens weer doemen voorbeelden op waaruit blijkt dat er een verschil is tussen woorden en daden. Laat ik het concreet maken met een tweetal voorbeelden. Dit jaar is het tien jaar geleden dat de bouwfraude aan het licht kwam. De politiek reageerde geschokt. De bouwsector moest zich verantwoorden en schoof de voorzitter van hun belangenvereniging, Eelco Brinkman, naar voren. Een politicus. Juist die zou moeten weten hoe verantwoordelijk handelen vorm moet worden gegeven. Ik laat zijn reactie van tien jaar geleden voor wat het is en vat samen wat
er nadien door hem en de sector is gezegd over het achter zich laten van het frauduleuze handelen. De sector zou zich van een goede kant laten zien. Beloofde beterschap. Met ronkende teksten in hun MVO- en jaarverslagen. Maar recent volgden veroordelingen in een nieuwe bouwfraudezaak. In een periode waarin Brinkman – thans niet alleen voorzitter van bouwend Nederland maar ook fractievoorzitter in de Eerste Kamer – terugkeek op de bouwfraude. Wat hij daarover zei? Welnu: ‘Men had niet het gevoel van wij hebben iets fout gedaan. Wij hebben geprobeerd voor langere termijn het werk van de werknemers in de bouw, het werk voor de bedrijven zelf zeker te stellen. Dan verdienen wij het ook niet om in het gevang te komen.’ Beste Eelco, dat zie ik anders: jullie verdienen het om wel in het gevang te komen. Ook het goedpraten van wat krom is gebleken is onverantwoord en heeft criminele trekjes. Het tweede voorbeeld betreft Shell. Multinational in grondstoffen. Maar bovenal een geldmachine waarin groei en rendementseisen centraal staan. Hetgeen niet wordt geaccentueerd in het MVO-verslag, maar wel in de gehele bedrijfscultuur. Peter de Wit, president-directeur van Shell Nederland, sprak onlangs in Het Financieele Dagblad fraaie volzinnen uit: ‘Wij bij Shell beseffen terdege dat we onze maatschappelijke verblijfsvergunning – onze license to operate – krijgen en in stand houden dankzij de samenleving waarin wij zaken doen.’ In het MVO-verslag lezen we: ‘Voor Shell-maatschappijen staan oprechtheid, integriteit en zuiverheid in alle aspecten van onze bedrijfsvoering voorop. Het aanbieden, betalen, vragen om of accepteren van steekpenningen in welke vorm dan ook, direct of indirect, is onaanvaardbaar. Smeergeld valt eveneens onder steekpenningen en mag niet worden betaald.’ Het afgelopen jaar kreeg Shell in de VS en Nigeria voor meer dan honderd miljoen dollar aan boetes in verband met het betalen van steekpenningen. Het zijn dit soort voorbeelden, maar er zijn er veel meer, die mij doen twijfelen aan de oprechtheid van veel duurzaamheidsinitiatieven. Ze zijn veelal voor de bühne. Trap er dus niet in. n
TEKST
GUUS MEERSHOEK
NIEUWS&OPINIE
Zijn onze politici toe aan een Europese FBI? Guus Meershoek is lector politie geschiedenis aan de Politieacademie en universitair docent aan de Universiteit van Twente/IPIT
D
e bestuurlijke drukte die de vorming van de nieuwe rijkspolitie oproept, leidt de aandacht af van een veel belangrijker ontwikkeling in de veiligheidszorg, een ontwikkeling die bij ontsporing zelfs forse repercussies kan hebben: de opmars van door Europese regels geleid optreden van politie en justitie. Bij het schrijven van deze regels ebt van de voorpagina’s van de kranten de verontwaardiging van minister Gerd Leers weg over het Italiaanse besluit om illegale Tunesische immigranten een tijdelijke verblijfsvergunning te verstrekken. Voor die stellingname kreeg hij in Den Haag en in de pers applaus. Er werd zelfs geroepen om sluiting van de grenzen. Italië blinkt niet uit in humaniteit tegenover migranten en de motieven voor dit besluit zullen niet erg nobel zijn geweest, maar de beslissing was wel pragmatisch, even pragmatisch als het Nederlandse gedogen van de softdrugshandel dat Leers in een vorige functie nog hartstochtelijk verdedigde. Dankzij de open grenzen vindt ook dat goedje nog steeds zijn weg in Europa. Moeten ook daarvoor de grenzen dicht? In de afgelopen twee decennia hebben wij volop geprofiteerd van de openstelling van de Europese binnengrenzen. Het reizen werd veel gemakkelijker. De transportkosten van onze aankopen verminderden. De communicatie ging vlotter verlopen. Maar in de werkelijke wereld vergt een verruiming van vrijheden ook een aanpassing van het toezicht. Die is er ook gekomen, zij het met enige vertraging. Na jaren van veelal vrijblijvende afspraken werd in het afgelopen decennium grensoverschrijdende politiesamenwerking een serieuze zaak. In plaats van incidentele bezoeken aan buitenlandse korpsen in het kader van grote opsporingsonderzoeken kwam een infrastructuur waarin fulltime wordt samengewerkt
en voortdurend informatie wordt uitgewisseld. Als burger merkte je er niet veel van omdat het vooralsnog vooral de opsporing betrof. Haagse politici konden er in Brussel dan ook gemakkelijk mee instemmen omdat ze er thuis niet op werden aangesproken. Het onverwachte nee van de Nederlandse kiezers tegen de Europese grondwet bracht die politici niet tot een andere opstelling. Nadat in 2009 de gesneuvelde grondwet in de vorm van het verdrag van Lissabon werd gered, begon de Europese besluitvormingsmachinerie weer vooruit te kijken. De raad van regeringsleiders heeft nieuwe doelstellingen geformuleerd: het programma van Stockholm. Daartoe behoren een Europees bewijsverkrijgingsbevel en een Europees opsporingsbevel. Nu al kan een buitenlands openbaar ministerie op grond van de eigen wetgeving de Nederlandse politie opdragen iemand te arresteren. De bedoeling is haar ook te kunnen verplichten op die basis opsporingshandelingen te verrichten. Daarmee komt ook het eindpunt van de ingezette ontwikkeling in zicht: een Europese openbaar aanklager en een Europese opsporingsdienst. Tien jaar geleden stuitte bondskanselier Helmut Kohl met de suggestie van een Europese politie op brede weerstand, maar sluipenderwijs is zijn idee toch binnen bereik gekomen. Tijd voor een politieke discussie, zou je denken. Kan zo’n dienst een aanvulling zijn op het Nederlandse bestel? Europa heeft de rechtsbescherming in Nederland versterkt, maar doet dat met instituties die ver van burgers afstaan en
gebrekkig publiekelijk verantwoording afleggen. Als nu buitenlandse politie in Nederland optreedt, moet zij zich aan de Nederlandse wet houden en opgepakte verdachten aan de Nederlandse officier van justitie voorgeleiden. Zal een Europese FBI dat ook moeten doen, of wordt er een aparte Europese strafprocesgang gecreëerd? En Europees strafrecht? Tot nu toe was de Europese politie- en justitiesamenwerking voor politici een ambtelijke aangelegenheid, een spel zonder persoonlijke risico’s. Die tijd lijkt voorbij. De nieuwste vormen van samenwerking raken burgers in hun eigen levenssfeer. Bij alle verkregen lusten komen nu ook de lasten. De Europese verruiming van de politiële en justitiële speelruimte vergt politieke legitimatie. Wij hebben politici nodig die zich onttrekken aan de kleingeestige preoccupatie met nationale hypes en die de contouren van de gewenste Europese veiligheidszorg aangeven. Maar de reactie op het Italiaanse besluit laat zien dat het tegendeel dreigt te gebeuren. Hoe gemakkelijk is het niet de publieke opinie tegen de Brusselse bureaucratie te mobiliseren. Van de onlangs overleden korpschef Jelle Kuiper is de uitspraak dat de grens tussen een als weldaad ervaren politie en een politie die als bezettingsmacht wordt gezien, soms flinterdun is. De afgelopen jaren is vanuit Europa vooral de opsporing vergemakkelijkt. Pech voor de getroffen criminelen, maar de gewone bevolking merkte daar niet veel van. Kuipers waarschuwing betrof echter vooral het handhavende politieoptreden. En juist op dat gevoelige terrein krijgt de Europese politiesamenwerking nu handen en voeten. Zo komt de komende zomer de geautomatiseerde, grensoverschrijdende inning van verkeersboetes op gang. Hoe gaan burgers reageren die na hun vakantie een aanmaning tot betaling van een verkeersboete uit België, Duitsland of Zwitserland op de deurmat vinden, een boete die vaak fors hoger is dan een Nederlandse? Waar zijn de politici die uitleggen dat verkeersveiligheid zijn prijs heeft, ook een Europese prijs? n In Over politie becommentarieert de auteur van dienst het wel & wee van de politie
crimelink 5
NIEUWS&OPINIE
BACK CHANNELS
TEKST
PETER KLERKS
Mensenrechten zijn zelden bepalend bij het kiezen van buitenlandse bondgenoten Amerikaanse overheid gaat ervan uit dat Al Qaeda haar eigen kanalen heeft om toegang tot dergelijke technologie te krijgen. Het is de Amerikaanse regering te doen om mensen te beschermen die op vreedzame wijze werken voor de mensenrechten en aan een meer open samenleving.
H
et merendeel van de terminals, aangesloten op het geheime SIPRNet van de Amerikaanse strijdkrachten, kan niet langer gegevens schrijven naar verwisselbare media zoals usb-sticks en disks. Inlichtingenanalist soldaat Bradley Manning wordt ervan verdacht vertrouwelijke informatie te hebben gelekt door vanuit dergelijke netwerken informatie op een cd te branden en deze aan WikiLeaks door te spelen. Op enkele machines blijft het wegschrijven van data toegestaan, maar nieuw geïnstalleerde beveiligingssoftware houdt in real time alle handelingen bij, inclusief mailen en printen, en detecteert iedere poging om op clandestiene wijze gegevens te kopiëren. Iedere geautoriseerde medewerker krijgt voortaan toegang tot het netwerk door zich met een smartcard te legitimeren. Het totale berichtenverkeer over beveiligde Amerikaanse overheidsnetwerken heeft een enorme omvang. Hoewel WikiLeaks ongeveer 250.000 berichten heeft buitgemaakt, vertegenwoordigen die toch nog slechts een zeer gering deel van het totale verkeer. Het State Department alleen verspreidde tienmaal zoveel berichten over andere netwerken in dezelfde periode.
Egypte’s AIVD Mukhabarat opgeheven, gevaar blijft
Obama steunt Arabische activisten
WWW.WLCENTRAL.ORG
D
Bradley Manning in betere dagen
6 crimelink
e Amerikaanse overheid besteedt miljoenen dollars aan de ontwikkeling van technologie om pro-democratieactivisten in het Midden-Oosten en China te helpen. Het State Department gaf recentelijk informatie vrij over enkele van deze projecten. Zo werkt men aan een ‘paniekknop’ voor mobiele telefoons, waarmee demonstranten hun gegevens kunnen wissen als ze dreigen te worden gearresteerd. Ook werd onthuld dat activisten in het geheim technische training ontvangen in het gebruik van sociale media. Sinds 2008 is vijftig miljoen dollar uitgegeven aan dergelijke ‘subversieve’ projecten, waaronder het ontwikkelen van systemen om internet-blokkerende firewalls te omzeilen. Dictaturen als Egypte, Libië, Jemen, Cuba, Iran en Bahrein hebben allemaal de toegang tot het internet beperkt en in sommige gevallen zelfs tijdelijk geheel afgesloten. Ook worden activisten bespioneerd, onder meer met behulp van moderne technologieën die vaak door westerse bedrijven zoals Siemens zijn geleverd. Zo bleek de computer van een Tunesische activist die had deelgenomen aan een door de VS geleide trainingssessie verborgen key-logging software te bevatten, waardoor alles wat hij typte werd opgenomen en gerapporteerd. Ongeveer vijfduizend activisten hebben inmiddels een opleiding ontvangen die is gefinancierd door de Amerikaanse overheid, zo meldt het State Department. Men gaf toe dat de techniek bedoeld om veilig te kunnen communiceren onder repressieve omstandigheden, ook in verkeerde handen zou kunnen vallen. Drugsdealers of terroristen zouden daar misbruik van kunnen maken. Maar de
D
e Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of Mukhabarat al-’Ammah in Egypte is ontbonden na de opstand van januari en februari 2011, maar velen vrezen dat een deel van de naar schatting honderdduizend medewerkers nog altijd actief is en onrust poogt te zaaien ter ondermijning van de nieuwe regering. De geheime dienst onder leiding van generaal-majoor Omar Suleiman werd onlangs formeel opgeheven. Suleiman zelf werd op 31 januari tot vice-president van Egypte benoemd en de leiding van de dienst werd overgenomen door generaalmajoor Murad Muwafi. Op 11 februari trad Moebarak af en op 15 februari verklaarde minister van Binnenlandse Zaken Mansoer el-Essawy dat de dienst werd ontmanteld. Muwafi werd enkele weken later na de val
enige openheid over de gruwelgeschiedenis van de geheime dienst, die tientallen jaren lang dissidenten opsloot en martelde en in de jaren negentig zelfs executies zonder proces uitvoerde, is nog nauwelijks iets gebleken. Tijdens de opstand waren er vele getuigenissen van gewelddadig optreden van de geheime dienst. Toen reporter Robert Tait op 4 februari werd gearresteerd bij een wegblokkade in Caïro en naar een Mukhabarat-detentiecentrum werd overgebracht, was hij er ruim een etmaal lang (een deel van de tijd geblinddoekt) getuige van hoe arrestanten werden mishandeld met knuppels en elektrische schokken, zo meldde hij later in The Guardian. Ten tijde van het Moebarak-regime stond de geheime dienst feitelijk boven de wet. Zelfs als een rechtbank oordeelde dat de dienst zich schuldig maakte aan martelingen, bleven de aangeklaagde medewerkers buiten schot. De Mukhabarat bespioneerde iedere oppositie door een uitgebreid netwerk van informanten, controleerde de media, verstoorde politieke activiteiten, vervalste verkiezingen en intimideerde de kiezers, en bepaalde de aanstelling van alle ambtenaren van enige importantie. Begin maart bestormden honderden activisten en voormalige gevangenen Mukhabarat-kantoren in verscheidene steden, naar aanleiding van berichten op Facebook dat medewerkers er bezig waren om documenten te vernietigen. Hierbij werden onder meer documenten buitgemaakt. Activisten eisen nu een uitgebreid en openbaar onderzoek naar de activiteiten van de gehate dienst, redenerend dat het regime pas is ontbonden als ook de repressieve structuren zijn ontmanteld en blootgelegd.
Arabische lente dwingt tot herziening van Midden-Oosten-beleid
van het regime door militairen aangehouden, onder meer omdat hij verantwoordelijk zou zijn geweest voor het beschieten van demonstranten tijdens de opstand. Het gegeven dat er niet een rechter of een burger werd benoemd om een dergelijke politiek risicovolle organisatie in het gareel te brengen doet echter het ergste vrezen. Van
I
n de jaren tachtig verschafte de Libische leider kolonel Muammar Kadhafi financiële en operationele steun aan allerlei terroristische bewegingen, waaronder de IRA. President Reagan noemde hem destijds de gevaarlijkste man op aarde. In 1986 bombardeerden Amerikaanse jets
als vergelding voor een aanslag op een Berlijnse discotheek Kadhafi’s woning, waarbij zijn dochter om het leven kwam. In december 1988 verloren Amerikaanse veiligheidsdiensten verscheidene medewerkers, onder wie het plaatsvervangend hoofd van de CIA-vestiging in Beiroet, bij de aanslag op Pan Am 103 boven het Schotse Lockerbie waarbij 280 mensen om het leven kwamen. Er waren sterke en later bevestigde aanwijzingen dat de Libische geheime dienst achter deze aanslag zat. Het jaar daarop bliezen Libische geheime agenten een Frans verkeersvliegtuig boven Niger op en doodden daarbij 170 mensen. Toch knoopten CIA-topmensen vanaf 1999 nauwe banden aan met het hoofd van de Libische geheime dienst Moussa Koussa, die eindverantwoordelijk was voor de
Peter Klerks is raadsadviseur bij het ParketGeneraal van het openbaar ministerie. Hij verzorgt deze rubriek op persoonlijke titel
bondgenoten, met vooral de oliebehoefte, handelsrelaties en de vrees voor terrorisme als drijvende krachten. In Jemen bijvoorbeeld voert president Saleh sinds 1978 een corrupt schrikbewind. Om aanslagen vanuit opstandige delen van Jemen tegen te gaan werd de Amerikaanse militaire
ABD RABBO AMMAR
Lekken in Pentagon-netwerk gedicht
Moussa Koussa (rechts) met Kadhafi bij een top van de Arabische Liga
Lockerbie-aanslag en andere terreuracties. Aanleiding was de gevoelde noodzaak om samen met Kadhafi’s specialisten terroristische netwerken in Noord-Afrika te bestrijden. Bovendien beloofde de dictator in ruil voor steun zijn in aanbouw zijnde programma voor nucleaire wapens op te geven. Door WikiLeaks gelekte documenten uit 2009 maken melding van de ‘uitstekende’ relatie met de Libische geheime dienst, terwijl vrijwel tegelijk het State Department in het openbaar schande sprak van de verdwijningen en martelingen in Libië. Mensenrechten zijn zelden bepalend bij het kiezen van buitenlandse bondgenoten. De recente ontwikkelingen in Arabische landen dwingen echter tot een herziening van het buitenlands beleid. Verscheidene dictators wier regime nu wordt bedreigd zijn of waren tot voor kort gewaardeerde
steun aan Saleh’s regime vorig jaar verdubbeld tot 250 miljoen dollar. Soortgelijke dubieuze Amerikaanse bondgenoten zijn Saoedi-Arabië, Kazachstan, Oezbekistan en Ethiopië. Duitsland, Frankrijk en Italië hebben zakelijke en politieke belangen in onder meer Libië, terwijl Rusland in Syrië al veertig jaar havenfaciliteiten huurt en op het punt staat raketten aan het Syrische leger te verkopen. Waar actualiteitenrubrieken echter avond aan avond leunstoelgeneraals de militaire situatie in roerige landen uiteen laten zetten, zijn overzichten van economische belangen en meer heimelijke politieke relaties met dergelijke landen moeilijk te achterhalen. n
Back Channels verschaft informatie over de mistige wereld van internationale veiligheids- en inlichtingendiensten
crimelink 7
NIEUWS&OPINIE
PAU L P O N S A E R S
LET WEL, EEN OPMERKELIJKE UITSPRAAK
Afgemeten wetenschap Paul Ponsaers is professor strafrecht en criminologie aan de Universiteit Gent
H
et begon allemaal met de centen, of beter het gebrek eraan. Zo gaat dat dikwijls. Voor een stuk ging het ook over de groeiende concurrentie tussen universiteiten en faculteiten binnen diezelfde universiteiten. Resultaat was dat de overheid in Vlaanderen begon aan te dringen op ‘objectiveerbare sleutels’ om de financiering van het universitaire onderwijs op te baseren. Stilaan sijpelde de overtuiging binnen dat de beste basis hiervoor de zogenaamde output-financiering zou zijn. Hoe meer diploma’s, hoe beter; hoe meer doctorale proefschriften, nog beter; en vooral... hoe meer publicaties, helemaal het best. Kortom: het tijdperk van het meten en tellen van de wetenschap deed zijn intrede, sterker dan ooit voorheen. Vooral het ‘publicaties tellen’ (bibliometrie) stelde wel nogal wat problemen. Want wat is immers een wetenschappelijke publicatie? Iedereen begroette de A1-publicatiecultuur die gegroeid was met de opkomst van de Web of Science, waarin de Engelstalige toonaangevende tijdschriften figureerden, aangejaagd door rankings, citatie-indexen en rejectie-graden. Maar wat met de Nederlandstalige en andere output? Enkele jaren geleden werd een verdienstelijke poging ondernomen door de commissie-Verbeke om een ranking op te stellen van Nederlandstalige tijdschriften en uitgeverijen op het gebied van rechtswetenschappen en criminologie. Uiteindelijk sneuvelde het initiatief op het veto van de Vlaamse rechtsfaculteiten. Het aantal kwaliteitsvolle publicatiekanalen die de commissie weerhield was immers dermate beperkt dat niemand wist hoe hiermee aan de slag te gaan in een concurrentieel wetenschappelijk landschap. Recent heeft de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) een zogeheten Gezag-
8 crimelink
hebbend Panel ingesteld om voor alle wetenschappelijke disciplines de oefening over te doen. Na een indrukwekkende inspanning zijn de leden van dit panel tot een lijst van tijdschriften gekomen die aan de ondergrenscriteria beantwoorden. Essentieel hierbij is de beoordeling in een aantoonbaar peer review-proces door wetenschappers die expert zijn in de betrokken (deel)discipline(s). Deze lijst werd onlangs bekend gemaakt (http://www. ecoom.be). Maar er is meer. Het noodlot wilde immers dat er eveneens een lijst van uitgevers moest worden samengesteld. Hier was men nog niet zo snel mee klaar. Om mijn verhaal niet te rekken en wat kort door de bocht: er werd een ‘voorlopige lijst’ goedgekeurd, met name een lijst van Noorse herkomst ‘die werken met peer review-uitgaven’. Het ligt in de intentie om deze lijst in de toekomst nader te verbreden. Die lijst werd dan maar zonder enige slag of stoot integraal aangenomen, en daar, wel daar wringt een hele reeks van schoentjes... Op die lijst figureren immers nogal wat erg vreemde uitgeverijen. Neem nu bijvoorbeeld de vermaarde wetenschappelijke uitgeverij Motilal Banarsidass. Uiteraard niet in hun afdelingen Jokebooks, Giftbooks, Love en dergelijke. Nee, enkel het streng academische fonds met isbn-herkenning komt in aanmerking. Eens kijken in welk gezelschap je dan komt: Seventeen Examples of Predictive Insights door Bepin Behari: ‘Astrological Biographies shows that the life of every individual is guided by the same set of stellar impulses and everyone, however eminent he may be has to bear his own cross.’ Ook een mooie: Astrology and the Hoax of Scientific Temper door Gayatri Devi Vasudev: ‘This book is an inspired collection of writings that expose the fraud of “Scientific temper” in its attacks on Astrology…’ Maar misschien voelt u zich toch niet helemaal thuis in deze omgeving, en publiceert u liever bij een echte University Press, bijvoorbeeld Syracuse University Press. Eens kijken: Moonfixer. The Basketball Journey of Earl Lloyd door Earl Lloyd en Sean Kirst. ‘A compelling read capable of both shaking you up and reaffirming your
love of what [Lloyd] calls a game where the ball knows no prejudice; everybody touches it, and everybody touches each other.’ Hier zijn we bij het zwaardere wetenschappelijke werk aangekomen. Of wat te denken van Monumental New York! A Guide to 30 Iconic Memorials in Upstate New York van de vermaarde wetenschapper Chuck D’Imperio, ‘a longtime, award-winning radio broadcaster at Central New York Radio Group’s station WDOS in Oneonta’. Reisgidsen doen het ook goed. Ook het prestigieuze (en ook door de strenge Noren uitverkoren) Yale University Press is sterk in dit genre, of wat dacht je van de City Guide Newcastle and Gateshead door Grace McCombie. Keuze zat op dat vlak bij Yale. Baseballsporters blijven het ook goed doen, kijk maar naar de bibliografie van Joe Dimagio of Hank Greenberg, ‘the hero who didn’t want to be one’. De oorlog, ook altijd goed: Twelve Turning Points of the Second World War. Maar waar echt wetenschappelijk in te scoren valt, is toch in Health and Wellness. Absoluut wetenschappelijk zwaargewicht: Reclaiming Our Health. A Guide to African American Wellness. De auteur, Michelle A. Gourdine, ‘is CEO and principal consultant, Michelle Gourdine and Associates, a health policy consulting firm’. Kortom: op de ganse prestigieuze Noorse lijst is geen enkele Vlaamse of Nederlandse uitgeverij te bespeuren, wat hebben die overigens verstand van wetenschappelijk uitgeven? Of beter: tot welk soort van tunnelblindheid het afmeten van wetenschap leiden kan. Zullen we maar rustig verder publiceren daar waar we hopen dat wetenschap kan gedijen op een volwassen manier, en hopelijk ook nog enige maatschappelijke relevantie kan hebben, alle rankinglijsten ten spijt? Desnoods moeten de Vlaamse criminologen maar emigreren naar Nederland. Hoewel? Ik vrees dat ook daar de rankingkoorts stijgt. n
Binnen zes uur uit en thuis Zwaardere straffen, minder taakstraffen en een lik-opstukbeleid. Ons huidige kabinet is niet van de zachte aanpak. Van zwaardere straffen en minder taakstraffen zie ik het nut niet in. Lik-op-stuk kan soms wel nuttig zijn. Vooral bij jeugdigen. Dat verkleint de kans dat zij opnieuw een strafbaar feit plegen.
I
n de praktijk komt het vaak voor dat verdachten pas na een groot aantal maanden voor moeten komen. De pilot ZSM kan hiervoor een oplossing bieden. ZSM staat voor ‘zo simpel/snel/slim/ samen als mogelijk’. Het gaat om een lik-op-stuk-afdoening in eenvoudige strafzaken, zoals winkeldiefstal, vernieling, belediging of bedreiging. Bij ZSM wordt de verdachte niet in verzekering gesteld en is hij dus binnen zes uur uit en thuis. Op het politiebureau wordt door het openbaar ministerie aan de verdachte een taakstraf of geldboete aangeboden of wordt er besloten tot een (voorwaardelijk) sepot. Indien een straf wordt aangeboden, wordt deze – na acceptatie door de verdachte – direct ten uitvoer gelegd. Een sepot kan passend zijn als er bij de verdachte sprake is van een dominante psychische of financiële problematiek. Hulpverlening heeft dan meer zin dan strafrechtelijke vervolging. Oftewel, zoals de Utrechtse plaatsvervangend hoofdofficier van justitie het bij de opening van de ZSM-pilot zei: ‘Het strafrecht is geen EHBO, maar dient selectief te worden ingezet.’ Wel is het mijns inziens van belang dat bij de
TEKST
CLAUDIA VAN OORT
Claudia van Oort is strafadvocaat in Rotterdam
W’s het antwoord op de vraag hoe het proces van desistance nog vormgegeven kan worden. De drie W’s staan voor wonen, werken, wijf. Wonen, werken en een wijf zijn de drie meest belangrijke dingen voor ex-gevangenen en ex-tbs’ers. Het vinden van een woning en werk kan onderdeel zijn van penitentiaire programma’s en resocialisatietrajecten. Maar een relatie krijgen als je in de gevangenis of tbs-kliniek zit is nog niet zo makkelijk. Gevangenen en tbs’ers kunnen via belangenorganisatie Bonjo een contactadvertentie plaatsen. Voor de belangstellenden onder u: reageren kan via www.bonjo.nl. En als een liefdesrelatie u te ver gaat: er zijn ook diverse organisaties waar u zich als vrijwilliger aan kunt melden voor gewoon contact met een gevangene of tbs’er. Kijkt u bijvoorbeeld eens op de site van Gevangenenzorg Nederland: www. gevangenenzorg.nl.
