Concept vaststellingsovereenkomst (vso) Hieronder het concept voor de vaststellingsovereenkomst (vso), waar ik uiteindelijk niet voor getekend heb. De in kleur gearceerde gedeelten betrof gewenste wijzigingen door mij of door de tegenpartij.
VASTSTELLINGSOVEREENKOMST De ondergetekenden:
1. De heer A.J. Horstink, wonende aan de Jacob Catsstraat 181, 8265 XP te Kampen, hierna te noemen: ‘partij A’; en Gemeente Kampen, statutair gevestigd en kantoorhoudende aan de Burgemeester Berghuisplein 1, 8261 DD te Kampen, in deze vertegenwoordigd door de heer mr. J. Pekaar, Eenheidsmanager , Eenheidsmanager Interne Dienstverlening en Publieksdiensdienstverlening, hierna ten noemen: ‘partij B’. Nemen het volgende in aanmerking[1]:
1. Vanaf januari 2013 hebben er op de werkvloer van het KCC verschillende incidenten plaatsgevonden tussen partij A en enkele van zijn collega’s waarbij laatstgenoemden onder meer kritiek hebben geuit op het functioneren van partij A ook buiten hem om. Daarover zijn verschillende gesprekken gevoerd met de leidinggevende van het KCC. Op 12 augustus 2013 is dat tot een climax gekomen waarbij de leidinggevende aan partij A heeft laten weten dat partij A niet goed functioneerde en dat hij verder vrijgesteld was van het verrichten van tot het einde van zijn aanstelling op 8 oktober 2013. 1. Partij A heeft bezwaar aangetekend tegen het (impliciete) besluit van partij B om zijn ‘tijdelijke aanstelling bij wijze van proef’ niet te verlengen of om te zetten naar een vaste aanstelling. Daarbij heeft partij A zich op het standpunt gesteld dat hij wel degelijk goed functioneerde. Dit bezwaar is ongegrond verklaard. Partij A heeft daarna tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank, sector bestuursrecht. Partij B heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat partij A niet aan de functie-eisen voldeed en zij een goede grond had om zijn tijdelijke aanstelling niet om te zetten naar een vaste aanstelling. In het kader van de mediation is de behandeling van het beroep tijdelijk aangehouden.
1. Na het gesprek met zijn leidinggevende op 12 augustus 2013 heeft partij A zich tijdens een gesprek met een vertrouwenspersoon binnen de gemeentelijke organisatie gerealiseerd dat hij door zijn collega’s werd gepest en geïntimideerd. Nadat partij A tevergeefs had getracht om hiervoor binnen de gemeente aandacht te krijgen, heeft partij A op 2 november 2013 een klacht ingediend bij de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag (LKOG). De klacht betrof pesten en intimidatie op de werkvloer van het KCC. Partij A stelde daarin dat hij door drie van zijn directe collega’s structureel genegeerd is, dat hij van hen onnodig veel kritiek kreeg en ongelijk behandeld werd, en dat zij zich over hem negatief hebben uitgelaten tegenover anderen. De klacht was tevens gericht tegen de direct leidinggevende van partij A. 1. Op 6 februari 2014 heeft de LKOG partij B geadviseerd om zowel de klacht van partij A tegen zijn directe collega’s aangaande pesten en intimidatie als de klacht tegen zijn leidinggevende aangaande het onvoldoende ingrijpen gegrond te verklaren. LKOG heeft geadviseerd om de klacht ten aanzien van discriminatie ongegrond te verklaren. Partij B heeft partij A op 19 maart 2014 per brief laten weten het oordeel van de LKOG ongewijzigd over te nemen maar het daarbij gegeven advies slechts gedeeltelijk op te zullen volgen 1. Partij A heeft in de loop van de tijd op verschillende wijzen de publiciteit gezocht voor het door hem ervaren en het door het LKOG vastgestelde pest- en intimidatiegedrag en de in zijn ogen inadequate manier waarop partij B zijn (door het LOGK gegrond verklaarde) klacht heeft afgehandeld. De gemeente Kampen en het KCC wordt in veel van bovengenoemde publicaties expliciet genoemd. 1. Partij B heeft partij A meer dan eens verzocht om te stoppen met zijn negatieve uitlatingen over de gemeente Kampen en haar medewerkers en hem eenmaal een financiële genoegdoening aangeboden op voorwaarde dat hij zich voortaan zou onthouden van dergelijke uitlatingen. 