Veiligheidsatlas 2006
Regio Brabant-Noord
Veiligheidsatlas 2006 Regio Brabant-Noord ISBN: 90-6835-417-5.
Uitgever: IVA Warandelaan 2, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg Telefoonnummer: 013-4668466, telefax: 013-4668477 Website: www.iva.nl
.
Hans Moors Monique Bruinsma Menno Jacobs Joop van Poppel Tilburg, 30 september 2006
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het IVA. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
© 2006 IVA
Veiligheidsatlas 2006 Regio Brabant-Noord
Hans Moors Monique Bruinsma Menno Jacobs Joop van Poppel
Inhoudsopgave Woord vooraf 1. Inleiding
7 9
2. Veilige woon- en leefomgeving 2.1. Inleiding 2.2 Overlast en sociale spanningen 2.3. Onveiligheidsgevoelens, leefbaarheid en sociale weerbaarheid 2.4. Geweld in en om de woning 2.5 Publiek geweld en dreiging met geweld 2.6 Inbraak en diefstal 2.7 Maatschappelijke impact van georganiseerde misdaad 2.8 Aanpak nieuwe criminaliteit: cybercrime
13 13 14 28
3. Bedrijvigheid en veiligheid 3.1. Inleiding 3.2. Veiligheid op bedrijventerreinen en in winkelcentra 3.3. Uitgaan en overlast 3.4. Toerisme en onveiligheid 3.5. Grootschalige evenementen
75 75 75
4. Jeugd 4.1. 4.2. 4.3.
89 89 90 95
en veiligheid Inleiding 12-minners 12 tot 18-jarige verdachten
5. Aanpak veelplegers 5.1 Aard en omvang van veelplegersproblematiek 5.2 Monitoring van veelplegers 5.3 Ketenaanpak in veiligheidshuizen
31 36 47 62 68
82 86 86
101 101 104 105
5.4
Inzet en effectiviteit van de veelplegersaanpak
108
6. Samen-leven: problemen en aanpak 6.1 Percepties van veiligheid op wijk- en buurtniveau 6.2 Ernst van de problematiek 6.3 Denkkader 6.4 Aanpak
111 111
7. Trends, aandachtspunten en oplossingsrichtingen 7.1 Trends en aandachtspunten 7.2 Kenniscyclus en organiserend vermogen
121
Lijst van geraadpleegde literatuur
131
Bijlagen
138
Bijlage 0 = inwonersaantallen
138
Bijlage 1 = medewerkenden aan Veiligheidsatlas 2006
139
Bijlage 2 = veelplegers
141
Bijlage 3 = geweldincidenten/bedreigingen horeca
142
Bijlage 4 = totalen per district aangiften/meldingen
144
Bijlage 5 = aangiften/meldingen totalen Regio Brabant-Noord
114 115 117
121 129
146
Woord vooraf De regio Brabant-Noord heeft de afgelopen jaren nadrukkelijk geïnvesteerd in de ontwikkeling van het integrale veiligheidsbeleid. In de nota ‘Integraal Veiligheidsbeleid’, welke in december 2004 door het Regionaal College werd vastgesteld, zijn lijnen uitgezet voor de doorontwikkeling van het integrale veiligheidsbeleid binnen de regio. Zo heeft de uitwisseling van best-practices intussen een vaste plaats gekregen binnen het overleg van het Regionaal College. Integrale veiligheid wordt gedefinieerd als ‘het systematisch en samenhangend werken aan behoud of verbetering van de lokale veiligheid in al haar facetten onder regie van het bestuur’. Belangrijke randvoorwaarde voor een effectief veiligheidsbeleid op lokaal en regionaal niveau, is het kunnen beschikken over voldoende en kwalitatieve informatie, alsmede een goede analyse van de beschikbare gegevens. In de regio Brabant-Noord werd eerder in 1998 en 2003 een Veiligheidsatlas opgesteld. In deze rapportages lag het accent nog op het beschrijven van de ontwikkeling van de criminaliteit en het signaleren van trends binnen de regio. Op voorstel van de stuurgroep Integrale Veiligheid heeft het Regionaal College in het voorjaar 2006 besloten tot het laten opstellen van de Veiligheidsatlas 2006 en deze meer aan te laten sluiten bij de beschrijving van de lokale problematiek. Naast het in kaart brengen van de criminaliteit binnen de regio zijn daarom tevens de omvang en ontwikkelingen op het terrein van overlast geschetst en zijn mogelijkheden tot aanpak beschreven. Werd in het verleden bij de analyses vooral gebruik gemaakt van politiecijfers, in de Veiligheidsatlas 2006 is tevens gebruik gemaakt van de beschikbare gemeentelijke gegevens alsmede van de gegevens van het Openbaar Ministerie, aangevuld met informatie uit regionale en landelijke studies. Van de verschillende thema’s binnen de veiligheidsvelden ‘veilige woon- en leefomgeving’, ‘bedrijvigheid en veiligheid’ en ‘jeugd en veiligheid’ wordt de landelijke en regionale ontwikkeling geschetst. Per gemeente wordt vervolgens een absolute en een relatieve score gegeven. Deze scores kunnen aanleiding vormen om op gemeentelijk niveau, soms tot op wijk- en buurtniveau, nader in te zoomen op achtergronden en verklaringen voor de gesignaleerde problematiek. De best-practices geven aanknopingspunten voor een integrale aanpak van de problematiek. De Veiligheidsatlas 2006 vormt op deze wijze een belangrijke input bij de ontwikkeling van het gemeentelijk integraal veiligheidsbeleid en de prioriteitstelling op gemeentelijk niveau. Hoewel binnen de regio de afgelopen jaren op het terrein van integraal veiligheidsbeleid belangrijke stappen zijn gezet, toont de Veiligheidsatlas 2006 ook aan dat diverse verbeteringen in het proces mogelijk zijn. Met name het door de partners in de veiligheidsketen versterken van de informatie- en kenniscyclus vormt een belangrijk aandachtspunt. Daarnaast onderstreept deze Veiligheidsatlas 2006 de noodzaak van een integrale aanpak van problemen door partners binnen de veiligheidsketen.
7
Dat het belang van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het integrale veiligheidsbeleid in de regio Brabant-Noord wordt onderkend, komt tot uitdrukking in de gezamenlijke financiering van de Veiligheidsatlas 2006 door gemeenten, Openbaar Ministerie en politie. Tevens is gebruik gemaakt van subsidiegelden beschikbaar uit het project Integrale VeiligheidsPOWER. In dit pilot-project, dat in 4 gemeenten binnen de regio Brabant-Noord wordt uitgevoerd, zal actief vorm en inhoud worden gegeven aan de regierol van gemeenten op het terrein van integrale veiligheid en zullen ketenpartners integrale veiligheid worden aangesproken op het nakomen van de gemaakte afspraken. Het kunnen beschikken over adequate veiligheidsgegevens is daarbij cruciaal. De Veiligheidsatlas 2006 levert daarin een belangrijke bijdrage. Ik wens u veel leesplezier. Ing. H.W.M. Klitsie Voorzitter van de stuurgroep Integrale Veiligheid Burgemeester gemeente Oss
8
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
1.
Inleiding
In 1998 verscheen de eerste veiligheidsatlas over de regio Brabant-Noord. Het accent lag sterk op het werk van de politie, vooral op het terrein van het bestrijden van zware en/of georganiseerde criminaliteit. De ambitie was destijds al duidelijk. ‘De dienst Centrale Recherche’, schreef het toenmalige hoofd Dienst Centrale Recherche in het voorwoord, ‘presenteert de Veiligheidsatlas 1998 met trots, Zij hoopt en verwacht dat de atlas, middels regelmatig actualiseren, zal evolueren tot een belangrijk instrument in de (twee) jaarlijkse beleidscyclus en aldus zal bijdragen aan het adequaat informeren van besluitvormende gremia. Met deze eerste uitgave zitten we op het juiste spoor.’ Het bleek niettemin een lange weg. Pas in 2003 verscheen opnieuw een veiligheidsatlas. De opzet was om criminaliteitsontwikkelingen in de regio te verkennen en zo zicht te bieden op ‘strategische en tactische besluitvorming’, waarbij ‘een nadrukkelijker bestuurlijke inbreng nodig is. Het primaat voor veiligheidsbeleid ligt bij het Regionaal College. In lijn daarmee zijn voor dat college dus meer rollen weggelegd.’ Het bleek niet makkelijk om de veiligheidsatlas tot een instrument in de beleidscyclus te maken. Op 8 december 2004 stelde het Regionaal College in een korte notitie met betrekking tot ‘Integrale veiligheid’ echter vast dat de veiligheidsatlas ‘doorontwikkeld en uitgebouwd’ diende te worden. Dat is gebeurd: de Veiligheidsatlas 2006 is een feit. UITGANGSPUNTEN Deze nieuwe veiligheidsatlas brengt concrete gegevens bijeen. Die zijn verzameld in samenwerking met gemeenten, openbaar ministerie en politie. De Veiligheidsatlas 2006 brengt die gegevens samen en in samenhang. Dat is onderdeel van een nieuwe aanpak. Voor het eerst is de veiligheidsatlas in zijn opzet en vormgeving namelijk gericht op de uitvoering van integraal veiligheidsbeleid op gemeentelijk, districtgelijk en regionaal niveau. Gemeenten hebben – in tegenstelling tot de eerdere versies – een aanzienlijke inbreng gehad in de totstandkoming van de Veiligheidsatlas 2006. En het is de bedoeling dat gemeenten er ook veel gebruik van gaan maken in het licht van het lokale integrale veiligheidsbeleid. DOELSTELLING In de Veiligheidsatlas 2006 krijgt de rol van de gemeentelijke coördinatoren integrale veiligheid nadruk. De veiligheidsatlas is enerzijds bedoeld om beleidsmakers en –uitvoerders te ondersteunen bij het verzamelen van gegevens en het maken van inhoudelijke afwegingen om aandachtsgebieden voor beleid adequaat te kunnen prioriteren en doeltreffende maatregelen te kunnen treffen. Anderzijds is de veiligheidsatlas ook bedoeld om reflectie op het huidige beleid te stimuleren door vragen te stellen, informatie te ordenen tot kennis en prioriteiten te stellen. INHOUD Het Regionaal College is van meet af aan duidelijk geweest. De Veiligheidsatlas 2006 moet beschikbare gegevens bundelen, analyseren en interpreteren (terrein in kaart brengen), aspecten in de regionale en lokale ontwikkeling van criminaliteit en ervaren (on)veiligheid problematiseren binnen het bestek van de in het Kernbeleid Veiligheid (VNG) gegeven veiligheidsvelden (routes uitzetten), met het oog op het stellen en be9
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
argumenteren van prioriteiten in de aanpak van criminaliteit en ervaren onveiligheid binnen gemeenten (bestemmingen kiezen). En voor alles moest de Veiligheidsatlas 2006 een praktisch bruikbaar instrument worden. De Veiligheidsatlas 2006 legt het accent op drie veiligheidsvelden: ‘veilige woon- en leefomgeving’, ‘bedrijvigheid en veiligheid’ en ‘jeugd en veiligheid’. In deel I (hoofdstukken 2, 3 en 4) integreren we met betrekking tot deze velden kwantitatieve en kwalitatieve gegevens die inzicht geven in de ontwikkeling van criminaliteit en de ervaren (on)veiligheid in de regio van 2003 tot en met 2005. Ontwikkelingen en trends worden weergegeven op een zo concreet mogelijk niveau, bijvoorbeeld gespecificeerd naar inwoners (per gemeente) of gekoppeld aan specifieke locaties / straten. Ten slotte worden effectieve aanpakken gepresenteerd, niet alleen uit de regio, maar ook van daarbuiten. In deel II van de Veiligheidsatlas 2006 (hoofdstukken 5 en 6) gaan we dieper in op twee belangrijke thema’s in het lokale, integrale veiligheidsbeleid: de ‘veelplegers- en recidiveproblematiek’, en de ‘samenlevings-, relatie en integratieproblemen’. Vanuit het perspectief van lokale overheden als regievoerders worden hier de volgende vraagstukken geproblematiseerd: (i) Wat is de aard en omvang van de veelplegers- en recidiveproblematiek, met wat voor mensen hebben we te maken en op welke manier kunnen ketenpartners herhaling van crimineel gedrag voorkomen, terugdringen en bestrijden? (ii) Welke samenlevings-, relatie- en integratieproblemen dragen bij aan de ervaren (on)veiligheid van burgers en op welke manier kunnen ketenpartners de groeiende spanning tussen ‘objectieve’ en ‘subjectieve’ veiligheid neutraliseren? BRONNEN De Veiligheidsatlas 2006 is gebaseerd op kwantitatieve en kwalitatieve bronnen. Cijfermateriaal is aangeleverd door het regionale politiekorps Brabant-Noord1 en het openbaar ministerie (arrondissement ’s-Hertogenbosch). De cijfermatige gegevens die door gemeenten zijn aangeleverd, zijn met voornoemde bronnen vergeleken en hebben eveneens hun plaats in de atlas gekregen. Op een deel van het cijfermateriaal zijn aanvullende analyses verricht. Waar relevant is in de tekst aangegeven hoe het cijfermateriaal is bewerkt. In algemene zin moet worden opgemerkt dat sommige delicten door de politie en het openbaar ministerie niet op dezelfde manier worden gerubriceerd. Onderlinge vergelijking is hierdoor niet mogelijk. Waar relevant is dat in de tekst aangegeven. Regio- en gemeentespecifieke kwalitatieve documentatie, (in de vorm van beleidsplannen, notities, projectplannen, evaluaties, etc.) is aangeleverd door politie, openbaar ministerie en met name door gemeenten. Met name gemeenten hebben zeer veel materiaal bijeengebracht. Gegevens uit deze bronnen zijn waar zinvol aangevuld met landelijke en regionale studies die door derden zijn uitgevoerd en in de atlas verwerkt. Ten slotte verdient vermelding dat het recente Regionaal beeld zware en/of georganiseerde criminaliteit 2003-2005 (BRI, 2006) in de tekst is verwerkt (§ 2.7). De Veiligheidsatlas 2006 is zodoende een product geworden van gemeenten, politie en openbaar ministerie. DEFINITIES 1
10
In totaal heeft de politie op basis van BPS 183 rapporten gedraaid die een totaal van ruim 1,5 miljoen regels hebben opgeleverd. Het betreft in totaal 334 MB aan data: ruwe gegevens die door IVA Beleidsonderzoek en Advies nader zijn geanalyseerd.
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
We hebben de tekst van de Veiligheidsatlas 2006 zo beknopt en helder mogelijk proberen te houden. Dit impliceert dat technische uiteenzettingen over de data-analyse of definitiekwesties alleen zijn opgenomen bij de betreffende passages in de tekst waar anders onduidelijkheden bij het interpreteren van de bevindingen zou ontstaan. Een aantal sleuteltermen komt zo frequent voor dat we die hier toelichten. Ten eerste geldt dat voor de termen ‘meldingen’ en ‘incidenten’. In de registratiesystemen van de politie hebben beide begrippen niet dezelfde betekenis. Onder ‘incidenten’ vallen naast (externe) ‘meldingen’ ook alle andere registratievormen met betrekking tot de betreffende incidentcode in de registratie. Het aantal ‘incidenten’ is dus per definitie hoger dan het aantal ‘meldingen’. In de Veiligheidsatlas 2006 is er dan ook voor gekozen om onder ‘incidenten’ te verstaan: alle mutaties (aantekeningen van incidenten) zoals opgemaakt in de registratie door de politie. Hieronder vallen meldingen door burgers, aangiften, alsook gesignaleerde incidenten door politieagenten. Ook de term ‘verdachten’ verdient uitleg. Het betreft alle personen die in het basisregistratiesysteem van de politie (BPS) zijn weggeschreven als verdachten. LEESWIJZER Een atlas is een routekaart, maar wijst de weg niet. Het is aan de beleidsmakers en –uitvoerders binnen de veiligheidsketen om de weg naar meer (integrale) veiligheid zelf uit te stippelen. De Veiligheidsatlas 2006 biedt overzicht, concentreert op enkele speciale terreinen of aandachtspunten. Het is mogelijk om de brandhaarden vast te stellen, om groei en krimp van diverse veiligheidsrisico's vast te stellen en om die risico's te relateren aan de lokale omstandigheden.
Essentieel bij een atlas is de schaalgrootte. De kaart van een land ziet er heel anders uit dan die van een regio, die weer sterk verschilt van een kaart op streek-, wijk-, buurt- of straatniveau. Schaalgrootte wordt gekozen op basis van de mate van detail die wenselijk is en de hoeveelheid informatie en de resolutie daarvan die beschikbaar is. Het kan zinnig zijn om op straatniveau in te zoomen op de brandhaarden van uitgaansgeweld, het is onzinnig om datzelfde te willen doen bij een thema als leefbaarheid en sociale weerbaarheid. De enorme verscheidenheid aan vormen van criminaliteit, de diversiteit van potentieel interessante aanpakken om veiligheid te bevorderen en de voortdurende veranderende ervaringen van gewone mensen: het is natuurlijk onmogelijk om die dynamiek tussen twee kaften volledig recht te doen. In de Veiligheidsatlas 2006 vindt u geen antwoord op al uw vragen. U vindt informatie: informatie die vragen oproept. Daar ligt de kracht van de Veiligheidsatlas 2006: het is behalve een bron van informatie vooral ook de prikkel tot nader onderzoek. Want alleen dan ontstaan goede probleemanalyses. In dit licht nodigen wij alle gebruikers van deze atlas uit om de bruikbaarheid ervan kritisch te bezien en waar nodig commentaar te leveren dat bijdraagt aan een almaar betere invulling van het concept ‘veiligheidsatlas’. De onderzoekers zien uit naar uw ervaringen.
11
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
2.
Veilige woon- en leefomgeving
2.1.
Inleiding
In de huidige, geïndividualiseerde, ontzuilde en multi-etnische Nederlandse samenleving bestaat een grote verscheidenheid aan opvattingen, gedragingen en levensstijlen. Soms leidt die verscheidenheid tot problemen. Sociale cohesie en de onderlinge solidariteit komen onder druk te staan. Relaties tussen mensen zijn zakelijker, meer gericht op eigenbelang dan op zorg voor de ander. De samenleving lijkt almaar vitaler. Er ligt nadruk op ondernemerszin, marktdenken, risiconeming en open concurrentie. Snelle, expressieve en emotiegerichte activiteiten domineren in het werk en de vrijetijd van grote groepen Nederlanders, jong en oud. Dit ‘vitalisme’ gaat hand in hand met een in toenemende mate obsessief streven naar veiligheid. De criminoloog Boutellier heeft deze paradoxale situatie beschreven als ‘een utopisch verlangen naar het samenvallen van maximale vrijheid en optimale bescherming’ (Boutellier, 2002). Overheden en frontlijnwerkers als politiemensen en maatschappelijke dienstverleners staan voor de moeilijke opgave om de eigenzinnige maar bange burger een veilige woon- en leefomgeving te garanderen. Met diezelfde burger komen zij echter in conflict zodra zij inbreuk lijken te doen op diens leven en gedragsrepertoire. In dit hoofdstuk komt een aantal onderwerpen aan de orde waarin dat spanningsveld zich bij uitstek voordoet: overlast en sociale spanningen, onveiligheidsgevoelens, leefbaarheid en sociale weerbaarheid; geweld in en om de woning; publiek geweld en dreiging met geweld; evenals inbraken en voertuigcriminaliteit. Deze thema’s zitten dicht op de belevingswereld van de burger. Op het eerste oog lijkt dat minder evident voor het onderwerp dat in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk behandeld wordt: de maatschappelijke impact van zware of georganiseerde criminaliteit. Georganiseerde criminaliteit draait om geld en kent geen grenzen. Groepen werken systematisch en zijn in staat om hun misdaden, aldus de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden, ‘op betrekkelijk effectieve wijze’ af te schermen. Burgers merken door de bank genomen weinig van de activiteiten van de georganiseerde criminaliteit. Toch is het van belang om in dit hoofdstuk aandacht te besteden aan de maatschappelijke invloed van zware of georganiseerde criminaliteit. Die mag zich dan goeddeels afspelen langs de oevers van de Styx, aan de grens van de onderwereld, maar raakt altijd aan de bovenwereld. Criminelen die in georganiseerd verband opereren hebben die bovenwereld nodig. In fysieke zin, omdat zij moeten kunnen beschikken over locaties en transactiepunten om illegale activiteiten uit te voeren, maar ook – en dit aspect wordt in onderzoek doorgaans minder belicht – als een vorm van ‘exposure’. Georganiseerde misdaad moet macht, rijkdom en kracht kunnen uitstralen. Burgers merken weliswaar niet zoveel van de activiteiten van georganiseerde criminelen, maar kunnen wel in aanraking komen met de uitingsvormen daarvan. Vanuit het gezichtspunt van integraal veiligheidsbeleid ligt hier voor gemeenten dan ook de dikwijls onderschatte maar belangrijke taak om met behulp van bestuurlijke maatregelen activiteiten van criminele organisaties zoveel mogelijk buiten de woon- en leefomgeving van burgers te houden.
13
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
2.2. Overlast en sociale spanningen Het in kaart brengen van spanningen tussen burgers heeft in toenemende mate de aandacht van de gemeenten en van de politie. Dit is ook het geval in Brabant-Noord. Landelijk gesignaleerde trends zorgen voor onrust: tot terrorisme uitgroeiend extreem gedrag, agressie van jongeren in achterstandswijken, toenemende discriminatie van moslims. Dit niet te tolereren gedrag moet gekend worden om het te kunnen aanpakken. Het gaat daarbij met name om het leren kennen van de oorzaken van spanningen. Deze kunnen op verschillende niveaus liggen, wat gezamenlijke analyse van problemen – met zoveel mogelijk betrokken sociale partners - noodzakelijk maakt. De regiopolitie van Brabant-Noord neemt bij deze analyse van sociale spanningen geen sturende, maar nadrukkelijk wel een signalerende en adviserende rol aan. Desgevraagd levert de politie i.c. de buurtcoördinator de gemeenten gegevens aan. Bijvoorbeeld over het aantal meldingen over jeugdoverlast van burgers, over meldingen van problemen tussen buren, of over de jongeren (of ouderen) die betrokken zijn bij conflicten. Districtbureaus verstrekken deze gegevens. Regionale, districtoverstijgende, analyses van sociale spanningen zijn in de regio Brabant-Noord niet voorhanden. In hoofdstuk 6 laten we zien dat inzake samen-leef problemen een analysekader ontbreekt en formuleren we een handreiking om dit type problematiek in gemeenten beter in het vizier te krijgen. In de nu volgende paragrafen worden enkele kerncijfers gepresenteerd, waarmee een eerste beeld wordt verkregen van de aard, omvang en spreiding van sociale spanningen in de regio. Het gaat om meldingen van ‘overlast van of door jongeren’, van ‘burenruzies’, van ‘conflicten’ en van ‘belediging en discriminatie’. Op onderdelen is commentaar gevraagd van experts om de problematiek én de (beleidsmatige) aanpak daarvan scherp in beeld te krijgen. 2.2.1 Jeugdoverlast Ongeveer 15% van de inwoners van de regio Brabant-Noord voelt zich wel eens onveilig op plekken waar jongeren rondhangen. Dat is minder dan in de twee voorgaande jaren en lager dan het landelijk gemiddelde (Politiemonitor bevolking). Percentage inwoners dat aangeeft dat zich wel eens onveilig te voelen op plekken waar jongeren rondhangen (Bron: Politiemonitor bevolking) 2003 2004 2005 Brabant-Noord 18,9 20,8 14,9 Nederland 22,6 21,1 18,6
Overlast van jeugd heeft meestal betrekking op rondhangende jongeren. Vrijwel alle gemeenten kennen bepaalde locaties waar groepen jongeren rondhangen. De tolerantie van burgers ten opzichte van deze rondhangende jongeren is de laatste decennia afgenomen (Van den Brink, 2001; Vuijsje en Wouters, 1999). Uitgangspunt is een gelijkwaardige behandeling en wederzijds respect voor autonome, individuele keuzes en gedragingen. In het publieke domein wordt verwacht dat iedereen, ook jongeren, een hoge mate van zelfbeheersing aan de dag legt. 14
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
Een andere ontwikkeling is dat, als gevolg van incidenten zoals de brandstichting in een school in Uden of de reeks diefstallen in de regio Liempde en Boxtel, steeds nadrukkelijker aandacht wordt besteed en beleidsprioriteit is gegeven aan (het voorkomen en bestrijden) van overlast door jongeren. Die toegenomen aandacht bepaalt ook sterk de beeldvorming. Beleidsmakers lijken de omvang en ernst van de problematiek soms te overschatten, terwijl burgers en frontlijnwerkers een milder oordeel vellen (Hartman & Tops, 2005). GEOGRAFISCHE SPREIDING Opvallend in de spreiding van meldingen van jeugdoverlast in de regio Brabant-Noord zijn de relatief hoge scores voor de grootste gemeenten en voor de gemeenten Grave en Mill en Sint Hubert. De gemeenten Uden, Bernheze, Veghel, Landerd, Boekel, Lith, Maasdonk, Sint-Oedenrode en Sint Anthonis tellen daarentegen juist weer relatief weinig overlastmeldingen. De problematiek is qua aantal meldingen het grootst in ’sHertogenbosch, Oss en Heusden. Tabel 2.1 Meldingen jeugdoverlast (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantNoord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06) Zie voor inwonertal bijlage 1
Aantal meldingen jeugdoverlast in 2005 (top10)
Aantal meldingen per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)2
1556 (1)
1,15 (1)
–
1
’s-Hertogenbosch
2
Oss
602(2)
0,79 (3)
+
3
Heusden
339 (3)
0,79 (4)
+
4
Uden
86
0,21
–
5
Veghel
56
0,15
–
6
Boxtel
183 (4)
0,62 (7)
–
7
Bernheze
67
0,23
+
8
Boxmeer
89 (9)
0,31
–
9
Sint-Michielsgestel
138 (7)
0,49 (10)
+
10
Vught
140 (6)
0,55 (8)
–
11
Cuijk
180 (5)
0,74 (5)
+
12
Schijndel
114
0,50 (9)
0
13
Sint-Oedenrode
35
0,21
–
14
Landerd
10
0,07
–
15
Haaren
49
0,35
+
16
Grave
93 (8)
0,72 (6)
0
17
Sint Anthonis
12
0,10
–
2
– staat voor afname, 0 voor stabiliteit en + voor toename van het aantal meldingen.
15
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
18
Maasdonk
19
Mill en Sint Hubert
23
0,20
0
88 (10)
0,80 (2)
+
20
Boekel
12
0,13
0
21
Lith
13
0,19
+
3885
0,62
Kijken we naar de gemeentelijke ontwikkelingen van het aantal meldingen over de afgelopen jaren, dan zien we dat het aantal meldingen van overlast in 9 gemeenten is afgenomen. In 8 gemeenten is het aantal meldingen toegenomen en bij 4 gelijk gebleven. Van een gedeelde trend (een toename, stabilisatie of afname van ervaren jeugdoverlast) lijkt dus geen sprake te zijn, ook niet bij gemeenten van dezelfde omvang. De top tien van locaties c.q. straten in de regio Brabant-Noord waar zich in 2005 de meeste incidenten van jeugdoverlast voordeden is: 1. Chr. Huijgensweg in ’s-Hertogenbosch (42) 2. Het Wielsem in ’s-Hertogenbosch (37) 3. Kerkstraat in ’s-Hertogenbosch (33) 4. Gildeplein in Rosmalen (31) 5. Admiraalsweg in Drunen (30) 6. Mercuriusplein in Berlicum (29) 7. Frederik Hendriklaan in ’s-Hertogenbosch (29) 8. Essinklaan in Grave (29) 9. Leunweg in ’s-Hertogenbosch (26) 10. Sint Luciaplein in ’s-Hertogenbosch (25) Een aantal van deze straten stond ook in 2004 al in de top-10. De Kerkstraat en het Gildeplein waren toen respectievelijk 1 en 2 met 73 en 50 incidenten. De Christiaan Huijgensweg en Het Wielsem, in 2005 op posities 1 en 2, stonden in 2004 nog niet in de top-10. Op deze locaties is sprake van een ernstige toename van het aantal incidenten. Kennis over de achtergronden van deze cijfers is op dit moment zeer verspreid. Hoewel het monitoren van de bewegingen van overlastgevende jongerengroepen wel de aandacht heeft van verschillende gemeenten, worden nergens – op structurele en systematische wijze – overzichtsrapportages gemaakt, bijvoorbeeld met een beschrijving van de ontwikkeling van problemen op de belangrijkste overlastlokaties of met een analyse van de ontwikkeling van het gedrag van de betrokken groepen/jongeren. Ook worden geen beleidsdoelen per straat of per jongerengroep geformuleerd. In hoofdstuk 4 gaan we nader op deze kwestie in. De gegevens die men verzamelt (over overlastlocaties en betrokken jongeren) worden gebruikt voor het (veelal wekelijks) benoemen van aandachtspunten in de dagelijkse aanpak van problemen, maar niet of in beperkte mate voor het formuleren van strategische doelen om jeugdoverlast te voorkomen en te bestrijden.
16
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
UITGELICHT: DE VIJF ‘VERVELEND JONG’-GEMEENTEN In 2004 hebben vijf gemeenten geparticipeerd in het onderzoek ‘Vervelend jong’ (Pardoel e.a., 2004): ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Boxtel en Cuijk. Deze praktijkevaluatie was gericht op het in kaart brengen van (i) de aard en omvang van overlastgevende jeugdgroepen; (ii) de aanpak van overlastsituaties; en (iii) het resultaat van de gehanteerde maatregelen. Het is interessant te bezien welke ontwikkeling het aantal incidenten jeugdoverlast in deze vijf gemeenten heeft doorgemaakt in 2004 en 2005. We telden het aantal incidenten, onderzochten de spreiding van problemen en vroegen lokale betrokkenen om commentaar: • Het aantal incidenten jeugdoverlast in de gemeente ’s-Hertogenbosch is over 2004 en 2005 afgenomen: van 1717 incidenten in 2004 tot 1556 incidenten in 2005. Ook is het beeld ten aanzien van de drie grootste probleemlocaties in 2004 – enkel kijkend naar de geregistreerde incidenten bij de politie – gunstig te noemen. Bij die top drie van 2004 zien we de volgende ontwikkelingen: Kerkstraat (73 Æ 33 incidenten), Esdoornstraat (40 Æ 20 incidenten) en de Meester Spoermekerlaan (31 Æ 14). Deze straten, en hun directe omgeving, blijven evenwel de aandacht vragen van politie, gemeente en jongerenwerk, omdat de locaties een grote aantrekkingskracht hebben op steeds weer nieuwe jongeren(groepen), maar ook omdat het absolute aantal overlastincidenten - ook al is zij gehalveerd ten opzichte van 2004 - nog steeds aan de hoge kant is. Verder zien we bij de top drie van probleemlocaties in 2005 twee nieuwkomers: de Chr. Huijgensweg (14 Æ 42) en het Wielsem (20 Æ 37). De overlastproblemen in deze straten hebben in 2005 en 2006 de volle aandacht van de gemeente. De problemen bij het Wielsem (in de Hambaken) spelen zich af in de omgeving van een winkelcentrum. De overlast blijkt daar vooral te worden veroorzaakt door een klein groepje van zes Marokkaanse jongeren. Daarnaast zijn er signalen dat steeds jongere kinderen zich op straat misdragen (De bakens verzet, februari 2006). De harde kern is bekend bij de politie en bij het jongerenwerk. Er wordt hard opgetreden bij problemen en er zijn vaker politiecontroles, maar ook is geïnvesteerd in gesprekken met ouders en broers, zijn er buurtvaders voor de jongeren, is het aantal jongerenactiviteiten in de wijk uitgebreid, is er vanaf eind januari een hangverbod bij het winkelcentrum, wordt het winkelcentrum opgeknapt en worden bewoners en winkeliers nadrukkelijk uitgenodigd overlastproblemen te melden. Ook de andere ‘nieuwe’ overlastlocatie in de top drie van 2005, de Chr. Huijgensweg betreft overlast rondom een winkelcentrum. Ook daar zijn de problemen niet nieuw, maar volgens betrokkenen wel verergerd in 2005. Naast meer politietoezicht (onder andere met inzet van het Bike-team), de aanpak van drugsdealers, het betrekken van ouders en het organiseren van activiteiten voor jongeren, is ook gekozen voor de inzet van camera’s. De camera’s zijn gericht op vier plekken rond het winkelcentrum en waren 2 maanden lang 24 uur in bedrijf. Gedurende die periode was het rustiger op de plekken met toezicht, maar verplaatste de problematiek naar elders. Ook een eerder afgekondigd samenscholingsverbod had onvoldoende resultaat (Boschveld bloeit, 0kt. 2005). In de meest recente nieuwsbrief van de wijk wordt aangegeven dat inmiddels ook wordt ingezet in het realiseren van poorten om brandgangen zo af te kunnen sluiten, dat deze alleen voor bewoners toegankelijk zijn (Boschveld bloeit, juni 2006). De gemeente ’s-Hertogenbosch wil de aanpak op deze (en andere) over-
17
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
lastlocaties evalueren, maar heeft daar vooralsnog geen gegevens over beschikbaar. • In Boxtel is geen afname van het aantal incidenten van jeugdoverlast na Vervelend jong. Het aantal overlastincidenten nam toe van 165 in 2004 naar 183 in 2005. De straat met de meeste incidenten is in Boxtel voor beide jaren gelijk: de Prins Hendrikstraat (in 2004 26 incidenten en in 2005 22 incidenten), een kwetsbare straat voor overlast van jongeren omdat deze in het stationsgebied ligt, richting het centrum loopt en verschillende scholen in de nabijheid liggen. Voor de tweede en derde straat van 2004 zien we een afname van de jeugdoverlast: Appollopad (12 Æ 5) en Molenwijk (9 Æ 1). Op de posities 2 en 3 staan in 2005 Dommeloord (0 Æ 8) en Vorsenpoel (4 Æ 8). Of problemen na Vervelend jong zijn veranderd, zijn afgenomen of zijn toegenomen, is de gemeente Boxtel niet bekend. Uit het activiteitenplan 2006 blijkt dat men er naar streeft om in elk geval niet boven de 190 incidenten te komen, maar hoe dit zich vertaalt naar ingrepen per straat of per jeugdgroep kan de gemeente zelf niet goed weergeven. Bij de aanpak van overlastproblemen maken Delta, de welzijnsinstelling van Boxtel, en de politie de keuzen. Kennis over ervaren jeugdoverlast, over betrokken jongeren en over de werkzaamheid van ingrepen bij overlast wordt niet gebundeld, zo geeft de verantwoordelijke gemeenteambtenaar aan. Wel zijn voor 2006 – en door politie en gemeente gezamenlijk – algemene beleidsdoelen geformuleerd. De nadruk ligt op het vergroten van de verantwoordelijkheid van de ouders bij delict- en overlastgevend gedrag, het beter betrekken van jongerenwerkers, het structureel maken van aandacht voor overlastgevende jeugdgroepen en het borgen van de kwaliteit van de jeugdpolitiezorg. (Activiteitenplan 2006 Boxtel NO/CZ). • In de gemeente Uden is het aantal incidenten jeugdoverlast bijna gehalveerd: in 2004 waren er 165 incidenten, tegen 86 incidenten in 2005. In de top drie van jeugdoverlastlocaties in 2004 heeft een aantal verschuivingen plaatsgevonden: Drossaard (10 Æ 3 incidenten), Muziekplein (8 Æ 5) en Vaarzenhof (7 Æ 1). De top drie van 2005 bestaat uit: Muziekplein (5) en Bugelstraat, Lauweren en Cellostraat (elk 4 incidenten). De werkgroep Jeugd en Veiligheid van de gemeente Uden herkent het beeld van een afnemende problematiek. Ook bij het Meldpunt Overlast van de gemeente is het aantal meldingen wegens jeugdoverlast verminderd (2004: 54 meldingen; 2005: 40 meldingen).Twee factoren lijken hierbij van invloed: de repressieve aanpak van de politie ten aanzien van jongeren met criminele antecedenten (dit heeft ‘na Bedir’ meer nadruk gekregen, waarbij de agenda voor de individuele aanpak wordt vastgesteld in het CRJ van het Veiligheidshuis) en het gegeven dat de lol in luidruchtig, overlastgevend gedrag ‘verjaart’ en sommige jongens daardoor uit de overlastgroepen zijn gegroeid. De overlastproblematiek die Uden op dit moment rest, wordt - volgens de werkgroep - veroorzaakt door een zeer mobiele kerngroep van ongeveer 15 oudere jongeren, die op meer locaties komen waar steeds andere ‘volgertjes’ zijn. Juist vanwege de mobiliteit van de jongeren ervaren de jeugdwerkers en de politie grote moeite met het volgen van de jongeren. De werkgroep Jeugd en Veiligheid stelt zich hierin reactief op: als de problemen op een bepaalde overlastlocatie opvallend toenemen, wordt geïnvesteerd. • Het aantal incidenten jeugdoverlast in de gemeente Oss is toegenomen van 474 in 2004 tot 602 in 2005. De straat met de meeste incidenten is voor beide jaren gelijk: Wolfskooi (25 Æ 24). Voor de tweede en derde straat van 2004 zien we een afname van de jeugdoverlast: Mercuriustraat (18 Æ 2) en Ussenstraat 17 Æ 18
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING 10). In de top drie van 2005 zijn twee nieuwkomers: Rusheuvelstraat (4 Æ 23) en de Twijnderweg (4 naar 23). Achtergrondinformatie ten aanzien van deze ontwikkelingen is bij de gemeente niet voorhanden. De wijze van monitoring die in Vervelend Jong werd voorgesteld, is niet vastgehouden, waardoor er geen overzicht beschikbaar is van de bewegingen van overlastgevende jongerengroepen. • In de gemeente Cuijk is het totale aantal incidenten jeugdoverlast toegenomen van 153 incidenten in 2004 naar 180 incidenten in 2005. Het aantal incidenten is door politie en/of gemeente in kaart gebracht, de aard van de incidenten niet. Uit onze interviews blijkt dat betrokkenen binnen de gemeente de indruk hebben dat er geen sprake is van een toename of verergering van problemen, maar ook niet van een afname. De grote mobiliteit van de overlastveroorzakende groepen wordt als problematisch ervaren (men spreekt van ‘reizigers’), omdat deze de aanpak bemoeilijkt. Die mobiliteit zien we inderdaad ook terug in de BPS-gegevens. Zo neemt bij de top drie van overlastlocaties in 2004 het aantal overlastmeldingen af: voor Sleedoorn (16 Æ 12), voor Bereklauw (13 Æ 3) en voor Berenkuil (12 Æ 8), maar zien we bij de top drie van 2005 ook twee nieuwe locaties: Stationsplein (1 Æ 16) en Kruishout (9 Æ 14). Groepsanalyses van de jongerengroepen worden in Cuijk (nog) niet gemaakt en een groeps- c.q. persoonsgerichte aanpak van de overlast (in plaats van een locatiegerichte aanpak) heeft zich daardoor nog niet kunnen ontwikkelen. Dit is wel de wens van de betrokken taakaccenthouder jeugd van de politie, zodat problemen sneller – en zonder risico van probleemverschuiving - kunnen worden aangepakt. Deze pleit daarom voor bespreking van overlastgevende jongeren in het CRJ van het Veiligheidshuis (dit is nog niet gerealiseerd), voor het maken van afspraken met het jongerenwerk over het regelmatig bijpraten over (en eventueel volgen van) overlastveroorzakers en voor het opleiden van jeugdagenten in het herkennen van en doorverwijzen bij risicogedrag van jongeren.
Bij wijze van conclusie kan worden opgemerkt dat de aandacht voor overlast door jongeren(groepen) sinds 2004 is toegenomen. In de regio zijn er zowel gemeenten met een toename als gemeenten met een afname van jeugdoverlast. Het is onduidelijk waardoor de verschillen worden veroorzaakt. De problematiek staat stevig op de beleidsagenda van de meeste gemeenten in de regio Brabant-Noord. Toch zijn niet overal – zo blijkt uit een inventarisatie onder de gemeenten die in 2004 in het kader van Vervelend Jong onder de loep werden genomen – de beleidsvoornemens in praktijk gebracht. Over het algemeen hechten gemeenten nog te weinig aan het systematisch en structureel verzamelen van informatie ter ondersteuning van concrete interventies. Ook het in kaart brengen van de (locatie- of gedragsspecifieke) ontwikkelingen van jeugdoverlast krijgt nauwelijks accent. Evaluaties van interventies zijn niet ‘hard’ of ontbreken. De communicatie met de burger over de aanpak van jeugdoverlast (beleidsdoelen, instrumenten) zou eveneens meer aandacht mogen krijgen. In de meeste gemeenten is niet bekend of burgers tevreden zijn met de aanpak van problemen betreffende jeugdoverlast.
19
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
2.2.2 Burenruzies en buurtconflicten De toegenomen gevoeligheid voor inbreuken op de persoonlijke integriteit leidt in de praktijk ook tot meldingen van conflicten tussen burgers. Burenruzies zijn vaak een mengeling van ongewenste grensoverschrijdingen (ervaren overlast) en slechte communicatie hierover. Vooral in buurten waar gemiddeld genomen sprake is van een achterstandsproblematiek en een concentratie van meerdere typen problemen, monden deze spanningen nogal eens uit in geweld. Het is van belang om dergelijke probleemlocaties te identificeren en te achterhalen wat oorzaken zijn van spanningen, omdat conflicten en burenruzies vaak een lange nasleep hebben. In de situatie van verschillen in afkomst, geloof, seksuele voorkeur, leeftijd en huishoudgrootte kan het zijn dat conflicten eerder oplaaien. In de Haagse stadsdelen Escamp en Scheveningen is hier onderzoek naar gedaan. Hieruit zijn sterke aanwijzingen naar voren gekomen dat discriminatie tussen buren vaker aanleiding vindt in niet opgeloste overlastsituaties dan in discriminatoire ideeën. Verschillende patronen van gedrag kunnen leiden tot negatieve verwachtingen van mensen en gezinnen onderling. Met als gevolg grote kans op negatieve communicatie. Deze communicatie staat de oplossing van conflicten in de weg. En negatieve ervaringen neemt men vaak mee naar een volgende burensituatie (www.goedeburen.nl). BURENRUZIE Pas sinds januari 2005 worden in de regio Brabant-Noord de meldingen van burenruzies als zodanig geregistreerd. In eerdere jaren werden deze meldingen weggeschreven onder de bredere codes ‘buren/relatieproblemen’ of ‘conflicten’, waardoor informatie over de specifieke ‘nabije’ relatie van betrokkenen niet direct herkenbaar was voor agenten. Tegenwoordig is dit gewijzigd, om alerter te kunnen reageren op burenproblemen. In 2005 waren er in Brabant-Noord 656 meldingen van burenruzies en in 16 situaties werd aangifte gedaan.
Meldingen van burenruzies komen relatief gezien het meest voor in ’s-Hertogenbosch, Boxmeer, Sint-Oedenrode, Haaren en Grave. De gemeenten Boekel, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Landerd, Sint-Michielsgestel en Sint Anthonis tellen daarentegen juist weer relatief weinig meldingen van burenruzie. De problematiek is qua aantal meldingen het grootst in ’s-Hertogenbosch, Oss, Heusden, Boxmeer en Uden. Tabel 2.2 Burenruzie (Bron: BPS) Gemeenten regio Brabant-Noord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06)
Aantal meldingen burenruzie in 2005 (top-10)
Aantal meldingen per 100 inwoners (top-10)
219 (1)
0,16 (1)
1
’s-Hertogenbosch
2
Oss
77 (2)
0,10 (6)
3
Heusden
41 (3)
0,10 (7)
4
Uden
38 (5)
0,09 (9)
5
Veghel
29 (8)
0,08
20
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING 6
Boxtel
31 (6)
0,10 (8)
7
Bernheze
20 (9)
0,07
8
Boxmeer
40 (4)
0,14 (2)
9
Sint-Michielsgestel
13
0,05
10
Vught
19
0,08
11
Cuijk
18
0,07
12
Schijndel
31 (7)
0,07
13
Sint-Oedenrode
15
0,14 (4)
14
Landerd
6
0,04
15
Haaren
20 (10)
0,14 (3)
16
Grave
15
0,12 (5)
17
Sint Anthonis
6
0,05
18
Maasdonk
5
0,04
19
Mill en Sint Hubert
4
0,04
20
Boekel
3
0,03
21
Lith
6
0,09 (10)
656
0,10
Over de ontwikkeling van burenproblemen in de regio kunnen we, in verband met de recente hercodering van de problematiek, op basis van politiegegevens niets zeggen. Ook zijn er geen overzichtstudies voorhanden binnen de regio, waarmee een beeld kan worden verkregen van de aard en de achtergronden van wijkgebonden spanningen. Verschillende betrokkenen bij politie en gemeenten spreken evenwel – op basis van hun ervaringen in de dagelijkse aanpak van problemen – van een toenemend aantal escalaties van spanningen over de afgelopen jaren. Onlangs werd dit ook door het Verbond van verzekeraars geproblematiseerd (Telegraaf, 8 juli 2006): ‘gewoon burenruzies uitpraten’, gebeurt steeds minder. In toenemende mate worden er anderen (ook juristen) bij gehaald om problemen op te lossen. CONFLICTEN Onder de incidentcode ‘conflicten’ noteert de politie informatie over incidenten die 1. niet zijn uitgemond in een strafbaar feit zoals een geweldsdelict of een bedreiging en 2. die ook niet als een burenruzie of als gezinsproblemen geduid kunnen worden. Deze bulkcategorie omvat dus spanningen van allerhande aard, op allerhande locaties. Zonder een nadere analyse van de inhoud van de mutaties (aantekeningen van de politie) valt daardoor weinig te zeggen over de aard en achtergronden van problemen. De cijfermatige ontwikkeling van het aantal gemelde conflicten is echter veelzeggend en roept op tot nader onderzoek, of in ieder geval tot het betrekken van deze incidentcategorie bij het in de toekomst onderzoeken van sociale spanningen in buurten.
21
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Het aantal meldingen van conflicten is in de periode 2003-2005 gestegen van 1833 tot 2107. Qua spreiding van conflicten over de gemeenten scoren de grootste gemeenten en de gemeenten Landerd, Cuijk en Lith relatief hoog. De gemeenten Mill en Sint Hubert, Boekel, Haaren, Sint-Oedenrode, Sint-Michielsgestel, Sint Anthonis en Boxmeer tellen relatief weinig meldingen. Tabel 2.3 Meldingen conflicten (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantNoord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06)
Aantal meldingen conflicten in 2005 (top-10)
Aantal meldingen per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
712 (1)
0,53 (2)
+
2
Oss
406 (2)
0,53 (1)
+
3
Heusden
104 (5)
0,24 (9)
+
4
Uden
141 (3)
0,35 (4)
+
5
Veghel
103 (6)
0,28 (7)
+
6
Boxtel
111 (4)
0,37 (3)
+
7
Bernheze
72 (7)
0,24 (10)
+
8
Boxmeer
45
0,16
+
9
Sint-Michielsgestel
40
0,14
+
10
Vught
57 (9)
0,23
0
11
Cuijk
67 (8)
0,28 (6)
0
12
Schijndel
52 (10)
0,23
0
13
Sint-Oedenrode
24
0,14
0
14
Landerd
43
0,29 (5)
+
15
Haaren
19
0,14
0
16
Grave
29
0,23
0
17
Sint Anthonis
17
0,15
0
18
Maasdonk
25
0,22
0
19
Mill en Sint Hubert
12
0,11
0
20
Boekel
11
0,12
0
21
Lith
17
0,25 (8)
+
2107
0,34
De gemeentelijke ontwikkelingen van het aantal meldingen over de afgelopen jaren laten zien dat het aantal meldingen van conflicten in geen enkele gemeente is afgenomen. In 11 gemeenten is het aantal meldingen toegenomen en bij 10 gelijk gebleven. Vooral in de grotere gemeenten is het aantal meldingen van conflicten in de afgelopen jaren toegenomen, terwijl in de kleinere gemeenten veelal sprake is van een stabilisering.
22
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
UITGELICHT: AANPAK BURENRUZIES EN BUURTCONFLICTEN DOOR BUURTBEMIDDELING Een interessant voorbeeld van een geslaagde aanpak van burenruzies en buurtconflicten is het project ‘Buurtbemiddeling’ dat in oktober 2002 in ’s-Hertogenbosch in de wijk Oost van start is gegaan. In dit project bemiddelen vrijwilligers in conflicten tussen buren en buurtgenoten. Zij laten de partijen zelf tot een oplossing komen. Vanwege het grote succes is het project sinds 2004 een stedelijk project geworden. In 2004 waren er 137 aanvragen voor buurtbemiddeling. Hierbij handelde het vooral om klachten over geluidsoverlast, pesterijen en bedreigingen, parkeerproblemen, rommel op straat en overlast door kinderen of huisdieren. Van de 137 aanvragen zijn er 114 in behandeling genomen. Daarvan zijn 68 bemiddelingen direct geslaagd en 16 andere gevallen zijn na doorverwijzing via een andere instantie opgelost. Volgens onderzoek van Bureau Berenschot (Fiers, 2004) levert buurtbemiddeling onder andere veel tijdwinst op voor politie (6 uur per bemiddeling) en woningcorporaties (4 uur). Daarbij komt dat conflicten die niet door bemiddeling worden opgelost in een later stadium veel meer inzet van politie en andere instanties kunnen vergen. Andere opbrengsten van het project zijn een verbetering van het buurtklimaat en een grotere verantwoordelijkheid van de bewoners voor hun buurt. De aanpak van buurtbemiddeling wordt landelijk ondersteund door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Onlangs kwam in het nieuws dat de aanpak inmiddels zeer succesvol is in 72 gemeenten. Meer informatie over de aanpak van spanningen tussen buren en buurtgenoten kan gevonden worden via de website www.hetccv.nl en via www.goedeburen.nl van het Bureau Discriminatiezaken in Den Haag Een flink aandeel van de incidenten die vallen onder de incidentcode ‘conflicten’ vindt plaats op en rond uitgaanslocaties. Het is evident dat hier een andere aanpak geëigend is dan in het geval van conflicten in de buurt. In paragraaf 3.3 gaan we daar nader op in. Concluderend kan worden opgemerkt dat in de regio geen zicht is op de aard en de achtergronden van wijkgebonden spanningen zoals burenruzies en conflicten. Gemeenten zouden op dit punt meer inspanning moeten leveren. Professionals vermoeden een toename, escalatie én juridisering van spanningen, met name bij burenruzies. Op basis van de politiegegevens (incidentcode ‘conflicten’) kan – zonder tijdrovende nadere analyse – niet of nauwelijks inzicht worden geboden in de aard en omvang van sociale spanningen in buurten en wijken. Dat is een gemis. Aanpassing van de registratiesystematiek is aanbevelenswaard, temeer omdat het aantal bij de politie gemelde conflicten toeneemt, vooral met betrekking tot de grotere gemeenten.
2.2.4 Belediging en rassendiscriminatie Ongeveer de helft van de Turken en Marokkanen in Nederland is in 2005 eenmaal of vaker met rassendiscriminatie is geconfronteerd. Onder Surinamers en Antillianen gaat het om respectievelijk 40 en 37 procent. Van de autochtone Nederlanders zegt zo’n 2
23
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
procent het afgelopen jaar gediscrimineerd te zijn. Dit zijn uitkomsten van de Monitor Rassendiscriminatie 2005. Deze monitor is samengesteld in opdracht van het ministerie van Justitie en onderzoekt de spanningen tussen mensen van verschillende afkomst. Daarbij wordt geconstateerd dat sprake is van een zeer geringe bereidheid om gevallen van discriminatie te melden, met name omdat men meent dat melden niet helpt. Ongeveer driekwart van de slachtoffers van rassendiscriminatie heeft daarover nooit aangeklopt bij een instantie, zoals een meldpunt discriminatie, of de politie. Gemiddeld minder dan 10 procent heeft wel alle incidenten gemeld. Discriminatie gebeurt volgens de onderzoekers vooral in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Rassendiscriminatie vormt zo een belemmering voor allochtonen om te integreren en volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Rassendiscriminatie is een zeer vernederende ervaring die ertoe kan leiden dat iemand zich isoleert van de samenleving. Dat kan weer leiden tot versterkte segregatie tussen bevolkingsgroepen met alle sociale en politieke risico's van dien. Autochtonen zijn in de afgelopen jaren negatiever gaan denken over allochtonen, vooral over moslims. Beide bevolkingsgroepen zijn ook pessimistisch over de toekomst. Ruim 40 procent verwacht dat rassendiscriminatie in de komende jaren zal toenemen. In hoeverre dit landelijke beeld ook geldt voor de 21 gemeenten die binnen de grenzen van de politieregio Brabant-Noord vallen, is onbekend. Het aantal meldingen van discriminatie bij de politie bedroeg in de periode 2000-2003 jaarlijks ongeveer 10. In 2004 waren er regiobreed 26 meldingen en in 2005 18 meldingen. Dit lage aantal meldingen weerspiegelt in geen geval de werkelijkheid. Het discriminatiemeldpunt Basta! dat als werkgebied de gemeenten ‘s-Hertogenbosch, Boxtel, Schijndel en Oss heeft, telde alleen al ten aanzien van deze 4 gemeenten 83 klachten en 324 meldingen van discriminatie in 2005. Dit is een toename met bijna 30% vergeleken met het jaar 2004. Van de 324 meldingen die in 2005 vanuit de vier gemeenten binnenkwamen, hadden er 171 te maken met racistische graffiti, 182 meldingen hadden betrekking op discriminatie vanwege huidskleur, afkomst of ras, 16 meldingen gingen over discriminatie vanwege religieuze overtuiging en in 6 gevallen betrof het discriminatie op grond van leeftijd. De andere meldingen betroffen discriminatie vanwege geslacht of handicap. Dit alles wijst erop dat de bereidheid om discriminatie bij de politie te melden zeer beperkt is. Ook het aantal aangiften van discriminatie is beperkt. In een zeer klein aantal gevallen komt het uiteindelijk ook tot strafrechtelijke vervolging (Zwamborn, 2002). Volgens opgave van het openbaar ministerie handelde het in 2004 om 4 zaken vanwege discriminatie en in 2005 om 2 zaken. Intensivering van de samenwerking binnen én tussen gemeenten om beter zicht te krijgen de prevalentie en incidentie van discriminatoir gedrag zou bijdragen aan het scherp stellen van de ernst en het belang van de problematiek. Het aantal meldingen van belediging schommelt de laatste jaren rond 70. Het aantal aangiften geeft echter wel een stijgende lijn te zien. In de periode 2000-2005 is het aantal aangiften gestegen van 71 in 2000 tot 109 in 2005.
