Communicatie in bouwnetwerken De juridische mogelijkheden en de wenselijkheid van een communicatieplicht in de bouw
Door R.J.P. van den Heuvel Administratienummer: s179853 Datum afstuderen: 19 juni 2012 Master Rechtsgeleerdheid, accent Privaatrecht Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Departement Privaatrecht Examencommissie: mr. dr. S. van Gulijk mr. N.E. Tijssens
Voorwoord Aan de Universiteit van Tilburg heb ik het vak Bouwrecht met veel interesse gevolgd. Het is een
vakgebied
waar
verschillende
rechtsgebieden
samenkomen
en
waarbij
het
verbintenissenrecht wordt uitgediept. Het leek mij om die reden interessant mijn scriptie over een bouwrechtelijk onderwerp te schrijven. Daarnaast wilde ik mijn scriptie schrijven over een actueel onderwerp. De communicatieproblematiek in de bouw is actueel en het lijkt mij mooi om met mijn scriptie bij te dragen aan de discussie die op dit vlak wordt gevoerd. Mevrouw Van Gulijk had al publicaties gewijd aan de communicatieproblematiek in de bouw en heeft veel kennis en ervaring op het gebied van bouwrecht. Ik was dan ook erg blij dat zij mij wilde begeleiden bij mijn scriptie. Ik wil haar bij dezen bedanken voor haar adviezen en hulp die ze mij heeft gegeven. Het onderzoek dat ik heb gedaan ten behoeve van mijn scriptie is deels empirisch van aard. Hiertoe heb ik verschillende bouwbedrijven benaderd met de vraag of ze mij konden helpen met het verschaffen van inzichten in de bouwwereld. Mevrouw MacDonald van KPE heeft mij erg geholpen door mij wegwijs te maken in de bouwwereld en met het contactleggen met bouwbedrijven. Heel erg bedankt hiervoor. Ook wil ik mevrouw Tijssens bedanken voor haar tijd en deelname in de examencommissie en daarmee met haar bijdrage in mijn afstuderen. Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun steun en alle bijdragen die zij hebben geleverd, zowel tijdens het schrijven van mijn scriptie als tijdens mijn studietijd in het geheel. Tilburg, 11 juni 2012 R.J.P. van den Heuvel
2
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 2 1
2
3
Inleiding .......................................................................................................................................... 5 1.1
Probleemomschrijving............................................................................................................. 5
1.2
Onderzoeksvraag ..................................................................................................................... 6
1.3
Methoden van onderzoek ........................................................................................................ 8
1.4
Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie ................................................................. 9
1.5
Opzet ....................................................................................................................................... 9
Gebrekkige communicatie in bouwnetwerken .............................................................................. 11 2.1
Inleiding ................................................................................................................................ 11
2.2
In de praktijk ......................................................................................................................... 11
2.3
Interactieve communicatie .................................................................................................... 12
Informatie- en waarschuwingsplichten in de bouw ....................................................................... 14 3.1
Inleiding ................................................................................................................................ 14
3.2
Overeenkomst van opdracht .................................................................................................. 14
3.2.1
Titel 7.7 BW .................................................................................................................. 14
3.2.2
DNR 2011...................................................................................................................... 17
3.3
3.3.1
Titel 7.12 BW ................................................................................................................ 18
3.3.2
UAV 2012 ..................................................................................................................... 21
3.3.3
UAV-GC 2005 .............................................................................................................. 22
3.4 4
Overeenkomst van aanneming van werk ............................................................................... 18
Tussenconclusie..................................................................................................................... 25
Interactieve communicatie tussen bouwparticipanten ................................................................... 27 4.1
Inleiding ................................................................................................................................ 27
4.2
Opzet empirisch onderzoek ................................................................................................... 27
4.3
De communicatieproblematiek in de praktijk ....................................................................... 28
4.4
Van een eenzijdige verplichting naar interactieve communicatie ......................................... 31
4.4.1
Het belang van duidelijkheid ......................................................................................... 31 3
4.4.2
Toetsen en accepteren.................................................................................................... 32
4.4.3
Building Information Model.......................................................................................... 34
4.4.4
Een wettelijke verplichting tot communiceren .............................................................. 35
4.5 5
Tussenconclusie empirisch onderzoek .................................................................................. 37
Conclusie en aanbeveling .............................................................................................................. 39
Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 44 Lijst van afkortingen ............................................................................................................................. 49 Bijlage A ............................................................................................................................................... 50
4
1 1.1
Inleiding Probleemomschrijving
Er is de afgelopen jaren veel (wetenschappelijk) onderzoek gedaan naar de oorzaken van uitvoeringsfouten in de bouw. Naast directe oorzaken van constructieve schade, zoals ‘falend toezicht’1 of het ´niet uitvoeren conform het ontwerp´2,veel informatie over de achterliggende oorzaken van deze fouten kan worden gevonden in vonnissen. Uit deze vonnissen blijkt dat menselijke factoren als tijdsdruk, onvoldoende kennis, onzorgvuldigheid, maar ook communicatiefouten van belang zijn voor het ontstaan van de schade. 3 Vooral communicatiefouten tussen de ontwerpende en de uitvoerende partijen, of tussen uitvoerende partijen onderling, blijken relatief vaak ten grondslag te liggen aan constructieve schade. 4 Uit onderzoek blijkt zelfs dat er hierdoor in de periode 2009 - 2011 naar schatting 20.000 constructiefouten zijn gemaakt.5 In de bouwwereld wordt vaak in grote netwerken van bouwactoren gewerkt. Zo werken projectontwikkelaars, opdrachtgevers, architecten, verschillende onder- en nevenaannemers, constructeurs, leveranciers, opzichters, (technisch) adviseurs allemaal naast elkaar met het zelfde doel; het realiseren van het bouwproject.6 Menselijke fouten worden overal gemaakt. Uitvoeringsfouten door gebrekkige communicatie, komen vaker voor naarmate er meer partijen bij de uitvoering betrokken raken. De communicatie tussen twee partijen is immers eenvoudiger dan de communicatie tussen vijftien partijen. Aangezien gebrekkige communicatie een van de grootste oorzaken blijkt te zijn van bouwfalen,7 zou een verbetering of een verplichting van communicatie tussen bouwparticipanten het aantal gevallen waar sprake is van bouwfalen moeten reduceren. 8 Een van de manieren om communicatie tussen bouwparticipanten af te dwingen, is door dit onder te brengen bij een bestaande regeling.9
1
AIBk 6 juli 2005, nr. 1200-0333. RvA 13 december 2004, nr. 24.850. 3 In AIBk 6 juli 2005, nr. 1200-0333, was er sprake van falend toezicht door de architect. In RvA 13 december 2004, nr. 24,850, was er sprake een wijziging in het uitvoeringsplan, waarover niet goed werd gecommuniceerd, hetgeen de indirecte oorzaak was van de schade. In RvA 28 mei 2009, nr. 31.078, ontbrak er een waarschuwing of aanwijzing, waardoor erg indirect schade ontstond. 4 Boot 2011, p. 44. 5 Rapport Constructieve veiligheid 2011, p. 20. 6 Van Gulijk 2010, pp. 1-4. 7 TNO 2009: 21% van de faalkosten in de bouw zijn toe te schrijven aan gebrekkige uitwisseling van informatie en miscommunicatie. 8 Boot 2011, p. 44 ; Van Gulijk 2010, p. 1 en Van Gulijk 2011, §1. 9 Van Gulijk 2010, p. 11. 5 2
1.2
Onderzoeksvraag
Mijn onderzoek zal zich richten op wijzen waarop communicatie tijdens een bouwproject, waar gewerkt wordt binnen een netwerk, juridisch kan worden afgedwongen en verbeterd. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Is het juridisch mogelijk en is het praktisch wenselijk dat de communicatie tussen opdrachtgever(s) en aannemer(s), of tussen opdrachtgever(s) en adviseur(s), tijdens bouwprojecten waar gewerkt wordt in netwerken van bouwactoren, wordt afgedwongen met behulp van de huidige wet- en regelgeving in de Titels 7.7 en 7.12 BW en de bijbehorende standaard voorwaarden? Subvragen: 1. Wat houdt het begrip communicatie in en wat is het belang van goede communicatie in de bouwpraktijk? Middels beantwoording van deze vraag wordt vastgesteld wat er met het begrip communicatie wordt bedoeld. Wat houdt communicatie in en waarvoor dient een goede communicatie tussen opdrachtgever(s), aannemer(s) en adviseur(s)? Het belang van goede communicatie zal door een antwoord op deze vraag te formuleren ook worden weergegeven. 2. Wat houden de huidige informatie- en waarschuwingsplichten uit de overeenkomst van opdracht en de overeenkomst van aanneming van werk in volgens de toepasselijke wet- en regelgeving? Deze vraag heeft als doel het in kaart brengen van de huidige wet- en regelgeving omtrent de informatie- en waarschuwingsplicht in Nederland. Allereerst zullen de meest voorkomende overeenkomsten worden behandeld; de overeenkomst met de adviseur en de overeenkomst van aanneming van werk. De informatie- en waarschuwingsverplichting die in deze wettelijke vormen van overeenkomst tussen respectievelijk adviseur en aannemer zijn opgenomen worden eveneens behandeld, om uiteindelijk de reikwijdte van deze verschillende plichten te kunnen weergeven. Tevens zullen de bij de
6
genoemde overeenkomsten horende standaardvoorwaarden worden behandeld, omdat hier in de bouw veelal mee wordt gewerkt.10 3. Hoe wordt in de praktijk in netwerken van bouwactoren gecommuniceerd tussen opdrachtgever(s) en aannemer(s) of opdrachtgever(s) en adviseur(s)? Om een antwoord op deze subvraag te formuleren wordt er gekeken naar de mogelijke manieren van communicatie in netwerken van bouwactoren. Verschillende bouwbedrijven hebben hiertoe een vragenlijst ingevuld, welke een beter inzicht moet geven in de wijze van communicatie tussen opdrachtgever(s) en aannemer(s) of opdrachtgever(s) en adviseur(s) in de praktijk. 4. Wat is de visie van bouwactoren op de huidige wijze van communiceren tussen opdrachtgever(s) en aannemer(s) of opdrachtgever(s) en adviseur(s) tijdens de uitvoerende fase van bouwprojecten en zien zij ruimte voor verbetering? Bij beantwoording van deze vraag zal gebruik worden gemaakt van empirisch onderzoek. Hoe kijkt de bouwsector zelf tegen het probleem van gebrekkige communicatie aan, wat zijn hun ervaringen en hun wensen op het gebied van communicatie in de bouw? Wordt de huidige communicatie in de bouwpraktijk voldoende geacht, of zien de ondervraagde bouwparticipanten ruimte voor verbetering? 5. Hoe
kan
de
communicatie
in
de
bouw
worden
verbeterd
volgens
de
bouwparticipanten? De bouwparticipanten hebben het beste zicht op het verloop van communicatie in de praktijk. Dit is logisch, want zij hebben immers dagelijks te maken met communicatie in bouwnetwerken. Door bouwpartijen te raadplegen kan er worden gezocht naar een zo praktisch mogelijke oplossing voor gebrekkige communicatie. Op welke manier denken zij dat de communicatie kan worden verbeterd?
10
Van den Berg 2010, p. 205 ev. 7
6. Kan
de
communicatie tussen
opdrachtgever(s)
en
aannemer(s)
of
tussen
opdrachtgever(s) en adviseur(s), die samenwerken in bouwnetwerken, juridisch worden afgedwongen middels bestaande wetgeving? In de tweede subvraag wordt het geldende recht van de informatie- en waarschuwingsplichten uit Titel 7.7 en 7.12 BW en de bijbehorende standaardvoorwaarden behandeld. In deze subvraag zal er een antwoord worden gegeven op de vraag of het op basis van de wet- en regelgeving omtrent de genoemde plichten mogelijk is om communicatie af te dwingen. Hierbij wordt tevens het praktijk onderzoek naar de huidige communicatie in de bouw betrokken, zodat de rechten en plichten die mogelijk worden ontleend uit reeds bestaande wet- en regelgeving aansluiting vinden op de wensen uit de bouwpraktijk. Uiteindelijk volgt hieruit een conclusie, waarin staat of de huidige wet- en regelgeving volstaat en of op grond van dit huidig recht, communicatie kan of zou moeten worden afgedwongen.. 1.3
Methoden van onderzoek
In dit onderzoek zijn literatuur en jurisprudentie gebruikt om het geldende recht weer te kunnen geven op het gebied van communicatie tussen opdrachtgevers en aannemers of adviseurs in (bouw)netwerken. Er is onderzocht of de waarschuwings- en informatieplicht uit Titel 7.7 en 7.12 BW en uit de bijbehorende standaardvoorwaarden kan worden gebruikt om communicatie af te dwingen. Daarnaast heb ik met behulp van de medewerking van verschillende bouwbedrijven onderzocht op welke wijzen de communicatie in de bouwsector verloopt. Zien de bouwactoren zelf ruimte voor verbetering, wat zijn hun wensen en welke mogelijke oplossing zien zij? Dit verkennend empirisch onderzoek, ten behoeve van de deelvragen 3, 4 en 5, is als volgt opgebouwd: Middels een gestructureerd interview zijn primaire gegevens verzameld.11 Deze gegevens geven een beeld van de visie van de bouwparticipanten op de communicatie tijdens bouwprojecten. Mijn hypothese, die vooraf ging aan dit onderzoek en die ik grotendeels heb gebaseerd op praktijkvoorbeelden,12 was dat de meeste bedrijven zouden aangeven dat de
11
Saunders e.a. 2007. Enkele voorbeelden zijn reeds aangehaald, zoals het instorten van de Grolsch Veste en het instorten van een parkeergarage in Rotterdam. 8 12
communicatie, in projecten waarbij sprake is van meerdere uitvoerende partijen, veelal kan worden verbeterd. Een gestructureerd interview houdt in dat er vooraf een vragenlijst is gemaakt, die is gebaseerd op de vragen die reeds in deze opzet zijn opgeroepen. De hoofdvraag in deze luidt of de ondervraagden vinden dat er sprake is van een gebrekkige communicatie bij de uitvoering van bouwprojecten en op welke wijze de communicatie in hun optiek kan worden verbeterd. De groep ondervraagden is samengesteld uit verschillende bouwbedrijven, die allen werkzaam zijn in de grotere bouwprojecten of die gerekend kunnen worden tot een middelgroot tot groot bedrijf. De bouwbedrijven zijn steekproefsgewijs gekozen en zijn gevestigd in verschillende regio’s van Nederland. 1.4
Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie
Het doel van dit onderzoek is om een bijdrage te leveren aan een mogelijke oplossing van de huidige gebrekkige communicatie in complexe bouwprojecten. Het empirisch onderzoek naar de ervaringen en wensen van de bouwparticipanten op het gebied van communicatie in de bouw, levert een bijdrage om het uiteindelijke doel te bereiken. Het uiteindelijke doel is de verbetering van de communicatie in de bouw, om daarmee de faalkosten die worden veroorzaakt door gebrekkige communicatie te reduceren. Opdrachtgevers, aannemers en adviseurs sluiten overeenkomsten via een overeenkomst van opdracht of via een overeenkomst van aanneming van werk. Doordat de wetgeving hieromtrent vaak niet toereikend is, worden de overeenkomsten vaak aangevuld met algemene voorwaarden. Ten behoeve van de combinatie ontwerp en uitvoering zijn de UAV-GC ontwikkeld. De vraag of het mogelijk is om op basis van de informatie- en waarschuwingsverplichtingen, die in genoemde wet- en regelgeving staan, communicatie te af te dwingen, zal ik in dit onderzoek beantwoorden. Indien het voor bouwpartijen duidelijk is dat communicatie niet langer alleen wenselijk is, maar ook noodzakelijk, zal dit falen in de uitvoering van een ontwerp reduceren.13 Dit betekent een reducering van faalkosten. 1.5
Opzet
In hoofdstuk 2 zal het probleem van gebrekkige communicatie in de bouw verder worden toegelicht. Ook zal hier aan bod komen wat interactieve communicatie inhoudt en waarom een betere communicatie bouwfalen zal reduceren. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 weergegeven hoever de informatie- en waarschuwingsplichten binnen de overeenkomst van 13
Gebrekkige communicatie in de bouw is een van de belangrijkste oorzaken van constructiefouten. Van Gulijk 2011, §1. 9
opdracht, overeenkomst tot aanneming van werk en bijbehorende standaardvoorwaarden zich strekt en wat er van bouwparticipanten kan worden verwacht op het gebied van informatieuitwisseling. In hoofdstuk 4 zal het woord van de bouwactoren aan bod komen. Zien zij een probleem in de communicatie tijdens de uitvoering van bouwprojecten? De visie van verschillende partijen zal hier worden belicht en er wordt weergegeven waar zij ruimte tot verbetering zien. Uiteindelijk worden er mogelijkheden geboden voor verbetering van de huidige mate waarin er wordt gecommuniceerd. In het laatste hoofdstuk wordt er een antwoord gegeven op de vraag of het met de huidige wet- en regelgeving mogelijk is communicatie af te dwingen.
