VAN ‘KLEIN BESCHRIJF’ NAAR ‘HUISKORTING’
Deel 4. Oppervlakte als alternatief/ complementair criterium
Michael Ryckewaert
VAN ‘KLEIN BESCHRIJF’ NAAR ‘HUISKORTING’ Deel 4. Oppervlakte als alternatief/ complementair criterium
Michael Ryckewaert Promotor: Bruno De Meulder
Leuven, mei 2014 ●●●●●
Het Steunpunt Wonen is een samenwerkingsverband van de KU Leuven, LUCA School of Arts (Sint-Lucas Brussel-Gent), de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen en het Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft (Nederland). Binnen het Steunpunt verzamelen onderzoekers van verschillende wetenschappelijke disciplines objectieve gegevens over de woningmarkt en het woonbeleid. Via gedegen wetenschappelijke analyses wensen de onderzoekers bij te dragen tot een langetermijnvisie op het Vlaamse woonbeleid. Het Steunpunt Wonen wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid, binnen het programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek 2012-2015’.
Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Gelieve naarM.deze publicatie verwijzen als volgt: Ryckewaert (2014), Van te‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als typ de bibliografische referentie van deSteunpunt publicatieWonen, Leuven, 38 p. alternatief/complementair criterium, e-mailadres(sen) van de corresponding authors Voor meer informatie over deze publicatie typ
[email protected]
In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens. D/typ het jaartal/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer D/2014/4718/16 – ISBN 9789055505432 © typ jaartal WONEN 2014het STEUNPUNT STEUNPUNT WONEN Niets uit uit deze dezeuitgave uitgavemag magworden wordenverveelvuldigd verveelvuldigd en/of en/of openbaar openbaar gemaakt gemaakt door door middel middel van van druk,druk, fotokopie, fotokopie, microfilm microfilm of opof op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, mimeograph, film film or or any any other other means, means, without without permission permission in in writing writing from from the publisher.
p.a. Secretariaat Steunpunt Wonen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven Dit rapport Deze publicatie is ook is beschikbaar ook beschikbaar via www.steunpuntwonen.be via www.steunpuntwonen.be
Inhoud
Inleiding
1
1.
2 2 6 6 7 8 9 9
Oppervlakte‐ en volumemaatstaven van woongebouwen 1.1 Definities en onderling verband van de verschillende maatstaven 1.2 Beschikbaarheid en kwaliteit van databronnen voor oppervlakte‐ en volumematen 1.2.1 AAPD Kadasterdata 1.2.2 ADSEI statistiek bouwvergunningen 1.3 Relevante oppervlakte‐ en volumematen 1.4 Alternatieve bronnen voor oppervlakte‐ en volumematen 1.4.1 De datastructuur voor het WOZ als voorbeeld 1.4.2 Geografische informatie beheerd door het Agentschap voor Geografische Informatie voor Vlaanderen (AGIV): CRAB en GRB 1.4.3 Het energieprestatiecertificaat en de EPB‐aangifte voor het Vlaams Energieagentschap 1.4.4 Private geografische databanken 1.4.5 Digitale bouwaanvraag 1.5 Conclusies 1.6 Beleidsgericht aanbevelingen
11 12 14 16 17 17
Bijlagen
21
Bijlage 1 Statistiek van de bouwvergunningen. Model I. Gebouwen uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting (ADSEI) Bijlage 2 Constructiecode Kadaster (AAPD)
23 31
Bibliografie
33
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium| v
Inleiding
In dit luik onderzoeken we de mogelijkheden om oppervlaktematen als nieuwe of aanvullende maat‐ staf voor een huiskorting te gebruiken. Deze fase 1 van het onderzoek betreft een verkennende studie naar mogelijke databronnen om dergelijke maatstaf op te baseren. Oppervlaktemaatstaven maken vaak deel uit van de waardebepaling van woningen. Deze worden soms gebruikt bij het bepalen van een grondslag voor de woonfiscaliteit. Als voorbeeld kunnen we verwijzen naar de Waarde Onroerende Zaken (WOZ) die in Nederland gehanteerd wordt, en waarbij oppervlaktematen onderdeel zijn van de waardebepaling (Waarderingskamer, 2011). Voorafgaand geven we een eenduidige begripsomschrijving van diverse oppervlaktemaatstaven ‐ en bij uitbreiding volumemaatstaven ‐ die in gebruik zijn. Vervolgens gaan we na welke maatstaven in welke gegevensbronnen beschikbaar zijn. Tenslotte geven we met het Nederlandse systeem van WOZ in het achterhoofd een scenario om tot een coherente gegevensopbouw op vlak van woningoppervlakte en ‐volumematen te komen, uit‐ gaande van bestaande databanken en gegevensbronnen beschikbaar op Vlaams en/of federaal niveau. De mogelijkheden van private (geografische) databanken worden eveneens bekeken. Bij uit‐ breiding biedt dit scenario mogelijkheden om te komen tot nieuwe fiscale basismaatstaven, zoals een nieuwe basis voor een geactualiseerd Kadastraal Inkomen (KI) of een WOZ‐systeem.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium| 1
1. Oppervlakte‐ en volumemaatstaven van woongebouwen
1.1 Definities en onderling verband van de verschillende maatstaven In de context van een onderzoek naar een huiskorting, gaat het er vooral om maatstaven op niveau van de wooneenheid te bepalen. Maatstaven op niveau van het perceel of van een volledig (woon)‐ gebouw, kunnen vanuit fiscaal oogpunt ook nuttig zijn (maatstaf onroerende voorheffing). De meest courant gehanteerde maatstaven zijn de volgende: - bruto vloeroppervlakte; - (totale) oppervlakte; - netto vloeroppervlakte; - bewoonbare oppervlakte; - gebouwd volume; - perceelsoppervlakte; - bebouwde oppervlakte. Voor de in Vlaanderen beschikbare maatstaven, hanteren we de definities van de Statistiek van de bouwvergunningen. Model I. Gebouwen uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheid (ADSEI) (zie bijlage 1) die op de meest eenduidige manier deze begrippen omschrijven. Deze begripsomschrij‐ vingen kunnen vergeleken worden met de begripsomschrijvingen en metadata van andere databron‐ nen zoals: - de constructiecode van het Kadaster bijgehouden door de Algemene administratie van patrimo‐ niumdocumentatie (verder AAPD) (zie bijlage 2); - de berekening van oppervlaktes en volumes van de Energieprestatieregelgeving van het Vlaams Energieagentschap (VEA, 2010). Deze definities komen ook grotendeels overeen met deze gehanteerd in surveyonderzoek, zoals: - de SEE2001 (Sociaal Economische Enquête van ADSEI); - de EU‐SILC (European Union ‐ Statistics on Income and Living Conditions); - de Woonsurvey 2005 (Heylen et al., 2007); - het grote Woononderzoek 2013. Aangezien deze laatsten niet gebiedsdekkend op individueel niveau beschikbaar zijn, bieden ze geen mogelijkheid om als maatstaf gehanteerd te worden voor een huiskorting. Om na te gaan hoe de verschillende oppervlakte‐ en volumematen zich tot elkaar verhouden, verge‐ lijken we deze van het statistisch formulier ADSEI met deze van het Kadaster AAPD aan de hand van syntheseschema’s voor een typewoning (figuur 1 t.e.m. 5). We vermelden ook de band met de maat‐ staven uit de surveys (tabel 1). Voor de definities verwijzen we naar de brondocumenten in bijlage. Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium| 2
De oppervlaktematen in cursief komen niet voor als maatstaven in de databanken, maar zijn tussen‐ stappen om de relatie tussen de verschillende maatstaven te begrijpen.
