crimelink over misdaad & veiligheid
JANUARI 2010 | JAARGANG 2 | NUMMER 4 € 6,95
Vrouwen die verkrachten
Het lek van Klepper
Corruptie bij de politie Amsterdam! Recept voor een veilige stad
Beveiligers in plaats van politie
www.crimelink.nl
crimelink over misdaad & veiligheid
Crimelink graaft dieper Crimelink wordt gemaakt door vooraanstaande onderzoeksjournalisten, criminologen, historici en antropologen. Zij staan borg voor kennis van zaken, diepgang én originele invalshoeken. In Crimelink leest u over spraakmakende strafzaken, de vertakkingen van criminele netwerken, beproefde en onbeproefde opsporingsmethodes, de diffuse grens tussen onder- en bovenwereld, maar ook over ‘crime’ in boeken, film en muziek.
www.crimelink.nl NEEM NU EEN ABONNEMENT (of geef een abonnement cadeau) Ook via de site kan snel en eenvoudig een abonnement of los nummer worden besteld
n J a, ik neem een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink en betaal het eerste jaar € 20,– i.p.v. € 25,–
Voor jaarabonnementen geldt dat opzegging schriftelijk dient te geschieden 2 maanden voor afloop van de abonnementsperiode. De introductieprijs geldt alleen het eerste jaar
2 crimelink
n J a, ik geef een jaarabonnement (4 nrs) op Crimelink cadeau voor € 20,–
Cadeau-abonnementen lopen automatisch af
gegevens betaler
gegevens ontvanger
Naam .................................................................................
Naam .................................................................................
Adres .................................................................................
Adres .................................................................................
Postcode Plaats .................................................................
Postcode Plaats .................................................................
Land ..................................................................................
Land ..................................................................................
E-mailadres .......................................................................
E-mailadres .......................................................................
Telefoon ............................................................................
Telefoon ............................................................................
Stuur deze bon in een envelop ZONDER postzegel (geldt alleen voor Nederland, verzendt u van buiten Nederland vergeet dan niet te frankeren): crimelink
Crimelink, Antwoordnummer 7086, 3700 TB Zeist, Nederland
3
COCKPIT
Gonzo! Over weinig onderwerpen wordt publiekelijk zo ongenuanceerd gedacht als over misdaad & veiligheid. Men heeft bepaalde vaste beelden van de criminele werkelijkheid en men wordt daarin keer op keer van alle kanten bevestigd. De mainstream media berichten het liefst over veel geweld, onopgeloste zaken en een te soft rechtssysteem. En de lezer maar denken dat dit uniforme beeld van de werkelijkheid ook echt klópt. Nee dus en daarom heeft Crimelink een geheel eigen(wijze) onderwerpkeuze en brengen wij graag hier en daar de nodige nuancering en relativering aan. Zo ook in deze editie. Van het verschil tussen diverse pedo’s tot en met het gegeven dat ook vrouwen zedenmisdrijven plegen. Maar behalve nuancering en relativering biedt Crimelink ook vernieuwing. Dan kiezen wij bewust voor een ongenuanceerde aanpak, die qua stijlvorm best waardevol kan zijn. Vanaf dit nummer wordt ruimte geboden aan een beweging die nog moet bewijzen dat zij een geaccepteerde stroming gaat worden binnen de criminologie: Gonzo! Onder deze aan de gonzo-journalistiek ontleende benaming plukt een aantal schrijvers/wetenschappers in meer verhalende zin aan de schijn en werkelijkheid van de gevestigde orde. Zij schuwen intuïtie niet, zijn nieuwsgierig en vinden hun inspiratie deels ver buiten hun vakgebied. Men vraagt dóór op de goede en soms pijnlijke punten en men heeft geen ontzag voor heilige huisjes en al helemaal geen begrip voor het professionele ‘wegkijken’. Muilkorven van ingetogenheid worden afgedaan. Door confrontatie komen zij tot de werkelijkheid achter de schijn van het vaststaande en het vanzelfsprekende dat doorgaans onweerspreekbaar wordt geacht. Archie Barneveld Hoofdredacteur
4 crimelink
30 Dossier Corruptie en tactisch lekken Vanuit de Amsterdamse politie lekt zelfs de meest gevoelige informatie naar de media en het criminele milieu. Een rechercheur die met veel publiciteit van corruptie is beticht, werd door de rechter vrijgesproken. Crimelink zet de Amsterdamse lekkages op een rij. Over corruptie en tactisch lekken.
12 Dubbelinterview Geen ruzie tussen politie en beveiliging Politie en particuliere beveiliging vliegen elkaar niet langer in de haren. Aan tafel met Crimelink werden Gerrit van de Kamp (politiebond ACP) en Tjibbe Joustra (VPB) het grotendeels eens over hoe het veiligheidsdomein onderling moet worden verdeeld.
1
12
14
18 Actueel De ene pedo is de andere niet Alles wat naar pedofilie riekt gaat aan de schandpaal, de samenleving is genadeloos over het fenomeen. Wat meer inzicht is nuttig als angst en haat regeren. Crimelink biedt nuances in de pedo-wereld: over pedofielen, pedoseksuelen en downloaders van kinderporno.
Verhalen 18
Pedo’s in beeld
24
Gezellig Minsk
30
Het lek van Klepper
42
Fout goud
48
Reclassering Nederland
Interviews
38 Onderzoek Zedenmisdrijven door vrouwen
12 Tjibbe Joustra & Gerrit van de Kamp 38 Anne-Marie Slotboom & Miriam Wijkman
U leest het goed: ook vrouwen doen het, zo blijkt uit recent en nog lopend onderzoek. Bij vrouwen lijken de delicten net even anders te zijn dan bij mannen: meer gericht op kinderen.
Rubrieken 4 Cockpit
24 Reportage Gezellig Minsk Minsk, hoofdstad van WitRusland, is de veiligste stad van Europa. Geen terrorisme of gewelddadige straatroven, het recept voor de ultieme stadsveiligheid. Wat gebeurt er als burgers hun privacy verliezen aan de staat? Een herinnering aan de socialistische heilstaat. Ook een schrikbeeld van een toekomstig ‘veilig’ Nederland?
42 Nieuw Omsmelten die kunst! De prijs van (half-)edelmetalen als goud en koper stijgt hemelwaarts. Er is dus voor de criminele opportunist een wereld aan beeldende kunst en sieraden te winnen in musea, parken en tuinen. Een verkenning van de smart rond de omgesmolten kunst.
6
Nieuws & opinie
17
Open deuren
22
Werk in uitvoering
29 Survival 37
Een opmerkelijke uitspraak
46 Dupe 50
Outlaw blues
52 Lezen 56
Film, TV & DVD
58 Stemmen crimelink 5
NIEUWS&OPINIE
PODIUM
Hoofd- en eindredactie Archie Barneveld Bureauredactie Wim van de Pol Beeldredactie Simone Berghuys Vormgeving Rémy Mettrop Correctie Hugo Jetten
[email protected]
die onder druk tot stand zijn gekomen, ontlastende informatie die wordt achtergehouden, het zijn bijna constanten in vooral de grotere onderzoeken. Advocaten gaan meestal direct uit van opzet. Politie en justitie spelen volgens hen een ‘vies spel’. Het vinden van de waarheid staat niet meer voorop, maar het koste wat het kost veroordeeld krijgen van (vermeende) boeven.
Adviseurs Marc Cools, Paul Gruter, Bob Hoogenboom, Peter Klerks, Paul Ponsaers Correspondenten Stefanie van der Burght, Elke Devroe, Marnix Eysink Smeets, Guus Meershoek, Martin Moerings, Evelien de Pauw, Marcel Pheijffer, Nathalie Roegiers, Ronald van Steden, Wouter Stol, Gabry Vanderveen, Antoinette Verhage
Advertenties Elin Rolfes
[email protected] 030-6920677 Druk Koninklijke BDU, Barneveld Distributie VMBpress, Heemskerk
Abonnementen Voor vragen over abonnementen: SP Abonneeservice Postbus 105 2400 AC Alphen aan den Rijn Tel. 0172 – 47 60 85 Fax. 0172 – 65 33 07
[email protected] Crimelink verschijnt 4 x per jaar. Opzegging dient schriftelijk te geschieden, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Abonnementsprijzen: Nederland & België jaarabonnement (4 nrs) € 25,-. Europa € 35,-, buiten Europa € 45,-. Voor organisaties: € 50,-. Uitgever Virtùmedia Postbus 595 3700 AN Zeist Tel. 030 – 6020677 Fax. 030 – 691 33 12 www.crimelink.nl Uitgever Pepijn Dobbelaer
[email protected] Bladmanagement Sjoerd van de Wal
[email protected]
6 crimelink
ROBERT BAS
OVER POLITIE
De Wet van de Middelmatigheid
© 2009 Crimelink ISSN 1875-4333
Aan dit nummer werkten verder mee Jaap Barneveld, Robert Bas, Martijn Beekman, Franka Hummels, Janine Janssen, C. Lien, Wenja van der Meulen, Wesley Meijer, Hans Moors, Claudia van Oort, Peter Pontiac, Yuliya Ruzhechka, Martijn Stoffer, Jaqueline Storm, Joost van der Wegen
TEKST
H
et Openbaar Ministerie (OM) komt de laatste tijd weer vaak negatief in het nieuws. De blunder om geheimhoudersgesprekken niet te vernietigen in het grote Hells Angels-proces, het achterhouden van informatie in een mensenhandelzaak in Den Bosch, het ontluisterende optreden van officier van justitie Betty Wind in het liquidatieproces, de landelijke OM-medewerkster die haar telefoon niet goed afsluit en roddelt over de weduwe van Thomas van der Bijl en haar een hoer noemt: het zijn stuk voor stuk voorbeelden van zaken die misgaan door falende officieren. De vraag die direct opkomt is dan natuurlijk of het gaat om incidenten of dat er sprake is van een structureel probleem. Ik denk dat het laatste het geval is. Maar niet alleen het OM wordt hierdoor geteisterd. Het is een breed verschijnsel. Het probleem dat ons hele landje beheerst is de Wet van de Middelmatigheid. Er is een gebrek aan niveau, een gebrek aan ambitie om kwaliteit te leveren. Op papier en in theorie is alles goed geregeld, maar in de praktijk gaat er te veel mis. Laat ik me beperken tot de wereld van politie en justitie. Hoe vaak komt het niet voor dat er zaken misgaan in strafrechtelijke onderzoeken. Verkeerd uitgewerkte processen-verbaal van afgeluisterde telefoongesprekken, verklaringen van verdachten
Die manipulatie zal soms ongetwijfeld voorkomen, maar in de meeste gevallen geldt gewoon de Wet van de Middelmatigheid. Oftewel: domme fouten gemaakt door middelmatige functionarissen. Waar zijn ze, de officieren van justitie van het kaliber Koos Plooij? Als de officieren van justitie die we dezer dagen zien optreden in grote zaken als het liquidatieproces het beste is wat het OM kan leveren, dan onderbouwt het mijn stelling. Heeft het OM geen kanjers meer? Hetzelfde geldt voor de stoottroepen van het OM, de recherche. Ook daar houdt, uitzonderingen daargelaten, de kwaliteit niet over. Dat is mijn gevoel als ik rechercheurs spreek. Natuurlijk doen ze hun best en werken ze hard. Maar waar zijn die kanjers, die nét het verschil kunnen maken? Ik ken er maar een paar. Waar blijven de beloofde instromers vanuit de hogescholen en de universiteiten? Degenen die ik heb gesproken zijn alweer afgehaakt. Ook bij de recherche heerst de Wet van de Middelmatigheid, een cultuur waarin kanjers, die immers afwijken, niet kunnen aarden of zelfs worden weggekeken. Daarom is het tijd dat er eens wordt ingegrepen. Dat verantwoordelijken hun verantwoordelijkheid nemen. Dat er wordt gebouwd aan een opsporingsapparaat dat op intelligente wijze opspoort en waar mensen met kwaliteiten zich op hun plaats voelen. Dat de Wet van de Middelmatigheid wordt doorbroken. Weg met de zesjescultuur! Robert Bas is onderzoeksjournalist bij NOS Nieuws
Politie en justitie spelen volgens de advocatuur een ‘vies spel’
TEKST
GUUS MEERSHOEK
NIEUWS&OPINIE
Kortzichtig Burgernet Guus Meershoek is universitair docent aan de Universiteit van Twente/IPIT
S
teeds vaker wordt op ons, gewone burgers, een beroep gedaan om de politie te helpen, vaak zelfs een klemmend beroep. Zo stelde het kabinet in het regeerakkoord van 2007 dat ‘veiligheid geen zaak is van politie en justitie alleen; burgers, bedrijven en organisaties zijn mede verantwoordelijk’. Voor dergelijke oproepen bestaat een slechte reden. Uitvoerende politiebeambten worden nogal in beslag genomen door vergadernetwerken en bestuurlijke drukte. Wat zou het gemakkelijk zijn als vrijwilligers het weinig prestigieuze maar arbeidsintensieve surveillancewerk van hen overnamen. Maar er bestaat ook een goede reden voor: als ooggetuigen de politie geen informatie verschaffen, wordt de kans dat een misdrijf wordt opgehelderd tienmaal zo klein, zo constateerden de Amerikaanse onderzoekers Peter Greenwood en Joan Petersilia lang geleden al. Burgers kunnen werkelijk een bijdrage aan de veiligheid leveren. Nu verstrekken burgers de politie al veel informatie, veel meer dan menigeen denkt. Zij bellen 112 niet alleen wanneer zij in nood zitten, velen doen dat ook al wanneer zij alleen maar iets opmerken dat niet in de haak is. Aan de centralisten de lastige en gewichtige taak om rijp en groen te onderscheiden, te ontdekken wie een zeurpiet is en wie in nood zit, wie bruikbare inlichtingen verstrekt en wie slechts zijn buurman een loer wil draaien. Maar ook aan gewone, goedwillende burgers moet een centralist dikwijls nee verkopen. Ook deze vergeten, als de nood hoog is, al gauw wat zij allemaal zelf als burger kunnen doen. Een nee wijst ze op hun eigen verantwoordelijkheid. 112 geeft hun een gratis lesje burgerschap. Het bestuur wilde echter meer en richtte zeven jaar geleden Meld Misdaad Anoniem op, een kliklijn waar iedereen iedereen kan aangeven, waar niemand ooit een nee krijgt
te horen en waar niemand hoeft te vrezen op zijn melding persoonlijk te worden aangesproken. De telefoon staat daar roodgloeiend. Veel van wat de telefonisten daar te horen krijgen, moet tamelijk deprimerend zijn. Elk opgelost misdrijf is er natuurlijk één, maar de prangende vraag blijft: welke uitwerking heeft het massaal ongestraft belasteren van medeburgers ongemerkt op het maatschappelijke klimaat en de openbare omgangsvormen? In aansluiting op de oproep in het regeerakkoord presenteerde het kabinet Burgernet. Wie zich hiervoor aanmeldt, wordt regelmatig telefonisch of per e-mail door de politie gevraagd uit te kijken naar een weggelopen kind, een rondstruinende veelpleger of een vluchtende bankovervaller, naar een pyromaan of een graffitispuiter. De bedoeling is dat als de nood aan de man is, de politie over bijna een miljoen paar extra ogen beschikt. De afgelopen tijd is met dit systeem in vijf politieregio’s geëxperimenteerd. Heel wat burgers blijken het leuk te vinden om in hun vrije tijd voor politieagent te spelen. Geen bestuurder of gemeenteraadslid plaatste een kritische kanttekening. De minister van Binnenlandse Zaken moet nog haar goedkeuring geven, maar dat zal zij wel doen, zeker nu er miljoenen op de politie moeten worden bezuinigd. Dan kan Burgernet, zoals dat in Den Haag heet, ‘over Nederland worden uitgerold’. Maar ook in dit geval zou de vraag moeten worden gesteld of met dit initiatief de bemoei-
zucht die de Nederlandse samenleving de laatste jaren zozeer teistert, niet te veel ruimte krijgt, wordt bevorderd en gelegitimeerd. Wat gaan bijvoorbeeld al die lieden die nu op internet op de islam schelden doen als zij straks als burgernetter worden opgeroepen uit te kijken naar de bekende lichtgetinte jongeman van Noord-Afrikaanse herkomst? Zullen zij netjes achter het raam blijven zitten kijken of gaan zij, tuk op een spannende actie, de straat op om daar hun ‘burgerplicht’ te doen? En nemen zij dan, voor de zekerheid, de hond mee? En wie is aansprakelijk als die hond gaat bijten? Ons openbaar bestuur lijkt maar twee recepten tegen onveiligheid te kennen: burgers omvormen tot halve politieagenten of hun zoveel mogelijk informatie ontfutselen. In de opsporing wordt massaal getapt, in de gezondheidszorg worden complete persoonsdossiers aangelegd, in het bestuur worden databanken opgebouwd met vingerafdrukken en in de veiligheidszorg kunnen burgers ongeremd verdachtmakingen spuien. Het is een bizarre, irrationele drang. De betrokken instanties bedelven zich niet alleen onder een lawine van informatie, maar tasten zelfs – door geen grenzen te stellen – de zelfbeheersing van burgers aan, het fundament van een veilige samenleving. De bedenkers en uitvoerders van plannen als Burgernet zijn kortzichtig. Dat een individuele politieman of -vrouw optimaal geïnformeerd wil zijn, kan ik mij voorstellen. Hij of zij moet onbekende, potentieel gevaarlijke situaties inschatten of concrete problemen stante pede oplossen. Alle informatie is dan welkom. Maar al die beleidsmedewerkers, politiechefs en zelfs politici zouden toch wel verder mogen kijken. Zij zouden moeten delibereren over de impact van Burgernet op de samenleving, over wat modern burgerschap vergt, over de rechten, plichten en verantwoordelijkheden van burgernetters. Wie erop vertrouwt dat al die hulpagenten vroeg of laat teleurgesteld zullen afhaken, dat het project een stille dood zal sterven, dat – zoals in de Nederlandse veiligheidszorg gebruikelijk – de wal het schip zal keren, krijgt misschien wel gelijk. Maar hoeveel energie zal dan niet zijn verspild? In Over politie becommentarieert de auteur van dienst het wel & wee van de politie.
crimelink 7
NIEUWS&OPINIE
PAU L P O N S A E R S
GONZO!
In memoriam Lode Van Outrive
TEKST
BOB HOOGENBOOM
NIEUWS&OPINIE
‘Aber Sie ist nicht da’
A F S C H E I D VA N E E N R E U S D I E K R AC H T E N W I S T T E B U N D E L E N
O
p 22 augustus 2009 overleed op 77-jarige leeftijd Lode Van Ou trive. Lode was een van die al te zeldzame boegbeelden van de Vlaamse criminologie. Het beeld dat de media hebben opgehangen van Lode was fel ingekleurd door de laatste periode van zijn leven, een tijd waarin hij vooral als homo politicus actief was. Binnen wetenschappelijke kringen was hij evenwel van veel vroeger een onvermijdelijk baken.
Als zoon van een bescheiden familie uit het Antwerpse havenmilieu (zijn vader was douanier), was Lode naast socioloog ook jurist geworden. Hij behaalde daarnaast ook nog een bachelordiploma in de wijsbegeerte, maar dat terzijde. In het spoor van Ward Leemans, het toenmalige boegbeeld van de Leuvense sociologie, die zelf in grote mate gevormd was door Georges Gurvitch, verdiepte hij zich in een eerste fase van zijn academisch leven in de arbeidssociologie, in de schoot van de faculteit politieke en sociale wetenschappen van de KU Leuven. Het was in 1969 dat hij zijn doctoraal proefschrift verdedigde in dit studiedomein, meer bepaald met een proefschrift over de syndicale participatie. Lode heeft steeds zijn academische zoektocht gecombineerd met een politieke. Hij was al in 1971 mede-initiator van De Nieuwe Maand, tijdschrift voor politieke vernieuwing. Het was een periode van politieke dakloosheid, die men mettertijd de naam ‘Doorbraak’ heeft gegeven. Een toenaderingspoging tussen progressieven van christen-democratische signatuur en socialisten, of zoals je wil tussen het katholieke Vlaanderen en het vrijzinnige. Lode trok tijdens deze periode op met strijdmakkers-sociologen van het eerste uur, zoals Luc Huyse of Jan Bundervoet. Maar ook met priester-arbeider Jef Ulburghs, vergeten Vlaams politicus uit de Limburgse mijnstreek. Lode uitte zijn politiek engagement even makkelijk als voorzitter van Caritas Catholica als (later, in 1982) van de Vlaamse Liga voor Mensenrechten. Voor hem was deze combinatie een logische consequentie van progressieve frontvorming. Het was de toenmalige rector van de KU
Leuven Zegher Van Hee die zich herinnerde dat Lode naast socioloog ook jurist was en hem wist te overhalen over te stappen naar de faculteit rechtsgeleerdheid, meer bepaald naar de toenmalige wat vlottende afdeling strafrecht, strafvordering & criminologie van de KU Leuven. In 1975 werd hij voorzitter van deze afdeling en startte hij met het boetseren van een ploeg vooraanstaande criminologen. Velen hebben hun academische loopbaan aan hem te danken, waaronder ik mezelf met dankbaarheid mag rekenen. Tijdens zijn criminologische periode aan de KU Leuven doceerde Lode het vak criminele sociologie, waarin hij komaf
maakte met al te archaïsche positivistische benaderingen die in de Leuvense school voorheen aan de orde waren. In grote mate was hij een van de protagonisten en pleitbezorgers van de acceptatie in onze contreien van het symbolisch interactionisme. Later zou hij neomarxistische elementen in zijn theorievorming betrekken, getuige daarvan het theoretisch artikel over het interactionisme en het neomarxisme dat hij toen publiceerde in het tijdschrift Déviance et Société. Zijn eerste stappen in het criminologisch onderzoeksveld situeerden zich in het domein van het gevangeniswezen, pas later richtte hij zich op de studie van de politie. Lode was de man die al te (kleine) provincialistische kapelletjes sloopte. Hij was het die de samenwerking tussen Vlaamse en Waalse collega’s hoog in het vaandel bleef dragen. Hij was het die ijverde voor samenwerking tussen verschillende universiteiten in de schoot van het Centrum voor
Politiestudies, waarvan hij gedurende lange tijd voorzitter was. Hij reisde vooral graag naar Montréal en Ottawa (Québec/Canada), waar hij zijn tweede vaderland vond en talloze gastcolleges verzorgde. Ook was hij een van de stichtende leden bij de oprichting van het hierboven vermelde internationale tijdschrift Déviance & Société, dat hij samen met Louk Hulsman en Philippe Robert tot een van de meest vooraanstaande criminologische tijdschriften uitbouwde. In 1982 zette Lode opnieuw een stap op zijn politieke pad door mee te bouwen aan een brede socialistische lijst in Leuven, opnieuw op zoek naar bundeling van progressieve krachten. Het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond eiste zijn ontslag. Maar toenmalig rector De Somer schaarde zich achter Lode en zei dat hier geen sprake van kon zijn. Van 1989 tot 1994 zal Lode zich uiteindelijk bekennen tot de socialistische partij en als lid van deze fractie in het Europees Parlement zetelen. Hij zocht samenwerking tussen groen en rood en kwam nogal eens in botsing met de toenmalige top van de partij. Uiteindelijk trad Lode terug uit de parlementaire politiek en bleef vooral actief ter gelegenheid van bijzondere gelegenheden. Lode heeft ook doorheen zijn politieke episodes in zijn leven nooit de criminologie losgelaten. Hij is steeds actief auteur gebleven van talloze bijdragen in het vakgebied. Ik heb tijdens de winter van zijn leven, waar die brutale slepende ziekte hem in meevoerde, nog mogen meemaken dat we aan een boek hebben gewerkt, samen met ULBcollega Carrol Tange, over de stand van het wetenschappelijk onderzoek inzake politie in Europa en de Angelsaksische wereld. Ik ben dankbaar dat ik de publicatie nog in zijn handen heb mogen leggen, enkele dagen voordat hij ons verliet. Ik hou hier vooral een diepe bewondering, dankbaarheid en verankerde vriendschap aan over voor iemand die steeds zijn eigen pad is gegaan, met respect voor de eigenheid van anderen en zoekend naar bundeling van gemeenschappelijkheid en solidariteit. Die herinnering koester ik diep.
Bob Hoogenboom is hoogleraar forensic business studies aan Nyenrode Business Universiteit, bijzonder hoogleraar politiestudies en veiligheidsvraagstukken aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en Visiting Fellow London School of Economics, Mannheim Center
M
et mijn collegae Marc Schuilenburg van de Vrije Universiteit Amsterdam en Patrick van Calster van de Universiteit Leiden loop ik al geruime tijd rond met het idee om een boek te gaan schrijven met de titel Gonzo Criminology. Dit omdat wij vinden dat de abstracte, wetenschappelijke taal en de daarbij behorende methoden en technieken van tijd tot tijd de ziel slopen uit onze nieuwsgierigheid en verontwaardiging. Wij zijn nog niet begonnen, maar met deze column in Crimelink wil ik een start maken. Ik dineer deze week in de Jordaan. Aan de overkant is de Westertoren te zien en daarnaast het Anne Frankhuis. Dag in dag uit lopen toeristen af en aan. Veel Japanners. Veel Duitsers. De witz in de buurt is om Duitsers die de weg vragen natuurlijk te helpen, en dan af te sluiten met: ‘Aber Sie ist nicht da.’ Dat is grof en doet onrecht aan de oprechte interesse van veel toeristen. Maar daar gaat het me nu niet om. Het gaat me om de onuitgesproken meningen en gevoelens die wij verschuilen achter sociaal wenselijk praten. De Amerikaanse socioloog Goffman spreekt in dit verband over een ‘dieper weten’ dat wij veelal voor ons houden. De Gonzo-criminologie breekt uit deze muilkorven van ingetogenheid. Ik lees deze dagen over de zaak-Lucia de B. U weet wel, die verpleegster die veroordeeld is voor zeven moorden en drie pogingen tot moord op patiënten. Intussen loopt een herziening. In de zaak is in eerste aanleg onder andere gebruik gemaakt van een rapport van een van de bekendste methoden & techniekendocenten in de vaderlandse criminologie, Henk Elffers. Hij berekende dat de kans dat Lucia de B. toevallig aanwezig was bij de overleden patiënten 1:342.000.000 was. Andere statistici kwalificeerden deze kansberekening als zeer
omstreden. Vriend en vijand van kwantitatief onderzoek hebben een ‘dieper weten’ over de relativiteit van dit alles, maar we doen alsof het normaal is. ‘Politics, lies and statistics, they are all the same.’ Dit ‘dieper weten’ en de andere kant opkijken spat ook van de achtergrondartikelen over de Werdegang van Dirk Scheringa, en dan in het bijzonder de rol die VVD-coryfeeën lijken te spelen. They’re all over the place: toen en nu bij Tricky Dicky, bij toezichthouders of als commissaris. Het is één ding om – zoals wij in de criminologie regelmatig doen – colleges te verzorgen over uitgekauwde cases van organisatiecriminaliteit uit de jaren zeventig of tachtig en in abstracto te praten over informele processen in de politieke economie op grond van literatuur van kort na de Koreaanse Oorlog. Of de pen te dopen in Gonzo-vitriool en deuren binnen te stappen om in de woorden van Arthur Docters van Leeuwen te vragen: ‘Wat gebeurt hier eigenlijk en wie is verantwoordelijk?’ Toch relevante vragen in een rechtsstaat gebaseerd op de rule of law en in theorie functionerend binnen een democratisch bestel. Van een hypotheekverstrekker, geen kleine speler op deze markt, hoor ik deze week dat de players op deze markt al jaren spraken over de ‘Wet van Dirk’. Kort gezegd: lage hypotheekrente aanbieden, maar daaraan een koppelverkoopmechanisme verbinden van aanvullende (deels nutteloze) verzekeringen die bodemloze putten hebben geslagen in toch al niet goed gevulde portemonnees van cliënten. Zijn we nu met z’n allen zo onnozel? Niet alleen binnen de criminologie, maar ook als burger? Zijn we niet veel te goedgelovig? Twee weken terug spreek ik met VU-collega Frederique Sixt op een bijeenkomst van toezichthouders. Het thema is ‘vertrouwen’. Een mantra die door toezichthoudend Nederland waart met een welhaast religieuze lading. We moeten de ondertoezichtgestelden vertrouwen geven, en daarop vertrouwen. Er volgt een levendige discussie over toezicht in ziekenhuizen. Ik breng in dat deze mantra wat naïef is in het licht van mijns inziens iets te veel dodelijke fouten die in ziekenhuizen worden gemaakt. Ik heb geen problemen met fouten, maar wel met de cover-up door maatschappen van specialisten
Gonzo-journalistiek Gonzo-journalistiek is subjectief, vaak is de schrijver onderdeel van het verhaal. Meestal in de ik-vorm. Gonzo kenmerkt zich door een mix van feiten en meningen om de onderliggende boodschap in het gezicht van de lezer te werpen in een poging de lezer te betrekken. De term ‘Gonzo’ werd in 1970 voor het eerst gebruikt voor het werk van Hunter S. Thompson. Gonzo stelt stijl boven nauwkeurigheid en gebruikt persoonlijke ervaringen om de context van feiten te duiden. Het gaat om emoties en inzicht. Gonzo kijkt neer op de ‘opgepoetste’ brave teksten van de mainstream journalistiek en gebruikt sarcasme, humor, overdrijving en schelden niet zelden als stijlvorm. Het gebruik van Gonzo-journalistiek in de criminologie kan het inzicht daarin vergroten. Een beetje zoals nu ook gebeurt in de culturele criminologie.
en ziekenhuisdirecties die vrezen voor omzet, goede naam en aansprakelijkheidsclaims. Een aanwezige toezichthouder vraagt ons welke Engelstalige woorden in de literatuur worden gebruikt voor ‘vertrouwen’. Collega Sixt noemt er een aantal (‘trust’, ‘confidence’). De vragensteller kijkt mij aan en ik zeg: ‘Suspicion.’ Niet om de medische stand over een kam te scheren, noch om blind voor repressie te pleiten. In dit alles ligt de oplossing niet. Maar voor we maar tot een begin van een oplossing komen, dienen eerst muren van onnozelheid en wegkijken met een sloophamer te worden bewerkt. In deze zelfde dagen wordt ‘Nikkelen Neelie’ herkozen als eurocommissaris. Daar ben ik als jongen van Charlois (zij is geboren in Kralingen, maar toch is er voor mij een soort stadsband) trots op. Maar vanuit mijn wetenschappelijke interesses is dat magische bedrag van negen miljard euro aan boetes die zij heeft opgelegd aan bedrijven, voorál interessant. Bedrijven als Heineken, Grolsch, Bavaria, maar ook rubberproducenten en liftenfabrikanten maakten soms twaalf jaar lang verboden prijsafspraken. Het zijn dezelfde ondernemingen die zich op de borst slaan over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Gonzo-criminologie gaat door waar anderen stoppen…
De Gonzo-criminologie breekt uit de muilkorven van ingetogenheid 8 crimelink
crimelink 9
NIEUWS&OPINIE
BACK CHANNELS
TEKST
PETER KLERKS
De mythe van de alwetende computer
Militairen investeren in sociale netwerkanalyse
A
nalisten van de Amerikaanse militaire inlichtingendienst zijn dermate enthousiast over sociale netwerkanalyse (SNA) dat de krijgsmacht een Network Science Centre in het leven heeft geroepen, gevestigd in Aberdeen, Maryland. Voorts investeert het US Army Research Laboratory dit jaar 162 miljoen dollar in samenwerkingsprojecten met universitaire instellingen en bedrijven waarin sociale netwerkanalyse wordt doorontwikkeld. Statistische netwerkanalyse zou het mogelijk maken om de kwetsbare knooppunten in terroristische netwerken te identificeren. Ook zouden door middel van meta-netwerkanalyse patronen kunnen worden herkend (terrorist precursors) die de voorbereiding van een aanslag aangeven, zoals het gebruik van bepaalde technologie. Sommige militairen en academici tonen zich sceptisch, vooral over de enorme hoeveelheden data die voor sociale netwerkanalyse moeten worden verzameld. In Irak en Afghanistan zouden duizenden mensen zijn vastgehouden en ondervraagd om gegevens te verzamelen die door SNA worden gecombineerd en ontleed. Professor Lawrence Wilkerson, een Amerikaanse legerkolonel buiten dienst en tot 2005 stafchef van minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell, wijst op de overeenkomsten met de ‘mozaïekfilosofie’ in de inlichtingenwereld. Het idee daarachter is dat kleine stukjes informatie die voor een ondervrager zonder betekenis lijken, in combinatie met elkaar een bruikbaar verhaal kunnen vormen. Volgens Wilkerson gaat het echter om een obscure theorie waar maar weinigen gebruik van maken. Joseph Margulies, professor in de rechtsgeleerdheid aan de Northwestern University in Chicago, heeft
10 crimelink
de mozaïekfilosofie onderzocht in relatie tot de ondervragingen in Guantánamo. Volgens hem sluiten de technologische en mathematische ontwikkelingen in SNA nauw aan bij de redenering achter de mozaïekfilosofie. Hij ziet er de mythe in dat de computer alwetend kan zijn: een geloof in een oppermachtig algoritme. Hij wijst op het risico om te verdrinken in zeeën van data, waar kwaliteit is vervangen door kwantiteit. Desalniettemin zijn veel inlichtingenanalisten en wetenschappers overtuigd van de bruikbaarheid van SNA in Irak en Afghanistan. Een van hen is majoor dr. Ian McCulloh, werkzaam aan de militaire academie West Point. Hij slaagde erin om met SNA de relaties bloot te leggen tussen honderden video-opnamen door opstandelingen gemaakt van aanslagen in Irak. Volgens hem wordt een terroristische aanslag doorgaans voorafgegaan door betekenisvolle veranderingen in een terroristische organisatie, doordat men de aanslag plant en voorbereidingen treft. Die veranderingen zouden door SNA-technieken zichtbaar kunnen worden gemaakt. ‘Sociale netwerkanalyse verhoudt zich tot ouderwets detectivewerk als statistiek tot intuïtie’, zo zegt hij. ‘Het gaat om het toepassen van robuuste rekentechnieken op wat mensen al eerder hebben gedaan.’
