Conferentie Actieplan Beter Presteren 31 maart 2011, St-Gregorius College te Utrecht
Opening door Henk Post, directeur VO bij het ministerie van OCW De aanleiding van het Actieplan Beter Presteren is het PISA-rapport met scores van 3VO-leerlingen uit 60 landen voor reken-, science- en leesvaardigheid. Om de deelnemers een idee te geven van het soort vragen, toont Henk Post een opgave over een boekenrekje. Hij vertelt erbij dat deze opgave in 2003 door de Nederlandse leerlingen niet zo goed gemaakt is. 70% van de vwo-, havo- of vmbo-scholieren had de vraag goed. Daarbij was geen onderscheid te maken tussen de verschillende schoolniveaus. Leerlingen in omringende landen als Vlaanderen, Duitsland of Finland deden het veel beter. In 2009 waren de prestaties van onze leerlingen verder achteruitgegaan. “Het voortgezet onderwijs in Nederland is uitstekend”, benadrukt Henk Post. “We moeten alleen constateren dat andere landen harder vooruitgaan dan wij. Wij doen het ook minder goed dan 10 jaar geleden. Onze zwakkere en goede leerlingen presteren goed, maar onze excellente kinderen blijven achter.”
If it ain’t broke, don’t fix it Het voortgezet onderwijs is op onderdelen te verbeteren. Er wordt dan ook niet een heel andere koers ingezet. De Kwaliteitsagenda van 2008 had als doel om de basis op orde te brengen en de lat van het onderwijs hoger te leggen. Helaas ontstond daarbij het beeld dat het niet goed zou gaan met het voortgezet onderwijs in Nederland. Een te negatieve voorstelling van zaken. Vandaar dat nu wordt gefocust op de excellente leerlingen en excellente scholen.
“Het is onze ambitie om een leercultuur te stimuleren”, legt Henk Post uit. “We willen de complexiteit beperken. We gaan het aantal profielen onder de loep leggen. Misschien gaan we van 4 naar 3 profielen. Of naar 2 of 0. Dat weten we nog niet. We willen in ieder geval minder landelijk voorgeschreven examenvakken en de school meer ruimte geven voor een eigen invulling.”
Hoofdlijnen Actieplan Beter Presteren • • • • • •
Focus in curriculum; Normstellende referentieniveaus voor fundamentele vakken; Aandacht voor wiskunde en science; Richtinggevende kennisbases voor zaakvakken; Maatschappelijke opdracht bij de school; Opbrengstgericht werken met behulp van toetsen.
Reacties uit de zaal Nadat Henk Post de contouren van het Actieplan Beter Presteren geschetst heeft, haalt dagvoorzitter Harry Louwenaar reacties uit de zaal. “Ik ben blij met de focus op excellentie, maar niet met het vooruitzicht van minder profielen. Wordt dat gedaan om het onderwijs beter organiseerbaar te maken?”
Post: “Er zijn nu bijvoorbeeld klachten over de tussenuren. Door te werken met minder profielen zou het mogelijk moeten zijn om een beter rooster te kunnen maken. Daar willen we allemaal nog naar kijken.” “Wat is het perspectief van het Actieplan Beter Presteren?”
Post: “Dit is nog maar een opmaat naar het echte plan. We zijn nu op zoek naar de juiste ingrediënten.” “Waarom is in dit plan het advies van de Onderwijsraad niet te zien?”
Post: “We willen eerst met het veld in gesprek. Daar willen we aftasten hoe het advies van de Onderwijsraad wordt opgevat en geïnterpreteerd. Daarna moet er een vertaling komen naar het definitieve plan.” “Excellente leerlingen, wat zijn dat? Gaat dat om kennis of gaat het breder?”
Post: “We hebben dat nog niet precies gedefinieerd, maar we willen het niet te beperkt opvatten. Uit het PISA-rapport blijkt dat de cognitieve kennis onder de maat is. Maar we willen het begrip niet meteen dichttimmeren. We gaan eerst in gesprek over een zinvolle invulling.” “Hoe gaat u met onze zwakke leerlingen om? Ik vrees voor een tweespalt door de focus op excellentie.”
