Commentaarnota
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening
januari 2014 versie 2.0
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening
Commentaarnota
Vastgesteld door GS 14 januari 2014
1
Commentaarnota – versie 2.0
2
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud Inleiding 5 Leeswijzer 7 Toekomstbestendig Gelderland
9
Krachtige steden en vitale dorpen
21
Divers Gelderland
29
Wonen 33 Wonen en werken in het ‘buitengebied’
47
Werken 53 Detailhandel 57 Economische sectoren
63
Energietransitie - windenergie
73
Vrijetijdseconomie 85 Luchtvaart 91 Land- en tuinbouw algemeen
95
Grondgebonden landbouw
99
Niet-grondgebonden landbouw
103
Tuinbouw 109 Mobiliteit 115
3
Digitale bereikbaarheid
121
Ruimtelijke kwaliteit
123
Cultuur en erfgoed
127
Natuur en landschap
133
Landschap van Gelderland
159
Nationaal Landschap
163
Hoog-dynamisch Landschap
167
Commentaarnota – versie 2.0
Gezonde en veilige leefomgeving
169
Rust, ruimte en stilte
173
Waterveiligheid 175 Externe veiligheid
177
Water en ondergrond
179
PlanMER 189 Bijlage 191 Organisaties 191 Overheden 200 Particulieren 203
4
Commentaarnota – versie 2.0
Inleiding
Op 14 mei 2013 zijn de ontwerp-Omgevingsvisie en ontwerp-Omgevingsverordening, samen met de bijbehorende PlanMER en Passende Beoordeling door Gedeputeerde Staten vastgesteld en vrijgegeven voor inspraak. In de periode 21 mei tot 2 juli 2013 was het voor een ieder mogelijk zienswijzen in te dienen. Onder andere gemeenten, belangenverenigingen en particulieren hebben zienswijzen ingediend. In totaal zijn 519 zienswijzen ingediend, waaronder twee collectieve zienswijzen met meerdere ondertekenaars. Totstandkoming omgevingsvisie Na een intensief traject van co-creatie volgde de formele procedure van de tervisielegging.
Veel partijen die al bij de totstandkoming van de ontwerp-Omgevingsvisie en –verordening waren betrokken hebben ook de moeite genomen in deze procedure hun zienswijze mee
te geven. Daarin is in veel gevallen waardering voor het proces verwoord. Daarnaast zijn kanttekeningen geplaatst bij de inhoud van de plannen.
In deze commentaarnota licht de provincie haar keuzes toe. Toch is bij het verwerken van de zienswijzen zoveel mogelijk de lijn van co-creatie doorgezet. Dat is een zoektocht geweest
naar de balans tussen de formele beantwoording van zienswijzen over een provinciaal plan met provinciale keuzes en het blijven werken aan gezamenlijke oplossingen. Aard en inhoud van zienswijzen Van alle zienswijzen op de Omgevingsvisie gaat een groot deel over natuur en landschap.
Over twee specifieke onderdelen van het beleid voor natuur en landschap zijn veel identieke
zienswijzen ingediend. Deze collectieve zienswijzen zijn behandeld als één zienswijze en zijn in deze commentaarnota verwerkt onder de noemer ‘collectief 1’ en ‘collectief 2’.
Op hoofdlijnen zijn bij de zienswijzen over natuur en landschap de volgende categorieën te onderscheiden:
−− verzoeken tot wijziging van een begrenzing die samenhangen met de wens om voor subsidie in aanmerking te komen,
−− verzoeken van gemeenten om technische correcties omdat de vigerende bestemmingen
niet zijn gebruikt bij de vaststelling van de begrenzing van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone,
−− inhoudelijk gemotiveerde verzoeken op specifieke onderdelen voor bijvoorbeeld recreatieterreinen en steenfabrieken.
Daarnaast is een aantal discussiepunten aangekaart over de Omgevingsverordening, de
compensatieregels en de vereveningsinstrumenten. Ook de rol van de kernkwaliteiten komt aan de orde, bijvoorbeeld geluid als kernkwaliteit. Opvallende specifieke thema’s zijn: −− het beleid voor windturbines,
−− bescherming van weidevogels, −− (nieuwe) landgoederen.
Veel van de ingediende zienswijzen hebben betrekking op meerdere onderdelen van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Ook zijn er veel mensen geweest die één specifiek onderwerp hebben aangekaart.
Van alle ingezonden zienswijzen zijn samenvattingen gemaakt per onderwerp dat wordt
aangesneden. Al deze samenvattingen zijn vervolgens geclusterd per onderwerp en zoveel mogelijk op hoofdlijnen beantwoord. Op die manier wordt het meest duidelijk of en zo ja hoe de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn aangepast naar aanleiding
5
Commentaarnota – versie 2.0
van de zienswijzen. Zo ontstaat namelijk per onderwerp een beeld van de reacties en de aanpassingen die daar al dan niet uit volgen.
Dat betekent dat het antwoord op een uitgebreide zienswijze op verschillende plekken in deze commentaarnota gevonden kan worden.
Een deel van de reacties was gericht op het feit dat de plannen digitaal waren. Dat
is wettelijk voorgeschreven en het is een bewuste keuze om in te zetten op een goed
functionerend digitaal plan en geen extra inzet te plegen op een papieren versie. Op de vorm van het plan gaat deze commentaarnota verder niet in.
Degene die in het kader van de inspraak hebben gereageerd, ontvangen deze
commentaarnota. In de bijlage is een overzicht opgenomen van alle indieners. Organisaties en overheden worden met naam en toenaam genoemd. Voor particulieren zijn vanwege
de privacy alleen de betreffende documentnummers opgenomen. Voor indieners van een zienswijze is aan de hand van een persoonlijk documentnummer te achterhalen welke reactie er is gegeven op de eigen zienswijze. Keuzes in deze Commentaarnota −− Op hoofdlijnen zijn de zienswijzen gebundeld beantwoord. Juist omdat de provincie maatwerk wil bieden aan lokale afwegingen en op de provinciale schaal beleid wil
formuleren. Dat wil zeggen niet op voorhand zaken lokaal regelen door de beantwoording in deze commentaarnota;
−− Sommige zaken vragen een nadere doorontwikkeling: dat wil zeggen nu regels verder aanscherpen zou deze doorontwikkeling frustreren;
−− Sommige zaken moeten genuanceerd worden en nader worden afgestemd, daarbij past beter direct contact dan een antwoord via een commentaarnota;
−− Sommige zaken vragen een verdere uitvoering en acties van meerdere partijen, de
provincie voelt zich gesterkt in de reacties in de zienswijzen om een en ander vorm en inhoud te geven;
−− Herstel fouten: waar gewezen is op (kleine) (schoonheids)fouten, zijn - waar nodig -
verbeterd. In de Commentaarnota komen we daar niet op alle punten expliciet terug;
−− Checks en verbeteringen naar aanleiding van ingebrachte casuïstiek: bij sommige beleidsthema’s zijn op het niveau van straten, wegen, bedrijven, gebieden zaken
aangekaart (dat hoort er wel / niet bij etc.). In deze casuïstiek is per geval een afweging gemaakt of er aanleiding is tot bijstelling van het beleid of beleidsgrenzen op de kaart;
−− Ook de slag naar de uitvoering: doorontwikkelingen en Omgevingsagenda, is opgenomen in de commentaarnota. Daar is voor gekozen omdat een aantal vragen niet zozeer een
aanpassing van teksten en kaarten vereisen, maar om een concrete actie in de praktijk. De beschreven aanpassingen aan de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn
doorgevoerd in de concept plannen die naar verwachting op 9 juli 2014 en 1 oktober 2014 in Provinciale Staten aan de orde zijn.
6
Commentaarnota – versie 2.0
Leeswijzer
In deze Commentaarnota wordt per beleidsthema aangegeven welke zienswijzen op dat
betreffende thema van toepassing zijn. Dit gebeurt aan de hand van het hiervoor genoemde persoonlijke documentnummer, waarbij onderscheid wordt gemaakt in particulieren, organisaties en overheden.
Vervolgens wordt per thema de volgende opbouw gehanteerd:
−− eerst wordt een samenvatting gegeven van de inhoud van de zienswijzen;
−− vervolgens wordt aangegeven of er naar aanleiding van de zienswijzen aanpassingen zijn
in de de visie, de verordening, de kaarten of de verdere uitwerking van de omgevingsvisie, met andere woorden: wat zijn de gevolgen van de zienswijzen;
−− tot slot wordt de reactie van de provincie op de zienswijzen weergegeven in een toelichting. Met behulp van de zoekfunctie van Adobe Reader is het mogelijk in de digitale versie van de
commentaarnota te zoeken naar de reactie op de ingediende zienswijze. U typt hiervoor het persoonlijke documentnummer in het zoekveld onder ‘bewerken - zoeken’ in de werkbalk linksboven op het beeldscherm. Vervolgens verschijnt een (klikbaar) overzicht van de
vindplaatsen. Op een tablet zit de zoekfunctie (na een klik op het beeldscherm) onder het vergrootglas-symbool.