24
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
Volgens Basta! concentreert de problematiek van discriminatie zich de afgelopen jaren vooral op de islam en komen problemen als het migrantenvraagstuk nadrukkelijker naar voren. Diverse groepen – in Nederland – bekijken elkaar met een gevoel van argwaan en onzekerheid. Dat is een Europese trend, zoals blijkt uit de Eurobarometer en de European Social Survey (EUMC, 2005). Enkele incidenten in de regio wijzen in die richting. Zo werden begin 2004 in Ravenstein diverse racistische leuzen aangebracht en vond in dezelfde woonkern in november 2004 een vergadering plaats van de Germaanse Jeugd in het scoutinggebouw. Deze jeugdafdeling van de extreemrechtse Nederlandse Volks Unie (NVU) verspreidde eind december in Ravenstein ook huis aan huis een partijfolder. Onderzoek van de politie naar het voorkomen van rechtsextremisme en racisme, mede naar aanleiding van de brandstichting van de islamitische basisschool Bedir in Uden en mogelijke aanslagen op moskeeën in Uden en Veghel na de moord op Theo van Gogh, bracht echter geen aanwijzingen aan het licht dat er sprake is van vastomlijnde ideologisch radicaliserende (jongeren)groepen. Een punt van aandacht is dat dit onderzoek tevens concludeert dat de regionale registratiesystemen van de politie niet zijn toegerust voor het tactisch en strategisch in kaart brengen van racistische en extremistische spanningen. De regionale inlichtingendiensten in Brabant-Noord, Brabant ZuidOost en Limburg-Noord informeren elkaar over de ontwikkelingen op het terrein van (ideologische en religieuze) radicalisering. In Brabant-Noord krijgt deze thematiek echter minder accent dan in Limburg-Noord of Brabant Zuid-Oost. UITGELICHT: AANPAK VAN RACISME IN UDEN ‘NA BEDIR’ De twee brandstichtingen in de islamitische Basischool Bedir, eind 2004 en begin 2005, hebben veel onrust veroorzaakt, zowel in de gemeente Uden als daarbuiten. De racistische motieven van de (naar later bleek jeugdige) plegers waren meteen duidelijk. Gekoppeld aan de incidenten werd daarom meteen de vraag gesteld, zowel door lokale betrokkenen als door de media: hoeveel racisme is er eigenlijk in Uden? Doordat naar aanleiding van de incidenten veel personen in de gemeente werden geïnterviewd, kwam in korte tijd veel informatie bijeen. Het benadrukte het belang van probleemdefiniëring door verschillende lokale gremia. Sommige observaties waren nog niet eerder publiek benoemd en besproken. Enkele interessante citaten/probleemobservaties in dit kader: • 'Uden is geen racistisch dorp', meent Loek Borrèl, directeur van jongerencentrum en poppodium De Pul. Maar veel jongeren zitten wel in een leefwereld die bevattelijk is voor rechtsextremisme. 'Kijk maar hoe ze met elkaar communiceren via het internet. Als ze via msn chatten, staan er overal White Power-tekens en hakenkruisen bij. Ze hebben de ideologie niet, ze hebben Mein Kampf nooit gelezen. Maar ze zijn wel erg bezig met die cultuur van confrontatie.' (…)'Jongeren hebben veel meer een straatcultuur en komen elkaar tegen. Ze hebben nieuwe vormen van communicatie, zoals internet en mobiele telefoon, waar ouders en docenten geen vat op hebben. Allochtone jongeren eisen hun plaats in de maatschappij op. Nederlandse jongeren zijn gewend dat dat hun plaats is en zien bovendien dat de zwarte urban culture heel populair is, ook bij 25
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
blanken. Ze voelen zich bedreigd en gaan zich afzetten tegen andere culturen. Ze voelen zich bovendien gelegitimeerd door uitspraken van rechtse politici, zoals Pim Fortuyn en Wilders. Ik denk niet dat jongeren dat politieke debat volgen. Maar het versterkt wel hun gevoel van wij tegen zij.' (De Volkskrant, 2 april 2005) • ‘Volgens Bedir-directeur Van der Voorst zit Uden met een groot maatschappelijk probleem. 'Het gaat niet alleen om het in brand steken van een schooltje. Er zijn spanningen tussen jongerengroepen die al jaren aan de gang zijn en dreigen te escaleren. Die groepen opereren gescheiden en weten niets van elkaar. Maar het is in Uden niet anders dan in heel veel andere gemeenten. Het is hier alleen eerder aan de oppervlakte gekomen.' ‘(De Volkskrant, 2 april 2005) • ‘Uden is veel toleranter dan gemiddeld in de rest van Nederland als het gaat om gemengde scholen. Allochtone kinderen in de klas vinden ze in Uden geen probleem. Ze hebben wel wat meer moeite met een allochtoon als buurman. Dat staat in een rapport van derdejaars student sociologie Jan Koetsenruiter van de Radboud Universteit Nijmegen naar de gevolgen van de Bedirbrand.’ (Brabants Dagblad, 16 mei 2006)
De gemeente Uden is ‘na Bedir’ meer gaan investeren in het bijeenbrengen en bevragen van bewoners en professionals, gericht op probleemdefinitie en op het bespreekbaar maken van racistisch getinte spanningen, allereerst door verschillende probleemdefiniërende onderzoeken uit te zetten, door versterking van communicatie met en voor jongeren en door de keuze om vroegsignalering van probleemgedrag beter te gaan organiseren in de gemeente. Het signaleren van spanningen, ook van racistische aard, heeft nu meer prioriteit en staat, zo meent de gemeente Uden, aan de basis van een sterker jongerenbeleid. In 2006 vindt de evaluatie van het jeugdbeleid plaats, waarbij ook de resultaten op dit front, de beschrijving van racistisch gedrag onder jongeren (en ouderen) en de resultaten van de preventie en aanpak ervan, worden gepresenteerd. De informatie die de gemeente Uden met haar aanpak genereert kan wellicht bruikbaar zijn voor andere gemeenten. De gemeente reikt andere gemeenten het volgende overzicht aan van relevante lokale, regionale en landelijke rapportages over (bestrijding van) racisme onder jongeren: • PON (2005). Weten wie wat doet, een advies: Na de branden in Bedir is vanuit het PON ondersteuning geboden in de uitwerking van actiepunten. Gekozen is een onderzoek te doen en een advies uit te brengen, naar aanleiding van een van de meest cruciale vragen die in die periode gesteld werd. Namelijk, hoe kan het dat er onvoldoende signalen zijn opgevangen die erop wezen dat de brand gesticht zou worden? En dus, welke informatie over wie moet in de veiligheidsketen bekend zijn? En hoe kan de gemeente daarbij de regiefunctie vervullen? • Inspectie van het onderwijs (2005). Maatwerk in dialoog: De inspectie van het onderwijs heeft in de regio Uden – Veghel onderzoek gedaan naar de rol van het onderwijs op het terrein van sociale veiligheid en sociale cohesie, en handvatten worden gegeven om die bijdrage te intensiveren. Centrale vraag voor het onderzoek is of scholen in de regio de condities bevorderen, waaronder sociale veiligheid en sociale cohesie tot stand kunnen komen. • Avans hogeschool Den Bosch (2005). Uden werkt aan leefbaarheid, wijken vergelijken: In opdracht van de gemeente is, ten behoeve van het wijkgericht werken, een onderzoek gedaan en een Leefbaarheidmonitor gerealiseerd.
26
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING • Radboud Universiteit Nijmegen (2006). Gekozen voor Uden? Een belevingsonderzoek: In opdracht van de gemeente is via een steekproef een belevingsonderzoek gedaan onder inwoners van Uden. Het onderzoek meet de mate waarin inwoners zich veilig voelen in Uden en wat de maatschappelijke effecten van de brand en van het project ‘Kiezen voor Uden’ zijn. • FORUM (2005). Moskeebrand in Helden, evaluatie van de aanpak en lessen voor de toekomst: Minister Verdonk heeft Interventieteams (adviseren gemeenten over veiligheid en jeugd, interetnische spanningen, relationele druk en geweld en toegankelijkheid) geïnstalleerd. Begin 2005 wordt besloten een van de interventieteams de moskeebrand en de gemeentelijke aanpak daarop te laten volgen. Zodat de gemeente ervan kan leren en om een handreiking te bieden aan andere gemeenten. Van die evaluatie is een verslag gemaakt. Het beschrijft het kader waarbinnen de brand plaats vond (landelijke en mondiale ontwikkelingen). Het grootste deel van het rapport beschrijft stap voor stap het proces van de gebeurtenissen (het moment van brandmelding) tot de gekozen aanpak in Helden. De nadruk in de aanpak ligt op communicatie, jeugdbeleid en interetnische spanningen. • AIVD (resp. mei 2005 en jan 2006). ‘‘Lonsdale-jongeren’ in Nederland’ en ‘Vervolgonderzoek’: Op verzoek van het ministerie van binnenlandse zaken heeft de AIVD onderzoek gedaan naar het fenomeen ‘Lonsdale-jongeren’. Centrale vragen zijn in welke mate er sprake is van een georganiseerd optreden van deze jongeren, van rechts-extremistische ideologie en politieke motivaties en in hoeverre rechts-extremistische groeperingen actief rekruteren voor de politieke strijd (mei 2005). Vervolgens heeft de AIVD nader onderzoek naar deze jongeren gedaan (januari 2006). • Anne Frank Stichting (2005). Monitor racisme & extremisme, cahier 4, het Lonsdalevraagstuk: Het cahier is onderdeel van de monitor racisme en extremisme, opgesteld in samenwerking tussen de Universiteit Leiden en de Anne Frank Stichting. Het onderzoek is gericht op de aard, achtergronden, omvang en spreiding van het verschijnsel extreemrechtse gabbers. En op de diverse reactiepatronen op extreemrechtse gabbers (van media, tot justitie tot het bedrijf Lonsdale zelf). Dit lijvige, genuanceerde rapport verwoord tegen elkaar afgewogen stellingen, ervaringen, theorieën en andere onderzoeken. • SGBO (2006). Aanpak van radicalisme en radicalisering door gemeenten in Nederland: Naar aanleiding van de incidenten van de afgelopen periode, heeft SGBO een onderzoek gedaan naar radicalisme en radicalisering in de brede zin van het woord. Het onderzoek is erop gericht duidelijk te krijgen in hoeverre Nederlandse gemeente te maken hebben met dit onderwerp en op welke manier zij ondersteuning kunnen gebruiken om er beleid op te formuleren. Het onderzoek wordt uitgevoerd in 2006, onderzoeksresultaten zijn alleen in concept beschikbaar.
27
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
De belangrijkste conclusie die we op basis van de gegevens die in deze paragraaf zijn gepresenteerd kunnen trekken, is dat een regionaal beeld over omvang en aard van discriminatoir gedrag ontbreekt. De politie beschikt niet over betrouwbare gegevens. Er is bovendien niet of nauwelijks inzicht in de wijze waarop en de mate waarin discriminatoir gedrag en beledigingen de leefbaarheid in buurten of wijken zoals burgers die ervaren beïnvloedt. Niettemin zijn er aanwijzingen dat hierdoor spanningen ontstaan. Toch krijgt het signaleren, onderzoeken en beschrijven van dergelijke spanningen binnen gemeenten in de regio nauwelijks aandacht, hoewel de casus Uden bewijst dat intensivering van het verzamelen van informatie en het bevragen van burgers en professionals effect sorteert, in elk geval wat discriminatoir gedrag door jongeren betreft. Op bestuurlijk niveau is er – zowel regionaal als binnen de meeste gemeenten – geen ‘sense of urgency’ om deze problematiek tot aandachtspunt van beleid te maken. In hoofdstuk 6 komt deze problematiek nader aan de orde.
2.3.
Onveiligheidsgevoelens, leefbaarheid en sociale weerbaarheid
Leefbaarheid is een bij uitstek buurtgebonden verschijnsel. Meer in het bijzonder gaat het bij leefbaarheid om het samenspel tussen de fysieke kwaliteit, de sociale samenhang en de ervaren veiligheid van de woonomgeving. De fysieke kwaliteit van de woonomgeving kan worden aangetast door kapotte straatverlichting, graffiti of zwerfvuil. Bij sociale kenmerken handelt het om de mate van onderlinge betrokkenheid, de kwaliteit van buurtcontacten, de mate van burenhulp. De veiligheid wordt vooral bepaald door de mate waarin uiteenlopende vormen van overlast en criminaliteit worden voorkomen. De afgelopen jaren is het inzicht ontstaan dat ook vormen van ‘kleine’ criminaliteit bestreden moeten worden omdat die de leefbaarheid verhoudingsgewijs zwaar aantast, tot normvervaging leidt en het vertrouwen bij mensen in het vermogen van de overheid hen te beschermen tegen criminaliteit en overlast in de publieke ruimte schaadt. Onderzoek wijst overigens uit, zoals we in hoofdstuk 6 nog uitgebreid zullen bespreken, dat burgers (on)veiligheid veeleer als een sociaal probleem ervaren dan als een criminaliteitsprobleem (Elffers & De Jong, 2004). ONVEILIGHEIDSGEVOELENS Gaf in de periode 2001-2004 nog ongeveer een kwart van de inwoners van de regio Brabant-Noord aan zich wel eens onveilig te voelen, in 2005 is dit aandeel teruggelopen naar 18,6%. Dit is een significante afname. Het aantal mensen dat zich vaak onveilig voelt, is in de afgelopen jaren – zowel in de regio Brabant-Noord als landelijk – licht gedaald. Mensen voelen zich in de regio Brabant-Noord veiliger dan de ‘gemiddelde Nederlander’. Het aantal inwoners dat in 2005 vanwege de onveiligheid vermijdingsgedrag zei te vertonen, ligt eveneens iets onder het landelijke gemiddelde.
28
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING Percentage inwoners dat aangeeft zich wel eens of vaak onveilig te voelen (Bron: Politiemonitor bevolking) Brabant-Noord -wel eens onveilig -vaak onveilig Nederland -wel eens onveilig -vaak onveilig
2001
2002
2003
2004
2005
24,5 4,0
25,3 4,2
22,7 4,5
26,2 3,4
18,6 2,9
28,5 5,5
30,8 5,4
27,7 5,0
26,9 4,3
24,0 3,7
Percentage inwoners dat aangeeft vanwege onveiligheid bepaalde gedragingen te vermijden (Bron: Politiemonitor bevolking) 2001 2002 Brabant-Noord 7,4 7,5 -bepaalde plekken mijden 15,9 16,8 -’s avonds/’s nachts niet open doen 15,4 14,3 -waardevolle spullen thuislaten 7,8 8,0 -omrijden of omlopen 23,6 20,3 -kinderen < 15 niet laten weggaan Nederland 11,0 10,4 -bepaalde plekken mijden 18,1 16,7 -’s avonds/’s nachts niet open doen 16,9 15,5 -waardevolle spullen thuislaten 9,1 9,1 -omrijden of omlopen 22,4 26,3 -kinderen < 15 niet laten weggaan
2003
2004
2005
8,8 15,4 12,7 8,0 22,5
7,1 19,2 14,6 6,7 22,8
6,2 13,9 11,0 6,5 16,4
9,9 16,6 15,8 8,2 23,1
9,0 17,0 16,9 7,7 20,5
8,0 16,3 14,3 6,8 18,7
VERLOEDERING EN LEEFBAARHEID De leefbaarheid van een buurt kan worden uitgedrukt in de mate van verloedering die de inwoners ervaren. In de Politiemonitor bevolking is ‘verloedering’ de verzamelcategorie voor: overlast door omwonenden, overlast door groepen jongeren, andere vormen van geluidoverlast, hondenpoep op straat, rommel op straat, bekladding van muren. Wat betreft de meer fysieke vormen van verloedering: ruim 11% van de inwoners van de regio Brabant-Noord is van mening dat bekladding van muren en gebouwen in hun buurt regelmatig voorkomt. Dit percentage is in de periode 2001-2005 vrijwel gelijk gebleven. Het percentage inwoners dat vernieling van straatmeubilair veel vindt voorkomen, ligt hoger en bedraagt 17%. De belangrijkste ‘bron’ van verloedering, aldus de inwoners van Brabant-Noord is de hondenpoep op straat (37%). Verder vindt ongeveer een op de vijf inwoners van de regio Brabant-Noord dat het in hun buurt regelmatig voorkomt dat rommel op straat ligt. In 2005 zijn wel minder mensen deze mening toegedaan dan in voorafgaande jaren. Hetzelfde blijkt uit de politieregistratie van het aantal meldingen van burgers over graffiti en defect straatmeubilair.
Uit gegevens van het openbaar ministerie over het aantal door de politie in de regio Brabant-Noord aangeleverde zaken in verband met het storten van klein afval valt af te lezen dat het aantal zaken na een piek in de jaren 2002 en 2003 de laatste jaren weer een dalende lijn vertoont. 29
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Instroom aantal rechtbankzaken vanwege storten van klein afval (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 2002 2003 2004 -
4
53
53
40
2005 31
GEOGRAFISCHE SPREIDING Wat meldingen van overlast door graffiti betreft, scoren de gemeenten Oss, Bernheze, Maasdonk en Uden relatief het hoogst. Vooral Veghel, Boxmeer, Sint-Michielsgestel en de kleinere gemeenten tellen relatief weinig meldingen. De problematiek is qua aantal meldingen het grootst in Oss, ’s-Hertogenbosch, Uden en Bernheze. Het aantal meldingen van graffiti is alleen in Uden, Haaren en ’s-Hertogenbosch de laatste jaren toegenomen. In 14 gemeenten is het aantal meldingen gelijk gebleven en in Boxtel, Sint-Michielsgestel, Cuijk en Schijndel is sprake van een daling. Meldingen van defect straatmeubilair komen vooral uit ’s-Hertogenbosch en in mindere mate ook uit Vught, Boxtel, Oss en Uden. Qua spreiding over de gemeenten vinden we de relatief hoogste scores voor de gemeenten Vught, ’s-Hertogenbosch, Boxtel en Landerd. Bernheze, Sint-Michielsgestel en de kleinere gemeenten tellen relatief weinig meldingen. Meldingen van defect straatmeubilair zijn alleen in Heusden, Uden, Boxtel, Vught en Landerd de laatste jaren toegenomen. In 11 gemeenten is het aantal meldingen gelijk gebleven en in ’s-Hertogenbosch, Oss, Veghel, Sint-Michielsgestel en Sint-Oedenrode is sprake van een afname.
UITGELICHT: WIJKTOEZICHT, WIJKWINKELS EN TERUGKOPPELING BIJ MELDINGEN Om het gevoel van veiligheid van de burgers te vergroten en de leefbaarheid in de wijk te bevorderen hebben een aantal grote gemeenten zoals Oss en ‘s-Hertogenbosch gekozen voor een wijkgerichte aanpak. Zo zijn in Oss medewerkers van Toezicht Openbare Ruimte actief die zich o.a. bezig houden met de bestrijding van hondenpoepoverlast. Daarnaast signaleren zij milieukwesties en gebreken aan straatmeubilair, houden zij toezicht op de markt, in de winkelcentra en op de stations en bemiddelen ze bij burenruzies. Om ‘erosievandalisme’ te voorkomen worden vernielingen aan straatmeubilair zo snel mogelijk hersteld. Burgers kunnen vernielingen ook melden bij de servicebalie van de gemeente, waarna zo snel mogelijk actie wordt ondernomen. In ’s-Hertogenbosch zijn in het kader van de wijkgerichte aanpak onder meer wijkwinkels opgezet, opereren in een aantal wijken buurtplatforms en zijn in bepaalde wijken samen met bewoners wijkveiligheidscontracten opgesteld waarin prioriteiten zijn opgenomen die aangepakt zullen worden om de veiligheid en leefbaarheid in de wijk te vergroten. Om het publiek duidelijk te maken dat de politie meldingen van burgers over overlast en criminaliteit serieus neemt koppelt de politie in ’s-Hertogenbosch sinds 2005 – conform het regiobeleid – informatie over de voortgang en afloop van aangemelde zaken terug aan degene die de melding heeft gedaan. Een praktisch knelpunt is dat meldingen van defect straatmeubilair zowel bij politie als bij gemeenten binnen komen. Van een centrale registratie bij en door gemeenten is niet overal sprake. Om een goed beeld te krijgen en vooral adequaat te kunnen reage30
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
ren is het niettemin van belang de informatie van beide kanalen bijeen te brengen. De taak en verantwoordelijkheid die gemeenten hierin hebben – blijkens de kerntakennotitie – verdient nadrukkelijk aandacht.
2.4.
Geweld in en om de woning
2.4.1. Kindermishandeling Naar schatting worden in Nederland jaarlijks 80.000 kinderen ernstig mishandeld en overlijden 40 kinderen hierdoor. Wanneer mensen het vermoeden hebben dat mogelijk sprake is van kindermishandeling of gevallen van kindermishandeling willen melden, kunnen zij zich wenden tot het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) in hun regio. Sinds 2003 is dit verplicht voor mensen die beroepshalve met kinderen van doen hebben met kinderen en een vermoeden hebben van kindermishandeling (onderwijs, jeugdzorg, artsen). De woonplaats van het kind waarover zorgen bestaan, bepaalt welk AMK een adviesvraag of melding afhandelt. In Nederland hebben de AMK’s 34.000 meldingen in 2004 geregistreerd. Hoewel het aantal meldingen redelijk stabiel blijft is de laatste jaren een duidelijke toename te zien van het aantal advies- en consultvragen bij AMK’s. Dat wijst op een groeiende maatschappelijke alertheid. De politieregio Brabant-Noord maakt, samen met politieregio Brabant Zuid-Oost, deel uit van het AMK Oost-Brabant in Helmond. Het aantal eerste contacten met het AMK is in de periode 2000-2004 aanzienlijk toegenomen. Met name het aantal meldingen heeft een explosieve groei doorgemaakt. In 2004 is 2181 keer contact opgenomen met het AMK in verband met (vermoedens van) kindermishandeling. Er was 985 keer sprake van een éénmalig advies, 460 keer ging het om een advies met vervolgcontact en 736 keer kwam het tot een melding. Bij deze cijfers dient opgemerkt te worden dat het AMK meldingen per gezin registreert. Eén melding kan dus meer kinderen per gezin betreffen. Daarnaast is het mogelijk dat in een jaar meermaals over hetzelfde kind advies wordt gevraagd. Deze dubbeltellingen zijn om privacyredenen niet te achterhalen. De gegevens over het jaar 2005 zijn bij de vervaardiging van deze Atlas nog niet beschikbaar. Aantal eerste contacten met AMK Oost-Brabant (Bron: Wolzak, NIZW) 2000
2003
2004
Eenmalig advies Vervolgcontact Melding
559 120 162
568 250 462
985 460 736
Totaal
841
1280
2181
Het aantal meldingen en aangiften van kindermishandeling bij de politie BrabantNoord is zeer laag vergeleken met het aantal meldingen van vermoede kindermishandeling bij AMK’s. In de periode 2000-2005 worden jaarlijks gemiddeld ongeveer 10 meldingen gedaan. Het aantal aangiften in de regio Brabant-Noord wisselt van jaar tot jaar maar neemt over het geheel wel duidelijk toe en verdubbelt ruimschoots van 12 in 2000 tot 28 in 2005. Het aantal verdachten verdriedubbelt in de periode van 14 tot 43.
31
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
De meeste aangiften van kindermishandeling worden gedaan in ’s-Hertogenbosch, Oss en Heusden. Meldingen, opgenomen aangiften en verdachten kindermishandeling periode 2000-2005 (Bron: Gids) 2000 2001 2002 2003 2004 2005 10 9 11 7 11 15 Meldingen 28 18 19 33 15 12 Aangiften 43 15 35 27 18 14 Verdachten
2.4.2. Huiselijk geweld De politie heeft landelijk in 2004 ruim 56.000 incidenten van huiselijk geweld geregistreerd. In 2005 blijkt landelijk een lichte stijging (2%) te zien van geregistreerde huiselijk geweld incidenten ten opzichte van 2004, hoewel nog steeds wordt gesproken over het bekende topje van de ijsberg. Eerder onderzoek wees uit dat maar een klein deel – ongeveer 12% - van alle huiselijk geweld incidenten bij de politie wordt gemeld (Ferwerda, 2006). Binnen de meldingen van huiselijk geweld betreft het grootste deel (70%) geweld tussen (ex-) partners. Ruim driekwart van de slachtoffers zijn vrouwen en ruim 1 op de 10 zijn kinderen onder de 18. Ouderen (boven de 55 jaar) vormen ruim 7% van de geregistreerde meldingen. Onder ouderen zijn mannen en vrouwen ongeveer gelijkelijk slachtoffer. In ruim 41% van alle huiselijk geweld meldingen gaat het om lichamelijk geweld. In bijna twee-derde van de nu geregistreerde gevallen komt de pleger van huiselijk geweld meer dan één keer voor in het registratiesysteem (veelpleger). Omgekeerd is ruim 6% van alle veelplegers ook als pleger betrokken bij huiselijk geweld (de zgn. ‘generalisten’). Daarom wil men de komende jaren landelijk een aanpak voor veelplegers huiselijk geweld ontwikkelen. Veelplegers zijn in ruim 98% van de gevallen mannen in de leeftijd van 25 tot 55 jaar waarvan driekwart in Nederland is geboren. (Ferwerda, 2006). Ook de registratie van huiselijk geweld is een aandachtspunt bij de regionale politiekorpsen. Op 1 januari 2004 hebben de regionale politiekorpsen de landelijke projectcode ‘huiselijk geweld’ ingevoerd. Formeel was dat ook het geval in de regio BrabantNoord. De invoering van de landelijke projectcode bracht met zich dat alle relevante delicten (handmatig) gelabeld moesten worden met die code. Navraag bij de politie heeft geleerd dat dit proces in de loop van 2004 zijn beslag heeft gekregen. Dit betekent dat het aantal van 2.454 incidenten van huiselijk geweld dat in 2004 bij de politie is geregistreerd een schattingscijfer betreft, aangezien in dat jaar nog niet systematisch met de landelijke code ‘huiselijk geweld’ werd gewerkt. Een nadere specificatie van de regionale problematiek is voor 2004 daarom niet mogelijk. Vanaf januari 2005 zijn wel verdiepende analyses te maken, maar de politie heeft van die mogelijkheid nog geen gebruik gemaakt.
32
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING Tabel 2.4: Aangiften, incidenten en meldingen huiselijk geweld in 2005, op basis van depolitieregistratie (Bron: BPS, projectcode Huiselijk geweld) Gemeenten regio Brabant-Noord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06)
Aantal aangiften huiselijk geweld in 2005 (top10)
Aantal meldingen huiselijk geweld in 2005 (top10)
Aantal incidenten huiselijk geweld in 2005 (top10)
Aantal incidenten huiselijk geweld in 2005 per 100 inwoners (top10)
1
’s-Hertogenbosch
397 (1)
888 (1)
1.463 (1)
1,08 (1)
2
Oss
132 (2)
187 (2)
325 (2)
0,43 (6)
3
Heusden
53 (5)
159 (3)
249 (3)
0,58 (2)
4
Uden
78 (3)
132 (4)
218 (4)
0,54 (4)
5
Veghel
45 (7)
73 (6)
115 (7)
0,31
6
Boxtel
54 (4)
71 (8)
116 (6)
0,39 (7)
7
Bernheze
29
36
59
0,20
8
Boxmeer
44 (8)
48 (9)
90 (9)
0,31
9
Sint-Michielsgestel
27
44 (10)
61
0,22
10
Vught
31 (10)
88 (5)
142 (5)
0,56 (3)
11
Cuijk
35 (9)
72 (7)
107 (8)
0,44 (5)
12
Schijndel
45 (6)
42
79 (10)
0,34 (8)
13
Sint-Oedenrode
5
11
24
0,14
14
Landerd
12
28
40
0,27
15
Haaren
9
26
40
0,29
16
Grave
15
27
41
0,32 (9)
17
Sint Anthonis
6
8
12
0,10
18
Maasdonk
14
23
33
0,29
19
Mill en Sint Hubert
4
6
10
0,09
20
Boekel
5
14
22
0,23
21
Lith
7
9
21
0,31 (10)
1.047
1.992
3.267
0,52
Het aantal aangiften van huiselijk geweld in 2005 is het hoogst in ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Boxtel, Heusden en Schijndel. Het aantal meldingen is het hoogst in de vier grootste gemeenten, Vught en Veghel. Het aantal incidenten is eveneens het hoogst in de vier grootste gemeenten, gevolgd door Vught en Boxtel. Kijken we naar de relatief hoogste scores met betrekking tot het aantal incidenten – een indicator voor de totale omvang van de problematiek – dan is het beeld diffuser. In ’sHertogenbosch komen ook relatief de meeste incidenten huiselijk geweld voor, terwijl Oss naar verhouding laag scoort. Kleinere gemeenten als Vught en Cuijk scoren naar verhouding echter hoog, evenals Schijndel, Grave en Lith. Hierbij
33
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
dient te worden opgemerkt dat de ‘graadmeter’ voor de prevalentie en/of incidentie van huiselijk geweld niet bestaat. Een betrouwbare vergelijking tussen de cijfers van 2004 en 2005 is om technische redenen niet te maken3. Het gestegen aantal incidenten in 2005 wijst in elk geval op een verbeterde registratie bij de politie. Voorts kan geconcludeerd worden dat de aangiftebereidheid in 2005 is gegroeid. Dit is ook het doel van het politiebeleid: men wil realiseren dat het aantal ‘eerste aangiften’ toeneemt. Het aantal vervolgmeldingen en -aangiften wil men juist doen dalen. In hoeverre dat laatste lukt, zou nader moeten worden onderzocht. Uit gegevens van het openbaar ministerie valt op te maken dat in de periode 20032005 sprake is van een forse toename van het aantal huiselijk geweld zaken: in 2003 vonden 87 zaken plaats, in 2005 ging het om een aantal van 128. Het Korpsjaarplan 2006 van de politie Brabant-Noord onderstreept dat ook het aantal aangehouden huiselijk geweldplegers en het aantal ingezonden dossiers door politie aan het openbaar ministerie is gegroeid (464 aanhoudingen in 2004, 555 in 2005 en 477 ingezonden dossiers aan het openbaar ministerie in 2004, 624 in 2005). Deze situatie sluit aan bij landelijke ontwikkelingen in de richting van geïntensiveerd vervolgingsbeleid op het gebied van huiselijk geweld. De informatiepositie van politie en andere betrokken partijen, zo kan hier in concluderende zin worden gemeld, laat echter nog te wensen over. De veiligheidshuizen in de regio brengen vooralsnog geen verbetering in deze situatie. Er zijn bij veiligheidshuizen, dan wel gemeenten of politie geen overzichten beschikbaar van alle besproken casus in de verschillende regionale huiselijk geweld overleggen, terwijl juist hierdoor een duidelijk beeld zou kunnen ontstaan met betrekking tot de aard van de problematiek - geweld, bedreiging, stalking etc. Een belangrijk aspect als de relatie tussen dader en slachtoffer zou beter over het voetlicht kunnen komen, evenals de precieze kenmerken van daders en slachtoffers. Aan deze informatieverzameling wordt te weinig belang gehecht. Hierdoor is het niet mogelijk om te beschrijven welke personen, in welke situaties op welk moment de aandacht hebben van professionals en evenmin wat in deze situaties al is bereikt.
3
34
Voor alle gepresenteerde meetwaarden geldt dat de aantallen tot stand zijn gekomen op basis van de projectcode HG, onafhankelijk welke incidentcode er onder hangt (bijvoorbeeld: overige conflicten, relatieproblemen, bijzondere inbreuk veiligheid, hulpverlening etc). In 2005 is er sprake geweest van wijzigingen in de registratie van huiselijk geweld en zijn er nieuwe versies van het software programma GIDS geïmplementeerd waarbij BPS met terugwerkende kracht opnieuw is ingelezen.
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
In de regio Brabant-Noord hebben alle gemeenten expliciet een aanpak van huiselijk geweld ontwikkeld, deels in regionaal of subregionaal verband (Vgl. Berg & Van Egten, 2006). De mate waarin die aanpak aantoonbaar geïmplementeerd is, blijft een punt van zorg. Over de impact van de districtelijke convenanten kunnen vooralsnog geen ‘harde’ uitspraken worden gedaan. Binnen de politie heeft de aanpak huiselijk geweld nog steeds een ‘projectstatus’. De bestuurlijke prioriteit verschilt van gemeente tot gemeente. Het is niet duidelijk of gemeenten in de regio gelegenheid zien om op adequate wijze deel te nemen aan het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) Brabant-Noord dat met ingang van 29 maart 2006 is geopend. Op welke manier die participatie vorm krijgt in een concreet hulpverleningsaanbod is eveneens lastig te achterhalen. In de regio hebben 13 gemeenten hun aanbod in kaart gebracht in het Sporenboek huiselijk geweld, een activiteit die voortvloeide uit het in 2005 gesloten convenant, maar de werking en de effectiviteit van het hulpverleningsaanbod blijft onderbelicht. Opvallend is dat de vrouwenopvang nergens als partner wordt genoemd, hoewel die vaak de eerstaangewezen partner is voor overleg bij acute crises die bij de politie terechtkomen4. Op regionaal niveau is meer bestuurlijke sturing wenselijk. UITGELICHT: CASUSOVERLEG HUISELIJK GEWELD De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft de coördinatie van de aanpak van Huiselijk geweld ondergebracht in het Veiligheidshuis, bij een casusoverleg. Een keer per week komen de volgende partners met elkaar samen voor overleg: Stichting Madi (maatschappelijk werk, voorzitter), Bureau Documentatie van de gemeente (secretaris), Openbaar Ministerie, Politie, Bureau Jeugdzorg (onderdeel Toegang), Slachtofferhulp (SHN). Deze verschillende partners hebben als taak alle bij hen binnengekomen signalen van huiselijk geweld te delen en informatie te bundelen over betrokken daders, slachtoffers en over eventuele getuigen bij het huiselijk geweld, zodat afspraken kunnen worden gemaakt over mogelijke interventies gericht op het stoppen van het geweld. De rollen zijn daarbij als volgt verdeeld: • Madi: dader-motiveringsgesprekken voeren, eerstelijns hulp verlenen, doorgeven van signalen aan ‘Kindspoor’5. 4
5
Hoewel opgemerkt dient te worden dat de gemeente ’s-Hertogenbosch als centrumgemeente rechtstreeks de financiële middelen ten behoeve van de vrouwenopvang ontvangt en de andere gemeenten alleen bestuurlijk zijn betrokken, biedt deze constatering geen verklaring voor het feit dat de vrouwenopvang in geen van de gemeenten wordt genoemd als lokale partner in de praktijk van de beleidsuitvoering op het terrein van huiselijk geweld. Kindspoor is een samenwerkingsmodel waarin een groot aantal partijen dat betrokken is bij de hulp aan kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld de handen ineengeslagen heeft. Het model is overgenomen uit de regio Midden-Holland waar ze al goede ervaringen hebben opgedaan. Het kindspoor in ’s-Hertogenbosch wordt gevormd door de politie, het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de GGD Hart voor Brabant, ggz ’s-Hertogenbosch en het maatschappelijk werk (MADI). Het meldtraject begint bij de politiebemoeienis. Bij de afhandeling van huiselijk geweld zaken, voert de politie voortaan ook de gegevens van de woonachtige kinderen tot achttien jaar in het registratiesysteem in. Op deze manier worden de kinderen zichtbaar. Vanaf daar voert het traject verder via het Bureau
35
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
• Openbaar Ministerie: naar aanleiding van aangiftes en meldingen beoordelen van strafbare feiten en het nemen van vervolgingsbeslissingen op maat. • Politie: informatie met betrekking tot de casussen completeren, opstellen van PV’s en inzetten van opsporingscapaciteit conform afspraak. • Bureau Jeugdzorg: waar kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld, schatten welk traject daarvoor nodig is. • Slachtofferhulp: eerste opvang van slachtoffers, doorverwijzen naar hulpverlening en aan ‘Kindspoor’ signalen doorgeven.
Eén keer per week worden alle meldingen en aangiftes die door de politie onder de projectcode huiselijk geweld zijn weggeschreven getoetst op juridische aspecten en op mogelijkheden voor hulpverlening. In elk overleg worden ongeveer vijf tot tien van de op dat moment meest urgente zaken behandeld. Criteria voor de inbreng zijn indicatie op: 1. verslaving bij betrokkenen; 2. recidive van de verdachten of slachtoffers; 3. de aanwezigheid van kinderen. Naar aanleiding van de meldingen en aangiftes worden passende trajecten uitgezet. Dit kunnen vrijwillige trajecten zijn, maar ook (justitiële) dwang- en drangtrajecten. Soms, worden bij het overleg ook extra partners om de tafel gehaald, zoals Stichting Reclassering Nederland, Novadic-Kentron, GGZ, Stichting Kairos, bijvoorbeeld wanneer aanvullende informatie wordt gezocht of een advies nodig is over specifieke interventiemogelijkheden. Kern van de aanpak van het casusoverleg is dat er aandacht is voor zowel slachtoffer, dader als mogelijke kinderen die betrokken zijn bij het geweld van hun ouders. Het overleg wordt door de partners als zeer constructief gezien. Als verbeterpunt wordt nog wel genoemd de overdracht van zorgmeldingen aan bureau Jeugdzorg (Jaarrapportage 2005 District Den Bosch, 2006)
2.5. Publiek geweld en dreiging met geweld Bijna een kwart van alle in Nederland gerapporteerde delicten is een gewelddelict (Eggen en van der Heide, 2005; Wittebrood, 2006): een zedendelict, mishandeling of bedreiging met geweld. Jaarlijks wordt bijna 2% van de bevolking van 15 jaar en ouder slachtoffer van mishandeling en ruim 4% van bedreiging met geweld. Op basis hiervan wordt geschat dat in 2004 ongeveer 255.000 mishandelingen en 573.000 bedreigingen hebben plaatsgevonden. Sinds begin jaren negentig schommelt het aantal mishandelingen rond de 20 per 1000 inwoners. Het aantal bedreigingen is sinds begin jaren negentig toegenomen en bedraagt de laatste jaren bijna 50 per 1000 inwoners (Wittebrood, 2006). Geweldincidenten hebben een grote invloed op gevoelens van onveiligheid onder burgers. Deze vorm van criminaliteit is dan ook nadrukkelijk benoemd als een van de prioriteiten van de politie Brabant-Noord. Uit een onderzoek naar de aard en omvang van huiselijk en publiek geweld (Lünnemann en Bruinsma, 2005) kwam naar voren dat ongeveer tweederde van de publieke Jeugdzorg en, eventueel, de Raad voor de Kinderbescherming. GGD Hart voor Brabant is projectleider. De organisaties hebben met het kindspoor vijf doelen voor ogen: 1. een veilige situatie voor het kind creëren, 2. de kans op een verstoorde ontwikkeling terugdringen, 3. ontwikkelingsproblematiek signaleren, 4. het kind en de opvoeders een adequaat hulpaanbod bieden, 5. de opvoeders bevorderen om hun verantwoordelijkheid te nemen en het geweld te stoppen. Kindspoor is begin 2005 van start gegaan. 2004 werd gebruikt om medewerkers van organisaties te trainen en het hulpverleningsaanbod te verbeteren.
36
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
geweldincidenten zich afspeelt tussen personen die aangeven elkaar niet te kennen. In bijna een kwart van de geweldincidenten zijn meer personen gewelddadig tegen één slachtoffer. Ongeveer de helft van de publieke gewelddelicten speelt zich af in de woonwijk en een kwart in het uitgaanscentrum. Een op de vijf geweldincidenten wordt door het betrokken slachtoffer getypeerd als 'geweld zonder aanleiding'. Alcohol speelt in het bijzonder een rol bij geweldincidenten gepleegd in het uitgaanscircuit en vaak zijn het dan juist de slachtoffers die hebben gedronken. Drugsgerelateerde incidenten spelen zich voornamelijk af in de woonwijk en het uitgaanscircuit. Het aantal publieke geweldincidenten is gerelateerd aan de urbanisatiegraad. Hoe meer verstedelijkt een gemeente is, des te meer geweldincidenten zich voordoen. Dit geldt eveneens voor het aandeel zware delicten in het totaal van aangiften van publiek geweld, de mate waarin wapens worden gehanteerd door de verdachten, het veroorzaakte letsel en de agressiviteit van de kant van slachtoffers. De verdachten van publiek geweld zijn doorgaans man (85%). De gemiddelde leeftijd is 26 jaar en er is sterke concentratie in de jongste leeftijdsgroepen. Met name 19-minners blijken peergroup-gericht in het plegen van geweld: ze ondergaan sterke invloed van leeftijdgenoten in wie ze voorbeelden zien. Er zijn nauwelijks verdachten ouder dan 45 jaar (nog geen tien procent). Verdachten die betrokken zijn bij incidenten waarbij sprake is van uitlokking of die zonder aanwijsbare redenen ontstaan, zijn gemiddeld duidelijk jonger dan andere verdachten. Bij incidenten die zonder een duidelijke reden ontstaan, zijn vooral verdachten jonger dan 15 jaar betrokken. Verdachten die zwaar geweld gebruiken wijken naar leeftijd, geslacht en geboorteland niet af van verdachten die geen of in lichte mate geweld gebruiken. Tevens blijken niet in Nederland geboren verdachten vaker een wapen te gebruiken bij geweldincidenten in de publieke sfeer dan in Nederland geboren verdachten. Bijna 30% van de verdachten van publiek geweld heeft in de drie jaren voorafgaand aan het gepleegde delict eerder (minimaal eenmaal) als verdachte met de politie contact gehad. Van recidiverend politiecontact, in het bijzonder inzake gewelddelicten, is in die periode sprake bij ongeveer 10 % van de verdachten (Lünnemann en Bruinsma, 2005). 2.5.1. Bedreiging Afgaande op de uitkomsten van de Politiemonitor bevolking is ruim 3% van de inwoners van Brabant-Noord in 2005 één of meer keer het slachtoffer geweest van bedreiging. Het aantal aangiften van bedreiging is de laatste jaren, na een sterke toename in de periode 2000-2003, vrijwel gelijk gebleven en bedraagt ongeveer 1050. Het aantal aangehouden verdachten van bedreiging is zeer beperkt. In 2005 handelde het om 12 verdachten. Omdat het openbaar ministerie ‘bedreigingen’ niet als separate categorie registreert, is geen informatie beschikbaar over het aantal rechtzaken in verband met bedreiging. GEOGRAFISCHE SPREIDING De meeste aangiften van bedreiging worden gedaan in ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Heusden, Boxtel, Boxmeer en Veghel. De relatief hoogste scores zijn voor ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Boxtel, Boxmeer, Cuijk en Schijndel. De gemeenten Mill en Sint Hubert, Sint-Oedenrode, Boekel, Landerd, Haaren, Maasdonk en Sint-Michielsgestel tellen relatief weinig aangiften van bedreiging. 37
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Het merendeel van de bedreigingen vindt plaats in de centra van steden. Daarnaast wordt de laaste jaren met name in de werkgebieden West 1 in ’s-Hertogenbosch en Schadewijk-Megen en Ruwaard in Oss in toenemende mate aangifte gedaan van bedreiging. De top-10 van locaties (straten) in de regio Brabant-Noord waar in 2005 de meeste bedreigingen plaatsvonden (op een totaal van 1746 incidenten) is: 1. Stationsplein in ‘s-Hertogenbosch (13 incidenten) 2. Vogelstraat in ‘s-Hertogenbosch6 (13) 3. Parade in ‘s-Hertogenbosch (12) 4. Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch (10) 5. Onderwijsboulevard in ‘s-Hertogenbosch (10) 6. Abdijlaan in Uden (9) 7. Markt in Uden (8) 8. Kerkstraat in Zeeland (8) 9. Beatrixhof in Uden (8) 10. Elderom 315 in Boxmeer (8) Tabel 2.5 Aangiften bedreiging (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantNoord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06)
Aantal aangiften bedreiging in 2005 (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
363 (1)
0,27 (1)
0
2
Oss
148 (2)
0,19 (2)
+
3
Heusden
54 (4)
0,13 (8)
–
4
Uden
78 (3)
0,19 (3)
0
5
Veghel
49 (7)
0,13 (9)
0
6
Boxtel
53 (6)
0,18 (5)
0
7
Bernheze
29 (10)
0,10
+
8
Boxmeer
53 (5)
0,18 (4)
0
9
Sint-Michielsgestel
22
0,08
0
10
Vught
25
0,10
–
11
Cuijk
33 (9)
0,14 (6)
0
12
Schijndel
33 (8)
0,14 (7)
0
13
Sint-Oedenrode
4
0,02
–
14
Landerd
10
0,07
0
15
Haaren
11
0,08
0
16
Grave
16
0,12
–
6
38
Een verklaring voor de hoge ‘score’ van de Vogelstraat in ’s-Hertogenbosch is dat het hoofdbureau van politie aldaar is gevestigd.
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING 17
Sint Anthonis
15
0,13 (10)
+
18
Maasdonk
9
0,08
0
19
Mill en Sint Hubert
1
0,01
–
20
Boekel
5
0,05
0
21
Lith
8
0,12
+
1019
0,17
Het aantal aangiften van bedreiging is alleen in de gemeenten Heusden, Vught, SintOedenrode, Grave en Mill en Sint Hubert afgenomen, terwijl in Oss, Bernheze, Sint Anthonis en Lith sprake is van een toename. Bij de overige 12 gemeenten is het aantal aangiften in de periode 2003-2005 gelijk gebleven. 2.5.2. Gewelddelicten Volgens de uitkomsten van Politiemonitor bevolking is 1 op elke 100 inwoners van de regio Brabant-Noord in 2005 één of meer keer slachtoffer geweest van mishandeling. In de periode 2001-2005 is het aantal mishandelingen nagenoeg gelijk gebleven. In alle onderscheiden jaren ligt het aantal mishandelingen in de regio Brabant-Noord op landelijk niveau. Het aantal aangiften van geweldincidenten is in de periode 2003-2005 nagenoeg gelijk gebleven. Jaarlijks betreft het ongeveer 1700 aangiften. Van geweldincidenten waarbij sprake is van letsel wordt veel vaker aangifte gedaan dan bij de incidenten waarbij dat niet het geval is. Het aantal aangiften van openlijke geweldpleging en van geweldincidenten waarbij gebruik is gemaakt van een wapen en het slachtoffer letsel heeft opgelopen is de laatste jaren licht teruggelopen. De laatste jaren is ook sprake van een zekere toename van aangiften van geweldincidenten waarbij geen sprake is van letsel. In 2005 betrof dat ongeveer 40% van de aangiften. Wat het gebruik van wapens bij geweldincidenten betreft is er in de afgelopen jaren geen verschuiving opgetreden. In alle jaren is bij ongeveer 84% van de aangiften van geweldincidenten geen gebruik gemaakt van een wapen. In 1% van de gevallen was een vuurwapen in het spel. Het aantal aangehouden verdachten van geweldincidenten is in de periode 2000-2005 vrijwel gelijk gebleven. De top-10 van locaties in de regio Brabant-Noord waar in 2005 de meeste publieke geweldincidenten plaatsvonden (op een totaal van 2614 incidenten) is: 1. Parade in ’s-Hertogenbosch (88 incidenten) 2. Markt in Uden (46) 3. Karrenstraat in ’s-Hertogenbosch (45) 4. Kerkstraat in Zeeland (32) 5. Markt in Boxtel (29) 6. Stationsplein in ’s-Hertogenbosch (27) 7. Eikenboomgaard in Oss (26) 8. Torenstraat in ’s-Hertogenbosch (24) 9. Hinthamerstraat in ’s-Hertogenbosch (20) 10. Lunettenstraat in Vught (18) 39
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Aangiften geweldincidenten, periode 2000-2005 (bron: BPS) Aangiften Openlijk geweld tegen personen Homogeweld Geweld zonder letsel zonder wapen Geweld zonder letsel met wapen Geweld zonder letsel met vuurwapen Geweld met letsel zonder wapen Geweld met letsel met wapen Geweld met letsel met vuurwapen Geweld dodelijk zonder wapen Geweld dodelijk met wapen Geweld dodelijk met vuurwapen
2000
2001
2002
2003
2004
2005
0 3 414 75 7 819 168 5 1 0 0
2 1 480 85 5 868 199 5 0 0 1
152 0 543 93 13 767 176 5 0 0 0
229 1 464 93 6 758 187 3 1 0 0
257 1 467 80 3 682 159 5 0 1 0
198 1 483 83 1 749 148 3 1 1 0
De rubricering van gewelddelicten bij het openbaar ministerie wijkt af van die van de politie. In de registratie van het openbaar ministerie worden de navolgende gewelddelicten onderscheiden: mishandeling, geweld tegen politie, geweld in het publieke domein, openlijke geweldpleging, moord en doodslag en overige integriteit. Ingeval van gewelddelicten komt het uiteindelijk relatief vaak tot een strafrechtelijke vervolging. Het aantal rechtbankzaken in verband met mishandeling en openlijke geweldpleging is in de voorbije jaren duidelijk toegenomen. Bij de andere onderscheiden gewelddelicten is het aantal rechtbankzaken in de voorbije jaren vrijwel gelijk gebleven. Instroom aantal rechtbankzaken gewelddelicten (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 576 501 -mishandeling 0 0 -geweld tegen politie 0 0 -geweld publieke domein 350 317 -openlijke geweldpleging 86 70 -moord en doodslag 304 207 -overig persoonlijke integriteit
2002 697 0 2 337 75 333
2003 698 19 36 464 80 332
2004 643 20 21 486 92 435
2005 773 18 14 465 84 359
GEOGRAFISCHE SPREIDING De meeste aangiften van gewelddelicten worden gedaan in ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Boxtel, Heusden, Veghel en Vught. Qua spreiding van de problematiek over de gemeenten vinden we de relatief hoogste scores voor ’s-Hertogenbosch, Boxtel, Uden, Oss, Landerd, Vught, Schijndel, Maasdonk, Heusden en Veghel. De gemeenten Mill en Sint Hubert, Boekel en Sint-Michielsgestel tellen relatief weinig aangiften van gewelddelicten. Het aantal aangiften is de afgelopen jaren alleen in ‘s-Hertogenbosch (vooral in de Binnenstad, West 1 en Rosmalen) en Haaren toegenomen, terwijl in Oss, Bernheze, Boxmeer, Sint-Michielsgestel, Cuijk, Landerd en Grave sprake is van een afname. Bij de overige 12, voornamelijk kleinere, gemeenten is het aantal aangiften de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven. 40
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING Tabel 2.6 Aangiften gewelddelicten (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantAantal aangiften Noord, geordend naar inwogewelddelicten in nertal (d.d. 01-01-06) 2005 (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
650 (1)
0,48 (1)
+
2
Oss
209 (2)
0,27 (4)
–
3
Heusden
80 (5)
0,19 (9)
0
4
Uden
111 (3)
0,28 (3)
0
5
Veghel
71 (6)
0,19 (10)
0
6
Boxtel
99 (4)
0,33 (2)
0
7
Bernheze
44
0,15
–
8
Boxmeer
47 (9)
0,17
–
9
Sint-Michielsgestel
21
0,07
–
10
Vught
56 (7)
0,22 (6)
0
11
Cuijk
44 (10)
0,18
–
12
Schijndel
50 (8)
0,22 (7)
0
13
Sint-Oedenrode
29
0,17
0
14
Landerd
40
0,27 (5)
–
15
Haaren
23
0,17
+
16
Grave
20
0,16
–
17
Sint Anthonis
21
0,18
0
18
Maasdonk
25
0,22 (8)
0
19
Mill en Sint Hubert
8
0,07
0
20
Boekel
10
0,11
0
21
Lith
10
0,15
0
1668
0,27
RECIDIVE ONDER GEWELDPLEGERS Van de 2.236 personen die in 2005 van 1 gewelddelict verdacht werden, werden 595 personen eerder al in de periode 2000 tot en met 2005 van een publiek gewelddelict verdacht. Van deze recidiverende groep worden 352 personen verdacht van het plegen van 1 eerder gewelddelict, 134 personen van 2 eerdere gewelddelicten, 61 personen van 3 eerdere gewelddelicten, 22 personen van 4 eerdere gewelddelicten, 15 personen van 5 eerdere gewelddelicten, 4 personen van 6 eerdere gewelddelicten, 6 personen van 7 eerdere gewelddelicten en 1 persoon van 10 eerdere gewelddelicten. Deze groep van 595 geweldrecidivisten telt 454 personen ouder dan 18 jaar, 140 personen in de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar en 1 persoon jonger dan 12 jaar. De groep bestaat uit 528 mannen en 67 vrouwen. De meeste verdachten zijn Nederlands: 101 personen zijn niet in Nederland geboren en/of bezitten niet de Nederlandse nationaliteit. In ’s-
41
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Hertogenbosch wonen 210 personen die tot de groep van geweldrecidivisten behoren, in Oss 70 personen, 38 personen in Boxtel, 35 personen in Uden en 21 in Rosmalen. De overige 221 personen wonen verspreid over 80 plaatsen in de regio BrabantNoord. Een klein deel woont buiten de regio. UITGELICHT: KENNIS OVER GEDRAGSBEÏNVLOEDING Over het beïnvloeden van gewelddadig gedrag c.q. het gedrag van geweldplegers is de afgelopen decennia internationaal veel informatie en ervaring bijeen gebracht en beschikbaar gemaakt. Zeer betrouwbaar om bijvoorbeeld de effectiviteit van dergelijke interventies te bepalen, is de informatie die via ‘elektronische databases’ als campbell.org of cochrane.org is gebundeld. In Nederland is via de websites van Reclassering Nederland of de Dienst Justitiële Inrichtingen veel informatie beschikbaar gemaakt. Een interessant voorbeeld is het dagtrainingsprogramma van Reclassering Nederland: een uitgebreid programma dat bedoeld is voor de versterking van sociaal competent gedrag van vooral jongeren. Zij krijgen met hulp van de aangeboden trainingen inzicht in hun vaardigheidstekorten en het effect daarvan op hun gedrag in zogenaamde risicovolle situaties. Vervolgens leren zij nieuwe vaardigheden aan, waarmee zij in de toekomst wel adequaat op dat soort situaties kunnen reageren. Ook doen de deelnemers werkervaring op of volgen zij een opleiding. In de praktijk, zo moeten we concluderen, heeft kennisopbouw over beïnvloeding van gewelddadig gedrag geen prioriteit bij gemeenten en politie. Er is bijvoorbeeld geen projectleider of coördinator geweld / agressie binnen de politie. Evenmin is geweld een scherp onderscheiden domein in de gemeentelijke praktijkvoering. Politie en gemeenten als werkgevers hebben geen overzicht over de mate waarin geweldsdreigingen gericht tegen het eigen personeel in de uitoefening van hun beroep voorkomen. Tegelijkertijd is duidelijk dat gewelddadig gedrag een enorme invloed heeft op de veiligheidservaring van burgers.
2.5.3. Overvallen en beroving Uit een onderzoek naar gebruik, bezit en handel van illegale vuurwapens (Bruinsma en Moors, 2005) blijkt dat 95% van de verdachten van een gewapende overval man is en gemiddeld 26 jaar oud. Ongeveer 60% van de verdachten is in Nederland geboren. Overvallers die eenmalig en impulsief een delict plegen zijn doorgaans jeugdig (16-20 jaar). In de meeste gevallen maken zij gebruik van een imitatiewapen, een gas- of alarmwapen. Wanneer jeugdige daders over een scherpschietend vuurwapen beschikken, is het wapen vrijwel altijd al in huis (bijvoorbeeld in het bezit van vader of een broer) en hebben zij het 'geleend zonder te vragen'. Binnen deze groep eenmalige overvallers bestaat een subprofiel van verdachten die overgaan tot roof om andere problemen op te lossen. Meestal gaat het om schulden. Zij zijn doorgaans ouder (20+) en gaan planmatig te werk. Het vuurwapen wordt specifiek voor de gelegenheid aangeschaft. Er wordt zowel gebruik gemaakt van scherpschietende als van niet-scherpschie42
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
tende vuurwapens. Een ander subprofiel van eenmalige overvallers betreft personen die verslaafd zijn aan harddrugs en door middel van gewapende overvallen voorzien in de voor die verslaving benodigde financiën. Het betreft slechts een klein deel van de verslaafden. Een tweede groep overvallers bestaat uit verdachten die planmatig en regelmatig overvallen plegen. Deze groep is gemiddeld ouder (25 – 35 jaar) en heeft reeds een criminele carrière doorlopen. Zij houden zich enerzijds bezig met overvallen op goed bewaakte objecten, zoals geldinstellingen of -transporten. Anderzijds vormen collega-criminelen een aantrekkelijk doelwit voor deze categorie overvallers, zeker als die over veel cash geld beschikken en niet de indruk wekken zich met wapens te zullen verdedigen. Bij deze in meer of mindere mate professioneel opererende overvallers worden vrijwel altijd scherpschietende vuurwapens aangetroffen, waaronder ook zwaardere wapens (machinepistolen). Het risico is in deze groep verdachten gemiddeld het grootst dat de overval uitloopt op een schietincident met doden of gewonden. Het aantal aangiften van beroving, waaronder ook tasjesroof wordt gerekend, is in de regio Brabant-Noord de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven en ligt rond de 210 aangiften per jaar. Beroving is met name een Bossche problematiek. In de top-10 van locaties waar de meeste berovingen plaatsvonden in 2005 vinden we alleen locaties in ‘sHertogenbosch. Toppers zijn Polsbroek (7 incidenten), Hinthamerstraat (6) en Stationsplein, Kooikersweg en De Harendonkweg (5). Van de 96 personen die in 2005 van een beroving werden verdacht werden 17 personen al eerder in de periode 2000 tot 2005 van een dergelijk vergrijp verdacht. Voor 15 van deze 17 personen betrof dit alleen één of meerdere delicten in 2005 of 2004. Er zijn geen personen met een langdurige track record van berovingen. In deze groep werden 9 recidivisten verdacht van 1 eerdere beroving, 4 personen van 2 eerdere berovingen, 2 personen van 3 eerdere berovingen en 2 personen van 4 eerdere berovingen. Het aantal aangiften van een (gewapende) overval is sinds 2001 sterk teruggelopen. In de periode 2003-2005 wordt jaarlijks ongeveer 60 keer aangifte gedaan van een gewapende overval. Het aantal aangehouden verdachten van berovingen en overvallen is zeer beperkt, maar neemt sinds 2004 toe. De rubricering van overvaldelicten door het openbaar ministerie is specifieker dan in de politieregistratie. Het openbaar ministerie onderscheidt drie typen overvallen: het overvallen van een woning, van geldinstellingen en van overige objecten. Het aantal rechtbankzaken in verband met de onderscheiden soorten overvallen is in de voorbije jaren nagenoeg gelijk gebleven. Ten aanzien van straat- en tasjesroof is de laatste twee jaren wel sprake van duidelijke toename van het aantal zaken. Instroom aantal rechtbankzaken gewelddelicten (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 7 7 Overval woning 5 4 Overval geldinstelling 38 16 Overval overige objecten 32 32 Straatroof/tasjesroof
2002 4 0 24 32
2003 2 4 10 22
2004 8 6 21 43
2005 7 0 20 43
43
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
GEOGRAFISCHE SPREIDING Ongeveer twee op de drie aangiften van beroving worden gedaan in ’s-Hertogenbosch. Daarnaast wordt ook in Oss, Boxtel, Vught en Schijndel vaak aangifte gedaan. Qua spreiding van de problematiek over de gemeenten vinden we de relatief hoogste score voor ’s-Hertogenbosch, op afstand gevolgd door Oss en Boxtel. Wat betreft de gemeentelijke ontwikkelingen van het aantal aangiften over de afgelopen jaren, is het aantal aangiften alleen in ‘s-Hertogenbosch en Schijndel toegenomen. In Uden en Veghel is sprake van een daling. In de overige 17 gemeenten is het aantal aangiften de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven. Tabel 2.7 Aangiften beroving (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantNoord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06)
Aantal aangiften beroving in 2005 (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
139 (1)
0,10 (1)
+
2
Oss
24 (2)
0,03 (2)
0
3
Heusden
3 (6)
0,01
0
4
Uden
2 (9)
0,01
0
5
Veghel
1
0,01
–
6
Boxtel
9 (3)
0,03 (3)
–
7
Bernheze
1
0,01
0
8
Boxmeer
1
0,01
0
9
Sint-Michielsgestel
2 (10)
0,01
0
10
Vught
5 (4)
0,02 (4)
0
11
Cuijk
3 (7)
0,01
0
12
Schijndel
5 (5)
0,02 (5)
+
13
Sint-Oedenrode
2 (10)
0,01
0
14
Landerd
3 (8)
0,02 (6)
0
15
Haaren
0
0,00
0
16
Grave
1
0,01
0
17
Sint Anthonis
1
0,01
0
18
Maasdonk
1
0,01
0
19
Mill en Sint Hubert
0
0,00
0
20
Boekel
0
0,00
0
21
Lith
0
0,00
0
203
0,03
De meeste aangiften van overvallen vinden plaats in ’s-Hertogenbosch, Uden, Cuijk, Oss en Landerd. Qua spreiding vinden we de relatief hoogste score voor ’s-Hertogenbosch,
44
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
Cuijk, Landerd, Grave en Sint Anthonis. Het aantal aangiften over de afgelopen jaren is alleen in ‘s-Hertogenbosch en Cuijk toegenomen. In Oss, Boxmeer en Sint-Michielsgestel is het aantal aangiften teruggelopen. Bij de overige 17 gemeenten is het aantal aangiften de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven. 2.5.4. Zedendelicten Gemiddeld worden jaarlijks ongeveer 140.000 Nederlanders van 15 jaar en ouder het slachtoffer van een seksueel delict (Wittebrood, 2006). Het merendeel van deze slachtoffers is vrouw (ongeveer 90%). Ongeveer 5% van deze slachtoffers is verkracht of aangerand, 13% is slachtoffer van een poging tot aanranding of verkrachting en de overige 82% Is het slachtoffer van ‘vervelend of kwetsend gedrag’. In 56% van de gevallen kent het slachtoffer de dader zowel van naam als van gezicht, terwijl 7% de dader alleen van gezicht kent. Het aantal aangiften van verkrachting in de regio Brabant-Noord is de laatste jaren fors toegenomen. Het aantal aangiften van aanranding in 2005 is gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren. Het aantal aangehouden verdachten van aanranding en verkrachting is zeer beperkt ten opzichte van het aantal aangiften. Bij zedendelicten komt het niet vaak tot een strafrechtelijke vervolging. Het aantal rechtbankzaken in verband met een zedendelict is in de voorbije jaren vrijwel gelijk gebleven. Uit de registratie van het openbaar ministerie blijkt daarnaast dat het aantal zaken in verband met pedoseksuele delicten in de voorbije jaren sterk is toegenomen. Instroom aantal rechtbankzaken zedendelicten (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 Pedoseksuele delicten 19 22 Zedendelicten 72 95
2002 16 77
2003 21 82
2004 36 93
2005 55 83
GEOGRAFISCHE SPREIDING De meeste aangiften van aanranding en verkrachting vinden plaats in ’s-Hertogenbosch, Oss, Heusden, Vught, Veghel, Boxtel en Grave. Qua spreiding van de problematiek over de gemeenten vinden we de relatief hoogste scores voor ’s-Hertogenbosch, Grave, Vught, Heusden, Landerd en Maasdonk. Zij vermeld dat in kleine gemeenten als Landerd en Maasdonk een zeer beperkt aantal aangiften al volstaat om relatief hoog te scoren. Kijken we naar de gemeentelijke ontwikkelingen van het aantal aangiften over de afgelopen jaren, dan zien we dat het aantal aangiften van aanranding en verkrachting alleen in Oss en Heusden is toegenomen. In Boxtel en Sint-Michielsgestel is sprake van een daling. Bij de overige 17 gemeenten is het aantal aangiften de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven.