Post: “Uit onderzoek blijkt dat als onze zwakke leerlingen internationaal worden vergeleken, ze in de top 5 eindigen. Excellente leerlingen eindigen ver daaronder. Het valt dus wel mee met onze zwakke leerlingen. Dat wil niet zeggen dat we er niet aan blijven werken om ze op een hoger niveau te tillen.”
Docent van het jaar: “Prima om de focus op excellente kinderen te leggen, maar niet ten koste van kinderen die het sociaal-economisch niet zo goed hebben.”
Post: “Uw signaal is duidelijk.” “Gaat het ook over excellente vmbo-leerlingen of alleen over de meest begaafde vwo-leerlingen?”
Post: “Dat kunnen ook vmbo-leerlingen zijn. Een ding is duidelijk: in de bovenste groep is meer werk aan de winkel dan onderaan.”
Skypeverbinding met minister Van Bijsterveldt “In Nederland gaat het goed met het voortgezet onderwijs. Daar ben ik ook trots op. Het is belangrijk om nu te kijken waar het de komende jaren nog beter kan. Daarom hebben we gepleit voor meer ruimte voor de scholen. Zij kennen de praktijk en de leerlingen het allerbeste. Uiteraard zijn er wel checks and balances
in de vorm van toetsen en examens, maar daarbinnen ligt ruimte voor de school. Het PISA-rapport laat een positief beeld zien over het onderwijs in Nederland. Maar we moeten verder vooruitkijken. In het PISA-onderzoek doen nieuwe landen mee die soms ook beter presteren dan wij. Het is nu het momentum om scherp te zijn
en een slag te maken. Binnen het Actieplan Beter Presteren zien we de school primair als bron van kennis en vorming. We willen voorkomen dat maatschappelijke problemen alleen maar op het bord van de school terechtkomen.
We hebben met het plan de ambitie om niet alleen goed voor onze kwetsbare kinderen te zorgen, maar ook voor de excellente leerlingen. Het signaal is duidelijk: de bovenste 20% van onze leerlingen doet het minder. Zij zijn straks belangrijk voor onze kenniseconomie, dus is het zaak ruimte te creëren voor excellentie. Dat doen we ook door te investeren in leraren en scholing. Extra excellentie mag beloond worden. Excellentie mag niet ten koste gaan van kinderen aan de onderkant. We richten ons niet alleen op excellente kinderen, we doen en-en. We willen excellente kinderen meer uitdagen en tegelijkertijd zorgen voor kinderen aan de onderkant. We zijn aan het denken hoe de school meer de rol van poortwachter kan vervullen. En hoe minder profielen de school meer ruimte kan verschaffen. Dat doen we heel zorgvuldig, stap voor stap. We hebben de Onderwijsraad om advies gevraagd. Terwijl we daar op wachten, zijn we in gesprek met het veld. Later kunnen we dan met een concreter plan naar buiten treden.
Hogere kwaliteit, meer profilering door universiteiten en hogescholen en meer differentiatie in het onderwijs, dat waren de drie kernboodschappen uit het advies van de commissie Veerman. Om de kwaliteit te verhogen hebben we de eis gesteld dat leerlingen gemiddeld 5,5 voor hun centraal examen moeten halen. De kernvakken willen we op orde maken door slechts één 5 toe te staan en verder enkel voldoendes. Een ander plan is om de universiteiten en hogescholen naar de motivatie van de leerlingen te laten vragen. Wat ik verder een goede ontwikkeling vind, zijn de initiatieven van scholen en universiteiten om scholieren proefcolleges te laten volgen. Zo kunnen zij een goede indruk krijgen wat een studie inhoudt. Met andere woorden, we bewandelen diverse wegen om de aansluiting van het voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs te versterken.”
Reacties uit de zaal Nadat de minister het woord tot de aanwezigen heeft gericht, is er de mogelijkheid tot het stellen van vragen.