De eerder gepubliceerde ruwe commentaarnota versie 1.3 is in versie 2.0 gecompleteerd met ontbrekende documentnummers en reacties. Versie 2.0 vervangt daarmee versie 1.3.
7
Commentaarnota – versie 2.0
8
Commentaarnota – versie 2.0
Toekomstbestendig Gelderland
Betreft zienswijzen: Particulieren: 01679871, 01660239, 01679876 Organisaties: Overheden:
Overheden:
01675713, 01667884, 01667434, 01666403, 01664763, 01665139, 01663720,
01679274, 01669549, 01644240, 01667713, 01680012
01663185, 01667237, 01665379, 01665643, 01665664, 01666009, 01670961,
01662904, 01661572, 01659836, 01659168, 01667237, 01663413, 01670584, 01661904, 01671166, 01679915, 001668529 01665372, 01674576
Beleidsthema: Toekomstbestendig Gelderland Onderwerp:
De totstandkoming van de Omgevingsvisie
Inhoud van de zienswijzen: Indieners geven opmerkingen over de totstandkoming van de Omgevingsvisie Waardering voor het proces en betrokken blijven
−− Het proces van samenwerken naar een visie was positief. Indieners hebben waardering voor het proces van co-creatie en blijven graag met de provincie in gesprek over
toekomstige ontwikkelingen en over de uitvoering van de visie. Bemerkt zijn open gesprekken, discussies en een goede communicatie.
−− Tot op heden is indiener hierbij niet betrokken geweest. Indiener is graag bereid om vast te stellen of doelen, ambities verenigbaar zijn en of ze elkaar kunnen versterken.
−− Indiener vindt het van groot belang dat de provincie actief betrokken blijft en initiatieven ontwikkelt om te investeren in de leefomgeving. De daaruit volgende zichtbaarheid zal
ongetwijfeld bijdragen aan het versterken van de relatie tussen burgers en politiek, zeker
als die betrokkenheid in nauwe samenwerking geschiedt met andere overheden, burgers, bedrijven, onderzoeksinstellingen, et cetera.
−− Aan de hand van de termen “uitdagen, inspirerend, uitnodigen en samenwerken” is een koers gezet die erg aanspreekt. Indiener (gemeente) trekt daarin graag met de provincie en haar partners op. Onder meer door het samen opstellen van een Omgevingsagenda
en een Gebiedenatlas en het actief meedenken over initiatieven uit de samenleving. Het
proces van co-creatie geeft de indiener het vertrouwen voor die processen. Indiener ziet veel elementen uit het co-creatieproces in de visie terugkomen en waardeert dat zeer. Ook in de ontwerp-verordening ziet de indiener dat de provincie op diverse onderdelen opmerkingen op eerdere versies heeft verwerkt.
−− Er is te weinig tijd geweest voor actieve inbreng van de gemeente bij proces van co-creëren, dat betreurt indiener. Binnen de gemeente is weinig ruimte voor discussie geweest.
−− Indiener geeft aan dat het goed is bij projecten oog te blijven houden voor betrokkenheid, niet alleen bij de totstandkoming van een project maar ook bij de uitvoering ervan.
−− Indiener stelt dat er alleen bij de visievorming ruimte is gegeven voor communicatie over en weer en daarna te snel is overgegaan tot terinzagelegging.
−− Indiener wil graag actief als partner betrokken worden bij de Omgevingsagenda. Dit ligt in de rede omdat indiener bij uitstek een partner is waarmee via privaatrechtelijke bijdragen voor beleidsdoelstellingen (natuur) gerealiseerd kunnen worden.
−− Indiener vraagt zorg te dragen voor een inspraakproces waarbij de belangen via inspraak een rol krijgen bij de planontwikkeling. Dat wil zeggen dat alle actoren in een zo vroeg
mogelijk stadium bij de planvorming betrokken worden. Graag ziet de indiener hierbij de rol van maatschappelijke organisaties, zoals de GNMF, expliciet benoemd.
−− Indieners vragen hoe bepaalde rapportages zijn betrokken bij het proces van het maken van de Omgevingsvisie.
9
Commentaarnota – versie 2.0
−− De Bezirksregierung Düsseldorf wil graag tijdig betrokken worden bij de verdere
uitwerkingen van de Omgevingsvisie. Omgekeerd belooft zij dit ook te doen m.b.t. hun Regionalplan.
Kanttekeningen bij de procedure
−− Gemist wordt een proces van co-creatie voor de Omgevingsverordening vergelijkbaar met die voor de Omgevingsvisie.
−− Indiener betreurt de beperkte tijd die is geboden voor de inspraak, waar participatie het uitgangspunt is.
−− Indiener betreurt de omvang van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening en als gevolg daarvan kosten voor de burger. Indiener betreurt de overbodige bijeenkomsten voorafgaande aan het ontwerp op Papendal en Gelredome.
−− Indiener mist een evaluatie van het huidige omgevingsbeleid. Definitieve besluitvorming
−− Naar mening van enkele indieners zou de verordening in tijd volgend moeten zijn aan de visie.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Belanghebbenden worden, gericht betrokken bij de uitvoering en verdere uitwerking van de Omgevingsvisie. Voor specifieke zaken wordt direct contact gezocht met partijen. De besluitvormingsprocedure is aangepast. De definitieve besluitvorming over
de Omgevingsverordening zal later plaatsvinden dan de besluitvorming over de Omgevingsvisie. Wel is bij de vaststelling van de Omgevingsvisie de concept-
Omgevingsverordening beschikbaar om goed inzicht te krijgen op de consequenties van het beleid in de Omgevingsvisie. Toelichting −− De zienswijzen bevatten vele complimenten, vaak over het proces voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. Deze complimenten worden in dank aanvaard, maar niet apart behandeld. Het bevestigt de keuze om zaken in co-creatie tot stand te brengen.
−− De tijd die voor inspraak is uitgetrokken betreft een reguliere, wettelijke periode van
zes weken. Gezien het proces van co-creatie waarin het ontwerp van de Omgevingsvisie tot stand is gekomen was er geen aanleiding om een langer dan wettelijke bepaalde
inspraakperiode te hanteren. Bovendien is er zowel voor als na de formele inspraakperiode steeds alle mogelijkheid geboden voor overleg.
−− Tal van insprekers willen graag actief betrokken blijven bij de vervolgstappen op de
Omgevingsvisie. Dit past uitstekend in de filosofie om de co-creatie door te zetten in de uitvoering.
−− Er is geen aparte evaluatie van het complete omgevingsbeleid uitgevoerd. De oude –
sectorale - plannen zijn op onderdelen al wel geëvalueerd, maar bij het opstellen van de
10
Commentaarnota – versie 2.0
Omgevingsvisie is voor een fundamenteel andere aanpak gekozen. In co-creatie werden
de gezamenlijke opgaven in beeld gebracht. Dat vergt een andere benadering dan werken vanuit een provinciale knelpuntenanalyse, hoewel ieders ervaring met de oude plannen wel degelijk een van de vertrekpunten vormde in de gesprekken. Daarin hebben ook de
door de indieners genoemde diverse rapporten een rol gespeeld. Een voorbeeld hiervan is
het Advies van de Raad van de Leefomgeving over duurzame landbouw. Zo zijn er nog veel andere rapportages te noemen. Betreft zienswijzen: Particulieren: 01670724, 01648235.
Organisaties: 01681090, 01681087, 01663726, 01674724, 01665497, 01669549, 01664439, Overheden:
01680012, 01668529, 01671258
01666694, 01666320, 01667847, 01662879
Beleidsthema: Toekomstbestendig Gelderland Onderwerp:
De strekking van de Omgevingsvisie
Inhoud van de zienswijzen: Balans en focus
−− De nadruk ligt te veel op economische ontwikkeling; de kwaliteit van de leefomgeving wordt niet afgewogen.
−− Er ontstaat een onevenwichtig beeld waarbij economische belangen altijd prevaleren boven natuurbelangen en vergeten wordt dat de waarde van natuur ook een economisch belang vertegenwoordigt. Graag duidelijkheid hierover.
−− De Omgevingsvisie focust geheel naar de huidige tijdsgeest sterk op het faciliteren van economische ontwikkeling. Indiener pleit voor een minder periode gebonden, bredere insteek. Door aspecten als natuur en milieu op te nemen wordt voor de economische ontwikkeling de duurzame ontwikkeling de grondtoon.