Tabel 1
Vergelijking tussen oppervlakte‐ en volumematen
Maatstaf AAPD Oppervlakte van het perceel Werkelijk bebouwde oppervlakte van het perceel Aantal niveaus van het gebouw het gelijkvloers inbegrepen
Maatstaf ADSEI = Perceelsoppervlakte
Surveys
= Bebouwde grondoppervlakte
= Aantal verdiepingen + 1
Totale oppervlakte
NA
Bewoonbare oppervlakte
≈ Nuttige oppervlakte (zie figuur 4)
Totaal volume van het gebouw ≈ Totale oppervlakte x 3
Figuur 1
= Totale oppervlakte woonvertrek‐ ken (SEE2001) = Bewoonbare oppervlakte (Woon‐ survey 2005, Woononderzoek 2013) = Bewoonbare oppervlakte EU/SILC + oppervlakte keuken
‘Oppervlakte van het perceel’ en ‘werkelijk bebouwde oppervlakte van het perceel’ (ADSEI)
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 3
Figuur 2
‘Totale oppervlakte’ en ‘aantal niveaus’ (ADSEI)
Figuur 3
Bruto‐oppervlakte netto oppervlakte
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 4
Figuur 4
Netto‐oppervlakte ‘Bewoonbare oppervlakte’, ‘woonvertrekken’ en ‘niet‐woonvertrekken’ (ADSEI)
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 5
Figuur 5
‘Totaal volume van het gebouw’ (ADSEI)
1.2 Beschikbaarheid en kwaliteit van databronnen voor oppervlakte‐ en volumematen 1.2.1 AAPD Kadasterdata Om bruikbaar te zijn als nieuwe maatstaf voor een huiskorting, moeten oppervlakte en volumematen voor het volledige woningenpark beschikbaar zijn. Voor elke als woongebouw gekadastreerde enti‐ teit is de AAPD constructiecode beschikbaar. Hierin zijn de volgende maatstaven beschikbaar: - perceelsoppervlakte; - bebouwde oppervlakte; - bewoonbare oppervlakte. De gegevens in de constructiecode gaan terug op de algemene perequatie die in 1975 is doorge‐ voerd. Sindsdien is er geen nieuwe algemene perequatie meer doorgevoerd. In principe moeten de gegevens in de constructiecode aangepast worden wanneer er veranderingen aan de woning door‐ gevoerd worden. Daartoe moet de bewoner een aangifte indienen, maar dit gebeurt zelden (Reken‐ hof, 2006). Dit kan ook gebeuren bij verbouwingen op basis van de gegevens uit het statistisch for‐ mulier. Ook dit wordt niet systematisch doorgevoerd. Bovendien zijn heel wat verbouwingswerken niet vergunningsplichtig. Bijgevolg moet aangenomen worden dat de gegevens beschikbaar in de constructiecode slechts in beperkte mate de werkelijke toestand van het woningpatrimonium weer‐ spiegelen.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 6
Gegevens als de perceels‐ en bebouwde oppervlakte, kunnen ook betrokken worden uit de gedigita‐ liseerde kadastrale plannen, met name CadGIS. Aangezien het gaat om de gedigitaliseerde ‘analoge’ plannen, is de CadGIS‐laag niet zeer nauwkeurig. Met name bij overgangen tussen verschillende kadastrale secties treden verschuivingen op (zie figuur 6). Ook stemmen de geografische oppervlak‐ tes niet steeds overeen met de perceels‐ en bebouwde oppervlaktes geregistreerd in de constructie‐ code. Tenslotte is de GIS‐laag aan dezelfde tekortkomingen onderhevig wat actualisatie betreft als de gegevens in de constructiecode.
Figuur 6
Illustratie nauwkeurigheid CadGIS
* De perceelsoppervlakte bedraagt volgens CadGIS‐geometrie 384,8 m2, terwijl de constructiecode en nota‐ riële acte 372 m2 vermeldt. De structuur van de aanbouw komt niet overeen met de werkelijkheid.
1.2.2 ADSEI statistiek bouwvergunningen Terwijl het ADSEI statistisch formulier voor de (ver)bouwvergunning op de meest eenduidige wijze verschillende oppervlakte‐ en volumematen definieert en heel gedetailleerd registreert, zijn deze gegevens uiteraard alleen beschikbaar voor woningen waarvoor een (ver)bouwvergunning is afge‐ leverd. De gegevens zijn dus in het beste geval fragmentair beschikbaar. Het ADSEI gebruikt deze gegevens in hoofdzaak om conjunctuurindicatoren op te stellen voor de activiteiten van de bouwnijverheid. ADSEI publiceert zelf geen basisgegevens over het woningen‐ bestand op basis van deze gegevens. Zoals hoger aangegeven worden deze gegevens ook niet syste‐ matisch gebruikt om de constructiecode in het kadaster aan te passen. Een knelpunt daarbij is dat het aanleveren van de gegevens via het statistisch formulier bij de bouwaanvraag verplicht is, maar dat de registratie van werkelijk uitgevoerde werken niet waterdicht is. De aanvang en het voltooien van de werken dient in principe gemeld te worden, maar er zijn geen sancties voorzien indien dit niet
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 7
gebeurd. Het is dus niet eenduidig vast te stellen of de aangevraagde werken daadwerkelijk zijn uit‐ gevoerd en of de daadwerkelijke uitvoering overeenstemt met het aangevraagd. In principe moet er vanaf 1 juni 2012 een ‘as built’‐attest afgeleverd worden bij nieuwbouw of verkoop, maar de invoe‐ ring hiervan is uitgesteld. De gegevens uit het Statistisch Formulier worden evenmin systematisch door Vlaamse lokale of regionale overheden bijgehouden. Er bestaat geen systematische koppeling van deze gegevens en het vergunningenregister dat de gemeenten dienen bij te houden en door Ruimte‐Vlaanderen gecen‐ traliseerd wordt. Tenslotte worden bij verbouwingen minder gegevens in het statistisch formulier geregistreerd dan bij nieuwbouwprojecten. Zo worden de perceelsoppervlakte en de werkelijk bebouwde oppervlakte bij verbouwingen niet geregistreerd, evenmin als het aantal wc’s en badkamers overigens. Deze laatsten kunnen nochtans interessante indicatoren zijn in de waardebepaling van woningen.