1. Op 19 november 2014 is te Zwolle/Kampen door de mediator met zowel partij A als partij B een inventarisatiegesprek gevoerd. Daarbij is in beide gevallen de mogelijkheid van mediation besproken. Beide partijen hebben aangegeven bereid te zijn om een gesprek onder leiding van een mediator aan te gaan om te bekijken of zij samen tot een oplossing kunnen komen. 1. Op 27 januari 2015 heeft te Utrecht onder leiding van de heer mr.dr. L.P.M. Klijn en in aanwezigheid van de heer T. de Jong, in deze fungerend als secretaris, een mediation plaatsgevonden tussen partijen. Daarbij werd partij B vertegenwoordigd door de heer mr. J. Pekaar, Eenheidsmanager Interne Dienstverlening en Publieksdiensdienstverlening. Partij A werd bijgestaan door zijn advocaat mevrouw mr. drs. J. Th. Waterman. Daartoe hebben partijen een mediationovereenkomst gesloten en ondertekend die een onlosmakelijk onderdeel vormt van deze vaststellingsovereenkomst. 1. Bij aanvang van de mediation hebben partijen samen een agenda opgesteld, waarbij zij hebben aangegeven welke onderwerpen voor hen belangrijk waren om te bespreken. Partij A heeft aangegeven de volgende punten belangrijk te vinden:
1. Excuses van partij B voor het wegpesten en intimideren door zijn collega’s en leidinggevende. 2. Het vernietigen van de onvoldoende beoordeling door zijn leidinggevende. 3. Eerherstel: zijn reputatie en goede naam zijn beschadigd door de laster & leugens die over hem zijn verspreid. 4. Vernietiging van het rapport van Intend, dat opnieuw zijn reputatie en goede naam hebben beschadigd. 5. Een getuigschrift waarin wordt vermeld dat hij goed heeft gefunctioneerd. 6. Een financiële schadeloosstelling voor het kapotmaken van zijn carrière, omdat het gezien zijn leeftijd, zijn arbeidshandicap en het functioneren als klokkenluider onwaarschijnlijk is dat hij ooit nog een vaste betaalde baan krijgt. 7. Het pestgedrag door zijn collega’s en de manier waarop partij B zijn klacht heeft afgehandeld hebben ontwrichtend gewerkt en een enorme psychologische schadepost opgeleverd. Partij A wil dan ook alle kosten voor professionele hulp door de GGZ volledig worden vergoed. 8. Partij A wil het recht blijven houden zijn zaak aan te kaarten in Den Haag, zodat er eindelijk een goede anti-pestwetgeving komt, die het mogelijk maakt de daders van dit psychische geweld strafrechtelijk te vervolgen.Partij B heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat de negatieve publiciteit rondom de gemeente Kampen, de medewerkers van het KCC, de burgemeester en andere functionarissen stopt. 9. 1. Partij A heeft met betrekking tot punt 1 aangegeven dat hij na de gegrondverklaring van zijn klacht door het LKOG en de overname van dat oordeel door partij B graag iets persoonlijks had vernomen van partij B. Alle contacten tussen hem en partij B hebben volgens partij A op zijn initiatief plaatsgevonden. Omdat hij zich niet gehoord voelde in het door hem gestelde, heeft hij de publiciteit gezocht. Partij A vraagt zich af waarom er geen excuses zijn gekomen terwijl er toch een duidelijk formeel besluit van partij B ligt waarin het pestgedrag wordt erkend. Partij B heeft aangegeven dat zij ondanks het overnemen van het advies van het LKOG terughoudend is om aan partij A excuses aan te bieden omdat dat geen recht zou doen aan de gevoelens die binnen de gemeente en het KCC zijn gaan spelen. Aan de ene kant is er het door de gemeente formeel overgenomen adviesrapport van het LKOG waaruit blijkt dat er op basis van wettelijke maatstaven sprake was van pesten en intimidatie en aan de andere kant zijn er de verhalen van de aangeklaagde medewerkers die zich niet in het rapport herkennen. Partijen zijn in het gesprek uiteindelijk samen tot een formulering voor excuses gekomen waarin zij zich beiden kunnen vinden. 1. Partij A heeft ten aanzien van punten 2, 3 en 5 aangegeven dat hij van mening is dat hij prima heeft gefunctioneerd bij het KCC. De negatieve beoordeling van partij A door zijn leidinggevende en het besluit om zijn aanstelling niet te verlengen waren in zijn ogen niet gebaseerd op feiten maar vloeiden voort uit een samenspanning tussen de leidinggevende en de pestende collega’s. Partij A heeft tijdens de gebruikelijke evaluatiegesprekken met zijn leidinggevende niets vernomen van disfunctioneren. Pas aan het einde van zijn aanstelling kreeg hij dat plotseling te horen. Verder heeft hij van zijn collega die hem voor de tweede keer heeft ingewerkt te horen gekregen dat hij prima functioneerde. Partij B heeft te dien aanzien aangegeven dat het disfunctioneren van partij A reeds wordt aangetoond door het feit dat partij A een tweede
