COMMISSIE WATERKETEN EN WATERKERINGEN Delft, 1 februari 2011 AAN DE VERENIGDE VERGADERING VAN DELFLAND Advies van de commissie Waterketen en Waterkeringen, tevens conceptverslag van de vergadering op 1 februari 2011 over de aan haar voorgelegde voorstellen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, ter behandeling in de Verenigde Vergadering op 17 februari 2011. Aanwezig: mevr. mr. A.W. Bom-Lemstra dhr. P. van der Ende dhr. J.J.M. Batist mevr. N.J. Dijkshoorn-van Dijk mevr. drs. J. Engels dhr. ir. L.P.I.M. Hombergen dhr. C. Kuijvenhoven dhr. J.W.A. van Olphen dhr. J.Th. Overmeer dhr. R. Reijn (tot 15.00 uur) dhr. ir. G.A. van der Wedden mevr. mr. A.I.L. Kooiman
hoogheemraad, voorzitter hoogheemraad, plv. voorzitter Bedrijfsgebouwd Ongebouwd Water Natuurlijk PvdA CDA Bedrijfsgebouwd PvdD VVD AWP Delfland secretaris
Locatie: Gemeenlandshuis te Delft, Vijverzaal 01.
Opening
De voorzitter opent om 13.30 uur de vergadering. 02. Vaststellen agenda, vaststelling notulen van de vergadering van 30 november 2011 inclusief actielijst Dat voortaan de getekende verslagen op de website van Delfland staan, stemt mevrouw Engels tevreden. Ze merkt verder op dat het bij de beschadigde vegetatie niet gaat om een gebied bij ’s Gravezande maar bij Kijkduin. Ze heeft nog geen antwoord op haar vragen daarover gehad. De voorzitter meldt dat de antwoorden er zijn en dat die nogmaals aan mevrouw Engels worden gestuurd.1 De heer Overmeer benadrukt nogmaals dat consequent moet worden gesproken van muskusratten om verwarring te voorkomen met andere rattensoorten. Het verslag wordt vastgesteld. 03.
Mededelingen
De heer Van der Ende meldt dat:
1
de beantwoording van de vragen is inmiddels via de mail aan mw. Engels toegezonden
2
Bij het Reinier de Graaf Ziekenhuis aan de proefopstelling wordt gewerkt waarin medicijnresten tegelijk met etensresten en ander ziekenhuisafval worden verwerkt. Het duurt nog even voordat met de proeven kan worden gestart. De portefeuillehouder houdt de commissie op de hoogte. Dat voor Delft Blue Water de aanpak van het onderzoek naar het hergebruik van water uit de zuivering Harnaschpolder is vastgesteld. Dat aan de notitie voor de VV over de posities van de belanghebbende partijen in de Gemeenschappelijke Regeling (GR) voor grondwateronttrekking wordt gewerkt en wordt ingebracht voor de commissie van12 april 2011. Eerder heeft Rijkswaterstaat een toezegging gedaan om met een subsidie (500.000 euro) bij te dragen aan een oplossing waardoor minder op de Noordzee zou hoeven worden geloosd (hergebruik). Echter kan nu door de bezuinigingen bij het Rijk aan deze toezegging geen gestand meer doen. Met Rijkswaterstaat vinden gesprekken plaats over hun deelname aan het GR-overleg vanwege het belang voor de stabiliteit van de A4 Delft-Schiedam en de Rotterdamse Baan. De Dijkgraaf overlegt deze week met de DG Water en neemt daarbij ook de subsidietoezegging mee. Dat de samenwerking in HVC niet automatisch deelname inhoudt aan grootschalige windenergieopwekking. Dat geldt ook niet voor de gemeentes die deelnemen. De discussie gaat over de meest duurzame keuzes voor de deelnemende parijen. Dat de plaatsing van windmolens door een private partij bij zuivering De Groote Lucht kan, maar wordt heroverwogen. Door de lange looptijd van de bestemmingsplanaanpassing moet opnieuw worden bekeken of de destijds benoemde voor- en nadelen nog actueel zijn. De voorzitter nodigt commissieleden uit voor het uitgestelde bezoek op 21 maart (redactienoot: is 16 maart) aan de zwakke schakel Scheveningen in uitvoering. Ze heeft gesproken met de heer Overmeer en denkt na over een onderzoek volgens de methode ‘matching tool’ waarbij vrije inschrijving creatieve oplossingen op kan leveren. Het resultaat is dan gericht op beperking van de schade en niet op bestrijding van muskusratten. Als de portefeuillehouders van de andere ZH-waterschappen, waarmee ze deze maand overlegt, hier ook mogelijkheden in zien, kan het resultaat worden meegenomen in het vormgeven van de nieuwe organisatie. Dat proces gaat overigens