1.3 Relevante oppervlakte‐ en volumematen Om te beantwoorden welke oppervlakte‐ of volumematen gehanteerd zouden kunnen worden als aanvullend criterium voor een huiskorting, is het belangrijk na te gaan welke maatstaven daarvoor goede indicatoren zijn. Op heden wordt het kadastraal inkomen als grondslag gehanteerd voor de onroerende voorheffing voor woningen. Dit kadastrale inkomen is een fictieve huurwaarde die oor‐ spronkelijk bepaald is op basis van de kenmerken van woongebouwen zoals opgenomen in de con‐ structiecode van het AAPD Kadaster. Hierin zijn als oppervlakte maatstaven de ‘nuttige oppervlakte’ en de ‘bebouwde grondoppervlakte’ opgenomen. In andere landen zoals de VS en Nederland worden waarderingsmodellen gebruikt die uitgaan van de marktwaarde. Voor Nederland is dit vastgelegd in de wet Waarde Onroerende Zaken (WOZ) (Smolders et al., 2011). De marktanalyse in het kader van de WOZ vergelijkt woningen op basis van inhoud, gebruiksoppervlakte en bijgebouwen (Smolders et al., 2011, p. 9). De modelmatige waardebepaling in het kader van de WOZ steunt op een beperkte set van variabelen (Smolders et al., 2011, p. 10‐11): - volume van de woning in m3; - ouderdom van de woning; - oppervlakte van het perceel; - aantal slaapkamers; - aanwezigheid van garage, veranda, kelder of carport; - type woning (alleenstaand, half open bebouwing, hoekhuis, bungalow); - ligging (buurt, district); - fysieke staat van de woning; - lengte en positie van de tuin; - de periode dat de woning te koop staat. Immosites rapporteren steevast de perceelsoppervlakte van te koop aangeboden woningen, en de bewoonbare oppervlakte, al is het daarbij vaak niet duidelijk om welke oppervlakte het precies gaat. Surveygegevens hanteren eveneens voornamelijk de bewoonbare oppervlakte. Vergelijken we de maten uit de constructiecode AAPD met de courante gegevens in het kader van de WOZ, dan zien we dat beiden steunen op de bewoonbare oppervlakte maar dat volume en perceels‐
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 8
grootte ontbreken in de constructiecode. De perceelsgrootte is natuurlijk wel beschikbaar in de kadastrale legger van AAPD, terwijl in de combinatie van de dimensies ‘bebouwde oppervlakte’ met ‘aantal verdiepingen’ een zeer ruwe benadering mogelijk maakt van het volume, door bijvoorbeeld ‘bebouwde oppervlakte’ x (‘aantal verdiepingen’ + 1) x 3. Hieruit kunnen we besluiten dat volgende maatstaven het meest relevant zijn in het kader van het bepalen van een grondslag voor woonfiscaliteit: - bewoonbare oppervlakte; - volume; - perceelsoppervlakte; - bebouwde oppervlakte.
1.4 Alternatieve bronnen voor oppervlakte‐ en volumematen 1.4.1 De datastructuur voor het WOZ als voorbeeld Vooraleer na te gaan welke databronnen eventueel als alternatief voor Kadaster AAPD kunnen aan‐ gesproken worden, is het nuttig na te gaan hoe de basisgegevens voor woonentiteiten in het kader van het WOZ betrokken worden. In Nederland zijn daarvoor 3 basisregisters voorhanden die volgens een eenduidig wettelijk kader verplicht moeten bijgehouden worden: - Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) met: - een unieke code voor elk gebouw (pand) en voor elke wooneenheid (verblijfsobject) in het pand; - de bewoonbare oppervlakte voor elk verblijfobject; - Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) met geografisch nauwkeurige informatie over per‐ ceelsoppervlakte en bebouwde oppervlakte; - Basisregistratie Kadaster (GIS‐laag) met daaraan onder meer de voorgaande basisgegevens gekop‐ peld.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 9
Figuur 7
Gegevens voor een ‘verblijfsobject’ (wooneenheid) behorend bij een ‘pand’ (gebouw) in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen in Nederland (BAG)
Zoals aangegeven door Smolders et al., (2011) is de opmaak van deze basisregistraties een dure en tijdrovende aangelegenheid, maar kennen deze basisregistraties intussen een heel ruime toepassing, niet alleen voor de overheid maar ook voor private partijen. Naast toepassingen in de sfeer van fisca‐ liteit, vastgoed en woningmarkt, subsidieverstrekking en dergelijke, vormen deze basisregisters ook belangrijke bronnen voor bijvoorbeeld politie en brandweer, ... De registers worden ook continu ge‐updatet, niet alleen op basis van taxaties of aan de hand van bouwvergunningen, maar ook naar aanleiding van woningkwaliteitsbewaking, controles voor over‐ bezetting of onderhuur, controles door brandweer en dergelijke. Smolders et al., (2011) geven aan dat door de technologische vooruitgang een dergelijke basis‐ registratie opzetten intussen wellicht minder tijdrovend en tegen een lagere kostprijs kan uitgevoerd worden. Hierna brengen we een overzicht van de mogelijkheden die daartoe in Vlaanderen bestaan in kaart.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 10
1.4.2 Geografische informatie beheerd door het Agentschap voor Geografische Informatie voor Vlaanderen (AGIV): CRAB en GRB Het Centraal Referentieadressenbestand (CRAB) maakte een eenduidige relatie tussen percelen en adrespunten toe. In aanzet is dit een equivalent voor de BAG, zij het dat er geen gebouwinformatie in opgenomen is. Dit bestand is gebiedsdekkend voor Vlaanderen voorhanden. Het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) is het equivalent van de Basisregistratie Grootschalige Topografie en biedt dezelfde mogelijkheden. Dit bestand is nog niet gebiedsdekkend voor Vlaan‐ deren voorhanden, al wordt dit tegen 2015 verwacht (GDI‐Vlaanderen‐plan 2011‐2015) (figuur 8). Een steekproef leert dat het GRB geografisch nauwkeuriger en actueler is dan CadGIS (figuur 9) al blijkt in de steekproef een bijgebouw in het GRB te ontbreken. Het GRB wordt continu geactua‐ liseerd. Het GRB bevat: - basisgeometrie met perceelsoppervlakte en bebouwde oppervlakte; - kadastrale referentie; - adres. Bewoonbare oppervlakte of volume zijn niet voorhanden in deze bestanden.
Figuur 8
Gebiedsdekking Grootschalig Referentie Bestand (GRB) begin 2013
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 11
Figuur 9
GRB
Vergelijking Grootschalig Referentie Bestand (GRB) en CadGIS
CadGIS
* CadGIS vertoont onnauwkeurigheden bij de overgang tussen twee Kadastrale secties. GRB geeft de situatie van aanbouwen voor perceel 96E7 (huisnummer 37) weer volgens de actuele toestand (zie figuur 6), maar CadGIS geeft ook het bijgebouw weer voor perceel 96S7 terwijl dit bij GRB ontbreekt.