inwerkperiode en een werkcoach nodig had. Partij A heeft aangegeven dat beide feiten het gevolg waren van het pesten. Partij B heeft aangegeven dat het niet aan hem is om te beoordelen of partij A al dan niet goed functioneerde en hij ook niet in de positie is een getuigschrift toe te zeggen. Nadat aanvankelijk door partijen was geconstateerd dat deze punten inhoudelijk buiten de reikwijdte van de mediation vielen, hebben partijen uiteindelijk in samenhang met en onlosmakelijk verbonden met andere afspraken vastgesteld dat partij A het beroep bij de bestuursrechter tegen het besluit van de gemeente om zijn aanstelling wegens onvoldoende functioneren af te laten lopen, intrekt. 1. Met betrekking tot punt 4 heeft partij A aangegeven dat het rapport van Intend een eenzijdig beeld geeft van de situatie en dat hij nooit door Intend bij het onderzoek is betrokken. Partij B heeft aangegeven dat het rapport slechts voor intern gebruik is bedoeld en dat zij de conclusies en aanbevelingen daaruit niet naar buiten zal brengen. 1. Ten aanzien van punt 8 heeft partij A aangegeven dat hij vanuit de Stichting ‘Pesten op de werkvloer’ pesten op de agenda van de Tweede Kamer wil krijgen teneinde pesten in de meest brede zin in de toekomst te voorkomen en een sanctiestelsel te bewerkstelligen. Hij heeft er geen belang bij om partij B aan de schandpaal te nagelen. Zijn specifieke zaak is echter van belang omdat het aantoont dat het LKOG een tandenloze tijger is, gezien het feit dat een lokale overheid zonder gevolgen van haar advies kan afwijken. Partij B heeft aangegeven dat zij er geen bezwaar tegen heeft als partij A zich inzet voor de lobby omtrent anti-pestwetgeving mits partij B niet bij naam wordt genoemd. Partij A heeft aangegeven dat hij bereid is om zijn verhaal te anonimiseren. 1. Ten aanzien van punt 6 heeft partij A aangegeven dat hij als schadeloosstelling van partij B wachtgeld wenst ontvangen tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd. Partij B heeft aangegeven dat deze eis niet in haar mogelijkheden ligt maar dat zij bereid is om de door partij A zelf stopgezette WW-uitkering te laten herleven. Partij A heeft uitgelegd dat dit permanent ten koste zal gaan van de AOW-partnertoeslag die zijn partner voor hem heeft aangevraagd nadat partij A zijn WW-uitkering had stopgezet. Partijen komen daarom overeen dat partij B aan partij A een lumpsum bedrag zal betalen als een vorm van financiële compensatie welke geen inkomen vormt in de zin van de Wet Inkomstenbelasting 2001, een en ander voor zover binnen de gemeentelijke beleidskaders te realiseren. 1. Ten aanzien van punt 7 heeft partij A aangegeven dat hij zich wellicht wil laten behandelen door een hulpverlener die gespecialiseerd is op het gebied van hulpverlening aan pestslachtoffers en dat de kosten daarvoor waarschijnlijk niet zullen worden vergoed door zijn zorgverzekeraar. Partij B heeft aangegeven dat zij bereid is de facturen voor psychische hulpverlening van partij A tot een maximumbedrag van €5.000 exclusief BTW te betalen. 1. Verder zou partij A graag gebruik maken van de diensten van Challenge Next, het reintegratiebureau waarmee partij B samenwerkt. Partij B heeft aangegeven dat zij bereid is om de facturen van Challenge Next voor re-integratieondersteuning van partij A te betalen tot een maximum bedrag van €2.500 exclusief BTW of minder indien partij A voor het bereiken van dit maximumbedrag een nieuwe aanstelling of dienstbetrekking heeft gevonden.
