„CORSICA," EEN REISVERHAAL, f 7 t t DOOR THEO DE VEER. t t t t Kettinggerammel, het weghalen van de loop- gebouwd op een reuzachtige zwarte rots. plank, nog een laatst vaarwelgeroep en Rechts het minder schilderachtige nieuwe -gewuif en de „Insulaire ', de boot die m'n stadsgedeelte met de moderne huizenblokken vrouw en mij naar Corsica brengen zou, en villa's gelegen tegenover de nieuwe haven, verliet de kleine haven van Nice. Het was Ken achtergrond van dichtbegroeide bergen 5 uur in den middag en de zee, van een voltooide het panorama, heerlijk diep blauw, golvend kalm voor ons. Niettegenstaande het vroege uur was er al Het was reeds begin Mei, en ik had stellig tamelijk wat leven en bedrijvigheid aan den gedacht wat warmte in het zuiden te vinden, kant. Alleen de douanen liepen nog slaperig maar dat viel wel erg tegen ; een winterjas had heen en weer te sukkelen en lieten ons maar beslist nog voortreffelijke diensten hier kunnen ongemoeid voorbijgaan. Een zwerm gedienstige bewijzen. Wij jongens streek hadden slechts op ons neer; een zeer korte zondergevraag nachtrust, want nam ieder een reeds om half stuk bagage en vier in den in optocht ging morgen pashet naar één seerden wij van de twee Capo Corse, gereedstaande 't noordelijkste „bussen". Een punt van het korte rit en het eiland. hotel was bereikt, een onSomber dreismakelijk uitgend silhouetziende affaire teerde de donwaar wij, op kere bergachonze nuchtere tige kust tegen maag, de eerste den zwak lich.,BASTIA, I)K OI'DK HOOFDSTAD". proef van Cortenden hemel. Heel in de verte flikkerden lichtjes; daar sicaansche onzindelijkheid te doorstaan zouden lag Bastia, ééns de hoofdstad van Corsica, krijgen. Langzamerhand kwam er meer leven op dek, Aangetrokken door hetgeen wij bij het binnentoebereidselen voor de landing werden ge- stoomen gezien hadden, deden wij onze eerste maakt en na ongeveer een uur stoomden verkenning de oude stad gelden. Rondom de wij de nieuwe haven van Bastia binnen. Het „Donjon"— de sombere oude bastion waaraan was intusschen vrij wel dag geworden, zoodat Bastia haar naam ontleent — ligt een uitgestrekt wij het geheel thans duidelijk konden overzien, doolhof van pittoresque trapstraatjes, poortjes Links de oude stad — terra vecchia — en steile smalle gangetjes, waarin het licht met haar grijze kerk en hoogc huizen, ge- sterk getemperd wordt door de zes- tot zeven pleisterd in wit, roze, bruin en combinaties verdieping hooge huizen met hun grillige dier kleuren, amphitheatersgewijze gegroepeerd uitbouwtjes, nissen en balcons. Sommige om de oude haven, welker walmuren sierlijk hier straatjes zijn zelfs gedeeltelijk overwelfd en en daar behangen waren met vischnctten ; boven deden mij meer aan holen en grotten denken, dit alles uit, het donkere Genueesche fort, Een onbeschrijfelijk vieze lucht kwam ons van 37'
„OUDJES UIT CAl'l) COKSK.".
