Koelen en Bevriezen van Visch aan Boord van Schepen. Proefnemingen om Visch, Direct na het Vangen, te Bevriezen. Overzicht der Uitgevoerde Installaties en Bereikte Resultaten. Door IR. D. J. MINK. EENIGE weken geleden heeft de Fransche stoomtrawler L. 3034 van IJmuiden uit een reis gedaan en aldaar zijn aan boord snel bevroren visch aangebracht. Hierdoor is opnieuw de aandacht in Nederland op dit voor de visscherij zoo belangrijke vraagstuk gevestigd. In verband daarmede is het van belang voor de bij de visscherij geïnteresseerde lezers van dit blad eens een overzicht te geven van hetgeen koeltechnisch de laatste jaren op dit gebied in de verschillende landen is gedaan. Voor korte reizen van de visschersvaartuigen wordt nog steeds voor het conserveeren van de vangst ijs gebruikt. In de praktijk wordt aangenomen, dat men de visch als volkomen frisch kan verkoopen, als ze niet langer dan 4 dagen in ijs bewaard is, terwijl 6 à 7 dagen als de grens voor deze wijze van conserveeren is te beschouwen. Bij proeven is gebleken, dat eenige invloed kan worden uitgeoefend door groote voorzorgen en hygiënische maatregelen bij de behandeling aan boord, waardoor zelfs goede resultaten zijn bereikt tot 10 à 12 dagen na de vangst. Dit moet men echter niet als regel beschouwen. Naarmate het noodzakelijk wordt de vischgronden op grooteren afstand van de havens te gaan zoeken, wordt het moeilijker en oneconomischer om de visch in ijs te conserveeren van het
oogenblik af dat deze gevangen wordt tot het tijdstip van het aan wal brengen, verkoopen en in consumptie brengen. Voor reizen welke langer dan 14 dagen duren, is men dan ook aangewezen op het bevriezen van de visdh, wil men voorkomen dat bij aankomst in de haven een gedeelte der vangst in waarde is achteruit gegaan of onverkoopbaar is geworden. Men zou voor reizen, welke slechts weinig langer dan 14 dagen duren, nog resultaten kunnen bereiken met lager koelen van de visch, zonder deze direct te bevriezen. Zoo zou men de temperatuur in de laadruimen, welke gewoonlijk 7 °C. à 10 °C., bedraagt, door een kleine koelinstallatie tot 0 °C. à 1 °C., kunnen verlagen en de visch direct na de vangst in zeewater van dezelfde temperatuur kunnen koelen. Zonder daarbij afstand te doen van het gebruik van ijs, zal dit verbruik door de hulpkoeling zeer sterk worden verminderd (Th. Classon en H. Taylor) Dit zijn echter speciale gevallen, waarvan de toepassing beperkt is. In Amerika is men een andere richting uitgegaan, waarschijnlijk omdat de visscherij daar nog niet die behoefte aan langere reizen heeft. De Amerikaan wenscht echter de visch panklaar aan de huisvrouw af te leveren en zich daarnaast onafhankelijk te maken van het dikwijls
bestaande groote verschil in aanvoer en vraag van het publiek. Daarom zijn Birdseye, Kolbe, Bloom, Cooke en anderen er toe overgegaan vischfilets te bevriezen 1). Deze methoden berusten meer op de eischen van den handel en zijn geschikt voor vaste installaties aan land. Eventueel zouden ze ook geschikt te maken zijn voor grootere moederschepen, welke met een vloot van kleinere visschersvaartuigen uitvaren. Voor de gewone stoomtrawlers zijn ze in de nu bekende vormen nog minder geschikt. Bevriezen door Directe Aanraking met Laag Gekoelde Pekel. In Europa heeft men zich meer gehouden aan de werkwijzen van Ottesen, Necolai Dahl, Zarotschenzeff enz. Hierbij wordt de visch ondergedompeld in of besproeid met meer of minder fijn verdeelde en zeer laag gekoelde pekel, waarna ze wordt afgespoeld en geglaceerd. In Frankrijk en Duitschland, waar de visch dikwijls over veel grooteren afstand moet worden vervoerd dan in Engeland, heeft men voor het vraagstuk het meeste belangstelling getoond. Het is eigenaardig, dat men in Nederland zelf van werkelijk ernstige pogingen op dit gebied nog weinig heeft vernomen. In Engeland zijn de eerste vries___________ 1
) Zie Maandblad voor Koeltechiek No.2.
15
16
installaties door de reederij Hellyer Bros. Ltd. geïnstalleerd op twee schepen, n.l. Arctic Prince en Arctic Queen. Deze beide schepen deden als moederschepen dienst voor kleinere vaartuigen. Over de installaties is zeer weinig gepubliceerd; alleen hoorde men, dat er wel tamelijke resultaten werden bereikt. In 1928 werden twee trawlers de Peter Carey en de Ben Meidie van koelinstallaties voorzien. De eerst kreeg een koolzuurinstallatie en de tweede een ammoniakinstallatie. 2). De afbeeldingen 1 en 2 toonen resp. het plan der geheele installatie aan boord van de Ben Meidie en de vriestank op grootere schaal. De visch wordt in een open bak door middel van een takel in de ronde vriestank 13 neergelaten. De vriestank heeft een tusschenschot, waaronder de koelpijpen liggen. Door deze pijpen circuleert pekel, welke in een afzonderlijken pekelkoeler wordt gekoeld. Behalve de pomp 9 voor deze pekelcirculatie is er nog een aparte circulatiepomp 8, welke de vloeistof van de tank zelf geregeld in beweging houdt. De proeven bepaalden zich voorloopig in hoofdzaak tot diep koelen, dus niet bevriezen. De resultaten waren echter niet in overeenstemming met de verwachtingen, daar de kleur van de behandelde visch een nadeel opleverde _________ 2
) Ice and Cold Storage. Januari 1930.
□
KOELTECHNIEK
tegenover de met ijs behandelde visch. Men ging daarom spoedig over tot het bevriezen der visch met dezelfde installatie. Bij de gebruikte pekeltemperaturen van niet lager dan –15 °C. was de temperatuur in de vriestank natuurlijk hooger. Ofschoon de resultaten niet onbevredigend waren, bereikte men niet het succes dat met lagere temperaturen te bereiken is. Het bevriezen ging niet snel genoeg. Ook de technische uitvoering was eenigszins primitief. De temperatuur van de door het gesloten pijpensysteem circuleerende pekel doet vermoeden, dat concentratie en temperatuur van de voor het bevriezen gebezigde vloeistof niet in de nabijheid van de lijn van ijsafscheiding lagen, zooals aanbevolen door Ottesen. Technisch Betere installaties. Het bovenstaande is verwonderlijk, indien men bedenkt dat Ottesen reeds in 1915 in Denemarken voor de reederij Haugesunds-Fryse Kompagni het stoomschip Karmöy liet voorzien van een proefinstallatie, welke ongetwijfeld technisch reeds beter was. 3). In afb. 3, welke de installatie van de Karmöy weergeeft, wordt pekel in den koeler 2 door den koolzuurkompressor __________
3 ) Die Konservierung von Fischen durch das Gefrierverfahren. Abh. zur Volksernährung. 5·
afgekoeld. De kompressor is direct gekoppeld met een stoommachine. De eigenlijke bevriezingstank bevat twee afdee1ingen, waarin manden van metaaldraad met de visch worden geplaatst. Een pekel pomp zorgt voor de noodige circulatie in die afdeeling, welke gevuld is terwijl de andere afdeeling buiten bedrijf is en opnieuw gevuld wordt. Deze installatie kon per dag circa 10,000 kg visch bevriezen. Het schip had bovendien twee gekoelde ruimen, welke samen 20.000 kg visch konden bevatten. Constructief beter doordacht is de nieuwste installatie, welke in Duitschland sinds eenige maanden in bedrijf is op de stoomtrawler Volkswohl van de A.G. Deutsche Hochseefischerei ,,Nordsee” 4). Aan de verschillende publicaties hierover ontleenen we het volgende: De reederij heeft een contract gesloten met het Reichs-Ernährungsministerium, waardoor de proeven op flinke wijze kunnen worden uitgevoerd. De bouwkosten van dit schip zijn ongeveer driemaal zoo hoog als van een stoomtrawler van dezelfde afmetingen. Het bevriezen geschiedt eveneens volgens het systeem Ottesen in geheel gesloten tanks, waardoor alle hinder van zeegang wordt voorkomen. Dit gesloten systeem is ______________ 4
) Refrigerating Engineering. Maart 1930.
□
KOELTECHNIEK
17 tank en de pekelkoeler elk afzonder1ijk uit te voeren, zooals aangegeven in afb. 5. Men heeft daar de inwerpopeningen 20 van de vriestanks 19 hooger boven dek geplaatst en de verdamperreservoirs 23 met de verdampers 22 op den dubbelen bodem van het schip aangebracht. Op deze manier kan men beneden meer ruimte krijgen. De uitlaatdeuren 21 kan men van het dek af door het bewegingsmechanisme 28 openen, waarna de visch langs de goot 29 in het net 30 glijdt. Hierin kan ze worden afgespoeld en geglaceerd. Bij beide uitvoeringen is het gewenscht om in de vriestank geperforeerde verticale sohotten aan te brengen voor het gelijkmatig verdeelen van de visch. Afb. 6 geeft aan, hoe men ze aanbrengt in tanks met schuine uitlaatopening.
volgens aanwijzing van Prof. Plank door de firma Borsig ontworpen. Het is schematisch aangegeven in afb. 4. In het schip zijn aangebracht enkele vriestanks 12 met daaronder liggende pekelkoelers 13. De pekel wordt hierin gekoeld door de verdamperspiralen 14 van de koelinstallatie. De vriestank heeft een schuinen bodem en aan de voorzijde een op gummirand sluitende deur 18. Men kan de visch direct na het vangen van het dek af door de kokers 15 in de tanks brengen. Deze kokers monden iets onder de bovenplaat uit, juist ter hoogte van een in de tank aangebrachte zeef 17. Bij geheel met pekel gevulde tank is men daardoor zeker, dat de visch steeds geheel ondergedompeld is en niet op die pekel kan drijven. Teneinde te voorkomen, dat de visch bij het in-
werpen beschadigd wordt, laat men vooral bij eenigen zeegang een weinig pekel op den bodem staan. Het grootste gedeelte van de pekel is echter tijdens het vullen in het onderste gedeelte 13, waar het gekoeld wordt. Na de vulling sluit men de kokers 15 aan dek en vult de tank met pekel, tot deze overloopt en door omlooppijp 8 in het verdamperreservoir terugkeert. De pomp zorgt voor een geregelde circulatie door de leidingen 9 en 10 naar de vriestank terug. Zoodra de visch bevroren is, kan men het bovenste reservoir 12 door de klep 11 in het onderste laten leegloopen en de visch door de deur 18 uit den vriestank laten glijden. Daarna wordt ze gespoeld, geglaceerd en naar de gekoelde ruimen gebracht. Het is ook mogelijk om de vriesDe Visch in Draaiende Trommels. In Frankrijk en Italië zijn de vriesinstallaties aan boord van schepen iets afwijkend van de hierboven omschreven installaties. In de eerste plaats wil ik wijzen op de installatie van de trawler Sacip L. 3034 uit Lorient. Dit is de trawler, welke juist van uit IJmuiden, een reis heeft gemaakt. Het is een schip van 294 ton en 38 meter lengte, dat toebehoort aan de S.A. pour la conservation industrielle du poison. Het is in Maart 1929 zijn proeven begonnen en kan per uur ongeveer 400 kg visch bevriezen. (La Pêche Maritime 1929, p. 146). De inrichting aan boord van dit schip bestaat uit twee trommels welke om hun as draaien (zie afb. 7). Deze as is hol en dient tevens als aanvoer voor de op circa –20 °C. gekoelde pekel, welke uit openingen in de onderste helft van de as treedt en den trommel weder verlaat door openingen in den mantel. Hij wordt dan weder opgevangen en opnieuw na koeling in circulatie gebracht. De trommel zelf is verdeeld in afdeelingen door radiale schotten; de afdeelingen worden met visch ge-
18
vuld, als ze in hun hoogsten stand zijn. Het bevriezen geschiedt, zoodra ze in hun onderste stand :zijn door de uit de as stroomende pekel. Het geheele proces verloopt in één omwenteling. Naarmate de visch kleiner of grooter is, zijn circa een half uur tot twee uur voor het bevriezen noodig. Eenige sorteering naar grootte is dus wel noodig, hetgeen echter voor elk systeem geldt. De pekel wordt gekoeld door een koolzuurinstallatie van 50.000 Calorieën per uur, terwijl een centrifugaalpomp voor de circulatie zorgt. De ruimen voor het bewaren van de visch worden op –15 °C. gehouden. Fijn Verdeelde in de Lucht Zwevende Pekel. Veel belangrijker zijn de proeven van Zarotschenzeff met zijn bevriesmethode. Hierbij wordt de visch bevroren in een zeer fijn verdeelde in de lucht zwevende pekel. Men heeft te doen met een mist van pekel, en de Engelschen spreken zeer juist van ,,fog freezing”. De eerste proeven in Italië zijn gedaan op de stoomtrawler Naïade in Januari 1929 5). In Maart daaropvolgend begon een reis van 6 maanden met de viermast-schoenerbark Zazpiakbat (waterverplaatsing circa 1100 ton). Dit sdtnp van de reederij ,,Morue Française” doet dienst als moederschip voor circa 25 kleinere visschersvaartuigen 6). In de vriesruimte wordt door middel van een pijpensysteem met verstuivers een zeer fijn verdeelde mist van pekel gemaakt. Het systeem kan daarom als een technisch verbeterde uitvoering van de reeds in 1919 en 1920 door Necolai Dahl ingevoerde methode beschouwd worden 7). Hierbij wordt de visch in een regen van koude pekel geplaatst, meestal in geperforeerde kisten of manden van metaaldraad. In principe wordt dus evenals bij Ottesen de visch _______ 5
) Zeitschrift für die gesamte Kä1te Industrie. April 1929. 6 ) Ice and Cold Storage. Juni 1929. 7 ) Neolai Dahl's Freezing Method, ex ploited by a/s Frigus.