45
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Regionaal bezien is er over de periode 2003-2005 geen groei waarneembaar van het aantal gewelddelicten. Ook het vuurwapengebruik lijkt niet gewijzigd ten opzichte van eerdere jaren. Daarentegen valt het, gezien de impact die publiek geweld en dreiging met geweld desondanks heeft op de (on)veiligheidservaring van burgers, op dat de politie in Brabant-Noord niet beschikt over een specialist of projectleider ‘agressie en geweld’. Expertise en ervaring (die ontegenzeggelijk aanwezig is) wordt niet bijeen gebracht en in het kader van regionale en gemeentelijke beleidsvorming en –uitovering benut. Dit lijkt ons eens temeer een gemis, omdat recidive met betrekking tot gewelddelicten veel voorkomt: een kwart van alle geweldverdachten in 2005 (in de regio Brabant-Noord) werd eerder van geweldpleging verdacht. Voorts is niet duidelijk welke gedragsbeïnvloedende maatregelen voorhanden zijn en ingezet worden om herhaling van gewelddadig gedrag te voorkomen. Ook is onduidelijk, ondanks de intensivering van overleg- en uitwisselingsmomenten die in het functioneren van de veiligheidshuizen besloten ligt, welk effect wordt beoogd en behaald met het regionale programma van maatregelen tegen (herhaling van) geweld. De aanpak van overvallen lijkt effectief: het aantal aangiften van overvallen is sinds 2001 sterk teruggelopen, het aantal aangehouden verdachten neemt toe en het aantal rechtbankzaken is nagenoeg gelijk gebleven. Opmerkelijk is de toename van het aantal rechtzaken in verband met pedoseksuele delicten in de regio Brabant-Noord. Het is onduidelijk of de omvang van de problematiek is gegroeid, of dat de toename samenhangt met een verbeterde aanpak ervan. Recidive met betrekking tot zedendelicten lijkt (op basis van de politieregistratie) weinig voor te komen, maar het is zorgelijk te noemen dat een flink aandeel van de verdachten van verkrachting in 2005 minderjarig is. In hoofdstuk 4 komen we op deze constatering terug.
46
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
2.6
Inbraak en diefstal
2.6.1 Woninginbraak Sinds 1995 is landelijk bezien sprake van een aanzienlijke daling van het aantal woninginbraken (Wittebrood, 2006). Een verklaring voor deze teruggang zou kunnen zijn dat in 1999, na een aantal jaren van experimenteren, het Politiekeurmerk Veilig Wonen® landelijk is ingevoerd. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen® is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en wijken die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond sociale veiligheid, leefbaarheid, inbraak- en brandpreventie. Uit onderzoek is gebleken dat het risico dat er in een woning, waar het keurmerk is toegepast, wordt ingebroken 90% lager ligt dan in een ander huis. Ook andere vormen van criminaliteit, zoals vernieling en diefstal liggen in een keurmerkwijk lager dan bij complexen waar het Politiekeurmerk Veilig Wonen niet is toegepast. Verder is uit een NIPO enquête gebleken dat bewoners die in een Keurmerkwoning wonen zich significant veiliger voelen dan bewoners van andere wijken. Personen die in een Politiekeurmerk- woning hebben gewoond gaven verder aan bij een eventuele verhuizing zeker naar een keurmerkwoning te zullen uitkijken. Volgens gegevens van het CBS onderneemt meer dan 90% van alle Nederlanders actie om inbraak te voorkomen, bijvoorbeeld door beter hang- en sluitwerk en buitenverlichting te monteren. Het zijn vooral consumenten in de stedelijke gebieden, ouderen en laag-opgeleiden die preventiegevoelig zijn, zo blijkt uit de Consumentenmonitor 2006 van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS). Bij ruim 80% van de inbraken wordt daadwerkelijk iets gestolen en bij een kwart is (ook) iets vernield. Meestal worden bij een inbraak geld, cheques en waardepapieren (14%) en sieraden (9%) ontvreemd. Gemiddeld is er per geval voor 2653 euro financiële schade. Bij ongeveer 7% van de inbraken is geweld gebruikt en in ruim de helft van die gevallen heeft de bewoner letsel opgelopen. Instroom aantal rechtbankzaken woninginbraak met geweld (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
52
94
125
85
127
122
Volgens de Politiemonitor bevolking werd in 2005 in 1,6% van de woningen in de regio Brabant-Noord ingebroken. In de periode 2001-2005 is het aantal woninginbraken vrijwel gelijk gebleven. Alleen in 2004 lag het aantal woninginbraken in BrabantNoord boven het landelijke gemiddelde. In 2005 wijkt de situatie niet af van het landelijke beeld. Uit de politieregistratie valt echter op te maken dat het aantal aangiften van woninginbraak en diefstal uit woningen een stijgende lijn te zien geeft. In de periode 20032005 is het aantal aangiften gestegen van 2741 naar 3126. Het aantal aangiften van diefstal/inbraak uit box/garage/schuur en tuinhuis neemt eveneens toe (2003: 978; 2005: 1120). Het aantal aangehouden verdachten van woninginbraak/diefstal uit woning lijkt zich de laatste jaren, na het topjaar 2002, enigszins te stabiliseren. Ook het aantal aange47
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
houden verdachten van diefstal/inbraak uit box/garage/schuur en tuinhuis is de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven. Hierbij moet wel aangetekend worden dat verdachten vaak verantwoordelijk zijn voor meer inbraken. Slechts in een beperkt aantal gevallen komt het ook tot strafrechtelijke vervolging. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat veel woninginbraken gepleegd worden door minderjarigen die niet strafrechtelijk worden vervolgd. Uit gegevens van het openbaar ministerie blijkt dat de laatste jaren sprake is van een toename van het aantal strafrechtelijke afdoeningen. Er waren in 2005 in de regio Brabant-Noord 345 personen die van 1 of meer woninginbraken werden verdacht. Hiervan werden 86 personen, in de periode 2000 tot en met 2005, al eerder verdacht van woninginbraak: 48 personen waren een maal eerder verdacht van woninginbraak, 15 personen twee maal eerder, 7 personen drie maal eerder, 7 personen vier maal eerder, 3 personen vijf maal eerder, 1 persoon zes maal eerder, 2 personen zeven maal eerder, 1 persoon acht maal eerder, 1 persoon negen maal eerder en de meest notoire onder deze ‘veelplegers’ wordt in de periode 2000 tot en met 2005 van 18 woninginbraken verdacht. Van de woninginbraken waarbij een verdachte bekend was, is ongeveer de helft van die verdachten woonachtig in de plaats van het misdrijf. GEOGRAFISCHE SPREIDING Woninginbraken / diefstallen uit woningen die in 2005 plaatsvonden, werden gepleegd op 536 verschillende locaties in 90 verschillende steden of dorpen (waarvan ongeveer een derde van het totaal in ‘s-Hertogenbosch).
De top-10 van locaties waar in 2005 de meeste woninginbraken plaatsvonden zijn: 1. Graafseweg in ’s-Hertogenbosch (19 incidenten) 2. Van Deelenstraat in Heusden (17) 3. Hintham in Rosmalen (13) 4. Frederik Hendriklaan in ’s-Hertogenbosch (10) 5. Arendsvlucht in Oss (10) 6. Oude Vlijmenseweg in ’s-Hertogenbosch (9) 7. Van Reysstraat in ’s-Hertogenbosch (9) 8. Otto Copesstraat in ’s-Hertogenbosch (9) 9. Tollensstraat in Oss (9) 10. Johan van de Veldenstraat in ’s-Hertogenbosch (9) Drie van deze straten waren ook in 2004 al terug te vinden in de top tien van straten met de meeste woninginbraken: de Graafseweg in ‘s-Hertogenbosch (8 incidenten), de Frederik Hendriklaan in ‘s-Hertogenbosch (16) en de Oude Vlijmenseweg in ‘s-Hertogenbosch (10). De meeste aangiften van woninginbraak vinden plaats in ’s-Hertogenbosch, Oss, Heusden, Boxmeer, Uden, Vught, Boxtel, Veghel en Cuijk. Qua spreiding van de problematiek over de gemeenten vinden we de relatief hoogste scores voor ’s-Hertogenbosch, Heusden, Vught, Boxmeer, Haaren, Oss, Uden, Cuijk, Landerd en Sint-Oedenrode. Wat betreft de gemeentelijke ontwikkelingen van het aantal aangiften van woninginbraak valt op dat het aantal aangiften van woninginbraak/diefstal in de vier grootste gemeen48
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
ten (’s-Hertogenbosch, Oss, Heusden en Uden) en in Boxmeer, Mill en Sint Hubert is toegenomen. In Veghel, Sint-Michielsgestel, Sint Anthonis en Boekel is het aantal aangiften teruggelopen. Bij de overige 11 gemeenten is het aantal aangiften in de periode 2003-2005 vrijwel gelijk gebleven. Tabel 2.8 Aangiften diefstal/inbraak woning (Bron: BPS) Gemeenten regio BraAantal aangiften diefbant-Noord, geordend stal/inbraak woning in naar inwonertal (d.d. 01- 2005 (top-10) 01-06)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
1245 (1)
0,92 (1)
+
2
Oss
343 (2)
0,45 (6)
+
3
Heusden
266 (3)
0,62 (2)
+
4
Uden
151 (5)
0,38 (7)
+
5
Veghel
90 (9)
0,24
–
6
Boxtel
94 (7)
0,32
0
7
Bernheze
90 (8)
0,30
0
8
Boxmeer
159 (4)
0,55 (4)
+
9
Sint-Michielsgestel
86
0,31
–
10
Vught
143 (6)
0,57 (3)
0
11
Cuijk
89 (10)
0,37 (8)
0
12
Schijndel
63
0,27
0
13
Sint-Oedenrode
56
0,33 (10)
0
14
Landerd
55
0,37 (9)
0
15
Haaren
70
0,51 (5)
0
16
Grave
28
0,22
0
17
Sint Anthonis
26
0,22
–
18
Maasdonk
32
0,28
0
19
Mill en Sint Hubert
21
0,19
+
20
Boekel
4
0,04
–
21
Lith
15
0,22
0
3126
0,50
De meeste aangiften van inbraak in box/garage/schuur en tuinhuis vinden plaats in ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Bernheze, Sint-Michielsgestel, Veghel, Heusden, Vught, Landerd en Boxtel. Qua spreiding van dergelijke inbraken over de gemeenten vinden we de relatief hoogste scores voor Landerd, Bernheze, Uden, Sint-Michielsgestel, Vught, Mill en Sint Hubert, Maasdonk, ’s-Hertogenbosch, Veghel en Sint-Oedenrode. Het aantal aangiften is in Uden, Veghel, Bernheze, Boxmeer, Sint-Michielsgestel, Vught, Cuijk, Landerd, Haaren en Maasdonk toegenomen. In ’s-Hertogenbosch, Boxtel en Grave is
49
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
sprake van een daling. Bij de overige 8 gemeenten is het aantal aangiften de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven. Tabel 2.9 Aangiften inbraak box/garage/schuur/tuinhuis (Bron: BPS) Gemeenten regio Brabant-
Aantal aangiften
Aantal aangiften
Ontwikkeling
Noord, geordend naar inwo-
inbraak box etc. in
per 100 inwo-
afgelopen jaren
nertal (d.d. 01-01-06)
2005 (top-10)
ners (top-10)
(2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
258 (1)
0,19 (10)
–
2
Oss
117 (2)
0,15
0
3
Heusden
57 (8)
0,13
0
4
Uden
107 (3)
0,27 (3)
+
5
Veghel
70 (6)
0,19 (9)
+
6
Boxtel
43 (10)
0,15
–
7
Bernheze
85 (4)
0,29 (2)
+
8
Boxmeer
33
0,11
+
9
Sint-Michielsgestel
73 (5)
0,26 (4)
+
10
Vught
57 (7)
0,23 (5)
+
11
Cuijk
22
0,09
+
12
Schijndel
23
0,10
0
13
Sint-Oedenrode
32
0,19 (8)
0
14
Landerd
45 (9)
0,30 (1)
+
15
Haaren
22
0,16
+
16
Grave
5
0,04
–
17
Sint Anthonis
9
0,08
0
18
Maasdonk
22
0,20 (7)
+
19
Mill en Sint Hubert
24
0,22 (6)
0
20
Boekel
10
0,11
0
21
Lith
6
0,09
0
1120
0,18
UITGELICHT: POLITIE KEURMERK VEILIG WONEN In een aantal gemeenten in Brabant-Noord wordt bij grote buurtrenovatieprojecten en ook bij nieuwbouwprojecten het Politie Keurmerk Veilig Wonen als leidraad genomen. Vooral bij nieuwbouwprojecten is het van belang dat in een zo vroeg mogelijk stadium ook gekeken wordt naar het veiligheidsaspect. Het keurmerk stelt veiligheidseisen op planologisch en stedenbouwkundig niveau, aan de openbare ruimte zoals eisen rond verlichting, de groenvoorziening en parkeerplaatsen rond een flatgebouw, aan de 50
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
kavels, het complex en aan de woning zelf. Ook goede sloten op de deuren en ramen vallen onder dit keurmerk. Het hele pakket aan maatregelen zorgt uiteindelijk voor een veilige buurt, een veilig complex en goed beveiligde individuele woningen. Daarbij zijn organisatorische maatregelen erg belangrijk, zoals het onderhoud van en het juist omgaan met de aangebrachte voorzieningen.
Resumerend: het aantal woninginbraken neemt toe in de regio Brabant-Noord. Interessant zou zijn om na te gaan of en op welke wijze de veelplegersaanpak het oplossingspercentage positief beïnvloedt / zou kunnen beïnvloeden. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen blijkt in elk geval succesvol. Per 1 januari 2005 is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het Politiekeurmerk formeel overgegaan van de politie naar de gemeenten. Daarbij is afgesproken dat de politie voorlopig nog een adviesrol richting gemeenten zal vervullen. In de praktijk blijkt niet in alle gevallen optimaal gebruik gemaakt te worden van het adviespunt dat de politie heeft ingericht. Sommige gemeenten doen pas in een laat stadium een beroep op aanwezige deskundigheid binnen de politie, waardoor plannen soms niet meer bijgesteld kunnen worden. Ook wordt informatie over gemeentelijke plannen niet systematisch doorgespeeld waardoor een centraal overzicht over renovatie- en nieuwbouwplannen ontbreekt. Omdat systematisch inzicht daardoor niet voorhanden is blijkt het ook niet mogelijk om de effecten van deze preventieve maatregelen om woninginbraak te voorkomen vast te stellen.
2.6.2. Fietsdiefstal Jaarlijks worden in de regio Brabant-Noord ruim 12.000 fietsen gestolen. Dit aantal is een schatting op basis het aantal aangiften van fietsdiefstal en de gemiddelde aangiftebereidheid van burgers bij diefstal van de eigen fiets. Die aangiftebereidheid komt in de regio uit op 41 procent en is gelijk aan het landelijke percentage. Het aantal aangiften is in de regio Brabant-Noord tamelijk constant. Ook burgers hebben het gevoel dat de problematiek de afgelopen jaren stabiel is gebleven. Op basis van recent onderzoek – uitgevoerd door de Fietsersbond in het kader van een landelijke campagne tegen fietsdiefstal – is een aantal fabels over fietsdiefstal ontkracht. 1. De meeste fietsen worden bij stations gestolen Onjuist, de meeste fietsen worden bij huis gestolen. Stations, stadscentra, winkelcentra en sportcomplexen zijn wel risicolocaties. 2. Junks zijn de ergste fietsendieven Onjuist, professionele fietsendieven nemen naar schatting 40 procent van het aantal gestolen fietsen voor hun rekening. Junks zijn vaak gespecialiseerd in het openbreken van één bepaald slot. Vandaar het advies om de fiets van twee sloten te voorzien. 3. Iedereen zet zijn fiets altijd goed op slot Onjuist, ruim 60% van de gestolen fietsen stond niet op slot of slecht op slot. 4. De meeste fietsen worden ’s avonds gestolen Integendeel, overdag wordt 43% van de fietsen gestolen, ’s avonds 25%.
51
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
5. In kleine steden en op het platteland heeft men geen last van fietsdiefstal Fietsdiefstal staat in de top drie van gepleegde delicten van alle gemeenten, groot of klein. Overigens is de kans dat een fiets gestolen wordt in een kleine gemeente wel kleiner. 6. Aangifte doen van fietsdiefstal heeft geen zin Er komen niet zo heel veel gestolen fietsen weer boven water (ongeveer 7%). Fietsen voorzien van een ingegraveerde postcode of van een chip komen echter drie keer zo vaak weer terug bij de rechtmatige eigenaar – indien die aangifte heeft gedaan. In de regio Brabant-Noord schommelt het aantal aangehouden verdachten van fietsdiefstal rond de 400 per jaar. Hierbij moet aangetekend worden dat verdachten vaak verantwoordelijk zijn voor diefstal van meer dan één fiets. De aantallen zeggen dus weinig over de oplossingspercentages van fietsdiefstal. Er waren in 2005 220 personen die van 1 of meer fietsdiefstallen verdacht werden in de regio. Hiervan werden 46 personen, in de periode 2000 tot en met 2005, al eerder verdacht van fietsdiefstal. De meest notoire van deze ‘veelplegers’ wordt in de periode 2000-2005 van 8 fietsdiefstallen verdacht. Van de fietsdiefstallen waarbij een verdachte bekend was, is ongeveer 60% woonachtig in de plaats van het misdrijf. In een gering aantal gevallen komt het uiteindelijk ook tot een strafrechtelijke vervolging. Wat daarbij meespeelt is dat veel fietsdiefstallen gepleegd worden door minderjarigen bij wie het doorgaans niet tot een rechtzaak komt. Uit gegevens van het openbaar ministerie blijkt dat de laatste jaren sprake is van een toenemend aantal bestrafte fietsendieven. Instroom aantal rechtbankzaken fietsdiefstal (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
65
80
79
84
96
104
GEOGRAFISCHE SPREIDING De top-10 van locaties waar fietsdiefstal heeft plaatsgevonden in 2005 is: 1. Spoorlaan in Oss (99 incidenten) 2. Hinthamerstraat in ’s-Hertogenbosch (72) 3. Parade in ’s-Hertogenbosch (71) 4. Rompertpassage in ’s-Hertogenbosch (62) 5. Stationsweg in Boxmeer (60) 6. Parallelweg in Cuijk (54) 7. Stationsplein in ’s-Hertogenbosch (50) 8. Markt in Uden (44) 9. Hoofdstraat in Schijndel (42) 10 Leeuweriksweg in Uden (39)
De top 8 van 2005 staat ook in de top-10 van 2004. Op de Spoorlaan in Oss worden al sinds 2000 de meeste fietsen gestolen. Deze constatering bevestigt dat fabels over fietsdiefstal soms een kern van waarheid bevatten en bij stations fietsen worden gestolen. Opvallend in de spreiding van de problematiek over de gemeenten zijn de relatief hoge scores voor de gemeenten Cuijk en Vught. Andere gemeenten van vergelijkbare groot52
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
te in de regio Brabant-Noord tellen minder aangiften van fietsdiefstal. De problematiek is qua aantal aangiften het grootst in ’s-Hertogenbosch en Oss. De gemeentelijke ontwikkelingen van het aantal aangiften over de afgelopen drie jaren laat zien dat het aantal aangiften bij 7 gemeenten is afgenomen, bij 7 is toegenomen en bij 7 gelijk is gebleven. Een verschuiving van de problematiek van grote naar kleinere gemeenten (of andersom) kan niet waargenomen worden. Het beeld van verschuivingen is divers. Wel valt op dat de problematiek in de kleinere gemeenten (qua omvang, in aangiften, en over de afgelopen drie jaren) stabieler is dan in de grotere gemeenten. De trends ten aanzien van de twee grootste gemeenten zijn tegengesteld: voor ’s-Hertogenbosch is een toename van het aantal aangiften te constateren, voor Oss juist een afname. Tabel 2.10: Aangiften fietsdiefstal (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantAantal aangiften Noord, geordend naar infietsdiefstal in 2005 wonertal (d.d. 01-01-06) (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen drie jaren (2003, 2004, 2005)
1598 (1)
1,18 (2)
+
1
’s-Hertogenbosch
2
Oss
992 (2)
1,30 (1)
–
3
Heusden
197 (9)
0,46
–
4
Uden
421 (3)
1,05 (4)
–
5
Veghel
270 (4)
0,73 (9)
+
6
Boxtel
259 (6)
0,87 (6)
–
7
Bernheze
141
0,48
–
8
Boxmeer
212 (8)
0,73 (8)
+
9
Sint-Michielsgestel
98
0,35
–
10
Vught
253 (7)
1,00 (5)
+
11
Cuijk
261 (5)
1,08 (3)
+
12
Schijndel
154 (10)
0,67 (10)
0
13
Sint-Oedenrode
124
0,73 (7)
+
14
Landerd
64
0,43
0
15
Haaren
32
0,23
–
16
Grave
39
0,30
0
17
Sint Anthonis
59
0,51
0
18
Maasdonk
59
0,52
0
19
Mill en Sint Hubert
59
0,53
+
20
Boekel
37
0,39
0
21
Lith
9
0,13
0
5338
0,85
53
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
UITGELICHT: AANPAK FIETSDIEFSTAL IN DE GEMEENTE OSS De gemeente Oss heeft de afgelopen jaren nadrukkelijk geïnvesteerd in het terugdringen van fietsdiefstal. De aanpak van fietsdiefstal heeft hier ook in de komende jaren hoge prioriteit, deels voortvloeiend uit het streven om het fietsgebruik bij de burgers te stimuleren. Een belangrijke keuze bij de aanpak van fietsdiefstal in Oss is de inzet op projectmatig werken. Vanuit een duidelijk gedefinieerd nulpunt wordt samen met andere partners (politie, parkeerbedrijf, HOR/TOR) en mede op basis van nieuwe, lokale onderzoeksgegevens (hotspots, tijdstippen van diefstal, effecten van gratis bewaakte stallingen) een actieplan geformuleerd. In dit plan kiest men voor zowel preventieve maatregelen, gericht op het verkleinen van het aantal delicten, als voor repressieve maatregelen, gericht op het oplossen van gepleegde diefstallen. Daarnaast investeert men in heldere communicatie richting de burger. In de probleemstelling van de gemeente wordt de nadruk gelegd op: - de openingstijden van de bewaakte stallingen: deze zijn niet optimaal; 29% van de fietsdiefstallen in het centrum worden buiten de openingstijden van de bewaakte stalling gepleegd; - het gebruik van twee sloten door fietseigenaren: niet elke fiets wordt met 2 sloten vastgezet en niet overal zijn goede aanbindmogelijkheden beschikbaar; - de opspoorbaarheid van gestolen fietsen: hoewel de aangiftebereidheid van fietsdiefstal in Oss vergeleken met de landelijke cijfers redelijk hoog is (70%), wil men eigenaren blijven prikkelen aangifte te doen; ook wil men dat meer eigenaren hun fiets laten graveren. - meer zicht op daders en helers van fietsdiefstal, te bereiken via een projectmatige aanpak. Met name de relatie woonplaats-pleegplaats van verdachten verdient nadere aandacht. Op korte termijn geeft de gemeente Oss aan meer effect te verwachten van preventieve dan van repressieve maatregelen. Vooral het gratis maken van de fietsenstallingen kan, naar men verwacht op basis van locaal onderzoek, veel opleveren. In meer algemene zin kan worden geconcludeerd dat beter inzicht in netwerken van helers die binnen de regio of transregionaal opereren een aandachtspunt zou moeten zijn. 2.6.2. Autodiefstal In 2005 werden in Nederland in totaal 19.679 voertuigen, waarvan 13.844 personenvoertuigen, als gestolen geregistreerd. De populairste merken van gestolen personenvoertuigen zijn Volkswagen (20%), Opel (17%), Ford (10%), Mercedes (6%) en BMW (5%). Volgens gegevens van de Stichting Aanpak Voertuigencriminaliteit (Blauw, 2006) werden in 2005 in de regio Brabant-Noord 670 personenauto’s en 343 andere voertuigen (vrachtwagens, motorrijwielen) gestolen. In totaal werden in 2005 438 gestolen voertuigen (43%) weer teruggevonden. Landelijk bedroeg het terugvindpercentage 54%. En waar landelijk gezien in 2005 er 85 voertuigen per 100.000 inwoners werden gestolen, lag in de regio Brabant-Noord deze verhouding op 161 gestolen voertuigen per 100.000 inwoners. Het aantal voertuigdiefstallen in de regio Brabant-Noord is dus hoog te noemen.
54
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
Er zijn drie typen van voertuigdiefstal te onderscheiden: (i) de diefstal voor eigen vervoer; (ii) de diefstal om met het voertuig een ander delict te plegen; (iii) de diefstal voor de verkoop, door zelfstandig opererende individuen of professionele dieven. Uit een landelijk onderzoek naar het in georganiseerd verband stelen en onwettig verhandelen van auto’s komt naar voren dat er sprake is van een vorm van georganiseerde misdaad (Ferwerda, 2005). Er kan onderscheid gemaakt worden tussen nationaal georiënteerde groepen die voor wat betreft de diefstal en afzet van auto’s en auto-onderdelen lokaal, regionaal of nationaal opereren én internationaal georiënteerde groepen die zowel nationaal als internationaal gericht zijn voor wat betreft de diefstal en afzet van gestolen waar. Ruim tweederde van de onderzochte criminele groepen is te typeren als internationaal georiënteerd. Noord- en West-Afrikaanse landen komen het meest in beeld als de afzetgebieden voor dure en luxe gestolen auto’s. Binnen de georganiseerde autodiefstal is er sprake van een keten van functies en functiegroepen die dynamisch samenwerken en die begint bij de diefstal en eindigt bij de afzet of verkoop van de gestolen auto’s of auto-onderdelen. Gedacht moet worden aan stelers, koeriers, omkatters, strippers, helers, stashers, documentenvervalsers en opdrachtgevers. Het aantal autodiefstallen is landelijk en in de regio Brabant-Noord sinds 2000 teruggelopen. Uit de politieregistratie valt op te maken dat in 2005 918 aangiften van autodiefstal zijn gedaan tegenover 1203 in 2003. De daling van het aantal autodiefstallen is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de ontwikkeling van elektronische systemen om diefstal van de auto tegen te gaan. Het gevolg is dat de meeste jonge, dure auto’s nauwelijks meer te stelen zijn zonder de originele sleutel. De aandacht van de daders is meer gericht op het verkrijgen van die sleutel door middel van woninginbraken en andere manieren om de sleutel te stelen. In 2002 zijn 1600 diefstallen van de auto via woninginbraak gerapporteerd.
Het aantal aangehouden verdachten van autodiefstal in Brabant-Noord geeft de laatste jaren eveneens een dalende lijn te zien. Met name in 2005 is het aantal verdachten duidelijk teruggelopen ten opzichte van voorafgaande jaren. Dat blijkt tevens uit gegevens van het openbaar ministerie. Instroom aantal rechtbankzaken autodiefstal (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
66
83
85
84
43
51
In 2005 werden in de regio Brabant-Noord 97 personen verdacht van 1 of meer autodiefstallen. Hiervan werden 20 personen, in de periode 2000 tot en met 2005, al eerder verdacht van autodiefstal: 10 personen 1 maal eerder, 3 personen 2 maal eerder, 1 persoon 3 maal eerder, 2 personen 4 maal eerder, 1 persoon 6 maal eerder, 1 persoon 7 maal eerder, 1 persoon 17 maal eerder, en de meest notoire ‘veelpleger’ wordt in de periode 2000-2005 van 19 autodiefstallen verdacht. Van de autodiefstallen waarbij een verdachte bekend was, is ongeveer 40% woonachtig in de pleegplaats. Van autodiefstallen waarbij de verdachte niet woonachtig is in de pleegplaats, blijkt in 50% van de gevallen sprake van een verdachte van buiten de regio.
55
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
GEOGRAFISCHE SPREIDING De top-10 van locaties waar in 2005 de meeste autodiefstallen plaatsvonden is: 1. Gasstraat in Oss (10 incidenten) 2. Stationsweg in Boxmeer (9) 3. Helftheuvelpassage in ’s-Hertogenbosch (8) 3. Van de Does de Willeboissingel in ‘s-Hertogenbosch (8) 4. Parade in ’s-Hertogenbosch (7) 4. Loerangelsestraat in Boxmeer (7) 4. De Bokkelaren in ’s-Hertogenbosch (7) 4. Admiraliteitslaan in ’s-Hertogenbosch (7) 5. Pastoor Spieringstraat in Uden (6) 5. Parallelweg in ’s-Hertogenbosch (6) 5. Lisztgaarde in Oss (6) 5. Deutersestraat in ’s-Hertogenbosch (6) 5. Graafsebaan in Rosmalen (6) 5. Rietveldenweg in ’s-Hertogenbosch (6)
Vier van deze locaties waren ook in de top-10 van 2004 te vinden: de Parallelweg in ’sHertogenbosch (12 incidenten in 2004), Gasstraat in Oss (11), Loerangelsestraat in Boxmeer (9) en de Van de Does de Willeboissingel in ’s-Hertogenbosch (7). De meeste aangiften van autodiefstal vinden plaats in ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Boxmeer, Cuijk, Heusden, Bernheze, Boxtel, Veghel en Sint-Michielsgestel. Qua spreiding over de gemeenten vinden we de relatief hoogste scores voor ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Cuijk, Boxmeer, Bernheze, Grave, Maasdonk en Sint Anthonis. Tabel 2.11 Aangiften autodiefstal (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantNoord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06)
Aantal aangiften autodiefstal in 2005 (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
374 (1)
0,28 (1)
–
2
Oss
141 (2)
0,18 (2)
–
3
Heusden
36 (6)
0,08
–
4
Uden
68 (3)
0,17 (4)
0
5
Veghel
22 (9)
0,06
–
6
Boxtel
23 (8)
0,08
–
7
Bernheze
34 (7)
0,12 (7)
0
8
Boxmeer
46 (4)
0,16 (5)
0
9
Sint-Michielsgestel
21 (10)
0,07
0
10
Vught
13
0,05
–
11
Cuijk
42 (5)
0,17 (3)
–
12
Schijndel
16
0,07
–
56
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING 13
Sint-Oedenrode
10
0,06
–
14
Landerd
14
0,09 (10)
0
15
Haaren
10
0,07
0
16
Grave
15
0,12 (6)
0
17
Sint Anthonis
10
0,09 (9)
0
18
Maasdonk
11
0,10 (8)
0
19
Mill en Sint Hubert
8
0,07
0
20
Boekel
1
0,01
–
21
Lith
3
0,04
0
918
0,15
Het aantal aangiften van autodiefstal is in de grootste gemeenten (’s-Hertogenbosch, Oss, Heusden, Veghel en Boxtel) en middelgrote gemeenten (Vught, Cuijk, Schijndel en Sint-Oedenrode) alsook in Boekel teruggelopen. Bij de overige 11 gemeenten is het aantal aangiften de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven. UITGELICHT: PREVENTIE VAN AUTODIEFSTAL Op de website van de politie Brabant-Noord worden diverse tips gegeven om diefstal van auto’s te voorkomen, zoals graveren, wielmoerbeveiliging, een handremslot, een stuur-pedaalslot, een alarmsysteem, een startblokkeersysteem en wielklemmen. Vanwege de ontwikkeling van allerlei elektronische systemen om diefstal van de auto tegen te gaan met als gevolg dat de meeste jonge, dure auto’s nauwelijks meer te stelen zijn zonder de originele sleutel is de aanpak langzamerhand verschoven naar onderwerpen als sleutelbeheer, preventie van de woning en het import- en garagebedrijf en de inzet van voertuigvolgsystemen. Voor auto's van 1998 en ouder blijft een SCM-goedgekeurde startonderbreker het belangrijkste preventiemiddel. Het nieuwste wapen in de strijd tegen autodiefstal is het optisch etsen van het chassisnummer in auto-onderdelen met behulp van 'Mighty Dot'. Chassisnummers kunnen via de centrale database van de rijksdienst RDW aan de eigenaar worden gekoppeld. 2.6.3. Diefstal af/uit auto’s In 2004 vonden in Nederland naar schatting ongeveer 270.000 diefstallen af/uit auto’s plaats (Wittebrood, 2006). Daarbij wordt vooral audioapparatuur gestolen (41%), kleding (7%) en geld of andere waardepapieren (5%). Bij ongeveer 90% van de diefstallen is sprake van financiële schade. Net als bij autodiefstal vindt diefstal uit de autorelatief vaak plaats in de buurt van de eigen woning. Het aantal aangiften van diefstal af / uit auto’s in de regio Brabant-Noord is in 2005 sterk teruggelopen. In 2005 ging het om 8.746 aangiften tegenover 8.985 in 2003. Ook het aantal aangehouden verdachten geeft de laatste jaren een dalende lijn te zien. Het aantal waarbij het tot een strafrechtelijke vervolging komt, is beperkt. Verdachten zijn doorgaans verantwoordelijk voor meer auto-inbraken. In 2004 werd in Oss een bende van negentien personen aangehouden die verantwoordelijk was voor in totaal 198 inbraken in auto’s in Oss, Berghem, Geffen, Schaijk en Gemert. Bij deze inbraken werden voor57
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
al navigatiesystemen en autoradio’s weggenomen. Vaak zijn minderjarigen bij dergelijke diefstallen betrokken. Zij worden doorgaans niet strafrechtelijk vervolgd. Het aantal rechtzaken vanwege diefstal af/uit auto’s is in 2005 afgenomen. Instroom aantal rechtbankzaken vanwege diefstal af/uit auto (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
82
99
137
136
142
101
In 2005 werden 239 personen verdacht van 1 of meer diefstallen uit auto’s. Hiervan werden 72 personen in de periode 2000-2005 al eerder verdacht van diefstal uit auto’s: 33 personen 1 maal eerder, 11 personen 2 maal eerder, 9 personen 3 maal eerder, 7 personen 4 maal eerder, 2 personen 5 maal eerder, 1 persoon 6 maal eerder, 1 persoon 8 maal eerder, 3 personen 9 maal eerder, 1 persoon 10 maal eerder, 1 persoon 11 maal eerder, 1 persoon 15 maal eerder, 1 persoon 20 maal eerder, en de meest notoire ‘veelpleger’ werd in de periode 2000-2005 van 40 eerdere diefstallen uit auto’s verdacht. Van de diefstallen waarbij een verdachte bekend was, is ongeveer 70% woonachtig in de pleegplaats. Van die diefstallen waarbij de verdachte niet woonachtig is in de pleegplaats blijkt in 50% sprake van een verdachte van buiten de regio. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat binnen ’s-Hertogenbosch enkele groeperingen actief zijn die zich vooral met inbraken in auto’s bezighouden. Deze groepen bestaan vooral uit verslaafden, scooterjeugd en gelegenheidsdaders. Het merendeel van de aangehouden jeugdige auto-inbrekers blijkt van buitenlandse, met name Marokkaanse en Somalische herkomst te zijn. Slechts een klein deel van de aangehouden jeugdige verdachten betreft autochtone jongeren. GEOGRAFISCHE SPREIDING De top-10 van locaties waar (in de regio Brabant-Noord) de meeste diefstal uit auto’s plaatsvond in 2005 zijn alle in ‘s-Hertogenbosch. De topper is de Helftheuvelpassage met 139 incidenten. Deze locatie heeft al geruime tijd de aandacht van de politie.
Bezien we het aantal aangiften van de totale regio, dan blijkt dat ongeveer de helft van de aangiften van diefstal uit auto’s afkomstig is uit ’s-Hertogenbosch. De andere gemeenten die volgen, qua aantal aangiften zijn Oss, Uden, Heusden, Cuijk, Vught, Bernheze, Veghel, Boxmeer en Boxtel. Relatief veel aangiften, waarbij we kijken naar het aantal aangiften per 100 inwoners, zijn er voor ’s-Hertogenbosch, Oss, Maasdonk, Cuijk, Landerd, Sint Anthonis, Vught, Grave, Uden en Bernheze.
58
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING Tabel 2.12 Aangiften diefstal af/uit auto’s (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantAantal aangiften Noord, geordend naar inwonerdiefstal af/uit autal (d.d. 01-01-06) to’s in 2005 (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
4343 (1)
3,22 (1)
–
2
Oss
1086 (2)
1,42 (2)
+
3
Heusden
351 (4)
0,81
0
4
Uden
367 (3)
0,91 (9)
+
5
Veghel
238 (8)
0,65
–
6
Boxtel
199 (10)
0,67
0
7
Bernheze
241 (7)
0,82 (10)
+
8
Boxmeer
221 (9)
0,77
0
9
Sint-Michielsgestel
150
0,54
0
10
Vught
254 (6)
1,01 (7)
0
11
Cuijk
269 (5)
1,11 (6)
–
12
Schijndel
153
0,67
0
13
Sint-Oedenrode
89
0,52
–
14
Landerd
164
1,11 (5)
+
15
Haaren
76
0,55
0
16
Grave
119
0,93 (8)
+
17
Sint Anthonis
130
1,11 (4)
+
18
Maasdonk
149
1,32 (3)
+
19
Mill en Sint Hubert
74
0,67
+
20
Boekel
50
0,53
+
21
Lith
23
0,34
–
8746
1,39
Het aantal aangiften van diefstal uit auto’s is vooral in Oss, Uden, Bernheze en in de kleinere gemeenten (Landerd, Grave, Sint Anthonis, Maasdonk, Mill en Sint Hubert en Boekel) toegenomen. In ’s-Hertogenbosch, Veghel, Cuijk, Sint-Oedenrode en Lith is het aantal aangiften de laatste jaren juist teruggelopen. Bij de overige 7 gemeenten is het aantal aangiften de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven. UITGELICHT: TASK-FORCE AUTO-INBRAAK ’s-HERTOGENBOSCH Om het aantal auto-inbraken een halt toe te roepen heeft de gemeente ’s-Hertogenbosch in 2004 een plan van aanpak opgesteld: de ‘Task-Force auto-inbraken’. Voorlichting over preventie van inbraak maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. Er is 59
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
een anti-autokraakfolder opgesteld die door stadswachten in de vorm van een rode kaart wordt uitgedeeld. In 2005 werden tienduizenden rode kaarten uitgedeeld. Bij ruim een derde van de geparkeerde en gecontroleerde personenauto’s werden nog goederen aangetroffen die interessant zouden kunnen zijn inbrekers. Maandelijks is aan de gemeente ’s-Hertogenbosch een overzicht aangereikt van ‘hotspots’ op het gebied van auto-inbraken. Door de afdeling Stadstoezicht is vervolgens op die hotspots de folderactie voortgezet. Verder is op de achterzijde van het parkeerkaartje een waarschuwing geplaatst tegen auto-inbraken en zijn op plaatsen waar veel inbraken plaatsvinden borden geplaatst met de tekst ‘auto op slot, buit eruit’. Bij 30 parkeerautomaten is op de display een extra waarschuwingstekst ingevoerd en is een aantal sprekende parkeerautomaten aangeschaft. Overigens: alle nieuwe apparaten worden nu standaard voorzien van spraakchips. Ook is op een aantal parkeerterreinen cameratoezicht toegepast en worden door de politie meer fietssurveillances en surveillances te voet uitgevoerd op bekende hotspots. Om de pakkans van scooterjeugd te vergroten wordt vaker gesurveilleerd met behulp van motoragenten en zijn door de politie ook scooters ingezet. Incidenteel worden ook lokauto’s ingezet om daders te kunnen pakken. Voor de bepaling van de hotspots werd onder andere gebruik gemaakt van Mapinfo. Op enkele hotspots van 2004 werden statische bewakingscamera’s geplaatst door de gemeente. Met name in de binnenstad is door alle interventies het aantal inbraken gedaald, maar er heeft een verschuiving plaatsgevonden naar andere delen van de stad. Gezien de opstelling van de camera’s bleek het zeer moeilijk de beelden ook te kunnen gebruiken voor de opsporing van daders. In het voorjaar van 2005 is binnen de districtsrecherche Den Bosch een onderzoeksteam op het gebied van auto-inbraken opgericht. Door actieve opsporing en intensieve surveillances werden vooral in de maanden januari en maart van 2006 veel daders van ‘Bossche’ auto-inbraken aangehouden (41 in het totaal). Het Auto-inbraken team is vanaf juni 2005 geïntegreerd in het Veelplegersteam van het politiedistrict. Op de website van de politie Brabant-Noord worden diverse tips vermeld die opgesteld zijn door de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit om diefstal uit auto’s te voorkomen. 2.6.4. Overige voertuigdiefstallen Uit de politieregistratie valt op te maken dat het aantal aangiften van diefstal van andere soorten voertuigen de laatste jaren is afgenomen. Het aantal aangehouden verdachten is eveneens gedaald. Alleen ten aanzien van diefstal van en uit vaartuigen is sprake van een toename van het aantal verdachten. Hierbij moet aangetekend worden dat verdachten vaak verantwoordelijk kunnen zijn voor meer diefstallen. Opgenomen aangiften overige voertuigdiefstallen, periode 2000-2005 2000 2001 2002 2003 Aangiften diefstal overige voertuigen 602 468 542 686 Diefstal brom-/snorfiets 104 66 72 89 Diefstal motor/scooter 59 67 35 48 Diefstal ander motorvoertuig 25 25 14 15 Diefstal vaartuig 28 26 20 38 Diefstal af/uit vaartuig 82 124 129 182 Diefstal overige voertuigen
60
2004
2005
480 99 47 14 40 115
439 70 56 17 29 143
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING Diefstal af/uit overige voertuigen
153
155
199
172
163
147
In een gering aantal gevallen komt het tot strafrechtelijke vervolging. Het aantal rechtzaken vanwege diefstal van overige onroerende goederen is de laatste jaren wel enigszins toegenomen. Instroom aantal rechtbankzaken overige diefstallen (Bron:politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 39 21 Diefstal brom-/snorfiets 6 5 Diefstal motor 1 7 Diefstal overige vervoermiddelen 30 24 Diefstal overig onroerende goed 250 181 Overige diefstallen
2002 38 1 3 29 262
2003 35 3 7 22 256
2004 41 4 7 26 226
2005 25 4 8 33 228
GEOGRAFISCHE SPREIDING De meeste aangiften van diefstal van een vaartuig zijn afkomstig uit ’s-Hertogenbosch en Oss, terwijl in ’s-Hertogenbosch en Heusden vooral aangifte wordt gedaan van diefstal af/uit vaartuigen. Met betrekking tot aangifte van diefstallen van en af/uit de diverse andere soorten voertuigen scoren vooral ‘s-Hertogenbosch, Oss en Uden hoog. Bernheze en Heusden tellen relatief veel aangiften van diefstal van overige voertuigen.
2.6.4. Overige diefstallen Uit de politieregistratie valt op te maken dat het aantal aangiften van diefstal van overige soorten roerende en onroerende goederen de laatste jaren is afgenomen. Het aantal aangehouden verdachten is eveneens gedaald. Opgenomen aangiften overige diefstallen, periode 2000-2005 2000 2001 2002 Diefstal af/uit overige roerende goederen 458 264 291 Diefstal af/uit overig onroerend goed 1860 2315 2585
2003 198 1820
2004 136 1555
2005 145 1034
In ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden, Veghel en Vught worden de meeste aangiften van diefstal af/uit overig onroerend goed gedaan Ongeveer 45% van de aangiften van diefstal af/uit overige onroerende goederen is afkomstig uit ’s-Hertogenbosch. De meeste andere aangiften zijn gedaan in Oss, Veghel, Vught en Boxmeer. In een gering aantal gevallen komt het uiteindelijk ook tot een strafrechtelijke vervolging. Deels is dit het gevolg van het feit dat veel diefstallen gepleegd worden door minderjarigen bij wie het doorgaans niet tot een rechtzaak komt. Gegevens van het openbaar ministerie laten zien dat er sprake is van een zekere stabilisering. Instroom aantal rechtbankzaken overige diefstallen (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 Diefstal overig onroerende goed 24 30 Overige diefstallen 181 250
2002 29 262
2003 22 256
2004 26 226
2005 33 228
61
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
2.7
Maatschappelijke impact van georganiseerde misdaad
Het is moeilijk om de maatschappelijke impact van georganiseerde en/of zware criminaliteit te bepalen. De winsten die georganiseerde criminelen wederrechtelijk maken, trekken een zware wissel op de Nederlandse economie (Moors en Borgers, 2006). Bepaalde vormen van zware criminaliteit, zoals drugs- en mensenhandel, gedwongen prostitutie, brengen welzijns- gezondheidsrisico’s met zich die lokale en nationale overheden geld kosten. Het tegengaan en bestrijden van georganiseerde misdaad vergt eveneens een forse financiële inzet. Deze aanslag op de ‘collectieve middelen’ levert de burger wel degelijk nadeel op, maar door de bank genomen merkt die daar weinig tot niets van. De maatschappelijke impact van georganiseerde misdaad is in financiële termen enorm, maar in emotieve zin tamelijk beperkt. Uitzonderingen hierop zijn drugs- en mensenhandel, georganiseerde diefstallen en inbraken (met geweld), wapenhandel en –gebruik. Deze vormen van zware criminaliteit kennen veel ‘exposure’ in het publieke domein en raken vaak ook aan de belevingswereld van individuele burgers. DRUGS Nederland neemt wat betreft synthetische drugs een dominante positie in binnen de EU-drugsmarkt. Bijna de helft van de geconfisqueerde amfetamine en meer dan viervijfde van alle ecstasy die in de periode 2000-2002 in de Europese Unie is onderschept, was geproduceerd in ons land (Van der Heijden, 2003). In Nederland wordt naar schatting tussen 19 en 23 ton amfetamine, tussen 93 en 131 miljoen ecstasytabletten geproduceerd. Zowel uit de tussenevaluatie van de nota ‘Samenspannen tegen XTC’ (Neve, 2005) als uit het Criminaliteitsbeeld synthetische drugs 2002-2004 (Huisman, 2005) blijkt dat de productie en handel van XTC in Nederland afneemt. De productie lijkt zich enigszins te verplaatsen naar andere landen, met name naar België. Nederlanders blijven in dat geval betrokken bij het productieproces.
Voor heroïne en cocaïne vervult Nederland een belangrijke distributierol in de EU. De drugsstroom die ons land verlaat, bestaat vermoedelijk uit meer dan 50 ton aan heroïne, cocaïne en amfetamine en meer dan 80 miljoen ecstasytabletten. De binnenlandse consumptie van heroïne, cocaïne en amfetamine ligt in een orde van grootte van negen ton. De Nederlandse ecstasyconsumptie wordt geraamd op drie tot zeven miljoen pillen. Wat cannabis betreft, vervult Nederland zowel een productie- als een transitfunctie. Naar schatting wordt tussen 68 en 99 ton cannabis geproduceerd. Het binnenlandse gebruik van cannabis bedraagt tussen 32 en 43 ton. De doorvoer van softdrugs bedraagt naar schatting tussen 170 en 240 ton. De doorvoer van buitenlandse cannabis is volgens ramingen omvangrijker dan de export van nederwiet (Van der Heijden, 2003). De opsporing en vervolging van opiumwetmisdrijven heeft lage prioriteit (gehad) in Nederland (Van Laar, 2006). De laatste jaren zijn onderzoeken naar drugshandel vooral op het tegengaan van de productie van softdrugs gericht. Het aantal opgerolde hennepkwekerijen is in de periode 2000-2003 gestegen van 1372 (661.851 hennepplanten) naar 1867 (1.111.855 hennepplanten). Daarnaast is in toenemende mate opsporingscapaciteit besteed aan de handel in en productie van synthetische drugs (Snippe, 2004).
62
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
Uit het Regionaal beeld zware en/of georganiseerde criminaliteit 2003-2005 (BRI, 2006) blijkt dat in de regio Brabant-Noord 4672 personen actief zijn in het domein van zware en georganiseerde criminaliteit. Ongeveer 68% van deze personen pleegde druggerelateerde delicten (3191 personen). Het aantal mensen dat zich bezig houdt met drugscriminaliteit is in de periode 2003-2005 met ongeveer 11% afgenomen. De productie van synthetische drugs (ecstasy, amfetamine) in de regio daalt en lijkt zich naar elders te verplaatsen. In de regio worden verder geen harddrugs geproduceerd. Wel is een groep personen actief op het gebied van de (inter)nationale handel in chemicaliën. Het gaat om grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs. Hennepgerelateerde criminaliteit is in de regio doorgedrongen tot alle lagen van de samenleving. De zware en georganiseerde criminaliteit is in de regio Brabant-Noord prominent aanwezig in de hennepbranche. Een aantal groepen is actief op (inter)nationaal niveau in de handel in marihuana (nederwiet) en hasj.Onlangs is in Uden een nieuw fenomeen in de hennepteelt aan het licht gekomen: een mobiele hennepkwekerij. UITGELICHT: HENNEPTEELT EN –HANDEL Volgens een interne rapportage van de politie Brabant-Noord wordt in Nederland naar schatting jaarlijks 150 ton nederwiet geproduceerd. Bovenkerk schat de productie zelfs op 250 ton. De Nationale Recherche komt uit op 68-99 ton. De totale productie in de regio Brabant-Noord wordt geschat op 6500-7500 kilo nederwiet per jaar. Uit een in 2003 gehouden landelijk bevolkingsonderzoek (Korf, 2004) kan worden afgeleid dat in de regio Brabant-Noord ongeveer 20.000 personen in totaal circa 1000 kilo wiet gebruiken. Afgezet tegen de geschatte productie in de regio van 6500-7500 kilo zou dit impliceren dat bij benadering 6000 kilo buiten de regio wordt afgezet. De omzet van de totale hennepbranche in de regio wordt geschat op 18 miljoen euro. In de regio Brabant-Noord richten 23 bedrijven zich bedrijfsmatig op de hennepteelt. Dit betreft 8 growshops, 8 coffeeshops, 2 groothandelsbedrijven, 2 seedbanks, 1 smartshop en 2 bedrijven die hennep promoten. growshop Den Bosch Aa en Dommel De Leijgraaf Maasland Land van Cuijk Totaal
3 1 1 2 1 8
coffeeshop 6
groothandel 2
seedbank
smartshop
promotie-bedrijf 2
1 1 2 8
2
2
1
2
In de periode van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2005 hebben zich volgens opgave van de politie Brabant-Noord 674 incidenten voorgedaan met betrekking tot hennepteelt en handel. Daarbij ging het om: 50 incidenten vanwege in- en uitvoer van softdrugs; 20 incidenten vanwege dealen van softdrugs; -128 incidenten vanwege handel in soft63
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
drugs; 478 hennepkwekerij; 7 laboratorium softdrugs; 176 incidenten vanwege softdrugs; 2 incidenten vanwege een rip hennep; en 8 incidenten vanwege rip hennepkwekerij. Volgens opgave van de fraudecoördinator van Essent is alleen al in de eerste helft van 2005 aan 120 cliënten een naheffing voor stroomgebruik opgelegd als gevolg van illegaal stroomverbruik vanwege een hennepkwekerij. In de hennepbranche is sprake van steeds grotere (financiële) belangen. De drang naar expansie veroorzaakt conflicten, waarbij het aantal geweldsincidenten toeneemt. Hoewel het rippen in zijn algemeenheid een dalende trend vertoont, lijkt bij het beslechten van de onderlinge conflicten steeds vaker ‘het rippen’ als middel te worden ingezet. Dergelijke confrontaties hebben in de periode 2003-2005 geleid tot het verlies van mensenlevens. In toenemende mate is voorts sprake van inbraken in panden waar hennep gekweekt dan wel gedroogd wordt. Aantal verdachten softdrugincidenten 2002-2004 (Bron:BPS) 2002 276 Verdachten 211 Delicten 115 Aanhoudingen 32 In verzekeringstelling
2003 393 277 178 68
2004 374 250 157 49
Het aantal drugszaken is in de periode 2002-2004 sterk toegenomen. Aantal drugszaken 2002-2004 (Bron: politie Brabant-Noord) Handel/dealen In- en uitvoer Kwekerij
2002 181 69 599
2003 283 103 813
2004 254 97 633
Ook uit de gegevens over de aantallen door de politie Brabant-Noord aan het openbaar ministerie aangeleverde misdrijven waarbij het tot een strafzaak komt voor de periode 2000-2005 valt op te maken dat hennepteelt een explosieve groei heeft doorgemaakt. Het aantal zaken is in deze periode bijna verdrievoudigd. Het aantal rechtszaken vanwege drugsdelicten is vooral in de periode 2000-2004 voortdurend gestegen. In 2005 is echter sprake van een duidelijke afname, vooral bij zaken in verband met synthetische drugs en handel in heroïne/cocaïne. Het aantal rechtbankzaken in verband met handelingen in de exploitatie van coffeeshops is in absolute zin zeer beperkt. Instroom aantal rechtbankzaken vanwege drugsdelict (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 2002 5 3 5 -exploitatie coffeeshop 178 112 85 -hennepteelt 151 114 67 -heroïne/cocaïne
64
2003 242 105
2004 8 287 102
2005 2 257 80
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING -overige harddrugs -synthetische drugs -overige handelingen Totaal
6 84 17 264
20 36 56 341
10 37 36 417
17 36 66 466
27 57 58 539
19 17 56 431
Deze constateringen zijn congruent met het landelijke beeld dat de teelt en handel in hennep sinds 2000 een explosieve groei doormaakt. De huisteelt van hennep heeft zich tot een omvangrijke economische activiteit ontwikkeld. De laatste jaren zou de thuisteelt echter vooral in handen zijn geraakt van de georganiseerde criminaliteit die grote groepen bewoners van achterstandswijken in zijn greep zou hebben en die feitelijk de dienst de dienst zou uitmaken in de buurten waar op grote schaal thuis wordt geteeld (Bovenkerk, 2003). In plattelandsgebieden komen vaker grote hennepkwekerijen voor, met name in Oost-Brabant. Dit heeft deels een historische reden (voorheen werd hier veel illegale alcohol gestookt en boter gesmokkeld), maar ook de logistieke mogelijkheden voor grootschalige hennepteelt zijn op het platteland beter (Bovenkerk, 2003; Snippe, 2004). HARDDRUGS IN BRABANT-NOORD Ongeveer 46% van de regionale drugscriminelen is betrokken bij de (tussen)handel in drugs, waarvan 39% bij het dealen van drugs, in het bijzonder cocaïne. Het gebruik hiervan is sterk in opmars, enerzijds bij probleemgebruikers van harddrugs. Anderzijds is snuifcocaïne populair bij uitgaande jongeren en jong volwassenen. Opsporingsonderzoeken in de regio hebben in toenemende mate betrekking op de handel in en het dealen van cocaïne.