uit die gangen te gemoet, de gewoonte het afval van eten, groenten, papier en andere rommel heel gemoedelijk midden op straat te gooien, droeg er ook niet toe bij de lucht direct dragelijker te maken. Hoe de menschen hier leven kunnen was ons een bepaald raadsel, te meer daar wij hoorden dat in één zoo'n huis soms 300 zielen gehuisvest zijn. Toch zagen de kinderen er voortreffelijk en blozend uit. Groene blindjes, slechts voor het onderste gedeelte geopend, bedekken de talrijke kleine vensters, waaruit de bewoners uren en uren onbewegelijk hangen te turen naar de bedrijvigheid op straat. Het volk is, in overeenstemming met zijn omgeving, bijzonder schilderachtig. De mannen zijn niet groot maar flink van bouw. Hun uiterlijk verraadt het zuidelijk type en is over het algemeen erg vriendelijk. Hun kleeding bestaat in een bruin fluweel pak met glimmend metalen knoopen, — de 372
wijde broek, die nauwsluitend om de enkels uitloopt, om het middel opgehouden door een brcede roode- of blauwe ceintuur —, terwijl het hoofd gedekt wordt door de artistieke ,,berretto" — of door de overoude phrygische muts —. De vrouwen, de eigenlijke werkkracht van het eiland, zijn, in vergelijking met de mannen, grooter. Ook zij hebben een zeer vriendelijke uitdrukking, ofschoon door harden arbeid hun jeugd spoedig verloren gaat en er al heel vroeg zorg op hun gelaat te lezen komt. Hun kleedij is erg somber, meestal dof zwart, en evenals de mannen dragen ze zware bergschoenen. Om het hoofd is een bonte doek geknoopt, kleuriger en fijner naarmate de welvaart der draagster grooter is. Een typische gewoonte heeft de vrouw hier, n.1. alle lasten op het hoofd te dragen, van een zware ton, gevuld met water af, tot zelfs haar parapluie of een paar schoenen. Een kunstig in elkaar gedraaide doek, bij wijze
, £67/
..UITVERKOCHT, GAAN ZE DAN WEER NAAR Hl'X BERGHUT.
van kussentje, dient daarbij als ondersteuning. Al heel vroeg volgen de meisjes het voorbeeld hunner moeder, en aardig was het hoe handig die kleintjes, niet ouder dan zeven jaar, de zware gevulde waterkruiken op hunne hoofdjes droegen. Waar je ook keek, overal pittoresque straatscènes, — mooi van kleur, aardig van samenstelling. Te midden van Oud-Bastia vinden wij de fraaie kerk San Giovanni Battista, uit een oogpunt van Corsicaansche geschiedenis van belang, daar hier Marbeuf, de man die 16 jaar voor Frankrijk in Corsica het bewind voerde en door wiens invloed eigenlijk Napoleon Buonaparte z'n militaire loopbaan begon, begraven ligt. Van minder belang is het nieuwere Bastia. — De „Piazza" of marktplein, — 's middags de wandelplaats der elite — wordt gesierd door een groot marmeren standbeeld van Napoleon I als Romeinsch Consul, een knap stuk werk van Bartolini. Voorts vinden wij
in dit gedeelte de grootere winkels en pakhuizen. Druk was alles hier in de weer met preperatieven te maken voor een tentoonstelling, waar een overzicht zou gegeven worden van de opbrengselen van het eiland, en daar wij over Bastia ook Corsica weer zouden verlaten, hoopten wij nog in de gelegenheid te zullen komen die expositie voltooid te zien. Ons plan was nu allereerst het Zuid-Westelijk gedeelte van het eiland te bereizen, voordat daar, in die door malaria geplaagde streken, de groote warmte zou zijn ingetreden. De weg van Bastia naar Ajaccio konden wij per spoor afleggen, en deze leidt wel door het meest woeste gedeelte van Corsica. Vooral daar, waar de trein den grooten bergrug, die zich over de gehecle lengte van het eiland uitstrekt, doorsnijdt, is de natuur voortreffelijk schoon. Door tunnels, langs steile afgronden, over snelvlietende bergstroomen, waarover ruïnes van Pisaansche bruggen, voert de weg 373