“U wilt investeren in de kwaliteit van de docent. Is er ook meer geld voor beschikbaar?”
Van Bijsterveldt: “Ja, dat loopt op tot 1,2 miljard euro in 2020. 150 miljoen euro is beschikbaar voor het verstevigen van de professionaliteit van de leraar. Voor de prestatiebeloning wordt 250 miljoen euro per jaar extra uitgetrokken. Maar we kijken niet alleen naar extra salaris, we doen ook ons best voor betere voorwaarden. Bijvoorbeeld door meer gelegenheid te geven voor verdieping. Er moet meer mogelijk worden voor docenten die zich willen verdiepen.”
1e docent van het jaar: “Wat verstaat u onder een professional?”
Van Bijsterveldt: “Het gaat erom hoe docenten zelf hun verantwoordelijkheid nemen om hun professionaliteit op peil te houden. En hoe wij hen kunnen stimuleren om aan hun professionaliteit te werken. Daar zijn slagen in te maken.” “Wanneer is het Actieplan Beter Presteren succesvol?”
Van Bijsterveldt: “In het plan staat het idee om opbrengstgericht te werken. Een overall aanpak waarbij je kijkt welke doelen je wilt bereiken en belemmeringen probeert weg te nemen. Het is belangrijk om zo’n cultuur breed de scholen in te krijgen om nog meer uit het onderwijs te halen. Bij zo’n aanpak horen toetsen. Het Actieplan omvat middelen om een doel te bereiken en dat is alles uit een kind te halen wat erin zit.”
“Wanneer en hoe betrekt u de leerlingen hierbij?”
Van Bijsterveldt: “De scholen spelen hier ook zelf een belangrijke rol in. Ze kunnen bijvoorbeeld de leerlingenraad betrekken bij het invullen van het rooster. Leerlingen hebben zeker een belangrijke inbreng.” Lid van LAKS: “Mijn ervaring met de minister is dat er naar ons wordt geluisterd. Waarop ik vind dat moet worden ingezet? De sleutel tot goed onderwijs zijn de docenten.” Van Bijsterveldt: “Daar blijven we ook in investeren. Maar ook in goede leidinggevenden, goed management. Zij bieden de nodige structuur aan docenten. We zetten de leraren terecht op een voetstuk, maar de leidinggevenden horen daar ook bij.”
Sessie Focus in het onderwijsprogramma onder leiding van Janneke van Marion Volgens de Onderwijsraad kunnen leerlingprestaties verbeterd worden door meer focus aan te brengen in het onderwijsprogramma. De vraag is hoe. Ligt de oplossing bij referentieniveaus om meer houvast te bieden voor de leervorderingen in de vakken Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde, die essentieel zijn voor de doorstroom naar het vervolgonderwijs? En zouden andere vakken gebaat zijn bij het instellen van richtinggevende kennisbases? De deelnemers aan deze sessie geven argumenten voor en tegen. De deelnemers vinden het nuttig om referentieniveaus/tussendoelen voor de onderbouw te formuleren voor de doorstroomvakken Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde. Deze vakken worden gezien als succesvoorwaarden voor de andere vakken. De deelnemers pleiten voor meer integratie: laat andere vakken een bijdrage aan de doorstroomvakken leveren. Let bijvoorbeeld bij geschiedenis op taal, of laat leerlingen rekenen bij economie. Ook het formuleren (bijv. door vakleraren) van landelijke kennisbases voor clusters van sociaal culturele vakken, science en moderne vreemde talen wordt welwillend – zij het met enige aarzeling - ontvangen. Voor landelijk voorgeschreven extra uren of verplicht samenvoegen van vakken zijn geen voorstanders te vinden. Men ziet wel een toegevoegde waarde in het stimuleren van samenwerking en samenhang tussen bepaalde vakken. De deelnemers vinden meer aandacht voor de doorstroomvakken op zich een goede zaak, maar er moet een goed evenwicht gevonden worden met de bredere taak van de school. Daarvoor en over de uitwerking moeten nog meer discussies gevoerd worden met het veld. De gesprekleidster roept iedereen op om ideeën en meningen over dit onderwerp te mailen naar
[email protected].