1.4.3 Het energieprestatiecertificaat en de EPB‐aangifte voor het Vlaams Energieagentschap 1.4.3.1
Aard van oppervlakte‐ en volumematen
Voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat (EPC) bij verkoop of verhuur van woningen en de aangifte in het kader van het Energie Prestatiebesluit (EPB‐aangifte) bij nieuwbouw of sommige ver‐ bouwingswerken dienen energiedeskundigen, ‐verslaggevers en/of architecten oppervlakte en volumegegevens van woningen te verwerken. Deze gegevens worden in de EPC‐databank van het Vlaams Energieagentschap bijgehouden. Het gaat om: - het beschermd volume, als volgt gedefinieerd: “Het BV van een gebouw of van een deel van het gebouw is het volume van alle kamers en ruimten van het gebouw dat men thermisch wil beschermen tegen warmteverliezen naar de buitenomge‐ ving, naar de grond en naar de naburige ruimten die niet tot een BV behoren. Bij nieuwbouw is de plaats van de thermisch isolerende lagen in de wanden een aanduiding van welke ruimten er tot het BV behoren en welke niet. De gebruiker beslist zelf welke ruimten moeten worden beschermd tegen warmteverliezen. Het BV moet wel minstens alle ruimten omvatten waarin een warmteafgifte‐element is geplaatst.”; - de bruikbare vloeroppervlakte. Het ‘beschermd volume’ en de ‘bruikbare vloeroppervlakte’ komt in sommige gevallen overeen met het ‘totaal volume van het gebouw’ en de ‘totale oppervlakte’ zoals geregistreerd in de Statistiek van de bouwvergunningen van ADSEI: - aangezien bij ADSEI ondergrondse gebouwdelen niet meegeteld dienen te worden, komen de maten alleen overeen indien de ondergrondse gebouwdelen buiten het beschermd volume gehou‐ den worden;
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 12
- indien een niet‐bewoonbare zolder opgenomen is in het beschermd volume, dan zal het ‘beschermd volume’ groter zijn dan het ‘totale volume’.
Figuur 10
Vergelijking bruto‐, ‘Totale oppervlakte’ ADSEI en ‘Bruikbare vloeroppervlakte’ EPC/EPB
* Bruikbare vloeroppervlakte EPC: = bruto‐oppervlakte indien kelder in ‘beschermd volume’ (bv. de kelder is geïsoleerd en de verwarmingsketel bevindt zicht daar); = totale oppervlakte ADSEI indien kelder niet in BV.
Figuur 11
‘Totaal volume’ ADSEI tegenover ‘Beschermd volume’ EPC/EPB
* Beschermd volume: = ‘totaal volume van het gebouw + keldervolume’ indien kelder in ‘beschermd volume (BV)’ (bv. de kelder is geïsoleerd en de verwarmingsketel bevindt zich daar); = ‘totaal volume van het gebouw’ indien kelder niet in BV.
1.4.3.2 Beschikbaarheid Het EPC werd verplicht: - op 1 november 2008 verplicht bij de verkoop van woningen; - op 1 januari 2009 bij de verhuur van woningen. Op 30 mei 2012 waren er 484 890 EPC’s geregistreerd in de EPC‐databank van VEA (Vannitsen & Verbeeck, 2013). 54% daarvan waren woningen, 46% appartementen.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 13
Vlaanderen telde volgens het kadaster op 1 januari 2012 3 014 760 wooneenheden waarvan: - 70% woningen; - 30% appartementen (+ andere, bijvoorbeeld, flats in handelshuizen). Dit betekent dat er op een periode van 3 jaar en 5 maanden voor ongeveer 16% van de Vlaamse wooneenheden een EPC is opgemaakt. Relatief gezien zijn er meer EPC afgeleverd voor appartemen‐ ten dan voor woningen wat in de lijn van de verwachtingen ligt aangezien de verhuisfrequentie voor appartementen hoger ligt. Er kan bijgevolg ook ruw geschat worden dat op een periode van gemiddeld een 20‐tal jaar het volle‐ dige Vlaamse woningenbestand van bewoners zal gewisseld zijn en dus een EPC zal hebben, wat con‐ sistent lijkt met de gemiddelde woonduur per wooneenheid zoals we die uit andere onderzoeken kennen (De Decker, Meeus & Claessens, 2011). Met dien verstande dat het, gezien de relatieve aan‐ delen, sneller zal gaan voor de appartementen en trager voor de woningen. Dit wijst er op dat de energetische screening in het kader van de Energieprestatieregelgeving poten‐ tieel een zeer belangrijke bron kan zijn voor het verzamelen van basisgegevens over het woning‐ bestand. Aangezien het EPC maar 10 jaar geldig blijft, betekent dit ook dat het bestand geactua‐ liseerd zal worden.
1.4.4 Private geografische databanken De beschikbaarheid van zeer gedetailleerde orthografische en oblieke luchtfoto’s, vaak gratis online consulteerbaar, biedt bijkomende mogelijkheden om gedetailleerde informatie over het woningen‐ bestand te verzamelen. De combinatie van deze bronnen laat ook toe om oppervlakte en volume‐ maten benaderend te reconstrueren. Aan de hand van een steekproef van beschikbare informatie bespreken we de mogelijkheden van Google Earth en Bing Maps.
1.4.4.1
Google Earth en Google Streetview © Google Inc.
Google Earth is een gratis standalone toepassing van Google Inc. met onder meer stratenplannen, orthofoto’s en satellietbeelden. Google Streetview, de toepassing met 360° fotografie vanop straat‐ niveau, is in Google Earth geïntegreerd. Google Earth berust op dezelfde brondata als de webtoepas‐ sing Google Maps maar biedt bijkomende mogelijkheden. De betalende versie Google Earth Pro biedt nog meer mogelijkheden. De mogelijkheden van Google Earth + Google Streetview met het oog op het bepalen van opper‐ vlakte‐ en volumematen zijn: - mogelijkheid om maten te nemen die toelaten perceelsoppervlakte en bebouwde oppervlakte te bepalen (benaderend of ter controle van andere bronnen aangezien de nauwkeurigheid beperkt is); - bepalen van het aantal bouwlagen vanaf de straatzijde zichtbaar via Streetview is nagenoeg gebiedsdekkend voor Vlaanderen mogelijk. Niet voor achterliggende percelen; - Google Earth biedt eveneens historische tijdreeksen aan en wordt geactualiseerd wat toelaat ver‐ anderingen te registreren. De beschikbare periodes verschillen per gebied; - actuele orthofoto’s zijn gebiedsdekkend voor Vlaanderen aanwezig.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 14
Figuur 12
Meetmogelijkheden Google Earth
* Bebouwde oppervlakte geschat volgens Google Earth is 4,9 x 16,2 = 79,4 m2 voor een werkelijke bebouwde oppervlakte van 85,0 m2 (volgens statistisch formulier bij de verbouwvergunning).