naar Corte, een garnizoenstad, indertijd de „Napoléon est né dans cette maison Ie verblijfplaats des grooten Paoli, den bekenden 15 aoüt 1769" en gelegen op de Place Letizia, Corsicaanschen vrijheidsvechter. Verder op een aardig groen pleintje tusschen oude huisjes. passeeren wij Vizzavona; magnifiek ligt 't Vrij wat meer indruk dan Versailles, met te midden van uitgestrekte larix- en kastanje- al de luxe daar vergaard, maakte op mij dit wouden — bekend als de mooiste van het eenvoudig huis, die simpele kamers. Het huis geheele eiland. Zoo naderen wij na een groote waarin eens Napoleons kinderstem moet hebacht uren sporens Ajaccio, de hoofdstad, — ben weergalmd, 't Stemde je tot diep nade plaats der Buonapartes. denken, onafgeleid door praal en vertoon; Niettegenstaande Ajaccio, als winterresort slechts enkele sobere vertrekken, maar rustig, jaarlijks door duizenden vreemdelingen bezocht natuurlijk, waar. Van de kamers, die alle wordt en men dus al licht verwachten zou op de eerste verdieping gelegen zijn, is de een „platgetrapte" moderne badplaats te slaapkamer van Letizia nog het meest in vinden, heeft de stad gelukkig haar originali- origineelen toestand gebleven. Behalve het teit niet verloren, ja is zij inderdaad in sommige bed en eenige andere meubelen staat daar opzichten tyzelfs nog de pischer Corsofa waarop sicaansch dan Napoleon geBastia. Wij boren is. Door vonden er dewerkkamer weer die steivan zijn vader le, nauwe kwamen wij straatjes met in Napoleons hun aardige slaapkamer bedrijvigheid; waar een bed, hier een oud een latafel — vrouwtje met waarop nog haar groentceen klok en stalletje— het een paar kanfrissche groen delaars stonen rood doen den — een tazoo mooi tefel en eenige gen het vaalstoelen het grijs der muur „AJACCIO. DE CASA NAl'OLEON meubilair uit—, daar een maakten. Een geweermaker aan 't werk, ginds weer zit een luik in den vloer gaf toegang tot een onderkruidenier met z'n waren op straat druk bezig aardsche gang naar zee toe, waardoor, — koffie te branden. Leuke bruine bengels van toen het huis in 1793 door partijgangers van jongens^kijken verlangend naar mijn kodak in Paoli bestormd werd —, de familie gelegende hoop „gekiekt" te worden want allen zijn heid had veilig te ontkomen. De overige ze hier maar al te graag bereid een oogen- vertrekken vormen de ontvangzaal, de huisblikje voor je te „staan". kamer, waarin het klavier, de eetkamer met Natuurlijk dat wij het allereerst de ,,Casa een gezellige ronde familietafel, en een kleedNapoleon" moesten zien. Het viel niet gemak- kamer, waar nog de draagstoel van Letizia kelijk, door al die straatjes, den weg er heen bewaard wordt. te vinden, maar met behulp van de jeugd, die In een klein museum op het stadhuis, waar hier steeds als gids volonteert, stonden wij kerksieraden en meubels van Kardinaal Fesch, al gauw voor een modern-uitziend witge- — de oom van Napoleon —, een paar kamers pleisterd huis met, uitgehouwen in een wit in beslag nemen, wordt in een rijk gedecomarmeren steen boven de deur —, het opschrift: reerde zaal, behangen met familieportretten 374
en vlaggen van oud-corsicaanschc regimenten, de doopacte van Napoleon zorgvuldig, in een glazen kastje bewaard en bewaakt. Eenvoudig is de grafsteen die de laatste rustplaats dekt van Maria Laetitia Ramolino — Bonaparte, — Mater Regum —, waar zij naast haar half-broer, den kardinaal Fesch, in de Chapelle Fesch begraven ligt; — middenin haar Ajaccio waarvan zij zooveel hield en dat haar zoon op haar verlangen in 1811 tot hoofdstad van het eiland had gemaakt.
weer hunne bundeltjes gewasschen goed aan lijnen en over bootjes te drogen te hangen. Op de golf dobberden de kleine visschersschuiten met hun typische driekante zeilen. De „Place des Palmiers", — Ajaccio's „piazza" —, was het gezelligst op Zondagmorgen. Daar hadden dan de herdersvrouwen en -dochters van uit de omliggende „campagna" hun producten onder de platanen en palmen uitgestald en was een markt in volle gang. In hun Zondagsche plunje stonden zij
„GKHOURTKKAMKR VAN NAPOLEON BONAPARTE."
Gelegen aan een tweede ,,Golf van Napels", omringd door hooge dichtbegroeide bergen en met ideaal klimaat, had Ajaccio voor ons een werkelijk groote aantrekkelijkheid. Als wij 's morgens zoo ronddoolden om het volk in z'n dagelijks leven te bestudceren, was het aan de haven vooral altijd erg huiselijk en gezellig. Te midden der visschers, die hun netten er zaten te boeten of rieten fuiken te vlechten, waren dan de vrouwen druk in de
er achter hunne mandjes en kistjes, die ze keurig bedekt hadden met helder witte doekjes en waarop geitenkaasjes, smakelijk op frissche varens neergelegd, miniatuur mandjes met „broccio", — een geliefd Corsicaansche kaaskoek, gemaakt van schapenmclk —, en gestroopte jonge geitjes en lammetjes waren tentoongespreid. Sommigen hadden ook eieren en aardappelen maar meegebracht in de hoop er een kooper voor te vinden. Met naïf-elegante gebaren stonden zij hun waren aan te prijzen.
