Concept Werkprogramma Pilot SAMEN STERK IN HET BUITENGEBIED REGIO BRABANT NOORD
Concept werkprogramma Samen Sterk in het Buitengebied
In opdracht van
Stuurgroep ‘Samen Sterk in het Buitengebied’
Opgesteld door
RMB
Auteur
Cas Lankveld
versienummer
1
Datum
1 december 2012
Status
Definitief concept
Inhoudsopgave 1. Inleiding
3
2. Doelstellingen, samenwerkingsmodel, ontwikkelingen en prioriteiten 2.1. De primaire doelstellingen van het project 2.2. Beoogde output 2.3. Prioriteiten voor het Handhavingsteam Buitengebied 2.4. Beoogde werkwijze
5 5 5 6 8
3. Werkprogramma 3.1. Thematische aanpak binnen de prioriteiten 3.1.1. Het verbranden van afvalstoffen 3.1.2. Diverse vormen van stroperij 3.1.3. Motorcrossacties 3.2. Het opzetten, uitbreiden en in stand houden van een functioneel handhavingnetwerk in het buitengebied van Brabant-Noord 3.3. De afhandeling van klachten en meldingen 3.4. Interventies en thematische handhavingacties 3.5. Registratie, monitoring en verslaglegging 3.6. Opleiding en kennisuitwisseling
11 11 11 12 12
4. Inzet van regiohandhavers en regiocoördinator
22
13 16 17 19 20
Bijlage 1 Stroomschema SSIB aanpak incidenten door Handhavingsteam buitengebied.
2
1. Inleiding Op 23 november 2011 is tijdens de startbijeenkomst de aftrap gegeven voor “Samen Sterk in het Buitengebied (SSiB)” in de regio Brabant-Noord. De handhavingpartners uit deze regio hebben gezamenlijk een overeenkomst voor “Samen Sterk in het Buitengebied” (SSiB) getekend. Met deze overeenkomst willen ze op een nieuwe en efficiënte manier gaan samenwerken om de buiten- en natuurgebieden in onze regio schoon, veilig, mooi en leefbaar te houden. Twee, speciaal hiervoor aangenomen regiohandhavers, buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s), trekken het buitengebied in. Samen met een regiocoördinator vormen zij het “Handhavingsteam Buitengebied” en zetten zij met alle bestaande toezichthouders en handhavers een stevig gebiedsnetwerk op. Hierdoor pakken zij overtredingen waar de natuur en het platteland onder lijden voortvarend aan. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het storten en verbranden van afvalstoffen, motorcrossen in bossen en natuurgebieden, stroperij en visvangst, illegale lozingen van afvalwater en meststoffen en de aantasting en verstoring van natuur en landschap. In het eerste half jaar vindt er ondersteuning plaats door de kwartiermaker. Daarnaast fungeert de regiocoördinator van regio Zuidoost-Brabant als centraal aanspreekpunt van de drie Brabantse “Samen Sterk in het Buitengebied” projecten voor de provincie. Deze regiocoördinator draagt verder zorg voor periodieke afstemming over koers, prioritering en te hanteren werkwijze. Het “Handhavingsteam Buitengebied” werkt in opdracht van de provincie Noord-Brabant en is een onderdeel van het RMB. De provincie verstrekt deze opdracht namens alle deelnemers aan het project SSIB. Het team kan op grond van ruime bevoegdheden en ervaring zelfstandig een zaak oppakken en afhandelen. In de meeste gevallen spreken de regiohandhavers het netwerk aan om af te stemmen wie er met een melding of signaal aan de slag gaat en hoe de onderlinge samenwerking daarbij zo optimaal mogelijk tot stand komt en dat ook blijft. Het “Handhavingsteam Buitengebied” spoort zelf overtredingen op, maar wordt grotendeels gevoed door klachten en meldingen van burgers, recreanten, overige belanghebbenden en de al eerder genoemde handhavingpartners van gemeenten, waterschappen, provincie, terreinbeheerders, politie en nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA). Over de invulling buiten kantoortijden is het team een inspanningsverplichting aangegaan.
3
Nu wordt bezien of de afhandeling van klachten en meldingen buiten kantoortijd gezamenlijk met de regio Brabant-Zuidoost kan worden opgepakt. Aan dit unieke project (voorlopig voor 18 maanden) werken mee: de provincie NoordBrabant, Politie Brabant-Noord, Staatsbosbeheer, de Vereniging Natuurmonumenten, Brabants Landschap, Waterschap De Dommel, Waterschap Aa en Maas, de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) en de gemeentes Bernheze, Boxtel,’sHertogenbosch, Oss, Schijndel, Sint Michielgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught. Een vergelijkbaar project loopt al ruim twee jaar in de regio Zuidoost-Brabant. De hierbij opgedane ervaringen en kennis zijn verwerkt in onderliggend stuk. Dit werkprogramma, besproken met de initiatiefgroep en vastgesteld door de stuurgroep, geeft aan welke activiteiten het “Handhavingsteam Buitengebied” de komende 18 maanden gaat ondernemen om tot het gewenste eindresultaat te komen. Periodiek bespreekt het handhavingteam de voortgang en resultaten op basis van dit werkprogramma met de regiegroep en de stuurgroep. Een eventuele bijstelling van de uitgangspunten vindt plaats in de stuurgroep. Door alle partijen is de intentie uitgesproken om bij succes het project te continueren.