gewoon door zoals gepland. De schriftelijke vragen over Gooland van de heer Van der Wedden zijn beantwoord: alle meldingen over wateroverlast waren van de heer Kroes, op een na, die van de heer Mallee was. Volgens het Grontmijrapport neemt het waterbergend vermogen van de sloot niet af als hij ondieper wordt. De duikers worden alleen in geval van een calamiteit gesloten. Grontmij concludeert dat er weliswaar wateroverlast op kan treden, maar dat dat niet komt door de aanwezigheid van de waterkering. Ze deelt verder mee dat hangende de rechtszaak waarvoor nog geen datum bekend is, de vinger aan de pols wordt gehouden. Alle meldingen worden nagegaan en gerapporteerd. De voorzitter laat verder nog weten dat vanaf 16 februari (met congres) Delfland aansluit bij een proces van provincie en Rijkswaterstaat om tot regelgeving voor buitendijks bouwen te komen. Ten slotte meldt ze dat de werkzaamheden aan de zwakke schakels momenteel worden uitgevoerd. De voortgangsrapportage wordt binnen veertien dagen ter kennisname aan de commissie gestuurd. 04.01 Programmaplannen Delfland 2011 3. Programmaplan Stevige Dijken versie 25 januari 2011 4. Programmaplan Gezuiverd afvalwater versie 25 januari 2011 3. Programmaplan Stevige Dijken versie 25 januari 2011 De heer Van Olphen heeft geen vragen. Het is een interessant document, maar hij vindt het geen onderwerp voor de commissie. Dat kan het wel zijn bij eventuele problemen of keuzes, maar dan volstaan een paar A4’tjes. Hij vraagt hoe de bijdrage van 5 miljoen euro van Delfland (pagina 16) aan het totale Storm-bedrag van 100 miljoen euro is bepaald. De heer Van der Wedden heeft de volgende opmerkingen en vragen: Er wordt naar differentiatie in normen voor een dijk gekeken (Pagina 10). Dat zou tot een lager deel in een dijk kunnen leiden, maar die gaat dan als overlaat werken.
3
Welke bochtafsnijding wordt bedoeld? Als het die in de Schie is, wat heeft Delfland daar dan mee te maken? Kan, door de gunstige werking van opzettelijke extra grondwateronttrekking, mogelijk het aantal van de 34 km te versterken kades naar beneden? Wordt, als een weg op een kade net is geasfalteerd, voor versterking gebruikgemaakt van een tuimelkade? Als het economische belang van een polder toeneemt, kan, in de toekomst, een hogere veiligheidsklasse gaan gelden. Heeft de Unie daarbij ook het standpunt dat de veroorzaker betaalt? Misschien agenderen voor discussie binnen IPO. Op pagina 21 staat dat het Gooland-project doorloopt tot 2011. Zijn de kosten daarvoor nog steeds voor de gemeente Den Haag? De provincie wil onderzoeken of de Maasdijk kan worden ingezet als compartimenteringsdijk. Is daarvoor bij Delfland wel budget? Bij compartimentering verdrinken minder mensen, maar ze verdrinken wel eerder. Heeft Delfland daarover een standpunt? Waarom zijn de vier projecten vertraagd (pagina 23)? Waarom wordt niet gestart met de niet-complexe delen van de dijkverbetering (pagina 32)? Dan maak je toch sneller kilometers en haal je eerder je doelstelling dan andersom? Graag de volgende keer een volledige risicomanagementtabel geven, want er missen delen (pagina 39). Wat moet op pagina 42 als risico worden gezien van een reorganisatie? Mevrouw Engels is blij met de uitgebreidheid van het programmaplan. De Zandmoter wordt als project van Rijkswaterstaat en de provincie beschreven, maar Delfland speelt daar toch ook een rol in? In de tabel op pagina 37 lijkt het of er veel kleine stukjes 10 cm te laag zijn. Hoe wordt in die versterkingen geprioriteerd? De heer Overmeer pleit voor een diervriendelijker benadering van de muskusrat. Delfland moet zich richten op het beheersen van de schade en niet op het opruimen van het dier. In die benadering past ook niet het woord ‘bestrijding’. Mevrouw Dijkshoorn mist in het programmaplan wat er nou concreet gaat gebeuren en wat dat gaat kosten in de begroting. Ze heeft verder gelezen dat ecologisch maaibeheer in de Achterhoek voor wateroverlast heeft gezorgd en vraagt of dat bij Delfland ook moet worden heroverwogen. Ze raadt verder aan om bij de