375
Een gemoedelijke-dikke gendarme, belast met houden tuinen. Doch bij nader inzien bleken het ambt van keurmeester, bewoog zich nu dit familiebegraafplaatsen te zijn. De Corsien dan tusschen de menigte en deed z'n caan laat zich n.m.1. niet gaarne op een best voor de algemeene gezondheid te waken openlijk kerkhof begraven. Volgens de oeroude zeden der padoor vooral de geitjes triarchen is het zijn en lammetjes aan zijn wensch op zijn bezitkritischen blik te onting te worden bijderwerpen. Dit gegezet, vandaar dat beurde dikwijls niet het geheele eiland dan onder hevig promet grafkapellen betest der verkoopsters. strooid is en wij op Niet vaak hadden onze verdere tochten wij zoo'n gezellig door het binnenland, „ door-de-weekschen'' deze tot zelfs op de Zondagochtend op meest ontoegankereis doorgebracht. lijke plekken in het Eén der vele excurgebergte vonden. sies, die wij in de buurt van Ajaccio De Punta de la maakten,was die naar Parata is een in zee .AJACCIO — DE HAVKN Punta de la Parata, vooruitspringende het noordelijkste punt rots, circa 150 voet der golf van Ajaccio, met het speciaal doel hoog, en door een smal strookje aan het eiland de daarbij gelegen lies Sanguinaires eens van verbonden. Op den top dier rots staat een nabij te bekijken. Naar hetgeen iemand mij oude ronde wachttoren, opgebouwd uit ruwe verteld had waren dat koraaleilanden van granietblokken. Dergelijke torens vindt men een bijzonder over de geheeroode kleur. le kustlijn van De tocht er Corsica. Ongeheen nam een veer 30 tot 50 paar uur in voeten hoog, beslag en volgvoorzien van de den geheeenorme schietlen weg de gaten werden bocht der golf. zij indertijd Het was weer door de Pisaeen heerlijke nen en Genuheldere dag eezen gebouwd zoodat wij een om de kust zeldzaam overtegen de aanzicht over het vallen der Sawater, en het racenen te begeheele verschermen. loop der zwak..l'ANORAMA VAN AJACCIO' Een goed geglooiende kust zicht hadden mochten treffen. Aan weerskanten was de wij van hieraf op de Hes Sanguinaires, — weg overvloedig begroeid met de kleurigste eenige klippen waarop een vuurtoren —, veldbloemen. Aan de bergzijde ontmoetten die vlak bij deze punt gelegen zijn. Maar wij nu en dan gebouwtjes die ons eerst villa- hoe wij ook vol ambitie hebben staan turen, tjes toeschenen, omringd door mooi-onder- de roode kleur zagen wij niet, integen376
deel, de klippen kwamen ons beslist groen- beplant met eucalyptus- en moerbeiboomen. grijs voor. Toen ik een Corsicaan er naar Vooral de eersten schijnen nog steeds in vroeg vertelde deze dat ze nooit in der eeuwig- grooten getale op het eiland aangeplant te heid rood geweest waren. Ik veronderstel worden als weringsmiddel tegen de hier zoo-terecht-gevreesde dus dat de ,,iemand" malaria koortsen. De die mij dit verhaalde moerbeiboomen veronder suggestie van schaffen door hunne de naam der eilanden bladeren het voedsel iets rood er aan gevoor de zijdewormen, zien heeft. met welks teelt men Hoe het zij, de zich hier op enkele tocht bleef voor ons plaatsen nog bezig niet minder genoegehoudt. lijk al moesten wij dan ook het „bijzonOnder het warm der rood" der Hes goud-geschijn der Sanguinaires missen. vroeg-morgen zon was Van af Ajaccio het genotrijk op te naar het Zuiden loopt snuiven die penetrangeen spoorweg en om te lucht der eucalypBonifacio te bereiken tus, gemengd met dat moesten wij dit of zoet-bedwelmcnd gcper boot of per diligeur der oranjebloeSARTKNK — KKN WASCIIDAG gence doen. Van