4
2. Doelstellingen, samenwerkingsmodel, ontwikkelingen en prioriteiten In het projectvoorstel is de aanleiding en de totstandkoming van het project beschreven. Tevens is aangegeven welke resultaten en ontwikkelingen de deelnemers op hoofdlijnen willen zien. 2.1. De primaire doelstellingen van het project Professionele toezichthouders, handhavers en opsporingsambtenaren in het buitengebied van de regio Brabant-Noord zijn gedurende de pilot steeds beter in staat om over de grenzen van hun eigen taakvelden heen te kijken en voor elkaar een oog- en oorfunctie te vervullen. Overtredingen -ook als die niet op het eigen werkterrein liggen - worden vaker opgemerkt en de handhaving daarop wordt effectief opgepakt. De milieucriminaliteit en overig ongewenst gedrag in het buitengebied neemt significant af. 2.2. Beoogde output • Het naleefgedrag in het buitengebied van Brabant-Noord verbetert. • De samenwerking in het buitengebied van Brabant-Noord wordt door de organisatie van een stevig handhavingnetwerk verbeterd en verbreed naar meerdere kleursporen. De deelname aan dit netwerk is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. De regiohandhavers en de regiocoördinator zijn het centrale aanspreekpunt en leveren met een actieve houding in het veld een significante bijdrage aan de realisatie en instandhouding van dit netwerk. • Gesignaleerde en/of (door derden) gemelde overtredingen en onregelmatigheden in het buitengebied van Brabant-Noord worden geregistreerd en doorgegeven aan een centraal meldpunt. Het oppakken en afhandelen van deze meldingen heeft een hoge prioriteit en wordt door de regiohandhavers afgestemd en gemonitord binnen het handhavingnetwerk. • Het toezicht in het buitengebied van Brabant-Noord vindt effectiever en efficiënter plaats en richt zich op meerdere kleursporen. De regiohandhaver is door zijn aanwezigheid en herkenbaarheid gemakkelijk vindbaar, waardoor daadkrachtiger tegen overtredingen kan worden opgetreden. De aanpak richt zich op het bestuursrecht én het strafrecht en mogelijk op de onderlinge samenhang van beiden. • De problematiek in het buitengebied van Brabant-Noord wordt gedurende het project door monitoring en cijfers in beeld gebracht. • De regiohandhavers zijn steeds beter in staat om risico’s voor natuur, water, milieu, bodem, ruimtelijke ordening en veiligheid te signaleren en te interpreteren, zelf toezicht te houden en eenvoudige delicten zelfstandig (bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk) op te pakken en af te handelen. • De afhandeling van zaken wordt zorgvuldig geregistreerd. Resultaten worden gemonitord en gepresenteerd aan de stuurgroep. De stuurgroep bewaakt de voortgang en corrigeert daar waar nodig en stelt indien nodig bij.
5
2.3. Prioriteiten voor het Handhavingsteam Buitengebied De deelnemende organisaties zijn uitgenodigd prioriteiten voor het Handhavingsteam Buitengebied aan te geven. Uit de ingediende aspecten is door de initiatiefgroep een keuze gemaakt. De volgende drie prioriteiten zijn benoemd als het gaat om de aanpak van ongewenste situaties: • Afval (dumpen, verbranden, asbest). • Illegaal motorcrossen in bos- en natuurgebieden. • Diverse vormen van stroperij (waaronder visserij) en vernieling van natuurlijke habitats. De aanpak van de regiohandhavers richt zich op deze thema’s. Deze vormen, naast het bouwen aan een netwerk, de kern van het werkprogramma. De aanpak van deze prioriteiten is veelal thematisch en projectmatig. Het werken met prioriteiten betekent uiteraard niet dat de regiohandhavers geen aandacht besteden aan overige, lager geprioriteerde handhavingthema’s. De aanpak zal echter minder structureel (dus ad hoc) van aard zijn. Hierbij zal het vastgestelde stroomschema (bijlage 1) strikt worden gevolgd om te beoordelen of een zaak wordt opgepakt of wordt doorgezet naar eigenlijk bevoegd gezag. Het stroomschema brengt een heldere scheidslijn aan tussen de rol van de regiohandhaver en de toezichthouders buitengebied. In de praktijk zal moeten blijken welke rol de regiohandhaver het beste kan invullen om bij een handhavingthema tot een aansprekend resultaat te komen. De regiohandhaver maakt gebruik van de mix aan tools, vaardigheden en bevoegdheden die hij tot zijn beschikking heeft met oog voor het rendement van zijn inzet ten behoeve van het resultaat. Dit betekent dat de ene keer de nadruk ligt op opsporing en handhaving en de andere keer op een preventieve aanpak. In de meeste gevallen vindt hierover afstemming plaats met de natuurlijke eigenaar (of eigenaren) van een probleem en wordt gezocht naar de mogelijkheid van een gezamenlijke aanpak. Indien de regiohandhaver een situatie aantreft waarbij handhavend optreden naar zijn inschatting noodzakelijk is, dan neemt hij daarvoor zelf het initiatief. Opmerking: Bij elke aanpak (ad hoc of thematisch) staat centraal dat de regiohandhavers niet op voorhand de verantwoordelijkheid van toezicht en handhaving overnemen van de probleemeigenaren. Dit betekent concreet dat de partners zelf de thematische aanpak met de regiohandhavers vormgeven en in de praktijk brengen. Per prioriteit is hieronder in algemene zin aangegeven wat de inzet van de regiohandhaver kan zijn bij een melding, constatering of incident.
6
Afval (dumpen, verbranden, asbest) • Signaleren en doormelden van afvaldumpingen en zwerfafval, zo mogelijk de dader(s) opsporen (signalen en informatie van partners bundelen, patronen herkennen). • Transport van verdachte grondstromen binnen de regio volgen en in beeld brengen. • Oog- en oorfunctie vervullen op sloopactiviteiten in het buitengebied, met name alert zijn op het verwijderen van asbest buiten de reguliere kantooruren. • Toezicht houden op het opslaan van afvalstoffen (mest, bouw- en sloopafval, etc.). • Optreden tegen het verbranden van afvalstoffen. Illegaal motorcrossen in bos- en natuurgebieden • Signaleren, (door-)melden en afhandelen van klachten m.b.t. illegaal crossen. Patronen herkennen en op basis daarvan adviseren richting betrokken partners over mogelijke aanpak en alternatieven. • Actieve deelname aan gerichte handhavingacties die worden geïnitieerd door de betreffende handhavingpartners. Dierenwelzijn, vormen van stroperij en aantasting van de natuur • Roofvogelvervolging (signaleren verdachte situaties, informatie bundelen, netwerk aanspreken). • Opsporing, oog- en oorfunctie bij het illegaal vangen van vogels en overige beschermde diersoorten. • Toezicht en opsporing bij de vernieling en verstoring van broed- en paaiplaatsen. • Toezicht en opsporing bij het vellen van houtopstanden en het illegaal kappen van bomen met een beschermde status. • Toezicht en opsporing bij het snoeien, plukken en vernielen van beschermde flora. • Oog- en