CONGREs bouwstenen voor de ecologische stad De stad als kiem van een ecologische samenleving
Zaterdag 7 mei, provinciehuis leuven
www.jonggroen.be/stad2030
INHOUD
De stad als kiem van een ecologische samenleving
3
Een sturende ruimte
6
Van ontmoeting tot participatie
11
De stad als ecosysteem – de stromen in kaart
15
Congres praktisch
18
De
stad
als
kiem
van
een
ecologische
samenleving 1
KIEZEN VOOR DE STAD IS DE TOEKOMST KANSEN GEVEN
2 3 4 5 6 7 8 9 10
Voor het eerst in de geschiedenis leeft meer dan de helft van de wereldbevolking in de stad1. Een overgrote meerderheid van de Vlamingen en Brusselaars komt dagelijks in contact met de stad. Wonen, werken, naar school gaan of boodschappen doen zijn slechts enkele mogelijkheden. De stad is overal en groeit. Steden zoals Brussel, Antwerpen en Gent verwachten duizenden nieuwe inwoners. Die groei legt nu al een grote druk op het sociale en fysische weefsel van de stad. Steden kennen onder andere grotere armoedecijfers en een hogere werkloosheidsgraad. Daarnaast heerst er een groter onveiligheidsgevoel. Grote verkeersstromen zorgen voor files die de gezondheid van de omwonenden aantasten en hoge kosten met zich meebrengen. Door de stadsvlucht kent de stad problemen bij het financieren van de voorzieningen die zij aanbiedt.
11 12 13 14 15 16
De uitdagingen van de stad worden scherper gesteld door de ecologische uitdagingen, zoals de klimaatverandering, de grondstoffenschaarste, de economische groeihonger en de afvalstromen. Er rijzen vragen zoals: hoe kunnen we de uitstoot van broeikasgassen verminderen, zuiniger omspringen met schaarse middelen en omschakelen naar een groene economie? De stad moet een antwoord bieden op die vragen en uitdagingen. Gelukkig hebben steden hiervoor verschillende troeven in handen. De stad wordt zo de kiem van een ecologische omwenteling.
17 18
Jong Groen! ziet de stad niet als het probleem, maar als de oplossing voor de demografische en ecologische uitdagingen waar we voor staan. Kiezen voor de stad is de toekomst kansen geven.
19
DE STAD BEGINT EN EINDIGT BIJ HAAR INWONERS EN GEBRUIKERS
20 21 22 23
De stad beperken tot geografische grenzen is voorbijgestreefd. De gebruikers van de stad komen niet enkel uit de stad maar van overal. Het gaat dus niet over de vraag wie tot de stad behoort. We moeten een antwoord vinden op hoe we op een rechtvaardige manier de uitdagingen van de stad aangaan. Het eerlijk verdelen van de kosten en de baten van de stad speelt hierin een cruciale rol.
24 25 26 27
De stad is niet alleen een woonplaats maar biedt ook vele voorzieningen voor bezoekers. Pendelaars komen er dagelijks werken, men komt er winkelen en een stadsfestival trekt vele genieters aan. In de zoektocht naar financiële middelen zetten steden massaal in op city marketing om bezoekers naar hun stad te lokken. Dit zorgt voor een bijkomende druk op de stad en haar inwoners.
28 29 30
Problemen van overlast zijn niet ver te zoeken. Daarom benaderen we de stad vanuit de draagkracht van haar inwoners en gebruikers. Die benadering heeft een belangrijke invloed op de keuze voor bijvoorbeeld openbaar vervoer, voor autoluwe tot autoloze stadswijken. Om de integriteit van groene en stille zones
1
De stad wordt hier gebruikt als een verwijzing naar een gebied waarin verschillende elementen van een stedelijke context aanwezig zijn. In onze definitie van de stad maken we geen onderscheid tussen ‘de stad’ en het ‘het gebied buiten de stad’. Door de centrale rol die steden spelen op sociaal, economisch en ecologisch vlak vertrekken we vanuit de steden en zijn de voorstellen die we formuleren van toepassing op gebieden met een stedelijke context.
3
31 32
buiten de stad te bewaren, moeten ook groene en stille zones binnen de stad worden gecreëerd. Er moet dus een evenwichtige relatie zijn als basis voor een rechtvaardige stadsontwikkeling.
33
EEN VISIE OP DE STAD
34 35 36 37
Een eerste stap is de stad zien als een positieve kracht in plaats van een vat vol problemen. Daarom schuiven we enkele principes naar voor die de ruggengraat vormen van onze visie op de stad 2030. Het zijn de troeven die steden in handen hebben en vooral moeten uitspelen om de uitdagingen waar we voor staan aan te pakken:
38 39 40 41 42
De stad als katalysator: de invloedssfeer van de stad reikt ver buiten de geografische grenzen van de stad. Veel technologieën veroverden vanuit de stad de volledige samenleving. Het groot aantal mensen dat er leeft, zijn dé voedingsbodem voor vernieuwing en vooruitgang. Belangrijke sociaaleconomische en ecologische veranderingen infiltreren vanuit de stad de samenleving. De stad is de noodzakelijke domino die een ketting van reacties in gang zet.
43 44 45 46 47 48 49
De stad als emancipatiemotor: de stad bruist van kansen, maar velen liggen niet voor het grijpen. De stad moet zich daarom zo organiseren dat kansen geen exclusiviteit, maar voor iedereen toegankelijk zijn. Inwoners moeten actief kunnen participeren aan hun stad. Participatie is betrokkenheid, bewoners maken hun stad. Iedereen krijgt door en met de stad de kans om te groeien en de stad vorm te geven. Inwoners die samen aan hun stad werken, scheppen waarde voor zichzelf en voor elkaar. We zien de stad als een netwerk van kruispunten. Deze kruispunten bevatten een gezonde mix van stedelijke functies, zoals huisvesting, werk, openbaar vervoer, verenigingen enzovoort.