1.4.4.2 Bing Maps © Microsoft Corporation Bing Maps biedt eveneens orthofoto’s aan maar een belangrijke bijkomende mogelijkheid wordt ge‐ boden door de oblieke luchtfoto’s die beschikbaar zijn in de gratis webtoepassing http://be.bing.com/maps via de tab ‘bird’s eye view’. Oblieke luchtfoto’s zijn luchtfoto’s genomen vanuit vogelvluchtperspectief, wat betekent dat de as van de camera een scherpe maakt met het aardoppervlak (in tegenstelling orthofoto’s waarbij de as van de camera loodrecht op het aardopper‐ vlak staat). De oblieke luchtfoto’s van Bing Maps zijn niet gebiedsdekkend voor Vlaanderen beschikbaar. De dek‐ king is wel zeer goed in de stedelijke gebieden. Waar de Bird’s eye view beschikbaar is, zijn er over het algemeen opnames vanuit minstens 4 richtingen aanwezig, wat toelaat om over 360° rondom de zichtbare objecten te roteren.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 15
De oblieke luchtfoto’s van Bing Maps laten toe: - de structuur van gebouwen gedetailleerd in beeld te brengen; - bijgebouwen, aantal bouwlagen, bouwdieptes te schatten; - in combinatie met andere bronnen zoals GRB, CADMAP en/of Google Earth laat dit toe om bena‐ derend de totale oppervlakte en het totale volume te bepalen, waarbij totaal volume ongeveer gelijk is aan totale oppervlakte x 3 m (als benaderende gemiddelde hoogte van een bouwlaag).
Figuur 13
Oblieke luchtfoto’s Bing Maps
1.4.5 Digitale bouwaanvraag De Vlaamse overheid (i.c. Ruimte Vlaanderen en Bestuurszaken) realiseert het project Digitale Bouw‐ aanvraag. Het project heeft enerzijds tot doel de aanvraagprocedure voor een bouwaanvraag digitaal te laten verlopen en beoogt daarbij ook administratieve vereenvoudig volgens het principe ‘only once’ waarbij redundante informatie slechts 1 keer bevraagd wordt. De doelstelling is ook om op basis van het systeem verschillende databeheersnoden vanuit het beleidsdomein Ruimtelijke Orde‐ ning en andere beleidsdomeinen te automatiseren en centraliseren maar ook een aantal ‘externe processen’ te integreren. Het gaat dan onder meer om het bijhouden van het vergunningenregister, de EPB‐verplichtingen en het aanleveren van de gegevens uit het statistisch formulier. Daarbij wordt er integratie beoogd met het URBAINII project van AAPD, een module om deze gegevens geautomatiseerd op te vragen en tegelijk de nodige gegevens voor ADSEI aan te leveren (digitale bouwaanvraag, functionele analyse, s.d.). De functionele analyse voor het project Digitale Bouwaanvraag verwijst ook expliciet naar de ver‐ schillende focus, de andere manier van bevragen en de redundantie van oppervlakte‐ en volume‐
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 16
maten tussen de ADSEI‐statistiek en EPB. De doelstelling is dat er een geïntegreerd systeem komt waarbij EPB ook de nodige gegevens kan betrekken uit Er wordt bijgevolg een volledig proces en datamodel voorzien dat aan de noden van alle administra‐ ties moet voldoen. Het uitrollen van de digitale bouwaanvraag wordt voorzien in de loop van 2013. Uiteraard biedt deze aanpak bij volledige implementatie zeer belangrijke mogelijkheden naar actua‐ lisatie van gegevens over woongebouwen, voor zover zij vergunningsplichtige werken ondergaan en de beoogde processen en databanken geïntegreerd worden: - voor het intekenen van de aangevraagde werken (het inplantingsplan) gebruik gemaakt van het GRB, en een automatische koppeling met CRAB en eventueel ook CADMAP; - de vergaarde informatie van Statistisch formulier (via de nieuwe module) kan onmiddellijk aan die databronnen gekoppeld kan worden; - het levert een basis om bijvoorbeeld GRB uit te breiden tot een continu geactualiseerd gebouwen‐ register, met dien verstande dat er dan uiteraard eerst nood is aan een basisregistratie (of een soort ‘nulmeting’); - via de digitale bouwaanvraag zal via de ‘as built’ registratie ook eenduidig te bepalen zijn welke vergunningen werden uitgevoerd en welke niet; - een mogelijke tekortkoming is dat er voor verbouwingen minder gegevens verzameld worden dan voor nieuwbouwwoningen.
1.5 Conclusies Uit dit onderzoek komt naar voor dat de meest interessante grootheden voor een mogelijke grond‐ slag voor de bepaling van een huiskorting de volgende zijn: - de bewoonbare oppervlakte; - het volume; - eventueel de totale oppervlakte; - perceelsoppervlakte; - bebouwde oppervlakte; Op dit ogenblik zijn er voor deze grootheden geen betrouwbare of actuele gegevens gebiedsdekkend voor het hele woningenpatrimonium in Vlaanderen aanwezig. De ‘bewoonbare oppervlakte’ is aan‐ wezig in de constructiecode van het kadaster AAPD, maar de gebrekkige betrouwbaarheid ervan betekent dat er op heden geen goede basis is om simulaties uit te voeren zoals beoogt in de fase 2 van dit onderzoek naar de huiskorting.