‘Help, ik sta buiten!’ ZSM-zitting altijd een advocaat aanwezig is. Verdachten hebben direct na aanhouding recht op bijstand door een advocaat, maar doen hiervan nog te vaak afstand. Dit mede onder invloed van het ontmoedigingsbeleid van justitie. ‘Als we op een advocaat moeten wachten duurt het allemaal alleen maar langer’ of ‘je moet een gekozen advocaat zelf betalen’, wordt er dan gezegd.
Contactadvertentie Bij eenvoudige strafzaken kan desistance – het proces van afbouw en stoppen met criminaliteit – bijvoorbeeld bereikt worden met een lik-op-stukbeleid als ZSM. Bij de zwaardere strafzaken moeten we het eerder hebben van een (deels) voorwaardelijke (gevangenis)straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact. De reclassering kan dan met de verdachte een plan van aanpak maken om herhaling in de toekomst te voorkomen. En dan zijn er nog de strafzaken die – althans volgens de strafrechters – niet kunnen worden afgedaan met een voorwaardelijke straf. Als er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of tbs wordt opgelegd, zijn de drie
Een tbs’er lijkt tegenwoordig makkelijker in de longstay terecht te komen dan in een resocialisatietraject. En een gedetineerde komt pas voor een penitentiair programma in aanmerking als hij ‘geschikt en gemotiveerd’ is. En hoe zit het met een draaideurcrimineel? ‘Die heeft de kans op een voorwaardelijke straf of een penitentiair programma verspeeld’, aldus menig strafrechter en selectiefunctionaris. Consequentie: een draaideurcrimineel bezit bij ontslag uit de gevangenis alleen een openbaar-vervoerkaartje en een vuilniszak met kleding. De drie W’s is hij vaak al lang geleden verloren. Misschien zijn eigen schuld. Maar wiens schuld het ook is, het is toch niet alleen een individueel belang dat een draaideurcrimineel de kans krijgt om te proberen zijn criminele carrière af te bouwen? De inzet van hulpverlening is echt niet duurder dan om de haverklap overnachten in het huis van bewaring. Er zijn genoeg draaideurcriminelen die wel willen stoppen, maar niet weten hoe. De eerste keer dat ik gebeld werd door een draaideurcliënt met de mededeling ‘Help, ik sta buiten!’ moest ik er nog om lachen. Het is echter duidelijk dat hier niets te lachen valt. n
crimelink 9
TEKST
LET’S GO GONZO (5)
De paradox van het populisme
E
mee aan het en aantal maanden geleden werkte ik nding heette televisieprogramma Brandpunt. De uitze e interelijk Binnen zonder kloppen en ging over sted maten. en ten in alle soor ventieteams. Interventieteams zijn er Politie en van. d beel een voor De bestrijding van hennepteelt is er ties, nisa orga re ande met openbaar ministerie trekken hierbij op jven edri gieb ener en es orati meestal gemeenten, woningbouwcorp aan ook denk r Maa len. ante ontm te om illegale hennepkwekerijen everb de veiligheid moeten de Rotterdamse interventieteams die igd kond omgeving. Onaange teren in de dagelijkse woon- en werk lemen om vervolgens werk prob met s oner bew komen ze langs bij van de kinderen met hen en inkomen, gezondheid en de scholing de naam die hierbij het meest te bespreken. ‘Achter de voordeur ’ is term gaat echter meer schuil tot de verbeelding spreekt. Achter de en betreden van de woning pen dan alleen het over de drempel stap te kunnen maken, werken chil vers van burgers. Om daadwerkelijk ordelijkheden en doelstelorganisaties met verschillende verantwo op papier eenvoudiger dan in lingen juist met elkaar samen. Dat is hennepteelt zelden routinemade praktijk. Zo blijkt de aanpak van pen, maar eerder losjes en tig, structureel en georganiseerd te verlo zelforganiserend.
ut en 37 seconden over. Mijn In de uitzending bleef daarvan 1 minu ing dat Nederland veiliger is bijdrage beperkte zich tot de constater tekent de houding van de dan politici ons dagelijks vertellen. Stilte d. Hoewel de daling ghei veili overheid tegenover de toegenomen en de kunst van de ten delic alle van criminaliteit niet opgaat voor t, kan wel degelijk worden statistiek veel misleidende kanten heef pas loopt met de buurlangesteld dat Nederland hiermee in de nding moeilijk schokkend den. Hoewel mijn aandeel in de uitze er reactie. De andere dag kon worden genoemd, bleef ze niet zond tientallen boze mails aan. opende ik mijn mailbox en trof daarin was een schande. Ik had me Woedend waren de briefschrijvers. Het e journalistiek. De heer links de voor het karretje laten spannen van n luisteren naar de zitte had g azin Burgstra schreef dat hij met verb ever van Brandpunt. ‘Ga uw antwoorden die ik gaf aan de verslagg ander vak’, luidde zijn advies. huiswerk eens goed doen of kies een stoppen met mijn ‘theoretiOok de heer Okker raadde me aan te doen. Zijn tip: ‘Ga toch een sche praatjes’ en ‘wat nuttigs’ te gaan en ze nog sterke kerels tekort vak leren, ga werken. In de zorg kom uit bed te tillen.’ om zieke mensen te wassen en in en
te halen. Ik neem iedereen Ik schrijf dit stuk niet om mijn gelijk isie-uitzending mijn mailtelev een van g serieus die naar aanleidin en tuss s actie inter de over ik k spra olgens afreageert. Gekte en Met Aart Zeeman van Brandpunt adres opzoekt en zijn frustraties verv skeni bete we nieu de en ng havi hand dicht bij elkaar. De filosoof al die partijen in de integrale genialiteit liggen niet zelden gevaarlijk orbijvo ren acto de eren pret inter Hoe voorbeeld van. Over zijn geving die daaruit ontstaat. Friedrich Nietzsche was daar een fraai en ze kenn ng bela Welk n? rake afsp ele rondte. Zo zou hij zulke verbeeld de gemaakte form gekte gaan verschillende verhalen de over het feit en zorg mijn uitte Ik van? daar ng hij wel gek moest worden. toe aan de handhavi schrikkelijke ideeën hebben gehad dat zich verregaand es orati corp ouw ingb won uiting is van ressentiment en een jven dat energiebedri Een van die ideeën was dat frustratie elfsprekend is er wel Vanz em. oble dspr ghei het leven. In Zur Genealoveili door het en met bemoeien van mensen die onderdrukt word it draa ess busin core of iteit neiging hebben ons af te zeteen indirecte relatie, maar hun kernactiv gie der Moral stelt Nietzsche dat we de verzo , jaren le enke s sind leidt of een anders zijn. De oorzaak in strikte zin niet om veiligheid. Dit ten tegen een, wat hij noemt, buiten dat n, inge epal odsb verb en gevan ereld. Dus niet bij jezelf, maar telde ik, tot een nieuw gebied van onze onmacht ligt in die buitenw veel er dat is an hiera d allen Opv en. maar ook je buurman of je quasi-strafrecht kunt noem bij een ander. Die ander kan je baas zijn, dan in het eld gest en word g rmin sche tsbe rech Scheler werkte dit in het minder eisen aan de iemand aan de Vrije Universiteit. Max e paradox aan rdig waa merk de ik e steld slot Tot in Das Ressentiment im t. uit klassieke strafrech begin van de twintigste eeuw verder Grof gezegd ndt. bevi el ente mom zich d ressentiment door het erlan taat Ned onts ler de orde waarin Aufbau der Moralen. Volgens Sche s 2001 daalt, maar dat sind teit inali crim gen die normaal de egin dat bew neer oeds erop gem komt die onderdrukken van bepaalde rminderd hoog blijft. onve er burg de van onmacht of el van el gevo gevo een eids over iligh het t het onve zijn voor de mens. Hij heef uur. Het interview duurde ongeveer een
10 crimelink
t vinden. Het gaat daarbij om heimelijke wrok die een uitweg moe boosheid, jaloezie en zo verder. nst, afgu gevoelens van wraak, haat, je baas of het schrijven van Het opsteken van je middelvinger naar ocent kan dan voldoende zijn een boze mail naar een criminologied te verminderen. om je emoties te uiten en je boosheid
MARC SCHUILENBURG
g voor de moord op Pim celstraf die Volkert van der Graaf kree Fortuyn in 2003 ‘veel te laag’.
om het populisme als een beNu heeft het volgens mij weinig zin Daarvoor is het te productief. dreiging voor de democratie te zien. onderwerpen die daarvoor Het leidt tot een democratisering van zoals de discussies over het iek, weinig aandacht kregen in de polit ngen koesteren naar verla diep een we dat van de meest opvallende im Een gehe pa. geen Euro Nu is het immigratiebeleid, milieu en hebidee het niet r maa ct, de enigszins onverenigbare succes, aanzien, erkenning en zelfrespe aspecten van het populisme is echter men geno en word te us serie of kenmerkt het populisme ben voor vol te worden aangezien boodschappen die het verkondigt. Zo ’. ‘elite de van ld schu de stal mee r de overheid en het politieke door de buitenwereld. Dat is zich door een vijandigheid tegenove e politici links , iers) (graa iers bank ers), ewon wikkeld door voortdurend Bestuurders (ivoren-torenb bedrijf. Deze maken de zaken extra inge arders), elsta (nav el gord hten grac e ams terd gen en zaken te gedogen (wereldvreemden), Ams nuances en uitzonderingen aan te bren ingenomen): (voor ters rech en ) erden rgele kame wel het populisme tegen de (huis Hoe wetenschappers waar handhaving op haar plaats is. van het leven en niets n wete en ’ ‘elite die r ze het politieke bedrijf wel onde en aal hebb zij vallen allem vertegenwoordigende politiek is, van leerd geïso n leve Ze er. Daarvoor moeten comprode problemen van de gemiddelde burg nodig om hun ideeën door te voeren. ten moe we hoe wel en rtuss partijen, zoals de PVV heeft de gewone man, maar vertellen onde missen worden gesloten met andere lispopu rin waa f kloo deze is Het CDA en de VVD. Een andere leven en wat we moeten doen. gedaan in het gedoogakkoord met het om nut onbe eid genh gele geen laten e spreekt uit naam van tische partijen springen. Die opvallende paradox is dat het populism land. het in n leme prob de voor en stell te pen daarvan uitsluit. Anders de elite verantwoordelijk het volk en tegelijkertijd allerlei groe kneming wraa je kans de ook dan je t geef ij het volk, maar zondert ook Stemmen op zo’n part gezegd, het handelt naar de wil van even enkele schr ’, mer -stem PVV moslims eruit. een ben ‘Ik en. eventjes uit te voer epen van dat volk uit. Eerst gaan de toe te voegen: ‘zoals u bevolkingsgro aan daar orieën volgen. Om en. categ dent we spon nieu n corre zulle van mijn boze Daarna de criminelen. En weldra ken, kunnen er steeds meer wel zult begrijpen.’ Door in termen van categorieën te spre biologisch, religieus, etnisch criteria worden geformuleerd (sociaal, de ik en ter Cals Van ick Patr ga sen worden gegroepeerd en Op dit moment leggen mijn colle en zo verder) op grond waarvan men n geve rin Daa ij. happ aatsc derm mean De laatste hand aan het boekje van elkaar gescheiden. dsbeleid en beschrijven we we een analyse van tien jaar veilighei en gedefinieerd vanuit het land, dan is dat het spook van hoe vanaf 9/11 allerlei gebieden word Kortom, waart er een spook door ons op steeds ruimere ook n gele aatre dsm ghei aags aan. Daarin schuilt veili en alled d begrip veilighei het populisme. Populisme raakt iets de hand van het beeld aan we doen Dit rd. populisme het alledaagse evoe het uitg dat en schaal word ook zijn aantrekkingskracht. Juist binde aan rbij waa r rivie agenda zet, roept vragen op van een meander. Dat is een lus in een zo zichtbaar maakt en op de politieke het nt enka buit de aan en mt democratie. Moet de polinenkant het water het traagst stroo naar het karakter van de hedendaagse s steed e oont gew de r rivie een t r die burger om vraagt? Is snelst. Door dit mechanisme heef ticus de burger de veiligheid geven waa t, is geer intri bij daar ons die en vrag de er niet per definitie een van groter te worden. Een van de verhouding tussen politiek en volk tegenstelIn n. orde gew is lair popu zo 9/11 elijke vragen in de criminohoe het populisme na afstand en verschil? Nu hebben derg laten we boos? er burg de is rom Waa in em Ross is vanuit een beleidsmatige ling tot Maarten van logie nooit grote betekenis gehad. Dat ijen van Geert part de met llen enva sam r loute it wetenschappelijk oogniet vanu het populisme nadruk deels te verklaren, maar is enten hoeven niet mom che listis Popu reductionistische manier onk. sterk Verd een Rita Wilders en punt teleurstellend. Het leidt tot gt drin door n ndie Bove ijen. heid en de uitoefening van gepaard te gaan met populistische part van kijken naar de dagelijkse werkelijk goed even kt maa s Link . trum dat politiek draaide om een het populisme het hele politieke spec het veiligheidsbeleid. Dachten we lang e steld Zo ts. rech als ën idee en n dele g van de samenleving, blijkt gebruik van populistische mid weloverwogen en rationele inrichtin willen ‘niet die nen okka Mar om voor A en verzamelen van opgekropte Hans Spekman van de Pvd het steeds meer te gaan om het uiten Je sen’. men n eige hun van ogen de voor deugen, te vernederen emoties en frustraties. roze tutu door de straat laten moet ze bij wijze van spreken in een ken komt van het CDA, Maxime Verhaanalyse van 10 jaar veiligheidsden lopen. De toenmalige fractievoorzitter De meandermaatschappij: Een A. ir vers Sam te uitge dach ische ever Jurid rism op 9 september 2011 uit bij Boom gen, deed in 2005 de vrijspraak van terro cceptabel’ en ‘onbegrijpelijk’ ‘ona als af hof chts gere gse Haa het door de sectie criminologie van de Vrije Marc Schuilenburg doceert aan wetgeving te komen om de we nieu l en met voor ant pass en e steld en website is www.marcschuilenburg.n Universiteit te Amsterdam. Zijn De VVD’er Johan Remkes, vu.nl urg@ ilenb schu verdachte wel te kunnen veroordelen. m.b. zijn e-mailadres n, vond de achttien jaar destijds minister van Binnenlandse Zake
crimelink 11
ONDERZOEK
Stoppen met misdaad WAAROM, WANNEER EN VOOR WIE?
Kunnen wij de factoren vinden die mensen ertoe aanzetten om te stoppen met crimineel gedrag? Er wordt veel onderzoek naar gedaan, maar eensluidende conclusies zijn nog schaars. ARJAN A.J. BLOKLAND ILLUSTRATIE MILO TEKST
V
an trapgoochem tot topcrimineel, zo vatte een recensent van NRC Handelsblad de inhoud van een zojuist verschenen boek over de jonge jaren van Willem Holleeder samen. Het boek, geschreven door Auke Kok, verhaalt over de jonge Wimpie die uitgroeit van een streetwise kid uit een Amsterdamse volksbuurt tot de kingpin van de Nederlandse onderwereld. Het boek past in een heel rijtje boeken van criminele ‘succes’-verhalen dat de afgelopen jaren in Nederland en in het buitenland verscheen. Je telt als crimineel nauwelijks nog mee als er geen boek over je is geschreven. De beste boeken in dit genre geven een aardige inkijk in de eigenschappen, omstandigheden en toevalligheden die ertoe kunnen leiden dat iemand in het criminele milieu carrière maakt. Ongeacht de kwaliteit van sommige boeken zorgt de gekozen insteek er echter voor dat het beeld dat door dergelijke boeken wordt geschetst op twee manieren beperkt is.
Stoppen met roken Ten eerste beschrijven deze boeken de criminele levenswandel van spraakmakende gevallen: criminele kopstukken, maffiabazen en seriemoordenaars. Niet iedere krantenjongen schopt het tot miljonair en niet ieder Amsterdams straatschoffie groeit uit tot topcrimineel. Het tegendeel is het geval: hoewel veel jongeren wel eens over de schreef gaan, stoppen veruit de meesten met het plegen van delicten naarmate ze ouder worden. Veel van het huidige ‘scootertuig’ loopt over een paar jaar gewoon met vrouw en kind over de meubelboulevard. Ten tweede bieden dergelijke verhalen vooral inzicht in de manier waarop mensen in de criminaliteit verzeild raken en
niet in de omstandigheden die ertoe bijdragen dat ze hun criminele leventje achter zich laten. Stoppen met criminaliteit is niet simpelweg het spiegelbeeld van beginnen met criminaliteit. Vergelijk het met roken. De meeste jongeren beginnen met roken om erbij te horen, zich af te zetten of om zich volwassen te voelen, maar niet omdat ze roken lekker vinden. Eenmaal volwassen roken mensen verder, omdat ze graag iets in hun vingers hebben, het gevoel hebben niet meer zonder te kunnen of omdat ze bang zijn om aan te komen als ze zouden stoppen. Als ze uiteindelijk besluiten te stoppen is dat vaak om weer andere redenen: omdat hun partner het vies vindt, ze niet meer binnen mogen roken vanwege de kinderen of op aandringen van de dokter. Op dezelfde manier levert kennis over waarom mensen beginnen met criminaliteit, niet noodzakelijkerwijs belangrijke inzichten op in waarom mensen stoppen met hun criminele carrière.
Opsluitingseffect Waarom is inzicht in de factoren die bijdragen aan het stoppen met crimineel gedrag belangrijk? Omdat die kennis op verschillende manieren kan bijdragen aan het bestrijden van crimineel gedrag. Voor criminologen geldt dat kennis over de ‘natuurlijke’ processen die ervoor zorgen dat criminelen een punt zetten achter hun criminele carrière, gebruikt kan worden bij het ontwerpen van sancties die van overheidswege worden opgelegd om recidive te voorkomen. Sancties die natuurlijke processen het best nabootsen, of sancties die deze processen weten te versnellen, zullen het meest succesvol zijn in het bestrijden van criminaliteit. Andersom lopen sancties die deze processen verstoren of onmogelijk maken een groot risico contraproductief te zijn en crimineel gedrag eerder te bewerkstelligen dan te voorkomen. Verder kan kennis over stoppen met crimineel gedrag gebruikt worden bij het ontwerpen van risicotaxatie-instrumenten; vragenlijsten bedoeld om inzicht te geven in de kans op herhaald crimineel gedrag. De lengte van iemands strafblad speelt hierbij een rol, maar ook leeftijd en de omstandigheden waaronder dit strafblad is opgebouwd: de vooruitzichten van een dader die inmiddels is afgekickt van een drugsverslaving zijn rooskleuriger dan enkel zijn strafblad doet vermoeden. Tot slot kan kennis over stoppen met crimineel gedrag gebruikt worden om voorspellingen te formuleren ten aanzien van het verwachte opsluitingseffect van langdurige vrijheidsstraffen. Hoe sterker de signalen zijn dat de dader in kwestie bezig is te stoppen met zijn of haar criminele gedrag, hoe lager het verwachte rendement is van een lange vrijheidsstraf.
Veel van het huidige ‘scootertuig’ loopt over een paar jaar gewoon met vrouw en kind over de meubelboulevard 12 crimelink
Dagje ouder Verschillende criminologen proberen te verklaren waarom daders stoppen met hun criminele gedrag. Sommigen zoeken het vooral in de persoon van de dader, anderen met name in zijn omgeving. Elk jaar komen, niet alleen in Nederland maar ook elders in de wereld, verhoudingsgewijs meer jongeren dan ouderen in aanraking met justitie. Op basis van deze gegevens verdedigen Michael Gottfredson en Travis Hirschi de opvatting dat crimineel gedrag voor iedereen piekt tijdens de adolescentie en vervolgens afneemt met het ouder worden. Kinderen verschillen in karakter en het gezin waarin ze worden opgevoed en daarom zal de ene dader zich meer schuldig maken aan crimineel gedrag dan de andere dader, maar uiteindelijk nemen volwassen daders allemaal gas terug. Stoppen met crimineel gedrag wordt door Gottfredson en Hirschi toegeschreven aan ‘het ouder worden’ van het individu, zonder dat ze hierbij aangeven wat ze precies onder dit ouder worden verstaan. Dat oudere daders het rustiger aan gaan doen wordt volgens hen in ieder geval niet veroorzaakt door invloeden van buitenaf: dat oudere daders steeds vaker met hun vriendin een filmpje kijken op de bank in plaats van doorzakken met vrienden in de kroeg, is volgens Gottfredson en Hirschi juist het gevolg van het gegeven dat daders ‘rustig worden’ en niet de oorzaak. Deze opvatting over stoppen met crimineel gedrag biedt beleidsmakers dan ook weinig handvatten.
Preventie als sleutelwoord Studies die dezelfde personen over langere tijd volgen laten echter veel meer variatie zien in de ontwikkeling van crimineel gedrag dan Gottfredson en Hirschi beweren. Sommige daders blijven veel langer crimineel actief dan andere, terwijl weer andere daders hun criminele carrière pas starten als ze al lang en breed volwassen zijn. In een poging deze verschillende patronen te verklaren stelt ontwikkelingspsychologe Terrie Moffitt dat er sprake is van meerdere typen daders, die elk hun eigen verklaring nodig hebben. Een klein deel van de daders raakt, volgens Moffitt, al heel jong dermate ontspoord dat van stoppen met criminaliteit op latere leeftijd helemaal geen sprake meer is. Onder deze groep vallen toekomstige topcriminelen, maar bijvoorbeeld ook notoire veelplegers. Preventie is volgens Moffitt voor deze groep het sleutelwoord. Eenmaal volwassen is gedragsverandering dermate onwaarschijnlijk dat langdurige opsluiting de enige remedie lijkt. De Nederlandse aanpak van ‘harde kern’-jongeren en het recentere veelplegersbeleid zijn in belangrijke mate geënt op de opvattingen van Moffitt.
Woning, werk en wijf Verreweg de meeste delinquente jongeren stoppen echter met het plegen van delicten als ze volwassen worden. Volgens Moffitt komt dit doordat deze jongeren met het ouder worden steeds meer ingekapseld raken in de reguliere maatschappij. Ze krijgen een baan, een vriendin en een hypotheek; stuk voor stuk zaken die ze niet op het spel willen zetten door zich nog langer crimineel te gedragen. Moffitt draait de redenering van Gottfredson en Hirschi dus om: niet ‘rustig worden’ zorgt voor >
Daders kunnen tijdelijk hun criminele gedrag stoppen, maar wat echt belangrijk is, is dat ze zichzelf gaan zien als ‘niet-dader’ crimelink 13
R E P O R TAG E O P C U R S U S B I J E E N VO O R M A L I G H O O L I G A N I N B R A D F O R D
de drang naar huisje, boompje, beestje, maar het hebben van een huisje, boompje of beestje maakt dat je rustig wordt en stopt met criminaliteit. Ook John Laub en Robert Sampson benadrukken dat dergelijke belangrijke levensloopgebeurtenissen de kans op het stoppen met crimineel gedrag aanzienlijk vergroten. Zij gaan daarbij nog en stapje verder dan Moffitt en stellen dat dit voor alle daders geldt, ook al hebben ze nog zo’n lange criminele carrière achter de rug: ‘Soms maken slechte mensen de goede dingen mee.’ Als dergelijke levensloopgebeurtenissen de criminele carrière daadwerkelijk kunnen beïnvloeden, dan is dit belangrijk voor de aanpak van recidive. Niet voor niets beklemtoont de reclassering al jaren het belang van de drie W’s (woning, werk en wijf) bij het op het rechte pad houden van ex-gedetineerden. Gevangenisstraf lijkt daarentegen succes op het gebied van de drie W’s juist in de weg te staan: na een gevangenisstraf zijn daders vaak hun baan, woning of partner kwijt.
Geen placebo Een belangrijke reden voor het voortduren van de discussie rond het stoppen met crimineel gedrag is van onderzoekstechnische aard: we weten niet wat een dader gedaan zou hebben als hij geen werk had gevonden of niet getrouwd was. Was hij dan niet evengoed gestopt met crimineel gedrag? Of was zijn criminele carrière dan heel anders verlopen? Om de werking van een nieuw medicijn vast te stellen maken medici gebruik van gecontroleerde experimenten, waarbij personen toevallig worden ingedeeld in een experimentele en een controlegroep. De experimentele groep krijgt het nieuwe medicijn en de controlegroep een placebo. Wanneer er na verloop van tijd gezondheidsverschillen optreden tussen de experimentele en de controlegroep, dan zijn deze verschillen toe te schrijven aan het nieuwe medicijn. Om het effect van belangrijke levensloopgebeurtenissen op het stoppen met criminaliteit vast te stellen is een dergelijk experiment vaak niet haalbaar. We kunnen niet door het gooien van een dobbelsteen bepalen wie er gaat trouwen en wie niet. Het blijft daardoor lastig te bepalen of de gevonden ‘effecten’ van levensloopgebeurtenissen niet ook deels het gevolg zijn van al bestaande verschillen tussen daders, bijvoorbeeld tussen daders die wel trouwen en daders die dit niet doen. Bovendien vinden onderzoeken op levensgebieden die wel experimenten toestaan, zoals werk, soms wel maar vaak ook geen effecten. Niet alle daders die een baan vinden of een relatie krijgen stoppen met hun criminele gedrag. Dit lijkt mede het gevolg van de kwaliteit van de baan of de relatie: een slecht betaald baantje zonder toekomstperspectief motiveert daders nauwelijks hun gedrag te veranderen. Er moet met andere woorden wel wat op het spel staan.