50 51 52 53 54 55 56
De stad als laboratorium: het inrichten van de stedelijke ruimte gaat verder dan het lege volume tussen de gebouwen, een rij bomen als afbakening van een parking, een grasperkje als scheidingslijn tussen twee straathelften. Dat leegtemodel ziet openbare ruimte als verloren ruimte. Bewoners moeten de publieke ruimte eigen kunnen maken, een ruimte hebben waar ze elkaar ontmoeten. Dat komt de kwaliteit van het leven in de stad ten goede. Er bestaat daarvoor geen blauwdruk. Elke wijk, elke buurt, elke straat is verschillend en zal altijd in beweging zijn. Experimenten van bewoners en gebruikers van de stad moeten gestimuleerd worden en een plaats krijgen in de stad.
57 58 59 60 61 62 63 64
De stad op maat van iedereen: een publieke ruimte moet voor iedereen bruikbaar en aantrekkelijk zijn. Mensen hebben elk hun eigen mogelijkheden, overtuigingen en beperkingen. Groepen worden daarbij zo min mogelijk afgezonderd of gestigmatiseerd. Een publieke ruimte is flexibel en laat de opening om de ruimte intuïtief en spontaan te gebruiken. Een fontein is meer dan een versiering als mensen er zich kunnen verfrissen. Een parkje kan gebruikt worden voor een barbecue of een openbare gebedsdienst. Flexibiliteit betekent meer dan vormeloze multifunctionaliteit. Bovendien is de ene stad of wijk ook de andere niet. Stadsontwikkeling is niet gericht op één instant oplossing, maar moet rekening houden met de verschillen die binnen de stad bestaan.
65 66 67 68 69 70
De stad van vele handen: de spontane stad is er één waarbij diverse belanghebbenden langs verschillende wegen en aan verschillende snelheden samenwerken aan het weefsel van de stad. Dat weefsel is nooit ‘af’. De stad moet zich kunnen aanpassen aan de steeds wijzigende noden van de bewoners en de veranderende globale context. In die stad staat de eindgebruiker centraal. De bewoners, studenten, pendelaars, lokale handelaars,.. zijn dan zowel afnemers als initiatiefnemers in de ontwikkeling van het product.
4
71 72 73 74 75 76 77 78
De veerkrachtige stad: veerkracht is de capaciteit van een systeem om verstoring te absorberen en zichzelf te reorganiseren tijdens een ingrijpende verandering. Hierdoor blijven dezelfde functies, structuur en identiteit in zeker mate behouden. Investeren in veerkracht betekent het afstappen van de huidige risicomaatschappij, waarin alle systemen en diensten deel uitmaken van dezelfde keten. Valt er in deze keten een schakel weg, dan komt de hele keten op losse schroeven te staan. Hoe meer diversiteit in de stad, hoe groter de flexibiliteit om met veranderingen om te gaan. Werken met modules zorgt ervoor dat niet alle systemen aan elkaar worden gekoppeld. Snelle feedbacksystemen zorgen er voor dat problemen worden gevoeld en dat je snel kan bijsturen.
5
EEN STURENDE RUIMTE 79 80 81 82
De ruimtelijke structuur van de stad is het podium waarop alle sociale en economische interacties plaatsvinden. Het speelt een sleutelrol in het aanpakken van de uitdagingen waar de stad voor staat. We kunnen onmogelijk van een wit blad vertrekken. Daarom baseren we ons op de stad zoals ze vandaag is om onze visie op de stad van morgen vorm te geven.
83 84 85 86 87 88 89
Binnen het hedendaagse Vlaanderen kennen we het concept van de 13 centrumsteden plus Brussel. Wanneer we de werkelijke structuur van Vlaanderen bekijken, merken we dat de bebouwing in Vlaanderen sterk verspreid is. De Vlaamse Ruit, het gebied tussen de grote Vlaamse centrumsteden en Brussel, is één van de dichtst bevolkte gebieden ter wereld. Jarenlang voerde men een beleid dat de mensen uit de stad weghield. Het beleid stimuleerde om een eigen (vrijstaande) woning aan te kopen in een dorpje onder de kerktoren. Dat werd gekoppeld aan een uiterst fijnmazig wegen- en spoorwegennet. Vlaanderen is zo uitgegroeid tot één grote vernevelde stad.
90
DE TEGENSTELLINGEN WORDEN GROTER
91 92 93 94 95 96 97 98
Het trekken van een lijn tussen de stad en haar rand heeft gezorgd voor een groeiende tegenstelling tussen beide met verregaande gevolgen op sociaaleconomisch vlak. Binnen de lijn van die centrumsteden is er compact gebouwd, is het duur wonen, is de kwaliteit van de woningen lager, kampt men met verkeersoverlast, is het aanbod aan groen beperkt en is er bovendien een hogere gemeentebelasting. Buiten de grenzen van de stad kan men ruim en relatief goedkoop wonen in een groene omgeving en geniet men er van een lagere gemeentebelasting. De bewoners van de rand zijn wel intensieve gebruikers van de stad voor vb. cultuur, werk, commerciële activiteiten en onderwijs. De artificiële opdeling zorgt voor een onrechtvaardigheid, omdat de kosten en baten van de stad niet eerlijk verdeeld zijn.
99 100 101 102 103 104 105
Een oplossing voor die problemen kan dus enkel wanneer we een integrale visie ontwikkelen op de stad in haar omgeving. Hiervoor passen we ook de institutionele structuur aan, om die integrale visie om te zetten in een doeltreffend en consequent beleid. Het stadsgewest is een instrument om de relatie stad-omgeving te verbeteren. Het bouwt de relatie ook op een positieve, evenwichtige en duurzame manier uit. Een antwoord op de hoge woningnood moet rekening houden met de draagkracht van de stadsinwoners. Het compacter maken van de stad kent zijn grenzen, maar net die grenzen van de stad moeten worden doorbroken om kwaliteitsvolle functies aan te bieden.
106 107 108
De integrale visie gaat uit van ‘levenskwaliteit voor iedereen’. Die levenskwaliteit staat voor kwaliteit en diversiteit van woningen; leefomgeving, functiemenging en toegang tot verschillende faciliteiten zoals openbaar vervoer, onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en werk.