oorfunctie en doormelden van illegale jachtpraktijken. • Toezicht op aspecten m.b.t. dierenwelzijn. • Illegale visserij, toezicht en opsporing op illegale vangsten en vangmethodes en overlastgevende situaties De thema’s die zijn toegevoegd aan de drie prioriteiten zijn richtinggevend voor het “Handhavingsteam Buitengebied”. Het is geen doelstelling of ambitie om aan alle thema’s even veel tijd en aandacht te besteden. Het is nu vooral aan het handhavingteam om hun professionaliteit en kennis rondom deze thema’s op te bouwen en toe te passen. Het zal ook afhangen van de bereidheid en beschikbaarheid van de partners of een gecoördineerde en thematische aanpak goed van de grond komt. Het thema lozingen is niet aangedragen als thema met hoge prioriteit. Om de waterschappen ook mee te nemen in de samenwerking en elkaars oog en oor functie te stimuleren, wordt bekeken of er handhavingacties, georganiseerd door het waterschap, plaatsvinden waaraan de regiohandhavers op eenvoudige wijze een bijdrage kunnen leveren. De regiohandhavers dienen wat dit betreft voor het waterschap gebruik te maken van de door het waterschap op gezette actie. “Ik zie, ik zie…”etc. als ondertitel: “Wat de afdeling handhaving van waterschap Aa en Maas nog niet ziet”. 7
De thematische aanpak is verder uitgewerkt in paragraaf 3.1. van het werkprogramma. 2.4. Beoogde werkwijze In het samenwerkingsverband ‘Samen Sterk in het Buitengebied’ is een netwerk van veldwerkers actief. De regiohandhavers van het “Handhavingsteam Buitengebied” hebben in dit netwerk een sleutelfunctie en zijn elk verantwoordelijk voor een eigen gebiedsdeel. Binnen dit gebiedsdeel leggen zij nauwe contacten met de organisaties en medewerkers die in het buitengebied actief zijn. Dit zijn enerzijds de professionele handhavers, toezichthouders en opsporingsambtenaren van de deelnemende partijen en anderzijds de overige stakeholders die een belangrijke functie uitoefenen in de natuur- en buitengebieden. De nadruk in de pilotperiode komt te liggen op de ontwikkeling van de samenwerking met organisaties en de toezichthouders en opsporingsambtenaren van de deelnemende organisaties behoren tot het formele netwerk (eerste “schil”, zie paragraaf 3.2). De regiohandhaver is voor deze partijen in zijn werkgebied het centrale aanspreekpunt voor problemen en misstanden op het gebied van: milieu, natuur, water, bodem, ruimtelijke ordening en veiligheid. De regiohandhavers houden zelf toezicht en handelen (eenvoudige) delicten zelfstandig af. Zij beschikken over bevoegdheden om op te treden in zaken waarvoor de participerende partners het bevoegde gezag zijn. Een uitzondering geldt voor de nVWA. met deze partner wordt alleen de strafrechtelijke component en de oog- en oorfunctie actief gedeeld. De keuze om een zaak zelfstandig aan te pakken dan wel door te zetten naar een partner is aangegeven in het eerder genoemde stroomschema “stroomschema SSIB aanpak incidenten door Handhavingsteam Buitengebied”(zie bijlage 1). In de praktijk zal het regelmatig voorkomen dat de regiohandhaver de samenwerking zoekt met één of meerdere partners om een probleem aan te pakken dan wel op te lossen. Complexe zaken vragen om een gedegen voorbereiding en relatief veel inzet (uren) zodat het efficiënt is om de taken op een slimme manier samen met elkaar aan te pakken. Ook vanuit veiligheidsoverwegingen kan het noodzakelijk zijn om tijdelijke coalities te smeden. Het kan voorkomen dat de regiohandhaver de politie of het Functioneel Parket ondersteunt bij een gecompliceerde zaak of een zwaar milieudelict. Dit behoort echter niet tot de kerntaken van de regiohandhaver. De waarnemingen en signalen van de regiohandhavers kunnen echter wel een aanleiding zijn voor verder onderzoek. Er kan natuurlijk altijd een beroep worden gedaan op de regiohandhaver als specialist en/of kenner van het gebied. Als opsporingsambtenaar heeft de regiohandhaver een formele connectie met de politie en het Openbaar Ministerie die in de pilotperiode vorm moet krijgen.
8
De regiohandhaver is herkenbaar, zichtbaar en vindbaar in zijn werkgebied en is in staat om zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk op te treden. Het is niet de bedoeling dat de regiohandhaver per definitie een taak en/of functie van een handhavingpartner overneemt. Elke deelnemer blijft verantwoordelijk voor de uitoefening van zijn eigen wettelijke handhavingstaken. De meerwaarde van de regiohandhaver ligt in de efficiency van handelen, het beschikken over een groot netwerk, snelheid van handelen, overzicht, specialistische kennis, regelmaat en het organiseren van slimme en vernieuwende combinaties in de aanpak van een probleem. Ook buiten de reguliere kantooruren is het wenselijk dat een regiohandhaver in ieder geval bereikbaar en het liefst ook inzetbaar is. Om dit in te vullen met 1,8 fte is niet reëel. Het team gaat een inspanningsverlichting aan om hier invulling aan te geven. Op dit moment wordt het gezamenlijk optrekken met regio Zuidoost-Brabant bezien. De persoonlijke veiligheid van de regiohandhaver staat bij alle acties en inzet voorop. De rol van de regiohandhaver ontwikkelt zich continu. In deze ontwikkeling zijn twee fases te onderscheiden. • Fase 1: Netwerk bouwen, probleemanalyse, vertrouwen creëren, positie bepalen, kennis vergaren. • Fase 2: Relaties verdiepen, kennis delen, patronen herkennen, processen verbeteren, samenwerkingsverbanden vormen. Sommige aspecten ontwikkelen zich relatief snel, anderen hebben meer tijd en energie nodig. In de komende 18 maanden zal het Handhavingsteam buitengebied vooral in fase 1 opereren. Dit betekent dat vanuit de dagelijkse handhavingpraktijk (toezicht uitoefenen in het buitengebied) veel geïnvesteerd zal worden in de onderlinge contacten met de partners in het veld, het opdoen van gebiedskennis en het vergaren van inhoudelijke kennis op het gebied van de kleursporen en de vastgestelde speerpunten. De gevestigde orde (toezichthouders, boa’s) ziet het nieuwe team niet altijd vanzelfsprekend als een nuttige aanvulling op het bestaande systeem. “Eerst zien, dan geloven” is voor velen het credo. Vanuit deze kritische houding wil men eerst in de praktijk ervaren of er een goede basis is voor een vergaande samenwerking. Dit betekent dat de regiohandhavers hun positie in het buitengebied moeten gaan opbouwen en verdienen op basis van vertrouwen, toegevoegde kennis, beschikbaarheid en het grote netwerk waarop zij terugvallen. Als er vanuit het veld een beroep wordt gedaan op de inzet van de regiohandhavers, dan zal in deze fase worden geprobeerd om daar zoveel mogelijk aan te voldoen. “Nee” verkopen zal een negatief beeld opleveren van de inzet en beschikbaarheid van het “Handhavingsteam Buitengebied”.