10
2 2.1
Gebrekkige communicatie in bouwnetwerken Inleiding
Het begrip ‘communicatie’ is in het voorgaande hoofdstuk al meermalen aan bod gekomen. Uit onderzoek blijkt dat gebrekkige communicatie een van de grootste veroorzakers is van constructiefouten en zorgt voor een groot deel van de faalkosten in de bouw.14 Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat de communicatie in de bouw moeten worden verbeterd, om de faalkosten te reduceren.15 In dit hoofdstuk zullen eerst een aantal praktijkvoorbeelden illustreren wat de gevolgen kunnen zijn van gebrekkige communicatie. Vervolgens zal worden beschreven wat communicatie precies inhoudt. 2.2
In de praktijk
Binnen een netwerk van individuen of organisaties worden vanzelfsprekend fouten gemaakt. Een goede samenwerking binnen een netwerk is belangrijk om deze fouten te voorkomen. Een recent voorbeeld waaruit blijkt dat een goede samenwerking tussen veel verschillende bouwpartijen noodzakelijk is, is het instorten van de Grolsch Veste, het stadion van FC Twente. Uit het tussenrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, dat op 17 augustus 2011 is gepubliceerd, blijkt dat er in de constructie, essentiële onderdelen voor stabiliteit ontbraken.16 Uit het onderzoek komt naar voren dat er grove fouten zijn gemaakt tijdens de uitvoeringsfase. De bron van de problemen is de fragmentatie van het ontwerp- en bouwproces.17 Voor bijna ieder onderdeel van het bouwproject is een ander bedrijf verantwoordelijk, wat ertoe leidt dat er veel actoren tegelijkertijd bezig zijn om het bouwproject te voltooien. Op de bouwplaats van grotere projecten is het niet ongewoon dat er tientallen, soms honderden, mensen aanwezig zijn. Iedere partij heeft zijn eigen specifieke taak binnen het bouwproject, waardoor zij vaak geen overzicht heeft van hoe het geheel eruit moet zien. Dit overzicht verdwijnt al helemaal indien er zich ook nog eens wijzigingen voordoen in het ontwerp. Wijzigingen in het ontwerp ten tijde van de uitvoering van de opdracht vergroten namelijk de kans dat verschillende partijen een vertekend beeld krijgen van hetgeen dient te worden uitgevoerd en in welke volgorde dit dient te geschieden.18 Dat het
14
TNO 2009. Van Gulijk 2011, TNO 2009 en Rapport Constructieve veiligheid 2011. 16 Tussenrapport Grolsch Veste 2011. 17 J. Galjaard,’Ramp Twente-stadion toont: te veel mensen op de bouwplaats’, NRC Handelsblad: 26 augustus 2011. 18 Telegraaf, ‘Janboel bij nieuwbouw’, Telegraaf: 15 december 2008, Rapport VROM 2008 en Boot 2011, p. 44. 11 15
werken met een groot aantal partijen aan de constructie in een bouwproject een risico is, blijkt ook uit het instorten van een parkeergarage in Rotterdam op 21 oktober 2010. 19 Tijdens het storten van beton is een gedeelte van de parkeergarage ingestort, omdat de stempels het begaven. Stempels worden gebruikt ter ondersteuning van het gebouw, totdat de fundering klaar is. Doordat deze stempels het begaven, stortten twee verdiepingen van het gebouw in, waardoor er vijf bouwvakkers onder het puin terecht kwamen. Volgens K. Terwel, constructief ontwerper bij de TU Delft, is het grote aantal partijen een van de redenen dat de communicatie binnen bouwprojecten niet goed verloopt. “Er zijn constructeurs, architecten, aannemers en die huren weer onderaannemers in om bepaalde klussen, zoals het plaatsen van stempels, uit te voeren. Het kan gebeuren dat je zoveel partijen hebt dat je een soort doorfluisterspelletje krijgt. Dat als je iets tegen de eerste persoon zegt, de laatste iets heel anders te horen krijgt.”20
2.3
Interactieve communicatie
Een netwerk – een contractuele of non-contractuele verbondenheid tussen een verscheidenheid van bouwparticipanten – binnen de uitvoering van bouwprojecten ontstaat doordat verschillende partijen samen gaan werken.21 Er wordt in de bouw erg veel en steeds vaker gewerkt in deze netwerken. Bovendien worden deze netwerken ook steeds groter. Dit leidt ertoe dat de kwaliteit van het bouwwerk en de efficiëntie van bouw aanzienlijk verbetert, mits er goed wordt samengewerkt, maar dit betekent ook dat de complexiteit van het bouwproces toeneemt.22 Een andere reden voor toename van complexiteit in netwerken is dat het netwerk veelal bestaat uit verschillende experts met ieder een eigen achtergrond. De experts hebben ieder hun eigen ‘taal’ en gebruiken bepaalde technieken op een verschillende manier. Ook bekijken zij een probleem allen vanuit een andere optiek. Dit bemoeilijkt de communicatie tussen verschillende disciplines binnen een netwerk van bouwactoren.23 Door deze toename aan complexiteit is het van groot belang dat de bouwparticipanten beter communiceren, maar ook dat zij de verschillende taken op elkaar afstemmen. Indien dit niet of onvoldoende gebeurt, kan er worden gesproken van een gebrekkige samenhang, wat
19
G. van den Boom, ‘Vijf zwaargewonden op bouwplaats Rotterdam’, NOS.nl 21 oktober 2010. G. van den Boom, ‘Te lange stempels gebruikt in Rotterdam’, NOS.nl 21 oktober 2010. 21 Het begrip ‘netwerk’ wordt in de literatuur erg abstract uitgelegd. Zo wordt een netwerk gezien als een verzameling van knooppunten die met elkaar verbonden zijn. De verbondenheid kan zowel contractueel als noncontractueel zijn. Het doel om te participeren binnen een netwerk kan verschillen voor iedere deelnemer. Ménard 2004, p. 350 ev , De Man 2004, p. 5 en Ching e.a. 1996, p. 181. 22 Vergelijking met zorgnetwerken, Zegveld 2011. 23 Adriaansen 2006, p.20. 12 20
nadelig is voor het resultaat en soms zelfs kan leiden tot ongevallen.24 Het is daarom nodig deze communicatie beter te laten verlopen. Communicatie is in tegenstelling tot eenzijdig informeren, een interactieve vorm van uitwisseling van informatie tussen verschillende partijen.25 Een uitwisseling van informatie houdt in dat partijen informatie ontvangen en overbrengen.26 Dit brengt eveneens mee dat de verschillende partijen de informatie die zij ontvangen of overbrengen op elkaar kunnen afstemmen.27 Interactieve communicatie gaat verder dan een eenmalige uitwisseling van informatie. Partijen dienen zich actief in te zetten om in elkaars belang informatie over te brengen, maar zij dienen ook de werkzaamheden die zij gaan verrichten af te stemmen op de ontvangen informatie.28 Interactieve communicatie leidt er uiteindelijk toe dat de werkzaamheden die bouwparticipanten los van elkaar verrichten beter op elkaar aansluiten.29 Partijen zijn door een uitwisseling van informatie ook op de hoogte van elkaars werk, waardoor zij niet alleen focussen op eigen werkzaamheden, maar ook rekening kunnen houden met de overige bouwparticipanten. In dit hoofdstuk hebben verschillende voorbeelden zoals het instorten van FC Twente-stadion de Grolsch Veste en het instorten van een parkeergarage te Rotterdam duidelijk gemaakt dat een goede samenwerking tussen verschillende bouwpartijen tijdens de uitvoering van werkzaamheden van groot belang is. Gebrekkige communicatie is een grote oorzaak van bouwfalen, hetgeen hoge faalkosten met zich mee kan brengen, waardoor de kosten van bouwprojecten vele malen hoger kunnen uitvallen.30 Een goede communicatie tussen bouwactoren tijdens de uitvoering van een bouwproject is dus van groot belang. Interactieve communicatie houdt in dat bouwpartijen tijdens een bouwproject zich actief inzetten om informatie te ontvangen en overbrengen naar elkaar, zodat zij hun werkzaamheden kunnen afstemmen op deze informatie. Verbetering van de communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs zou moeten leiden tot reductie van faalkosten, aangezien gebrekkige communicatie hiervan een grote oorzaak is.31
24
Adriaansen 2006, p. 20. De in §2.1 aangehaalde voorbeelden, zoals het instorten van de tribune de Grolsch Veste en het instorten van de parkeergarage van de Bijenkorf in Rotterdam, laten zien dat bouwfouten risico´s met zich meebrengen op het gebied van veiligheid. 25 Van Gulijk 2011. 26 Van Gulijk 2010, p. 1 en 2. 27 Van Gulijk 2011, §1. 28 Van Gulijk 2010, p. 2. 29 Van Gulijk 2010, p. 2. 30 TNO 2009. 31 Van Gulijk 2011, §4.4. 13
3
Informatie- en waarschuwingsplichten in de bouw
3.1
Inleiding
Communicatiestoornissen zijn overal denkbaar. Zo kan het zijn dat de bewoordingen die de opdrachtgever gebruikt, door de opdrachtnemer verkeerd worden begrepen, of dat zij voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Het toerekenen van schuld betekent een prikkel van beide partijen om zo duidelijk mogelijk te communiceren. Als de verschillende partijen ernaar streven zo duidelijk mogelijk te communiceren, kunnen communicatiestoornissen worden vermeden en kunnen tekortkomingen in de wederzijdse verplichtingen worden voorkomen. Teveel aan informatie zal niet snel tot last zijn voor de partijen, terwijl een tekort aan informatie, of foute informatie, kan leiden tot aansprakelijkheidsstelling van een of beide partijen.32 In dit hoofdstuk zal er worden gekeken of de waarschuwings- en informatieplicht uit de overeenkomst van opdracht, de aannemingsovereenkomst en de geïntegreerde contracten voldoende toereikend om een communicatieverplichting onder te brengen bij deze huidige wet- en regelgeving. 3.2 3.2.1
Overeenkomst van opdracht Titel 7.7 BW
De rechtsverhouding tussen opdrachtgever en adviseur wordt niet afzonderlijk in de wet geregeld. De wet kent echter wel een type overeenkomst, waar de afspraken tussen de genoemde relatie kunnen worden ondergebracht.33 In Titel 7.7 BW is de overeenkomst van opdracht geregeld, waarbij de opdrachtgever zich jegens de opdrachtnemer verbindt om werkzaamheden te verrichten, die iets anders bevatten dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard.34 De wettelijke regeling van de overeenkomst van opdracht is hoofdzakelijk regelend recht, wat inhoudt dat het mogelijk is van de wettelijke regeling af te wijken, mits er een wilsovereenstemming is van de partijen. Artikel 7:401 BW geeft de zorgplicht van de opdrachtnemer weer. Deze houdt in dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg in acht moet nemen van een goed opdrachtnemer. Welke zorg bij concrete werkzaamheden vereist is, zal de opdrachtnemer zelfstandig moeten bepalen. Hij moet daarbij in ieder geval handelen als een persoon met gezond inzicht en begrip voor de
32
Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 192. Van den Berg 1990, p. 17. 34 Artikel 7:400 lid 1 BW. 33
14
situatie.35 Welke zorgplichten in concreto op de opdrachtnemer rusten, hangt af van de omstandigheden van het geval. Zo kan er bijvoorbeeld van een bekende specialist meer worden verwacht, dan van een onbekende beroepsgenoot.36 De zorgplicht kan worden beperkt, door nadere invulling te geven aan de te verrichten handelingen, maar het is niet mogelijk deze in zijn geheel weg te contracteren.37 De informatieplicht van de opdrachtnemer uit artikel 7:403 lid 1 BW houdt in dat de opdrachtnemer verplicht is om de opdrachtgever te informeren. De opdrachtnemer zal hiertoe moeten navragen of de werkzaamheden die hij verricht, of wilt gaan verrichten, in overeenstemming zijn met de wensen van de opdrachtgever.38 De opdrachtnemer dient informatie te verschaffen of mededelingen te doen aan de opdrachtgever, op basis waarvan deze een keuze kan maken tussen de mogelijke manieren waarop een opdracht zal worden uitgevoerd. Ook dient de opdrachtnemer de opdrachtgever te informeren over de werkzaamheden die hij reeds heeft verricht, zodat de opdrachtgever op de hoogte blijft van de uitvoering van de opdracht.39 Wat van belang is om op te merken is dat deze verplichting van de opdrachtnemer eenzijdig is. Er is hier geen sprake van een wederzijdse verplichting tot informatieoverdracht tussen opdrachtnemer en -gever.40 Als er gekeken wordt naar de invulling van artikel 7:403 lid 1 BW in de Parlementaire Geschiedenis, dan blijkt daaruit dat de opdrachtnemer, volgens de letter van de wet, slechts verplicht is tot een tussentijdse informatieverschaffing aan de opdrachtgever.41 Dit houdt in dat de opdrachtnemer de opdrachtgever informatie dient te verschaffen over de werkzaamheden die hij reeds heeft verricht of nog gaat verrichten. De informatieverplichting, zoals deze in de praktijk op de opdrachtnemer rust, is ruimer dan dat. Indien artikel 7:403 lid 1 BW strikt wordt uitgelegd, kan een uitgebreidere informatieplicht worden afgeleid uit de zorgplicht van artikel 7:401 BW, de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) en
35
Parlementaire Geschiedenis Boek 7, p. 324. Artikel 7:402 BW en Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nrs. 83 en 95. 37 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 98 en HR 18 juni 2004, NJ 2004, 585 (Kuunders/Swinkels). 38 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 108. 39 Vranken, Mededelings-, informatie- en onderzoeksplichten in het verbintenissenrecht, 1989. 40 Van Gulijk 2010, p. 5. 41 Parlementaire Geschiedenis Boek 7, p. 326, 15 36
wellicht uit overige bepalingen uit de overeenkomst.42 Ook indien een opdracht naar behoren wordt uitgevoerd kan er sprake zijn van informatieverplichtingen.43 De informatie die de opdrachtnemer aan de opdrachtgever moet verstrekken, kan gericht zijn op wilsvorming. Men spreekt dan van de informatieplicht gericht op wilsvorming, hetgeen tot doel heeft de opdrachtgever in staat te stellen een goede beslissing te nemen over een voorgestelde oplossing.44 Nadat de opdrachtgever is geïnformeerd en hij zijn wil heeft gevormd, kan hij deze wil uitspreken in de vorm van instructies aan de opdrachtnemer.45 Gegeven instructies beïnvloeden de omvang van de informatieplicht. Bij een op een concreet doel gerichte opdracht zullen in het algemeen namelijk minder informatieverplichtingen aanwezig zijn dan bij een opdracht die strekt tot belangenbehartiging. 46 Het is duidelijk dat de informatie die door de opdrachtnemer wordt gegeven aan de opdrachtnemer, kan leiden tot nadere instructies van de opdrachtgever. Indien deze nadere instructies worden uitgesproken, kan dit weer effect hebben op de omvang van de informatieverplichting. 47 Er kan dus sprake zijn van een wisselwerking van informeren door de opdrachtnemer en instrueren door de opdrachtgever. Bovendien beïnvloeden beide componenten elkaar. Door de zorgplicht, waar de informatieverplichting uit voortvloeit, aan te scherpen is het mogelijk de informatiestroom van opdrachtnemer naar opdrachtgever positief te beïnvloeden. Echter, de uitwisseling van informatie is hiermee nog niet verplichtgesteld. De uitwisseling van informatie leidt ertoe dat beide partijen informatie overbrengen en ontvangen. Communicatie tussen opdrachtgever en –nemer; hetgeen we willen bereiken is een vorm van uitwisseling van informatie tussen beide partijen. 48 De informatieplicht en de zorgplicht van de opdrachtnemer zijn hierboven uiteengezet, maar zijn er ook wettelijke verplichtingen die rusten op de opdrachtgever en die de communicatie tussen partijen kunnen verbeteren? In de wet wordt alleen gesproken over financiële verplichtingen van de opdrachtgever. Dit sluit echter niet uit dat de opdrachtgever ook andere verplichtingen jegens de opdrachtnemer heeft.49 Verplichtingen jegens de opdrachtnemer
