ConceptVerslag deelnemersvergadering 22 mei 2014 Aanwezig:
Bestuursleden De heer D.J.H. de Bruijn De heer G.J. Mulders (m.k.a.) De heer J.H.E. Soepenberg De heer J.G.E. Visser (m.k.a.) De heer P.M Dekker De heer E.R. Stolp Overige De heer S.G.B. Heemskerk Mevrouw M. Timmers-Bossink Mevrouw L. Katalanc-Bulut
(Bureau Pensioenzaken) (Bureau Pensioenzaken) (Bureau Pensioenzaken)
En de overige ca. 70 deelnemers en gepensioneerden
Agenda 1. Opening 2. Notulen van de vergadering van 20 juni 2013 3. Uitslag enquête 4. Herstelplan Pensioenfonds Thales 5. Financiële gegevens 6. Pensioenpremie 2014 en Indexatie 2014 7. Governance 8. Pensioen actualiteiten – dhr. Veluwenkamp 9. Rondvraag 10. Sluiting
1
1. Opening De heer De Bruijn opent de vergadering om 16.30 uur en heet de aanwezigen welkom. De agenda wordt doorgenomen en vastgesteld. 2. Notulen van de vergadering van 20 juni 2013 De notulen van deze vergadering worden zonder wijzigingen vastgesteld. 3. Uitslag enquête Tijdens de vergadering van vorig jaar is er een enquête gehouden. Van 78 deelnemers is er respons geweest (82% van de aanwezigen). De resultaten van deze enquête zijn terug te vinden op de website. De heer De Bruijn bespreekt de high-lights. Over het algemeen is er tevredenheid over de communicatie van het pensioenfonds naar deelnemers en gepensioneerden. Er is minder waardering voor het voorgeschreven format van het UPO. De heer De Bruijn benadrukt dat het format wettelijk wordt voorgeschreven. Wel wordt er geprobeerd om, binnen de mogelijkheden die er zijn, verduidelijking aan te brengen. Hij geeft aan dat indien er vragen zijn, men altijd contact kan opnemen met het pensioenbureau, of de vragen kan stellen via het contactformulier op de website. Wat de afgelopen periode is gemist is de pensioenplanner. De heer De Bruijn licht toe dat voorheen Ernst&Young de pensioenplanner beheerden. Zij zijn met deze dienstverlening gestopt. Daarom is er gezocht naar een nieuwe dienstverlener met ervaring op dit gebied. Deze is gevonden in Akkermans&Partners. De verwachting is dat de planner 12 juni live zal gaan. Uit de enquête kwam ook naar voren dat de deelnemersvergaderingen wel goed worden bevonden, maar te lang duren. De heer De Bruijn geeft aan dat wordt geprobeerd om hier verandering in aan te brengen. Onder andere door een nog betere selectie van informatie die wordt verstrekt. 4. Herstelplan evaluatie Het pensioenfonds zit nog steeds in herstel. De minimale dekkingsgraad van 104.2% is wel gehaald, dit is voldoende voor het kortetermijn herstelplan. Voor het langetermijn herstelplan dient een dekkingsgraad van 117% te worden behaald en dat is nog niet het geval. Daarom is het langetermijn herstelplan nog van toepassing. De dekkingsgraad wordt berekend door het vermogen van het fonds te delen door de verplichtingen. Per eind 2013 was de dekkingsgraad 104.6%. Voor dit moment is het herstel voldoende en is er geen extra verlaging noodzakelijk. De heer De Bruijn bespreekt de ontwikkeling van het pensioenfonds sinds 2007. Destijds was de dekkingsgraad 130.8%. In de volgende jaren hebben o.a. de dalende marktrente en de hogere levensverwachting een forse impact gehad op de toename van de verplichtingen. Hoewel ook het vermogen in deze jaren is toegenomen (van 686mln. naar 959mln.) is de toename van verplichtingen harder gegaan (van 524mln. naar 917mln.) wat heeft geresulteerd in een afname van de dekkingsgraad (van 130.8 eind 2007 naar 104.6 eind 2013). De heer De Bruijn bespreekt de voorlopige dekkingsgraad per eind april 2014. In de eerste vier maanden van 2014 is het vermogen met 60mln. toegenomen