De groep handelaars in heroïne is in de periode 2003-2005 gehalveerd. Regionaal gezien wordt deze groep gedomineerd door mensen van Turkse afkomst. Jongere generaties lijken zich steeds vaker in te laten met (de handel in) andere drugssoorten en worden in toenemende mate geassocieerd met criminele activiteiten betreffende hennep en ecstasy. Turkije is een groeiende afzetmarkt voor synthetische drugs. Niettemin vertoont de handel in synthetische drugs in de regio een dalende trend. Ongeveer 30% van de regionale drugscriminelen is betrokken bij de internationale handel in drugs, vooral de import van cocaïne. Deze groepen gaan terug op families, veelal afkomstig uit het Caraïbisch gebied. Daarnaast telt de regio Brabant-Noord een aantal groepen die nederwiet distribueren binnen Europa (Engeland, Duitsland en Oostenrijk). DIEFSTALLEN, INBRAKEN EN HELING In de periode 2003-2005 waren in de regio Brabant-Noord jaarlijks ongeveer 500 personen betrokken bij aan diefstal en inbraak gerelateerde delicten. Het aantal auto-inbraken daalt, zoals in hoofdstuk 2 is opgemerkt. Opsporingsonderzoek bevestigt dat autodieven bovenregionaal actief zijn. De registratie van ladingdiefstallen vertoont gebreken. Het is niet mogelijk, om met de huidige technische mogelijkheden, de omvang vast te stellen. Het aantal personen betrokken bij kluiskraken groeit. De omvang van het probleem is niet vast te stellen vanwege registratiegebreken. Deze specifieke,
65
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
kennisintensieve ‘branche’, die overigens ook bovenregionaal georiënteerd is, vertoont een interessant generationeel aspect: know-how gaat over van vader op zoon. In de periode 2003-2005 zijn in de regio Brabant-Noord 480 personen in verband gebracht met heling. In de regio zijn meer helersnetwerken actief en in staat in relatief korte periode grote hoeveelheden goederen te verhandelen. De meeste zaken hebben betrekking op kleding, beeld en geluidsapparatuur, sieraden, voertuigen (auto’s, scooters, motoren), rookwaren, computer- en communicatieapparatuur. De politie classificeert – conform de wetgeving – witwaspraktijken als heling.7 In de periode 2003-2005 werden in totaal 148 personen in verband gebracht met het witwassen van gelden. Informatie over manieren waarop gelden daadwerkelijk worden witgewassen is nauwelijks aanwezig (zie ook: Moors en Borgers, 2006). VUURWAPENS Met vuurwapengerelateerde activiteiten worden in de periode 2003-2005 in totaal 722 personen in verband gebracht. Het aantal personen dat jaarlijks betrokken is bij vuurwapencriminaliteit is in deze periode gedaald met ongeveer 24%. Er is in de regio Brabant-Noord sprake van een ‘harde kern’ van 25 personen. De politie acht het wenselijk om deze ‘harde kern’ nader in beeld te brengen en projectmatig aan te pakken (zie ook: Bruinsma en Moors, 2005). AANPAK ZWARE EN/OF GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT De politie bestrijdt zware en georganiseerde criminaliteit onder het motto ‘het oplossen van en interveniëren in criminaliteit; luisterend naar de omgeving, in samenspraak met (keten)partners.’ Blijkens het korpsjaarplan 2006 wordt daar stevig en concreet op ingezet: burgers moeten merken dat de politie aan het werk is. In het algemeen geldt dat gemeenten zich juist niet in de voorhoede bewegen in de strijd tegen (zware) criminaliteit. Zij beschouwen dat als een taak van politie en justitie. Dit standpunt is onhoudbaar, bezien vanuit zowel de verantwoordelijkheid van gemeenten als hun positie in de veiligheidsketen. Bepaalde vormen van zware criminaliteit, bijvoorbeeld gerelateerd aan drugs, inbraak en diefstal, of wapenbezit en-gebruik, uiten zich in het publieke domein en raken heel direct de belevingswereld van burgers. Gemeenten hebben (ook in dit opzicht) een zorgplicht: de georganiseerde misdaad mag de burger niet belasten. Misbruik van gemeentelijke voorzieningen en/of voorzieningen in gemeenten door groepen criminelen trekt een wissel op het welzijn en welbevinden, i.c. op de ‘ervaren sociale veiligheid’ van burgers. Gemeenten – als regisseurs van lokaal beleid – zouden juist een heldere rol kunnen spelen in het voorkomen en bestrijden van georganiseerde criminaliteit. Gemeenten zijn een onschatbare bron van informatie en vormen idealiter een informatieoverslagpunt in de informatieketen die nodig is om zware misdaad effectief te voorkomen en te bestrijden. Bij gemeenten, gemeentelijke diensten, door gemeenten gesubsidieerde organisaties en private samenwerkingspartners komt zeer veel informatie samen op het gebied van inkomen en schuld, zorg, welzijn en veiligheid, of 7
66
Het opzettelijk door middel van uiteenlopende financiële constructies en handelingen ogenschijnlijk doen voorkomen alsof criminele gelden een legale herkomst hebben. Overigens geldt dit alleen voor binnenlandse witwaspraktijken. Zie ook Moors en Borgers (2006).
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
wonen, wijkbeheer en milieu. Deze informatie is deels van belang bij het tegengaan, maar ook de opsporing en vervolging van georganiseerde criminaliteit. Toch wordt die informatie niet of nauwelijks vanuit dit perspectief verzameld én beheerd. Gemeenten zouden hier – voor kleinere gemeenten juist in regionaal verband – een krachtiger regisserende actie op moeten ontwikkelen. In de praktijk vergt dit een omslag in het denken van de coördinatoren integrale veiligheid en hun bestuurders. Om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van de georganiseerde criminaliteit is in 2003 de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (BIBOB) landelijk ingevoerd. Dit biedt gemeenten in bepaalde sectoren de mogelijkheid om gebruik te maken van extra weigerings- en intrekkingsgronden door via het Bureau BIBOB een beroep te doen op gesloten bronnen. De meeste gemeenten – zowel in de regio Brabant-Noord als landelijk – maken onvoldoende gebruik van BIBOB en – meer in het algemeen – bestuurlijke maatregelen om zware en/of georganiseerde criminaliteit tegen te gaan en/of te bestrijden. Najaar 2006 presenteert het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) een Handreiking bestuurlijke maatregelen die gemeenten op dit terrein ondersteunt en uitwisseling van succesvolle praktijkvoorbeelden mogelijk maakt. Samenwerking tussen gemeenten, politie en openbaar ministerie komt in de praktijk bijvoorbeeld tot uitdrukking bij de aanpak van drugsoverlastpanden. Hiertoe is eind 2003 in ‘s-Hertogenbosch, bijvoorbeeld, een convenant getekend tussen de gemeente, politie, justitie, zorg- en welzijnsinstellingen, woningcorporaties en Essent. In het convenant zijn afspraken gemaakt om indien mogelijk steeds te proberen via een oplossingsgericht traject de overlast te beëindigen. De aanpak van hennepkwekerijen maakt deel uit van deze stedelijke aanpak. Bij constatering van een hennepkwekerij in een woning wordt direct overgegaan tot ontmanteling en inbeslagname, maar ook tot een proces-verbaal en strafvervolging. Wanneer het gaat om een huurwoning of een (woonwagen)standplaats zal de verhuurder de rechter verzoeken om de huurovereenkomst te ontbinden. Verder worden Essent, de Sociale Dienst en de Belastingdienst geinformeerd wat kan leiden tot naheffingen en boetes. Die samenwerking lijkt effectief. In 2005 zijn bijvoorbeeld in het district ’s-Hertogenbosch 169 meldingen ontvangen in relatie tot de aanwezigheid van hennepkwekerijen. Hiervan werden er 132 daadwerkelijk onderzocht met als resultaat dat 56 kwekerijen met in totaal 18.653 planten konden worden ontmanteld. In 2005 is 1 woning op last van de burgemeester gesloten, 19 huurders hebben zelfstandig de huur opgezegd en er zijn door de woningcorporaties 23 procedures tegen huurders gevoerd waarna de huurovereenkomst is ontbonden. Tegen 14 huurders loopt de ontbindingsprocedure nog. In 12 gevallen is een gele kaart uitgereikt omdat een gerechtelijke procedure niet kansrijk bleek. Daarbij handelde het meestal om het aantreffen van een hennepdrogerij of het aantreffen van slechts enkele planten. In 2005 is ook in Uden en Veghel een hennepconvenant getekend tussen de gemeente, politie, justitie, woningcorporaties en Essent. De aanpak van diefstal-, inbraak- en helinggerelateerde problematieken krijgt, zoals blijkt uit het korpsjaarplan 2006 van de politie, extra aandacht. Geconstateerd werd dat
67
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
criminele groeperingen die zich bezighouden met drugsproductie, autodiefstal en heling relatief ongehinderd hun gang hebben kunnen gaan, omdat die delicten voorheen niet geprioriteerd waren en voornoemde groeperingen bovenregionaal actief waren. Voorts zijn georganiseerde criminaliteit en ‘kleine’ criminaliteit verweefd geraakt binnen de illegale hennepkwekerijen. Steeds vaker lijkt sprake van (vuurwapen)geweld in relatie tot de hennepproblematiek. Hoe de politie heel concreet op deze terreinen de samenwerking met andere publieke en met private partijen gaat organiseren, krijgt in het korpsjaarplan 2006 weinig nadruk. Dat is op termijn een knelpunt (Tops, 2005). BLINDE VLEKKEN Het Regionaal beeld (BRI, 2006) levert een interessant, niet een compleet beeld op van de belangrijkste verschijningsvormen van zware en/of georganiseerde criminaliteit. Dit laatste zou een illusie zijn. Toch is het van belang – met name vanuit een gemeentelijk perspectief – om te onderstrepen dat ‘het beeld van de politie’ is gebaseerd op niet alleen de aard van de verzamelde informatie en de technische mogelijkheden om die te ontsluiten, maar ook op beleidsmatige keuzen die in en tussen districten worden gemaakt. Onderwerpen die binnen de politie niet worden opgevoerd als prioritair in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, worden in het Regionaal beeld niet onderzocht. Zo blijft een onderwerp als mensenhandel / vrouwenhandel, prostitutie (via Internet) en de geldbewegingen die daaraan gepaard gaan (in roerende en onroerende goederen) buiten beeld, terwijl hiermee niet gezegd is dat het niet een problematiek is waar de regio Brabant-Noord nu of in de nabije toekomst te maken krijgt. Gemeenten zouden systematischer kunnen worden betrokken – dan wel zichzelf een vooraanstaander rol toebedelen – bij het problematiseren van de interferentie tussen georganiseerde misdaad en de verschijningsvormen daarvan in de bovenwereld, zodat blinde vlekken in het regionale criminaliteitsbeeld vermeden kunnen worden.
2.8
Aanpak nieuwe criminaliteit: cybercrime
Criminaliteit is zo oud als de mensheid. De vormen van de criminaliteit zijn echter even veranderlijk als de omgeving waarin de mens kan komen te verkeren. Komen er auto's, dan komt er voertuigcriminaliteit, komen er pinpassen dan komt er pinpasfraude, komt er internet dan komt er ook internetcriminaliteit. Wat crimineel is, is afhankelijk van wat verboden is. Nieuwe criminaliteit wordt derhalve bepaald door het Wetboek van Strafrecht en door wat de wetgever daaraan toevoegt of daarin wijzigt. Op 27 september 2005 is een wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Telecommunicatiewet aan de Eerste Kamer voorgelegd8. De wijzigingen houden verband met 'nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie' en gaan over zaken als computervredebreuk, handel in wachtwoorden, en het opzettelijk en wederrechtelijk verkrijgen van 'gegevens' uit een 'openbaar telecommunicatienetwerk'. Het vormt de nationale neerslag van het Europese Cybercrime Verdrag, dat in 2001 door de Raad van Europa werd ondertekend, en naar aanleiding waarvan in maart 2005 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer werd aangeboden.
8
68
EK 2005-2006 26 671.
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
2.8.1 Dreigingsanalyse dNRI In de dreigingsanalyse die de Dienst Nationale Recherche Informatie in juli 2004 publiceerde9 wordt cybercrime nadrukkelijk als bedreiging voor de samenleving gezien. Telecomfraude, afpersing met een dreigende aanval op ICT-infrastructuur, internetfraude en ICT-piraterij zijn vormen van criminaliteit waar ook de georganiseerde misdaad zich in de toekomst mogelijk meer en meer schuldig aan zou kunnen gaan maken. Onder telecomfraude verstaat men voornamelijk het illegaal bellen in zogenoemde belhuizen. Nieuwe vormen van afpersing ontstaan als criminelen dreigen met zogenoemde 'distributed denial of server attacks' om websites of computersystemen mee plat te leggen (de chat van kroonprins Willem Alexander en prinses Máxima met het Nederlandse volk op 22 januari 2002 werd op die manier gesaboteerd). Onder internetfraude verstaat men het zogeheten phishing (het werken met misleidende e-mail, valse websites of spyware om aan persoonlijke gegevens van mensen te komen (creditcard gegevens bijvoorbeeld) om hen daarmee vervolgens financieel te benadelen of om identiteitsfraude te plegen. ICT-piraterij is het op grote schaal illegaal kopiëren en/of verspreiden van CD's en/of Dvd’s. 2.8.2 National High Tech Crime Center (NHTCC) en NPC-project Aanpak Cybercrime (NPAC) In mei 2006 stuurde de staatssecretaris van Economische Zaken haar eindadvies over de projecten NPAC en NHTCC naar de Tweede Kamer. Het eindadvies luidt, kort samengevat: 1. Ontwikkel een nationale infrastructuur voor de bestrijding van cybercrime. Deze infrastructuur moet ervoor zorgen dat er meer samenhang komt in de bestrijding van cybercrime. Een professionele aanpak van publieke en private partijen en een gedegen kennisuitwisseling moet een effectievere aanpak en bestrijding realiseren; 2. Richt in aanvulling op regionale en bovenregionale inzet ten aanzien van de opsporing van cybercrime ook op nationaal niveau een voorziening in. Deze nationale voorziening werkt samen met de ketenpartners op het gebied van bestrijding van cybercrime (zowel bij de overheid als bij het bedrijfsleven). De staatssecretaris wil de samenhang versterken tussen de lokale, regionale, bovenregionale en nationale aanpak en deze onderdeel laten uitmaken van de prestatieafspraken tussen Ministers en politie voor de jaren 2007 en 2008. De nationale infrastructuur strekt zich uit van overheid tot bedrijfsleven. Het KLPD krijgt een nationale voorziening cybercrime die zich speciaal zal gaan richten op het opbouwen en uitwisselen van expertise, alsmede op opsporingsonderzoeken gericht op innovatieve vormen van cybercrime of incidenten met een belangrijke internationale component. 2.8.3 Definiëren van cybercrime: drie categorieën ‘Omvang van digitale criminaliteit stijgt’ kopt het Brabants Dagblad op de voorpagina van de woensdageditie op 31 mei 2006. Het artikel opent als volgt: ‘Het aantal delicten dat via internet wordt gepleegd, zoals bedreiging en oplichting, stijgt. Dat melden politiekorpsen in de regio's Tilburg, Den Bosch en Eindhoven. Zij pakken digitale crimi9
Nationaal dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit: een eerste proeve. Zoetermeer: DNRI, 2004.
69
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
naliteit met onder meer digitale rechercheurs aan. Inzicht in de omvang van criminaliteit via internet is er echter niet.’ De opening van het artikel bevat een tegenstrijdigheid. Enerzijds wordt een toename van de digitale criminaliteit geconstateerd, anderzijds wordt er beweerd dat er geen inzicht is in de omvang ervan. Het gebrek aan inzicht in de omvang komt voort uit een gebrek aan registratie. Er wordt in BPS wel geregistreerd welk type delicten zich aandienen (zoals 'bedreiging' of 'oplichting'), maar er wordt niet systematisch bijgehouden of en in welke mate daarbij gebruik wordt gemaakt van digitale middelen. De geconstateerde toename berust op een globale inschatting van het fenomeen. In zowel de dreigingsanalyse van de dNRI als de op te zetten Nationale Infrastructuur Bestrijding Cybercrime worden voornamelijk 'echt' nieuwe vormen van criminaliteit genoemd. Naast deze nieuwe vormen van criminaliteit is er uiteraard ook veel 'oude criminaliteit' die met behulp van nieuwe, digitale middelen kan worden gepleegd. Het kan gaan om bezit of handel in kinderporno, drugshandel, fraude, afpersing, witwassen van geld of het voorbereiden van terroristische acties. De vraag of en in welke mate er gebruik wordt gemaakt van digitale middelen is de kernvraag als het gaat om het definiëren van computercriminaliteit of cybercrime10. Het is duidelijk dat 'nieuwe criminaliteit' zich volledig toespitst op computer- en internetgerelateerde criminaliteit. Meer specifiek kunnen we daaronder rekenen: Categorie 1 – Daadwerkelijke nieuwe criminaliteit • Het ongeoorloofd binnendringen in netwerken of computers (het zogenoemde hacken) • Het saboteren van andermans netwerken of computers via internet (bijvoorbeeld door distributed denial of server attacks, DDOS) • Het onderscheppen of op oneigenlijke wijze achterhalen van persoonlijke informatie (phishing) • Creditcard- en pinpasfraude • Telecomfraude • IC • T-piraterij (downloaden of vervaardigen van auteursrechtelijk beschermd materiaal) Categorie 2 – 'Oude criminaliteit' met gebruik van nieuwe middelen • Kinderporno via internet • Illegale handel via internet (drugs, heling) • Illegaal gokken via internet • Voorbereiden van terroristische acties via internet • Identiteitsfraude met behulp van internet • Bedreiging via internet • Oplichting via internet (met name via veilingsites)
10
70
Zie ook D. Koenig Investigation of Cybercrime and Technology-related Crime. www.neiassociates.org/ cybercrime.htm
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
De lijst 'oude criminaliteit' die met behulp van nieuwe (digitale) middelen wordt uitgevoerd is in beginsel ad infinitum uit te breiden. Vaak gebruiken criminelen het internet om (een schijn van) onzichtbaarheid en anonimiteit te waarborgen. Categorie 3 – 'Oude criminaliteit' met 'toevallig' gebruik van digitale middelen Naast het doelbewuste gebruik van digitale middelen door criminelen, kunnen we spreken van een derde categorie 'nieuwe criminaliteit' waarbij er (vaak min of meer) toevallig gebruik wordt gemaakt van digitale middelen. We kunnen hierbij denken aan alle mogelijke vormen van 'oude criminaliteit', zoals: • Gewelddelicten • Vermogensdelicten • Verkeersdelicten • Milieudelicten • Economische delicten • Openbare orde delicten. Ook hier kan de lijst naar believen worden uitgebreid. De derde categorie 'oude criminaliteit met toevallig gebruik van digitale middelen' is, samen met 'kinderporno' uit de tweede categorie waar de regionale politie het meest, door middel van een beroep op de technische recherche, op inzet. Informatie over het delict kan immers worden gehaald uit mobiele telefoons, boordcomputers, GPS-systemen, PC's, PDA's. Digitale apparatuur is dusdanig verweven met het dagelijkse leven dat er bij heel veel typen delicten heel vaak wel ergens digitale sporen worden nagelaten. In de regio Brabant-Noord zijn momenteel twee digitaal rechercheurs werkzaam. In overeenstemming met de regionale prioriteitstelling wordt hun expertise voornamelijk gebruikt voor het forensisch technisch onderzoek bij prioriteit-1-zaken. Telefoons worden uitgelezen, computers worden gescand – er worden digitale sporen en ander bewijsmateriaal verzameld die de tactische recherche en de basisdienst kunnen ondersteunen bij de opsporing en het vergaren van belastend materiaal. Het gaat hierbij in feite om wat wij de derde categorie 'nieuwe criminaliteit' hebben genoemd: die vormen van criminaliteit waarbij min of meer toevallig moderne digitale gebruiksvoorwerpen betrokken zijn geweest. Het kernwoord daarbij is communicatie. De digitale recherche zoekt naar sporen van communicatie (in telefoons, op chatboxen of via email of andere vormen van internetgebruik) en ontrafelt daarmee criminele netwerken en ontmaskert mededaders. De afdeling digitale recherche van de regiopolitie komt naar eigen zeggen maar weinig toe aan nieuwe criminaliteit van de tweede categorie, laat staan van de eerste categorie. Opsporing zonder duidelijke aanleiding of een aangifte komt maar zelden voor. Het verzamelen van bewijsmateriaal bij kinderpornozaken komt wel geregeld voor, maar het actief opsporen van handel of uitwisseling van kinderporno gebeurt weinig. Men heeft er de kennis en mogelijkheden wel voor in huis, maar men komt er door capaciteitsproblemen niet aan toe. Bij sommige vormen van nieuwe criminaliteit ziet men niet primair een regionale taak, zoals bij ICT-piraterij (FIOD-ECD), voorbereiden terroristische acties (AIVD), illegale drugshandel en georganiseerde criminaliteit (NR).
71
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Hoewel men aan de overige vormen van nieuwe criminaliteit van de eerste en tweede categorie nauwelijks toekomt, is men zich wel bewust van de regionale dreiging die ervan uitgaat. Zou het een hacker op wat voor manier dan ook lukken om een elektriciteitscentrale stil te leggen, het GSM-netwerk aan te vallen of zelfs maar een belangrijk serverknooppunt uit te schakelen dan kunnen de gevolgen voor regio immens zijn. De kans erop is misschien klein, maar de gevolgen zijn groot. Het veiligheidsrisico is daarmee aanzienlijk. 2.8.4 Regiobeleid De aanpak van 'nieuwe criminaliteit' in de regio Brabant-Noord is vooralsnog beperkt. Dat geldt enerzijds voor de politie. De afdeling digitale recherche van de technische recherche is klein en wordt vooral belast met prioriteit-1 zaken die veelal op basis van aangiftes binnenkomen. Anderzijds moet geconstateerd worden dat de gemeenten in de regio in hun integrale veiligheidsbeleid geen aandacht besteden aan het actief voorkomen en bestrijden van ‘nieuwe criminaliteit. Op landelijk niveau geniet de aanpak van nieuwe criminaliteit, en dan vooral de cybercrime, politieke aandacht. De regio zou daarop handig kunnen inspelen en ook de mogelijkheden die de totstandkoming van de nationale infrastructuur bestrijding cybercrime biedt, kunnen benutten. Op dit moment wordt veel van de beschikbare capaciteit op het gebied van computercriminaliteit gebruikt voor de bestrijding van kinderporno. Een scherpere aandacht voor aangiften op het gebied van intimidatie via internet van minderjarigen (zie bijvoorbeeld het recente onderzoek van de Rutgers Nisso Groep Seks is een game) kan leiden tot een effectievere aanpak van kinderpornografie. Het in het bezit hebben en/of het verspreiden van via MSN verkregen seksueel getinte webcamfilmpjes van minderjarigen valt immers ook onder artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Om tot een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling te komen dient in de eerste plaats goed geregistreerd te worden wanneer er sprake is van cybercrime. Dat geldt voor de politie, maar ook voor gemeenten, bijvoorbeeld als innovatieve vormen van identiteits- of documentfraude aan de orde lijken te zijn. Daarvoor dienen de politiemensen die de aangiften opnemen alert te zijn op die gevallen waarbij er sprake zou kunnen zijn van cybercrime. Bij twijfel zouden zij een expert moeten kunnen inroepen. Men dient bij die registratie een onderscheid te maken tussen primaire vormen van cybercrime en secundaire vormen. Bij primaire vormen van cybercrime gaat het om het wederrechtelijk verkrijgen van vertrouwelijke informatie uit of van computers of netwerken, of het opzettelijk vernietigen of manipuleren van computers of netwerken. Bij secundaire vormen van cybercrime worden computers en netwerken alleen maar gebruikt om de illegale praktijken te kunnen uitvoeren. Betreft het criminaliteit van nationale omvang, of gaat het om zware, georganiseerde criminaliteit dan kan, zodra de nationale voorziening cybercrime bij de dNRI operationeel is, de hulp van het KLPD worden ingeroepen. Gezien de al maar verdergaande digitalisering van het dagelijks leven is het van belang altijd alert te zijn op de mogelijkheid van digitale sporen. Die sporen kunnen niet alleen door middel van forensisch technisch onderzoek leiden tot aanhouding van een mogelijke dader door de politie, zij kunnen ook bijdragen aan het voorkomen van crimina72
VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
liteit of aan het (verder) escaleren daarvan. Er zou duidelijk meer proactief digitaal gerechercheerd kunnen worden om veel criminaliteit te voorkomen. Bij de recente Banlieucrises in de buitenwijken van Parijs werden veel rellen via internet georganiseerd. Bendes en criminele groepen communiceren vaak via internet. Veel van die communicatie is open en vrij toegankelijk. Er zijn geen (speciale) opsporingsbevoegdheden voor nodig. Dat ligt anders als men e-mail- of chatverkeer, of welke telecommunicatievorm dan ook, wil aftappen. Daarvoor is een machtiging van de rechter-commissaris vereist die is bedoeld voor de opsporing van ernstige misdrijven. Door op lokaal niveau alert te zijn op digitale sporen van georganiseerde misdaad (mensensmokkel, identiteitsfraude) of zich organiserende misdaad – en ook hier ligt een taak voor politie én gemeenten – en die eventueel tijdig door te spelen naar interregionaal of landelijk niveau kan mogelijk veel ellende worden voorkomen. Er is meer te doen, en er zou ook meer gedaan moeten worden, op het terrein van de nieuwe criminaliteit dan er nu gebeurt. Natuurlijk is het zinvol om meer te investeren in de Forensische Opsporing, waarbij het politieke tij, onder andere blijkend uit de visienota Spelverdeler in de opsporing van de Raad van Hoofdcommissarissen van maart 2005, duidelijk meezit. Forensische opsporing is echter eerst en vooral gericht op 'oude criminaliteit', al dan niet met nieuwe middelen, ofwel die vormen van criminaliteit die eerder nieuwe criminaliteit van de derde categorie werd genoemd. Investeren in de aanpak van de 'echte' nieuwe criminaliteit betekent allereerst een afbakening van het terrein. Juist omdat de computercriminaliteit bijna per definitie niet gebonden is aan geografische beperkingen, dient men zich bij de aanpak ervan extra bewust te zijn van de reikwijdte: gaat het om een regionaal, nationaal of internationaal probleem? De kern van een regionale aanpak van nieuwe criminaliteit van de eerste en tweede categorie ligt daar waar de internet- of cyberactiviteiten in de regio aan de oppervlakte komen. In de eerste plaats betreft dat natuurlijk de aangiften. Een goede registratie van de rol die het internet bij het aangegeven delict heeft gespeeld is daarbij, zoals eerdere vermeld, onontbeerlijk. De aangiften kunnen allerlei vormen van criminaliteit behelzen, zoals bedreiging, oplichting, belaging, maar ook seksuele intimidatie via internet (MSN, chatboxen) valt daaronder. In de tweede plaats kan men ingrijpen op internetmisdaad daar waar de digitale activiteiten aanleiding geven tot interactie met lokale overheden. Identiteitsfraude en telecomfraude bijvoorbeeld zijn vormen van misdaad die door gemeenten met bestuurlijke maatregelen, mogelijk gesteund door de wet Bibob, bestreden kunnen worden. In de derde plaats kunnen bepaalde internetactiviteiten worden gevolgd. Het kan daarbij gaan om dubieuze websites, chatboxen en andere regionale virtuele ontmoetingsplaatsen.
73
BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID
3.
Bedrijvigheid en veiligheid
3.1.
Inleiding
Ruim een kwart van de Nederlandse ondernemers in het midden- en kleinbedrijf vindt onveiligheid en criminaliteit een urgent probleem. Onveiligheid en criminaliteit vormen voor de ondernemers zelfs een groter probleem dan knelpunten als bereikbaarheid en parkeren. Onveilige situaties en criminele voorvallen komen in relatief veel voor op bedrijventerreinen en in winkelgebieden. Vooral de randen van de stads- en dorpscentra vormen de 'probleemgebieden'. Van de ondernemers in deze gebieden maakt 42% extra kosten om de negatieve effecten van criminaliteit en overlast zo beperkt mogelijk te houden. Bijna evenveel ondernemers lopen omzet mis of zien klanten minder vaak of niet meer komen (Mensen et al., 2005).
3.2.
Veiligheid op bedrijventerreinen en in winkelcentra
Bedrijven in Nederland zijn in 2005 minder vaak slachtoffer geworden van criminaliteit (inbraak, diefstal, vernieling en geweld) dan in de voorgaande jaren. Het totale schadebedrag voor het bedrijfsleven is ten opzichte van 2004 met 10% gedaald tot 619 miljoen euro (Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005). In de bouw, de transportsector en de zakelijke dienstverlening daalde het aantal diefstallen significant ten opzichte van 2004. Het aantal bedrijven dat in 2005 slachtoffer is geworden van een inbraak is in de bouw met 14%, in de horeca met 17%, in de zakelijke dienstverlening met 21% en in de detailhandel met 24% teruggelopen ten opzichte van 2004. Alleen in de transportsector is het aantal getroffen bedrijven gelijk gebleven. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 blijkt dat bouw- en transportbedrijven, waar het hoogste aantal delicten plaatsvindt, relatief vaak gevestigd zijn aan de rand van de stad of op een industrieterrein. De meest getroffen bedrijven in de zakelijke dienstverlening zijn vaker gevestigd in een kantorencomplex, een winkelcentrum of een afzonderlijk bedrijfspand. Binnen de horeca zijn de meest getroffen bedrijven in het centrum gevestigd. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 blijkt voorts dat een beperkt deel van de getroffen bedrijven uiteindelijk ook aangifte doet. Zowel in 2004 als in 2005 deed 37% van de bouwbedrijven, 25% van de bedrijven in de detailhandel, 22% van de horecabedrijven, 33% van de transportbedrijven en 31% van de bedrijven in de zakelijke dienstverlening aangifte. De belangrijkste redenen om geen aangifte te doen waren volgens deze bedrijven dat aangifte doen geen resultaat oplevert en een gebrek aan bewijs. Bedrijven die geconfronteerd zijn geweest met criminaliteit hebben vaker maatregelen genomen en geven ook meer geld uit aan beveiliging. Ook laten zij zich meer adviseren en nemen zij vaker deel aan projecten zoals het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO). Ondernemers kunnen een keurmerk krijgen als ze samen met gemeente, politie en andere relevante partijen maatregelen hebben getroffen om de veiligheid op hun bedrijventerrein of in een winkelcentrum structureel op een hoger plan te brengen. Bij
75
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
het Keurmerk Veilig Ondernemen gaat het onder meer om maatregelen tegen brand en criminaliteit, zoals inbraak, diefstal, vandalisme en overvallen. De voordelen van het KVO zijn dat ondernemers en hun personeel zich veiliger voelen en dat schade en kosten veroorzaakt door onveiligheid tot een minimum worden beperkt. KVO-ondernemers kunnen ook rekenen op voordelen, zoals korting op verzekeringspremie, fiscale en subsidievoordelen en een gegarandeerde overheidsinspanning onder meer van gemeente en politie. Uit de politieregistratie blijkt dat in de regio Brabant-Noord het aantal aangiften van bedrijfsinbraken de laatste jaren is afgenomen. Werden er in 2003 ongeveer 3.100 aangiften gedaan, in 2005 is dat aantal teruggelopen naar 2.582. Het aantal aangehouden verdachten is daarentegen nagenoeg gelijk gebleven. Verdachten zijn vaak verantwoordelijk voor meer diefstallen. De politie in ’s-Hertogenbosch heeft in mei 2005 bijvoorbeeld vier mannen aangehouden die verdacht werden van een vijftien- tot twintigtal bedrijfsinbraken in de politieregio's Brabant-Noord, Midden- en West-Brabant en Gelderland Zuid. Gegevens van het openbaar ministerie wijzen op een daling van het aantal zaken. Instroom aantal rechtbankzaken inbraken bedrijven (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
97
100
105
123
93
83
GEOGRAFISCHE SPREIDING Er is geen overzicht van kwetsbare industrieterreinen of bedrijven in de regio BrabantNoord, bijvoorbeeld kijkend naar de aantrekkelijkheid van opgeslagen producten, naar het aantal inbraken/diefstallen en naar het al dan niet ontbreken van beveiligingsmaatregelen.
De meeste aangiften van diefstal uit/af bedrijven worden gedaan in de grotere gemeenten waar doorgaans ook meer bedrijven gevestigd zijn. Ongeveer 40% van de aangiften is afkomstig uit ’s-Hertogenbosch. In Oss, Veghel, Uden en Heusden, Bernheze, Boxmeer, Vught, Cuijk en Boxtel worden ook relatief veel aangiften gedaan. Ook relatief gezien scoort ’s-Hertogenbosch het hoogst. Op afstand volgen Veghel, Uden, Oss, Bernheze, Sint-Oedenrode, Maasdonk en Cuijk. Alleen in Sint-Oedenrode is het aantal aangiften van diefstal van/uit bedrijven de laatste jaren toegenomen, terwijl in ’s-Hertogenbosch, Oss, Heusden, Veghel, Boxtel, Boxmeer, Sint-Michielsgestel, Vught, Landerd en Grave het aantal aangiften is gedaald. In de andere 10, met name kleinere, gemeenten is het aantal aangiften vrijwel onveranderd gebleven.
76
BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID Tabel 3.1 Aangiften bedrijfsinbraken (Bron: BPS) Gemeenten regio BrabantAantal aangiften Noord, geordend naar inbedrijfsinbraak in wonertal (d.d. 01-01-06) 2005 (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
1036 (1)
0,77 (1)
–
2
Oss
279 (2)
0,37 (6)
–
3
Heusden
136 (5)
0,32 (9)
–
4
Uden
151 (4)
0,38 (3)
0
5
Veghel
155 (3)
0,42 (2)
–
6
Boxtel
79 (10)
0,27
–
7
Bernheze
110 (6)
0,37 (5)
0
8
Boxmeer
88 (7)
0,30
–
9
Sint-Michielsgestel
63
0,22
–
10
Vught
82 (8)
0,32 (9)
–
11
Cuijk
80 (9)
0,33 (8)
0
12
Schijndel
49
0,21
0
13
Sint-Oedenrode
63
0,37 (4)
+
14
Landerd
36
0,24
–
15
Haaren
36
0,26
0
16
Grave
41
0,32 (9)
–
17
Sint Anthonis
19
0,16
0
18
Maasdonk
39
0,35 (7)
0
19
Mill en Sint Hubert
12
0,11
0
20
Boekel
18
0,19
0
21
Lith
10
0,15
0
2582
0,41
UITGELICHT: PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING IN AANPAK VAN BEDRIJFSINBRAKEN Volgens de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 heeft 65% van de bouwbedrijven preventieve maatregelen genomen om criminaliteit tegen te gaan. In de transportsector (72%), de zakelijke diensverlening (76%), de horeca (77%) en de detailhandel (82%) liggen deze percentages duidelijk hoger. De meeste bedrijven kiezen voor het aanleggen van een alarm, het aanbrengen van extra sloten, zwaarder hang- en sluitwerk, het inschakelen van een beveiligingsdienst of camerabewaking.
77
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Een belangrijk aandachtspunt bij de aanpak van bedrijfsinbraak is dat de initiatieven dienaangaande doorgaans een private aangelegenheid zijn. In een aantal gemeenten in Brabant-Noord, zoals Oss, ’s-Hertogenbosch, Veghel, Schijndel, zijn de gemeenten en de politie evenwel nauw betrokken bij de beveiliging van bedrijventerreinen. Zo is in Oss de burgemeester voorzitter van de Stichting Beveiliging Bedrijventerreinen en maakt de politie deel uit van het bestuur. Om de veiligheid op de verschillende bedrijventerreinen te vergroten voert een beveiligingsbedrijf surveillances uit onder operationele sturing van de politie. Het project is een succes gebleken en werkt kostendekkend door de bijdragen van de deelnemende bedrijven. Ook in Veghel werken het plaatselijke bedrijfsleven, gemeente, politie en een beveiligingsbedrijf nauw samen binnen de Stichting Beveiliging Bedrijventerreinen. In 2005 is op het industrieterrein De Dubbelen onder toezicht van deze Stichtingen met medewerking van de gemeente cameratoezicht ingesteld en is het terrein tussen bepaalde tijdstippen afgesloten en is het maar op een plaast toegankelijk. In de periode 2003-2005 is het aantal bedrijfsinbraken op De Dubbelen met 33% afgenomen. Op de bedrijventerreinen de Amert en Dorshout komt deze vorm van publiekprivate samenwerking echter niet van de grond omdat de betreffende bedrijven niet gemotiveerd zijn tot samenwerking. Op een iets ‘hoger’ niveau is publiekprivate samenwerking gerealiseerd in de zogenaamde Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing. In theorie zijn alle gemeenten in het RPC Brabant Oost vertegenwoordigd. De burgemeesters van 's-Hertogenbosch en Eindhoven nemen als korpsbeheerders deel aan het RPC en vertegenwoordigen alle gemeenten. Het is vervolgens aan de gemeenten zelf om te bepalen hoe groot hun inzet is en wat hun activiteiten rondom het RPC zijn. Op dit moment lopen er projecten ten aanzien van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) met de gemeenten 's Hertogenbosch, Veghel, Uden, Cuijk en Boxmeer. In 1995 werd het eerste Regionale Platform Criminaliteitsbeheersing (RPC) opgericht. Intussen (per 1 januari 2006) zijn er 23 RPC's in Nederland. De RPC's zijn over het algemeen regiogebonden, maar soms is er overlap. Zo is de regio Brabant-Noord onlangs toegetreden tot het RPC van de regio Brabant-Zuid-Oost onder naam Brabant Oost. In een RPC zijn altijd de Kamer van Koophandel, de Politie en gemeenten vertegenwoordigd. Er kan verder een keur aan partijen deelnemen aan een RPC: het openbaar ministerie, het MKB Nederland, VNO-NCW, de provincie, onderwijsinstellingen, beveiligingsbedrijven, verzekeraars en alle mogelijke bedrijven of ondernemersverenigingen die belang hechten aan een publiek-privaat samenwerkingsverband. Bij de opzet van het RPC Brabant Oost zijn zes uitgangspunten geformuleerd: Samenwerking tussen private en publieke partijen is noodzakelijk. Het RPC heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het bijeenbrengen van netwerken van ondernemersorganisaties met netwerken van overheden, zoals de regionale colleges van burgemeesters, het overleg van ambtenaren integrale veiligheid en de netwerken binnen het politieapparaat. Om de veiligheid te kunnen waarborgen dienen de verantwoordelijkheden voor het publieke en private domein niet strikt gescheiden te zijn, maar voor een deel in elkaar over te lopen. Er wordt gestreefd naar specifieke en gerichte inspanningen. Bij lokale samenwerking per bedrijventerrein of winkelgebied richt het RPC zich vooral op Keumerken Veilig Ondernemen (KVO) en Kwaliteitsmeters Veilig Uitgaan 78
BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID
(KVU). Op dit moment zijn 26 bedrijventerreinen (KVOb) en 3 winkelcentra (KVOw) in de regio's bezig met het proces tot certificering. Er wordt gestreefd naar specifiek meetbare resultaten. Maatregelen die in het kader van een RPC worden genomen, dienen te zijn gericht op concreet haalbare resultaten. Private samenwerking wordt gestimuleerd. Het RPC stimuleert naast publiekprivate samenwerking ook de samenwerking tussen private partijen onderling. Het RPC fungeert daarbij als intermediair binnen het eigen netwerk. De veiligheid in het publieke en private domein dient te worden verhoogd. Om de scheiding tussen publiek en privaat domein te slechten heeft het RPC het project ‘intelligent cameratoezicht met Regionale Toezichtruimte’ opgestart, waarbij de twee domeinen samenkomen in wat men noemt een 'grijze meldkamer'. In 2006-2007 zal een proef worden gedraaid bij twee bedrijventerreinen in het centrum van Eindhoven. De verwachting is dat het proefproject veel navolging zal krijgen. Veiligheid begint bij jezelf. Dit is het motto waaronder het RPC opereert en wat resulteert in diverse voorlichtingsprojecten, zoals ‘veiligheid in de detailhandel’ en het steunpunt acquisitiefraude.
Het RPC ondersteunt de samenwerkende partners door het geven van voorlichting, het aanbieden van expertise en het ondersteunen en faciliteren van veiligheidsprojecten, onder meer door intensivering van de netwerken. Daarnaast heeft het RPC tools en instrumenten ontwikkeld ten behoeve van criminaliteitspreventie en het doen van nulmetingen, welke laatste met behulp van de Avans hogeschool te 's-Hertogenbosch in de periode 2004-2006 inmiddels op 36 bedrijventerreinen en 7 winkelcentra zijn uitgevoerd. Een recent landelijk evaluatieonderzoek naar RPC's van Rooseboom e.a. (2006) noemt het algemene beeld van de RPC's 'bepaald niet ongunstig'. Het effect van het werk van de RPC's zou door een gebrek aan monitoring moeilijk zijn na te gaan. Duidelijk is echter wel dat de beschikbare hoeveelheid menskracht sterk bepalend is voor het succes van een RPC, meer nog dan budget. Een vaste stuwende kracht (projectleider) achter het RPC blijkt van grote waarde.
3.2.2. Diefstal uit scholen en sportcomplexen Het aantal aangiften van diefstal af/uit scholen is de laatste jaren toegenomen. In 2005 is 518 maal aangifte gedaan. Het aantal aangiften van diefstal uit sportcomplexen is vrijwel gelijk gebleven en schommelt jaarlijks rond de 300 aangiften. Het aantal aangehouden verdachten van diefstal van/uit scholen is in de periode 2003-2005 gelijk gebleven. Er is sprake van een groei van het aantal aangehouden verdachten van diefstal af/uit sportcomplexen. Verdachten zijn vaak verantwoordelijk voor meer diefstallen. Het aantal strafrechtelijke afdoeningen vanwege inbraak in scholen is de laatste jaren enigszins toegenomen.
79
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Instroom aantal rechtbankzaken vanwege inbraak scholen (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000 2001 2002 2003 1
9
16
11
2004
2005
14
19
GEOGRAFISCHE SPREIDING Vooropgesteld: in absolute aantallen zijn de aangiften van diefstal uit/af scholen beperkt. De meeste aangiften zijn afkomstig uit’s-Hertogenbosch, Oss, Boxmeer en Veghel. Relatief gezien vinden de meeste aangiften van diefstal uit scholen plaats in Boxmeer, Sint Anthonis, ’s-Hertogenbosch, Vught en Veghel. Alleen in ’s-Hertogenbosch, Veghel, Boxmeer, Cuijk en Sint Anthonis is het aantal aangiften de laatste jaren toegenomen, terwijl in Oss, Uden, Bernheze, Schijndel en Grave minder aangiften zijn gedaan. Met betrekking tot aangifte van diefstallen af/uit sportcomplexen scoren vooral s‘-Hertogenbosch, Oss, Heusden en Vught hoog. Verhoudingsgewijs scoren Grave, Vught, Sint-Oedenrode, Mill en Sint Hubert het hoogst. In Boxmeer, Sint-Oedenrode en Grave geeft het aantal aangiften de laatste jaren een stijgende lijn te zien, terwijl in Oss, Cuijk en Schijndel juist sprake is van een afname.
3.2.3. Winkeldiefstal Winkelcriminaliteit is een groot maatschappelijk probleem. De schade voor de detailhandel bedraagt jaarlijks naar schatting circa € 1 miljard. Circa € 700 miljoen hiervan is ‘echte’ derving: verdwenen of beschadigde artikelen, schade aan winkelpanden en inventaris. De detailhandel investeert ongeveer € 300 miljoen per jaar aan preventie: beveiliging, scholing van personeel (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). In toenemende mate is sprake van geweld en agressie. Mede hierdoor voelen ondernemers en werknemers zich steeds onveiliger (Tornak Groep, 2006). In de detailhandel werden in 2005 1.600.000 diefstallen gepleegd, een toename van 100.000 ten opzichte van 2004 (Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005). Een aanzienlijk deel van het totale aantal diefstallen in bedrijven wordt gepleegd door eigen personeel. De financiële schade van diefstal door eigen medewerkers bedraagt volgens het Platform Detailhandel jaarlijks naar schatting 200 miljoen euro (Barnfield, 2005). Diefstal in de detailhandel blijkt een sterk geconcentreerd probleem: een beperkt aantal vestigingen wordt zeer vaak getroffen. Ruim tweederde van alle diefstallen in de detailhandel wordt gepleegd in 3% van het totale aantal vestigingen. Supermarkten, warenhuizen, drogisterijen, kledingzaken, winkels in babyartikelen, bouwmarkten, kantoorboekhandels en parfumerieën behoren tot de groep zwaar getroffen bedrijven. Ook is er een oververtegenwoordiging van benzinestations, slijterijen, tuincentra, speelgoedwinkels, platenzaken en winkels voor mobiele telefonie. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 blijkt dat maar in een beperkt aantal gevallen van diefstal aangifte wordt gedaan. Zowel in 2004 als in 2005 deed 25% van de bedrijven in de detailhandel aangifte. Belangrijkste redenen om geen aangifte te doen was volgens deze bedrijven dat aangifte doen geen resultaat oplevert en een gebrek aan bewijs.
80
BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID
Uit de politieregistratie valt op te maken dat het aantal aangiften van winkeldiefstal in de regio Brabant-Noord de laatste jaren is afgenomen. Werden in 2003 1464 aangiften gedaan, in 2005 was dit aantal gedaald naar 1118. Ook het aantal aangehouden verdachten is de laatste twee jaren sterk afgenomen. Bij winkeldiefstallen komt het tamelijk frequent tot een strafrechtelijke afdoening. Uit gegevens van het openbaar ministerie blijkt dat het aantal zaken daalt. Instroom aantal rechtbankzaken winkeldiefstal (Bron: politie Brabant-Noord, 2000-2005) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
405
577
519
507
532
438
GEOGRAFISCHE SPREIDING De helft van de aangiften van winkeldiefstal is afkomstig uit ’s-Hertogenbosch. Daarnaast scoren ook Oss, Uden, Veghel, Boxtel, Vught, Heusden en Cuijk hoog. De kans om slachtoffer te worden van winkeldiefstal is het grootst in ’s-Hertogenbosch, Uden, Oss, Boxtel, Vught, Veghel, Cuijk, Grave, Boxmeer en Mill en Sint Hubert. Alleen in Haaren is het aantal aangiften van winkeldiefstal toegenomen. In ’s-Hertogenbosch, Oss, Heusden, Veghel, Bernheze, Boxmeer, Sint-Michielsgestel, Cuijk, Schijndel, SintOedenrode en Sint Anthonis is sprake van een daling. In de overige 9, veelal kleinere, gemeenten is de situatie vrijwel ongewijzigd gebleven. Tabel 3.2 Aangiften winkeldiefstal Gemeenten regio BrabantNoord, geordend naar inwonertal (d.d. 01-01-06)
Aantal aangiften winkeldiefstal in 2005 (top-10)
Aantal aangiften per 100 inwoners (top-10)
Ontwikkeling afgelopen jaren (2003-2005)
1
’s-Hertogenbosch
580 (1)
0,43 (1)
–
2
Oss
120 (2)
0,16 (5)
–
3
Heusden
31 (7)
0,07
–
4
Uden
106 (3)
0,26 (2)
0
5
Veghel
48 (4)
0,13 (6)
–
6
Boxtel
47 (5)
0,16 (4)
0
7
Bernheze
9
0,03
–
8
Boxmeer
23 (9)
0,08 (9)
–
9
Sint-Michielsgestel
16 (10)
0,06
–
10
Vught
41 (6)
0,16 (3)
0
11
Cuijk
29 (8)
0,12 (7)
–
12
Schijndel
10
0,04
–
13
Sint-Oedenrode
11
0,06
–
14
Landerd
8
0,05
0
15
Haaren
7
0,05
+
16
Grave
11
0,09 (8)
0
81
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
17
Sint Anthonis
2
0,02
–
18
Maasdonk
3
0,03
0
19
Mill en Sint Hubert
9
0,08 (10)
0
20
Boekel
7
0,07
0
21
Lith
0
0,00
0
1118
0,18
UITGELICHT: HET WINKELVERBODSYSTEEM Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel geeft op haar website veel informatie en praktische tips over het voorkomen van, omgaan met en nazorg bij winkeldiefstal, geweld en agressie en overvallen. Een aanzienlijk deel van de winkeldiefstallen komt op het conto van veelplegers. De binnenstad van 's-Hertogenbosch is daarom in mei 2006 begonnen met een winkelverbodsysteem. De gemeente en de ondernemers willen met de proef diefstal en overlast in winkels verminderen en de veiligheid bevorderen. Er is een beveiligde website ontwikkeld waarmee de aangesloten winkeliers personen aan wie een winkelverbod is opgelegd direct kunnen herkennen. Naast naam en adres wordt ook de reden van het verstrekken van het verbod geregistreerd en beeldmateriaal van de betrokkene toegevoegd. Ondernemers kunnen vanuit het computersysteem ook rechtstreeks aangifte doen bij de politie. Winkelverboden worden meestal uitgeschreven voor winkeldiefstal, maar ook voor agressief gedrag, belediging, vandalisme of rondhangen. Het systeem wordt in de proefperiode gebruikt door H&M, C&A, V&D, Bijenkorf en Hema. Als na één jaar blijkt dat de proef succesvol is, kunnen andere winkeliers in de binnenstad ook deelnemen.
3.3.
Uitgaan en overlast
Blijkens de Politiemonitor bevolking geeft ongeveer 10% van de inwoners in de regio Brabant-Noord aan zich wel eens onveilig te voelen in het uitgaanscentrum. Ten opzichte van de twee voorgaande jaren is sprake van een geringe afname van de onveiligheidservaring. In alle jaren ligt dit percentage landelijk wat hoger dan in Brabant-Noord het geval is. Percentage inwoners dat aangeeft dat zich wel eens onveilig te voelen in uitgaansgelegenheden (Bron: Politiemonitor bevolking) 2003 2004 2005 Brabant-Noord 12,8 12,7 9,6 Nederland 15,4 13,5 11,6
3.3.1 Geweld en bedreiging in de horecatoezichtgebieden Om de omvang en ontwikkeling van uitgaansgerelateerde problemen met geweld en bedreiging in de regio Brabant-Noord in kaart te brengen, is de onderzoeksmethode van de Algemene Rekenkamer gehanteerd. Geteld werden alle geweld- en bedrei82
BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID
gingsincidenten (dit zijn de aangiften en de meldingen) in de horecatoezichtgebieden op de uitgaanstijdstippen in de periode 2000- 2005. Tot ‘geweld’ worden alle incidenten gerekend die vallen onder de BPS-codes 300-303, 310-313, 320-323, 325. Als ‘bedreiging’ zijn alle incidenten geïnventariseerd die zijn weggeschreven onder de code 342. De horecatoezichtgebieden zijn locaties waar zich een concentratie van horecagelegenheden bevindt, of waar sprake is van een (mega)discotheek. In eerste instantie is aan de gemeenten gevraagd om een overzicht aan te leveren van alle straten die in 2006 binnen het horecatoezichtgebied vallen, vervolgens is (na uitblijven van de gevraagde informatie) de vraag bij de districtelijke bedrijfsbureaus van politie neergelegd.11 Tot de uitgaanstijdstippen worden gerekend: vrijdag van 22.00 uur tot en met 23.59 uur, zaterdag van 0.00 uur tot en met 8.00 uur en van 22.00 uur tot en met 23.59 uur en zondag van 0.00 uur tot en met 8.00, zoals geregistreerd door de politie. Geselecteerd worden alle mutaties die vallen binnen deze tijdsbegrenzing12. Ontwikkelingen In geen van de onderzochte horecatoezichtgebieden is sprake van een opvallende toeof afname van het aantal geweldincidenten over de afgelopen 6 jaar. Zowel per plaats als per district bekeken is het aantal incidenten in 2005 ongeveer gelijk aan dat in 2000. Ook is de ontwikkeling over alle jaren bij de meeste plaatsen redelijk constant (zie bijlage 3). Alleen het beeld van Zeeland wijkt af: hier heeft het aantal geweldincidenten een erg grillig verloop. Van bedreiging wordt veel minder melding gemaakt of aangifte gedaan in de uitgaansgebieden en tijdens de gedefinieerde uitgaansuren. Deze aantallen zijn te klein om te kunnen spreken van verschuivingen. Net als bij de geweldincidenten blijkt het aantal bedreigingsincidenten regiobreed bezien de afgelopen 6 jaren constant te zijn geweest. Gekeken naar de ernst van de gepleegde incidenten zijn de ‘lichte incidenten’ van de ‘zware incidenten’ onderscheiden. Als zwaar werden de incidenten ‘met letsel’en/of ‘met (vuur)wapen’ opgevat. In de regio Brabant-Noord is 66% te karakteriseren als een zwaar incident, 33% kan als licht worden betiteld13. Dit komt exact overeen met het landelijke cijfer van de Algemene Rekenkamer.
11
12
13
De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft besloten de gevraagde gegevens niet aan te leveren. De districtsleiding van politie heeft daarna het standpunt ingenomen dat het niet aan de politie is om die gegevens alsnog te verstrekken. Knelpunt is dat er geen overeenstemming bestaat over wat verstaan moet worden onder horecatoezichtgebieden. In deze paragraaf (en bijlagen) is om die reden geen analyse gemaakt van geweld en bedreigingen in horecatoezichtgebieden in het district ’s-Hertogenbosch. De Algemene Rekenkamer heeft in haar onderzoek naar uitgaansgeweld onderzocht wat de gemiddelde tijdsduur was tussen registratie in het politiesysteem bij een aangifte en het tijdstip van het geweldincident. Voor het grootste deel (95%) bedroeg dit slechts enkele uren. Het merendeel van de uitgaansincidenten zal dus binnen de tijdsbegrenzing vallen en worden meegenomen. Van de 127 geweldincidenten in 2005 in regio zijn er 74 te typeren als ‘zwaar geweld met letsel, zonder wapen’, 10 als ‘zwaar geweld met wapen’, en 43 als licht geweld.
83
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
UITGELICHT: INTEGRAAL HORECABELEID Omdat niet alle incidenten in de politieregistraties terechtkomen (de meldingsbereidheid voor geweldincidenten is ongeveer 30%), kan worden gesteld dat de omvang van het uitgaansgeweld in werkelijkheid aanzienlijk groter is en daarmee een serieus aandachtspunt van gemeentelijk beleid. Veel gemeenten werken in dit kader met horecaconvenanten. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat dit instrument weinig invloed heeft op de prevalentie van gewelddelicten in uitgaansgebieden. Daar staat tegenover dat de convenanten de publieke en private partijen met elkaar in contact gebracht hebben en de communicatie hebben verbeterd. Er is sprake van een gegroeid vertrouwen en bekendheid met elkaars rollen en taken. Ook is de relatie tussen de horecaondernemers en de politie verbeterd (AR, 2003). In diverse gemeenten in BrabantNoord (Boxtel, ’s-Hertogenbosch, Lith, Boxmeer, Cuijk, Oss, Grave, Mill, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Schijndel en Sint Oedenrode) zijn convenanten gesloten tussen politie, gemeente en horecaondernemers om het uitgaansgeweld tegen te gaan. Een interessant voorbeeld van hoe tot een verbetering van de kwaliteit van het uitgaansleven wordt gekomen, speelt zich af in het centrum van Oss. Daar is op gezamenlijk initiatief van Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Oss, Politie Maasland en Gemeente Oss het zogenaamde Pré-Project (preventief project) ontwikkeld. De partners willen de veiligheidsgevoelens bij zowel het uitgaanspubliek als bij de ondernemers vergroten en middels handhaving en samenwerking de overlast van centrumbezoekers verkleinen. Het Pré-Project kenmerkt zich door korte lijnen, een praktische aanpak en weinig papierwerk. Het is gebaseerd op een gemeenschappelijke visie en goede samenwerking. Politiemensen leggen actief contacten met centrumbezoekers op basis van ‘kennen en gekend worden’. Tijdens de toezichtfunctie is een actieve houding standaard: ‘van toezicht naar doezicht’, waarbij een lage tolerantiegrens wordt gehanteerd, maar géén nultolerantie. Met justitie is afgesproken dat bij openlijke geweldpleging altijd een voorgeleiding volgt. Voor zoveel mogelijk feiten wordt ‘lik-op-stuk’-beleid toegepast. Verder zijn afspraken gemaakt over de informatie-uitwisseling met de horecaondernemers bij de handhaving van caféverboden (zogenaamde lokaalontzeggingen). Door consequent optreden ontstaat duidelijkheid bij het uitgaanspubliek over hetgeen wel, en wat niet toelaatbaar is. De politie werkt intensief samen met de deelnemers van het Pré-Project, te weten de horecaondernemers en de gemeente Oss. Er is regelmatig overleg en evenementen worden voorgesproken en geëvalueerd. Er worden gezamenlijke preventiemaatregelen getroffen. Vrijwel alle horecaondernemers in het centrum van Oss doen mee aan het Pré-Project. Er zijn door de horecaondernemers, in samenspraak met de gemeente en politie, huis- en gedragsregels afgesproken die zichtbaar in de diverse lokaliteiten zijn opgehangen. Bij evenementen wordt gezamenlijk een professioneel securitybedrijf ingehuurd, dat bij de uitoefening van haar taken rechtstreeks contact heeft met de politie. Tevens wordt bij evenementen gebruik gemaakt van onbreekbaar ‘glaswerk’ en de horeca stimuleert gezamenlijk het aantal openbare toiletten op die dagen. Er is door de horeca Oss een ontzeggingenbeleid ingevoerd (civielrechtelijk verbod). Dit biedt de ondernemers de mogelijkheid aan een persoon een toegangsverbod op te leggen voor één specifiek café of zelfs voor alle uitgaansgelegenheden die bij het Pré-Project zijn aangesloten. De gemeente Oss is verantwoordelijk voor 84
BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID
het lokale veiligheidsbeleid en voert de regie bij de totstandkoming van het lokale horecabeleid. Ook bij evenementen vindt uitvoerig overleg en afstemming plaats tussen horeca, politie en gemeente. Verder zorgt de gemeente Oss voor de fysieke infrastructuur van het uitgaansgebied. Veel andere gemeenten in Nederland hebben ervaring opgedaan met integraal horecabeleid, fysieke aanpassingen van de openbare ruimte (verlichting) en toezicht door middel van camera’s. De politie heeft een taak als het gaat om toezicht houden (voetsurveillance op ‘hot spots’ en specifieke tijdstippen) en het vergroten van de aangiftebereidheid. Het openbaar ministerie moet instaan voor snelle opvolging en afwikkeling. Scholen zouden meer kunnen doen aan voorlichting, bewustwording en training om conflictsituaties te overzien en er adequaat op te reageren. De horeca kan activiteiten ontplooien op het stuk van ‘verantwoord gastheerschap’, bijvoorbeeld door te zorgen voor gekwalificeerd (deur)personeel en agressiereductietrainingen voor het personeel. En vervoersbedrijven zouden kunnen inspelen op het voorkomen van taxischaarste op piekmomenten. Het is zaak dat al deze partijen tezamen afspraken maken om conflicten op en rond uitgaanslocaties te vermijden. Bij de aanpak van conflicten in uitgaanssituaties lopen de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen enigszins door elkaar. In verschillende regio's is men overgegaan tot het afsluiten van intentieverklaringen of convenanten in een poging geweld en overlast te beteugelen. Meestal zijn gemeente, politie, horeca-ondernemers en het openbaar ministerie de participanten. Onderzoek naar de effectiviteit van preventiemaatregelen is trouwens betrekkelijk zeldzaam. Bovendien is het lastig na te gaan welke maatregelen – in een pakket van activiteiten – het effect sorteren. Bij dergelijke evaluaties wordt doorgaans ook weinig aandacht besteed aan het vaststellen of conflicten en geweldincidenten zich als gevolg van die maatregelen hebben verplaatst. 3.3.2 Overlast van dronken personen In de regio Brabant-Noord is het aantal meldingen van overlast in verband met dronkenschap in 2005 duidelijk gestegen ten opzicht van de voorafgaande jaren. Schommelde het aantal meldingen in de periode 2000-2004 jaarlijks rond de 560, in 2005 is 682 keer melding gedaan. Afgaande op de uitkomsten van de Politiemonitor bevolking vinden de inwoners van de regio Brabant-Noord zelf dat men de laatste jaren niet meer last heeft gekregen van dronken mensen op straat. Vergeleken met de rest van Nederland zeggen zij iets minder vaak overlast door dronkenschap te ervaren. Meldingen van overlast vanwege dronkenschap vinden vooral plaats in ’s-Hertogenbosch, Oss, Vught, Uden, Heusden, Cuijk en Veghel. Qua spreiding van de dronkenschapoverlast over de gemeenten vinden we de relatief hoogste scores voor Vught en ’sHertogenbosch, en op afstand, in Oss en Uden. Verder blijkt in de kleinste gemeenten het aantal meldingen van overlast vanwege donkenschap relatief gezien het laagst. Met het oog op de gemeentelijke ontwikkelingen in het aantal meldingen valt te constateren dat het aantal meldingen van overlast door dronkenschap in 6 gemeenten is afgenomen. In 11 gemeenten is het aantal meldingen toegenomen en bij 4 gelijk gebleven. In alle grotere gemeenten, Veghel en Boxmeer uitgezonderd, is het aantal meldingen van overlast vanwege dronkenschap in 2005 sterk toegenomen, terwijl in de kleinere gemeenten veelal sprake is van een stabilisering of een daling. 85
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
De regionale top-10 van locaties waar zich de meeste incidenten ‘overlast dronkenschap’ hebben voorgedaan in 2005 is: 1. Kerkstraat in ’s-Hertogenbosch (34) 2. Hinthamerstraat in ’s-Hertogenbosch (21) 3. Moleneindplein in Vught (18) 4. Stationsplein in ’s-Hertogenbosch (16) 5. Arena in ’s-Hertogenbosch (14) 6. Marktveldpassage in Vught (12) 7. Zuid Willemsvaart in ’s-Hertogenbosch (11) 8. Parade in ’s-Hertogenbosch (10) 9. Stationsstraat in Vught (9) 10. Prins Hendrikpark in ’s-Hertogenbosch (9)
3.4.