1.6 Beleidsgericht aanbevelingen Dit overzicht van mogelijke databronnen voor oppervlakte‐ en volumemaatstaven levert wel een aantal beleidsgerichte aanbevelingen op voor een betere registratie van woningkenmerken waar een grondslag op zou kunnen gebaseerd worden.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 17
Daarvoor is enerzijds een goede basisregistratie van gebouwgegevens nodig en anderzijds een proces van continue actualisatie. Daarvoor zijn de belangrijkste bouwstenen aanwezig of in opmaak: - met het CRAB en de vervollediging van het GRB is er een topografisch correcte, actuele en eendui‐ dige basis voor een basisregistratie van gebouwen aanwezig. Hieruit kunnen nu al betrokken wor‐ den: - perceelsoppervlakte en bebouwde oppervlakte; - de digitale bouwvergunning biedt een basis voor een continue actualisatie van een basisregister van gebouwen. Nadeel is evenwel dat talrijke veranderingswerken aan woningen niet vergun‐ ningsplichtig of slecht meldingsplichtig zijn; - private geo‐databanken bieden mogelijkheden om belangrijke wijzigingen te registreren. Voor een goede basisregistratie van gebouwen is het cruciaal om minstens volgende gegevens bijkomend te registreren: - het volume; - de bewoonbare oppervlakte. Deze gegevens zijn niet alleen nuttig met het oog op het bepalen en/of actualiseren van een grond‐ slag voor de woonfiscaliteit, maar ook met het oog op surveydoeleinden, zeker nu er geen Sociaal Economische Enquête voor het volledige woningenpark meer uitgevoerd wordt. Op basis van gegevens die vandaag al aanwezig zijn, zijn er verschillende scenario’s mogelijk: 1. Invoeren van de gegevens uit de constructiecode AAPD als default‐waarde: - ‘nuttige oppervlakte’ voor de ‘bewoonbare oppervlakte’; - ‘bebouwde grondoppervlakte’ x ‘aantal verdiepingen + 1’ als zeer ruwe benadering voor ‘totaal volume’. 2. Gegevens betrekken uit de EPC‐ en EPB‐databanken: - ‘bruto oppervlakte’ als zeer ruwe benadering voor ‘bewoonbare oppervlakte’ eventueel door toepassing van een correctiefactor die rekening houdt met een gemiddelde verhouding tussen ‘bruto oppervlakte’ en ‘bewoonbare oppervlakte’ bepaald op basis van een representatief staal aan woningen; - ‘beschermd volume’ als benadering voor ‘totaal volume’. Andere pistes om te komen tot een basisregistratie zijn: 1. het beperkt uitbreiden van EPC en EPB tot een minimale basisregistratie door de ‘bewoonbare oppervlakte’ toe te voegen en naast het ‘beschermd volume’ ook het ‘totale volume’ te registre‐ ren (ter vergelijking, de opname van de binnenoppervlaktes van wooneenheden nodig voor het bepalen van de bewoonbare oppervlakte in het kader van het Grote woononderzoek 2013 neemt gemiddeld 6 minuten in beslag). Een nadeel is dat aan het huidige ritme het ongeveer 20 jaar zou duren vooraleer het woningenbestand volledig opgenomen is; 2. een alternatief is verplichte gecertifieerde registratie van ‘volume’ en ‘bewoonbare oppervlakte’ bij de registratie van verkopen en huurcontracten door de notarissen. Ook dan blijf de lange ter‐ mijn een knelpunt; 3. een verdergaand alternatief is bijvoorbeeld een ‘verplichte registratie binnen 10 jaar’, eventueel gekoppeld aan een (fiscale) ‘wortel en stok’ (verval woonbonus, huiskorting of geen indexering huurprijs bij niet vervullen van de verplichting). Nadeel bij aangifte door eigenaar/bewoner is dat de registratie niet door professionelen zoals energiedeskundige of notaris gebeurt. De private geo‐databanken bieden wel mogelijkheid tot controle;
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 18
4. een combinatie van pistes zoals registratie via bouwvergunningen, via EPC en/of bij huur‐ en ver‐ koop kan het proces wellicht versnellen. Daarbij blijft het voordeel van registratie door profes‐ sionelen behouden. Uit de Nederlandse ervaring met de basisregistratie gebouwen (BAG) blijkt dat ze brede toepassingen kennen zoals voor brandweer, wooninspectie, vastgoedbedrijven en immokantoren, notarissen, enz. Het draagvlak dat ontstaat door het gebruik van het systeem door deze actoren vergroot ook hun bereidheid om bij te dragen aan actualisatie via melding van wijzigingen die op het terrein vastge‐ steld worden.
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 19
BIJLAGEN
| 21
Bijlage 1 Statistiek van de bouwvergunningen. Model I. Gebouwen uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting (ADSEI)
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 23
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Statistiek van de bouwvergunningen WTC 3 – Verdiep 21 Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 tel. : 02/277.61.34 tel. : 02/277.61.38
Statistiek van de bouwvergunningen Model I Gebouwen uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting In deze gebouwen moet meer dan 50 % van de totale oppervlakte bestemd zijn voor huisvesting. (zie toelichtingen A3 en A6)
Om deze vragenlijst op een correcte manier in te vullen, zal de aanvrager van de bouwvergunning beroep doen op de architect of aannemer.
Toelichting bij het invullen van de vragenlijst
Lees de toelichting die hoort bij het in te vullen deel aandachtig. De pijltjes (⇐ ) in de vragenlijst verwijzen naar de toelichtingen. 1.
Hoedanigheid van de bouwheer 1) Particulier 2) Naamloze vennootschap 3) Coöperatieve vereniging 4) B.V.B.A. 5) Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of Vlaamse Landmaatschappij 6) Vereniging zonder winstoogmerk 7) Andere vennootschap 8) Federale overheid 9) Gemeenschap of gewest 10) Provincie 11) Gemeente 12) Instelling afhangend van overheid 13) Andere
2.
Voorziene datum van het begin van de werken Dit is de datum (jaar en maand) waarop men voorziet dat de eerste werkzaamheden (graafwerken, levering op de werf van het materieel en gereedschap, enz.) zouden uitgevoerd worden op de werf. Indien de exacte datum nog niet gekend is, probeer dan een zo correct mogelijke benadering te geven.
2
1. Administratieve inlichtingen 1. In te vullen door het Gemeentebestuur of het bestuur van Stedebouw
(in drukletters)
Kolom bestemd voor ADSEI
Provincie : Administratief arrondissement : Gemeente : Nr. van de aanvraag van de bouwvergunning : Datum van uitreiking van de bouwvergunning :
2. In te vullen door de aanvrager van de bouwvergunning
(in drukletters)
Naam en voornaam van de aanvrager: Straat en nr. van de aanvrager : Ligging van het goed straat en nr. : kadastraal nr. : (afdeling, sectie, perceel)
⇐ Hoedanigheid van de bouwheer : ⇐ Datum voorzien voor het begin van de werken :
2. Inlichtingen over het bouwwerk. Deze vragenlijst bevat drie verschillende delen : A. Nieuwbouw of volledige wederopbouw B. Verbouwing, uitbreiding of gedeeltelijke wederopbouw C. Afbraak Voor een afzonderlijk gebouw vult men het (de) overeenkomstig deel (delen) in. In het geval van groepen van gebouwen samen gebouwd of verbouwd volgens een zelfde plan gelden dezelfde richtlijnen uitgezonderd voor : Nieuwbouw of volledige wederopbouw : In onderstaande tabel worden de gebouwen gerangschikt volgens type van het gebouw en wordt voor elk type het aantal gebouwen opgegeven. Voor elk gebouwentype moet een afzonderlijk formulier (deel A of deel A + C bij voorafgaande afbraak) ingevuld worden en bij dit formulier gevoegd worden. Aanduiding van het type van het gebouw
Aantal gebouwen van elk type
(bv. huis voor één gezin, met 2 verdiepingen, enz.)