2
door behaald rendement en door de waardetoename van de Swap. Hierdoor is het vermogen opgelopen tot 1.018,4mln euro tegenover verplichtingen van 952,2mln euro. De dekkingsgraad per eind april 2014 komt hiermee uit op 106.9%. 5. Financiële gegevens De heer De Bruijn geeft aan kort de financiële gegevens door te willen lopen. De volledige jaarrekening hebben de aanwezigen ontvangen. Dit jaar is er op basis van wet- en regelgeving veel informatie toegevoegd. Sheet 12 van de presentatie toont de stand per 31-12-2013 en de veranderingen ten opzichte van 2012. Het aantal gepensioneerden en exdeelnemers is toegenomen, terwijl het aantal actieven is gedaald. Het totaal aantal komt per eind december 2013 op 4.651 deelnemers. De dekkingsgraad is met 5.1% toegenomen tot 104.6%. Het behaalde rendement over 2013 was 2.8%, dit wordt verder in de presentatie toegelicht. De lange rente is over 2013 met 0.32% gestegen tot 2.7%. Sheet 13 toont de beleggingen per 31-12-2013. Het grootste deel van de beleggingen zit in vastrentend (454mln.) en aandelen (343mln.). Verder zit er nog een deel in vastgoed (60mln.) en cash (35mln.). Wat opvalt, is de marktwaarde van de Swap overlay, deze was per 31-12-2013 nog 67mln., maar is inmiddels opgelopen tot 110mln. Daarom heeft het bestuur recent besloten om te gaan recouponen en vervolgens conform de strategische beleggingsmix te herbeleggen. Sheet 14 toont de opbouw van het rendement over 2013. Het rendement op aandelen was met 17.2% iets beter dan de benchmark (15.0%). Ook vastrentend (0.2%) en onroerendgoed fondsen (2.7%) hebben het beter dan de benchmark gedaan. Vanwege de zware weging van vastrentend komt het gewogen gemiddelde rendement op 6.5%. Voorts heeft ook de Swap overlay (-4.2%) en de valuta afdekking (0.4%) nog een bijdrage in het rendement, waardoor het totale rendement over 2013 uitkomt op 2.8%. Sheet 15 toont de ontwikkeling van het rendement over de afgelopen 7 jaar. Het gemiddelde totale rendement, inclusief het effect van valuta afdekking en Swap overlay, komt uit op 5.4%. Als deze effecten buiten beschouwing worden gelaten, komt het gemiddelde rendement op 3.3%. De heer De Bruijn geeft aan dat er in 2013 een ALM studie heeft plaatsgevonden. Hieruit bleek dat de beleggingsmix past bij de verplichtingen die het fonds heeft, binnen verschillende scenario’s. In 2013 zijn er wel een aantal beperkte wijzigingen aangebracht in het mandaat van ING IM. De heer De Bruijn bespreekt de uitvoeringskosten over 2013. Deze bestaan uit vermogensbeheerkosten en pensioenbeheerkosten. De vermogensbeheerkosten (o.a. de kosten om onze vermogensbeheerders actief beheer te laten doen) komen uit op 61.7 basispunten (0.617%) van het gemiddelde belegde vermogen. De pensioenbeheerkosten komen uit op € 377,- per actieve deelnemer en pensioengerechtigde. Sinds enkele jaren wordt het pensioenfonds gebenchmarked, door CEM benchmarking. Hieruit blijkt dat het kostenniveau in lijn is met vergelijkbare fondsen.