9
Het is al eerder aangehaald: de regiohandhavers zijn er niet om de gaten die andere partners laten vallen op te vullen. Partners die zelf geen capaciteit inzetten of de samenwerking als iets vrijblijvends beschouwen, kunnen geen blijvende inzet van de regiohandhavers claimen. In de eerste fase worden alle partners door het “Handhavingsteam Buitengebied” benaderd en uitgenodigd om samen op te trekken in het buitengebied. De regiohandhavers brengen daar waar mogelijk de risico’s, kansen en mogelijkheden voor de individuele partners zo goed mogelijk in beeld. Dit kan voor sommige partners een reden zijn om uit de schulp te kruipen en de eigen handhaving in het buitengebied professioneler vorm te geven. Het feit dat er nu een netwerk beschikbaar is waarop gebouwd kan worden, kan hier een positief effect op hebben. Ook een gebrek aan ervaring en kennis kan hiermee tot op een bepaalde hoogte worden gecompenseerd. Uiteindelijk draagt het allemaal bij aan meer inzet en professionaliteit in ons buitengebied. Met deze aanpak en investering groeien de regiohandhavers geleidelijk boven het maaiveld uit. Zij zijn straks in de 2e fase degenen die: • Als deskundig toezichthouder en opsporingsambtenaar effectief in het buitengebied actief blijven. • Beschikken over het uitgebreide en noodzakelijke netwerk om op basis van samenwerking te opereren. • Beschikken over het integrale overzicht met betrekking tot de problemen en de thema’s die zich voordoen in het buitengebied. • Invloed hebben om veranderingen/verbeteringen in de praktijk tot stand te brengen. • Blokkades in de uitvoering kunnen helpen wegnemen. • In staat zijn om snelle en efficiënte coalities te smeden. • Worden ingeschakeld op basis van de brede en/of specialistische kennis die zij hebben (of ontsluiten) met Betrekking tot de meer complexere vraagstukken. • Ondersteuning en begeleiding op maat bieden (of organiseren) ten opzichte van de partners. • Een partner niet in de steek laten bij het aanpakken of analyseren van een urgent en/of lastig probleem. • Steeds goed inschatten welke aanpak noodzakelijk is om uiteindelijk tot een goed resultaat te komen en daar zelf ook actief op inspelen. • Door velen gezien worden als centrale en natuurlijke partners die iets waardevols toevoegen aan de kwaliteit van de handhaving in het buitengebied van BrabantNoord.
10
3. Werkprogramma Het project heeft een looptijd van 18 maanden. Door alle partijen is de intentie uitgesproken om bij succes het project te continueren. De regiocoördinator presenteert een evaluatie aan de stuurgroep. Het werkprogramma is gebaseerd op de prioriteiten uit paragraaf 2.3 en vervolgens opgebouwd rond een aantal te realiseren doelstellingen/resultaten. 3.1. Thematische aanpak binnen de prioriteiten Behalve de hieronder genoemde thema’s, kan bij een omvangrijk probleem of een herkenbaar patroon natuurlijk altijd worden opgeschaald naar een vorm van projectmatige aanpak. Dit is afhankelijk van de situatie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan grootschalige en structurele afvalstortingen in een bepaald gebied. Een ad hoc aanpak kan in een dergelijk geval altijd worden ingeruild voor een gecoördineerde aanpak in samenwerking met de betrokken partners. Het is de bedoeling om in de verdere uitwerking per thema (samen met de betreffende partners) de beoogde resultaten zo SMART mogelijk te formuleren. Hiervoor is in ieder geval de factor tijd alvast als randvoorwaarde gedefinieerd. De in hoofdstuk 2 geschetste prioriteiten kennen een groot aantal thema’s. Een aantal thema’s vooral die betrekking hebben op de prioriteiten motorcrossen en stroperij zijn op onderdelen complex en is bij het oppakken hiervan, gezien de doorlooptijd die de pilotperiode kent, succes niet zondermeer verzekert. Niet alle thema’s worden opgepakt of krijgen even diepgaand aandacht. We sluiten aan bij de aanpak waar in de regio Zuid-Oost ervaring mee is opgedaan. De in paragraaf 2.3 genoemde prioriteiten worden op de volgende wijze opgepakt en geprogrammeerd. 3.1.1. Het verbranden van afvalstoffen Er wordt een probleemschets opgesteld. Deze wordt met betrokken partners gedeeld. Vervolgens inventariseren we welke partners actief met het “Handhavingsteam Buitengebied” het probleem willen aanpakken. Met deze partners bepalen we een gezamenlijke strategie met een duidelijke taak- en rolverdeling. Voor de partners is in ieder geval een belangrijke rol weggelegd in de preventieve sfeer. Denk hierbij aan de communicatie voor, tijdens en na afloop van de aanpak. Ook de bestuursrechtelijke component kan goed door de partners worden ondervangen. Een deel van de overtredingen vindt namelijk plaats binnen inrichtingen waar ook de Wet milieubeheer van toepassing is. Na afloop worden de ervaringen geëvalueerd, zodat de handhaafbaarheid van wetten, regels en verordeningen nog eens nauwkeurig kan worden beoordeeld. Verbetervoorstellen delen we met alle betrokken partners.