−− De Omgevingsvisie legt een zwaar accent op economisch structuurversterking. Andere ambities en doelen zijn volgens indiener zo geformuleerd dat ze moeten bijdragen aan
het doel van economische structuurversterking. Kwaliteit, leefbaarheid en veiligheid van onze leefomgeving worden in context van economische ontwikkeling geplaatst en niet
geïnterpreteerd als een toegevoegde waarde voor de economie (schone lucht, water, gezond leven). Indiener wijst op de problemen die juist door de economische ontwikkeling worden veroorzaakt (aantasting van de ruimtelijke kwaliteit, degradatie van natuur en landschap, stank en overlast van industrie, landbouw en verkeer). Besteed in het hoofdstuk Mooi Gelderland daarom meer aandacht aan bescherming, verbetering en herstel van de leefomgeving.
−− Focus op kwaliteit van het bestaande is goed.
−− Dynamisch, mooi en divers zijn goede invalshoeken voor een integrale Omgevingsvisie; het sturen op doelen en het verminderen van regels wordt onderschreven.
−− De Omgevingsvisie beschrijft diverse onderwerpen en speerpunten maar stelt daarbij geen duidelijk omschreven doelen. Indiener pleit in zijn algemeenheid voor heldere kaders, regels en monitoring voor het bereiken van de beoogde kwaliteit en duurzaamheid. De
doorwerking van veranderd kabinetsbeleid (onder meer voor natuur en landschap) wordt gemist.
−− Indiener mist de verantwoording waarom de provincie de taken die in de Omgevingsvisie zijn genoemd dient uit te voeren, zeker daar waar zij zich meer sturend opstelt.
11
Commentaarnota – versie 2.0
Omgang met tegenstrijdige belangen
−− De Omgevingsvisie schetst een te harmonieus beeld van toekomstig Gelderland. Hoe om te gaan met conflicterende situaties?
−− Economische ontwikkelingen mogen niet strijdig zijn met het gebruik van ruimte voor
landbouw, natuur en milieu. Hierop moeten de plannen van de provincie worden getoetst.
−− Indiener vindt dat planologie niet zonder regels kan. De ontwikkeling van provinciaal beleid is zorgelijk, omdat de provincie geen samenwerking kan afdwingen tussen gemeenten.
−− De grenzen van de bevoegdheidsafbakening tussen provincie en gemeente worden opgezocht. Wie gaat nu waarover?
Kwaliteitskaart
−− Omdat de Omgevingsvisie uitgaat van uitnodigingsplanologie vindt de indiener een
integrale kwaliteitskaart op zijn plaats. Dat helpt bij de ontwikkelingsrichting, zeker omdat de kwaliteiten verspreid staan opgenomen in de visie.
Rol van de provincie
−− Indiener geeft aan dat elk beleidsveld zijn plekje heeft gekregen, maar dat er niet is geprioriteerd en gekozen. Herijking van de rol van de provincie wordt gemist.
−− Indiener stelt dat extra aandacht besteed zou moeten worden aan de rol van de provincie in combinatie met keuze voor instrumenten.
−− Indiener stelt dat handhaving van beleid onvoldoende gebeurt. Indiener noemt specifiek de herplant plicht.
Landelijk onderscheidend
−− Indiener stelt dat in de Omgevingsvisie niet duidelijk wordt waar de Gelderse leefomgeving zich onderscheidt van andere landsdelen.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: Balans en focus
De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsvisie. Omgang met tegenstrijdige belangen
De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsvisie. Rol van de provincie
De betreffende rollen worden specifieker aangegeven in de visietekst. Dit wordt uitgewerkt in de praktijk na vaststelling van de Omgevingsvisie.
Handhaving is een taak van toezichthouders zoals gemeenten en terreinbeheerders en via het interbestuurlijk toezicht van de provincie. De Omgevingsvisie en -verordening bieden
daarvoor de kaders. Lees meer over de herplantplicht en aandacht voor bos bij het onderdeel
‘natuur en landschap’. Aangegeven wordt bijvoorbeeld dat bij het uitvoeren van projecten in het landelijk gebied verschillende wetten- en regels van toepassing zijn. De provincie is niet
altijd het bevoegde gezag. De provincie zal waar mogelijk bevorderen dat bij nieuwe plannen en projecten ook over mogelijke aandachtspunten van derden (denk aan de Boswet, Flora- en Faunawet, het regiem van Natura 2000) wordt geadviseerd. Landelijk onderscheidend
Het groene kapitaal van Gelderland wordt nadrukkelijker benoemd in de Omgevingsvisie.
12
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Kwaliteitskaart
Er wordt nu geen aparte integrale kwaliteitskaart opgesteld. In het kader van de
Gebiedenatlas worden de verschillende kwaliteiten in de Omgevingsvisie bij elkaar gebracht.
De Gebiedenatlas zal vooral integraal en beeldend (cartografisch, fotografisch, iconografisch) van aard worden. De kwaliteiten van gebieden worden benoemd op basis van 1) kenmerken, 2) waarden en 3) ambities. Het benoemen van de kwaliteiten gaat in co-creatie. Hoe precies
is nog onderwerp van nadere verkenning. De planning is om voor half 2014 een eerste stap te zetten en deze atlas in 2014 en 2015 nader uit te werken. Toelichting −− De balans en focus van de Omgevingsvisie zijn niet wezenlijk aangepast. Zowel
de kwaliteit van de leefomgeving als economische belangen hebben een plek. De Omgevingsvisie neemt de onderlinge balans als uitgangspunt.
−− De verantwoording voor de provinciale inzet is niet in zijn algemeenheid beschreven. Het
is een uitkomst van het proces om samen met betrokkenen de opgaven te beschrijven en te bepalen welke inzet nodig is. Vaak is dit in de verdieping nader toegelicht.
−− Voor tegenstrijdige belangen zijn waar nodig regels opgenomen in de Omgevingsverordening.
−− Er is gekozen voor co-creatie vanuit het besef dat er voor veel opgaven sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid waarin ieder zijn rol pakt. Zo wordt in de praktijk ook duidelijk wie precies waarover gaat. Uiteraard verschilt dit per onderwerp.
−− De doelen ten aanzien van de kwaliteit van de leefomgeving zijn nadrukkelijk verankerd in de Omgevingsvisie. Ook in de PlanMER bij de Omgevingsvisie komen de betreffende
aspecten in beeld, waarbij ook suggesties zijn opgenomen om daar ook in de praktijk recht aan te doen.
−− De (nieuwe) rollen die de provincie wil vervullen – inspireren en verbinden – komen met
name tot uiting in gedrag, houding en cultuur. Dat vraagt nu geen andere teksten, maar vergt goed contact in de praktijk en tijdige signalen van partners daar waar houding, gedrag en cultuur onvoldoende uit de verf komen.
−− De Omgevingsvisie geeft aan dat niet regels maar mogelijkheden vooropstaan. In de huidige tijd is behoefte aan een zorgvuldige afweging en niet op voorhand één
uitkomst, vanuit één dominant perspectief. Voor een zorgvuldige afweging biedt de omgevingsverordening het kader welke afweging wordt gevraagd. Om dan om te
kunnen gaan met tegenstrijdige belangen is de juridische verankering in de verordening noodzakelijk.
Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01677756, 01681087, 01667766, 01666820, 01668529
01665664, 01666009, 01667237, 01680212, 01662879
Beleidsthema: Toekomstbestendig Gelderland Onderwerp:
13
Instrumenten in de Omgevingsvisie
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijzen: Indieners plaatsen kanttekeningen bij de instrumenten die onderdeel uitmaken van de Omgevingsvisie.
Te weinig duidelijke en strenge regels
−− Indiener heeft zorgen over het gebrek aan helderheid, waardoor kwetsbare sectoren het onderspit zullen delven bij belangentegenstellingen. Co-creatie werkt alleen wanneer partijen een gemeenschappelijk doel nastreven.
−− Indiener vindt dat planologie niet zonder regels kan. De ontwikkeling van provinciaal beleid is zorgelijk, omdat de provincie geen samenwerking kan afdwingen tussen gemeenten.
−− Indiener waarschuwt om regels niet te veel los te laten. Uitnodigingsplanologie houdt ook risico in dat te veel ruimte wordt geboden aan kwalitatief goede plannen.
Te veel en te strenge regels
−− Indiener stelt dat de koers van de Omgevingsvisie strijdig is met de veel voorkomende rol van normeren en met het instrument verordening. Indiener pleit ervoor om dat te verminderen en de Omgevingsverordening minder gedetailleerd in te vullen.