dijkversterkingen ook gebruik van de kennis van de aanwonenden te maken. Dan blijven er geen dode bomen op de kade staan die later alsnog moeten worden verwijderd of, zoals in de Duifpolder deze week, worden er geen waterdoorlaten dichtgegooid die weer met de kraan heropend moeten worden. De heer Reijn vindt het een interessant document, maar het gaat te diep voor de commissie. De heer Kuijvenhoven geeft aan dat het voor een bestuurder even zoeken is om uit te maken wat van meer en minder belang is in een programmaplan. Bij financiën zijn niet de afschrijvingen opgenomen, waardoor er lastig uit op te maken is wat het gewicht van stijgingen en dalingen is in de investeringen. De doorwerking van de bezuinigingen is dan ook niet af te lezen. Zo daalt de investering met een derde tot 2014 terwijl dit programma niet onder de bezuinigingen zou lijden. Risicomanagement is nog geen staande praktijk, zoals uit het plan blijkt (pagina 24). Doorontwikkeling hiervan vindt hij zeker van belang voor bestuurders omdat door duiding en prioritering van risico’s, besluiten beter kunnen worden afgewogen. De heer Hombergen begrijpt de denkwijze achter de relatie tussen economisch belang en veiligheidsklasse (pagina 20). In dat verband herinnert hij zich ook de bouw van het gemaal in de Harnaschpolder toen daar door de andere functie de verharde oppervlakte sterk toenam. Hij vraagt wat daarover in het algemeen het standpunt van Delfland is. Verder geeft hij aan ook voorstander te zijn van doorontwikkeling van risicomanagement naar programmaniveau. Bij het processchema op pagina 32 ontgaat hem de logica waarom de eenvoudig te versterken kades later worden aangepakt dan de complexe. Tevens merkt de heer Hombergen nog op, dat hij graag moderne contractsvormen zou willen zien bij nieuwe aanbestedingsprocedures.
4
De voorzitter stelt in het algemeen dat in de programmaplannen is uitgelegd hoe de eerder gemaakte keuzes worden uitgevoerd. Er is afgesproken deze plannen als kaders te gebruiken zodat men elkaar kan houden aan de gemaakte afspraken over de aanpak. Als van die aanpak zou worden afgeweken, dan is het aan de commissie om dat te beoordelen. In de bestuursrapportage worden eventuele afwijkingen gemeld. Door het werken met deze programmaplannen moet ook worden geleerd hoe doelen SMARTer kunnen worden geformuleerd en hoe risicomanagement verder kan worden ontwikkeld. De normen voor primaire keringen worden door het Rijk vastgesteld. Daarin worden te zijner tijd ook de uitkomsten van het Deltaprogramma meegenomen. De normen voor de regionale keringen worden door de provincie vastgesteld. Met de nu vastgestelde normen is bepaald dat Delfland 34 km waterkering moet versterken. Soms is dat eenvoudig, in landelijk gebied waar Delfland eigenaar is en niemand op de kade woont. Maar het wordt lastiger als er een weg op de kade ligt en er mensen op wonen. In De Lier ligt de winkelstraat bijvoorbeeld op de kering. Als je een lastig stuk in stedelijk gebied moet verhogen, dan moet je vaak gelijk een groter deel meenemen om te voorkomen dat je om de paar jaar terug moet komen. Dat is geen geringe opgave. Die plannen worden in overleg met gemeente, provincie en bewoners uitgewerkt. Om dat voor 2015 te klaren, ziet de portefeuillehouder niet als een geringe opgave. Het zou haar niet verbazen als die weg langer blijkt te zijn. Ze zal de commissie van de voortgang op de hoogte houden. Ze meldt dat de bochtafsnijding inderdaad bij de Schie is. Delfland heeft daar bemoeienis mee omdat er een waterkering moet worden aangepast. Het standpunt van Delfland in dat geval is dat de veroorzaker betaalt. Dat is ook het algemene standpunt, maar dat is niet altijd makkelijk toepasbaar. Zo is Rijswijk-Zuid in fases ontwikkeld. In de derde fase wordt nu een norm overschreden, maar dat kan je de laatste ontwikkelaar niet volledig in de schoenen schuiven. Er is overleg met de gemeente. Om door grondwateronttrekking het aantal afgekeurde trajecten naar beneden te krijgen, ziet zij als onmogelijk. Andersom is het niet de bedoeling dat