FBI ‘Über-Google’ datamining-programma
U
it recent vrijgegeven documenten blijkt dat het Amerikaanse Federal Bureau of Investigation (FBI) een
omvangrijk programma heeft voor het doorvlooien van bedrijfsdatabases met klantgegevens. FBI’s National Security Branch Analysis Center (NSAC), waar ruim honderd mensen aan het datamining-programma werken, heeft inmiddels minstens anderhalf miljard records met gegevens over zowel Amerikanen als buitenlanders. Hoewel de database is opgezet om terroristen te achterhalen, wordt in de praktijk vooral naar gewone criminelen en hackers gezocht. Bij de gebruikte gegevens gaat het vooral om reisbewegingen, hotelovernachtingen en financiële transacties die worden gecombineerd met kennis opgedaan in opsporingsonderzoeken, om zo te proberen karakteristieke patronen te ontdekken. De FBI beoogt het bereik van het datamining-programma, dat intern de bijnaam ‘Über-Google’ heeft, nog sterk te vergroten en verwacht hiervoor ruim driehonderd extra mensen nodig te hebben.
Duitse parlementariërs in het vizier
D
e Duitse regering heeft bevestigd dat het Bundesamt für Verfassungsschutz (BfV, de federale binnenlandse veiligheidsdienst) in de afgelopen jaren informatie heeft verzameld over alle 53 fractieleden van Die Linke en hun medewerkers. Bij het vergaren van inlichtingen over deze opvolgers van de vroegere Oost-Duitse communistische partij werden geen informanten of afluisterapparatuur ingezet, maar werd gebruik gemaakt van open bronnen. Wel kwamen in enkele gevallen fractieleden in het vizier omdat ze in contact stonden met organisaties die heimelijk werden geobserveerd. De regering meldde voorts dat Die Linke ook bij buitenlandse inlichtingendiensten op zowel openlijke als heimelijke wijze in de belangstelling staat. Afgelopen februari 2009 oordeelde een rechtbank in Münster dat het heimelijk observeren van vice-voorzitter Bodo Ramelow tussen 1999 en 2007 door de Duitse veiligheidsdienst onrechtmatig was geweest. Nadat de Bundesverfassungsschutz hiertegen beroep aantekende ligt deze zaak nu voor aan het Bundesverwaltungsgericht in Leipzig.
VS besteedt 75 miljard aan inlichtingen
O
p 15 september maakte Dennis Blair, de Amerikaanse Director of National Intelligence, bekend dat de zestien geheime diensten van de Verenigde Staten met hun tweehonderdduizend medewerkers jaarlijks ongeveer 75 miljard dollar uitgeven aan inlichtingenactiviteiten. De militairen nemen hiervan ongeveer een derde voor hun rekening. Grote posten zijn verder de wereldwijde onderscheppingsactiviteiten voor telecommunicatie, internetverkeer en spionagesatellieten. De belangrijkste aandachtsvelden voor de Amerikaanse inlichtingendiensten zijn Iran, Noord-Korea, Al-Qaeda en Chinese clandestiene activiteiten in cybercrime.
I
CIA leest tweets
n-Q-Tel, het investeringsbedrijf van de Amerikaanse Central Intelligence Agency (CIA), heeft een belang genomen in het bedrijf Visible Technologies. Deze softwarefirma is gespecialiseerd in het monitoren van sociale media. Visible bezoekt dagelijks meer dan een half miljoen Web 2.0-sites en verzamelt daar meer dan een miljoen posts en conversaties op blogs,
online forums, Flickr, YouTube, Twitter en Amazon. De afnemers krijgen vervolgens op maat gemaakte near real time informatiepakketten op basis van trefwoorden of bijvoorbeeld namen van producten. Visible voegt automatisch scorelabels toe aan ieder citaat waarmee wordt aangegeven of het om positieve, negatieve, gemengde of neutrale uitlatingen gaat en hoe invloedrijk een poster of conversatie is. Belangrijke klanten van Visible zijn tot dusver vooral grote ondernemingen zoals telecombedrijven en Microsoft, dat wil weten hoe er over Windows 7 wordt gesproken. Ook kleinere bedrijven kunnen bijzondere belangstelling hebben voor sociale netwerken, zoals vleesverwerker Hormel die campagnes van dierenrechtenactivisten wil volgen. Voor de CIA zijn buitenlandse sociale media van belang om vroegtijdig zicht te krijgen op wat er rond veiligheidsgerelateerde thema’s speelt op Web 2.0.
Turkije: criminele groep binnen de staatsveiligheid?
H
anefi Avci, voormalig plaatsvervangend hoofd van de Turkse politie inlichtingendienst, zou tegenover een officier van justitie in het geruchtmakende Ergenekon-onderzoek hebben verklaard dat de gepensioneerde generaal-majoor Veli Küçük, een van de aangeklaagden, een ‘mafia-achtige’ organisatie had gevormd binnen de politiedienst, de gendarmerie en de nationale inlichtingendienst MIT. De clandestiene activiteiten zouden hebben plaatsgevonden onder de dekmantel van bestrijding van de Koerdische Arbeiderspartij PKK. Avci, tegenwoordig hoofd van politie in Eskisehir, diende als plaatsvervangend hoofd van de politie inlichtingendienst in Diyarbakır van 1984 tot 1992 voordat hij inlichtingenchef werd in Istanbul. Hij verklaarde tijdens zijn werk in Diyarbakır op de hoogte te zijn geraakt van het bestaan van de inlichtingendienst van de gendarmerie JITEM, waarvan het bestaan altijd door het leger is ontkend. Volgens Avci werd JITEM geleid door Küçük, die in de jaren daarna in Kocaeli nauw zou hebben samengewerkt met bekende onderwereldbazen als Sedat Peker, Hadi Özcan, Sami Hostan en Ali Fevzi Bir.
Peter Klerks is lector criminaliteits beheersing en recherchekunde aan de Politie academie in Apeldoorn. Hij schrijft deze rubriek op persoonlijke titel
E
Fake video beïnvloedt getuigenis
en experiment geleid door psychologe dr. Kimberley Wade van de University of Warwick (Groot-Brittannië) heeft aangetoond dat ooggetuigen zich laten beïnvloeden door gemanipuleerde camerabeelden. Het onderzoeksteam filmde zestig deelnemers die met namaakgeld moesten gokken. Na afloop kreeg een deel van de proefpersonen een gemanipuleerde video-opname te zien, waarop zichtbaar was dat een proefpersoon die direct naast hen zat en die in werkelijkheid een teamlid was, vals speelde. In werkelijkheid was dit niet gebeurd. De proefpersonen werd gevraagd om een verklaring te ondertekenen indien zij persoonlijk rechtstreeks hadden waargenomen dat de persoon bedrog had gepleegd. Bijna de helft van de personen die de video hadden bekeken, tekende de verklaring waarin hun buurman werd beschuldigd. Van degenen die geen video hadden gezien maar alleen de beschuldiging te horen hadden gekregen, tekende vijf procent.
Back channels verschaft informatie over de mistige wereld van internationale veiligheids- en inlichtingendiensten.
crimelink 11
I N T E R V I E W T J I B B E J O U S T R A ( V P B ) E N G E R R I T VA N D E K A M P ( AC P )
Politie en beveiliging gaan mak kelijk door één deur Crimelink bracht de voorzitter van de particuliere beveiliging en zijn evenknie van de grootste politiebond samen aan tafel en hoopte op vuurwerk. Dat bleef uit, want de heren begrijpen terdege dat politie en particuliere beveiliging inmiddels van elkaar afhankelijk zijn en dat er geen weg terug meer is. Het begin van een heel mooie vriendschap? TEKST
ARCHIE BARNEVELD en WIM VAN DE POL
W
aar komt die roep om meer veiligheid toch vandaan? Joustra: ‘Voor een deel heeft het te maken met de werking van de media. Het lijkt alsof je overal dichtbij staat. Als er wat gebeurt weet de burger het een minuut later en de berichtgeving is van een grote indringendheid. Dat heeft een grote impact op het bewustzijn van de burger. Hij zit er bovenop.’ Kamp: ‘En soms bijna realtime, kijk naar de gebeurtenissen in Hoek van Holland op internet.’ J: ‘Je kunt je er niet aan onttrekken en je hebt er een mening over. De misdaadcijfers zijn niet zo slecht, maar mensen hebben hierdoor toch het gevoel van onveiligheid.’ K: ‘We hebben veel vormen van criminaliteit best goed in de hand gekregen. Alleen het probleem van geweld is toegenomen, kijk naar de toename van vermogensdelicten met geweld. Berovingen of inbraak met mishandeling. Geweld tast de integriteit van het lichaam aan en heeft enorme impact. Dat beangstigt mensen en daar hebben we nog geen antwoord op. Bijkomende factor is dat de overheid en de Tweede Kamer steeds maar doen alsof ze er wél een antwoord op hebben en veiligheid kunnen garanderen. Ze vragen een spoeddebat aan: de suggestie wordt gewekt van “wij regelen dat wel even”. En dat kan dus niet.’ Goed beschouwd is veel goed gegaan in de particuliere beveiliging de laatste tien jaar. De nieuwe wetgeving, de ontwikkeling van certificering en ook nauwelijks schandalen; het beeld aan de publieke zijde is wel anders… J: ‘Ik denk dat je kunt zeggen dat er de laatste twintig jaar een forse professionaliseringsslag is geweest in de particuliere beveiliging. Sinds de jaren tachtig is dat stapje voor stapje verbeterd. Het is voor de sector
FOTOGRAFIE
MARTIJN BEEKMAN
ook absoluut een noodzaak om zonder schandalen te werken. Want wij zijn uiterst kwetsbaar. De publieke sector is monopolist, de private beveiliging is dat niet.’ K: ‘Ja, maar daar wil ik tegenover stellen dat de politie als uitvoerend toezichthouder op jullie branche haar taken niet goed heeft ingevuld. Lees het rapport van de Inspectie OOV (Openbare Orde & Veiligheid – red.) maar. Het is dus de vraag hoeveel zicht er is geweest op alles.’ Wat ook opvalt is dat het gedachtegoed inzake publiek/private samenwerking de laatste tien jaar nauwelijks is geëvolueerd, er zijn geen doorbraken geweest in het denken daarover. K: ‘Ik zie wel wat ontwikkelingen. Bij sommige politieregio’s zijn mensen aangetrokken om de publiek/private veiligheid van de grond te tillen. Operationeel komt er op kousenvoetjes wat beweging in. Dat zie je ook bij de gemeentes.’ J: ‘Je ziet in de praktijk wel dingen gebeuren, maar de algemene discussie wordt nauwelijks gevoerd. Qua theorie wordt er dus weinig voortgang geboekt, terwijl in de praktijk er allerlei ontwikkelingen gaande zijn waar ook heel goede samenwerkingstrajecten tussen zitten.’ K: ‘In andere landen is men ook veel verder. De politiek vindt het hier een heel lastige discussie om te bepalen waar de grens ligt. Daar zijn wij niet zo blij mee, want dan gaat het veld verkennen hoe het kan en hoe het moet; en of dat nu allemaal wel wenselijk is of niet. Wij hebben liever dat het allemaal gekaderd is. Wij vinden niet dat de uitvoering of de professionals dat moeten bepalen, dat vinden wij een politieke beslissing.’ J: ‘Daar ben ik het mee eens. Doordat de algemene discussie niet opschiet, zie je dat bijvoorbeeld de gemeentes hierin wisselend opereren. Men weet niet zo goed wat de stand van zaken is en dan krijg je dat.’
Hoe verhouden politie en particuliere beveiliging zich tegenwoordig tot elkaar op het terrein van de veiligheid? K: ‘Vroeger was de politie de speler; nu is het een van de spelers.’ J: ‘Nee hoor, voor ons is de politie de speler en zal dat ook blijven. Naast het hebben van het geweldsmonopolie houdt de politie de regierol zo gauw wij in de openbare ruimte komen. De politie moet daar de kaders stellen. En daarbij heeft onze sector er alle belang bij om door die politie strikt en streng gecontroleerd te worden. Dat is onze borging. De politie blijft het kader voor ons functioneren. Daarom zou het zeker nuttig zijn om in zijn algemeenheid te discussiëren over wie doet nu wat. Het loopt nu misschien allemaal wel goed, maar wij moeten niet wegblijven van de meer fundamentele discussie. In die zin zijn wij nu met de particuliere beveiliging wel op een draaipunt. In tegenstelling tot tien jaar geleden zie je nu dat de particuliere beveiliging in belangrijke mate in opdracht van publieke en niet meer van private personen werkt. Denk aan Schiphol, aan de gevangenissen, aan talloze gemeentes.’ K: ‘Denk ook aan de getalsmatige verhoudingen van de mensen die operationeel zijn, politie en beveiligers in de breedste zin. Dan denk ik dat het bijna fiftyfifty is. De politie is dus zeker niet meer de grootste partij in veiligheidsland. Vandaar mijn bescheidenheid van zo even toen ik zei dat de politie nog maar een van de spelers is. Maar positioneel ben ik het wel met je eens dat de politie bepalend is. Ik denk trouwens dat de discussie publiek/privaat in alle hevigheid wel op tafel komt bij het debat over de grote brede herziening dat het kabinet heeft aangekondigd in het kader van de bezuinigingen. Dan komt ook de sector Veiligheid aan de orde en dan is het een van de opties, vanuit de overheid geredeneerd, > om iets te doen.’ Gerrit van de Kamp (links) en Tjibbe Joustra (rechts)
12 crimelink
crimelink 13
‘De politie is zeker niet meer de grootste partij in veiligheidsland’
Gerrit van de Kamp
Waar moet die discussie dan over gaan? K: ‘Het kenmerkende van de politie is de democratische controleerbaarheid, zowel politiek-bestuurlijk als via de rechter. Dat is het grote positioneringsverschil, los van het geweldsmonopolie. Als je nu in ruimere mate politiek toestaat dat de grens tussen publieke en private veiligheid gaat schuiven, hoe ga je dan om met die essentie van onze rechtsstaat; hoe ga je dat nu borgen? Dat vinden wij een belangrijk vraagstuk, want het kan niet zo zijn dat de politie daaraan onderhevig is terwijl een veel groter domein van de veiligheidszorg daar totaal buiten staat. Als gemeentes boa’s (buitengewone opsporingsambtenaren – red.) of particuliere beveiligers inzetten die handhaving doen van verkeersovertredingen, en dat leidt tot gewelddadige escalatie, wat gebeurt er dan? Naar die partijen toe en ook naar de politie moet je heel duidelijk maken wat de posities zijn. Daar heeft niemand het nu over, want dat is een lastig debat.’ J: ‘Als je praat over het publieke domein, dan berust de verantwoordelijkheid bij de opdrachtgevers. Die zijn politiek aanspreekbaar op wat zij doen en waarop het gebeurt. Kijk naar een aantal terugkeercentra van Justitie, die werken half publiek, half privaat. En dat werkt op een heel goede manier samen, maar de staatssecretaris is de uiteindelijk verantwoordelijke voor het geheel.’
14 crimelink
Veiligheidszorg lijdt ook aan schaarste? K: ‘Het publieke aanbod van veiligheidszorg zoals dat een politiek budgettaire keus is, houdt geen gelijke tred met de maatschappelijke behoefte daaraan. Of dat nu vanuit het bedrijfsleven is geredeneerd of zelfs inmiddels vanuit de overheid zelf. Er is behoefte aan meer veiligheid, maar de prijs die eraan hangt kan niet betaald worden. Gek genoeg hebben bedrijven en gemeentes er wel geld voor over, maar dat belandt dan bij andere organisaties dan de politie.’ J: ‘Met de particulieren heb je natuurlijk meer flexibiliteit; mensen daarvoor aannemen is duur.’ K: ‘Maar er is voor de politie ook geen level playing field. Gemeentes mogen bijvoorbeeld een deel van de bestuurlijke boetes zelf houden, maar de politie mag dat niet. Dus over concurrentieverhoudingen gesproken. Maar belangrijker vind ik een fatsoenlijke regulering, waarbij de positionering en de regiefunctie door de politie nog veel beter kunnen dan nu gebeurt. Een paar jaar geleden kon het nog zo zijn dat de politie zei: de zorg voor veiligheid is van ons, blijft van ons. Dat punt hebben wij verlaten.’ J: ‘Ja, er is nu een veel constructievere opstelling van de politie naar ons toe, dat is echt veranderd.’ K: ‘Men heeft de wederzijdse afhankelijkheid ontdekt, daardoor komt het. En de praktijk loopt vooruit op de fundamentele discussie.’
In de column in Crimelink zei Van de Kamp dat het toetreden van de particuliere beveiliging in de openbare ruimte voor de burger tot verwarring leidt. K: ‘Als je nu ziet hoeveel uniformen er op straat door elkaar lopen en wat al die uniformen aan bevoegdheden en posities hebben, daar snappen burgers niks meer van. Het is een warboel. Dat zou je als overheid moeten reguleren. Daar moet je iets aan doen.’ Bob Hoogenboom zei eens: alles wat geen politie is, moet in een helgeel vest. K: ‘Mensen snappen niet meer wat men van die uniformen kan verwachten.’ J: ‘Mee eens. De burger moet weten waar hij aan toe is. Er lopen nu inderdaad wel heel veel mensen in diverse uitmonsteringen rond. Ook ik heb wel eens moeite om de politie te herkennen. Bijvoorbeeld gemeentes kunnen het zelf bepalen, er is een grote verscheidenheid daarin. Aan dat V’tje van de particuliere beveiliging is men nu wel gewend, maar er zijn nog allerlei tussenvarianten die niet aan de duidelijkheid bijdragen.’ Is het erg dat de ene organisatie meer veiligheid kan inkopen bij de particuliere sector dan de andere? K: ‘Nog kort geleden heette het in het debat over vergoeding van politiediensten:
veiligheid is niet te koop. Maar je moet erkennen dat hier verschil bestaat tussen meer en minder draagkrachtigen, tussen bewoners van het Gooi en Amsterdam-Slotervaart. Maar als je erkent dat veiligheidszorg een primaire taak van de overheid is, moet je die balans wel erg goed in de gaten houden. Vervelend is dat het in de praktijk optreedt, maar dat de politiek doet alsof het niet bestaat. Terwijl je het zou moeten erkennen en er iets mee moet doen.’ J: ‘Je hebt ook politiekorpsen die rijker zijn dan andere. Je hebt altijd van deze discussies. Veiligheid is een schaars goed en daar zal altijd aan getrokken worden, soms door geld, soms door bevoegdheden. Het is een schaars goed dat wél op geld waardeerbaar is. Daarom vind ik dat gemeentes bij evenementen veel stringenter zouden moeten zijn om eisen te stellen aan degene die het organiseert. Ik vind het werkelijk van de gekke dat, zoals bij voetbal, grote delen van het politiebudget daaraan opgaan. Terwijl er genoeg evenementen zijn die zonder grote inzet kunnen worden gehouden, omdat het gewoon goed geregeld is. Kortom, je mag ook wel eens zeggen: die veiligheid kost wat. En ja, als je het niet kunt betalen dan is het jammer, dan maar géén evenement. En verder over wijkbeveiliging, ik woon ook op zo’n plek waar, zeg maar, vaak wordt ingebroken. Dus rijdt er zo’n autoo tje van een beveiligingsbedrijf rond, daar betaal je ook voor. Terwijl de politiepost verlaten is. Is dat nou gek? Zou je daar nu publieke middelen in moeten stoppen?’ K: ‘Er zijn andere wijken waar de bewoners geen beveiliging kunnen betalen, maar die dezelfde problemen hebben. Wat ik wil zeggen is dat het de vraag is waar je publieke middelen in stopt en waar het toe strekt. Er worden schijnbaar vormen van zekerheid en veiligheid gecreëerd in het budgetteringsproces, maar de keuze die gemaakt wordt over de wijze waarop de politie wordt ingezet, past niet meer bij de behoefte van de samenleving. Dan wordt het geld in opsporing gegoten in plaats van in toezicht en controle. Dat verschuift dus sluipenderwijs steeds meer, terwijl de behoefte aan veiligheid van de samenleving alleen maar toeneemt.’ De samenleving vraagt om steeds meer veiligheid. Maar de overheid komt niet met meer budget. J: ‘Er wordt al heel veel door de private sector opgevangen. Daardoor is de politie in staat in gebieden waar echt wat aan de hand is aanwezig te zijn. De vraag is ver-
‘Er lopen nu wel heel veel mensen in diverse uitmon steringen rond’
Tjibbe Joustra
der of de politie alles wel zelf moet doen. Er is politiewerk waar je niet die volledige opleiding voor hoeft te hebben. Wie vindt nog dat parkeerbeheer een politietaak zou moeten zijn? Zo zijn er wel meer taken die misschien niet door politiemensen hoeven te worden gedaan. Dan komt de politie meer aan de kern van haar taak toe.’ K: ‘De politiek gaat er steeds vanuit dat de politie relatief duur is ten opzichte van de particuliere sector. Maar die vergelijking gaat absoluut mank, want er is geen level playing field. De politie moet aan allerlei vereisten en voorschriften voldoen en die anderen niet. Het is niet per definitie zo dat de politie duurder is. Kijk eens naar de particuliere recherchebureaus, hoe weten wij of daar geen methodes worden gebruikt die niet in de wet staan? Er is niemand die hen controleert en niemand die zegt dat ze zich eraan moeten houden. Dat is bij de politie wel anders.’