1. Partijen wensen de gemaakte afspraken vast te leggen in de onderhavige overeenkomst die ingaat op de datum van ondertekening. Hebben vastgesteld respectievelijk zijn met elkaar overeengekomen: 1. Partij B biedt aan partij A haar excuses aan voor het door partij A ervaren pest- en intimidatiegedrag op de werkvloer van het KCC dat door de LKOG in haar adviesrapport aan partij B is vastgesteld en welke vaststelling door partij B in haar besluit van 19 maart 2014 formeel is overgenomen. 1. Partij A zal het aangehouden hoger beroep tegen het (impliciete) besluit van partij B om de tijdelijke aanstelling bij wijze van proef op grond van partij A op grond van onvoldoende functioneren af te laten lopen, intrekken, zodat de aanstelling van partij A definitief geëindigd is op 8 oktober 2013. 1. Partij B zal partij A binnen twee weken na ondertekening van deze overeenkomst een (schade)vergoeding betalen ter hoogte van het totaal aan WW-uitkeringen waarop partij A nog recht had vanaf het moment van stopzetten op 1 oktober 2014 tot het aflopen op 26 juni 2016 indien hij voor het aflopen geen nieuwe aanstelling of dienstbetrekking zou hebben gevonden, wat neerkomt op een totaalbedrag van op van €18.935 bruto. Door betaling door partij B van deze vergoeding komt het recht van partij A op een WW-uitkering te vervallen. Uitbetaling zal plaatsvinden als een financiële compensatie welke geen inkomen vormt in de zin van de Wet Inkomstenbelasting 2001, een en ander voor zover binnen de gemeentelijke beleidskaders te realiseren. De vergoeding zal worden gestort op het bij partij B bekende bankrekeningnummer van partij A. Indien partij A de vergoeding op andere wijze wenst te ontvangen, dient hij dit tijdig aan partij B te laten weten. Partij B zal aan het verzoek van partij A tegemoet komen mits dit fiscaal toelaatbaar is en niet kostenverhogend is voor partij B. 1. Partij B zal de facturen voor psychosociale hulpverlening van een door partij A vrij te kiezen hulpverlener betalen tot een maximum totaalbedrag van €5.000,- exclusief BTW. Partij A zal de facturen met inachtneming van het genoemde maximum rechtstreeks naar partij B laten sturen. 1. Partij A is gerechtigd om gebruik te maken van de diensten van het re-integratiebureau Challenge Next tot een maximumbedrag van €2.500,- exclusief BTW of tot een lager bedrag indien partij A voor het bereiken van voornoemd maximumbedrag een nieuwe aanstelling of dienstbetrekking heeft gevonden. Deze kosten worden rechtstreeks bij de gemeente in rekening gebracht tot het genoemde maximum. 1. Partij B zal het rapport van Intend enkel intern gebruiken voor de in dat rapport omschreven doelstelling en zal zich onthouden van het publiceren of meewerken aan publicatie van het rapport of enige conclusie of aanbeveling daaruit. 1. Partij A zal zich onthouden van het publiceren of het meewerken aan publicaties of het zich anderszins negatief uitlaten over partij B, haar medewerkers, de burgemeester of enige andere functionaris van partij B in het kader van het door hem ervaren pesten en intimideren op de werkvloer van het KCC op welke wijze of via welk medium dan ook. Partij A zal onder meer zijn weblog over dit onderwerp verwijderen en