□
KOELTECHNIEK
bevroren door directe aanraking met pekel. De destijds gepubliceerde meening, dat de visch in lucht bevroren wordt, en deze lucht door de fijn verdeelde pekel wordt gekoeld, schijnt mij slechts voor een zeer klein gedeelte aannemelijk. De pekel wordt afgekoeld tot een temperatuur tusschen –18 °C. en –22 °C.; de verwarming in de vrieskamer is ongeveer 2 °Celsius. In de vrieskamer zelf is de temperatuur vóór het begin reeds op circa –8 °C. à –10 °C. gebracht. Zeer belangrijk voor alle systemen, ook de reeds beschrevene waarbij visch met pekel in aanraking komt, is het voortdurend dooi filters reinigen van de pekel van onreinheden, schubben, vischslijm en ook vischreuk. Voor dit laatste doel worden koolfilters gebruikt. De duur van het bevriezen in een dergelijke koude peke1mist is afhankelijk van de grootte van de visch en de temperatuur van de pekel. Voor kleine visschen van 0.30 à 040 kg per stuk zijn vriestijden waargenomen van 10 tot 15 minuten; voor grootere visschen van 1.75 tot 3.00 kg was de vriestijd langer tot 30 à 35 minuten. De temperatuur der visschen was inwendig gemeten na het bevriezen steeds lager dan -5° C.
De uitvoering van de installaties op de Naïade en de Zazpiakbat is niet geheel hetzelfde, waarschijnlijk doordat op de kleinere stoomtrawler de voor de installatie beschikbare plaats beperkter was. De Naïade is een stoomtrawler van 240 ton en 42 meter lengte, welke voorzien is van een hoofdmachine van 345
P.K. Men heeft hierop een goed geïsoleerde vriesruimte van 3.15 X 2.40 X 3.00 meter ingericht. De visch wordt in open kratten en kisten op rekken geplaatst. Op afb. 8 ziet men deze rekken en aan den zolder der ruimte ook duidelijk de pekelpijpen met verstuivers. Een ammoniak-kompressor van 40.000 Cal/uur zorgt voor het opwekken van de benoodigde koude. In een aangrenzende geïsoleerde ruimte van 3 X 3 X 3 meter wordt de pas gevangen visch eerst gesorteerd en na het bevriezen gespoeld en geglaceerd. Daarna gaat ze naar de opslagruimten. De bedrijfskosten zijn gebleken lager te zijn dan bij het gebruik van ijs, terwijl de visch bij langere reizen volkomen frisch was gebleven.
Hellende Vriesruimte. In het zeilschip Zazpiakbat is de Vrieskamer hellend gemaakt, zooals aangegeven op afbeelding 9. In deze hellende vriesruimte beweegt een transportketting zonder einde met 80 haken. Hieraan wordt de visch gehangen in gegalvaniseerde en geperforeerde cylinders 4. De grootere visschen 3 worden afzonderlijk opgehangen. Het is bij deze installatie ook mogelijk om vischfilets te bevriezen in gesloten cylinders 5, waarin ze niet in aanraking komen met de pekel. Hierbij volgt Zarotschenzeff dus de Amerikaanschc ervaring van Kolbe, BIoom en Birdseye. Zoowel aan den zolder als op den vloer liggen pekelverdeelpijpen 6 met in totaal 90 mondstukken voor het verstuiven van de pekel. Aan de bovenzijde van de hellende ruimte is een reser-
□
19
KOELTECHNIEK
Het Bevriezen van Visch op Zee. De Proefneming op de ,,Sacip L” mislukt. De Voorwaarden voor een volgende Proefneming. Door K.H. TUSENIUS, Directeur der Vereenigde IJsfabrieken.
(Slot van vorige blz.) voir 8, waarin de visschen gespoeld worden. De machine-installatie bestaat uit een ammoniak-kompressor van ongeveer 30.000 Calorieën per uur. In de vriesruimte kan circa 300 kg visch per uur bevroren worden, terwij1 de ruimen 50.000 kg kunnen bevatten. Voor het spoelen en glaceeren is veel zuiver, zoet water noodig. Dit is voor kleinere schepen steeds een bezwaar. Men kan hieraan tegemoet komen door spoelen in gekoeld zeewater, zooals wel op enkele schepen gebeurt. Voor een goede ijsbedekking is echter beslist zoet water noodig, dat steeds weder ververscht moet worden. Uit de bovenstaande beschrijving der verschillende systemen en de zeer goede resultaten met enkelen reeds bereikt, blijkt duidelijk, dat het proefstadium verlaten is. Het is voor Nederland met zijn groot visscherijbedrijf van belang, niet achter te blijven en zijn visschersvloot in overeenstemming te houden met den tegenwoordigen stand van de techniek.
Het Doel der Proefneming met de ,,Sacip”. Zooals in het vorig nummer reeds gemeld, is op 10 Maart 1.1. voor het eerst aan een Nederlandsche markt aangevoerd op zee bevroren visch en wel door de Fransche stoomtrawler Sacip L. (La Rochelle) 3034. De aanvoer had plaats te IJmuiden en de vangst werd daar gedeeltelijk verkocht in de hallen van het Saatsvisschershavenbedrijf. Er was voor deze gebeurtenis in de kringen van geïnteresseerden nogal wat belangstelling, wij zouden haast zeggen meer belangstelling dan het geval verdiende. Men sprak hier van een proefneming en hoewel dit in zekeren zin juist is, mag toch niet uit het oog verloren worden, dat de proefneming hier toch alleen gold de vraag of de op zee, onmiddellijk na de vangst, bevroren visch bij aanvoer aan de markt van betere kwaliteit was en dus meer handelswaarde had, dan de volgens patent Ottesen bevroren visch, welke nu reeds gedurende een twaalftal jaren regel-
matig in Nederland verkrijgbaar is. En nu moet ik onmiddellijk als mijn meening mededeelen, dat deze proefneming niet geslaagd is. Aan Wal Bevroren Visch Beter dan aan Boord Bevrorene. De Noordzeevisch, aangevoerd door Nederlandsche stoomtrawlers en dadelijk na het aanvoeren in Nederland volgens Patent Ottesen bevroren, is van veel betere kwaliteit en heeft veel grootere handelswaarde dan de visch zooals deze werd aangevoerd door de stoomtrawler L. 3034. En van veel grooter belang ter beoordeeling van de resultaten van de proefneming is het feit, dat de visch, welke aan wal bevroren is, na verloop van tijd vrijwel niet in kwaliteit is achteruitgegaan, terwijl de visch, welke op zee bevroren werd en niet onmiddellijk verkocht en geconsumeerd, doch in koelruimten opgeslagen bleef, in kwaliteit sterk achteruitging, in aanzien sterk verminderde en dus vrijwel alle handelswaarde verloor. Zooals boven reeds vermeld, werd een
20
KOELTECHNIEK
gedeelte van de aangebracht bevroren visch terstond na aankomst verkocht en het andere gedeelte werd opgeslagen in vriesruimten om deze Visch, na verloop van tijd, geleidelijk aan op dezelfde wijze ten verkoop aan te bieden, ten einde op deze wijze proefondervindelijk vast te stellen, welke de economische resultaten zouden zijn. Bevriezen een Verweermiddel der Reeders tegen ongunstige Omstandigheden. De bedoeling toch van het aanvoeren van op zee bevroren visch is, behalve het fixeeren van de goede kwaliteit zoo spoedig mogelijk na het boven water brengen, het aanvoeren van een houdbaar product, zoodat de producent niet gedwongen is zijn bederfelijk product tegen alle prijzen van de hand te doen, zooals dit bij visch zoo vaak voorkomt door een overvoerde markt. In verband hiermede zij opgemerkt, dat de prijzen voor versche visch niet alleen ten ongunste beïnvloed worden door overgroote aanvoer, maar dat er nog allerlei andere factoren kunnen zijn, welke de vischprijzen drukken, zooals b.v. het aangewezen zijn op een betrekkelijk kleine groep goed georganiseerde koopers, en mogelijk ook de groote aanvoeren door gunstige weersomstandigheden in andere deelen van het achterland, in dit geval b.v. Duitschland, België of Frankrijk. Kan de reeder dus zijn product bewaren tot er een betere prijs gemaakt kan worden, dan heeft men een verweermiddel tegen allerlei minder gunstige economische factoren. Mocht men in de toekomst er in slagen dergelijke verweermiddelen te vinden en te gebruiken, dan zou daarvan het gevolg zijn, dat men een vrijwel constante gemiddelde prijs kreeg voor alle soorten visch, waardoor men dus ook een kostprijsberekening zou kunnen maken voor het reederijbedrijf, vooropgesteld natuurlijk dat de vangstmogelijkheden bekend zijn. Dit laatste is echter een factor, waarop wel niet met zekerheid gebouwd kan worden, maar de statistieken geven toch wel eenig houvast om ongeveer voor elk jaargetijde de gemiddelde vangsten per zeedag te bepalen. De onzekerheid toch, welken prijs men voor zijn product bij aanvoer zal krijgen, maakt het visscherijbedrijf tot een zeer speculatief bedrijf, in zekeren zin een loterij. Meer dus nog dan naar de technische resultaten mag men verwachten, dat de belangstelling voor deze proefneming uitgaat naar de vraag: ,,Hoe houdt zich de bevroren aangevoerde visch gedurende de eerste maanden na den aanvoer?”