• Nog meer toetsen heeft geen zin; • Uitgevers maken methodes waarin alle kerndoelen zijn verenigd, maar kerndoelen an sich zijn te globaal en te vaag; • Verlies jezelf niet in focus, maar behoud breedte; • Maak een kleine kern en laat de rest aan de school; • Verdiep de kwaliteit, niet de hoeveelheid uren.
Sessie Vermindering van het aantal profielen 1e workshop onder leiding van Roel Endert; 2e workshop onder leiding van Hansje Amelink Verslag Thijs Noordzij
Door de huidige indeling van de bovenbouw havo/vwo in vier profielen aan te passen, zou er meer ruimte kunnen ontstaan om het onderwijs effectiever te organiseren. In het regeerakkoord is hiervoor €50 miljoen aan bezuinigingen ingeboekt. De Onderwijsraad komt voor de zomervakantie met een advies over de vermindering van het aantal profielen, maar daarop vooruitlopend heeft OCW een aantal scenario’s uitgewerkt. Met het uitgangspunt om niet aan de inhoud van de vakken te komen, heeft OCW een drietal opties uitgewerkt: 2 profielen (Natuur, Maatschappij), 3 profielen (N- of M-profiel splitsen), of 0 profielen (alleen Nederlands, Engels en Wiskunde verplicht). De deelnemers wordt gevraagd om argumenten voor en tegen deze opties en aandachtspunten bij de verdere uitwerking te geven. Veel deelnemers zijn kritisch over deze maatregel. Behalve een bezuiniging, ziet men weinig voordelen. Zodra het gesprek over individuele vakken gaat, lopen de gemoederen snel op: alle aanwezige leraren hebben hart voor de zaak en komen op voor de belangen van hun eigen vak. Wel is iedereen positief over het voornemen om wiskunde (naast Nederlands en Engels) verplicht te maken voor alle leerlingen. 0 profielen kan rekenen op het minste enthousiasme. Hoewel 0 profielen scholen de meeste ruimte geeft, vrezen de deelnemers een machtstrijd binnen de school (of op z’n minst de denkkracht die scholen hiervoor moeten inzetten) en voorzien de terugkeer van pretpakketten. Er wordt geconstateerd dat er bij 2 of 3 profielen weliswaar meer ruimte voor de scholen ontstaat om het onderwijs eenvoudiger te organiseren, maar dit kan wel botsen met de vraag naar keuzemogelijkheden voor leerlingen. Daarnaast wordt er aandacht gevraagd voor het behoud van het profielwerkstuk, dat beschouwd wordt als de kroon op het werk. Als huiswerk geven de deelnemers mee om 3 profielen (α, β, γ) als serieuze optie te onderzoeken en te kijken of het uitstellen van de profielkeuze tot na het 4e jaar mogelijk is. De gesprekleidster zegt toe dat iedereen op de hoogte gehouden wordt en vraagt om ideeën over dit onderwerp te mailen naar
[email protected].
• • • •
Vermindering van het aantal profielen is vooral een bezuinigingsmaatregel; Wiskunde verplicht voor iedereen is een goede zaak; Het profielwerkstuk moet een belangrijk onderdeel van het curriculum blijven; Meer ruimte kan het organiseren voor de school makkelijker maken, maar moet niet botsen met de behoefte aan keuzemogelijkheden van leerlingen; • Ook bij 0 profielen moet het totale vakkenpakket groot genoeg zijn om pretpakketten te voorkomen.