−− Indieners constateren een spanningsveld tussen enerzijds de filosofie van uitdagen,
inspireren, uitnodigen en samenwerken en anderzijds het accent op de normstellende rol die de provincie kiest.
−− Normeren zet volgens indiener een rem op nieuwe initiatieven en is niet uitnodigend.
Juist met stimuleren en uitnodigen komen de gezamenlijke doelen binnen bereik. Kies op minder thema’s en uitwerkingen voor normeren en het instrument verordening.
−− In tegenstelling tot de Omgevingsvisie zit de verordening vol met regelgeving over de leefomgeving. Dit behoeft volgens indiener aanpassing.
−− Omgevingsverordening lijkt geen goede basis om gezamenlijk de opgaven uit de visie op te pakken.
−− Indiener vindt dat de Omgevingsverordening de (regel)ruimte moeten bieden om de vele
doelstellingen en opgaven van natuur en economie, van wonen, werken en recreëren, waar te maken. Indiener heeft twijfels en zorgen over de coherentie tussen visie en verordening.
Bewegen de instrumenten mee?
−− De koers (van tien jaar vast naar flexibel en toekomstgericht) zou volgens indiener ook moeten leiden tot tussentijdse aanpassing van de Omgevingsverordening.
−− Indiener stelt dat de Gelderland Index gebruikt kan worden om in gesprek te blijven over de voortgang op het thema gezondheid in relatie tot de leefomgeving en over hoe gemeenten, provincie en burgers de krachten bundelen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: Te veel of juist te weinig regels
De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de kaarten. Naar aanleiding
van specifieke zienswijzen is de verordening op diverse onderdelen aangepast. Dit leest u verderop in deze commentaarnota.
14
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Bewegen de instrumenten mee?
Als de Omgevingsvisie verandert en nieuwe accenten krijgt als gevolg van de actualiteit, dan beweegt de Omgevingsverordening mee. De provincie gaat onderzoeken of en hoe
monitoring van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving, van zowel landelijke als
stedelijke gebieden, kan worden gekoppeld aan de Gebiedenatlas en de Kwaliteitsateliers. Toelichting Normstelling is een van de provinciale rollen. Doordat deze rol nu formeel wordt vastgelegd
in een verordening die gelijktijdig met de Omgevingsvisie ter inzage wordt gelegd krijgt dit nu extra aandacht. De rollen van uitdagen, inspireren, doen samenwerken en uitnodigen
komen meer tot uiting in gedrag, houding en cultuur, en moeten blijken in de praktijk. De
provincie verwacht erop te worden aangesproken als dat onvoldoende uit de verf zou komen. In Omgevingsvisie en verordening wordt de juiste balans gezocht tussen een helder kader
waarbinnen ruimte is voor goede afwegingen en de regels. Regels zijn nodig als vangnet, om excessen te voorkomen en om uit conflicten te komen. De regels vormen niet het startpunt van de discussie. De zoektocht naar deze balans is ook terug te zien in de reacties: voor sommigen gaat het niet ver genoeg, voor anderen te ver.
Aanpassingen in de verordening hebben onder meer betrekking op het verwijderen van
de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik uit de verordening en bijstelling van de
omgevingsverordening voor natuur, onder meer door duidelijker formulering en door saldobenadering over meerdere kernkwaliteiten mogelijk te maken. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01667766, 01674724 Overheden:
01669854, 01666320, 01664075, 01680212, 01667237, 01668814, 01666059,
01661904, 01663413, 01667237, 01677818, 01665372, 01674576, 01662879
Beleidsthema: Toekomstbestendig Gelderland Onderwerp:
De strekking van de Omgevingsverordening
Inhoud van de zienswijzen: Indieners plaatsen kanttekeningen bij de focus van de Omgevingsverordening en stellen het volgende:
Verordening strenger dan de visie
−− Indieners ervaren discrepantie tussen Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening: de visie biedt ruimte, de Omgevingsverordening is normstellend.
−− De Omgevingsverordening staat (te) vol met regels voor de leefomgeving.
−− Indiener heeft twijfels en zorgen over de coherentie tussen Omgevingsvisie en
-verordening. Tussentijdse aanpassing van de Omgevingsverordening zou mogelijk moeten zijn.
−− Te veel elementen zijn normerend uitgewerkt, wat remmend werkt voor nieuwe initiatieven en innovatie. Voorbeelden hiervan zijn de Ladder voor duurzaam
ruimtegebruik, de Gebiedenatlas en de voorwaarden voor het vergroten van agrarische bouwpercelen.
−− Indiener maakt zich zorgen om juridische beperkingen die de Omgevingsverordening biedt. Verzoek: verordening in overeenstemming met visie brengen.
15
Commentaarnota – versie 2.0
Verordening te gedetailleerd
−− De Omgevingsverordening is te gedetailleerd en te weinig flexibel. Indieners missen
maatwerk en co-creatie voor de Omgevingsverordening en zagen graag het detailniveau van de Omgevingsvisie toegepast op de Omgevingsverordening.
−− Vul de Omgevingsverordening minder gedetailleerd in en beschrijf juist processen
waarmee de doelen kunnen worden bereikt (wie praat wanneer met wie, welke stappen zijn nodig).
−− De Omgevingsverordening bevat, in tegenstelling tot de visie, weinig flexibiliteit. Wat de
indiener betreft, zou de Omgevingsverordening een minder strak kader moeten vormen en minder gedetailleerd moeten zijn.
−− Omgevingsvisie en verordening zijn nog erg geschreven vanuit de overheid en niet vanuit de gemeenschap; het op te stellen kader in de Omgevingsvisie en verordenin g moet de kwaliteiten van een gebied voorop stellen en niet de bescherming. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De Omgevingsverordening is op basis van deze en meer specifieke zienswijzen op een aantal punten aangepast om de regels meer in overeenstemming te brengen met de visie. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Regels voor een zorgvuldige afweging zullen zich in de praktijk moeten bewijzen. Veel
reacties gaan op voorhand uit van een (te) strikte toepassing van de regels. De filosofie van
visie en verordening is om de opgave en de kwaliteiten van een gebied centraal te stellen. Dat is belangrijk punt op de provinciale agenda. Toelichting De Omgevingsverordening vormt de juridische verankering van de Omgevingsvisie en maakt alle verordenende provinciale regels zichtbaar over de uitvoering van het Omgevingsbeleid. Er zijn in de Omgevingsverordening regels verdwenen èn toegevoegd, zodat dat de
Omgevingsverordening niet onevenredig zwaar is ten opzichte van de visie. Overigens is de Omgevingsverordening voor een aantal terreinen gebonden aan het Rijk bij de formulering van regels, voor bijvoorbeeld natuur, erfgoed, water en luchtvaartterreinen.
De uitvoering van de Omgevingsvisie is een dynamisch proces. Er is dus geen datum te
noemen waarop al het beleid uitgekristalliseerd is. Nu het merendeel van het nieuwe beleid in de Omgevingsvisie is neergelegd, is ervoor gekozen om tegelijkertijd ook een integrale Omgevingsverordening te maken waarin het nieuwe beleid – voor zover noodzakelijk – is opgenomen.
Er is overigens ruimte binnen kaders. Als ervaringen daartoe aanleiding geven, is ook de Omgevingsverordening tussentijds aan te passen.
De Ladder voor duurzaam ruimtegebruik is geen onderdeel meer van de
Omgevingsverordening en ook de Gebiedenatlas is niet normerend. De voorwaarden voor
agrarische bouwpercelen zijn bijgewerkt (nog altijd normerend) – zie daarvoor het onderdeel landbouw in deze commentaarnota.
16
Commentaarnota – versie 2.0
Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
-
01665238, 01666694, 01668814, 01666320, 01662069, 01665372
Beleidsthema: Toekomstbestendig Gelderland
Onderwerp: Rollend karakter Omgevingsvisie Inhoud van de zienswijzen: Indieners benadrukken dat onderdelen van de Omgevingsvisie nog verder uitgewerkt moeten worden.
−− Neem meer tijd en ga zorgvuldig om met uitwerken van zaken die nog niet zijn uitgekristalliseerd. Zoals de Gelderse Ladder, Gebiedenatlas en de regionale Omgevingsagenda’s. Indiener praat graag mee.
−− Het proces van co-creatie geeft de indiener vertrouwen voor de uitwerking van een Gebiedenatlas en een Omgevingsagenda.
−− Uitwerking van de aangekondigde zaken (ladder, Gebiedenatlas, en regionale agenda) kost tijd. Indiener stelt voor om deze tijd te nemen: zorgvuldigheid gaat voor strak planningsschema.