sems. Onderweg kwade boot was bij ons geen sprake, daar wij men ons de herderinnen tegen die, met hun dan alleen de kustplaatsjes zouden zien. Het onafscheidelijke breikous gezeten op zwaar andere vervoermiddel, — zeker erg typisch —, bepakte ezeltjes, hun geiten- en schapenmelk hadden wij wel genomen, wanneer dit niet stadwaarts brachten. Sommigen kwamen de hoofdzakelijk 's nachts reisde en wij daardoor weg te voet met groote bosschen gras op veel van het het hoofd, landschap allen even zouden moevriendelijk ten missen goeie morgen Ons bleef dus knikkend. In niet anders de wijngaarover dan die den waren de tocht per rijvrouwen al tuig te doen vroegen druk en dit zou uit aan den aren thuis zes beid met het dagen nemen. opbinden der Tot dit laatjonge ranken. ste besloten, Na een rit van twaalf mijl vertrokken ZONDAGOCHTENDMARKT ONDEK DE 1'AI.MKN. vond onze wij heel in de vroegte den volgenden morgen. Onze koetsier voerman het alvast eens noodig in Cauro, een bleek een erg geschikte baas te zijn, die pover gehuchtje in de bergen, een paar uur stil door zijn uitvoerige kennis van de streek, te houden om de paarden te laten rusten — die wij doortrokken, al reeds van zeer veel of zich zelf — met het oog op den sterk stijnut was. De wegen buiten de stad waren gen d e 11 weg, dien wij te gemoet gingen. Het 377
doel van dezen eersten dag was Bicchisano, 18 mijl verder gelegen en hoog in het gebergte, te bereiken; daar zouden wij dan den nacht kunnen overblijven. De rit was hoogst interessant en de afwisselendste berg-panorama's die zich telkens weer voordeden waren in werkelijkheid onvergetelijk schoon. Hier en daar zagen wij dikke rookwolken zich omhoog kronkelen; daar waren dan de houtskoolbranders aan het werk. Laat op den middag reden wij Bicchisano, dat wij reeds van de verte uit hadden zien liggen, binnen en hielden voor een kleine herberg stil. Madame Scaglia, de waardin, •— een echt hartelijk type —, bracht ons op een klein kamertje, dat er boven alle verwachting tamelijk zindelijk uitzag. In de simpele, slechts even verlichte gelagkamer, aan de groote gemeenschappelijke tafel, met een rooden-wit-geruit kleed gedekt, werd ons een echt Corsicaansch maal voorgezet, waarin sterk schapenvleecsh, kool en „broccio" de hoofdschotels vormden. Een enorme karaf met witte landwijn stond naast ieder bord. Voor het donker werd hadden wij nog tijd het zeer pittoresque gehucht te doorwandelen. Een frisch-lawaaicnde bergstroom doorbruischtc het dorpje en laat nog lagen de vrouwen hieraan te wasschen en te spoelen. Het was een idyllische avond: de toppen der omliggende bergen warm roodgetint door de laatste stralen der dalende zon —; de stilte slechts verbroken door het ruischen van het water en het geklingel der belletjes van de kudden geiten die huis-toe kwamen. Den volgenden ochtend vroeg waren wij al weer op het pad om de in de buurt gelegen granietgroeven, waarvoor Bicchisano bekend is, te bekijken. Corsica heeft edele steensoorten in overvloed, zooals: marmer, porphyr, serpentyn, alabast en graniet. Het graniet, dat wij hier vonden was van een zeer mooie grijze kleur en structuur; men was bezig het in reusachtige vierkante blokken te houwen. Daar de Corsicaan lui is, komen veel Italianen van het vasteland, in het bijzonder uit Liguriè, om dit- en ander landwerk te verrichten. Deze vreemde arbeiders heeten hier algemeen „Lucchesi" en worden door de Corsicaan veracht, zóó zelfs dat het woord,,Lucchese" als een 378