‘Niet-dader’ Sommige criminologen benadrukken verder dat niet ‘stoppen met criminaliteit’ op zich, maar juist ‘gestopt blijven’ belangrijk is. Veel mensen die proberen te stoppen met roken vallen na een aantal weken weer terug in hun oude rookgedrag. Hoewel ze wellicht graag willen stoppen lukt het ze niet zichzelf te gaan zien als niet-roker, waardoor ze toch altijd weer tussen de rokers eindigen. Gestopt blijven met roken wordt dan haast een onmogelijke opgave. Shadd Maruna en David Farrall benaderen stoppen met criminaliteit op een soortgelijke manier: daders kunnen tijdelijk hun criminele gedrag stoppen of sterk minderen, maar wat echt belangrijk is, is dat ze zichzelf gaan zien als ‘niet-dader’. Pas wanneer ex-daders anders naar zichzelf leren kijken, lukt het hun om crimineel gedrag voorgoed af te zweren. Volgens Maruna kan een belangrijke levensloopgebeurtenis pas leiden tot blijvende gedragsverandering wanneer die gebeurtenis gepaard gaat met een verandering in het verhaal dat een dader over zichzelf vertelt. Daders enkel aan een huis of baan helpen is daarom niet genoeg. Interventies zouden daders ook moeten helpen zichzelf als het ware opnieuw uit te vinden en zichzelf als niet-dader te gaan zien. Gebeurt dit niet dan blijft het gevaar voor terugval groot, wat het bestaande criminele zelfbeeld alleen maar bevestigt.
Familie, baas, partner Meer kennis over de processen die ervoor zorgen dat daders stoppen met crimineel gedrag is nodig om beter te kunnen ingrijpen wanneer het dreigt fout te gaan. Zonder die kennis bestaat het gevaar dat, ondanks de beste bedoelingen, interventies meer kwaad doen dan goed. Een grote groep daders stopt zonder professionele hulp. Zij hebben het geluk dat ze kunnen rekenen op de steun van familie, het vertrouwen van een werkgever of de liefde van een partner. Het lukt ze om hun ‘oude zelf’ een plaats te geven en zichzelf te gaan zien en te gaan gedragen als niet-dader. Willen we inzicht verwerven in stoppen met crimineel gedrag, dan zullen criminologen hun oor niet alleen te luisteren moeten leggen bij ex-daders, maar ook bij hun sociale omgeving. Er worden misschien geen boeken over hen geschreven, maar degenen die het niet schopten tot topcrimineel, zijn uiteindelijk toch het meest succesvol van n allemaal. Arjan J.A.Blokland is senior-onderzoeker bij het Nederlands Studie Centrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, Amsterdam, en bijzonder hoogleraar criminology and criminal justice aan de Universiteit Leiden
Degenen die het niet schopten tot topcrimineel, zijn uiteindelijk toch het meest succesvol van allemaal 14 crimelink
Hoe bestrijd je extreem-rechts? Rabiaat-rechtse jongeren lijken geen gemakkelijke doelgroep voor pedagogisch zendingswerk. In NoordEngeland hebben ze er iets op gevonden. TEKST
FRANKA HUMMELS
I
n een koud zaaltje zonder ramen in een troosteloos kantoorgebouw op het terrein van het voetbalstadion van Bradford FC zijn ongeveer vijftien jongeren bijeen. Een paar jongens hebben een baard, een muts en een typisch Pakistaanse lange bloes. Er is een jongen met rastahaar. Twee meisjes hebben opplaknagels en een derde draagt een legerbroek. Samen vormen ze een behoorlijke afspiegeling van de bevolking van Bradford. Maar er is een groot verschil. Normaal zul je deze groepen niet met elkaar in één ruimte treffen. De NoordEngelse industriestad is bijna volledig gesegregeerd. In 2001 braken er zelfs enorme rassenrellen uit, waarbij honderden mensen gewond raakten. De rust is sindsdien nooit wedergekeerd in Bradford. Sterker nog, ook nu weer is Bradford een van de broedplaatsen van de BNP, de British Nationalist Party. Ook de English Defense League, die vorig jaar nog in Amsterdam protesteerde uit solidariteit met Geert Wilders tijdens de aanvang van diens proces, is hier sterk. De English Defense League komt naar eigen zeggen op voor echte Engelsen. Het ‘Engels zijn’ staat fors onder druk, vindt de EDL, vooral door de grote hoeveelheid moslims. De EDL verzet zich tegen het predicaat ‘racistisch’. De groep is slechts ‘behoudend nationalistisch’, vinden ze zelf. En daarmee weten ze steeds meer jonge Engelse jongens aan zich te binden. Maar wat de EDL in feite doet, is mensen met een kleurtje in elkaar rammen.
Toen Sykes gevraagd werd om een knokploeg te regelen om een feestje voor vakbondsleden te verstoren, vond hij het welletjes bij extreem-rechts
De mensen hier in dit zaaltje proberen wat tegen die opmars te doen. Als opbouwwerkers werken ze allemaal met jongeren. Ze zijn hier bijeen voor een training, over hoe je kunt omgaan met pubers met extreemrechtse sympathieën die in de fuik van de English Defense League kunnen zwemmen. Daarom kijken ze nu naar promotiefilmpjes van de EDL. De EDL werft vooral onder voetbalhooligans. Jarenlang gingen die met elkaar op de vuist. Mensen van verschillende clubs waren elkaars grootste vijanden. Nu krijgt de EDL ze, voor het eerst in de geschiedenis, onder één vlag. Hier zie je dus, op opzwepende muziek, hoe jongens samen hun vuisten ballen voor de goede zaak. Hoe ze gezelschap bij elkaar vinden. Hoe ze opkomen voor ‘hun Engeland.’ Daarna worden minutenlang de logo’s van de verschillende voetbalfanclubs vertoond. Bloedstollend effectief.
Undercover De trainer van vandaag is de minste niet. Het is Andy Sykes. En dat híj alles van extreem-rechts en hooliganisme weet, heeft nogal een geschiedenis. Sykes komt zelf uit Bradford, uit een witte buurt. Op een gegeven moment vond hij een folder van de British Nationalist Party op de mat. Dat de lokale school dicht ging, maar dat er miljoenen ponden gingen naar een cultureel centrum voor moslims. Dat stuitte hem tegen de borst. Hij vond bovendien dat Engeland genoeg problemen had zonder dat het land ook nog de zorg voor de ‘talloze’ migranten moest dragen. Sykes werd lid van de BNP. Daar klom hij algauw op tot de top. Hij schopte het zelfs tot de rechterhand van Nick Griffin, de grote leider. Toen Sykes echter gevraagd werd om een knokploeg te regelen om een feestje voor vakbondsleden en hun gezinnen te verstoren, vond hij het welletjes. Dit had niets meer met migratie te maken, dit was gewoon geweld. Sykes heroverwoog zijn positie en besloot dat hij niet thuishoorde bij de BNP. Maar hij had inmiddels zo’n groot netwerk opgebouwd dat het zonde zou zijn zijn kennis > verloren te laten gaan. Met een vriend
crimelink 15
Bradford, 28 augustus 2010. Politie probeert groep leden van de English Defence League in bedwang te houden.
besloot hij dat hij de werkwijze van de BNP naar buiten zou brengen. Hij bleef lid van de BNP, maar werkte als mol, voor een vakbond en later voor een BBC-journalist. Dankzij de ingang die Sykes hem bood, kon de betreffende verslaggever een undercoverreportage maken over de partij. Nadat The Secret Agent was uitgezonden, was Sykes’ zijn leven niet meer zeker. De BBC betaalt de beveiliging die zijn gezin nog altijd nodig heeft. Inmiddels wijdt Sykes zijn leven aan de bestrijding van extreemrechts. Hij geeft het soort cursussen zoals die van vandaag. Alleen op uitnodiging, hij wil er geen publiciteit over, want dat levert maar een extra veiligheidsrisico op. Voor de journaliste uit Nederland maakt hij een uitzondering. In Nederland is Wilders aan de macht, zegt hij. In Nederland is het antiracismewerk misschien nog wel veel belangrijker dan in het Verenigd Koninkrijk.
voetbal te maken en het geeft je kracht en macht. Als je die jongeren iets kan bieden waardoor ze de behoefte daaraan niet hebben, ben je goed bezig. Sykes vertelt dat in de jaren negentig de problemen met hooligans bijna verdwenen waren. De politie was dolblij, het jarenlange beleid leek eindelijk zijn vruchten af te werpen. Maar Sykes betwijfelt of het aan het beleid lag. Hij denkt dat het kwam door de housefeesten en de bijbehorende pillen. De hooligans hadden gewoon een andere uitlaatklep gevonden. Inmiddels is het supportersgeweld ook gewoon weer terug. De opbouwwerkers hoeven hun jongens van Sykes niet meteen vol te stoppen met pillen. Maar het voorbeeld is wel veelzeggend, vindt hij. Juist daarom is hij nu gefrustreerd. De overheid, de nieuwe conservatieve regering, kort ongekend veel op het maatschappelijk werk. Hij moet van zijn organisatie bijvoorbeeld meer dan de helft van zijn mensen ontslaan. Maar ook het kinderwerk krijgt klappen. Dat is verschrikkelijk, vindt hij, want juist dáár zit de basis.
Sykes geeft de tweedaagse training samen met een collega, een oud-hooligan en nog altijd supporter van Birmingham United. Deze Dave is ouder dan Sykes, dus spreekt Sykes hem consequent aan met ‘me dad’. De hele cursus is doordrenkt van humor. Snelle, persoonlijke, vlugge grappen. Vaak klassiekers, zoals ‘Sorry dat we vast begonnen zijn’ tegen een laatkomer. Maar het houdt de boel luchtig. Het onderwerp is van zichzelf al zwaar genoeg. Nu kijkt het groepje naar een video. Daarop is te zien hoe kleuters van verschillende kleuren vier foto’s van volwassenen krijgen voorgehouden. ‘Hoe zul jij er later uitzien?’ vraagt een onderzoekster? Vrijwel zonder uitzondering kiezen de kinderen voor een blank portret. Ook als ze zwart zijn. Nu krijgen de kinderen foto’s van leeftijdsgenootjes te zien. ‘En wie heeft de grootste kans om later iets te doen wat niet mag?’ De kleuterhandjes gaan een voor een naar een zwart kindje. De groep is er stil van. Andy Sykes wil maar zeggen. Raciale denkwijzen zitten al jong ingebakken. Ze zijn dus niet gek. Maar wel verkeerd, zegt hij. De beamer gaat uit en de flipover wordt naar voren gehaald. Er worden twee vellen afgerist en de groep wordt in twee delen opgesplitst. ‘Jullie zijn de lange mensen’, wijst Sykes, ‘en jullie de korte. Nu moeten jullie maar argumenten verzinnen waarom jullie
16 crimelink
PHIL NOBLE / REUTERS / WFA
Lange en korte mensen
Grappen en grollen
beter zijn dan de anderen.’ De opbouwwerkers gaan braaf aan de slag. ‘Wij zijn beter dan de korte mensen, omdat wij altijd bij de bovenste plank kunnen.’ ‘Wij zijn beter, omdat we sterker zijn.’ ‘We are better, because they are scum.’ ‘Zie je dat? Daar ga je al de fout in’, zegt Sykes. ‘Daar gaan jullie zelf al de fout in. Dat argument heeft namelijk niets met jullie zelf te maken, het gaat alleen maar over de anderen. Bovendien gebruik je er helemaal geen argumenten voor.’ Een meisje maakt enthousiast aantekeningen. ‘Maar denk je dat deze oefening ook werkt bij jouw jongens’, vraagt Sykes. Er ontstaat een discussie. De eindconclusie is nee, deze opdracht kun je bij jongerenwerk eigenlijk niet gebruiken. Veel te abstract.
Feitenkennis Sykes doet vervolgens talloze handreikingen over wat wel werkt. Het belangrijkste is, zo wil hij onderstrepen, dat je weet wat er in de jongeren omgaat. Dat je weet wat er leeft én dat je weet wat de bijbehorende
symbolen zijn. Je moet weten welke bands populair zijn bij extreem-rechts. Dat je er dus met de jongens over gaat praten als ze die draaien, ook wanneer de tekst in feite helemaal niet racistisch is. ‘Goh, die muziek, hoe kom je daaraan? Waarom vind je die mooi?’ ‘Die pet, met 88. Je weet waar dat voor staat, toch? Voor Heil Hitler. Waarom wil je daar dan toch mee rondlopen? Vind jij Hitler goed?’ Daarnaast is het nuttig om de jongeren terloops te voorzien van heel veel informatie die hun eigen beelden ontkracht. De EDL of de BNP pompen immers hun hoofden vol met allerlei ‘feiten’, zoals die waar Sykes zelf voor viel, over de opheffing van lokale scholen. Toen Sykes dat later uitzocht, bleek dat nationaal beleid te zijn. Om nieuwe, grotere, en vooral betere lokale scholen te bouwen. Het had niets met keuzes van de gemeente Bradford te maken. En al helemaal niets met de bouw van dat cultuurcentrum. Dat soort feitenkennis moet je paraat hebben, zegt Sykes. Zodat je, als je zoiets
hoort, er direct boven op kunt springen. Je mag bovendien nooit uit de hoogte doen, nooit doen alsof jij de waarheid in pacht hebt. Want dan verlies je de aandacht, en daarmee je potentiële ingang, direct. Je bent de jongens dan kwijt. Eigenlijk helpt het ook om een man te zijn, zegt Sykes verontschuldigend naar de aanwezige vrouwen. Dave vertelt: ‘Het is belangrijk dat je figuren inzet die voor de jongens aansprekend zijn. Dat hoeven ze voor jezelf helemaal niet te zijn, absoluut niet. Zo is er in Birmingham een oudere hooligan. Die gast is niet goed snik, die mept erop los als er supporters van de tegenpartij zijn. Hij heeft daarvoor al verschillende keren moeten brommen. Maar de jongens kijken ontzettend naar hem op. Nou, toevallig moet hij niets hebben van
racistisch geweld of de EDL. Hoewel ik hem op geen enkele manier een goed voorbeeld vind, laat ik hem dat toch vertellen. Het werkt gewoon, daar ben ik dan heel pragmatisch in. Die jongens hangen aan zijn lippen.’
Hooligans De belangrijkste opdracht die de trainers de jongerenwerkers meegeven, is ook meteen de moeilijkste. Beide trainers weten precies hoe je je voelt als je je bij een extreme organisatie aansluit. Je voelt je alleen, je voelt je bedreigd, je hebt er behoefte aan om bij een groep te horen. De EDL is voor de jongens daarbij een kant-en-klare oplossing... Het is leuk, het is spannend, het is met gelijken, je doet het voor een hoger doel, het heeft met
‘Het is belangrijk dat je figuren inzet die voor de jongens aansprekend zijn’
Zelf kon Sykes het rechte pad weer terugvinden omdat hij, zoals hij zelf zegt, niet op zijn achterhoofd gevallen is. Maar pubers met weinig opleiding, weinig perspectieven en in sommige gevallen weinig intelligentie, zijn dat zeker wél. En de beweging verlaten als je er eenmaal in zit, is niet gemakkelijk, weet Sykes maar al te best. ‘Ik heb mijn vrouw om toestemming gevraagd om dit werk te mogen doen. Het heeft immers ook enorme consequenties voor haar.’ De opbouwwerkers luisteren ademloos als hij ter afsluiting van de cursus eindelijk zijn eigen verhaal uitgebreid aan de groep vertelt. Dat doet hij met de vertrouwde dosis grappen en grollen. Zijn toehoorders weten allemaal wie hij is, ze hebben allemaal The Secret Agent gezien die veel stof deed opwaaien. Het is spannend om het verhaal nu eens echt van hem zelf te horen. Maar gedurende de cursus heeft Sykes zich absoluut niet als een ‘celebrity’ gedragen, constateert één deelneemster. ‘Hij komt gewoon uit Bradford.’ Na de training verlaten de opbouwwerkers het stadion. Elk naar hun eigen deel van Bradford. n
crimelink 17
INTERVIEW
Marc Schuilenburg (links) en Henk Oosterling
Filosofie voor gevangenen ‘H E T I S E E N B E E T J E A PA R T WAT W I J H I E R D O E N ’
weet wel, van met z’n twintigen naar Kreta of India en dan maar filosofie stampen. En verder nog wat jongere jongens, waarvan Marc (Schuilenburg, red.) er één is. Zo had ik een palet van mensen die op verschillende niveaus konden lesgeven. Maar wel zoveel mogelijk uit Rotterdam, dat wilde ik zo; gasten die dus ook in de samenleving zitten. Zo zijn we begonnen, eind 2009, een cursus van tien lessen. En dat liep al gauw erg goed, boven verwachting.’
De Rotterdamse filosofen Henk Oosterling (HO) en Marc Schuilenburg (MS) onderwijzen filosofie aan inmates van de PI Krimpen a/d IJssel. ‘We laten hun zien dat de gevangenis ook buiten de bajes is, bijvoorbeeld bij Ikea en Albert Heijn.’ TEKST FOTOGRAFIE
ARCHIE BARNEVELD JAAP BARNEVELD
Hoe is het ontstaan? HO: ‘In 2009 vroeg Leo Jansen, directeur van de Penitentiaire Inrichting Rijnmond/ Zuid-West, mij of ik iets kon opzetten. Hij had in België contact gehad met René Foqué, de hoogleraar rechtsfilosofie. En die had hem naar mij verwezen. Jansen vroeg mij of ik een idee had om filosofie in zijn gevangenis te geven. Hij had een Amerikaans onderzoek gelezen waaruit bleek dat ze dat daar deden. En ook in België had hij dat opgepikt. Dus hij wilde daarover eens met mij praten. Inhoudelijk had hij eigenlijk geen enkel idee. Natuurlijk moest zoiets wel
‘De bewaarders viel het op dat het gedrag van de gevangenen na onze lessen veran derde. Men was gezeglijker, reflexiever, terughoudender dan voorheen’ 18 crimelink
doorwerken op het gedrag van gevangenen en de recidive drukken. Dat is de legitimatie van zo’n idee. En dus wilde Jansen het ook verankeren in het wetenschappelijk onderzoek van het ministerie. Dat is natuurlijk ook een beetje de show die je om zoiets heen moet maken. Zo ben ik ook gaan praten met Henk van de Bunt van criminologie op de Erasmus. Die heeft er een stagiaire op gezet die het allemaal ging verslaan.’ Je was toen nog in je eentje? HO: ‘Dat zou veel te veel werk zijn. Daarom heb ik een aantal mensen uitgenodigd om mee te doen. Om te beginnen een paar leeftijdgenoten, de opa-filosofen. Van hen wist ik dat die stevig genoeg waren. Allemaal universitaire hoofddocenten en hoogleraren trouwens. En ik wilde ook een paar filosofen uit de praktijk, van die cursusjongens, je
Had je lesstof voorbereid? HO: ‘Nee hoor, dág! Ik ben gegaan en heb het gewoon laten gebeuren. Ik heb de vragen die in het gesprek opkwamen filosofisch doorvertaald. En een beetje gegroepeerd, issues als macht, verantwoordelijkheid, kun je je leven veranderen, is er leven na de dood, wat is vrijheid en zo verder. Toen hebben we de vragen verdeeld en zo heeft bijvoorbeeld Marc zich over het thema macht ontfermd. Dat liep als een trein. En toen we na tien lessen klaar waren, wilden de gevangenen doorgaan, ze wilden een tweede cursus. Hebben ze een brief geschreven naar de directeur. Maar ja, er was eigenlijk geen geld voor. Bovendien was die cursus ’s middags gepland, op een moment dat er ook andere dingen moesten gebeuren. Toen hebben we het zo gedaan dat zij die cursus in hun eigen “vrije tijd” konden doen. Dat vonden ze prima.’ MS: ‘In dat tweede blok hebben we eerst die vragen echt uitgediept. Zo heb ik in navolging van Foucault Erving Goffman behandeld, een socioloog die laat zien hoe allerlei rituelen in de gevangenis komen en ook een bepaalde stigmatisering. En daarna, in een derde blok, hebben we diverse filosofen behandeld: Machiavelli, John Dewey, de moslimfilosoof Averroes. Toen zijn we echt de diepte in gegaan aan de hand van een boek of tekst van een filosoof. En dat laatste blok hebben we afgesloten met een examen en met het schrijven van een essay van tweeduizend woorden. Dat was eind vorig jaar. Een nieuwe groep is begin dit jaar opgestart. En door onze toegenomen ervaring gaat het nu ook veel sneller.’ Zijn de bewaarders ook zo enthousiast? HO: ‘Ja, hun viel het op dat het gedrag van de gevangenen na onze lessen veranderde. Men was gezeglijker, reflexiever, terughou-
dender dan voorheen. Dus die bewaarders raakten steeds meer geïnteresseerd; zij willen nu ook een cursus filosofie. Wij vroegen ons toen ook af: waarom valt dit zo goed hier, wat zit daarachter?’ MS: ‘Toen bleek dat dit ook kwam omdat men tijdens de les als volwaardig gesprekspartner wordt behandeld. Dus niet als psychiatrisch of therapeutisch patiënt. Men is even geen “behandelobject”. Dat zijn ze niet gewend, ze krijgen van ons gewoon een hand, worden met “u” aangesproken, worden als gelijkwaardig bejegend. Wat we ook hoorden was dat men “achter de deur” blijft peinzen over de lesstof, dan landt het soms pas. Sommige gevangenen gaan boeken over filosofie in de bieb zoeken; ik ken er een die een abonnement op een filosofietijdschrift nam!’
‘Ik heb wel eens een heavy moment gehad. Toen ik bij Foucault de gevangenis vergeleek met een dierentuin’ Vermijden jullie ook bepaalde onderwerpen? En gaat het ook wel eens fout tijdens de les? MS: ‘We praten niet over seksualiteit en niet over hun delict, dat is te gevoelig. En we gaan dus nooit de kant uit van therapie of psychoanalyse. Dat is heel belangrijk. En ja, ik heb wel eens een heavy moment gehad. Toen ik bij Foucault de gevangenis vergeleek met een dierentuin, waarvan de bewoners moeten worden gedisciplineerd, onder de duim gehouden. Ik vond dat nogal wat, en er was toen ook een brede Kroaat die zichtbaar kwaad werd dat Foucault hen met wilde dieren vergeleek en die wilde weten of justitie dat ook soms deed. Ik ben toen maar eerlijk geweest en heb gezegd dat dat wel een beetje zo was. Maar na een stilte wilden ze er verder gewoon over doorpraten, ze voelden het niet als een offend. Ik bracht het als een filosofische discussie en ik >
crimelink 19
Henk Oosterling (links) en Marc Schuilenburg
‘Wellicht kan het zo zijn dat de gevangenen nu in bepaalde situaties eerder denken: ho, even dimmen nu’ kreeg ze ook zonder kleerscheuren op dat niveau.’ Het departement ziet het nut hiervan wel in? MS: ‘Qua inhoud en strekking past onze opzet niet in het antirecidiveprogramma zoals dat nu landelijk is gestandaardiseerd. Het is een beetje apart wat wij hier doen, maar men weet ervan, ze zijn ook hier langs geweest. Het concept ligt momenteel wat te sudderen, omdat het wat wordt weggedrukt door de landelijke, centrale aanpak. Maar men weet dat het een interessante optie is.’ HO: ‘Het ligt ook een beetje precair. Stel dat een bewaarder met een gevangene een gesprek over filosofie zou kunnen hebben. Dat zou toch uniek zijn. Het zou niet alleen de recidive kunnen beïnvloeden, maar ook de totale sfeer van bejegening in de bajes. Die juist steeds meer op de techniek is komen te hangen en minder op persoonlijke contacten met inmates.’