−− ‘Hoofdstuk 5 Uitvoeringsparagraaf’ van de Omgevingsvisie biedt nog erg weinig houvast. −− Indiener zag liefst nu al een Omgevingsagenda per regio.
−− Maak een einde aan langdurende processen en procedures. Iedereen is gebaat bij duidelijkheid. Spreek af hoe lang zaken mogen duren.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De uitvoeringsparagraaf in de Omgevingsvisie is bijgewerkt Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Voor de uitvoering geldt de tekst van de Omgevingsvisie als basis. Er is niet al bij de
vaststelling van de visie een uitgewerkte Omgevingsagenda per regio. Wel wordt al in
de loop van 2014 met betrokken partijen gezocht naar een gezamenlijke invulling van de omgevingsagenda in de praktijk. Toelichting Bij de uitvoering van de Omgevingsvisie wordt een relatie gelegd met lopende trajecten, zoals de Stads- en regiocontracten. Ook andere afspraken zijn denkbaar.
“Hoe lang mogen en moeten processen en procedures duren”, is een belangrijke vraag. Deze is niet ingevuld op het niveau van de Omgevingsvisie als geheel en vergt vooral duidelijke afspraken in de uitvoering.
17
Commentaarnota – versie 2.0
Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01679274
01665238, 01666694, 01666320, 01669508, 01667237, 01674576, 01662879
Beleidsthema: Toekomstbestendig Gelderland Onderwerp:
Uitvoering van de Omgevingsvisie/Omgevingsagenda
Inhoud van de zienswijzen: Indieners maken de volgende opmerkingen over de Omgevingsagenda. Vraag om concrete investeringen
−− Indiener (gemeente) valt op dat cofinanciering voor nieuwe ontwikkelingen vaak
beschikbaar komt, maar minder vaak voor terugdringen van leegstand en impuls aan
bestaand vastgoed. Indiener vraagt of provincie bereid is niet alleen na te denken over beleid maar ook over investeringen en financiering.
−− Indiener stelt dat de regio Achterhoek heeft haar opgaven onder de aandacht heeft
gebracht via een brief aan PS (febr. 2011); de Agenda 2020 en de ruimtelijke vertaling
in de Regionale Structuurvisie Achterhoek. Indiener stelt dat de Regio daarover graag voortschrijdende meerjarige afspraken ziet, over de coalitieperiode heen. Ambitiekaart opstellen
−− Indiener stelt voor om de gezamenlijke doelen in de Omgevingsvisie naar voren te brengen als ambitie en deze waar mogelijk te verbeelden op een ambitiekaart. Zo weet iedereen in
de provincie wat deze ambities zijn, bijvoorbeeld voor de Groene Ontwikkelingszone maar ook voor klimaatadaptatie, waterkwaliteit, toeristische structuren et cetera. Doorgaan met de Omgevingsagenda
−− Indiener gaat graag in op de uitnodiging in de Omgevingsvisie om in de Omgevingsagenda samen met partners sectorale opgaven op regionale schaal concreter te benoemen.
−− Indiener wil graag meedenken over en betrokken worden bij de totstandkoming van de Uitvoeringsagenda
−− Indiener verzoekt de Uitvoeringsagenda van de Omgevingsvisie gebiedsgericht op te
stellen, naar voorbeeld van de Gebiedsagenda Oost (waarin de investeringsagenda’s van de betrokken partijen op elkaar worden afgestemd).
−− Indiener verzoekt om werkateliers voor de Omgevingsagenda zo te organiseren dat de inbreng uit de regio ook op tafel komt.
−− Indiener (regio) wil over de provinciale compensatiepoules graag nadere afspraken maken in de Omgevingsagenda.
−− Blijf gebruik maken van de inzet van sociaal instrumentarium (communicatie, educatie,
participatie en bewustwording) waar IVN en diverse andere Gelderse organisaties ervaring
mee hebben. Het aanbod wordt gedaan hun netwerken te benutten en bij te dragen aan de
gewenste betrokkenheid en draagvlak. De maatschappelijke organisaties nemen graag het initiatief tot een visie hierop en een meerjarige aanpak. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
18
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De zienswijzen onderstrepen het belang van een gezamenlijke invulling van de uitvoering. Concrete investeringen zijn nu in de Omgevingsvisie niet aan de orde. De provincie gaat graag nader in gesprek over het aanbod voor de inzet van sociaal instrumentarium. Toelichting De uitvoering van de Omgevingsvisie is dynamisch. Daarbij wordt gezamenlijk invulling
gegeven aan de benodigde uitvoeringsafspraken, bij voorkeur niet alleen over provinciale
investeringen. Momenteel zijn in de Omgevingsvisie nog geen investeringen opgenomen. Een ambitiekaart kan de uitkomst zijn van het proces voor de Omgevingsagenda. Dit is
geen eenmalige provinciale exercitie bij de vaststelling van de Omgevingsvisie, maar een gezamenlijke actie met betrokkenen in het gebied.
De oproep om samen door te werken aan de uitvoering sluit goed aan bij de aanpak van cocreatie, zo wil de provincie de uitvoering met betrokkenen organiseren.
19
Commentaarnota – versie 2.0
20
Commentaarnota – versie 2.0
Krachtige steden en vitale dorpen Betreft zienswijzen Particulieren: -
Organisaties: 01679274 Overheden:
01680212, 01677818, 01670859, 01667333, 01666563, 01665379, 01666545,
01666546, 01664073, 01664073, 01664075, 01665085, 01663185, 01663185, 01665238, 01665318,
Beleidsthema: Steden en omgeving Onderwerp:
Verhouding steden en omgeving
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat de Omgevingsvisie onvoldoende recht doet aan
kleinere steden, dorpen en kernen. Daarnaast missen zij een visie op de relatie tussen steden en hun landelijke omgeving.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de volgende strekking: meer aandacht voor vraagstukken in de steden, ook voor
de samenhang tussen steden, dorpen en hun omgeving. Er komt een genuanceerde en
daarmee aangescherpte tekst over samenhang tussen de steden (stedelijke netwerken) en de samenhang tussen steden en omgeving.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. Er
komt een geografische kaart over ‘steden en omgeving’ die het stedelijk netwerk weergeeft met de samenhang tussen steden, dorpen en hun omgeving. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat met haar partners de actuele vraagstukken van stedelijke en landelijke gebieden en hun samenhang bespreken, om de kansen in deze gebieden maximaal te
benutten. De provincie benut daarbij bestaande structuren, organisaties, netwerken en
initiatieven en wil haar partners maximaal ondersteunen. Zo wordt op dit moment voor de impact en mogelijkheden van demografische ontwikkelingen in het gebied van de Achterhoek een transitieagenda voor de Achterhoek uitgewerkt. Toelichting In de Omgevingsvisie geeft de provincie aan meer aandacht te willen besteden aan de vraagstukken van steden en hun omgeving dan in eerder beleid. Dit omdat steden en
stedelijke netwerken van groot belang zijn voor Gelderland, als motor van de economie
en vanwege de voorzieningen. Tegelijkertijd hebben de steden en hun omgeving elkaar
nodig, voor duurzame economische ontwikkeling en een gezonde, veilige leefomgeving.
De aanpak bij grote steden is gericht op het versterken van de economische kracht door het
benutten van agglomeratievoordelen door het streven naar een ‘excellent’ vestigingsmilieu en bereikbaarheid. Een aantal kleinere steden heeft een regionale verzorgingsfunctie. De aanpak voor dorpen en kernen in het landelijk gebied is gericht op behoud van vitaliteit
door een evenwichtige ontwikkeling van stedelijke functies en het bereikbaar houden van voorzieningen.
21
Commentaarnota – versie 2.0
Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01669549, 01667766, 01671252 Overheden:
01665238, 01665085, 01666320, 01669508, 01666694, 01659893, 01667847,
01677818, 01666009, 01666059, 01664025, 01662395, 01662904, 01659876, 01661904, 01673675, 01667237, 01670961, 01667333, 01665495, 01666563, 01669854, 01668814, 01665372, 01662879
Beleidsthema: Ladder voor duurzaam ruimtegebruik Onderwerp:
Neem deze ladder niet op in de Omgevingsverordening
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat zij het principe van de ladder delen; zij zien voor
de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik echter geen plek in de Omgevingsverordening. Dit omdat in hun ogen:
−− de ladder een gespreksinstrument is en geen normerend afwegingskader, −− de ladder anders de beleidsruimte van gemeenten inperkt,
−− de ladder anders mogelijk tot te veel regels en beroepszaken leidt, −− de ladder nog onvoldoende is uitgewerkt,
−− er geen Gelderse variant van de ladder nodig is,
−− de ladder onvoldoende ruimte biedt voor een individuele afweging van plannen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De essentie van de werking van de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik in de
Omgevingsvisie blijft ongewijzigd. De ladder blijft centraal staan in het provinciale
verstedelijkingsbeleid, is een afwegingsinstrument en vraagt een verandering in het
denken. De Omgevingsvisie gaat van nieuwbouwplanologie naar een ruimtelijke ordening waarbij de bestaande voorraad centraal staat. Doel is dat bij elke ontwikkeling goed wordt
nagedacht over wat de betreffende ontwikkeling toevoegt aan een stad, dorp of regio en wat nodig is om gebieden vitaal te houden. Dit vergt een omslag.