J: ‘We hebben recent de eerste keurmerken voor recherchebureaus uitgereikt. Die bedrijven worden gecontroleerd. We kennen de problemen met de recherchebureaus en proberen daar ook echt wat aan te doen. Maar ik vind dat je niet kunt spreken van duurder en goedkoper. Een moord moet opgelost worden, het maakt niet uit hoe duur dat is.’ K: ‘Dat kost echt geld hoor. Maar in deze tijden van crisis hoor je het toch steeds vaker: de politie is zo duur, laten we dat maar in de private sfeer wegzetten.’ J: ‘Maar neem nou als voorbeeld de politiemensen die in containers zitten voor ambassades. Moet de politie dat willen doen?’ K: ‘Het gaat mij erom dat het bewuste keuzes moeten zijn. En als je een eerlijke keuze wilt maken tussen politie en particulieren, dan moet je ook zorgen dat je gelijkwaardige grootheden vergelijkt. >
crimelink 15
OPEN DEUREN
‘De politiek negeert de fundamentele discussie over de grens tussen publieke en private veiligheidszorg’ Want die strijd kun je nu als politie nooit winnen. De politie kan nu niet op dezelfde manier diensten in rekening brengen als de particuliere sector. De politie mag geen geld vragen voor voetbalbeveiliging. Maar als er voor grote bedragen grote particuliere bureaus worden ingehuurd dan heeft niemand het erover.’ Bestaat het gevaar dat de particuliere beveiliging door marktwerking onvoldoende kwaliteit levert? J: ‘Tarieven staan zeker onder druk bij sommige bedrijven, onder meer door de opdrachtgevers. Aan de andere kant zijn beveiligers beter opgeleid dan twintig jaar geleden, daar wordt ook steeds meer aan gedaan. Er treedt ook steeds meer specialisatie op, of het nou havenbeveiliging is of bij het gevangeniswezen. Personeel begint een zekere expertise op te bouwen. Sommige beveiliging begint net als de politie een visitekaartje te worden, neem bijvoorbeeld de beveiliging op Schiphol. Hoe hoger het niveau, hoe meer je er ook voor moet betalen.’ Moet de Tweede Kamer een norm stellen voor de mate van veiligheid in openbare ruimtes? J: ‘Ik ben daar terughoudend in. Ik zie er veel meer in dat politie, justitie en beveiligingsbedrijven zelf proberen invulling te geven aan de randvoorwaarden. Laten we de zelfregulering verder proberen uit te bouwen. Ik zie ook niks in een enorm inspectieapparaat, want dat loopt altijd achter de feiten aan en het kost een hoop geld. Er zijn al mooie voorbeelden van samenwerking en informatie-uitwisseling. De politie heeft bijvoorbeeld zelf alle belang bij de zeef van de particuliere meldkamers. We zijn volgens mij voorbij het stadium van apart staan en naar elkaar wijzen. Er is al een onderlinge afhankelijkheid ontstaan. Dat is niet erg zolang je het maar goed regelt en de verantwoordelijkheid maar blijft waar die hoort. En die blijft wat ons betreft voor een heel stuk bij de politie.’ K: ‘Ik wil nog wel terugkomen op het punt of het acceptabel is dat er verschillen in beveiliging van openbare ruimtes ontstaan. Ik heb daar wel een persoonlijke opvatting over, maar het is meer de vraag wat de maatschappelijke opvatting
16 crimelink
is. Het is de volksvertegenwoordiging die moet bepalen in welke mate er regionale verschillen in veiligheid mogen bestaan. Dat debat wordt nu zorgvuldig vermeden. Ik ben het ermee eens dat je het deels op een andere manier kunt oplossen dan met wetgeving. Het is politiek een heel gevoelig punt. Ga maar eens uitleggen dat in de wijk waar Joustra woont voortdurend surveillance plaatsvindt en dat dit een paar kilometer verderop niet gebeurt. Dat is niet een discussie voor ons tweeën hier, maar een politiek-bestuurlijke discussie. Daar loopt iedereen omheen, maar het water loopt altijd naar het laagste punt. En er is moed voor nodig om tegen burgers te zeggen: tot hier kan de overheid u met veiligheid tegemoetkomen, en that’s it. Dan krijg je dezelfde discussie als in de zorg: wat bieden wij in het basispakket?’ Hebben gemeentes een verantwoordelijkheid om niet te weinig voor veiligheid te betalen? J: ‘Gemeentes kunnen ook uit eigen kweek stadswachten en dergelijke inzetten.’ K: ‘Bij gemeentes zijn alle Melkertbanen in de sector opgeheven, die organisaties zijn gestopt of naar de markt gebracht. Gemeentes willen dat werkgeverschap niet. Ze zoeken naar een model waar ze wel de zeggenschap en invloed hebben op wat er gebeurt maar niet de last van het werkgeverschap. Ze hebben namelijk niet de kennis en de knowhow hoe je zo’n onderdeel aanstuurt. Daarom worden er toch weer (oud-)politiemensen gevraagd om de operationele kant te runnen. Ik denk ook dat de Kamer beducht is om zich te begeven op het publieke domein van gemeentes.’ Maar zijn er richtlijnen voor tarieven nodig opdat gemeentes niet te weinig gaan betalen? J: ‘Enerzijds is de sector volwassener geworden en je hebt ook de verplichting tot Europese aanbesteding, dat betekent dat er toch uitvoerig wordt stilgestaan bij meerdere aspecten. Ik zie daar niet zo’n groot probleem.’ K: ‘Ik denk dat het in het belang is van de politie en de particuliere beveiliging, dat dit niet het laatste gesprek is dat
wij hierover voeren. Die behoefte wordt groter, want door de economische crisis zal de criminaliteit toenemen. De roep om veiligheid wordt steeds groter, terwijl de neiging bestaat om erop te bezuinigen.’ Moeten we ons zorgen maken over het opleidingsniveau van de gemiddelde beveiliger? K: ‘Als je kijkt naar het onderwijs en de vakopleiding van de beveiliging dan vind ik dat er vooruitgang is. Er wordt aan certificering in overleg met de politieonderwijsraad gedaan. Maar je moet natuurlijk wel kijken of het ook uitgevoerd wordt. Er moet een ondergrens zijn en goed toezicht daarop. Als de eisen die er nu voor zijn gehandhaafd zouden worden – ik zeg dat met nadruk – maak ik me geen zorgen. Maar verder, als de specialisatie in de sector toeneemt, kun je je afvragen of de huidige eisen voldoende zijn. Dat is ook in het belang van de sector, want de prijs wordt automatisch hoger als de kwaliteit toeneemt.’ J: ‘Het is een vak. Dat moeten opdrachtgevers zich ook realiseren. Er is een hoop gebeurd in de sfeer van opleiding en er gaat ongetwijfeld nog meer verbeteren. Er zijn trouwens ook particuliere bedrijven zoals Shell die toch wel heel duidelijk hun eisen stellen. Verder helpt het keurmerk beveiliging ook enorm om het kaf van het koren te scheiden.’ Hoe zit het met de economische beheersbaarheid op mondiaal niveau van de internationale mammoetbedrijven, die nu hier de dienst uitmaken in beveiligingsland? J: ‘Beveiliging is heel erg aan een individueel land gebonden. Je moet de cultuur van het land en de mensen kennen. Kijk naar de politieorganisaties: in ieder land zijn ze anders. Daarom blijft particuliere beveiliging erg nationaal georganiseerd.’ Brengt dat internationale aspect echt geen gevaar met zich mee? K: ‘Ik maak me wel bezorgd over de internationale machts- en informatieconcentratie. Dat vind ik een risicofactor. Ik hoor dat een deel van de Amerikaanse bedrijven in de beveiligingssector in zekere zin gelieerd is aan de Amerikaanse overheid en daarmee informatie uitwisselt.’ n
TEKST
Verdacht van denken
N
ivelleren zit in onze volksaard. Zolang er nog iets is om tegen te hoop te lopen, te slopen, te dempen of plat te walsen, gaat er zelfs iets heroïsch uit van deze drang tot gelijkmaken. Nu die klus echter wel zo’n beetje geklaard is, gaan we de straat nergens meer voor op. Liever vernemen we – gestrekt voor de buis – onze mening, via een (inderdaad) platvloers tv-spelletje waarin we mogen raden met hoe velen we hetzelfde (zouden moeten) vinden over van alles waar we nog nooit over hebben nagedacht, wat we vervolgens ook niet meer hoeven te doen. Ons gelijk zien we bevestigd in percentages en in een knus gevoel van gezellige saamhorigheid. Zelf denken is natuurlijk ook tijdrovend en bovendien hopeloos ouderwets. Was dat misschien ooit een (hoger) doel op zich; in ons onderwijssysteem wordt je dit stelselmatig en vakkundig afgeleerd, aangezien het hoognodige kunnen opzoeken per computer hoger wordt aangeslagen en beloond dan de inspanningen van die inspirerende vakidioot van een leraar, die je nog de rest van je leven blijft lastigvallen met zijn echo. Op een geïnteresseerde vraag kan een leerling dan ook ‘dat hoef je niet te weten (voor je eindexamen)’ verwachten. Het standaard antwoord van een ondergekwalificeerde docent. ‘Onder-wijs’ krijgt zo een geheel nieuwe betekenis. De intellectueel ondertussen leidt een jammerlijk, defensief bestaan. Met het openlijk voeren van een academische titel maakt hij zichzelf niet alleen belachelijk, de uitslover, maar wekt hij ook bij velen agressie op, aangezien hij ervan wordt verdacht zich beter te voelen dan een ander en deze daarmee opzettelijk te willen kwetsen of beledigen. Op menig feestje loopt hij of zij het risico te worden ondervraagd over het nut en de kosten van zo’n studie. Het meest schandelijke aan die studie blijkt dan ook nog te zijn dat nou juist die persoon tegenover je zijn persoonlijke belastingcenten destijds eigenhandig aan jouw faculteit schijnt te hebben gedoneerd. Enige nederige dankbaarheid is dus wel op z’n plaats. De laatste – officiële – ontmoedigingspolitiek ten aanzien van een eventuele, toekomstige intelligentsia bestaat eruit dat studenten die een tweede studie willen doen vele duizenden euro’s extra (schuld) moeten ophoesten,
alleen om hier toegang toe te krijgen. Voor de meeste – niet kapitaalkrachtige – studenten is de boodschap duidelijk: doe maar gewoon (één studie), dat is al gek genoeg. Een universitaire studie dient vooral een overzichtelijke beroepsopleiding te zijn die zo snel mogelijk te gelde kan worden gemaakt. Het Bildungsideaal verpatst voor het laag-bij-de-grondse, dichotome denken in winst en verlies. Een en ander wordt verder gerechtvaardigd door het clichébeeld uit de amusementswereld van de gevaarlijke, op hol geslagen wetenschapper. De dolle geleerde die een gevaar vormt voor de burgerlijke samenleving
en die, verblind door een onstilbare honger naar kennis en macht, de meest onethische en kwaadaardige plannen smeedt. De wetenschapper als crimineel, die in ieders belang in bedwang moet worden gehouden. Met deze stripverhalenwerkelijkheid voor ogen zijn wij bang voor de verkeerden. Niet de gemiddelde wetenschapper, die immers is opgevoed met onderbouwen, relativeren en nuanceren, vormt een bedreiging voor onze vrijheden en verworvenheden. Het is juist ons ontzag voor Het Grote Geld dat heeft gemaakt dat wij die aan het verliezen zijn. We leven al in de realiteit waarin de zakenwereld de wetenschap aan alle kanten bepaalt en aan banden heeft liggen. In het – gesponsorde – onderwijs leren wij te denken dat wie betaalt, bepaalt. De farmaceutische industrie en groothandel financieren hypotheken en studies voor apothekers en artsen; zij
WENJA VAN DER MEULEN
Wenja van der Meulen is zelfstandig gevestigd als GZ-psycholoog in Amsterdam
betalen en bepalen mede voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek, organiseren congressen en schrijven artsen voor wat voor te schrijven. Verzekeringsmaatschappijen bemoeien zich met duur en inhoud van behandelingen en beperken de keuzemogelijkheden van hulpverleners en patiënten/cliënten steeds verder. Technische en wetenschappelijke experimenten en uitvindingen worden gefrustreerd dan wel gesteund, om geheel andere redenen dan het wetenschappelijk
of maatschappelijk belang. Intussen vormen bedrijfsleven en commercie onze denkbeelden via verfijnde marketingtechnieken en promotieactiviteiten, zoals de zakenwereld ook de politiek beïnvloedt. De wetenschapper is niet degene om bang voor te zijn, ingelijfd en gedwongen als hij is om mee te werken aan een voor-wat-hoortwat-systeem, of om zich terug te trekken op zijn armoedige zolderkamer, zonder enig recht van spreken, verstoken van een podium of van geïnteresseerd, kritisch publiek. Maar wij winden ons allang niet meer op over dat soort zaken, daar zijn immers tegenwoordig pillen voor? In Open deuren belicht Crimelinks huispsycholoog allerlei maatschappelijke omstandigheden die raakvlakken hebben met veiligheid dan wel het gevoel van veiligheid.
crimelink 17
V E R O N T R U S T H E I D OV E R S E K S U E E L M I S B R U I K VA N K I N D E R E N
Pedo’s in beeld Pedofilie en kinderporno halen dagelijks het nieuws. De maatschappelijke verontwaardiging lijkt alsmaar groter te worden, hoewel nog veel onbekend is. Zo wordt alles wat met seks en kinderen te maken heeft geregeld (onterecht) op één hoop gegooid. TEKST WESLEY MEIJER
Wat is nu wat? Pedofilie is het verlangen naar seksueel contact met prepuberale kinderen. Pedoseksualiteit is het daadwerkelijk hebben van seks met prepuberale kinderen, om uiteenlopende redenen. Kinderporno is pornografisch materiaal waarop minderjarigen worden getoond. Een pedofiel is dus niet – zoals veel mensen denken – per se voorstander van seks met kinderen, laat staan van seksueel misbruik. Marc Dutroux was een pedoseksueel: hij had een psychopathologische stoornis en leefde zich uit op kinderen, maar hij had geen exclusieve seksuele voorkeur voor kinderen. Kinderporno kan drempelverlagend werken op pedoseksualiteit, maar dat hoeft niet. Handelaren in kinderporno hebben ook vaak economische motieven – het verdienen van geld – zonder gevoelens voor kinderen te koesteren. Volgens Mulder is de verwarring vooral een taalkundige, maar niet een heel dramatische. Even-
18 crimelink
wel zegt hij: ‘Het verschil zit ’m in wel of niet handelen naar de geaardheid. Genuanceerd erover praten is vaak niet aan de orde. Maar dat is niet goed naar de pedofiel toe, die niet actief handelt naar zijn gevoelens.’ Pedoseksualiteit, actieve pedofilie, is een psychoseksuele stoornis die volgens de DSM, de internationale standaard voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen, behoort tot de parafilieën. Parafilie is de verzamelnaam van een groep seksuele gedragingen of fantasieën die over het algemeen als afwijkend van de heersende normen worden beschouwd of schadelijk zijn. Homofilie stond zelfs tot in de jaren zeventig op de lijst van parafilieën. Volgens Mulder kan een oorzaak van pedofilie zijn dat de pedofiel op te jonge leeftijd bezig was met seksualiteit, bijvoorbeeld doordat hij of zij gedwongen was mee te kijken naar porno. ‘Dan ontstaat een vervormd seksueel script. Sommige pedofielen werden daardoor vroegrijp en masturbeerden op heel jonge leeftijd al heel veel.’ Een aanzienlijk aantal pedofielen is vroeger zelf misbruikt. Zij die het nare van de ervaring hebben verdrongen kunnen dat in hun hoofd ‘corrigeren’ door later ‘lief’ te zijn naar kinderen. Zij die het spannend vonden, kunnen later eenzelfde voorkeur ontwikkelen. Zij willen de oudere/jongere-band versterken. Bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie, probeert men inzicht te krijgen in de complexe achtergrond van het gedrag en de manier van denken. Volgens Mulder komt de drang tot pedoseksueel handelen voort uit een van vier ‘startpunten’: een gebrek aan sociale intimiteit met volwassenen, een seksuele voorkeur voor kinderen, een gebrek aan controle over gevoelens (bijvoorbeeld door drankgebruik) of een antisociale levenshouding (bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Als ik iets wil, dan mag ik dat’, of ‘ik heb er recht op’). Iemand met een seksuele voorkeur voor kinderen én een sterk antisociale levenshouding is de ‘meest gevaarlijke’ pedoseksueel. Mulder: ‘Dat wordt de sexual predator genoemd, het seksuele roofdier. Maar dat is maar een heel kleine groep.’
Nuance Cijfers over pedofielen en pedoseksuelen zijn er niet, althans geen precieze. Wilde schattingen gaan uit van enkele tienduizenden tot ruim honderdduizend pedofielen in Nederland. Daarvan is slechts een klein deel vrouw. Mulder: ‘Er is veel onduidelijkheid over de aantallen, omdat er veel zogenaamde dark numbers zijn, gevallen die niet bekend zijn.’ Bij De Waag is meer bekend over de cijfers van recidive, terugvallen in het strafbare gedrag. ‘De kans op recidive is groter dan bij andere delicten’, zegt Mulder. ‘Bij die sexual predators is dat tachtig procent. Over het algemeen is het recidivecijfer twintig procent. Dat is zonder behandeling. Na behandeling is het tien procent. Dat alle pedofielen terugval-
COURTESY GAGOSIAN GALLERY
J
ules Mulder, directeur van behandelcentrum De Waag, kan zich nog goed herinneren dat hij in de jaren negentig een boekje uit 1985 tegenkwam over pedofilie: ‘Er stond in hoe gewoon pedofilie eigenlijk was. De strekking van het boekje was min of meer: op een oude fiets moet je het leren. De schrijver zou nu aan de hoogste boom worden gehangen.’ Het boekje is nog geen 25 jaar oud. Pedofilie, pedoseksualiteit en kinderporno werden destijds nog niet zo publiekelijk veroordeeld als nu. In de jaren zeventig pleitte PvdA-politicus Edward Brongersma zelfs openlijk voor pedofiele relaties en was ook de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming daar voorstander van. Dergelijke uitingen zijn anno 2009 ondenkbaar. De maatschappelijke interesse en morele verontwaardiging zijn aanzienlijk toegenomen. Toch stuiten betrokkenen nog op veel onwetendheid ten aanzien van pedofilie, pedoseksualiteit en kinderporno. Zo gooien veel mensen alles wat met seks en kinderen te maken heeft op één hoop. Ook journalisten, die geacht worden goed geïnformeerd te zijn, doen dat. Het was voor de afgestudeerde journaliste Jacomijn de Lange vorig jaar reden om voor haar scriptie onderzoek te doen naar de berichtgeving over pedofielen en pedoseksuelen. De Lange: ‘Ik was op zoek naar informatie over Lolita, de roman waarin een veertigjarige een relatie heeft met een twaalfjarige. Ik kwam terecht op een forum voor pedofielen en daar was veel tegenstand tegen seksueel misbruik van kinderen. Ik had iets anders verwacht. Eigenlijk is pedofilie zonder dat er seks bij voorkomt een onbekend iets. Ik ben er meer over gaan opzoeken en raakte geïnteresseerd in de beeldvorming.’ Wat bleek? De media halen de termen consequent door elkaar, gebruiken slechts twee omschrijvingen – ‘pedofilie’ en ‘seksueel misbruik’ – en stellen die ook nog gelijk aan elkaar. De verschillen zijn evenwel evident.
Sally Mann, Candy Sigarette, 1989, gelatinezilverdruk, 66 x 76 cm. Deze foto is van de tentoonstelling The Family and the Land, SALLY MANN in het Fotomuseum Den Haag, t/m 10 januari 2010. De beroemde Amerikaanse fotografe Sally Mann legde tussen 1984 en 1994 haar opgroeiende kinderen vast. Overwegend naaktfoto’s van ontluikende puberteit met vaak een wonderlijk volwassen uitstraling en in bestudeerde poses. De serie (Inmediate family) veroorzaakte opschudding in conservatief-christelijke kringen, omdat men er ‘kinderporno’ in zag. The Wall Street Journal ging zo ver om een gepubliceerde foto te censureren door het plaatsen van balkjes over de borst en de genitaliën. Inderdaad worden de foto’s gekenmerkt door een mix van kinderlijke onschuld en volwassen raffinement in een ‘spannende’ omgeving. Sally Mann zelf zag er niets controversieels in; zij liet door de ogen van een fantastische fotografe en liefhebbende moeder alleen maar haar opgroeiende kinderen zien.
len is in elk geval niet waar. Als ze terugvallen gebeurt het op de langere termijn, vijf tot vijftien jaar.’ De Lange deed onderzoek naar de berichtgeving over de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit, veelal de ‘pedopartij’ genoemd, in de Volkskrant en NRC Handelsblad. Behalve dat de kranten pedofilie gelijk stelden met kindermisbruik, concludeerde De Lange ook dat de journalisten zich niet bezig hielden met hun principiële taak: objectieve berichtgeving. De kranten keerden zich openlijk tegen de ‘pedopartij’, suggereerden dat PNVD’ers onbetrouwbaar en crimineel zijn en een verslaggever wilde zelfs niet met PNVD’ers praten. De Lange pleit voor meer nuance. ‘Sommige journalisten trokken fel van leer tegen pedofielen’, aldus De Lange. ‘Dat is niet hun taak. Een journalist hoort geen paniek te zaaien. Mensen hechten veel waarde aan wat kranten of televisie-
rubrieken melden. Mensen gaan ervan uit dat wat in de krant staat waar is.’ De Lange weet als gevolg daarvan dat de media een grote rol kunnen spelen in het beïnvloeden van de publieke opinie. ‘Niemand is gebaat bij paniekreacties. De pedofiel niet, de ouders van het slachtoffer niet en het slachtoffer zelf natuurlijk al helemaal niet. De vraag is of een eventueel trauma van het slachtoffer groter is door de ervaring zelf of door de reacties op hetgeen is gebeurd.’ De reacties zijn van grote invloed op de slachtoffers, bevestigt Mulder. ‘Het is heel belangrijk hoe ouders reageren. Als zij tegen hun kind zeggen dat het zijn of haar eigen schuld was, dan heeft dat soms fatale gevolgen. Kinderen kunnen dat niet verwerken.’ Seksueel misbruik kan levenslange ellende opleveren. Mulder: ‘Als er geweld, dwang of wapens bij het delict zijn gebruikt, hebben slachtof- >
crimelink 19
‘De tendens om “viespeuken” aan de schandpaal te nagelen slaat steeds meer door’ fers angst voor het leven. 95 procent van de slachtoffers van incest heeft langdurige problemen.’ Alle ellende ten spijt, soms hebben contacten een positief effect. ‘Bij onvrijwillige incest is de schade veel groter dan wanneer er sprake was van vrije wil’, zegt Mulder. ‘Dan kunnen seksuele contacten met pedofielen ook positieve dingen met zich meebrengen, zoals zorg, pedagogische aspecten of hulp bij huiswerk.’
Kinderporno op het net Pedofielen hebben dikwijls kinderporno in bezit. Andersom lopen bezitters van kinderporno verhoogd risico op pedoseksualiteit, al is de kans dat dat daadwerkelijk gebeurt niet groter dan tien procent, volgens Mulder. Het verspreiden, tentoonstellen, maken, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of in voorraad hebben van kinderporno is strafbaar in Nederland. Waar liefhebbers van kinderporno vroeger hun boekjes heimelijk vanonder de toonbank in een sekswinkel moesten krijgen, is er nu het internet. Dat biedt een ongekend grote mogelijkheid om aan pornografisch materiaal met kinderen te komen. Met als gevolg dat het makkelijker is om soortgenoten tegen te komen en materiaal uit te wisselen. Door de vele mogelijkheden die het internet biedt, wordt bij veel kinderpornoliefhebbers de nieuwsgierigheid geprikkeld. Sommigen gaan achter de computer zitten, doen de deur dicht en struinen avond na avond op het web om zoveel mogelijk materiaal te downloaden. The sky is the limit. Mulder: ‘Internet brengt andere problemen met zich mee, zoals obsessief gedrag. Je hebt er bij die wel vijfhonderdduizend plaatjes hebben. Daar zitten dan ook spaarders bij die series sparen en bijvoorbeeld nog plaatje 15 en 17 zoeken.’ Omdat de wereld van kinderporno zich nu voornamelijk op internet bevindt, is de aandacht van de politie naar het web verschoven. Politieman Peter Reijnders zette vorig jaar als landelijk projectleider kinderporno het Landelijk Verbeterprogramma Aanpak Kinderpornografie op. Met dit programma wil de politie de opsporing verbeteren. Reijnders: ‘De focus verschuift van de downloaders naar de slachtoffers en producenten (onder meer om criminele netwerken en financiële stromen op te sporen – wm), er wordt gezocht naar meer capaciteit om zaken op te lossen en ook naar nieuwe technologieën om de enorme hoeveelheid materiaal sneller te bekijken.’ De politie werkt nauw samen met organisaties als Interpol en Europol. Internet overstijgt de landsgrenzen. Mede daardoor is kinderporno op internet nog altijd een behoorlijk grijs gebied. Kinderpornosites wisselen vaak van inhoud of bezitters wisselen materiaal uit via nieuwsgroepen. Velen surfen op internet met een valse identiteit. Dergelijke trucs bemoeilijken de opsporing en zorgen ervoor dat de vermoedens groot zijn dat slechts het topje van de ijsberg traceerbaar is. Reijnders is dan ook terughoudend met cijfers. Jaarlijks behandelen politie en justitie zeven- à achthonderd zaken, maar de verhoudingen tussen mannelijke of vrouwelijke kinderpornobezitters of gegevens dat de laatste zich ook schuldig maken aan kindermisbruik, zijn niet altijd direct herleidbaar. Over het algemeen wordt wel aangenomen dat er veel meer mannen dan vrouwen actief zijn. Sociale netwerken als MSN, Hyves, Facebook en Twitter zijn populaire en tegelijk mogelijk kwetsbare ‘verzamelplekken’. Kinderen zijn veel actief op die sites. Zij plaatsen op hun profielen vaak foto’s en andere
20 crimelink
persoonlijke kenmerken, een speeltuin voor volwassenen die speciaal daarnaar op zoek zijn. Reijnders: ‘Sociale netwerken zijn ook toegankelijk voor mensen met andere belangen. Het is belangrijk dat kinderen voorzichtig zijn met wat ze erop zetten en dat hun ouders hun dat ook duidelijk maken.’ Bij de politie is bekend dat het op beelden vastgelegde misbruik steeds erger wordt. Het misbruik wordt gewelddadiger en de slachtoffers worden jonger. Ook nemen door de toename van het internetverkeer (snellere verbindingen) de beschikbaarheid en toegankelijkheid toe. Dat daardoor een groeiend aantal kinderen het risico loopt slachtoffer te worden, kan niet worden gezegd. Uit enkele onderzoeken blijkt juist dat seksueel misbruik van kinderen is afgenomen.
Schandpaal Inmiddels is duidelijk dat pedofilie, pedoseksualiteit, kinderporno en seksueel misbruik een steeds prominentere plek innemen op de maatschappelijke agenda. Zaken als die van Dutroux in de jaren negentig en Benno L., de zwemleraar uit Den Bosch die heeft toegegeven ontucht te hebben gepleegd met kinderen, houden de gemoederen flink bezig. De verontrustheid staat scherp in de belangstelling van politie, justitie, politiek en de media. Hoe verwerpelijk ook, de maatschappelijke tendens om ‘viespeuken’ aan de schandpaal te nagelen slaat steeds meer door, vindt Mulder. ‘Ruiten worden ingegooid, ze worden met foto’s en adres op websites geplaatst, ze krijgen stadsverboden. Die sfeer is wel zorgelijk. Ze worden neergezet als monsters en ik vrees dat dat de komende jaren alleen maar erger gaat worden.’ n
Misbruik door vrouwen Lang werd kindermisbruik alleen aan mannen toegeschreven. Dat ook vrouwen zich schuldig maakten aan misbruik bleef lang buiten het zicht. Het zorgzame karakter van vrouwen stond die beschuldigingen in de weg, of slachtoffers werden niet geloofd. In het voorjaar ontspon zich een enorm schandaal in Engeland. Vanessa George (39), juf op kinderdagverblijf Little Ted’s in Plymouth, bleek de spil in een groep van drie kindermisbruikers. George, zelf moeder van twee tienerdochters, maakte zich op het kinderdagverblijf schuldig aan seksueel misbruik van jonge kinderen en het fotograferen van haar daden. Zij verstuurde de beelden via Facebook naar de alleenstaande moeder Angela Allen (39) en vader en zakenman Colin Blanchard (38). Het schandaal kwam in mei aan het licht toen een collega van Blanchard op diens computer talloze foto’s aantrof. Het misbruik vond plaats vanaf eind 2008, zes maanden lang. In november, voor het ter perse gaan van dit nummer, heeft de rechter uitspraak gedaan in de zaak. Zie voor meer over vrouwelijke zedendelinquentie pag. 38 e.v. van dit nummer
crimelink 21
WERK IN UITVOERING
TEKST
Het rechte pad van
W
at is het leukste aan uw werk? ‘Ik vind vooral de contacten met cliënten fascinerend. En ik vind het heerlijk om te pleiten, om in die arena te staan. Om daar mensen te overtuigen van het verhaal dat ik breng. Het is ook boeiend om te zien hoe mensen aan de verkeerde kant van de lijn terecht kunnen komen en hoe zij daarmee omgaan. Ik verveel me echt geen moment en ik doe het nog steeds met evenveel plezier. Het blijft nieuw en verrassend werk. Ook het competitieve element vind ik echt heel erg leuk. Als kind hield ik er al van om ruzie te maken, lekker vechten en knokken. Je leert beter om met je verlies om te gaan. Maar ik wil nog steeds winnen, dat heb ik heel sterk. Dat was vroeger ook al zo. Ik deed als kind ook geen spelletjes, omdat ik niet tegen mijn verlies kon. Maar ook nu, als ik op de fiets zit, wil ik altijd de snelste zijn.’ Wat maakt u geschikt voor uw werk? ‘Dat vechten, dat knokken, dat moet je wel hebben. En je moet ook niet bang zijn voor autoriteit, want dan heb je echt een probleem in dit werk. Je moet van nature erg nieuwsgierig zijn, je moet voortdurend de boeiende invalshoeken uit cliënten, deskundigen of getuigen weten te krijgen. Ik verlies mij niet snel in onnodige details. Wat ik volgens mij wel goed kan is het lokaliseren van de sterke punten in een zaak, die eruit lichten en uitvergroten. Ik zie snel waar mijn “winmogelijkheden” zijn. En verder moet je dan dingen kunnen laten voor wat ze zijn.’ Is uw werk uw roeping? ‘Totaal niet. Ook als student niet. Ik ben wel van de “rechtvaardigen”, dat wel. Ik weet nog dat mijn zus zwakke polsen had vanwege reuma, en dat een gymlerares haar eens bij haar pijnlijke polsen nam en haar toen pijn deed. En dat ik die gymjuf toen
22 crimelink
Bénédicte Ficq
een klap in haar gezicht heb gegeven; dat voelt nog steeds goed aan, dat ik toen zo opkwam voor mijn zus. En dat opkomen voor anderen, dat doe ik ook graag in het strafrecht, dat is wel zo. Zo’n hele overheid die zich op je cliënt stort, dat roept bij mij een helpende reactie op.’ Wat wilde u worden als kind? ‘Dokter. Maar mijn ouders waren niet zo alert en ambitieus als het daarom ging. Toen ik eindexamen deed, realiseerde ik me dat ik het meest gemakzuchtige pakket had gekozen. Ik was een totale alfa. En daarom ging ik maar rechten doen. Daar let ik bij mijn kinderen nu wel beter op, bij het kiezen van hun pakketten.’ Wat is uw belangrijkste wapenfeit? ‘Poeh, er zijn natuurlijk ook veel zaken die de publiciteit niet of nauwelijks hebben gehaald, maar die voor mij best een wapenfeit zijn. Een wapenfeit dat ruim in de publiciteit is geweest, was natuurlijk de balpen-zaak in 1996. Wij, collega Carel Raymakers en ik, hebben toen gedaan wat het Openbaar Ministerie had moeten doen. Ik zie me nog met kruisbogen en twee dozen Bic-pennen naar het AMC gaan om proeven te laten doen op geprepareerde hoofden. Toen is die zaak extreem gaan kantelen. Dat was een erg boeiende zaak, je zat van begin tot eind in de adrenaline.’ En wat ging er minder goed? ‘Ik ben erg realistisch, dus dan weet je van tevoren wel wat je kansen zijn en waarop je tijdens de behandeling kunt aansturen. Maar neem die Esther-zaak uit Haarlem, die zaak in die seksclub waarbij vier doden zijn gevallen. Ik deed het hoger beroep. Die jongen kreeg van de rechtbank levenslang voor vier keer moord. In hoger beroep werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging voor één overledene en verder werd het drie keer doodslag met als straf vijftien jaar onvoorwaardelijk. Ik had bepleit vier keer ontslag van rechtsvervolging en dan valt vijftien jaar als resultaat wel erg tegen. En toch vond ik het geen echec, wél een fikse teleurstelling.’ Bent u invloedrijk? ‘Ik weet wel dat ik een gevestigde naam heb in het strafrecht. Maar invloedrijk? Ik weet
MARIE CECILE THIJS / HH
Bénédicte Ficq (1957) is strafrechtadvocate met een gevestigde reputatie. Haar kantoor is in Amsterdam-Zuid, haar woning ligt op een goed bereisbare afstand die zij vaak per fiets aflegt. Zij heeft een gezin met twee kinderen.
ARCHIE BARNEVELD
dat rechters naar me luisteren, maar ik krijg natuurlijk niet altijd gelijk.’ Waar haalt u uw inspiratie vandaan? ‘Die haal ik uit het volledige vertrouwen dat ik van mijn cliënten krijg. Dat vind ik heel inspirerend. Ik voel dat zij echt op mij rekenen. Dat vind ik een eer natuurlijk en een vertrouwen dat ik niet mag schenden.’ Zit u graag in een talkshow op de tv? ‘Ik zit er niet heel graag in, maar af en toe jeuken mijn handen. Als er iets is waar ik me hevig over opwind, dan… Bijvoorbeeld die exercitie van Peter R. de Vries over Joran
van der Sloot. Ik was toen zo kwaad. Dat populistische gebazel van die man. Toen die moeder van dat meisje zo gefilmd werd met haar verdriet, toen dacht ik in mijn woede: Peter, weet je wat? Ik vond dat zo walgelijk allemaal, die man is echt voor mij door het ijs gezakt toen. Ook die heksenjacht op die jongen. Werkelijk een schandelijke vertoning, zo’n mediale steniging. Echt schandalig. Ja, dan wil ik wel even met mijn hoofd op de buis.’