42
Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 108. HR 22 januari 1999, NJ 1999, 244. Een bemiddelaar is bijvoorbeeld verplicht te wijzen op een aanvechtbaar standpunt van de wederpartij. 44 Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 29. 45 Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 29. 46 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 109. 47 Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 14 en 29 en Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 109. 48 Van Gulijk 2010, p. 1 en 2. 49 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 125. 16 43
kunnen voortvloeien uit een overeenkomst tussen partijen, of uit de redelijkheid en billijkheid.50 De opdrachtgever dient daarnaast zijn handelen ten aanzien van de opdracht mede te laten bepalen door de belangen van de opdrachtnemer.51 De informatieplicht voor de opdrachtnemer is eenzijdig, waardoor een communicatieverplichting die zou moeten rusten op zowel opdrachtnemer als opdrachtgever hier niet direct van kan worden afgeleid. Communicatie is in tegenstelling tot eenzijdig informeren, een vorm van uitwisseling van informatie tussen beide partijen.52 De mogelijkheid communicatie af te dwingen, wordt geboden door de wettelijke zorgplicht, de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid en de overige bepalingen van de overeenkomst, waarbij de mogelijke invulling door standaardvoorwaarden zeker niet moet worden vergeten.53 3.2.2 DNR 2011 In de verhouding opdrachtgever – architect, ingenieur en adviseur, wordt De Nieuwe Regeling 2011 (DNR) veelal als standaardvoorwaarden gebruikt in de bouw. DNR hanteert in tegenstelling tot Titel 7.7 BW de term adviseur in plaats van opdrachtnemer. DNR kent een informatieverplichting voor adviseurs, welke is neergelegd in artikel 11 lid 5 DNR. In dit artikel staat dat de adviseur de opdrachtgever op de hoogte dient te houden van de uitvoering van de opdracht. Daarnaast dient hij naar beste vermogen en tijdig desgevraagd alle inlichtingen te verstrekken. Deze verplichting is eenzijdig en leidt opzichzelfstaand niet tot een communicatieverplichting voor de opdrachtgever en adviseur. DNR kent ook een waarschuwingsplicht voor de opdrachtgever. Deze dient volgens artikel 12 lid 4 DNR de adviseur te binnen bekwame tijd te waarschuwen. De opdrachtgever is verplicht te waarschuwen indien hij in de adviezen een tekortkoming van de adviseur daadwerkelijk heeft opgemerkt of zich daarvan bewust moest zijn geweest. De opdrachtgever dient zich te houden aan zijn zorgplicht jegens de adviseur. Deze zorgplicht is vergelijkbaar met de zorgplicht van de opdrachtnemer uit artikel 7:401.54 Artikel 12 lid 1 DNR bepaalt dat de opdrachtgever zich jegens de adviseur gedraagt als een goed en zorgvuldig opdrachtgever. Een verplichting voor opdrachtgever en adviseur tot het uitwisselen van informatie, dan wel communiceren, ontbreekt dus in DNR,55 maar doordat beide partijen een informatie-, dan wel een
50
Artikel 6:248 lid 1 BW. HR 19 oktober 2007, NJ 2007, 565 (ETC/Vodafone), Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 125. 52 Van Gulijk 2010, p. 2. 53 Van den Berg 2010, p. 205 ev. 54 Van den Berg 2010, p. 231. 55 Van Gulijk 2010, p. 5. 17 51
waarschuwingsplicht hebben, kan dit, mits de zorgplicht wordt aangescherpt, leiden tot een informatiestroom die loopt in beide richtingen. 3.3 3.3.1
Overeenkomst van aanneming van werk Titel 7.12 BW
Wat binnen de overeenkomst van aanneming van werk van Titel 7.12 BW van belang is voor beantwoording van de onderzoeksvraag zijn natuurlijk de verplichtingen binnen deze overeenkomst tot waarschuwen en informeren, zodat gekeken kan worden of een communicatieverplichting kan worden ondergebracht bij deze wettelijke verplichtingen. Voor de aannemer vloeit uit artikel 7:754 BW een precontractuele en een contractuele waarschuwingsplicht voort. Zo is de aannemer verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. De aannemer dient ervoor te zorgen dat de opdrachtgever geen fouten maakt bij het bepalen van de opdracht. Indien de aannemer een fout in de opdracht opmerkt, is hij verplicht de opdrachtgever op deze fout te wijzen.56 Een voorbeeld hiervan is een aannemer die de opdracht krijgt een draagmuur te slopen. De waarschuwingsplicht strekt zich tot het bewust maken van een instortingsgevaar, dat kan ontstaan door het uitvoeren van een opdracht met daarin fouten. Het is dan aan de aannemer om dit gevaar dat kan ontstaan onder de aandacht te brengen bij de opdrachtgever en duidelijk te maken dat de opdracht aanvulling of wijzigingen nodig heeft. Verder verplicht artikel 7:754 BW in haar tweede volzin te waarschuwen in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, waaronder bijvoorbeeld wordt verstaan de constructiematerialen die opdrachtgever levert aan de aannemer, maar ook bouwtekeningen of -voorschriften. Een aannemer die een bouwtekening krijgt aangereikt en hier fouten in ontdekt, dient de opdrachtgever te waarschuwen voor het feit dat de bouwtekening fouten bevat. Hoewel Titel 7.12 BW in 2003 is ingevoerd, bestaan er rechterlijke uitspraken van voor die tijd die al uitgaan van een waarschuwingsverplichting.57 De waarschuwingsverplichting bestaat vanaf het moment dat de aannemer de onjuistheden kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Wanneer er precies sprake is van dit moment, wordt bepaald aan de hand van verschillende
56
HR 8 september 2006, NJ 2006, 494 (Korkemeyer/Ottink). Zie HR 25 november 1995 1994, NJ 1995, 154 (Stokkers/Vegt Vloeren) en HR 18 september 1998, NJ 1998, 818, (KPI/Leba), waarin de Hoge Raad bepaalt dat er op de aannemer de verplichting rust de opdrachtgever tijdig te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht die de aannemer kent of behoort te kennen. 18 57
factoren. Zo spelen hierbij de mate van de onjuistheid, de fout of het gebrek en de mate van deskundigheid waarover de aannemer zou beschikken een rol.58 De waarschuwingsplicht van de aannemer vloeit voor uit de hoofdverplichting om de aan hem opgedragen werkzaamheden als een zorgvuldig vakman uit te voeren. Uit de hoofdverplichting kan naast een waarschuwingsplicht ook een onderzoeksplicht worden afgeleid.59 Zoals eerder aangegeven, dient de aannemer niet alleen te waarschuwen voor de gebreken waarvan hij op de hoogte is, maar ook voor de gebreken die hij behoort te kennen.60 Dit laatste insinueert dat er van de aannemer wordt verwacht dat hij zich actief inzet om erachter te komen of de van de opdrachtgever afkomstige eisen, ontwerpen, voorschriften en dergelijke, gebreken vertonen. Oftewel, er rust op de aannemer een plicht om het van de opdrachtgever afkomstige, te onderzoeken.61 Het van de opdrachtgever afkomstige vormt een raamwerk, waarbinnen de aannemer dient te presteren. De aannemer kan uit dit raamwerk afleiden wat er van hem wordt verwacht en aan welke eisen zijn prestatie dient te voldoen. Om de reikwijdte van de verwachtte prestatie vast te stellen, dient de aannemer het raamwerk van de opdrachtgever te onderzoeken. Indien hij in dit onderzoek tekortkomingen ontdekt in het raamwerk, dient de aannemer deze tekortkomingen te onderkennen en dient hij vervolgens de opdrachtgever voor deze tekortkomingen te waarschuwen. Zo rust er op de aannemer geen zelfstandige onderzoeksplicht naar de juistheid van informatie, afkomstig van de opdrachtgever, maar een afgeleide onderzoeksplicht die voortvloeit uit de verplichting om het aanvaarde werk zorgvuldig uit te voeren.62 Hij dient daarbij dit onderzoek te doen, zoals van een professioneel en deskundig vakman uit zijn branche of sector kan worden verwacht. Met een globale toetsing wordt in principe aan de eisen van de afgeleide onderzoeksplicht voldaan.63 Niet alleen wordt van de aannemer verwacht dat hij waakzaam is voor fouten in het raamwerk dat de opdrachtgever heeft geleverd, ook de opdrachtgever zelf is ertoe gehouden voldoende waakzaamheid te betrachten voor fouten, gebreken of tekortkomingen in dit raamwerk. Op 58
Asser-Kortmann-De Leede-Thunnissen 1994, nr. 538. HR 18 september 1998, NJ 1998, 818 (KPI/Leba), HR 8 oktober 2004, BR 2005/140, p. 634 CO3/129 (NSC/Pongers) en HR 8 september 2006, NJ 2006, 494 (Korkemeyer/Ottink). 59 Asser/Van den Berg 2007, nr. 101. 60 Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 171 – 174. 61 Asser/Van den Berg 2007, nr. 101. 62 RvA 15 juli 2003, nr. 70.647; De Raad van Arbitrage voor de Bouw bepaalde hier dat er in het onderhavige geval louter onderzoek dient te worden verricht naar elementen die bepalend zijn voor de vaststelling van de te verrichten prestatie. Zie ook Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 174 en 175. 63 Asser/Van den Berg 2007, nr. 101. 19
basis van artikel 6:101 lid 1 BW kan de schade die is ontstaan door onvoldoende waakzaamheid aan de kant van de opdrachtgever hem worden toegerekend.64 In verschillende uitspraken werd besproken dat in geval de benadeelde, dit is dus de opdrachtgever, mede oorzaak was van de schade die was ontstaan door een gebrekkig nakomen van een medewerkingsverplichting, wat onder andere inhoudt het verstrekken van een onjuiste bouwtekeningen en -specificaties, hij een deel van deze schade voor zijn rekening diende te nemen.65 De omstandigheid dat de opdrachtgever deskundig is, kan meespelen bij de toepassing van artikel 6:101 lid 1 BW.66 Een schending van de waarschuwingsplicht door de aannemer, hoeft daarbij geen beletsel te zijn om beroep te doen op deze bepaling. 67 Wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de schadevergoeding die de aannemer dient te betalen verminderd ‘in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen’.68 Wanneer er dus wordt gekeken naar de toerekening van het tekortschieten in de waarschuwingsplicht door de aannemer, dient de primaire fout, het op een gebrekkige wijze vervullen van de medewerkingsverplichting, te worden meegewogen.69 Dit houdt in dat er vanuit de aansprakelijkheidsstelling van de aannemer bij tekortkomingen in de waarschuwingsplicht prikkels gaan die ervoor moeten zorgen dat de aannemer voldoende waakzaamheid betracht bij de uitvoering van het opgedragen werk en dat er prikkels uitgaan van artikel 6:101 lid 1 BW richting de opdrachtgever om medewerking te verlenen aan de aannemer en tevens om voldoende waakzaamheid te betrachten. Deze prikkels kunnen ertoe leiden, of leiden er in veel gevallen toe, dat opdrachtgever en aannemer met elkaar in overleg treden voor en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.70 Er kan hier geen communicatieverplichting uit worden afgeleid. De prikkels die uitgaan van de mogelijke aansprakelijkheidsstelling voor de aannemer of toerekening van schade op grond van eigen schuld voor de opdrachtgever, kunnen er wel toe leiden dat er tussen opdrachtgevers en aannemers wordt gecommuniceerd. Van beide partijen wordt immers verwacht dat zij voldoen aan de zorgplicht of medewerkingsplicht. 64
HR 2 december 2005, NJ 2006, 444 (Rijpma/Groot); HR 13 januari 2006, NJ 2006, 59. Hof Amsterdam 19 mei 2005, BR 2006, p.172; HR 18 september 1998, NJ 1998, 818 (KPI/Leba). 66 Volgens de Hoge Raad kan de omstandigheid dat de opdrachtgever ter zake deskundig is aanleiding zijn voor de toepassing van eigen schuld (artikel 6:101 BW). HR 18 september 1998, NJ 1998, 818, r.o. 3.4 (KPI/Leba) en HR 8 september 2006, NJ 2006, 494 (Körkemeyer/Ottink). De deskundigheid van de opdrachtgever doet echter niet af aan de waarschuwingsplicht van de aannemer. Tijssens 2009. 67 Van den Berg 2010, p. 310 en 311. 68 Artikel 6:101 lid 1 BW. 69 Van den Berg 2010, p. 312 en 313. 70 Onderbouwing in hoofdstuk 4. 20 65
3.3.2 UAV 2012 Wanneer men Titel 7.12 BW volgt, gaat er bij de aannemingsovereenkomst een prikkel tot waarschuwen, danwel meewerken, uit naar zowel de aannemer als de opdrachtgever. De aannemer dient te waarschuwen op straffe van aansprakelijkheidsstelling71 en de opdrachtgever dient mee te werken, omdat anders de schade die ontstaat door schending van deze plicht voor zijn rekening komt.72 Net als bij de overeenkomst van opdracht, wordt ook de
wettelijke
regeling
voor
de
aannemingsovereenkomst
sterk
ingevuld
door
standaardvoorwaarden.73 De belangrijkste voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst zijn de UAV 2012.74 Opvallend is dat er vanuit het BW zowel communicatiebevorderende prikkels gaan richting de aannemer als de opdrachtgever, maar dat onder de UAV de prikkel voor de opdrachtgever om mee te werken grotendeels verdwijnt, doordat de RvA oordeelde dat een aannemer die de waarschuwingsplicht van paragraaf 6.14 verzaakt, verantwoordelijk is voor de gehele schade.75 De schade wordt hier dus niet naar evenredigheid verdeeld, indien de opdrachtgever medeverantwoordelijk is voor de schade, doordat hij niet aan zijn medewerkingsplicht heeft voldaan. De Raad van Arbitrage bevestigt dit uitgangspunt in een reeks van latere uitspraken.76 In sommige uitspraken wijkt de Raad juist af van dit uitgangspunt,77 maar doorgaans erkent de Raad geen mogelijkheid te komen tot gedeelde verantwoordelijkheid.78 Van den Berg is echter van mening dat de formulering in § 6.14 UAV geen beletsel vormt om te komen tot een gedeelde verantwoordelijkheid voor zowel aannemer als opdrachtgever.79 Zo stelt hij dat de UAV juist aanknopingspunten bieden voor schadeverdeling, omdat de aannemer aansprakelijk wordt verklaard voor de schadelijke gevolgen van zijn verzuim. Hier wordt een causaliteitseis gesteld, waardoor kan worden geconcludeerd dat de schade, die niet het gevolg is van het verzuim van de aannemer, aan de opdrachtgever valt toe te rekenen. Wanneer de redenering van Van den Berg wordt gevolgd door de Raad van Arbitrage, zou er een grotere prikkel uitgaan richting de opdrachtgever om