3
Toelichting deel A : Nieuwbouw A1. Bestemming van het gebouw (uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting) Verblijf voor 1 of meer particuliere gezinnen: 1) huis met 2 gevels (rijwoning) 2) huis met 3 gevels 3) huis met 4 gevels (alleenstaand huis) gebouwd volgens traditionele bouwwijze 4) huis met 4 gevels (alleenstaand huis) gebouwd op prefabmethode 5) appartementsgebouw 6) Verblijf voor een collectief gezin (weeshuis, kloostergemeenschap, bejaardentehuis, gevangenis, kazernes, andere instellingen) 7) Toevallig verblijf voor vakantiegangers, toeristen of reizigers (hotel, motel, vakantiehuis, jeugdherberg,…) 8) Toevallig verblijf voor personen in behandeling (ziekenhuis, kraaminrichting, sanatorium, preventorium,…) 9) Toevallig verblijf voor leerlingen of studenten (internaat, studententehuis,…) Als men spreekt over een huis dan betekent dit dat elke woning in het gebouw een afzonderlijk ingang heeft als verbinding tussen de woning en de openbare weg. Een appartementsgebouw daarentegen heeft een gemeenschappelijke inkomhal die zo toegang geeft tot de openbare weg.
A3. Het aantal woonvertrekken bestemd voor een collectief of toevallig verblijf Dit zijn alle woonvertrekken in het gebouw die niet bestemd zijn voor particuliere woningen. Dit zijn o. a. de kamers in een hotel, … Een woonvertrek is een ruimte in een woning afgescheiden van andere ruimtes door van de vloer tot de zoldering reikende afsluitingen met een minimumoppervlakte van 4 m² en minimumhoogte boven de vloer van 2m. Dit zijn de vertrekken die bestemd zijn voor de essentiële noodwendigheden van het gemeenschappelijk leven (rust, eten, ontspanning, studie) of ervoor gebruikt worden, meer bepaald keukens, eet- en woonkamers, slaapkamers, bewoonbare zolder- en kelderkamers en andere voor huisvesting bedoelde ruimtes. Het vertrek dat door een notaris, een advocaat, een architect, een arts enz. in zijn eigen of in een andere woning als bureel wordt gebruikt, wordt ook beschouwd als een woonvertrek. Volgende vertrekken worden niet beschouwd als woonvertrekken: badkamers, wc’s, washuizen, trappen, bergplaatsen, gangen, kelders, zolders, garages en bijgebouwen.
A6. Oppervlakte van het gebouw De oppervlakte bestemd voor huisvesting, ook wel bewoonbare oppervlakte genoemd, is de totale oppervlakte van alle woonvertrekken op de verschillende niveaus. De oppervlakte bestemd voor een ander gebruik dan huisvesting is de oppervlakte van alle ruimtes op de verschillende niveaus met een bestemming zoals opgesomd in A99.
A7. Totale oppervlakte De totale oppervlakte is de som van de oppervlaktes van de verschillende niveaus, berekend tussen de buitenmuren, de oppervlakte ingenomen door de muren zelf inbegrepen.
A8. Totaal volume van het gebouw Men verkrijgt het volume van een gebouw door de oppervlakte ervan, met inbegrip van de buitenmuren, te vermenigvuldigen met de berekende hoogte vanaf de bovenzijde van de vloer van de benedenverdieping tot de halve hoogte van het dak of, ingeval het om een plat dak gaat, tot de bovenzijde van het dak.
A9. Aantal niveaus van het gebouw, het gelijkvloers inbegrepen De niveaus van een gebouw worden geteld aan de voorgevel vanaf de benedenverdieping, inclusief deze laatste, ongeacht de bestemming ervan en omvatten eveneens de tussenverdiepingen, de Franse daken, als woning ingericht, die door tenminste 1 gewoon venster of een dakvenster daglicht ontvangen en de zolderkamer die wordt verlicht door een klapvenster met dezelfde helling als het dak.
A14. Type verwarming naar de gebruikte brandstof 1) aardgas 2) stookolie 3) elektriciteit 4) zonne-energie
5) kolen 6) hout 7) butaan- of propaangas 8) andere
4
A. Nieuwbouw of volledige heropbouw In het geval van voorafgaande afbraak dient ook het vak C ingevuld te worden
Kolom bestemd voor ADSEI
⇐ 1. Bestemming van het gebouw : 2. Aantal woningen in het gebouw : ⇐ 3. Aantal woonvertrekken bestemd voor een collectief of toevallig verblijf : 4. Oppervlakte van het perceel (m²): 5. Werkelijk bebouwde oppervlakte op het perceel (m²): 6. Oppervlakte van het gebouw bestemd voor : ⇐ - huisvesting - kelders, zolders en bijgebouwen (m²) ⇐ - ander gebruik dan huisvesting
(m²) (m²)
(inclusief garages)
⇐ 7. Totale oppervlakte (m²): ⇐ 8. Totaal volume van het gebouw (m³): ⇐ 9. Aantal niveaus van het gebouw, het gelijkvloers inbegrepen : 10. Breedte van de voorgevel (m): 11. Aantal individuele parkeergarages of overdekte staanplaatsen in garages van de gebouwen of bijgebouwen : 12. Sanitaire voorzieningen in het gebouw : − aantal badkamers of stortbaden − aantal wc’s voorzien in het gebouw 13. Voorzieningen (aankruisen indien aanwezig) : aansluiting stroomnet aansluiting waterleidingnet lift
aansluiting gasnet aansluiting riolering
⇐ 14. Type van de verwarming :
15. Indeling van de woningen (voor particuliere of collectieve gezinnen en toevallige verblijven) Een collectief of toevallig verblijf wordt steeds beschouwd als 1 woning.
Aanduiding van de types van woningen in het gebouw (bv. studio, duplex, woning met één, twee, drie slaapkamers)
Aantal woningen van elk type
Voor elk type van woning moet opgegeven worden : Totale Aantal woonoppervlakte Aantal vertrekken van de woonbadkamers of Aantal wc’s vertrekken stortbaden (in m²)
5
A99. Bestemming van het gebouw (uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor een ander gebruik dan huisvesting) 10) Landbouw, tuinbouw en veeteelt 11) Industrie en bouwnijverheid (zowel productie, opslag als behandeling) 12) Opslag en behandeling van openbare bedrijven (brandweerkazernes, garages voor politiewagens, enz.) 13) Vervoer en communicatie (telecommunicatie (bv. gebouw voor opstelling van zendapparatuur), vervoer per spoor, over de weg, via pijpleidingen, over water, door de lucht ) 14) Zakelijke dienstverlening (bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen, exploitatie van een handel in onroerende goederen, verhuur van roerende goederen) 15) Handel (groothandel, detailhandel, herstelling en onderhoud van autovoertuigen,…) 16) Horeca (restaurants, tearooms, cafés,…) 17) Persoonsverzorging (inrichtingen waar zieken niet verblijven, poliklinieken en medische praktijken, dagverblijven voor kinderopvang, kapper-, manicure-, pedicure-, en schoonheidssalons) 18) Kantoren voor openbare diensten en parastatalen 19) Kantoren voor particuliere administratie 20) Cultuur en ontspanning (onderwijs, wetenschappen en kunsten, bioscoop, theater, dancings, feestzalen, lokalen voor jeugdbewegingen, jeugdhuizen, expohallen, enz.) 21) Sport 22) Parkeergarages 23) Andere (kerk, kapel, …)
Toelichting deel B : Verbouwing B1. Bestemming van het gebouw De bestemming van het gebouw vóór de werken zoals : toelichting deel A (1 en 99). De bestemming van het gebouw na de werken zoals : toelichting deel A 1.