Cees Korvinus, over zijn opmerkelijke carrièreswitch. En wie ik een uitstekende rechter vind, dat is Frits Salomon van de Amsterdamse rechtbank. Maar die doet dat natuurlijk nooit. Jan van den Brand, die exgevangenisdirecteur, nu voorzitter van die club directeuren, ook heel interessant. Die had laatst een paar echt goede dingen, vind ik. En natuurlijk die Wilders, want ik ben écht benieuwd waar die man door gedreven wordt.’
Noem drie mensen van wie u het antwoord op deze vragen zou willen lezen. ‘Koos Plooij, dat lijkt mij wel interessant.
In Werk in uitvoering vertellen mensen over hun persoonlijke betrokkenheid bij hun functie of werk.
crimelink 23
R E C E P T VO O R E E N V E I L I G E S TA D
Gezellig Minsk makelij en dat is niet bepaald een betrouwbaar kwaliteitskeurmerk. Toch ken ik geen andere Europese stad die zo schoon en veilig is als Minsk. De voormalige sovjetrepubliek voert dan ook een veiligheidsbeleid dat uniek is in Europa. Een stappenplan voor een veilige stad, geleend van onze Europese buurdictatuur.
1. Veel blauw op straat In het centrum van Minsk staat op elke straathoek ten minste één politieagent. Hij houdt de boel in de gaten. Omdat de Wit-Russen zich doorgaans braaf gedragen, heeft hij het niet erg druk en staat hij vaak alleen maar gezellig met zijn collega te babbelen of vraagt hij mooie meisjes of ze de weg goed kunnen vinden. In andere gevallen treedt hij wel op als de hoeder van de wet. Bij een zebrapad in een voetgangerszone bijvoorbeeld. Op de betreffende straat zijn allang geen auto’s meer toegestaan, maar dat is niet van belang. Het stoplicht staat er nog en dat moet gerespecteerd worden. Wie toch doorloopt bij rood, krijgt onherroepelijk een boete. Een groepje jongeren dat het proces vanaf een bankje gadeslaat, besluit op een gegeven moment voetgangers te waarschuwen. Maar dat mag niet. Ook zij krijgen een prent. In de wildste schattingen draagt één op de vier Wit-Russen een uniform, behoudender mensen schatten het percentage op twintig. Dit betreft niet alleen de politie maar ook het leger. Er bestaat een dienstplicht voor alle mannen, ook voor wie studeert. De meeste universiteiten bieden daarom ook militaire lessen aan, zoals strategie en wapenbeheersing. Dat is makkelijker, dan zijn ze hun jongens niet voor een paar maanden kwijt. Omdat de meeste mensen in Wit-Rusland in staatsdienst zijn – het land heeft nog een communistische economische structuur en zelfs de schaarse particuliere ondernemingen moeten een ‘gouden aandeel’ van 51 procent in handen van de overheid leggen – vinden de meesten niet dat ze nou bijzonder veel politie hebben. De politie is een goede optie voor wie op school niet al te veel plezier heeft beleefd of voor wie het fijn vindt om lekker buiten te zijn.
2. Wees voorzichtig met opleiding
Het Oktoberplein, het grootste plein van Minsk, links het Paleis van de Republiek, rechts het Museum van de Grote nationale oorlog
Waar wij ons in West-Europa suf prakkiseren over verbetering van de stedelijke veiligheid, is Wit-Rusland op dat gebied dankzij een samenhangend systeem van overheidsbemoeienis een waar eldorado. Franka Hummels verbleef enkele maanden in de hoofdstad Minsk. In gesprekken met natives achterhaalde zij wat de kernpunten van het veiligheidsbeleid zijn. En hoe gezellig de dictatuur is. TEKST FRANKA HUMMELS FOTOGRAFIE YULIYA RUZHECHKA 24 crimelink
M
insk, de hoofdstad van Wit-Rusland, is de veiligste hoofdstad van Europa. Nergens anders vinden zo weinig berovingen plaats of is je huis zo goed beschermd tegen inbrekers. Een buitenlandse vrouw kan zelfs in de slechtste wijken in het holst van de nacht veilig over straat. Als ze toch een in capuchon gehulde schim tegenkomt, blijkt het een plaatselijke dronkenlap. ‘Hallo mevrouw, bent u misschien verdwaald?’ De ranglijst van veilige steden is van Wit-Russische
Met zoveel politie ontstaat voor de autoriteiten al gauw het gevaar dat de sterke arm zich tegen je keert. Dan kun je wel inpakken, zo bleek uit de studentenrevoluties in Servië en Oekraïne. Op het moment dat de politie de kant koos van de demonstranten, was het voor het regime een verloren zaak. Met een verstandig opleidingsbeleid kun je ervoor zorgen dat je dienders toch loyaal blijven. Je zorgt ervoor dat ze veel weten. Over de wet, over hoe slecht en ondermijnend criminelen zijn, over mensen die misschien nog niets verbodens hebben gedaan, maar in hun hart wel crimineel zijn. Natuurlijk zijn dit feiten en eigenlijk is iedereen die dat niet weet of begrijpt maar een minderwaardig wezen. Maar verder is het wel goed, met die opleiding. Je moet die jongens en meisjes immers ook niet te veel daarmee lastigvallen. Argumenteren, vreemde talen, kennis over hoe anderen leven, dat is allemaal maar ballast. De politie kent de norm en herkent wat ervan afwijkt, dat is genoeg. Het is als agent dus zaak om buitenlanders op straat aan te spreken >
crimelink 25
Politiemannen bewaken het Dynamostadion. Soms zitten er meer politiemannen dan toeschouwers op de tribune
inrichting. Want laten we wel wezen, als je in zo’n veilige staat nog niet tevreden bent, moet er wel een steekje bij je loszitten. En dus werd vorig jaar nog een activiste van een politieke jongerenorganisatie opgenomen en platgespoten. Geen proces, geen genoegdoening, want ja, wie gelooft nu een gek? Dit zijn natuurlijk praktijken die in de Sovjet-Unie schering en inslag waren. Maar als het toen werkte, waarom zou je er dan nu mee stoppen?
Op elke straathoek staat minstens één politieagent en naar hun paspoort te vragen. Als dan blijkt dat dat paspoort alleen in het Latijnse schrift gesteld is, dat je niet kunt lezen, word je boos: ‘Dat is toch geen paspoort! Geef je paspoort!’ Dit trainingsmodel is wereldwijd beproefd. De Wit-Russische politie heeft samenwerkingsverbanden met corpsen overal ter wereld. Soms wordt de Wit-Russische expertise ingehuurd, soms ook komen er agenten van verre naar Minsk om het vak te leren. Met name de Arabische Emiraten hebben hier grote interesse in.
5. S chakel ook burgers in bij veiligheid
3. Creëer en behoud loyaliteit bij de bevolking Als één op de vier mensen bij de politie zit, dan maakt nog altijd driekwart van de bevolking geen deel uit van het corps. De meerderheid dus, die in principe sterker kan zijn. Ook het volk moet dus begrijpen hoe belangrijk de taak van de politie is zodat er niet wordt tegengewerkt, en als het even kan zelfs geholpen. De overheid heeft daarvoor verschillende middelen tot haar beschikking. Het makkelijkst en goedkoopst zijn propagandaposters. Een poster met het vrolijke blonde meisje van de metropolitie frist de ondergrondse wanden leuk op. En een lachende agent met een peuter op zijn arm doet het altijd goed in het straatbeeld. Zo weet iedereen dat het eigenlijk de nationale buurjongensclub betreft, fijne, aardige, behulpzame mensen. Ook andere landen kennen dit soort posters en er wordt vaak wat lacherig op gereageerd. Maar in Wit-Rusland is het doodnormaal dat de brandweer of de plantsoenendienst reclame voor zichzelf maakt. Ook in het onderwijs worden leerlingen ervan doordrongen dat de politie je beste vriend is. In het vak ideologie, dat van de kleuterschool tot de universiteit op het curriculum staat, wordt dat zorgvuldig uitgelegd. Verder is het natuurlijk verstandig om ook in de media een positief beeld van de politie te schetsen. Bij ieder optreden wordt daarom in de kranten benadrukt hoe heldhaftig de betreffende agenten te werk zijn gegaan. De burgemeester maakt zijn complimenten publiekelijk en als het even kan komt er een mooie foto bij. Omdat de meeste kranten in staatshanden zijn is dat niet zo’n probleem. Journalisten kennen hun verantwoordelijkheid en nemen die ook. Wat is er nu leuker dan lezen over een knappe redder in nood? Er zijn ook een paar mensen die zo nodig zelf een krant moeten be-
26 crimelink
ginnen. De president is zo goedhartig om hun de staatsdrukpersen – er zijn natuurlijk geen andere – ter beschikking te stellen, maar daar horen wel voorwaarden bij. Soms probeert zo’n journalist iets negatiefs over de politie of de veiligheidssituatie in het land te schrijven, maar dan pak je hem stevig aan.
Propagandaposters van een lachende agent met een peuter op zijn arm
4. Straf mensen die niet loyaal zijn ‘If you’re not with us, you’re against us.’ Deze veilige droom maatschappij kan alleen bestaan als iedereen meedoet. Mensen met dissidente meningen ondermijnen het maatschappelijk welbevinden. En juist omdat dat zo hoog in het vaandel staat, worden die mensen flink gestraft. Omdat de president per definitie het beste met zijn mensen voorheeft, zijn er eigenlijk geen andere politieke partijen nodig. Wie die toch wil, trekt de bedoelingen van president Loekasjenka in twijfel en wil dus vast het regime omver werpen om zelf het presidentieel paleis te bewonen. Omdat de overheid het hele openbare leven beheerst, geldt dit eigenlijk voor elk particulier initiatief. ‘Zo, jij wil een volleybalvereniging beginnen? Is de club van je bedrijf niet goed genoeg?’
Eén van de vier Wit-Russen loopt in uniform
Natuurlijk heeft Wit-Rusland een uitmuntend strafrechtsysteem. Het biedt altijd wel aanknopingspunten om mensen te berechten. Zo kan een oppositionele organisatie best verboden worden omdat ze haar eigen logo, anders dan het in haar statuten aangegeven rood-wit, in zwart-wit uit de printer laat rollen. Alle leden zijn daarna meteen criminelen. Het vergt wat creativiteit, maar meestal kom je er wel uit. Dat de politie altijd gelijk heeft en dat een verklaring van een agent altijd hoger wordt geacht dan die van de verdachte of getuigen, spreekt voor zich. En dus kan de rechter best geloven dat een doofstomme jongen antipresidentiële kreten heeft geslaakt. Als mensen echt vervelend blijven, wordt de kans steeds groter dat ze plotseling verdwijnen. Natuurlijk is het niet zo belangrijk dat je snel uitzoekt wat de toedracht is. Je kunt je tijd beter aan deugdzame burgers besteden. Mocht het te veel gedoe zijn, zo’n proces of verdwijning, dan is er altijd nog de psychiatrische
Dat geldt ook voor de KGB. Die werkte in sovjettijden uitstekend om subversieve elementen op te sporen. Waarom zou je die dan afschaffen of lafhartig omdopen? In Minsk staat Feliks Dzjerzinski, de oprichter van de Tsjeka, een wrede voorloper van de KGB, nog fier op zijn sokkel tegenover het KGB-paleis, dat een heel blok beslaat. Ieder kantoor, iedere school, iedere fabriek en iedere universiteit heeft zijn eigen KGBfunctionarissen. Die houden in de gaten wat er in de hoofden van de mensen in de instelling omgaat. Stel nu dat een jonge studente opeens veel omgaat met democraten. Haar ouders, zo is bekend, hebben haar van een uitstekende opvoeding voorzien en haar cijferlijst duidt op een uitzonderlijke intelligentie. Zo’n meisje roep je dan bij je. Vaderlijk waarschuw je haar, of ze weet waar ze mee bezig is. Dat mensen die de staat ondermijnen en liegen, zich heel anders voordoen dan ze zijn. Dat ze waarschijnlijk gesubsidieerd worden door de Amerikanen, die goedbeschouwd nog steeds de vijand zijn. Dat ze van plan zijn de staat omver te werpen. Als het wicht enig verstand in haar donder heeft, dan begrijpt ze het wel. Het is dan niet de bedoeling dat ze het contact met haar nieuwe vrienden verbreekt. Integendeel, ze moet juist veel met ze blijven drinken en proberen echt vrienden te worden. De deur van je kantoor staat daarna natuurlijk altijd voor haar open en je hoopt nog veel vaker zo gezellig koffie met haar te mogen drinken. Is ze dwars en weigert ze te klikken, vertel haar dan dat haar goede cijfers ook gebaseerd zijn op de goodwill die ze van haar docenten krijgt. En dat iemand die niet wil meewerken aan een betere wereld, niet maatschappelijk betrokken is, vaak vlug zijn populariteit verliest. Verder blijf je aan de oppervlakte: je zegt haar dat ze het moeilijk zal gaan krijgen. Als je dan later, dankzij een andere betrokken student, hoort dat ze overweegt zich te kandideren voor een bestuursfunctie bij een jongerenorganisatie, wordt het tijd voor zwaarder geschut. ‘Je vader, die houdt toch van zijn baan? Ik heb gehoord dat hij die misschien wel kwijtraakt binnenkort…’ >
crimelink 27
S U R V I VA L
Echt vervelende mensen kunnen wel eens plotseling verdwijnen
ker leven kunnen leiden. Maar ook mensen die eigenlijk liever een ander type regering zouden hebben, houden zich op deze manier stil. Want ja, je kunt wel politicus worden en proberen iets te veranderen, maar dan sta je bijna alleen en lopen je kinderen gevaar. Het fijnste is dus om er maar gewoon niet over na te denken. Niet alleen politiek activisten voelen deze druk. Ook als je bijvoorbeeld een winkel wilt overvallen, doe je dat. Je moet wel heel wanhopig of lazarus zijn wil je moedwillig het risico lopen in deze juridische molen terecht te komen. Als burgers dus bekeurd worden terwijl ze bij rood een voetgangerspad oversteken, dan worden ze niet boos. Ze glimlachen vriendelijk en betalen de anderhalve euro boete. Ze vragen de naam van de betreffende diender, want wie weet kunnen ze in de toekomst Politie en beveiligers beëindigen een protestbijeenkomst bij de Russische ambassade nog wel wat voor elkaar betekenen. Op de datsja heb je bijvoorbeeld heerlijke perziken Haar vader wordt ongeveer tegelijkertijd op zijn werk op het matje waar je oma prachtige wodka van maakt. Heeft je nieuwe vriend geroepen: het is tijd dat hij zijn dochter in toom houdt. Ivan daar misschien belangstelling voor? De politie is je beste vriend en dat kun je maar beter zo houden. n
6. Preventie
Het prettige van al deze maatregelen is dat er ook een grote preventieve werking vanuit gaat. Natuurlijk zullen de meeste mensen wel begrijpen dat ze in het huidige politieke klimaat gewoonweg beter af zijn en dat ze, als ze niet te veel vragen stellen, best een lek-
Minsk, Wit-Rusland Wit-Rusland, met tien miljoen inwoners, maakte tot 1991 deel uit van de Sovjet-Unie. Al snel na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werd een democratische regering gekozen, die vlot aan het hervormen sloeg. In de ogen van velen te vlot: zo werd bijvoorbeeld de Wit-Russische taal verplicht gesteld, terwijl de meeste Wit-Russen in het Russisch zijn opgevoed. Ook kon de nieuwe regering de enorme corruptie niet goed te lijf. In 1994 werd daarom met overweldigende meerderheid Aleksandr Loekasjenka tot president gekozen. Deze oud-kolchozvoorzitter had zich in het parlement hard gemaakt voor een stevige aanpak van de corruptie. Op dit moment is Loekasjenka nog steeds aan de macht. Ook de laatste
28 crimelink
Alle verhalen in dit artikel zijn waar gebeurd. Ze zijn door de schrijfster persoonlijk waargenomen of aan haar verteld in interviews. Om mensen niet in de problemen te brengen, zijn er geen namen genoemd.
keren is hij waarschijnlijk daadwerkelijk gekozen. Dat is niet helemaal met zekerheid te zeggen, omdat Loekasjenka de verkiezingen op alle niveaus vervalst: mensen worden gedwongen op zijn partij te stemmen en dan nog wordt er creatief geteld. Bij de laatste verkiezingen heeft hij zelfs toegegeven de cijfers naar zijn hand te hebben gezet. Eigenlijk was zijn overwinning nog veel hoger, zegt hij. Maar dat zou niemand hebben geloofd, dus om de oppositie tevreden te stellen heeft hij de cijfers maar bijgesteld. Als het aan Loekasjenka ligt, is Wit-Rusland nog gewoon een sovjetrepubliek. De economische structuur is nauwelijks aangepast en het wildwestkapitalisme, dat bijvoorbeeld in Rusland de dienst uitmaakt, is voor Wit-Rusland een buiten-
lands verschijnsel. Veel mensen zijn daar tevreden mee. Vooral ouderen, die heel wat verandering hebben meegemaakt in hun leven, hoeven al die vernieuwing niet zo. Het is al lang fijn dat ze niet meer voor alles in de rij hoeven te staan, zoals in de late jaren tachtig. Ook de staatsstructuur is weinig veranderd ten opzichte van vroeger. Natuurlijk, de communistische partij is als leidraad uit het leven verdwenen. Maar alle andere instituties staan nog gewoon overeind. Europa loopt op eieren als het om Wit-Rusland gaat, maar heeft nog geen eenduidige strategie ontwikkeld. In sommige landen is Loekasjenka bijvoorbeeld persona non grata, in andere is hij wel welkom. Er wordt regelmatig gesproken over een handelsboycot, maar met name Oostenrijk en Polen zien dat niet zitten.
TEKST
HANS MOORS
Onderklasse
D
e verzorgingsstaat is kwijt. Toen Frits Bolkestein in 1991 het immigratie- en integratiebeleid op de politieke agenda zette, koppelde hij de rechten en plichten van ‘allochtonen’ expliciet aan de ‘verzorgingsstaat’. Beide termen klonk hij aan elkaar vast in een moreel appèl op de spankracht van wederzijdse verwachtingen. Nederland had wat te bieden. Paul Scheffer keek tien jaar later terug op een ‘multicultureel drama’ in gevorderd stadium. ‘Een samenleving die zichzelf verloochent heeft nieuwkomers niets te bieden’, schreef hij in NRC Handelsblad. Hij schetste een somber beeld van de ‘hardhandigheid’ van integratie, van het onvermogen om daar in beleid en praktijk vorm aan te geven. De term ‘verzorgingsstaat’ gebruikte hij niet. De geest was uit de fles. Pim Fortuyn verklaarde de verzorgingsstaat voor dood. En gelukkig maar, want meer dan een ondoordringbaar kluwen van regels dat mensen lui en egoïstisch maakte, was er volgens hem niet meer van over. Ayaan Hirsi Ali adopteerde die redenering. In Scheffers boek Het land van aankomst uit 2007 verbond zij de stagnerende integratie aan het verstikkende karakter van de verzorgingsstaat. Er was voor laagopgeleide migranten geen noodzaak tot aanpassing. Het ‘ontspannen pleidooi voor de multiculturele samenleving’ was intussen zó not done. De gemiddelde ‘multiculti’ durfde zijn expertise alleen nog voor superlatieve tarieven te verhuren aan beginnende expats. In deze laatste dagen van 2009 is het nog niet veel anders. Hoewel, het onlangs verschenen manifest Zeau 2001 klinkt wel weer relaxed. Tofik Dibi en kornuiten pleiten voor het loslaten van de doembeelden sinds 2001. Het integratiedebat gaat over geploeter en ellende. Maar onder de radar gebeurt er zoveel moois. Ik ben dol op optimisme. Het maakt me niet uit of het sociaal is of liberaal. Wel moet het ergens over gaan. Die verzorgingsstaat is er nog steeds. Dat zie ik elke maand op mijn salarisstrook. Het is nobel om tegen de keer aandacht te vragen voor ‘nieuwe Nederlanders’ die zich wél redden. In de Tweede Kamer kan er altijd ‘een nieuwe fase in het debat’ bij. Maar een debat is de werkelijkheid niet. De politieke werkelijkheid leert
dat stemmen trekken beter werkt als je op misstanden hamert. De werkelijkheid van alleman is dat er merkbaar veel mis gaat. De hamvraag lijkt me daarom niet: wat gaat er goed? Waar we het in het integratiedebat over moeten hebben is: voor wie werkt de verzorgingsstaat? Vroeger was het antwoord simpel. Toen zeiden we: voor de onderklasse. Dat waren de arbeiders die zich kapot hadden gewerkt in de fabrieken waar ze zij aan zij met Achmed, Ali en Bilal achter de machines hadden gestaan. Volgens mij was er toen weinig kinnesinne over wie een uitkering moest krijgen. Jarenlang bestond de onderklasse bij gratie van het feit dat ze geëxploiteerd werd, of dat gevoel kon uiten. Dat gaf lotsverbondenheid, de enige echte integratiemotor. Met de grootschalige gezinshereniging in de jaren tachtig veranderde dat. Voor Achmed, Ali en Bilal werden gezin en familie belangrijker dan de ‘Turkenmoeders’ die hen naar Nederlandse les hadden begeleid of hun Nederlandse collega’s met wie ze rokend naar blotetietenposters in het lunchhok hadden zitten staren. En die zagen plotsklaps uitkeringen en subsidies naar vreemde mensen gaan. Vreemde mensen stuurden geld naar vreemde landen.
Met meer familie hier, werd de familie thuis nog behoeftiger. Tegenwoordig doen we in Nederland alsof er geen onderklasse meer is. Betutteling is uit. Mensen schijnen tegenwoordig zelf te kiezen. In de voetsporen van Theodore Dalrymple roepen rechts én links om een offensief dat mensen prikkelt om de vaardigheden te ontwikkelen die hen vooruit helpen in de woestenij van de beschaving. Niets mis mee. Maar Dalrymple begint wel bij het begin: die onderklasse is terug van nooit weggeweest. Dat moeten we eerst erkennen, en onmiddellijk daarna dat die lotsverbondenheid ver te zoeken is. De onderklasse heeft weinig ontmoetingsplekken meer om die te ervaren. Men zit erbij in de prachtwijken, kijkt naar elkaar, en ziet elkaars moeizame leven niet meer. Die blinde vlek is ook in het hart van de verzorgingsstaat geslopen. Laten we daar eens een positief debatje over voeren. De zorg is van later zorg. In Survival belicht Hans Moors aspecten van sociale onveiligheid die van belang zijn in de overlevingsstrijd van de moderne mens.
crimelink 29
DOSSIER
Het lek van Klepper
1
2 6-12-1999 Minervalaan: Voormalig XTC-handelaar Ron van E. wordt beschoten. Hij belandt in een rolstoel.
2
3 0-12-1999 Chinees restaurant Stadionplein: Bijeenkomst Sam Klepper, Jan Femer en Ton van D. over het geld van Endstra. Klepper toont politiestukken van een paar dagen oud.
3
2 3-09-2000 Haarlemmerdijk: Jan Femer doodgeschoten.
4
1 0-10-2000 Van Leijenberghlaan: Sam Klepper wordt doodgeschoten.
5
1 7-11-2000 Nieuwezijds Voorburgwal: Zoran Vrhovac, Lyas Sabic en Bouwina Akkerman doodgeschoten in restaurant Kobe.
6
2 7-02-2001 Hoofdbureau: Op het hoofdbureau van de politie is er een powerpointpresentatie over liquidaties in de onderwereld. De inhoud van de presentaties lekt uit.
7
2 6-02-2002 Keizersgracht: Voor het kantoor van advocaat Evert Hingst wordt John Mieremet neergeschoten, hij overleeft. Op 1 november 2005 is Mieremet doodgeschoten in Thailand.
8
F ebruari 2002 Kabelweg Kolonel Sixkazerne: Start ‘denktankoverleg’ Amsterdamse recherche en Openbaar Ministerie.
9
0 2-03-2002 Bloedstraat: Magdi Barsoum doodgeschoten.
3
5 9
6
Corruptie of tactische lekkages?
17 7 11
10 1 5-06-2002 Basisweg: De Telegraaf publiceert geheime processen-verbaal uit ‘denktankoverleg’ over dodenlijsten. 11 0 2-07-2003 PC Hooftstraat: Willem H. en Dino S. aangehouden. Dino S. blijkt geheime politiestukken te hebben. 1
12 1 7-05-2004 Apollolaan: Willem Endstra doodgeschoten.
12
13 1 7-10-2005 Angel Place: Politie doet invallen in het Acroniem-onderzoek tegen de Hells Angels.
14
14 31-10-2005 Gerrit van der Veenstraat: Evert Hingst komt op de scooter thuis en wordt op de stoep doodgeschoten.
2
15 1 6-10-2006 Pietersbergweg: Arrestatie Jacques K. op kantoor Nationale Recherche Randstad-Noord. 16
13
16 0 4-02-2008 Parnassusweg: De Amsterdamse rechtbank spreekt Jacques K. en Hans van E. vrij van corruptie respectievelijk heling van politieinformatie. ecember 2009 Prinsengracht: Het Amsterdamse gerechtshof wijst arrest 17 D in hoger beroep door Openbaar Ministerie tegen Jacques K. en Hans van E. Toen Crimelink naar de drukker ging was het arrest nog niet bekend.
Criminele hotspots op de plattegrond van Amsterdam 4
TEKST
WIM VAN DE POL
De afgelopen tien jaar is er voortdurend gevoelige informatie vanuit de Amsterdamse politie naar het criminele milieu en de media gelekt. De Rijksrecherche heeft onderzoek gedaan naar corruptie. Eén rechercheur, Jacques K., aangeduid als ‘de Pet’, is ervoor vervolgd; hij werd in eerste aanleg vrijgesproken. Sterker nog, de meest gevoelige lekken zijn hem uiteindelijk niet eens ten laste gelegd. Crimelink zet alle onopgehelderde lekmomenten op een rij, tegen de macabere achtergrond van de vele liquidaties in het criminele milieu. Blijft de vraag: wie past de pet? 30 crimelink
MINERVALAAN Op Tweede Kerstdag 1999 is er een mislukte moordaanslag in de dure Amsterdamse Minervalaan. Het slachtoffer, voormalig XTChandelaar Ronald van E., overleeft ternauwernood. Zijn vroegere partner in de XTC, de Rotterdammer Ton van D., wordt gealarmeerd. Van D. regelt direct bewaking in het ziekenhuis waar Van E. is opgenomen. Een team doortastende Rotterdammers moet voorkomen dat de daders in het ziekenhuis hun werk komen afmaken. Een paar dagen later willen rechercheurs met Van D. spreken over de mogelijke achtergronden van de aanslag. Van D. vertelt hun onder meer dat hij en Van E. een deel van hun XTC-geld bij Willem Endstra brachten, en dat Endstra niet goed terugbetaalde. Ook Sam Klepper, op dat moment de stadhouder in de hoofdstedelijke
onderwereld, wil Ton van D. spreken. Sam Klepper en zijn partner John Mieremet hebben óók crimineel geld geïnvesteerd bij Endstra. Klepper is bezorgd en wil niet dat zijn bankier iets overkomt.
STADIONPLEIN Een dag na zijn politieverhoor zit Ton van D. tegenover Klepper in een Chinees restaurant op het Stadionplein in Amsterdam. De Amsterdamse crimineel Jan Femer, een wederzijdse bekende, zit er als bemiddelaar bij. Klepper vertelt dat de politie een zeer recent telefoongesprek van een van de ingehuurde Rotterdammers heeft opgevangen. Die zei dat hij Endstra moest ‘omleggen’. Verder toont Klepper aan Ton van D. het verslag van diens politieverhoor en zegt: ‘Kijk, je was toch gisteren bij de politie? Was er nog wat bijzonders?’ >
crimelink 31
Hoe kon Klepper beschikken over kakelverse stukken uit een moordonderzoek? De gespannen lunch bij de Chinees geeft aan hoe door gelekte politie-informatie wantrouwen kan oplaaien en de verhoudingen tussen criminelen op scherp gezet kunnen worden. Deze zaak lijkt uiteindelijk in der minne geschikt te zijn. Maar andere conflicten in het milieu zijn minder gelukkig afgelopen. Klepper, Femer en Endstra zijn een paar jaar later – om nooit opgehelderde redenen – doodgeschoten. In 2005 wil de Rijksrecherche van Ton van D. weten hoe Klepper aan dat getapte gesprek en dat proces-verbaal kon komen. Eén dag oud en dan al gelekt. ‘Toch frappant, dat Klepper dat wist?’ zegt een rechercheur tegen Van D. ‘Helemaal niet frappant’, zegt deze. ‘Endstra wist ook altijd alles.’ Hoe kon Endstra alls weten? Hoe kon Klepper beschikken over kakelverse stukken uit een moordonderzoek? Ze hebben het geheim meegenomen in hun graf.
HAARLEMMERDIJK Een man met een snor ligt doodgeschoten in zijn Polo. De auto staat op een parkeerplaats van de Amsterdamse Haarlemmerdijk, een nazomeravond, 23 september 2000. Jan Femer zat te bellen met zijn vriendin toen de onbekende schutter hem aankeek, zo stelt de politie later vast. De moord op Femer brengt het milieu in beroering. Oud-portier Femer slijt een vaag leven in bescheiden cafés, maar hij heeft contacten in de top van het Brabantse XTC-milieu en was jarenlang partner van Mink K. Het beruchte IRT-onderzoek van begin jaren negentig richtte zich met name op de activiteiten van Jan Femer en Mink K. Als Sam Klepper de doodstijding hoort heeft hij zelf nog maar twee weken te leven. Na een wilde schietpartij bij het winkelcentrum Groot-Gelderlandplein in Amsterdam, pal tegenover het politiebureau, is het spel uit voor Klepper. Ook het publiek komt in beroering. De breed uitgemeten uitvaart van Klepper onder gelui van de Westertoren zorgt voor verontwaardiging. Vervolgens loopt een maand later bijna letterlijk het bloed uit een Japans restaurant aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Een lange man met een gorillamasker op schiet twee Joegoslaven en een Nederlandse vrouw dood. Op de late avond vervoegt hoofdcommissaris Joop van Riessen zich met de recherchechef op het plaats delict. ‘De grens is bereikt’, zegt commissaris Jan Pronker. In de ogen van het publiek is de politie nu aan zet. Er volgt een reeks invallen her en der in het milieu en er worden wat wapens en drugs in beslag genomen. Maar het zijn acties voor de bühne. Op 1 december wordt in AmsterdamWest een Turkse man geliquideerd. Vlak voor de kerst is er een tweede (mislukte) aanslag op Cor van Hout. De liquidaties worden niet opgelost. ‘Veertien dagen plankzaak’, mompelen de rechercheurs. Na twee weken trekt de politie in Amsterdam doorgaans de stekker uit een crimineel moordonderzoek.