R E P O R TAG E
Kan er geen traditioneel onderzoek naar worden gedaan? MS: ‘Je kunt een tevredenheidsonderzoek doen, dan heb je meetpunten als de gevangenen, de bewakers en de directie. Voor zover wij weten, zijn die alledrie erg enthousiast. Trouwens, toen het even onduidelijk was of wij door konden gaan met de lessen filosofie, hebben de gevangenen van bottom-up een brief aan de directie geschre-
ven dat dit niet mocht stoppen.’ HO: ‘Vorig jaar was er een internationale vergadering van creatieve begeleiders in de gevangenis Noordsingel. Ik heb daar toen laten zien wat wij hier doen en daar kwamen erg positieve reacties op. Ook bleek er veel via de tamtam bekend te zijn geworden. Kennelijk doet het dus wat met mensen en kletst het zich vanzelf rond. De doelgroep wordt mogelijk aangesproken op kwaliteiten die normaal niet boven tafel komen en waar men dan eigenwaarde aan ontleent. Daarom moet je daar iets mee doen, dat moet je naar een ander niveau trekken. Dan worden er misschien bepaalde knoppen in hoofden omgedraaid.’ MS: ‘In Amerika en Engeland doen ze iets vergelijkbaars met literatuur. Zo behandelt men allerlei dilemma’s uit literaire werken met gevangenen. En dat zou tot een beduidend lagere recidive leiden. Vanuit de literatuur kun je natuurlijk ook makkelijk op dezelfde filosofische vragen uitkomen als die wij hier behandelen.’ Gebeuren er binnen zo’n lesgroep van langgestraften nog gekke dingen? MS: ‘Soms heb je wel eens strubbelingen tussen die gasten. Dat heeft te maken met wat er die week is gebeurd. En met hoe de groep is samengesteld. Er zitten wel eens spanningen tussen. Die moet je dan neutraliseren. Het gaat vaak over geloofskwesties. Men voelt zich snel aangevallen
of weggezet. Dat is dan wel eens oppassen geblazen.’ HO: ‘Je moet er wel, páts, meteen bovenop zitten, dan hou je het spul wel bij elkaar. Maar de inzet van ons helpt daarbij. Wat is nou filosofie? Wat wij steeds benadrukken: filosofie is een houding. Wij stellen ook filosofische vragen. Daar heb je geen antwoord op. Zodra je er een antwoord op hebt, wordt het wetenschap of prietpraat. Filosofie als houding betekent dus dat je even over jezelf heen stapt en naar jezelf gaat kijken, terwijl je iets zegt. Die reflexieve houding maakt dus dat niets absoluut waar is en alles bespreekbaar blijft. En zo kun je een gesprek neutraliseren dat steeds over die geloofskwesties begint; zo kun je ze eruit trekken zonder ruzie en misbaar. Eigenlijk is het een uitnodiging om te denken. Om eens te genieten van een denkervaring. Nou, dan hoor je ze knarsen hoor! Het genot dat je krijgt van zo’n denkervaring, dat je met iets bezig bent waar je eigenlijk niet uitkomt. Zo train je mensen om zich meer reflexief op te stellen. Wat dat precies betekent voor hun tolerantiedrempel en hun agressieregulatie, weet ik niet. Maar wellicht kan het zo zijn dat zij in bepaalde situaties eerder denken: ho, even dimmen nu. En zo druk je mogelijk de recidive.’ MS: ‘Een filosofische houding geeft ook een tolerantie voor andere meningen. Dat zag ik goed bij de vorige lesgroep. Daar zag ik steeds meer dialoog, die gingen meer in
Gedetineerden leren over Foucault Ruim op tijd arriveer ik op de parkeerplaats van de Penitentiaire Inrichting Krimpen a/d IJssel. Het begint al te schemeren en wachtend op Marc Schuilenburg verorber ik op mijn gemak twee belegde broodjes, want het avondeten zal met dit programma wel in het water vallen. Deze PI is zo’n vijftien jaar geleden gebouwd, een paar van die geschakelde platte paviljoens met een hoge muur om het geheel. Liggend aan de oever van de Maas op een nondescript industrieterrein is het bepaald geen locatie waar je hart sneller van gaat kloppen… Nadat Marc zijn fiets aan het hek heeft vastgeketend lopen we samen de inrichting binnen. We worden uitvoerig gecheckt, alsof we een vlucht naar de USA hebben geboekt. Onder begeleiding van een medewerker creativiteit passeren we een aantal beveiligingsringen en arriveren we in het hart van het paviljoen waar vanmiddag de filosofieles wordt gegeven. In het stervormige gangenstelsel krioelt het van de inmates, bewaarders en overig ondersteunend personeel. Men treft de voorbereidingen voor de dagelijkse insluiting, de laatste dingetjes moeten nog worden geregeld. Marc en ik inspecteren intussen het leslokaal en installeren de audiovisuele apparatuur ten behoeve van de powerpointpresentatie. Opeens wordt het rustig in het paviljoen en is het wachten op een dik dozijn gevangenen die bij deze filosofische les mogen aanzitten. Bij hun binnenkomst even later krijgen zij van ons allemaal een hand en gaan ze rond een grote tafel zitten als ware het een buurtvergadering. Mij is gezegd dat dit een groep langgestraften is, er zitten er bij met twintig en dertig jaar. Circa de helft is van allochtone origine en ongeveer eenderde is van middelbare leeftijd. Marc gaat met aanwijsstok bij het projectiescherm staan, ik bedien de beamer. Ongeveer de wijze waarop ik vroeger met collegae presentaties hield voor top-bobo’s in de financiële wereld…
20 crimelink
maar de gedachte is hetzelfde en daar gaat het dus om. Dat moet je kunnen zien en je moet hen daarin ook waarderen. Dit gaat niet over informatie of kennis. Dit gaat over alertheid en over attitude. In tegenstelling tot therapeuten die kijken wat er in mensen gebeurt, zijn wij geïnteresseerd in wat er tussen mensen gebeurt.’
Is het denkvermogen van de gemiddelde bajesklant wel voldoende om jullie te volgen? HO: ‘Dat is nonsens. Dat komt door jouw vooroordeel over wat filosofie is. Als filosofie een attitude is, kan iedereen het op zijn eigen niveau. Ik doe hier ook projecten op zogenaamde zwarte lagere scholen en dan sta je verbaasd hoe ver je soms komt. Op die leeftijd verwoorden kinderen het anders,
Het gaat natuurlijk ook om universele vragen. Alleen de taal is anders. HO: ‘Ook de insteek is anders. Het begrip vrijheid ligt bij gevangenen echt anders dan bij studenten filosofie, neem dat maar van mij aan. Dan heb je echt een ander gesprek. Wat wij hun willen laten zien is dat de gevangenis ook elders is. Dat de gevangenis ook in de Ikea en Albert Heijn zit. Dat je daar belazerd wordt waar je bij staat. Daar denken zij nooit over na. En dat werkt dan ook bevrijdend voor hen.’ MS: ‘Die parallellen tussen de echte bajes en bijvoorbeeld Ikea zien ze dan zelf, dat bijvoorbeeld de disciplinering op dezelfde manier gaat. Dat is leuk om mee te maken.’ n
‘Dat de gevangenen bereid zijn om een andere gedachte toe te laten. Dat is toch heel wat bij mannen die eigenlijk zo’n kort lontje hebben!’
Henk Oosterling, universitair hoofddocent filosofie EUR, directeur Rotterdam Vakmanstad Info: www.henkoosterling.nl. Marc Schuilenburg, docent criminologie Vrije Universiteit Amsterdam Info: www.marcschuilenburg.nl
gesprek met elkaar. Meer sensibiliteit en openstaan voor andere meningen en zienswijzen. Dat maakt dat als je later op straat wordt uitgedaagd je eerder tot drie telt in plaats van er meteen op los te rammen.’ HO: ‘De meest filosofische verklaring van dit fenomeen zou kunnen zijn dat je hen in een ruimte brengt waarin zij niet meer om het gelijk strijden en ook niet meer proberen om de waarheid te achterhalen. Maar dat zij naar aanleiding van jouw woorden van hun gedachten kunnen genieten omdat ze daarin serieus worden genomen. En dat zij
bereid zijn om een andere gedachte toe te laten. Dat is toch heel wat bij mannen die eigenlijk zo’n kort lontje hebben!’
Marc trapt af en legt uit dat hij gaat praten over het thema macht. Hij bouwt het langzaam op vanaf de fysieke onderhorigheid aan de leenheren in de Middeleeuwen. De inmates luisteren aandachtig en responderen adequaat als Marc hen in de les betrekt. Men vindt het zichtbaar leuk om dit verhaal te horen en men komt ook met relevante vragen en opmerkingen. Ook onderling lijkt deze groep, althans voor dit moment, niet gebukt te gaan onder grote spanningen. Echt helemaal relaxt naar elkaar toe is men niet, een zekere waakzaamheid is voelbaar. Marc is inmiddels bij de Franse filosoof Michel Foucault beland en diens uitleg van macht. Zoals de mens gevangen zit in de disciplinerende machtsstructuren van bijvoorbeeld school, leger en ziekenhuis. Maar natuurlijk ook de gevangenis! Er worden allerlei plaatjes vertoond van bouwkundige architectuur die bepaalde (onzichtbare) machtsstructuren ín zich heeft. En natuurlijk komen we zo dan uit bij het panopticum, de koepelgevangenis die in een cirkel is gebouwd en waarbij een centraal gelegen bewakingspost permanente controle suggereert van alle cellen. Dit slaat zeer aan in de groep en zo ontstaat een levendige discussie of zo’n systeem nog wel iets overlaat van je privacy en of je daar niet maf van kunt worden. Marc vervolgt zijn les en vertelt hoe macht verzet oproept en hoe die twee bewegingen met elkaar in balans kunnen en moeten zijn. En dan is deze filosofieles ten einde. Er worden nog wat huishoudelijke zaken besproken en dan staat iedereen op. Marc en ik krijgen van iedereen een hand en een bedankje. Via het gangen- en sluizenstelsel komen we terug bij de ingang van het gebouw. Ik haal mijn gsm en zakmes uit het loket en wurm me in mijn winterjas. Even later staan we weer op de nu door blauwe natriumlampen aangestraalde parkeerplaats. Het is zachtjes gaan sneeuwen en mij overvalt een gevoel van koele vredigheid… (AB)
crimelink 21
Nieuwe start voor ex-gedetineerden een mensenleven flink kan verwoesten. ‘Ik dacht: het gaat wel goed. Maar nu, ik kan elke dag wel huilen.’
TON POORTVLIET / HH
Wanhoop
De strafrechtspleging kent niet louter mediazuchtige types die om het hardst roepen welke nieuwe maatregelen nu weer nodig zijn. Sommigen doen in alle stilte hun werk en komen daarmee nooit op radio of tv. TEKST
WESLEY MEIJER
22 crimelink
H
enrietta dacht met de op brengsten van drugssmok kel in één keer haar schulden te kunnen aflossen. Maar op het vliegveld in de Dominicaanse Republiek ging het mis. Vorig jaar kwam ze, na acht jaar gevangenis, terug in Nederland. Hoe ze haar leven weer moest opbouwen, wist ze niet. Ze had immers niets meer. Door het begeleidingstraject Een Nieuwe Start van Humanitas krabbelt ze langzaam weer op. De ketting met stijlvol geel kruisje bungelt tegen haar borstbeen, haar handen zijn in elkaar gevouwen. Henrietta (47, liever geen achternaam) zit met tranen in haar ogen: ‘Ik ben zó dom geweest. Ik was gefrustreerd. Ik dacht in één keer van mijn schulden af te zijn.’ Uit het verhaal dat Henrietta in een kamer bij de Amsterdamse vestiging van Humanitas doet, blijkt dat één ondoordachte actie
De Ghanese Henrietta trouwde in haar geboorteland met een Nederlandse man en kwam in 1994 naar Nederland. Toen ze in 1998 scheidde, stond ze er alleen voor. Ze deed onder meer schoonmaakwerk en productiewerk, maar dat leverde niet genoeg op. Schulden bij de energieleverancier, bank, een woningbedrijf en incassobureau liepen op tot in de duizenden euro’s. Omdat ze ook voor haar moeder in Ghana, die gedeeltelijk verlamd was, een rolstoel wilde kopen, zocht ze naar een oplossing. Die diende zich aan. Via een kennis kwam ze in contact met iemand die andere mensen drugs liet smokkelen. ‘Deze man heeft mij overgehaald. Hij zei dat het vaak goed gaat. Ik kon er vijfduizend euro mee verdienen. Ik was niet de enige. Ik had de drugs om mijn middel, maar ik was nerveus en werd gepakt op het vliegveld in de Dominicaanse Republiek. Dat was het begin van mijn nachtmerrie.’ Henrietta zat acht jaar vast. ‘Dat was echt moeilijk’, zegt ze over haar tijd in de gevangenis. Toen ze vorig jaar augustus vrij kwam, regelde een welzijnsorganisatie een ticket naar huis. Maar een thuis, dat was er niet meer. Vier maanden lang sliep ze op een bank bij een vriendin thuis. Via de reclassering kwam ze in november in contact met Humanitas. De wanhoop bleek niet alleen vóór het begaan van haar daad groot. ‘Voordat ik bij Humanitas kwam, wist ik helemaal niet wat ik moest doen. Waar moest ik heen? Als ik niet hier terecht was gekomen, had ik zelfmoord gepleegd. Dat was mijn plan. Niemand wilde mij helpen. Waarom zou ik dan nog leven? Ik weet niet wat ik zonder Humanitas moet. Ik ben zo blij met hun hulp.’
Fluitend oversteken De ex-gedetineerden die bij Humanitas aankloppen voor hulp, komen daar terecht via een spreekuur van Humanitas, de reclassering en de Hogeschool van Amsterdam (zie kader). Van de 185 mensen die in 2009 op spreekuur kwamen, vloeiden er 22 door naar het coachingstraject Een Nieuwe Start. De meesten van hen hebben kortdurende
vragen en zijn snel geholpen door de vrijwilligers. De hulp is vooral nodig op het gebied van inkomen, werk en woning. Tijdens haar bezoek spreekt Henrietta met de vrijwilligers Glainess Copra en Annemarie de Wit over een gat in haar pensioen gedurende de tijd dat ze vast zat en over haar uitkering. Die werd in februari om duistere redenen ineens stopgezet. Ze wordt fel. ‘Ik belde en ze zeiden dat ik rustig moest blijven. Maar hoe kan dat?’ Ik zei: ‘Jullie weten niet eens hoe ik aan mijn eten kom.’ Ze vouwt haar handen weer in elkaar. Alsjeblieft, help mij, had ze gezegd. Drie weken later stond er weer geld op haar rekening. Lachend: ‘Ik was zo blij. Toen ik de straat overstak, keek ik niet eens. Ik liep gewoon.’ Annemarie: ‘Wel oppassen hè.’ Ze praten daarna verder over huisvesting. Henrietta woont nu nog in een tussenfasehuis waar vrouwen die gevangen hebben gezeten tijdelijk onderdak kunnen krijgen, maar wil graag een eigen woning. In april stond ze elf jaar ingeschreven bij Woningnet. Dat moet lang genoeg zijn om kans te maken op een sociale huurwoning, zegt Glainess. Op het moment dat Henrietta zo’n woning betrekt, kan ze bij de sociale dienst informeren naar de bijzondere bijstand. Huisraad, borg en eventueel de eerste drie maanden huur worden dan voorgeschoten. Goed
nieuws, maar ook weer niet. Elke stuiver moet worden omgedraaid en drie maanden huur is veel geld, zegt Henrietta. Een leven zonder woning en inkomen is een achtbaan met vele ups en downs. Al is alles beter dan detentie. ‘Het is belangrijker dat ik nog leef. Ik dank God. Maar het is niet gemakkelijk, het leven. Ik heb veel stress.’
Kleine en grote dromen Geld is een van de grote problemen bij de ex-gedetineerden die bij Humanitas aankloppen. Dikwijls beschikken zij na detentie niet meer over een geldig identiteitsbewijs. Een nieuw bewijs bij de gemeente is duur. Maar er niet een hebben, betekent boetes. Ook is dan bijvoorbeeld het aanvragen van een uitkering onmogelijk. De vicieuze cirkel is een feit. Om die reden is zeventig procent bij Humanitas recidivist. ‘De reclassering is flink wegbezuinigd’, zegt Dew Koesal, projectleider van Een Nieuwe Start. ‘Velen hebben plannen waar niks van terechtkomt. Zij worden niet geholpen en moeten zelf hun weg vinden. Maar dat lukt ze niet altijd. Daarom recidiveren ze ook vaak en komen ze bij ons terecht.’ Koesal noemt het werk dat de vrijwilligers doen ‘professioneel uitgevoerd vrijwilligerswerk’. De grootste uitdaging is een balans te vinden tussen het vrijwillige karakter en
Hulp als hulp nodig is Welzijnsorganisatie Humanitas zet zich op verschillende manieren in om mensen die in de problemen zitten vrijwillig te ondersteunen. In 2004 begon Humanitas met Een Nieuwe Start. Destijds was er ook een project in Alkmaar, maar omdat de aantallen achter bleven – veel ex-gedetineerden kwamen niet opdagen op de afspraken – werd dat project in 2007 stopgezet. De ex-gedetineerden hebben vooral een verleden met drugsen geweldsdelicten. De vrijwilligers bestaan voor een groot deel uit studenten van de juridische opleidingen aan de Hogeschool van Amsterdam. Daarvoor krijgen zij een driedaagse training in onder meer communicatie en omgang met (lastige) cliënten. Vrijwilliger Glainess Copra: ‘Er zijn in Amsterdam weinig projecten. Ex-gedetineerden behoren tot een soort van verstoten doelgroep. Men ziet hen als criminelen, maar zij zijn ook gewoon mensen die bijvoorbeeld door problemen schulden hebben gemaakt. Dat lijkt voor de maatschappij weinig uit te maken. Iedereen verdient een nieuwe kans. Hulp is er weinig, terwijl je ze vaak al kunt helpen met iets simpels als een bankrekening.’
professionaliteit. ‘Wij willen niet op de stoel van een professionele hulpverlener zitten. Wij zeggen niet dat ze een woning krijgen, of werk. Wij sturen ze door, zijn wegwijzer en luisterend oor tegelijk.’ De vrijwilligers zijn er niet alleen voor het ‘papierwerk’. Vooral in het begin willen de ex-gevangenen hun verhaal kwijt, uithuilen. Ook van Henrietta werd in het begin vooral haar verhaal aangehoord. Ze kwam toen tweemaal per week. Nu loopt ze ook bij een psycholoog om te praten over dingen die ze in de gevangenis heeft meegemaakt. Inmiddels zijn de bezoeken die zij brengt aan Glainess en Annemarie teruggebracht tot eens per week en behelzen die vooral het papierwerk, zoals de uitkering en schuldhulpverlening. Ze hoopt vurig op een eigen woning. Dat zou rust brengen en dan kan ze weer een paar uur gaan werken. Steun vindt ze inmiddels ook in de World Miracle Church in Amsterdam. Bidden doet ze sinds zes jaar, daarmee is ze in de gevangenis begonnen. Overweegt ze ooit nog een keer zo’n risico te lopen met het uitzicht op een flinke smak geld? ‘Nee! Wat zeg je nu? God!’ De tranen komen weer. Ze heeft haar achttienjarige zoon, die in Ghana woont, al negen jaar niet gezien. ‘Hij geeft mij de schuld.’ Ze wil op bezoek bij hem. ‘Mijn droom is om het goed te maken met mijn zoon.’ n
Humanitas is niet de enige aanbieder van interventie- en begeleidingstrajecten aan ex-gedetineerden. Ook onder meer Gevangenenzorg, Leger des Heils, Exodus en verschillende kerkelijke instanties bieden landelijk ondersteuning. Vaak beperkt deze hulp zich niet tot de (ex-) gedetineerden. Ook familieleden worden erbij betrokken, bijvoorbeeld om het contact te herstellen. Sommige instanties ondersteunen kinderen van wie de ouders gevangen zitten of zorgen dat zij hun in het buitenland gedetineerde ouders kunnen opzoeken. Veel organisaties bieden al hulp op het moment dat de cliënt nog in detentie zit. Zij worden voorbereid op het moment dat hun straf erop zit. Meestal is de hulp gericht op wonen, werken en het sociale netwerk. Bij sommige instanties worden zij in huis genomen en kunnen zij wennen aan het voeren van een eigen huishouding. Ook doen zij (betaald) werk of een opleiding of cursussen als sociale vaardigheidstrainingen. Exodus bijvoorbeeld heeft als doel ‘de bewoners meer vertrouwen te geven zodat ze weerbaarder worden om zich ook op de lange termijn staande te houden in de maatschappij’. Bij Exodus worden strikte huisregels aangehouden, zoals geen alcohol- en drugsgebruik en verplichte deelname aan urinecontroles en blaastesten.
crimelink 23
E S S AY
Angstpolitiek en de burger als angsthaas T W E E K A N T E N VA N D E Z E L F D E M E DA I L L E
Een half jaar spierballerij van het justitiële duo Opstelten/Teeven heeft een opeenstapeling van intimiderende wetsvoorstellen en andere repressiemaatregelen opgeleverd. Is dit de afkoopsom die de huidige coalitie aan gedoogpartner PVV moet betalen? Wil men zo het sentiment bevredigen van de verontruste burger? Waarom miskent men zo hardnekkig de harde feiten inzake veiligheid? De lessen van Foucault geven uitsluitsel. HANS SCHNITZLER
TEKST
V
eiligheid en vertrouwen. Zo heet het rapport dat de minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten begin dit jaar in ontvangst nam. Een even opzienbarende als goed doorwrochte analyse van de Raad voor het Openbaar Bestuur. Maar het advies dreigt nagenoeg onopgemerkt in een la van het departement te verdwijnen. Dat is minder opzienbarend dan het lijkt, maar dat maakt
het niet minder verontrustend. Hoog tijd voor een reconstructie en een analyse: over angstpolitiek en de burger als angsthaas. En over hoe die twee elkaar gegijzeld houden.
Nabijheid Opvallend is de enorme discrepantie tussen de aanbevelingen van het rapport en het tot op heden gevoerde beleid van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Zo stelt de Raad voor het Openbaar Bestuur in zijn conclusie onder meer dat het simpelweg verkondigen van harde maatregelen en het blijven tamboereren op onveiligheid het gevoel van veiligheid niet vergroten. Ook opmerkelijk is de aanbeveling dat de overheid initiatieven op lokaal en wijkniveau om de veiligheid te verbeteren, moet stimuleren. Veiligheid is nabijheid, stelt men, en dat betekent volgens de raad dat de structuur van de politie eerder gelokaliseerd dan gecentraliseerd moet worden. Voorts spoort men de minister aan een brede maatschappelijke discussie te entameren over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen burger en overheid aangaande veiligheidskwesties. Minister Opstelten heeft het tachtig pagina’s tellende advies destijds in ontvangst genomen, bedankte de raad vriendelijk voor de inspanning en ging over tot de orde van de dag. Wat zoveel betekent dat hij verder gaat met een beleid dat haaks staat op de analyses en aanbevelingen van de raad. De nationale politie komt eraan, gemeenten krijgen juist minder middelen en bevoegdheden om hun veiligheidsbeleid vorm te geven en het gehamer op onveiligheid en criminaliteit gaat onverminderd voort. En in zijn dankwoord wees de minister de aanbeveling voor een maatschappelijke discussie meteen al van de hand.
Façade
RASMUS MEYER COLLECTION, BERGEN
Hoe valt dit te rijmen? Zitten de samenstellers van het rapport er faliekant naast? Er is geen enkele aanleiding om zoiets te veronderstellen. Dat blijkt al uit het feit dat de analyses en conclusies van het rapport inhoudelijk niet of nauwelijks bekritiseerd worden. Die staan zogezegd als een huis, maar het is een huis dat niet in het bouwplan van deze regering past. Dat heeft veel te maken met de politieke realiteit van het moment, een realiteit waarvan het nieuw gevormde ministerie van Veiligheid en
Justitie de façade bij uitstek is. Een façade opgetrokken uit het tanende vertrouwen in de rechtsstaat. Alleen dit gegeven al maakt duidelijk waarom Veiligheid en vertrouwen bij een ministerie als Veiligheid en Justitie in ongenade valt, in ongenade moest vallen. In meer dan één opzicht zijn de uitgangspunten van de raad en die van de crimefighters Ivo Opstelten en Fred Teeven onverenigbaar. Dat begint al bij de veelbekritiseerde samenvoeging van de beleidsterreinen veiligheid en justitie, een van de antwoorden van het kabinet-Rutte op de veelbezongen gezagscrisis tussen burger en overheid. Het wantrouwen van de burger in het functioneren van de democratische rechtsstaat en zijn instellingen, en de roep om meer daadkracht, zijn direct verantwoordelijk voor het onderbrengen van Justitie bij Veiligheid. Dat is immers de suggestie die van de benaming van het nieuwe departement uitgaat: uitvoering van veiligheidsbeleid is richtinggevend, de rechterlijke macht moet hieraan dienstbaar zijn. De indruk dat men hiermee de rechtsstaat ondergeschikt maakt aan veiligheidskwesties wordt meestal luchthartig terzijde geschoven.
Hellend vlak Het is de vraag in hoeverre de Raad voor het Openbaar Bestuur hierop heeft willen preluderen, maar de ondertitel van het advies, Kernen van een democratische rechtsstaat, lijkt een vingerwijzing. Een vingerwijzing naar het gevaar dat het rechtswezen een instrument wordt voor de veiligheidsinrichting van de samenleving. Een situatie die we vooral van totalitaire systemen kennen, of in het uitzonderlijke geval van een noodtoestand. Opstelten is zich bewust van dit spanningsveld, want zijn dankwoord naar de raad stond goeddeels in het teken van deze kwestie. Hij onderkende de kritiek, om vervolgens te stellen dat de rechtsstaat niet alleen een verheven concept is waaraan we te pas en soms te onpas (!) het handelen en de wetten van de overheid kunnen toetsen, maar dat het vooral iets praktisch is. Het typisch Rotterdamse adagium ‘niet lullen maar poetsen’ schijnt maatgevend. Dat geeft te denken, want daarmee lijkt Opstelten wel degelijk de rechtshandhaving voorrang te geven boven de ‘verheven’ idee van de scheiding der machten. En daarmee >
Edvard Munch, Evening on Karl Johan, 1892. Olie op canvas, 84.5 x 121 cm
24 crimelink
crimelink 25
begeeft hij zich op een hellend vlak. Dit alles maakt duidelijk dat het advies van de raad – dat een teveel aan daadkracht juist ter discussie stelt en tussen de regels door waarschuwt voor uitholling van de rechtsstaat – onder een ongelukkig gesternte tot stand is gekomen en dus niet in goede aarde valt. Maar dit is slechts een deel van het verhaal, want ook in andere opzichten staan raad en departement diametraal tegenover elkaar.
Flink taalgebruik Het is natuurlijk van alle tijden dat beleidsadviezen in de wind worden geslagen. Zeker wanneer die adviezen haaks staan op de bestaande beleidslijn. Maar ook in bredere kring heeft het rapport amper weerklank gevonden. Zowel in de media als in de politieke arena, maar eveneens in het publieke debat is er slechts in de marge aandacht aan besteed. En dat terwijl het onderwerp veiligheid toch een van de voornaamste preoccupaties van de huidige samenleving is. Dat is op z’n minst eigenaardig. Sprak de raad in raadsels? Allerminst. Ontbrak het de aanbevelingen aan realiteitszin? Allesbehalve. Was het te wetenschappelijk? Geenszins. Nee, hier speelt iets anders en het rapport geeft er zelf antwoord op door Jan Terpstra, hoogleraar criminologie aan de Radboud Universiteit, te citeren: ‘Angst is een voedingsbodem geworden om veiligheidskwesties te politiseren. Bestuurders en politici proberen hun verloren gezag terug te winnen met een retoriek van harde maatregelen en daadkracht.’ Deze zin is veelbetekenend. Het rapport gaat er verder niet op in, maar borduurt wel op deze veronderstelling voort. In feite is het de verborgen premisse waarop men het advies gebouwd heeft. De auteurs suggereren dat politiek eerst en vooral angstpolitiek is geworden; een vorm van machtsuitoefening die de maatschappelijke gevoelens van bedreiging en onveiligheid cultiveert met zero tolerance en flink taalgebruik. Een discours dat de bange vermoedens van burgers bevestigt. Met de impliciete
beschuldiging dat het ministerie van Veiligheid en Justitie angstpolitiek bedrijft, heeft de Raad voor het Openbaar Bestuur zich politiek buitenspel gezet. Angst is immers een slechte raadgever, en de boodschap van de raad aan Opstelten is dan ook een onwelgevallige boodschap. Daar komt bij dat de samenstellers van Veiligheid en vertrouwen het hedendaagse (repressieve) beleidsaxioma ter discussie stellen. Men roeit tegen de stroom van de politieke tijdgeest in, een tijdgeest waarin angst hét mobiliserende principe is, en daarmee valt men hopeloos uit de toon. En wat uit de toon valt, wordt niet gehoord of als een valse noot terzijde geschoven.
mogen dalen, maar dat de burger er zich niet veiliger op gaat voelen. Precies deze kloof hoopt de Raad voor het Openbaar Bestuur met een vijftal aanbevelingen te dichten. Zo stelt men dat dé remedie om deze discrepantie ongedaan te maken, het winnen van vertrouwen is. Hiertoe moet de politiek moreel leiderschap tonen. Dat betekent: ‘Meer toezicht, nieuwe procedures, organisatieveranderingen in de richting van een nationale politie: het zijn oplossingen die voor gevoelens van onveiligheid geen soelaas bieden.’ En: ‘Harde maatregelen en het steeds benadrukken van onveiligheid zijn niet productief.’