Moet de Reeder of de Vischhandelaar laten invriezen? Het antwoord op deze vraag heb ik hierboven reeds gegeven. Men zou nu kunnen vragen waarom, als de resultaten met in verschen toestand aangevoerde visch, na bevriezing aan den wal, zooveel beter zijn, de reeder dan zijn product niet laat bevriezen en op deze wijze stabilisatie van prijzen tracht te verkrijgen. Inderdaad ligt voor buitenstaanders deze vraag voor de hand. In feite echter is dit vrijwel onmogelijk, omdat in de meeste gevallen de reeder de opbrengst van zijn visch noodig heeft en liefst zoo spoedig mogelijk na de lossing van zijn schip, en in de tweede plaats omdat de reeder, die zijn visch niet zou verkoopen maar doen bevriezen, daardoor treedt in het gilde der vischhandelaren. Hij moet dan zelf later zorgen, dat hij afzet krijgt voor zijn visch, en nu is het beroep reeder en het beroep vischhandelaar zoo enorm verschillend, dat het b.v. in Nederland nog niet voorkomt, dat een reeder van een stoomtrawler tevens handelaar is in zijn eigen visch. Vrijwel in geheel Europa, met te verwaarloozen uitzonderingen, is het de gewoonte, dat de reeder zijn visch brengt in de verkoophallen, waar zijn product wordt ver·kocht door bemiddeling van derden. In Nederland geschiedt dit te IJmuiden in den afslag van het Staatsvisschershavenbedrijf. Nu zijn er wel enkele reederijen, welke nauwe verbinding hebben met de vischhandel, maar dit is van geen beteekenenden invloed op den verkoop van zijn visch of op den prijs van zijn visch in de afslag. Een volgende vraag, welke de buitenstaander zou stellen is natuurlijk: ,,Waarom laten dan de vischhandelaren bij goedkoope markt hun visch niet aan den wal invriezen?” Hier ligt inderdaad de oplossing van het vraagstuk van de handel in bevroren visch. Dit vraagstuk namelijk is niet zoo gemakkelijk op te lossen en ook hier weer zijn er verschillende oorzaken, waardoor een normale groei van den bevroren vischafzet wordt tegengehouden. Ongeregelde Vischkoopers een Tegenwerkende Factor. Men onderscheidt twee soorten van vischafnemers en wel vischhande1aars en vischkoopers. Visch-handelaars werken met een vaste clientèle; vischkoopers daarentegen zenden, vooral bij lage markten, visch in consignatie naar verschillende consumptie-centra in het achter1and en zijn in zekeren zin dus speculanten. Deze laatste categorie vindt zijn bestaan in sterk fluctueerende visch-
□ prijzen en is dus niet geneigd eenige medewerking te verleenen tot algemeene prijzenstabilisatie. Rest dus die groep vischhandelaars, welke vaste afnemers heeft. Het is inderdaad een verblijdend verschijnsel, dat in het laatste vijftal jaren door en uit deze groep een sterke steun is gekomen voor de conserveering van visch door middel van koude. Deze heeren hebben bewerkt, dat bijna alle Nederlandsche stoomvaartmaatschappijen en vele hotels in binnen- en buitenland bevroren visch afnemen, vooral in de fijnere soorten als tong en tarbot. Het Belang van den Reeder bij Propaganda voor het Invriezen. De reeders, de producenten dus, kunnen iu deze slechts propaganda maken; zij kunnen daadwerkelijk steun geven bij proefnemingen, zooals dit ook geschiedde bij de onderzoekingen destijds verricht door de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek, maar daarmede houden dan ook hun bemoeiïngen op. De proefneming met de Sacip geschiedde dan ook door reeders. De Vereenigde Exploitatie Maatschappij, de grootste trawlerreederij te IJmuiden, heeft door de proef met de Fransche trawler bewezen het groote belang van de conserveering van visch door middel van koude in te zien. Met een dergelijke proefneming zijn zulke groote bedragen gemoeid, dat de op offering, welke men zich daarvoor getroostte, dankbaar mag worden erkend. Thans rest mij nog uiteen terzetten waarom naar mijn meening deze proef mislukte De Technische Fouten van de Behandeling aan Boord van de Sacip. De proefneming is economisch mislukt, omdat daaraan vooraf ging een koeltechnisch onvolmaakte behandeling van de visch. Dat visch, behandeld volgens patent Ottesen, op technisch volmaakte wijze kan worden geconserveerd, staat na zoovele jaren nu wel vast, en dat men deze zelfde methode, op dezelfde wijze toegepast, aan boord van een schip ook zou kunnen uitvoeren, behoeft niet nader uiteengezet te worden. Het brengt natuurlijk zijn eigenaardige moeilijkheden mede, maar deze behoeven niet onoverkomelijk te zijn. Uit de toestand van de visch, zooals deze werd aangevoerd, bleek echter duidelijk, dat men de methode niet geheel volgens de voorschriften technisch volmaakt had toegepast. Een zeer belangrijk onderdeel, zoo niet het allerbelangrijkste bij de vischbevriezing
□
KOELTECHNIEK
volgens, deze methode, is de glaceering, d.w.z. het bedekken van de in pekeloplossing bevroren visch door een laag ijs, en deze afwerking ontbrak vrijwel geheel. De visch was van structuur enz. normaal, uitstekend, doch op de oppervlakte bevonden zich slechts sporadisch hier en daar ijsafzettingen, vermoedelijk een gevolg daarvan, dat men aan boord niet voldoende de beschikking had over zoet water. Daardoor is er op de visch te veel zout achtergebleven en bij het lossen van de visch en de daardoor ontstane oppervlakkige ontdooiïng, is het achtergebleven zout gedeeltelijk in de visch gedrongen. Het ontbreken van een voldoende laag ijs op iedere visch afzonderlijk in- en uitwendig, maakte de visch niet bestand tegen een kortstondig verblijf in hoogere temperaturen. Een tweede tekortkoming bij de behandeling aan boord was de onvoldoende reiniging van de visch. Om economische successen te bereiken moet de visch zooveel mogelijk ontdaan zijn van alle niet eetbare bederfelijke deelen. Daartoe ontbraken natuurlijk aan boord
van de trawler de tijd, de ruimte en alweer voldoende spoelgelegenheid. Een gedeelte van de vangst was zelfs niet ontdaan van de ingewanden, niet gestript, zooals de vakterm luidt. Om dit strippen aan den wal te kunnen doen dient de visch eerst te ontdooien, maar die tijd is juist lang genoeg om het verdere vischvleesch te infecteeren. Conclusies uit deze Proef. Bij een volgende proefneming zal er dus voor gezorgd moeten worden dat: 1e. zoet water ruim beschikbaar is, 2e. het schoonmaken van de visch zorgvuldiger geschiedt. De normale behandeling, zooals die bij versche visch aan boord geschiedt. is niet voldoende. De foto op blz. 19 is genomen op 10 Maart om 12.30, bij de lossing van het gedeelte lading, bestemd voor opslag in het vrieshuis. Men ziet op de achtergrond de Rijksvischhallen, waar dienzelfden ochtend een gedeelte van de lading werd gelost en verkocht. De trawler onderscheidt zich uiterlijk in niets van een gewone trawler.
Transport van Zuurstof in Vloeibare inplaats van Gasvormige Toestand. Het is Dr. Heylandt gelukt grootere metalen reservoirs voor vloeibare zuurstof onder atmosferischen druk te construeeren. Het verlies door verdamping in dergelijke reservoirs is praktisch te verwaarloozen. Voor kleinere hoeveelheden tot 100 l inhoud worden dubbelwandige metalen reservoirs gebruikt, met een zeer hoog vacuum in den mantel voor isoleering. Daarboven zijn deze vacuum-reservoirs niet meer bedrijfszeker. Van 100 l tot 12000 l inhoud worden de reservoirs op normale wijze geisoleerd. De praktische mogelijkheid om groote reservoirs voor het bewaren en transporteeren te maken, opent vooral een groote toekomst bij
21
de distributie van zuurstof. Het vervoer der vloeistof heeft tegenover het vervoer in gasvormigen toestand groote voordeelen. In een transport tank van 1000 kg eigengewicht kan ongeveer 3400 kg vloeibare zuurstof vervoerd worden. Wil men deze zelfde hoeveelheid zuurstof in gasvormigen toestand vervoeren, dan is hiervoor een zeer groot aantal flesschen noodig. De normale zuurstofflesch voor hoogstens 6,5 m3 gas met 8,84 kg netto inhoud weegt circa 76 kg. Nemen we de gemiddelde vulling 8,5 kg, dan zijn 400 flesschen noodig. Deze wegen niet minder dan 30.400 kg. Afb. 1 en 2 (ontnomen aan ,,Laschin”) toonen als voorbeeld een transportreservoir van ruim 200 l netto inhoud (1650 m3 zuurstof) op een transport-auto. Op de plaats van aflevering wordt de zuurstof afgeleverd door middel van kleinere vacuum-mantelreservoirs. Op afb. 2 ziet men het vullen op de auto van een 30 l-reservoir. De vloeistof wordt in de fabriek of werkplaats verdampt in speciaal daarvoor vervaardigde verdampers en verder op verschillende manieren gedistribueerd. Voor het verdampen zijn twee soorten apparaten in gebruik, n.l. voor warme en voor koude verdamping. Men kan ook een verdamper op
de auto plaatsen en bij de klant de daar aanwezige ledige flesschen vullen met gas van 150 atmosfeeren. Bij het vullen uit transport-auto's is ’t verlies 1 à 3%, naar gelang van de grootte der vullingen. De verdampingsverliezen tijdens het transport en bewaren zijn door goede isolatie en bewaren zijn door goede isolatie en bepaalde inrichting der apparaten tot een minimum beperkt.
* De Pacific Public Service Company, welke onder contrôle van de Standard Oil Company of California de natuurlijks gasvelden in de Kettleman Hills exploiteert, zal een nieuw distributie systeem gaan toepassen. Het gas zal vloeibaar worden gemaakt op de winplaatsen en in tanks per wagon naar de centrale distributieplaatsen in de verschillende gemeenten worden vervoerd. Hierdoor vervallen de dure buisleidingen. Men heeft hier een nieuwe toepassing van de techniek der zeer lage temperaturen, daar het natuurlijke gas een hoog percentage Methaan (CH4) en waterstof bevat. Voor het vervoer onder atmosferische druk is de temperatuur van methaan reeds –164 °C. Het bericht vermeldt niet, of ook de waterstof van het gas vloeibaar wordt gemaakt, of dat men hiervan heeft afgezien met het oog op de nog veel lagere temperaturen (-253 °C.) en de verdampingsverliezen hiervan tijdens het transport. Naast de distributie door middel van pijpleidingen zou de voorziening van Nederland met gas van de verschillende cokesovens op deze manier kunnen worden overwogen.
22
□
KOELTECHNIEK
De Ketelcondensator De Ketelcondensator zal andere Condensatortypen verdringen, door Grooter doorgangscoëfficient, Geringe Plaatsruimte en Gemakkelijke Reiniging in Bedrijf
Warmte-
Door IR. W.F. WESTENENK. ,,On revient toujours à ses premiers amours” kan met recht gezegd worden van de ketelcondensator. Immers de oppervlakte-condensor, al toegepast in de kinderjaren van de stoommachine, heeft eerst in de laatste tijd in ongeveer gelijke gedaante, onder de naam van Shell and Tube condensor, in de koeltechniek bekendheid verkregen. Amerika is het land waar de ouderwetsche oppervlakte-condensator zijn verjongingskuur onderging, Om, nu recht overeind gezet, zijn nieuwe bestemming te volgen. Het horizontale type wordt door sommige firma's ook nog uitgevoerd, doch blijve hier buiten beschouwing, daar het de in het oog springende voordeelen van de verticale uitvoering mist. In tegenstelling met andere condensatortypen, waarbij in het algemeen de lucht en andere moeilijk te condenseeren gassen gelijkmatig in de condensator verdeeld zijn, kan in de ketelcondensator een temperatuurverschil geconstateerd worden en wel zoodanig, dat aan de bovenzijde van de ketel de laagste temperatuur heerscht; de ongewenschte gassen schijnen van boven naar beneden toe te nemen. Het is dus gewenscht, althans voor bedrijf met NH3, zoowel boven als onder aan de ketel ontluchtingskraantjes aan te brengen.
Constructie. De staande ketelcondensator bestaat uit een verticale, electrisch gelaschte, cylindrische ketel, met ingelaschte bodem- en topplaat, waartusschen de waterpijpen zijn aangebracht. (Afb. I). De pijpeinden worden in de platen gewalst. Voor SO2-installaties is het gewenscht deze verbindingen ook electrisch te lasschen. Het koelwater wordt aan de bovenzijde toegevoerd en door middel van een overloop en rooster regelmatig over alle pijpen verdeeld. In de pijpuiteinden zijn losse verdeelstukjes geplaatst om het water te dwingen in een dunne laag langs de binnenzijde der pijpwanden te vloeien en te verhinderen, dat een nuttelooze hoeveelheid water door de kern der pijpen wegstroomt. Sommige Amerikaansche firma's hebben deze verdeelstukjes zoodanig geconstrueerd, dat het water schroefvormig langs de pijpwanden moet stroomen; dit blijkt evenwel een overbodige luxe te zijn, daar met zeer eenvoudige deflegmatoren hetzelfde resultaat bereikt wordt. De persleiding van de compressor wordt ter halve hoogte aan de ketel aangesloten, het dampvormig koelmedium condenseert tegen de buitenwand der waterpijpen, stroomt langs deze omlaag en wordt bij de bodem van de ketel afgetapt.
Wensche1ijk, met het oog op een gemakkelijke contrôle en regeling der installatie, is aanbrenging van een peilglastoestel.