32 crimelink
Fragmenten van ‘uitgelekte’ CIE-verbalen (2002) en van de powerpoint-presentatie d.d. 27-12-2001 van de Amsterdamse recherche. Verder: twee waarschuwingen die in oktober 2005 op het prikbord van het clubgebouw van de Hells Angels te lezen waren
Het zou een doorgegroeide agent zijn
ELANDSGRACHT In een zaaltje op het hoofdbureau projecteert een beamer namen op een scherm. Het zijn namen van dode en levende topcriminelen uit het Amsterdamse, Joegoslavische en Brabantse milieu. De achttien toeschouwers vormen een select gezelschap van top-crime fighters: de officieren van justitie Koos Plooij en Ton Maan, recherchechef Jan Pronker, kernteamchef John Olierook en natuurlijk Jan van Looijen, stamvader van de Amsterdamse Criminele Inlichtingeneenheid (CIE). Verder een handjevol teamleiders, projectleiders en wat analisten. Het is 27 februari 2001, na de herfst met de eerste liquidatiegolf. Alle sporen zijn doodgelopen en drie analisten zijn gevraagd om een doorstart te onderzoeken. Veeg alles bij elkaar. Analyseer de aanknopingspunten. Wáár kwam wát vandaan? Op welke scenario’s moeten we door? De toeschouwers zijn niet onder de indruk, niet van dode, niet van levende criminelen. Een Amsterdamse smeris kijkt niet zo snel verbaasd op, ze hebben al zoveel zaken op zware mafkezen gedraaid. Na afloop hebben alle bezoekers een cd-rom van de powerpointpresentatie in de tas. De presentatie is geheim, maar ja, deze mannen maken zelf wel uit hoe ze met geheimen omgaan. Gaandeweg wordt duidelijk dat veel van de powerpointpagina’s in het criminele milieu belanden. Analyses over elkaar bedreigende criminelen, op basis van taps en anonieme CIE-informatie. Dat zorgt voor onrust in het milieu, want ook daar tast men vaak in het duister over schietpartijen. Wie heeft zijn cd-rommetje gelekt? Een van de analisten zegt later tegen de Rijksrecherche: ‘Wij hebben ons erover verbaasd dat iedereen die bij de presentatie aanwezig was een cd-rom verstrekt kreeg. Dat werd ons echter van hogerhand opgedragen en wij hebben ons daaraan gehouden.’
BLOEDSTRAAT In 2001 komt er niets terecht van het oplossen van de onderwereldmoorden. De politie opent wel, onder leiding van officier van justitie Koos Plooij, een groot onderzoek naar de Egyptische broers Magdi en Mounir Barsoum, die op de Amsterdamse Wallen een aantal horecabedrijven exploiteren. De broers doen zeer goede zaken, in stilte gesteund door Sreten J. Deze ‘Joca Amsterdam’, zoals J. in Belgrado heet, is het hoofd van een groep gewelddadige Amsterdamse Joegoslaven. Het Nijl-onderzoek naar de Barsoums gaat kapot. Een van de tolken die de 89.000 telefoongesprekken moet vertalen loopt voor groot geld over naar de Egyptische broers, zo is later gebleken. Maar de broers Barsoum krijgen nog andere geheime en tactische informatie vanuit de politie, zo hoort de politie terug van zijn eigen informanten. Die informanten melden ook grote spanningen in het milieu. Begin 2002 komt de liquidatieserie bij de politie daarom weer
serieus ter tafel. Er komt een periodiek ‘denktankoverleg’ op gang met grofweg dezelfde bezetting als bij de powerpointpresentatie. Diezelfde periode slaat de vlam weer in de pan van de onderwereld. Op 26 februari 2002 wandelt maffiakopstuk John Mieremet op de Keizersgracht. Hij heeft juist zijn fiscaal raadsman Evert Hingst bezocht. Een man met een integraalhelm neemt hem onder vuur. Mieremet ligt zwaar bloedend half verschanst achter een auto aan de gracht en overleeft. Een week later schiet een man met een rugzakje Magdi Barsoum van achteren dood in de Bloedstraat. Topdrukte voor de runners van de Criminele Inlichtingeneenheid; hun criminele informanten zijn in rep en roer. Plaatsvervangend CIE-chef Jan van Looijen tikt die maand maart zeven CIE-processen-verbaal uit, in ongeveer twee weken. Ze zijn gebaseerd op anonieme bronnen. Er staan dodenlijstjes in, er staat in wie de volgende slachtoffers zullen zijn. De verbalen worden ingebracht in het denktankoverleg. Een paar weken later liggen ze op straat.
APOLLOLAAN Kernpunt in die CIE-verbalen van Van Looijen is een crimineel conflict dat zou spelen tussen een groep Nederlanders (onder leiding van Klepper en Mieremet) en een groep Joegoslaven (onder leiding van Sreten J.). Reden: een ruzie over een partij drugs ter waarde van twaalf miljoen dollar. Magdi Barsoum moest tegen wil en dank bemiddelen. Van Looijen schrijft dat Willem van B. – dan voorman van de Hells Angels –, Stanley H., Willem Endstra en Mink K. op de nominatie staan te worden vermoord. Advocaat Evert Hingst zou als consigliere optreden voor de Nederlandse groep. Opvallend is dat alleen van Hingst een adres, van zowel kantoor als woonhuis, wordt vermeld. Alle fysieke afscherming en geheimhouding van de CIE ten spijt staat op 15 juni 2002 dit hele verhaal in De Telegraaf, een primeur van misdaadverslaggever John van den Heuvel. Het Openbaar Ministerie onderneemt, voorzover bekend, geen actie op deze toch wel beschamende lekkage. Opvallend genoeg wordt kort na de Telegraaf-publicatie de Joegoslaaf Sreten J. in Bulgarije aangehouden. Nederland vraagt om zijn uitlevering
omdat hij verdachte zou zijn in de moordzaken-Klepper en -Femer, geheel in lijn met de CIE-verbalen. Een paar weken later treedt een heel ander crimineel conflict aan de dag. Crimineel John Mieremet zet het kantoor van Willem Endstra aan de Apollolaan in een Telegraaf-artikel van John van den Heuvel te kijk als de bank van de onderwereld. Mieremet eist via de krant geld van Endstra. Endstra is daarmee nog niet overleden, maar zijn bancaire relaties zijn wel goeddeels naar de knoppen. Een herfst met een ijskoude douche van negatieve publiciteit komt over hem heen. Toeval of niet, maar kort daarna vindt Endstra het van belang om in gesprek te gaan met Jan van Looijen van de Amsterdamse CIE. Eind maart volgt het eerste achterbankgesprek. Sreten J. is inmiddels uitgeleverd en kaltgestellt in de Extra Beveiligde Inrichting in Vught. Maar hij zal nooit worden vervolgd voor de moorden op Klepper en Femer.
PC HOOFTSTRAAT Begin maart 2003 toont het programma Zembla op tv een aantal CIE-verbalen uit het denktankoverleg. En televisieprogramma Crime Café blijkt ook te beschikken over zowel delen van de powerpointpresentatie als over sommige CIE-verbalen. In april krijgt Martin Hoogland, de in Lelystad gedetineerde moordenaar van Klaas Bruinsma, 52 A4’tjes van de geheime powerpointpresentatie opgestuurd, hetgeen is ontdekt door gevangenispersoneel. Dan is de maat kennelijk vol voor het Openbaar Ministerie in Amsterdam, dat een strafrechtelijk onderzoek gelast naar het lekken van geheime politie-informatie: Rijksrecherche-onderzoek Vancouver. In de PC Hooftstraat arresteert de politie die zomer Willem Holleeder en zijn vriend Dino S. Die laatste beschikt over een deel van de gewraakte powerpointpresentatie. Het Algemeen Dagblad heeft die powerpoints óók, zo blijkt in september; de redacteur is een oud-medewerker van de politie Amsterdam. Al met al mooie leads voor de Rijksrecherche, maar alle dactyloscopisch onderzoek en technische analyse ten spijt is de lekkage van de powerpoints een raadsel. De verspreiding van de cd-roms is nog groter geweest dan gedacht. Al met al zijn er 48 cd-roms in omloop gebracht terwijl de Rijksrecherche er maar een tiental kan terugvinden. Betrokkenen bij justitie en politie weten desgevraagd van de prins geen kwaad. Criminele en journalistieke betrokkenen zwijgen. Het onderzoek naar de gelekte CIE-verbalen zit al op een even dood spoor.
RAAMPOORT De Rijksrecherche heeft inmiddels ook inzage gekregen in anonieme informatie van de CIE. Dat deze informatie afkomstig is van een dienst die strikt genomen door de Rijksrecherche als >
crimelink 33
De laatste valstrik van de Rijksrecherche wordt K. fataal
‘Ze wilden steeds dat ik lekte, maar ik deed dat niet’ verdacht moet worden beschouwd ziet de Rijksrecherche niet als een bezwaar. Er ligt anonieme CIE-informatie dat vijf (ex-)agenten die vroeger bij bureau Raampoort werkten corrupt waren en politie-informatie verkochten. De Rijksrechercheurs hebben ook een oud corruptieonderzoek op tafel. Dat begon na de dood van Jan Femer omdat die in zijn zakagenda namen en nummers van drie ex-politieagenten had staan. Femer heeft een reputatie in het omkopen van dienders. Ene Hans van E. stond ook in de agenda van Jan Femer. Van E. werkte ooit op bureau Raampoort en werd er ontslagen nadat bleek dat hij in softdrugs handelde. De Rijksrecherche tapt Hans van E. een tijdje, maar dat haalt niks uit. In februari 2004 zit het onderzoek op een dood spoor.
DIEPENBROCKSTRAAT ‘Een hele hoge hebben ze het steeds over’, zegt Willem Endstra op de achterbank over het politielek. Het zou een doorgegroeide agent zijn. Die informatie komt in september 2004, na de gewelddadige dood van Endstra in mei, bij de Rijksrecherche. Endstra noemt het politiecontact ‘de Pet’ en die zou hiervoor al meer dan tien jaar ‘tonnen’ aan steekpenningen hebben ontvangen. Zo wist Endstra van Holleeder drie dagen vooraf dat het KLPD een illegale inkijkoperatie op zijn kantoor zou uitvoeren, die hij vervolgens ook netjes liet filmen. Ook vertelt Endstra dat Holleeder snel na de aanslag op Van Essen – dus net als Klepper – verklaringen uit dat onderzoek in bezit had. Zelf had Endstra ze ook gezien en gelezen. Bovendien wist Holleeder direct nadat Endstra ’s avonds op het hoofdbureau met de CIE had gesproken hier al van, zo suggereert Endstra. ’s Nachts stond hij voor zijn deur op de Diepenbrockstraat te schreeuwen.
KEIZERSGRACHT Evert Hingst heeft aan het einde van de middag van 7 april 2004 niet alleen een five o’clock shadow. Diepe zwarte kringen verraden systematisch slaapgebrek. Hij trekt voortdurend aan filtersigaretten en schuift een zeer groot horloge over zijn pols heen en weer. Tegenover Crimelink• bestrijdt Hingst de strekking van de inhoud van de gelekte CIE-verbalen. Wat er geschreven staat over het conflict tussen de Nederlandse groep en de Joegoslaven is volgens hem onzin. ‘Het is manipulatie’, zegt hij, maar hij legt die bewering niet uit. Hingst laat zich verder boos uit over de plaatsvervangend CIE-chef Jan van Looijen, omdat die hem met naam en toenaam in de stukken heeft vermeld en hem via informanten beticht van criminele feiten. Wat Hingst niet bestrijdt is dat hij criminelen als John Mieremet, Mink K. en Stanley H. als cliënt heeft. Een jaar later, het is 25 april 2005, houdt de politie Hingst aan als
34 crimelink
verdachte in een witwasonderzoek. In het arrestantenbusje onderweg naar het hoofdbureau praat Hingst tegen de rechercheurs. Een dag eerder is hij gebeld door John van den Heuvel van De Telegraaf. Volgens Hingst wist die toen al van tevoren dat hij zou worden aangehouden. Van dat gesprek is een tap bewaard gebleven. Hingst vraagt aan Van den Heuvel of ‘ze nog bezig zijn met meneer Hingst’. Van den Heuvel antwoordt cryptisch: ‘O, nou ik zeg nooit wat over informatie, maar ik zou het te voorbarig vinden om te zeggen: er ligt veel informatie, die blijft stoffig op de kast liggen en daar gebeurt niets mee.’ Zes dagen later bevestigt Van den Heuvel in de krant dat hij al ‘voor’ het telefoontje naar Hingst wist van het witwasonderzoek naar Hingst. In de zomer komt Hingst vrij, maar het is afgelopen met hem. Een onbekende vermoordt hem op 31 oktober 2005, vlak voor zijn huis. De Rijksrecherche kan hem niets meer vragen en dat is jammer voor het onderzoek. Hingst is de enige betrokkene bij wie álle powerpointpagina’s en álle zeven CIE-verbalen compleet zijn aangetroffen. Bij Hingst werd ook een vertrouwelijke aangifte van officier van justitie Koos Plooij gevonden, die in 2003 meldde dat voor hem een moordplan bestond. Evert Hingst had kennelijk contacten die hem perfect op de hoogte hielden. Bij het opruimen van het kantoor na zijn dood vond kantoorgenoot Cees Dekker nog een tweede stapeltje met andere geheime CIE-stukken. Dekker belde met CIE-officier van justitie Frits van Straelen met de vraag wat hij ermee zou moeten doen. Ja, Van Straelen wilde de stukken graag bekijken.
WENCKEBACHWEG Op 5 april 2005 komt er een nieuwe impuls in het onderzoek van de Rijksrecherche. Wat heet: er wordt een naam aan ‘de Pet’ gekoppeld. Commissaris Willem Woelders wordt heel kort gehoord. Woelders zegt onder meer, in een zeer korte verklaring: ‘Ik weet van het onderzoek dat de Rijksrecherche thans doet naar het lekken van vertrouwelijke informatie. Via een collega heb ik vernomen dat de naam of bijnaam “de Pet” de bijzondere aandacht van de Rijksrecherche heeft. In dit verband meen ik me te herinneren dat Jacques K., die tijdens mijn periode bij het Kernteam Amsterdam daar ook werkzaam was, in de wintermaanden wel eens een alpinopet droeg.’ Kijk, dáár hebben we wat aan, moet de Rijksrecherche hebben
gedacht. Toevallig – of niet – komt er een paar dagen later een anoniem CIE-bericht bij de Rijksrecherche over Hans van E. Van E. zou nog steeds corrupte contacten bij de politie onderhouden. Nu kennen K. en Van E. elkaar al heel lang van de politie en ze onderhouden zelfs incidenteel sociale contacten. Hoewel, het komt er eigenlijk op neer dat met name de broer van K., Van E. en soms K. elkaar ontmoeten in een café. En verder dat de echtgenotes elkaar van lang geleden al kennen. K. zit inmiddels bij de Amsterdamse afdeling van de Nationale Recherche dat een onderzoek naar de Hells Angels draait. Maar K. heeft met het onderzoek zelf niets te maken. In de vroege morgen van 17 oktober 2005 hoopt de politie de Amsterdamse Hells Angels een beslissende slag toe te brengen. Maar de Angels weten allang dat er een inval aan zit te komen, er hangen briefjes met een waarschuwing in het clubhuis. Journalisten waren van de inval nog beter op de hoogte. Persvoorlichters van respectievelijk het KLPD en het landelijk parket hebben verklaard dat de Volkskrant, RTL Nieuws en het AD al klaar stonden. De Volkskrant-verslaggever was zelfs al enkele dagen voor de inval ingeseind door de recherchetop. Het uitlekken van die actie is een van de pijnlijker lekmomenten van de Amsterdamse politie. Niet dat het nieuw was, want de Angels bleken altijd al goed op de hoogte van allerlei politieactiviteiten. Ook bijvoorbeeld de zoeking in 2004 bleek al uitgelekt. Toen stond ook in alle vroegte een cameraman te wachten tot de inval zou beginnen. K. was in 2005 zoekcoördinator bij een zoeking in een woonhuis. In de overtuiging dat K. inderdaad de lekkende ‘Pet’ is, laat officier van justitie Michiel Zwinkels die het onderzoek van de Rijksrecherche aanstuurt, een valstrik voor K. opzetten. De zaterdag voor de inval moet K. per se een map ophalen bij een briefing over de inval, terwijl hij dat niet wil en het ook helemaal niet zijn taak is. Achteraf blijkt dat de Rijksrecherche paraat stond om in te grijpen indien K. een verdacht contact zou maken. Maar K. tipt de Hells Angels niet. De Angels blijken, in tegenstelling tot de pers, niet te weten dat de inval precies die maandagochtend is. Zo wordt de secretaris van de Hells Angels ’s nachts, direct na de inval in Angel Place, in zijn woonhuis persoonlijk op de hoogte gebracht. Na dat bezoek stuurt de secretaris een mailtje rond: ‘Hallo Brothers, we hebben op dit moment een inval in het clubhuis in Amsterdam, meer info volgt.’ Toch is het Openbaar Ministerie tot aan het hoger beroep blijven volhouden dat K. de Hells Angels heeft getipt.
LANDSMEER Er zijn meer valstrikken voor K. gezet. Zo krijgt hij de buitenissige opdracht om als tactisch rechercheur met een zware crimineel contact op te nemen, zogenaamd om informatie over een andere
crimineel te krijgen. Ook dat levert niets op. De laatste valstrik wordt K. fataal. Hij moet in december 2005 een open envelop met inhoud naar het KLPD in Driebergen brengen. In de envelop zit verzonnen informatie over Mink K. In zijn auto opent K. de envelop. Dat is niet zo verstandig want de politiecamera in de auto doet zachtjes ‘klik’. Twee dagen na het openen van de envelop heeft K. een ontmoeting met zijn broer en Van E. in een café in Landsmeer. Hoewel er ook middels geavanceerde opnameapparatuur geen belastende conversaties worden vastgelegd is het dan voldoende voor de officier van justitie. Op 16 januari 2006 zijn Jacques K. en Hans van E. aangehouden. Twee kranten krijgen hierover een tip, vanuit de politie of justitie. Dat werkt: een paar dagen later is de toon gezet. De lekkende ‘Pet’ die Holleeder tipte, is er gloeiend bij, net als twee weken later Holleeder zelf. K. is daarop drie maanden in alle beperkingen gehouden.
PARNASSUSWEG De Rijksrecherche heeft tegen Jacques K. alles op alles gezet. De mobiele telefoon van zijn vrouw is uitgeluisterd. Een wedstrijdformulier en alle namen van zijn voetbalclub zitten in het dossier. Zijn auto had een peilbaken en is ook van camera’s en microfoons voorzien. En zijn telefoon was geprepareerd om als afluistermicrofoon te fungeren. Toch heeft de rechtbank drie jaar later K. vrijgesproken van lekken naar de Hells Angels. Dit Hells Angels-lek was het enige feit waar de officier nog werkelijk bewijs in zag, alle andere ‘lekmomenten’ waren aan K. niet eens ten laste gelegd. In veel gevallen kon K. zelfs niet eens beschikken over de gewraakte informatie. Zo had hij noch de powerpointpresentatie, noch de CIE-verbalen ooit ontvangen. De gespreksverslagen over de aanslag op Van E., waar Klepper, Endstra en Holleeder over beschikten, daar kon K. niet bij. Van de inkijkoperatie bij Endstra is bewezen dat K. er niets van af kon weten. Andere informatie, zoals die over de inval op de Hells Angels, was zo wijd verspreid dat een reeks mensen binnen politie en justitie dit in potentie naar buiten had kunnen brengen. Er is ook geen concreet onderzoek stuk gegaan waaraan K. heeft deelgenomen als rechercheur. Sterker, Mink K., die door Endstra steeds is genoemd als een persoon die van de hoed en de rand weet waar het gaat om corruptie, is mede door een team met K. tweemaal veroordeeld voor wapenvoorraden, die in de Nachtwachtlaan en in de Newtonstraat. Behalve dat er valstrikken zijn opgezet voor K. is het helder dat is geprobeerd hem verdacht te maken. Zo zegt Jan van Looijen aanvankelijk dat de CIE-verbalen zijn behandeld in het denktankoverleg en dat ze daarna zijn uitgelekt. In zijn tweede verhoor zegt hij dat ze naar een afdeling zijn gegaan waar K. toen werkte. Maar die afdeling heeft er aantoonbaar nooit over beschikt. Er is ook geprobeerd om het moment dat Klepper met de verklaring in het Chinese restaurant >
crimelink 35
LET WEL, EEN OPMERKELIJKE UITSPRAAK
‘Politiechef Woelders heeft een alpinopet op het hoofd van Jacques K. gezet’
Mama is boos
I kwam, te antidateren, zodat K. in theorie over die verklaring kon beschikken. Tevergeefs, want Van D. hield over het tijdstip voet bij stuk. ‘Ze wilden steeds dat ik lekte, maar ik deed het niet’, zei K. ter zitting, terugkijkend op de laatste vijf jaar bij de politie. De rechtbank vindt wel dat de incidentele contacten tussen K., zijn broer en Van E. te denken geven, temeer daar Van E. bewezen contacten heeft met zware criminelen. Anderzijds heeft K. zich niet verrijkt, volgens de rechtbank.
VAN LEIJENBERGHLAAN Als K. niet lekte, hoe konden criminelen en journalisten dan wél over alle boven beschreven gelekte Amsterdamse informatie beschikken? En hoe was het bijvoorbeeld mogelijk dat de transcriptie van de toch zeer vertrouwelijke CIE-achterbankgesprekken tussen Willem Endstra en Jan van Looijen integraal bij de media terecht kon komen? En waarom volgde de Rijksrecherche bepaalde sporen niet na? Een journalist van Crime Café heeft beschikt over de powerpoints en die waarschijnlijk naar Martin Hoogland gestuurd. Hoe de journalist aan de powerpoints kwam is niet diepgaand onderzocht. Zijn collega bij Crime Café werkte bij de politie en is nooit verdachte gemaakt. Ook de precieze contacten tussen topfiguren binnen de politie en Telegraaf-journalist John van den Heuvel zijn nooit in kaart gebracht. Een politieman van bureau Van Leijenberghlaan is samen met Van E. enige tijd verdacht, maar functioneert na een gesprek met de korpsleiding tot heden gewoon door. Hij nam, in tegenstelling tot K. en Van E., wél deel aan het onderzoek waaruit stukken naar Klepper c.s. waren gelekt.
GERRIT VAN DER VEENSTRAAT Onwillekeurig valt ook het oog op de personen die deelnamen aan het denktankoverleg van 2002. Zij beschikten allemaal over zowel de powerpoints als de CIE-stukken. Verschillende advocaten hebben gesuggereerd dat er door de politie ‘tactisch’ is gelekt om zo de onrust en spanning in de onderwereld te verhogen. Het ‘spanning verhogen in het criminele systeem’ is zeker een doelstelling van de denktank geweest. Het staat als zodanig verwoord in een strategiedocument van recherchechef Pronker. Na de golf moorden van najaar 2005 (Hingst, Houtman, Mieremet, Van Kleef) stelde plaatsvervangend korpschef Bert Wijbenga ‘blij’ te zijn met de ‘paniek die is uitgebroken’. Hij noemde de aanhouding van Hingst een voorbeeld van het verhogen van de spanningen onder criminelen. ‘Dat leidt tot onzekerheden, tot verwijten, tot druk. Men besluit dan toch maar zekerheid te creëren. Met de dood van degene die zou kunnen gaan praten’, zei Wijbenga in Het Parool. Advocaat Nico Meijering is cynischer. Hij wil weten of er een verband is tussen de dood van Hingst en deze gelekte ‘non-CIE-informatie. In een van de CIE-rapportages staat dat Hingst ‘ervan
36 crimelink
verdacht wordt informatie omtrent zijn criminele relaties door te geven aan een overheidsdienst’. Verdacht? Door wie verdacht? vraagt Meijering. Hij vindt dit ‘bijkans dodelijke informatie’. Meijering: ‘Ik vind het een grof schandaal dat nooit is uitgezocht hoe het komt dat juist deze passage over Hingst is uitgelekt. Waarom is Jan van Looijen daar nooit naar gevraagd? Dat moet tot op de bodem worden uitgezocht.’ Hoe dan ook, Evert Hingst lag eind oktober 2005 dood tussen de vuilniszakken op de stoep van de Gerrit van der Veenstraat.
PIETERSBERGWEG Maar ‘de Pet’ – als het dan Jacques K. niet is – bestaat die nu wel of niet? Endstra zei dat ‘de Pet’ een doorgegroeide agent is en inmiddels een hoge piet. Wie heeft de term ‘de Pet’ eigenlijk bedacht? Zeker is dat Endstra ‘de Pet’ in de mond heeft genomen. Politiechef Willem Woelders heeft een alpinopet op het hoofd van Jacques K. gezet. Direct na het Woelders-verhoor ondervraagt de Rijksrecherche een teamleider van K. die het alpinopetverhaal volgens Woelders zou kunnen bevestigen, maar de rechercheurs vragen hem niet eens naar de alpinopet. Alsof ze zelf al beter weten. Volgens K. zelf is het een verdachtmaking en heeft hij nooit een alpinopet gehad. K. zegt dat de term ‘de Pet’ al heel lang circuleerde in de wandelgangen van de Amsterdamse recherche, nog voordat Endstra ermee kwam. Hij hoorde een naam van twee collega-rechercheurs, het was een doorgegroeide agent. De officier van justitie en de rechtbank wilden die rechercheurs niet horen. Jacques K. zegt de naam die de twee noemden te hebben genoteerd in een van zijn journaals. Maar precies dat aantekenschrift is vernietigd, niet bij de Rijksrecherche maar op het bureau van de Nationale Recherche aan de Pietersbergweg in Amsterdam-Zuidoost. K.: ‘Er is correspondentie over die stukken, niet lang na mijn arrestatie. Daaruit valt op te maken dat die aantekeningen er aanvankelijk nog zijn.’
FERDINAND BOLSTRAAT Na de arrestatie van Jacques K., ergens eind januari 2006, rijdt Crimelink• in een auto in de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam. Naast de journalist zit een contact uit het milieu, die aardig bekend zegt te zijn met de handel en wandel van Holleeder. Hij zegt: ‘Het is nu een kwestie van dagen voordat ze hem pakken. Afgelopen dinsdagavond was hij bij de Hells Angels om nog één keer goed dronken te worden.’ Een paar dagen later zit Holleeder vast. In november 2009 zegt het contact zich dat gesprek in de auto nog goed te herinneren. ‘Holleeder wist het. Hij had toch ook niks bij zich toen hij werd aangehouden?’ n • Crimelinks Wim van de Pol, destijds redacteur van het tvprogramma Zembla.
TEKST
n geval van echtscheiding moeten steeds vaker ‘huwelijksbrekers’ voor de strafrechter verschijnen. Bijvoorbeeld omdat zij beschuldigd worden van seksueel misbruik, van huiselijk geweld of van diefstal. Bijna altijd is het de man die in het beklaagdenbankje zitting moet nemen. Mama is boos, papa is de boosdoener.
De viezerik! Zedenzaken zijn altijd emotioneel gevoelig en juridisch moeilijk. Het bewijs bij een ontkennende verdachte is nagenoeg altijd mager. Het komt geregeld neer op het woord van de aangeefster tegen dat van de verdachte. Een dilemma: moeten het slachtoffer en de samenleving worden beschermd tegen mogelijke nieuwe schendingen, of moet de beschuldigde het voordeel van de twijfel krijgen zolang zijn schuld niet is vastgesteld? Vaak verdwijnt de beschuldigde in voorarrest en wordt pas dán kritisch naar de aangifte gekeken. Een kritische houding is temeer gepast als de aangifte wordt gedaan in een echtscheidingssituatie. Niet zelden zijn boosheid en wraakzucht motieven voor een aangifte. Ter toetsing van de betrouwbaarheid van de aangifte dient dus het motief van de aangifte beoordeeld te worden. Waarom wordt er na jaren huwelijk juist ten tijde van echtscheiding ineens aangifte gedaan? Indien de eindconclusie luidt dat sprake is van een valse aangifte, dan is het leed al geleden. En het stigma van de beschuldiging blijkt bovendien lang door te werken. Schande voor de rechtsstaat! Pas deed zich in mijn praktijk een schrijnende zaak voor. Mijn cliënt, net gescheiden, werd na een aangifte van zijn kersverse ‘ex’ verdacht van ontucht met zijn voormalige stiefdochter. Na twee jaar onderzoek besloot het Openbaar Ministerie de zaak niet verder te vervolgen wegens gebrek aan bewijs. Een paar weken later werd cliënt wegens de – niet meer bestaande – verdenking op zijn werk ontslagen. Het ontbrak hem aan energie om de kantonrechter in te schakelen.