B4. Oppervlakte van het gebouw De oppervlakte bestemd voor huisvesting, ook wel bewoonbare oppervlakte genoemd, is de totale oppervlakte van alle woonvertrekken (zie toelichting deel A 3) op de verschillende niveaus. De oppervlakte bestemd voor een ander gebruik dan huisvesting is de oppervlakte van alle ruimtes op de verschillende niveaus met een bestemming zoals opgesomd in toelichting deel A 99.
B6. Totaal volume van het gebouw Men verkrijgt het volume van een gebouw door de oppervlakte ervan, met inbegrip van de buitenmuren, te vermenigvuldigen met de berekende hoogte vanaf de bovenzijde van de vloer van de benedenverdieping tot de halve hoogte van het dak of, ingeval het om een plat dak gaat, tot de bovenzijde van het dak.
Toelichting deel C : Afbraak C1. Bestemming van de gebouwen vóór de afbraak De bestemming van de gebouwen zoals : toelichting deel A (1 en 99).
C4. Oppervlakte van het gebouw De oppervlakte bestemd voor huisvesting, ook wel bewoonbare oppervlakte genoemd, is de totale oppervlakte van alle woonvertrekken (zie toelichting deel A 3) op de verschillende niveaus. De oppervlakte bestemd voor een ander gebruik dan huisvesting is de oppervlakte van alle ruimtes op de verschillende niveaus met een bestemming zoals opgesomd in toelichting deel A 99.
C6. Totaal volume van het gebouw Men verkrijgt het volume van een gebouw door de oppervlakte ervan, met inbegrip van de buitenmuren, te vermenigvuldigen met de berekende hoogte vanaf de bovenzijde van de vloer van de benedenverdieping tot de halve hoogte van het dak of, ingeval het om een plat dak gaat, tot de bovenzijde van het dak.
6
B. Verbouwing, uitbreiding of gedeeltelijke wederopbouw van de gebouwen die nà de werken hoofdzakelijk voor huisvesting bestemd zijn
Vóór de werken
Na de werken
Verandering (toename of afname)
Kolom bestemd voor ADSEI
⇐ 1. Bestemming van het gebouw 2. Aantal gebouwen 3. Aantal woningen in het gebouw 4. Oppervlakte van het gebouw bestemd voor : (m²) ⇐ - huisvesting - kelders, zolders en bijgebouwen ⇐ - ander gebruik dan huisvesting (inclusief garages)
5. Totale oppervlakte (m²) ⇐ 6. Totaal volume van het gebouw (m³) 7. Aantal individuele parkeergarages of overdekte staanplaatsen in garages van de gebouwen of bijgebouwen
Kolom bestemd voor ADSEI
C. Afbraak ⇐ 1. Bestemming van het (de) gebouw(en) vóór de afbraak : 2. Aantal af te breken gebouwen : 3. Aantal af te breken woningen : 4. Oppervlakte van het gebouw bestemd voor : (m²) ⇐ - huisvesting - kelders, zolders en bijgebouwen ⇐ - ander gebruik dan huisvesting (inclusief garages) 5. Totale oppervlakte (m²): ⇐ 6. Totaal volume van het gebouw (m³): 7. Aantal individuele parkeergarages of overdekte staanplaatsen in garages van de gebouwen of bijgebouwen :
Ik verklaar dat de hierboven vermelde inlichtingen echt en volledig zijn. Zegel van de gemeente
Datum en handtekening van de aanvrager van de bouwvergunning.
Handtekening van de architect die de plannen heeft opgemaakt. 99/2A163
7
Bijlage 2 Constructiecode Kadaster (AAPD)
Figuur B1
Overzicht constructiecode kadaster
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 31
Bibliografie
s.n, s.d., Digitale bouwaanvraag. Functionele analyse v.1.0, Vlaanderen in Actie, Vlaamse overheid, http://www.digitalebouwaanvraag.be/NL/DBA/Documentatie (28 mei 2013). s.n., s.d., GDI‐Vlaanderen‐plan 2011‐2015: de uitbouw en exploitatie van GDI‐Vlaanderen als een geografische kruispuntbank, waarbij geografische informatie vlot bruikbaar wordt voor zowel over‐ heid, burger als bedrijf, 15 p., http://www.agiv.be/gis/organisatie/?artid=523 dd. (28 mei 2013). Algemene directie statistiek en economische informatie, Aangifteformulier (Model I): gebouwen uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting, http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/ economie/bouw_industrie/bouwvergunning/ (28 mei 2013). De Decker P., Meeus B. & Claessens B. (2011), Woonpaden in Vlaanderen, Rapport voor het Steun‐ punt Beleidsgericht onderzoek 2007‐2001, Ruimte & Wonen, Gent ‐ Leuven. Heylen K., Le Roy M., Vanden Broucke S., Vandekerckhove B. & Winters S (2007), Wonen in Vlaan‐ deren. De Resultaten van de Woonsurvey 2005 En de Uitwendige Woningschouwing 2005, Minis‐ terie van de Vlaamse Gemeenschap. Departement RWO ‐ Woonbeleid, Brussel. Lyben H. (2004), Project GIS ‐OFV ‐TUSSENRAPPORT ‐DEEL 1 ‐Opdracht, Werkwijze en Management‐ samenvatting, intern rapport. Rekenhof (2006), Herschatting van het kadastraal inkomen van woningen na verbouwing. Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Rekenhof, Brussel. Smolders C., Heyndels B., Goeminne S., Burssens J. & Mahieu B. (2011), Project stedelijk fiscaal instrumentarium. Deelrapport 5: Waardering aan marktwaard: een alternatief voor het kadastraal inkomen, Vrije Universiteit Brussel, Hogeschool Gent, Brussel ‐ Gent, 32 p. Vannitsen P. & Verbeeck G. (2013), Analyse EPC‐databank. Stand van zaken, presentatie begelei‐ dingsgroep Wonen en Energie Steunpunt Wonen, 12 februari 2013. VEA (2010) Nota Beschermd volume, verliesoppervlakten en andere oppervlakten in het kader van Energieprestatieregelgeving, EPB, versie september 2010, http://www.energiesparen.be/epb/prof/ oppervlaktevolume (28 mei 2013). Waarderingskamer (2011), Waarderingsinstructie jaarlijkse waardebepaling. Regels voor de uitvoe‐ ring van de Wet WOZ, Waarderingskamer, Den Haag. Waarderingskamer (2012), Model taxatieverslag woningen 2012, http://www.waarderingskamer.nl/ documents/model%20taxatieverslag%20woningen%202012.pdf (28 mei 2013).
Van ‘klein beschrijf’ naar ‘huiskorting’. Deel 4. Oppervlakte als alternatief/complementair criterium | 33