Sessie Excellente scholen (in workshop over excellente leerlingen) onder leiding van Peter van Putten en Ellen Schut Verslag Ellen Schut
Het belang van excellentie en opbrengstgericht werken vraagt om een cultuuromslag: het tegengaan van de zesjescultuur met de boodschap presteren loont. Het identificeren en belonen van excellente schoolsoorten draagt daar aan bij. Centrale vraag: wat is een excellente school? OCW geeft een korte impressie van de ideeën van OCW voor het jaarlijks uitreiken van het predicaat excellent en het belonen van excellente schoolsoorten. Aan de hand van stellingen worden de deelnemers om een reactie en input gevraagd. Zo komt allereerst de vraag aan de orde of een excellente school in ieder geval excellente leerlingopbrengsten moet hebben. Duidelijk is dat alle deelnemers excellentie breder zien dan alleen opbrengsten. Er zijn andere factoren die ook belangrijk zijn, zoal ontplooiing van de leerling, en die minder goed meetbaar zijn. In de beoordeling van excellente scholen zou OCW een balans moeten vinden tussen opbrengsten en die andere factoren. Ter afsluiting en inspiratie geeft OCW alle deelnemers informatie mee over der Deutsche Schulpreis; de jaarlijkse verkiezing in Duitsland van scholen die excelleren op verschillende terreinen en die door verschillende partijen beoordeeld en verkozen worden.
• Een zelfevaluatie kan een goed beeld geven van de excellentie van een school, maar het oordeel van ouders en leerlingen moet ook worden meegenomen; • Per schoolsoort kunnen de factoren voor excellentie verschillen; • Is stimulans voor goede scholen wel nodig? Zijn er wel scholen die er met de pet naar gooien?; • Een beloning zou alleen gegeven moeten worden aan de grootste verbeteraars.
Sessie Meer aandacht voor excellente leerlingen onder leiding van Marion Hoeberichts Verslag Eunice den Hoedt
Excellente en hoogbegaafde leerlingen moeten de gelegenheid krijgen om hun potentie optimaal waar te maken. Uit het meest recente PISA onderzoek blijkt dat deze leerlingen relatief minder presteren dan hun leeftijdgenoten in andere landen. Vaak wordt niet het maximale uit deze groep leerlingen gehaald. Aan de deelnemers wordt aan de hand van drie stellingen gevraagd wat op dit moment al wordt gedaan om deze leerlingen te bedienen, en wat hierin wel en niet werkt. De stellingen gaan over versnelde doorstroom, het bieden van maatwerk en de mogelijkheden van leerlingen om hun excellentie te tonen.
De deelnemers geven aan dat versnelde doorstroom tussen de onderwijssectoren geen doel op zich is. Vaak komen jongere leerlingen – ondanks hun excellente leerprestaties – tussen leerlingen van andere leeftijdsgroepen niet voldoende tot hun recht. Versnelde doorstroom biedt voornamelijk meer mogelijkheden tot verbreding en verdieping van de stof: als een leerling een vak al heeft afgerond, biedt dat ruimte voor het behandelen van andere onderwerpen. Over maatwerk geven de deelnemers aan dat het van belang is dat er flexibel kan worden omgegaan met het rooster. Dit vraagt inzet van docenten, maar ook ruimte voor scholen om leertijd voor te laten gaan op onderwijstijd: de school moet de regisseur zijn van het eigen curriculum. Om leerlingen
een podium te bieden voor hun excellentie geven de deelnemers aan dat verbindingen buiten de school moeten worden gemaakt. Ook is het van belang dat leerlingen worden begeleid om hun talent te tonen. Een stimulerende factor kan zijn om cum laudes toe te kennen bij diploma’s. De deelnemers vinden meer aandacht voor excellente leerlingen belangrijk. Ze geven aan dat het beste uit excellente leerlingen halen op dit moment met name wordt belemmerd doordat de benodigde flexibiliteit (in rooster en in de klas) moeilijk te organiseren is. Ideeën en meningen over dit onderwerp kunnen worden gemaild naar
[email protected].
• Een excellente leerling is een leerling die meer kan en meer wil; • Snellere doorstroom biedt ruimte voor verbreding en verdieping van het curriculum; • Er zijn veel leerlingen die meer kunnen en willen: het vergt veel om die leerlingen te begeleiden; • Voor leerlingen moet het ‘what’s in it for me’ aspect worden versterkt, bijvoorbeeld met cum laudes; • School en docent hebben directe invloed op het imago van de excellente leerling.