3
6. Pensioenpremie 2014 en Indexatie 2014 De afgelopen jaren is de premie gestegen van 28.3% in 2012 tot 32.5% in 2014. De premieverdeling tussen werkgever en werknemer is 60/40. Om de premie voor werknemer niet boven 12% uit te laten komen is de werkgever ook in 2014 bereid om eenmalig de premie boven 30% op zich te nemen. De heer De Bruijn benadrukt dat hier geen rechten aan kunnen worden ontleend voor de toekomst. De premie bestaat uit de volgende, wettelijk verplichte, elementen: comingservice koopsom voor de in het betreffende jaar nieuw op te bouwen pensioenaanspraken, risicokoopsommen voor nabestaandenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, een solvabiliteitsopslag gerelateerd aan het risicoprofiel van de beleggingen en een opslag in verband met de uitvoeringskosten. Het premieniveau komt steeds hoger te liggen door daling van de marktrente. Deze lagere rente zorgt voor hogere kosten van nieuw op te bouwen pensioenen. De indexatie voor 2014 is vastgesteld op 0%. Hiermee komt de cumulatief gemiste indexatie sinds 2004 voor actieven op 14.3% en voor gepensioneerden in de middelloonregeling op 11.7%. Het verschil tussen beide is dat de indexatie voor actieven is gebaseerd op de loonindex en die van gepensioneerden is gebaseerd op de prijsindex. De heer De Bruijn geeft aan dat de gemiste indexatie exclusief de 3.5% verlaging is, deze komt er feitelijk nog bij. 7. Governance De heer De Bruijn gaat verder met een sheet waarop de organisatie van en het toezicht op het pensioenfonds wordt uiteengezet. Het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van werkgever (de heren Mulders, Soepenberg en De Bruijn), werknemers (de heren Dekker en Stolp) en gepensioneerden (de heer Visser). Het pensioenfonds heeft voor de uitvoering een aantal externe partijen gecontracteerd, zoals o.a. AonHewitt voor de administratie en TowersWatson voor actuarieel advies. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende actuaris en waarmerkende (certificerende) actuaris. Daarnaast heeft het pensioenfonds te maken met toezichthoudende instanties die kijken of er wordt voldaan aan wet- en regelgeving, zoals de Visitatiecommissie en het Verantwoordingsorgaan. De leden van de Visitatiecommissie toetsen de besluitvormingsprocessen en checks en balances binnen het fonds. Tevens toetsen zij de wijze waarop het fonds met risico’s omgaat. De taak van het Verantwoordingsorgaan is een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en beleidskeuzes die betrekking hebben op de toekomst. Zie sheet 23 van de presentatie voor een overzicht van alle partijen. De heer De Bruijn bespreekt de wijzigingen in Wet en Regelgeving. Sinds 2007 gelden de principes voor goed Pensioenfonds Bestuur in de Pensioenwet. Tegenwoordig heet dit de Code Pensioenfondsen. Deze richt zich op o.a. de deskundigheid van het bestuur. Ook is de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen in werking getreden. Deze wet ziet o.a. toe op verkiezingen voor het Verantwoordingsorgaan en de afvaardiging van gepensioneerden in het bestuur. Dit laatste is nu wettelijk geregeld, maar pensioenfonds Thales heeft al enkele jaren een afgevaardigde van gepensioneerden in het bestuur. In 2013 zijn ook de Aanbevelingen van de pensioenfederatie uitgebreid. Met ingang van het verslagjaar 2013 is het
4
verplicht om meer inzicht in de vermogensbeheerkosten te rapporteren. Ook het fiscaal kader is aan wijzigingen onderhevig, in 2014 zijn er reeds veranderingen ingezet, maar ook in 2015 zal nog meer gaan veranderen. De heer De Bruijn bespreekt het Verantwoordingsorgaan (VO). De leden van het VO zijn namens de werkgever mevr. Gomes, namens de werknemers de heer Hamelink en namens de pensioengerechtigden de heer Van der Zeeuw. Over 2013 oordeelt het VO op basis van de gevoerde gesprekken en beschikbare documenten positief over het handelen en het gevoerde beleid van het bestuur. Het bestuur is het VO erkentelijk voor het verslag en kan de inhoud van het verslag onderschrijven. Het bestuur wil graag op dezelfde constructieve manier verder samenwerken. 