min scheldwoord gebruikt wordt. Vooral hier in de bergen wordt alle veldarbeid gehaat en als aan een vrij man onwaardig beschouwd. Naar eeuwenoude gewoonte der vaderen is hier de Corsicaan een herder en vergenoegt zich met zijn geiten, met het meel zijner kastanjes en den koelen dronk zijner bron. Lang konden wij hier niet verwijlen daar wij nog vóór donker dien dag in Sartène wilden zijn. Met een „au revoir', verlieten wij onze waardin in Bicchisano en sloegen den weg op naar Propriano, waar wij onze eerste halte zouden houden. Een rit van negen mijl in de schaduw van kastanje en olijf bracht ons in Olmeto, — vreemd gebouwd tegen een stijlen berg. Hier wordt één der weinige ijzermijnen, die het eiland rijk is, geëxploiteerd. Langzamerhand naderden wij nu weer de kust. Propriano is een bedrijvig havenplaatsje aan de golf van Valinco. Van alle kanten uit het gebergte worden hier de zakken houtskool per muilezel aangebracht, om later naar Marseille verscheept te worden. Ook groote hoeveelheden kurk uit de omstreken worden van hier verzonden. Vroeger dan wij dachten trokken wij Sartcne binnen. Een hooge steenen brug over een ravijn, in welks diepte een wilde bergstroom kookte, gaf toegang tot de, op granietrotsen gebouwde, fort-stad, wier oude muren en poorten eens zoo kranig de aanvallen der barbaren weerstonden. Wij waren nu in het centrum der bandietenstreek, — het land der vendetta —. Voor ik mijn reisverhaal voortzet wil ik het één en ander omtrent deze „bandits d'honneur" vertellen. De Corsicaan, hoe goedig, hoe eerlijk, hoe gastvrij ook, heeft één ondeugd en dat is zijn ontembare lust tot bloedwraak. Deze was vroeger zelfs zoo sterk, dat de bloedwraak één der hoofdoorzaken van de ontvolking van het eiland uitmaakte, en ofschoon er thans streng tegen gewaakt wordt, komt de vendetta helaas nog al te vaak voor. Nog geen week geleden las ik in één der groote dagbladen dat in deze streek weer zes personen als slachtoffers der vendetta gevallen waren. Nadat de Corsicaan z'n wraak op zijn vijand heeft ge-
koeld, zoekt hij een schuilplaats inde „maquis", — het dichte kreupelhout waarmede de bergen hier voor een groot gedeelte begroeid zijn — en is van af dien tijd bandiet. Bloedverwanten der gevallene zoeken op hun beurt wraak op zijn familie en zoo kunnen zulke twisten soms 25 jaar of langer duren. De gendarmen, die hieronder orde moeten houden, vallen begrijpelijkerwijze dikwijls als slachtoffer van hun plicht; wij zagen dan ook menig granieten kruis met de korte, maar veelzeggende ins-
In het gehuchtje Roccapina, waar wij ten gerieve van de paarden (?) een tijdje hadden te rusten, ondervonden wij een aardig staaltje van Corsicaansche gastvrijheid. Een familie uit Sartène die daar voor eenige weken campeerde, trachtte voor ons die paar uur zoo aangenaam en gezellig mogelijk te maken. Overladen met landwijn en gebak zaten wij te redeneeren alsof wij elkaar jarenlang gekend hadden. Geestige verhalen van het eiland werden ons gedaan en wij op onze beurt
,,MKT DE ONAFSCHEIDELIJKE RREIKOUS 01' ZWAAR BEPAKTE EZELTJES. .
criptie „victime du devoir", aanduidend zoo'n plek waar een gendarme door een bandiet gedood was. Staat men geheel buiten de kwestie dan is er absoluut geen gevaar, daar voor een Corsicaan het zijn van bandiet niet het zijn van struikroover of plunderaar met zich medebrengt. Om vijf uur in den morgen stond onze ,,cocher" weer voor de deur om den tocht naar Bonifacio, ons einddoel, te beginnen.