109 110 111 112
Voorstel (1): Steden zijn geen eilanden. De economische, sociale en culturele invloedssfeer van een stad houdt niet op bij de grenzen van het stadscentrum of de agglomeratie. Om deze intensieve, vaak complexe wisselwerking vorm te geven, zijn institutionele ingrepen onvermijdelijk. Jong Groen! pleit voor het invoeren van een nieuwe politiek ruimte: het stadsgewest.
113 114 115
Voorstel (2): De provincies worden afgeschaft en er wordt drastisch gesnoeid in het aantal intercommunales en regionale samenwerkingsverbanden. Jong Groen! pleit ervoor dat beide bestuursniveaus worden vervangen door het stadsgewest.
6
116 117 118
Voorstel (3): wonen in de stad moet fiscaal worden aangemoedigd. Daarom dringt een fiscale hervorming zich op. Om het wonen in de stad te stimuleren pleit Jong Groen! voor een stadskorting. Mensen die in een stedelijk ontwikkelingsgebied wonen, betalen minder belastingen en omgekeerd.
119
DE ‘HISTORISCHE’ STAD
120 121 122 123 124
In de steden is in eerste instantie een plan van aanpak voor de bestaande structuur nodig: het opwaarderen, vrijmaken en publiek toegankelijk maken van groene en blauwe ruimte; een reductie van lawaai, fijn stof en tegelijk het aanpakken van de kwaliteit en het aanbod van woningen en de gedeelde openbare ruimte zoals pleinen, voetgangers- en fietsinfrastructuur. Nieuwe ontwikkelingen en verdichting zijn uiteraard mogelijk.
125 126 127 128
Voorstel (4): De gemiddelde woonhoogte in de Vlaamse steden en Brussel wordt opgetrokken van drie naar vijf verdiepingen. Dit kadert binnen een strategie die zuurstof geeft aan de stad. Jong Groen! pleit voor een kwalitatieve verdichting van de stad. Door het optrekken van het aantal verdiepingen, kan er ruimte gecreëerd worden voor andere functies waaronder meer open ruimte.
129 130 131 132
Voorstel (5): Jong Groen! pleit voor een verstandig beleid rond het inplanten van woontorens. Daarbij moet de levenskwaliteit van de inwoners en de wijk voorop staan. Woonblokken zorgen voor een significante verdichting en moeten gelinkt worden aan kruispunten van het stadsweefsel. Rond deze kruispunten zijn verschillende stadsfuncties beschikbaar.
133
DE COLLECTIEVE OF GEDEELDE RUIMTE
134 135 136 137 138 139 140
Een kwaliteitsvolle open ruimte en groene ruimte is cruciaal. De opwaardering van de bestaande open ruimte maar ook de ontwikkeling van nieuwe collectieve ruimte is hierin van belang. Binnen het ontwerp van die collectieve ruimtes staat het volgende centraal: plaats voor spelen en ontmoeting, een grotere diversiteit in aanbod dat het leven in een stad aantrekkelijk en verrijkend maakt. Om het wonen in de stad, verplaatsingen te voet of per fiets en spelen te stimuleren is het van belang de nabijheid van een aantal voorzieningen te garanderen. Enkele belangrijke voorzieningen zijn crèches, scholen, handelszaken, buurtcentra, sport en openbaar vervoer.
141 142 143
Voorstel (6): Design for all - In elk ontwerpproces staat volgende vraag voorop: ‘Hoe kan de publieke ruimte zowel esthetisch als functioneel zijn voor een divers publiek?’ Expertise van eindgebruikers en andere actoren zijn hierbij het uitgangspunt.
144 145 146 147 148
Voorstel (7): elke stad ontwikkelt een aaneengesloten netwerk van autovrije of autoluwe fiets- en wandelzones dat de stad ook met zijn rand verbindt. Dit netwerk van traag verkeer wordt gekoppeld aan een verbinding van groene en waterstructuren in de stad. Zo wordt de fiets de logische keuze voor verplaatsingen tussen stad en rand. We zorgen tegelijkertijd voor een betere ‘ventilatie’ van die stad en voor een verbetering van de luchtkwaliteit en van de biodiversiteit.
149 150 151
Voorstel (8): gebouwen voor lokale publieke voorzieningen moeten verschillende functies kunnen vervullen: een school kan na schooltijd fungeren als ontmoetingscentrum, sportzaal, vergaderzaal voor verenigingen, theaterzaal,...
152 153
Voorstel (9): de ontwikkeling van de stad, het inplanten van verschillende functies (werk, wonen, openbaar vervoer, winkelen,...), gebeurt langs een netwerk van kruispunten. Zo wordt rekening gehouden met de
7
154 155
draagkracht van de inwoners en de wijken in de stad. Men zorgt er tevens voor dat functies bereikbaar en beschikbaar zijn voor de inwoners en gebruikers van de stad.
156
KWALITEIT IN WONEN
157 158 159 160 161 162
Om diversiteit in de stad mogelijk te maken is een divers en kwalitatief aanbod van woningen nodig. Bij de ontwikkeling van nieuwe woningen en wijken moeten we streven naar een combinatie van een hogere woondichtheid met een aantrekkelijke buitenruimte. Dat kan door grondgebonden woningen te combineren met appartementen met grote terrassen, groendaken, groengevels en collectieve tuinen of parken. In het aanbod van woningtypen moet voldoende aandacht gaan naar gezinnen met kinderen. Deze groep ruilt de stad al te vaak in voor de rand wegens het te beperkte aanbod.
163 164 165 166 167 168
Om wonen in de stad betaalbaar te houden is het belangrijk om sociale huisvestingsprojecten te stimuleren. Daarnaast moet het aanbod op de huurmarkt groter en kwalitatief hoogstaander worden. Niet enkel op de huurmarkt moeten we werken aan de kwaliteit en betaalbaarheid, ook de markt voor koopwoningen is voor verbetering vatbaar. Hier kunnen alternatieve manieren om groepswoningprojecten op te zetten ook een antwoord bieden op het betaalbaarheidprobleem. Er ontstaat ook een beter aanbod aan diverse woningen.
169
Voorstel (10): sociale woningbouw dient zich bij nieuwbouw te richten op passiefbouw.
170 171
Voorstel (11): sociale verhuurkantoren meer slagkracht geven om de lasten en de zorgen op zich te nemen die bij het verhuren van een woning komen kijken.