Sessie Opbrengstgericht Werken en Tussentijds Toetsen onder leiding van Henk Post Verslag Judith van Dongen
OCW wil opbrengstgericht werken stimuleren; door in te zetten op het gezamenlijk, systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van leerprestaties van de leerlingen. Dat kunnen we o.a. doen door het volgen van leerprestaties en het tussentijds toetsen, om zo gerichter maatwerk aan te bieden in het onderwijsaanbod en het curriculum. Deze sessie is gericht op de vertaalslag naar de praktijk. Wat is nodig om opbrengstgericht werken tot een succes te maken? Welke functies kunnen leerlingvolgsystemen en diagnostische toetsen vervullen? Via tien prikkelende stellingen en een verdiepend Lagerhuis-debat gaan de deelnemers in discussie. Voor de deelnemers staat opbrengstgericht werken vooral voor een continu verbeterproces op individueel niveau met de drive om “te kietelen aan het plafond van capaciteiten van de leerlingen”. Een belangrijke functie is hierbij weggelegd voor leerlingvolgsystemen en diagnostische toetsen als ondersteuning van opbrengstgericht werken; het gebruiken van diagnostische toetsen voor persoonlijke feedback aan leerlingen, met oog op de individuele ontwikkeling. De ‘enge’ definitie dat het alleen zou gaan om de resultaten van toetsen, vergelijking tussen scholen en om de PISA-scores, stimuleert niet. Centrale toetsen kunnen mogelijk leiden tot een afrekencultuur. Toetsen moeten echter geen doel op zich zijn, maar een
middel. De waarde van de toetsen lijkt vaak te worden overschat. Het is een momentopname, waarbij een beperkt toetsingskader wordt gebruikt en de kans op teaching-to-thetest aanwezig is. Ook is er ruim aandacht voor de benodigde onderwijscultuuromslag; docenten als essentiële randvoorwaarde voor opbrengstgericht werken. Een belangrijke rol is weggelegd voor de opleiding van docenten. De teaminspanning, de professionaliteit, het interpreteren van resultaten en het geven van formatieve feedback aan leerlingen zijn hierbij speerpunten. Regionale peilingen in Amsterdam hebben mede een bijdrage geleverd aan de enorme slag in het PO op dit vlak! Leer van de praktijk! CITO-VAS meet de prestaties van de leerlingen op kernvaardigheden via toetsen en geeft inzicht in de prestaties ten opzichte van de landelijke normen. In Limburg zijn al goede ervaringen opgedaan met een toets aan het einde van de onderbouw. Ook is er aandacht voor digitaal leren: een vmbo-leerling die aantoonbaar een havoscore behaalt via een digitaal leersysteem voor rekenen, dat stimuleert! Focus op het proces en niet op de resultaten: “Mijn toetsweek ging goed! Ik ben op alle vakken vooruit gegaan, hoewel ik geen voldoendes heb gehaald”
• “Het leren van de leerlingen en het zichtbaar maken van de ontwikkeling.” • “Geen tijd! Wat ik nodig heb: kleinere klassen en meer onderwijstijd. Ik wil lesgeven!” • “Opbrengst gebaseerd onderwijs.” • “Toetsinterpretatie gebruiken voor het zichtbaar maken van de ontwikkeling, stimuleert!” • “Stel gewillige scholen in staat, maar voer geen verplichte uniforme toetsen in.”