De provincie ziet af van opname van de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik in de
Omgevingsverordening. De juridische borging door het Rijk van de Ladder voor duurzame
verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening is voor de provincie voldoende waarborg dat partners op bestemmingsplanniveau op transparante wijze afwegingen maken. De
ideeën achter de eerder toegevoegde stappen en het toepassen van de ladder op een hoger schaalniveau zijn in de Omgevingsvisie uitgewerkt.
De Omgevingsvisie spreekt de ambitie uit om de ladder ook voor landelijke functies uit te
werken. Deze ambitie staat nog steeds. Vanwege deze beoogde bredere uitwerking spreekt de Omgevingsvisie daarom van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De provincie ziet af van opname van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik in de Omgevingsverordening en als geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat de eigen planbegeleiding volgens deze visie inrichten, met meer aandacht voor gesprekken over de verstedelijkingsvraagstukken.
Verder gaat de provincie haar partners waar gewenst ondersteunen in de afwegingen
22
Commentaarnota – versie 2.0
die volgens de Gelderse ladder zouden moeten plaatsvinden. Hiervoor zet de provincie Kwaliteitsateliers in en werkt zij met haar partners een Gebiedenatlas uit. Toelichting De Ladder voor duurzaam ruimtegebruik vraagt overheden voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard een aantal stappen te zetten die een zorgvuldige ruimtelijke
afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling borgen. De stappen van de ladder
bewerkstelligen dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen nadrukkelijk worden gemotiveerd en afgewogen tegen de ontwikkelingsbehoefte, de toekomstige ruimtebehoefte en de
ontwikkeling van de omgeving van het gebied. Wettelijk is de ladder op alle stedelijke
ontwikkelingen van toepassing. De provincie wil echter niet bij elke ontwikkeling betrokken zijn. Over welke plannen de provincie in overleg wil treden, werkt de provincie met haar partners nader uit in 2014. Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01665238, 01659893, 01664025, 01662904, 01663185, 01665643, 01667333,
01666009, 01666563, 01666320, 01664015
Beleidsthema: Ladder voor duurzaam ruimtegebruik Onderwerp:
Verduidelijken begrippen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen vragen om een eenduidige geografische aanduiding van het
bestaande stedelijk gebied, en anders om een eenduidige, juridisch houdbare definitie van
het begrip ‘stedelijke gebied’. Verder vragen indieners om verduidelijking van begrippen als ‘stedelijke ontwikkeling’, (actuele) ‘behoefte’ en hoe een gemeente deze moet aantonen.
Verder vragen zij hoe ver de zoektocht naar bestaande beschikbare bebouwing moet gaan, hoe groot de regio is.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie zorgt in overleg met haar partners voor een gedeeld beeld van de toepassing
van de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik en de gebruikte begrippen. Hierbij wordt ook
vastgesteld hoe de behoefte kan worden aangetoond en hoe de zoektocht naar mogelijkheden binnen het bestand stedelijk gebied kan worden ingevuld.
De Omgevingsvisie blijft de definitie van het bestaand stedelijk gebied uit het Besluit
ruimtelijke ordening hanteren. Als gemeenten het bestaand stedelijk gebied juridisch op de kaart willen borgen, verleent de provincie hieraan haar medewerking.
23
Commentaarnota – versie 2.0
In de Gebiedenatlas worden kwaliteiten van stedelijke en landelijke gebieden in kaart gebracht. Dit dient als hulpmiddel om ontwikkelingen met ruimtelijke kwaliteit te
realiseren. Hierin zal ook het bestaand stedelijk gebied op kaart worden geduid. Deze atlas dient als hulpmiddel en heeft geen juridische status.
Binnen twee jaar wil de provincie in fasen de Gebiedenatlas hebben ingevuld. Voor 1 juli
2014 is een eerste versie te verwachten. De atlas wordt een dynamisch document, analoog beschikbaar en digitaal raadpleegbaar. Gaandeweg komen er mogelijkheden bij voor verbijzondering, nieuwe inzichten en handreikingen. Toelichting De provincie stelt de rijksladder voor duurzame verstedelijking centraal in haar
verstedelijkingsbeleid. De bijbehorende definitie uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
is van kracht. De toepassing van de rijksladder roept vragen op, die ook in andere provincies spelen. In het bijzonder hebben de provincie en haar partners vragen over hoe de behoefte kan worden aangetoond en hoe de zoektocht naar mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden ingevuld. Een deel van de vragen kan beantwoord worden
door een duidelijke(r) handreiking van het Rijk. Daarnaast werkt de provincie specifiek voor Gelderland aan een traject om de werking van de ladder als manier van werken en verantwoordingsinstrument te verhelderen.
Zie ook het antwoord op de zienswijzen bij Krachtige steden en vitale dorpen. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01669549, 01667766, 01659346, 01681087, 01680012 Overheden:
01659876, 01665238, 01669508, 01666694, 01666545, 01664015, 01663185,
01661904, 01673675, 01670961, 01665664, 01665085, 01666563, 01665643
Beleidsthema: Ladder voor duurzaam ruimtegebruik Onderwerp:
Capaciteit en reikwijdte van de ladder
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen:
−− brengen het voorstel in om een drempel op te nemen voor toepassing van de ladder, −− spreken zorg uit over de benodigde capaciteit voor toepassing van de ladder,
−− stellen voor de ladder alleen toe te passen op plannen buiten het bestaande stedelijk gebied en deze niet toe te passen op kleine initiatieven,
−− spreken zorg uit dat het de provincie niet lukt om gemeentelijke plannen binnen acceptabele tijd af te handelen als de ladder overal op van toepassing is,
−− stellen de vraag of de ladder veel toevoegt aangezien er een overaanbod aan plancapaciteit is?
Reactie: Aan de toepassing van de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik zijn regels
verbonden van het Rijk. De rijksladder heeft een juridische werking via het Besluit ruimtelijke ordening als verantwoordingsinstrument voor locatiekeuzes in nieuwe
bestemmingsplannen. De provincies zijn aangewezen om toezicht te houden op toepassing van de ladder. De rijksladder voor duurzame verstedelijking is van provinciaal belang.
In de Omgevingsverordening komt geen nadere verbijzondering van de rijksladder. De Omgevingsvisie neemt de Gelderse toevoegingen ‘aandacht voor bestaand vastgoed in
stedelijk en landelijk gebied’ en ‘afronding van stadsrandzones’ als opgave op en de provincie
24
Commentaarnota – versie 2.0
brengt deze in de planbegeleiding in.
−− Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening bepaald voor welke initiatieven de
Ladder voor duurzame verstedelijking geldt. Gemeenten zullen voor elk van deze gevallen aan de hand van de ladder de locatiekeuze moeten motiveren. Niet elk initiatief is echter
van provinciaal belang. In samenspraak met haar partners geeft de provincie aan bij welke initiatieven zij betrokken wil zijn.
−− Een zienswijze pleit ervoor om ook cultuurhistorische kwaliteiten op te nemen bij
punt 3 van de ladder en de gebiedskwaliteiten. Reactie: Er worden geen extra stappen aan de Rijksladder toegevoegd. Cultuurhistorische kwaliteiten zijn onderdeel van de Gebiedenatlas.
−− Indiener brengt in dat de positie van Tiel als centrumstad wordt bedreigd, omdat regionaal naar locaties moet worden gezocht. Reactie: De ladder gaat uit van zuinig ruimtegebruik. Voordat er een uitleglocatie in Tiel wordt ontwikkeld moet in principe gekeken worden of er regionaal betere plekken zijn om de betreffende functie een plek te geven. Dit is geen dogma, maar een denkrichting; er kan ook gemotiveerd van afgeweken worden.
−− Indiener merkt op dat de ladder een goed instrument is, als deze strikt wordt toegepast.
Reactie: De toepassing van de ladder ligt in eerste instantie bij de gemeente. De provincie
heeft bij niet-correcte toepassing de mogelijkheid gebruik te maken van haar interventieinstrumenten, zoals het geven van een reactieve aanwijzing of een beroep tegen het bestemmingsplan.