71
Artikel 7:754 BW. Artikel 6:101 lid 1 BW. 73 MvT, Kamerstukken II, 1992/93, 23 095, nr. 3, p. 12-13. 74 In de MvT, Kamerstukken II, 1992/93, 23 095, nr. 3, p. 42-55, wordt vele malen naar de UAV verwezen, wat veelzeggend is over de importantie die aan de UAV toekomen. 75 RvA 7 oktober 1983, nr. 11.380, BR 1984, p. 166. 76 Zoals RvA 19 december 1983, nr. 10.926, BR 1984, p. 254; RvA 2 mei 1990, nr. 14.048, BR 1990, p. 634; RvA 9 juni 1992, nr. 15.276, BR 1993, p. 316; RvA 12 januari 1996, nr. 17.348, BR 1996, RvA 1 februari 2005, nr. 26.022, Van Wijngaarden/Chao-Duivis 2006, nr.804. 77 RvA 11 maart 1993, nr. 15.134, BR 1993, p. 644 en RvA 16 november 2005, nr. 27.016, BR 2007, p. 140. 78 Asser/Van den Berg 2007, nr. 104. 79 Asser/Van den Berg 2007, nr. 104. 21 72
medewerking te verlenen en voldoende inlichtingen te verschaffen aan de aannemer. Dit zou de communicatie tussen aannemer en opdrachtgever vervolgens weer kunnen bevorderen. De prikkels die uitgaan van de aansprakelijkheidsstelling voor het verzuim van de waarschuwingsplicht voor de aannemer, dan wel het verzuim van de verplichting voor de opdrachtgever tot medewerking en de verplichting voldoende waakzaam te zijn, zouden er in theorie toe moeten leiden dat aannemer en opdrachtgever met elkaar in overleg treden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.80 Een duidelijke verplichting tot communiceren is er dus niet in de UAV,81 maar in hoofdstuk 4 zal worden weergegeven of de prikkels die uitgaan van de mogelijkheid tot aansprakelijkheidsstelling voor het niet nakomen van de genoemde verplichtingen, in de praktijk voldoende zijn om partijen te laten communiceren. 3.3.3 UAV-GC 2005 Het klassieke bouwproces is gekenmerkt door de scheiding van de ontwerpfunctie en de uitvoeringsfunctie.82 In een geïntegreerd contract zijn ontwerp en uitvoering samengebracht in één contract. Omdat dit type contract zo vaak werd gebruikt, zijn er standaard voorwaarden ontwikkeld. Bij de voorwaarden hoort tevens een Model Basisovereenkomst, welke partijen zelf dienen in te vullen en welke ten grondslag ligt aan de rechtsverhouding tussen de partijen. Ook bestaat er een Toelichting op de voorwaarden en het Model. De voorwaarden worden tegenwoordig voornamelijk in de infrastructuur gebruikt, maar ook steeds meer in de utiliteitsbouw.83 In deze paragraaf zullen de waarschuwings- en informatieplicht, die in de UAV-GC 2005 staan, worden uitgewerkt om te kijken of deze verplichtingen ertoe leiden dat de verschillende partijen in het bouwproces (voldoende) met elkaar communiceren en of een communicatieplicht hiervan kan worden afgeleid. Het feit dat de opdrachtnemer volgens de UAV-GC 2005 (hierna: UAV-GC) verantwoordelijk is voor het ontwerpproces en de uitvoering, betekent niet dat de opdrachtgever geen bemoeienis heeft met het werk. De opdrachtgever heeft een medewerkingsverplichting, maar hoeft zich niet met het gehele bouwproces te bemoeien. Het ligt niet in de sfeer van de UAV-GC dat de opdrachtgever zich in grote mate bezighoudt met
80
Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 192. Van Gulijk 2010, p. 4 en 5. 82 Van den Berg 2010, p. 354 en 355. 83 Bruggeman e.a. 2010, p. 108 en 109. 81
22
het bouwproces.84 De opdrachtgever is wel verplicht zijn medewerking te verlenen. Komt hij zijn medewerkingsverplichting niet na, dan kan hij aansprakelijk worden gesteld voor de schade die dit met zich teweeg brengt.85 Dit onderzoek beperkt zich echter alleen tot de informatie- en waarschuwingsplichten, dus zal alleen de, uit de medewerkingsplicht, af te leiden informatieplicht worden behandeld. De informatieplicht voor de opdrachtgever is neergelegd in § 3 lid 1 UAV-GC en houdt in dat de opdrachtgever verplicht is informatie te verstrekken waarover hij beschikt en waarover de opdrachtnemer niet zelf kan beschikken. Artikel 7 van de Basisovereenkomst geeft weer welke informatie de opdrachtgever dient over te dragen aan de opdrachtnemer. De informatieplicht stopt echter niet indien voldaan is aan artikel 7 van de Basisovereenkomst, want de opdrachtgever dient alle informatie waarover hij beschikt en die noodzakelijk is voor de realisatie van het werk ter beschikking stellen aan de opdrachtnemer.86 De opdrachtgever is, ingevolge paragraaf 3 UAV-GC, verantwoordelijk voor de gegevens die hij verstrekt.87 In 2007 heeft de RvA zich uitgesproken over informatieplicht van de opdrachtgever.88 De aannemer voerde in de procedure aan dat hij meer kosten had moeten maken, door een onjuiste gegevensverstrekking door de gemeente, die in dat geval opdrachtgever was. De rechtsvraag was volgens de arbiters of de aannemer zonder meer mocht uitgaan van de juistheid van de door de gemeente verstrekte gegevens. De gemeente stelde dat volgens de UAV-GC de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van gegevens bij de aannemer lag. Hier was de RvA het niet mee eens. Zij stelden dat het de verantwoordelijkheid van de aannemer was om informatie op te vragen bij de opdrachtgever, indien de opdrachtgever bepaalde informatie niet heeft gegeven. Zodra de opdrachtgever gegevens aandraagt, mag de aannemer in principe uitgaan van de juistheid van de gegevens. Indien er echter aanwijzingen zijn dat de verkregen gegevens onjuistheden bevatten, dan dient de aannemer de gegevens te controleren. In dat geval geldt er voor de aannemer een waarschuwingsplicht voor onjuistheden in de verstrekte gegevens. De verantwoordelijkheid voor de gegevens kan dan verschuiven naar de opdrachtnemer.89 In § 4 lid 7 UAV-GC is bepaald dat de opdrachtnemer de opdrachtgever dient te waarschuwen indien de informatie die afkomstig is van de opdrachtgever klaarblijkelijk
84
Bruggeman e.a., § 6.3.1. Bruggeman e.a., p. 111. 86 Bruggeman e.a., p. 111 en 112. 87 Van den Berg 2010, p. 358. 88 RvA 21 augustus 2007, nr. 27 733. 89 Van den Berg 2010, p. 360. 85
23
zodanige fouten bevat of gebreken vertoont dat hij in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou handelen indien hij nalaat te waarschuwen en voortbouwt op de verkregen (onjuiste) informatie. De UAV 2012 kent evenals de UAV-GC een waarschuwingsplicht voor de opdrachtnemer, indien hij onjuiste informatie ontvangt van de opdrachtgever (zie de voorgaande paragraaf in dit hoofdstuk).90 De opdrachtnemer dient hier echter te waarschuwen voor de gebreken waarvan hij op de hoogte is en de gebreken die hij behoort te kennen.91 Onder de UAV 2012 dient de aannemer actief onderzoek te verrichten naar eventuele onjuistheden of gebreken in de verkregen informatie.92 Onder de UAV-GC dient een opdrachtnemer pas te waarschuwen als de onjuistheden of gebreken in de verkregen informatie overduidelijk zijn.93 De onderzoeksplicht van de opdrachtnemer onder de UAVGC bestaat dus niet uit het vinden van onjuistheden,zoals onder de UAV 2012, maar uit het vinden van een oplossingsrichting nadat hij onjuistheden is tegengekomen in de aan hem verstrekte gegevens door de opdrachtgever.94 Laat hij dit na, dan is de opdrachtnemer aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen die zijn ontstaan door zijn verzuim.95 Voor de opdrachtgever is het erg van belang dat de informatie die hij verstrekt juist is. Zijn de gegevens die hij verstrekt niet juist, of zijn ze gebrekkig, en zijn deze onjuistheden voor de opdrachtnemer niet klaarblijkelijk, dan is de opdrachtgever zelf verantwoordelijk voor de gevolgen, wat onder andere kan inhouden dat hij de kosten dient te dragen, die veroorzaakt zijn door de door hem verstrekte onjuiste of gebrekkige gegevens.96 In de UAV-GC is een informatieplicht neergelegd voor de opdrachtgever en een waarschuwingsplicht voor de opdrachtnemer.97 De opdrachtgever dient alle informatie die noodzakelijk is voor de realisatie van het werk ter beschikking te stellen aan de opdrachtnemer.98 Bovendien is de opdrachtgever verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte gegevens.99 Bij de opdrachtnemer ligt de plicht te waarschuwen voor onjuistheden in de informatie die hij van de opdrachtnemer heeft ontvangen. Ook dient hij, indien hij fouten opmerkt, met een oplossingsrichting te komen voor de onjuistheden. Deze genoemde
90
Asser/Van den Berg 2007, nr. 101. Van den Berg 2010, p. 360. 92 Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 171 – 174 en Asser-Kortmann-De Leede-Thunnissen 1994, nr. 538. 93 Van den Berg 2010, p. 360. 94 Bruggeman e.a. 2010, p. 122. 95 Van den Berg 2010, p. 360 en 361 en Asser/Van den Berg 2007, nr. 105. 96 § 3 lid 2 UAV-GC 2005 en Van den Berg 2010, p. 358. 97 § 3 lid 1 UAV-GC (informatieplicht) en § 4 lid 7 UAV-GC (waarschuwingsplicht). 98 Bruggeman e.a., p. 111 en 112. 99 Van den Berg 2010, p. 358. 24 91
informatie- en waarschuwingsplicht zijn echter wel eenzijdig. Er is in de UAV-GC geen verplichting neergelegd die afdwingt dat de partijen informatie met elkaar uitwisselen.100 Opdrachtgever dient namelijk alleen de nodige informatie over te dragen aan de opdrachtgever en de opdrachtgever dient alleen te waarschuwen indien de verkregen informatie klaarblijkelijk onjuistheden bevat.101 De informatiestroom loopt dus van opdrachtgever naar opdrachtnemer. De UAV-GC heeft als dwang deze informatiestroom op gang te houden de mogelijke aansprakelijkheidsstelling voor degene die zich niet aan zijn plichten houdt. Deze prikkel leidt ertoe dat de eenzijdige verplichtingen dienen te worden nageleefd, maar het leidt er niet toe dat partijen (beter) met elkaar gaan communiceren. 3.4
Tussenconclusie
De informatie- en waarschuwingsplichten uit de overeenkomst van opdracht en de overeenkomst van aanneming van werk en uit bijbehorende standaardvoorwaarden zijn in dit hoofdstuk behandeld. De reikwijdte van de verplichtingen zijn vastgesteld en er kan worden geconcludeerd dat de wettelijke en contractuele informatie- en waarschuwingsplichten eenzijdig zijn. In geval van de overeenkomst van opdracht is de informatieplicht van de opdrachtnemer volgens de letter van de wet een eenzijdige verplichting. Indien artikel 7:403 lid 1 BW of artikel 11 lid 5 DNR 2011 strikt wordt uitgelegd, kan een uitgebreidere informatieplicht worden afgeleid uit de zorgplicht van artikel 7:401 BW, de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) en de overige bepalingen van de overeenkomst.102 Middels de zorgplicht van de opdrachtnemer kan de informatiestroom van opdrachtnemer naar opdrachtgever positief worden beïnvloed, maar dit leidt niet automatisch tot een communicatieverplichting rustende op de opdrachtgever. Communicatie werkt immers twee of meer kanten op. Een mogelijkheid om de opdrachtgever te laten communiceren, kan gevonden worden in de plicht die op de opdrachtgever rust om zijn handelen ten aanzien van de opdrachtnemer mede te laten bepalen door de belangen van de opdrachtnemer.103 De aannemingsovereenkomst kent een waarschuwingsplicht104 die rust op de aannemer, welke voortvloeit uit de verplichting tot het zorgvuldig uitvoeren van zijn taak. 105 De opdrachtgever zelf is gehouden medewerking te verlenen en voldoende waakzaamheid te 100
Van Gulijk 2011, §2. § 3 lid 2 UAV-GC 2005 en Van den Berg 2010, p. 358. 102 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 108. 103 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 125. 104 Artikel 7:754 BW en paragraaf 6.14 UAV. 105 Van den Berg 2009, nr. 100 ev. 25 101
betrachten voor fouten, gebreken of tekortkomingen in de door hem aan te leveren informatie of constructiematerialen.106 Mocht de opdrachtgever dit onvoldoende doen, dan kan de schade die hierdoor ontstaat hem worden toegerekend op basis van eigen schuld.107 Vanuit de mogelijkheid tot aansprakelijkheidsstelling voor niet-nakomen van de waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW en paragraaf 6.14 UAV, gaan er prikkels richting de aannemer om zich aan de waarschuwingsplicht te houden, terwijl er prikkels uitgaan vanuit artikel 6:101 lid 1 BW naar de opdrachtgever om medewerking te verlenen aan de aannemer en om voldoende waakzaamheid te betrachten.108 Beide partijen worden dus gemotiveerd om met elkaar samen te werken. Van de mogelijkheid tot aansprakelijkheidsstelling gaan prikkels uit die ertoe leiden
dat
opdrachtgever
en
aannemer
met
elkaar
in
overleg
treden.109
Een
communicatieverplichting kan dus niet rechtstreeks voortvloeien uit de waarschuwingsplicht, maar uitbreiding van toerekening van eigen schuld en aansprakelijkheidsstelling van nietnakomen van de waarschuwingsplicht, kan ertoe leiden dat partijen beter met elkaar gaan communiceren. Deze uitbreiding zal kunnen leiden tot een afgeleide communicatieplicht, doordat de partijen in de praktijk dan wel moeten gaan communiceren om niet aansprakelijk te worden gesteld voor de schade die ontstaat door niet waarschuwen of onvoldoende meewerken. De UAV-GC kent een waarschuwingsplicht voor de opdrachtnemer en een informatieplicht voor de opdrachtgever. De opdrachtgever dient alle informatie die noodzakelijk is ter realisatie van het werk ter beschikking te stellen aan de opdrachtnemer.110 De opdrachtnemer dient op zijn beurt te waarschuwen indien hij onjuistheden ontdekt in de verkregen informatie.111 Ook onder de UAV-GC zijn de genoemde verplichtingen eenzijdig, waardoor hier niet direct een communicatieverplichtingen uit kan worden afgeleid. De UAV-GC biedt geen directe aanknopingspunten om een communicatieverplichting onder te brengen in de huidige vorm van deze standaardvoorwaarden.