door verminderde onttrekking in de toekomst het aantal afgekeurde trajecten toeneemt. Delfland zit niet direct te wachten op een onderzoek vanuit de provincie om de Maasdijk als compartimenteringsdijk in te zetten. De voorzitter ziet dit onderwerp eerder deel uitmaken van het Deltaprogramma waarin een dergelijke keuze meer in samenhang met bijvoorbeeld Rijnmond open/dicht kan worden beschouwd. Er is geen budget en capaciteit voor gereserveerd. Eerst zou daar een nut- en noodzaakdiscussie over moeten worden gevoerd. Een reorganisatie is een risico voor de uitvoering van de plannen omdat daardoor de organisatie van het werk vertraging oploopt. De afgesproken aanpak (als onderdeel van het plan Storm) voor het HWBP en het muskusrattenschadebeheer komt nu op gang. Als in de loop van dit proces weer een herstructurering wordt voorgesteld omdat het tweede deel van de voorgestelde bezuinigingen ook wordt doorgevoerd, dan levert dat verlies op voor deze aanpak omdat deze dan zal moeten worden veranderd. De voorzitter denkt dat dat niet zo een vaart zal lopen omdat dan ook verder moet worden gepraat over de bijbehorende zeggenschap van de waterschappen en de rol van de provincie in de waterbeheerbeleidscyclus. De hoogte van de bijdrage van Delfland aan de bezuiniging van 100 miljoen euro is in Unieverband bepaald met een verdeelsleutel waarin onder andere het aantal inwoners van het beheersgebied is meegewogen. Naar verhouding is dat voor Delfland dus wat hoger. De voorzitter licht toe dat de Zandmoter volledig gefinancierd wordt door Rijkswaterstaat en de provincie. Delfland speelt alleen een rol als vergunningverlener. De complexe kadetrajecten worden het eerst aangepakt omdat de planvorming lang duurt en de versterkingen anders niet voor 2015 kunnen worden afgemaakt. De eenvoudige trajecten kunnen daarom later volgen. Het ecologische maaibeheer is onderdeel van het programma voldoende water. De voorzitter rondt af door mee te delen dat de programmaplannen naar de VV gaan ter kennisname. Ze zullen in het vervolg in de P&C-cyclus als basis gebruikt worden om afwijkingen te rapporteren. Het programmaplan Stevige Dijken is door de commissie besproken en wordt voor kennisgeving aangenomen.
5
4. Programmaplan Gezuiverd afvalwater versie 25 januari 2011 De heer Hombergen is benieuwd naar feiten voor het vervolg van de zuivering Harnaschpolder en vraagt of daar al meer over bekend is. De heer Reijn vraagt in hoeverre dit programma financieel stuurbaar is. Mevrouw Dijkshoorn wil weten wanneer eindelijk de tuinders in het buitengebied worden aangesloten op de riolering. Voor de veehouders zijn de lozingen op het water een zorg omdat de koeien uit de sloot drinken. Mevrouw Engels vraagt wat de voornemens zijn om de riolering in het buitengebied (Westland en Oostland) verder te verbeteren. De heer Van der Wedden vraagt hoe Delfland presteert met de 10 euro per ve (pagina 10) in vergelijking met de andere waterschappen. Verder wil hij graag weten welke inspanningen Delfland doet om tot de afgesproken besparingen op energieverbruik te komen (pagina 14). Verder merkt hij op dat de risicoanalyse (pagina 17) duidelijker kan en niet dezelfde is als bij Stevige Dijken. Ten slotte vraagt hij hoe de baten en lasten van de besparingen in de waterketen tussen gemeente en waterschap worden verdeeld. De heer Batist vraagt hoe het met de inspanning staat om de laatste percelen (panden) aan te sluiten op de riolering. De riolering ligt er nu en het imago van de tuinbouw is ermee gediend. De heer Van der Ende licht toe dat er een aparte informatieve VV wordt georganiseerd op 29 maart voor het vervolg van de zuivering Harnaschpolder. Hij verwacht daar geen verrassingen in de kosten. De feitelijke informatie wordt op die avond bekendgemaakt. Hij antwoordt verder dat de kosten voor dit programma grotendeels vastliggen. Ze zijn maar voor ongeveer 10% stuurbaar. Niettemin wordt daar goed op gelet. Met de gemeente Westland is Delfland in 2006 een project gestart dat er eind 2009 voor had moeten zorgen dat het buitengebied