172 173 174 175
Voorstel (12): eigenaars van huurwoningen worden gestimuleerd om hun huurwoningen energie-efficiënter te maken door het isoleren, plaatsen van dubbele beglazing, gevelrenovatie en/of voorzien van groenterrassen. Hierbij kunnen zij binnen een systeem van Community Land Trusts (CLT) beroep doen op fiscale stimuli.
176 177 178
Voorstel (13): om eigenaars van huurwoningen een extra stimulans te geven om energie-efficiënte investeringen te doen kan de huurder in het geval niet voldaan wordt aan bepaalde efficiëntienormen 50% van de energiefactuur verhalen op de verhuurder.
179 180 181 182
Voorstel (14): de fiscale discriminatie tussen huurders en kopers moet worden weggewerkt. Jong Groen! pleit voor een afschaffing van de fiscale aftrekbaarheid van de gekochte woning. De middelen die zo worden vrijgemaakt moeten integraal geïnvesteerd worden in een betaalbaar en kwalitatief hoogstaand woonbeleid.
183 184 185 186
Voorstel (15): er wordt gewerkt met ‘Community Land Trusts’(CLT) voor sociale koopwoningen: de grond en een deel van de gecreëerde meerwaarde blijft eigendom van de CLT. Zo krijgen nieuwe gezinnen na verloop van tijd de kans om een eigen woning te verwerven zonder dat de overheid opnieuw moet zoeken naar middelen.
187 188 189 190 191
Voorstel (16): door gezamenlijke aankopen kunnen we een dichtere bebouwing voorzien die sociaal gedragen wordt en ook betaalbaar blijft. Binnen het gezamenlijk kopen zijn variaties in de gedeelde ruimtes (tuin, gemeenschapsruimtes) en in de bewoners (homogene of heterogene groep) mogelijk. Gezamenlijk investeren in gegroepeerde passiefbouwprojecten of het voorzien van stads- of wijkverwarming wordt zo voor velen toegankelijk.
8
192 193
Voorstel (17): bij het toekennen van fiscale steunmaatregelen wordt rekening gehouden met het volume van de woning per inwoner. Grote woningen voor een beperkt aantal bewoners worden zo ontmoedigd.
194
NAAR EEN HERVERDELING
195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205
Door de klemtoon te leggen op ‘leefkwaliteit’ binnen de steden zal een deel van de groei ook buiten de afgebakende stedelijke gebieden moeten gebeuren. Omdat we niet pleiten voor een verdere versnippering, dienen we de ontwikkeling hier te concentreren rond bestaande ‘halfstedelijke’ structuren: een gestuurde ‘verstedelijking’ langs de lijnen van openbaar vervoer, waar al een hogere bebouwingsgraad is. Omgekeerd kan men ook het openbaar vervoer uitbouwen waar reeds hoge densiteit is en deze daar nog opdrijven. We transformeren deze gebieden door ze te verdichten, een menging van functies en diversiteit in aanbod van woningen te voorzien. Andere gebieden buiten en binnen de stad en de te ontwikkelen rand kunnen hierdoor groen blijven of opnieuw groengebied worden. Voor verschillende functies blijven deze verstedelijkte structuren uiteraard aangewezen op de stad. Daarom is het van belang om ook de verbinding met de centrumstad via openbaar vervoer uit te bouwen en flexibeler te maken. Wonen waar men werkt is de ideale combinatie en moet worden gestimuleerd.
206 207 208 209
Voorstel (18): op basis van objectieve cijfers moet een evenwichtige spreiding van sociale woningen en huurwoningen gerealiseerd worden. Dat betekent dat vooral in de rand het aanbod ervan wordt uitgebreid. Het niet realiseren van dit evenwicht wordt financieel afgestraft door het stadsgewest of de toezichthoudende overheid.
210 211 212 213 214 215 216
Voorstel (19): dat er verschillende bedrijven bestaan die het openbaar en collectief vervoer verzorgen, mag geen last zijn voor de gebruiker. Via een verregaande samenwerking moet men het aanbod van de verschillende openbare vervoersnetwerken (De Lijn, MIVB, TEC, NMBS, Cambio, Villo) op elkaar afstemmen en uitbreiden. Hierdoor wordt de stad duurzaam verbonden met de rand en het groene buitengebied. Er wordt één mobiliteitspas ingevoerd waarmee reizigers bij alle vervoersmaatschappijen terecht kunnen. Informatie omtrent verplaatsingstrajecten moet via diverse kanalen beschikbaar en zo toegankelijk mogelijk zijn (online, app’s voor smartphones,…).
217 218 219 220
Voorstel (20): de woonfiscaliteit moet aangepast worden. Een woning verkopen en een nieuwe woning kopen om dichter bij je werk te gaan wonen is nu erg duur en omslachtig. Jong Groen! pleit er voor dat de registratierechten tot een minimum worden beperkt. Die worden bovendien deels vervangen door een belasting op de meerwaarde die gerealiseerd wordt bij verkoop.
221 222 223
Voorstel (21): vergoedingen voor het woon-werkverkeer worden aangepast door gebruik te maken van een mobiliteitsbudget voor iedereen waardoor openbaar vervoer, fiets of dichter bij werk wonen gestimuleerd wordt.
224
EEN ACTIEF PROJECT VOOR ‘DE LEEGTE’
225 226 227 228 229 230
De ‘lege’ gebieden waaronder nu groen, bos, landbouw, recreatie,… vallen worden nog al te vaak als ‘restruimte’ gezien: het gebied dat overblijft nadat de lijnen voor bebouwde ontwikkeling zijn uitgezet. Bij een verdere uitbouw van een regionaal openbaar vervoersnet grijpen we de kans om delen van dit groengebied bereikbaar te maken voor de stadsbewoners. Naast structuren voor te ontwikkelen bebouwing, dienen we ook een structuur van groen uit te tekenen. We zetten in op de realisatie van meer of beter groen, bos en overstromingsgebieden. Strategische projecten spelen hierin een cruciale rol.
9
231
Voorstel (22): creëren van toegankelijke, bereikbare en kwaliteitsvolle groene gebieden.