CLAUDIA VAN OORT
Claudia van Oort is strafadvocaat in Utrecht
Losse handjes Huiselijk geweld speelt zich af binnen de huiselijke sfeer en is daardoor meestal niet direct zichtbaar voor de omgeving. Huiselijk geweld kent allerlei gradaties en vormen: seksueel geweld, vernedering, treiteren, geestelijk of lichamelijk mishandelen, overmatige controle van geld, telefoneren en dergelijke. Voor een veroordeling moet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden dat de verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Maar voor het uitvaardigen
echtelijke) woning uit te werken op basis van een eenzijdige, amper controleerbare beschuldiging. Een vrouw met kinderen die op hysterische wijze aangifte doet van huiselijk geweld, heeft een reële kans dat haar man een huisverbod opgelegd krijgt. Wanneer de uithuisgeplaatste het huisverbod niet aanvaardt, kan hij in een voorlopige voorzieningenprocedure aanvoeren dat zich geen dreigend huiselijk geweld – maar een dreigende echtscheiding – voordoet. Maar zal hij zomaar worden geloofd? Het hardnekkige gezegde ‘waar rook is, is vuur’ wordt door rechters nogal eens vertaald in de vraag: waarom zou mevrouw u beschuldigen als het niet waar is?’
Van mij!
van een huisverbod ligt de lat beduidend lager. Met de Wet Tijdelijk Huisverbod kan sinds 1 januari 2009 de burgemeester of (na mandatering) de hulpofficier van justitie een huisverbod tot maximaal 28 dagen opleggen als sprake is van een gevaar of dreiging van huiselijk geweld of een sterk vermoeden daarvan. Vanuit preventief oogpunt is het tijdelijke huisverbod een goede maatregel. Aan de andere kant ligt misbruik van de maatregel op de loer, omdat het een manier vormt om de ex in spe de (voormalige
Diefstal tussen echtgenoten kan niet worden vervolgd. Ons Wetboek van Strafrecht bevat een vervolgingsuitsluitingsgrond voor diefstal tussen echtgenoten. Vanaf het moment van scheiding van tafel en bed is diefstal weer wél (op klacht) vervolgbaar. Om onder de uitsluitingsgrond te vallen, moet er volgens de rechtspraak sprake zijn van een huwelijk ten tijde van aanvang van de vervolging. Omdat het dus níet gaat om het moment van het plegen van de diefstal, kunnen ex-echtgenoten ná de scheiding alsnog effectief aangifte doen van een ‘diefstal’ die tijdens het huwelijk is gepleegd. Ook hier is de vraag naar het motief van de aangifte nuttig: is de aangeefster echt bestolen of neemt zij een voorschotje op de boedelscheiding? De moraal is duidelijk: als een echtscheiding dan toch moet, doe het dan in goed onderling overleg. Dat is niet alleen beter voor de kinderen, maar het kan ook een hoop ‘gebrom’ voorkomen. In Let wel, een opmerkelijke uitspraak worden rechterlijke uitspraken behandeld die directe en ogenblikkelijke relevantie hebben voor een breed publiek.
‘Waarom zou mevrouw u beschuldigen als het niet waar is?’ crimelink 37
O N D E R Z O E K M I R I A M W I J K M A N E N A N N E - M A R I E S L O T B O O M VA N D E V U :
Ook vrouwen plegen zedenmisdrijven Naar op kinderen gerichte zedendelinquentie van vrouwen en meisjes is tot dusver weinig onderzoek gedaan. Sommigen gruwelen van de gedachte en denken dat het niet kan bestaan. Maar onderzoeksters van de Vrije Universiteit Amsterdam weten beter: vrouwen en meisjes plegen wel degelijk zedenmisdrijven en waarschijnlijk komt dat meer voor dan bekend is. De stand van zaken tot dusver. TEKST ARCHIE BARNEVELD en WIM VAN DE POL
Vrouwelijke zedendelinquenten zijn ook een heel kleine minderheid, zeker naar de justitiedossiers gekeken. S: ‘Er is natuurlijk altijd een dark number, lang niet alles wordt bekend bij justitie. Er speelt hier trouwens een aantal bijzondere omstandigheden die dat in de hand werken. De slachtoffers zijn vaak jonge kinderen en die doen niet zo snel aangifte, die kunnen het vaak niet eens uitspreken. Mannelijke slachtoffers zullen niet zo gauw aangifte doen als zij seksueel zijn lastiggevallen door vrouwen, dat is natuurlijk niet stoer.’ Wijkman: ‘Ook hebben wij het idee dat vrouwelijke zedendelinquenten soms gericht, doelbewust op zoek gaan naar wat zwakkere, minder begaafde slachtoffers.’ Hebben we te maken met een topje van de ijsberg? W: ‘Veel misbruik vindt plaats binnen het gezin door vader en moeder samen. Als alleen vader misbruikt, heeft de moeder nog de signalerende functie. Die kan zeggen: hé, hier klopt iets niet, we gaan naar de politie. Maar als de moeder in dat misbruik participeert, is voor dat kind de laatste vluchtweg afgekapt. Dan is er soms een oplettende juf of tante, maar als moeder meedoet wordt het natuurlijk veel minder snel opgepikt.’ Kan het niet zijn dat als je als kind op jonge leeftijd door je ouders seksueel wordt benaderd,
38 crimelink
dat je dan denkt dat het gewoon zo hoort, dat het een normale omgangsvorm is? S: ‘Ik denk het wel, dat kan vrij ver doorgaan. Tot bij kinderen van tien, elf jaar die gewoon niet beter weten en zich zo ook gedragen omdat zij denken dat hun ouders dat van hen verwachten.’ Als de man de dader is en de vrouw weet het, maar doet niets, wordt zij dan door justitie als mededader geregistreerd? W: ‘Dat hangt af van wat het kind aangeeft. Als die zegt: mijn moeder was er niet bij maar heeft er van moeten weten, dan kan de vrouw vaak als medeplichtig worden gezien, dan heeft zij ontucht bevorderd. Dan heeft zij een passieve rol door bijvoorbeeld de andere kant uit te kijken. Dat kan strafrechtelijk relevant zijn.’ Jullie hebben bepaalde prototypes van vrouwelijke zedendelinquenten bedacht (zie kader – red.). Hoe hebben jullie dat gedaan? W: ‘Wij hebben de strafdossiers geanalyseerd en zo van 111 vrouwen alle relevante informatie gescoord. Door middel van een zogenaamde clusteranalyse kom je dan op die vier types, die overigens in elkaar kunnen overlopen. Zo krijg je de “jonge aanranders”, jongere vrouwen die bijvoorbeeld in oppassituaties alleen het kind betasten of tegen zijn wil kussen. En dat is echt iets anders dan de “verkrachters”, die ouder zijn en ook echt penetreren. Die doen dat vaak niet uit een seksueel motief, maar uit agressie of woede; dat jij nu een keer macht kunt uitoefenen over je slachtoffer. Vaak zijn zij zelf in hun jeugd verwaarloosd of misbruikt. Terwijl je bij die “babysitters” meer iets ziet van het spannende en verkennende, die vinden dat toch wel leuk
of lekker. Wat bij die groep verder het achterliggende motief is, weten wij niet.’ In circa de helft van de onderzochte zaken is sprake van verkrachting of verboden gemeenschap, met name omdat het slachtoffer te jong is. In die gevallen wordt er dus gepenetreerd. Hoe en waarmee doen vrouwen dat? S: ‘Met allerlei voorwerpen of met de vinger; of een combinatie daarvan.’ Bij mannelijke verkrachters kun je je bij penetratie iets voorstellen van een seksueel motief. Hoe zit dat bij vrouwen? Die komen toch niet aan hun gerief door te penetreren? S: ‘Een interessante vraag. Voor de dader moet je het motief misschien zoeken in het uitoefenen van geweld, wraak of macht. Maar voor het slachtoffer is het seksueel geweld. Dat is het verschil. Overigens, bij mannelijke slachtoffers ligt het anders. Dan kan er zeker sprake zijn van een seksueel motief bij de dader. Uit zeer recent zelfrapportage-onderzoek bij meisjes en jongens blijkt dat ook meisjes het nodige voor elkaar krijgen en prima in staat zijn om jongens in fysieke zin of op een andere manier tot seksuele handelingen te brengen. Tien procent van de onderzochte meisjes geeft aan iets dergelijks op hun kerfstok te hebben, tegen achttien procent van de jongens.’ Nogal wat daders zijn zelf in hun jeugd verwaarloosd, mishandeld of misbruikt. Dat komt steeds terug? W: ‘Bij de vrouwen is ongeveer dertig procent zelf seksueel misbruikt. Bij de meisjes lijkt dat nog hoger te liggen, maar daar hebben wij, behalve het eerder verrichte kwalitatieve onderzoek in 2007, nog geen valide informatie over.’
JAAP BARNEVELD
O
ver zedenmisdrijven van vrouwen, laat staan van meisjes, is niet veel bekend. Slotboom: ‘Nee, wij proberen dat nu wat in kaart te brengen. Maar er is nog heel veel te onderzoeken.’
Miriam Wijkman (links) en Anne-Marie Slotboom (rechts)
Bij meisjes lijkt seksueel misbruik meer een variant te zijn van algemeen agressief gedrag naar anderen; bij vrouwen kan het meer een eigen motief of oorsprong hebben. Is die indruk correct? W: ‘Dat weet ik nog niet. Ook bij vrouwen zie je wel dat seksueel misbruik mogelijk een bijproduct is van alle ellende die zij hebben meegemaakt. Dat ze iemand gaan misbruiken komt vaak echt niet zomaar uit de lucht vallen. Er is vaak een verklarende context.’ Bij seksueel misbruik door jongens kan dat een manier zijn om je mannelijkheid te bewijzen, of gewoon stoerdoenerij. S: ‘Wij weten nog niet zo goed hoe dat bij meisjes zit. Er zijn gevallen bekend dat een meisje meedoet met een groepje jongens en dan een ander meisje lastigvalt, omdat dat een vriendje van haar heeft afgepikt.’
Is er meer bekend over het verschil tussen vrouwelijke en mannelijke zedendelinquenten? S: ‘Nauwelijks. Er is wel een algemene notie dat seksueel normoverschrijdend gedrag meer iets van jongens en mannen is dan van meisjes en vrouwen. Dat kan maken dat in het laatste geval men sneller naar algemene – meer psychologische – stoornissen gaat zoeken. Dat het wel erger zal zijn. En dat het ook wel zielig is. Zo van: als een vrouw dat doet, dan moet er wel van alles mis zijn.’ W: ‘Daar zouden wij ook wel van afmoeten, dat wij zo’n vrouw meteen in de slachtofferrol drukken. Want lang niet al die vrouwen hebben stoornissen. En ze zijn ook niet allemaal gek of zielig.’ Zaten er in dat onderzoek van 111 vrouwen ook gevallen van pure seksuele lustbeleving? W: ‘Een paar. Dat vrouwen echt genoten van seks met hun kind of dat zij opgewon-
den raakten van het zien dat hun man seks had met hun dochter. Maar aan deze aspecten wordt tijdens het opsporingsonderzoek weinig aandacht besteed. Dat is ook wel logisch, want dat is niet relevant voor de strafrechtelijke afhandeling van de zaak.’ Wat moet nu verder onderzocht worden op dit terrein? W: ‘De achterliggende motieven bij die vrouwen. En de aangewezen behandelwijzen. Het is een kleine groep. In Amerika is er wel onderzoek naar gedaan, maar internationaal is dat toch heel moeilijk te vergelijken vanwege allerlei definitiekwesties. Over bijvoorbeeld de teacher/lover-relatie is veel te doen daar, maar hier kennen wij dat nauwelijks. En wij gaan een vervolgonderzoek doen naar meisjes die bij justitie zijn geweest; die dossiers gaan we uitpluizen. Van 1994 tot 2008 hebben we zo’n honderd zaken. >
crimelink 39
Hoe zit het met het initiatief of de lijdelijkheid van die vrouwen die met hun partner misbruiken? W: ‘Dat wisselt. Soms is de fysieke kracht van een man nodig om het kind te kunnen overweldigen. En soms laten vrouwen zich onder psychische druk zetten, zijn ze makkelijk beïnvloedbaar. Maar er is ook een groep vrouwen die zelf initiatief nemen en er helemaal niet passief in zitten.’ Vrouwelijke zedendelinquenten, een mediagevoelig onderwerp? S: ‘Heel erg. Mensen worden soms al boos als zij horen dat wij er onderzoek naar doen. Want “dat doen vrouwen toch niet?”’ W: ‘Komt bij dat bijna al die vrouwen ook “moeders’” zijn. En jouw moeder hoort je te beschermen en dus tast zo’n idee dat beeld heel erg aan.’ Heel deep down is er toch de notie dat mannen de viespeuken zijn en dat vrouwen daar last van kunnen hebben… S: ‘Precies, maar het kan dus ook anders liggen. Dat is waar het in dit onderzoek over gaat. En dat is een idee waaraan het moeilijk wennen is en dat veel emoties kan oproepen. Ook negatieve.’ Is er iets bekend over de recidive? Bij mannen heb je de mythe van de onverbeterlijke pederast. S: ‘Wij zagen heel weinig recidive. Bij zedendelinquentie in het algemeen is de recidive trouwens relatief laag. Bij mannen hoger dan bij jongens; daar is het zo’n tien procent. En bij meisjes en vrouwen nog minder, wij zagen het slechts in twee gevallen.’ Tot slot voor onze lezers: kunnen wij onze kinderen nog wel veilig naar de crèche brengen? W: ‘Dat kan zeker. Maar wat ons onderzoek laat zien is dat het dus niet alleen mannen zijn die seksueel misbruiken, vrouwen doen het ook. Dat is zo met crècheleidsters, maar ook met babysitters en met moeders. Je moet altijd goed op de signalen van het kind letten en verder je gezonde verstand gebruiken.’ S: ‘Maar de kans blijft klein, want er zijn niet veel vrouwelijke zedendelinquenten, echt minder dan mannelijke. De kans dat je kind een ongeluk krijgt is vele malen groter.’ n
40 crimelink
Typologie vrouwelijke zedendelinquenten Type 1: de jonge aanranders Zelfstandig opererende vrouwen zonder persoonlijkheidsstoornis die ontuchtige handelingen plegen in de sfeer van betasting en/of orale seks. Het misbruik vindt vaak plaats in oppassituaties. Het gaat veelal om een mannelijk slachtoffer dat familie is van de dader. M., een 23-jarige vrouw van Surinaamse afkomst, is bij haar tante in Nederland komen wonen en heeft diverse malen ontuchtige handelingen gepleegd bij haar neefjes. Dit gebeurde als M. op de kinderen van haar tante moest passen. Ze wilde, zoals zij verklaart, een neefje leren wat hij met een meisje moest doen op het gebied van seks. Deze ‘sekseducatie’ bestond onder meer uit het knijpen in en zuigen aan de penis van haar neefje en het wrijven van haar vagina over het onblote lichaam van haar neefje. Als het neefje van M. tegensputterde, maakte zij gebruik van fysiek geweld. Type 2: de verkrachters Hier gaat het om gemeenschap en penetratie bij doorgaans wat oudere slachtoffers. Dikwijls worden niet-familieleden misbruikt. De daders zelf zijn in hun jeugd extrafamiliaal misbruikt. A., een 26-jarige vrouw, liep met haar boodschappen terug naar haar flat. Voor haar flat waren twee – haar onbekende – jongens aan het spelen (elf en vijftien jaar). Zij vroeg hun haar te helpen de zware boodschappen naar binnen te dragen. In haar huis, waar nog meer kinderen aanwezig waren (nichtjes en neefjes van A.), greep zij de elfjarige jongen bij zijn penis. Vervolgens nam A. beide jongens mee naar een kamer alwaar zij zich ontkleedde, haar borsten en vagina toonde, en zich weer aankleedde. Daarna nam zij de oudste jongen mee naar een andere kamer, waar zij de jongen en zichzelf opsloot in een kast, zijn penis beetpakte, ermee speelde en in haar vagina deed inbrengen. Type 3: de psychisch belaste medeplegers Er is sprake van psychologische en/of psychiatrische stoornissen. Het zijn wat oudere vrouwen die het delict samen met een of meer anderen plegen. Het slachtoffer kan het eigen kind zijn, maar ook een neefje/nichtje of buurjongen/-meisje. Het betreft ontucht, maar ook gemeenschap en penetratie. De daders zijn lang niet allemaal zelf misbruikt. S., een 42-jarige Zuid-Europese vrouw, heeft zich samen met haar man en de buren meerdere malen schuldig gemaakt aan vergaand seksueel misbruik van haar eigen kinderen en kinderen uit de buurt (leeftijden tussen de vijf en dertien jaar). Ze lokte de kinderen uit de buurt – zowel jongetjes als meisjes – met snoep naar haar huis. S. en haar man hadden onder meer seks in aanwezigheid van de buurtkinderen; de kinderen werden betast en moesten S. vingeren. De buurtkinderen werden ook uitgelokt tot het hebben van seks met de twaalfjarige stiefzoon van S. De vrouw is ook opzettelijk behulpzaam geweest bij het misbruiken van haar eigen zesjarige dochter. S. is overigens vroeger zelf niet seksueel misbruikt. Type 4: de passieve moeders Deze zitten in de hoogste leeftijdscategorie. De vrouwen kijken toe bij het misbruik van het kind en/of verschaffen gelegenheid daartoe. Zij spelen geen actieve rol. Het misbruik betreft hun eigen (stief)kinderen die tamelijk jong zijn (zeven tot elf jaar). C., een 46-jarige vrouw, opgegroeid in een actief geloofsbelijdend gezin waar nooit seksuele voorlichting is gegeven, heeft haar tweede man haar twee kinderen stelselmatig laten misbruiken. Haar man heeft seksuele handelingen verricht bij haar dochter van acht jaar en haar zoon van elf jaar onder het mom van seksuele voorlichting. De activiteiten bestonden onder meer uit het gezamenlijk bekijken van pornofilms en zichzelf bevredigen, het betasten en bevredigen van de beide kinderen door de man, het aftrekken van de zoon door de man en het aftrekken van de man door de dochter. Dit alles gebeurde in het bijzijn van en met goedvinden van C. De beschreven vier prototypes vrouwelijke zedendelinquenten zijn – ingekort – overgenomen uit een publicatie in het Tijdschrift voor Criminologie (2008)
JOS LAMMERS / HH
We denken al wel dat men bij meisjes veel alerter is dan bij volwassen vrouwen; bij die laatste groep wordt al gauw gekeken of de man ook al is opgepakt en dan richt men de pijlen ook op hem. Vrouwen die seksueel misbruiken doen dat in bijna de helft van de gevallen samen met een of meerdere mannen. Bij meisjes is dat heel anders, die doen het in groepjes, niet met een partner.’
Verhoorstudio bij politie zedenzaken Eindhoven
Feiten over vrouwelijke zedendelinquentie 1. Zedendelinquentie bij vrouwen en meisjes komt aantoonbaar voor, zij het in veel mindere mate dan bij mannen en jongens; 2. Vrouwelijke zedendaders zijn relatief zwaar belast in termen van voorgeschiedenis en psychosociale problematiek; 3. Vrouwen/meisjes maken vaak kindslachtoffers, zowel onder jongetjes als onder meisjes; 4. Vrouwen plegen het zedendelict relatief vaak in een samenwerkingsverband, met name met de mannelijke partner; meisjes doen dat in groepsverband; 5. Seksueel misbruik in hun voorgeschiedenis komt bij meisjesdaders aanmerkelijk meer voor dan bij vrouwendaders; 6. Een aanmerkelijk deel van de vrouwen pleegt het delict ‘in
hun eentje’ bij relatief ver van hen afstaande slachtoffers; echte verkrachting en geweld zijn geen uitzondering; 7. Lang niet alle vrouwen voldoen aan het beeld van de zwakke, misbruikte vrouw die door haar partner in het seksueel misbruik wordt meegesleept; 8. Vrouwelijke zedendelinquenten vormen een heterogene groep; in lichte mate is een aantal prototypes aanwijsbaar; 9. Het onderzoek naar vrouwelijke zedendelinquenten beslaat de bij justitie bekende populatie van de afgelopen tien jaar. Waarschijnlijk is er een aanzienlijk dark number en is het probleem dus ernstiger; 10. Nader onderzoek is geïndiceerd, met name naar de contextuele omstandigheden van het delict en de recidive-risico’s.
crimelink 41
H O E E D E L E M E TA L E N O N E D E L W O R D E N B E H A N D E L D
Fout goud politie deelde Sieders mee dat dat niet waarschijnlijk is. Door dit open einde is het bovendien moeilijk om iets te zeggen over de achtergronden van de daders. Sieders, die ook les geeft aan geïnteresseerden die zich in hun vrije tijd de basisprincipes van het edelsmeden willen eigen maken, vertelt nog het volgende verhaal: ‘Jaren voor de inbraak in Nuenen heb ik meegemaakt dat een hele vitrine met werkstukken van mijn cursisten werd leeggeroofd. De hele kast lag aan diggelen en tussen de scherven vonden we helemaal onderop nog één klein ringetje! Verder was er uit het gebouw niets gestolen. Alleen waren de gevulde koeken weg en alle suikerklontjes. De politie gaf toen meteen aan dat we met een junk te maken hadden vanwege de grote behoefte aan suiker. Het schijnt dat je na het gebruik van bepaalde drugs een soort katergevoel krijgt, dat door verslaafden met suiker wordt bestreden. Nou, dat gaf een ellende zeg! De volgende dag zaten er een stuk of vier dames heel hard te huilen. Je moet je voorstellen dat ze soms wel een half jaar tot een jaar aan een project gewerkt hadden. Alle begin is moeilijk en het kost nu eenmaal tijd om ook relatief eenvoudige technieken goed onder de knie te krijgen. Nu was alle moeite voor niets geweest, want hun leerstuk was weg.’ Het feit dat het hier om werk van amateurs ging en dat de daders vermoedelijk verslaafd waren, lijkt erop te wijzen dat de aandacht van de dieven vooral uitging naar de waarde van de gebruikte materialen.
In 2007 werd het beroemde beeld De denker van Rodin uit de tuin van het Singer Museum te Laren ontvreemd. Het werd een paar dagen later teruggevonden, maar het was zwaar beschadigd. Het was duidelijk dat het de dieven te doen was geweest om de waarde van de grondstof brons en niet om de artistieke waarde. Aan Rodin kan het niet meer worden gevraagd, maar wat betekent het voor een kunstenaar als zijn werk uitsluitend om die reden wordt gestolen en ontzield? Crimelink ging op onderzoek uit. JANINE JANSSEN
M. SVENSSON / SINGER LAREN
TEKST
G
reetje Sieders werkt sinds jaar en dag in Den Haag als edelsmid. Ze vervaardigt sieraden, waarbij ze niet alleen gebruik maakt van edelmetalen zoals goud en zilver, maar ook van andere kostbare materialen zoals parels en edelstenen. Dat is bij het dievengilde niet onopgemerkt gebleven. Een aantal jaren geleden had zij voor een tentoonstelling in het Brabantse Nuenen een geheel nieuwe collectie ontworpen, dat wil zeggen een volle vitrinekast. Die collectie bestond met name uit broches. ‘Ik ben toch zeker een half jaar bezig geweest om dat allemaal af te krijgen. Dat wil niet zeggen dat ik in die periode veertig uur per week aan de werkbank heb gestaan. Ik heb ook tijd nodig gehad om een ontwerp te maken en mijn ideeën op papier uit te werken. Verder besteed ik altijd veel tijd aan het experimenteren met materialen.’ Toen de vitrine tijdens de expositie bleek te zijn leeggeroofd, reageerde Sieders in eerste instantie tegenover de politie tamelijk laconiek: ‘Nou, ik hoop dat ze er veel plezier aan beleven!’ De lokale politie hielp haar echter snel uit de droom. De dieven zouden waarschijnlijk de broches niet zelf gaan dragen of doorverkopen, maar het zat er dik in dat diezelfde avond de hele buit al zou zijn omgesmolten.
42 crimelink
Het zwaar beschadigde beeld van Auguste Rodin, De Denker, van het Singer Museum te Laren
Dat was even slikken voor de kunstenares. Toen pas realiseerde zij zich dat haar eenmalige ontwerpen nu voorgoed verloren waren gegaan. Wat pijn deed was dat de hele voorbereidende fase, waar ze zoveel energie en passie voor haar sieraden in had gestoken, blijkbaar van nul en generlei waarde was voor de daders. Bij de creatie van haar sieraden maakt Sieders doorgaans gebruik van een combinatie van materialen: ‘Weet je wat ik zo erg vind? Als de daders er echt alleen maar op uit zijn om mijn werk om te smelten en niet de moeite nemen om het sieraad uit elkaar te nemen; dan smelten de zachtere onderdelen ook. Een parel, een stuk glas of een zachtere steensoort die ik verwerkt heb, is dan ook voor eeuwig en altijd verloren. Zelf loop ik hier vaak langs het strand te zoeken naar bijzondere voorwerpen die aanspoelen uit de zee. Dat kan een stuk drijfhout zijn of een scherf van een oude tegel. Op het eerste gezicht zal dat voor veel mensen geen waarde hebben, maar doordat ik die vondsten in mijn werk integreer, voeg ik daar betekenis aan toe. Die smelten dus mee.’
Goudprijs in de lift Is het nou werkelijk zo lucratief om sieraden te stelen om ze om te laten smelten? Is er dan geen markt voor gestolen kleinoden die intact worden gelaten? Deze vragen legt Crimelink voor aan Daan van Wijk van de Federatie Goud en Zilver. ‘Van de politie krijgen wij cijfers voor eigen gebruik die ik hier niet kan prijsgeven, maar neem van mij aan dat diefstallen en overvallen zo vaak voorkomen dat ik niet anders kan dan de conclusie trekken dat dit voor de daders de moeite en het risico waard is.’ Van Wijk geeft aan dat er zowel een markt is voor de gestolen grondstoffen als voor de sieraden zelf. Gezien het thema van dit artikel laten we de heling van gestolen sieraden verder maar voor wat het is en praten we door over de grondstoffenmarkt. ‘De prijsontwikkeling voor edelmetalen, zoals goud, zilver en platina hangt nauw samen met de officiële beursnoteringen. Dat betekent dus dat er geen vaste prijzen zijn. We kunnen wel stellen dat de laatste jaren de prijs voor deze metalen in de lift zit. Dat geldt zeker voor goud.’ Voor die stijgende goudprijzen zijn verschillende redenen te noemen. De huidige crisis in het financiële systeem – denk vooral aan toenemende inflatie die onder andere wordt aangewakkerd door tekorten van nationale overheden en de almaar slinkende en in prijs stijgende olievoorraden – doet velen sterken in het idee dat goud zijn waarde zal behouden. De Amerikaanse uitdrukking ‘cash becomes trash’ is in dit verband veelzeggend. Daarnaast stijgen de kosten voor de goudproductie, terwijl diezelfde productie afneemt:
Sieraden ontworpen en gemaakt door Greetje Sieders
er is op dit moment bij wijze van spreken meer goud boven de grond dan in de grond. Dat betekent dat er met voorraden gehamsterd en gespeculeerd kan worden. Bovendien spelen zowel edele als minder edele metalen een belangrijke rol in de industrie. Door de opkomst van grote economieën in Azië, zoals die van China, is daar de industriële productie toegenomen en daarmee de vraag naar verschillende metalen, met als gevolg een fikse prijsstijging. Dit heeft onder meer de vraag naar het minder edele metaal koper fiks doen stijgen.
Gevaren Het woord ‘koper’ zal bij veel krantenlezers een belletje doen rinkelen. Koperdieven mogen zich de laatste tijd namelijk in een stevige belangstelling van de media verheugen. Niets is heilig voor de koperdief: van menige kerktoren is inmiddels de bliksemafleider gesloopt, waardoor de kans op inslag en het risico van brandgevaar toeneemt. Ook worden andere openbare gebouwen en bouwplaatsen frequent vergast op illegale bezoekjes. Koperen strips worden uit hoogspanningsinstallaties verwijderd. Gevolg hiervan is dat de aardlek verdwijnt. Begin september van dit jaar moesten de NS nog bussen inzetten op het traject tussen Roosendaal en Dordrecht. Op het emplacement van Oudenbosch bleek een grote hoeveelheid koperdraad te zijn gestolen, waardoor wissels en seinen niet meer bleken te werken. Het moge duidelijk zijn dat dit soort acties niet van gevaren is ontbloot. Zo nu en dan wordt uit de krant een nieuwtje vernomen met betrekking tot de risico’s bij de illegale verwerking van metalen. In 2003 werd de Haagse Schilderswijk opgeschrikt door een explosie in een illegale goudsmederij. Naast een werknemer die ernstige brandwonden opliep, raakten nog vijftien mensen gewond. Onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut wees uit dat het zeer brandbare propaan uit een gasfles was ontsnapt. Dit gas werd gebruikt bij het smelten van goud. Of het nu om legaal of illegaal verkregen goud gaat, het smeltproces is een serieuze aangelegenheid, waarbij professionele aandacht voor veiligheid een vereiste >
Alle moeite voor niets Tot op heden is deze diefstal in Nuenen niet opgelost. In theorie bestaat de kans dat haar collectie niet is omgesmolten, maar de
Koperen strips worden uit hoogspanningsinstallaties verwijderd crimelink 43
De leden worden dan automatisch door ons gewaarschuwd als er daders of dadergroepen in hun omgeving of in het hele land actief zijn. Ook organiseren wij beveiligingscursussen, waarbij we stilstaan bij verschillende aspecten van beveiliging, bijvoorbeeld bouwkundig, elektronisch of organisatorisch. Daarbij besteden we aandacht aan agressiviteits- en overvaltraining. Wij verstrekken eveneens adviezen op maat.’
is. Het is de vraag hoe het met dergelijke normen bij clandestiene smelters is gesteld. Het heeft er op zijn zachtst gezegd de schijn van dat metaaldieven en andere illegale ondernemers niet alleen ongevoelig zijn voor esthetica, maar ook voor veiligheidsnormen.