Sessie Kwaliteit van leraren onder leiding van Justus de Hooge Verslag Jantine Flapper
Leraren vervullen een sleutelrol bij de versterking van de kwaliteit van het onderwijs en bij de bevordering van betere onderwijsresultaten. Vandaar dat dit kabinet het actieplan Leerkracht onverkort doorzet. Het actieplan Professionalisering, dat later dit voorjaar naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, geeft een extra impuls aan de versterking van de kwaliteit van het onderwijspersoneel. Waar moeten leraren zich op professionaliseren en in welke vorm moet professionalisering gebeuren? Wat kan een register voor deze sector betekenen? Wat vindt men van het idee van de Onderwijsraad dat leraren masterniveau moeten hebben? Hoe denken docenten over prestatiebeloning? De docenten en schoolleiders zien professionalisering breder dan alleen scholing. Het gaat om een professionele schoolorganisatie waar men van elkaar leert en in een team functioneert, waar de beslissingen in samenspraak worden genomen. Geef (excellente) docenten de ruimte om zijn/haar eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen in dit proces (autonomie en zeggenschap). Men is positief over het invoeren van een register (voor docenten en schoolleiders), maar maakt zich wel zorgen over het waarborgen van het succes ervan. Het idee dat alle leraren een masteropleiding moeten hebben is een interessant idee, maar er zijn twijfels of dat ook moet gelden voor docenten in beroepsgerichte vakken. Docenten zijn kritisch over prestatiebeloning in de vorm van een individuele financiële beloning, maar zien beloning in de vorm van extra faciliteiten die ten goede komen aan het primaire proces wel zitten. De deelnemers vinden meer aandacht voor permanente professionalisering een goede zaak. Het is wel belangrijk te beseffen dat professionalisering niet alleen (individuele) scholing is. Het vormen van een professionele schoolorganisatie waar iedereen van elkaar leert is een vereiste. Het register kan hier een goede rol in spelen.
• Geef (excellente) docenten de ruimte zich te kunnen blijven ontwikkelen en beperk hen niet door het hanteren van strakke regels; • Muren uit de school! Dan kan je elkaar in een professionele schoolorganisatie letterlijk aanspreken; • Critical friend projecten met andere scholen is een groot succes gebleken; • Begeleiding beginnende leerkrachten is erg belangrijk, de eerste (2) jaren staan in het teken van klassenmanagement. Niet direct in die inductiefase van leraren verlangen dat ze zich gaan opscholen tot masterniveau.
Sessie Schoolleiderschap Onder leiding van Bert Ouwens (voorzitter) / Ruben van Waardhuizen (projectleider) Verslag Ruben van Waardhuizen
Dit Kabinet wil flink investeren in de professionele ontwikkeling van docenten en schoolleiders. Professionele autonomie en de complexe maatschappelijke vraag stelt specifieke eisen aan deskundigheid en leiderschap. Doel is een opbrengstgerichte schoolcultuur, met hoge leeropbrengsten voor alle leerlingen, waarbij de organisatie op orde is en het vanzelfsprekend is dat professionele deskundigheid wordt bijgehouden en prestaties worden benoemd en beloond. De vraag is hoe schoolleiders maximaal kunnen worden ondersteund bij hun verantwoordelijke rol. Uitgangspunt is dat schoolleiders en werkgevers zelf aan zet zijn en dat de overheid hen daarbij ondersteunt. Hoe denken de deelnemers over opzet, uitgangspunten en instrumenten? De deelnemers spreken hun steun uit voor het verder professionaliseren van schoolleiders. “Het vak verandert.” Iedereen vindt het verstandig om eerst te bepalen hoe het gesteld is met het scholingsaanbod, de –vraag en de professionaliteit (nulmeting). Gepleit wordt voor een professionele dialoog in de school. De schoolleider moet ook zijn kwaliteit kunnen aantonen. Een aantal vindt het nu te vrijblijvend en stelt bekwaamheidseisen en registratie voor. Anderen betwijfelen of dit helpt en wijzen op het gevaar van bureaucratie en schijnzekerheid. Daarbij werd opgemerkt dat er veel op scholen af komt, waardoor schoolleiders veel op managementtaken worden gefocust, wat ten koste gaat van leiding geven. Minder bureaucratie en administratieve lasten zijn gewenst. Het uitgangspunt dat de sector vooral zelf aan zet is met professionalisering, delen de deelnemers. Zij steunen de voortrekkersrol van de VO-raad daarbij. Enkele aanvullende suggesties en aandachtspunten die werden gegeven: 360-graden feedback, introductie van een verplichte cyclus van formele gesprekken, dat de sector zelf met een beroepsstandaard voor leidinggevenden komt, een sectoraal managementdevellopmenttraject met doorgroeimogelijkheden, dat recht wordt gedaan aan de verschillende operationele niveaus van leidinggevenden (van algemeen directeur tot en met teamleider), de mogelijkheid van het ‘managementvenster’ (van ‘Vensters Voor Verantwoording’) bij het benchmarken van de eigen kwaliteit van de schoolleiders t.o.v. peers.