Voordeelen tegenover andere constructies. Wat zijn nu de sprekende voordee1en van de ketelcondensator? 1. Geringe benoodigde plaats ruimte: een vergelijking van verschillende condensatortypen voor eenzelfde capaciteit, toont, dat approximatief benoodigd is voor: een ketekondensator (afb. 2): a m2 vloeropp. (inclusief fundatie): een dompelcondensator (afb. 3): 6,5 a m2 vloeropp. (inclusief fundatie): een dubbelpijpcondensator (afb. 4): 11 a m2 vloeropp. (inclusief fundatie): een bevloeiingscondensator (afb. 5): 44 a m2 (inclusief wateropvangschaal). 2. Eenvoudige constructie en zeer gemakkelijke reiniging van de watervoerende pijpen: gedurende het be-
□
KOELTECHNIEK
23
. drijf behoeft slechts een verdeelstukje, (dat los op de pijp rust, weggenomen te worden, waarna de betreffende pijp met een staalborstel inwendig van slib of andere afzettingen uit het water gereinigd kan worden. 3. Lage aanschaffingskosten: door de gunstige warmtedoorgangscoëfficient kan met een klein koelend oppervlak volstaan worden; de eenvoudige bouw werkt mede om de prijs laag te houden. Warmte-doorgangscoëfficient. De gunstige warmtedoorgangscoëfficient k is te danken aan de groote snelheid, waarmede het water in een dunne laag langs de binnenzijde der pijpen afvloeit. Zooals bekend, is
de warmteoverdracht van volkomen gassen zeer slecht, van condenseerende damp daarentegen zeer goed. zoodat het zaak is de oververhittings-
Der Flüssige Sauerstoff. Seine Aufbewahrung, sein Transport und seine Erzeugung. M. Laschin. Uitgave: Carl Marhold, Halle am SaaIe, 1929. Prijs 4.40 Mk. (ingen.) Het boek is verdeeld in twee gedeelten. Het eerste en voornaamste gedeelte behandelt uitvoerig de methoden voor het bewaren, vervoeren en distribueeren van zuurstof in gasvormigen en vloeibaren toestand. Op aangename en toch wetenschappelijke wijze wordt een overzicht gegeven van de constructie en isolatie der kleinere en grootere reservoirs voor vloeibare zuurstof, verduidelijkt door verschillende goede afbeeldingen. Met de publicaties van Meissner over de geringe waarde van het polijsten en de groote waarde van het electrisehe geleidingsvermogen voor
warmte snel af te voeren. Ter bereiking van dit doel wordt de gasaansluiting niet boven aan de ketel aangebracht, doch ongeveer ter halve hoogte, in welk gedeelte de verhitte gassen waterpijpen treffen, die reeds met een dun laagje condensaat bedekt zijn, dat van boven af stroomt, hetgeen de warmteoverdracht bevordert. Bij verhooging van de belasting bij een bepaald koelwaterverbruik neemt k af; vergrooting van de hoeveelheid koelwater bevordert, tot een zekere grens, de warmteoverdracht. De vloeistoftemperatuur is tot nagenoeg op de temperatuur van het afloopende
niet mogelijk. Achterschakeling van een eenvoudige vloeistofnakoeler in tegenstroom met het versche koelwater is dus gewenscht. Bij een hier te lande gebouwde ketel condensator met een verkoelend oppervlak, aan de buitenzijde der waterpijpen gemeten, van 9,85 m2 werd bij een koelwaterverbruik van 10,9 m3/uur en een gemiddeld temperatuurverschil van 2,31 °C. een warmtedoorgangscoëfficient k gemeten van 1920 Cal uur. M2 °C.
Wel moet in het oog gehouden
koelwater terug te brengen; daar de warmteoverdracht evenwel in gelijkstroom met het koelwater geschiedt, is een onderkoeling van de vloeistof
worden, dat de warmteoverdracht sterk achteruitgaat, indien zich slib, olie of andere verontreinigingen op de pijpwanden afzetten.
het verminderen van de warmtestraling is bij enkele opmerkingen van blz. 15 nog geen rekening gehouden. De schrijver staat daarna uitvoerig stil bij de methoden van verdamping en verdeeling op de centrale distributieplaatsen en in de fabrieken.
van dit zeer uitgebreide onderwerp; daarvoor zijn andere boeken. Het is den schrijver echter gelukt, in het kort een duidelijk overzicht te geven, voor zoover het onderwerp van belang is voor de zuurstofindustrie en noodig was als aanvulling van het eerste hoofdstuk. Het boek kan een ieder, die, zonder op de theorie diep in te gaan, toch een duidelijk begrip wil hebben van den tegenwoordigen stand van het zuurstofvraagstuk, ter lezing worden aanbevolen.
In de betreffende hoofdstukken zijn waardevolle gegevens opgenomen over de verdampingsverliezen tijdens het aftappen uit de gasscheidingsapparaten, het bewaren en afleveren. Het tweede gedeelte geeft een overzicht van de verschillende procédé's voor het afscheiden van vloeibare zuurstof. Daarin worden in hoofdzaak de methoden van Linde, Claude (air liquide) en Heylandt vergeleken en het krachtverbruik per kg geproduceerde zuurstof voor elk bepaald. De bedoeling van dit hoofdstuk is niet een wetenschappelijke behandeling
MEDEWERKERS. Het is ons aangenaam te kunnen berichten dat tot de medewerkers aan ,,Koeltechniek” alsnog zijn toegetreden de heeren Prof. C.F. van Oijen en L. Allard. In het vorige nummer zijn door een misverstand onder de medewerkers vermeld de heeren Prof. Dr. L.S. Ornstein en E.F.M. van der Held.
24
□
KOELTECHNIEK
Het Koelvraagstuk voor Land- en Tuinbouw in Nederland Koeling noodig om de Rentabiliteit van Land- en Tuinbouw te Verhoogen. De Taak van den Consulent voor de Conserveering door Kunstmatige Koude. Door Ir. R. MULDER, Adjunct-Rijkstuinbouwconsulent. In dit artikel willen wij trachten een korte uiteenzetting te geven van den stand van het koelvraagstuk in Nederland en de wijze, waarop daaraan gewerkt wordt. Hierbij beperken we ons tot de koeling van land- en tuinbouwprodukten en hiervan dan alleen weer het economische en biologische gedeelte. Op ander terrein, b.v. mechanisch-technisch, zullen ook vraagstukken te over zijn, doch deze liggen niet op ons gebied. Men kan beginnen met twee kanten aan 't koelprobleem te onderscheiden, een biologisch-technische en een economische. De technische vraag is: ,,Hoe moet voor elk produkt de behandeling zijn om een maximum bewaarduur te krijgen en tot hoe lang kan deze laatste opgevoerd worden?” En de economische vraag: ,,Kan van deze koeling in het land- en tuinbouwbedrijf een voor de economie van het bedrijf, voordeelig gebruik gemaakt worden en waar, op welke wijze en in welke mate moet in het bedrijf koeling toegepast worden?” Het vervoer der produkten en in het algemeen de afzet en distributie er van., rekenen we hierbij tot ,,het bedrijf”, al kunnen deze onderdeelen door verschillende personen verzorgd worden. Deze volgorde doet op papier plezierig aan. Was n.l. de eerste vraag opgelost, of voor een goed deel althans, dan zou de tweede - waar het tenslotte op aan komt! - een betrekkelijk eenvoudig rekenvraagstuk zijn. Vooropgesteld natuurlijk, dat men een globaal inzicht bezit in de grootte der aanvoeren op de markt en het verloop der marktprijzen hetwelk statistisch onderzoek kan verschaffen. De kosten van het koelprocédé kunnen ten naastenbij bekend zijn. In de praktijk staat het echter zoo, dat zeer dringend een oordeel over de economische mogelijkheden van de koeling in de naaste en verdere toekomst gevraagd wordt, terwijl voor een groot deel het technische vraagstuk inderdaad nog ,,vraagstuk” is. Wanneer iemand - zooals schrijver dezes - er van overtuigd is, dat het koelen een belangrijke plaats zal moeten gaan innemen in het land- en tuinbouwbedrijf om de rentabiliteit daarvan te verhoogen, dan is zoo'n
meening dus nog niet eenvoudig rekenkundig te bewijzen. Wel zijn er voldoende aanwijzingen, welke een dergelijke meening ondersteunen en berusten ook de verwachtingen, welke men hierbij aan de toekomstige bewaartechniek moet stellen, op redelijke gronden. Wij kunnen hier trouwens aanstippen, dat verschil van meening in deze slechts van kwantitatieven aard kan zijn en dus slechts kan betreffen de meerdere of mindere uitgebreidheid van de toekomstige toepassing der koeltechniek in het bedrijf. En deze zal afhangen van de ontwikkeling van de techniek zelf en de mogelijkheden, welke ze zal kunnen bieden, waarover later nog meer. Principieel is de beslissing ten gunste der koeltechniek door de praktijk reeds geleverd. Dat de toepassing van een procédé aanvangt, terwijl dit procédé zelf nog in een verre van volmaakt stadium verkeert, is trouwens wel regel. Op zichzelf geeft dit meestal al een aanwijzing voor grooter mogelijkheden in de toekomst. De Tuinbouw heeft Behoefte aan Koeling. Van eieren, vleesch, visch en zuivelprodukten, is de koelhuisbehandeling het best bekend. Natuurlijk doen zich ook hierbij nog problemen voor, maar het is daar toch zoo gesteld, dat men een redelijk resultaat mag verwachten, indien men met verstand gebruik maakt van in de praktijk en uit onderzoek verkregen ervaring. Economisch probleem is hier dan ook in groote trekken geen probleem meer. Koeling wordt voor de genoemde produkten op groote schaal toegepast en is eenvoudig onmisbaar geworden. De bovengenoemde moeilijkheden leveren dus vooral de tuinbouwprodukten: fruit en groenten. Direkt valt wel op, dat hiertoe de buitengewoon groote verscheidenheid van en variatie in de produkten veel zullen bijdragen. Ondertusschen kan men ook hier reed eenige gebieden aanwijzen, waarin koeling, hoe onvolkomen ze nog mag zijn, gebruikelijk en onmisbaar geworden is. Voor het tuinbouwbedrijf in zijn vollen omvang geldt dit voor Amerika, wat de afzet van zijn pro-
dukten betreft. En verder algemeen, wat betreft het zeevervoer van tuinbouwprodukten over grooten afstand. Het vraagstuk was daar op z'n eenvoudigst. Er kan zeer veel nog aan de koelhuisbehandeling ontbreken, maar bij lager temperatuur houdt men toch bijna altijd een produkt wel langer goed dan bij hooge. Is nu de afzet van een produkt zonder koeling eenvoudig niet mogelijk, dan produceert men het niet, of men is gedwongen het met koeling te probeeren. En zoo staat de zaak in Amerika, waar men met langdurig vervoer en daarbij vaak leer hooge temperaturen moet rekenen en vanzelf ook bij ver zeetransport. De koeling is hier inderdaad gebleken de noodzakelijke oplossing te kunnen verschaffen. Hiermede is dus het vraagstuk, zooals het zich in Europa voordoet, niet direkt vergelijkbaar. Het gaat hier over 't algemeen niet om het mogelijk maken van den afzet van het tuinbouwbedrijf, door toepassing der koeltechniek, maar om het verbeteren van een afzet, welke ook zonder dit hulpmiddel reeds een groote ontwikkeling bereikt heeft. Dat men voor verbetering van een reeds zeer intensief bedrijf, allicht over fijnere en veel meer zekerheid gevende methoden moet beschikken dan in het vorige geval, is zonder meer duidelijk. De eerste vraag is nu: Heeft het tuinbouwbedrijf behoefte aan een hulpmiddel, waardoor het meer speling krijgt, zoowel in tijd als in afstand. bij den afzet van zijn produkten? Dit valt niet te ontkennen. Het bedrijf kan elke verbetering, welke de rentabiliteit verhoogt, gebruiken, heeft ze zelfs dringend noodig. En juist de afzet is een moeilijk en zorg gevend punt, in verband met de telkens zich voordoende, tijdelijke overvoering van de markt. Komt dus de tweede vraag: Kan de koe1ing tot die verbetering bijdragen? En is dit reeds mogelijk bij de stand, waarop op het oogenblik de koeltechniek zich bevindt, of moet deze daartoe eerst op veel hooger peil gebracht worden? Hierop zouden wij willen antwoorden: De koeltechniek kan reeds bij haar tegenwoordige stand veel nut