Preventie Hoe kan de metaaldiefstal worden tegengegaan? Factoren als vraag en aanbod op de wereldmarkt en daarmee de prijsontwikkeling zijn natuurlijk nauwelijks te beïnvloeden. Iedereen heeft wel eens
in een gouden of zilveren sieraad een merkteken gezien. Dergelijke tekens zijn bedoeld om de consument duidelijk te maken wat het gehalte aan goud of zilver is. In het kader van preventie van diefstal zou een registratie in de vorm van serienummers beter zijn, zegt Van Wijk. Aangezien er zo immens veel sieraden in omloop zijn, is dat echter onbegonnen werk. Bovendien biedt het ook geen bescherming tegen het smelten van sieraden: het nummer verdwijnt dan immers ook en kan nooit meer in een later stadium als identificatiemiddel dienen. Dit alles betekent dat vooral heil wordt gezocht in methoden voor beveiliging. Van Wijk is als secretaris verbonden aan de Beveiligingscommissie, die bestaat uit vertegenwoordigers van bij de Federatie Goud en Zilver aangesloten verenigingen, verzekeraars, politie, het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en een aantal externe deskundigen. De commissie heeft in het kader van preventie verschillende taken op zich genomen. Van Wijk: ‘Elke twee maanden verschijnt voor onze leden de Nieuwsbrief Beveiliging. Daarin geven wij tips, nieuws, interviews en andere interessante en nuttige informatie over beveiliging en preventie. Verder stellen wij leden in staat om (vermoedens van) criminele activiteiten aan ons secretariaat te melden. Voor de verwerking van deze informatie is een database ontwikkeld. Alleen gegevens verzamelen heeft geen zin, daarom is die database zo ontworpen dat we ook analyses kunnen maken van de opgeslagen informatie. Andere belangrijke informatiebronnen voor ons zijn verzekeringsmaatschappijen, schade-expertisebureaus en natuurlijk regionale politiekorpsen. Als leden dat op prijs stellen, kunnen zij worden opgenomen in een bestand met e-mail- of faxadressen.
De buit kan diezelfde avond al zijn omgesmolten 44 crimelink
Greetje Sieders aan het werk
Maar toch, om sieraadkunst te behouden is preventie van diefstal alleen onvoldoende. Het is vooral te hopen dat metaaldieven er niet in slagen de veerkracht, werklust en liefde voor het ambacht van kunstenaars te breken. Dat zou een veel hogere prijs zijn dan het verlies van een individueel stuk. Bij Sieders lijken we ons daar vooralsnog geen zorgen over te hoeven maken: ‘Ik ga gewoon door!’ n Greetje Sieders heeft een website waarop voorbeelden en achtergrondinformatie zijn te vinden over haar werk: www.greetjesieders.nl
(Schetsjes van) sieraden ontworpen door Greetje Sieders, foto’s door Johan Patty
crimelink 45
DUPE
TEKST
C. LIEN
‘Worstelen met mijn vaderland’ In het Iran van Khomeiny was geen plaats voor vrijdenkers. Voor je het wist, was je verlinkt en van huis gehaald. Soms kwam je weer vrij, anders werd je vastgehouden of standrechtelijk geëxecuteerd. Een enkeling ging een ware worstelpartij met dit alles aan.
Dampen van agressie ‘Later begreep ik dat humanisme de grootste vijand van vele geloven is. Zo hebben ze hem ook behandeld. Als de grootste vijand, als de ergste verrader. Ze hebben hem keer op keer gemarteld. Dan zat hij onder de blauwe plekken en was zijn gezicht bijna onherkenbaar van alle stompen en slagen. Het mooiste was: hij vergaf het zijn bewakers altijd. Hij was nooit kwaad op ze. Hij was een humanist tot in het extreme. Waarschijnlijk heeft dat de woede en de waanzin van zijn tegenstanders alleen maar aangewakkerd. Ik had groot respect voor mijn vader en bewonderde zijn dapperheid en trouw aan zijn eigen gedachtegoed. Maar dat hij zich zonder slag of stoot liet martelen maakte ook woede in me los. Sla een keer terug, dacht ik. Maar dat deed hij nooit. Ik werd er zelf agressief van. Ik kookte, ik dampte van agressie. Worstelen was mijn ventiel. Zonder die sport was ik waarschijnlijk in een lopende bom veranderd. Ik werd uiteindelijk kampioen. Elke partij worstelen was wraak op het regime. Na afloop van de finale, eind jaren negentig, vroeg iemand me hoe ik in godsnaam van mijn bijna twee keer zo grote en zware tegenstander had kunnen winnen. Hoe ik zo’n grote beer had weten te vellen! Ik antwoordde naar eer en geweten dat elke wedstrijd die ik worstelde was bedoeld als wraak voor wat men mijn vader aandeed.’
Opnieuw verraden ‘Een dag later werd ik door de Iraanse politie opgepakt. Ik werd dagenlang verhoord. Onder andere over mijn motieven om te worstelen,
46 crimelink
en of het klopte dat ik niks met de religieuze leiders te maken wilde hebben. Ik was opnieuw verraden, nu door een vriend. Het was de normaalste zaak van de wereld om in Iran verlinkt te worden. In plaats van me in de diepste kerker van Iran te smijten, wilden ze dat ik zou stoppen met worstelen. Dat was nog erger dan de doodstraf, want ze wisten, ze voelden, roken dat ik niet zonder worstelen kon. Dat was mijn leven. Zonder worstelen was ik een dode geest in een levend lichaam. Net als mijn vader wilde ik me door de Iraanse autoriteiten niet de wet laten voorschrijven. Dan zou ik bij voorbaat de wedstrijd verloren hebben. Ik gaf geen duimbreed toe en uiteindelijk hebben ze me na een paar dagen vrijgelaten. Ze zouden me in de gaten houden. Ik vergeet te vertellen dat ik in mijn land inmiddels een bekende Iraniër gewor-
Doodgemarteld ‘Twee weken later was er een internationaal toernooi in Teheran. Ze hadden me verboden om mee te doen, maar ik was toch van de partij. Het was van mijn kant een soort eerbetoon aan mijn vader, die zich niet liet vermorzelen door de terreur van de geestelijken. Toen gebeurde er iets vreselijks. Een dag na de start van het toernooi bleek mijn vader in de gevangenis te zijn overleden. Ik was ten einde raad, ik wilde hem zien. Ik wilde weten hoe hij was gestorven. Want hij beschikte over een goede gezondheid. Het was zeer verdacht. Ik denk achteraf dat ze hem dood hebben gemarteld om mij te straffen voor mijn ongehoorzaamheid. Op dat moment wist ik dat niet honderd procent zeker. Ik kreeg geen antwoord en binnen 24 uur werd mijn vader begraven. Ik mocht er niet bij zijn. Dat was ook heel verdacht. Vrienden om me heen dachten er ook zo over. Ze waarschuwden mij om niet verder te worstelen. Maar mijn familie wilde niet dat ik opgaf. Zij zeiden juist dat ik moest doorgaan, in de geest van mijn
overleden vader. Mijn zuster, die kinderarts was en een keer de krant gehaald had over de enorme geboortesterfte van moeders en kinderen in Iran, belde me speciaal op om me een hart onder de riem te steken. Ze moedigde me aan om door te gaan en niet te bezwijken voor die geestelijke gekken, zoals ze die lui altijd noemde. Ze overtuigde me en ik ging door. De volgende wedstrijd worstelde ik net als voorheen alle frustratie, woede en verdriet over het sterven van mijn vader eruit en won opnieuw. Toen gebeurde er weer iets vreselijks. Een nachtmerrie. Als ik het een vreemde vertel, dan geloven ze me eerst niet. Ik werd door politieagenten in burger uit mijn huis gehaald en naar een plein gevoerd dat gevuld was met een grote menigte. Ze stonden rondom een hijskraan die een soort kooi omhoog hield. In die kooi zaten mensen. Een stuk of tien. Ze schreeuwden. Ze rammelden aan de tralies. Het leek wel een parodie op een dierentuin. Een omgekeerde fabel. Maar het leek me sterk dat het een openluchttoneelstuk was. Want dat gebeurde na de Islamitische Revolutie amper meer, kleinkunst op straat, want dat was goddeloos. Toen ik beter keek en meer lette op de mensen in de kooi, toen meende ik opeens mijn zus te zien. Wat deed mijn zus in vredesnaam in die kooi? Acteren was niks voor haar. De geheim agenten die me zo grof uit mijn huis gehaald hadden, grijnsden naar me. Vuile, vieze grijnzen. “Zo, zie je wie dat is?” beten ze me toe.’
Gek geworden
‘De mensen in de kooi lagen doodstil op de vloer’
Teheran, 20 juni 2009. Demonstratie tegen de uitslag van de presidents verkiezingen
‘Elke partij worstelen was wraak op het regime’
GETTY IMAGES
‘I
k ben geboren in Teheran, 1968. In de tijd van de sjah van Perzië. Mijn familie behoorde tot de intellectuelen, de bovenlaag van de bevolking. Mijn vader was op het Westen georiënteerd. Zijn boekenkast was gevuld met westerse schrijvers en filosofen. Hij was een voorvechter van de vrijheid. Iedereen moest kunnen denken en zeggen wat hij wilde. Een echte humanist. Hij had niet veel op met godsdienst en met het leger. Een man van de vrede, die het hoog op had met zelfontplooiing. Hij was een alleskunner. Een virtuoos pianist, een belezen filosoof, een aimabel mens die het met iedereen goed voor had. Ik wilde op jonge leeftijd worstelaar worden. Ook dat vond hij goed. “Als jij dat wilt, zoon, dan moet je dat doen!” Toen in de jaren zeventig de revolutie uitbrak en Khomeiny de macht kreeg, was het afgelopen met de vrijheid. Iedereen moest denken wat de geestelijken dachten. Mijn vader bleef openlijk aanhanger van het humanisme en de Verlichting. Hij werd gearresteerd door de geheime dienst. Later bleek dat zijn buurman hem verraden had. Zo ging dat. Sinds de komst van Khomeiny kon je niemand meer vertrouwen. Een officiële aanklacht kwam er niet. Dat kon ook niet, want mijn vader had niemand ook maar iets misdaan. Dat kwam niet in hem op. Ze hebben hem waarschijnlijk in de gevangenis gestopt omdat hij een vrijdenker was. Met zo’n levensvisie moest je niet bij de geestelijk leiders aankomen.’
den was. Mijn fans wisten dat er in de ring iemand stond die meer was dan alleen een goede worstelaar. Hij – ik – was ook een teken van verzet tegen het bestiale regime.’
‘Ik wist dat er iets niet deugde. Dat er iets verschrikkelijks zou gaan gebeuren. De kooi bungelde zo’n vijf meter boven de grond. De hijskraan speelde er als het ware mee. Ik riep, schreeuwde tegen die agenten wat ze van me wilden. Ze lachten alleen maar vuil en vies naar me. Kort daarna kwam het geluid van knetterende kogels. Afgevuurd ergens vanuit een huis, zo meende ik te zien. De mensen in de kooi stonden niet langer te schreeuwen of aan de tralies te rukken. Nee, ze lagen stil, doodstil op de vloer, als acteurs in een net afgelopen opera. Overal uit hun lichamen kwam bloed opzetten. Steeds meer, het gutste eruit. De acteurs werden roder en roder. Het bloed druppelde uit de kooi naar beneden. Bijna op de hoofden van het publiek. Ik dacht dat ik gek werd. Net als de rest van het publiek. De agenten om me heen lachten nog steeds. Een van hen vroeg: “Heb je een beetje genoten? Ook van je zus?” Hoe ik thuis gekomen ben, weet ik niet. Ik was totaal in trance. Verdoofd. Hoe het is afgelopen? Ik ben naar Nederland gevlucht en daar ben ik gek geworden. Ik verbleef bij een vriendin, die psychiatrisch verpleegkundige was. Ik keek televisie en zag de beelden van de herverkiezing van Ahmadinejad. En de rellen die in Teheran waren uitgebroken naar aanleiding van de uitslag. Er kwamen allemaal Iraanse geheim agenten uit de tv gekropen en die hadden het op mij gemunt. Ik werd naar een psychiatrische inrichting gebracht en daar kreeg ik medicijnen toegediend die mijn hoofd weer rustig moesten maken. Na een paar dagen verdwenen die Iraanse spionnen weer uit mijn gedachten. Ik werd iets rustiger. Toen realiseerde ik me dat mijn leven verwoest was. Net als het leven van mijn vader en mijn zuster. Ik heb niks meer. Geen toekomst, hooguit een verleden.’ In Dupe vertellen slachtoffers van misdaad of politieke regimes hun verhaal. Hierbij wordt het taalgebruik van betrokkenen zoveel mogelijk gerespecteerd.
crimelink 47
T E A M VA N R E C L A S S E R I N G Z I T KO R T O P J O N G E C R I M I N E E L
‘Desnoods bellen we bij ze aan’
M
ajida heeft een jongen onder haar begeleiding die naam gemaakt heeft als veelpleger. De jongen steelt regelmatig, soms zelfs samen met zijn vriendin, of steekt voor de lol kliko’s in de fik. Er is ADHD bij hem vastgesteld, hij heeft geen werk maar wel veel schulden. De jongen beantwoordt daarmee aan het profiel voor een aanpak via het jongvolwassenenteam (jovo-team) van Reclassering Nederland in Utrecht, waar Majida lid van is. Het jovo-team is in mei geformeerd om de extreme overlast van hangjongeren in de stad aan te pakken. Het team houdt zo’n 180 draaideurcriminelen (voornamelijk jongens) in de leeftijd van 17 tot 25 jaar nauwlettend in de gaten. ‘We zitten echt kort op ze’, vertellen Majida en Fatima, de projectleider van het jovo-team. ‘We confronteren de jongeren constant met zichzelf en motiveren ze om voor het juiste pad te kiezen.’
Bewust Majida en haar collega’s werken volgens de outreach-benadering: ze gaan zo ver als nodig is om de draaideurcrimineel te bereiken. Want vaak gaat het om jongens die geen zin hebben om mee te werken, omdat ze dat verspilling van hun tijd vinden. Als er na een eerste brief naar de onder toezicht gestelde geen reactie volgt, pleegt Majida
Van de straat halen ‘De aanpak van het jovo-team is consequenter en sneller.’ André Cardol is de regiomanager Utrecht-Arnhem van Reclassering Nederland. Hij ziet hoe probleemjongeren het contact met de werkelijkheid verliezen doordat ze opgaan in hun subcultuur. ‘In Kanaleneiland en in Utrecht-West veroorzaakt een grote groep Marokkaanse jongens overlast. Zij glipten door de mazen van het net van de instanties. We bereiken ze nu beter, door meer persoonsgericht en outreachend te werken. Ons doel is om de jongens overdag van de straat te halen en naar school of aan het werk te krijgen, zodat ze niet meer de hele dag kunnen lummelen op het pleintje en wat werkritme kunnen opbouwen, binnen de mogelijkheden die ze hebben.’
JOOST VAN DER WEGEN
een telefoontje: ‘Ik achterhaal het nummer bij de wijkagent, of desnoods bel ik bij ze thuis aan. Ik zoek net zolang contact tot er een afspraak is gemaakt voor een gesprek.’ Majida is zich ervan bewust dat ze werkt met een groep jongeren waar de samenleving veel last van ondervindt. ‘Daarom ondernemen we altijd direct actie. Het blijft niet alleen bij praten.’ Fatima: ‘Dat is belangrijk, want het kan snel gaan met ze. Vandaag doen ze het een, morgen alweer het ander.’
‘We confronteren de jongeren constant met zichzelf’ In het contact met de criminelen heeft Majida een stok achter de deur. Zij moeten zich houden aan de voorwaarden die de rechter aan hun straf heeft gesteld op advies van de reclassering. Als de jongeren zich dus niet aan de afspraken met het jovo-team houden, lopen ze kans (weer) in de cel te belanden. ‘Als ze een beetje voor rede vatbaar zijn, begrijpen ze dat dit ze boven het hoofd hangt en werken ze wel mee.’
JOOST VAN DER WEGEN
Reclassering Nederland is in Utrecht gestart met een speciaal team voor de aanpak van jonge draaideurcriminelen. Fatima en Majida: ‘We bieden ze de kans een positieve wending aan hun leven te geven.’
TEKST
Majida (links) en Fatima (rechts) van het jongvolwassenenteam van Reclassering Nederland in Utrecht: ‘We zorgen dat jonge criminelen van de straat blijven, zodat ze minder overlast veroorzaken en de samenleving minder geld kosten.’
Onder druk In het gesprek met de onder toezicht gestelde probeert Majida zich een beeld te vormen van wie ze voor zich heeft, nadat ze eerst vooronderzoek heeft gedaan. ‘We bespreken vaak praktische zaken, maar ik probeer ook een stukje emotie naar boven te halen. Veel jongens blijken onder druk te staan omdat ze schulden hebben. Ik kan ze daarmee helpen door contact met een schuldeiser op te nemen of de schuldhulpverlening met ze te bezoeken. Het brengt ze wat rust in hun leven.’ Majida bekijkt ook of de jongeren voor een behandeling in aanmerking komen. Ze krijgt daarvoor bijval van een gedragskundige, die ook in dienst is van het team. ‘Ik
probeer zo open mogelijk over hun problemen te praten. Als een jongen als kind bijvoorbeeld zijn moeder is kwijtgeraakt en daar geestelijk nooit meer bovenop is gekomen, kan dat toch een van de oorzaken zijn van wangedrag op latere leeftijd. We zien ook dat jongeren in de problemen raken doordat ze een laag IQ hebben.’ De volgende stap in het toezicht van de jongeren door het jovo-team is dat er met ze wordt gezocht naar een dagbesteding of een vorm van werk. Dit doet de werkcoach.
Kans In het contact met de hangjongeren is de werkelijkheid soms weerbarstig. Een jongen
is pas nog opgepakt vanwege bedreiging van personeel bij een officiële instantie. De reclassering heeft de rechtbank daarop het advies gegeven dat de onder toezicht gestelde niet meer zonder haar toezicht naar instanties mag. De rechtbank heeft dat ook in het vonnis vastgelegd. Majida: ‘Als hij toch zelfstandig gaat, volgt er contact met de officier van justitie en wordt de zaak ten uitvoer gelegd, zoals dat heet. Het hoeft dan niet zo te zijn dat hij de cel in moet. Het kan ook zijn dat hij zijn voorwaardelijke werkstraf moet gaan uitvoeren.’ Bij het reclasseringstoezicht kan ook een enkelband opgelegd worden door de rechter. Zo kunnen gemaakte afspraken goed worden gecontroleerd.
Hoop Majida en Fatima houden hun klanten nauwlettend in de gaten. ‘We zorgen dat ze van de straat blijven, zodat ze minder overlast veroorzaken en de samenleving minder geld kosten. We bieden ze aan een positieve wending aan hun leven te geven.’ Hoop putten de twee vrouwen uit het feit dat de jonge doelgroep nog bevattelijk is voor gedragsverandering en uit het gegeven dat het om een groep mensen gaat die de toekomst heeft. ‘Het is de moeite waard om in ze te investeren.’
Reclassering Nederland in Crimelink
48 crimelink
Crimelink belicht in een serie artikelen het werk van Reclassering Nederland, de organisatie die zich bezighoudt met het voorkomen en verminderen van crimineel gedrag in de samenleving. In dit artikel beschrijven we de werkwijze van het jongvolwassenenteam van Reclassering Nederland in Utrecht. Eerdere verhalen in deze serie gingen over risicodiagnose, de nieuwe leerstoel reclassering, de nieuwe handhaving door crimelink 49 Reclassering Nederland en het toezicht op vrijgelaten zedendelinquenten.
OUTLAW BLUES
ILLUSTRATIE
PETER PONTIAC
TEKST
MARTIJN STOFFER
‘I DON’T CARE ANYMORE’
De pooiers van toen
H
ij staat bekend als een van de meest extreme elpeehoezen aller tijden. Wij zien een zwarte man, de armen juichend omhoog geheven en zittend op een gigantische witte rat. Rat On! heette de plaat, die in 1971 uitkwam op het ‘witte’ Elektra-label en dat ten tijde van de hoogtijdagen van de Black Powerbeweging. U begrijpt, men was daar bij Elektra niet blij mee. De bedenker van deze niet al te subtiele beeldspraak is Jerry Williams, muzikaal ondernemer, songschrijver en zanger, beter bekend onder zijn artiestennaam Swamp Dogg. Een man van napoleontische afmetingen, dito manifestatiedrang en een vat vol tegenstrijdigheden. Want deze excentriekeling was tevens de man achter de eerste concept-elpee in de zwarte muziek die geheel vanuit het gezichtspunt van een vrouw is geschreven. Een vrouw in de problemen bovendien, samengevat in de elpeetitel: ‘I’m a loser’. De plaat werd opgenomen in Muscle Shoals, het Mekka van de zuidelijke soul in die dagen, met die multiraciale mix van zwarte en witte muzikanten die hun roots hadden liggen in uiteenlopende genres als country & western, gospel en rhythm & blues. De bewuste zangeres, Doris Duke, was, zoals dat hoort, begonnen in een gospelkoor en kwam via een vergeten singletje op een klein soullabel in het vizier van Swamp Dogg. In het prijsnummer ‘I don’t care anymore’ beschrijft Doris het doemverhaal van een vrouw die vanwege werkloosheid van het zuiden naar de grote stad verhuist en daar verder afglijdt tot ze uiteindelijk in de prostitutie terechtkomt. De toon wordt meteen gezet in de openingsstrofe: ‘I came into the city from the deep south, when the mill shut down I married a man who treated me like he bought me by the pound’ De begeleiding is minimaal, de stem van Doris Duke vol verbittering, ingehouden woede en uiteindelijk berusting. Met een bijna journalistieke precisie analyseert ze het proces dat leidt tot het moment waarop ze zich gaat prostitueren. ‘Then I met a guy smooth as silk, in a midtown bar He told me with my good looks, I’d go very far I didn’t know what he meant. I thought he was heaven sent till I found out that his sweet talking, ended up to street walking’ Geen stuff waar je hits mee maakt, dat is duidelijk. Wat 35 jaar na dato bewondering afdwingt is de concessieloze en feitelijke, niet sentimentele manier waarop Swamp Dogg dit proces beschrijft in een tekst die je heden ten dage zo weer zou kunnen gebruiken in een rap over loverboys. Want in feite is er in de loop der jaren niet zoveel veranderd. De pooiers van toen zijn de loverboys van nu. En de internationale vrouwenhandel wordt niet voor niets de nieuwe slavernij genoemd. Wie alle daarmee gepaard gaande verschrikkingen tot zich door wil laten dringen hoeft maar een kwartiertje te googelen. Het ene verhaal is nog desolater dan het andere.
Om maar te zwijgen van de film Lilja 4-ever van de Zweedse cineast Lukas Moodysson. Het verhaal van een meisje in Estland dat door haar moeder in de steek wordt gelaten en via een fout vriendje in Zweden in de prostitutie belandt. Ik heb de film één keer met moeite uit kunnen kijken. Sindsdien kom ik niet verder dan de adembenemende openingsshot. Op de donderende tonen van Rammstein zien we een meisje wankelend door een anoniem grotestadslandschap rennen. De blauwe plek onder haar oog is slordig weggewerkt met veel te veel rouge. Aan het eind van de shot staat ze op een brug boven een snelweg, met doodse blik naar beneden kijkend, ‘I don’t care anymore’ in haar ogen geschreven. De situatie is er intussen niet veel beter op geworden. Dankzij het Amsterdamse gemeenteraadslid Karina Schaapman is in elk geval wel de valse romantiek (Blonde Greet!) rond de Amsterdamse Wallen doorgeprikt en zit er nu een bestuurder in de persoon van Lodewijk Asscher die daar ook consequenties uit trekt. Maar tegelijkertijd lezen we elders in Nederland moedeloze commentaren van politiemensen die sinds de legalisering van de prostitutie weinig instrumenten in handen hebben om souteneurs aan te pakken. De politiek heeft vaak meer interesse in ‘schoon, heel en veilig’. En kómt er dan eens een grote vrouwenhandelzaak voor de rechter, dan… Ja, dan is er de zaak-Saban B. Zelden was de verontwaardiging over een rechterlijke blunder zo groot en zo unaniem. GeenStijl-reaguurders en Volkskrant-lezers buitelden over elkaar heen om van hun afschuw blijk te geven. Saban B., gewelddadig vrouwenhandelaar met een dossier ter grootte van dat van de Noord/Zuidlijn, had een week verlof gekregen om zijn pas geboren kind te kunnen zien en had meteen de wijk genomen naar Turkije. Een kind dat hij, mind you, in voorarrest had kunnen verwekken. Wie de achtergronden van deze faux pas tot zich door laat dringen, wordt getroffen door de collectiviteit van het falen van het justitiële systeem. Hier heeft niet één individuele rechter even zitten slapen. Nee, zes rechters stemden in met de verlofaanvraag en ook het Openbaar Ministerie ging niet vrijuit. Het beeld dat opdoemt is dat van een bijna autistisch rechterlijk apparaat. Tot over de oren bezig met dossiers en jurisprudentie zonder ook maar het geringste idee van wat er in de wereld te koop is. En zo begrijpt iedereen dat er sprake is van een ongelijke strijd. Want criminelen als Saban B. kunnen wel op twee borden spelen en doen dat met een superieure minachting voor normen, waarden en spelregels van de bovenwereld. Deze zaak heeft dit alles opnieuw op een pijnlijke manier blootgelegd. Scholieren in het voortgezet onderwijs moeten tegenwoordig verplicht een maatschappelijke stage lopen. Eenzelfde verplichting zou voor de rechterlijke macht geen overbodige luxe zijn. En mocht dat te veel tijd vergen, dan zouden ze toch op zijn minst één keer naar Lilja 4-ever moeten kijken, met Doris Duke als toetje.
crimelink 51
lezen Journalisten en advocaten verhalen over wat zij hebben meegemaakt op hun vakgebied. Of dienen een smakelijke zaak op ‘uit den ouden doosch’.
TRUE
JOOST VAN DER WEGEN
‘Bloempjes plukken langs de afgrond’ Achter de coulissen Een misdaadverslaggever in de rol van geweldsslachtoffer. Dat overkwam Telegraaf-journalist Cees Koring toen hij in maart 1990 in zijn huis door twee mannen in elkaar werd geslagen. De nooit opgeloste aanslag neemt een belangrijke plaats in dit boek in. Koring kijkt terug op veertig jaar dagbladjournalistiek bij de grootste krant van Nederland. In zijn voorwoord noemt Koring het werken in een ‘snel verhardende maatschappij’. Hij haalt Bart Middelburg (politieverslaggever van Het Parool, auteur van De dominee) aan, die zelfs een tijdje op de dodenlijst van Klaas Bruinsma zou hebben gestaan. Maar ook Hans Laroes (neergestoken door een verwarde kijker) en Theo van Gogh. Uit het boek komt naar voren dat Koring als verslaggever voortdurend op het randje opereerde om zo het journalistieke verschil te kunnen maken. Zelf noemt hij het heel beeldend ‘bloempjes plukken langs de afgrond’. Een voorbeeld ervan is het gesprek dat hij had met twee op de vlucht geslagen moordenaars. Hier vond Koring zelf ook dat hij iets te dicht op het nieuws terecht was gekomen. De Telegraaf-reporter bleef altijd van achter de coulissen werken: ‘Ik bleef trouw aan het credo dat je als journalist een waarnemer bent en zelf nooit nieuws kunt zijn. Mede daardoor wilde ik ook geen grote aandacht voor de aanslag die op mij werd gepleegd.’ In een gesprek met een voormalige rechercheur die onderzoek deed naar de aanslag op hem, krijgt Koring na zijn pensioneren te horen in welke richting de schuld misschien gezocht kan worden. De titel Maffiatapes slaat trouwens op Korings publicaties over de door criminelen afgetapte gesprekken van een Amsterdamse recherchebaas, halverwege de jaren negentig. Cees Koring, De maffiatapes: Memoires van een misdaadverslaggever. Carrera, 2009
Zicht op zeden De details van zedenzaken komen in de media niet zo veel aan bod. Dat is mis-
52 crimelink
TEKST
schien begrijpelijk, maar het ontneemt de lezer soms ook het zicht op wat er werkelijk aan de hand is. In dit nieuwste boek van uitgeverij Vuyk & Co beschrijven advocaten de zedenzaken die zij zich zijn blijven herinneren. Dat loopt van het geweld tegen een raadsman die een pedofiel verdedigde tot de gehackte naaktfoto’s van presentatrice Manon Thomas. De redelijk toegankelijk gemaakte essays laten zien dat het maar goed is dat ook verdachten in zedenzaken recht op verdediging hebben. En dat de rechter de tijd neemt om uit te zoeken hoe de vork in de steel zit. Want meer dan eens is een beschuldiging gedaan uit wraakzucht, of blijkt de zaak toch anders in elkaar te zitten. Zoals in het verhaal van de man die zijn erectie in de tram tegen een vrouw aan zou hebben geduwd. Hij had er een prima verklaring voor. Vond naderhand ook de vrouw die de aangifte deed. Diversen, Zeden: Topadvocaten schrijven misdaadgeschiedenis. Vuyk & Co, 2009
Liegende jodenverraadster Een femme fatale in de letterlijke zin van het woord. Dat was de in 1968 om het leven gekomen Adriana Valkenburg. Een prostituee en hoerenmadam die zich in de oorlog ontpopte tot een onbeschaamd verraadster van joodse onderduikers. In een zeer compleet overzicht van haar leven schetst Bart Middelburg het beeld van een vrouw met een vileine modus operandi. Zij charmeerde in eerste instantie en palmde haar slachtoffers vervolgens in, om daarna gewetenloos toe te slaan. De enige verklaring die de Nederlandse oorlogsrechtspraak na de Tweede Wereldoorlog nog als verzachtende omstandigheid voor haar gedrag kon aanvoeren, was het feit dat ze was opgegroeid in een arm gezin, met een gewelddadige vader en twee ouders die elkaar niet trouw waren. Genade leverde het haar niet op. Na de oorlog moest ze een aantal decennia zitten. Tot ze zich uiteindelijk dood vrat. Bart Middelburg, Jeanne de Leugenaarster. Nieuw Amsterdam, 2009
lezen Dat er in de Verenigde Staten, Engeland, Scandinavië en Nederland een hoop thriller talent rondloopt, is met één blik op de diverse bestsellerlijsten vast te stellen. Maar er zijn meer landen waar auteurs verstand blijken te hebben van plots en spanning.