grotendeels gerioleerd zou zijn. Dat was wat te ambitieus en heeft langer geduurd, maar het project is nu bijna afgerond. Het gaat nu niet meer om 10% die niet aangesloten is, maar om de paar laatste tuinders die daarmee voor een slecht imago van de rest zorgen. Er zijn nog wat losse eindjes en een paar polders in Lansingerland waar nog riolering moet worden gelegd. Als aan die voorwaarde is voldaan, dan is de portefeuillehouder geholpen met extra druk vanuit de VV om de laatste onwillige tuinders nog een handje te helpen. Hij is blij dat hij hiervoor alvast steun in deze commissie ervaart. De heer Van der Ende merkt verder op dat deze inspanning van aansluiting nu nog bij Gezuiverd Afvalwater thuishoort. Als de aansluitingen er grotendeels zijn, dan zal de aandacht voor dit onderwerp verschuiven naar het programma Schoon Water. Ook zijn op de meeste plaatsen IBA’s geplaatst. De waterkwaliteitsrapportage laat nog niet de gewenste verbetering zien, dus dit onderwerp blijft de volle aandacht van Delfland krijgen. Over de waterschapsvergelijking (benchmark) meldt hij dat daarin wordt geconstateerd dat Delfland goede prestaties levert, maar dat ook de kosten hoog zijn. Dat is voor een deel te wijten aan de locatie van de zuivering in de Harnaschpolder waardoor een relatief lang leidingstelsel moet worden geëxploiteerd dat dwars door Den Haag moest en nog 2 km de zee in. Delfland heeft het afgelopen jaar ongeveer 1 miljoen kWh bespaard. Dat zit hem voor een deel in een efficiëntere exploitatie en daarnaast in het aanpassen van de zuiveringsprestatie aan de wettelijke norm. Voorheen werd regelmatig overgepresteerd. Daarmee is voldaan aan de afgesproken richtlijn van 2% per jaar. Over vijftien jaar moet dat op gaan lopen tot een besparing van 30%. Het format voor de risicoanalyse heeft de aandacht en daarbij wordt een voorbeeld genomen aan het programma Stevige Dijken. Ten slotte licht hij toe dat de gezamenlijke inspanning met de gemeentes in de waterketen in eerste instantie gericht is op een lastenverlichting voor de burger. Die is niet geïnteresseerd in welke heffing het meest naar beneden gaat, maar wel in dat het totaal lager uitkomt. Uiteraard wordt er bij het proces door gemeente en waterschap wel gelet op de wederzijdse offers. Grote besparingen op de huidige exploitatie zijn daarbij niet te verwachten. Er is meer mogelijk op de langere termijn omdat door betere samenwerking investeringen in de hele keten lager kunnen blijven. Hij houdt de commissie op de hoogte van de voortgang.
6
Het programmaplan Gezuiverd Afvalwater is door de commissiebesproken en wordt voor kennisgeving aangenomen. 04.02 Vaststelling van de (geactualiseerde) leggers van de Delflandsedijk deel Rivierdijk en deel Zeedijk, inclusief behandeling van de Nota van beantwoording Legger Delflandsedijk De heer Hombergen stelt voor om de tekst over de zonering om te zetten. Daar kan beter worden geformuleerd dat van de standaardzonering wordt uitgegaan tenzij de andere partij aantoont enzovoort. Dat scheelt vast veel discussie, want zoals het er nu staat roep je die over jezelf af, vindt hij. Mevrouw Engels sluit zich aan bij de heer Hombergen. Ze vraagt hoe de beleidsregels hun werk doen in de relatie met Vlaardingen en Maassluis. De voorzitter zegt toe de formulering in de geest van het voorstel van de heer Hombergen te herzien.2 Over de beleidsregels is ambtelijk overlegd met de gemeentes. De actualisering van de legger houdt een toekomstgerichte aanpassing in omdat nu met bouwlustige gemeentes aan de voorkant kan worden overlegd. Dan kan in een vroeg stadium worden uitgemaakt of het kan en hoe dan. De commissie besluit de documenten als hamerstuk aan de VV voor te leggen. 