Toerisme en onveiligheid
De regio Brabant-Noord herbergt een groot aantal kampeerterreinen die niet alleen op kampeerders een grote aantrekkingskracht uitoefenen. In de periode 2000-2002 is zowel het aantal aangiftes als het aantal verdachten jaarlijks sterk toegenomen. Ongeveer de helft van deze aangiftes komt voor rekening van het district Maasland. In de jaren daarna is sprake van een duidelijke kentering. Aantal aangiften en verdachten vanwege diefstal af/uit kampeerterrein, periode 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Aangiften
131
143
248
118
106
46
Verdachten
17
35
40
14
5
5
3.5.
Grootschalige evenementen
Gemeenten noch politie brengen de aard en omvang van overlast, geweld en criminaliteit rond grootschalige evenementen in kaart. Evaluaties op dit terrein zijn niet beschikbaar. In een aantal gevallen, zoals ten behoeve van het huwelijk van een bekende voetballer in Heesch en Geffen, is een specifieke dreigingsanalyse uitgevoerd. 3.5.1 Voetbalwedstrijden Wedstrijden in het betaald voetbal, vooral risicowedstrijden, vergen vaak een grote inzet van de politie. In de tijd gezien blijkt de inzet van de politie bij thuiswedstrijden van TOP-Oss, zowel in aantal als in uren, echter een dalende lijn te vertonen. In het seizoen 2004-2005 is de inzet van politie zowel in mankracht als in uren meer dan gehalveerd ten opzichte van het seizoen 2000-2001. De politie-inzet bij de thuiswedstrijden van FC Den Bosch is in de seizoenen dat de club in de eredivisie speelde, te weten 2001-2002 en 2004-2005, meer dan tweemaal zo groot als in seizoenen dat eerste divisie gespeeld werd. Dat is voor een belangrijk deel een gevolg van de hogere bezoekersaantallen in die jaren en het grotere aantal risicowedstrijden.
86
BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID Politie inzet bij betaald voetbalwedstrijden (Bron: CIV) seizoen seizoen 2000-2001 2001-2002 TOP-Oss 278 449 Aantal agenten 1164 2208 Aantal uren 18 18 Aantal wedstrijden 65 123 Uren per wedstrijd FC Den Bosch 1617 660 Aantal agenten 10075 3960 Aantal uren 23 19 Aantal wedstrijden 438 208 Uren per wedstrijd
seizoen 2002-2003
seizoen 2003-2004
seizoen 2004-2005
344 1712 19 90
312 1633 20 82
192 851 22 39
727 4595 21 219
603 4393 20 220
1864 16880 20 844
In het seizoen 2004-2005 hebben zich bij thuiswedstrijden van FC Den Bosch en TOP-Oss een aantal keren incidenten voorgedaan. Aantal aanhoudingen voetbalsupporters betaald voetbalwedstrijden per gemeente (Bron: CIV) seizoen seizoen seizoen seizoen seizoen 2000-2001 2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 Oss 21 81 27 23 9 ’s-Hertogenbosch 36 74 4 12 87
Slechts in een beperkt aantal gevallen is sprake van een zodanig ernstig misdrijf dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Afgaande op gegevens van het OM over de het aantal door de politie Brabant-Noord aangeleverde rechtbankzaken gaat het om de volgende aantallen: Instroom aantal rechtbankzaken vanwege voetbalvandalisme aangeleverd door politie Brabant-Noord per district, 2000-2005 2000 2001 2002 2003 2004 2005 De Leijgraaf
1
-
-
-
-
-
Den Bosch
4
4
9
7
2
6
Maasland
-
4
2
41
-
-
Totaal
5
8
11
48
2
6
In de meeste jaren betreft het maar een beperkt aantal zaken. Alleen in 2003 is een groot aantal zaken aangeleverd, voornamelijk gepleegd in het district Maasland (TOPOss).
87
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
UITGELICHT: PREVENTIEVE SUPPORTERSPROJECTEN In 1999 werden vanuit de rijksoverheid overal preventieve supportersprojecten gestimuleerd met als doel voetbalvandalisme tegen te gaan. Ook in Oss werd in 1999 een dergelijk project gestart. De resultaten waren zo goed dat de gemeente en de BVO TOP-Oss hebben besloten om het project structureel te financieren. De werkwijze is er een van ‘voorkomen is beter dan genezen’. Niet wachten tot er incidenten komen en dan repressief aanpakken, maar daar waar negatief gedrag de kop opsteekt of mogelijkerwijs zou kunnen gaan opsteken vóóraf het gesprek met de betreffende supporters aangaan. Gaat iemand daarna toch (opnieuw) in de fout, dan volgt lik op stuk. Bij constatering van een strafbaar meldt de officier van justitie betreffende supporter bij de KNVB en volgt altijd een stadionverbod. Met deze supporters wordt een gesprek aangegaan over hun gedrag en vrij geregeld krijgt men dan de kans om onder voorwaarden weer toegang tot de wedstrijden te krijgen. Deze praktijk kent verschillende voorbeelden waarbij die tweede kans tot aanpassing van gedrag heeft geleid. Ook op andere plaatsen in Nederland is met succes geëxperimenteerd met vergelijkbare vormen van een informatiegestuurde, preventieve en proactieve aanpak, waarin politie, gemeente, openbaar ministerie, voetbalclub en KNVB nauw samenwerken (Ferwerda en Adang, 2005). Daarnaast is op 1 september 2004 in het gemeentehuis van Oss het convenant Betaald Voetbal ondertekend door politie, justitie, gemeente en TOP-Oss. In dit convenant zijn de taken, verantwoordelijkheden en verplichtingen vastgelegd die ieder van deze betrokken partijen heeft bij het houden van wedstrijden in het betaald voetbal. Om de politie-inzet bij wedstrijden van TOP-Oss terug te dringen wordt per wedstrijd door het bestuur van TOP-Oss, de politie en de gemeente bekeken welke maatregelen (bijvoorbeeld al dan niet alcoholverbod rondom stadion bij risicowedstrijden) genomen moeten worden. UITGELICHT: PROJECT ‘HOE BETER HOE MINDER’ In de stedelijke teams van het district Den Bosch heeft kort voor het carnaval en voor de kermis van 2005 (augustus) het project ‘Hoe beter hoe minder!’ gelopen. Vanuit het Bosch Stedelijk Jeugd Team werd de aandacht gevestigd op jeugdigen die nog een onherroepelijke straf open hadden staan of vrij waren gelaten onder schorsende voorwaarden. Door de medewerkers in de teams werden de jongeren opgespoord, gecontroleerd en indien nodig van de straat gehaald zodat zij tijdens de carnaval of de kermis geen overlast konden veroorzaken of criminele activiteiten konden ontplooien. Nagenoeg alle personen waarop de aandacht werd gevestigd dat deze van de straat konden worden gehaald, werden daadwerkelijk aangehouden en ingesloten. Het toezicht op de personen die onder schorsende voorwaarden zijn vrijgelaten werd dagelijks uitgevoerd.
88
JEUGD EN VEILIGHEID
4.
Jeugd en veiligheid
4.1.
Inleiding
Uit het Criminaliteitsbeeld-Jeugd 2004 (Van Amersfoort, 2005) bleek dat 20% van de door de politie geregistreerde verdachten jonger was dan 18 jaar. De meeste verdachten (81%) waren van het mannelijke geslacht. Ten opzichte van 2003 is sprake van een toename van het aantal minderjarige verdachten. Met name het aandeel minderjarige vrouwelijke verdachten vertoont een stijgende lijn. Minderjarige verdachten zijn relatief vaak betrokken, zoals uit hoofdstuk 2 reeds gebleken is, bij overlastincidenten, vernieling, openlijke geweldpleging14, diefstal van/uit voertuigen en fietsen- en brom- en snorfietsdiefstal. Jongeren in de leeftijd van 12-18 jaar die door de politie zijn aangehouden voor bijvoorbeeld vernieling, diefstal of het afsteken van (illegaal) vuurwerk kunnen, om niet in contact te komen met Justitie, een Halt-verwijzing krijgen. De uitvoering van een Halt-afdoening bestaat uit een gesprek en een werk- en/of leeractiviteit. Ook het vergoeden van de eventuele schade en het aanbieden van excuses maken onderdeel uit van de aanpak. Per 10.000 jongeren in de leeftijd van 12-18 jaar werden in 2005 in de regio Brabant-Noord 199 jongeren naar Halt verwezen. De regio neemt hiermee landelijk gezien de zevende positie in. De regio Utrecht had met 249 de meeste Halt-verwijzingen en de regio Drenthe met 102 de minste (Halt, 2006). Volgens opgave van de politie Brabant-Noord is het aantal Haltverwijzingen in de periode 2000-2005 gestaag toegenomen. In 2005 ligt het aantal verwijzingen 40% hoger dan in 2000.
14
-
Bij de analyse van criminaliteit gepleegd door jongeren is gewerkt met enkele delictcategorieën. Onder deze categorieën vallen de volgende BPS-codes: Vernieling: codes 260 t/m 264, 266, 269, 326, 350 t/m 352 Vuurwerk: codes 480 t/m 483. Diefstal: codes 200 t/m 207, 209 t/m 216, 219 t/m 226, 229 t/m 231, 233, 235, 239 Geweld: codes 300 t/m 303, 310 t/m 313, 320 t/m 323, 325, 343, 345, 346 Bedreiging en belediging: codes 342, 752, 753. Zedendelicten: codes 330 t/m 339 Verkeersmisdrijven: codes 130 t/m 135, 170 t/m 172, 199 Overval en Beroving: codes 240 t/m 242 Heling: code 244 Fraude: codes 280 t/m 285, 289 Overlast: codes 550 t/m 559, 561, 562, 569 Wapenbezit: code 383 Drugsdelict: codes 384 en 385 Aantasting openbaar gezag: codes 391 en 392
89
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Aantal Halt-verwijzingen door politie Brabant-Noord, 2000-2005 (absolute aantallen) 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Aantal 762 954 1008 1005 1030 1065 Index 100 125 132 132 135 140
Uitsplitsing naar werkgebied laat zien dat vooral in de districten ’s-Hertogenbosch (175) en Maasland (188) sprake is van een sterke toename van Halt-verwijzingen. District De Leijgraaf (79) kent een dalend aantal. Grootste stijgers onder de gemeenten zijn Lith, Haaren, Sint-Anthonis, Heusden, Boekel, Oss, ’s-Hertogenbosch en Bernheze. In Uden, Mill en Sint-Hubert, Vught, Cuijk, Grave en Veghel is het aantal verwijzingen in de periode 2000-2005 teruggelopen. Het aantal door de politie Brabant-Noord aan het openbaar ministerie geleverde rechtbankzaken waarbij minderjarigen betrokken zijn, is tussen 2000 en 2005 fors toegenomen. Hoewel de leeftijdsgroep van 12 tot en met 17 jaar ongeveer 8% van de totale bevolking van de regio Brabant-Noord uitmaakt, was in 2000 bij 12% van de aangeleverde rechtbankzaken een minderjarige betrokken. In de periode 2003-2005 was dat bij 15% van de zaken het geval. Vergeleken met de situatie in 2000 zijn in 2005 bijna 50% meer rechtbankzaken aangeleverd. De laatste drie jaren is dit aantal nagenoeg gestabiliseerd. Instroom aantal rechtbankzaken aangeleverd door politie Brabant-Noord, 2000-2005 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Misdrijf buiten regio 12 20 12 13 42 13 Misdrijf binnen regio 680 799 784 1047 1032 1015 Totaal 692 819 796 1060 1074 1028 Index 100 118 115 153 155 149
4.2.
12-minners
Uit het Criminaliteitsbeeld-Jeugd 2004 (Van Amersfoort, 2005) is naar voren gekomen dat zowel in 2003 als in 2004 van de door de politie geregistreerde verdachten 1% jonger was dan 12 jaar. De meeste verdachten (90%) waren jongens. Jongeren die zijn aangehouden voor bijvoorbeeld vernieling, diefstal of het afsteken van (illegaal) vuurwerk kunnen een Stop-verwijzing opgelegd krijgen. Dit bestaat uit een gesprek met de jongere én zijn ouders, een leeractiviteit en het aanbieden van excuses. Aanvullend op het regionale CB-J hebben wij onderzocht hoeveel jongeren onder de 12 jaar in de periode 2000-2005 bij de politie bekend staan als verdacht van incidenten. Ook is gekeken naar het profiel van deze jongeren en naar opvallende verschillen tussen de gemeenten in de regio Brabant-Noord voor wat betreft de aard en omvang van problemen met overlastgevende en criminele 12-minners.
90
JEUGD EN VEILIGHEID INCIDENTEN MET VERDACHTEN ONDER DE TWAALF Een eerste constatering is dat er geen sprake is van een regionale toename van het aantal incidenten met 1 of meer verdachten onder de twaalf jaar15. In het jaar 2000 vonden er 131 incidenten plaats met 1 of meer verdachten jonger dan twaalf (zoals geregistreerd in BPS) en in 2005 zijn dat er 103. Voor de volledigheid zijn hieronder de cijfers voor alle onderzochte jaren weergegeven, met een specificatie van de meest voorkomende pleegplaatsen. Aantal incidenten met 1 of meer verdachten jonger dan 12 jaar, 2000 tot en met 2005, totaal en de 6 meest voorkomende pleegplaatsen. Het laatste geselecteerd op het jaar 2005 (bron: BPS) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Regio
131
131
136
129
153
103
‘s-Hertogenbosch
45
38
43
34
64
32
Oss
14
19
28
8
22
11
Uden
11
6
11
4
6
8
Veghel
6
2
5
6
5
6
Rosmalen
3
9
5
10
6
6
Boxtel
4
6
5
16
10
4
De soort incidenten waarbij 12-minners als verdachten zijn betrokken, lijkt op enkele punten iets gewijzigd. Zo worden er in 2005 – en vergeleken met de vijf jaren ervoor minder diefstallen gepleegd met 12-minners in de verdachte(n)-rol. Het aantal winkeldiefstallen, veel gepleegd door de 12-minners, daalt, net als het aantal andere diefstallen. Deze constatering roept vragen op over de samenstelling van de groep zeer jeugdige verdachten. Is er minder nieuwe aanwas dan doorstroom naar de oudere leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar? Of zijn de jongere plegers van diefstallen in 2005 wellicht professioneler in het plegen van diefstallen, zodat zij minder worden gepakt? Het aantal gewelddelicten met 12-minners in de rol van verdachte blijft de laatste vijf jaren redelijk constant (de grootste verandering vond eerder al plaats, met een toename van 4 naar 16 delicten tussen 2000 en 2001). Verder blijft ook het aantal bedreigingen/beledigingen en zedendelicten constant, is het aantal vuurwerkincidenten al jaren rond de tien en schommelt het aantal gepleegde vernielingen binnen gekende marges (42 vernielingen in 2005, 39 in 2000).
15
Deze 12-minners werden geselecteerd op de relatie geboortedatum-pleegdatum. Bijvoorbeeld: in het jaar 2005 werden alle verdachten geselecteerd die op de dag van het incident waarbij zij als verdachte werden ingevoerd 11 jaar zijn of jonger. Een vermelding als verdachte in BPS impliceert overigens niet automatisch het plegen van een incident en een incident is niet automatisch een (strafbaar) feit.
91
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Het aantal delicten waarbij 12-minners als verdachten betrokken zijn van 2000 tot en met 2005, gesorteerd op meest voorkomende delicttypen in 2005 (bron: BPS) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Vernieling
39
54
38
41
63
42
Diefstal
49
34
37
42
35
19
Geweld
4
16
16
13
12
11
Vuurwerk
7
7
17
7
14
10
Bedreiging en belediging
2
3
5
4
4
7
Zedendelicten
4
2
5
4
2
3
Overige
26
15
18
18
23
11
KENMERKEN VAN VERDACHTE 12-MINNERS Niet alleen het aantal gepleegde delicten, maar ook het aantal unieke personen dat daar bij betrokkenen is, bepaalt de waardering van de omvang van de problematiek 12-minners. Was er een aantal ‘veelplegertjes’ actief, of is de groep 12-minners in de regio Brabant-Noord extra aandacht waard? En is er per delict steeds 1 persoon betrokken, of worden delicten vaak met leeftijdsgenoten of ouderen in groepsverband gepleegd?
Het profiel van de verdachte 12-minners in de regio Brabant-Noord is: Het gaat om 16 meisjes (11%) en 128 jongens (89%). De meisjes die verdacht worden van strafbare feiten zijn niet jonger dan 9 jaar, onder de jongens komen wel 9-minners voor: 24 in totaal. Verder zien we het aantal verdachten onder de jongens van 9, 10 en 11 jaar per leeftijdsjaar verdubbelen: er zijn 15 jongens van 9 jaar verdacht, 31 van 10 jaar en 58 van 11 jaar. Het aantal meisjes is te klein om trenduitspraken op te kunnen doen. Uit ’s-Hertogenbosch komen 43 12-minners (30 %). Gemeenten die volgen zijn: Uden (13 12-minners, 9 %), Oss (13 12-minners, 9 %), Veghel (9 12-minners, 6 %) en Cuijk (8 12-minners, 6 %). In totaal 19 verdachten (13%) zijn niet in Nederland geboren en/of hebben niet de Nederlandse nationaliteit. Van de 144 12-minners (86%) waren er 124 ‘first offender’ in 2005; deze groep werd voor de verdachtmaking in 2005 niet eerder verdacht van een strafbaar feit. In totaal 20 12-minners (14%) hadden eerder al als verdachte contact met de politie in datzelfde jaar en/of in de vijf jaren ervoor. Bij 16 van deze recidivisten gaat het dan om 1 eerdere vermelding, bij 4 personen om 2 eerdere vermeldingen. Van recidive ten aanzien van diefstal (in de rol van verdachte, en kijkend naar de periode 2000 tot en met 2005) is sprake bij 2 personen, van recidive op vuurwerkincidenten is sprake bij 1 persoon en recidive op zedendelicten komt eveneens bij 1 persoon voor. Bij de overige 16 personen is sprake van verdachtenrollen ten aanzien van verschillende delicttypen (veelal vernieling in combinatie met een ander, ernstiger feit). De 103 feiten waarvan de 144 12-minners van 2005 worden verdacht werden bijna allemaal gepleegd in de woonplaats van de betrokken verdachten. Slechts 5 van de 103 feiten werd buiten de woonplaats van de betrokken 12-min-verdachten gepleegd. Voor de 20 ‘recidivisten’ jonger dan twaalf jaar in 2005 geldt dat de aanpak onvoldoende is geweest om hen te vrijwaren van verdenking van strafbare feiten. Daarnaast 92
JEUGD EN VEILIGHEID
staat evenwel het verhaal van die jongeren die in eerdere jaren ‘first offender’ waren en het vervolgens daarbij hebben gelaten. Dit geldt voor 603 van de 911 individuen die in 2000-2005 als 12-minner met de politie in aanraking kwamen (66%). Bij deze 12-minners zien we dus dat zij – om wat voor reden dan ook – na verdacht te zijn geweest van een eerste delict geen tweede keer meer als verdachte voorkomen in de politieregistratie. De politie kent 308 personen, die in de periode 2000-2005 als 12-minner met de politie te maken hadden, intensiever, omdat die wel in herhaling vielen: 196 personen (63%) werden van 2 of 3 delicten verdacht, 95 personen (31%) van 4 tot en met 10 delicten en 17 personen (6%) van meer dan 10 delicten (met een maximum aantal delicten van 29). Met name de laatste personen kent de politie intussen goed, maar kennelijk is deze groep lastig op het goede spoor te brengen. De voornoemde aantallen schetsen de aard en de omvang van de problematiek van 12minners onder de overlastgevende en/of criminele jongeren in de regio BrabantNoord: 911 personen verdienen de aandacht omdat zij al onder de twaalf jaar als verdachte bij de politie bekend waren. Van deze groep verdienen 308 personen in het bijzonder de aandacht omdat zij diverse keren als verdachte in de politieregistratie zijn terug te vinden. Voorts verdienen 124 personen de aandacht omdat zij in 2005 voor het eerst werden verdacht van het plegen van een delict, terwijl zij op dat moment nog geen twaalf jaar oud waren (dit is de actuele ‘jongste aanwas’). In de aard van incidenten waar 12-minners van verdacht worden, zo kan concluderend worden gesteld, zit weinig ontwikkeling, hoewel een relatieve daling van het aantal diefstallen zichtbaar is. Regiobreed is er geen toename van het aantal incidenten waarbij 12-minners betrokken zijn. Beleidsmatig is er beperkt aandacht voor de groep van 12-minners, hoewel bestaande wet- en regelgeving voldoende kader biedt om deze groep in het vizier te nemen. Dat geldt voor gemeenten, maar ook voor de politie. De verklaring hiervoor is dat het – per gemeente of per district – om verhoudingsgewijs kleine aantallen verdachten en delicten gaat. Op regionaal niveau lijkt de problematiek van criminaliserende 12-minners niettemin van enige importantie. Bovendien zijn er signalen uit grote gemeenten buiten de regio dat deze groep groeit en dat het gedrag van 12-minners extremer wordt. Vanuit gedragskundig perspectief komen er steeds meer aanwijzingen dat overlastgevend gedrag op jeugdige leeftijd gepaard gaat aan crimineel en/of extreem gedrag op latere leeftijd.16 Het is de vraag of de 16
In dit licht is het project ‘Kindspoor’ opgezet. In ’s-Hertogenbosch heeft een groot aantal partijen dat betrokken is bij de hulp aan kinderen die in de thuissituatie getuige zijn van huiselijk geweld de handen ineengeslagen. Dit heeft er toe geleid dat er een samenwerkingsmodel is gemaakt om kinderen die getuige zijn van geweld beter op te sporen en vroegtijdig hulp aan te bieden. Dit samenwerkingsmodel wordt ‘het Kindspoor’ genoemd en is overgenomen uit de regio MiddenHolland. Het kindspoor wordt gevormd door de politie, het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de GGD Hart voor Brabant, ggz ’s-Hertogenbosch en het maatschappelijk werk (MADI). Het meldtraject begint bij de politiebemoeienis. Bij de afhandeling van huiselijk geweld zaken, voert de politie voortaan ook de gegevens van de woonachtige kinderen tot achttien jaar in het registratiesysteem in. Op deze ma-
93
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
groep 12-minners in de regio Brabant-Noord ‘separaat criminaliteitsbeleid’ vergt, maar het is aantoonbaar dat interventies effectiever zijn op jeugdige leeftijd. UITGELICHT: ACTIEPLAN 12-MINNERS REGIO GELDERLAND-MIDDEN De politie Gelderland-Midden heeft er onlangs voor gekozen om de groep 12-minners bijzondere aandacht te geven. Er is een concrete aanpak ontwikkeld om kinderen die risico op een criminele carrière lopen (i) vroegtijdig op te sporen; (ii) effectief door te verwijzen naar ondersteunings- en hulporganisaties; (iii) en hun ontwikkeling te blijven volgen. Door een nieuwe manier van analyseren van bestaande informatiebestanden van aangiftes en meldingen in de regio Gelderland-Midden heeft de politie 115 potentiële criminelen onder de twaalf jaar opgespoord. Het gaat om kinderen die thuis vaak te maken hebben met huiselijk geweld, incest, verwaarlozing en criminaliteit. Zelf zijn ze ook al vaker in aanraking geweest met de politie. Volgens dezelfde analyse vallen 991 kinderen in de groep probleemjongeren, terwijl 681 kinderen geïndiceerd zijn als opkomend risico potentieel. De nieuwe methode bestaat er in dat de politie de dossiers met ‘risicokinderen’ overdraagt aan Bureau Jeugdzorg Gelderland. Daar wordt gekeken wie wat moet doen om ontsporing te voorkomen. Bureau Jeugdzorg is het eerste loket. Om alle risicokinderen in de regio te kunnen helpen, is ondersteuning nodig van gemeenten, maatschappelijk werk, GGD en andere jeugdhulpverleningsinstellingen. Deze geïntensiveerde samenwerking moet leiden tot een effectiever ondersteuningsaanbod. Ten slotte is expliciet aandacht besteed aan het belang van en de mogelijkheid om de ‘risicokinderen’ in hun ontwikkeling te blijven volgen. UITGELICHT: DE STOP-REACTIE In de politieregio Brabant-Noord wordt matig gebruik gemaakt van de STOP-reactie. In 2005 waren er binnen de regiokorpsgrenzen van Brabant-Noord 15 STOP-verwijzingen per 10.000 kinderen van 8 tot en met 11 jaar. Ter vergelijking: de regio Rotterdam-Rijnmond had de meeste STOP-verwijzingen (59) per 10.000 kinderen, de regio Drenthe de minste (5). De regio Brabant-Noord neemt hiermee landelijk gezien de 22ste positie in. (Halt Nederland, 2006b). De STOP-reactie is, na een experimentele periode in 1999 en 2000, in 2001 landelijk ingevoerd. De reactie is ingesteld als pedagogische handreiking aan ouders van kinderen die een gering strafbaar feit hebben gepleegd. Het betreft feiten als vernieling en baldadigheid, winkeldiefstal en vuurwerkovertredingen. Omdat kinderen jonger dan 12 jaar strafrechtelijk niet vervolgd kunnen worden is de STOP-reactie geheel vrijwillig. Ouders kunnen gebruikmaken van het aanbod van Bureau HALT maar deelname aan een STOP-reactie kan hen niet opgelegd of verplicht worden. STOP-reactie kan een hulpmiddel zijn om kinderen duidelijk te maken dat crimineel gedrag niet getolereerd nier worden de kinderen zichtbaar. Vanaf daar voert het traject verder via het Bureau Jeugdzorg en, eventueel, de Raad voor de Kinderbescherming. GGD Hart voor Brabant is projectleider.
94
JEUGD EN VEILIGHEID
wordt. Een min of meer officiële partij als Bureau HALT kan daarbij extra gewicht in de schaal leggen.De maatregel bestaat uit een gesprek met de politie en Halt-medewerkers en pedagogische activiteiten van in totaal maximaal 10 uur vanuit het Halt-bureau. Indien er sprake is van herhaald politiecontact, van vermoedens van achterliggende problematiek of van een ernstiger dan Halt-waardig delict verwijst de politie niet naar de STOP-reactie, maar rechtstreeks naar de Raad voor de Kinderbescherming. De betrokken kinderen blijken onder de indruk van het feit dat er aandacht wordt besteed aan de gevolgen van hun handelen. Ook het aanbieden van excuses maakt indruk. Het belangrijkste leereffect van de STOP-reactie is dat kinderen vinden dat zij herhaling in de toekomst moeten voorkomen. Kinderen vergroten vooral hun moreel besef. De effecten van de STOP-reactie op het kind worden door de ouders positief gewaardeerd. Zij zijn van mening dat hun kind iets aan de maatregel heeft gehad. Ook erkennen de ouders de waarde van de mogelijkheid om met een externe instantie een ondersteunend gesprek te voeren. Ouders betwijfelen overigens of het gedrag van hun kind voorkomen had kunnen worden. Tevens vinden ouders dat er meer individueel maatwerk mogelijk moet zijn, waarbij ook rekening kan worden gehouden met sociale en culturele aspecten. De betrokken professionals (politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming en Halt-medewerkers) zijn van mening dat de STOP-reactie voorziet in een behoefte omdat deze een effect sorteert bij een voorheen moeilijk te bereiken doelgroep. Bovendien zijn de professionals het er over eens dat de STOP-reactie de mogelijkheid biedt snel een reactie te laten volgen op grensoverschrijdend gedrag.
4.3. 12 tot 18-jarige verdachten In 2005 werden 2.745 jongeren van 12 tot 18 jaar verdacht van strafbare feiten. Het is de leeftijdsgroep van allerhande ‘groeispurten’, ook op crimineel en overlastgevend gebied, zo blijkt ook uit hoofdstuk 2. In de top 6 van gemeenten waar 12 tot 18-jarigen het vaakst worden verdacht van het plegen van incidenten staan dezelfde plaatsen als bij de 12-minners: ‘s-Hertogenbosch, Oss, Veghel, Uden, Rosmalen en Boxtel. Het aantal incidenten waarbij 12 tot 18 jarigen als verdachten betrokken zijn neemt regiobreed bezien tussen 2000-2005 toe van 2.102 naar 2.633 incidenten. De laatste twee jaar is echter sprake van een stabilisatie. Bij de belangrijkste pleegplaatsen zien we deze regionale trend niet terug. In ‘s-Hertogenbosch en Oss is sprake van een lichte afname van het aantal incidenten. In Veghel is daarentegen sprake van een toename tussen 2004 en 2005.
95
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Aantal incidenten met 1 of meer verdachten tussen 12 en 18 jaar, 2000 tot en met 2005, totaal en de 6 meest voorkomende pleegplaatsen. Het laatste geselecteerd op het jaar 2005 (bron: BPS) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Regio
2102
2320
2332
2585
2640
2633
's-Hertogenbosch
588
655
665
738
826
806
Oss
241
241
274
276
331
285
Veghel
105
107
120
101
121
152
Rosmalen
65
147
135
143
128
141
Uden
161
205
144
160
143
136
Boxtel
94
105
92
97
126
115
Het type delicten waarvan 12 tot 18-jarigen verdacht worden, is weergegeven in de onderstaande tabel. De delicten zijn zoveel mogelijk gesorteerd naar belangrijkste typen. De categorie ‘overig’ blijft desondanks groot en omvat veel uiteenlopende delicten die afzonderlijk laag scoren en niet kunnen worden samengebracht tot grotere categorieën. Het aantal delicten waarbij minimaal 1 12-18-er als verdachte betrokken was, van 2000 tot en met 2005, gesorteerd op meest voorkomende delicttypen in 2005 (bron: BPS) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Diefstal
507
589
563
560
636
540
Vernieling
359
382
414
487
459
487
Geweld
245
261
300
355
337
355
Bedreiging en belediging
92
127
106
150
171
154
Verkeersmisdrijven
136
134
167
161
149
154
Vuurwerk
80
99
110
120
155
131
Overlast
45
50
53
76
60
67
Aantasting openbaar gezag
49
27
22
36
27
50
Wapenbezit
28
33
46
39
48
45
Drugsdelict
23
33
41
45
56
40
Fraude
33
30
26
25
32
39
Zedendelicten
45
44
33
36
32
38
Heling
17
16
18
25
16
29
Overval en beroving
19
12
13
13
26
22
Overige
424
483
420
457
436
482
Diefstal blijkt alle jaren het delict waar 12 tot 18-jarigen het vaakst van worden verdacht. Het aantal diefstallen is de afgelopen 6 jaren redelijk constant. Ook de trendlijnen van veel andere delicten met 1 of meer 12 tot 18-jarige verdachten vallen niet op 96
JEUGD EN VEILIGHEID
door opmerkelijke toe – of afnames. Wel opvallend is de toename van het aantal vernielingen, gewelddelicten, bedreigingen/beledigingen, vuurwerkdelicten, overlastincidenten met 12 tot 18-jarige verdachten. Ook het aantal zaken van wapenbezit en het aantal drugsdelicten met 12 tot 18 jarige verdachten loopt over de jaren op, al gaat het hier absoluut gezien niet over grote aantallen. KENMERKEN VAN 12-18-JARIGE VERDACHTEN De verdachten van 2005 in de leeftijden van 12 tot 18 jaar (2.745 in het totaal) zijn als volgt te typeren: 2.249 is man (82%), 496 vrouw (18%). Gezamenlijk werden zij in 2005 verdacht van het plegen van 2.633 delicten. De leeftijdsverhoudingen liggen verder, over de gehele groep verdachten van 12 tot 18 jaar in 2005, als volgt: Leeftijd
M
V
12 jaar
125
22
13 jaar
220
75
14 jaar
359
104
15 jaar
449
112
16 jaar
515
103
17 jaar
581
80
Eindtotaal
2249
496
Opvallend is dat het aantal verdachten onder de meisjes niet meegroeit met dat van de jongens. In de beginjaren – tot en met de leeftijd van 14 jaar – blijft de verhouding tussen het aantal jongens en meisjes ongeveer gelijk. Daarna stokt de toename van het aantal meisjes, dat zelfs afneemt na de leeftijd van 16 jaar. Het aantal verdachte jongens blijft toenemen met het vorderen van de leeftijd. In totaal 613 verdachten komen uit ‘s-Hertogenbosch (22%; bovendien komen 162 verdachten uit Rosmalen: 6%), 252 uit Oss (9%), 139 uit Uden (5%), 132 uit Veghel (5%)en 126 uit Boxtel (5%). Hiervan zijn 332 verdachten (12%) niet in Nederland geboren en/of hebben niet de Nederlandse nationaliteit. In 2005 waren 1.347 verdachten (49%) ‘first offender’ en werden voor de verdachtmaking in 2005 niet eerder verdacht van een strafbaar feit; 1.398 personen (51%) hadden eerder al als verdachte contact met de politie in 2005 en/of in de vijf jaren ervoor. Bij 582 van deze recidivisten (42%) gaat het om 1 eerdere vermelding, bij 449 personen om 2 of 3 meldingen (32%), bij 305 personen van 4 tot 10 meldingen (22%) en bij 62 personen om meer dan 10 eerdere vermeldingen (4%). Bij tweederde van de incidenten met verdachten in de leeftijd van 12 tot 18 jaar zijn de verdachten woonachtig in de plaats waar zij het incident gepleegd zouden hebben. In totaal 878 van de 2.633 feiten (33%) werd buiten de woonplaats gepleegd. Vooral bij winkeldiefstal, andere diefstallen, gewelddelicten en verkeersdelicten zien we verdachten die uit andere plaatsen komen dan de plaats waarin het feit werd gepleegd.
97
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Uit cijfers van Bureau Halt over 2005 valt af te leiden dat 16% van de Halt-afdoeningen in Brabant-Noord betrekking had op een allochtone jongere in de leeftijd van 1218 jaar. Het percentage allochtone jongeren is het laagst in de regio Groningen (13%) en het hoogst in de regio Amsterdam-Amstelland (56%). RECIDIVEPROFIELEN Om het gedrag van de recidivisten nader te kunnen typeren, naar primaire aard ervan, is nagegaan hoeveel van de minderjarige verdachten van 2005 voldeden aan de volgende drie persoonsprofielen: het profiel van de minderjarige ‘dief’, met in de afgelopen zes jaar minimaal drie verdenkingen op naam voor het plegen van diefstallen, het profiel minderjarige ‘geweldpleger’ met verdenking van meer dan 3 gewelddelicten en het profiel minderjarige ‘vernieler’, met minimaal drie verdenkingen van het plegen van vernielingen. Deze categorieën zijn de belangrijkste typen van delictcategorieën waar 12 tot 18 jarigen op recidiveren. Bij de personen met een ‘dief’-profiel kunnen we stellen dat het economische motief primair de criminele carrière lijkt te bepalen, personen met een ‘geweldpleger’-profiel geven blijk van gedragsproblemen in het contact met anderen, en bij personen met het ‘vernieler’-profiel ontbreekt het respect voor materiële zaken van anderen. Aan het ‘dief’-profiel voldeden in 2005 (en gemeten voor de gehele politieregio Brabant-Noord) 73 minderjarigen, aan het ‘geweldpleger’-profiel 25 minderjarigen en aan het ‘vernieler’-profiel 61 minderjarigen. 159 minderjarige recidivisten hebben dus een duidelijk profiel op de voornoemde aspecten. Enkele van deze 159 recidivisten scoren echter op meerdere profielen tegelijk: 4 personen hebben zowel een ‘dief’- als een ‘vernieler’-profiel, 3 personen hebben zowel een ‘dief’- als een ‘geweldpleger’-profiel en 2 personen zowel een ‘geweldpleger’- als een ‘vernieler’-profiel. WERKT DE HALT-AFDOENING? Uit recent onderzoek naar de effectiviteit en de werkzame factoren van Halt-afdoeningen (Ferwerda e.a., 2006) blijkt dat jongeren die een Halt-verwijzing hebben gehad na een jaar geen ander recidivepatroon hebben dan jongeren die er van zijn vrijgesteld. De ernst en frequentie van strafbare feiten zijn gelijk in de twee onderzoeksgroepen. Dit zou er op kunnen wijzen: ‘dat de reactie van de politie op het strafbare gedrag – het feit dat de jongere is opgepakt – en de daaropvolgende dreiging van een straf – doorverwijzing naar Halt – wel eens belangrijker kunnen zijn dan het daadwerkelijk krijgen van de straf.’
Wat betreft invloed op recidive is Halt een effectiever interventie bij jongeren gevoelig voor groepsdruk dan bij soloplegers. Wat werkt in de Haltafdoening? Het type en de duur van de straf, het aantal gesprekken, een schaderegeling of de relatie tussen straf en gepleegd feit blijken – zoals in eerder onderzoek ook al was komen vast te staan – er niet of weinig toe te doen. De spijtbetuiging is wel een factor van belang. Jongeren die hun excuses maken aan het slachtoffer plegen later minder en/of minder ernstige misdrijven. Ook blijkt dat Halt-medewerkers goed in staat zijn om in te schatten of een jongere later weer in de fout gaat of niet. In het kader van het gemeentelijke jongerenbeleid is het daarom van belang om deze expertise juist te gebruiken.
98
JEUGD EN VEILIGHEID
Jongeren die de meeste baat hebben (in de betekenis van niet-recidiveren) van een Halt-afdoening zijn: first-offenders, bewust van de gevolgen van hun gedrag, die geen of een lichte problematiek hebben, relatief sociaal vaardig zijn en een nuttige vrijetijdsbesteding hebben. Binnen dit profiel blijken jongeren buiten de Randstad meer gebaat te zijn bij een Halt-afdoening. Binnen de Halt-verwijzing, stelt het onderzoek, moet ruimte zijn voor differentiatie. Nadat jongeren zijn opgepakt door de politie zou onmiddellijk een screening door professionals moeten plaatsvinden om te kijken of jongeren geschikt zijn voor doorverwijzing naar Halt. Jongeren die negatief gedrag vertonen, multiproblematiek vertonen of een hoge recidivekans lijken te hebben, vergen een intensiever begeleiding dan binnen de huidige Halt-afdoening geboden wordt. UITGELICHT: AANBODKAART JEUGDINTERVENTIES De gemeente Boxmeer heeft samen met onderzoeksbureau K2 (Brabants Kenniscentrum Jeugd) een gedegen notitie jeugdbeleid uitgewerkt voor de periode 2006 – 2010. Onderdeel van dit beleidsrapport vormt een Aanbodkaart waarmee inzichtelijk wordt gemaakt wat het lokale hulpaanbod is op de terreinen van opvoeden, opgroeien en gezinsondersteuning. Het eerste deel van de Aanbodkaart omvat een overzicht van alle instanties die iets te bieden hebben richting de jeugd (of richting hun ouders/verzorgers of andere betrokkenen) met daarbij aangegeven op welke leeftijdsgroep men zich richt en op welke van de volgende vijf functies: informatie en advies, signalering, toegang tot het lokale hulpaanbod, licht pedagogische hulp of coördinatie van zorg. Deze vijf functies zijn benoemd zijn in het kader van de aansluiting van het lokale jeugdbeleid op de jeugdzorg. De gemeente Boxmeer wil overzicht over de investeringen op deze functies, omdat dit een basis is waarmee zij invulling gaat geven aan haar regieverantwoordelijkheid. In het tweede deel van de Aanbodkaart wordt vervolgens gedetailleerder per functie uitgewerkt welke instanties een rol hebben op dat terrein en wat effectieve dan wel kansrijke producten zijn. De matrix is ingevuld door alle aanbieders van jeugd(zorg)activiteiten in de gemeente Boxmeer en geeft inzicht in aanwezige doublures of witte vlekken. De gemeente ziet de Aanbodkaart als een dynamisch gegeven. Jaarlijks zal het overzicht worden geactualiseerd.
99
AANPAK VEELPLEGERS
5.
Aanpak veelplegers
5.1
Aard en omvang van veelplegersproblematiek
De veelplegersproblematiek bestaat niet; kern is dat iemand opvallend veel in de politieregistratie voorkomt en dat besloten wordt dat de situatie van die persoon nadere aandacht c.q. interventie vraagt. Het kan daarbij gaan om recidive op allerhande soorten delicten en om individuen met zeer uiteenlopende kenmerken en problemen. Uit landelijk recidiveonderzoek17 blijkt dat veelplegers zich onderscheiden van andere delinquenten door hun: - hoge frequentie van veelal vermogensdelicten - oververtegenwoordiging in de groep kortgestraften tot drie maanden (landelijk: 70%) - vaak problematisch drugsgebruik (landelijk: 65-80% is harddrugverslaafd; 10% is alcoholverslaafd) - door het relatief vaak hebben van een delictgerelateerde kennissenkring en door het ondernemen van delictgerelateerde activiteiten Van belang voor het maken van keuzes in de aanpak van veelplegers is het nader typeren van de aard en de urgentie van veelplegersproblemen: wat zijn de maatschappelijke problemen die veelplegers veroorzaken, hoe laten de gedragsproblemen van veelplegers zich omschrijven en op welk gedrag moet met prioriteit worden ingegrepen? Voor de grove, getalsmatige indicatie van de veelplegersproblematiek in de regio hanteert de politie Brabant-Noord een veelplegersdefinitie, waarmee de volgende personen uit de politieregistratie worden gefilterd: MEERDERJARIGE VEELPLEGERS • personen van 18 jaar of ouder die over een periode van 5 jaar meer dan 10 antecedenten hebben opgedaan, waarvan ten minste één in het peiljaar (dit is de landelijk gehanteerde definitie van ‘zeer actieve veelplegers’), • personen van 18 jaar of ouder die in hun gehele criminele verleden 10 of meer processen-verbaal tegen zich zagen opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar (dit is de landelijk gehanteerde definitie van ‘meerderjarige veelplegers’), • personen van 18 jaar of ouder die in hun gehele criminele verleden minder dan 10 processen-verbaal tegen zich zagen opgemaakt (HKS), maar daarin wel voor meer dan 10 strafbare feiten verantwoordelijk worden gehouden (BPS), waarvan er ten minste één wordt gedateerd in het peiljaar (dit is een regionale aanvulling op de bovenstaande landelijke veelplegerscategorieen), • personen van 18 jaar of ouder die in het peiljaar en de daaraan voorafgaande 4 jaar, in totaal 15 maal of vaker worden genoemd als verdachte in het Bedrijfsprocessen-
17
Bronnen: WODC, Bekenden van Justitie; Adviesbureau van Montfoort, Prevenalentie van criminogene factoren bij mannelijke gedetineerden in Nederland; Koert Swierstra, Doelgroepanalyse voor een nieuwe Kortverblijfinrichting in het gevangeniswezen; Beleidsbrief veelplegers, mei 2003. Zoals samengevat in: Programma Terugdringen Recidive, Gedragsinterventies voor veelplegers.
101
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
systeem (BPS) van de politieregio Brabant-Noord (ook dit is een regionale aanvulling op de bovenstaande landelijke veelplegerscategorieen). MINDERJARIGE VEELPLEGERS • personen in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar die in hun gehele criminele verleden meer dan 5 processen-verbaal tegen zich zagen opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar(dit is de landelijk gehanteerde definitie van ‘minderjarige veelplegers’), • personen van 12 tot en met 24 jaar die in het peiljaar twee zware delicten hebben gepleegd18 en drie eerdere antecedenten hebben, of die drie zware delicten in het peiljaar hebben gepleegd (dit is de landelijk gehanteerde definitie van ‘harde-kernjongeren’). • personen in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar die in hun gehele criminele verleden minder dan 5 processen-verbaal tegen zich zagen opgemaakt, maar daarin wel verantwoordelijk worden gehouden voor meer dan 5 strafbare feiten, waarvan er ten minste één wordt gedateerd in het peiljaar (dit is een regionale aanvulling op de bovenstaande landelijke veelplegerscategorieen), • personen van 12 jaar oud met ten minste 3 vermeldingen in het BPS, of een persoon van 13 met ten minste 4, een persoon van 14 met ten minste 5, een persoon van 15 met ten minste 6, een persoon van 16 met ten minste 7 of een persoon van 17 met ten minste 8 vermeldingen (ook dit is een regionale aanvulling op de bovenstaande landelijke veelplegerscategorieen).
Deze selectie van personen leverde in 2005 een totaallijst op van 1.351 namen van regionale veelplegers: 658 veelplegers in het district ’s-Hertogenbosch, 190 in het district Aa en Dommel, 158 in het district De Leijgraaf, 252 in het district Maasland en 93 in het district Land van Cuijk. Van de 1.351 regionale veelplegers van 2005 zijn er 316 minderjarig en 1.035 meerderjarig. In bijlage 2 zijn de districtstotalen voor alle subcategorieen veelplegers weergegeven. PROFIELEN VAN VEELPLEGERS Waar deze personen op recidiveren wordt door de afdeling control van de politie Brabant-Noord verder in kaart gebracht, waarna elk politiedistrict vervolgens de ‘eigen’ namenlijst krijgt aangereikt, met daarbij gegevens over wie welk type delicten heeft gepleegd en hoe vaak. Op basis van deze districtoverzichten maken de districten zelf een selectie van met prioriteit aan te pakken veelplegers. Hoe dat precies gebeurt – op basis van welke afwegingen of resultaatverwachtingen - is nergens vastgelegd, maar op basis van gesprekken met betrokkenen blijkt dat bij het prioriteren de volgende elementen een rol spelen: 1. het aantal processen verbaal: hoe meer pv’s hoe hoger op de lijst, 2.de
18
Afpersing, diefstal met geweld, handel in harddrugs, openlijke geweldpleging zwaar (vnl. tegen personen), inbraak in woning, zware mishandeling verkrachting / aanranding zwaar bedreiging met hantering wapen, rijden onder invloed vanaf cat. 4B, doodslag en moord, brandstichting, valsheidmisdrijven 208/209/21/22/230/231/234, diefstal in vereniging met braak, verduistering, bedrog, heling, overige vermogensmisdrijven 311/311.1/311.2/311.3/314, gemeenschap met kinderen, ontucht met bewusteloze / kind, ontucht door ouders, rijden na ontzegging, medewerking bloedproef weigeren, opiumwet sofdrugs, vuurwapenwet.
102
AANPAK VEELPLEGERS
hoeveelheid informatie over de persoon in het OM-dossier: hoe meer informatie hoe groter de kans dat de veelpleger wordt geprioriteerd; 3. de recente activiteiten van de veelplegers: betreffen deze de speerpunt-delicten van het district dan wordt aan het aanpakken van de veelpleger extra belang gehecht. Vervolgens wordt een getalsmatige grens getrokken en wordt (half)jaarlijks een werklijst vastgesteld om af te bakenen op welke personen men zich gaat richten. In het district Den Bosch zijn begin 2006 75 veelplegers geprioriteerd, in Maasland 28 veelplegers, in Leijgraaf 13 en in het Land van Cuijk 13. Om af te dwingen dat er standaard aandacht is voor het gedrag van ISD-gestraften heeft men in het district Den Bosch ook alle personen met een ISD-maatregel aan de werklijst toegevoegd. Verder kunnen tussentijds aan de werklijsten ook nieuwe veelplegers worden toegevoegd, mocht hun gedrag daartoe aanleiding geven. Helaas worden de huidige veelplegersoverzichten nog niet gebruikt voor het nader beschrijven van de aard van de recidive en van de soorten veelplegers in de regio, waardoor de beschikbare informatie over de veelplegersproblematiek, regionaal, per district en per gemeente, abstract blijft. Er is geen (beleids)document beschikbaar waarin bijvoorbeeld beschreven wordt hoeveel personen per gemeente recidiverend zijn op gewelddelicten, welke gemeenten vooral last hebben van de activiteiten van veelplegers (waar plegen de veelplegers in de regio hun delicten), hoeveel junks er onder de veelplegers zijn en hoeveel personen ervaring hebben in het plegen van inbraken (in auto’s, woningen, bedrijven). Juist dit soort samenvattingen over het gedrag en over de achtergronden van veelplegers – bijvoorbeeld in het geval van jongeren, zoals in hoofdstuk 4 aan de orde kwam – kan het denken over wenselijke interventies naar type veelpleger verder ondersteunen en maakt concreter welke maatschappelijke resultaten men per gemeente mag verwachten als bepaalde veelplegers worden aangepakt. Ter inspiratie op dit punt kan wellicht de regio Rotterdam genoemd worden. Hier is men met dadertypologieën gaan werken om in het bijzonder de aanpak van geweldplegers meer slagkracht te geven. Middels een onderscheid van de categorieën ‘verslaafde geweldpleger’, ‘psychisch onberekenbare geweldpleger’, ‘gewoonte geweldpleger’ en ‘criminele geweldpleger’ is men onlangs begonnen met een op maat gesneden aanpak van geweldplegers. Het gaat om personen van 18 jaar en ouder met drie of meer veroordelingen voor geweldsdelicten in de afgelopen vijf jaar. De nieuwe aanpak is een aanvulling op de bestrijding van straatroven, overvallen, huiselijk geweld en uitgaansgeweld. Kern is de toewijzing van een maatschappelijk toezichttraject. Die bestaat uit behandeling van de geweldsproblematiek en toezicht en begeleiding van de geweldpleger voor een periode van 2 tot 3 jaar. Iedere geweldpleger krijgt daarbij een persoonlijke begeleider die zich bezighoudt met werk, scholing, uitkering en huisvesting. Basis voor dit traject is een dossier dat bestaat uit zowel strafrechtelijke informatie als inzicht in de achterliggende problematiek van de geweldpleger. Ook is er een ‘risicoprofiel’ gemaakt, waarin staat wat de kans op herhaling is. De behandeling is niet vrijblijvend. Indien iemand niet wil meewerken, kan eventueel door een straatverbod of korten op de uitkering medewerking afgedwongen worden. Op dit moment is er een lijst met 300 geweldplegers die voor deze persoonsgerichte aanpak (PGA-geweld) in aanmerking komen. Doel is de geweldscriminaliteit terug te dringen en terugval van geweldplegers te voorkomen. In de PGA-geweld werken gemeente, openbaar ministerie, politie, reclassering en zorginstellingen samen (de zogenoemde 'pilotketen adop103
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
tie': zie Tijdschrift voor de Politie (juli 2006). Het verder thematiseren van de persoonsgerichte aanpak naar plegerstypen is ook voor de regio Brabant-Noord een manier om nadrukkelijk de link te leggen tussen de aanpak van veelplegers en het bereiken van concrete maatschappelijke doelen, per district en per gemeente, zoals de reductie van het aantal woninginbraken, het verminderen van overlast door harddrugsverslaafden en het voorkomen van sluimerende agressiebeheersproblemen. 5.2
Monitoring van veelplegers
Essentieel voor een goede veelplegersaanpak is goede informatie. Zeer recent is daarin grote vooruitgang geboekt door middel van MIB: • Monitoring doelgroepen • Informatieknooppunt ketenpartners • Bevragingen en analyses Het systeem MIB is een informatieknooppunt, opgezet naar aanleiding van het grote succes van de zogenaamde Veelplegerskalender, een initiatief van het politiekorps Utrecht. Alle informatie over veelplegers komt in dit systeem samen. Er kunnen eenvoudig selecties gemaakt worden van alle personen die aan de veelplegersdefinitie voldoen en ook kan er doorgezocht worden op individuniveau, waarbij de gehele criminele carrière van een veelpleger kan worden opgevraagd, inclusief een overzicht van alle rond hem gemaakte afspraken en gepleegde interventies. Met dit informatieknooppunt voor en door ketenpartners, kunnen de gebruikers op een laagdrempelige manier en met een landelijke dekking over die informatie beschikken die voor hun werkproces noodzakelijk is. De bronnen die momenteel in MIB toegankelijk zijn, zijn: • Het basisprocessysteem, BPS • De arrestantenmodule, BAM, • het herkenningsdienstsysteem, HKS • het registratiesysteem van het Openbaar Ministerie, COMPAS • de verwijzingsindex personen van Justitie, VIP • het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme, CIV • de casemanagerinformatie van het GGZ MIB is nog maar net operationeel in de regio Brabant-Noord, maar de gebruikers zijn tevreden over de toepasbaarheid. Het is met het systeem veel beter mogelijk en ook gemakkelijker dan voorheen, om delinquenten en ex-delinquenten te volgen. Dit kan ook preventief werken. Met behulp van het systeem is bijvoorbeeld na te gaan wanneer iemand vrijkomt uit detentie. Om te voorkomen dat zo iemand meteen de draad van zijn oude leven weer oppakt, kan de politie, hierover op de hoogte gebracht door het systeem, een paar keer 'haar gezicht laten zien' om te laten weten dat de persoon in kwestie in de gaten wordt gehouden. Personen die aanvankelijk als veelpleger waren aangemerkt, die vrij zijn, maar van wie al geruime tijd niets meer wordt gehoord, kunnen ook met behulp van het systeem worden gesignaleerd. De vraag dient zich bijvoorbeeld aan of die stille inbreker niet toch weer verantwoordelijk kan worden 104
AANPAK VEELPLEGERS
gehouden voor het gestegen aantal inbraken in een buurt, hoewel hij kennelijk tot nu toe slim genoeg is gebleken om niet tegen de lamp te zijn gelopen. Vanuit het casusoverleg kan in dergelijke gevallen besloten worden om actief op een dergelijk persoon te gaan rechercheren om te zien of het terecht is of niet dat hij uit handen van justitie blijft. Daarnaast is het met de MIB veel beter mogelijk geworden om veelplegers die (weer) dreigen te gaan pieken vroegtijdig te signaleren om zo hun activiteiten in de kiem te kunnen smoren. Districten kunnen daar actief aan bijdragen door meldingen over bepaalde personen te doen van verdenkingen of incidenten in het systeem. Zo kan ook meer informatie over het ‘werkgebied’ van veelplegers worden gebundeld, wat gericht recherchewerk ten goede komt. Zogeheten filteraars selecteren de personen die voor een casusoverleg of een speciale actie in aanmerking komen. Over hoe het MIB moet worden ingezet in de regio zijn nog geen afspraken gemaakt met de gemeenten. De waarde voor de veelplegersoverleggen in de veiligheidshuizen spreekt voor zich: door MIB zijn informatie-updates van de kant van de politie eenvoudiger geworden. Een goed gebruik van het systeem valt of staat evenwel met het maken van goede afspraken over het vullen van het systeem met informatie (over verdachte gedragingen van de veelpleger, over de gekozen aanpak ten aanzien van de veelpleger en over de geplande en uitgevoerde interventies per veelpleger). Alle ketenpartners moeten hieraan hun bijdrage leveren. 5.3
Ketenaanpak in veiligheidshuizen
Uitgangspunt in de aanpak van veelplegers in de regio Brabant-Noord is dat de gemeente waar de veelpleger woont voor die persoon verantwoordelijk is, ook al pleegt de veelpleger zijn delicten in overwegende mate elders. Dit betekent veel werk voor de gemeente ‘s-Hertogenbosch, waar bijna de helft van alle veelplegers van de regio woont, maar het betekent ook: minder werk voor de kleinere gemeenten. De verschillen in schaalgrootte van gemeenten en bijgevolg ook vaak van de problemen, zorgen voor verschillen in gemeentelijke betrokkenheid bij de veelplegersaanpak. Zo willen sommige kleinere gemeenten vooralsnog weinig investeren in een bijdrage aan de veelplegersaanpak, kiezen middelgrote gemeenten graag voor vruchtbare samenwerking met gemeenten van gelijke grootte en heeft de gemeente ’s-Hertogenbosch op dit moment een belangrijke voortrekkersrol in de regio. VEELPLEGERSAANPAK ‘S-HERTOGENBOSCH De veelplegersaanpak die de gemeente ’s-Hertogenbosch voorstaat en vanaf juni 2005 samen met politie en openbaar ministerie vormgeeft maakt onderdeel uit van het Veiligheidshuis in ‘s-Hertogenbosch. Het idee achter het veiligheidshuis is even simpel als sterk: door de fysieke afstanden tussen de diverse betrokken partijen te verkleinen, ofwel alle partijen samen te brengen in één 'huis', wordt effectieve samenwerking bevorderd. Een belangrijke basis voor het veiligheidshuis vormt de casusaanpak voor jeugdige en volwassen veelplegers, een intensief, pro-actief en repressief actieprogramma dat zich richt op een selectie van veelplegers. Onder regie van de gemeente komen in het Veiligheidshuis de strafrechtketen en de zorgketen samen.