11
3.1.2. Diverse vormen van stroperij • Visserijpraktijken De aanpak van visserij richt zich op illegale vispraktijken zoals stroperij en in mindere mate op de controle van vissers die zonder vispas hebben. Daarnaast wordt de inzet gericht op vispraktijken die gepaard gaan met veel overlast zoals: illegaal kamperen, vuur stoken, geluidsoverlast en het achterlaten van afval. Met de betrokken partners en belanghebbenden maken we eerst een korte probleemanalyse. Op basis daarvan zal in het meest geschikte seizoen een gezamenlijke actieweek worden gepland waarin de activiteiten zich concentreren. Rondom deze actieweek communiceren we actief met de doelgroep en geven we gerichte voorlichting. Het biedt de mogelijkheid om burgers en recreanten op het probleem te wijzen zodat er ook gerichte meldingen en constateringen bij het handhavingteam en/of de partners terechtkomen. • Overige vormen van stroperij De aanpak zal vooral gericht zijn op: het in kaart brengen/ inzichtelijk krijgen van wat er speelt. 3.1.3. Motorcrossacties Het illegaal motorcrossen is een complex probleem dat zich het gehele jaar door voordoet. Een integrale benadering van het probleem is noodzakelijk. Hiervoor staat een provinciale projectgroep aan de lat. Een onderdeel daarvan is de organisatie van enkele gerichte handhavingacties in onze regio. Deze acties zijn echter nog niet goed op elkaar afgestemd en hebben daardoor een willekeurig karakter. Het Handhavingsteam zal zich hierin nadrukkelijk gaan profileren en verdergaande mogelijkheden tot samenwerking zoeken met de andere handhavingteams. Met de partners in onze regio (veelal de terreinbeheerders) gaan we afspraken maken over de inzet van de regiohandhavers. We leggen vast welke rol en welke taak zij in de aanpak hebben. Dit om te voorkomen dat zij veel tijd en energie steken in zaken die uiteindelijk niets bijdragen aan de oplossing van het probleem. Hierbij is het ook van belang om duidelijkheid te krijgen over de gebieden waar de aandacht zich met name op gaat richten. Door het ontbreken van een gezamenlijk belang en preventieve voorzieningen is het in bepaalde gebieden nauwelijks mogelijk om met handhavingacties een positief effect te bereiken. Tijdens de komende 18 maanden kan ondersteuning worden verleend aan twee gebiedsgerichte acties in de regio. Hiervoor zoekt het handhavingteam de samenwerking op met politie, gemeenten, provincie en groene BOA’s. Om de druk die deze projectmatige aanpak voor de personele bezetting van de deelnemers oplevert te beperken, stellen we voor deze als volgt te verdelen: • 1 controle in het voorjaar (maart/april 2012 of 2013). • 1 controle in het najaar (november 2012). Hierover worden bindende afspraken (planningen) gemaakt met de betrokken partners.
12
Om een goede samenwerking en wisselwerking tussen partners in dit project in stand te houden, is de inzet van de regiohandhavers ook gewenst bij de kleinschalige acties. Organisatie en initiatief liggen geheel bij de partners. Deelname vindt plaats door de regiohandhavers met een maximum van drie keer per jaar per regiohandhaver. Ten slotte nemen de regiohandhavers één keer per jaar deel aan een grootschalige (door de provincie gecoördineerde) actie. 3.2.
Het opzetten, uitbreiden en in stand houden van een functioneel handhavingnetwerk in het buitengebied van Brabant-Noord
Er wordt binnen de regio Brabant-Noord de komende 18 maanden een formeel samenwerkingsverband (netwerk) opgebouwd van instanties, handhavingpartners en overige belanghebbenden die in het buitengebied actief of aanwezig zijn. De spinnen in dit web zijn de twee regiohandhavers van het “Handhavingsteam Buitengebied”. Zij dragen, door een actieve houding en herkenbaarheid in het veld, zorg voor de opbouw en instandhouding van een netwerk dat vrijwillig maar niet vrijblijvend is. De (overige) toezichthouders en opsporingsambtenaren van de deelnemende organisaties behoren tot het formele netwerk. Deze functionarissen gaan voor elkaar steeds vaker een oog- en oorfunctie vervullen voor wat betreft het signaleren van misstanden in het buitengebied. Daaromheen bevinden zich nog twee informele schillen, een professionele gevormd door buitengebiedmedewerkers van de deelnemende organisaties en de schil burgers en belangengroepen. Samenwerkingsmodel grafisch weergegeven:
afnemende tijdbesteding aan netwerk
toenemend aantal personen in groep
13
De regiohandhavers zetten samen met de regiocoördinator het gebiedsnetwerk op. De regiohandhavers en de regiocoördinator zorgen voor het relatiebeheer binnen het netwerk wat een belangrijke pijler is van het succes in termen van rendement. In het bijzonder vormen zij een aanspreekpunt voor het informele deel van het netwerk. Zij zijn in staat om risico’s voor milieu, natuur, water, bodem, ruimtelijke ordening en veiligheid te signaleren en te interpreteren. Geschetst samenwerkingsmodel is nadrukkelijk een groeimodel waarbij in de pilotperiode de nadruk zal komen te liggen op een actieve benadering van het formele netwerk. De tweede schil, de medewerkers van het buitengebied die werkzaam zijn en behoren tot het informele netwerk, worden door de regiohandhavers niet actief benaderd. De regiohandhavers stimuleren een initiërende houding van de toezichthouders buitengebied om de tweede schil bij het project te betrekken. Om ook in de uitvoering binnen deze resultaten te prioriteren is het volgende onderscheid gemaakt: Resultaat 1: Overzicht en beheer netwerkgegevens partners Een toegankelijke, bruikbare en complete lijst van organisaties, sleutelfiguren, toezichthouders, BOA’s, NAW-gegevens, werkgebieden, aandachtsgebieden, specialisatie etc. Elke regiohandhaver heeft de beschikking over een actueel overzicht dat goed bruikbaar is in het veld en dat kan worden ontsloten met de laptop. Het streven is dat ook de toezichthouders buitengebied hiervan gebruik maken. Aanpak Elke regiohandhaver maakt een inventarisatie van zijn eigen werkgebied. Hierbij worden nadrukkelijk de bestaande netwerken geïnventariseerd en bekeken of hiervan gebruik kan worden gemaakt of kan worden aangesloten. Gebiedsoverstijgende partners worden in overleg benaderd. De informatie wordt digitaal vastgelegd in een overzichtelijk format. Getracht wordt deze gegevens, bijvoorbeeld via sociale media of een virtueel kantoor, ook beschikbaar te maken voor de toezichthouders buitengebied. Resultaat 2: Kennismaking met de deelnemende organisaties (partners, eerste schil) Zowel op uitvoerings- als op managementniveau worden contacten aangeknoopt met de deelnemende partners. Aanpak De regiohandhavers en de regiocoördinator leggen in hun werkgebied contact met alle (bekende) toezichthouders, handhavers, taakaccenthouders (politie) en BOA’s die actief zijn in het buitengebied en hun management. Dit kan op individueel niveau, maar ook bijvoorbeeld door het incidenteel bijwonen van een handhavingoverleg.