−− Indiener merkt op dat de ladder ook van toepassing zou moeten zijn op het landelijk gebied inclusief het GGN en de GO. Reactie: De ladder is van toepassing op bestemmingsplannen
die voorzien in stedelijke functies. Het maakt niet of deze functies in stedelijk of landelijk gebied worden toegevoegd, of in het GNN en de GO. Het gaat om het transparant maken
van de besluitvorming. Als een functie een toegevoegde waarde heeft in de GO, kan dit een prima locatiekeuze zijn.
−− Indiener wil de ladder ook toepassen op situaties op het platteland, zoals recreatieve
ontwikkelingen. Reactie: De provincie wil de ladder ook uitwerken voor niet-stedelijke ontwikkelingen. Dit wordt een beoogde verdere uitwerking.
Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01667847, 01666009, 01669508, 01666563, 01670961, 01664025
Beleidsthema: Ladder voor duurzaam ruimtegebruik Onderwerp:
De relatie met zoekzones
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen stellen dat de status van de woningbouwcontouren en de
zoekzones verstedelijking binnen de Stadsregio Arnhem Nijmegen onduidelijk is. Het
verzoek is om de zoekzones voort te zetten of te zorgen voor een overgangsregeling, en om
af te spreken dat bestaande overeenkomsten worden gehandhaafd. Indieners stellen dat de
juridische haalbaarheid van in gang gezette woningbouwplannen onder druk komt te staan. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
25
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat samen met gemeenten de werking van de ladder monitoren, knelpunten signaleren, zoeken naar passende oplossingen en waar nodig werkafspraken maken. Met name de belangen rond uitleglocaties verdienen hierbij aandacht. Toelichting De rijksladder voor duurzame verstedelijking vervangt het beleid van de
woningbouwcontouren en zoekzones. Deze contouren hebben na vaststelling van de Omgevingsvisie en intrekking van de verordening geen officiële provinciale status
meer. In bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet nu
worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan. Dit betekent een verschuiving van
nieuwbouwplanologie naar een planologie waarin de bestaande voorraad centraal staat. De argumenten om plannen te realiseren binnen de zoekzones of de woningbouwcontouren
blijven gelden. Goede argumenten verliezen hun houdbaarheid niet als het beleid wijzigt.
De provincie zal samen met de gemeenten de werking van de ladder monitoren, knelpunten signaleren, zoeken naar passende oplossingen en waar nodig werkafspraken maken. Met name de (financiële) belangen in uitleglocaties verdienen aandacht. De provincie wil er
met partners voor zorgen dat de discussie op regionaal niveau (in plaats van op afzonderlijk bestemmingsplan-niveau) wordt gevoerd. De systematiek van de ladder is het meest
waardevol als deze op regionaal en structuurvisieniveau wordt toegepast. Alleen op die
niveaus kan de samenhang tussen (de herstructureringsopgave van) de bestaande voorraad in de diverse kernen en de nieuwe ontwikkelingen op de diverse in- en uitbreidingslocaties beschouwd worden. Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01677058, 01664015, 01669854, 01667237, 01665372
Beleidsthema: Ladder voor duurzaam ruimtegebruik Onderwerp:
Functieverandering
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen vrezen dat door toepassing van de ladder geen ruimte meer is voor functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen en herstructurering van
de glastuinbouw, omdat er altijd wel ergens in de regio een inbreidingslocatie voorhanden is. Zij achten het beleid voor functieverandering niet duidelijk en stellen voor om
functieverandering niet op te nemen in de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een lichte aanpassing van de visietekst in de
Omgevingsvisie waarbij wordt aangeduid dat nieuwe initiatieven voor functieverandering moeten passen bij de aard en schaal van een gebied. De provincie wil zich hierin als
gesprekspartner opstellen. De Omgevingsvisie geeft ook aan wanneer er geen sprake meer is
26
Commentaarnota – versie 2.0
van functieverandering omdat de ingreep dermate is dat de aard van het gebied verandert. In dat geval is voor een goede afweging de ladder van toepassing.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de Omgevingsverordening: de ladder gaat uit de Omgevingsverordening. Er is geen geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie komt in actie om in gesprek te blijven, te ondersteunen en in grote lijnen te monitoren op dit thema. Toelichting Het regionale beleid voor functieverandering is niet vastgelegd in de Omgevingsvisie, ervan uitgaande dat de regio’s hun regiobeleid toepassen in het kader van functieverandering
naar wonen en werken. De Omgevingsvisie beschrijft de wijze waarop functieverandering plaats zou moeten vinden; denk aan kwaliteitsverbetering en het uitgangspunt van overeenstemming met de aard en de schaal van het gebied.
27
Commentaarnota – versie 2.0
28
Commentaarnota – versie 2.0
Divers Gelderland De zienswijzen die uit de respectievelijke regio’s van Gelderland zijn ontvangen zijn in het
algemeen in deze commentaarnota thematisch gerubriceerd. Zienswijzen van bijvoorbeeld gemeenten stellen vaak meerdere thema’s aan de orde, zoals: wonen, werken, mobiliteit,
natuur etc. De beantwoording in deze commentaarnota is onder thematische rubrieken te
vinden. Waar het regionale/integrale aspect meer uitgesproken aan de orde was, vindt u de beantwoording onder de kop Divers Gelderland.
Deze wijze van beantwoording in de commentaarnota vloeit voort uit de inhoud van het
merendeel van de zienswijzen en betekent zeker niet een relativering van het regionale/
integrale belang. In het vervolg op de Omgevingsvisie, waarin de aanpak van de opgaven
gericht op uitvoering en resultaat centraal staat, wil de provincie het ingezette proces van
co-creatie en partnerschap voortzetten. De regionale insteek zal daarbij, als vervolg op de in de Omgevingsvisie benoemde regionale opgaven, specifiek aandacht krijgen. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01671252, 01667348 Overheden:
01659876, 01669508, 01663185, 01666563
Beleidsthema: Divers Gelderland Onderwerp:
Stadsregio Arnhem Nijmegen
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener stelt dat de focus op de centrale stad geen recht doet aan de flanken van de Stadsregio als integraal onderdeel van het stedelijk weefsel. De provincie kiest voor verstedelijking in het stedelijk kerngebied (het middengebied tussen Arnhem en
Nijmegen); dit is in strijd met de regionale afspraken. Reactie: Met meer aandacht voor het belang van steden voor de inwoners van Gelderland heeft de provincie ook meer
aandacht voor het middengebied tussen Arnhem en Nijmegen dan voorheen. De tekst van de Omgevingsvisie wordt op dit punt gecompleteerd.
−− Indiener vraagt: Wordt met het begrip ‘Stedelijk netwerk’ de hele Stadsregio bedoeld of slechts onderdelen hiervan? Reactie: Met het begrip ‘Stedelijk netwerk’ doelt de Omgevingsvisie op de gehele Stadsregio.
−− Indiener stelt dat de regionale identiteit van de Stadsregio niet alleen wordt bepaald door de Rijnstrangen, maar ook door de samenhang van stuwwallen en rivieren; hij verzoekt par. 4.2.3 hiermee aan te vullen. Reactie: De tekst van de Omgevingsvisie wordt op dit punt aangepast.
−− Indiener wijst erop dat in par. 1.4 ten onrechte wordt gesteld dat Park Lingezegen in de gemeente Arnhem ligt. Voorgesteld wordt het park te noemen in par. 4.2.3 bij de
Stadsregio. Reactie: Dit moet zijn: de gemeenten Overbetuwe, Lingewaard en de gemeente Nijmegen. De tekst van de Omgevingsvisie wordt op deze punten aangepast.
−− Indieners vragen naast aandacht voor de interactie tussen gebieden in Gelderland ook
aandacht voor de relaties met de gebieden buiten de provincie en de landsgrenzen. Voor de Stadsregio zijn de relaties met Duitsland, Limburg, Brabant, Food Valley, Stedendriehoek en Twente belangrijk. Een stevige landelijke en internationale positionering door de
provincie van de regio Arnhem-Nijmegen-Wageningen verdient meer aandacht. Reactie:
De Omgevingsvisie onderschrijft het belang van de positionering van de Stadsregio in een ruimere context dan alleen de Gelderse. Zie ook de antwoorden over steden en stedelijke netwerken.
−− Indiener verzoekt om het belang van Campus Heijendaal te benoemen in de
29
Commentaarnota – versie 2.0
Omgevingsvisie en om op de kaart van Health Valley het belang van onderscheidende topsector nadrukkelijker naar voren te laten komen. Reactie: Campus Heijendaal is belangrijk; de tekst wordt hierop aangepast. Er is geen kaartaanpassing nodig.