05.01 Gemeenschappelijke regeling Aquon De heer Van der Ende licht toe dat voor dit voorstel, dat een vervolg is op het collegebesluit uit 2010, het gehele dossier nog eens doorgelicht is door de controller. Dat besluit is verder uitonderhandeld aan de hand van een vervolg op de businesscase. Die biedt volgens hem voor Delfland voldoende voordeel om ermee in te stemmen. Hij is geagendeerd omdat daar nu door de andere deelnemende waterschappen om wordt gevraagd. De heer Hombergen wil graag nog een toelichting op de besparing. Daarnaast merkt hij op, dat hij op Control vetrouwt voor wat betreft de juistheid van de cijfers. Hij ziet de bedragen als een financieel mandaat om door te gaan met Aquon. Op pagina 1 staat ‘2010’ en dat zou 2011 moeten zijn. Mevrouw Engels leest dat de andere waterschappen Delfland tegemoet zijn gekomen en vraagt waar dat uit blijkt. De heer Batist constateert dat in deze case niet voldaan is aan de besparing van 7,2% die aan het mandaat van het collegebesluit is gekoppeld. Hij vindt de besparing van 39.500 euro tot 2015 ook niet echt interessant. Het risico, dat pas na vijf jaar kan worden uitgestapt met betaling van frictiekosten, komt daar nog bij. Hij twijfelt daarom of het verstandig is om hiermee zo in te stemmen. De heer Van der Ende antwoordt dat de besparing beperkt is omdat Delfland al eerder een slag gemaakt heeft met de samenwerking in Deltawater. Met Aquon plus zou de volgende stap in die richting worden gezet. Toch biedt een verdere opschaling nu opnieuw voordelen omdat huisvesting in de centraal liggende, nu aansluitende, waterschappen (waaronder Rivierenland), ligt. Daarom is het collegebesluit naar de geest geïnterpreteerd in dit voorstel. Uiteraard heeft dit voorstel consequenties en die staan erin beschreven. Dat de planning voor 1 juli 2011 wat onder druk komt te staan, komt omdat de provincies toestemming moeten verlenen en de belastinginspecteur nog in moet stemmen met een verzoek voor vrijstelling van BTW-plicht.
2
Zie herziene versie
7
Tweede termijn De heer Hombergen vraagt zich bij nader beraad toch af of de huisvestingsrisico’s en de mogelijke frictiekosten in verhouding staan tot de beperkte besparing die wordt bereikt. De heer Batist begrijpt het standpunt van de andere waterschappen, maar vraagt zich nog steeds af of Delfland zich hiermee niet nog meer zorgen op de hals haalt. De heer Van der Ende licht verder toe dat Aquon wel een kwalitatief hoogwaardig laboratorium wil zijn maar niet een toplaboratorium. In de standaardonderzoeken kan de markt over het algemeen goedkoper werken, maar als het minder standaard wordt dan is vaak het tegendeel het geval of de markt kan het niet. Omdat een deel van de bemonstering bij waterschappen minder standaard is, is het zoeken naar de juiste vorm. Daarbij is ook kennisontwikkeling om bij te blijven belangrijk. Voordeel van de schaalvergroting is dat door specialisatie kennisontwikkeling tegen lagere kosten mogelijk is. De flexibiliteit van de organisatie wordt ook groter. Hij stelt verder dat met het huidige Waterlab ook al de risico’s voor huisvesting en formatie worden gelopen. In dit voorstel worden die wel anders voortgezet, maar ze zijn van een vergelijkbare orde. Als het werk voor Rijkswaterstaat en Delfluent bijvoorbeeld zou stoppen, dan lopen wel de kosten door. De heer Van der Ende geeft verder aan dat De Stichtse Rijnlanden hebben afgewogen of ze naar de markt wilden of in Aquon wilden deelnemen. Zij kiezen nu voor Aquon. De voorzitter vult nog aan dat al wel een paar stappen in deze richting zijn gezet en dat het lastig wordt uit te leggen als Delfland nu een terugtrekkende beweging maakt. Daarbij komt dat een alternatief niet echt voorhanden lijkt. Ze nodigt vooral de commissieleden uit die twijfelen aan de onderbouwing van de businesscase om die in te komen zien. Alle getallen zijn met gegevens uit het onderliggende dossier onderbouwd en kunnen door de ambtelijke organisatie verder worden toegelicht. De commissie besluit het voorstel als bespreekstuk aan de VV voor te leggen3. 06
Rondvraag en sluiting
De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun komst en sluit om 16.15 uur de vergadering.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de commissie Waterketen en Waterkeringen d.d. 12 april 2011. De voorzitter,
De secretaris,
mevr. mr. A.W. Bom-Lemstra
mevr. mr. A.I.L. Kooiman
3
Zie aangepast voorstel