moesten natuurlijk in kleuren en geuren vertellen hoe het er in Holland uitzae. o
Door de geheele familie naar onze reiswagen gebracht zetten wij onze tocht voort. Schelwitte wegen, schelwitte rotsen, scheiwitte huizen . . . . Bonifacio ! Heel iets anders dan wat wij tot nog toe gezien hadden. In 833 door de Toskaansche marktgraaf Bonifacio gesticht, behoort dit plaatsje tot één der oudste vestingsteden van het eiland. Over de oude ophaal379
bruggen kwamen wij de stad binnen die, met haar zeer steile straatjes, huizen vanPisaanscheen Genueesche oorsprong, en torens, gebouwd is te midden der oude citadel, gelegen op een pi. m. 180 voet hooge krijtrots aan zee. Een heerlijk ver-gezicht hadden wij van die vesting-wallen af op de Straat van Bonifacio en duidelijk konden wij de huisjes van het dorpje Longo Sardo op Sardinië zien liggen. Blootgesteld aan den onophoudelijken golfslag der zee zijn de krijtrotsen rondom Bonifacio op verscheidene plaatsen zóó uitgehold dat zich groote grotten hebben gevormd. Bij kalm weer en gunstigen wind zijn sommigen dezer grotten van zee uit met een roeibootje te bereiken. Het geluk diende ons, we hadden dien middag èn het weer èn de wind in ons voordeel en draalden dus niet lang met een bootsman op te zoeken die ons die merkwaardigheden toonen zou. Een klein uur roeien bracht ons voor de Dragonetta, de grootste en meest bezienswaardige dezer grotten. Reeds van de verte uit hadden wij het donderend lawaai in deze grot kunnen hooren. Door een kleine opening roeiden wij binnen. Hetgeen wij toen zagen overtrof werkelijk onze hooggespannen verwachtingen. Een kolossaal gewelf, ongeveer 150 voet hoog en pi. m. 60 voet in breedte, was opgebouwd uit ontelbare, enorme kalksteenplaten van een bijzonder fraaie groenen witte kleur. Van boven viel licht door een kleine opening die, eigenaardig genoeg, precies de vorm van het eiland Corsica vertoonde. Stalactiten van reuzenafmeting sierden als zoovele zuilen het grotesque interieur. De bodem der grot, duidelijk zichtbaar door het heldere water, vertoonde een wonderlijk mosaiek van donkergroen en turquoise. De Dragonetta was minstens even interressant als de Blauwe Grot van Capri. In de stad teruggekomen viel het ons eerst o o
op, hoe ontzettend onzindelijk en vuil de interieurs er hier uit zagen. In Sartène hadden wij het al bijzonder vuil gevonden, maar hier was het zenith van onzindelijkheid dan toch werkelijk bereikt. Het weinigje frissche lucht dat nog mogelijkerwijs in de nauwe straatjes zou hebben kunnen doordringen werd zoo goed als totaal buiten gesloten door honderden lijnen met veelkleurig waschgoed die van het 380
eene huis naar het tegenoverstaande gespannen waren. Hoe dat hier in de heete zomermaanden zijn zal? Het logement, waar wij dien nacht zouden doorbrengen, was in overeenstemming met het geheel, al even vies, en het eten eenvoudig ongenietbaar. Om die reden waren wij dan ook dankbaar den volgenden morgen Bonifacio den rug te kunnen toekeeren. Maar wij bleken niet de eenigen, die verheugd waren over dat vertrek. Ook »monsieur Ie cocher," anders toch zeker niet verwend, klaagde over de verregaande onreinheid der stad en hadden de paarden iets kunnen beweren, ongetwijfeld hadden ook zij niets dan klachten geuit want het water was er zoo slecht dat het ook voor hen werkelijk ondrinkbaar was geweest. Langs den zelfden weg en over de zelfde plaatsjes, — waar wij nu al niet meer als vreemden werden beschouwd —, maakten wij de terugtocht naar Ajaccio. In die zes dagen hadden wij 174 mijlen afgelegd en steeds een goed-onderhouden grintweg gevonden. Trouwens over het geheele eiland zijn de wegen in voorbeeldigen staat. Na onze kennismaking met het zuiden gingen wij nu de Noordkust van het eiland bereizen. Dit viel ons vrij wat gemakkelijker daar hier weer een spoorweg is aangelegd. Ons eerste oponthoud gold Isola Rossa, — het vroegere Paolivia —, een coquet plaatsje, in 1758 door Paoli gesticht. Op de piazza vonden wij, tegenover het aardige witte kerkje een groot, wel uitgevoerd beeld van den stichter. Opmerkelijk hoe hier de Corsicaan veel meer onder Franschen invloed staat, integenstelling met het overige Corsica waar hij nog volkomen Italiaan is en zich door natuur en geschiedenis beslist nog aan het oude moeder, land verbonden voelt. Het volk hier was dan ook veel minder schilderachtig. De weg van Isola Rossa naar Calvi slingert zich door een uitermate vruchtbare landstreek die onder den naam van La Balagna bekend staat. En met recht wordt deze streek de „tuin van Corsica" genoemd. Prachtige matgele graanvelden en enorme boomgaarden van perzikken en olijven strekten zich tot na aan zee uit. Even vóór het dorpje Algajola liggen ver-
laten granietvverken. Deze zouden op zich zelf niets interessants hebben, ware het niet door een enorm brok werk — een zuil 75 voet lang bij 8.5 voet middellijn — dat hier jammerlijk is blijven liggen. Deze zuil was indertijd bestemd een standbeeld van Napoleon I te dragen, doch, toen het werk voleindigd was, kon men het gevaarte met geen mogelijkheid verplaatsen. Wel pech na al dat moeilijk en zwaar ge werk I Civitas Calvi — semper fidelis —. Deze woorden vonden wij boven de zware steenen poort die toegang gaf tot het oude Calvi. Heel veel overeenstemming bestond hier met Bonifacio. Had de jeugd in Ajaccio ons steeds met ,,Casa Napoléon" achtervolgd, hier was het „Casa Christophe Colomb" dat in den mond van ieder kind bestorven scheen.