Angstpolitiek
Eigentijdse Pythia
Maar die tijdgeest van angst werkt ook van onderop, de politiek wordt er in toenemende mate door gegijzeld. Incidenten die het gevoel van onbehagen bij de bevolking vergroten (ontsnapte tbs’er, vastgebonden gehandicapte), leiden meer dan eens tot spoeddebatten. In dit verband spreekt men ook wel van incidentenpolitiek. Ieder voorval wordt breed uitgesponnen en is een bevestiging van de publieke opinie dat het gevaar overal loert. Ook de media dragen in de uitvergroting van incidenten hun steentje bij, zoals recentelijk weer bleek toen het NOS Achtuurjournaal opende met de ‘verdwijning’ van twee scholieren in Parijs. Het kattenkwaad werd breed uitgemeten en de vraag hoe scholen een dergelijk gevaar in de toekomst konden vermijden, was goed voor een item van minstens vijf minuten. Al met al krijgt het geloof in onveiligheid het karakter van een self-fulfilling prophecy die zowel regeerders, geregeerden als de media in zijn greep houdt. Angstpolitiek dus. Een belangrijk gevolg van deze vorm van machtsuitoefening is dat burgers zich onveiliger voelen dan ze in werkelijkheid zijn. In de criminologie noemt men dit de veiligheidskloof. Het is de kloof tussen misdaadcijfers en misdaadbeleving, tussen feit en fictie, tussen objectieve en subjectieve veiligheid. In de Nederlandse context betekent het dat misdaadcijfers
Maar dat is dus precies wat dit gedoogkabinet doet: men mobiliseert de angst met een intimiderende opeenstapeling van repressieve maatregelen: invoering minimumstraffen, uitbreiding supersnelrecht en cameratoezicht, boerkaverbod, afschaffing verjaringstermijn ernstige delicten, algemene verhoging strafmaat, strengere regels identiteitsfraude, animal cops, drankverbod jongeren, gebiedsverboden tegen straatterreur et cetera. Stuk voor stuk instrumenten voor angstpolitiek, een politiek waarmee men het gevoel van onveiligheid juist vergroot. Hoe is het te verklaren dat een overheid – ogenschijnlijk althans – tegen haar eigen belangen in handelt? Ook hier moeten we voor het antwoord in eerste instantie naar het politieke klimaat kijken. Het huidige kabinet wordt gedoogd door een orakel dat, net als het klassieke orakel van Delphi, verwarring en angst zaait. En net als de Pythia van Delphi zit ook deze hogepriester op een kloof, met dien verstande dat hem er alles aan gelegen is de kloof zo breed mogelijk te houden. Daar komt bij dat de bewindspersonen regelmatig bij het orakel op pelgrimstocht gaan, waarbij zij zich werkenderwijs het orakeltaaltje eigen schijnen te maken. De opmerking van premier Rutte dat hij Nederland aan de Nederlanders wil teruggeven, spreekt boekdelen. Het is slechts een van de
Het geloof in onveiligheid krijgt het karakter van een self-fulfilling prophecy die zowel regeerders, geregeerden als de media in zijn greep houdt 26 crimelink
MUNCH MUSEUM, OSLO
De indruk dat men de rechtsstaat ondergeschikt maakt aan veiligheidskwesties wordt door het kabinet luchthartig terzijde geschoven
Edvard Munch, Angst, 1894. Olie op canvas,
94 x 73 cm
vele voorbeelden waaruit blijkt aan welke beneveling onze huidige bewindslieden ten prooi zijn gevallen. De eigentijdse Pythia bedwelmt en verwart, en gijzelt hen met de klanken die het uitstoot. Dat een rapport met de titel Veiligheid en vertrouwen weinig weerklank vindt, hoeft in dit perspectief bezien geen verbazing te wekken. Het orakel predikt immers onveiligheid, repressie, uitsluiting en wantrouwen, en een advies dat dergelijke sentimenten relativeert is vooral een ontijdig advies.
Michel Foucault Het zal de welwillende lezer niet zijn ontgaan: Geert Wilders is de naam van het eigentijds orakel en de kloof die hem uitgespuwd heeft is precies die vermaledijde veiligheidskloof. Dit inzicht is cruciaal: aan de discrepantie tussen veilig zijn en veilig voelen dankt Wilders zijn succes, maar de kloof is ouder dan het symptoom, Wilders is als een golem uit de zwaveldampen ervan te voorschijn gekomen. Hij is zowel het product als de splijtzwam ervan, maar niet de oorzaak. Angstpolitiek – en de keerzijde ervan: de burger als angsthaas – kent een traditie die verder teruggaat. Natuurlijk is
het zo dat individualisering en desintegratie van sociale verbanden de burger meer en meer op zichzelf hebben teruggeworpen. Het gebrek aan houvast in de door rampen en gevaren bedreigde global village (immigratie, klimaatverandering, financieel-economische crisis) maakt de dolende en naar zijn identiteit zoekende mens onzeker. En net als de dolende ridder Don Quichot ziet hij het gevaar van alle kanten naderen. Maar toch vindt angst, en de hiermee samenhangende kloof tussen subjectieve en objectieve veiligheid, zijn grond in een machtsvorm die ouder is dan de processen van individualisering en mondialisering. De geologische onderlaag voor die machtsvorm, waar angstpolitiek de belangrijkste manifestatie van is, is door de Franse filosoof Michel Foucault blootgelegd met het begrip biomacht of biopolitiek. Daarin ligt het antwoord op de vraag waarom men toch zo tamboereert op onveiligheid, terwijl het helemaal niet onveiliger wordt. Een korte verkenning van dit begrip zal dat duidelijk maken.
Bevolkingspolitiek De oorsprong van biopolitiek kan niet los worden gezien van industrialisatie en de
opkomst van een markteconomie op kapitalistische leest geschoeid. De vraag naar optimalisatie van arbeidskracht werd essentieel. Waar machthebbers in de Middeleeuwen en vroegmoderne tijd hun macht vooral via de dood effectueerden (denk bijvoorbeeld aan het schavot), kwamen allengs het biologische bestaan en de socialisatie van de mens (gevangeniswezen, tuchthuizen) in het centrum van de politieke belangstelling te staan. Foucault laat zien hoe de uitoefening van macht zich in de loop van de achttiende en negentiende eeuw meer en meer op het welzijn en de gezondheid van de mens ging richten. Levensverwachting, geboorte- en vruchtbaarheidscijfers, productiviteit: dat werden de belangrijkste instrumenten voor machtsuitoefening. Het leven zélf – de natuurlijke processen van groei en verval – werd in administratief beheer genomen, met als sluitstuk de verzorgingsstaat die ons van de wieg tot het graf beschermt. Het is een vorm van bevolkingspolitiek die de diersoort mens, met behulp van statistiek en demografie, normaliseert en disciplineert en zijn productiekracht vergroot. Alles wat afwijkt van het gemiddelde en feitelijk onbruikbaar is, wordt als abnormaal of een bedreiging van de bestaande orde gezien. Foucault beschrijft indringend hoe bijvoorbeeld de lepralijder en de gek tot ongewenste maatschappelijke randverschijnselen worden, gedaantes die angst gaan inboezemen, terwijl ze voorheen integraal onderdeel van de samenleving waren.
Staatsaangelegenheid Het efficiënte bestuur van het leven, de regulering van het geluk en de veiligheid ervan, biopolitiek dus, is uiteindelijk angstpolitiek. Ze is namelijk primair gericht op de bescherming tegen mogelijke slachtoffering of ongewenste intimidatie, haar mobiliserende principe is angst. Vanaf het moment dat de staat zich als hoeder van gezondheid en welzijn opwierp, van levensverwachting en vruchtbaarheid, drong het feitelijk onze huiskamers binnen. En wij lieten ons dat welgevallen. De behartiging en bescherming van privébelangen, de angst om kwijt te raken wat we zo zorgvuldig hebben opgebouwd en koesteren – de huiselijke sfeer van veiligheid en bezit – werd een staatsaangelegenheid. Maar juist in de privésfeer zijn we kwetsbaar, elke inbreuk hier is meteen een bedreiging. We pantseren ons weliswaar met aanspraken op welzijn en geluk, veiligheid en gezondheid, maar even zo vaak worden we teleurgesteld, voelen we ons slachtoffer, omdat ons ‘recht’ hierop door de onvermijdelijke en natuurlijke processen van groei en verval, of door het >
crimelink 27
EINDE AAN GEWELDDADIGE EERZAKEN DOOR NIEUWE EERCODES?
‘Bestuurders en politici proberen hun verloren gezag terug te winnen met een retoriek van harde maatregelen en daadkracht’ noodlot, gelogenstraft wordt. De slachtoffer- en claimcultuur is hier een direct uitvloeisel van. Met deze vorm van machtsuitoefening heeft de staat, die zowel de strenge vader als de zorgzame moeder wil zijn, zich een rol toegeëigend die het onmogelijk waar kan maken. En een ouder die tekortschiet in zijn rol als beschermer of die valse verwachtingen wekt, roept argwaan op. Het kind zou hem zelfs als een bedreiging kunnen gaan ervaren. Dit heeft verstrekkende gevolgen: iets wat tegelijkertijd een bron van bescherming én bedreiging is, leidt meer dan eens tot dissociatie- en angststoornissen. En precies vanuit deze dynamiek van verwijdering en vervreemding kan zoiets als een veiligheidskloof, met eigentijds orakel en al, te voorschijn komen. In deze biopolitieke context liggen de wortels voor de huidige legitimiteitscrisis van de politiek: de veelbezongen verwijdering tussen burger en overheid. Een crisis die de stabiliteit van westerse parlementaire democratieën bedreigt.
Redeloze massa Aan Foucault danken we het inzicht hoe in de achttiende en negentiende eeuw de meest uiteenlopende instituties ons dwongen onze diepste angsten en begeerten te bekennen. Dat was het instrumentarium waarmee biopolitiek zijn normaliserende macht effectueerde. En dat is nog steeds zo. Of het nu de christelijke zielzorg betrof, de kostscholen, het gevangeniswezen, de tuchthuizen, de psychoanalyse, het coachtraject of maatschappelijk werk: overal werden en worden we aangespoord de angst voor onszelf en voor de Ander op te biechten. Vreest uw naaste als uzelf, zoals de Sloveense filosoof en psychoanalyticus Slavoj Zižek het kernachtig verwoordt, is misschien wel hét leidmotief van de moderne tijd. Onze identiteit, wie of wat wij denken te zijn, wordt in hoge mate bepaald door angst. Angst voor immigratie, voor natuurrampen, voor ziektes, voor identiteitsverlies en, last but not least, angst voor
misdaad en criminaliteit. En daarmee is angst het hoofdbestanddeel van de westerse subjectiviteit geworden. Zo snijdt het mes van de angstpolitiek aan twee kanten. Wanneer de politiek zich toelegt op het mobiliseren van angst (dat is haar immanente logica geworden, om het filosofisch uit te drukken), hoeft het niemand te verbazen dat de massa’s op straat eveneens paranoïde trekken gaan vertonen. Voor het dictaat van de redeloze massa bestaat er in de politicologie een term: ochlocratie. De opvattingen van de hysterische menigte bepalen dan het doen en laten van het landsbestuur. Democratie kan zo ontaarden in een ochlocratie, oftewel in een heerschappij van het gepeupel. Het eigentijdse orakel en zijn gedoogcollaborateurs zijn zowel symptoom als katalysator hiervan.
Schijn en zijn En zo zijn we terug bij de alledaagse leefervaring van het hier en nu. Een ervaring die met argwaan en achterdocht geïnfecteerd is. Op die paar internetfora waar de conclusies van de Raad voor het Openbaar Bestuur ‘bediscussieerd’ worden, is goed te zien hoe de politisering van de angst ook van onderop plaatsvindt. Of men twijfelt aan het wetenschappelijke gehalte van het advies, of men karakteriseert het rapport als een verhulde aanval op de PVV. En met dat etiket kan men het afdoen als een politiek spinsel. Angst en samenzweringstheorieën hangen natuurlijk nauw met elkaar samen. Het verhaal van Marc Schuilenburg elders in dit nummer, is eveneens illustratief. De op het oog onschuldige opmerking in het tv-programma Brandpunt dat het toenemende gevoel van onveiligheid niet gestaafd wordt door de cijfers, kwam de auteur op tientallen verontwaardigde mails te staan. Hetzelfde patroon: men doet het af als linkse journalistiek, of men raadt de brenger van het nieuws aan zijn huiswerk beter te doen. Ook hier trekt het geloof in onveiligheid aan het langste eind; de beleving is maatgevend, de feiten kloppen niet, hoe evident ze ook mogen zijn. Of, om het
Al eerder werd in Crimelink aandacht besteed aan eergerelateerd geweld. In dit soort zaken worden mensen door aantasting van hun eergevoel gedreven eigen rechter te spelen. De consequenties kunnen dramatisch zijn. Hoe stoppen we dit geweld? Ligt de sleutel verborgen in The Honour Code van cultuurtheoreticus Kwame Anthony Appiah?
filosofisch uit te drukken, schijn en zijn bewandelen ieder hun eigen weg. En dat geldt evenzeer voor de boodschap van de raad. Het past niet bij het overheersende wereldbeeld, bij de tijdgeest van argwaan zo men wil, en valt dus buiten het gezichtsveld.
Geborgenheid Het succes van het populisme in het algemeen en de PVV in het bijzonder heeft als voedingsbodem een verinnerlijkte vorm van angst. En natuurlijk is het zo dat mondialisering en de recente financiële en economische crises de onzekerheid en argwaan vergroten. Maar angstpolitiek en de burger als angsthaas zijn twee zijden van eenzelfde medaille die al veel langer in omloop is. Het bestaat uit een licht ontvlambaar amalgaam van biopolitieke materialen die Foucault voor ons opgegraven heeft. Tot slot: ‘Veiligheid is nabijheid.’ Het is een van de sleutelzinnen uit het rapport Veiligheid en vertrouwen. In weerwil van de neiging om groepen tegen elkaar uit te spelen en van elkaar te vervreemden en ondanks een kabinet dat uitblinkt in flinkheid en machotaal, moet geborgenheid in nabijheid en empathie gezocht worden. Het Rotterdamse initiatief van een wijkagent om burgers actief bij veiligheidskwesties in de buurt te betrekken, is hier een mooi voorbeeld van. Niets staat burgers in de weg om elkaar op te zoeken en de hand te reiken. Lokale gezagsdragers kunnen en moeten hierin een voortrekkersrol spelen, desnoods tegen de keer in. Er bestaan genoeg mogelijkheden voor vreedzaam en actief ‘verzet’ van onderop; in dit themanummer van Crimelink zijn daarvan diverse voorbeelden te lezen. Angstpolitiek is uiteindelijk te bezweren door dicht tegen elkaar aan te kruipen en naar elkaars hartslag te luisteren. Want voor het meest nabije zijn we over het algemeen het minst bang. n
Hans Schnitzler is sociaal-cultureel filosoof; hij werkt en woont in Barcelona
Dat het toenemende gevoel van onveiligheid niet gestaafd wordt door de cijfers, doet men af als linkse journalistiek 28 crimelink
Geen eer aan te behalen
TEKST
JANINE JANSSEN
B
ij het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) van de Nederlandse politie komen jaarlijks tussen de 450 en 550 hulpvragen van regionale politiekorpsen binnen. Het gaat dan om zaken waarbij het vermoeden leeft dat een geschonden eergevoel een motief is voor (dreigen met) geweld. Als een korps bij het LEC EGG aanklopt, gaat het overigens nooit om een vermoeden van een ‘eerconflict’ op het voetbalveld of om een opgestoken middelvinger in het verkeer. In praktisch alle zaken die bij het LEC EGG binnenkomen spelen familierelaties een rol. Het kan dan gaan om de keuze voor een partner of een opleiding als katalysator in een eerconflict; maar de steen des aanstoots kan net zo goed gelegen zijn in het verlangen naar een echtscheiding, een ‘ongelukje’ in de zin van een buitenechtelijke zwangerschap of een ruzie over de verdeling van een erfenis. En het gaat eerlijk gezegd niet altijd om keuzes, maar ook om dingen die mensen in het leven kunnen overkomen, zoals het geboren worden met een homoseksuele geaardheid of het ten prooi vallen aan een verkrachter. Hierbij is geen sprake van een keuze. Kortom, tal van aanleidingen zijn denkbaar, waarbij het gevolg is dat een enkeling tegenover de familie komt te staan. We hebben het dan niet alleen over vader, moeder, broers en zussen, of de eigen partner – het gezin waar we bij huiselijk geweld snel aan denken – maar eveneens over opa’s, oma’s, ooms, tantes, neven en nichten, en de hele schoonfamilie, kortom de extended family. Van dat soort familiegroepen kan een enorme druk uitgaan als er vrees voor schade aan de familie-eer ontstaat, en als eenmaal een bepaald idee heeft postgevat over hoe die smet moet worden voorkomen of weggepoetst. In het uiterste geval gaat het om moord, wat we in dat kader ook wel ‘eerwraak’ noemen. Ongeveer twee tot drie procent van de zaken die bij het LEC EGG binnenkomen kennen een dodelijke afloop. Iets meer dan de helft van de aangemelde zaken betreft bedreigingen. Slachtoffers zijn vaak vrouwen, maar ook mannen. Daders die zich inzetten voor gewelddadig eerherstel zijn vaak mannen, maar beslist ook vrouwen. Ongeveer veertig procent van de zaken die bij het LEC EGG binnenkomen speelt zich af in een Turkse context, circa twintig procent tegen een Marokkaanse achtergrond en verder krijgen wij kwesties aangereikt waarbij men-
>
crimelink 29
sen van Iraakse of Afghaanse komaf betrokken zijn. Uiteraard krijgt de politie niet alle zaken in beeld; er is sprake van een dark figure. Dat neemt niet weg dat elke dode er één te veel is en dat deze vorm van eigenrichting door burgers in eerconflicten een halt dient te worden toegeroepen. Maar hoe? Waarom zijn die zaken zo moeilijk te voorkomen?
Sociale dood Wie zich voorneemt gewelddadig eerherstel een halt toe te roepen, kan zijn of haar pijlen in theorie op twee doelen richten: aanleidingen tot eerschendingen zouden moeten verdwijnen, dan is er immers geen reden meer voor (dreigen met) geweld in naam van eerherstel. Een andere optie is dat de reactie op eerschendingen zou
Zus hoeft niet dood, maar de teugels moeten aangehaald worden
moeten veranderen, in die zin dat bepaald gedrag misschien nog wel laakbaar wordt gevonden, maar dat er acceptabele geweldloze alternatieve manieren zijn om hierop te reageren. De eerste optie is niet reëel. Je kunt bijvoorbeeld niet voorkomen dat mensen een homoseksuele geaardheid hebben. Bovendien heeft de Franse schrijver Nicolas Chamfort ooit gezegd dat alleen de vrouwen van vrijgezellen en de kinderen van maagden perfect zijn. Zo is het maar net. Buitenechtelijke affaires en ander gedrag dat de goede naam van de familie kan ontheiligen is van alle tijden. Hoewel mensen gewaarschuwd kunnen worden voor de consequenties van hun gedrag – bezint eert ge bemint – zijn die stenen des aanstoots niet of nauwelijks weg te nemen. Het is verder niet erg realistisch om te verwachten dat in de nabije toekomst bedrogen bedpartners de acties van overspelige geliefden nonchalant weg zullen lachen of dat ouders staan te juichen als hun minderjarige dochter zwanger blijkt te zijn. Hoewel dat heel mooi zou zijn, is het ook niet aannemelijk dat homoseksualiteit opeens in de hele samenleving op volledige acceptatie kan rekenen. De tweede optie, de reactie op eerschendingen aanpakken, ligt meer voor de hand, maar is ook niet zo eenvoudig te realiseren. Dat heeft te maken met de sociale consequenties indien betrokken partijen verzuimen hun eer te zuiveren. Een wisse sociale dood is dan het gevolg. Dat speelt vooral in relatief kleine en gesloten gemeenschappen, waarin iedereen elkaar kent en mensen niet zozeer als individu beschouwd worden maar bovenal als lid van een
30 crimelink
bepaalde (etnische, religieuze en/of familie-) groep. Een slager of een bakker die de zedelijke reputatie van zijn vrouwelijke familieleden niet serieus bewaakt, kan dan fluiten naar zijn clientèle. Een ander voorbeeld: een jonge aantrekkelijke ongehuwde dochter lijdt onder de dubieuze reputatie van haar oudere zus, want daardoor verdwijnen haar kansen op de huwelijksmarkt als sneeuw voor de zon. Want hoe kan een potentiële bruidegom nu weten dat hij met de jongere zus wel safe zit zolang het gedrag van de oudere zus niet is gesanctioneerd? Kortom, de jongere zus gaat bij moeder klagen en legt uit dat de familie belang heeft bij eerherstel. Zus hoeft niet dood, maar de teugels moeten aangehaald worden en wel zo dat dat voor de gemeenschap zichtbaar is. Geweld is niet op voorhand uitgesloten. Moeder hoort het verhaal aan en gaat met vader in conclaaf. Dit soort dingen gebeurt. Diep in het hart wil de betrokken familie misschien wel niet tot rigoureuze maatregelen overgaan, maar de consequenties van niet optreden zijn ook bikkelhard: sociale uitsluiting. Wat voor veel westerlingen zo irrationeel lijkt wat betreft (dreigen met) geweld in eerzaken, is in feite eenvoudig terug te brengen tot een analyse van (sociale) kosten en baten.
Cultureel commentaar Vriend en vijand zijn het erover eens dat geweld in naam van eer niet getolereerd kan worden. Maar hoe kan deze praktijk een halt worden toegeroepen? Uiteraard blijft de politie optreden bij (dreigend) geweld. De normen van het Nederlandse recht worden gehandhaafd. Maar de politie realiseert zich heel goed dat zij het tij niet alleen kan keren. Dat is bovendien ook niet haar unieke verantwoordelijkheid. Niet alleen andere partners in de veiligheidszorg – denk bijvoorbeeld aan de vrouwenopvang, maatschappelijk werk, jeugdzorg, openbaar ministerie en de rechterlijke macht – hebben hier een belangrijke rol, maar bovenal ook de betrokken gemeenschappen zelf. Maar hoe stel je op een constructieve wijze cultureel bepaalde normen ter discussie? Cultuur is een wonderlijk iets. Net zoals een vis bij wijze van spreken pas bij de visboer doorheeft dat hij toch echt in het water hoort en niet op het land, zo worden mensen aan het denken gezet over hun eigen mores als zij zich geconfronteerd zien met groepen met andere opvattingen. In de koloniale tijd heeft die ontmoeting dramatisch uitgepakt. Westerlingen waren er diep van overtuigd dat zij het morele gelijk aan hun kant hadden en keken met een groot superioriteitsgevoel naar andere culturen. Het behoeft geen verdere uitleg dat zo’n houding niet leidt tot een open en kritische blik op de eigen maatschappij en absoluut geen recht doet aan de waardering van andere samenlevingen. Er zijn nog steeds mensen die denken dat alleen allochtonen en mensen buiten Europa ‘cultuur’ hebben. De blanke, autochtone norm is dan de maat van alle dingen en alles wat anders is, heet dan opeens ‘cultuur’. Zo doorredenerend is dan de dubieuze conclusie onvermijdelijk dat alleen allochtonen eer zouden hebben, want eer is immers een culturele uiting. En dat lastige eergevoel geldt dan daarnaast nog eens als een pars pro toto: als je die eercode eenmaal door hebt, snap je meteen hoe die hele cultuur in elkaar zit. Helaas doet zich ook het omgekeerde voor. Zo bleek ooit uit een interviewfragment in een studie over loverboys dat een allochtone respondent beweert dat
het makkelijker is om autochtone dan allochtone meisjes in de prostitutie te krijgen. Bovendien zou de inzet van een autochtoon meisje minder erg zijn. Het kwam erop neer dat daar toch ‘geen eer’ aan te behalen valt. Het behoeft geen verdere uitleg dat dit soort redeneringen verre van wenselijk is.