8. Pensioen actualiteiten De heer Veluwenkamp van Towers Watson verzorgt een presentatie over actualiteiten op pensioengebied. In de presentatie staat hij stil bij de druk die op het huidige pensioenstelsel ontstaat, door een ontgroening en vergrijzing van de Nederlandse bevolking, de stijgende levensverwachting en sterk dalende rente. Ook staat hij stil bij de overheid, die een grote rol speelt door het verhogen van de buffers van de pensioenfondsen en door overheidsmaatregelen die leiden tot minder pensioen. De presentatie is beschikbaar via de website van het pensioenfonds. Na de presentatie van de heer Veluwenkamp wordt gevraagd of er een reden is voor de daling van de rente van 5% naar 2.7%. De heer Veluwenkamp geeft aan dat sinds de crisis de rente fors is gedaald. Er was sprake van veel vraag naar Duitse staatsleningen. Op basis van vraag en aanbod is de rente fors gedaald. Een vraagsteller stelt dat de term ‘risicovrije rente’ fictie is. Er kan immers geen sprake zijn van ‘geen risico’ in de financiële wereld. Hij vervolgt dat de toezichthoudende instanties met een onderbouwd en logisch verhaal moeten komen om de verplichtingen tegen een bepaalde rente contant te maken. De heer Veluwenkamp geeft aan dat de commissie UFR hiernaar onderzoek heeft gedaan en met een advies is gekomen. Echter met dat advies wordt de rente nog lager dan nu. De rente bestaat uit de risicovrije marktrente en de hogere UFR rente. Deze UFR rente is 4.2% geweest en staat nu, bij de invoering van de nieuwe spelregels van het pensioenfonds, op 3.5%. Vanuit het publiek wordt aangegeven, dat de indruk bestaat dat pensioenland niet meer is wat het ooit is geweest. Gevraagd wordt of het peil waar we ooit zijn geweest nog eens bereikt wordt. Om deze vraag te beantwoorden kijkt de heer Veluwenkamp naar drie aspecten: - rente: Pensioenfonds Thales heeft 70% van de rente afgedekt. Dat betekent 70% pijn bij een rentestijging, maar ook 70% minder pijn bij een rentedaling; - levensverwachting: Tot 2007 werd er geen rekening gehouden met langer leven, dit was een systeemfout; - verhouding actieven/gepensioneerden: Toen Philips begon met het pensioenfonds, waren er alleen nog actieven. Gepensioneerden waren er nog niet. Een kleine verhoging in de premie kon al voldoende zijn. Deze
5
verhouding is nu tot 2034 scheef. Dan is volgens de voorspellingen de top van de vergrijzing. Er wordt gevraagd of het denkbaar zou kunnen zijn, dat het pensioenfonds in een situatie komt, waarbij wordt geconcludeerd dat het huidige pensioensysteem niet meer houdbaar is. De heer Veluwenkamp geeft aan dat het pensioensysteem nog steeds wel goed is. De bestaande pensioenen zullen niet snel weer verlaagd worden. Met de nieuwe, lagere opbouw gaat namelijk een hogere pensioenleeftijd gepaard. Ook door een langere levensverwachting zal men langer moeten doorwerken. Er wordt aangegeven dat ondanks de lagere pensioen opbouw, de pensioenpremie niet is verlaagd. Gevraagd wordt wat dit betekent voor de dekkingsgraad. De heer Veluwenkamp benadrukt dat de premiestelling niet is bedoeld om de dekkingsgraad van pensioenfondsen te verbeteren. Dat de opbouw omlaag is gegaan terwijl het lijkt of de premie dat niet heeft gedaan heeft te maken met het feit dat de werknemerspremie is afgetopt op 12%. De totale premie is namelijk wel verlaagd van 33.1% in 2013 naar 32.5% in 2014. De werknemer merkt dit niet, maar de werkgever wel. De additionele premie van de werkgever is verlaagd van 3.1% in 2013 naar 2.5% in 2014. 