14
Resultaat 3: Netwerkbijeenkomsten Netwerkbijeenkomst voor alle BOA’s en toezichthouders die belast zijn met de handhaving in het buitengebied. Aanpak Het “Handhavingsteam Buitengebied” organiseert samen met de provincie, SEPH (en eventueel de politie) twee netwerkbijeenkomsten met een inhoudelijk programma gericht op de diverse aspecten van de handhaving in het buitengebied. Eén van deze bijeenkomsten zal specifiek op de regio zijn gericht en in overleg met betrokkenen zal worden bepaald of de tweede bijeenkomst Brabant breed zal worden opgepakt. De bijeenkomsten richten zich in principe op alle professionele toezichthouders, handhavers en BOA’s die zich in het professionele netwerk van de regiohandhavers bevinden. De provincie (team communicatie) faciliteert deze bijeenkomst(en). Resultaat 4: Uitdragen project binnen en buiten het professionele netwerk Het actief uitdragen van het samenwerkingsproject en daarmee uitnodigen van de partners en overige stakeholders om de samenwerking aan te gaan met het “Handhavingsteam Buitengebied”. Aanpak Het “Handhavingsteam Buitengebied” geeft ook uitvoering aan het communicatieplan van de provincie. Dit betekent in ieder geval dat er een inhoudelijke bijdrage wordt geleverd aan de nieuwsbrieven die periodiek aan de partners zullen worden verzonden. De regiohandhavers verzorgen bij minimaal twee instanties/organisaties in hun werkgebied een lezing of presentatie over de doelstellingen van het project “Samen Sterk in het Buitengebied”. De regiocoördinator doet dat minimaal twee keer binnen het RMBgebied en twee keer buiten het RMB-gebied. Regiohandhavers en –coördinator nemen (op uitnodiging) maximaal twee keer per jaar deel aan een informatiedag van één van de deelnemende organisaties of stakeholders. Hierbij kan gedacht worden aan de Politiedag, Provinciedag, Open dag van Natuurmonumenten etc.
15
Resultaat 5: Kennismaking met partners in de tweede schil Het “Handhavingsteam Buitengebied” zal niet actief contact zoeken met organisaties uit de tweede schil. Wel stimuleren zij de toezichthouders buitengebied om deze organisatie te betrekken bij “Samen Sterk in het Buitengebied”. Aanpak De regiohandhavers en de regiocoördinator geven de toezichthouders buitengebied een handvat dat zij gebruiken om de oog- en oorfunctie van de tweede schil te stimuleren. 3.3. De afhandeling van klachten en meldingen De inzet van de regiohandhavers wordt voor een deel gestuurd door klachten c.q. meldingen die ‘derden’ aanleveren. In de praktijk zijn honderden ogen en oren in het buitengebied aanwezig die samen veel onregelmatigheden tegenkomen. Deze grote groep derden wordt gevormd door toezichthouders/handhavers, maar ook door mensen die in het buitengebied werkzaam zijn (bijvoorbeeld rattenbestrijders, loonwerkers, natuurfotografen, vrijwilligers van een vogelwerkgroep etc.) en uiteraard de enorme groep recreanten en bewoners die ook een bepaald belang hebben bij een leefbaar en mooi buitengebied. Alle gesignaleerde onregelmatigheden worden geregistreerd en doorgegeven aan een centraal meldpunt, de Milieuklachtencentrale (MKC) van de provincie Noord-Brabant. Het MKC is hiervoor 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar op een speciaal voor dit project in het leven geroepen telefoonnummer: 0900 996 54 32. Zoals eerder aangegeven is het team een inspanningsverplichting aangegaan over de bereikbaarheid. Bij de invulling wordt tevens rekening gehouden met de mogelijk bestaande structuren die individuele gemeenten kennen. Op het moment dat de regiohandhavers een stevig professioneel netwerk om zich heen hebben gebouwd, worden zij ook steeds vaker direct benaderd. Dit kan een direct verzoek zijn om advies of assistentie ter plekke, maar kan ook betrekking hebben op een tip, gerucht of signaal dat in het veld is opgevangen. De regiohandhaver is in staat zelf de urgentie van een klacht te bepalen en deze af te handelen. In eerste instantie beoordeelt hij echter of hij de klacht (eventueel aangevuld met een eigen constatering) kan doorspelen naar de meest geschikte partner in het veld. Het hierboven genoemde telefoonnummer zal gedurende de pilot steeds meer bekendheid krijgen. Burgers zijn zelf niet altijd in staat om te bepalen met welke buitengebiedmeldingen ze wel of niet bij het MKC terecht kunnen. We verwachten daarom dat er een grote diversiteit aan meldingen en klachten bij het MKC zal binnenkomen. Het is niet de bedoeling van het project dat de regiohandhavers hierin verzuipen. Elke melding vraagt namelijk om een registratie, actie en terugmelding. Ook hier kan worden aangehaakt bij de prioriteitstelling in hoofdstuk 2. 16
Ervaring leert dat naar mate de bekendheid groeit meldingen en klachten ook door directe benadering van de regiohandhavers worden geuit. Resultaat 6: Afhandeling van klachten binnen en buiten de kantooruren Inspanningsverplichting: het “Handhavingsteam Buitengebied” is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar en mogelijk beschikbaar voor de afhandeling van urgente klachten en meldingen. Mogelijke Aanpak De Milieuklachtencentrale (MKC) van de provincie Noord-Brabant speelt de klachten die betrekking hebben op het buitengebied van Brabant-Noord door aan de geconsigneerde van het RMB. Deze geconsigneerde neemt (indien nodig) contact op met de dienstdoende regiohandhaver van het Handhavingsteam Buitengebied. 3.4. Interventies en thematische handhavingacties De werkzaamheden van de regiohandhavers in het buitengebied zijn enerzijds operationeel en anderzijds faciliterend en organisatorisch. Zij moeten met hun (gecoördineerde) acties vooral de oog- en oorfunctie van hun netwerkpartners benadrukken en helpen te ontwikkelen. In de praktijk betekent dit dat zij trachten zoveel mogelijk partners bij hun werkzaamheden te betrekken en steeds goed te communiceren over hun inzet en de signalen die zij buiten opvangen. Daarnaast kan het handhavingteam ondersteuning bieden in de uitvoering door aan te schuiven bij bestaande initiatieven van derden. Dit biedt de mogelijkheid om noodzakelijke interventies goed op elkaar af te stemmen, risico’s samen te inventariseren en resultaten en/of werkwijzen breed te evalueren en hierover afspraken te maken. Als het gaat om de geprioriteerde thema’s nemen de regiohandhavers het initiatief om deze zoveel mogelijk met een goede onderlinge afstemming op te pakken. Dit kan voor sommige thema’s uiteindelijk leiden tot een specifiek uitvoeringsplan. Hierin staat de rol en bijdrage van elke partner en de onderlinge informatie-uitwisseling duidelijk beschreven. Als de regiohandhaver zelfstandig een zaak oppakt, is het van belang dat hij altijd zorgt voor een goede terugkoppeling naar de feitelijke probleemeigenaar c.q. het bevoegde gezag. Deze kan de aanpak evalueren en afspraken maken over de verdere afhandeling. In onderling overleg bepaalt dit gezag hoe in voorkomende gevallen (samen) zal worden opgetreden. De onderlinge communicatie en informatie-uitwisseling heeft daarom een hoge prioriteit.