Focus op positieve eer Wakend voor de hiervoor beschreven valkuil van al te makkelijke analyses op cultureel gebied, hebben verschillende migranten- en vluchtelingenorganisaties in Nederland in het kader van preventie van eergerelateerd geweld initiatieven ontwikkeld onder de noemer ‘aan de goede kant van de eer’. Aan de hand van discussie over de vraag wat nu precies eervol is en wat niet, wordt gepoogd aan mentaliteitsverandering te doen. Achterliggende moraal is dat op gewelddadige wijze eigen rechter spelen om een geschonden eergevoel te herstellen beslist niet als eervol mag worden bestempeld. Op dit moment krijgt Kwame Anthony Appiah wereldwijd veel aandacht voor zijn boek The Honor Code. Deze in Ghana opgegroeide en aan Princeton verbonden hoogleraar betoogt dat eercodes ook positieve kanten hebben. Hij stelt dat aan het duel onder aristocraten, het afbinden van vrouwenvoeten in China en aan slavernij een einde is gekomen omdat deze wrede praktijken op een gegeven moment haaks gingen staan op het nationale eergevoel. Er vonden ‘morele revoluties’ plaats op momenten dat het gevoel voor gek te staan ging overheersen. Nu kun je je afvragen in hoeverre op korte termijn familiegroepen in multi-etnische samenlevingen zoals de Turkse, de Marokkaanse, de Iraakse, de Afghaanse en natuurlijk de Nederlandse onder de indruk zullen zijn van een blamage van het nationale eergevoel. Appiah voorspelt echter dat wanneer we blijven appelleren aan die vaderlandse trots het geweld uit naam van eer zijn beste tijd gehad zal hebben. Als we de zaak maar in voldoende mate ridiculiseren. De draak met iets steken kan geweldig helpen om de spreekwoordelijke kou uit de lucht te halen. Maar het kan ook eenzelfde uitwerking hebben als benzine op een open vuur. Wie zich de ‘cartoonrellen’ nog voor de geest kan halen, begrijpt vast dat humor ook een gevaarlijk instrument is. Aansprekend in Appiah’s betoog is echter dat de eercode niet helemaal hoeft te worden afgeschreven. Die moet alleen een positieve wending krijgen in die zin dat eigenrichting in naam van eer laakbaar en dus oneervol wordt. Waar het met andere woorden om draait, is dat eer en geweld ontkoppeld worden. Gewelddadige antwoorden op eerschendingen
moeten oneervol worden. Maar hoe doe je dat? Het werk van Appiah prikkelt en zet aan het denken – wat beslist een grote verdienste is – maar hij komt niet met een concreet zeven-stappen-plan of iets in die geest dat toepasbaar is in het leven van alledag. Met name bij zijn uitleg over het einde van het afbinden van vrouwenvoeten en de slavernij blikt hij als contemporaine schrijver terug in de tijd en beschrijft hij een sociale geschiedenis van de ontwikkeling van ideeën. Maar eergerelateerd geweld is tot op heden nog steeds een issue. We zitten midden in de aanpak van dat probleem en dat maakt het moeilijker om op dit moment concrete factoren te identificeren waardoor deze vorm van geweld voor eeuwig en altijd uit de wereld kan verdwijnen. Van een retroperspectief is beslist geen sprake. Het is wellicht ook te makkelijk om te verwachten
Gewelddadige antwoorden op eerschendingen moeten oneervol worden
dat ons een kant-en-klaar model wordt aangereikt om dit geweld te bezweren. In het dagelijks leven zullen we onszelf vaker moeten afvragen waaraan we eer ontlenen en er moet veel gediscussieerd worden over positieve en negatieve uitwerkingen van eercodes. Maar het is dan wel de kunst om de goede toon te treffen, anders stelt die ander zijn hart niet open voor welgemeende doch kritische argumenten. Sterker nog, dan zijn we weer terug bij af. n
Janine Janssen is hoofd onderzoek van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) van de Nederlandse politie en universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Deze tekst is voor een deel gebaseerd op fragmenten uit de door Janssen gehouden Aletta Jacobs-lezing 2011
Emancipatie van vrouwen Dikwijls wordt ook een andere reden genoemd waarom de Nederlandse samenleving nog niet van eergerelateerd geweld is verlost. Op dit moment doen allochtone meisjes en vrouwen het erg goed in het (hogere) onderwijs, terwijl jongens en mannen uit dezelfde etnische groepen achterblijven. Achterliggende gedachte is dan dat zij dit voor hun eergevoel blijkbaar niet kunnen verkroppen en door het patriarchaat gedreven hun dochters, zusters en vrouwen gewelddadig een halt toeroepen. Het valt absoluut niet te ontkennen dat dit speelt, maar hier moeten toch twee kritische kanttekeningen bij worden geplaatst. Aan de ene kant wordt allochtone vrouwen ernstig tekort gedaan als hun academische succes niet als een verdienste wordt gezien, maar vooral wordt afgedaan als een element van slachtofferschap. Aan de andere kant wordt voorbij gegaan aan de belangrijke rol van onderwijs – zowel voor vrouwen maar zeker ook voor mannen – als het erom gaat nieuwe ideeën op te doen en vertrouwde waarden en normen ter discussie te stellen.
crimelink 31
H E T D I L E M M A VA N D E S I S TA N C E V E R S U S R E C I D I V E ONDERZOEK
Stoppen met mis daad in de bajes? In Vlaamse gevangenissen weegt zwaar bij beslissingen over penitentiair verlof de risicotaxatie, de vraag hoe het fout kan gaan. Bij desistance staat de vraag centraal hoe het goed kan lopen. Kunnen deze twee perspectieven worden geïntegreerd?
TEKST
32 crimelink
STEF DECOENE EN GAETÈNE DE SMAELE
ASTRID ROOX / NATIONALE BEELDBANK
C
arl werd in 1989 veroordeeld voor roofmoord, gepleegd samen met zijn vriendin en een minderjarig familielid van het slachtoffer. Hij was toen twintig. Veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf kwam hij wettelijk in aanmerking voor een voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) vanaf 1995. De gevangenisdiensten bereidden een reclassering voor: zelfstandige woonst, financiële hulpverlening, een laagdrempelige psychosociale begeleiding en een beroepsopleiding. Hij vroeg én kreeg hiervoor uitgangsvergunningen; dagen waarop hij de gevangenis gedurende een aantal uren kon verlaten om de reclassering concreet te maken. Tijdens een afspraak liep het mis: hij kwam later toe op gesprek bij de maatschappelijk assistente, diende een andere cliënt te laten voorgaan zodat hij dreigde te laat terug te zijn in de gevangenis. Hij besliste dan maar om niet terug te keren, ging zich een avondje bezatten en belde de ochtend erop bij de gevangenis aan. De gunstmaatregelen werden geschrapt. Carl ging in verzet tegen de psychologe die zijn reclassering mee diende te coördineren en weigerde nog verder gesprek met haar of andere leden van de psychosociale dienst te hebben.
Geen gezanik Omdat er met hem geen land meer te bezeilen viel, werd hij in 2002 naar een andere gevangenis getransfereerd. Hij bleef zichzelf
in koppigheid vastzetten en had jarenlang nauwelijks contact met iemand. Vragen vanuit de psychosociale dienst om een gesprek te hebben werden niet beantwoord. Hij stelde geen vragen meer voor penitentiair verlof, elektronisch toezicht of voorwaardelijke invrijheidstelling. Verslaggeving beschreef hem in 2004 als een koppige, wat bizarre maar erg antisociale man met als label psychopathie en waar niemand echt zicht op had. Hij werd een stukje van het penitentiaire meubilair en iemand waarvan steevast gezegd werd dat het een hogerisico-gedetineerde betrof. In 2008 wordt na een personeelsverschuiving een nieuwe psycholoog op het dossier geplaatst. Hij nodigt Carl uit voor kennismaking, met de verwachting een nee te krijgen. Tot zijn verbazing komt Carl opdagen: nors, oppositioneel, erg wantrouwig. ‘Wat is er?’ wil hij weten. De psycholoog stelt zich voor, zegt verbaasd te zijn dat Carl reeds zeventien jaar gevangen zit en vraagt waarom Carl geen voorwaardelijke invrijheidstelling wil. Carl zegt dat hij dit wel wil, maar dat hij geen gezanik rond zijn hoofd wil, geen voorwaarden die hem niet zinnen, dat hij niet te veel mensen om zich heen wil en dat het de schuld van het gevangeniswezen is dat hij er is. Hij zegt dat het hem allemaal niet kan schelen. De psycholoog beslist het dossier te ontstoffen, PCL:R te scoren en na te gaan of er misschien toch een reclassering zou kunnen worden uitgewerkt. Twee weken later ontvangt hij tot zijn verbazing een vraag tot gesprek van Carl. Blijkt dat deze een reportage gezien heeft over binnenscheepvaart. Het spreekt hem aan: geen mensen rond zich heen, bezigheid, en beweeglijkheid.
Fragiel veranderingsproces Vanaf dat moment ontstaat een steeds sneller evoluerend proces van verandering. Carls interesse wordt ernstig genomen, zijn wantrouwen eveneens. PCL:R leert dat Carl duidelijk niet psychopathisch is. Een argument voor stilstand valt weg. Een jobconsulente is bereid Carl te spreken over mogelijke beroepsuitwegen. Begin 2009 is het reclasseringsplan voldoende uitgewerkt om uitgangsvergunningen te kunnen aanvragen. De directie twijfelt; in 1995 hield hij zich eerder al niet aan de voorwaarden en wilde hij lange tijd niet met de justitiële diensten samenwerken. De PSD bespreekt dit met Carl. Hij ontploft, zegt dat hij niks meer wil, want dat ‘ze’ hem toch niet in VI zullen willen laten gaan. De PSD repliceert dat uitgangsvergunningen noodzakelijk zijn en dat als hij zegt dat hij terugkomt dit voor de PSD voldoende garantie zal zijn. De storm gaat wat liggen, hij tekent een procedureel inhoudsloos briefje waarin staat dat hij zich engageert terug te keren. De uitgangsdagen worden toegekend, de reclassering raakt georganiseerd. De werkgever blijkt verrast door de bereidheid van Carl om hard te werken en zich in te zetten. Sinds begin 2010 is Carl niet langer gedetineerd. Hij startte met beperkte detentie (overdag gaan werken, ’s avonds in de gevangenis) en kreeg zes maanden later VI. De justitieassistente rapporteert dat betrokkene een norse wat tegendraadse man is die zich echter aan de voorwaarden houdt en door de werkgever wordt geapprecieerd. Een financiële en psychosociale hulpverlening loopt, en loopt goed. Carl is een succesverhaal, maar waarbij het niet zo gemakkelijk is de succesfactoren te
Carl heeft een reportage gezien over binnenscheepvaart. Het spreekt hem aan: geen mensen rond zich heen, bezigheid, en beweeglijkheid
benoemen. Meer lijkt het alsof hier op een bepaald moment verschillende factoren bijeen komen om bij Carl een nog fragiel veranderingsproces te versterken en te versnellen. Niks garandeert op dit moment dat Carl geen nieuwe feiten meer zal plegen, maar de kaarten liggen goed.
Verandering in het zelfbeeld Desistance is een langzaam proces. Het wordt gekenmerkt door ambivalentie, vooruitgang en herval, vooraleer het crimineel gedrag volledig stopt. Het is een proces dat begint nog voor het plegen van feiten echt stopgezet wordt (tenzij de delinquent op dat moment in de gevangenis zit) en doorloopt tot lang nadat het (voorlopig) laatste feit gepleegd is. Wat maakt dat delinquenten zoals Carl op een bepaald moment hun criminele carrière vaarwel zeggen? Theorieën over desistance benadrukken het belang van ouder worden, hiermee gerelateerde externe factoren (levensgebeurtenissen zoals trouwen, een vaste job vinden of lid worden van een vereniging, die via sociale bindingen leiden tot stoppen met criminaliteit) en/of hiermee verweven interne processen (zoals motivatie, attitude, zelfbeeld). Wie zoals Carl een vaste job vindt raakt meer verbonden met de conventionele samenleving. De structuur van wederzijdse afhankelijkheden en sociale instituties die zo ontstaat wordt een bron van informele sociale controle. Doordat (toekomstige ex-)delinquenten meer toegewijd worden aan familie en/of werk gaat dit hun gedrag geleidelijk aan meer en meer beperken. Hetgeen verworven wordt kan betekenisvol/waardevol gevonden worden en zo het evenwicht tussen de kortetermijnvoordelen van criminaliteit en de langetermijnopbrengst van verbintenissen aan conformiteit veranderen. Na verloop van tijd ontstaat er een verandering in het zelfbeeld van de ex-delinquent. Hij bouwt zijn eigen persoonlijke verhaal op rond de verworven levensgebeurtenissen, houdt op zichzelf als delinquent te zien en vindt een positieve, meer prosociale identiteit (zoals bijvoorbeeld ‘familieman’, of zoals Carl: ‘harde werker’). Zo’n fundamentele identiteitsverandering zou volgens veel desistance-onderzoek nodig zijn om langdurige gedragsverandering mogelijk > te maken.
crimelink 33
Khalid wil eindelijk een gewoon leven kunnen leiden en zijn moeder respect getuigen Sociaal kapitaal Maar ook bij Carl lijkt het desistanceproces eerder al te beginnen. Carl was bereid te zoeken naar een job, stond ervoor open deze verbintenis aan te gaan… hij lijkt een motivatie ontwikkeld te hebben om zich hiervoor in te zetten. Een motivatie die door een psychosociale dienst ondersteund kon worden. Daarenboven lijkt hij ‘agency’ ontdekt te hebben. Desisters ontdekken dat ze de mogelijkheid hebben om zelf keuzes te maken en hun eigen leven te beheren, dit in tegenstelling tot persistente plegers die hun leven zien als hopeloos en vol onoverkomelijke obstakels. Bij Carl lijkt dit ontdekken van agentschap ondersteund of zelfs uitgelokt te worden door betekenisvolle anderen die in de delinquent en zijn mogelijkheden voor een alternatieve toekomst geloven, die de hoop levend houden net wanneer de delinquent dit (even) zelf niet kan. Sociaal kapitaal speelt bij desistance een belangrijke rol. Dit is een netwerk waarop iemand kan terugvallen om uit de problemen te geraken, maar ook een netwerk dat interne motivatie kan triggeren. Ook professionele (hulpverlenings)relaties lijken dit proces te kunnen ondersteunen, zoals bijvoorbeeld de psychosociale dienst in de gevangenis.
Risicobeheersingskader In de penitentiaire praktijk wordt vooral aandacht besteed aan praktische diensten (bijvoorbeeld hulp bij het vinden van een opleiding of job), waarbij men ervan uit lijkt te gaan dat mensen blind gehoorzamen aan sociale structuren. Mensen kiezen er echter voor om zich normconform te gaan gedragen, ze kiezen er ook voor om een job aan te nemen en vol te houden. Het lijkt dan ook vooral van belang om dit interne veranderingsproces te ondersteunen. Iemand die effectief verandert, doorloopt een spiraal waarin hij zich langzaam bewust wordt van de aanwezigheid van een probleem, beslist te willen veranderen, onderneemt concrete actie en houdt dit uiteindelijk vol. Terugval is echter mogelijk in elk stadium, en is eerder regel dan uitzondering. Via motivationele gespreksvoering zou de gedetineerde hierin beter begeleid kunnen worden. Hulpverleners kunnen de gedetineerde helpen kapstokken te zien om een dergelijk veranderingsproces aan op te hangen. De implementatie van bevindingen uit
34 crimelink
desistance-onderzoek staat echter wat haaks op hoe strafrecht en dus ook penitentiaire instellingen functioneren. Desistance gaat over hoe delinquenten stoppen. In de gevangenis wordt vooral gekeken naar waarom delinquenten falen. Er wordt gewerkt vanuit een risicobeheersingskader, gefocust op risico’s en op ongewenst gedrag. De focus is: kijken naar oorzaken van het tot stand komen van criminaliteit en recidive. Carl werd, niet onterecht, beschouwd als een hoog risicodossier.
Desistance versus recidive Hoe kunnen we beide perspectieven met elkaar integreren, zowel theoretisch als praktisch? Het is immers naïef te denken dat de samenleving het risicobeheersingsperspectief aan de kant zou (moeten) schuiven ten voordele van het desistanceperspectief. Bovendien weten we heel veel over het inschatten van recidivekans en zou het professioneel en wetenschappelijk weinig verantwoord zijn deze kennis opzij te leggen. Anderzijds lijkt het even onbezonnen om geen rekening te houden met veranderingsprocessen die kunnen leiden tot het stopzetten van een criminele carrière. Hoe we het ook draaien of keren, de samenleving is meer geïnteresseerd in het stoppen van crimineel gedrag dan in het beheersen van mogelijke risico’s. In lopend onderzoek proberen we beter zicht te krijgen op hoe deze verschillende benaderingen met elkaar geïntegreerd zouden kunnen worden. Zijn er theoretische sporen om recidive en desistance procesmatig met elkaar te verbinden, en dus aan de schijnbare tegenstelling tussen beide te ontsnappen? Kunnen er methodieken ontwikkeld worden om bijvoorbeeld de kans op desistance te voorspellen, en belangrijker nog, om een pril desistanceproces te stimuleren en te ondersteunen? We denken van wel en hopen dit de volgende jaren te kunnen motiveren, en vooral ook in de penitentiaire praktijk stapvoets te implementeren.
Snel ontvlambaar Maar wat met Khalid? 34 jaar, zwakbegaafd, zwaar middelenverslaafd. Hij krijgt reeds jarenlang een methadon-substitutiebehandeling, maar hij zoekt bijkomende drugs, en als hij deze niet vindt is er altijd wel een café in de buurt. Feiten zijn een aaneenschakeling
van diefstallen en inbraken. Hij is sinds een paar maanden terug gedetineerd nadat hij tijdens een voorlopige invrijheidstelling nieuwe feiten pleegde onder invloed van alcohol. In detentie gedraagt hij zich buitensporig macho. Elk woord, elk gebaar wordt begrepen als een aanval op zijn persoon. Personeelsleden mijden hem omdat hij zo snel ontvlambaar is en niet aarzelt hun familie te bedreigen. ‘Ik zal je vinden’, gooit hij hun in het gezicht als hij zich terug gekrenkt meent te mogen voelen. De psychosociale begeleiding kijkt niet uit naar gesprekken met Khalid. Gesprekken duren zelden langer dan een half uur; meestal is hij al eerder op zijn tenen getrapt, wordt hij verbaal agressief en verlaat hij briesend het gespreklokaal, of wordt hij buiten gezet omdat enig gesprek niet langer mogelijk is. Tijdens een vorige detentie dreigde deze dreiging zelf echt uit de hand te lopen: hij vroeg uitgangsvergunning om zijn zieke vader te kunnen bezoeken. Zijn vader stierf voor de beslissing hiertoe werd genomen, een feit dat hij de psychosociale begeleiding blijft kwalijk nemen en dat aanleiding vormde voor aanhoudende bedreigingen ten aanzien van het personeelslid dat hem begeleidde.
Khalid wil ‘stoppen’ Khalid vraagt nu penitentiair verlof. De psychosociale dienst zegt hem dat ze twijfelt aan de haalbaarheid, en dient hoe dan ook een externe sociale enquête te laten uitvoeren. Wanneer deze enquête toekomt lezen we dat zijn moeder eigenlijk niet echt happig is om haar zoon nog langer op te vangen: hij heeft schulden waar zij dan voor dreigt op te draaien, haar andere kinderen zijn het gedrag van hun onverantwoorde broer beu, en zij vindt dat hij alleen kan komen indien er een duidelijke wettelijk georganiseerde budgetregeling wordt opgelegd. Wanneer de enquête met Khalid wordt besproken, gebeurt het onverwachte. Hij wordt eerst woedend, en barst dan in tranen uit. We luisteren hoe hij snotterend vertelt dat zijn moeder volgens hem de enige is die nog wat om hem geeft; dat hij in zijn familie niet alleen het zwarte schaap is maar ook de enige die het niet gemaakt heeft; dat hij graag een winkel zou openen maar altijd de verkeerde beslissingen neemt; dat hij bij eerdere reclasseringen drugshulpverlening
De nadruk die bij Khalid gelegd wordt op zijn geschiedenis van antisociaal gedrag leidde ertoe dat hij geen kans kreeg om zijn prille veranderingsproces vorm te geven
opgelegd kreeg én hiermee in contact kwam en bleef met andere drugverslaafden... Hij wil ermee stoppen, hij wil eindelijk een gewoon leven kunnen leiden en zijn moeder respect getuigen.
Een negatieve beslissing De psychosociale dienst beslist met wat aarzeling deze ommekeer ernstig te nemen. We beginnen met Khalid terug van nul. Tot onze stijgende verbazing is van machismo en agressie geen sprake meer. Meer, hij begint zelf voorstellen te doen voor een reclasseringsplan, voorstellen die gegeven zijn omstandigheden realistisch zijn. We beslissen positief te adviseren voor meerdere uitgangsvergunningen, zodat Khalid en zijn moeder het familieoverleg kunnen voeren, een psychologische behandeling rond assertiviteit en agressieregulatie georganiseerd kan worden en waarbij het middelenmisbruik aandacht krijgt maar niet centraal komt te staan, we een budgetregeling kunnen uitwerken én een beroepsopleiding zoeken die voor betrokkene voor adequate informele sociale controle zorgt én hem ook positieve ervaringen oplevert. We ontvangen een negatieve beslissing. De eerder misgelopen gunstmaatregelen en de nieuwe feiten tijdens eerdere vrijlating worden als belangrijkste argumenten gebruikt. Zowat op hetzelfde moment blijkt betrokkene onnadenkend ingegaan te zijn op een vraag van medegedetineerden een petitie te tekenen; de petitie blijkt echter een dagvaarding tegen de gevangenis te zijn. Khalid geeft op.
Nefast voor school- en andere carrières Cognitieve transformaties zijn delicaat als plantgoed, ze hebben aandacht nodig maar ook lucht en ruimte om te groeien. Hoe ondersteun je dit interne proces in een omgeving die bezig is met beveiliging eerder dan met verandering? Desistance wordt, lijkt het, vaak in de kiem gesmoord door een detentie. Een gevangenisstraf heeft een impact op zowel de externe factoren als op de interne processen die gerelateerd zijn met desistance. De impact op externe factoren lijkt het meest voor de hand liggend, en hier wordt vaak de meeste aandacht aan gegeven. Wanneer iemand in de gevangenis terechtkomt worden sociale netwerken plotsklaps verbroken. In
het beste geval is dit slechts tijdelijk, maar vaak is het definitief. Niet alleen bemoeilijkt een gevangenisstraf het onderhouden van persoonlijke relaties (door het moeilijker contact maken), ook gaan mensen afhaken omwille van het negatieve beeld dat ze van de persoon kunnen krijgen. Er worden tevens minder nieuwe contacten gelegd. Tenzij dan met medegedetineerden, hetgeen het sociaal kapitaal eerder negatief inkleurt. Affiliatie met deviante anderen kan versterkt worden. Een gevangenisstraf is daarom vaak zeer nefast voor school- of werkcarrière. Niet alleen is er het plotse (tijdelijke) wegblijven, maar ook nadien wordt het moeilijk nog een job te vinden als men in de gevangenis gezeten heeft.
Bedreiging voor de persoonlijkheid De gevolgen van detentie op interne processen lijken echter nog doordringender te zijn. De interpretatie van de gevangenisstraf en de betekenis die deze heeft voor de gedetineerde kan zijn latere aanpassing aan het leven in de maatschappij beïnvloeden. Hoewel sommige gedetineerden de intentie uiten gebruik te maken van hun detentie om er beter van te worden, wordt detentie over het algemeen gezien als een heel negatieve ervaring. Sommige gevolgen van een detentie (zoals gebrek aan vrijheid, zowel het feit niet uit de gevangenis te kunnen als het feit binnen in de gevangenis niet vrij te kunnen bewegen; deprivatie van bepaalde gewaardeerde goederen en relaties) kunnen een ernstige bedreiging vormen voor de persoonlijkheid van de gedetineerde en zijn gevoel van eigenwaarde. Iemand die in de gevangenis terechtkomt krijgt ook een label (‘onbetrouwbaar’, ‘crimineel’), wordt uitgesloten en wordt tijdens detentie ook continu herinnerd aan deze status. Hierdoor wordt het nog moeilijker om aansluiting te blijven vinden met de conventionele samenleving en om zelfrespect te behouden. Verder verliest een gedetineerde veel van zijn autonomie en krijgt hij het gevoel de controle over zichzelf te verliezen, en het is juist dit gevoel van controle dat de kern van agentschap uitmaakt.
Minder kans op desistance Sommige negatieve gevolgen van de detentie worden hersteld bij vrijlating, maar
andere gevolgen kunnen permanent zijn. Ook reacties of verdedigingen tegen de ervaren frustraties tijdens detentie kunnen een langdurige impact hebben doordat ze het zelfbeeld kunnen veranderen (bijvoorbeeld het ontwikkelen van een onderlinge gevangenencultuur, identificatie met de rol van crimineel onder de criminelen). Een gevangenisstraf leidt dus via een verdere verzwakking van bindingen en versterking en bevestiging van condemnation scripts vaak tot kleinere kansen op desistance. Ook het risicodenken kan een negatieve invloed hebben op het desistanceproces. De nadruk die bijvoorbeeld bij Khalid gelegd wordt op de aanwezigheid van een geschiedenis van antisociaal gedrag leidde ertoe dat hij geen kans kreeg om zijn prille veranderingsproces vorm te geven.
Desistanceperspectief Kunnen we als forensisch case-manager meer doen dan enkel detentieschade proberen te beperken en zorgen dat desistance niet in de kiem gesmoord wordt? Kunnen we desistance eigenlijk wel bevorderen? De hulpverlener staat voor de moeilijke taak om binnen op beveiliging en risicobeheersing gerichte penitentiaire instellingen het delicate desistanceproces levensvatbaar te maken én te houden. Misschien is het noodzakelijk dat maatregelen zoals uitgangsvergunningen en penitentiair verlof ook méé vanuit een desistanceperspectief worden toegekend? In een nieuw onderzoek willen we alvast nagaan hoe we in detentie zelf aanknopingspunten kunnen vinden om een beginnend desistanceproces te ondersteunen, maar ook hoe de gevangenis als organisatie structurele hinderpalen hierbij kan hanteren of verzachten. Desistance-onderzoek helpt om anders te denken over hoe delinquenten naar zichzelf, hun delinquent gedrag en naar detentie kijken. Het kan ook bijdragen om anders te kijken naar de best werkzame organisatie van gevangenissen. Maar er is nog veel wetenschappelijk én klinisch werk te doen. n Gaetène de Smaele is werkzaam in een Vlaamse gevangenis, en bereidt een doctoraat over desistance voor. Stef Decoene doceert forensische psychologie aan de V.U.Brussel vakgroep Criminologie.
crimelink 35
OPEN DEUREN
TEKST
Wroeging
K
ort nadat Theo van Gogh was vermoord, vond een sluwe journalist het gepast om diens beste vriend, de schrijver Theodor Holman, te bestoken met de vraag welke straf de dader van deze gruwelijke slachtpartij volgens hem verdiende. Van de schrijver was bekend dat deze zich had uitgesproken tegen de doodstraf. Het memorabele antwoord getuigde van een diepgang waar de arme journalist geen weet van had. ‘Wroeging’, sprak de schrijver. ‘Hij verdient het om zich bewust te worden van wat hij heeft gedaan en hier levenslang spijt van te hebben.’ Nu citeer ik uit het blote hoofd, maar de strekking mag duidelijk zijn. Wroeging, spijt, bewustzijn, het zijn woorden die getuigen van een geestelijk of zo u wilt zielenleven. Een leven waarin alle kleurschakeringen voorkomen tussen zwart en wit. Tegenwoordig echter geassocieerd met een achterhaalde neiging om moeilijk te doen of soft te zijn. Door de stoere, primitief-Nederlands sprekende Nieuwe Macht van de Onderbuik is het verdachte (lees onbegrepen) woord ‘nuanceren’ dan ook vervangen door het veel begrijpelijker, vlotter bekkende woord ‘zeiken’, dat meteen handig verwijst naar iets wat kwalijk riekt en beter zo snel mogelijk geloosd kan worden, hetgeen bovendien beter past in een cultuur waarin het ‘bottom-up-model’ nogal letterlijk wordt genomen. Nuanceren heeft echter, anders dan wordt gepropageerd, niets van doen met afzwakken. Integendeel, nuanceren betekent aanscherpen! Maar met de botte bijl is het makkelijk zwaaien en de scherp geslepen degens horen in handen van degenen die hebben geleerd ze te kruisen (zoals PVVKamerlid Lilian Helder onlangs nog op hilarische wijze demonstreerde; zie www. youtube.com/watch?v=R9cNsK0s9WQ). Kritisch denken, introspectief vermogen en zelfreflectie zijn impopulair, want ingewikkeld. Bovendien komt men ongehinderd door kennis sneller vooruit in een klimaat waarin de emotie boven het verstand wordt geplaatst en iedereen mag roepen wat er zoal in hem opkomt.