□ leveren. Echter nog lang niet zooveel, als op de duur wenschelijk en noodig zal zijn. Daartoe is een hooger peil der koeltechniek beslist noodzakelijk De praktijk gaat hoe langer hoe meer voelen, dat ze ,,zoo iets als koeling” noodig heeft, om haar produkten een tijdlang goed te kunnen bewaren, waardoor tijdelijke ongunstige marktschommelingen tengevolge van overaanvoer, gecoupeerd kunnen worden en waardoor het consumptie-seizoen van een artikel verlengd kan worden. Wellicht kan ook in bepaalde gevallen een door koeling mogelijk gemaakte vergrooting van het afzetgebied van belang zijn. Hoe langer bewaarduur nu mogelijk is, des te sterker komt men daardoor met een bepaald produkt te staan tegenover genoemde ongunstige invloeden. Hieruit blijkt, dat het onder meer afhangt van het vertrouwen, dat men in de toekomstige bewaartechniek stellen wil, hoe groot de rol kan zijn, welke men haar op den duur in het bedrijf denkt te moeten toekennen. Profeteeren is ons werk niet. Wij constateeren alleen, dat we niet pessimistisch zijn in dit opzicht. Er zijn bemoedigende voorbeelden genoeg, zoowel reeds op dit gebied als elders, waar het menschelijk vernuft vaak door den nood gedwongen - heeft moeten toonen waartoe het in staat was. De Koeltechniek Dient thans reeds den Tuinbouw. Het voorgaande gold meer de toekomst. Wij hebben nu nog de vraag onder de oogen te zien, of op het oogenblik de koeltechniek reeds op ons gebied van nut kan zijn. Eenig overleg voert wel tot een bevestigend antwoord. Feitelijk levert echter, hoe gebrekkig ze nog zijn moge, ook hier de praktijk reeds afdoende het antwoord in bevestigende zin. Een feit is, dat men met het koelen van verschillende produkten reeds begonnen is. Verder, dat het aantal produkten, waarmee men het probeert, steeds grooter wordt en dat deze beweging de laatste jaren flink toeneemt. In de eerste plaats in de bestaande, algemeeene koelhuizen, terwijl nu al door de tuinbouwveilingen begonnen is met het oprichten van eigen koelhuizen. Dit wijst alles wel op de noodzaak van koeling en op het voordeel, dat er reeds mede te behalen valt. Daarbij moet men niet vergeten, dat bij onze toestanden ook oogenschijnlijk kleine verbeteringen nog wel eens een behoorlijk effect kunnen opleveren. Het bloemenvervoer van de Rivièra naar Parijs b.v. geschiedt nog slechts eenige jaren per koelwaggon en wel
KOELTECHNIEK in de eerste en laatste maanden van het winterseizoen. Gedurende die perioden was de temperatuur tijdens het vervoer anders vaak te hoog en de koelwaggon leverde hier voordeel, doordat de gekoelde bloemen, die er bij aankomst op de markt frisscher uitzagen dan de ongekoelde, veel hooger prijzen opbrachten. De afstand van vervoer is in dit geval toch niet zoo verbazend groot. Ook uit Holland worden veel bloemen geëxporteerd en wel wordt voor de langste afstanden (Duitschland, Zwitserland, Oostenrijk) meer en meer van vliegmachinevervoer gebruik gemaakt. Als verder hulpmiddel wordt daarbij wel ijs en in den laatsten tijd z.g. koolzuur-ijs, in de verpakking toegepast. Het zou nu m.i. nog te bezien zijn, wat voor massa-vervoer voordeeliger kan worden vliegmachinevervoer of vervoer door een behoorlijk ingerichte koelwaggon-dienst. Zoo zijn er meer dingen, waarbij onder de tegenwoordige omstandigheden misschien reeds verbetering te verkrijgen zou zijn. Ook bij de tegenwoordig mogelijke bewaarduur van diverse produkten, levert het omzeilen van korte perioden van te lagen prijs voor iemand met inzicht wel perspectieven, terwijl met enkele produkten (kool, appelen, peren, druiven) op langen termijn reeds vaak wat te bereiken valt. Het komt er dus maar op aan - en dit is een dringende eisch - dat de reeds bestaande mogelijkheden zoo goed als het kan benut worden. De Kennis van het Kweeken van Fruit en Groenten is nog Onvoldoende. Gaan we nu na, hoe het staat met onze exakte kennis betreffende de koeling van fruit en groenten, dan blijkt dit nog vrij bedroevend. Voor het leeuwendeel berust ze op Amerikaansche praktijk en Amerikaansch onderzoek, terwijl ook in Engeland mooi wetenschappelijk werk verricht is. Het overige kunnen we nog vrijwel zonder gevaar verwaarloozen1). Een groote plaats wordt daarbij in Amerika ingenomen door het onderzoek op het gebied van ,,precooling” en transport: koeling op betrekkelijk korten termijn dus. Wat de koeling op langen termijn betreft, is vooral aandacht gewijd aan appelen en peren, verder aan druiven en grape-fruit. Natuurlijk is het verricht aan Amerikaansche variëteiten en wel voornamelijk hun export-variëteiten. Het Engelsche onderzoek geldt voor________ 1
) De onderzoekingen in Duitschland door Plank, v. Gerlach en Schneider, welke reeds in 1917 zijn aangevangen, zijn zeer wetenschappelijk en niet te verwaarloozen. Red.
25 namelijk appel en peer en veel daarvan is in het bijzonder verricht in het belang van het transport AustraliëEngeland. In den laatsten tijd neemt ook het belang van het fruitvervoer Zuid-Afrika-Engeland toe, waarbij weer andere fruitsoorten te pas komen. In deze bronnen vinden we veel nuttige algemeene gegevens omtrent bewaarphysiologie en - pathologie van de produkten, welke ons als punt van uitgang kunnen dienen. We vinden echter geen toepasbare voorschriften voor onze appel-, peer- of druivenvariëteiten. En zoodra van een ander produkt gegevens over koeling op langen termijn gevraagd worden waaraan hier juist behoefte is - merkt men, dat daarover niets bruikbaars bekend is. Dus ....: eigen onderzoek van eigen tuinbouwprodukten, onder de hier heerschende omstandigheden is noodzakelijk! De Cryologisch-Biologische Afdeeling van het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt. Deze noodzaak is door enkele personen al eerder gezien. De Wageningsche hoogleeraar in de Tuinbouwplantenteelt, Prof. Ir. A.M. Sprenger o.a., was reeds lang van de toekomstige beteekenis van de koeltechniek voor het tuinbouwbedrijf overtuigd. Bij de bouw van het laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt, voor ongeveer 10 jaren heeft hij er reeds met alle kracht voor gepleit om aan dat laboratorium gelegenheid te scheppen voor onderzoek op koelgebied. Helaas zijn zijn plannen, tengevolge van de na-oorlogsche bezuinigingscampagne toen niet verwezenlijkt. Anders had reeds een goede grondslag gelegd kunnen zijn, terwijl men nu voor het geval staat, dat het onderzoek eerst beginnen moet, terwijl de praktijk reeds dringend behoefte heeft aan de kennis, die dat onderzoek zal moeten opleveren. Hoe het ook zij, later is men meer algemeen het belang van koeling en van desbetreffend onderzoek gaan inzien. En zoo is tenslotte met Rijkssteun en hulp van de vereeniging ,,Zeelands Proeftuin” en de ,,Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek”, de tegenwoordige cryologisch-biologische afdeeling aan bovengenoemd laboratorium tot stand gekomen. Deze afdeeling 2) omvat een koel_________ 2 ) In de Mededeelingen no. 60 van de ,,Nederl. Ver. voor Koeltechniek” is een door Prof. A.M. Sprenger voor die vereeniging gehouden lezing opgenomen, waarin o.a een uitvoeriger beschrijving van de inrichting voorkomt. Deze lezing is ook afzonderlijk uitgegeven als Mededeeling no.10 van het Lab. voor Tuinbouwplantenteelt
26
KOELTECHNIEK
installatie met 5 koelcellen en eenige andere vertrekken, als: contrôlekamer, chemisch laboratorium, kamer voor mikroskopie e.d., laboratorium voor ruw werk en een studeerkamer voor het wetenschappelijk personeel. In de handbibliotheek van het laboratorium, heeft de koellitteratuur een eigen afdeeling gekregen. Deze bibliotheek bevat, naast de boeken, een kaartsysteem voor litteratuur, waarin nu dus ook zooveel mogelijk alle litteratuur, die het gebied der koeltechniek raakt, volgens het decimaal systeem wordt ondergebracht. De exploitatie van de koelafdeeling werd door een jaarlijksche bijdrage van de ,,Vereeniging voor Koeltechniek” en een extra Rijkssubsidie mogelijk gemaakt. De subsidie van de vereeniging werd principieel voor 5 jaren toegezegd, waarna door de algemeene vergadering jaarlijks een nader besluit genomen wordt. Het bedrag, dat voor het tweede jaar, 1930, evenals voor het eerste, op ƒ 2.500 werd bepaald, wordt opgebracht door een extra bijdrage van de meeste leden-bedrijven van de vereeniging. Dus door koelhuizen, abattoirs, reederijen, fabrieken van machineen isolatie-materiaal, enz. Een Tuinbouwconsulent voor Koeltechniek. Op de koelafdeeling waren het eerste jaar werkzaam: een van Rijkswege aan het laboratorium aangesteld assistent en een assistent in dienst der ,,Vereeniging voor Koeltechniek”. Als zoodanig fungeerden resp. Ir. O. Banga en schrijver dezes. Eerstgenoemde is nog als zoodanig werkzaam, terwijl de positie van laatstgenoemde intusschen veranderd is. Deze is n.l. met ingang van 1 Febr. j.l. aangesteld als adjunot Rijkstuinbouwconsulent, speciaal belast met het doen van onderzoek betreffende de conserveering van land- en tuinbouwprodukten door middel van kunstmatige koude en het geven van adviezen op dit gebied. De consulent is gestationeerd in Wageningen. Tegenover dit beschikbaar stellen van een ambtenaar is de oorspronkelijke Rijkssubsidie voor het koelonderzoek vervallen. Men kan nu dit artikel beschouwen als een middel van den schrijver om zich in zijn nieuwe functie aan belanghebbenden voor te stellen. Wij willen dan ook eindigen met aan te geven, hoe we ons de taak van den consulent, in verband met laboratorium en praktijk voorstellen. Hieraan moge de volgende mededeeling voorafgaan. Bij het verband, zooals het hier gelegd is, tusschen consulentschap en laboratorium, is het niet mogelijk het eerste instituut los van het tweede te
behandelen, zonder zeer onvolledig te zijn. Wij zullen dus ook min of meer mededeelingen voor het laboratorium moeten doen. Voor een goede samenwerking is ten slotte een goede overeenstemming in de opvatting van den directeur van het laboratorium en den consulent noodig. Wij stellen het daarom zeer op prijs hier te mogen verklaren. dat deze mededeelingen geschieden in (vereenstemming met den Directeur van het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt, Prof. A.M. Sprenger. De Methode van Onderzoek. Op het laboratorium worden de vraagstukken, welke zich bij de koelhuisbewaring voordoen, wetenschappelijk onderzocht. Nu kan dit onderzoek nog volgens twee beginselen plaats vinden. Men kan er op werken zoo spoedig mogelijk bruikbare gegevens voor de praktijkbehandeling te krijgen voor een speciaal geval. In de tweede plaats kan men trachten dieper door te dringen in de oorzaken, die aan een verschijnsel ten grondslag liggen om zoo te komen tot algemeene kennis van de beginselen, waaruit bijzondere gevallen af te leiden zijn. Op den duur komt men op de tweede wijze natuurlijk verder. De uitkomsten van de eerste wijze van onderzoek zijn meer incidenteel en hun waarde is betrekkelijker. Wat niet wegneemt, dat in bepaalde gevallen deze voorloopige en meer oppervlakkige kennis ook veel voordeel kan opleveren, doordat ze vlugger te verkrijgen is en de praktijk daardoor voorloopig althans, voor een zeker percentage geholpen is. Elk geval dient dus op zichzelf beoordeeld en de wijze van onderzoek er van naar omstandigheden vastgesteld te worden. In de inrichting zullen waarschijnlijk meestal naast meer continue onderzoekingen, incidenteele proeven loopen. Hoe echter de problemen ook aangevat dienen te worden, het einddoel, waarop gewerkt wordt is steeds: een oplossing in het belang van de praktijk. Ook de problemen moeten dus zijn: problemen uit de praktijk. Er is dus wisselwerking noodig tusschen praktijk en onderzoek: de praktijk moet weten waar ze met haar moeilijkheden naar toe kan en de onderzoekers zullen de problemen uit de praktijk moeten halen. Voor dit laatste is vanzelfsprekend niets zoo goed dan zelf geregeld met de praktijk in aanraking te komen en de problemen daar door eigen aanschouwing te leeren kennen. Speciaal de consulent is nu aangewezen om deze kant van de zaak te verzorgen, dus het verband te helpen leggen tusschen praktijk en onderzoek.