10
VAN ONTMOETING TOT PARTICIPATIE 232 233 234 235
De stad is een plek waar mensen van verschillende etnische gemeenschappen wonen, elkaar ontmoeten en in conflict komen. De ideale, harmonieuze stad waar alle gemeenschappen gelukkig samen leven, bestaat niet. Het conflict is eigen aan de stad. We springen er dan ook niet angstvallig mee om. Het conflictmodel gebruiken we als een katalysator van waaruit we de sociale en culturele uitdagingen aangaan.
236
DOORDACHTE STADSPLANNING
237 238 239 240 241 242 243 244
Jong Groen! beschouwt de stad als een netwerk van kruispunten. Vaak blijven verschillende leefwerelden in de stad van elkaar gescheiden. Door verschillende functies strategisch te lokaliseren in de stad, kunnen leefwerelden in contact komen met elkaar. Daarbij wordt een evenwicht gezocht tussen de verschillende functies en de draagkracht van bepaalde stadswijken. Het groeperen van functies is geen pleidooi voor een centralisatie en rationalisatie. Het inplanten van functies heeft een belangrijke invloed op de ontwikkeling van een bepaalde stadswijk. Er moet dan ook een strategie worden ontwikkeld om eerder kwetsbare buurten open te breken. Dat kan door het inplanten van publieke voorzieningen en het aanzwengelen van privé-initiatief.
245 246 247
Voorstel (23): op één locatie (kruispunt) worden verschillende maatschappelijke functies gegroepeerd. Bijvoorbeeld een bibliotheek digilab met werkwinkel en cultuurloket en een aangenaam pleintje. Hierbij moet ook ruimte zijn voor privé-initiatieven zoals een kleine supermarkt en een koffiebar.
248 249
Voorstel (24): stedelijke functies worden strategisch ingepland in kwetsbare buurten. Zo wordt de buurt opgewaardeerd en stimuleert men ontmoeting.
250
PARTICIPATIE
251 252 253 254 255 256 257 258
Het creëren van ontmoetingsplaatsen is de eerste stap naar burgerparticipatie. Alle burgers moeten de kans krijgen om deel te nemen aan het beleid, van signaleren of dromen tot uitvoeren en evalueren. Burgers moeten grondig en tijdig geïnformeerd worden over (beleids-) veranderingen, medezeggenschap krijgen over zaken die hen aanbelangen, in dialoog kunnen gaan met beleidsmakers. Wanneer dit gebeurt, gaan beide partijen elkaar beter begrijpen en open staan voor keuzes of veranderingen. Jong Groen! ziet de burger als coproducent van het beleid en pleit voor meer verantwoordelijkheid voor de bewoners. Er is bovendien een optimale ondersteuning nodig om die verantwoordelijkheid te kunnen opnemen. Er moet ruimte zijn voor initiatieven van burgers, zonder dat de (lokale) overheid daarbij de eerste viool speelt.
259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269
Speciale aandacht dient hierbij te gaan naar kinderen en jongeren. Opgroeien in een aangename en veilige buurt en er op een zo vrij mogelijke manier jezelf kunnen ontplooien, heeft een onmiskenbare invloed op het ontwikkelen van je verdere persoonlijkheid. Om te weten hoe de buurt aan deze voorwaarden kan voldoen, is het essentieel dat er naar de jongeren zelf geluisterd wordt. Zij moeten ook de kans krijgen om te participeren aan het stadsontwikkelingsproces. Een stad op kindermaat is een stad op mensenmaat. Voorstel (25): in elke gemeente en stadsgewest wordt een participatiecharter ingevoerd. De stad moet participatie faciliteren. Er moeten tijd, ruimte, personeel en financiële middelen ter beschikking worden gesteld om participatie op een structurele manier te integreren in de beleidsvorming en -uitvoering. Een charter tussen de organisaties en het bestuur kan de wederzijdse afspraken en engagementen vastleggen. Middenveldorganisaties hebben expertise met participatieprocessen en houden de vinger aan de pols bij de
11
270 271
wijkbewoners. Vaak zijn kleine organisaties of buurtcomités spontaan gegroeid, waardoor het engagement en de betrokkenheid bij de wijk erg groot is.
272 273
Voorstel (26): in de voorbereiding en de uitvoering van het beleid moet een participatief traject worden uitgestippeld.
274 275 276
Voorstel (27): geïntegreerde ontwerpprocessen worden gebruikt bij nieuwe projecten. Daarbij wordt gewerkt met verschillende ontwerpcycli waarin voor of tussen elke cyclus afgetoetst wordt met zowel bewoners als deskundigen. Zo creëren we een wisselwerking tussen burgers en deskundigen.
277 278
Voorstel (28): steden moeten investeren in personeelsopleidingen op alle niveaus over de manier waarop participatieve processen worden ingebed in het beleid.
279 280 281 282 283
Voorstel (29): het aanbieden van wijkbudgetten, zorgt er voor dat in buurten waar burgers liever niet het voortouw nemen, zij toch actief kunnen participeren. Zo kunnen de burgers zelf antwoorden geven aan noden en behoeften die leven in de wijk. De wijk (bewoners, middenveldorganisaties, buurtwerking,…) krijgt een bepaald bedrag ter beschikking, waarbij ze zelf beslissen waarvoor ze het gebruiken (vb. de aanleg van een nieuw plein, buurtcentrum,…).
284 285 286
Voorstel (30): de adviesraden moeten minder en minder het statuut hebben van 'de plaats en het moment waarop de participatie plaatsvindt'. Ze moeten fungeren als stuurgroep en reflectieorgaan voor participatieve processen. In deze processen moet voldoende oog zijn voor diversiteit en ondersteuning.
287 288
Voorstel (31): jongeren krijgen extra aandacht in kader van actieve beleidsparticipatie. Jongeren worden betrokken bij alle relevante beleidsthema’s, dus bij meer dan de thema’s fuiven en spelen.