36 crimelink
Dat instinct en emoties interessante fenomenen zijn, hoort u mij niet ontkennen, maar zij zijn toch vooral bedoeld als reflexen om te overleven, en evolutionair gezien zijn ze allang ingehaald door een veel vernuftiger informatieverwerkingssysteem dat interactief de verschillende niveaus kan integreren. Simpel gezegd (want we gaan niet moeilijk doen) ligt in ons achterhoofd het oudste deel van de hersenen, het reptielenbrein zogezegd. Een soort automatische piloot die harstslag, ademhaling, eenvoudige handelingen en motoriek regelt, nieuwe informatie aankondigt en onze selectieve waarneming aanstuurt. Het daarna ontwikkelde deel van de hersenen, het zogenoemde zoogdierenbrein, regelt allerlei aspecten van onze warmbloedigheid en speelt een grote rol bij de emotionele reacties die met overleven te maken hebben: voeden, voortplanten, vluchten en vechten. Het meest recente deel van de hersenen, de neocortex, beslaat ongeveer tachtig procent van onze hersencapaciteit en is betrokken bij complexe processen als denken en leren, het nemen van beslissingen en het opslaan en verwerken van persoonlijke herinneringen. Hier worden ook muziek en taal begrepen en geformuleerd. Helemaal voor in deze overkoepelende hersenschors zetelt the executive brain, dat grotendeels controleert wat er in de rest van de hersenen gebeurt en tevens het beleid voert. Voor de hersenen geldt, zoals wij inmiddels weten, net als voor onze spieren: if you don’t use it, you loose it, en met het verheerlijken van het zogenaamde ‘instinct’ of de emotie van dat moment doen we onszelf dus op meerdere manieren tekort. Een mens kiest zijn daden op grond van wat hij op dat moment de beste oplossing acht voor een (ontstane) situatie. Het zou immers tegennatuurlijk zijn om anders te kiezen. Wat ook de afwegingen mogen zijn, men zal zijn handelen op dat moment zien als de enige of best mogelijke uitweg voor een probleem. Daarbij hoort het (al of niet tijdelijk) ontbreken van inzicht in eventueel betere alternatieven. Dat inzicht kan later ontstaan. Bijvoorbeeld door aanvullende informatie of
WENJA VAN DER MEULEN
S U R V I VA L
TEKST
Wenja van der Meulen is zelfstandig gevestigd als GZ-psycholoog in Amsterdam
reflectie of, zoals meestal, door de ervaring zelf en de gevolgen ervan. En tja, als je pas achteraf ziet wat je had moeten of willen doen, zit je met spijt. Spijt vanwege de angst voor straf, het gemiste gewin of de schade aan het eigen imago. Minder oppervlakkig is de gewetensnood, maar daar gaat een hele ontwikkeling aan vooraf, waarnaar verwezen wordt door het werkwoord ‘weten’, vertaald vanuit het Latijnse con(met)-scientia(kennis). Het geweten wordt in de opvoeding ontwikkeld, omdat de ervaring leerde dat menselijke neigingen zo in toom gehouden kunnen worden. Neigingen die als schadelijk worden gezien voor de samenleving en daarmee voor ons aller voortbestaan. ‘Schop de mensen tot ze een geweten krijgen’, bepleitte Louis Paul Boon daarom ook op subtiele wijze. Als het geweten knaagt, gaat het niet meer om de angst voor straf, maar juist om het verlangen naar boete doen, naar compensatie, om de gevoelde schuld mee in te kunnen lossen. Dit draait om gevoelens van eigenwaarde. Een rehabilitatie van de eigenwaarde is nodig om opnieuw vrij en autonoom te kunnen zijn. Het onderscheid tussen eer en waardigheid speelt hierin een onderscheidende rol. ‘Eer’ is een bron van twist en conflicten, omdat iemands aanzien in het geding is. Hiervoor heeft men (goedschiks of kwaadschiks) de overtuigingen en het respect van anderen nodig en dit betreft de buitenkant van iemands persoonlijkheid: het beeld, de schone schijn. In het geval van ‘waardigheid’ gaat het om de eigen verantwoordelijkheid en de rekenschap die men tegenover zichzelf moet afleggen. Men dient zich privé te verantwoorden tegenover zichzelf om in vrede met zichzelf te kunnen leven. Zichzelf in de eigen ogen zien in plaats van zich te spiegelen in andermans ogen. Die nuance maakt – op het scherp van de snede – een wereld van verschil. Het n verschil tussen oorlog en vrede. In Open deuren belicht Crimelinks huispsycholoog allerlei maatschappelijke omstandigheden die raakvlakken hebben met veiligheid dan wel het gevoel van veiligheid
HANS MOORS
Hans Moors is hoofd van de afdeling veiligheid, criminaliteit, welzijn en zorg en senior onderzoeker bij IVA Beleidsonderzoek en Advies aan de Universiteit van Tilburg
Groene revoluties
E
lk experiment gaat ten koste van jezelf. Beginnende moestuinbezitters weten dat. De energie die erin gaat, komt er niet altijd uit. Wereldwijd is voedselvoorziening een major issue. Niet alleen in de arme, maar ook in de rijke landen. Er is gebrek aan, het komt niet waar het zijn moet of het is van onvoldoende kwaliteit. Dat laatste dreigt vooral in de rijke landen, aldus de specialisten: ‘ondervoeding’ is het luxeprobleem van de onmiddellijke toekomst. De evidente relatie tot al even grote kwesties als milieu, klimaat en de footprints die we achterlaten, maakt het vooruitzicht er niet vrolijker op. Sinds de schepping hangt alles met alles samen. De voedselproductie is afhankelijk van het weer. Helpen we een handje, dan kost dat energie. Energieprijzen beïnvloeden de globale economie. Dus moeten we slimmer omgaan met energie, omwille van het klimaat, de voedselvoorziening en de volksgezondheid. Aartsengel Michaël zette zich af (zijn voetafdruk is op verschillende plaatsen teruggevonden),
trok zich terug in het hemels verwulfsel. En de mensheid bleef achter met de vraag hoe de schepping te overleven. Sindsdien zijn er heel wat groene revoluties geweest. Sommige richtten zich tegen dreigende hongersnood. De bevolkingsexplosie tussen 1960 en 1980 in India, China, Indonesië dwong tot verhoging van opbrengsten door verbetering van gewassen en productiemethoden. Nieuwe variëteiten kunstmest en pesticiden, betere irrigatietechnieken en financieringsvormen deden hun intrede. Het leverde de Amerikaanse plantkundige Norman Borlaug in 1970 de Nobelprijs voor de Vrede op. Of hij vanuit het actuele perspectief op voedselvoorziening – basic, just in time, local for local (we eten steeds meer Engels) – nog genomineerd zou worden, valt te betwijfelen. Andere groene revoluties richtten zich tegen de oneerlijke verdeling van macht en middelen, tegen de autocratische heerschappij van meer of minder fossiele presidenten, ayatollahs, koningen en kolonels.
Ooit kwamen die zelf vanuit eenzelfde streven aan de macht, zoals Kadhafi, die in 1969 met zijn Groene Boekje de Libische koning Idris afschreef en nu zelf richting schavot wordt geduwd. Sinds de Iraanse zomer van 2009 golft een ‘Zee van Groen’ over de Arabische wereld. We zien de beelden uit Tunesië, Egypte, Jemen, Syrië en waar nog. Massaal, met vele kernen op nog meer plaatsen. De moestuintjes van een nieuwe lente. Groen wijst op nieuw, zelfbeschikking, de vrijheid om veilig en onbedreigd te leven. Dat geldt, nu nog, voor seculiere en orthodox religieuze partijen, omdat ze samen macht maken. De vraag is voor hoe lang. Want macht ontstaat, schreef Hannah Arendt, wanneer mensen samenkomen en eensgezind handelen. De specialisten zijn het er wel over eens dat rond 2050 de wereld er heel anders zou moeten uitzien. In plantlabs combineren we dan vermoedelijk uitstootreductie, energiebesparing en productie dichtbij en op maat. Daglicht en lucht zijn dan verspilling. De toekomst ligt bij kleinschalige, volledig afgesloten ruimten thuis of dichtbij. Geen vervoer, licht-, lucht- en vochtverlies, maar LED-verlichting op specifieke golflengtes voor fotosynthese en computermodellen die de groei van de planten reguleren. Heel groen – en toch voelt het zo niet. En wat die moestuintjes van de nieuwe lente, die bloesemende vrijheid en veiligheid in de Arabische wereld tegen die tijd hebben opgeleverd, is moeilijk te zeggen. Hoe groen het uiteindelijk blijft... Het experiment is nog jong, wie er wat aan overhoudt is nog niet te zeggen. Het zal wel een beetje van alles wat zijn. Helemaal gerust ben ik er niet op. Integendeel, de geschiedenis is onverbiddelijk cynisch als het over het behoud van idealen gaat. Groen is eigenlijk geen kleur voor een revolutie. n In Survival belicht Hans Moors aspecten van sociale onveiligheid die van belang zijn in de overlevingsstrijd van de moderne mens
crimelink 37
DUPE
TEKST
ONNO DOKKUM
‘Ik ga in een dierenasiel werken om dat ik mensen niet meer vertrouw’
T
oen ik zestien was, werd ik in de meidengevangenis geplaatst. Zogenaamd ter bescherming van mezelf. Of tegen de grote boze mensenwereld. Ik wil niet zeggen dat er niks was gebeurd, maar een plek in de gevangenis had ik zeker niet verdiend. Men zei dat ik achter het station bijkluste voor loverboys en pooiers. Dat was niet zo, maar goed, je kan zeggen wat je wil op je zestiende, maar luisteren doen ze toch niet. Het systeem bepaalt wat goed voor je is. Mijn vader was vlak nadat ik geboren ben uit beeld verdwenen. Volgens een rapport van de kinderbescherming was ik onder verdachte omstandigheden van de bank gevallen, met blauwe plekken op plaatsen waar een baby normaal gesproken geen blauwe plekken heeft. Mijn moeder was een lieve vrouw. Ze bedoelde het allemaal goed, maar kon de opvoeding van mij en mijn broertje niet aan. Die is in de gevangenis terechtgekomen, maar dan wel terecht. Hij was al op z’n dertiende op het foute pad, op straat mensen beroven en later tankstations overvallen en dat soort dingen. Er zijn rapporten over vol geschreven. Mijn moeder werd ernstig ziek en ik raakte in de put. Ik ging niet meer naar school, spijbelde dagen achter mekaar en kwam in kringen terecht waarvan je nu zegt: had ik dat maar niet gedaan. Jeugdzorg kwam in beeld en die vonden het beter als ik in een gastgezin werd opgenomen. Nou, dat
heb ik geweten. De vader des huizes was een viezerik. Als z’n vrouw weg was, dan wilde hij dat ik allerlei dingen deed die ik niet wilde. Ik liep weg, werd weer opgepakt door de politie en kwam in het volgende pleeggezin terecht. Daar liep ik ook weer weg, en zo kwam ik onder toezicht van justitie in de gevangenis. Daar werd je onderworpen aan allerlei psychiaters en andere zielenknijpers. In het begin leek het heel wat. Er was er een die zei ‘Wat rot voor je!’ en ‘Hoe voel je je?’
‘De vader van het gastgezin was een viezerik; als z’n vrouw weg was, wilde hij dat ik allerlei dingen deed waar ik geen zin in had’ 38 crimelink
Tot psychiater nummer twee en nummer drie precies hetzelfde zeiden. Ze draaiden gewoon hun riedeltje af. De een was een kopie van de ander. Om van te braken. En dat taaltje van ze: ik had een ‘affectief inbeddingsprobleem’ en ik moest ‘met mezelf aan de slag’. Een ‘affectief inbeddingsprobleem’, dan pis je toch in je broek van het lachen, of je gaat er ontzettend van huilen. Ik deed beide. Dan die eindeloze sessies van beleven, herbeleven en nog maar eens een keer. Vaak in groepsverband. Dus iedereen wist wat je meegemaakt had, en daar werd je de volgende dag weer mee gepest. Als je al niet gek was, dan werd je het wel. Net als andere meiden moest ik pillen gaan slikken. Pillen om geestelijk weer beter te worden. Zogenaamd beter dan. In werkelijkheid werd je er alleen maar een zombie van. Op een gegeven moment ben ik stiekem met die rotzooi gestopt. Ik zag wat die pillen met je deden. Ik deed net alsof ik ze doorslikte, maar in werkelijkheid hield ik ze tussen wang en kies gevangen, en slikte
alleen het water door. Als de mevrouw van de pillencontrole weg was, haalde ik ze uit mijn mond te voorschijn en spoelde ik ze door de plee. Je had er een onderwijsprogramma. Nederlands, Engels, wiskunde, muzikale expressie en nog wat vakken. Maar niemand was er gemotiveerd. Het was van de categorie doing nothing, just hanging around. Het enige wat ze er deden was op de luchtplek roken, roken en nog eens roken. Je mocht maar zeer beperkt contact met de buitenwereld hebben. Eens per twee maanden sprak ik met m’n moeder over de telefoon. Ze was ernstig ziek, vertelde ze me op een goede dag. Kanker overal. Niet meer te genezen. Ik wilde naar haar toe, maar voordat je dat voor mekaar had, moest je eindeloos veel formulieren invullen die in veelvoud moesten worden goedgekeurd door de psychiaters. Vreselijk. En dat terwijl ik niet eens een officieel strafblad had. Op een dag werd er onverwacht bloed
met Jack Nicholson. Dan denk je: dat kan alleen maar ergens anders gebeuren, maar blijkbaar kon het hier ook. Veel meisjes werden depressief, of nog depressiever dan ze al waren. Als ze een keer lachten, werden ze bij wijze van spreken bij de psychiater uitgenodigd en moesten ze weer gaan beleven en herbeleven. Nou dan weet je wel hoe het met de meesten afliep. Een paar hebben zelfmoord gepleegd toen ze op verlof waren. De begrafenis van mijn moeder heb ik dan nog net mogen meemaken. Alleen wel onder zware bewaking. Er waren twee begeleiders met me meegestuurd, zodat ik niet kon weglopen. Ik had nog net geen handboeien om, maar veel scheelde het niet. Wat een treurigheid.
afgenomen en toen bleek dat ik m’n pillen niet slikte. Dat konden ze zien. Ik moest bij de gevangenisdokter komen. Een aardige kerel, die het niet steeds had over ‘je eigen keuzes maken’, ‘inbeddingsproblemen’, ‘zelf je verantwoordelijkheid nemen’ en al dat soort prietpraat, maar die het alleen maar over de toekomst had. Hij gaf me een schrift en een pen en zei: ga maar eens een dagboekje bijhouden, schrijf maar verhalen en gedichten. En ook wat ik met de rest van mijn leven wilde gaan doen. Van hem hoefde ik mijn pillen niet meer te nemen. Twee maanden later was hij ontslagen, tenminste zo was het verhaal. Ik moest weer pillen slikken en werd beroerder en beroerder. Ze hielden me in de gaten. Elke inname, elke slok medicijnen werd gecontroleerd. En natuurlijk bloedcontroles om te kijken of ik wel een fatsoenlijke spiegel van dit of dat of zus of zo medicijn had. Ik heb die film wel eens gezien, One Flew over the Cuckoo’s Nest
HERMAN WOUTERS / HH
Als jongere in een jeugdgevangenis terechtkomen zonder strafblad. Dan is er wat anders aan de hand, bijvoorbeeld ernstige gedragsproblemen of een onmogelijke thuissituatie. Een verblijf in zo’n inrichting moet je ook maar zien door te komen.
Precies op m’n achttiende, dus met mijn verjaardag, deden ze de poort van de gevangenis voor me open en kon ik gaan. De taak van de jeugdzorg zat erop. Ik was vrij. Terwijl de hele wereld voor me open lag, dacht ik: waar moet ik in vredesnaam naartoe? Uiteindelijk ben ik naar een zus van mijn moeder gegaan. Ze wilde me graag helpen. Via haar ben ik weer op school terechtgekomen en zoals het er nu, anderhalf jaar later uitziet, ga ik over twee jaar mijn Havo-diploma halen. Het plan is dat ik iets met dieren ga doen. Werken in een asiel. Misschien ook omdat ik in mensen niet veel vertrouwen meer heb. Verder schrijf ik veel in het schriftje dat ik van die arts gekregen heb. Gedichten, korte verhalen, sprookjes. Noem maar op. Misschien komt er ooit nog een boek van me uit. Ik las laatst An American Tragedy van Theodore Dreiser. Ik herkende mezelf er direct in. Die auteur schijnt ooit gezegd te hebben: ‘An unhappy childhood is a writer’s goldmine.’ Nou, daar hou ik me dan maar aan vast. Ik hoop dat u nog eens van me hoort, of dat u me in de boekwinkel ziet liggen. n
‘Veel meisjes werden depressief, of nog depressiever dan ze al waren; een paar pleegden zelfmoord toen ze op verlof waren’ crimelink 39
STRAFZAAK LEIDT TOT WETSVOORSTEL HERZIENING TEN NADELE
Moord met terugwerkende kracht JOOST VAN DER WEGEN
De roofoverval met dodelijke afloop op een Aldisupermarkt in Ridderkerk in 2001 stond aan de wieg van een principiële wijziging binnen het strafrechtelijk stelsel. Na een eerdere vrijspraak kan bij nieuwe feiten de verdachte alsnog door de rechter worden veroordeeld.
H
et afgebladderde logo tegen de zijmuur van het huizenblok geeft aan in wat voor verwaarloosde staat het winkelcentrum van Bolnes zich bevindt. De winkels bevinden zich onder een rij bovenwoningen met balkons, met daarop voornamelijk veel versleten tuinmeubilair. Het dorpje ligt onder de rook van Pernis, aan de zuidoever van de Nieuwe Maas, en is onderdeel van de gemeente Ridderkerk. Wikipedia vermeldt dat Leen Huizer, beter bekend als Lee Towers, in 1946 in Bolnes werd geboren. Nieuwsberichten met Bolnes als onderwerp doen verslag van de hoon die de politie zo rond de millenniumwisseling ten deel valt naar aanleiding van de falende aanpak van overlast en kleine criminaliteit in de wijk. ‘Het begint hier steeds meer op RotterdamZuid te lijken’, vertelt een buurtbewoner aan de plaatselijke krant. In 2002 geeft de plaatselijke politiechef aan te werken aan verbeteringen, met behulp van wijkagenten, in diverse veiligheidsprojecten. Hij verwijst naar enkele zaken waarin wel successen zijn geboekt. Eentje daarvan is de aanhouding van een verdachte van de moord op de bedrijfsleider van de Aldi.
Bivakmutsen In de De Wetstraat weet niemand meer veel te vertellen over deze overval, die in 2001 plaatsvond. Een oudere bewoner reproduceert nog een gerucht over de band
40 crimelink
die het slachtoffer eventueel met de daders zou hebben. In de snackbar even verderop houdt de eigenaar zijn mond stijf dicht, met als reden slechte ervaringen met de pers kort na de overval op de supermarkt. Ook in de Aldi zelf slaat de huidige bedrijfsleider meteen dicht bij vragen over de overval in 2001, al dan niet naar aanleiding van het bekende strikte regime van de supermarkt over zijn werknemers. Een rondje met de auto om het pand gaat langs een raam in de steeg achter de supermarkt, waar stevige tralies tegen zijn aangebracht. Blijkbaar heeft men veiligheidsmaatregelen getroffen naar aanleiding van het eerdere incident.
kraag gegrepen met een bivakmuts en een omgebouwd semi-automatisch pistool in zijn bezit. Bij de politie heeft hij aangegeven dat hij de overval samen met D. pleegde, maar dat D. de dodelijke schoten loste. De twee zouden al wekenlang samen rondgereden hebben in de auto van D., op zoek naar een geschikte winkel om te overvallen.
De bewijsmiddelen tegen D. lijken zich te hebben opgestapeld. De politie noemt ze zelfs overweldigend. Er is een Nike-sportschoen in zijn schoenmaat 44 achtergebleven op de plaats van het delict. Op die schoen zijn haren aangetroffen die van D. zouden kunnen zijn, net als vezels van zijn jas. Ook zijn er hondenharen op de schoen gevonden
van hetzelfde hondenras als de hond van D. In D’s auto zijn kruitsporen aangetroffen. Verder heeft D. krassen in zijn gezicht als hij wordt aangehouden, en komt hij pas later met een alibi voor de overval. Als excuus hiervoor voert hij aan dat zijn vriendin niets mocht weten van zijn bezoekje aan een andere vrouw. Ten slotte is er door het NFI
ook nog DNA gevonden onder de nagels van het slachtoffer dat sterke overeenkomsten vertoont met het DNA van D.
Vrijspraak D’s advocaat vindt het allemaal niet overtuigend genoeg. Mr. Crepin wijst er onder > meer op dat de mededader twaalf van Aldi-supermarkt, Ridderkerk
Twee mannen lopen op de ochtend van 11 december 2001 met bivakmutsen en automatische wapens het filiaal van de Aldi in Bolnes binnen. Het is tegen half tien. Wanneer de inhoud van de kassa’s ze niet brengt waar ze voor komen, eisen ze van de 33jarige bedrijfsleider Julio de Jesus Mendes de inhoud van de kluis. Ze dwingen hem zijn kantoortje binnen te gaan, onder het oog van het personeel en bezoekers van de supermarkt. Maar omdat hij deze ochtend een zieke collega vervangt, weet De Mendes de sleutel niet direct te vinden. Daarop valt een van de mannen hem aan, nadat hij zich samen met De Mendes in het kantoortje heeft opgesloten. De bedrijfsleider verzet zich, waarna de twee in een worsteling met elkaar raken. Als de overvaller het onderspit lijkt te delven, grijpt hij naar zijn wapen, en schiet. Acht keer. Drie kogels raken het lichaam van Julio de Jesus Mendes, onder meer in zijn buik, lies en zij. Enkele minuten later bezwijkt de bedrijfsleider aan zijn verwondingen. De twee overvallers vluchten de winkel uit.
Bewijzen opgestapeld Enkele maanden na de overval krijgt gedetineerde Barry D. in PI De Schie in Rotterdam een dagvaarding binnen waarin hem de moord op de Aldi-bedrijfsleider in Ridderkerk ten laste wordt gelegd. De 26-jarige man uit Hoogvliet wordt uitgenodigd om voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Rotterdam te verschijnen, net als zijn twintigjarige medeverdachte O.C. Barry D. is al enkele weken eerder voor de moord in Ridderkerk aangehouden, op aangeven van O.C. Die is kort na de overval in zijn
JOOST VAN DER WEGEN
TEKST
crimelink 41
Politie en justitie in Rotterdam leggen zich niet neer bij het ne bis in idem-principe Maar dat het tekortschietende DNA-bewijs hierin een belangrijke rol heeft gespeeld, lijkt evident. In oktober 2004 spreekt ook het gerechtshof D. vrij. Met dezelfde motivering. Saillant is dat de verdachte enkele dagen voor het hoger beroep nog door een arrestatieteam van straat moet worden gehaald. Hij staat dan op het punt om via Duitsland naar de Antillen af te reizen.
JOOST VAN DER WEGEN
Opnieuw tegen het licht
elkaar verschillende verklaringen heeft afgelegd en daarom als een ‘leugenachtige’ verdachte moet worden gezien. Verder overlegde D. een parkeerbonnetje dat aantoont dat hij om elf uur in Rotterdam was. De overval in Ridderkerk vond rond half tien plaats, in de tussentijd zou D. nooit Rotterdam hebben kunnen halen. Verder herkennen getuigen uit de supermarkt D. niet als de man die zij tijdens de overval hebben gezien, omdat de overvallers op dat moment bivakmutsen droegen. ‘Al het bewijs is mijns inziens eerder ontlastend dan belastend’, aldus de raadsman. De officier van justitie eist twaalf jaar cel tegen zijn cliënt, voor doodslag. In de zaak speelt nog een ander element mee. De Jesus Mendes werd in Ridderkerk gedood door kogels uit een 7.65 millimeter pistoolmitrailleur van het merk Czech, model Skorpion. Hetzelfde wapen zou
42 crimelink
een jaar eerder gebruikt zijn bij een niet opgehelderde schietpartij op het Stoutenburg in Rotterdam. Daarbij herkende een getuige D. wel als de schutter. Als hij dus nu veroordeeld wordt voor de Aldi-zaak, zou zijn betrokkenheid bij deze schietpartij ook hard gemaakt kunnen worden. De rechter in Rotterdam veroordeelt de inmiddels 21-jarige O.C. in juni 2002 tot een celstraf van zes jaar voor zijn deelname aan de gewelddadige overval. Maar enkele dagen daarvoor spreekt de rechtbank D. vrij van de ten laste gelegde feiten. ‘Het is niet wettig en overtuigend bewezen dat D. de dodelijke schoten afvuurde, noch dat D. bij de overval betrokken was.’ Omdat vrijspraken in 2001 uit privacy-overweging nog niet werden gearchiveerd, is niet meer exact te achterhalen wat hierbij de overwegingen van de rechtbank waren.