□ Geregeld bezoek van koelhuizen, zoowel als van het tuinbouwbedrijf, waar daarin aanraking te vinden is met zaken, die het koelprobleem raken, zal daartoe dienstig zijn. Ook aan de economie van de zaak moet aandacht geschonken worden. O.a. valt hieronder het verzamelen van statistische gegevens, welke voor het koelvraagstuk van belang zijn. Het Advies-werk. Dit is zeer in 't kort, het onderzoekgedeelte van de taak. Wat het adviesgedeelte betreft, tevoren gingen de adviezen uit van het laboratorium. Nu is het advies-werk de taak van den consulent geworden. Ondertusschen brengt elk verzoek om advies ook meestal min of meer een ,,praktijkvraagstuk” aan. De nauwe samenwerking tusschen consulent en laboratorium is er weer waarborg voor, dat deze vanzelf ook het laboratorium ter kennis komen 3). Het onplezierige van het advieswerk is voorloopig nog, dat er meestal zoo weinig positiefs te adviseeren valt. Wij hopen, dat dit belanghebbenden er niet van zal afhouden toch telkens weer aan te kloppen. Al was 't alleen maar om het nut van deze voortdurende aanraking met de wenschen van de praktijk. Verder hopen we, dat, al zijn er nog bijna nooit kort en krachtig passende ,,recepten” te geven, wij toch de vragers wel eens van nut kunnen zijn. Soms is in elk geval met veel waarschijnlijkheid te zeggen wat niet goed zal zijn en in welke richting men iets wel en niet zoeken kan. Door een kwestie eens van algemeen standpunt uit te belichten, kan men aanwijzingen verschaffen over datgene, waarop men bij het probeeren van het een of ander speciaal dient te letten. Hierdoor kan men misschien de bij zulk ,,probeeren” opgedane ervaring beter zoodanig verwerken, dat ze voor een volgend maal nut oplevert. Problemen in de Praktijk. Probeeren zal men n.l. de eerstkomende tijd genoeg in de praktijk. Met hoe goeden wil men in Wageningen ook bezield is, ieder zal begrijpen, dat behoorlijk onderzoek tijd kost. Men kan ook niet met alles tegelijk beginnen. En al hoopt men, dat er zoo goed mogelijk opgeschoten zal worden en dat een (Slot volgende blz. 1e kol. onderaan.) ___________
3 ) Het consulentschap laat trouwens voorloopig gelegenheid tot actieve deelneming aan het eigenlijke laboratoriumonderzoek. Vooreerst ligt hierin toch nog wel het zwaartepunt. Naarmate het andere deel van het werk groeit, zal eigen laboratoriumonderzoek er bij in moeten schieten; hoe die verloopen moet, zal de ontwikkeling van het werk wel aangeven
Algemeene Mededeelingen Jaarvergadering van de Deutscher Kälte-Verein. De jaarvergadering van de Deutsche Kälte-Verein zal in 1930 van 4 tot 7 Juni in Stuttgart gehouden worden. Er staan weder verschillende interessante lezingen op koeltechnisch gebied op het programma. (Slot van de vorige blz.) tweede koelinrichting 4) nog beter opschieten zal veroorloven: we begrijpen ook, dat de praktijk niet met al haar moeilijkheden kan blijven wachten tot deze in het laboratorium zullen zijn opgelost en voor1oopig alleen datgene doen, waarvan ze wel geheel zeker is, want dat zou zeer weinig zijn. Dus zal de praktijk nieuwigheden blijven probeeren. Nu ligt het venschil tusschen ,,probeeren” en ,,een proef nemen” slechts in de wijze van uitvoering. Bij een proef hangt het van den opzet en van de waarneming af, in welke mate ze bruikbare ervaring zal opleveren, een zorgvuldige uitvoering vooropgesteld. Algemeene kennis van het object, dat men onder handen heeft en gelijk inzicht in de faktoren, welke bij het betreffende geval een rol kunnen spelen, zijn de voornaamste steun tot het verkrijgen van een goeden opzet en van een goede waarneming. Vooral ook vergrooten ze de kans, dat hetgeen waargenomen wordt, juist geïnterpreteerd zal worden. Een zekere ,,onderzoekroutine” is natuurlijk ook van groot belang. Wij stellen ons zoo ook voor, belanghebbenden bij het nemen van proeven in hun bedrijf van dienst te kunnen zijn door overleg vooraf en eventueel door zelf op geregelde tijden aan de contrôle deel te nemen. Het ,,adviseeren” kan zoo in bepaalde gevallen meer het karakter krijgen van samenwerking, om de vraag in kwestie op te lossen. Hiermede is men in groote trekken ingelicht over het onderzoek- en voorlicntingsinstituut op keelgebied en kent men ongeveer ons standpunt. Ik wil eindigen met de hoop uit te spreken, dat er een prettige en nutgevende samenwerking met de praktijk zal ontstaan, doch niet, dan na eerst nog verklaard te hebben, dat de aanraking welke ik tot nu toe met de koelpraktijk had, voor mij steeds buitengewoon prettig is geweest, wat mij hoop geeft voor de toekomst. _______ 4 ) Deze koelinrichting komt in een bij het laboratorium behoorend bedrijfsgebouw, met den bouw waarvan voor kort begonnen is.
Abattoir in Alkmaar.
Nieuwe Koelhuizen in Chili.
De koelinstallatie van het abattoir in Alkmaar is dezen winter gewijzigd. De bestaande luchtkoeler volgens het natte systeem is vervangen door een drogen luchtkoeler van circa 50.000 Calorieën per uur. Dit is van de in Nederland bestaande abattoirs de eenige droge luchtkoeler, welke met directe verdamping van koolzuur werkt. _____
De regeering van Chili wil 15.000.000 Pesos (ongeveer 18.750.000 gulden) besteden voor koelhuizen voor vleesch, visch en andere levensmiddelen. Het is de bedoeling om in verschillende plaatsen zooals Valparaiso, Santiago, Talcahuano, San Antonio, Temuco, Antofagasta en Iquique koelhuizen te stichten. Het bovengenoemd bedrag is nog niet door de regeering toegestaan. _______ Vischtrawier ,,Volkswohl”.
Galak Condensed Milk Company. In Amerongen is door de GALAK Condensed Milk Company uit Rotterdam een melkontvangstation gesticht met laboratorium en koelinrichting. De melk zal worden geleverd door circa 700 melkveehouders. Dit ontvangstation kan 50.000 tot 60.000 Liter melk per dag tot 4 graden Celsius koelen. Het vervoer van de gekoelde melk zal geschieden per tankauto tot den Rijn en verder per tankboot naar Rotterdam. ______ Borsig-Mannesmann. De belangengemeenschap tusschen A. Borsig G.m.b.H. en de Mannesmann-Kälteindustrie A.G. op het gebied der kleine koelmachines voor koetkasten is geëindigd. ______
Het grootste Koelschip van de Wereld. Op 17 April a.s. zal de Tuscan Star, het nieuwste koelschip van de Blue Star Line zijn eerste reis beginnen. Dit schip overtreft in afmetingen der koelruimten zelfs de volgens tonnenmaat iets grootere vijf nieuwe schepen van de Nelson Line. De Tuscan Star is een motorschip van 11.450 Gr. Reg. Ton, dat gebouwd is door Palmens Shipbuilding & Iron Company. De afmetingen zijn 149,35 Meter totale lengte, 20,72 Meter breedte over het grootspant en 9,37 Meter hoogte in de zijden. Het schip heeft zeven gekoelde ruimen met 34 aparte afdeelingen van totaal 17.000 kubieke Meter inhoud. Bovendien zijn nog 70 kubieke Meter gekoelde proviandruimen aanwezig. De koeling geschiedt door pekelcirculatie, waarvoor circa 129,54 K.M. pijpsystemen zijn geïnstalleerd. De hoeveelheid pekel bedraagt niet minder dan 300.000 KG. Voor de voortbeweging dienen twee achtcylinder dieselmotoren van 9.000 PK. De snelheid tijdens de proeftocht bedroeg 17 knoopen.
De Duitsche stoomtrawler ,,Volkswolhl” is een schip van 500 reg. ton, 52,57 m lang, 8,75 m grootste breedte over de spanten, 4,85 m hoogte in de zijden. Het wordt voortbewogen door een Dieselmotor van 600 pk. De gekoelde ruimen hebben samen ongeveer 255 m3 inhoud. De oliebunkers met 130 ton olie zijn berekend voor een reis van 45 à 50 dagen. De bouwkosten hebben rond 720.000 gulden bedragen, inclusief de inrichting voor het bevriezen van de visch. _______ Kunstmatige IJsbanen. Er schijnt in den laatsten tijd weer meer belangstelling te ontstaan voor het bouwen van kunstmatige ijsbanen. In Stockholm zal men overgaan tot stichting van een overdekte ijsbaan. nadat van het plan tot inrichting van een openlucht-ijsbaan is afgezien. De exploitatie van een dergelijke baan in Zweden is goed rendabel te maken door de enorme toeneming van de ijshockey-sport. De wedstrijden met hun groote inkomsten zullen waarschijnlijk, evenals dit bij de voetbalsport het geval is geweest, het vraagstuk der rentabiliteit definitief oplossen. Eveneens in Praag zal een kunstijsbaan worden opgericht. Ook in deze plaats heeft de Tsjecho Slowakijsche IJshockeybond bij het voorbereiden en doen slagen der plannen een groote rol gespeeld. ______
Verhandelingen Internationaal Congres Koeltechniek te Rome in 1928. Deze verhandelingen, waarvan bericht was ingekomen, dat zij in November en December 1929 zouden verschijnen, zullen pas dezen zomer verzonden worden. Tot heden is slechts band II gereed.
27
Uit de Buitenlandsche Vakpers. Koelen van Goederen tijdens het Transport. In ,,Die Kälte-Industrie” van Maart 1930 behandelt Pohlmann de verschillende methoden, welke tegenwoordig voor dit doel worden toegepast. Hij behandelt achtereenvolgens de koeling door ijs, door ijs en zout, door eutectische vloeistoffen en door vast koolzuur. Hij wijdt speciale aandacht aan het vervoer in auto's. Van belang is zijn beschrijving van een wagen met indirecte koeling door vast koolzuur, waarbij een ander koudemedium voor het overbrengen van de koude wordt gebruikt. De installatie is schematisch weergegeven in afbeelding 1. Het vaste koolzuur
toegevoerd. Het sublimeeren vermindert dan van zelf. Men kan bovendien de verdampingstemperatuur van het koude-medium in den verdamper beïnvloeden door bijmenging van lucht, waardoor de laagste verdampingsspanning wordt verhoogd. Dit is tevens een regeling van de hoeveelheid warmte, welke aan het vaste koolzuur wordt toegevoerd.
Kleine Koelmachines voor Huishoudelijk Gebruik.
wordt geplaatst in een dubbelwandige metalen bak, welke dienst doet als condensator. De ruimte tusschen de beide wanden staat in verbinding met een pijpensysteem, waarin een koudemedium met laag kookpunt wordt gebracht (bijv. Aethyl-Chloride). Zoodra de tusschenruimte van het dubbelwandige reservoir door het inbrengen van vast koolzuur op lage temperatuur wordt geracht, condenseert hierin het Aethyl-Chloride, dat daarna in vloeibaren toestand weder in de onderste pijpen van het koe1systeem terugvloeit. Hierin wordt het opnieuw verdampt door de omgevende lucht, welke daardoor wordt afgekoeld. Het koolzuurgas, dat bij het sublimeeren van het vaste koolzuur ontstaat, ontwijkt door ribbenpijpen naar buiten. Deze ribbenbuizen helpen aan de koeling van het voertuig mede. Men heeft dus geheel indirecte koeling, waarbij in den wagen geen koolzuur komt. Het voordeel van de omhulling der goederen door het koolzuurgas vervalt. Hiertegenover staat echter het voordeel, dat men zonder bezwaar in den wagen kan gaan. Zoodra de temperatuur zeer laag wordt, verdampt het Chloor-Aethyl in de buizen niet meer en wordt aan het koolzuurijs dus ook geen warmte meer
28
Een overzicht van de enorme toeneming van het gebruik van gekoelde kasten in Amerika geeft Churchil in ,,Refrigerating Engineering” van November en December. De groote toeneming dateert van 1926, toen reeds 248.000 machinaal gekoelde kasten werden geleverd. Dit aantal was voor 1929 reeds gestegen tot 650.000, terwijl voor 1930 op een afzet van ongeveer 1.000.000 gerekend wordt. Men kan aannemen, dat in Amerika op 1.500.000 het oogenblik reeds machinaal gekoelde kasten in gebruik zijn, welke per jaar 630.000.000 kWh aan electriciteit gebruiken. Toch behoeven de ijsfabrieken nog niet bang te zijn voor de concurrentie, als men bedenkt, dat dit slechts 7,2 % is van het totale aantal huishoud-koelkasten, zoodat er dus nog circa 19.300.000 door ijs gekoelde kasten gebruikt worden. De pogingen om de absorptie-machine weder nieuw leven in te blazen voor dit doel, schijnen hoe langer hoe meer op een mislukking te zullen uitloopen. In Amerika bouwen van de 82 ernstig in aanmerkiing komende firma's slechts 5 absorbtie machines, dat is dus 6,1 %. De pas gehouden jaarbeurs in Leipzig schijnt ditzelfde verschijnsel ook voor Duitschland te bevestigen, evenals de jaarbeurs in Utrecht, waar geen enkele absorptie-machine meer aanwezig was.