289
VERENIGINGEN VOEDEN HET WEEFSEL VAN DE STAD
290 291 292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307
Vlaanderen en Brussel staan bekend om hun uitgebreid sociaal-cultureel verenigingsleven. Ook in steden zijn traditionele organisaties (verenigingen, actiegroepen, culturele organisaties, vormingswerk, jeugdbewegingen, jeugdhuizen, volkshogescholen ...) en nieuwe verenigingen (zelforganisaties van etnische minderheden, netwerken, kunstenaarscollectieven, voedselteams, wijkprojecten, brede schoolinitiatieven, sociaalartistieke verenigingen...). In deze verenigingen staan ontmoeting, gemeenschapsvorming en eigen engagement centraal. Socio-culturele organisaties spelen een heel belangrijke rol in veranderingsprocessen. Zij kunnen maatschappelijke en ecologische uitdagingen publiek en levendig maken. Deze verenigingen hebben de knowhow en ervaring om stadsbewoners en -gebruikers te informeren en te vormen, te mobiliseren en te laten debatteren. Verenigingen zijn ook een leer- en ervaringsruimte waar mensen samen kunnen groeien in een veilige omgeving. Ze vervullen een collectieve leerfunctie als aanvulling op het individueel leren. Tenslotte bezit cultuur de kracht om verbeelding en creativiteit binnen te brengen in veranderingsprocessen, en de kracht om nieuwe verhalen te creëren. Lokale overheden en traditionele middenveldspelers moeten het integratie- en toeleidingsdenken verlaten. Het dwangmatig toeleiden tot verenigingen, cultuur of vormingscentra, duidt op een top-down benadering met één ‘goede’ manier van cultuurparticipatie voor ogen. De stad moet een brede benadering van kunst
12
308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318
en cultuur hanteren. Ze moet erkennen dat individuen en sociale groepen eigen vormen van participatie en expressie hebben.
319 320
Voorstel (34): Jong Groen! stelt voor om socio-culturele initiatieven van onderuit te versterken en minder in te zetten op toeleidingsprojecten, die vaak een averechts effect hebben.
321
DE SOLIDAIRE STAD
322 323 324 325 326 327 328 329 330
Niet iedereen kan zich ten volle ontplooien in de stad. De stad is al te vaak een plaats waar mensen uit de boot vallen, vereenzamen of gediscrimineerd worden. De stad moet initiatieven nemen om iedereen te ondersteunen en kansen te bieden, maar ook om op een actieve manier vereenzaming en ongelijke kansen tegen te gaan. De eerste stap om dit te bereiken is weten wie er in de stad woont en in welke omstandigheden. Om deze informatie te verkrijgen en te interpreteren kan een stad dienst doen op stadslabo’s. Een stadslabo heeft als doel stadsontwikkeling te laten vertrekken vanuit de noden van de eindgebruiker. De informatie die de stadslabo’s voedt, komt onder andere van de basiswerkers (sociaal assistenten, leerkrachten, straathoekwerkers, …). Zij komen als eerste in contact met thema’s als uitsluiting of vereenzaming. De stad heeft er dus alle belang bij hun werking degelijk te ondersteunen.
331 332 333
Een solidaire stad is ook een stad die diversiteit omhelst. Een diversiteitbeleid van de stad implementeert diversiteitmanagement in de eigen organisatiestructuur. Daarnaast informeert het over diversiteit, en ondersteunt en stimuleert het diversiteit in de stad.
334 335 336 337 338
Een stad die werkt aan gelijke ontwikkelingskansen voor iedereen, kan niet altijd rekenen op ieders correcte attitude. Directe of indirecte discriminatie op basis van welk kenmerk dan ook, is en blijft een heikel punt. Die vormen kan je terugvinden op de woonmarkt, op de arbeidsmarkt, binnen de gezondheidszorg, in het onderwijs en in de vrijetijdsbesteding. Meldpunten discriminatie moeten verder worden uitgebouwd. Net als de basiswerkers zijn het zij die de input voor beleidsbeslissingen leveren.
339 340 341 342 343 344 345 346
Onze steden moeten zo ingericht worden dat solidariteit tussen sociale groepen en generaties gestimuleerd wordt. Solidaire woonvormen zijn kleine sociale netwerken in de stad, waarbij mensen elkaar kunnen steunen en op elkaar beroep kunnen doen. Kwetsbare mensen leven samen om kosten te drukken en de eenzaamheid te ontvluchten. Steden moeten ruimte bieden voor cohousingprojecten of solidaire woongemeenschappen. Er bestaat geen eenduidige formule of concept. Eigen aan cohousingprojecten is het proces dat bewoners samen afleggen. Verschillende noden kunnen door verschillende woonformules worden beantwoord: bijvoorbeeld door kangoeroewonen of gezinpensions, door tijdelijke of langdurige huisvesting, door sociale mix of gelijken…
Voorstel (32): verenigingsvormen moeten kunnen rekenen op financiële en logistieke ondersteuning. Belangrijke uitgangspunten bij subsidiëring zijn: de mate van overeenstemming tussen de noden/behoeften van de doelgroep en het aanbod van verenigingen, de kansen voor groepen, het opzetten van experimenten en het bieden van leerkansen. Voorstel (33): via samenwerkingsovereenkomsten en charters kunnen organisaties en netwerken, in samenwerking met de lokale administratie, een expliciete rol opnemen in het stedelijk gebeuren. Ze stimuleren zo het publieke debat, mobiliseren mensen en zetten hen aan tot actie.
13
347 348 349 350
In de solidaire stad leven sociale en etnische groepen en generaties samen. Het beleid is afgestemd op de noden van alle subgroepen in het stadspubliek. In het beleid mag er dus geen sprake zijn van discriminatie. De stad moet investeren in buurtwerk, straathoekwerk en verenigingen die op wijkniveau bottom-up en emanciperend werken.
351 352 353 354
Buurtwerkingen, verenigingen of eigen organisaties van etnische minderheden werken vanuit de noden en behoeften van stadsbewoners. Die organisaties werken vaak op het kruispunt van levenssferen en sectoren. Een mooi voorbeeld is een wijkgerichte kinderwerking die in de vrije tijd ontspannende en vormende activiteiten aanbiedt, huiswerkbegeleiding en gespreksavonden voor ouders organiseert.