105
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
De doelstellingen van de veelplegersaanpak formuleert men als volgt: 1. Voorkomen dat jongeren uitgroeien tot veelpleger 2. Via effectieve sancties stoppen van het veelplegen door jeugdigen 3. Een langere vrijheidsbeneming van meerderjarige veelplegers. De regie over de justitiële hulpverlening (repressie) ligt bij het openbaar ministerie. De taak van de politie is handhaving en opsporing. De regie over de maatschappelijke hulpverlening (curatie) ligt bij de gemeente. Uitgangspunt is steeds het verrichten van maatwerk ten aanzien van de veelpleger en zo overlast en criminaliteit structureel en integraal aan te pakken. Voor elke veelpleger die besproken wordt in het casusoverleg worden afspraken gemaakt over de aanpak in de vorm van een scenario. Er is een veelplegersoverleg 18+ en een veelplegersoverleg 18-, meerderjarigen en minderjarigen worden apart van elkaar besproken omdat de problematiek van jeugdigen een andere benadering vergt met andere samenwerkingspartners. Drie vormen van aanpak worden onderscheiden: - Aanpak-plus, voor de ‘zwaarste gevallen’. Het betreft onverbeterlijke criminelen, waar alternatieve trajecten absoluut geen soelaas meer bieden. Gebiedsgebonden politiefunctionarissen kennen deze criminelen en weten waar ze mee bezig zijn. Elk gepleegd delict dat mogelijkheden biedt voor vervolging wordt door het openbaar ministerie opgepakt en wordt gevolgd door de hoogst haalbare eis. Verdachten worden integraal aangepakt en financiële ontnemingsmogelijkheden worden stadaard toegepast. Bijzondere diensten binnen en buiten politie en openbaar ministerie, zoals FIOD en financiële recherche, kunnen eventueel als partner worden ingeschakeld. Een bestuurlijke aanpak wordt eveneens met alle middelen die voorhanden zijn ingezet. - Aanpak-drang, voor de zware veelplegers die mogelijk nog te beïnvloeden zijn in hun gedrag. Het streven is deze veelplegers het justitiële traject binnen te loodsen zodat zij onder drang een curatief traject aangeboden kunnen krijgen. In de justitiële afdoening wordt gezocht naar een modaliteit op maat. Mocht de verdachte niet mee willen werken of geen gebruik willen maken van het voorgestelde hulpverleningstraject, dan worden de strafvorderlijke consequenties in volle omvang toegepast. Er volgt geen intensieve begeleiding door reclassering en politie zal zich extra inspannen indien de betrokkene strafbare feiten pleegt. Het openbaar ministerie blijft zich extra inspannen om de verdachte bij elk feit te kunnen vervolgen. De veelpleger moet de hete adem van de politie voortdurend in de nek voelen. - Aanpak-tegenhouden, richt zich op de veelplegers die nog niet aan de landelijke definitie van veelplegers voldoen, maar die al wel een indrukwekkende criminele carrière hebben opgebouwd. Doel van deze vorm van veelplegersaanpak is het tegenhouden dan wel stoppen van structurele overlast en’of het voortijdig afbreken van een vroegtijdige criminele carrière. Overlast (signaalgedrag) wordt per buurt gesignaleerd, maar ook in de stedelijke overleggen specifiek gericht op het monitoren van het gedrag van de jeugd: het ORJ (Overleg RisicoJeugd, over overlastgevende jeugdgroepen), het CRJ (CasusOverlegJeugd, over criminele en overlastgevende minderjarigen) en het jeugdige veelplegersoverleg. Door middel van adoptietrajecten (in het kader van gebiedsgebonden politiewerk) wordt getracht het tij te keren.
106
AANPAK VEELPLEGERS
Naast het Veelplegersoverleg 18+ en het Veelplegersoverleg 18- is er in het Veiligheidshuis in ’s-Hertogenbosch ook een apart ‘nazorgoverleg’ dat onder verantwoordelijkheid valt van het Bureau Nazorg. Binnen dit bureau werken de stichting Maatschappelijke Dienstverlening (Madi)en de stichting Reclassering Nederland (RN) samen. Doel van het bureau is te bewaken dat personen die vrijkomen uit de gevangenis niet terugvallen in hun oude criminele gedrag. Per jaar keren in ’s-Hertogenbosch ongeveer 275 ex-gedetineerden terug in de maatschappij. Hiervan waren ongeveer 90 personen langer dan vier maanden gedetineerd. Uit landelijk onderzoek is bekend dat gemiddeld 70% van de gedetineerden binnen vijf jaar recidiveert. Hierbij ligt het zwaartepunt op de eerste 48 uur en is de recidive vaak gekoppeld aan problemen op fronten als inkomen, dagbesteding, huisvesting, vriendenkring etc. In ’s-Hertogenbosch organiseert het Bureau Nazorg de begeleiding op deze terreinen. Om dit te kunnen regelen onderhoudt het bureau enerzijds contacten met Penitentiaire Inrichtingen en anderzijds met instellingen die een rol kunnen spelen in een nazorgtraject. Met deze instellingen zijn/worden onder verantwoordelijkheid van de gemeente ’s-Hertogenbosch vooraf prestatieafspraken gemaakt betreffende jaarlijks te leveren bijdragen. Veel nazorgtrajecten worden al tijdens de detentieperiode in gang gezet. Voor het inkopen van aanvullende trajecten is een beperkt budget beschikbaar dat door de gemeentelijke Veiligheidscoördinator wordt beheerd. Niet alle 275 ex-gedetineerden worden in hun terugkeer begeleid. Er wordt een selectie gemaakt van personen die aangeven de criminaliteit achter zich te willen laten, maar dat niet zonder hulp te kunnen bereiken. Kortgedetineerden (korter dan vier maanden gedetineerd) behoren niet tot de doelgroep, omdat de periode om de nazorg voor te bereiden te kort is. Men richt zich op twee groepen cliënten: langgedetineerden en veelplegers. Het bureau is als proef gestart voor drie jaar van oktober 2005 tot oktober 2008. Eind 2007 wordt geëvalueerd. Als doelstelling voor Bureau Nazorg wordt gesteld: 25 cliënten in 2006, 30 cliënten in 2007 en 35 cliënten in 2008. In de raadsinformatiebrief van 12 april 2005 wordt de veelplegersaanpak van ’s-Hertogenbosch uitgebreid en helder omschreven en ook op de website www.samenvoor veilig van de gemeente is veel informatie gebundeld. Belangrijk om hier nog te vermelden is dat bij de aanpak ook nadrukkelijk wordt geïnvesteerd in het vastleggen van informatie en afspraken in persoonsdossiers (de personenindex). Hiertoe is een bureau Documentatie aan het projectbureau Veelplegers toegevoegd. Dit bureau maakt de persoonsdossiers op en houdt deze bij, zodat het evalueren van het bereik van de veelplegersaanpak (het aantal opgepakte casussen in het overleg, maar ook de aard van de afgestopte criminele carrières) mogelijk wordt gemaakt, evenals van de gepleegde interventies en van effecten van gepleegde interventies (gedragsverandering, gevangenisstraf). Op dit moment zijn evenwel nog geen evaluaties uitgevoerd op basis van de registraties in de personenindex. VEELPLEGERSAANPAK ANDERE GEMEENTEN IN DE REGIO Het tweede Veiligheidshuis in de regio is gevestigd in Oss. Hier bundelen kleinere gemeenten hun krachten in de aanpak van veelplegers. Het veiligheidshuis in Oss vertegenwoordigt de districten De Leijgraaf, Maasland en Land van Cuijk en bouwt voort op de Justitie In de Buurt overleggen (JIB). Als doel is gesteld dat alle 13 gemeenten die binnen deze politiedistricten vallen in het Veiligheidshuis in Oss gaan samenwerken, 107
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
maar nog niet met alle gemeenten zijn daarover afspraken gemaakt. Op dit moment trekt justitie nog de kar, maar binnenkort, zo is het streven, zal het huis onder de regie van de deelnemende gemeenten gaan vallen. Het casusoverleg is nu nog voornamelijk gericht op het repressieve beleid en richt zich enkel op meerderjarige veelplegers, maar het streven is om, net als in Den Bosch het geval is (en buiten de regio: ook in de Veiligheidshuizen van Eindhoven en Tilburg), op termijn tevens interventies in het vooren natraject te gaan coördineren: dus te gaan werken aan het voorkomen van recidive bij jeugdige veelplegers en op het voorkomen van terugval in crimineel gedrag na detentie. De zes gemeenten van het district AA en Dommel en de gemeente Heusden werken op dit moment nog niet met een casusoverleg veelplegers. Dit is niet gezegd dat in deze gemeenten geen aandacht is voor veelplegers, wel dat de aanpak voornamelijk vormgegeven wordt door politie en justitie. Op het ogenblik worden de mogelijkheden om aansluiting te vinden bij het Veiligheidshuis van ’s-Hertogenbosch verkend. 5.4 .
Inzet en effectiviteit van de veelplegersaanpak
Ondanks dat in Nederland al jaren nadrukkelijk beleid wordt gevoerd op de aanpak van veelplegers is het opvallend hoe weinig bekend is over de effectiviteit van gepleegde gedragsinterventies ten aanzien van personen in deze doelgroep. In gemeenten, bij politie en justitie is te weinig aandacht voor evaluatie van interventies op dit niveau en ook vanuit wetenschappelijke hoek is nog weinig voorhanden19. Eind 2004 verscheen een beknopte overzichtsstudie van het Programma Terugdringen Recidive van het Ministerie van Justitie. Op grond van de toen beschikbare onderzoekskennis geeft men aan wat veelbelovende elementen zijn in gedragsinterventies voor veelplegers: - de afname van de RISc20 is cruciaal. Met de RISc krijgt men zicht op de criminogene factoren, de eigenschappen die samenhangen met de gepleegde criminaliteit. - er moet motivatie gekweekt worden voor gedragsverandering. - de intensiteit van gedragsinterventies moet afgestemd worden op zowel de aard als de ernst van het probleem. Hoe zwaarder de problematiek, hoe intensiever de aanpak moet zijn, hoe meer tijd nodig is.
19
20
Op dit moment (aug. 2006) verkeert een eerste landelijk onderzoek naar de werking van lokale aanpakken van veelplegers, uitgevoerd door onderzoeksbureau Intraval in opdracht van het WODC van het Ministerie van Justitie: Lokale aanpak zeer actieve veelplegers. Aansluiting nazorg in de fase van afronding. Het onderzoek richt zich op de tien gemeenten die deelnemen aan de pilot nazorg die momenteel door het Ministerie van Justitie wordt uitgevoerd. Ook Den Bosch doet daaraan mee. Daarnaast worden twee gemeenten die niet aan de Pilot Nazorg deelnemen als controlegemeenten in het onderzoek opgenomen. Dit uitgebreid diagnostisch instrument van Reclassering Nederland (de afkorting ‘RISc’ staat voor ‘Recidive Inschattings Schalen’) leidt tot scores van cliënten op een groot aantal gedragskenmerken waarbij per kenmerk de ‘criminogene factor’ wordt bepaald, uitmondend in een inschatting van recidive. Op basis van de RISc-analyse wordt vervolgens gekozen voor specifieke gedragsinterventies. Gehanteerde schalen in het RISc-model zijn: delictgegevens; huisvesting en wonen; opleiding, werk en leren; inkomen en met geld omgaan; relaties met partner, gezins- en familieleden; relaties met vrienden en kennissen; druggebruik; alcoholgebruik; emotioneel welzijn; denkpatronen, gedrag en vaardigheden; houding.
108
AANPAK VEELPLEGERS
-
er moet er sprake zijn van een high-intensity programma-aanbod, waarbij aan alle relevante criminogene factoren aandacht wordt besteed. Dat wil zeggen veel contacturen, veel oefenen en veel herhalen. gezien de kenmerken van veel veelplegers zullen intensieve programma’s beschikbaar moeten zijn op het gebied van verslaving, cognities, alcohol, huisvesting en werk.
De moeizame evaluatie van veelplegersaanpakken heeft met name te maken met de voorheen slechte registratie van ingrepen per persoon. Het bijhouden van dossiers van veelplegers op individuniveau is relatief nieuw, maar wordt nu steeds vaker en ten aanzien van verschillende doelgroepen gebruikt21. Stap 2 richting meer kennis over werkzame interventies, is het samenvatten van individuele resultaten tot bredere (gemeentelijke, districtelijke, regionale) probleembeschrijvingen en aanbevelingsnotities voor beslissers op strategisch niveau. Belangrijk hierbij te constateren is dat uit onderzoek blijkt dat in gemeenten op strategisch niveau geen verschillen bestaan in de belangen die instellingen hebben bij de uitvoering van de nazorg aan (zeer actieve) veelplegers. De besluitvorming zijn helder en de gemeenten nemen daarin het voortouw. De organisatie en afstemming inzake de uitvoering van de nazorg is veeleer punt van discussie, bijvoorbeeld als het gaat om het verschaffen van passende woonfaciliteiten aan (zeer actieve) veelplegers22. Op papier zijn op dit moment slechts de volgende indicaties gevonden voor de werkzaamheid van de casusoverleggen veelplegers in Brabant-Noord (allen uit de interne Jaarrapportage 2005 van het District Den Bosch): - In de jaarrapportage staat dat in 2005 in dat district 257 van de personen die in het District Den Bosch op de Veelplegerslijst staan een of meerdere keren aangehouden. In totaal zijn deze veelplegers 489 keer aangehouden. Men vermoedt dat dit ook een positieve uitwerking heeft gehad op de meldingen drugsoverlast en de auto-inbraken in het district. - En ook wordt aangegeven dat sinds de aanvang van werkzaamheden van het Veelplegersteam van de districtsrecherche van Den Bosch in juni er door dit team 43 veelplegers van de geprioriteerde veelplegerslijst van 75 personen zijn aangehouden en met een procesverbaal bij het openbaar ministerie zijn afgeleverd (de afgesproken doelstelling was 50 per jaar). - Verder monitort de Politieregio Brabant-Noord het merkbare effect voor de burger van de veelplegersaanpak door het tellen van het aantal ‘veelplegers gerelateerde misdrijven’. Welke delicten daaronder vallen, wordt niet toegelicht. - De totalen wijzen op een regionale afname van het aantal veelplegers gerelateerde misdrijven: van 35.861 in 2004 naar 33.934 in 2005. Enkel in het district Land van Cuijk, het district met de minste veelplegersmisdrijven, is een toename van de veelplegers gerelateerde misdrijven zichtbaar: van 3.164 in 2004 naar 3.363 in 2005. - De regio Brabant-Noord beschikt over 32 plaatsen in het kader van de ISDmaatregel, ofwel de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Daarvan zijn er momenteel elf gevuld, negen veelplegers staan op het punt om geplaatst 21 22
Zie bijvoorbeeld ook de top-500 aanpak van voetbalvandalen, zoals die onlangs door het CIV is ingezet. Lokale aanpak zeer actieve veelplegers. Aansluiting nazorg (Intraval, 2006). De onderzoeksresultaten zijn op het ogenblik nog niet openbaar.
109
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
te worden. Onderbenutting van de ISD is een landelijk probleem, waarvan acte in de aanbiedingsbrief bij de zevende voortgangsrapportage ‘Naar een veiliger samenleving’.
Andere overzichten van veelplegersinterventies, van het al dan niet slagen ervan en van het maatschappelijke effect van de veelplegersaanpak zijn niet beschikbaar.
110
SAMEN-LEVEN: PROBLEMEN EN AANPAK
6.
Samen-leven: problemen en aanpak
6.1
Percepties van veiligheid op wijk- en buurtniveau
Het verband tussen criminaliteit en (on)veiligheid is evident, maar minder eenduidig dan beleidsmakers dikwijls veronderstellen. In de voorafgaande hoofdstukken is dat voortdurend gebleken. Vanuit het perspectief van coördinatoren integrale veiligheid en de uitvoerders in de frontlinie met wie zij samenwerken aan de leefbaarheid in wijken en buurten is het daarom van belang om die samenhang tussen criminaliteit en (on)veiligheid wat diepgaander te problematiseren om zicht te krijgen op aangrijpingspunten voor een succesvolle aanpak. In deze atlas is de beleving van sociale veiligheid door burgers het uitgangspunt: waar heeft de burger last van? Sociale veiligheid heeft niet te maken met het afwezig zijn van bedreigingen van buitenaf: vanuit andere landen, als gevolg van natuurrampen, of dreigingen voortvloeiend uit technologische ontwikkelingen. Er is sprake van sociale veiligheid als in de woon- en leefsituatie bedreigingen als gevolg van misdrijven, overtredingen, of ernstige overlast tussen (groepen) burgers onderling niet voorkomen. Aangezien de beleving van burgers centraal staat, ligt het accent echter niet op de ‘objectieve sociale veiligheid’: de concrete aan- of afwezigheid van bedreigingen, maar op ‘subjectieve sociale veiligheid’. Er is sprake van ‘subjectieve sociale (on)veiligheid’ als iemand zich in zijn woon- en leefsituatie wel/niet door misdrijven, overtredingen en ernstige overlast bedreigd voelt. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, komt uit onderzoek zelfs naar voren dat burgers (on)veiligheid veeleer als een sociaal probleem ervaren dan als een criminaliteitsprobleem (Elffers & De Jong, 2004). Voor de burger raakt (on)veiligheid direct aan leefbaarheid. Deze constatering legt een aantal beleidsmatig lastige kwesties bloot. De eerste kwestie die hier aandacht verdient, is dat niet alle vormen van criminaliteit die in deze atlas in kaart zijn gebracht de ervaring van burgers beïnvloeden. Evenmin beïnvloeden alle beschreven vormen van overlast en criminaliteit op dezelfde wijze of in gelijke mate de ervaring van burgers. Kortom, het is lastig om ‘beleid te maken’ op basis van signalen van ‘subjectieve sociale veiligheid’. En dat geldt natuurlijk a fortiori in het geval dat de ervaren onveiligheid van burgers in verband staat met samenlevings-, relatie- en integratieproblemen. In de praktijk – en dit is de tweede kwestie – is dat eigenlijk altijd het geval. Vanuit het gezichtspunt van gemeenten komen nagenoeg alle vormen van criminaliteit en overlast tot uitdrukking in samenlevings-, relatie- en integratieproblemen. Zo geredeneerd, is integraal veiligheidsbeleid op gemeentelijk niveau per definitie beleid om samenlevings-, relatie- en integratieproblemen te voorkomen of te bestrijden. De aanpak van veelplegers, bijvoorbeeld, kan gezien worden als deel van het handhavingsbeleid van gemeente, politie en openbaar ministerie. Maar zodra de burger last heeft van veelplegers – en dat is ontegenzeggelijk het geval – staat die ervaren overlast in de sleutel van samenlevings- of integratieproblemen. De burger legt die relatie: omdat – bijvoorbeeld – een flink aandeel van de veelplegerspopulatie bestaat uit verslaafden of uit jongeren van Marokkaanse komaf, heeft de veelplegersproblematiek in een gemeente in de beleving van de burger ook te maken met het vigerende drugsbeleid, een falende integratie en een te weinig krachtig opererende overheid die liever fietsers zon111
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
der licht het leven zuur maakt dan inzet pleegt op het verbeteren van de leefbaarheid in de straat of buurt waar de burger woont. En dan gaat de gemeente – simpel gezegd – ineens over alles! Dit mechanisme is voor beleidsmakers van gemeenten niet alleen lastig te doorbreken, de beeldvorming van de burger trekt tegelijkertijd ook een wissel op het stellen van prioriteiten bij het aanpakken van criminaliteits- en overlastproblemen. Niet alleen maatschappelijke, maar ook politieke belangen spelen hierbij een rol. Beide kwesties die hierboven zijn aangestipt, komen neer op een pleidooi voor consistent veiligheidsbeleid, liever nog: consistent leefbaarheidsbeleid op de langere termijn. Gemeenten moeten zich terdege bewust zijn van het feit dat de vormgeving van hun integraal veiligheidsbeleid en de organisatie van de samenwerkingsverbanden die voor de uitvoering van dat beleid nodig zijn, steeds opnieuw principiële afwegingen vergen. Dat zijn complexe afwegingen, want ze moeten recht doen aan zowel de ‘objectieve sociale veiligheid’ als de ‘subjectieve sociale veiligheid’ binnen een gemeente. En lang niet altijd is het resultaat van interventies ten behoeve van de ‘objectieve sociale veiligheid’ onmiddellijk zichtbaar of merkbaar in termen van de leefbaarheid die de burger ervaart. Het punt dat hier gemaakt wordt, is dat het perspectief van de burger fundamenteel deel uitmaakt van het gemeentelijke integrale veiligheidsbeleid. Niet alleen omdat gemeenten nu eenmaal rekening moeten houden met de wensen en verwachtingen van hun inwoners, maar ook én vooral omdat de beleving van burgers een factor is die de (on)veiligheid in gemeenten fundamenteel beïnvloedt. Een derde en laatste kwestie die we hier noemen, is dat een gemeente die wordt geconfronteerd met serieuze problemen van ‘subjectieve sociale onveiligheid’, zoals de Tilburgse hoogleraar Cyrille Fijnaut onlangs nog onderstreepte, niet kan terugvallen op een samenhangend geheel van grondige onderzoeken naar de aard, de omvang, de historische ontwikkeling en – niet te vergeten – de demografische, sociaal-economische en culturele context van die problemen. Die context is heel belangrijk, maar ondanks de groeiende hoeveelheid statistische studies, evaluatierapporten en criminologische publicaties op allerlei deelterreinen is het tot dusverre buitengewoon lastig om antwoord te geven op heel veel normale vragen van bestuurders en bewoners over misdaad en onveiligheid in hun buurt of stad, over plannen en maatregelen om die misdaad en onveiligheid doeltreffend te verminderen of te bestrijden. Accumulatie en integratie van onderzoeksbevindingen vindt in beperkte mate plaats. Een ‘body of knowledge’ waarmee stedelijke veiligheidsvraagstukken kunnen worden doorgrond en dat gemeentelijke beleidsmakers en veiligheidscoördinatoren van advies kan dienen, ontbreekt (Fijnaut 2005). Dit gemis is bij uitstek voelbaar als het gaat om samenlevings-, relatie- en integratieproblemen die in de praktijk bijdragen de sociale (on)veiligheid die burgers ervaren. Om dergelijke problemen adequaat te kunnen beoordelen en een passende oplossing te bieden, is in de praktijk expertise en ervaring uit veel verschillende informatiebronnen en invalshoeken nodig. Het gaat immers over problemen die vaak meervoudige achtergronden hebben, bijvoorbeeld in de persoonlijke of familiale sfeer, in de woonsituatie en de samenstelling van buurten, in economische en financiële achtergronden van mensen, in opleidingsniveau, in wrijving tussen (cultureel bepaalde) gedragspatronen, of 112
SAMEN-LEVEN: PROBLEMEN EN AANPAK
in angsten, vooroordelen en verwijten die vaak gedurende een lange periode ‘gegroeid’ zijn – en soms escaleren. Die kennis en kunde zit weliswaar in de hoofden en of de administraties van allerlei betrokkenen c.q. betrokken instanties, maar is vrijwel nergens geïntegreerd beschikbaar. In deze situatie is slechts op termijn verandering te brengen, door middel van consistent beleid, adequate monitoring en consequente investering in analyse van gegevens. De Veiligheidsatlas 2006 is een eerste, bescheiden handreiking in die richting. In de voorafgaande hoofdstukken zijn – op basis van de thematische indeling die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hanteert in het Kernbeleid veiligheid – gegevens bijeen gebracht. Deze indeling is niet gericht op het accentueren van samenlevings-, relatieen integratieproblemen, maar is vooral gedacht vanuit criminaliteits- en overlastproblemen, deels gekoppeld aan specifieke locaties of doelgroepen. De hier bijeengebrachte gegevens maken het mogelijk om de prevalentie en incidentie van dergelijke problemen en de locaties waar die voorkomen concreet vast te stellen. Het belang hiervan is evident. Van niet minder belang is het echter om in aanvulling hierop inzicht te krijgen in die aspecten van criminaliteits- en overlastproblemen die door burgers als samenlevings-, relatie- en integratieproblemen worden gepercipieerd. Daar is ook een concrete aanleiding voor. In het kader van de organisatie, uitvoering én werking van de ‘wijkscans’, bijvoorbeeld, is dat inzicht namelijk onontbeerlijk. Vanaf 2007 baseren gemeenten hun integrale veiligheidsplannen op die ‘wijkscans’, dat wil zeggen op de ‘harde’ cijfers uit de politiële registratiesystemen én op het beeld dat wijkagenten, buurtcoördinatoren en andere medewerkers van politie zich kunnen vormen van de (criminele) haarvaten van de lokale samenleving en mogelijke bronnen van spanning die de openbare orde en veiligheid kunnen aantasten. Het is echter een illusie te veronderstellen dat die cijfers en die beeldvorming een compleet inzicht opleveren in de dynamiek van een buurt of wijk. Dat is in deze atlas genoegzaam aangetoond. En toch bespeuren we die illusie (‘harde cijfers’, ‘objectief beeld’) te vaak bij beleidsmedewerkers van politie en gemeenten. Om de ‘wijkscans’ echt te laten werken ten behoeve van de beleidsvorming én bovenal de beleidsuitvoering, dient er ten eerste geïnvesteerd te worden in de informatiehuishouding binnen de veiligheidsketen. Anders gezegd: gemeenten moeten – ook en vooral op het niveau van het verzamelen, bijeenbrengen en verrijken van informatie – werk maken van hun regisserende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Om buurten en wijken in kaart te brengen, kan niet worden teruggegrepen op politiegevens alleen. Het gaat bovendien niet alleen om sociaal-economische informatie en gegevens over de prevalentie van criminaliteit, maar ook over de veelal cultureel bepaalde achtergronden van het denken en doen van de bewoners van wijken en buurten. De verschillende leefbaarheidsonderzoeken en enquêtes die gemeenten in de regio Brabant-Noord gebruiken om de beleving van burgers in kaart te brengen, bieden evenmin voldoende informatie over die cultureel bepaalde achtergronden. In de tweede plaats is het nodig om de verzamelde gegevens te ordenen. Daar is een dynamisch denkkader voor nodig. In het vervolg van dit hoofdstuk proberen we een aanzet te geven voor een denkkader dat een aantal samenlevings-, relatie- en integratieproblemen die ‘een gevoel van onveiligheid’ veroorzaken scherper in beeld brengt en daarmee bijdraagt aan het integraal veiligheidsbeleid van gemeenten.
113
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
6.2
Ernst van de problematiek
In deze atlas is – voor wat betreft samenlevings-, relatie- en integratieproblemen – voornamelijk aandacht besteed aan (i) burenruzies en conflicten; (ii) discriminatoir gedrag en belediging; (iii) diverse vormen van ‘geweld op straat’; (iv) geweld en geweldsdreiging in de relationele sfeer, zoals kindermishandeling, ‘huiselijk geweld’, verkrachting; (v) polarisering en radicalisering (met name onder jongeren); (vi) inbreuk op de leefomgeving, zoals verloedering, inbraak, diefstal uit/af auto’s; en (vii) aspecten van zware en/of georganiseerde criminaliteit die burgers raken. Het algemene beeld voor de regio Brabant-Noord stemt gematigd positief. Inwoners van de regio voelen zich niet onveiliger dan de gemiddelde Nederlander. De feiten die met betrekking tot elk van deze (sub)thema’s afzonderlijk naar voren komen in de Veiligheidsatlas 2006 nuanceren dit beeld en kleuren het wat donkerder. Burenruzies en conflicten lijken in 2005 vaker voor te komen dan voorheen, lijken dikwijls ook heviger. Inzicht in de aard en achtergrond ervan is beperkt. Over de prevalentie van discriminatoir gedrag en belediging bestaat evenmin helderheid. Er zijn geen signalen dat de problematiek vermindert; het aantal aangiften van belediging stijgt en dat zou als een indicatie van toenemende wrijving kunnen worden opgevat. Hoewel het prioriteren van de aanpak van ‘geweld op straat’ effect lijkt te sorteren en de ontwikkeling van het aantal meldingen en aangiften de afgelopen jaren stabiel is gebleven, valt tevens op dat het aantal bedreigingen toeneemt. Eveneens is duidelijk dat de groep recidiverende geweldplegers groot is. In geval van kindermishandeling, ‘huiselijk geweld’ en zedenmisdrijven constateerden we een groei van het aantal aangiften, met name van verkrachtingen en pedoseksuele delicten. We zien een toenemende alertheid in het algemeen, bij politie en maatschappelijke dienstverleners in het bijzonder. Maar ook met betrekking tot dit type problematiek blijft de kennis over aard, omvang en achtergronden die uit de gegevens van politie, openbaar ministerie en gemeenten gegenereerd kan worden opmerkelijk beperkt. Voorts valt op dat inzake de aard en omvang van (al dan niet etnisch geladen) polariserings- en radicaliseringsprocessen weinig betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, dan wel openbaar zijn gemaakt. Ervaart de inwoner van de regio Brabant-Noord over het algemeen geen toename van de verloedering van de leefomgeving, de groei van bijvoorbeeld het aantal aangiften van inbraak en diefstal uit/af auto’s – vooral ook in kleinere gemeenten – zou als een signaal kunnen worden opgevat dat burgers vaker geconfronteerd worden met inbreuk in hun leef- en woonomgeving. Uit de recente criminaliteitsbeeldanalyse zware en/of georganiseerde criminaliteit zou kunnen worden opgemaakt dat de explosieve groei van teelt van en handel in hennep, alsmede het groeiende drugsgebruik onder jongeren, de burger in toenemende mate raakt. Brengen we – bij wijze van vingeroefening – deze afzonderlijke facetten tezamen in de focus samenlevings-, relatie- en integratieproblemen – en vanuit het gezichtspunt van de burger is dat geen zinloze exercitie – dan dringen zich twee conclusies op. Ten eerste is de problematiek moeilijk grijpbaar en ernstig in de zin dat op geen van de genoemde facetten sprake is van een substantiële afname, naar het zich laat aanzien veeleer van een groei dan wel verscherping van het aantal incidenten. Op basis van de cijfers – en voor zover beschikbaar zijn die in de voorafgaande hoofdstukken weerge114
SAMEN-LEVEN: PROBLEMEN EN AANPAK
geven – tekent zich toch een zorgwekkend beeld af. In de tweede plaats blijkt de kennis die de ketenpartners gezamenlijk hebben opgebouwd op basis van de gegevens die door de verschillende partijen in gemeenten, districten en regionaal zijn verzameld beperkt. Die kennis is bovendien niet geconcentreerd beschikbaar ten behoeve van (strategische) beleidsvorming op langere termijn. Illustratief in dit opzicht is bijvoorbeeld de discrepantie tussen de beleidsmatige aandacht voor en de mate waarin gegevens over de achtergronden van daders en slachtoffers van geweldmisdrijven zijn geoperationaliseerd. De gegevens die men verzamelt worden gebruikt voor het benoemen van aandachtspunten in de ‘dagelijkse aanpak’ van problemen, maar niet bijeengebracht en geanalyseerd ten behoeve van het formuleren van strategische doelen. En per slot van rekening zou het daar om moeten gaan – juist in de wijkscans. 6.3
Denkkader
Samenvattend kan worden gesteld, dat in het integrale veiligheidsbeleid op regionaal, districtelijk en locaal niveau de focus op samenlevings-, relatie- en integratieproblemen ontbreekt. Er wordt niet of nauwelijks door die bril naar criminaliteits- en overlastproblemen gekeken. Omgekeerd wel – en dan bevestigt men steeds opnieuw wat al bekend is: in sommige buurten of wijken is het vaker hommeles dan in andere (en we weten bij voorbaat al in welke). In het kantelen van dat perspectief en het accentueren van samenlevings-, relatie- en integratieproblemen ligt met name voor gemeenten een opgave, want juist op locaal niveau zijn samenlevings-, relatie- en integratieproblemen concreet, voelbaar én aanwijsbaar. Bovendien is de gemeente het niveau waarop kennis en ervaring op dit terrein aanwezig is. En burgers zijn in feite ook klanten van hun gemeente, afnemers van het gemeentelijke veiligheidsbeleid. Hoewel gemeenten belang hechten aan de activering van burgers en het bevorderen van sociale cohesie en burgerschap, wordt dit aspect van de relatie burger-gemeente binnen het domein veiligheid dikwijls veronachtzaamd. De vraag is hoe die kennis en ervaring effectief geordend en samengebracht kan worden, niet alleen om beleid te maken, maar ook en vooral om beleid ‘te doen’. Samenlevings-, relatie- en integratieproblemen vormen een pluriforme, moeilijk grijpbare problematiek, maar er zijn altijd ten minste vier, onderling samenhangende dimensies te onderscheiden. Over die dimensies moeten we in het kader van deze atlas niet te moeilijk doen. Het gaat om de praktijk, niet de theorie. De vier dimensies zijn op te vatten als krachtlijnen bij het verzamelen en ordenen van gegevens die noodzakelijk zijn bij: (i) het in beeld brengen van spanningen op wijk- en buurtniveau die gevoelens van onveiligheid veroorzaken; en (ii) het bepalen van de aangrijpingspunten voor beleid dat de sociale veiligheid versterkt. Het gaat er ten eerste om verschillen in leeftijd en/of tussen generaties in kaart te brengen. Spanningen tussen jong en oud, in de context van het gezin en daarbuiten, spelen een belangrijke rol bij problemen rond samen-leven. Dat is in hoofdstuk 2, bijvoorbeeld in het kader van meldingen van jeugdoverlast over het voetlicht gebracht. Een tweede dimensie betreft het seksespecifieke karakter van overlast en criminaliteit: het veroorzaken van overlast, het begaan van criminele feiten én het ervaren van criminaliteit en overlast. Criminaliteit noch de beleving daarvan is sekseneutraal. Nabijheid en intimiteit vormen een derde dimensie: samenlevings-, relatie- en integratieproblemen wortelen per definitie in de ervaring dat inbreuk wordt gemaakt op persoonlijke, familiale of groepsintegriteit. Simpeler uitgedrukt: de ‘subjec115
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
tieve sociale veiligheid’ op buurt- en wijkniveau gaat dikwijls terug op spanningen binnen relaties, in het gezin bijvoorbeeld tussen partners of tussen volwassenen en kinderen, maar ook tussen buren of groepen bewoners in een straat of buurt. De vierde dimensie is de culturele dimensie. Spreken de eerste drie dimensies in grote lijnen voor zich, de dimensie cultuur verdient nadere toelichting. Denken in termen van cultuur betekent ook in de praktijk van het veiligheidsbeleid: omgaan met contrasten. De afgelopen decennia lag de nadruk in Nederland op structurele integratie van bevolkingsgroepen met uiteenlopende etnische en culturele achtergronden. Het succes van dit beleid is twijfelachtig gebleken. Culturele contrasten nemen toe. Bevolkingsgroepen, zowel autochtoon als allochtoon, oordelen hard, ogenschijnlijk steeds harder over elkaar en elkaars gedragsrepertoires. Onder verschillende migrantengroepen treedt een proces van etnisering op: hun maatschappelijke emancipatie leidt veeleer tot het benadrukken van culturele eigenheid dan – zoals lang gedacht werd – tot een relativering daarvan. Een vergelijkbare ontwikkeling voltrekt zich bovendien binnen die groepen (tussen generaties, en ook tussen mannen en vrouwen). De toenemende diversiteit maakt dat die etnische groepen én de Nederlanders zich aan hun eigen traditie vast klampen, niet alleen uit angst terrein te verliezen, maar ook vanuit het streven naar bevestiging van eigen waarden en normen. Dit complexe proces, dat hier buitengewoon beknopt is weergegeven, trekt vooral in stedelijke omgevingen een zware wissel op de leefbaarheid en sociale veiligheid in buurten en wijken (Van den Brink, 2006). Bij het formuleren van een doelmatige en doeltreffende, met name preventieve gemeentelijke aanpak van samenlevings-, relatie- en integratieproblemen is het zinvol om een benadering vanuit die vier dimensies te kiezen. In eerste instantie zou het hierbij moeten gaan om probleemlocaties in wijken en buurten beter in beeld te brengen door gegevens te verzamelen en bijeen te brengen die inzichtelijk maken op welke manier die vier dimensies aldaar samenhangen. Dat klinkt misschien academisch, maar veel jongerenwerkers, wijkagenten of maatschappelijk werkers geven – in meer of mindere mate expliciet – op die manier al uitvoering aan hun werk. Zij kennen ‘hun pappenheimers’. Met behulp van deze informatie is het mogelijk om aan te grijpen op het niveau waar wrijvingen zitten, ‘subjectieve sociale veiligheid’ wortelt, leefbaarheid zijn basis vindt. Zoals in dit hoofdstuk al eerder aan de orde kwam, nemen gevoelens van onveiligheid niet automatisch af als politie en justitie de repressie opvoeren. Veiligheid hangt immers minder samen met criminaliteit dan met een ervaren sociale problematiek. En hiervoor zijn gemeenten niet alleen het aanspreekpunt, maar ook de eerstverantwoordelijke actor. Het komt er op aan die informatie te organiseren. In principe kunnen gemeenten over die informatie beschikken. Gemeenten zijn feitelijk het overslagpunt van dit type informatie. Vanuit hun regiefunctie binnen het veiligheidsdomein zouden gemeenten in staat moeten zijn om die informatie bijeen te brengen, te beoordelen en intelligent te verbinden met de ‘harde’ cijfers en gegevens (over specifieke dader- en slachtoffergroepen of delictcategorieën) die politie, openbaar ministerie en andere overheidsorganen of private partijen beheren. Op die manier kunnen dynamische wijkscans worden samengesteld. De praktijk – ook onder de gemeenten in de regio Brabant-Noord – is echter vaak een andere.
116
SAMEN-LEVEN: PROBLEMEN EN AANPAK
6.4
Aanpak
Van de redenen waarom het gemeenten dikwijls niet lukt om hun regiefunctie in het locale integraal veiligheidsbeleid vorm te geven, is in een recent onderzoek adequaat verslag gedaan (AEF, 2005). De daar geconstateerde knelpunten hoeven hier niet opnieuw te worden opgesomd. Wel is het nuttig, alvorens nog enkele woorden te wijden aan wat gemeenten praktisch zouden kunnen met het hierboven aangestipte denkkader, om kort in te gaan op enkele zaken die ons zijn opgevallen tijdens het onderzoek voor de Veiligheidsatlas 2006 en die naar ons idee de gemeentelijke aanpak van samenlevings-, relatie- en integratieproblemen in negatieve zin beïnvloeden. De idee van integrale veiligheid gaat terug op de afweging dat voor een structurele aanpak van onveiligheid en sociale problematiek die de leefbaarheid van wijken en buurten beïnvloedt, de inzet van politie en justitie niet volstaat. Met name op het terrein van preventieve maatregelen is aanvulling nodig die gerealiseerd moet worden met behulp van een bestuurlijke aanpak, waarbij de gemeente, politie en justitie, woningcorporaties, welzijnsinstellingen, jongerenwerk, hulpverleningsinstellingen, bedrijven, alsook de inwoners zelf betrokken zijn. Bij het samenstellen van deze atlas is ons geregeld gebleken dat die achterliggende gedachte (meestal impliciet, maar soms expliciet) geen concrete opvolging heeft gekregen (onder meer vanwege te beperkte formatie en middelen) en dat (kleinere) gemeenten zich op te veel veiligheidsthema’s afhankelijk opstellen van politie en justitie, niet alleen in de praktijkvoering, maar ook en bovenal bij het verzamelen en bundelen van informatie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aanpak van geweld. Daarnaast worstelen veel gemeenten – althans op uitvoeringsniveau – met het vormgeven van horizontale sturingsrelaties met voornoemde samenwerkingspartners. De kern van dit probleem is dat te weinig wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van de regie. Idealiter zitten de beste mensen – schapen met vijf poten – in de uitvoering en zorgt het bestuur voor druk. Maar de praktijk is vaak anders. Er is bestuurlijke twijfel, beleid stoort de uitvoering en de coördinatoren van de beleidsuitvoering beschikken niet over de competenties om krachtig aan te sturen of ontberen het mandaat om keuzen te maken en te handelen. Dat uit zich in legio gevallen ook in een moeizame informatiehuishouding en daarmee in een gebrekkige ontsluiting van belangrijke gegevens. Maatschappelijk werk, welzijnsorganisaties, jongerenwerk stellen zich geregeld terughoudend op in de informatie-uitwisseling met een beroep op hun vertrouwensrelatie met cliënten of de privacyregelgeving. Scholen – in potentie een belangrijke bron van informatie voor gemeenten als het gaat om sociale problematiek op microniveau – zijn een ‘uneasy ally’ omdat problemen uit angst voor reputatieschade niet altijd worden gemeld. Vaak blijkt trouwens ook dat de leerplichtambtenaar, hoewel betrokken bij casusoverleg met betrekking tot individuele scholieren, geen duidelijke rol heeft in de systematiek van informatievoorziening (Zie ook: Van Haaf e.a., 2005). Het doorbreken van dergelijke belemmeringen vergt organiserend vermogen, mandaat en bestuurlijke steun. Meest opmerkelijk is dat in tal van gemeenten een systematische analyse ontbreekt van samenlevings-, relatie- en integratieproblemen die de veiligheid van wijken of buurten negatief beïnvloeden. Het beeld is onvolledig, vertekend en niet gefocust. De analyse117
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
capaciteit in de meeste gemeenten in de regio Brabant-Noord is beperkt. Daarom valt men doorgaans terug op de politie, maar dikwijls – zo blijkt uit ons onderzoek – met onheldere vragen. De registratiesystemen van de politie zijn bovendien, vanwege hun bedrijfsspecifieke invulling, niet per definitie toegerust om op onderhavig terrein de gewenste gegevens te verstrekken. Voorts is de kwaliteit van de gegevens niet over de gehele linie betrouwbaar (overlastgegevens worden bijvoorbeeld niet systematisch en consistent geregistreerd). Hier valt voor de politie nog de nodige winst te behalen. Een belangrijke constatering is verder dat gemeenten over ’t algemeen onvoldoende (creatief) gebruik maken van bekende samenwerkingspartners die beschikken over informatiebronnen die wel bruikbare of bewerkbare gegevens bevatten inzake samenlevings-, relatie- en integratieproblemen (veel woningcorporaties verzamelen informatie over (problematische) bewoners, maar bijvoorbeeld ook over indicatoren voor sociale cohesie als de mobiliteit van bewoners, hun sociaal-economische achtergrond). Ten slotte valt op dat bij de burgers zelf in geringe mate, weinig frequent en op niet-systematische wijze informatie wordt gehaald. Deze opsomming doet wat somber aan. Er valt op het stuk van informatieverwerving en –verwerking inderdaad het nodige te verbeteren in de samenwerking, de vraagarticulatie én focus op samenlevings-, relatie- en integratieproblemen in gemeenten binnen de regio Brabant-Noord. Het is niettemin als zeer positief aan te merken dat veel veiligheidscoördinatoren voornoemde kwesties herkennen en energie steken in versterking van de informatiepositie van hun gemeente. Het denkkader dat hierboven is aangedragen, kan daar – bijvoorbeeld in het kader van het opstellen van wijkscans – dienstig aan zijn. Ten eerste schept het de mogelijkheid om samenlevings-, relatie-, en integratieproblemen in het kader van preventieve interacties te benaderen vanuit hun achterliggende dimensies en niet louter en alleen vanuit de symptomen. Voorts kan het denkkader worden geoperationaliseerd om burgerschap te versterken. Burgerschap verwijst naar het vermogen en de bereidheid van mensen om zich op één of meer gebieden van het maatschappelijk leven in te zetten voor de publieke zaak. Om de leefbaarheid in een multi-etnische wijk met scherpe culturele contrasten te verbeteren – zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek onder migranten in Rotterdam (Van den Brink, 2006) – is het van belang voor gemeenten om de verschillende groepen inwoners van die wijk aan te kunnen spreken op hun sterke punten en die inzet te koppelen aan investeringen op de punten die zwakker zijn ontwikkeld. Dat geldt voor alle niveaus van burgerschap: de loyaliteit aan de rechtsorde, de deelname aan het economische leven, het debat over de publieke zaak en de individuele bijdrage aan sociale cohesie. Hierbij gaat het om het versterken van het proces waarbij verbinding met andere groepen wordt gezocht (‘bridging’), overigens zonder te streven naar teloorgang van het proces van interne versterking van interne banden in een etnische gemeenschap (‘bonding’). Wil die inzet succesvol zijn, dan is een goede informatiepositie op de vier dimensies – en met name de culturele – van cruciaal belang. Ook in meer algemene zin kunnen de vier dimensies aanknopingspunten zijn, of liever clusters om informatie in te zamelen en hierbij zo creatief mogelijk na te denken over informatiebronnen en -partners.
118
SAMEN-LEVEN: PROBLEMEN EN AANPAK
Het denkkader zou, ten slotte, kunnen bijdragen aan het effectiever betrekken van ‘lastige informanten’ als scholen, ondernemers, jongerenwerkers. Het gebruik van de vier dimensies trekt samenlevings-, relatie- en integratieproblemen in zekere zin weg uit ‘het veiligheidsdiscours’. Hiermee bedoelen we dat het streven naar een veilige samenleving in wijk en buurt een onveilige of criminele situatie veronderstelt – en dat brengt hoe dan ook een negatieve lading met zich. Te veel nadruk op ‘(on)veiligheid’ zou wel eens contraproductief kunnen werken, omdat die negatieve lading impliciet de beeldvorming van een wijk of een bepaalde doelgroep bepaalt en vertekent. Werken aan sociale veiligheid is ook een vorm van kwaliteitsbeleid. Dat is niet louter een kwestie van semantiek, het is bovenal een manier van kijken.
119
TRENDS, AANDACHTSPUNTEN EN OPLOSSINGSRICHTINGEN
7.
Trends, aandachtspunten en oplossingsrichtingen
De Veiligheidsatlas 2006 is een beleidsondersteunend ‘werkboek’ dat veel informatie bevat: cijfers, constateringen en bevindingen. Het is aan de ketenpartners in het integraal veiligheidsbeleid om met deze informatie aan de slag te gaan, er inzichten aan te ontlenen en conclusies uit te trekken. De atlas presenteert geen kant en klare oplossingen voor het versterken van de ‘subjectieve sociale veiligheid’. Dergelijke oplossingen bestaan simpelweg niet. Wel biedt de Veiligheidsatlas 2006 een basis om zo doelmatig mogelijk informatie over criminaliteit en overlast te verzamelen uit landelijke, regionale en lokale bronnen. Vervolgens moeten die gegevens met elkaar in verband gebracht worden. De atlas geeft voorbeelden van hoe dat in zijn werk gaat. Ten slotte gaat het er om informatie op een beargumenteerde wijze toe te passen bij de uitvoering van beleid. De Veiligheidsatlas 2006 biedt uitzicht op tal van concrete en recente voorbeelden van initiatieven en activiteiten die in de regio Brabant-Noord (of daarbuiten) succes hebben gesorteerd. In dit laatste hoofdstuk van de Veiligheidsatlas 2006 vatten we de belangrijkste algemene regionale trends en aandachtspunten samen. Uiteraard zullen vele voorbeelden uit de uitvoeringspraktijk niet genoemd worden of onderbelicht blijven. De context waarin bepaalde beleidskeuzen tot stand zijn gekomen, dan wel uitvoeringskeuzen zijn gemaakt, zal niet altijd even gedetailleerd zijn weergegeven. De werkelijkheid laat zich nu eenmaal lastig vangen tussen twee kaften. De onderzoekers hebben gewerkt met persoonlijke inzichten van respondenten. Daarnaast hebben politie, openbaar ministerie en gemeenten gegevens aangeleverd. De ene gemeente heeft meer, of gedetailleerder informatie verstrekt dan de andere. De onderzoekers hebben alle beschikbare informatie in hun analyses betrokken. Het resultaat is een betrouwbare weergave van cijfers en interpretaties. Het is beslist niet moeilijk om na lezing van de Veiligheidsatlas 2006 te wijzen op voorbeelden, documenten of contexten die niet of te weinig expliciet zijn benoemd. Naar ons idee ligt de uitdaging echter bij uitstek in het gebruik van het ‘formaat’ van de atlas om op lokaal niveau scherper zicht te krijgen op de werking van het integraal veiligheidsbeleid. 7.1
Trends en aandachtspunten
In regionaal en districtelijk verband, alsmede in de verschillende gemeenten is sinds 2003 krachtig geïnvesteerd in de aanpak van overlast en criminaliteit, alsmede in het wegnemen van onveiligheidsgevoelens. In deze processen zijn successen geboekt en is zinvolle praktijkervaring opgedaan. Dat geldt voor de samenwerking tussen ketenpartners, maar ook concreet op het terrein van overlast- en misdaadbestrijding. VEILIGE WOON- EN LEEFOMGEVING
Onveiligheidsgevoelens, leefbaarheid en sociale weerbaarheid In algemene zin voelen mensen zich in de regio Brabant-Noord, zoals blijkt uit de Politiemonitor bevolking, veiliger dan de ‘gemiddelde Nederlander’. De leefbaarheid van buurten, uitgedrukt in de mate van verloedering die de inwoners ervaren, lijkt regiobreed in 2005 (op onderdelen) te verbeteren. Uit het onderzoek dat in het kader van 121
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
de Veiligheidsatlas 2006 is verricht, blijkt dat gemeenten meer werk zouden kunnen maken van hun taak en verantwoordelijkheid om meldingen van defect straatmeubilair centraal te registreren en adequaat opvolging te geven aan meldingen. Burgers ervaren (on)veiligheid immers veeleer als een sociaal probleem dan als een criminaliteitsprobleem. Overlast en sociale spanningen In 2005 voelden minder inwoners van de regio Brabant-Noord zich ‘wel eens onveilig’ op plaatsen waar jongeren rondhangen dan in voorafgaande jaren. De regio springt er ten opzichte van de gemiddelde situatie in Nederland positief uit. De landelijke trend dat burgers minder tolerant zijn ten opzichte van rondhangende groepen jongeren is in Brabant-Noord minder sterk aanwijsbaar. Ervaren overlast door groepen jongeren is – in absolute aantallen meldingen – vooral een stedelijke problematiek. Het tegengaan van jeugdoverlast staat in de meeste gemeenten in de regio BrabantNoord stevig op de beleidsagenda. De Veiligheidsatlas 2006 maakt duidelijk dat de aandacht van gemeenten, sterker nog dan nu het geval is, gericht zou moeten zijn op systematische monitoring van de overlast door groepen jongeren. Het gaat hierbij, bijvoorbeeld, om het beschrijven van de ontwikkeling van problemen op overlastlocaties of om analyses van de patronen van groeps- en individueel gedrag van de betrokken jongeren. In de praktijk, zo blijkt uit ons onderzoek, wordt de beschikbare informatie overwegend operationeel gebruikt. Vooral met het oog op het formuleren van preventief beleid op de langere termijn is het belangrijk om deze informatie ook – en vooral – strategisch in te zetten. Gemeenten zouden, samen met de politie, meer inspanning moeten leveren, bijvoorbeeld in het kader van het opstellen van ‘wijkscans’, om het zicht op de aard en de achtergronden van wijkgebonden spanningen zoals burenruzies en conflicten te verbeteren. Professionals vermoeden een toename, escalatie én juridisering van spanningen, met name bij burenruzies. Aanpassing van de registratiesystematiek van de politie – zodat het mogelijk wordt om tussen verschillende soorten conflicten te differentiëren – en een creatiever gebruik c.q. bundeling van beschikbare informatiebronnen door gemeenten is daarom, volgens ons, een punt van aandacht bij het verbeteren van de ervaren leefbaarheid op wijkniveau. Wijkgebonden spanningen hangen dikwijls samen met de ervaring gediscrimineerd te worden. Diverse gemeenten, zo blijkt uit ons onderzoek, hebben maatregelen getroffen om discriminatoir gedrag in kaart te brengen en tegen te gaan. De wijze waarop en de mate waarin discriminatoir gedrag en beledigingen de ervaren leefbaarheid in buurten of wijken beïnvloeden, zou volgens ons in de meeste gemeenten explicieter aandacht moeten krijgen. Het onderzoeken en beschrijven van de achtergronden van discriminatoir gedrag is belangrijk om op wijkniveau adequaat te kunnen anticiperen op generationele, sociale en/of culturele spanningen. Het is ons voorts opgevallen dat een regionaal beeld van de omvang en aard van discriminatoir gedrag ontbreekt. Een duidelijke stellingname van het regionale bestuur zou gemeenten kunnen ondersteunen bij het prioriteren van antidiscriminatiebeleid in het kader van integraal veiligheidsbeleid.
122
TRENDS, AANDACHTSPUNTEN EN OPLOSSINGSRICHTINGEN
Geweld in en om de woning Het aantal meldingen en aangiften van kindermishandeling in de regio Brabant-Noord is de afgelopen jaren gegroeid. Dat blijkt uit de registratie van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Bij de politie komt een gering aantal meldingen en aangiften binnen, hoewel dit aantal aantoonbaar groeit sinds 2000. Het is een bekend gegeven dat de aangiftebereidheid inzake ‘geweld tussen intimi’ beperkt is. De trend is – ook in de regio Brabant-Noord – dat de maatschappelijke alertheid toeneemt. In de regio Brabant-Noord hebben alle gemeenten expliciet een aanpak van huiselijk geweld ontwikkeld, deels in regionaal of subregionaal verband. Deze aanpak lijkt effect te sorteren. Over de impact van de districtelijke convenanten kunnen nog geen ‘harde’ uitspraken kunnen worden gedaan. Onlangs is in de regio Brabant-Noord een Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) geopend. Het is nog niet duidelijk op welke manier gemeenten in de regio invulling geven aan de samenwerking met het ASHG. Een opsomming van het hulpverleningsaanbod met betrekking tot 13 gemeenten in de regio is (als een van de acties naar aanleiding van het in 2005 gesloten convenant) bijeen gebracht in het Sporenboek Huiselijk Geweld. Over hoe die participatie in de praktijk vorm krijgt in een concreet hulpverleningsaanbod is echter weinig informatie beschikbaar. Het is ons opgevallen dat de vrouwenopvang nergens als partner in het gemeentelijk beleid wordt genoemd. De bestuurlijke prioriteit, zo blijkt uit ons onderzoek, verschilt van gemeente tot gemeente. Bij de politie is huiselijk geweld speerpunt van beleid, ofschoon de aanpak huiselijk geweld binnen de politieorganisatie nog steeds een ‘projectstatus’ heeft. Het zou, volgens ons, bijdragen aan een succesvolle integrale aanpak van huiselijk geweld indien de politie gebruik maakt van de mogelijkheid (die sinds 2005 bestaat) om door middel van gerichte bestandsanalyses de aard en achtergronden van de problematiek beter over het voetlicht te brengen. De Veiligheidsatlas 2006 laat zien dat het aantal aangiften van aanranding in 2005 is gedaald. Het aantal aangiften van verkrachting in de regio Brabant-Noord is de laatste jaren sterk toegenomen. In ons onderzoek constateren we bovendien dat een flink aandeel van de verdachten van verkrachting in 2005 minderjarig is. Uit de registratie van het openbaar ministerie blijkt dat het aantal rechtzaken in verband met pedoseksuele delicten is gestegen. Het is niet duidelijk of de omvang van de zedenproblematiek als zodanig is gegroeid in de regio, of dat (en zo ja, in welke mate) het gestegen aantal aangiften van verkrachting en pedoseksuele delicten voortvloeit uit de eerder genoemde maatschappelijke alertheid. In tegenstelling tot andere landen beschikt Nederland niet over recente en betrouwbare gegevens inzake de prevalentie van huiselijk geweld. Recent (inter)nationaal wetenschappelijk onderzoek biedt wel relevante informatie over de profielen van verdachten van huiselijk geweld en/of zedendelicten, alsmede over de aanknopingspunten voor effectieve interventies. Het lijkt ons van belang om deze informatie te specificeren voor de situatie in de regio Brabant-Noord.