17
Resultaat 7: Proactieve aanpak van geprioriteerde thema’s De aandacht van de regiohandhavers richt zich primair op de geprioriteerde handhavingthema’s (zie paragraaf 2.4). Aanpak De regiohandhavers nemen het initiatief om de handhaving op de geprioriteerde thema’s uit te voeren, bij voorkeur op basis van afstemming en samenwerking met de partners. Afhankelijk van de situatie en behoefte treedt de regiohandhaver zelfstandig op of levert hij extra handen in de uitvoering, kennis en expertise, of adviseert hij over de meest geschikte wijze (samenwerkingsvorm) om een succesvolle handhavingactie op te zetten. Het kan ook zijn dat de regiohandhaver tijdelijk een stroef lopend proces begeleid of vlot trekt. Resultaat 8: Meer halen uit een individuele zaak Regiohandhavers handelen eenvoudige constateringen en klachten vaak zelf af. Het is onzinnig om een collega in te schakelen als zij zelf in de gelegenheid zijn om een acute situatie direct vast te leggen of een proces verbaal op te maken. Het is vervolgens zaak om de aanpak en het resultaat te delen met de overige partners die in het gebied werkzaam zijn en daar ook affiniteit mee hebben. Centraal staat in dat kader de wederzijdse informatie-uitwisseling ten behoeve van de oog- en oorfunctie. Aanpak Regiohandhavers leggen met de diverse partners vast op welke manier ze zaken overdragen en resultaten uitwisselen. Dit kan met individuele toezichthouders, maar ook tijdens het afstemmingsoverleg per partner of in een (sub)regio. Constateringen en resultaten worden altijd direct gedeeld met de handhavingpartners die in hetzelfde gebied actief zijn of mede verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van een bepaalde wet of verordening etc.
18
Resultaat 9: Ondersteuning van de bestuursrechtelijke handhaving Naast de strafrechtelijke aanpak is het in veel gevallen noodzakelijk om (tegelijkertijd) ook het bestuursrechtelijke handhavingstraject in te zetten. Dit kan alleen als het bestuur (provincie, waterschap, gemeente) bereid is om hier zelf in te investeren. Een goede afstemming vooraf is belangrijk om te voorkomen dat partners geen prioriteit geven aan de door het handhavingteam ingebrachte zaken. Aanpak De regiohandhavers adviseren en ondersteunen de bestuurlijke partners in het bestuursrechtelijke handhavingstraject. Dit kan enerzijds door het aanreiken van kwalitatief goede dossiers en informatie en anderzijds door het verlenen van ondersteuning in het repressieve handhavingstraject en de advisering op dat gebied. De (nieuwe) provinciale handhavingstrategie staat in deze werkwijze centraal. Het handhavingteam volgt en registreert of en hoe zaken worden afgehandeld die ze heeft doorgezet aan een partner. Resultaat 10: Opsporing en aanpak van misstanden en overtredingen in het buitengebied Aanpak Primair is de opsporing en aanpak gericht op de drie gekozen prioriteiten. Daarnaast pakken de regiohandhavers ook zelfstandig “overige” misstanden en overtredingen in het buitengebied op. Indien noodzakelijk werken zij ook buiten de reguliere kantooruren. Hierin worden zij gestuurd door eigen waarnemingen (surveillance), klachten via het provinciale MIK-punt en/of tips en meldingen vanuit hun eigen professionele en functionele netwerk. Zij maken op basis van een groeiende ervaring steeds de afweging of zij een zaak zelf afhandelen of doorzetten naar de betreffende handhavingpartner. Afhankelijk van de situatie kan ook een gezamenlijke aanpak tussen twee of meerdere partners (eventueel ook de politie) de voorkeur hebben. In dat geval zal de regiohandhaver de coördinatie voor zijn rekening nemen, tenzij daarover andere afspraken gemaakt worden. In alle gevallen worden afspraken gemaakt m.b.t.: • Verslaglegging, opmaak PV op basis van BOA-bevoegdheid • Inzet van tijd en middelen (wie doet wat?) • Het opleggen van sancties • Afstemming politie/OM • Communicatie, persberichten etc. 3.5. Registratie, monitoring en verslaglegging De regiohandhavers maken voor het vastleggen van hun werkzaamheden gebruik van het landelijk daarvoor ingerichte ‘BOA-registratiesysteem’. Dit systeem is vanaf oktober 2005 actief als portaal voor het vastleggen van alle handhavinghandelingen van BOA's en toezichthouders. Naast de registratie van het strafbare feit of de waarneming, kun je ook de genomen maatregelen vastleggen.