355 356 357 358 359 360 361
Voorstel (35): elke stad haar lab. Vele stadsontwikkelingsprojecten beantwoorden in de eerste plaats aan de noden van de vastgoedontwikkelaars. Ze dienen slechts op een tweede plaats de noden van de inwoners van de stad zelf. Stadslabo’s moeten de ruimte krijgen om te experimenteren. Door het opstarten van een interdisciplinair team, waarbij zowel kennis wordt samengebracht over de hardware (vb. ruimtelijke ordening, mobiliteit, huisvesting,…) als over de software (vb. de lokale economie, verenigingsleven,…) van de stad, kunnen we zonder geprefabriceerde denkkaders de uitdagingen aangaan. De stadslabo’s zijn een expertise -en experimentencentrum voor bewoners en ontwikkelaars.
362 363
Voorstel (36): de stad neemt de regierol op om samen met het onderwijs, het middenveld en de privésector een diversiteitbeleid uit te werken.
364 365 366
Voorstel (37): de stad als werkgever biedt gelijke kansen voor personen van een andere etnische afkomst, doorbreekt genderongelijkheid, geeft jongeren eerste werkervaringen en ouderen een mooi einde van de loopbaan.
367 368 369 370 371
Voorstel (38): steden moeten blijven investeren in meldpunten discriminatie. Vanuit de meldingen moet het preventiebeleid en diversiteitmanagement vorm krijgen. Meldingen moeten aangepakt worden op microniveau. Jaarlijks is er een evaluatie en analyse van alle meldingen die gelden als input voor het stedelijk diversiteitbeleid. Burgers en organisaties met interesse voor dit thema kunnen mee oplossingen en alternatieven bedenken en uitwerken.
372 373 374 375
Voorstel (39): het wettelijk statuut voor samenwonen moet flexibeler. Met verschillende personen op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn, mag geen gevolgen hebben op het vlak van uitkeringen. Ondersteuningscentra zorgen voor prefinanciering, praktische ondersteuning en fungeren ook als informatiecentra.
14
DE STAD ALS ECOSYSTEEM – DE STROMEN IN KAART 376 377 378 379 380
De stad bestaat uit complexe, open en dynamische systemen. Verschillende stromen (energie, water, verkeer, materialen, voeding.) banen hun weg doorheen de stad, vervullen hun functie en worden weer uitgestoten (CO2, afvalwater, fijn stof, afval, ...). Deze stromen zorgen ervoor dat de stad zich ontwikkelt, zich aanpast en verandert. Hoewel steden in grote mate artificieel zijn en gedomineerd worden door één soort (de mens) kan je ze gerust vergelijken met een ecosysteem.
381 382 383 384 385 386 387
Dit beeld wordt nog versterkt wanneer we kijken op welke manier steden interageren met andere ecosystemen: een stad is voor zijn voortbestaan in grote mate afhankelijk van basisdiensten die door de natuur en door biodiversiteit worden geleverd. Omgekeerd veroorzaken steden net een enorme druk op deze hulpbronnen en basisdiensten tot ver buiten de stadsgrenzen. Voor energie wordt hoofdzakelijk beroep gedaan op fossiele en nucleaire bronnen met een enorme impact op mens en milieu. Voeding wordt ingevoerd vanuit verschillende uithoeken van de wereld en 90% van alle spullen die we kopen ligt 6 maand later in de vuilbak.
388 389 390 391 392
De grote uitdaging van de stad ligt enerzijds in het reduceren van de impact op mens, milieu en omgeving en anderzijds in het minder afhankelijk worden van externe hulpbronnen. Dit mag geen afbreuk doen op de levenskwaliteit. Natuurlijk moet de stad rekening houden met de eindigheid van fossiele brandstoffen, de problemen met nucleaire energie, de klimaatopwarming, de wereldwijde biodiversiteitcrisis, een toenemende bevolking en een stijgende voedselvraag.
393
EFFICIENCITY – STROMEN VERMINDEREN
394 395 396 397 398 399 400
Net door de dichtheid van steden en de geconcentreerde bundeling van functies is het mogelijk op een zeer efficiënte manier met energie om te gaan. Op dat vlak kunnen we nog enorme stappen vooruit zetten. De gemiddelde Belgische/Vlaamse woning is geïsoleerd volgens mediterrane normen. België is het meest olieverslaafd binnen Europa, ondanks ons groot aandeel nucleaire energie. Er ligt een enorm potentieel aan gemakkelijke energiebesparingen voor het grijpen. Studies beweren dat we tegen 2030 een derde tot veertig procent efficiënter met onze energie kunnen omgaan. Bijkomend voordeel: de goedkoopste en meest groene stroom is de niet verbruikte kilowattuur.
401 402
Voorstel (40): ook nieuwbouwprojecten in steden moeten binnen het 6% btw-regime vallen. In veel gevallen is het goedkoper en beter om bestaande gebouwen af te breken en ze te vervangen door nieuwbouw.
403 404 405
Voorstel (41): Jong Groen! pleit voor collectieve stadsverwarming, waarbij warmte uit industriële processen of afkomstig van grote koelsystemen, gebruikt wordt voor woningverwarming. Tevens wordt er een belasting ingevoerd op het verlies van warmte bij industriële processen en grote koelsystemen.
406 407
Voorstel (42): leg ambitieuze doelstellingen op inzake energiebesparing. Jong Groen! pleit ervoor dat de stad in 2030 30% minder energie verbruikt dan vandaag.
408 409 410 411
Voorstel (43): fiscale voordelen worden toegekend voor het renoveren, het energie-efficiënter maken van woningen en het aanpassen van woningen voor verschillende woonvormen. Via een Community Land Trust worden de fiscale voordelen gebonden aan de woning (en de wijk) en niet aan de persoon die deze uitvoerde.
15
412 413 414 415
Voorstel (44): fiscale steunmaatregelen worden toegekend op basis van dichtheidsgraden die worden opgelegd in een ruimtelijk structuurplan. Zo kan iemand die in een buurt woont waar de dichtheidsgraad in de buurt ligt van de opgelegde dichtheidsgraad beroep doen op meer steunmaatregelen dan iemand die in een buurt woont met een dichtheidsgraad die daar ver onder ligt.