106
HR 18 september 1998, NJ 1998, 818 (KPI/Leba). Artikel 6:101 lid 1 BW; HR 2 december 2005, NJ 2006, 444; HR 13 januari 2006, NJ 2006, 59. 108 Van den Berg 2010, p. 312 en 313. 109 Dit blijkt uit antwoorden op de vragen uit Bijlage A. 110 Bruggeman e.a. 2010, p. 111 en 112. 111 Van den Berg 2010, p. 358. 26 107
4 4.1
Interactieve communicatie tussen bouwparticipanten Inleiding
In dit hoofdstuk wordt weergegeven op welke wijzen bouwactoren onderling communiceren en welke punten er op dit gebied zijn tot verbetering. Hoe kijkt de bouwsector zelf aan tegen het probleem van gebrekkige communicatie en op welke wijze kan de communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs in hun optiek worden verbeterd? Is het wenselijk dat de communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs juridisch wordt afgedwongen, of juist niet? Deze vragen, die tevens in paragraaf 1.2 als deelvragen zijn geformuleerd, zullen in dit hoofdstuk worden beantwoord met behulp van het empirisch onderzoek dat is afgenomen onder verschillende bouwbedrijven. Allereerst zal de opzet hiervan worden gegeven en vervolgens zullen de antwoorden die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen worden uitgewerkt. 4.2
Opzet empirisch onderzoek
Ten behoeve van de beantwoording van de vraag hoe communicatie tussen opdrachtgever(s) en aannemer(s) of opdrachtgever(s) en adviseur(s) binnen een bouwproject verloopt en wat de visie is van bouwactoren op de huidige wijze van communiceren heb ik een verkennend empirisch onderzoek opgezet. De antwoorden van voorgenoemde vragen moeten een beeld geven van de wijze waarop de communicatie in de bouw kan worden verbeterd. Ook zijn bouwparticipanten gevraagd of zij het wenselijk vinden om communicatie wettelijk af te dwingen, of dat zij alternatieven zien om de communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs te bevorderen. Bij beantwoording van de vragen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen die de ondervraagden hebben weergegeven. Ongeveer veertig Nederlandse bouwbedrijven zijn benaderd met de vraag of zij konden meewerken aan dit onderzoek. Er is aangegeven dat de bouwbedrijven zelf ook belang hebben bij een goed inzicht in de communicatieproblematiek die er speelt. Immers door zelfreflectie is het mogelijk om bepaalde wijzen van communicatie te verbeteren, of om te kijken of er alternatieven zijn die leiden tot een betere communicatie tussen bouwparticipanten, dit zowel intern, tussen medewerkers van één bedrijf, als extern, naar andere bouwbedrijven toe. De bedrijven die zijn benaderd, zijn geselecteerd op basis van hun vestigingsplaats, hun grootte en het type bouwprojecten dat zij uitvoeren. Uit iedere regio in Nederland zijn steekproefsgewijs bouwbedrijven benaderd, zodat mogelijke conclusies die achteraf kunnen 27
worden getrokken niet afhankelijk zijn van de regio waarbinnen de bedrijven opereren. De bouwbedrijven werken allen aan grote, omvangrijke projecten, waarbinnen zij samenwerken met andere bouwbedrijven. In vrijwel alle gevallen zijn de bouwbedrijven zowel telefonisch als via e-mail benaderd met de vraag of zij konden meewerken aan dit onderzoek. De meeste benaderden gaven aan dat de communicatie inderdaad op een aantal punten kon worden verbeterd, maar wilden niet meewerken aan het onderzoek. De reden die zij hiervoor aangaven was tijdgebrek. Toch was een aantal bedrijven bereid hun medewerking te verlenen om zo inzicht te verschaffen in hun wijze van communiceren. Opvallend is echter dat ieder bedrijf dat wilde meewerken anoniem wenste te blijven. De exacte reden hiervoor is niet bekend, maar het vermoeden is dat de bedrijven anoniem wensten te blijven, omdat ze wel problemen erkennen in de communicatie, maar die niet openbaar willen maken. Om die reden zijn de resultaten van dit onderzoek geanonimiseerd. De vragen die zijn gesteld, zijn terug te vinden in ‘Bijlage A’ aan het eind van deze scriptie. 4.3
De communicatieproblematiek in de praktijk
Ter verbreding van mijn inzichten in de bouwpraktijk heb ik een cursus van KPE bijgewoond genaamd ‘5S op de bouwplaats’.112 Het doel van de cursus was om op een eenvoudige en effectieve wijze tot een betere manier van werken te komen. Het accent van de cursus lag op veiligheid, communicatie en effectiviteit op de werkplek. De cursus werd gegeven aan onderaannemers en werklieden op locatie van een omvangrijk bouwproject in Rotterdam. In de cursus werd erkend dat gebrekkige communicatie kan leiden tot hoge faalkosten in de gehele bouwketen. Deze faalkosten, als gevolg van gebrekkige communicatie tussen de verschillende partijen die bij het bouwproject zijn betrokken, kunnen zowel worden veroorzaakt door ongevallen bij een verhoogd veiligheidsrisico voor werklieden, als door constructiefouten. Een probleem dat zich voordeed op de bouwplaats waar de cursus plaatsvond, was dat bepaalde zaken wel goed werden ‘doorgecommuniceerd’ naar de werklieden, maar dat zij hier niet goed mee omgingen en zich niet aan de gemaakte afspraken hielden. Het werd om die reden van belang geacht dat de nakoming van bepaalde afspraken regelmatig wordt gecontroleerd door een (onder)aannemer. Ook dient deze (onder)aannemer regelmatig te evalueren of de gemaakte afspraken nog wel effectief zijn. Leiden de gemaakte afspraken tot efficiënt werken of kost de nakoming van de afspraken onevenredig veel tijd en moeite? Ook de plannen ten behoeve van de uitvoering van het werk dienen regelmatig te
112
KPE is een opleidingsinstituut op het gebied van bouwtechniek, bouwrecht en vastgoed. 28
worden geëvalueerd door de hoofduitvoerders van het werk. Afspraken die zij ten behoeve van de uitvoering van deze plannen hebben gemaakt, dienen zij regelmatig te herhalen, zodat nakoming niet wordt vergeten. Tevens is het van belang dat de bouwactoren die betrokken zijn bij de gemaakte plannen en afspraken worden betrokken bij dit proces van evaluatie en herhaling. Een goede communicatie tussen de opdrachtgevers, aannemers, adviseurs en werklieden leidt dan tot een veilige en prettige werkomgeving en het stimuleert zelfsturing en het werken in teamverband. Uiteindelijk zal dit leiden tot minder bouwfalen, aldus de cursusdocente van KPE. Alle bouwbedrijven die zijn ondervraagd geven aan dat er op vrijwel alle denkbare manieren wordt gecommuniceerd; zowel mondeling, via de telefoon en bij één-op-één gesprekken, als via e-mail en post. Op gezette tijden vinden er vergaderingen plaats tussen de uitvoerders van het werk. Sommige bedrijven, die blijkbaar een goede communicatie van groot belang achten voor een goede voltooiing van het werk zonder kostenoverschrijding, hebben dagelijks, voor aanvang van de werkdag, een werkoverleg.113 In dit overleg bespreken zij wat er die dag moet gebeuren en wat de aandachtspunten zijn. Dit met als doel de betrokkenen op de hoogte te stellen van eventuele wijzigingen in het uitvoeringsplan of om de uitvoerders van het werk te betrekken bij en te herinneren aan de gemaakte afspraken die gelden tijdens het bouwproces.114 In sommige gevallen leidt een overvloed aan informatie voor problemen. Verschillende partijen communiceren niet eenduidig met elkaar, waardoor verwarring ontstaat. Deze verwarring neemt toe, indien een er sprake is van een opdrachtgever die steeds zijn wensen en eisen aanpast. 115 Het daadwerkelijke probleem van gebrekkige communicatie vindt mijn inziens niet haar oorzaak in de onwil van partijen, maar in het ontbreken van duidelijke afspraken wanneer, hoe en waarover er dient te worden gecommuniceerd. Uit de vraag aan verschillende bouwbedrijven wat de reden is dat er in de communicatie tussen bouwpartijen bepaalde aspecten regelmatig niet duidelijk overkomen, blijkt dat tijdsdruk een belangrijke oorzaak van gebrekkige communicatie is.116 Op de bouwbedrijven ligt over het algemeen een grote druk het bouwwerk binnen een bepaalde tijd en zonder kostenoverschrijding op te leveren. Door deze tijdsdruk wordt er soms over een
113
Dit blijkt uit de antwoorden op vraag 2, Bijlage A. Dit komt naar voren uit de antwoorden op vraag 3, Bijlage A. 115 Uit de antwoorden op vraag 5, Bijlage A, blijkt dat het voorkomt dat er te veel informatie wordt uitgewisseld, hetgeen leidt tot verwarring. 116 Dit kwam naar voren uit de antwoorden op vraag 4, Bijlage A. 29 114
aandachtspunt heen gestapt, terwijl achteraf blijkt dat dit niet verstandig is geweest. In een goede communicatie gaat tijd zitten, maar in mijn optiek zal dit uiteindelijk kostenbesparend werken, mits er efficiënt wordt gecommuniceerd. Immers, door een goede communicatie kunnen bouwfouten worden voorkomen en dit verlaagt de faalkosten.117 Een specifiek probleem waar bouwbedrijven regelmatig mee te maken hebben is een taalbarrière.118 In Nederland worden steeds meer buitenlandse, met name Oost-Europese, arbeidskrachten ingezet om te werken aan een project. In de grensstreek neemt tevens het aantal arbeiders uit buurlanden toe.119 ‘Ze knikken ja als ze het begrijpen, maar vaak doen ze maar wat en blijkt er achteraf dat ze er niks van hebben begrepen. Op papier zijn er onderaannemers die de Polen controleren tijdens de uitvoering van hun werk, maar in de praktijk ontbreekt deze controle vaak. Het is dan ook vaak zoeken naar iemand die Pools en Nederlands spreekt en die het probleem dus uit kan leggen. Eigenlijk zou er altijd iemand aanwezig moeten zijn die Pools en Nederlands spreekt, maar dit is dus vaak niet het geval’, aldus een uitvoerder bij één van de ondervraagde bedrijven.