verwijderd houden en geen nieuwe weblog over dit onderwerp beginnen. Partij A is ondanks het voorgaande gerechtigd om zich in te zetten voor de politieke lobby omtrent de invoering van anti-pestwetgeving mits hij zich daarbij onthoud van het noemen van partij B en/of haar medewerkers of functionarissen. Daarbij zullen de blog www.honkifacts.wordpress.com en huidige blogberichten blijven bestaan in hun huidige vorm met daarin de huidige teksten en zal in nieuwe blogberichten, interviews, radio/ of TV items of publicatievormen (in woord en (digitaal) geschrift) anderszins niet de naam van de gemeente Kampen direct noch indirect worden genoemd. 1. Partijen verbinden zich er beide toe over en weer nu en in de toekomst op generlei wijze tegenover derden zich niet negatief uit te laten over elkaar waar het betreft de totstandkoming van deze vaststellingsovereenkomst en het daaraan ten grondslag liggende. Partijen zullen in onderling overleg bepalen hoe zij de afronding van deze kwestie naar buiten zullen communiceren. 1. Partijen zullen in onderling overleg bepalen of er nog een gesprek zal plaatsvinden tussen de burgemeester van Kampen, de heer Pekaar en partij A. 1. Partijen zullen geheimhouding betrachten omtrent de inhoud van deze overeenkomst, tenzij zij op grond van de wet verplicht zijn dienaangaande inlichtingen of inzage te verstrekken. Partijen doen aan derden geen mededelingen omtrent het verloop van de mediation, de daar door aanwezige personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen en de daarbij mondeling of schriftelijk, direct of indirect, verstrekte informatie. Partij B zal daartoe in geval in het kader van het bestuurlijk proces overleg moeten plegen met de Burgemeester en de gemeentesecretaris waarbij geheimhouding kan worden afgesproken c.q. worden vastgelegd. 1. De kosten voor de mediation, die aan de totstandkoming van deze overeenkomst ten grondslag ligt, komen voor rekening van partij B. 1. De onderhavige overeenkomst strekt bij volledige en correcte uitvoering en nakoming tot finale afdoening tussen partijen ten aanzien van de klacht van partij A over het door hem ervaren pest- en intimidatiegedrag, almede ten aanzien van de (wijze van) beëindiging van de aanstelling van partij A. Partijen erkennen dat er behoudens de afspraken zoals in deze vaststellingsovereenkomst vastgelegd, er geen andere afspraken van welke aard dan ook meer bestaan tussen hen, althans dat deze afspraken teniet worden gedaan door het sluiten van deze vaststellingsovereenkomst. 1. Partijen doen uitdrukkelijk afstand van het recht op (buitengerechtelijke) vernietiging van deze overeenkomst. 1. De hiervoor genoemde mediator en/of zijn secretaris zijn niet aansprakelijk voor de tussen partijen overeengekomen inhoud in deze vaststellingsovereenkomst. 1. Partijen verklaren bevoegd te zijn om deze vaststellingsovereenkomst aan te gaan. Voor ondertekening van deze overeenkomst zijn partijen in de gelegenheid gesteld om deze grondig te lezen.
1. Indien partijen in de toekomst van mening verschillen over de interpretatie of uitvoering van deze overeenkomst, zullen zij trachten door middel van overleg tot een regeling te komen. Wanneer het onmogelijk blijkt in onderling overleg tot een oplossing te komen, dan komen partijen overeen de kwestie wederom door middel van mediation op te lossen. 1. Deze overeenkomst geldt als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900-910 BW. 1. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend: te: datum:
te: datum:
Partij A:
Partij B:
De heer A.J. Horstink
namens deze
De heer J. Pekaar