416 417 418
Voorstel (45): om investeringen in passief- of lage energie- woningen te stimuleren, schrijft de overheid leningen uit. Die leningen kunnen zowel dienen om bestaande woningen te verbouwen, als om nieuwe woningen te bouwen. De lening kan men terugbetalen dankzij de winst op de energiefactuur.
419 420 421 422
Voorstel (46): om private investeringen te stimuleren, dringt een hervorming van het kadastraal inkomen zich op. Investeringen in energiezuinige woningen en in nieuwe woonvormen worden niet ontmoedigd door een onmiddellijk stijging van het kadastraal inkomen. Er wordt rekening gehouden met de investeringen en de terugbetalingstermijn van die investeringen. Op die manier betalen de investeerders geen twee keer.
423 424 425
Voorstel (47): fiscale stimuli voor renovatiewerken worden gekaderd binnen een algemeen energiereductieplan. Hierbij spoort men via het opstellen van een warmteverliesinventaris van de stad probleembuurten op en pakt men die grondig aan via stadsrenovatieprojecten.
426
PRODUCITY – LOKALE STROMEN GEBRUIKEN
427 428 429 430 431 432 433 434
Vlaanderen is vandaag voor 93% afhankelijk van de import van energiegrondstoffen. De belangrijkste grondstoffen voor energie zijn aardolie, aardgas, steenkool en uranium. Die afhankelijkheid moet afgebouwd worden door voldoende te investeren in (lokale) hernieuwbare energie. Steden bezitten uiteraard niet de weidsheid die geschikt is voor de inplanting van grote windmolenparken. Maar ze hebben wel andere opportuniteiten zoals enorme dakoppervlaktes geschikt voor het opwekken van zonnestroom of het gebruiken van zonnewarmte, geconcentreerde bebouwing maakt warmtekrachtkoppeling bijzonder interessant, vergisting van GFT of rioolwater kan een deel van de stedelijke vraag naar gas invullen en ook voor windenergie zijn er mogelijkheden op voorwaarde dat er creatief mee wordt omgesprongen.
435 436 437 438 439
Voorstel (48): Jong Groen! pleit voor 50% groene energieproductie als percentage van de totale energieconsumptie in de stad. Om dit te behalen wordt er flexibeler en creatiever omgesprongen met vergunningen voor kleinschalige windenergieprojecten, systemen zoals rent-a-roof (waarbij een investeerder zonnepanelen op een dak van iemand legt en waarbij de bewoner mee profiteert dankzij goedkope groene stroom),…
440 441
Voorstel (49): maak ruimte voor proefprojecten waar biogas, afkomstig van het vergisten van stedelijk GFT of rioolwater, in het aardgasnet wordt geïnjecteerd.
442
THE MOVING CITY – INSPELEN OP VRAAG ÉN AANBOD VAN MOBILITEIT
443 444 445 446 447
De manier waarop we vandaag onze mobiliteitsbehoefte invullen is hoofdzakelijk gericht op constant beschikbare, goedkope olie. Die keuze heeft een negatieve invloed op de luchtkwaliteit en draagt bij tot het globale probleem van klimaatopwarming. Het is nodig om onze mobiliteitsbehoefte op een andere manier in te vullen. Uit de praktijk blijkt dat investeren in duurzame vervoersmodi alleen geen oplossing is. Het is eveneens cruciaal maatregelen te nemen die onze vervoersvraag reduceert.
448 449
Voorstel (50): kies langs aanbodzijde voor een sterke openbaarvervoersstructuur als basis: de fiets is hét stedelijk vervoermiddel en de wagen speelt slechts een beperkte rol in een scherp afgelijnd kader. Jong
16
450 451 452
Groen! pleit voor autoluwe stadskernen en park-en-rides met goede fietsverhuurpunten en een vlotte aansluiting op het openbaar vervoer aan de poorten van de stad. Een veilig en uitgebreid netwerk van fietsknooppunten en –faciliteiten wordt uitgebouwd in de stad.
453 454
Voorstel (51): opteer langs vraagzijde voor bundeling van functies, satellietkantoren, thuiswerk, lagere registratierechten zodat mensen niet gestraft worden als ze dichter bij hun werk gaan wonen.
455
RECYCLICITY – DE KRINGLOOP SLUITEN
456 457 458 459 460
Net door de grote doorstroom van allerhande materialen bevat de stad een schat aan grondstoffen. Een nieuwe discipline ontstaat, die van ‘urban mining’. Het is niet langer nodig kwetsbaar regenwoud te ontginnen om in de bodem eronder te zoeken naar zeldzame of noodzakelijke metalen. Onze storten liggen er vol van. Zo bevat een berg verhakkelde telefoonkaarten 100g goud per ton afval. De kunst is afval op zo’n manier te verwerken dat de bruikbare grondstoffen maximaal gerecupereerd kunnen worden.
461
THE HUNGRY CITY
462 463 464 465 466 467
Steden voeden is nooit gemakkelijk geweest door de grote afstand tussen de stad en het platteland. Als alle stadsbewoners moeten gevoed worden via de huidige principes, dan dreigen de olie-, water-, vis-, gronden regenwoudreserves op te raken. Stadsbewoners blijven afhankelijk van land en water voor hun voedsel en daarom is het belangrijk voldoende mogelijkheden te creëren binnen de stad voor het produceren van lokale en seizoensgebonden producten. Om daartoe te komen is er nood aan een cultuur- en mentaliteitswijziging over het denken over en handelen naar voedselproductie en –consumptie.
468 469 470
Voorstel (52): Jong Groen! pleit voor een sterke band tussen stad en platteland door het promoten van regelmatige biomarkten en voedselcoöperatieven in de steden. Voedselmonopolies moeten verboden worden.
471 472 473
Voorstel (53): In de stad moet er voldoende ruimte zijn voor stads-, dak- en balkontuintjes en aan de rand voor zelfplukboerderijen. Op verschillende plaatsen in de stad komen compostpunten voor keukenafval en producenten kunnen op deze plaatsen gratis compost verkrijgen.
474 475
Voorstel (54): Boeren krijgen een eerlijke prijs voor hun producten. Lokale en seizoensproducten worden gepromoot.
* Lijst met geraadpleegde werken is te consulteren op www.jonggroen.be/stad2030
17