Vacuum Mantelreservoirs van Metaal voor Vloeibaar Gemaakte Gassen. In het ,,Zeitschrift für die Gesamte Kälte-Industrie” van Maart 1930 geeft Meissner een overzicht van de door hem in samenwerking met Voigt verrichte onderzoekingen in het koeltechnisch laboratorium van de Physikalisch-Technischen Reichsanstalt. Ofschoon zijn proeven in hoofdzaak bedoeld waren voor vloeibaar gemaakte waterstof, zijn de resultaten natuurlijk ook van groot belang voor reservoirs, waarin vloeibare lucht en zuurstof bewaard of vervoerd worden. Hij komt tot de volgende resultaten: 1. Een kleine warmtegeleidingscoëfficient van het materiaal van den eigenlijken binnenmantel heeft weinig waarde. Wel is deze van belang voor de binnenste hals van het reservoir. 2. Een lange hals met geringe doorsnede is belangrijk. 3. De oppervlakte van binnen- en buitenmantel, aan de zijde van het vacuum, moeten goed electrisch geleidend zijn, om de door straling overgebrachte warmte gering te maken. Het gepolijst zijn van deze oppervlakken speelt geen rol. 4. Voor het absorbeeren van de gasresten in den mantel is het gebruik van kool van cocosnoot-schalen aan te bevelen. 5. Ruime openingen voor het toetreden der zeer verdunde gasresten naar de absorptiekool is. van groot belang. Deze proeven zijn belangrijk voor het transport van zuurstof in vloeibaren toestand, dat naar het schijnt binnenkort een uitgebreide toepassing zal vinden.
Drogen van Acetyleen door middel van Koude. In een fabriek van acetyleen-dissous in Zwitserland heeft men voor het drogen van het acetyleengas een koelinstallatie opgesteld, welke per uur 25 m3 gas van 30 °C. tot -5 °Celsius kan afkoelen. Het gas doorloopt daarbij een droge koeler voor directe verdamping, welke uit twee afdeelingen bestaat. Hiervan werkt steeds één als verdamper, terwijl de andere na het berijpen als condensator wordt geschakeld voor het ontdooien van de sneeuwlaag. (Zeitschrift für Komprimierte und flüssige Gase. 28e Jrg. no. 6.)
□
KOELTECHNIEK
Nieuwe Engelsche Trawlers met Vriesinstallatie. In ,,Ice and Cold Storage” van Maart 1930 wordt melding gemaakt van een stoomtrawler ,,Nunthorp-Hall” uit Fleetwood, welke voorzien is van een installatie voor het bevriezen van visch aan boord. De visch wordt eerst gewasschen en daarna bevroren in koude pekel. Er schijnt buitengewone waarde geihecht te worden aan een volkomen sterile behandeling, weshalve ook het waschwater eerst gesteriliseerd wordt. Verdere bijzonderheden ontbreken. Verder zal ook weder een grooter schip n.l. de ,,Highland Pride” uit Aberdeen uitgerust worden als moederschip voor het bevriezen van visch. Dit schip zal met een vloot van circa 50 kleinere motorvisschersbooten en twee trawlers een reis van 4 à 5 maanden naar Groenland maken voor het visschen op heilbot en kabeljauw. ______
De Eerste Schepen met Koelruimte. Volgens de ,,Shipping World” is in 1875 de koeltechniek voor het eerst aan boord van een schip toegepast en wel met het oog op het vleeschvervoer. Het betrof het Australische zeilschip ,,Northam”. Deze onderneming werd echter een mislukking door lekken in de buizen. Het eerste succes werd bereikt met het Fransche stoomschip ,,Paraguay”, inhoud 1.440 ton, uitgerust met een complete koelinstallatie. Het vervoerde in 1878 van de River Plate naar Havre 5500 stuks geslacht vee, dat in uitstekende conditie aankwam. ______
Koelen van Aquariums: Een interessante toepassing der koeltechniek is .het koelen van het water in het aquarium te San Françisco. Hierdoor is het mogelijk om visschen uit koudere streken een
29
bassin te geven, waarin de temperatuur overeenkomt met die, waarin ze gewend zijn te leven. In elk bassin loopt voortdurend een regelbare hoeveelheid gekoeld water van circa 10 °C. tot 11 °Celsius. Aan dit water wordt voldoende zuurstof toegevoegd door het inzuigen van lucht in een injecteur. Het uit de bassins overloopende water wordt gezuiverd in een zandfilter en na bezinken weer opgepompt in een boven de bassins gelegen geïsoleerd reservoir van ongeveer 75 m3 inhoud. In dit reservoir wordt het gekoeld door middel van een verdampersysteem. De temperatuur in dit reservoir wordt binnen bepaalde grenzen constant gehouden door middel van een thermostaat met automatische regeling van de koelmachine. (Electric Refrigeration News 1930, no. 10.) _____
Mengsel van vast Koolzuur en gewoon IJs. Het is een nadeel van de directe koeling door droog ijs (vast koolzuur), dat aan de levensmiddelen, welke in het koolzuurgas worden gekoeld, zeer sterk water wordt onttrokken. Ze drogen dus te veel uit. Volgens Josephson kan men hieraan tegemoet komen, door gelijk met de vorming van het vaste koolzuur ook een zekere hoeveelheid water te laten bevriezen. Hierdoor wordt een homogeen product verkregen, waaraan de naam ,,Hydrice” is gegeven. Bij de verdamping zet het koolzuur zeshonderdvoudig uit. Volgens den uitvinder zal hierdoor het gevormde gas de fijne deeltjes gewoon ijs medevoeren. In hoeverre deze reeds dadelijk in de koelruimte zullen smelten en de atmosfeer voldoende bevochtigen, is moeilijk te beoordeelen. Proeven schijnen een goed resultaat opgeleverd te hebben, zoodat een maatschappij voor dit product in Amerika is opgericht. (Refrigerating Engineering, Jan. '30.)
Reichs-Adressbuch für die gesamte Kälte-Industrie, (mit einem Anhang der massgebenden Verbände und deren Mitglieder). Verlag für Technische Literatur Richard Markewitz. Mühlhausen in Thür. 1929. Prijs 4.- R.M. Dit boek is te vergelijken met het in Engeland reeds sinds 1900 elk jaar verschijnende ,,Ice and Cold Storage Trades Directory and Reference Book”. Het bevat een lijst van voor alle onderdeelen der koeltechniek in aanmerking komende firma's met bijzonderheden in alphabetische volgorde, volgens woonplaats en volgens fabrikaat gerangschikt. Daarna volgt een overzicht van bekende handelsmerken en afkortingen welke bekendheid verkregen hebben. Het laatste gedeelte geeft de ledenlijsten van de Deutscher Kälte-Verein en andere vereenigingen in Duitschland op koeltechnisch gebied. Het bevat voor den bij de koel techniek geïnteresseerde een groote hoeveelheid waardevolle gegevens en adressen. Daar het de eerste uitgave op dit gebied is, mag men niet verlangen dat een dergelijk verzamelwerk volledig is. Toch had eenige deskundige voorlichting, vooral bij de rangschikking der machinefabrieken en leveranciers volgens fabrikaat, de waarde van het geheel buitengewoon verhoogd. Aan dit gedeelte ontbreekt zeer veel. Ir. D.J. MINK.
30
□
KOELTECHNIEK
Octrooinieuws op het gebied der Koeltechniek. Aangevraagde, Verleende en Vervallen Octrooien. I. OCTROOIAANVRAGEN. Openbaar gemaakt 15 Maart I930. Kl. 17 a 4. Aanvrage No. 39708 Ned. Automatische schakelinrichting voor een automatisch werkende compressiekoelinstallatie. Aktiengesellschaft Brown, Boveri & Cie. te Baden, Zwitserland. Kl. 17 a 8. Aanvrage No. 33026 Ned. Absorptie-koelmachine met continu werking, waarbij alle deelen in open gas- of vloeistofverbinding met elkaar staan. Siemens-Schuckertwerke, Ges. m.b.H. te Berlijn, Siemensstadt. Kl. 17 f 8. Aanvrage No. 45450 Ned. Platentoestel voor het uitwisselen van warmte. Richard Seligman te Wimbledon. Kl. 17 f 10. Aanvrage No. 41428 Ned . Warmteregenerator, waarbij de regenereerende massa zich tijdens het bedrijf ten opzichte van de in- en uitgangen der warmte-uitwisselende gassen beweegt. Aktiebolaget Ljungströms Augturbin te Stockholm.
de vloeibare zuurstof, zal de fractie x, wanneer zij niet al te klein is, nagenoeg al het krypton bevatten, dat in het betreffende reservoir is gekomen. Een uitstekende wijze om de opvolgende verdampingen te bewerkstelligen zonder verlies aan koude of zuurstof en zonder een moeilijke regeling van de hoeveelheden vloeistof, welke in de opvolgende reservoirs komen, bestaat hierin, dat men deze laatste in den verdamper V1 zelf aanbrengt, door dezen verdamper, zooals in afb. 3 en 4 aangegeven, in geschikte afdeelingen Cl, C2, C3, C4 en C5 te verdeelen, die elk in verbinding staan met de haar voorafgaande, grootere afdeeling.