THRILL
TEKST
JAQUELINE STORM
Herkomst divers, maar wel spannend Bourgondische horror ‘In Frankrijk meer dan 500.000 exemplaren verkocht!’ staat er op de cover van Levensmist van Laurent Botti. Opmerkelijk, want Fransen zijn meer van de ‘echte’ literatuur dan van de littérature noire. En zwart is Levensmist. Of liever gezegd: mistig. In het Bourgondische dorpje Laville-Saint-Jour, dat van oktober tot maart in alles verhullende nevelen is gehuld, heeft commissaris Bertegui zijn handen vol aan het onderzoek naar de mysterieuze dood van Odile le Garrec, de moeder van de bekende thrillerschrijver Nicolas le Garrec, die zijn geboortedorp al jaren mijdt als de pest. Heeft zijn moeders dood iets te maken met de onverklaarde dood van een aantal kinderen, jaren eerder? De grote charme van Levensmist zit ’m in de kundige manier waarop Laurent Botti het leven van een groot aantal dorpsbewoners schetst. Heel veel touwtjes dus, in deze thriller. Toch weet Botti in bijna vijfhonderd pagina’s al die touwtjes schijnbaar moeiteloos aan elkaar te knopen, zonder daarbij de spanning uit het oog te verliezen. Maar toch. Van een echt doortimmerde plot is helaas geen sprake, daarvoor maakt Botti wat mij betreft te veel gebruik van bovennatuurlijke elementen. Of zou het gewoon opzet zijn, dat de toedracht van de kindermoorden tot het einde toe in nevelen blijft gehuld? Laurent Botti, Levensmist. Mynx, 2008
Duitse beklemming Twee keer achter elkaar de prestigieuze Deutscher Krimi Preis winnen is maar weinigen gegeven. Maar Andrea Maria Schenkel deed het, zowel in 2007 als in 2008. Haar bestsellerrecept lijkt bedrieglijk eenvoudig: men neme een waargebeurde, dramatische gebeurtenis uit de Duitse geschiedenis en belicht die van alle kanten, door zowel de dader als allerlei ooggetuigen aan het woord te laten, zonder dat voor de lezer duidelijk is wie deze mensen zijn en wat ze precies weten. In Blik op het duister, Schenkels debuutthriller, ontrafelde ze op deze manier de moord op een boerenfamilie in Beieren in 1922. In Het monster van München, Schenkels tweede, draait het allemaal om een brute moordenaar die zijn vrouwelijke slachtoffers eerst
verkracht en vervolgens gruwelijk toetakelt. Schijnbaar achteloos schetst Schenkel een beeld van München eind jaren dertig. Hitler is al aan de macht, maar de levens van haar personages zijn gevuld met gewone, dagelijkse beslommeringen, wat het verhaal des te gruwelijker maakt. Eén waarschuwing: Het monster van München is, hoewel het maar 140 pagina’s telt, geen gemakkelijk leesvoer – je moet er echt je hoofd bijhouden omdat er zo verschrikkelijk veel níet wordt verteld. Maar het is wel een boek dat je nog heel lang bijblijft omdat het zo totaal anders dan anders is opgezet. Andrea Maria Schenkel, Het monster van München. Signatuur, 2008
Chinese overpeinzingen Veel traditioneler van opzet is Het karakter van de draak van de in 1989 naar de Verenigde Staten geëmigreerde Chinese schrijver Qiu Xiaolong. Hoofdpersoon is, net als in Xiaolongs drie eerdere thrillers, de Chinese hoofdinspecteur Chen, een man die eigenlijk liever gedichten schrijft dan boeven vangt. In het kader van een grootscheepse anticorruptiecampagne moet Chen een einde maken aan de malafide praktijken van de triade van de meedogenloze Xing Xing, die zelf naar de Verenigde Staten is gevlucht. Wat volgt is een op het eerste gezicht vruchteloos onderzoek naar Xing Xings organisatie, dat – althans ogenschijnlijk – wordt stilgelegd als Chen een delegatie Chinese schrijvers bij hun bezoek aan de Verenigde Staten moet begeleiden. Voor liefhebbers van harde actie à la Bruce Lee is Het karakter van de draak geen aanrader. Mensen die daarentegen geïnteresseerd zijn in de Chinese cultuur kunnen hun hart ophalen. Of het nu gaat om Confucius, de Culturele Revolutie of de gedichten uit de Tang-dynastie, alles komt aan de orde. Maar het allerleukst zijn de beschrijvingen van Chinese gerechten die Chen nuttigt met zijn vele gespreksgenoten: het water loopt je bijna letterlijk in de mond tijdens het lezen. Voeg daarbij een ingenieus plot en een mooie spanningsboog en u begrijpt: een aanrader. Qiu Xiaolong, Het karakter van de draak. A.W. Bruna, 2009
crimelink 53
lezen Ook bij de wat meer ‘wetenschappelijke’ boeken over misdaad & veiligheid is er veel variëteit te zien. En gelukkig geen getheoretiseer in de ruimte, maar mooie verhalen over dingen die wij ook in de krant lezen. Over hoe bestrijders van mensenhandel moeizaam samenwerken, over de financiële aspecten van drugshandel en over de anti-terreureenheid, die bij de Molukse gijzelingsacties werd ingezet. Voor wie hierover wat meer gedegen achtergrondinformatie wil.
54 crimelink
P U B L I C AT I E S
TEKST
GUUS MEERSHOEK
De moeizame samenwerking tussen de misdaadbestrijders De bestrijding van mensen– handel Half september jongstleden had mensenhandel even ieders aandacht. Aanleiding was de vlucht van Saban B., een man van wie het Openbaar Ministerie tevoren in de pers het beeld had opgebouwd van een meedogenloze mensenhandelaar die zijn slachtoffers sloeg en dwong tot abortus en borstvergroting. B. was al in eerste aanleg tot 7½ jaar cel veroordeeld, maar nu was hem verlof gegund om zonder begeleiding zijn echtgenote buiten de gevangenis te bezoeken. Die gelegenheid had hij aangegrepen om zich uit de voeten te maken naar zijn vaderland Turkije, dat eigen burgers niet uitlevert. Consternatie alom, de minister van Justitie belaagd door pers en Kamerleden, volop media-aandacht, maar na verontschuldigingen van de rechtbank ging iedereen weer over tot de orde van de dag. Mensenhandel is een delict dat gemakkelijk veel media-aandacht trekt en dat snel tot publieke verontwaardiging leidt. Wat betekent dat voor de bestrijding? Twee uiteenlopende publicaties werpen daar meer licht op. De Nederlands-Amerikaanse onderzoekster Alexis Aronowitz deed voor de Verenigde Naties onderzoek naar mensenhandel in Afrika, Azië en Europa en werkte haar rapportages om tot een monografie, getiteld Human Trafficking, Human Misery en verschenen bij de gerenommeerde academische uitgeverij Praeger. Voor wie Nederlandse studies kent, heeft het een bekend stramien. Eerst worden de specifieke kenmerken van het delict geschetst, dan de perspectieven van waaruit het kan worden beoordeeld, daarna een typering van slachtoffers en daders, volgt een schets van de mondiale handelspatronen, waarna de auteur besluit met aanbevelingen voor de opsporing en hulpverlening. Het geheel is gelardeerd met schetsen van het bittere lot van slachtoffers waaronder die van Saban B. Het is de verdienste van dit boek dat het mensenhandel als internationaal en mondiaal fenomeen op de kaart zet, heel concreet door in een bijlage voor zo’n tweehonderd landen aan te geven hoe het delict zich daar voordoet. De auteur wil regeringen mobiliseren om de bestrijding ter hand te nemen. Naming and shaming. Dat gaat ten koste van de analytische diepgang.
Het beeld van de daders is mager. Voor het leed van de slachtoffers en de kwaadaardigheid van de daders heeft de auteur geen genuanceerde termen. En hoewel de studie duidelijk laat zien dat mensenhandel nauw verweven is met migratiestromen, ontbreekt in de analyse een dergelijke contextualisering. Nederland speelt internationaal een prominente rol bij de bestrijding van mensenhandel, zo toont Aronowitz ons en passant. Dankzij de Nationale Rapporteur Mensenhandel is hier veel kennis van het delict en zijn bestrijding voorhanden. Onverwacht inzicht in die bestrijding biedt het onderzoeksrapport De praktijk van de programmatische aanpak mensenhandel van Barbra van Gestel en Maite Verhoeven, dat van de website van het WODC kan worden gedownload. Het betreft een evaluatie van het onderzoek naar de bende van Saban B. Dat onderzoek was een proef met een nieuwe, zogeheten programmatische aanpak. Allerlei opsporingsdiensten en diverse lokale besturen zouden gezamenlijk optrekken met de strafrechtelijke vervolgers, elkaar tussentijds met informatie ondersteunen en zo de hoofdmoot van de prostitutie in één klap schoonvegen. Hoewel de onderzoeksters een sterk ingeperkte opdracht hadden – zij mochten slechts uitzoeken of de voornemens waren uitgevoerd – geeft hun rapport een bijzonder inkijkje in de moeizame samenwerking tussen de misdaadbestrijders. Managers hadden een andere agenda dan de uitvoerende rechercheurs en reden de laatsten regelmatig in de wielen. De justitieleiding joeg het lokale bestuur tegen zich in het harnas. Het publicitair uitventen van het leed van de slachtoffers werkte averechts uit. De traditionele leiders van de opsporing, de officier van justitie en de politiële onderzoeksleider, raakten ondergesneeuwd in de bestuurlijke drukte. Het resultaat: de olifant baarde een muis. Saban B. zien we waarschijnlijk niet meer terug. Justitie likt de wonden en zal – zo valt te verwachten – voorlopig weer overgaan tot het uitdelen van ‘korte klappen’. Het mislukken van de programmatische aanpak noopt tot bezinning. Tien jaar geleden profeteerde de regering nog dat na de opheffing van het bordeelverbod de
marktwerking de prostitutie zou ontdoen van criminaliteit. Dat is niet gebeurd. Mensenhandel is een duurzame misstand. Over de vraag hoe nu verder bevat het onderzoeksrapport een bijlage – alweer een bijlage – die stof tot nadenken biedt.
boek wel bijgewerkt, maar is de auteurs daarbij klaarblijkelijk de studie van Peter Andreas en Ethan Nadelmann, Policing the Globe, ontgaan, die een evenwichtiger beeld van de globale ontwikkeling biedt. Maar niettemin: lezen dit boek!
Alexis Aronowitz, Human Trafficking, Human Misery: The Global Trade in Human Beings. Praeger Westport (CT), Londen, 2009 B. van Gestel, M.A. Verhoeven, De praktijk van de programmatische aanpak mensenhandel: Plan en procesevaluatie van een pilot. WODC-cahier 2009-7
Petrus C. van Duyne, Michael Levi, Drugs & geld: Misdaadgeld-beheer en drugsmarkten in Europa. Wolf Legal Publishers, Nijmegen, 2009
Examenstof voor bankiers– examen Het overspannen taalgebruik waar veel publicaties over georganiseerde misdaad mank aan gaan laat meestal ook de inhoud niet onberoerd. De kracht van het nu vertaalde boek Drugs & geld van Petrus van Duyne en Michael Levi schuilt dan ook in de stijl, die voor academici prettig contrasteert met die van Aronowitz: nuchter, soms sarcastisch, met het belichten van hilarische details de lezer voortdurend bij de les houdend. Het boek geeft een compleet overzicht van de drugshandel in de Verenigde Staten en Europa in verleden en heden, met een bijzonder accent op de financiële aspecten. Van het dreigingsbeeld van internationale criminele organisaties die met miljarden aan drugswinsten de legale economie infiltreren, blijft weinig over. Wel ontmoeten we behendige politici, suffe bankiers en geborneerde drugsbestrijders. Dit uitstekende boek komt zonder meer in aanmerking als examenstof voor het bankiersexamen waarvan sinds de ontsporingen in de financiële sector sprake is. Geen financiële toezichthouder zou het ongelezen mogen laten. Helaas is de realiteit anders – zo beseffen ook de auteurs. Is er dan niets op het boek aan te merken? Jawel. Het beeld van de Nederlandse ontwikkelingen is ronduit gebrekkig. Miskend wordt dat onze verzuilde samenleving relatief zeker zoveel morele entrepreneurs telde als de VS. In het beeld van de Nederlandse drugsmarkt miste ik een oordeel over de impact van het gedoogbeleid. En ten slotte is het oorspronkelijk in 2005 in het Engels gepubliceerde
Leerboek kwalitatief onderzoek Goed kwalitatief criminologisch onderzoek kan grote intellectuele bevrediging schenken. Het leest als een trein, prikkelt de verbeelding, opent nieuwe perspectieven op een bekend thema, bereikt een relatief groot publiek en dwingt beleidsmakers tot nadenken. Helaas vallen die genoegens ons maar zelden ten deel. Meestal ontbreekt de intellectuele spankracht en domineren gemakzucht en geneuzel. Het valt daarom te prijzen dat Tom Decorte en Damian Zaitch in een kloek boek van ruim vijfhonderd pagina’s zestien uitvoerige beschouwingen over het uitvoeren van kwalitatief criminologisch onderzoek bijeen hebben gebracht, met de bedoeling de kwaliteit van dat onderzoek te bevorderen. Aan de orde komen praktische zaken als het maken van een onderzoeksopzet, het gebruik van de computer en het rapporteren, het ontsluiten van bronnen door observatie en interviews, maar ook het verrichten van casestudies, de interpretatie van beeldmateriaal en onderzoeksethiek. Het boek is verrijkt met ruim vijftig beknopte beschrijvingen van kwalitatief onderzoek. Het is bedoeld voor het hoger onderwijs en elk hoofdstuk wordt dan ook afgesloten met enkele vragen waarmee de lezer kan toetsen of hij de stof heeft begrepen. Het boek is een aanwinst, ook al beantwoordt het niet geheel aan zijn opzet. Veel bijdragen zijn in tweeërlei zin uitputtend, bevatten allerlei zinloze onderverdelingen en verkopen met veel aplomb dooddoeners als wijze raadgevingen. De vignetten zullen studenten ongetwijfeld inspireren, maar in al hun enthousiasme vergeten de meeste auteurs hun te leren deugdelijk van minder deugdelijk onderzoek te onderscheiden.
Als enige studiestof schiet het tekort. Het adagium lijkt vooral te zijn: laat duizend bloemen bloeien. Tom Decorte, Damian Zaitch (red.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. Acco, Leuven/Den Haag, 2009
Dodelijk geweld op afstand In Een wapen tegen terreur ontsluiert de Utrechtse historicus Christiaan van der Spek de geschiedenis van de Bijzondere Bijstandseenheid Krijgsmacht (BBEK), een van de drie eenheden waarmee de Nederlandse overheid de afgelopen decennia terreuracties het hoofd bood. De BBEK leverde een belangrijke, tot op heden niet over het voetlicht gebrachte bijdrage aan de beëindiging van in het bijzonder de Molukse gijzelingsacties in Wijster (1975) en bij De Punt (1977). De eenheid, ondergebracht bij de Koninklijke Marechaussee, opereerde op het grensvlak van leger en politie. De manschappen werden getraind om de BBE Mariniers, die de directe bevrijdingsacties uitvoerden, te ondersteunen en in het bijzonder om onder moeilijke omstandigheden op zeer grote afstand zonodig dodelijk geweld toe te passen. In de praktijk bleek echter ook en vooral veel van hun improvisatievermogen te worden gevergd en fungeerden zij als politiële verkenners in de frontlinie. In 2006 ging de eenheid op in de Dienst Specialistische Interventies. Van der Spek doet in dit rijk geïllustreerde boek levendig en, mede op basis van interviews met de betrokkenen, met gevoel voor de praktijk verslag van het functioneren van de eenheid. Zelfs van een ogenschijnlijk technische kwestie als de keuze van de munitie weet hij helder de relevantie duidelijk te maken. Het boek verleent de jarenlang in het verborgene bestaande eenheid de gepaste maatschappelijke erkenning. De kritische lezer mist alleen een beschouwing over de positie van de eenheid in het antiterrorismebeleid en een vergelijking met buitenlandse zustereenheden. Christiaan van der Spek, Een wapen tegen terreur: De geschiedenis van de Bijzondere Bijstandseenheid Krijgsmacht 1972-2006. Amsterdam, Boom, 2009
crimelink 55
FILM | TV | DVD
TEKST
JOOST VAN DER WEGEN
THE FIRST 48
Mee op pad met de detective gen. Als je er de dramatische vertelstem en de montage in hapklare brokken tenminste bij wegdenkt. Maar zelfs in de Verenigde Staten heeft reality zo haar grenzen. De eerste steden hebben hun medewerking aan de serie vorig jaar opgezegd. Onder meer vanwege het misdadige imago dat zij door het televisieprogramma kregen. De andere kant van de medaille is dat een paar rechercheurs via het televisiescherm inmiddels de helden zijn geworden van hun gemeenschap.
Humor
Show
De stijl van War Games doet denken aan die andere breedlijvige en entertainende documentairemaker: Michael Moore. Aan beide kanten van het voormalige IJzeren Gordijn blijken er goedmoedige, journalistiek vaardige documentairemakers te bestaan die het spelen met vorm niet uit de weg gaan. Dat blijkt ook uit de animaties van de Koude Oorlog die Jablonski in zijn film heeft verwerkt. Je kunt je wel afvragen of documentaires niet lijden onder het toevoegen van dit soort elementen. Aan het einde van War Games is de kijker anderhalf uur lang geboeid geweest. Maar of hij echt meer informatie heeft gekregen via de film dan al in de geschiedenisboeken staat, is onduidelijk. Wat Jablonski in ieder geval heeft bereikt: de urn van Kuklinski is ook in Polen met militaire eer binnengehaald.
The First 48 is gefilmd in een aantal grote Amerikaanse steden en in de afleveringen worden alleen moordzaken gevolgd. Inclusief het bezoeken van de plaats delict, het horen van getuigen en verdachten door de rechercheurs en het tactisch overleg van het politieteam. De titel van de show is een verwijzing naar het belang van het succes van recherchewerk in de eerste twee etmalen na de moord. Na die periode neemt de kans om de zaak op te lossen sterk af.
APPLE FILM PRODUCTION
veelbetekenende toezegging van Kuklinski om zijn hart exclusief op film uit te storten, krijgt deze een maand voor de start van de opnamen een attack. Jablonski interviewt vervolgens de weduwe, en krijgt van haar het meest bizarre verzoek. Of hij de urn van haar overleden man terug naar Polen wil brengen. De regisseur gaat erop in, en hij kan daardoor geheel legitiem een tragikomisch effect aan zijn film toevoegen. Jablonski’s onderwerp is in rook opgegaan. Maar de as van zijn onderwerp heeft hij continu naast zich op de autostoel staan.
Misdaadverslaggevers waren er in ons land onlangs ook kritisch over. Leidt al die aandacht voor misdaden niet tot een misplaatst onveiligheidsgevoel bij de burger? Is al dat politienieuws niet vooral gericht op de verkoop van kranten, tijdschriften en het verhogen van de kijkcijfers? In de Verenigde Staten hebben ze de overtreffende trap gevonden. Handig gebruik makend van de pr-belangen van politiekorpsen, startte productiemaatschappij A&E (onder meer eigendom van Disney, Hearst en NBC/Universal) in 2004 met het filmen van de onderzoekshandelingen van rechercheurs, in de eerste dagen van hun werk. Onlangs werd de eerste tranche van de serie ook in Nederland uitgezonden, op RTL 7. Konden we al tot vervelens toe over de schouder van de verkeerspolitie meekijken (Blik op de weg) en was er ook al COPS (camera’s volgen de geüniformeerde politiedienst), nu is het de beurt aan rechercheurs om ons een blik te gunnen in hun werkdag. Vanaf het moment dat er ergens een levenloos lichaam wordt aangetroffen.
Ryszard Kuklinski in Vietnam
D O C U M E N TA I R E VA N D E P O O L S E M I C H A E L M O O R E
De man die de Koude Oorlog beëindigde FILM Het was de openingsfilm van het IDFA: War Games and the Man Who Stopped Them. Documentairemaker Dariusz Jablonski spoelt terug in het leven van de meest legendarische spion uit de Koude Oorlog, de Poolse kolonel Kuklinski. De ontmoeting met twee Amerikaanse soldaten is een veelzeggend fragment in de documentaire die Dariusz Jablonski maakte over het leven van de Poolse Oostblok-spion kolonel Ryszard Kuklinski. Terwijl achter de muren van hun kazerne het belangrijkste menselijke schaakstuk uit de Koude Oorlog postuum wordt geëerd, vragen de mannen zich af wie toch die bebaarde man is die met een snorrende camera om het fort heen rijdt. Ook als hij uitlegt waar het om gaat, blijven ze schaapachtig voor zich uit kijken.
Stap De mannen voeren hun instructies uit zonder open te staan voor het verhaal van Kuklinski. Terwijl de plechtigheid achter
56 crimelink
de hekken juist die van een militair is die zo kritisch ten opzichte van zijn eigen leger kwam te staan dat hij de ultieme stap nam: tijdens een zeilreis naar Rotterdam benaderde Kuklinski de CIA, om de Amerikanen van de offensieve plannen van de Sovjet-Unie op de hoogte te stellen. De geheime dienst ging erop in en in de jaren die volgden fotografeerde de kolonel maar liefst veertigduizend geheime documenten van het Oostblok-leger. Inmiddels is aan beide zijden algemeen geaccepteerd dat Kuklinski’s gespioneer mede het einde inluidde van de Koude Oorlog. De Amerikanen konden met de informatie namelijk anticiperen op de plannen van de Russen. Voor de Russen geldt Kuklinski als een verrader, in de VS is hij een held en in Polen zijn de meningen verdeeld.
Pech Gedurende de film duikt Jablonski in de geschiedenis van de Poolse spion. Aanvankelijk heeft hij de grootste pech die een documentairemaker kan hebben. Na de
Een van de meest aangrijpende afleveringen speelt zich af in Memphis. First 48 brengt het onderzoek naar een viervoudige moord in beeld, met daarnaast drie zwaargewonde slachtoffers. Het productieteam mocht hier een keertje niet mee de plaats delict op, verder volgen we wel alle ontwikke-
The First 48 Hours
lingen in een van de meest aangrijpende moordzaken in de geschiedenis van de staat Tennessee – tot aan het verhoor door de teamleider, die de dader met al zijn ervaring knap een bekentenis weet te ontlokken. Hij slaagt daarin door de handen van de jonge dader vast te grijpen uit mededogen, om hem daarna keihard met het geluidsbandje te confronteren waarop zijn neefje hem als de dader noemt. De verdachte bekent en wil vervolgens alleen nog maar zijn moeder zien. Weer kijken we mee als de vrouw die door zijn toedoen net een zoon en twee kleinkinderen heeft verloren, hem aan haar borst kluistert.
TV Flikken in Maastricht De kijker die geïnteresseerd is in Nederlands misdaaddrama, is de komende maanden aangewezen op de TROS-serie Flikken Maastricht. Victor Reinier en Angela Schijf spelen hierin een rechercheurduo dat aan de oevers van de Maas degelijk politiewerk uitvoert. Reiniers karakter is flamboyant en hij draagt in de serie een groot geheim met zich mee. Schijfs personage is van het type politievrouw dat zich continue kwaad maakt over het onrecht in de wereld. Aardig aan Flikken Maastricht is de doorlopende verhaallijn, per aflevering gekoppeld aan actuele politiezaken. Natuurlijk ontwikkelen Floris Wolfs (Reinier) en Eva van Dongen (Schijf) te zijner tijd gevoelens voor elkaar.
Grens Uit het feit dat de serie alweer haar zevende seizoen is ingegaan, kan worden opgemaakt dat het een commercieel succes is. Maar ook vanuit een journalistiek oogpunt is de serie niet oninteressant. De toevoeging ‘documentaire’ die RTL 7 aan de serie heeft gegeven, is tot op zekere hoogte te verdedi-
DVD A Very British Gangster Undercoverjournalist Donal MacIntyre filmt het leven van de Manchester maffiabaas Dominic Noonan van binnenuit. MacIntyre wordt geprezen om de toegang die hij verkreeg tot de criminele wereld, maar krijgt kritiek op de manier waarop hij zichzelf op de voorgrond zet in zijn verslaggeving. Het levert een inkijkje in het leven van een geharde drugsbaas op, dat zelden eerder is vertoond. A very British gangster, links Dominic Noonan
DARE FILMS LTD CREDIT
De Amerikaanse realityserie The First 48 volgt het werk van rechercheurs bij het oplossen van moorden. Hoewel dat in eerste instantie prima pr voor de politiekorpsen leek op te leveren, hebben de eerste steden hun samenwerking met de producent alweer opgezegd.
AETN
TV
crimelink 57
STEMMEN
TEKST
C. LIEN
Kunstkraak
‘I
k had een bordeel. Als hoerenmadame verdiende ik een behoorlijke cent. De zaken gingen goed. Ik zat midden in de rosse buurt van Amsterdam. Er was veel penoze. Kleine boefjes, grote boefjes. Maar nooit zwaar geschut. Tot we de eerste afrekeningen in het milieu kregen. Het ging vooral om drugshandel. Op een dag werd er een Chinees afgeknald. Voor de deur van m’n winkel. De politie erbij. Een dokter, zo’n lijkschouwer. En ik herkende die dokter. Het was m’n buurman. Hij was huisarts. Blijkbaar kluste hij bij als misdaaddokter. Ik keek naar hem, hij naar mij. Hij zei geen woord, maar ik zag hem denken: vuile hoerenverhuurder. Ik mocht die snuiter niet. Wat wist hij van het leven. Neerkijken op hoeren, dat kon hij. Dokters verdienen geld over de ruggen van zieke mensen. Dan kan je toch beter zelf op je rug liggen en nog geld verdienen ook.’ ‘Mijn bordeel kreeg door die kwestie een slechte naam. De gemeente zat me dwars. De penoze zat achter me aan. Op een dag kreeg ik op mijn woonadres per ongeluk post van die dokter in m’n brievenbus. Er zat een catalogus van een veilinghuis in kunst bij. Zo’n glossy blad voor rijke stinkerds. Sotheby’s of Christie’s. Eerst dacht ik: wat moet ik met die troep. Maar toen kwam ik op een idee. Als die vent zo’n blad in de bus krijgt, heeft hij vast en zeker poen. Veel poen. Trouwens, kunst zegt me geen moer. Geef mij maar de geborduurde Nachtwacht
van mijn grootmoeder. Wat kan mij die Rembrandt schelen. Serieus.’ ‘Enfin. M’n bordeel raakte ik kwijt en de geldstroom hield op. Ik zat krap bij kas. De bodem van de schatkist was in zicht. Toen belde ik Henkie H. op en vertelde hem van die kunsttroep van m’n buurman, de dokter. Henkie H. stond bij mij nog in het krijt. Hij was een paar keer van bil gegaan in m’n bordeel zonder te betalen. Je kent dat wel, neuken op de pof. Ik zei: “Henkie, de zaken gaan niet goed en je hebt nog een rekening bij me openstaan. Als jij nou eens bij m’n buurman op bezoek gaat, als hij met z’n gezinnetje uit wandelen is, dan gaan wij de buit samen delen.” Henkie was een handige inbreker. Hij had naam in the scene. Geen regenpijp of hij was er wel ingeklommen. Nooit gepakt.’ ‘Henkie had er wel oren naar. Hij kon wel een paar extra centen gebruiken. We namen het plan door. Ik zou posten. Als de dokter met z’n gezinnetje op stap zou gaan, zou Henkie toeslaan. Een probleem: ze hadden een grote bouvier. Zo’n grote zwarte kuthond. Daar had Henkie niet zo’n zin in, om dat beest in z’n kuiten te krijgen. Op een goeie dag gaat de familie, mét hond, de auto in. Ik kon het vanaf driehoog achter zo zien. En ik dacht dit wordt lachen. Vrij spel voor Henkie en mij. Henkie kwam opdraven. Met koevoet en de rest van het gereedschap. En Henkie gaat aan de slag. Ik zei nog tegen Henkie: “Ik wil cash
en geen schilderijen.” En waar komt Henkie mee thuis? Met schilderijen. Godverdomme. Geen cent cash. Wat moeten we met die meuk? Henkie kwaad, want die had alles uit de lijsten gehaald en die doeken opgerold in zo’n PTT-koker. Met het schuim op z’n bek. En hij tekeer gaan. Toen ik tekeer gaan. Je kent ’t wel. Hij zou die schilderijen wel aan de man brengen. Niet in Nederland, want daar was natuurlijk iedereen gealarmeerd tot meneer de rechter aan toe, maar in Engeland, Londen. Hij had daar een mannetje zitten en die zou de handel aanbieden aan een veilinghuis. Dat zou duizend procent goed gaan. Don’t you worry! We zouden poepie rijk worden. Ik geloofde ’t.’
2 – 2008
3 – 2008
4 – 2008
1 – 2009
2 – 2009
‘Tot bleek dat die dokter die schilderijen met onzichtbare inkt had bewerkt. Uit die inkt bleek dat die schilderijen zijn eigendom waren. Henkie z’n mannetje in Londen werd ontmaskerd. En dat mannetje lapte Henkie erbij. En die had ook tegen Scotland Yard gezegd dat Henkie vaak bij mij zat. Midden in de nacht werd er bij mij aangebeld terwijl Henkie met champagne met mij in bed lag en ik niet eens de tijd had om open te doen. Toen stond justitie bij mij in de slaapkamer. Of wij even wilden meekomen naar het bureau.’
Maak uw verzameling Crimelink compleet Voor een los nummer betaalt u € 6,95 (excl. € 1,95 verzend- en administratiekosten)
In Stemmen worden ervaringen van delinquenten opgetekend. Hierbij wordt zo veel mogelijk het taalgebruik van betrokkenen gerespecteerd.
‘Mijn bordeel raakte ik kwijt en de geldstroom hield op’ 58 crimelink
1 – 2008
Surf naar www.crimelink.nl/service/abonnement/los-nummer
www.crimelink.nl 3– 2009 crimelink 59
60 crimelink