123
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Publiek geweld en dreiging met geweld De impact die publiek geweld en dreiging met geweld heeft op de (on)veiligheidservaring van burgers is groot. Uit recent onderzoek komt bijvoorbeeld naar voren dat in Nederland bijna een kwart van alle gerapporteerde delicten een geweldsdelict betreft. Volgens de Politiemonitor bevolking komt het aantal mishandelingen en bedreigingen in de regio Brabant-Noord overeen met de landelijke cijfers. De Veiligheidsatlas 2006 toont aan dat het aantal gewelddelicten in de regio over de periode 2003-2005 stabiel is gebleven. Hetzelfde geldt voor het vuurwapengebruik in de regio Brabant-Noord. De aanpak van overvallen sorteert effect: het aantal aangiften van overvallen is sinds 2001 sterk teruggelopen, het aantal aangehouden verdachten neemt toe, terwijl het aantal rechtbankzaken nagenoeg gelijk is gebleven. De partners in de veiligheidsketen hebben de afgelopen jaren in vrijwel alle gemeenten expliciet aandacht besteedt aan de aanpak van publiek geweld. Dit is met name tot uitdrukking gekomen op het terrein van uitgaansgeweld. De gegevens die in de Veiligheidsatlas 2006 zijn verzameld, maken duidelijk dat ook andere vormen van publiek geweld expliciete aandacht vergen. Het regionaal politiekorps Brabant-Noord beschikt niet over een specialist of projectleider ‘agressie en geweld’. Ook binnen de gemeenten is dergelijke expertise niet geconcentreerd, meldden de respondenten die in het kader van ons onderzoek zijn geraadpleegd. Naar ons idee is het van belang om dit specifieke kennisgebied duidelijker te markeren binnen het integraal veiligheidsbeleid. Daar is een aantal redenen voor. Burgers zijn, zoals gezegd, bang voor geweld. Daarnaast is de afgelopen decennia binnen én buiten de regio veel kennis en ervaring bijeen gebracht op het terrein van het beïnvloeden van gewelddadig gedrag, alsmede op het gebied van de effectiviteit van gedragsbeïnvloedende interventies. Die kennis bundelen en beschikbaar maken op regionaal niveau draagt bij aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de lokale aanpak van publiek geweld. Ten slotte is uit diverse wetenschappelijke onderzoeken gebleken dat recidive met betrekking tot gewelddelicten veel voorkomt. Veel verdachten van geweldpleging zijn bekenden van politie en justitie. Dit gegeven biedt aanknopingspunten om profielen te maken van typen geweldplegers. Deze profielen, gekoppeld aan de beschikbare kennis van en ervaring met persoonsgerichte interventies dragen volgens ons bij aan de doeltreffendheid van de vigerende lokale aanpak van publiek geweld. Inbraak en diefstal Volgens de Politiemonitor bevolking wijkt in 2005 het aantal woninginbraken in de regio Brabant-Noord niet af van het landelijke beeld. Uit de politieregistratie blijkt dat het aantal aangiften van woninginbraken toeneemt in de regio Brabant-Noord. De inwoners van de regio ervaren, blijkens de Politiemonitor bevolking, echter niet of nauwelijks een toename van deze problematiek. Dit gegeven illustreert het onderscheid tussen ‘objectieve’ en ‘subjectieve’ sociale veiligheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen blijkt succesvol, hoewel gemeenten in de praktijk, aldus de respondenten van politie die we in het kader van ons onderzoek raadpleegden, niet optimaal gebruik maken van de adviserende rol die de politie vervult. Tot dusverre
124
TRENDS, AANDACHTSPUNTEN EN OPLOSSINGSRICHTINGEN
is het niet goed gelukt om systematisch informatie uit te wisselen over renovatie- en nieuwbouwplannen. Het ligt voor de hand, gezien het succes van het Politiekeurmerk Veilig Wonen, dat gemeenten en politie in dit opzicht effectiever inspanning verrichten, mede met het oogmerk inzicht te verwerven in de effecten van preventieve maatregelen om woninginbraak te voorkomen. Het aantal aangiften van fietsdiefstal in de regio is tamelijk constant. Burgers ervaren dat eveneens. In de regio Brabant-Noord is, net als in de rest van Nederland, weinig informatie beschikbaar over netwerken van helers van gestolen fietsen. De inzet op het voorkomen van autodiefstal en/of diefstal uit/af auto’s in de regio is succesvol. De trend is dat het aantal aangiften van autodiefstal sinds 2003 is gedaald. Niettemin is het aantal autodiefstallen in de regio (afgezet tegen het aantal inwoners) nog steeds hoog. Het aantal aangiften van diefstal uit/af auto’s is in 2005 sterk teruggelopen. De locaties waar diefstal van en/of diefstal uit/af auto’s veel voorkomt, zijn bekend en in de Veiligheidsatlas 2006 opnieuw in kaart gebracht. Tevens is geconstateerd dat – ondanks het feit dat de problematiek zich in absolute aantallen overwegend in de grote gemeenten situeert – actief beleid gericht tegen autodiefstal en/of diefstal af/uit auto’s ook in de kleinere gemeenten in de regio aandacht vraagt. De diefstal van overige voertuigen, zoals brommers, scooters, motors, vaartuigen, etc. is afgenomen. Dat geldt eveneens voor het aantal aangiften van diefstal van andere soorten roerende en onroerende goederen. Maatschappelijke impact van georganiseerde misdaad Het Regionaal beeld zware en/of georganiseerde criminaliteit 2003-2005 onderstreept dat er geen groei van zware en/of georganiseerde criminaliteit wordt waargenomen. Er is evenmin sprake van opmerkelijke verschuivingen van het werkterrein. De activiteiten van georganiseerde criminelen in de regio Brabant-Noord spelen zich overwegend af op het gebied van verdovende middelen. Er worden in de regio geen harddrugs geproduceerd en de productie van synthetische drugs daalt. De georganiseerde criminaliteit wortelt in toenemende mate in de hennepbranche. Het aantal geweldincidenten dat verband houdt met spanningen in deze sector groeit. De tussenhandel in drugs heeft voornamelijk betrekking op (snuif)cocaïne en softdrugs. Het aantal personen dat in verband gebracht kan worden met activiteiten terzake vuurwapens is gedaald, maar het aandeel ‘vuurwapen gerelateerde personen’ in de totale populatie van het ZwaCriregister is hoog. Er is duidelijk sprake van een harde kern. Voorts heeft het plegen van overvallen zich verplaatst van winkels en overige objecten naar woningen. Het aantal woninginbraken vertoont een stijgende trend. Het is het van belang – met name vanuit een gemeentelijk perspectief – om te onderstrepen dat ‘het beeld van de politie’ mede is gebaseerd op beleidsmatige keuzen die in en tussen districten worden gemaakt. Onderwerpen die binnen de politie en/of op instigatie van betrokken gemeenten niet worden opgevoerd als prioritair in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, worden niet onderzocht. Zo blijft een onderwerp als mensenhandel/vrouwenhandel, prostitutie (via Internet) en de geldbewegingen die daaraan gepaard gaan (in roerende en onroerende goederen) buiten beeld, terwijl dit problemen zijn waarmee de regio Brabant-Noord nu of in de nabije toekomst te maken zou kunnen krijgen. Voor gemeenten ligt er een opgave om zich een vooraanstaander rol toe te bedelen bij het problematiseren van de interferentie tussen georganiseerde misdaad en 125
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
de verschijningsvormen daarvan in de bovenwereld, zodat blinde vlekken in het regionale criminaliteitsbeeld vermeden kunnen worden. Een aandachtspunt is dat gemeenten vooralsnog de mogelijkheden die bestuurlijke maatregelen, ondersteund door de wet Bibob, bieden bij het tegengaan van georganiseerde criminaliteit niet optimaal benutten. Aanpak nieuwe criminaliteit: cybercrime De politie in de regio Brabant-Noord onderkent al enige tijd, in navolging van het nationale dreigingsbeeld dat eind 2004 werd gepubliceerd, het belang van opsporing van nieuwe vormen van criminaliteit, in het bijzonder als het gaat om cybercrime. In de praktijk is de opsporing op het gebied van cybercrime vooral gericht op ‘oude vormen van criminaliteit’ waarbij al dan niet ‘toevallig’ gebruik wordt gemaakt van digitale middelen. Daadwerkelijk ‘nieuwe vormen van criminaliteit’ met gebruikmaking van digitale middelen, zoals hacken, het saboteren van computernetwerken, phishing, creditcard- of pinpasfraude, telecomfraude, of ICT-piraterij zouden meer aandacht moeten krijgen, maar het ontbreekt de politie – desgevraagd en naar eigen zeggen – aan voldoende personele capaciteit. Wat hierbij een rol speelt, is dat weinig aangifte wordt gedaan. De experts die wij in het kader van het onderzoek raadpleegden, gaven aan dat burgers zich in het algemeen weinig bewust lijken te zijn van de veiligheidsrisico’s die cybercrime met zich brengt. In het stimuleren van dit bewustzijn – bijvoorbeeld als het gaat om innovatieve vormen van document- en identiteitsfraude, phishing, of telecomfraude – ligt een belang voor gemeenten. In het algemeen geldt, zowel in Nederland als in de regio Brabant-Noord, dat gemeenten de kansen die bestuurlijke maatregelen, mogelijk gesteund door de wet Bibob, bij het bestrijden van cybercrime in relatie tot document- en identiteitsfraude nog weinig hebben verkend, dan wel toegepast. Het zou daarnaast nuttig zijn, naar ons idee, om tezamen met het bedrijfsleven in de regio – bijvoorbeeld in het kader van de activiteiten in het Regionaal Platform Criminaliteitsbestrijding (RPC) – te inventariseren welke problemen, welke bedrijven, in welke mate tegenkomen, wat zij daartegen doen en welke verwachtingen er leven met betrekking tot samenwerking binnen het veiligheidsdomein. BEDRIJVIGHEID EN VEILIGHEID Blijkens de politieregistratie daalt de laatste jaren het aantal aangiften van bedrijfsinbraken in de regio Brabant-Noord. Landelijke gegevens verzameld in het kader van de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 vertonen eenzelfde beeld. De aangiftebereidheid in het bedrijfsleven is blijkens deze zelfde bron laag. Het zou nuttig zijn, aldus de respondenten die wij hebben geraadpleegd, een regionaal overzicht van kwetsbare industrieterreinen of bedrijven in Brabant-Noord (bijvoorbeeld met het oog op de aantrekkelijkheid van opgeslagen producten, het aantal inbraken/diefstallen en het al dan niet ontbreken van beveiligingsmaatregelen) te produceren. In de regio is actief ingezet op publiek-private samenwerking om bedrijfscriminaliteit tegen te gaan. Het Keurmerk Veilig Ondernemen en het functioneren van het Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing blijken succesvolle vormen van publiek-private samenwerking. Voorwaarden voor succes zijn dat bedrijven gemotiveerd zijn – en worden – om samen te werken en dat die samenwerking gecoördineerd wordt door een vaste, sturend en motiverend optredende projectleider. Het Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Brabant-Oost
126
TRENDS, AANDACHTSPUNTEN EN OPLOSSINGSRICHTINGEN
(waarin de regio’s Brabant-Noord en Brabant-Zuidoost samenwerken) is hiervan een goed voorbeeld. Het aantal aangiften van diefstal uit scholen is de laatste jaren toegenomen. Vooropgesteld: in absolute aantallen zijn de aangiften van diefstal uit/af scholen beperkt. Met betrekking tot aangifte van diefstallen uit sportcomplexen bestaan er qua toename c.q. afname van de problematiek aanzienlijke verschillen tussen gemeenten. Regionaal bezien neemt het aantal aanhoudingen toe en is een lichte stijging waarneembaar van het aantal strafrechtelijke afdoeningen. Het aantal aangiften van winkeldiefstal in de regio Brabant-Noord is, blijkens de politieregistratie, in 2005 afgenomen. Uit de gegevens van het openbaar ministerie blijkt dat het bij winkeldiefstal tamelijk frequent tot een strafrechtelijke afdoening komt. Het aantal zaken daalt. De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 kenschetst winkelcriminaliteit als een aanzienlijk maatschappelijk probleem. De financiële schade is hoog, de aangiftebereidheid is (ten opzichte van andere bedrijfstakken) laag en er is bij winkelcriminaliteit in toenemende mate sprake van agressie en geweld waardoor ondernemers en werknemers zich onveilig voelen (aldus een recente auditrapportage). Uitgaan en overlast In de regio Brabant-Noord is sprake van een lichte daling van het aandeel inwoners dat aangeeft zich ‘wel eens onveilig’ te voelen in de uitgaanscentra. Het aantal meldingen van overlast in verband met dronkenschap is in 2005 duidelijk gestegen, ofschoon de inwoners van de regio Brabant-Noord zelf aangeven niet méér last te hebben gekregen van dronken mensen op straat. In geen van de onderzochte horecatoezichtgebieden is sprake van een opvallende toe- of afname van het aantal geweldincidenten sinds 2000. Hetzelfde geldt voor bedreigingsincidenten. Wat de zwaarte van de geweldincidenten in relatie tot uitgaan betreft, wijkt het regionale beeld niet af van het landelijke beeld. Veel gemeenten hebben in samenwerking met ondernemers en politie horecaconvenanten gesloten. De convenanten hebben de publieke en private partijen met elkaar in contact gebracht en de communicatie verbeterd. Er is sprake van een gegroeid vertrouwen en bekendheid met elkaars rollen en taken. De prevalentie van gewelddelicten in uitgaansgebieden wordt door dit instrument, zo blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek, niet beïnvloed. JEUGD EN VEILIGHEID Het aantal zaken dat de politie Brabant-Noord naar het openbaar ministerie heeft doorgeleid waarbij minderjarigen betrokken zijn, is tussen 2000 en 2005 fors toegenomen. Hoewel de leeftijdsgroep van 12 tot en met 17 jaar ongeveer 8% van de totale bevolking van de regio Brabant-Noord uitmaakt, was in 2000 bij 12% van de aangeleverde rechtbankzaken een minderjarige betrokken. In de periode 2003-2005 was dat bij 15% van de zaken het geval.
Beleidsmatig is er beperkt aandacht voor de groep van 12-minners. Dat geldt voor gemeenten, maar ook voor de politie. De verklaring hiervoor is dat het – per gemeente of per district – om verhoudingsgewijs kleine aantallen verdachten en delicten gaat. Regiobreed is er geen groei aanwijsbaar van het aantal incidenten waarbij 12-minners 127
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
betrokken zijn. Toch is de problematiek van criminaliserende 12-minners van enige importantie. Er zijn signalen uit grote gemeenten buiten de regio dat deze groep groeit en dat het gedrag van 12-minners extremer wordt. Vanuit gedragskundig perspectief komen er steeds meer aanwijzingen dat overlastgevend gedrag op jeugdige leeftijd gepaard gaat aan crimineel en/of extreem gedrag op latere leeftijd. Bovendien zijn interventies aantoonbaar effectiever op jeugdige leeftijd. Het aantal incidenten in de regio Brabant-Noord waarbij 12 tot 18 jarigen als verdachten betrokken zijn, neemt tussen 2000-2005 toe, hoewel de situatie de laatste twee jaar is gestabiliseerd. Diefstal blijkt alle jaren het delict waar 12 tot 18-jarigen het vaakst van worden verdacht. Het aantal diefstallen is sinds 2000 redelijk constant. Het aantal vernielingen, gewelddelicten, bedreigingen/beledigingen, vuurwerkdelicten en overlastincidenten met 12 tot 18-jarige verdachten groeit. Ook het aantal zaken van wapenbezit en het aantal drugsdelicten in deze populatie loopt op, al gaat het in absolute zin niet over grote aantallen. De Halt-verwijzing blijkt succesvol, vooral bij first-offenders, die zich bewust zijn van de gevolgen van hun gedrag, die geen of een lichte problematiek hebben, relatief sociaal vaardig zijn en een nuttige vrijetijdsbesteding hebben. Een goede profilering voorafgaand aan de Halt-verwijzing is daarom van belang. Voor gemeentelijke diensten c.q. door gemeenten gesubsidieerde diensten (jongerenwerk, maatschappelijk werk, leerplichtambtenaren) en politie ligt hier een voortdurende opgave. AANPAK VEELPLEGERS De veelplegers in de regio Brabant-Noord worden districtelijk in kaart gebracht en geprioriteerd met het oog op de aanpak. Op basis van welke afwegingen of resultaatverwachtingen die prioritering plaatsvindt, is nergens formeel vastgelegd. De veelplegersaanpak werkt. Verbetering is, volgens ons, mogelijk door de veelplegersoverzichten – en de registratiebestanden en informatiebronnen waarop die gebaseerd zijn – te gebruiken voor het nader beschrijven van de aard van de recidive en de profielen van de veelplegers. Het uitwerken van beschikbare gegevens over het gedrag en over de achtergronden van veelplegers kan het denken over wenselijke interventies naar type veelpleger verder ondersteunen en maakt concreter welke maatschappelijke resultaten per gemeente verwacht kunnen worden van de aanpak van bepaalde groepen veelplegers.
Het systeem MIB kan in belangrijke mate bijdrage aan het ordenen van voornoemde typen informatie. Over hoe het MIB moet worden ingezet in de regio zijn nog geen afspraken gemaakt met de gemeenten. De waarde voor de veelplegersoverleggen in de veiligheidshuizen spreekt voor zich: door het MIB zijn informatie-updates van de kant van de politie eenvoudiger geworden. Een goed gebruik van het systeem valt of staat met het maken van goede afspraken over het vullen van het systeem met informatie (over verdachte gedragingen van de veelpleger, over de gekozen aanpak ten aanzien van de veelpleger en over de geplande en uitgevoerde interventies per veelpleger). Niet alleen de politie, maar alle partners in de veiligheidsketen moeten hieraan hun bijdrage leveren.
128
TRENDS, AANDACHTSPUNTEN EN OPLOSSINGSRICHTINGEN SAMEN-LEVEN: PROBLEMEN EN AANPAK De opzet van de Veiligheidsatlas 2006 is gebaseerd op de thematische indeling die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hanteert in het Kernbeleid veiligheid. Deze indeling is gedacht vanuit criminaliteits- en overlastproblemen, deels gekoppeld aan specifieke locaties of doelgroepen. Het belang hiervan is evident. Van niet minder belang is het om in aanvulling hierop inzicht te krijgen in die aspecten van criminaliteits- en overlastproblemen die door burgers als samenlevings-, relatie- en integratieproblemen worden opgevat. De concrete aanleiding hiervoor zijn de ‘wijkscans’ waarop gemeenten vanaf 2007 hun integrale veiligheidsplannen baseren.
Om de ‘wijkscans’ echt te laten werken ten behoeve van de beleidsvorming én bovenal de beleidsuitvoering achten wij het nodig dat in het integraal veiligheidsbeleid op regionaal, districtelijk en lokaal niveau de focus wordt gelegd op samenlevings-, relatie-, en integratieproblemen. Tot nu toe wordt te weinig door die bril naar criminaliteits- en overlastproblemen gekeken. Om die focus te kunnen aanbrengen, is het van belang om – op operationeel én vooral op strategisch niveau – gegevens te verzamelen én te ordenen in een denkkader. Samenlevings-, relatie- en integratieproblemen vormen een moeilijk grijpbare problematiek, maar er zijn altijd vier dimensies te onderscheiden. Die dimensies zijn op te vatten als krachtlijnen bij het verzamelen en ordenen van gegevens. Het gaat er ten eerste om verschillen in leeftijd en/of tussen generaties in kaart te brengen. Een tweede dimensie betreft het seksespecifieke karakter van overlast en criminaliteit. Nabijheid en intimiteit vormen een derde dimensie: samenlevings-, relatie- en integratieproblemen wortelen per definitie in de ervaring dat inbreuk wordt gemaakt op persoonlijke, familiale of groepsintegriteit. De vierde dimensie is de culturele dimensie: denken in termen van cultuur betekent in de praktijk van het veiligheidsbeleid: omgaan met contrasten. 7.2.
Kenniscyclus en organiserend vermogen
De idee van integrale veiligheid gaat terug op de afweging dat voor een structurele aanpak van onveiligheid en sociale problematiek die de leefbaarheid van wijken en buurten beïnvloedt, de inzet van politie en justitie niet volstaat. Met name op het terrein van preventieve maatregelen is aanvulling nodig die gerealiseerd moet worden met behulp van een bestuurlijke aanpak, waarbij de gemeente, politie en justitie, woningcorporaties, welzijnsinstellingen, jongerenwerk, hulpverleningsinstellingen, bedrijven, alsook de inwoners zelf betrokken zijn. Zetten we deze basisgedachte af tegen de bevindingen die in de Veiligheidsatlas 2006 zijn neergelegd, dan blijkt ten eerste dat bij vrijwel alle veiligheidsvelden en –thema’s naar voren is gekomen dat de partners in de veiligheidsketen voor de opgave staan om de informatie- en kenniscyclus in de regio Brabant-Noord te verbeteren en te versterken. Ten tweede is in de Veiligheidsatlas 2006 bij herhaling geconstateerd dat de taakuitvoering van de verschillende partijen in de praktijk meer nadruk krijgt dan de bijdrage die elk van die partijen levert aan een doelmatige en doeltreffende, gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblemen. Het belang van elk van de verschillende partijen krijgt hoger accent dan de problemen waar de burger in zijn buurt last van heeft.
129
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
In de tweede plaats zullen de partners in de veiligheidsketen van de gemeenten in de regio Brabant-Noord in de praktijk moeten werken aan het verfijnen van registratiesystemen en –disciplines, opdat niet alleen operationeel maar ook strategisch gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Er dient op een creatiever manier te worden nagedacht over waar gegevens vandaan gehaald kunnen worden om een realistischer probleembeschrijving en –analyse te maken. Hiertoe moet informatie geordend worden, niet alleen vanuit een perspectief dat op de prevalentie van criminele activiteiten is gebaseerd, maar ook en bovenal vanuit een perspectief dat consequent de werking van criminaliteit en overlast in het sociale weefsel van een straat, buurt of wijk betrekt. Het is aan de gemeente als regisseur dit proces te sturen, zowel op het niveau van het vaststellen van leemten in de informatie, het zoeken naar alternatieve informatiebronnen, het wegnemen van barrières bij de informatie-uitwisseling, het coördineren en prioriteren van probleembeschrijvingen en –analyses, het borgen van de kwaliteit en toegankelijkheid van informatie, als op het niveau van ‘realistisch organiseren’ door het bij voortduring betrekken, motiveren en in positie brengen van samenwerkingspartners. De goede praktijkvoorbeelden die in de Veiligheidsatlas 2006 zijn uitgelicht, maken duidelijk dat dit organiserend vermogen investering vergt in de kwaliteit van de regie. Dat betekent: zorgen voor voldoende personele capaciteit, met de juiste competenties op het vlak van kennisontwikkeling, ondernemerschap en sturingsvermogen. Dat betekent: het mandateren van beleidsverantwoordelijken en uitvoeringscoördinatoren om keuzes te maken die aansluiten bij de dynamiek van de praktische gang van zaken. En dat betekent ook het organiseren van bestuurlijke steun – en druk waar nodig.
130
LITERATUUR
Lijst van geraadpleegde literatuur Primaire, regionale bronnen Advies & Meldpunt Kindermishandeling, Adviezen en meldingen over kindermishandeling in 2004, NIZW, Utrecht, 2005. Amersfoort, P. van, Criminaliteitsbeeldanalyse-Jeugd: kerndeel Brabant-Noord, PVA-collectief B.V., Rotterdam, 2005. Bureau Jeugdzorg Oss, Evaluatie Opvoedingswinkel en Speel-o-theek Oss 2002-2004, Bureau Jeugdzorg, Oss, 2004. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Buurten vergeleken 2002, Bureau O&S, ’s-Hertogenbosch, 2002. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Onderzoek Leefbaarheid en veiligheid 2002, Bureau O&S, ’sHertogenbosch, 2003. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Huiselijk geweld in ’s-Hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen, Bureau O&S, ’s-Hertogenbosch, 2003. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Daders van criminaliteit, Bureau O&S, ’s-Hertogenbosch, 2004. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Veiligheidsmonitor 2004, Bureau O&S, ’s-Hertogenbosch, 2004. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Veiligheidsmonitor 2005, Bureau O&S, ’s-Hertogenbosch, 2005. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Onderzoek Leefbaarheid en veiligheid 2004, Bureau O&S, ’sHertogenbosch, 2005. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, Jeugd- en onderwijsmonitor ’s-Hertogenbosch 2004-2005, Bureau O&S, ’s-Hertogenbosch, 2005. Bureau O&S ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch in de rij, Bureau O&S, ’s-Hertogenbosch, 2005. CIV, Jaarverslag seizoen 1999/2000, CIV, Utrecht, 2000. CIV, Jaarverslag seizoen 2000/2001, CIV, Utrecht, 2001. CIV, Jaarverslag seizoen 2001/2002, CIV, Utrecht, 2002. CIV, Jaarverslag seizoen 2002/2003, CIV, Utrecht, 2003. CIV, Jaarverslag seizoen 2003/2004, CIV, Utrecht, 2004. CIV, Jaarverslag seizoen 2004/2005, CIV, Utrecht, 2005. Cousine, N. de la en M. Wijnbelt, Auditrapport ‘Checklist Handhaving Leerplichtwet’, Arrondissementsparket, ’s-Hertogenbosch, 2005. ECORYS, Jaarboek Grotestedenbeleid 2002, ECORYS, Rotterdam, 2003. ECORYS, Jaarboek Grotestedenbeleid 2003, ECORYS, Rotterdam, 2004. ECORYS, Jaarboek Grotestedenbeleid 2004, ECORYS, Rotterdam, 2006. Gemeente Boxmeer. Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen. ’s-Hertogenbosch: K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd. November 2005. Gemeente Boxtel, Convenant horeca, Boxtel, 2004. Gemeente Boxtel, Convenant wijkbeheer, Boxtel, 2004. Gemeente Boxtel, Coffeeshopbeleid, Boxtel, 2004. 131
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Gemeente Boxtel, Nota integraal veiligheidsbeleid, Boxtel, 2005. Gemeente Cuijk, Integrale veiligheid in het Land van Cuijk ‘De Routing’, Cuijk, 2004. Gemeente Cuijk, Leefbaarheidsonderzoek ‘De Valuwe’, Cuijk, 2005. Gemeente Cuijk, Rampenplan 2005, Cuijk, 2005. Gemeente Grave, Beleidskader jongeren op straat gemeente Grave, Grave, 2003. Gemeente Grave, Adviesnota Wijk- en dorpsgericht werken, Grave, 2005. Gemeente Grave, Algemene plaatselijke verordening Grave, Grave, 2005. Gemeente Haaren, Integraal Veiligheidsbeleid in de gemeente Haaren, Haaren, 2004. Gemeente ’s-Hertogenbosch, Integraal Veiligheidsprogramma 2005-2009, ’sHertogenbosch, 2004. Gemeente ’s-Hertogenbosch, Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009, ’sHertogenbosch, 2005. Gemeente ’s-Hertogenbosch, Overzicht van resultaatafspraken uit het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma van ‘s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch, 2005. Gemeente ’s-Hertogenbosch, Trendrapport ’s-Hertogenbosch 2006, ’s-Hertogenbosch, 2006. Gemeente ’s-Hertogenbosch. Raadsinformatiebrief Aanpak veelplegers, ’s-Hertogenbosch, 12 april 2005 Gemeente ’s-Hertogenbosch: www.samenvoorveilig.nl Gemeente Heusden, Kadernotitie Integraal Veiligheidsbeleid, Heusden, 2005. Gemeente Heusden. Raadsvoorstel Kadernotitie Integraal Veiligheidsbeleid, Heusden, 20 december 2005. Gemeente Landerd, Veligheidsmonitor gemeente Landerd 2002, Landerd, 2003. Gemeente Mill & Sint Hubert, Integrale veiligheid gemeente Mill EN Sint Hubert, Mill & Sint Hubert, 2004. Gemeente Mill & Sint Hubert, Concept beleidskader Jong in de buurt, Mill & Sint Hubert, 2005. Gemeente Oss, Integraal Veiligheid Programma Oss 2002-2006. Vooruitzicht en terugblik op de veiligheid in Oss, Oss, 2001. Gemeente Oss, Jeugd in-zicht. Beleidskader Jeugd- en Onderwijsbeleid 2002-2006, Oss, 2002. Gemeente Oss, Leerplicht. Jaarverslag schooljaar 2002-2003, Oss, 2003. Gemeente Oss, Burgerjaarverslag 2003, Oss, 2004. Gemeente Oss, Aanpak overlast jeugd en risicojeugd in de gemeente Oss, Oss, 2005. Gemeente Oss, Jeugd- en onderwijsmonitor gemeente Oss, Oss, 2005. Gemeente Oss, Beleidskader Horizonscholen 2006-2010. ‘Hoe breed is de Horizon’, Oss, 2005. Gemeente Oss, Sociale visie gemeente Oss, Oss, 2005. Gemeente Oss, Burgerjaarverslag 2003, Oss, 2004. Gemeente Oss, Burgerjaarverslag 2004, Oss, 2005. Gemeente Oss, Burgerjaarverslag 2005, Oss, 2006. Gemeente Oss, Plan van aanpak Project Fietsdiefstal, Oss, 2006. Gemeente Oss, Veiligheidshuis Noord-Oost Brabant. 13 gemeenten veilig onder één dak. Subsidieaanvraag namens de gemeenten Uden, Cuijk en Oss in het kader van de subsidieregeling ‘sociale veiligheid 2006 van de Provincie Noord-Brabant. Oss, maart 2006 Gemeente Schijndel, Integraal Veiligheidheidsbeleid in de gemeente Schijndel, Schijndel, 2004. Gemeente Sint-Michielsgestel, Integrale veiligheid, waar moet dat heen, Sint-Michielsgestel, 2004. Gemeente Sint-Oedenrode, Integrale Veiligheid in de gemeente Sint-Oedenrode 2005-2008, Sint-Oedenrode, 2004. 132
LITERATUUR Gemeente Uden. Samenwerkingsconvenant over aanpak van jeugdproblemen in de gemeente, Uden, april 2005. Gemeente Uden. Convenant Kiezen voor Uden. Aanvullling GGD Jeugdgezondheidszorg. Uden, Februari 2006. Gemeente Uden. Convenant Kiezen voor Uden. Aanvulling STBNO Jeugdgezondheidszorg, Uden, 2006 Gemeente Veghel, Intergraal Veiligheidsprogramma Gemeente Veghel, Veghel, 2005. Groeneveld, A. en C. Vissers, Huiselijk geweld. Een aanpak op het lijf geschreven, ’s-Hertogenbosch, 2005. Gurp, R. van., Overlastbestrijding en daderaanpak gemeente Den Bosch, Bureau O&S, ’sHertogenbosch, 2004. Halt Oss, Jaaroverzicht 2003, Halt, Oss, 2004. Halt Oss, Jaaroverzicht 2004, Halt, Oss, 2005. Halt Nederland, Jaarcijfers 2004 Halt-sector, Halt, Leiden, 2005. Halt Nederland, Vuurwerkgegevens 2004/2005 en 2005/2006, Halt, Leiden, 2006a. Halt Nederland, Jaarcijfers 2005 Halt-sector, Halt, Leiden, 2006b. Intomart/GfK, Politiemonitor Bevolking 2005. Uitkomsten voor de regio Brabant-Noord, Intomart, Hilversum, 2005. Kuijs, P., Opgroeien in Grave. Jeugdbeleidsplan gemeente Grave 2003-2007, K2, ’s-Hertogenbosch, 2003. Moelands, H., Uitvoering leerplichtwet Boxmeer, Cuijk, Grave, Mille, Sint Anthonis. Jaarverslag 2004-2005, Grave, 2005. Moelands, H., Rapportage Regionale meld- en coördinatiefunctie vroegtijdig schoolverlaters 2004-2005, Grave, 2005. Politie Brabant-Noord, Jaarverslag 2001, ’s-Hertogenbosch, 2002. Politie Brabant-Noord, Jaarverslag 2002, ’s-Hertogenbosch, 2003. Politie Brabant-Noord/IVA, Veiligheidsatlas 2003, ’s-Hertogenbosch/Tilburg, 2003. Politie Brabant-Noord, Korpsjaarplan Brabant-Noord 2006, ’s-Hertogenbosch, 2005. Politie De Leijgraaf, Veiligheidsplan 2006 district De Leijgraaf, Uden, 2005. Politie De Leijgraaf, Jaarverslag politiedistrict ‘De Leijgraaf’ 2005, Uden, 2006. Politiedistrict Den Bosch, Interne Jaarrapportage 2005, Veiligheid voorop, versie 3 februari 2006. Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing, Evaluatie RPC Oost-Brabant (Eindhoven, mei 2006). TNS NIPO Consult, Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2004, WODC, Den Haag, 2004. TNS NIPO Consult, Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005, WODC, Den Haag, 2005. Transact, De opzet van een regionaal Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld regio Brabant-Noord, Transact, Utrecht, 2005. Rullens, J.F. Is gedogen onvermogen? Interne notitie CIE Brabant-Noord, ’s-Hertogenbosch, 2001
133
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Secundaire bronnen Anderson, Elffers, Felix, Regie in de uitvoering, een kwestie van willen, kennen en kunnen. Quick scan knelpunten regierol gemeente bij integrale veiligheid, GB59 eindrapport: AEF, Utrecht, 2005. Algemene Rekenkamer, Convenanten uitgaansgeweld, Sdu, Den Haag, 2004. Amersfoort, P. van, Visie op de aanpak van overlast. Visiedocument voor de aanpak van overlast door jeugd en jeugdgroepen, DSP-groep, Amsterdam, 2004. Barnfield, J., European Retail Theft Barometer: Monitoring the costs of shrinkage and crime for Europe’s retailers, Centre for Retail Research, Nottingham, 2005. Bayrak, G., De aanpak van huiselijk geweld onder allochtonen, Scriptie UVT, Tilburg, 2005. Beer, P. de, Normvervaging in Nederlands: perceptie of realiteit?, in: Sociologische Gids, 51(2004)3. pp. 236-247. Beke, B.M.W.A., A.Ph. van Wijk en H.B. Ferwerda, Jeugdcriminaliteit in groepsverband ontrafeld.Tussen rondhangen en bendevorming, Advies- en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem, 2000. Berg-le Clercq, T. en C. van Egten (2006), Effectmeting aanpak huiselijk geweld. Tussenmeting, najaar 2005. SGBO/VNG. Blauw, F., Statistiek Voertuigdiefstal 2005, AVC, Amsterdam, 2006. Borgers, M. en H. Moors, ‘Targeting the proceeds of crime. Bottleneck in international cooperation’, European Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice. [te verschijnen 2007] Borghouts – Van de Pas, I. en H. Moors, Niet-verslaafde veelplegers in Amsterdam, IVA, Tilburg, 2005. Borgman, F., Aanpak fietsdiefstal in gemeenten, CCV, Den Haag, 2005 Boutellier, H., De veiligheidsutopie, Boom, Den Haag, 2002. Bovenkerk, F. en W. Hogewind, Hennepteelt in Nederland; het probleem van de criminaliteit en haar bestrijding, Willem Pompe Instituut, Utrecht, 2003. Brabants Dagblad, 16 mei 2006: Udenaren na Bedirbrand toleranter Brink, G. van den, Geweld als uitdaging. De betekenis van agressief gedrag van jongeren, NIZW, Utrecht, 2001. Brink, G. van den, Culturele contrasten. Het verhaal van de migranten in Rotterdam, Bert Bakker, Amsterdam, 2006. Bruin, D de., C. Meijerman, H. Verbraeck, R. Braam, F. Leenders en G. van de Wijngaart, ste Zwerven in de 21 eeuw. Een exploratief onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblematiek en overlast van dak- en thuislozen in Nederland,: Centrum voor Verslavingsonderzoek, Utrecht, 2003. Bruinsma, M., H. Moors, M. von Bergh, J. van Haaf, J. van Poppel en K. Veenma, Illegale vuurwapens. Gebruik, bezit en handel in Nederland 2001-2003, IVA, Tilburg, 2005. Bruinsma, M. en K. Lünneman, Geweld binnen en buiten. Aard, omvang en daders van huiselijk en publiek geweld in Nederland, Boom Juridische Uitgeverij, Den Haag, 2005. Dirks, C, Aanpak overlastveroorzakers, SOSA Hogeschool, Haarlem, 1997. Eggen, A. en W. van der Heide (red.), Criminaliteit en rechtshandhaving 2004. Ontwikkelingen en samenhangen, Boom, Meppel, 2005. Elffers, H. en W. de Jong, 'Nee, ik voel me nooit onveilig'. Determinanten van sociale Veiligheidsgevoelens, RMO, Den Haag, 2004.
134
LITERATUUR Erpecum, I. van, Van afzijdigheid nasar betrokkenheid.Preventieve strategieën tegen geweld, CCV/Ministerie van Justitie, Den Haag, 2005. Ferwerda, H., Huiselijk geweld: de voordeur op een kier. Omvang, aard en achtergronden in 2004 op basis van landelijke politiecijfers, Scheffer, Dordrecht, 2004. Ferwerda, H., Binnen zonder kloppen. Omvang, aard en achtergronden van huiselijk geweld in 2005 op basis van landelijke politiecijfers. Advies- en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem, 2006. Ferwerda, H., N. Arts, E. de Bie en I. van Leiden, Georganiseerde autodiefstal. Kenmerken en achtergronden van een illegale branche in beeld gebracht, WODC, Den Haag, 2005. Ferwerda, H., Leiden, I. van, Arts, N., Hauber, A. Halt: Het alternatief? De effecten van Halt beschreven.Advies en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem, 2006. Fiers, L.M.J. en A. Jansen, Het succes van Buurtbemiddeling. Resultaten van het evaluatieonderzoek. Bureau Berenschot, 2004. Gaalen, J. van, Kernbeleid veiligheid. Handreiking voor gemeenten, VNG, Den Haag, 2003. Haaf, J. van, H. Moors en M. van den Bogaard, Samenscholing gewenst. Evaluatie van de werkingspraktijk van convenanten veilige school in Noord- en Midden Limburg, IVA, Tilburg, 2005. Hakkert, A., Huiselijk geweld en straatgeweld. Een verkenning van de relatie tussen beide geweldvormen, Ministerie van Justitie, Den Haag, 2002. Hart, J. de (red.)., Zekere banden. Sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid, SCP, Den Haag, 2002. Heijden, A. van der, De Nederlandse drugsmarkt: een poging tot kwantificering van import, export, productie en consumptie van verdovende middelen, KLPD-DNRI, Zoetermeer, 2003. Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Verantwoordingsverslag 2004, Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Den Haag, 2005. Huisman, S., Criminaliteitsbeeldanalyse: Synthetische drugs 2002-2004, KLPD/DNI, Driebergen, 2005. IJzerman, P.D., ‘Visie op politiële jeugdzorg. De rol van de politie in lokaal geïntegreerd jeugdbeleid’. in: Rood-Pijpers, E. (red), Verharding van Jongerencriminaliteit? Visies op achtergronden en aanpak, Rotterdam, 1998.. Jacobs, M. Bruinsma, J. van Poppel en H. Moors, Inzet, organisatie en kwaliteit van forensischtechnische opsporing bij de politie in Nederland, IVA, Tilburg, 2005. Koetsenruiter, J. Gekozen voor Uden? Een belevingsonderzoek. Radboud Universiteit Nijmegen, mei 2006 Korf, D.J., T. Nabben en A. Benschop, Antenne 2003; Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers, Rozenberg, Amsterdam, 2004. Laar, M. van, A. Cruts, J. Verdurmen en M. van Ooijen, Jaarbericht Nationale Drug Monitor 2004, Trimbos-Instituut, Utrecht, 2004. Laar, M. van., A. Cruts, J. Verdurmen, M. van Ooyen-Houben en R. Meijer, Nationale Drug Monitor. Jaarbericht 2005, Trimbos-instituut, Utrecht, 2006. Mensen, A. en W. van Rijt-Veltman, MKB-locaties. Onderzoek naar de aard en kwaliteit van de bedrijfslocaties van MKB-ondernemingen, EIM, Zoetermeer, 2005. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Ministerie van Justitie. Naar een veiliger samenleving. Zevende voortgangsrapportage. Mei 2006 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Veiligheid in ontwikkeling. Een overzicht van (nieuw en lopend) rijksbeleid op het gebied van veiligheid, Ministerie van BZK, Den Haag, 2005. 135
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Jaarrapportage Veiligheid 2004, Ministerie van BZK, Den Haag, 2005. Ministerie van Justitie. Gedragsinterventies voor veelplegers. Programma Terugdringen Recidive, oktober 2004. Ministerie van Justitie e.a., Actieplan tegen geweld, Den Haag, 2005. Moors, H., ‘Lastpakken in groepsverband’, Secondant 19,2(2005). Moors, H. en M. Bruinsma, ‘Werelden van geweld’, Secondant 19,3(2005). Moors, H. en M. Bruinsma, ‘Illegale vuurwapens in Nederland’, Secondant 19,6(2005). Moors, H. ‘Tweezaam of toch alleen? Celstraf in historisch perspectief’, Kleio 47,4(2006). Moors, H., M. Borgers, J. van Haaf, J. van Poppel, J. Simmelink, F. Alderliesten en N. Abu Ghazaleh, Knelpunten in internationale samenwerking in ontnemingszaken, IVA, Tilburg, 2006. Neve, R.J.M., M. van Ooyen-Houben, J. Snippe, B. Bieleman, A. Kruize en R. Bijl, Samenspannen tegen XTC: tussentijdse evaluatie van de XTC-Nota, Intraval/WODC, Den Haag, 2005. Papenhove, T., C. Spruijt en J. van der Kleijn, In beslag genomen verdovende middelen en drugsprijzen 2004, KLPD-DNRI, Zoetermeer, 2005. Pardoel, K., M. Bruinsma en H. Moors, Vervelend jong. Aanzet tot een gerichte aanpak van overlastgevende jongerengroepen, IVA, Tilburg, 2004. Raad van Hoofdcommissarissen, Politie in ontwikkeling. Visie op de politiefunctie, NPI, Den Haag, 2005. Rooseboom, S.J., F.M.H.M. Driessen & B.G.M. Völker, Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing, een evaluatie. Utrecht: Bureau Driessen, 2006. SCP. Kinderen in Nederland. Den Haag: SCP, 2005. Snippe, J., B. Bieleman, H. Naayer en C. Ogier, Preventieve doorlichting cannabissector c.a., Intraval, Groningen/Rotterdam, 2004. Snippe, J., B. Bieleman en A. Kruize, Monitoring drugsoverlast Venlo. Tussenmeting, Intraval, Groningen/Rotterdam, 2004. Spapens, T. en M. Bruinsma, Vuurwapens gezocht. Vuurwapengebruik,-bezit en –handel in Nederland 1998-2000, IVA, Tilburg, 2002. Tijdschrift voor criminologie. Themanummer ‘veelplegers’. 2003, Nr. 45, 2. Tilburg, W. van, J. Lammers, K. Lakhi en L. Prins, Landelijke criminaliteitskaart 2003, DNRI, Zoetermeer, 2004. TNS NIPO Consult, Naar een veiliger gemeente. Stand van zaken Lokaal Integraal Veiligheidsbeleid en de behoefte aan ondersteuning bij gemeenten, Den Haag, 30 december 2005 Hartman, C. en Tops, P. Frontlijnsturing. Kenniscentrum Grote Steden, Den Haag, 2005. Tornak Groep, Auditrapportage Inventarisatie ‘Geweld binnen de retail’, Tornak Groep, Amsterdam, 2006. Velt, C. In ‘t., M. Hanstede en W. Stol, De opbrengst van projecten. Een verkennend onderzoek naar de bijdrage van projecten van diefstalbestrijding, LSOP/NPA, Zeist/Apeldoorn, 2003. VNG, Kernbeleid veiligheid, Handreiking voor gemeenten, VNG uitgeverij, Den Haag, 2003 VNG, Effectmeting aanpak huiselijk geweld. Tussenmeting najaar 2005, Den Haag, VNG CCV, Aanpak fietsendiefstal in gemeenten, CCV, Den Haag, 2005 Volkskrant, 2 april 2005. Wij tegen zij in Uden. Vuijsje, H. en C. Wouters, Inpakken en wegwezen. Macht en gezag in het laatste kwart. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 1999. 136
LITERATUUR Weemaes, H., Vooronderzoek Grave, Novadic-Kentron, Sint-Oedenrode, 2004. Willems, J., Wie zal de opvoeders opvoeden? Kindermishandeling en het recht van het kind op persoonswording, Asser Press, Den Haag, 1999. Wittebrood, K., Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden, SCP, Den Haag, 2006. Wolzak, A. en M. Ploegmakers, Adviezen en meldingen over kindermishandeling in 2000, NIZW, Utrecht, 2001. Wolzak, A. en M. Ploegmakers, Adviezen en meldingen over kindermishandeling in 2001, NIZW, Utrecht, 2002. Wolzak, A., Adviezen en meldingen over kindermishandeling in 2002, NIZW, Utrecht, 2003. Wolzak, A., Adviezen en meldingen over kindermishandeling in 2003, NIZW, Utrecht, 2004. Wolzak, A., Adviezen en meldingen over kindermishandeling in 2004, NIZW, Utrecht, 2005.
137
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Bijlagen
Bijlage 0 Inwoneraantallen per 1 januari 2006
’s-Hertogenbosch Oss Heusden Uden Veghel Boxtel Bernheze Boxmeer Sint-Michielsgestel Vught Cuijk Schijndel Sint-Oedenrode Landerd Haaren Grave Sint Anthonis Maasdonk Mill en Sint Hubert Boekel Lith
138
134.875 inw. 76.417 inw. 43.079 inw. 40.230 inw. 36.793 inw. 29.650 inw. 29.553 inw. 28.877 inw. 28.002 inw. 25.244 inw. 24.252 inw. 22.935 inw. 17.038 inw. 14.764 inw. 13.837 inw. 12.837 inw. 11.668 inw. 11.251 inw. 11.058 inw. 9.408 inw. 6.706 inw.