Deze communicatiestoornis is niet alleen vervelend voor de uitvoerende partijen op de bouwplaats, maar het kan tevens leiden tot bouwfalen. Indien er van partijen wordt verwacht dat ze communiceren, dienen de verantwoordelijken er ook zorg voor te dragen dat de opdracht goed overkomt bij degene die het werk moeten uitvoeren. De bedrijven die verantwoordelijkheid dragen voor de werklieden die de Nederlandse taal niet machtig zijn, kunnen aansprakelijk worden gesteld indien er fouten zijn in de uitvoering van de opdracht of werk, doordat er niet goed is gecommuniceerd. Blijkbaar is de prikkel die uitgaat van aansprakelijkheidsstelling voor fouten die voortvloeien uit dit soort miscommunicatie niet groot genoeg, want het probleem doet zich regelmatig voor.120
117
TNO 2009. Uit de antwoorden op vraag 4, Bijlage A, bleek dat bouwparticipanten regelmatig dienen te werken met werklieden die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Hierdoor verloopt de communicatie richting deze werklieden moeizaam. Paul 2011, p. 34. 119 Een derde van de bouwbedrijven heeft zijn toevlucht gezocht in de aanwerving van (goedkope) buitenlandse arbeiders. De economische migranten zijn meestal afkomstig uit Oost-Europa (54,8%), maar vaak ook uit buurlanden (29%) of uit andere EU-landen (29%). Dit blijkt uit een enquête van Confederatie Bouw Limburg en Voka-Kamer van Koophandel Limburg. 120 Aldus twee van de ondervraagden in Bijlage A, die aangaven dat een tolk vaak ontbrak op de bouwplaats, hetgeen leidt tot irritatie, gevaar en bouwfalen, doordat buitenlandse werklieden hun uit te voeren werkzaamheden vaak niet goed begrijpen. 30 118
4.4
Van een eenzijdige verplichting naar interactieve communicatie
4.4.1 Het belang van duidelijkheid Dat een verbetering van de communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs zal leiden tot een afname van faalkosten is evident. Hoe beter een partij op de hoogte is van zijn te verrichten werkzaamheden, hoe beter zij de werkzaamheden zal uitvoeren en hoe minder fouten hierbij vervolgens ontstaan. Het probleem bij de ondervraagde partijen is echter niet dat zij zich hier niet bewust van zijn, maar dat zij op een verkeerde wijze communiceren. Er ontbreken vaak afspraken over de wijze van communicatie; wanneer deze dient plaats te vinden, in welke vorm en waarover er dient te worden gecommuniceerd? In sommige gevallen wordt er te veel gecommuniceerd, waardoor er een overflow aan informatie binnen komt bij de ontvanger, hetgeen leidt tot onduidelijkheid.121 In andere gevallen wordt er niet gecommuniceerd vanwege tijdsdruk.122 Dit laatste probleem kan worden opgelost door de prikkel die uitgaat van de mogelijkheid tot aansprakelijkheidsstelling voor verzuim van een informatie-, dan wel waarschuwingsplicht of een mogelijke communicatieplicht, te vergroten. Indien een communicatieverplichting voor opdrachtgevers, aannemers en adviseurs in de wet wordt opgenomen, zal het voor een partij duidelijk moeten zijn dat indien er niet wordt voldaan aan deze verplichting, zij aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die uit dit nalaten voortvloeit.123 Het toerekenen van schuld is een prikkel van beide partijen om zo duidelijk mogelijk te communiceren, mits de te betalen schadevergoeding hoger is dan de kosten die partijen moeten maken voor het communiceren. De ondervraagde bouwbedrijven dienen zo efficiënt en winstgevend mogelijk te werken, wat ertoe leidt dat zij voor alles een kosten-batenanalyse maken. De prikkel om goed te communiceren zal dus het grootst zijn, indien de baten van goede communicatie hoger zijn dan de faalkosten vermenigvuldigd met het risico dat er bouwfalen plaatsvinden als gevolg van gebrekkige communicatie.124 Uit het verkennende onderzoek dat bij bouwbedrijven is gedaan, blijkt dat de ondervraagden het belang van een goede communicatie erkennen. Toch vinden er problemen plaats in de communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers, adviseurs en werklieden.125 De voornaamste reden hiervoor is dat het voor partijen soms onduidelijk is wanneer, waarover en hoe ze 121
Dit blijkt uit de antwoorden op vraag 5, Bijlage A. Dit kwam naar voren uit de antwoorden op vraag 4, Bijlage A. 123 Barendrecht en Van den Akker 1999, p. 192. 124 Weterings 2008, hoofdstuk 1. 125 Uit de antwoorden die de ondervraagden hebben geformuleerd op de vragen uit Bijlage A blijkt dat de communicatie tussen verschillende bouwpartijen en bij bouwpartijen intern problemen vertoont. 31 122
moeten communiceren. Soms wordt er door tijdsdruk ‘vergeten’ te communiceren. Van belang is dat het voor bouwpartijen laagdrempelig is om te communiceren en dat de informatiestromen bij communicatie goed worden geleid, zodat alle informatie overzichtelijk blijft. Een van de ondervraagden gaf aan dat het goed zou zijn om vaste controlepunten in te voeren bij de uitvoering van het werk om zo fouten te ontdekken in het werk en vaste momenten te creëren waar partijen met elkaar kunnen nagaan wat er beter of anders kan tijdens de voortzetting van het werk.126 4.4.2 Toetsen en accepteren De UAV-GC maakt het voor de opdrachtgever mogelijk dat hij zich vrijwillig kan mengen in het bouwproces.127 Deze kwaliteitsborging biedt de mogelijkheid biedt aan de opdrachtgever om het werk van de opdrachtnemer te toetsen en te accepteren. De controlemogelijkheid voor de opdrachtgever staat uitgewerkt in hoofdstuk 9, §§ 19 tot en met 23 van de UAV-GC.128 In de Toelichting op de UAV-GC staat dat toetsing bestaat uit een aantal activiteiten die ertoe zijn gericht na te gaan of de opdrachtnemer de werkzaamheden heeft verricht, of verricht zoals van hem wordt verwacht op grond van de overeenkomst. Het doel van toetsing is het verschaffen van inzicht aan de opdrachtgever in de wijze waarop de overeenkomst wordt of is uitgevoerd. Zoals gezegd rust er geen verplichting op de opdrachtgever om te toetsen. Als de opdrachtgever er echter voor kiest te toetsen, dient hij de aannemer te informeren indien hij een tekortkoming daadwerkelijk heeft opgemerkt of zich daarvan bewust moet zijn geweest.129 Daarnaast staat het de opdrachtgever uiteraard vrij opmerkingen te maken en vragen te stellen bij de (wijze van) uitvoering.130 Voldoet de opdrachtgever niet aan deze informatieplicht, dan kan het de opdrachtgever worden toegerekend dat hij geen mededeling heeft gedaan.131 Omgekeerd kan de opdrachtnemer de opdrachtgever niet verwijten dat deze onvoldoende of onnauwkeurig zou hebben getoetst, waardoor onjuistheden onopgemerkt zijn gebleven. De opdrachtgever is immers niet verplicht de controle uit te voeren, dus een onnauwkeurigheid of onvolledigheid hem ook niet worden tegengeworpen.132
126
Een ondervraagd bouwbedrijf gaf dit aan bij beantwoording van vraag 6, Bijlage A. De opdrachtgever is ingevolge § 21 lid 10 en § 22 lid 3 UAV-GC niet verplicht tot toetsing of acceptatie. 128 Bruggeman e.a. 2010, p. 135. 129 Toelichting §20 lid 4 UAV-GC en ‘De Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contractvormen’, BR 2001, p. 631. 130 Bruggeman e.a. 2010, p. 136. 131 Van den Berg 2010, p. 357. 132 Bruggeman e.a. 2010, p. 136. 32 127
Acceptatie gaat verder dan toetsing, doordat dit zich voordoet bij essentiële momenten in de uitvoering van de opdracht, waarbij de opdrachtnemer zijn werkzaamheden ter acceptatie dient voor te leggen aan de opdrachtgever.133 Wanneer de opdrachtgever wordt geïnformeerd dat het moment van acceptatie is aangebroken, kan hij vervolgens over hetgeen hij constateert een oordeel uitspreken en de werkzaamheden al dan niet accepteren. Acceptatie betekent dat de opdrachtgever bepaalde aspecten van de werkzaamheden voorgelegd krijgt en daar schriftelijk over oordeelt.134 De acceptatie door de opdrachtgever is noodzakelijk om de werkzaamheden te kunnen voortzetten.135 De opdrachtgever dient de aannemer te informeren indien hij een tekortkoming van de aannemer daadwerkelijk heeft opgemerkt of zich daarvan bewust moet zijn geweest.136 Als er tekortkomingen worden geconstateerd die niet worden gemeld, geldt hiervoor hetzelfde als bij toetsing en verliest de opdrachtgever de aanspraak op herstel.137 Zowel toetsing als acceptatie zijn voor de opdrachtgever geschikte momenten in het bouwproces om eventuele vragen te stellen en opmerkingen te maken aan het adres van de aannemer, hetgeen de communicatie tussen de partijen vereenvoudigd.138 Bouwpartijen zijn samen vrij om dergelijke momenten van toetsing en acceptatie in te voeren. De nadelen die een ondervraagd bouwbedrijf hierbij noemde was dat deze momenten van controle tijd en geld kosten, echter wanneer er wordt doorgebouwd terwijl een gemaakte fout onopgemerkt blijft, zullen de kosten van herstel vele malen hoger zijn dan de kosten van acceptatie en toetsing. Het is aan de opdrachtgever en opdrachtnemers om deze afweging te maken. De mogelijkheden tot acceptatie en toetsing uit de UAV-GC zorgen er in ieder geval voor dat op belangrijke punten in het bouwproces informatie wordt overgedragen, hetgeen zal leiden tot een betere communicatie tussen partijen.139 Het is mogelijk om in een bepaling van een bouwcontract bepaalde richtlijnen op te nemen, waaruit moet blijken wanneer, hoe en waarover partijen met elkaar dienen te communiceren.140 Dit zorgt ervoor dat er bij bouwpartijen een structureel overzicht ontstaat van de momenten waarop communicatie van
133
Bruggeman e.a. 2010, p. 136. Chao-Duivis 2009, p. 155 ev. 135 Bruggeman e.a. 2010, p. 136. 136 ‘De Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contractvormen’, BR 2001, p. 631. 137 Van den Berg 2010, p. 358. 138 Bruggeman e.a. 2010, p. 136. 139 Uit de Gedragscode Constructieve Veiligheid blijkt dat informatie overdracht op belangrijke punten van het bouwproces essentieel is. NEPROM 2008, p. 30 en 31. 140 Van Gulijk 2011, §3.2. 33 134
belang is. Op deze wijze kunnen informatiestromen worden gestuurd, wat zal leiden tot minder verwarring als gevolg van gebrekkige communicatie.141 4.4.3 Building Information Model Alternatieven voor de klassieke manier van communicatie kunnen eraan bijdragen dat de communicatie beter verloopt dan voorheen en dat de ontvangen informatie overzichtelijk wordt opgeslagen. Ondervraagde bouwbedrijven geven aan dat het goed is te kijken naar alternatieven voor de huidige wijze van communiceren.142 Het Bouw Informatie Model (Building Information Model) ofwel BIM, is een ICT-model dat ten doel stelt bouwprocessen op een efficiëntere manier te laten verlopen, zodat faalkosten worden beperkt.143 Het BIM is een nieuwere vorm van communiceren, waarbij partijen beter op de hoogte zijn van de laatste wijzigingen en waarbij verwarring over de gemaakte afspraken zoveel mogelijk wordt beperkt. Werken met het BIM kan leiden tot betere communicatie tussen alle betrokken partijen (waaronder ontwerpers, (onder)aannemers, uitvoerders
van het werk en
opdrachtgevers)144, waarbij tevens kan worden nagegaan wie verantwoordelijk is voor welke informatie, zodat de bewijslast, die vaak lastig is bij de aansprakelijkheidsvraag, kan worden vereenvoudigd.145 De ondervraagden zagen de voordelen om te werken met het BIM en gaven aan dat dit systeem een goede aanvulling is op de huidige wijze van communicatie tussen (onder)aannemers, adviseurs, uitvoerders van het werk en opdrachtgevers, maar ook gaven ze aan dat ze het lastig vonden om met het BIM te werken en waren zij in de veronderstelling dat papieren tekeningen en overzichten beter werken in de praktijk.146 Het BIM zorgt voor een toename van informatie-uitwisseling tussen verschillende partijen binnen een bouwproject en zorgt er tevens voor dat de uitwisseling efficiënt verloopt, doordat de informatie snel en overzichtelijk wordt weergegeven.147 Zo kunnen bouwactoren op ieder gewenst moment de informatie in het BIM raadplegen en aanvullen.148 Werken met het BIM
141
Ondervraagden gaven aan dat het opstellen van een gedragscode of richtlijnen omtrent communicatie in de uitvoering van het werk wenselijk is. Deze gedragscode of richtlijnen zouden ertoe moeten leiden dat er op het juiste moment wordt gecommuniceerd en dat er bijvoorbeeld niet onnodig vaak e-mails over en weer gaan. Door de efficiëntie van de communicatie te verbeteren, worden tijd en kosten bespaard. 142 Er wordt nu voornamelijk mondeling (via telefoon, één-op-één gesprekken en in vergaderingen) en via e-mail en post gecommuniceerd, zo blijkt uit de antwoorden op vraag 1, Bijlage A. 143 Eastman e.a. 2011, §1.6. 144 Linderoth 2010, §2. 145 Van Gulijk 2011, §3.1. 146 Zo bleek uit de antwoorden op vraag 4, Bijlage A. 147 Linderoth 2010, §2. 148 Van Gulijk 2011, §4.1 en Chao-Duivis 2009, p. 204-212. 34