II. VERLEENDE OCTROOIEN. Kl. 17 g 2. Octrooi No. 21433. Dagteekening 16 Febr. 1930. Société L' Air Liquide, Soc. An. pour l'Etude et l'Exploitation des Procédés Georges Claude, Parijs. Werkwijze voor het afscheiden van krypton en xenon uit lucht of uit andere gassen in toestellen, waarin atmosferische lucht of andere zuurstofhoudende gasmengsels, die krypton en xenon bevatten, vloeibaar gemaakt worden. De uitvinding bestaat daarin, dat men de vloeibare zuurstof op continu wijze achtereenvolgens door een reeks van elkaar gescheiden vaten (kamers) laat stroomen, uit elk waarvan zuurstof door verdamping wordt afgevoerd, totdat men in het laatste vat een geschikte krypton- en xenonconcentratie heeft verkregen. Deze werkwijze kan geheel of gedeeltelijk binnen in de inrichting zelf voor de behandeling der lucht plaats vinden, doordat de verdamper, die het rijkst aan vloeibare zuurstof is, in een aantal opeenvolgende en in afmeting afnemende afdeelingen is verdeeld, waarbij elke afdeeling met de volgende in verbinding staat. Beschouwt men b.v. een inrichting voor het winnen van zuurstof door vloeibaarmaking en rectificatie van lucht (afb. 1), dan zal door verdamping van deze vloeibare zuurstof in V gasvormige zuurstof ontstaan, waarvan een gedeelte het toestel bij A verlaat, terwijl de rest in de rectificatiekolom C opstijgt, om daar gerectificeerd te worden en het toestel van boven te verlaten in den vorm van een aan stikstof rijk gas. Het
krypton (eenvoudigheidshalve zal alleen van krypton worden gesproken, ofschoon tegelijkertijd het xenon sterker wordt geconcentreerd) is minder vluchtig dan de zuurstof en derhalve verdampt deze stof slechts zeer weinig uit de zeer koude vloeistoffen, die zich boven in de kolom C bevinden. Dit krypton, dat zich in de kolom C naar beneden beweegt, zal dus bijna in zijn geheel in den verdamper V komen en zich aldaar zoo lang in de vloeibare zuurstof ophoopen, totdat de hoeveelheid krypton, die niet de zuurstof uit V verdampt gelijk is aan de hoeveelheid krypton, die uit de kolom C in V komt. Het vloeibare krypton kan dus alleen met de zuurstof bij A ontwijken. Bij een verdamper met twee boven elkander geplaatste afdeelingen (afb. 2) zal de vloeibare zuurstof, die door de verbindingsbuis naar beneden (V1) stroomt, practisch al het krypton bevatten. Om het krypton, dat in de zuurstof uit V1, die het toestel bij A verlaat, verdampt is, achter te houden, zou het voor de hand liggen een rectificatie toe te passen. Men komt echter door progressief verdampen tot een beter resultaat. Men tapt op continue wijze een fractie x uit V1 af, welke men in een tweede reservoir V2 aan verdamping blootstelt. Zoo gaat men voort door opvolgende, kleiner wordende reservoirs toe te passen. Tengevolge van het groote verschil in het gehalte aan krypton van de vloeibare zuurstof, die verdampt en het gas, dat daaruit ontstaat, welk verschil het gevolg is van de geringe vluchtigheid van het krypton bij de temperatuur van
Kl. 17 g 2. Octrooi No. 21434. Dagteekening 16 Febr. 1930. Société L'Air Liquide, Soc. An. pour l'Etude et l'Exploitation des Procédés Georges Claude, Parijs. Werkwijze voor het scheiden van gassen door vloeibaar maken in een toestel, waarvan een gedeelte wordt gekoeld door het onder lageren druk verdampen van condensaat uit het gasmengsel. Deze gasmengsels zijn bijv. watergas, lichtgas en cokesovengas. Bij het behandelen van deze gasmengsels worden gewoonlijk de gemakkelijkst vloeibaar te maken bestanddeelen gecondenseerd door het afgekoelde, samengeperste gasmengsel indirect in aanraking te brengen met een betrekkelijk groote hoeveelheid van deze zelfde vooraf vloeibaar gemaakte bestanddeelen, welke onder een veel lageren druk dan die van het te behandelen gasmengsel koken. Indien dit mengsel echter van te voren niet of onvolledig bevrijd is van de gemakkelijker te condenseeren bestanddeelen, zullen deze tegelijk met de daarna vloeibaar wordende bestanddeelen condenseeren en indien hun dampspanning niet voldoende is, zullen zij zich in het bad van de gemakkelijker vloeibaar te maken bestanddeelen ophoopen en daardoor de kooktemperatuur daarvan geleidelijk zoodanig verhoogen, dat dit het nuttig effect der condensatie schaadt. Bovendien kleeft aan zoo'n bad van groote hoogte het nadeel, dat de massa bij bepaalde vloeistoffen, vooral bij methaan, dat bij het koken overvloedig stroomt, dikwijls overstroomt. Op bekende wijze wordt nu een gedeelte van het toestel voor het vloeibaar maken gekoeld, door het uit het gasmengsel verkregen condensaat, dat boven in dat gedeelte van het toestel wordt geleid, onder lageren druk te verdampen, terwijl volgens de uitvinding het daaruit ontwikkelde gas (gassen)
□
en ook de eventueel aanwezig zijnde vloeistofrest geheel aan de onderzijde dier ruimte wordt uitgelaten. De werkwijze volgens de uitvinding kan ook zoo toegepast worden, dat men de vloeistof slechts een gedeelte van de door verdamping daaruit ontstane gassen medestroomt, terwijl het meest vluchtige gedeelte dezer gassen afzonderlijk opgevangen wordt. Bij de behandeling van lichtgas of watergas met het oog op de extractie van waterstof komt bij O het samengeperste, vooraf afgekoelde gas in het onderste gedeelte van het buizensysteem F. Een groot gedeelte van het methaan benevens het aethyleen en de andere achtergebleven verontreinigingen condenseert binnen in den buizenbundel F. Deze vloeistof, die in A wordt opgevangen, wordt door de buis T opgespoten en in de afdeeling B rondom den buizenbundel F gebracht. De vloeistof uit T komt in een bak C, die als voorraadsbak voor de vloeistof dient en valt, door over den bak C heen te loopen, achtereenvolgens op de plateau's P. De gassen, die door het koken van de vloeistof ontstaan, kunnen de afdeeling B niet aan de bovenkant verlaten en zijn dus gedwongen, tezamen met de nog ev. aanwezige vloeistof, uit de afdeeling B, heelemaal onderin door D te ontwijken. KL 17 a 8, Octrooi No. 21521. Dagteekening 16 Febr. 1930. The ,,Kodowa” Refrigerator Company Ltd. te 's-Gravenhage. Absorptiekoelinrichting, voorzien van een afzonderlijk, buiten de kast met den verdamper opgesteld, reservoir, waaruit het koud makende middel naar de verdampinrichting wordt gedreven, respectievelijk verstoven. De uitvinding bestaat daarin, dat het reservoir door een afzonderlijk afsluitbare onder het vloeistofniveau uitmondende leiding in verbinding staat met de vloeistofruimte van het kookvat, voor het afvoeren van verzameld water uit het reservoir. Buitendien kan (kunnen) volgens de uitvinding de leiding(en), welke het reservoir met één of meer verdampinrichtingen verbindt(en), op zoodanige hoogte in het reservoir uitmondt(en), dat water, hetwelk zich onder in het reservoir mocht verzamelen, buiten bereik van de monding(en) blijft.
KOELTECHNIEK
31
Volgens een schematisch voorbeeld is 1 het kookvat, waarvan de dampruimte door een leiding 2 met kraan 3 verbonden is met den condensor 4, die weder door een leiding 5 aangesloten is op het afzonderlijk, buiten de kast met den verdamper 9 opgesteld, reservoir 6. In dit reservoir mondt op zekere hoogte boven het normaal te verwachten waterniveau een leiding 7 uit, die over een regel orgaan 8 is aangesloten op den verdamper 9. Deze verdamper bevindt zich, met het smoororgaan 8, in de koelkast 10. Het smoororgaan 8 kan buiten deze kast bediend worden. De verdamper 9 is door een retourleiding 11 over een kraan 12 aangesloten op het kookvat. 13 is een leiding, die het reservoir 6 verbindt met het kookvat. 14 is een kraan in deze leiding, welke dient voor het afvoeren van water, dat zich in de tank 6 mocht hebben verzameld, naar de vloeistofruimte in het kookvat. Kl. 17 a 17. Octrooi No. 21537. Dagteekening 16 Febr. 1930. Carrier Engineering Comp. Ltd., Londen. Werkwijze voor het opwekken van koude door een compressie-koelmachine onder een druk, die niet veel grooter is dan de atmosferische druk, en ev. in een gedeeltelijk vacuum, met het kenmerk, dat als koude makend middel methyleenchloride, bijv. gezuiverd methyleenchloride (CH2Cl2) met een kooktemperatuur van 39'5-40'5 °C. gebezigd wordt. KI. 17 a 8. Octrooi No. 21538. Dagteekening 16 Febr. Siemens-Schuckertwerke Berlijn-Siemensstadt.
1930. A.G.,
Absorptiekoelmachine, waarbij het zich met het koudewekkend medium mengend neutraal gas zich in den kringloop beweegt en het gasmengsel door een toegevoerd gasvormig koudewekkend medium in omloop wordt gebracht. Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding stroomt een mengsel, bestaande uit een neutraal gas en het gasvormige koudewekkend medium door den verdamper 1, de omloopbuis 5, langs het straalmondstuk 10 en voorts door de leiding 11, het absorptievat 12 en de leiding 4 terug naar den verdamper. Aan den laatsten wordt een sterk geconcentreerde oplossing toegevoerd door de leiding 2. De minder geconcen-
treerde oplossing verlaat den verdamper 1 door de leiding 129, waarin de vloeistof in het linker gedeelte door het toegevoerde gas, dat door de leiding 6 toestroomt, omhoog gestuwd wordt. Gas en vloeistof komen in den gasafscheider 31 van waaruit het gas door de leiding 32 in de resorptieruimte 7 komt. De vloeistof daarentegen vloeit door de leiding 34 naar een gasgenerator 35 en verder door de leiding 36 eveneens naar het resorptievat 7, waarin zij het gas absorbeert. De vrijkomende absorptiewarmte wordt daarbij door de koelslang 8 afgevoerd. Door de leiding 13 wordt vloeistof van geringe concentratie toegevoerd aan het absorptievat 12. De oplossing van sterkere concentratie vloeit uit het absorptievat 12 door de lebding 14 naar het kookvat 15, dat b.v. door een verhittingselement 16 wordt verwarmd. Gas en vloeistof komen door de leiding 17 in den gasafscheider 18, van waar uit de oplossing van geringe concentratie door de pijpleiding 13 weer in het absorptievat 12 komt. Zooals uit de teekening blijkt, ligt de leiding 13, waardoor de heete gasarme oplossing stroomt, binnen den warmteuitwisselaar 35 en dient als verwarmingsbron voor dezen laatsten. Aangezien de tusschen den verdamper 1 en de resorptieruimte 7 omloopende oplossing tusschen lage temperatuurtrappen werk-
32 zaam is, is haar concentratie belangrijk hooger dan die van de oplossing, welke een kringloop uitvoert tusschen het kookvat 15 en het absorptievat 12. Dientengevolge is de temperatuur van de leiding 13 voldoende om in den warmteuitwisselaar 35 een levendige gasontwikkeling teweeg te brengen. Het vloeistofniveau in deze ruimte is dan bij deze uitvoering ook zoo hoog, dat dat gedeelte van het verhittings-oppervlak dat met vloeistof in aanraking is, beantwoordt aan de benoodigde hoeveelheid gas, die aan het straalmondstuk 28 moet worden toegevoerd. De uitvinding bestaat daarin, dat het gasvormige koudewekkend middel in een van het kookvat (15) gescheiden ruimte (35) uit de absorptie-oplossing wordt verkregen, waarbij de absorptie-oplossing een kringloop uitvoert tusschen de resorptieruimte (7) en den verdamper (1). De voor het uitdrijven van het gas-vormige koudewekkend medium be-noodigde warmte wordt geleverd door de absorptie-oplossing, welke zich bevindt op den weg (13) van het kookvat (15) naar de absorptieruimte (12). Kl. 17 f IX. Octrooi No. 21568. Dagteekening 16 Febr. 1930. Jules Heizmann, Straatsburg.
Toestel voor het uitwisselen van warmte tusschen twee stroomende media, bestaande uit boven elkander aangebrachte en tot een kolom vereenigde kastvormige elementen. Nu zijn er dergelijke toestellen bekend, die bestaan uit boven elkander aangebrachte en tot een kolom vereenigde, kastvormige elementen, die in horizontale richting doorstroomd worden door het eene medium, waartoe zij van buiten de elementen liggende aansluitflenzen voor verwisselbare verbindingspijpstukken zijn voorzien en welke elementen verticale doorgangen voor het tweede medium be-zitten. Bij deze toestellen bestaat het euvel, dat de horizontale doorstroomingsruimten in een vastgestelde, onveranderbare richting door het eene medium doorstroomd worden. Het toestel volgens de uitvinding heft dit nadeel op, doordat de horizontale doorstroomingsruimte van elk element door een of meer verticale schotten in twee of meer kanalen met afzonderlijke afsluitflenzen is onderverdeeld, welke kanalen door verwisselbare verbindingspijpstukken onderling en/of met een of meer der kanalen van een naastgelegen element verbonden zijn, waardoor de mogelijkheid van een gemakkelijk te veranderen stroomloop geschapen wordt. Het toestel kim als voorwarmer, als destillatie- en concentratietoestel, als verdamper, als condensor of als koeler worden gebezigd. Het toestel bestaat uit een hol voetstuk 1 met toevoerspruit 2, een aantal boven elkander geplaatste, verwisselbare elementen 3, welke onderling door ringen 4 van elkander gescheiden zijn en verbindings-
KOELTECHNIEK
bochten 5. Op het bovenste element 3 is een dekselstuk met afvoer 7 aangebracht. Elk element 3 bestaat uit een hol, kastvormig lichaam, waardoor een groot aantal verticale circulatiepijpen 11 gaan. Het holle lichaam 3 is door b.v. twee schotten 12 en 13 verdeeld in drie afdeelingen a, b en c met afzonderlijke aansluitflenzen, waardoor het eene medium stroomt. Door de ringen 4 worden tusschen de elementen kamers 15 gevormd, die voor de circulatie van het tweede medium dienen. De verbindingsbochten 5 brengen de onderlinge verbinding der elementen 3 tot stand. 111. VERVALLEN OCTROOIEN. Van 1 Januari 1929 t/m I5 April 1930. Octrooi No. 15642, Kl. 17 a 14. Carl Seussenbrenner te DüsseldorfOberkassel. Absorptiekoelmachine met periodieke werking, waarbij het kookabsorptievat een klok bezit, die van onderen open is. Octrooi No. 16428, Kl. 17 a 9. Charles Delahaye te Parijs. Absorptiekoelmachine met periodieke werking, met een bijzondere terug-voerbuis. Octrooi No. 18681, Kl. 17 a 9. Bror Pålsson te Malmö, Zweden. Absorptiekoelmachine met periodieke werking, met speciale monteering der onderdeelen. Octrooi No. 15837, Kl. 17 a 1. Gebrüder Sulzer A.G. te Winterthur (Zwitserland). Koelmachine met een compound-compressor. Octrooi No. 4494, Kl. 17 a 1. N.V. Apeldoornsche Machinefabriek en Metaalgieterij v.h. Loog Landaal te Apeldoorn. Werkwijze en inrichting voor het koelen met twee verdamper-netten bij compressie-koelmachines. Octrooi No. 4496, Kl. 17 a 1. N.V. Apeldoornsche Machinefabriek en Metaalgieterij v.h. Loog Landaal te Apeldoorn. Compressor-cylinder van met twee verdamperspanningen werkende koelmachines. Octrooi No. 15457, Kl. 17 a 9. Dr. Ing. Hubert Hempel te BerlijnCharlottenburg. Absorptiekoelmachine met periodieke werking. Octrooi No. 17221, Kl. 17 a 15. Limpert Ice Machine Corporation te Babylon, New-York. Afdichting van een oscilleerende as van een compressiekoelmachine.
□