Plenaire afsluiting “Dank voor uw inbreng, wij hebben hier veel informatie opgehaald. Morgen spreek ik de minister. Ik zal haar vertellen dat we een goede bijeenkomst hadden met betrokken deelnemers. Het was voor u hard werken, maar deze open manier van discussiëren met het veld is voor ons heel waardevol. Volgens planning gaat het definitieve plan half mei naar de Kamer. We hebben nog een week of zes om in gesprek te gaan met scholen en het plan af te maken. Mocht u nog aanvullende opmerkingen of vragen hebben, dan vernemen we dat heel graag van u.”
Henk Post, directeur VO
SLAGEN MAKEN Ik werd al vroeg voor achterlijk versleten. Dat is lang geleden, de tijd was nog van ribfluweel, toen je LAVO kreeg als je een half jaar te lang uit het raam keek. Nu kun je beter meteen maar goed zijn. Liefst nog beter. Als je scooter kapot is en je hebt een blokuur
en niet luistert als je klaagt dat het is blijven waaien in je hart, dat het probleem niet is dat er te weinig excellentie is, maar dat de middelmaat regeert en alles wat het niet gedoogt omlaag trekt naar het niveau van een diepvriespizzabodem.
gym waar je niet onderuit komt omdat iemand anders je smoes heeft ingepikt, als je wordt opgewacht door zeven plaaggeesten op het plein, in het fietsenhok, als je rugzak in een put verdwijnt en het waait in je hart weet je één ding zeker: dat je goed bent,
Wie dat ongezond vindt kan de komende jaren beter de zee in lopen als een dichteres, een half leven geleden, het water wiste elk profiel dat ze had. Wie nog leeft moet slagen maken, reflecteren, professioneel van waarde blijven. Een leraar zei:
excellent, kijk maar in je volkomen correct berekende boekenrek. Is dat nog heel? Niet repareren, daar ben je te goed voor, beter, best. De minister hangt ergens in de lucht tussen de Tweede Kamer en dit klaslokaal, dat is niet slecht, wees blij dat je de sommen van hare excellentie niet hoeft te maken; dat wordt duikelen van excellent naar zwak, zeer zwak. Over zulke kinderen hebben we het even niet, die kunnen wel onder het tapijt, we hebben letterlijk wat beters te doen. Persoonlijk ben ik alweer jarenlang op zoek naar een excellente loodgieter, maar goed, ik werd dan ook al vroeg voor achterlijk versleten. Wat je wilt is een plan, dat is er niet, alle geruchten ten spijt. Deze regering is meer een soort huisarts uit de school die vraagt: ‘wat vind je er zelf van?’
een acht is voor de leerling, een negen voor de meester, een tien voor god. De minister rekent en geeft een zeven, laks of niet. Slagen maken, sleutels buigen, dadendrang – ik zou voor een leraar niets beters weten dan het beste uit zichzelf te halen, elke leerling het voorbeeld te geven dat ieder mens kan excelleren naar zijn eigen mogelijkheden, maar ik werd al vroeg voor achterlijk versleten. Ik kan hier wel zeggen: er zijn dagen dat ik wens dat ik het was gebleven.
31-3-2011, Ingmar Heytze
tekst : Annelies Kant, kantekst.nl fotografie en lay out: Rolf Resink, hetismooiwerk.nl