vereist echter wel kennis van de technologie, waardoor bouwactoren voordat ze het Model gaan gebruiken eerst een training moeten volgen.149 Bouwactoren moeten leren omgaan met deze nieuwe manier van communiceren om voordeel te halen uit het BIM. 150 Bovendien werkt het pas goed indien alle betrokken bouwpartijen gebruik willen maken van het Model. Mochten alle bij het bouwproject betrokken partijen bereid zijn te werken met het BIM, dan zullen eventuele fouten eerder worden opgemerkt.151 Het BIM is een handig middel om informatie overzichtelijk weer te geven, maar het moet echter niet de huidige vormen van communiceren vervangen. Het kan dan zo zijn dat het BIM juist negatieve gevolgen heeft voor de communicatie in de bouw, doordat het systeem dan een extra tussenlaag gaat vormen in het bouwproces, hetgeen weer een van de oorzaken is van miscommunicatie.152 De ondervraagden die aangaven dat werken met het BIM voordelen had ten behoeve van de efficiëntie van de uitwisseling van informatie, onderkenden ook dat het BIM de ‘traditionele’ manieren van communicatie niet dienden te vervangen. Het BIM is een goed hulpmiddel om communicatie te verbeteren, mits het op de juiste wijze wordt ingezet.153 4.4.4 Een wettelijke verplichting tot communiceren Eén van de vragen uit het verkennend onderzoek was of de bouwbedrijven vonden dat communicatie tussen bouwpartijen, die samenwerken aan hetzelfde project, verplicht moet worden gesteld. Uit hoofdstuk 3 bleek dat de wettelijke overeenkomst van opdracht en de overeenkomst van aanneming van werk eenzijdige waarschuwings- en informatieplichten had. Een verplichting rustende op alle partijen om informatie uit te wisselen, dan wel communiceren, ontbrak. Vinden bouwbedrijven het echter wel wenselijk om communicatie af te dwingen via wet- en regelgeving, of zien zij hier de noodzaak niet toe? Alle ondervraagden, op een na, gaven aan dat zij het noodzakelijk vonden dat er een communicatieverplichting wordt ingevoerd. ‘Goede communicatie is essentieel’, werd er aangegeven.154 De ondervraagde bouwbedrijven hopen dat er door middel van verplichte communicatie meer duidelijkheid zal zijn over wanneer, waar en waarover zij dienen te communiceren. Het ondervraagde bouwbedrijf dat aangaf dat zij geen baat zag bij een wettelijke communicatieverplichting, gaf als reden dat de noodzakelijkheid van communicatie 149
Linderoth 2010, §4.1. Linderoth 2010, §5. 151 Linderoth 2010, §5. 152 Van Gulijk 2011, §4.1. 153 Linderoth 2010, §5. 154 Dit kwam naar voren uit de antwoorden op vraag 5, Bijlage A. 35 150
verschilt van geval tot geval. In sommige projecten behoeven de werkzaamheden nauwelijks overleg. Een verplichting zou in die gevallen leiden tot tijdverspilling en overbodige onkosten. Als alternatief voor een communicatieverplichting gaf zij het opstellen van een gedragscode, met daarin de momenten waarop en op welke wijze er dient te worden gecommuniceerd. Eigenlijk wil ieder ondervraagd bouwbedrijf hetzelfde; duidelijkheid over wanneer, hoe en waarover er moet worden gecommuniceerd. Overeenstemming over de plaats waar deze duidelijkheid moet worden geschept ontbreekt echter nog. Het voordeel om communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs wettelijk, dan wel contractueel, middels standaardvoorwaarden, verplicht te stellen is rechtszekerheid.155 Een wettelijke verplichting creëert de duidelijkheid dat het essentieel is voor opdrachtgevers, aannemers en adviseurs om interactief te communiceren met elkaar, hetgeen zal leiden tot reductie van bouwincidenten en daarmee een reductie van faalkosten.156 Indien de verplichting tot communiceren wettelijk wordt verankerd, zal dit ertoe leiden dat partijen die zich niet aan de verplichting hebben gehouden achteraf aansprakelijk kunnen worden gesteld. De mogelijkheid om aansprakelijk te worden gesteld geeft een prikkel naar alle bij het bouwproces betrokken partijen om zich aan de communicatieverplichting te houden. De complexiteit bij aansprakelijkheidsstelling in dit geval is dat meerdere partijen aansprakelijk kunnen zijn voor het niet nakomen van hun verplichting tot communiceren.157 De vraag is of een wettelijke verplichting voldoende duidelijkheid schept voor opdrachtgevers, aannemers en adviseurs, dat ze uit de verplichting kunnen afleiden wanneer, hoe en waarover zij interactief dienen te communiceren. Zoals een van de ondervraagden terecht opmerkte, verschilt ieder bouwproject van elkaar.158 Een eenduidig antwoord op die vraag kan dus niet worden gegeven. In sommige gevallen zal de communicatie erg intensief en interactief moeten verlopen, in andere gevallen is dat niet noodzakelijk. Een gedragscode zou een goede aanvulling kunnen zijn op een eventuele wettelijke verplichting. 159 De code zou duidelijkheid moeten scheppen over de vraag wanneer, hoe en waarover er dient te worden gecommuniceerd tussen verschillende partijen als opdrachtgevers, aannemers en adviseurs. 155
Voor het verloop van deze paragraaf mag daar waar wordt gesproken over wettelijk, ook worden verstaan de standaardvoorwaarden. 156 Van Gulijk 2011, §4.4. 157 Van Gulijk 2011, §3.1. 158 Dit kwam naar voren bij beantwoording van de vraag of communicatie tijdens een project tussen bouwpartijen verplicht zou moeten worden gesteld, Bijlage A. 159 Een van de ondervraagden gaf aan dat zij het wenselijk vond dat een dergelijke gedragscode zou worden opgesteld om duidelijkheid te scheppen over wanneer welk middel dient te worden gebruikt voor communicatie. Zie ook Van Gulijk 2011, §4.4. 36
Wanneer een bouwpartij zich niet aan de gedragscode houdt kan er vervolgens aanleiding zijn voor andere bouwpartijen zich te beroepen op een wettelijke verplichting tot interactieve communicatie. 4.5
Tussenconclusie empirisch onderzoek
Voor beantwoording van de deelvraag hoe er in de praktijk in netwerken van bouwactoren wordt gecommuniceerd tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs, valt uit de antwoorden van de vragenlijst af te leiden dat de ondervraagde bouwbedrijven zowel mondeling, via de telefoon of bij één-op-één gesprekken, als schriftelijk, via e-mail of post, communiceren.160 Ook vinden er bij de bouwbedrijven regelmatig vergaderingen plaats, zowel intern tussen medewerkers van een bedrijf, als extern tussen verschillende bouwpartijen. In sommige gevallen wordt er te veel informatie uitgewisseld, hetgeen leidt tot verwarring. Verwarring ontstaat ook indien een opdrachtgever meermalen zijn wensen en eisen aanpast. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat tijdsdruk een belangrijke oorzaak is van gebrekkige communicatie. De visie van de bouwactoren op de huidige wijze van communiceren tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs is dat duidelijkheid vaak ontbreekt. Er ontbreken afspraken over de wijze van communicatie, waardoor het onduidelijk is waarover partijen dienen te communiceren, wanneer er dient te worden gecommuniceerd en in welke vorm dit moet gebeuren. De ondervraagde bouwbedrijven onderkennen het belang van goede communicatie, omdat zij zich realiseren dat gebrekkige communicatie een grote oorzaak is van bouwfalen. Goede communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers, adviseurs, maar ook tussen werklieden onderling is essentieel, aldus de gedeelde opvatting van de ondervraagden. Het invoeren van controlepunten tijdens het bouwproces, was een van de aanbevelingen die een ondervraagd bouwbedrijf gaf. De UAV-GC kent de mogelijkheden tot toetsing en acceptatie voor de opdrachtgever. Het nadeel dat hierbij werd genoemd was dat deze momenten van controle tijd en geld kosten. Echter de kosten van herstel van een bouwfout zullen vele malen hoger zijn dan de kosten van acceptatie en toetsing. Een andere mogelijkheid om de communicatie tussen opdrachtgevers, aannemers en adviseurs te bevorderen is het gebruik van het BIM. Het BIM zorgt ervoor dat bouwpartijen beter op de hoogte zijn van de laatste wijzigingen van de bouwplannen en het zorgt ervoor dat verwarring
160
De vragenlijst is opgenomen in Bijlage A. 37
over de gemaakte afspraken zoveel mogelijk wordt beperkt. Bovendien vereenvoudigd het BIM de bewijslast voor de aansprakelijkheidsvraag in het geval er verkeerde of geen informatie is overgedragen. Het BIM is een goed hulpmiddel om communicatie te verbeteren, mits het op de juiste wijze wordt ingezet.161 Het BIM dient de traditionele wijzen van communicatie echter niet te vervangen, maar het kan dienen als een goede aanvulling.162 Een grote meerderheid van de ondervraagde bouwbedrijven geeft aan dat het wenselijk is dat er een wettelijke communicatieverplichting zou zijn. De mogelijkheid om aansprakelijk te worden gesteld geeft een prikkel naar alle bij het bouwproces betrokken partijen om zich aan deze verplichting te houden. De belangrijkste motivatie dat bouwbedrijven voor een communicatieverplichting zijn, is dat ze hopen dat er door deze verplichting duidelijkheid ontstaat over waarover, wanneer en hoe ze dienen te communiceren naar andere bouwactoren. Een gedragscode zou daarnaast een goede aanvulling zijn op een eventuele wettelijke verplichting.163 Houden partijen zich niet aan de gedragscode, dan kunnen deze partijen aansprakelijk worden gesteld via nalaten van een eventueel wettelijke communicatieplicht.
161
Linderoth 2010, §5. Linderoth 2010, §5 en Van Gulijk 2011, §4.1. 163 Van Gulijk 2011, §4.4. 162
38
5
Conclusie en aanbeveling
Opdrachtgevers, aannemers en adviseurs sluiten overeenkomsten met elkaar ten behoeve van de uitvoering van werk of van een opdracht. De overeenkomst van opdracht tussen opdrachtgever en adviseur en de overeenkomst van aanneming van werk tussen opdrachtgever en
aannemer
en
bijbehorende
standaardvoorwaarden
kennen
informatie-
en
waarschuwingsplichten. In deze scriptie is onderzocht of een verplichting tot communicatie tussen opdrachtgevers en aannemers of opdrachtgevers en adviseurs kan worden ondergebracht
bij
deze
reeds
bestaande
plichten.
Het
onderbrengen
van
een
communicatieverplichting onder de huidige informatie- en waarschuwingsplichten, zal ertoe leiden dat een partij die niet of gebrekkig communiceert toerekenbaar tekort komt in de nakoming van de overeenkomst. Deze toerekenbare tekortkoming kan vervolgens leiden tot een schadevergoedingsplicht.164 In de wet- en regelgeving van Titel 7.7 en 7.12 en bijbehorende standaardvoorwaarden zijn de informatie- en waarschuwingsplichten eenzijdig, terwijl communicatie inhoudt dat bouwpartijen informatie overbrengen en ontvangen, zodat zij hun werkzaamheden kunnen afstemmen op deze informatie. Voor een goede communicatie is er sprake van een actieve rol in de uitwisseling van informatie voor zowel opdrachtgevers, aannemers als adviseurs. De informatieplicht voor de opdrachtnemer uit de overeenkomst van opdracht, is volgens de letter van de wet een eenzijdige plicht. Een uitgebreidere informatieplicht kan echter worden afgeleid uit de zorgplicht van artikel 7:401 BW, de redelijkheid en billijkheid165 en de overige bepalingen van de overeenkomst.166 Een mogelijkheid om een communicatieplicht af te leiden uit de overeenkomst van opdracht kan worden gevonden in de plicht die op de opdrachtgever rust om zijn handelen ten aanzien van de opdrachtnemer mede te laten bepalen door diens belangen en uit de zorgplicht voor de opdrachtnemer.167 Deze afgeleide communicatieplicht rust dan op zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer. Ditzelfde geldt indien gebruik wordt gemaakt van DNR. Deze standaardvoorwaarden kennen een eenzijdige informatieplicht voor de opdrachtnemer, maar een uitgebreidere zorgplicht voor de opdrachtnemer maakt het mogelijk om een communicatieplicht af te leiden uit DNR.
164
Van Gulijk 2011, §3.1. Artikel 6:248 lid 1 BW. 166 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 108. 167 Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 125. 165
39
De aannemingsovereenkomst kent een waarschuwingsplicht, die neer is gelegd in artikel 7:754 BW en rust op de aannemer. Een vergelijkbare plicht is opgenomen in paragraaf 6.14 UAV. De waarschuwingsplicht voor de aannemer vloeit voort uit de verplichting tot het zorgvuldig uitvoeren van zijn taak.168 Van de aannemer wordt verwacht dat hij zich actief inzet om er achter te komen of het van de opdrachtgever afkomstige fouten of gebreken bevat.169 De opdrachtgever zelf is gehouden medewerking te verlenen aan de aannemer en voldoende waakzaamheid te betrachten bij hetgeen hij overdraagt aan de aannemer. Houdt de opdrachtgever zich hier niet aan, dan kan hem dit worden toegerekend op basis van artikel 6:101 lid 1 BW.170 Zowel de waarschuwingsplicht voor de aannemer als de medewerkingsplicht
voor
de
opdrachtgever
zijn
eenzijdig,
waardoor
er
geen
communicatieplicht voor beide partijen rechtstreeks kan voortvloeien uit deze wettelijke plichten. Door toerekenen van eigen schuld aan de opdrachtgever en niet-nakomen van de waarschuwingsplicht door de aannemer, kan een prikkel uitgaan naar partijen die ervoor kan zorgen dat partijen beter met elkaar communiceren. Titel 7.12 en de UAV bieden echter geen ruimte om een communicatieplicht die rust op zowel aannemer als opdrachtgever af te leiden uit de reeds bestaande waarschuwings- en medewerkingsplicht. In geïntegreerde contracten zijn, in tegenstelling tot de overeenkomst van opdracht en de aannemingsovereenkomst, het ontwerp en uitvoering samengebracht in één contract. De standaardvoorwaarden
bij
geïntegreerde
contracten,
de
UAV-GC,
kent
een
waarschuwingsplicht voor de opdrachtnemer en een informatieplicht voor de opdrachtgever. De opdrachtgever dient alle informatie die noodzakelijk is ter realisatie van het werk ter beschikking te stellen aan de opdrachtnemer.171 De opdrachtnemer dient op zijn beurt te waarschuwen indien hij onjuistheden ontdekt in de verkregen informatie. 172 De informatiestroom loopt dus in principe van opdrachtgever naar opdrachtnemer. Er is hier geen sprake van een uitwisseling van informatie. De in de UAV-GC neergelegde verplichtingen zijn eenzijdig en bovendien bieden deze geen ruimte om een communicatieplicht uit af te leiden. De mogelijkheden tot aansprakelijkheidstelling voor opdrachtgever en –nemer leiden er alleen toe dat de eenzijdige verplichtingen worden nageleefd, maar zorgen er niet voor dat partijen met elkaar gaan communiceren.
168
169 170 171 172
Van den Berg 2009, nr. 100 ev.
Asser/Van den Berg 2007, nr. 101. HR 2 december 2005, NJ 2006, 444 en HR 13 januari 2006, NJ 2006, 59. Bruggeman e.a. 2010, p. 111 en 112. Van den Berg 2010, p. 358.
40
De hoofdvraag van dit onderzoek is: Is het juridisch mogelijk en is het praktisch wenselijk dat de communicatie tussen opdrachtgever(s) en aannemer(s), of tussen opdrachtgever(s) en adviseur(s), tijdens bouwprojecten waar gewerkt wordt in netwerken van bouwactoren, wordt afgedwongen met behulp van de huidige wet- en regelgeving in de Titels 7.7 en 7.12 BW en de bijbehorende standaard voorwaarden?