9. Rondvraag De heer De Bruijn geeft gelegenheid voor vragen voor het bestuur. Uit het publiek wordt aangegeven dat, zoals gezegd, de ALM studie een robuust beeld weergeeft voor de toekomst. De vraag is of de ALM studie ook de ambitie weergeeft om wel of niet te indexeren. De heer De Bruijn geeft aan dat het pensioenfonds nog steeds de ambitie heeft om te indexeren. In de ALM studie komt ook naar voren dat het pensioenfonds in herstel is en dat gezien de ontwikkeling van de dekkingsgraad op termijn weer geïndexeerd zal kunnen worden. Volledige indexatie vindt echter pas plaats bij een dekkingsgraad van >125%. Volgens de ALM studie zal dit bereikt kunnen worden over 15 á 20 jaar. Wat niet wil zeggen dat het niet eerder aan de orde kan zijn. Ook partiële indexatie bij een dekkingsgraad van 105>125 is nog steeds een ambitie van het fonds. Er wordt gevraagd of, gezien de premiestelling, er geld geleend wordt van de toekomst. De heer Heemskerk licht toe dat de gedempte premiemethodiek (5jaarsgemiddelde rente) wordt gehanteerd. De visie is dat op termijn de premieinkomsten gelijk zijn. Terugkijkend over die periode is dat ook zo. Wel zullen er jaarlijks afwijkingen kunnen ontstaan. Een vraagsteller verwijst naar een passage in het jaarverslag waarin vermeld staat dat de beleggingen exclusief de derivaten met een negatief saldo zijn van € 22.5mln. Hij vraagt hierover duidelijkheid. De heer Heemskerk geeft aan dat in de Swap overlay portefeuille contracten zitten met een negatieve waarde, dat is die € 22.5mln. Over de hele Swapportefeuille is de waarde wel fors positief. Om verslagleggings technische redenen wordt deze negatieve waarde separaat vermeld (en niet gesaldeerd met derivaten met een positieve waarde). “NOTE: Een nadere check, na afloop van de vergadering, wijst het volgende uit: Verslaglegging: de gedachte achter de presentatie van de Kerncijfers is dat ze op deze manier aansluiten met de jaarrekening. In de jaarrekening staan de
6
negatieve derivaten onder overige schulden, in lijn met wet- en regelgeving. Als vorderingen en schulden niet met elkaar verrekend mogen worden, moeten ze separaat op de balans worden verantwoord. Cijfers per ultimo 2013 Swaps met positieve marktwaarde 81,5 mln euro Swaps met negatieve marktwaarde - 22,2 mln euro Saldo 59,4 mln euro Cash binnen swap overlay circa 6,9 mln euro Totaal saldo swap overlay portefeuille 66,3 mln euro Bovenstaande cijfers laten zien dat het grootste deel van de 22,5 mln derivaten met een negatief saldo bestaat uit renteswaps met een negatieve waarde (te weten 22,2 mln). Het restant (0,3 mln)heeft betrekking op valuta termijn contracten.” Er wordt gevraagd of het verstandig is om in deze periode waardeoverdracht te doen. De heer Heemskerk geeft aan dat vroeger het financieel verstandig was om pensioen over te dragen, omdat er veelal eindloonregelingen waren. Niet overdragen van pensioen betekende meestal een pensioengat. Dat is nu met middelloonregelingen niet meer aan de orde. Verder is het koffiedik kijken, want het is moeilijk te voorspellen hoe de verschillende pensioenfondsen in de toekomst presteren. De afweging van wel of niet overdragen is een individuele keuze en voor iedereen tellen andere overwegingen. Er wordt gevraagd wanneer de korting van 3.5% wordt hersteld. De heer Stolp geeft aan dat als de dekkingsgraad voldoende is hersteld, er weer geïndexeerd kan gaan worden. Als nu de korting hersteld zou worden, zou de dekkingsgraad weer in gevaar komen. Pas als de financiële middelen van het fonds het toelaten, zal er weer geïndexeerd of hersteld gaan worden. De vraagsteller merkt op dat eerst de schade van de korting hersteld dient te worden en daarna de indexatieverlening. In een andere volgorde zal de indexatie over een onvolledig pensioen gaan. Er wordt gevraagd hoe het behaalde rendement van 2.8% zich verhoudt tot de rendementen in pensioenland en met name PME. De heer Heemskerk geeft aan dat fondsen met een vergelijkbare strategie, zoals een renteafdekking van rond 70 procent, op vergelijkbare rendementen uit zullen komen. Fondsen die minder rente hedgen hebben wellicht meer rendement gehaald. Nu is te zien dat het gat, dat de hedge heeft geslagen in 2013, in 2014 al weggepoetst is, doordat de marktrente zo’n 30 basispunten is gedaald. Het zijn dus veelal momentopnames, maar zichtbaar is wel dat fondsen die een behoorlijk percentage renterisico afdekken, rond dit rendement uitkomen. Fondsen die wat minder afdekken, zitten iets hoger. Op dit moment zal het beeld wellicht andersom zijn. 10. Sluiting Er zijn verder geen vragen meer. De heer De Bruijn bedankt de aanwezigen. De vergadering wordt om 18.00 uur gesloten.
7