BIJLAGEN
Bijlage 1 De volgende personen zijn zeer behulpzaam geweest bij de totstandkoming van de
Veiligheidsatlas 2006: Gemeenten dhr. H. van den Brule, gemeente 's-Hertogenbosch mevr. D.Goutier, gemeente Heusden mevr. I. Fischer, gemeente Boxtel dhr. R. Jansen, gemeente Schijndel mevr. J. van der Krabben, gemeente Sint-Michielsgestel dhr. R. Swinkels, gemeente Sint-Oedenrode dhr. J. van Wanrooij, gemeente Sint-Oedenrode dhr. R. van Mourik, gemeente Landerd mevr. A. de Winter, gemeente Uden dhr. J. Elfering, gemeente Uden mevr. I. Deckers, gemeente Uden dhr. J. Bruekers, gemeente Veghel dhr. S.van Bruchem, gemeente Bernheze dhr. Jerry Birdja, gemeente Lith dhr. H. Klitsie, burgemeester gemeente Oss dhr. C. van Looveren, gemeente Oss mevr. F. Buijs-Claus, gemeente Oss mevr. H. van de Moosdijk, gemeente Oss mevr. M. Kettani, gemeente Oss mevr. U. Birkholz, gemeente Boxmeer dhr. R. Schijf, gemeente Cuijk dhr. C. Meulensteen, gemeente Cuijk mevr. M. Vink, gemeente Cuijk dhr. D. Volmer, gemeente Grave mevr. M. van Egmond, gemeente Mill en St. Hubert dhr. J. Lommen, gemeente Mill en St. Hubert W. Engbers,
Politie dhr. H. Oudshoorn, afdeling Organisatieontwikkeling dhr. M. van Bavel, Bureau Regionale Informatie dhr. W. van der Gelt, Korpscontrol dhr. B. Venrooy, Bureau Regionale Informatie dhr. K. Heijs, afdeling Strategie Beleid en Integriteit dhr. H. Evelins, KorpsControl dhr. P. Kremers, regionaal projectleider veelplegers dhr. C. Meulensteen, district Land van Cuijk
139
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
mevr. J. van der Rijt, Dienst Centrale Recherche dhr. L. van Deventer, district Maasland dhr. F. Keurentjes, Informatiemanagement, dhr. L. Buijs, Korpscontrol dhr. J. van de Broek, afdeling Organisatieontwikkeling dhr. R. van Doleweerd, Informatiemanagement dhr. J. van der Heijden, Dienst Executieve Ondersteuning dhr. R. Dolkemade, dienst Centrale Recherche mevr. I. Godthelp-Teunissen, Strategie Beleid en Integriteit dhr. E. Loermans, Dienst Centrale Recherche mevr. R. Joling, district Land van Cuijk dhr. J. Nouwens, district den Bosch mevr. E. Hellings, Strategie, Beleid en Integriteit dhr. H. van den Boom, district De Leijgraaf dhr. B. Meijer, district Aa en Dommel dhr. F. van der Krabben, district Den Bosch dhr. F. Groeneveld, district Maasland Openbaar ministerie dhr. J. Thé, Arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch dhr. E. Westerlaken, Arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch mevr. M. Scheepers, Arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch mevr. I. Deems, Arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch dhr. F. Brullemans, Arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch dhr. L. Melkert, Arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch dhr. B. van der Zanden, Arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch Overige dhr. Van Hattem, RPC Brabant Oost
140
BIJLAGEN
Bijlage 2
Aa en Dommel
De Leijgraaf
Maasland
Land van Cuijk
Regio 2005
Regio 2004
Meerderjarige veelplegers volgens landelijke definitie Zeer actieve veelpleger (>=10 antecedenten in 5 jr HKS) Veelpleger (>=10 antecedenten HKS) Veelpleger (>10 feiten HKS) Totaal meerderjarige veelplegers (HKS) Minderjarige veelplegers volgens landelijke definitie Jeugdige veelpleger (>=5 antecedenten HKS) Harde-kernjongere (HKS) Jeugdige veelpleger (>5 feiten HKS) Totaal minderjarige veelplegers Regionale aandachtscategorieen i.k.v. veelplegersaanpak Veelplegers (15xBPS) Meerderjarig (BPS) Minderjarig (BPS) Wv. 12 jr (3xBPS) Wv. 13 jr (4xBPS) Wv. 14 jr (5xBPS) Wv. 15 jr (6xBPS) Wv. 16 jr (7xBPS) Wv. 17 jr (8xBPS) Totaal (HKS+BPS)
's-Hertogenbosch
Aantallen veelplegers in 2005 volgens verschillende definities, gebaseerd op HKS en BPS, in de vijf districten van de regio Brabant-Noord
73
10
18
14
4
119
134
239
58
60
102
36
495
522
104 416
42 110
33 111
61 177
14 54
254 868
294 950
15
6
4
6
1
32
29
55 36
25 7
10 6
28 8
12 7
130 64
163 71
106
38
20
42
20
226
263
18 83 35 4 4 7 6 7 7 658
10 11 21 1 2 4 6 4 4 190
3 14 10 2
7 12 14
2 7 10
2 1 4 5 2 252
1 3
40 127 90 7 9 18 17 20 19 1351
81 108 12 16 23 15 19 23 1402
3 1 1 3 158
3 3 93
141
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Bijlage 3 Aantal geweldincidenten in de horecatoezichtgebieden, per plaats en politiedistrict, voor de jaren 2000 tot en met 2005 District Aa en Dommel
Loc Plaatsnaam Boxtel Haaren Schijndel Sint Michielsgestel Sint Oedenrode Vught Totaal Aa en Dommel Leijgraaf Boekel Erp Odiliapeel Schaijk Uden Veghel Volkel Zeeland Totaal Leijgraaf Maasland Loosbroek Oss Vinkel Totaal Maasland Land van Cuijk Boxmeer Cuijk Grave Haps Mill Sint Anthonis Totaal Land van Cuijk Eindtotaal
142
2000 13 0 9 0 1 1 24 0 1 0 5 17 5 1 10 39 3 22 0 25 3 1 0 0 0 6 10
2001 8 0 9 0 2 0 19 1 0 1 1 23 10 0 6 42 8 25 1 34 2 0 3 3 0 2 10
2002 8 0 3 1 0 1 13 5 0 0 3 28 9 1 23 69 6 27 0 33 2 2 0 3 0 4 11
2003 12 0 6 0 0 2 20 0 0 0 14 2 0 6 22 14 36 0 50 6 1 0 0 0 3 10
2004 15 0 6 0 6 2 29 1 0 0 3 19 7 0 9 39 8 22 0 30 8 6 0 3 0 4 21
2005 20 1 7 1 3 1 33 4 0 0 3 18 4 0 15 44 10 27 0 37 8 4 0 0 0 1 13
98
105
126
102
119
127
BIJLAGEN Aantal bedreigingen in de horecatoezichtgebieden, per plaats en politiedistrict, voor de jaren 2000 tot en met 2005 District Aa en Dommel
Loc Plaatsnaam
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Boxtel
8
1
2
5
1
2
Haaren
0
0
0
0
0
0
Schijndel
0
0
0
2
1
0
Sint Michielsgestel
0
0
0
0
0
0
Sint Oedenrode
0
0
0
0
0
1
Vught
0
0
0
1
1
0
Totaal Aa en Dommel
8
1
2
8
3
3
Leijgraaf
Boekel
0
0
0
0
0
0
Erp
0
0
0
0
0
0
Odiliapeel
0
3
0
0
0
0
Schaijk
1
0
0
0
0
0
Uden
3
8
5
3
3
2
Veghel
0
1
2
1
0
2
Volkel
0
0
0
1
0
0
Zeeland
0
3
3
1
1
6
4
15
10
6
4
10
Loosbroek
0
0
2
3
2
3
Oss
1
4
1
5
5
3
Vinkel
0
0
0
0
0
1
1
4
3
8
7
7
Boxmeer
0
1
0
0
2
0
Cuijk
0
0
2
1
1
1
Grave
0
0
0
0
0
0
Totaal Leijgraaf Maasland
Totaal Maasland Land van Cuijk
Haps
0
0
1
0
0
0
Mill
0
0
0
0
0
0
Sint Anthonis
0
0
0
0
0
1
0
1
3
1
3
2
13
21
18
23
17
22
Totaal Land van Cuijk Eindtotaal
143
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Bijlage 4 Tabellen aangiften/meldingen: totalen per district Meldingen overlast en sociale spanningen 2000-2005 District Den Bosch District Aa en Dommel District Leijgraaf District Maasland District Land van Cuijk
2000 2839 865 502 877 529
2001 3089 814 633 909 565
2002 3067 1165 593 1025 629
2003 3879 1179 661 1163 686
2004 3415 1023 679 1122 684
2005 3691 1286 689 1529 848
2000 103 99 62 96 25
2001 81 57 26 65 20
2002 92 83 35 103 22
2003 156 68 59 117 23
2004 175 41 48 130 23
2005 144 67 54 92 20
2001 53 15 10 31 13
2002 163 53 55 60 50
2003 176 56 72 69 53
2004 158 80 60 91 54
2005 635 250 196 256 159
2001 1312 427 492 412 281
2002 1325 485 451 500 319
2003 1311 515 428 544 352
2004 1353 505 410 520 366
2005 1381 477 408 534 286
Meldingen leefbaarheid 2000-2005 District Den Bosch District Aa en Dommel District Leijgraaf District Maasland District Land van Cuijk
Aangiften geweld in en om de woning 2000-2005 District Den Bosch District Aa en Dommel District Leijgraaf District Maasland District Land van Cuijk
2000 37 3 4 33 13
Aangiften (dreigen met) geweld 2000-2005 District Den Bosch District Aa en Dommel District Leijgraaf District Maasland District Land van Cuijk
144
2000 1211 396 340 334 265
BIJLAGEN Aangiften inbraken en voertuigcriminaliteit geweld 2000-2005 District Den Bosch District Aa en Dommel District Leijgraaf District Maasland District Land van Cuijk
2000 9043 3056 3012 4163 2056
2001 10551 3180 2755 3239 1921
2002 11153 3451 2939 4193 2087
2003 10240 3353 2732 4201 1894
2004 10781 3446 2580 4131 1876
2005 9615 3018 2542 3943 2212
2002 2666 786 724 953 483
2003 2560 805 720 828 457
2004 2062 703 731 747 396
2005 2086 646 595 710 481
2002 5 33 28 138 44
2003 3 10 12 81 12
2004 3 14 20 42 27
2005 0 6 12 24 4
Aangiften veiligheid bedrijven en winkelcentra 2000-2005 District Den Bosch District Aa en Dommel District Leijgraaf District Maasland District Land van Cuijk
2000 2242 546 693 613 408
2001 2500 717 801 724 462
Aangiften toerisme en onveiligheid 2000-2005 District Den Bosch District Aa en Dommel District Leijgraaf District Maasland District Land van Cuijk
2000 0 14 22 54 41
2001 0 34 28 65 16
145
VEILIGHEIDSATLAS 2006 REGIO BRABANT-NOORD
Bijlage 5 Tabellen aangiften/meldingen: totalen Regio Brabant-Noord Meldingen en aangiften regio Brabant-Noord, 2000-2005 2000 2001 2002 6479 6011 5614 Overlast en sociale spanningen (meldingen) 530 573 568 Dronkenschap 709 586 537 Drugs/medicijnen 211 314 238 Vermoedelijk gestoorde 3269 2870 2398 Jeugd Burenruzie 61 57 33 Belediging 7 12 7 Discriminatie 1692 1599 1833 Conflict
2003 7570
2004 6922
2005 8043
594 744 194 4121 78 5 1834
539 470 224 3890 65 26 1708
682 356 267 3885 656 72 18 2107
Leefbaarheid (meldingen) Graffiti Defect straatmeubilair
385 228 157
249 132 117
335 167 168
423 183 240
417 177 240
377 165 212
Geweld in en om de woning (aangiften) Kindermishandeling Man/vrouwmishandeling Stalking Huiselijk geweld
90
122
381
426
443
1945
12 77 1 -
15 100 7 -
33 231 117 -
19 283 124 -
18 277 148 -
28 283 138 1496
2610
3006
3149
3235
3226
3171
700 0 3 430 75 7 834 171 5 1 0 0 145 101 94 44
875 2 1 496 87 5 890 201 5 0 0 1 154 111 118 60
986 157 0 555 95 13 783 181 5 0 1 0 177 68 81 47
1059 231 1 477 97 6 774 192 3 1 0 0 208 71 81 34
1129 264 1 474 80 3 704 161 5 0 1 0 206 59 94 45
1042 205 1 499 86 1 772 152 3 1 1 0 210 62 66 70
(Dreiging met) geweld (aangiften) Bedreiging Openlijk geweld tegen personen Homogeweld Geweld zonder letsel zonder wapen Geweld zonder letsel met wapen Geweld zonder letsel met vuurwapen Geweld met letsel zonder wapen Geweld met letsel met wapen Geweld met letsel met vuurwapen Geweld dodelijk zonder wapen Geweld dodelijk met wapen Geweld dodelijk met vuurwapen Beroving (w.o. tasjesroof) (Gewapende) overval Aanranding Verkrachting
146
BIJLAGEN 2000 22048
2001 22553
2002 24664
2003 23115
2004 23409
2005 21740
2642 6364 1855 7534 18 690 94 52 15 41 195 167 499
2660 5247 1629 9333 10 547 75 38 17 21 140 177 308
2956 836 5386 1819 9697 13 477 67 68 29 33 132 222 319
2755 979 5457 1265 9444 9 605 109 62 28 35 89 184 234
2779 1041 5421 1038 10353 11 484 104 48 17 43 123 178 158
3133 1121 5358 950 8993 12 440 74 59 23 39 150 157 162
1882
2351
2620
1860
1611
1069
Veiligheid bedrijven en winkelcentra (aangiften) Diefstal af/uit bedrijf Diefstal af/uit school Diefstal af/uit sportcomplex Winkeldiefstal
4502
5194
5611
5370
4639
4528
2738 277 210 1277
2973 463 297 1461
3244 475 307 1585
3081 491 334 1464
2697 431 274 1237
2582 518 310 1118
Toerisme en onveiligheid (aangiften) Diefstal af/uit kampeerterrein
137
151
254
124
109
52
137
151
254
124
109
52
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften) Diefstal/inbraak woning Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis Diefstal fiets Diefstal auto Diefstal af/uit auto Joyriding Diefstal brom-/snorfiets Diefstal motor/scooter Diefstal ander motorvoertuig Diefstal vaartuig Diefstal af/uit vaartuig Diefstal overige voertuigen Diefstal af/uit overige voertuigen Diefstal af/uit overige roerende goederen Diefstal af/uit overig onroerend goed
147
Tabellenboek Regio Brabant - Noord Aangiften / meldingen per gemeente (per district) pagina District ’s-Hertogenbosch ’s-Hertogenbosch Heusden
2 4
District AA & Dommel Boxtel Haaren Schijndel St. Michielsgestel St. Oedenrode Vught
6 8 10 12 14 16
District Leijgraaf Boekel Landerd Uden Veghel
18 20 22 24
District Maasland Bernheze Lith Maasdonk Oss
26 28 30 32
District Land van Cuijk Boxmeer Cuijk Grave Mill St Antonis
34 36 38 40 42
1
District ’s-Hertogenbosch
‘s-Hertogenbosch Meldingen en aangiften ’s-Hertogenbosch, 2000-2005
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
2499
2602
2757
3465
3022
3178
Dronkenschap
261
226
221
284
193
280
Drugs/medicijnen
478
530
637
673
415
301
Vermoedelijk gestoorde
97
147
72
46
56
74
Jeugd
838
1020
1155
1750
1717
1556
Burenruzie
0
0
0
0
1
219
Belediging
12
27
37
47
31
34
Discriminatie
0
2
4
3
6
2
Conflict
813
650
631
662
603
712
Leefbaarheid (meldingen)
81
70
79
140
153
123
Graffiti
44
28
22
31
35
35
Defect straatmeubilair
37
42
57
109
118
88
Geweld in en om de woning (aangiften)
36
45
139
149
133
555
Kindermishandeling
8
5
9
5
6
7
Man/vrouwmishandeling
28
38
76
86
74
86
Stalking
0
2
54
58
53
65
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
397
(Dreiging met) geweld (aangiften)
1058
1146
1145
1143
1168
1227
Bedreiging
287
329
358
379
386
363
0
1
41
71
81
54
Openlijk geweld tegen personen
2
1
0
0
0
1
Geweld zonder letsel zonder wapen
167
169
226
157
176
197
Geweld zonder letsel met wapen
35
33
39
39
32
34
Geweld zonder letsel met vuurwapen
2
1
6
4
2
1
Homogeweld
Geweld met letsel zonder wapen
296
313
259
261
223
293
Geweld met letsel met wapen
77
76
73
63
51
68
Geweld met letsel met vuurwapen
2
4
1
0
1
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
1
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
1
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
78
77
85
109
126
139
(Gewapende) overval
58
55
31
20
29
27
Aanranding
40
63
18
29
40
27
Verkrachting
14
24
8
11
21
21
2
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
8074
9551
9944
9178
9699
8596
Diefstal/inbraak woning
710
1044
1061
913
1156
1245
0
0
291
322
288
258
Diefstal fiets
1907
1519
1569
1418
1561
1598
Diefstal auto
763
788
764
481
421
374
Diefstal af/uit auto
3311
4818
5029
4880
5104
4343
6
2
1
3
2
2
Diefstal brom-/snorfiets
371
302
230
276
261
190
Diefstal motor/scooter
51
36
40
37
54
21
Diefstal ander motorvoertuig
15
17
27
12
4
8
Diefstal vaartuig
5
6
8
6
4
6
Diefstal af/uit vaartuig
13
7
11
11
15
16
Diefstal overige voertuigen
54
29
18
14
36
37
Diefstal af/uit overige voertuigen
61
36
63
48
41
31
Diefstal af/uit overige roerende goederen
182
87
78
53
31
21
Diefstal af/uit overig onroerend goed
625
860
754
704
721
446
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
2007
2254
2377
2333
1853
1879
Diefstal af/uit bedrijf
1230
1350
1340
1316
945
1036
Diefstal af/uit school
127
163
179
166
139
191
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
Joyriding
(aangiften)
Diefstal af/uit sportcomplex
62
88
89
71
70
72
Winkeldiefstal
588
653
769
780
699
580
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
0
0
2
3
2
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
0
0
2
3
2
0
3
District ’s-Hertogenbosch
Heusden Meldingen en aangiften Heusden, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
340
487
310
414
393
513
Dronkenschap
11
14
12
6
8
24
Drugs/medicijnen
2
7
4
6
4
2
Vermoedelijk gestoorde
4
4
2
2
1
1
236
399
231
299
308
339
Burenruzie
0
0
0
0
0
41
Belediging
1
4
0
3
1
1
Discriminatie
0
0
0
0
1
1
Conflict
86
59
61
98
70
104
Leefbaarheid (meldingen)
22
11
13
16
22
21
Graffiti
22
11
10
12
15
13
Defect straatmeubilair
0
0
3
4
7
8
Geweld in en om de woning (aangiften)
1
8
24
27
25
80
Kindermishandeling
1
4
2
3
3
3
Man/vrouwmishandeling
0
4
14
14
9
15
Stalking
0
0
8
10
13
9
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
53
(Dreiging met) geweld (aangiften)
153
166
180
168
185
154
Bedreiging
43
49
59
78
68
54
Openlijk geweld tegen personen
0
0
8
11
15
12
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
28
30
28
25
22
19
Geweld zonder letsel met wapen
3
1
6
6
5
5
Jeugd
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
3
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
50
60
56
27
45
37
Geweld met letsel met wapen
12
4
10
9
10
7
Geweld met letsel met vuurwapen
1
0
1
0
1
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
4
6
6
4
6
3
(Gewapende) overval
3
6
2
1
4
2
Aanranding
5
5
0
4
6
6
Verkrachting
4
5
1
3
3
9
4
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
969
1000
1209
1062
1082
1019
Diefstal/inbraak woning
149
168
152
220
153
266
0
0
32
50
44
57
323
231
281
262
199
197
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis Diefstal fiets Diefstal auto
87
62
60
52
36
36
Diefstal af/uit auto
227
301
470
298
510
351
Joyriding
1
1
1
3
0
1
Diefstal brom-/snorfiets
19
30
25
25
17
17
Diefstal motor/scooter
4
4
0
5
1
1
Diefstal ander motorvoertuig
5
0
6
7
4
1
Diefstal vaartuig
1
2
4
3
2
2
Diefstal af/uit vaartuig
5
1
3
3
7
7
Diefstal overige voertuigen
25
16
11
4
8
13
Diefstal af/uit overige voertuigen
8
15
19
12
8
11
Diefstal af/uit overige roerende goederen
28
17
10
5
11
8
Diefstal af/uit overig onroerend goed
87
152
135
113
82
51
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
235
246
289
227
209
207
Diefstal af/uit bedrijf
161
180
186
151
138
136
Diefstal af/uit school
13
17
24
14
15
18
Diefstal af/uit sportcomplex
9
16
28
24
20
22
Winkeldiefstal
52
33
51
38
36
31
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
0
0
3
0
1
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
0
0
3
0
1
0
(aangiften)
5
District Aa en Dommel
Boxtel Meldingen en aangiften Boxtel, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
266
199
328
327
252
360
Dronkenschap
24
19
18
18
12
19
Drugs/medicijnen
6
8
7
6
4
7
Vermoedelijk gestoorde
9
19
13
7
1
6
134
93
224
206
165
183
Burenruzie
0
0
0
0
0
31
Belediging
3
2
2
3
4
3
Discriminatie
1
1
0
0
1
0
Conflict
89
57
64
87
65
111
Leefbaarheid (meldingen)
40
22
27
14
17
21
Graffiti
19
16
15
2
7
5
Defect straatmeubilair
21
6
12
12
10
16
Geweld in en om de woning (aangiften)
1
8
17
28
23
82
Kindermishandeling
0
0
1
1
0
1
Man/vrouwmishandeling
1
8
12
24
21
24
Stalking
0
0
4
3
2
3
Jeugd
Huiselijk geweld
54
(Dreiging met) geweld (aangiften)
139
131
138
164
178
167
Bedreiging
38
36
30
45
70
53
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
10
12
15
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
29
27
32
21
24
23
Geweld zonder letsel met wapen
3
2
5
5
3
4
Geweld zonder letsel met vuurwapen
1
0
1
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
51
35
38
53
38
51
Geweld met letsel met wapen
7
6
12
15
7
6
Geweld met letsel met vuurwapen
0
1
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
5
10
5
9
6
9
(Gewapende) overval
2
2
3
1
1
0
Aanranding
1
4
3
4
10
3
Verkrachting
2
8
7
1
7
3
6
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
943
1037
854
842
938
672
Diefstal/inbraak woning
100
139
169
101
97
94
0
0
38
61
50
43
Diefstal fiets
436
411
275
299
326
259
Diefstal auto
53
56
61
44
32
23
Diefstal af/uit auto
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
178
244
184
223
340
199
Joyriding
0
0
0
0
0
1
Diefstal brom-/snorfiets
34
27
15
21
4
7
Diefstal motor/scooter
7
2
1
2
1
3
Diefstal ander motorvoertuig
2
0
3
0
5
2
Diefstal vaartuig
0
0
0
1
1
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
1
0
0
Diefstal overige voertuigen
12
5
7
6
8
4
Diefstal af/uit overige voertuigen
4
14
11
18
13
9
Diefstal af/uit overige roerende goederen
31
13
8
14
8
4
Diefstal af/uit overig onroerend goed
86
126
82
51
53
34
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
147
241
214
214
166
160
Diefstal af/uit bedrijf
89
129
118
118
97
79
Diefstal af/uit school
15
33
34
20
20
21
Diefstal af/uit sportcomplex
15
31
10
16
9
13
Winkeldiefstal
28
48
52
60
40
47
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
7
3
2
0
1
1
Diefstal af/uit kampeerterrein
7
3
2
0
1
1
(aangiften)
7
District Aa en Dommel
Haaren Meldingen en aangiften Haaren, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
35
29
44
71
59
96
Dronkenschap
2
3
1
5
3
0
Drugs/medicijnen
0
0
0
0
1
0
Vermoedelijk gestoorde
3
4
2
5
4
6
Jeugd
16
11
20
37
33
49
Burenruzie
0
0
0
0
0
20
Belediging
0
0
1
2
0
2
Discriminatie
0
0
0
0
0
0
Conflict
14
11
20
22
18
19
Leefbaarheid (meldingen)
9
6
7
5
5
7
Graffiti
1
0
0
3
1
3
Defect straatmeubilair
8
6
7
2
4
4
Geweld in en om de woning (aangiften)
0
1
4
1
4
10
Kindermishandeling
0
0
0
0
0
0
Man/vrouwmishandeling
0
1
4
1
1
1
Stalking
0
0
0
0
3
0
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
9
(Dreiging met) geweld (aangiften)
9
23
35
26
25
36
Bedreiging
1
7
19
7
11
11
Openlijk geweld tegen personen
0
0
1
0
1
2
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
1
6
5
4
1
3
Geweld zonder letsel met wapen
0
1
1
0
2
0
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
2
2
2
7
8
16
Geweld met letsel met wapen
1
2
4
2
1
2
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
1
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
1
1
0
1
1
0
(Gewapende) overval
3
0
1
3
0
1
Aanranding
0
1
2
1
0
1
Verkrachting
0
3
0
0
0
0
8
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
215
250
274
205
268
232
Diefstal/inbraak woning
56
74
69
38
81
70
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
20
12
6
22
Diefstal fiets
28
33
37
41
24
32
Diefstal auto
17
15
19
9
12
10
Diefstal af/uit auto
58
51
65
59
115
76
Joyriding
2
0
1
0
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
6
0
2
4
1
2
Diefstal motor/scooter
1
1
0
1
0
1
Diefstal ander motorvoertuig
2
0
0
0
0
1
Diefstal vaartuig
0
1
0
0
0
1
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
5
9
4
5
2
3
Diefstal af/uit overige voertuigen
4
4
5
1
2
2
Diefstal af/uit overige roerende goederen
5
9
8
3
2
0
Diefstal af/uit overig onroerend goed
31
53
44
32
23
12
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
25
53
56
62
50
48
Diefstal af/uit bedrijf
23
48
44
51
43
36
Diefstal af/uit school
0
1
4
4
1
1
Diefstal af/uit sportcomplex
0
1
4
3
3
4
Winkeldiefstal
2
3
4
4
3
7
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
2
12
9
2
4
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
2
12
9
2
4
0
(aangiften)
9
District Aa en Dommel
Schijndel Meldingen en aangiften Schijndel, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
144
122
202
187
165
224
Dronkenschap
15
9
20
13
19
18
Drugs/medicijnen
2
0
1
0
0
3
Vermoedelijk gestoorde
5
1
7
8
19
4
Jeugd
78
57
104
123
85
114
Burenruzie
0
0
0
0
0
31
Belediging
0
1
2
2
1
0
Discriminatie
2
1
0
0
0
2
Conflict
42
53
68
41
41
52
Leefbaarheid (meldingen)
14
5
9
6
2
4
Graffiti
10
2
6
4
1
3
Defect straatmeubilair
4
3
3
2
1
1
Geweld in en om de woning (aangiften)
1
3
11
11
17
70
Kindermishandeling
0
1
1
1
0
1
Man/vrouwmishandeling
1
1
6
7
10
17
Stalking
0
1
4
3
7
7
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
45
(Dreiging met) geweld (aangiften)
62
82
89
89
74
93
Bedreiging
22
25
24
27
34
33
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
3
3
8
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
10
9
13
19
8
6
Geweld zonder letsel met wapen
1
3
1
2
3
1
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
25
27
34
30
18
30
Geweld met letsel met wapen
1
7
5
3
8
5
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
0
5
5
1
0
5
(Gewapende) overval
1
3
0
3
0
2
Aanranding
1
2
4
0
0
2
Verkrachting
1
1
1
1
0
1
10
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
387
387
535
534
351
459
Diefstal/inbraak woning
73
64
64
61
48
63
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
21
19
19
23
Diefstal fiets
151
144
143
154
126
154
Diefstal auto
33
19
27
29
10
16
Diefstal af/uit auto
72
67
152
170
105
153
Joyriding
1
0
1
0
2
0
Diefstal brom-/snorfiets
16
13
13
14
9
9
Diefstal motor/scooter
0
0
2
3
3
3
Diefstal ander motorvoertuig
3
1
2
3
1
1
Diefstal vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
9
2
5
5
3
5
Diefstal af/uit overige voertuigen
7
4
13
14
5
6
Diefstal af/uit overige roerende goederen
8
8
5
6
3
2
Diefstal af/uit overig onroerend goed
14
65
87
56
17
24
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
89
144
150
130
110
69
Diefstal af/uit bedrijf
53
81
107
80
71
49
Diefstal af/uit school
8
14
11
13
11
5
Diefstal af/uit sportcomplex
8
11
4
14
8
5
Winkeldiefstal
20
38
28
23
20
10
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
0
6
11
3
2
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
0
6
11
3
2
0
(aangiften)
11
District Aa en Dommel
Sint-Michielsgestel Meldingen en aangiften Sint-Michielsgestel, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
182
215
238
186
205
228
Dronkenschap
6
16
13
21
12
19
Drugs/medicijnen
0
3
5
2
0
1
Vermoedelijk gestoorde
6
2
9
9
18
12
137
176
169
126
146
138
Burenruzie
0
0
0
0
0
13
Belediging
1
0
0
1
1
3
Discriminatie
0
0
1
1
2
2
Conflict
32
18
41
26
26
40
Leefbaarheid (meldingen)
7
7
11
5
2
2
Graffiti
6
3
7
3
1
2
Defect straatmeubilair
1
4
4
2
1
0
Geweld in en om de woning (aangiften)
1
1
5
2
16
41
Kindermishandeling
0
0
0
0
0
1
Man/vrouwmishandeling
1
1
3
1
11
11
Stalking
0
0
2
1
5
2
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
27
(Dreiging met) geweld (aangiften)
48
53
58
86
53
48
Bedreiging
17
12
4
27
23
22
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
9
7
2
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
12
7
11
11
4
9
Geweld zonder letsel met wapen
1
0
3
5
3
1
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
Jeugd
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
2
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
12
13
12
8
7
7
Geweld met letsel met wapen
3
6
5
6
2
2
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
1
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
1
1
3
8
2
2
(Gewapende) overval
0
8
5
7
0
2
Aanranding
0
1
6
3
4
0
Verkrachting
2
3
7
2
0
1
12
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
379
395
527
557
556
491
Diefstal/inbraak woning
98
75
119
130
78
86
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
27
46
58
73
Diefstal fiets
74
78
86
118
127
98
Diefstal auto
31
11
32
22
15
21
Diefstal af/uit auto
99
135
137
154
238
150
Joyriding
1
0
0
0
1
0
Diefstal brom-/snorfiets
10
8
6
8
10
8
Diefstal motor/scooter
4
4
0
3
4
2
Diefstal ander motorvoertuig
1
0
1
2
1
1
Diefstal vaartuig
0
0
5
0
1
1
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
1
Diefstal overige voertuigen
12
14
1
4
3
7
Diefstal af/uit overige voertuigen
6
4
6
4
1
2
Diefstal af/uit overige roerende goederen
3
8
2
6
2
2
Diefstal af/uit overig onroerend goed
40
58
105
60
17
39
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
76
71
86
135
92
106
Diefstal af/uit bedrijf
46
44
55
78
61
63
Diefstal af/uit school
9
12
5
17
3
13
(aangiften)
Diefstal af/uit sportcomplex
2
4
8
18
10
14
Winkeldiefstal
19
11
18
22
18
16
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
0
1
0
2
0
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
0
1
0
2
0
0
13
District Aa en Dommel
Sint-Oedenrode Meldingen en aangiften Sint-Oedenrode, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
72
54
139
117
89
86
Dronkenschap
7
10
5
9
7
6
Drugs/medicijnen
0
1
2
0
0
0
Vermoedelijk gestoorde
1
0
1
3
1
3
Jeugd
45
34
107
82
55
35
Burenruzie
0
0
0
0
0
15
Belediging
1
0
3
1
3
3
Discriminatie
0
1
0
0
0
0
Conflict
18
8
21
22
23
24
Leefbaarheid (meldingen)
8
1
1
12
1
4
Graffiti
5
0
1
1
0
1
Defect straatmeubilair
3
1
0
11
1
3
Geweld in en om de woning (aangiften)
0
0
4
5
5
7
Kindermishandeling
0
0
1
1
0
0
Man/vrouwmishandeling
0
0
1
4
5
2
Stalking
0
0
2
0
0
0
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
5
(Dreiging met) geweld (aangiften)
38
38
36
44
50
38
Bedreiging
4
6
11
9
10
4
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
7
9
3
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
5
2
7
5
5
11
Geweld zonder letsel met wapen
1
1
0
0
4
1
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
21
20
14
12
12
13
Geweld met letsel met wapen
3
5
1
2
4
1
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
1
1
0
3
4
2
(Gewapende) overval
3
1
0
3
0
1
Aanranding
0
1
0
2
0
0
Verkrachting
0
1
1
1
2
2
14
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
438
379
407
379
348
355
Diefstal/inbraak woning
48
45
67
64
52
56
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
15
27
35
32
Diefstal fiets
166
131
109
83
86
124
Diefstal auto
21
25
25
17
19
10
Diefstal af/uit auto
146
112
101
129
113
89
Joyriding
2
0
1
0
0
1
Diefstal brom-/snorfiets
7
1
4
2
4
3
Diefstal motor/scooter
4
1
0
2
1
1
Diefstal ander motorvoertuig
0
0
1
2
1
2
Diefstal vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
5
5
6
1
4
5
Diefstal af/uit overige voertuigen
4
5
2
6
4
6
Diefstal af/uit overige roerende goederen
11
9
3
4
2
3
Diefstal af/uit overig onroerend goed
24
45
73
41
27
23
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
68
73
125
81
84
94
Diefstal af/uit bedrijf
48
59
84
52
54
63
Diefstal af/uit school
0
0
7
4
5
7
Diefstal af/uit sportcomplex
0
7
7
8
12
13
Winkeldiefstal
20
7
27
17
13
11
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
1
2
6
3
1
1
Diefstal af/uit kampeerterrein
1
2
6
3
1
1
(aangiften)
15
District Aa en Dommel
Vught Meldingen en aangiften Vught, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
166
195
214
291
253
292
Dronkenschap
19
35
32
23
30
64
Drugs/medicijnen
5
5
1
7
2
1
Vermoedelijk gestoorde
28
32
9
16
14
10
Jeugd
50
63
114
175
135
140
Burenruzie
0
0
0
0
0
19
Belediging
0
0
0
2
0
1
Discriminatie
0
1
0
0
0
0
Conflict
64
59
58
68
72
57
Leefbaarheid (meldingen)
21
16
28
26
14
29
Graffiti
10
8
4
7
3
5
Defect straatmeubilair
11
8
24
19
11
24
Geweld in en om de woning (aangiften)
0
2
12
9
15
40
Kindermishandeling
0
0
0
0
1
1
Man/vrouwmishandeling
0
2
7
8
8
8
Stalking
0
0
5
1
6
0
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
31
(Dreiging met) geweld (aangiften)
100
100
129
106
125
95
Bedreiging
27
30
46
32
46
25
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
4
8
5
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
14
15
16
17
12
22
Geweld zonder letsel met wapen
2
0
2
2
2
3
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
1
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
36
24
36
28
34
21
Geweld met letsel met wapen
4
15
4
4
8
5
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
1
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
5
6
3
6
5
5
(Gewapende) overval
7
1
2
1
1
0
Aanranding
4
4
7
6
6
4
Verkrachting
1
4
10
6
3
5
16
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
694
732
854
836
985
809
Diefstal/inbraak woning
109
96
166
157
135
143
0
0
25
40
61
57
Diefstal fiets
180
140
186
187
220
253
Diefstal auto
54
37
50
20
30
13
Diefstal af/uit auto
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
243
303
280
296
420
254
Joyriding
0
0
0
1
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
18
15
15
29
14
11
Diefstal motor/scooter
0
2
1
9
4
2
Diefstal ander motorvoertuig
0
1
0
0
3
0
Diefstal vaartuig
0
0
1
3
0
1
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
4
5
7
1
2
7
Diefstal af/uit overige voertuigen
1
7
9
3
2
4
Diefstal af/uit overige roerende goederen
13
17
7
4
2
12
Diefstal af/uit overig onroerend goed
72
109
107
86
92
52
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
141
135
155
183
201
169
Diefstal af/uit bedrijf
84
70
83
101
126
82
Diefstal af/uit school
9
22
18
23
22
25
Diefstal af/uit sportcomplex
15
7
18
19
15
21
Winkeldiefstal
33
36
36
40
38
41
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
4
10
5
0
6
4
Diefstal af/uit kampeerterrein
4
10
5
0
6
4
(aangiften)
17
District Leijgraaf
Boekel Meldingen en aangiften Boekel, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
21
32
25
29
37
38
Dronkenschap
4
6
2
1
3
3
Drugs/medicijnen
0
0
0
0
0
0
Vermoedelijk gestoorde
4
2
0
2
3
8
Jeugd
6
9
11
14
17
12
Burenruzie
0
0
0
0
0
3
Belediging
0
0
0
0
0
0
Discriminatie
0
0
0
0
0
1
Conflict
7
15
12
12
14
11
Leefbaarheid (meldingen)
0
1
3
0
1
2
Graffiti
0
1
1
0
0
2
Defect straatmeubilair
0
0
2
0
1
0
Geweld in en om de woning (aangiften)
0
0
2
4
4
8
Kindermishandeling
0
0
1
0
1
0
Man/vrouwmishandeling
0
0
0
3
1
2
Stalking
0
0
1
1
2
1
Huiselijk geweld
5
(Dreiging met) geweld (aangiften)
17
21
19
21
20
16
Bedreiging
5
3
4
5
6
5
Openlijk geweld tegen personen
0
0
0
1
3
3
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
1
6
3
2
7
2
Geweld zonder letsel met wapen
0
1
1
0
0
0
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
5
6
4
8
2
5
Geweld met letsel met wapen
0
2
3
2
0
0
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
0
1
0
0
0
0
(Gewapende) overval
2
0
3
0
0
0
Aanranding
4
2
1
2
2
0
Verkrachting
0
0
0
1
0
1
18
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
93
83
85
123
146
119
Diefstal/inbraak woning
16
17
5
16
18
4
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
3
11
5
10
Diefstal fiets
24
22
26
38
41
37
Diefstal auto
5
3
4
5
4
1
Diefstal af/uit auto
21
19
26
31
56
50
Joyriding
0
0
0
0
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
2
1
2
3
5
0
Diefstal motor/scooter
2
1
0
0
0
0
Diefstal ander motorvoertuig
0
0
1
2
1
1
Diefstal vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
0
2
0
1
2
1
Diefstal af/uit overige voertuigen
1
1
0
1
3
2
Diefstal af/uit overige roerende goederen
5
2
1
4
0
3
Diefstal af/uit overig onroerend goed
17
15
17
11
11
10
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
27
29
25
32
36
29
Diefstal af/uit bedrijf
20
22
16
22
19
18
Diefstal af/uit school
0
1
3
1
9
2
Diefstal af/uit sportcomplex
1
0
1
1
2
2
Winkeldiefstal
6
6
5
8
6
7
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
3
0
1
0
3
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
3
0
1
0
3
0
(aangiften)
19
District Leijgraaf
Landerd Meldingen en aangiften Landerd, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
50
46
36
47
55
66
Dronkenschap
6
2
4
4
9
2
Drugs/medicijnen
1
1
2
0
1
0
Vermoedelijk gestoorde
1
0
0
1
1
3
Jeugd
8
10
16
20
17
10
Burenruzie
0
0
0
0
0
6
Belediging
2
4
0
0
1
2
Discriminatie
0
1
0
0
0
0
Conflict
32
28
14
22
26
43
Leefbaarheid (meldingen)
3
7
2
7
6
7
Graffiti
2
4
1
3
3
1
Defect straatmeubilair
1
3
1
4
3
6
Geweld in en om de woning (aangiften)
0
0
5
11
9
22
Kindermishandeling
0
0
2
0
1
0
Man/vrouwmishandeling
0
0
3
9
5
6
Stalking
0
0
0
2
3
4
Huiselijk geweld
12
(Dreiging met) geweld (aangiften)
52
47
82
63
68
60
Bedreiging
9
19
20
6
22
10
Openlijk geweld tegen personen
0
0
8
7
8
11
Homogeweld
1
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
5
8
17
15
14
11
Geweld zonder letsel met wapen
1
0
4
2
1
0
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
1
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
27
13
22
20
16
17
Geweld met letsel met wapen
3
1
5
3
5
1
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
2
1
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
1
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
1
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
1
1
0
3
1
3
(Gewapende) overval
1
3
0
2
0
3
Aanranding
1
1
4
2
1
1
Verkrachting
2
0
0
1
0
3
20
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
258
254
383
271
333
382
Diefstal/inbraak woning
57
47
57
38
57
55
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
18
13
31
45
Diefstal fiets
52
78
68
64
67
64
Diefstal auto
20
17
19
13
12
14
Diefstal af/uit auto
62
63
151
111
128
164
Joyriding
0
0
0
0
0
3
Diefstal brom-/snorfiets
3
5
4
2
2
2
Diefstal motor/scooter
0
1
0
0
2
1
Diefstal ander motorvoertuig
1
2
0
2
1
3
Diefstal vaartuig
0
0
1
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
1
2
5
1
1
7
Diefstal af/uit overige voertuigen
3
7
8
3
5
4
Diefstal af/uit overige roerende goederen
11
7
10
2
7
8
Diefstal af/uit overig onroerend goed
48
25
42
22
20
12
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
71
50
65
66
64
49
Diefstal af/uit bedrijf
54
43
50
48
56
36
Diefstal af/uit school
0
1
3
6
1
2
Diefstal af/uit sportcomplex
2
1
3
5
3
3
Winkeldiefstal
15
5
9
7
4
8
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
17
25
23
7
16
12
Diefstal af/uit kampeerterrein
17
25
23
7
16
12
(aangiften)
21
District Leijgraaf
Uden Meldingen en aangiften Uden, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
242
344
347
372
376
363
Dronkenschap
43
42
23
40
45
48
Drugs/medicijnen
13
5
14
16
10
12
Vermoedelijk gestoorde
10
8
3
11
11
30
Jeugd
67
154
183
168
165
86
Burenruzie
0
0
0
0
0
38
Belediging
5
8
5
4
6
5
Discriminatie
0
2
0
1
2
3
104
125
119
132
137
141
Leefbaarheid (meldingen)
7
8
14
32
23
30
Graffiti
5
5
10
21
16
16
Defect straatmeubilair
2
3
4
11
7
14
Geweld in en om de woning (aangiften)
3
8
31
29
32
103
Kindermishandeling
1
1
7
0
0
1
Man/vrouwmishandeling
2
7
17
24
26
16
Stalking
0
0
7
5
6
8
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
78
(Dreiging met) geweld (aangiften)
173
266
224
216
191
201
Bedreiging
48
93
74
92
71
78
Openlijk geweld tegen personen
0
0
17
13
10
9
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
26
45
39
33
19
40
Geweld zonder letsel met wapen
4
7
7
5
6
7
Conflict
Geweld zonder letsel met vuurwapen
1
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
63
73
54
43
53
49
Geweld met letsel met wapen
11
17
8
13
13
6
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
1
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
4
11
13
7
7
2
(Gewapende) overval
5
10
5
7
4
6
Aanranding
7
9
7
2
3
0
Verkrachting
4
1
0
1
4
4
22
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
1868
1555
1619
1342
1332
1233
Diefstal/inbraak woning
207
158
153
132
122
151
0
0
183
88
90
107
Diefstal fiets
641
655
539
543
485
421
Diefstal auto
124
134
162
100
69
68
Diefstal af/uit auto
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
597
420
327
266
410
367
Joyriding
0
3
2
0
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
72
38
14
64
33
41
Diefstal motor/scooter
3
5
8
15
8
5
Diefstal ander motorvoertuig
3
3
2
2
1
9
Diefstal vaartuig
0
0
1
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
1
0
1
0
Diefstal overige voertuigen
2
12
12
2
10
9
Diefstal af/uit overige voertuigen
2
7
10
10
12
11
Diefstal af/uit overige roerende goederen
32
27
46
23
17
17
Diefstal af/uit overig onroerend goed
185
93
159
97
74
27
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
337
426
298
311
373
286
Diefstal af/uit bedrijf
133
192
140
158
222
151
Diefstal af/uit school
22
26
25
29
19
13
(aangiften)
Diefstal af/uit sportcomplex
17
19
18
16
17
16
Winkeldiefstal
165
189
115
108
115
106
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
2
3
4
5
1
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
2
3
4
5
1
0
23
District Leijgraaf
Veghel Meldingen en aangiften Veghel, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
189
211
185
213
211
222
Dronkenschap
14
29
25
33
30
22
Drugs/medicijnen
8
7
3
3
3
2
Vermoedelijk gestoorde
3
4
4
5
3
8
105
81
57
76
82
56
Burenruzie
0
0
0
0
0
29
Belediging
1
1
2
2
2
2
Discriminatie
1
1
0
0
1
0
Conflict
57
88
94
94
90
103
Leefbaarheid (meldingen)
52
10
16
20
18
15
Graffiti
41
6
4
6
3
5
Defect straatmeubilair
11
4
12
14
15
10
Geweld in en om de woning (aangiften)
1
2
17
28
15
63
Kindermishandeling
0
1
2
5
1
2
Man/vrouwmishandeling
1
1
6
16
10
13
Stalking
0
0
9
7
4
3
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
45
(Dreiging met) geweld (aangiften)
98
158
126
128
131
131
Bedreiging
24
45
46
43
42
49
Openlijk geweld tegen personen
0
0
0
4
8
11
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
15
30
26
24
28
21
Geweld zonder letsel met wapen
4
3
3
4
3
4
Jeugd
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
38
50
40
37
30
30
Geweld met letsel met wapen
3
14
5
4
11
5
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
2
1
1
5
3
1
(Gewapende) overval
2
0
0
1
0
2
Aanranding
8
9
5
6
6
4
Verkrachting
2
6
0
0
0
4
24
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
793
863
852
996
769
808
Diefstal/inbraak woning
123
109
122
149
118
90
0
0
35
51
55
70
Diefstal fiets
231
216
237
224
215
270
Diefstal auto
37
36
37
42
25
22
Diefstal af/uit auto
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
253
400
297
425
272
238
Joyriding
1
0
2
0
1
2
Diefstal brom-/snorfiets
19
18
9
19
14
19
Diefstal motor/scooter
1
4
3
2
5
5
Diefstal ander motorvoertuig
1
4
7
6
7
4
Diefstal vaartuig
0
0
0
0
0
1
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
1
Diefstal overige voertuigen
7
7
10
7
8
1
Diefstal af/uit overige voertuigen
4
7
8
2
13
12
Diefstal af/uit overige roerende goederen
17
11
27
20
2
11
Diefstal af/uit overig onroerend goed
99
51
58
49
34
62
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
258
296
336
311
258
231
Diefstal af/uit bedrijf
180
179
203
210
168
155
Diefstal af/uit school
9
26
27
22
22
35
Diefstal af/uit sportcomplex
15
21
12
17
21
13
Winkeldiefstal
54
70
94
62
47
48
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
0
0
0
0
0
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
0
0
0
0
0
0
(aangiften)
25
District Maasland
Bernheze Meldingen en aangiften Bernheze, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
140
123
164
117
143
186
Dronkenschap
17
18
21
9
12
16
Drugs/medicijnen
3
1
1
0
0
1
Vermoedelijk gestoorde
6
5
5
2
10
8
Jeugd
76
58
91
53
72
67
Burenruzie
-
-
-
-
-
20
Belediging
1
0
2
0
2
0
Discriminatie
0
0
0
0
2
2
Conflict
37
41
44
53
45
72
Leefbaarheid (meldingen)
20
16
17
13
15
17
Graffiti
16
10
14
13
8
15
Defect straatmeubilair
4
6
3
0
7
2
Geweld in en om de woning (aangiften)
3
2
9
11
17
40
Kindermishandeling
0
1
0
0
0
0
Man/vrouwmishandeling
3
1
6
9
10
3
Stalking
0
0
3
2
7
8
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
29
(Dreiging met) geweld (aangiften)
46
55
53
77
85
78
Bedreiging
11
13
14
17
27
29
Openlijk geweld tegen personen
0
0
6
9
11
7
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
7
6
9
9
13
11
Geweld zonder letsel met wapen
1
4
2
4
3
1
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
19
30
13
25
22
22
Geweld met letsel met wapen
4
4
4
7
4
3
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
0
1
2
1
2
1
(Gewapende) overval
2
7
1
3
0
1
Aanranding
2
0
2
2
0
1
Verkrachting
0
0
0
0
3
2
26
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
588
422
657
691
649
657
Diefstal/inbraak woning
128
94
80
94
84
90
0
0
24
49
48
85
Diefstal fiets
112
82
108
213
181
141
Diefstal auto
39
13
26
35
18
34
Diefstal af/uit auto
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
208
117
231
163
236
241
Joyriding
0
2
0
1
1
0
Diefstal brom-/snorfiets
18
14
9
13
8
10
Diefstal motor/scooter
2
1
1
2
2
2
Diefstal ander motorvoertuig
1
3
2
3
5
3
Diefstal vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
7
2
1
4
3
12
Diefstal af/uit overige voertuigen
8
3
8
7
4
8
Diefstal af/uit overige roerende goederen
8
8
7
3
7
4
Diefstal af/uit overig onroerend goed
47
83
160
104
52
27
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
121
107
147
153
137
138
Diefstal af/uit bedrijf
91
60
101
110
103
110
Diefstal af/uit school
6
9
15
11
7
7
Diefstal af/uit sportcomplex
7
12
8
18
7
12
Winkeldiefstal
17
26
23
14
20
9
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
16
10
27
20
7
6
Diefstal af/uit kampeerterrein
16
10
27
20
7
6
(aangiften)
27
District Maasland
Lith Meldingen en aangiften Lith, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
13
24
26
18
18
36
Dronkenschap
0
0
1
1
1
0
Drugs/medicijnen
1
0
0
0
0
0
Vermoedelijk gestoorde
6
3
1
0
0
0
Jeugd
0
11
15
7
11
13
Burenruzie
0
0
0
0
0
6
Belediging
0
2
0
0
0
0
Discriminatie
4
0
0
0
0
0
Conflict
-
8
9
10
6
17
Leefbaarheid (meldingen)
3
1
0
5
3
1
Graffiti
0
1
0
2
1
0
Defect straatmeubilair
3
0
0
3
2
1
Geweld in en om de woning (aangiften)
0
0
0
1
4
8
Kindermishandeling
0
0
0
0
0
0
Man/vrouwmishandeling
0
0
0
1
3
1
Stalking
0
0
0
0
1
0
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
7
(Dreiging met) geweld (aangiften)
6
16
21
20
10
18
Bedreiging
1
5
5
6
2
8
Openlijk geweld tegen personen
0
1
2
4
1
0
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
2
4
4
4
2
1
Geweld zonder letsel met wapen
1
2
1
1
1
3
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
2
4
5
4
2
3
Geweld met letsel met wapen
0
0
2
0
1
2
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
1
0
1
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
0
0
0
0
1
0
(Gewapende) overval
0
0
2
0
0
0
Aanranding
0
0
0
0
0
0
Verkrachting
0
0
0
0
0
0
28
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
75
53
72
101
90
71
Diefstal/inbraak woning
17
11
17
11
17
15
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
4
10
10
6
Diefstal fiets
12
5
6
10
13
9
Diefstal auto
5
3
2
1
5
3
Diefstal af/uit auto
16
17
12
35
21
23
Joyriding
0
0
0
0
1
0
Diefstal brom-/snorfiets
1
1
0
2
3
0
Diefstal motor/scooter
0
0
0
1
1
0
Diefstal ander motorvoertuig
0
0
0
0
0
1
Diefstal vaartuig
5
1
1
7
3
1
Diefstal af/uit vaartuig
5
3
7
2
4
1
Diefstal overige voertuigen
1
2
2
1
0
3
Diefstal af/uit overige voertuigen
1
1
0
2
0
1
Diefstal af/uit overige roerende goederen
5
1
0
0
2
2
Diefstal af/uit overig onroerend goed
7
8
21
19
10
6
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
17
16
22
15
17
12
Diefstal af/uit bedrijf
12
7
15
12
11
10
Diefstal af/uit school
0
0
1
1
0
1
Diefstal af/uit sportcomplex
1
6
0
0
4
1
Winkeldiefstal
4
3
6
2
2
0
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
4
1
6
6
1
1
Diefstal af/uit kampeerterrein
4
1
6
6
1
1
(aangiften)
29
District Maasland
Maasdonk Meldingen en aangiften Maasdonk, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
37
59
63
54
48
62
Dronkenschap
4
5
8
9
4
9
Drugs/medicijnen
0
1
0
1
0
0
Vermoedelijk gestoorde
1
2
7
1
3
0
Jeugd
21
31
22
18
25
23
Burenruzie
0
0
0
0
0
5
Belediging
0
0
0
0
0
0
Discriminatie
0
0
0
0
0
0
Conflict
11
20
26
25
16
25
Leefbaarheid (meldingen)
5
3
11
5
8
6
Graffiti
2
2
8
3
2
6
Defect straatmeubilair
3
1
3
2
6
0
Geweld in en om de woning (aangiften)
3
0
6
1
6
17
Kindermishandeling
1
0
0
0
0
0
Man/vrouwmishandeling
2
0
5
0
4
2
Stalking
0
0
1
1
2
1
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
14
(Dreiging met) geweld (aangiften)
26
28
30
38
30
38
Bedreiging
5
11
14
11
10
9
Openlijk geweld tegen personen
0
0
0
5
2
6
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
5
4
6
3
7
3
Geweld zonder letsel met wapen
0
0
0
1
0
2
Geweld zonder letsel met vuurwapen
1
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
10
6
4
11
5
11
Geweld met letsel met wapen
4
1
2
3
3
3
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
1
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
0
0
1
2
0
1
(Gewapende) overval
0
3
1
1
0
0
Aanranding
1
3
2
1
2
0
Verkrachting
0
0
0
0
0
3
30
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
257
183
272
242
251
302
Diefstal/inbraak woning
30
32
66
28
26
32
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
5
12
10
22
Diefstal fiets
45
34
35
52
46
59
Diefstal auto
32
11
19
16
10
11
Diefstal af/uit auto
111
65
61
85
117
149
Joyriding
0
0
0
0
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
2
6
5
13
3
7
Diefstal motor/scooter
1
0
3
0
2
1
Diefstal ander motorvoertuig
0
0
0
0
0
2
Diefstal vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
6
3
7
1
0
3
Diefstal af/uit overige voertuigen
6
1
4
2
9
2
Diefstal af/uit overige roerende goederen
6
0
2
2
4
6
Diefstal af/uit overig onroerend goed
18
31
65
31
24
8
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
61
46
57
48
46
48
Diefstal af/uit bedrijf
50
36
49
38
40
39
Diefstal af/uit school
0
3
3
4
1
3
Diefstal af/uit sportcomplex
3
2
1
2
2
3
Winkeldiefstal
8
5
4
4
3
3
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
27
46
102
44
26
13
Diefstal af/uit kampeerterrein
27
46
102
44
26
13
(aangiften)
31
District Maasland
Oss Meldingen en aangiften Oss, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
687
703
772
974
913
1245
Dronkenschap
82
77
55
57
65
96
Drugs/medicijnen
12
7
12
16
17
17
Vermoedelijk gestoorde
15
28
28
24
27
31
Jeugd
320
373
429
576
474
602
Burenruzie
0
0
0
0
1
77
Belediging
3
5
6
4
7
12
Discriminatie
2
1
0
0
7
4
Conflict
253
212
242
297
315
406
Leefbaarheid (meldingen)
68
45
75
94
104
68
Graffiti
36
26
56
64
77
51
Defect straatmeubilair
32
19
19
30
27
17
Geweld in en om de woning (aangiften)
27
29
45
56
64
191
Kindermishandeling
1
1
3
1
1
6
Man/vrouwmishandeling
25
27
34
43
47
36
Stalking
1
1
8
12
16
17
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
132
(Dreiging met) geweld (aangiften)
256
313
396
409
395
400
Bedreiging
79
92
123
122
126
148
Openlijk geweld tegen personen
0
0
44
41
57
33
Homogeweld
0
0
0
0
1
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
38
58
52
67
65
63
Geweld zonder letsel met wapen
7
13
7
13
7
13
Geweld zonder letsel met vuurwapen
1
0
1
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
78
99
96
100
82
78
Geweld met letsel met wapen
18
24
16
23
13
21
Geweld met letsel met vuurwapen
1
0
0
0
0
1
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
18
11
40
24
24
24
(Gewapende) overval
1
9
4
10
10
3
Aanranding
9
6
7
7
8
9
Verkrachting
6
1
6
2
2
7
32
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
3243
2581
3192
3167
3141
2913
Diefstal/inbraak woning
379
267
308
314
304
343
0
0
67
104
156
117
Diefstal fiets
1365
916
1099
1228
1152
992
Diefstal auto
256
151
238
190
163
141
Diefstal af/uit auto
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
840
870
954
953
1051
1086
Joyriding
3
0
2
0
3
0
Diefstal brom-/snorfiets
50
33
77
87
71
90
Diefstal motor/scooter
6
4
4
10
7
15
Diefstal ander motorvoertuig
10
3
7
11
5
10
Diefstal vaartuig
3
3
1
3
2
3
Diefstal af/uit vaartuig
12
6
1
4
8
2
Diefstal overige voertuigen
18
6
10
13
13
11
Diefstal af/uit overige voertuigen
16
13
12
19
20
13
Diefstal af/uit overige roerende goederen
54
11
27
24
20
19
Diefstal af/uit overig onroerend goed
231
298
385
207
166
71
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
414
555
726
612
547
502
Diefstal af/uit bedrijf
241
274
396
302
322
279
Diefstal af/uit school
38
72
76
92
91
60
(aangiften)
Diefstal af/uit sportcomplex
27
34
60
61
38
43
Winkeldiefstal
108
175
194
157
96
120
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
7
8
3
11
8
4
Diefstal af/uit kampeerterrein
7
8
3
11
8
4
33
District Land van Cuijk
Boxmeer Meldingen en aangiften Boxmeer, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
115
130
150
209
231
226
Dronkenschap
18
23
26
35
47
19
Drugs/medicijnen
1
1
6
5
4
2
Vermoedelijk gestoorde
7
10
13
38
23
30
Jeugd
56
67
60
103
104
89
Burenruzie
0
0
0
0
0
40
Belediging
0
0
0
4
2
1
Discriminatie
0
0
2
0
2
0
Conflict
33
29
43
24
49
45
Leefbaarheid (meldingen)
8
6
10
11
11
10
Graffiti
4
2
3
3
1
2
Defect straatmeubilair
4
4
7
8
10
8
Geweld in en om de woning (aangiften)
9
4
20
22
23
65
Kindermishandeling
0
0
0
2
1
1
Man/vrouwmishandeling
9
3
16
9
9
15
Stalking
0
1
4
11
13
5
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
44
(Dreiging met) geweld (aangiften)
79
83
98
124
115
104
Bedreiging
16
22
49
56
56
53
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
4
2
5
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
9
18
9
16
19
14
Geweld zonder letsel met wapen
4
3
3
1
4
0
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
1
0
Geweld met letsel zonder wapen
29
29
22
31
21
19
Geweld met letsel met wapen
7
7
4
7
5
9
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
3
1
0
2
3
1
(Gewapende) overval
7
0
4
4
1
0
Aanranding
1
3
5
3
2
1
Verkrachting
3
0
0
0
1
2
34
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
626
557
608
619
683
746
Diefstal/inbraak woning
83
64
75
102
66
159
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
8
15
30
33
Diefstal fiets
228
174
220
177
213
212
Diefstal auto
59
55
75
45
40
46
Diefstal af/uit auto
173
159
108
211
251
221
Joyriding
0
0
0
0
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
4
8
13
9
9
8
Diefstal motor/scooter
0
2
2
2
2
0
Diefstal ander motorvoertuig
1
0
0
1
1
2
Diefstal vaartuig
0
0
1
1
0
1
Diefstal af/uit vaartuig
0
1
0
0
1
1
Diefstal overige voertuigen
3
3
4
3
5
4
Diefstal af/uit overige voertuigen
3
3
4
1
2
4
Diefstal af/uit overige roerende goederen
9
8
11
8
5
7
Diefstal af/uit overig onroerend goed
63
80
87
44
58
48
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
161
171
184
152
164
195
Diefstal af/uit bedrijf
83
61
91
78
89
88
Diefstal af/uit school
10
17
10
13
23
66
Diefstal af/uit sportcomplex
10
4
11
15
13
18
Winkeldiefstal
58
79
72
46
39
23
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
8
1
1
4
3
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
8
1
1
4
3
0
(aangiften)
35
District Land van Cuijk
Cuijk Meldingen en aangiften Cuijk, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
203
230
247
237
258
313
Dronkenschap
22
19
23
14
17
23
Drugs/medicijnen
4
8
10
6
4
2
Vermoedelijk gestoorde
22
21
24
10
23
21
Jeugd
76
116
119
135
153
180
Burenruzie
0
0
0
0
1
18
Belediging
2
1
2
2
3
1
Discriminatie
1
1
0
0
1
1
Conflict
76
64
69
70
56
67
Leefbaarheid (meldingen)
9
7
7
6
5
6
Graffiti
2
3
3
2
1
0
Defect straatmeubilair
7
4
4
4
4
6
Geweld in en om de woning (aangiften)
2
7
20
19
16
52
Kindermishandeling
0
1
3
0
2
0
Man/vrouwmishandeling
2
5
12
16
10
15
Stalking
0
1
5
3
4
2
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
35
(Dreiging met) geweld (aangiften)
104
102
120
115
134
89
Bedreiging
35
32
39
40
54
33
Openlijk geweld tegen personen
0
0
8
10
12
6
Homogeweld
0
0
0
1
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
24
17
21
14
17
11
Geweld zonder letsel met wapen
5
7
5
2
1
1
Geweld zonder letsel met vuurwapen
1
1
2
1
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
21
30
32
28
30
24
Geweld met letsel met wapen
2
3
4
9
9
1
Geweld met letsel met vuurwapen
1
0
0
1
0
1
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
1
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
6
9
2
5
3
3
(Gewapende) overval
2
1
3
2
4
6
Aanranding
7
1
3
1
3
2
Verkrachting
0
1
1
1
0
1
36
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
871
828
903
770
590
759
Diefstal/inbraak woning
136
79
103
87
54
89
0
0
9
10
19
22
Diefstal fiets
246
207
175
185
171
261
Diefstal auto
103
80
100
55
43
42
Diefstal af/uit auto
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
213
317
359
349
235
269
Joyriding
1
1
0
0
0
2
Diefstal brom-/snorfiets
27
16
13
5
3
12
Diefstal motor/scooter
1
3
1
3
2
7
Diefstal ander motorvoertuig
1
1
4
3
5
1
Diefstal vaartuig
1
0
1
1
1
0
Diefstal af/uit vaartuig
3
1
1
7
4
0
Diefstal overige voertuigen
4
3
5
4
3
3
Diefstal af/uit overige voertuigen
11
12
14
9
17
12
Diefstal af/uit overige roerende goederen
13
15
19
13
6
8
Diefstal af/uit overig onroerend goed
111
93
99
39
37
31
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
134
135
162
153
110
132
Diefstal af/uit bedrijf
85
68
99
82
63
80
Diefstal af/uit school
5
17
8
12
11
15
Diefstal af/uit sportcomplex
11
14
11
13
14
8
Winkeldiefstal
33
36
44
46
22
29
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
7
0
7
2
20
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
7
0
7
2
20
0
(aangiften)
37
District Land van Cuijk
Grave Meldingen en aangiften Grave, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
111
106
149
150
92
157
Dronkenschap
7
12
14
4
4
7
Drugs/medicijnen
2
0
4
3
4
5
Vermoedelijk gestoorde
9
9
3
3
3
7
Jeugd
71
63
93
102
65
93
Burenruzie
0
0
0
0
0
15
Belediging
0
0
0
0
1
1
Discriminatie
0
0
0
0
1
0
Conflict
22
22
35
38
14
29
Leefbaarheid (meldingen)
7
5
4
5
6
2
Graffiti
3
4
2
2
2
0
Defect straatmeubilair
4
1
2
3
4
2
Geweld in en om de woning (aangiften)
1
0
4
8
12
23
Kindermishandeling
0
0
0
0
1
2
Man/vrouwmishandeling
1
0
4
7
10
6
Stalking
0
0
0
1
1
0
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
15
(Dreiging met) geweld (aangiften)
29
44
52
61
52
44
Bedreiging
8
10
19
24
19
16
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
7
3
5
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
4
10
10
9
8
4
Geweld zonder letsel met wapen
0
3
2
1
0
2
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
13
19
11
9
15
8
Geweld met letsel met wapen
3
2
5
9
3
1
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
0
0
1
0
0
1
(Gewapende) overval
1
0
0
1
3
2
Aanranding
0
0
2
0
1
3
Verkrachting
0
0
0
1
0
2
38
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
236
249
244
212
229
239
Diefstal/inbraak woning
29
30
33
35
33
28
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
2
10
8
5
Diefstal fiets
56
73
64
44
58
39
Diefstal auto
22
20
19
6
15
15
Diefstal af/uit auto
88
81
64
72
91
119
Joyriding
0
0
1
1
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
5
5
7
3
4
2
Diefstal motor/scooter
2
1
0
4
0
0
Diefstal ander motorvoertuig
1
0
1
1
1
2
Diefstal vaartuig
0
0
1
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
1
1
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
4
0
3
1
2
2
Diefstal af/uit overige voertuigen
0
7
2
6
1
3
Diefstal af/uit overige roerende goederen
7
2
5
1
0
5
Diefstal af/uit overig onroerend goed
22
29
41
28
16
19
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
58
74
87
69
39
72
Diefstal af/uit bedrijf
27
36
37
38
24
41
Diefstal af/uit school
4
17
11
16
3
6
(aangiften)
Diefstal af/uit sportcomplex
4
9
10
3
1
14
Winkeldiefstal
23
12
29
12
11
11
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
0
0
1
0
0
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
0
0
1
0
0
0
39
District Land van Cuijk
Mill en Sint Hubert Meldingen en aangiften Mill en Sint Hubert, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
64
57
38
42
59
110
Dronkenschap
1
3
2
2
4
3
Drugs/medicijnen
0
1
0
0
0
0
Vermoedelijk gestoorde
3
6
1
0
2
2
Jeugd
37
31
27
26
42
88
Burenruzie
0
0
0
0
0
4
Belediging
1
1
0
0
0
1
Discriminatie
0
0
0
0
0
0
Conflict
22
15
8
14
11
12
Leefbaarheid (meldingen)
0
1
0
1
0
1
Graffiti
0
0
0
1
0
0
Defect straatmeubilair
0
1
0
0
0
1
Geweld in en om de woning (aangiften)
1
0
2
2
2
8
Kindermishandeling
0
0
0
0
0
0
Man/vrouwmishandeling
1
0
2
0
2
2
Stalking
0
0
0
2
0
2
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
4
(Dreiging met) geweld (aangiften)
23
20
13
22
23
10
Bedreiging
5
5
7
6
12
1
Openlijk geweld tegen personen
0
0
2
2
0
0
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
4
3
0
4
3
4
Geweld zonder letsel met wapen
1
1
0
0
0
0
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
8
7
2
7
5
4
Geweld met letsel met wapen
2
0
2
0
1
0
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
1
0
0
1
0
0
(Gewapende) overval
0
1
0
0
1
1
Aanranding
2
3
0
2
1
0
Verkrachting
0
0
0
0
0
0
40
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
157
138
119
95
214
206
Diefstal/inbraak woning
32
16
17
9
29
21
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
5
18
6
24
Diefstal fiets
39
35
32
23
57
59
Diefstal auto
20
4
9
8
8
8
Diefstal af/uit auto
50
57
31
22
94
74
Joyriding
0
0
0
0
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
1
0
1
0
1
1
Diefstal motor/scooter
0
0
0
0
0
0
Diefstal ander motorvoertuig
1
0
0
1
1
2
Diefstal vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
1
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
3
1
2
1
1
4
Diefstal af/uit overige voertuigen
1
4
1
1
1
1
Diefstal af/uit overige roerende goederen
2
0
3
2
4
1
Diefstal af/uit overig onroerend goed
8
21
17
10
12
11
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
29
46
25
34
30
34
Diefstal af/uit bedrijf
11
16
17
14
20
12
Diefstal af/uit school
0
4
2
4
5
4
(aangiften)
Diefstal af/uit sportcomplex
0
7
3
7
1
9
Winkeldiefstal
18
19
3
9
4
9
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
0
0
12
0
0
0
Diefstal af/uit kampeerterrein
0
0
12
0
0
0
41
District Land van Cuijk
Sint Anthonis Meldingen en aangiften Sint Anthonis, 2000-2005 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Overlast en sociale spanningen (meldingen)
36
42
45
48
44
42
Dronkenschap
3
5
4
6
14
4
Drugs/medicijnen
0
0
0
0
1
0
Vermoedelijk gestoorde
2
7
7
1
1
3
Jeugd
15
12
21
24
19
12
Burenruzie
0
0
0
0
0
6
Belediging
0
1
0
1
0
0
Discriminatie
0
0
0
0
0
0
Conflict
16
17
13
16
9
17
Leefbaarheid (meldingen)
1
1
1
0
1
1
Graffiti
0
0
0
0
0
0
Defect straatmeubilair
1
1
1
0
1
1
Geweld in en om de woning (aangiften)
0
2
4
2
1
11
Kindermishandeling
0
0
1
0
0
2
Man/vrouwmishandeling
0
1
3
1
1
2
Stalking
0
1
0
1
0
1
Huiselijk geweld
-
-
-
-
-
6
(Dreiging met) geweld (aangiften)
30
32
36
30
42
39
Bedreiging
3
15
8
3
9
15
Openlijk geweld tegen personen
0
0
1
7
4
1
Homogeweld
0
0
0
0
0
0
Geweld zonder letsel zonder wapen
8
6
9
5
13
8
Geweld zonder letsel met wapen
1
0
1
0
0
1
Geweld zonder letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld met letsel zonder wapen
13
8
11
9
14
11
Geweld met letsel met wapen
3
3
2
3
0
0
Geweld met letsel met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk zonder wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met wapen
0
0
0
0
0
0
Geweld dodelijk met vuurwapen
0
0
0
0
0
0
Beroving (w.o. tasjesroof)
0
0
0
1
0
1
(Gewapende) overval
0
0
1
1
1
2
Aanranding
0
0
1
1
1
0
Verkrachting
2
0
2
0
0
0
42
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Inbraken en voertuigcriminaliteit (aangiften)
166
149
213
198
160
262
Diefstal/inbraak woning
51
22
36
42
37
26
Inbraak box/garage/schuur/tuinhuis
0
0
2
10
9
9
Diefstal fiets
21
40
53
50
30
59
Diefstal auto
22
8
10
13
7
10
Diefstal af/uit auto
36
51
41
53
62
130
Joyriding
0
1
1
0
0
0
Diefstal brom-/snorfiets
1
1
4
3
4
0
Diefstal motor/scooter
0
0
0
3
0
0
Diefstal ander motorvoertuig
0
0
3
1
0
0
Diefstal vaartuig
0
1
0
0
0
0
Diefstal af/uit vaartuig
0
0
0
0
0
0
Diefstal overige voertuigen
0
1
4
3
1
2
Diefstal af/uit overige voertuigen
2
0
0
3
0
3
Diefstal af/uit overige roerende goederen
8
4
12
1
1
2
Diefstal af/uit overig onroerend goed
25
20
47
16
9
21
Veiligheid bedrijven en winkelcentra
26
36
25
49
53
48
Diefstal af/uit bedrijf
17
18
13
22
25
19
Diefstal af/uit school
2
8
9
19
23
23
Diefstal af/uit sportcomplex
1
3
1
3
4
4
Winkeldiefstal
6
7
2
5
1
2
Toerisme en onveiligheid (aangiften)
26
15
23
6
4
4
Diefstal af/uit kampeerterrein
26
15
23
6
4
4
(aangiften)
43