Het eerste deel van de hoofdvraag kan nu worden beantwoord. Onder de overeenkomst van opdracht en DNR is het mogelijk om een communicatieplicht af te leiden uit de plicht die op de opdrachtgever rust om zijn handelen ten aanzien van de opdrachtnemer mede te laten bepalen door diens belangen en uit een uitgebreide zorgplicht die rust op de opdrachtnemer.173 Het is bij de overeenkomst van aanneming van werk en de UAV niet mogelijk een communicatieplicht onder te brengen. De mogelijkheid de opdrachtgever eigen schuld toe te rekenen voor niet-nakomen van de medewerkingsplicht en de mogelijkheid de aannemer aansprakelijk te stellen voor niet-nakomen van de waarschuwingsplicht zouden er in theorie toe moeten leiden dat de partijen informatie met elkaar uitwisselen. Door de kans op aansprakelijkheidsstelling te vergroten gaat deze uitwisseling van informatie wellicht in de richting van communiceren. In geval van een geïntegreerd contract biedt de UAV-GC geen mogelijkheid een communicatieplicht onder te brengen bij een reeds bestaande waarschuwings- of informatieplicht. Essentieel is dat het belang van goede communicatie naar alle betrokkenen beter onder de aandacht komt. Discussie zal leiden tot meer bewustwording, wat er uiteindelijk voor zal zorgen dat de eenzijdige verplichting tot informeren en waarschuwen door rechtspraak, wet- of regelgeving wordt uitgebreid naar een verplichting tot uitwisseling van informatie en uiteindelijk tot een verplichting tot communicatie voor opdrachtgevers, aannemers en adviseurs. Het tweede deel van de hoofdvraag, of het praktisch wenselijk is dat de communicatie tussen opdrachtgever(s) en aannemer(s), of tussen opdrachtgever(s) en adviseur(s) tijdens bouwprojecten waar gewerkt wordt in netwerken van bouwactoren wordt afgedwongen, kan worden beantwoord met het empirisch onderzoek dat is afgenomen onder verschillende bouwbedrijven. Bouwbedrijven geven aan dat er behoefte is aan duidelijkheid over waarover, wanneer en hoe zij moeten communiceren richting andere bedrijven, maar ook intern. In sommige gevallen wordt er teveel gecommuniceerd, wat kan leiden tot verwarring. Afspraken
173
Asser/Tjong Tjin Tai 2009, nr. 125. 41
tussen verschillende bouwactoren over wanneer er gecommuniceerd dient te worden, in welke vorm de communicatie moet plaatsvinden en waarover zij dienen te communiceren ontbreken vaak. Daarnaast komt het voor dat gemaakte afspraken tussen bijvoorbeeld aannemers en uitvoerders van het werk niet goed worden nageleefd. Een (onder)aannemer dient om die reden regelmatig te controleren of gemaakte afspraken over de uitvoering van het werk worden nagekomen. Ondervraagde bouwbedrijven zijn van mening dat deze onduidelijkheden kunnen worden weggenomen door het opnemen van een communicatieplicht in de overeenkomst van opdracht en de overeenkomst van aanneming van werk voor opdrachtgevers, aannemers en adviseurs. Indien er sprake is van een wettelijke communicatieplicht, is het ook mogelijk om een partij aansprakelijk te stellen voor het niet nakomen
van
deze
plicht.
De
prikkel
die
uitgaat
van
de
mogelijkheid
van
aansprakelijkheidsstelling zal bouwpartijen motiveren zich aan de communicatieverplichting te houden. De mogelijkheid tot aansprakelijkheidsstelling zou het argument van bouwbedrijven dat er niet of gebrekkig wordt gecommuniceerd vanwege tijdsdruk moeten weghalen indien de te betalen schadevergoeding hoger is dan de kosten van het communiceren. De complexiteit van de bewijslast brengt echter met zich mee dat aansprakelijkheidsstelling niet eenvoudig zal zijn. Het is dan nog maar de vraag of een communicatieplicht voldoende effectiviteit zal hebben. Het opstellen van een gedragscode zou een goede aanvulling zijn op of een goed alternatief zijn voor een mogelijke wettelijke communicatieplicht. Het probleem bij de ondervraagden bouwbedrijven is immers niet dat zij het belang van een goede communicatie niet onderkennen, maar dat zij op een verkeerde wijze communiceren. Een gedragscode zou eraan kunnen bijdragen dat er meer duidelijkheid ontstaat over de vraag wanneer, hoe en waarover bouwactoren dienen te communiceren. Wanneer bouwactoren zich vervolgens niet houden aan de gedragscode zouden zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor niet-nakomen van een communicatieplicht. Naast een wettelijke communicatieplicht zijn er ook andere mogelijkheden om de communicatie tussen opdrachtgevers en aannemers of opdrachtgevers en adviseurs te verbeteren. Het invoeren van vaste controlepunten tijdens de uitvoering van het werk is een mogelijkheid die geboden wordt door de UAV-GC. Bouwpartijen zijn vrij dergelijke controlepunten op te nemen in hun overeenkomsten. Daarnaast biedt het BIM de mogelijkheid om bouwprocessen efficiënter te laten verlopen. Een goede communicatie 42
tussen bouwactoren is van essentieel belang voor de voltooiing van werken zonder bouwfalen. Moderne ICT-modellen zoals het BIM kunnen hierbij helpen. Van belang is dat er duidelijkheid ontstaat voor bouwbedrijven, want zij zien zelf ook in dat goede communicatie essentieel is om bouwfalen en de daarmee samenhangende faalkosten te verminderen. Ik denk dat deze duidelijkheid kan worden bereikt door communicatie wettelijk verplicht te stellen en naast deze wettelijke plicht een gedragscode op te stellen die duidelijkheid moet verschaffen aan bouwpartijen wanneer, waarover en hoe ze moeten communiceren. De mogelijkheid tot aansprakelijkheidsstelling voor het niet-nakomen van een wettelijke communicatieplicht helpt mijn inziens om bouwpartijen te motiveren (beter) te communiceren. Daarnaast moeten bouwbedrijven met de tijd meegaan en gebruik maken van beschikbare hulpmiddelen, zoals het BIM, om de communicatie onderling te verbeteren.
43
Literatuurlijst Boeken Adriaansen 2006 A.T.A.P. Adriaansen, Faalkostenreductie, laten we bij het begin beginnen, Enschede: Universiteit van Twente 2006. Asser/Van den Berg 2007 M.A.M.C. Van den Berg, Bijzondere overeenkomsten; aanneming van werk, Asser serie deel 5 IIIC, Deventer: Kluwer 2007. Asser-Kortmann-De Leede-Thunnissen 1994 S.C.J.J. Kortmann, L.J.M. de Leede, H.O. Thunnissen, Bijzondere overeenkomsten; overeenkomst van opdracht, arbeidsovereenkomst, aanneming van werk, Asser serie deel III, , Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1994. Asser/Tjong Tjin Tai 2009 Tjong Tjin Tai, Bijzondere overeenkomsten; opdracht, Asser serie deel 7 IV, Deventer: Kluwer 2009. Barendrecht en Van den Akker 1999 J.M. Barendrecht en E.J.A.M. van den Akker, Informatieplichten van dienstverleners, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1999. Van den Berg 1990 M.A.M.C. van den Berg, Samenwerkingsvormen in de bouw, Deventer: Kluwer 1990. Van den Berg e.a. 2010 M.A.M.C. van den Berg e.a., Bouwrecht in kort bestek, Den Haag: Instituut voor Bouwrecht 2010. Bruggeman e.a. 2010 E.M. Bruggeman, M.A.B. Chao-Duivis en A.Z.R. Koning, Praktijkboek contracteren in de bouw, Den Haag: Instituut voor Bouwrecht 2010. Chao-Duivis 2009 Chao-Duivis, T&C Bouwrecht, Deventer: Kluwer 2009. 44
Eastman e.a. 2011 C. Eastman, P. Teicholz, R. Sacks, K. Liston, BIM Handbook, New York: John Wiley & Sons 2011. De Man 2004 A.de Man, The Network Economy. Strategy, structure and management, Cheltenham, U.K.: Edward Elgar Publishing 2004. NEPROM 2008 NEPROM, Gedragscode Constructieve Veiligheid, Voorburg: NEPROM 2008. Saunders e.a. 2007 M. Saunders e.a., Methoden en technieken van onderzoek, Amsterdam: Pearson Education 2007. Weterings 2008 W.C.T. Weterings, De economische analyse van het recht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2008. Van Wijngaarden/Chao-Duivis 2006 M.A. van Wijngaarden/M.A.B. Chao-Duivis, Hoofdstukken Bouwrecht, dl 14, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 2006. Van Zeben e.a. 1998 C.J. van Zeben e.a., Bijzondere overeenkomsten, Deventer: Kluwer 1998. Artikelen Boot 2011 W.F. Boot, ´Constructieve schade´, TBR 2011/6. Chao-Duivis 2007 M.A.B. Chao-Duivis, ‘Aspecten van de waarschuwingsplicht van de aannemer’, BR 2007. Chao-Duivis 2009 M.A.B. Chao-Duivis, ‘Juridische implicaties van het werken met BIM’, TBR 2009.
45
Ching e.a. 1996 C. Ching, C.W. Hollapple & A.B. Whinston, ‘Towards IT support for coordination in network organisations’, Information & Management 1996. Van Gulijk 2010 S. van Gulijk, ‘Interactief communiceren in de bouw’, In: Alleen Samen: Opstellen aangeboden aan prof. mr. M.A.M.C. van den Berg, Den Haag: Stichting Instituut voor Bouwrecht 2010. Van Gulijk 2011 S. van Gulijk, ‘Over constructieve veiligheid en het belang van interactief communiceren in bouwnetwerken’, TBR 2011/192. Linderoth 2010 H.C.J. Linderoth, ‘Understanding adoption and use of BIM as the creation of actor networks’, Oxford: Elsevier 2010. Ménard 2004 C. Ménard, ‘The Economics of Hybrid Forms’, Journal of Institutional and Theoretical Economics 2004. Paul 2011 J. Paul, ‘Veilig in den vreemde’, Arbo 12,2011. Provan & Kenis 2008 K.G. Provan & P. Kenis, ‘Modes of network governance. Structure, management and effectiveness’, Journal of Public Research and Theory 2008. Rijpstra 2011 R. Rijpstra, ‘Deskundigheid opdrachtgever heft waarschuwingsplicht aannemer niet op’, Dirkzwager 15 augustus 2011. Tijssens 2009 N.E. Tijssens, ´De betekenis van de deskundigheid van de opdrachtgever voor de waarschuwingsplicht van de aannemer naar Nederlands en Duits recht´, TBR 2009.
46
Zegveld 2007 C. Zegveld, ‘Medische aansprakelijkheid en samenwerking tussen zorgverleners’, PIV juni 2007. Uitspraken Gerechtshof Hof Amsterdam 19 mei 2005, BR 2006, p.172. Hof Arnhem 19 juni 2007, NJF 2007, 546.
Hoge Raad HR 25 november 1995 1994, NJ 1995, 154. HR 18 september 1998, NJ 1998, 818 (KPI/Leba). HR 22 januari 1999, NJ 1999, 244. HR 18 juni 2004, NJ 2004, 585 (Kuunders/Swinkels). HR 8 oktober 2004, BR 2005/140, p. 634 CO3/129 (NSC/Pongers). HR 2 december 2005, NJ 2006, 444 (Rijpma/Groot). HR 13 januari 2006, NJ 2006, 59. HR 8 september 2006, NJ 2006, 494 (Körkemeyer/Ottink). HR 19 oktober 2007, NJ 2007, 565 (ETC/Vodafone).
Arbitrage Instituut Bouwkunst AIBk 6 juli 2005, Nr. 1200-0333.
Raad van Arbitrage RvA 7 oktober 1983, nr. 11.380, BR 1984, p. 166. RvA 19 december 1983, nr. 10.926, BR 1984, p. 254. RvA 2 mei 1990, nr. 14.048, BR 1990, p. 634. RvA 9 juni 1992, nr. 15.276, BR 1993, p. 316. RvA 11 maart 1993, nr. 15.134, BR 1993, p. 644. RvA 12 januari 1996, nr. 17.348, BR 1996. RvA 15 juli 2003, nr. 70.647. RvA 3 augustus 2004, BR 2005, p. 632. RvA 13 december 2004, nr. 24.850. 47
RvA 1 februari 2005, nr. 26.022, Van Wijngaarden/Chao-Duivis 2006, nr.804. RvA 16 november 2005, nr. 27.016, BR 2007, p. 140. RvA 3 maart 2006, BR 2007, p. 255. RvA 6 december 2006, BR 2007, p. 266. RvA 21 augustus 2007, nr. 27.733. RvA 28 mei 2009, nr. 31.078. RvA, 1 augustus 2011, nr. 30.921.
Kamerstukken MvT, Kamerstukken II 1992/93, 23 095, nr. 3. Rapporten Rapport VROM 2008 Rapport ‘Borging van de constructieve veiligheid in vijftien bouwprojecten’, VROM Inspectie 2008. TNO 2009 TNO, Registratie van incidenten constructieve veiligheid, 2009. Tussenrapport Grolsch Veste 2011 Tussenrapport, Ingestort dak tribune Grolsch-Veste, 7 juli 2011,Onderzoeksraad voor Veiligheid 2011. Rapport Constructieve veiligheid 2011 Rapport ‘Constructieve veiligheid’, CUR Bouw & Infra, oktober 2011, p. 20.
48
Lijst van afkortingen AIBk - Arbitrage Instituut Bouwkunst BIM - Building Information Model BW - Burgerlijk Wetboek DNR - De Nieuwe Regeling 2011 HR - Hoge Raad MvT - Memorie van Toelichting RvA - Raad van Arbitrage voor de Bouw UAV - Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 2012 UAV-GC - Uniforme Administratieve Voorwaarden voor geïntegreerde contractsvormen 2005
49
Bijlage A Vragenlijst Ingevuld door: Functie: Bedrijf:
Indien u wilt dat de ingevulde vragenlijst anoniem wordt behandeld, gelieve dit aan te geven. 1. Heeft u in uw werkzaamheden regelmatig te maken met verschillende andere bedrijven en/of waarmee u uw werkzaamheden dient te overleggen? Zo ja, wat voor soort bedrijven of partijen zijn dit?
2. Op welke wijze en hoe frequent communiceert uw bedrijf met andere bedrijven tijdens het bouwproces?
3. Indien zich wijzigingen voordoen in de bouwplannen, worden deze dan goed doorgecommuniceerd naar de betrokken partijen? Zo ja, op welke wijze gebeurt dit dan?
4. Komt het regelmatig voor dat er in deze communicatie achteraf blijkt dat bepaalde aspecten niet duidelijk zijn overgekomen? Indien dit regelmatig gebeurt, kunt u dan beschrijven waardoor de communicatie niet goed verloopt. Indien dit niet voorkomt, kunt u dan omschrijven welke methoden u gebruikt om de communicatie op de bouwplaats tussen uw bedrijf en andere bedrijven goed te laten verlopen.
5. Bent u van mening dat communicatie tussen bouwpartijen die samen werken aan hetzelfde bouwproject verplicht moet worden gesteld in de toekomst? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
50
6. Indien u van mening bent dat de communicatie tussen bouwpartijen, die samenwerken aan hetzelfde project, kan worden verbeterd, op welke wijze denkt u dan dat dit kan worden gerealiseerd?
Heeft u verder nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor dit onderzoek?
51