Jaren gaan voorbij zonder dat nog aan de zaak aandacht wordt besteed. Maar in 2007 stelt de politie in Rotterdam een cold caseteam samen om een aantal onopgeloste ernstige delicten nog eens tegen het licht te houden. De zaak van De Jesus Mendes wordt door het team meegenomen. In overleg met het NFI besluit men dat het zinvol is om de DNA-sporen opnieuw te laten onderzoeken, omdat de technieken hiervoor ondertussen zijn verbeterd. Via het vermeerderen van DNA-sporen kunnen uit veel kleinere bloedsporen completere DNA-profielen worden gehaald. Het resultaat is spectaculair. Deze keer omschrijft het NFI de kans dat het DNA ook een ander kan toebehoren als minder dan één op een miljard. Het is een uitkomst die Barry D. wel eens onomstotelijk als de dader van de moord op De Jesus Mendes zou kunnen aanwijzen als daar nogmaals een rechter een uitspraak over zou moeten doen. Maar daar ligt nou net de crux. Het uit de negentiende eeuw stammende ne bis in idem-principe staat tussen het bewijsmiddel en een eventuele veroordeling van de mogelijke dader in. Volgens dit rechtsbeginsel mag een burger niet opnieuw vervolgd worden voor hetzelfde feit. Dit om de verdachte te beschermen tegen de macht van de staat, maar ook om de geloofwaardigheid van die staat in het strafprocesrecht overeind te houden. Elkaar tegensprekende vonnissen in dezelfde zaak zouden die kunnen ondermijnen. De cold case-officier staat met lege handen. Maar politie en justitie in Rotterdam leggen zich niet neer bij het ne bis in idem-principe. Het zijn de tijden van het rapport-Posthumus naar aanleiding van fouten die zijn gemaakt door justitie in het onderzoek naar onder meer de Schiedammer Parkmoord. De discussie over deze
zaken woedt in alle hevigheid, en daarbij hoort ook de behandeling van het rechtsbegrip ‘novum’. Zijn er nieuwe feiten die de rechter in eerste aanleg niet heeft kunnen beoordelen, waardoor een nieuwe behandeling van de zaak rechtvaardig lijkt? En bestaan er eigenlijk wel genoeg mogelijkheden om dit soort feiten met kans van slagen voor de Hoge Raad te brengen? De Rotterdamse justitie grijpt haar kans. Waarom zou een nieuw stuk technisch bewijs of een bekentenis niet ook in het voordeel van de vervolging kunnen worden aangebracht – dus in het nadeel van de verdachte – zelfs na een onherroepelijke vrijspraak? De Ridderkerkse supermarktmoord is de aanleiding voor politiecommissaris Meijboom en hoofdofficier Korvinus om zich sterk te maken voor een herzieningsmogelijkheid voor justitie, onder de noemer: ook het OM verdient een tweede kans.
Terugwerkende kracht De toenmalige minister van Justitie Ernst Hirsch-Ballin neemt het wetsvoorstel Herziening ten nadele mee, parallel aan zijn wetsvoorstel Herziening ten voordele. Ook op voorspraak van enkele Kamerleden. De twee wetsvoorstellen worden los van elkaar behandeld, omdat het om verschillende aanpassingen gaat. Concreet zal via
het wetsvoorstel Herziening ten nadele aan het Wetboek van Strafvordering worden toegevoegd dat een novum ook een geloofwaardige bekentenis van de gewezen verdachte mag inhouden, of de resultaten van technisch onderzoek. De huidige regering neemt de schets van het voorstel graag over, maar minister Opstelten van Veiligheid levert de Kamer wel een tweede nota van wijziging aan: hij wil dat de herzieningsmogelijkheid niet alleen moet gelden bij misdrijven waar een levenslange gevangenisstraf op staat, maar ook bij doodslag en bij gewelds- en zedenzaken met een dodelijke afloop. Een uitzondering op de vervolgingsmogelijkheid vormen strafbare feiten die al zijn verjaard. Herziening ten nadele moet in die gevallen niet mogelijk zijn. Daarnaast wil het Kabinet ook met terugwerkende kracht dit soort strafzaken kunnen herzien. Onder meer de Rotterdamse leider van het cold case-team en de officier van het team hadden op dit laatste aangedrongen, nadat zaken als die van D. buiten de boot leken te vallen. Ook de weduwe van de bedrijfsleider van de Aldi liet via een interview in De Telegraaf weten dat ze vindt dat de wet hier een mogelijkheid voor moet bieden. Na een ronde van adviezen, amendementen en nota’s van wijziging, behandelde
Raad van State: een ‘ingrijpende’ verandering Tot nu was het in het strafrecht niet mogelijk om een herzieningsaanvraag ten nadele van een zaak, met eventueel gevolgen voor een onherroepelijk vrijgesproken verdachte, in te dienen. De Raad van State heeft zich daarom intensief beziggehouden met de bezwaren die hieraan kunnen kleven. Ze noemt de wetswijziging ‘een ingrijpende verandering in het strafproces’. Al in 2009 merkt de raad op dat de herzieningsaanvraag niet door de voorgestelde rechter-commissaris moet worden beoordeeld, maar net als in de herziening ten voordele bij voorkeur door een procureur-generaal van de Hoge Raad. Daarnaast wijst de raad erop dat de gegevens van de gewezen verdachte, zoals DNA, celmateriaal en vingerafdrukken, niet zonder meer kunnen worden bewaard. Het levert onder meer een inbreuk op het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens op (EVRM). Eind vorig jaar maakte de Raad van State ook bezwaar tegen een herziening ten nadele met ‘terugwerkende kracht’. De raad wil een eerbiedigende werking van de wet: verdachten die eerder onherroepelijk zijn vrijgesproken, moeten op rechtsbescherming
de vaste commissie Veiligheid- en Justitie afgelopen maart de laatste versie van de Wet herziening ten nadele. De komende maanden staat de wetswijziging nog eenmaal op de agenda van de Tweede Kamer, hoewel de Kamer zich in de basis kan vinden in het voorstel dat er uiteindelijk is komen te liggen. De VVD-fractie is voor invoering van de wet. Zij vindt de belangen van slachtoffers, nabestaanden en de samenleving zwaarder wegen dan de rechtsbescherming van de verdachte: ‘Ook omdat het risico bestaat dat gewezen verdachten verder gaan met het plegen van strafbare feiten’, geven de liberalen aan. Met deze opmerking haalt ze de Ridderkerkse supermarktmoord de Handelingen van de Tweede Kamer binnen. De verdachte Barry D. is namelijk in 2008 weer vast komen te zitten. Deze keer voor afpersing met gebruik van geweld. De naam van de supermarkt is in de stukken van het parlement hierbij overigens niet goed overgenomen. De Aldi-moord is in de Kamer per ongeluk opgewaardeerd tot ‘Vivaldi-moord’. Was het een foutje van de fractiemedewerker, de Kamerwoordvoerder zelf, of misschien de griffier? Het geeft een zaak die zo’n wezenlijke wetswijziging tot gevolg kan hebben in ieder geval wat meer cachet. n
op basis van die wet kunnen blijven rekenen. Herziening ten nadele mag dus pas gelden voor zaken die gaan dienen nadat de nieuwe wet in het Staatsblad is afgedrukt. De raad vindt ook dat verjaringstermijnen moeten blijven gelden bij herziening ten nadele. Ze adviseert dat zo’n herziening na het verjaren van een delict niet meer mag worden ingediend. Dit laatste feit heeft de minister nog in het wetsvoorstel verwerkt. Voor wat betreft de terugwerkende kracht van de wet wil het kabinet het belang van de samenleving toch zwaarder laten wegen dan dat van de veroordeelde verdachte. Ze wijst erop dat in 2005 bij een wetsvoorstel voor het opheffen van verjaringstermijnen hier soms ook van werd afgeweken. Het wetsvoorstel Herziening ten nadele wordt nog aangepast aan de laatste wensen van de Tweede Kamer. Het staat klaar om vervolgens plenair te worden behandeld. Dan zal blijken of er in het parlement werkelijk een meerderheid voor het voorstel is. Ten slotte zal de Eerste Kamer zich er nog over moeten buigen. In een tijd waarin de regering in beide huizen niet (automatisch) over een meerderheid beschikt, kan dat gezien de principiële aard van het wetsvoorstel nog een interessant debat gaan worden.
crimelink 43
lezen
P U B L I C AT I E S Mislukte poging van New Labour om nationale politie in te voeren Engeland is en blijft de bakermat van onze kennis van de moderne politie, ook al blazen in het politieonderzoek andere (Angelsaksische) landen inmiddels hun partijtje mee. Zelf draagt de Engelse politie daar veel aan bij, doordat korpschefs, vanuit de overtuiging in publieke dienst te zijn, na hun vertrek dikwijls in memoires ruimhartig opening van zaken geven. De herinneringen van Londense korpschefs als John Stevens en Ian Blair trokken ruime belangstelling. Hun voorganger Robert Mark (1972-1977) is mede dankzij zijn memoires uitgegroeid tot een publieke figuur, iemand die het respect voor de politie voedt en een voorbeeld is voor nieuwe generaties korpschefs. Aan dit genre leverde Timothy Brain vorig jaar een bijzondere bijdrage. Hij was tot eind 2009 korpschef van Gloucestershire, een regio in Zuidwest-Engeland met een half miljoen inwoners en een politieorganisatie die zich in omvang, maar niet in positie, met de grotere Nederlandse korpsen kan meten. Zijn kloeke studie beslaat zijn eigen diensttijd, maar berust meer nog dan op zijn eigen ervaringen op talloze beleidsdocumenten, persberichten en mededelingen van collegae. Voor wie geïnteresseerd is in de moderne Britse politie, de discussies in de politieleiding daar, de problemen op de werkvloer en de manoeuvres in de Britse politiek bestaat er geen informatiever boek. Alle ins en outs van de bestrijding van de IRA, de rellen in Brixton en elders, het optreden tijdens de mijnwerkersstaking, de hervormingen van Thatcher en New Labour, de oprichting van allerlei nationale politie-instellingen en niet te vergeten diverse geslaagde en misleide moordonderzoeken worden belicht door een insider die man en paard noemt. Fenomenaal! Dat Brain als afgestudeerd historicus in politiedienst trad en aan het begin van zijn politieloopbaan ook nog promoveerde, verklaart wat dat betreft natuurlijk veel. De enige aanmerking die op het boek valt te maken, is dat de auteur nog boven op het politiewerk zit, zich nog weinig de rol van gedistantieerde historicus aanmeet, maar wie zal hem dat kwalijk nemen. Voor Nederlandse lezers is een goede reden om deze studie te lezen de al vele jaren bestaande gewoonte van onze rijksoverheid om nieuw beleid van het Britse Home Office over te nemen, met enkele jaren vertraging en helaas veelal zonder kennis te nemen van de Britse ervarin-
44 crimelink
TEKST
gen met de invoering. Zo deed men in Groot-Brittannië eerder dan in Nederland ervaring op met de prestatie-indicatoren, uniforme ICT-systemen, een nationale recherche (SOCA) en een Nationaal Intelligence Model. Lezing van Brains betoog levert dan ook vaak een déjà-vu-gevoel op, ook al zijn de ervaringen waar hij aan refereert ouder dan de Nederlandse. Van actueel belang voor ons is vooral de poging van New Labour in 2005 om een nationale politie in te voeren. Brain, die in de Britse raad van korpschefs belast was met financiële zaken, behoorde indertijd tot de kleine minderheid van korpschefs die zich tegen de samenvoeging verzette en wel vanwege de excessieve kosten die deze met zich mee zou brengen. Uiteindelijk kreeg hij gelijk en is de omvorming, overigens meer door het verval van New Labour dan door de kracht van zijn argumenten, maar gedeeltelijk doorgevoerd: Engeland, Wales en Noord-Ierland hebben nog steeds 44 korpsen. Met een minister die weinig vatbaar is voor argumenten en korpschefs die weinig geneigd zijn zich met dissidente opvattingen in het publieke debat te mengen, zal Nederland dat voorbeeld wel niet volgen. Maar misschien zijn er politici die kennis willen nemen van de niet altijd positieve ervaringen met het Britse aanvalsplan tegen de bureaucratie van 2006 en van het kort daarna gelanceerde plan Front-office-back-office. Zij vinden in het boek ook verwijzingen naar de relevante evaluatiestudies. Brain is overigens beslist geen conservatief die zich verzet tegen nieuwe ontwikkelingen. Onder zijn bewind zijn in Gloucestershire bijvoorbeeld niet alleen de meldkamers van politie, brandweer en medische hulpverlening geïntegreerd, maar is ook een gezamenlijke, dagelijkse operationele leiding tot stand gekomen. Hij is weliswaar kritisch over de bijdrage van het Home Office en de vele inspecties aan de vernieuwing van de politie, maar ook heel positief over de National Police Improvement Agency, een beheersorgaan opgericht in de slipstream van de mislukte poging tot vorming van een nationale politie, dat uitvoerend politiewerk ondersteunt en verbetert. Ook heeft hij een scherp oog voor de revolutionaire veranderingen in de technische uitrusting van het uitvoerend personeel en de daaruit voortvloeiende noodzaak de rol van dat personeel te herformuleren. In het slothoofdstuk signaleert hij vier bedreigingen voor de politie: de maatschappelijke gevolgen van de recessie, de excessieve bureaucratie, de
alle professionaliteit slopende centralisatie en de politisering. Wie dat wil, kan ook uit die analyse veel voor Nederland relevante inzichten putten. (GM) Timothy Brain, A History of Policing in England and Wales from 1974. A Turbulent Journey. Oxford University Press, 2010, 464 blz.
Appel valt niet ver van de boom Leidt crimineel gedrag van vaders tot crimineel gedrag van hun kinderen? Plegen kinderen van daders meer delicten in de jaren volgend op de veroordeling van hun vader? En wat betekent gevangenschap van vaders voor het crimineel gedrag van hun kinderen? Dit is een aantal maatschappelijk relevante en voor de criminologie wezenlijke vragen die het uitgangspunt vormen van de dissertatie die onlangs aan de Radboud Universiteit Nijmegen werd verdedigd door Marieke van de Rakt. Eerder criminologisch onderzoek heeft aangetoond dat crimineel gedrag van vaders samenhangt met crimineel gedrag van hun kinderen. Dit onderzoek is echter vooral beschrijvend van aard en legt de nadruk op de samenhang tussen aantallen delicten van vaders en (in het bijzonder) hun zonen en besteedt bijvoorbeeld geen aandacht aan de invloed van een criminele vader op het gedrag van kinderen wanneer zij de volwassenheid hebben bereikt of op het gedrag van hun dochters. Van de Rakt probeert in haar onderzoek een aanvulling op de bestaande criminologische inzichten te geven door de invloed van criminele vaders op de gehele levensloop van hun kinderen (zoons én dochters), van jeugd tot volwassenheid, inzichtelijk te maken. Daarmee wil zij, zoals zij zelf aangeeft, beleidsmakers behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van maatregelen gericht op het voorkomen en bestrijden van criminaliteit. In haar onderzoek gebruikt Van de Rakt de veronderstellingen van twee conflicterende invalshoeken uit de ontwikkelingscriminologie. Allereerst de zelfcontroletheorie die ervan uitgaat dat de overdracht van crimineel gedrag van ouders op kinderen al heel vroeg in het leven van kinderen plaatsvindt. Dit gebeurt in het bijzonder wanneer ouders slecht opvoeden. Een slechte opvoeding heeft tot gevolg dat kinderen een lage mate van zelfcontrole ontwikkelen die na hun kindertijd stabiel blijft, met andere woorden statisch is. Daarnaast gebruikt
MARSHA DE VRIES en GUUS MEERSHOEK
zij een tweetal dynamische theorieën, theorieën die stellen dat de geneigdheid tot crimineel gedrag gedurende iemands leven kan veranderen onder invloed van factoren als het vormen van een eigen gezin, (veranderingen in) banden met ouders en vrienden en de mate van succes op school en op de arbeidsmarkt. Van de Rakt maakt voor haar onderzoek gebruik van gegevens van de Criminele Carrière en Levensloop Studie, een databestand met daarin de gegevens van ruim vierduizend mannen die in 1977 zijn veroordeeld. Deze gegevens werden geactualiseerd en aangevuld met gegevens over de justitiële contacten van hun kinderen. Daarnaast werd een controlegroep van bijna vijfhonderd niet-criminele mannen en hun ruim duizend kinderen aan het bestand toegevoegd. Het onderzoek van Van de Rakt bevestigt de bevindingen van eerder onderzoek; er bestaat een verband tussen crimineel gedrag van vaders en hun kinderen. Naarmate vaders een groter aantal veroordelingen op hun naam hebben staan neemt de kans toe dat ook hun kinderen gedurende hun leven meerdere keren veroordeeld zullen worden voor een delict. Met name in de periode kort na de veroordeling van de vader stijgt de kans op een veroordeling van het kind. Interessant is dat dit leereffect minder sterk is na een echtscheiding wanneer kinderen hun vader meestal minder vaak gaan zien. Wel wordt voor zowel criminele als nietcriminele gezinnen geconcludeerd dat in de jaren volgend op een echtscheiding, kinderen een grotere kans lopen om veroordeeld te worden voor een delict. De invloed van het verblijf van een vader in de gevangenis op de ontwikkeling van het aantal veroordelingen van zijn kinderen blijkt in de praktijk minimaal te zijn; kinderen van wie de vader in de gevangenis zit hebben een iets grotere kans om veroordeeld te worden voor een delict als ze zelf volwassen zijn. Zowel voorspellingen van de statische als van de dynamische theorieën worden door het onderzoek van Van de Rakt bevestigd, waarbij zij aangeeft dat geen van beide invalshoeken op zichzelf een juiste weergave van de werkelijkheid is. Omstandigheden als criminele veroordelingen van vaders en echtscheidingen blijken van invloed op crimineel gedrag van kinderen, maar ook criminele geneigdheid blijkt een verklaring te bieden voor crimineel gedrag. Het onderzoek van Van de Rakt heeft geresulteerd in een gedegen proefschrift. Tekortkomingen in de onderzoeksdesigns van eerder onderzoek zijn verbeterd door het
toevoegen van een controlegroep van nietcriminele vaders, door het gebruik van een grotere steekproef en door het onderzoek uit te breiden tot de volwassenheid van kinderen van criminele vaders. Het gebruik van een tweetal conflicterende invalshoeken uit de ontwikkelingscriminologie resulteert, hoewel niet alle veronderstellingen konden worden getoetst, in een mooie aanvulling op eerdere bevindingen van criminologisch onderzoek. Toch is het jammer dat ook in dit onderzoek slechts de aantallen veroordelingen van vaders en hun kinderen zijn meegenomen, terwijl de aard van de gepleegde delicten buiten beschouwing is gelaten. Daardoor roept het onderzoek bijvoorbeeld de vraag op of het gedrag van vaders die veroordeeld zijn voor geweldsmisdrijven een gelijksoortige invloed heeft op het gedrag van hun kinderen als het gedrag van vaders die veroordeeld zijn voor een vermogens- of verkeersmisdrijf, delicten met een (veelal) wezenlijk andere achtergrond en modus operandus. (MV) Verder is het de vraag in hoeverre het onderzoek van Van de Rakt inzichten heeft opgeleverd die beleidsmakers behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van maatregelen gericht op het voorkomen en bestrijden van criminaliteit. Haar aanbevelingen blijven beperkt tot algemene en enigszins voor de hand liggende suggesties als het investeren in opvoedingsondersteuning en het versterken van de bindingen van criminelen met familie, school en arbeidsmarkt. Een aanvullend onderzoek waarin een kwalitatieve benadering wordt gehanteerd, een optie die overigens ook door Van de Rakt zelf wordt genoemd, is noodzakelijk wil je tot meer concrete, beleidsrelevante aanbevelingen komen. Een dergelijk onderzoek zou antwoord moeten geven op vragen als: hoe sterk is de band van ouders en kinderen in criminele en niet-criminele gezinnen? Hoe worden kinderen door hun ouders opgevoed en in hoeverre gebeurt dat in criminele gezinnen op een andere manier dan in niet-criminele gezinnen? En wat verandert er in de band tussen ouders en kind en in de opvoeding op het moment dat vaders worden veroordeeld voor een delict? Toch laten deze kanttekeningen onverlet dat Van de Rakt met haar proefschrift een mooie bijdrage aan de ontwikkelingscriminologie heeft geleverd. (MV) Marieke van de Rakt, Two Generations of Crime. The Intergenerational Transmission of Criminal Convictions over the Life Course. Dissertatie Radboud Universiteit Nijmegen, 2011, 206 blz.
crimelink 45
STEMMEN
TEKST
C. LIEN
‘Met een stalen smoel alles ontkennen’
k was op school niet meer te handhaven. Problemen met gezag heb ik altijd gehad. Vooral toen mijn moeder scheidde van m’n vader en die zich een jaar later van kant maakte. Ik sloot me aan bij gangs en crips. Straatbendes. Ieder lid zwoer om elkaar te helpen. We namen allemaal dezelfde tatoeage. We trokken de straat op, vooral ’s nachts, en beroofden mensen. Jong en oud. Je had ook rivaliserende bendes. Daar ging je mee op de vuist. Je sloeg net zo lang tot je ze tot moes had geslagen. En natuurlijk veel thrillers kijken waar het bloed van af spatte. Vooral die films uit Amerika, Los Angeles en Chicago. Hoe de bendes elkaar daar afmaakten. Tot diep in de nacht voor de buis en natuurlijk veel blowen. De ene joint na de andere. Alles tegen de gevestigde orde waar we helemaal niks mee hadden. Ze zeiden dat ik moest gaan werken, maar ik had helemaal geen zin in werken. Ik was een keer vakkenvuller in een supermarkt en toen vroeg een kerel waar de cola stond. Toen zei ik dat hij zelf maar uit z’n doppen moest kijken. De bedrijfsleider erbij. Het eind van het liedje was dat ik kon gaan. Toen kwam ik bij een callcenter te werken, zoiets. Moest je mensen bellen en dan een
over misdaad & veiligheid
Crimelink graaft dieper
COLUMBIA PICTURES CORPORATION
I
Filmstill uit ‘Boyz n the Hood’
enquête doen. Na een halve dag had ik ’t helemaal met die kutzooi gehad. Steeds maar weer hetzelfde gezeik aanhoren! Op een gegeven moment riep ik door de telefoon dat hij maar beter de telefoon in z’n reet kon stoppen. Die kerel was zo dom! Dus je kan niet zeggen dat ik het in de maatschappij niet geprobeerd heb!
toestand. Dat wijf had blijkbaar de politie geseind. Ik moest achter de tralies. Uiteindelijk moest ik voor de rechter verschijnen. Dat was een koud kunstje. Ik heb gewoon alles ontkend. Dat zeiden vrienden van me. Je moet gewoon alles ontkennen. Met een stalen smoel. Man, je lacht je rot hoe ver je daarmee komt. Ontkennen.
Ik had de ene vriendin na de andere. Dat was zo de gewoonte in die gangs. Anders hoorde je er niet bij of was je een nicht. Op een gegeven moment ben ik op een flat gaan wonen, en daar was een wijf en die lag op een gegeven moment dronken voor de deur van haar flat. Die heb ik verrot getrapt. Ze bloedde als een rund, dat mens, en op een gegeven moment vond ik dat het mooi zo was. Dus ik heb ’r met rust gelaten, maar ik heb nog wel even haar portemonnee meegenomen. Toen ik thuis kwam met bloedspetters op m’n shirt, en met een bak met geld, begon m’n vriendin stennis te schoppen. Of dit niet een beetje te veel van het goede was! Of ik gek geworden was! Ze zou me aangeven bij de politie. Ja, dat zei ze! Toen heb ik haar ook nog een hengst gegeven en daarna ben ik de straat opgegaan en heb de poen verdeeld met m’n gabbers. Volgende dag werd ik opgepakt voor die
Ik heb m’n moeder nog wel eens gezien. Ze had een nieuwe vriend. Die vent heb ik een paar keer met een mes bedreigd, gewoon om te laten zien wie de sterkste was. Ook heb ik hem bijna van zes hoog naar beneden gesmeten. Maar dat heb ik uiteindelijk toch maar niet gedaan. Nu moet ik zitten voor het koud maken van een oude man die het nodig vond om met mij een corrigerend gesprek over m’n gedrag te voeren. Het werd helemaal zwart voor m’n ogen. Ik pakte een mes en begon als een dolle om me heen te steken. Ik moet waarschijnlijk twaalf jaar zitten. Ze wilden dat ik me psychiatrisch zou laten onderzoeken, maar dat heb ik geweigerd, want dan krijg je tbs en dan kom je nooit meer vrij. Dan kunnen ze je net zo lang in de bak houden als ze denken dat goed voor je is. Nee hoor, ik voel geen enkele spijt. Ik heb mezelf toch ook niet gemaakt! Toch? n
‘Dat wijf heb ik verrot getrapt; ze bloedde als een rund, dat mens’ 46 crimelink
crimelink
Crimelink wordt gemaakt door vooraanstaande onderzoeksjournalisten, criminologen, historici en antropologen. Zij staan borg voor kennis van zaken, diepgang én originele invalshoeken. In Crimelink leest u over spraakmakende strafzaken, de vertakkingen van criminele netwerken, beproefde en onbeproefde opsporingsmethodes, de diffuse grens tussen onder- en bovenwereld, maar ook over ‘crime’ in boeken, film en muziek.
www.crimelink.nl NEEM NU EEN ABONNEMENT (of geef een abonnement cadeau) Ook via de site kan snel en eenvoudig een abonnement of los nummer worden besteld
n J a, ik neem een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink en betaal het eerste jaar € 20,– i.p.v. € 25,–
Voor jaarabonnementen geldt dat opzegging schriftelijk dient te geschieden 2 maanden voor afloop van de abonnementsperiode. De introductieprijs geldt alleen het eerste jaar
n J a, ik geef een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink cadeau voor € 20,–
Cadeau-abonnementen lopen automatisch af
gegevens betaler
gegevens ontvanger
Naam .................................................................................
Naam .................................................................................
Adres .................................................................................
Adres .................................................................................
Postcode Plaats .................................................................
Postcode Plaats .................................................................
Land ..................................................................................
Land ..................................................................................
E-mailadres .......................................................................
E-mailadres .......................................................................
Telefoon ............................................................................
Telefoon ............................................................................
Stuur deze bon in een envelop ZONDER postzegel (geldt alleen voor Nederland, verzendt u van buiten Nederland vergeet dan niet te frankeren): crimelink
Crimelink, Antwoordnummer 7086, 3700 TB Zeist, Nederland
47
48 crimelink