19
Deze maatregelen zijn gekoppeld aan GIS (geografische informatie). Naast projectie van registraties op kaart, levert het systeem een grote hoeveelheid aan overzichten voor werkgever en justitie. Hoewel het BOA-registratiesysteem ook de tijdbesteding van de regiohandhavers kan registreren, is het daarvoor niet geschikt. Hiervoor maken we gebruik van het systeem van het RMB: Promis. De registratie van klachten en meldingen en de afhandeling daarvan vindt plaats in het systeem van het provinciale MIK-punt. Uit dit systeem worden overzichten gegenereerd ten behoeve van monitoring en verslaglegging. De regiocoördinator is verantwoordelijk voor het monitoringsprogramma en de verantwoording. De gegevens uit het BOA-registratiesysteem, Promis en het MIK-punt verwerkt hij tot een verslag dat wordt aangeboden aan de stuurgroep. Het verslag blikt tevens terug op alle overige (deel)resultaten die op basis van dit werkprogramma zijn gehaald. Afwijkingen worden gemeld en van een toelichting/argumentatie voorzien. Resultaat 11: Opzet registratie- en monitoringssysteem Binnen Samen Sterk in het Buitengebied in Zuid-Oost hebben de deelnemers aangegeven meer behoefte aan informatie te hebben (op maat) dan vooraf was ingeschat en afgesproken. Dit jaar heeft de regiocoördinator in Zuid-Oost hierover contact met enkele partners en de ambtelijke werkgroep. Aanpak We gebruiken de resultaten uit Zuid-Oost om een systeem op te zetten voor BrabantNoord en stellen vast welke informatie we aan wie verstrekken. Hierbij streven we naar eenvoud en uniformiteit. 3.6. Opleiding en kennisuitwisseling De regiohandhavers hebben ieder een brede kennis en ervaring op het gebied van de handhaving in het buitengebied. Hun achtergrond is echter zeer verschillend en daarnaast hebben zij door de jaren heen hun eigen specialismen opgebouwd. Het is belangrijk dat de regiohandhavers hun kennis op peil houden en deze verbreden naar meerdere kleursporen, zowel op het gebied van het straf- als het bestuursrecht. In het buitengebied hebben de regiohandhavers een spilfunctie, ook als het gaat om het delen en uitwisselen van kennis en ervaring over specifieke zaken die zich in het buitengebied voordoen, best practices en nieuwe en/of aangepaste wetgeving. Resultaat 12: Verplichte opleidingen van de regiohandhavers De regiohandhavers zijn op basis van hun BOA-aanwijzing verplicht om regelmatig bijscholing te volgen. Aanpak Verplichte trainingen worden door de regiohandhavers gevolgd.
20
Resultaat 13: Kennisuitwisseling tussen de regiohandhavers onderling en de partners in het veld De regiohandhavers hebben vanuit hun verleden eigen specialismen. Het is belangrijk dat zij deze specialistische kennis van bepaalde thema’s, prioriteiten, wetgeving etc. ontsluiten naar hun collega’s. Dit leidt tot een situatie waarin de inzetbaarheid van de regiohandhavers breed kan plaatsvinden omdat zij beschikken over een voldoende basis op alle kleursporen. Voor complexe gevallen schakelt de regiohandhaver zijn collega in voor specialistische kennis. Aanpak De regiohandhavers brengen hun specialismen in kaart en maken op basis daarvan een verdeling in kleursporen en de vastgestelde prioriteiten. Voor elk kleurspoor dan wel prioriteit wordt een regiohandhaver verantwoordelijk gemaakt om de specifieke kennis te verzamelen en de ontwikkelingen actief te volgen. Periodiek zal hij zijn collega op de hoogte brengen van de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast wordt de kennis actief gedeeld met de netwerkpartners. Dit kan ad hoc plaatsvinden, maar kan ook tijdens één van de reguliere (lokale) afstemmingsoverleggen of met een nieuwsbrief. Afhankelijk van de vraag kan de regiohandhaver ook een coaching-on-the-job toepassen door samen met een partner een probleem aan te pakken. Informatie en mutaties van de regiohandhavers worden door de overige gebruikers van het Boa-registratiesysteem geraadpleegd. Aangezien het in de pilotperiode om 2 regiohandhavers gaat (1,8 fte) zetten we hier niet zwaar op in.
21
4. Inzet van regiohandhavers en regiocoördinator Voor de uitvoering van deze pilot zijn twee regiohandhavers (1,8 fte) aangesteld. Dit komt globaal overeen met een netto inzet van 1,8 x1330 = 2394 aan productieve uren per jaar. Voor de periode van 18 maanden gaat het dan om een inzet van ongeveer 3600 uur. De inzet van de regiocoördinator is begroot op 0,2 fte. Dit komt overeen met een globale inzet van 260 productieve uren per jaar. Daarnaast wordt er het eerste halfjaar een kwartiermaker ingezet voor 0,2 fte. Dit komt overeen met een globale inzet van 130 uren per jaar. Voor de periode van 18 maanden gaat het dan om een totale inzet van ongeveer 520 uur. Deze uren worden ook ingezet voor de opgedragen taken zoals deze worden toebedeeld aan de regiocoördinator van de regio Zuidoost-Brabant. Op basis van ervaringsgegevens en afstemming in de initiatiefgroep verwachten we dat de regiohandhavers 70% van de tijd gaan besteden aan “in het veld taken” en 30* van de tijd gaan besteden aan het opbouwen en onderhouden van een netwerk. Onder de “in het veld taken” vallen ook de bijbehorende administratieve handelingen en de verslaglegging. Aspecten zoals kennis verzamelen, delen en opleiding scharen we onder de netwerktaken. De planning is om genoemde uren als volgt in te zetten: Activiteit Netwerk aanleggen, onderhouden (ook: afstemmingsoverleggen bijwonen extern/intern, opleiding/training en kennisverzamelen/delen) In het veld taken (Surveillance, veldwerk, klachten, inzet specialisten en verslaglegging)
Regiohandhavers (uren) 1080 (30%)
Regiocoördinator (uren)
2520 (70%) (waarvan 580 uren administratieve afhandeling en verslag legging)
Monitoring 140 (27 %) Aansturing 320 (61 %) Verantwoording, verslaglegging 60(12 %) Benadrukt dient te worden dat dit een inschatting is. Gaandeweg de pilot zal steeds duidelijker worden hoe de inzet van uren zich verhoudt tot de resultaten. Een bijstelling kan altijd plaatsvinden op basis van monitoring en evaluatie. Als uitgangspunt is gesteld dat de regiohandhaver slechts 20% van zijn werkbare tijd (binnen) op kantoor moet zitten. Indien de regiohandhavers buiten veel zaken zelf oppakken (dus niet één op één kunnen doorzetten naar een andere partij) dan zal de tijd die besteedt moet worden aan de afhandeling van processen verbaal, rapportages etc. een significant groter aandeel van de beschikbare tijd gaan vragen. Het aanleggen en onderhouden van het handhavingnetwerk wordt beschouwd als een taak die grotendeels buiten in het veld of op locatie wordt uitgevoerd.
22