tochten en uitstapjes, waarover ik hier niet verder wil uitweiden. Toen wij na al onze omzwervingen ten slotte weer in Bastia terugkwamen was de expositie daar in volle fleur. Zoo naïef als het volk was, zoo naïef was ook hunne tentoonstelling. Door den drukversierden hoofdingang kwamen wij op een groot terrein, afgeschoten door een hooge schutting. In het uiterste hoekje stond een houten loods, overdadig met groen en vlaggen bewerkt. Dit was het hoofdgebouw. In navolging van andere tentoonstellingen was hiervóór een soort tuintje gemaakt, niet van bloemen en gras, maar van dennetakjes, die losjes in het droge zand waren gestoken. Hiertusschen door liepen miniatuur paadjes karig bedekt met enkele schelpen. In het midden een fonteintje waarin één visch De inwoners bezwom, die heel veel weren namelijk persucces had. Het getinent dat Columbus heel maakte wel iet niet in Genua maar of wat den indruk hier in Calvi geboalsof kinderen hier ren is, toen de stad aan het werk waren nog in handen der geweest. Een muGenueezen was en ziektent, een kraamniettegenstaande dit pje waarop in vette beweren van alle kan„TOEGANG TOT HET OUDE SARTENE. schreeuwende letters ten sterk wordt tegengesproken blijven zij met trotsch wijzen op een „five o'clock tea" —, en een goocheitent, — ruïne waar een gedenkplaat de volgende ge- alle op eerbiedigen afstand van elkander —, vormden de bijgebouwen. schiedenis vermeld: lei est né en 1441 Christophe Colomb immortalise par la découverte du nouveau monde alors que Calvi était sous la domination génoise mort a Valadolid Ie 20 mai 1506. Na Calvi kwam een reeks van kleinere
In het hoofdgebouw zag het er daarentegen werkelijk niet onaardig uit. Iedereen had er zijn best gedaan zoo goed mogelijk voor den dag te komen. Bijna alle eilandproducten zag men er vertegenwoordigd, als: de verschillende wijnsoorten ; het ijzerhoudende bronwater uit
Orezza, — een smakelijk vocht dat in groote en koper wordt er slechts antimoon en maghoeveelheden naar het vaste land wordt ver- nesia gevonden. Alleen de beide laatste waren scheept — ; de olijven en de daaruit geperste hier vertegenwoordigd. De overige ruimte olie; kurk met de verwerd ingenomen door schillende voorwerdiverse etalages van pen die daarvan verde voornaamste lovaardigd worden; het cale winkels. Het was kastanjehout waaruit Bastia's eerste tenhier twee fabrieken toonstelling en bracht de tannine fabriceenatuurlijk heel wat ren; en het bruyèrcdrukte in de stad. hout, voor de pijpenNog een paar dafabricage van zoo'n gen bleven wij hier groote dienst. Verder doorbrengen en zagen wij hier ook scheepten ons toen alle steensoorten van voor Livorno in. Zoo het eiland, volgens was onze Corsicaanbelangrijkheid gerangschikt. Niettegenstaande Corsica zoo dicht bij Sardinië en Toscane gelegen TY1TSCII TRAI'STRAATIE IN CALVI. is, schijnt het toch arm aan metalen te zijn; behalve een weinig ijzer lukkig nog
sche reis ten einde en hadden wij weer eens een stukje wereld gezien, rijk aan natuurschoon, aan geschiedenis en — gevooral aan originaliteit.