−− Indieners vragen de positie van de Stadsregio in economische, culturele en
landschappelijke zin steviger neer te zetten en daarmee de regio te ondersteunen om minimaal de vierde economische regio van Nederland te blijven. Reactie: De
Omgevingsvisie onderkent het belang van de Stadsregio. Op basis van de co-creatie
worden de belangrijkste opgaven gedeeld met de Stadsregio; deze worden opgenomen
in de Omgevingsvisie. Hiermee wordt een basis gelegd voor verdere gezamenlijke acties in co-creatie gericht op uitvoering en realisatie (Omgevingsagenda). De tekst van de
Omgevingsvisie wordt aangepast zodat de gezamenlijke ambitie beter tot zijn recht komt.
−− Indiener bestempelt de Stadsregio als de groeiregio van Gelderland. Gevolgen voor de Omgevingsvisie:
De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de strekking die bij de betreffende reacties is weergegeven.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Via het proces van de Omgevingsagenda zal de provincie een vervolg geven aan uitvoering en realisatie van de gedeelde opgaven, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01665497, 01673101 Overheden:
01662904, 01665372
Beleidsthema: Divers Gelderland Onderwerp:
Rivierenland
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen geven aan dat het Rivierengebied geen eenheid is en dat de verschillende deelregio’s hun eigen problemen kennen. Ook wordt gesteld dat de drie
speerpunten van de Regio Rivierenland, logistiek, agribusiness en vrijetijdseconomie, elkaar kunnen bijten. Eén zienswijze vraagt meer aandacht voor inzet gericht op gezonde jeugd, participerende volwassenen en vitale ouderen.
Een zienswijze onderschrijft de ambities van de provincie voor de regio Rivierenland en
ziet daarin de drie pijlers voor de economische ontwikkeling terugkomen. Zij verzoekt om
een omgevingsagenda per regio en verzoekt om meer helderheid rond proces en werkwijze
hierover en de wijze van continuering van de co-creatiegedachte. Een indiener vraagt om een uitwerking van de ontwikkelopgave voor vrijetijdseconomie in Rivierenland. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
30
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie geeft een vervolg aan de uitvoering van de Omgevingsvisie in lijn met het ingezette regionale proces van partnerschap en co-creatie. Toelichting: De provincie onderkent de verschillen in de deelregio’s van Rivierenland maar ook de overeenkomsten in kenmerken, opgaven en doelen die voor het hele gebied gelden.
Tegengestelde belangen kunnen aan de orde zijn en vragen om een zorgvuldige afweging waarbij de provincie in partnerschap en co-creatie zal streven naar win-winsituaties. De inzet op gezonde jeugd, participerende volwassenen en vitale ouderen wordt onderschreven en valt in de Omgevingsvisie onder de term sociale cohesie.
De provincie wil het kader van de uitvoering van de Omgevingsvisie meedenken met de
partners om de kansen en uitdagingen voor de vrijetijdseconomie in de regio concreter uit te werken. In de uitvoering van de opgaven voor (regionale) impulsen voor vrijetijdseconomie ziet de provincie een rol voor anderen om daar invulling aan te geven. Er zijn subsidies
beschikbaar die kunnen bijdragen aan de uitvoering van de ontwikkelvisies mede op basis van het Actieplan Vrijetijdseconomie dat GS in 2012 hebben vastgesteld. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01667322 Overheden:
01674576
Beleidsthema: Divers Gelderland Onderwerp:
Food Valley
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener vraagt om de regioparagraaf Food Valley in overeenstemming te brengen met de
laatste versie van de Gebiedsvisie van de Food Valley en deze digitaal te linken. Reactie: De
opgaven in de regioparagraaf komen overeen met die in de Gebiedsvisie van de Food Valley; de digitale linking wordt aangebracht.
−− Indiener constateert in de Omgevingsvisie een overmaat van gerichtheid op bedrijvigheid; de Gelderse Vallei is meer dan een Food Valley. Reactie: De doelen ten aanzien van de
kwaliteit van de leefomgeving zijn nadrukkelijk verankerd in de Omgevingsvisie. Ook in de PanMER bij de Omgevingsvisie komen de betreffende aspecten in beeld, waarbij ook suggesties zijn opgenomen om daar ook in de praktijk recht aan te doen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden slechts tot een zeer beperkte aanpak van de tekst van de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en kaarten De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassingen van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
31
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De betreffende zienswijzen hebben geen gevolgen voor de agenda van de provincie. Betreft zienswijze: Particulieren: -
Organisaties: 01668529 Overheden:
01665238
Beleidsthema: Divers Gelderland Onderwerp:
Achterhoek
Inhoud van de zienswijze: Er wordt meer aandacht gevraagd voor de samenwerking met Duitsland in relatie tot mobiliteit, recreatie, grensoverschrijdende voorzieningen. Verder wordt aandacht
gevraagd voor de regionale kracht in maakindustrie en innovatie en het belang van de vrijetijdseconomie. Een indiener vindt de omschrijving van de kwaliteiten in de regio
Achterhoek onvoldoende gericht op het aanpakken van de kansen en gemeenschappelijke opgaven in dit gebied: verstening, landschapsaantasting, stank, stof en lawaai worden
genoemd, maar ook de mooie landschappen van hoge cultuurhistorische waarde. Indiener doet vele suggesties om de Achterhoek vitaal te houden. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de teksten van de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en kaarten De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassingen van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie geeft een vervolg aan de uitvoering van de Omgevingsvisie in lijn met het ingezette regionale proces van partnerschap en co-creatie. Toelichting: De provincie onderschrijft het belang van samenwerking met Duitsland en geeft hieraan
ook actief invulling. In de uitvoering van de Omgevingsvisie kan hier in co-creatie verdere invulling aan worden gegeven.
In de Omgevingsvisie (dynamisch Gelderland) is nadrukkelijk aandacht voor de
Maakindustrie (één van de vier topsectoren). De topsectoren zijn niet beperkt tot ruimtelijke kristallisatiepunten zoals Nijmegen en Wageningen; juist vanwege de internationale uitstraling loopt er een netwerk van verbindingen door de hele provincie.
De provincie wil het kader van de uitvoering van de Omgevingsvisie meedenken met de
partners om de kansen en uitdagingen voor de vrijetijdseconomie in de regio concreter uit te werken. In de uitvoering van de opgaven voor (regionale) impulsen voor vrijetijdseconomie ziet de provincie een rol voor anderen om daar invulling aan te geven. Er zijn subsidies
beschikbaar die kunnen bijdragen aan de uitvoering van de ontwikkelvisies mede op basis van het Actieplan Vrijetijdseconomie dat GS in 2012 hebben vastgesteld.
32
Commentaarnota – versie 2.0
Wonen Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01695486, 01680012, 01695574,
01665238, 01669854, 01667237, 01662879, 01665372
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
De reikwijdte en de inhoud van de Regionale Woonagenda
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat thema’s als zeggenschap, keuzevrijheid, zelfregie van de woonconsument, wonen en zorg worden gemist. De wijze van samenwerken aan
de regionale monitoring zou in de Omgevingsvisie beter aan bod moeten komen. Indieners pleiten voor samenwerking in plaats van een gezamenlijk beleid, waarbij huurders meer
zeggenschap zouden moeten krijgen over het woon- en huurbeleid. Indieners stellen ook
de vraag: hoe richtinggevend en verplichtend is de regionale woonagenda? De betreffende
zienswijzen stellen voor om bij het maken van de Regionale Woonagenda aan te sluiten bij de Regionale Woonvisie van gemeenten en corporaties. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de volgende strekking. De Omgevingsvisie stelt de Regionale Woonagenda
niet verplicht. Proces en inhoud zijn vrij. Alle partijen hebben en behouden eigen
verantwoordelijkheden. Zo stelt de gemeenteraad uiteindelijk bestemmingsplannen vast en blijft de woningcorporatie eindverantwoordelijk voor het eigen woningbezit.
De Omgevingsvisie kiest vanuit provinciaal belang voor begrenzing van de groei van de
woningvoorraad op regionale schaal. Binnen de regio is ruimte om hieraan invulling te geven.
De provincie neemt kennis van de opvatting dat huurders meer (directe) zeggenschap over
woon- en huurbeleid moeten krijgen. De invloed van bewoners op regionaal en lokaal beleid moet op regionaal respectievelijk lokaal niveau worden vormgegeven. Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten:
De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. De geografische kaart voor Wonen wordt verwijderd. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie wil als een van de partijen op de (regionale) woningmarkt betrokken zijn bij de Regionale Woonagenda’s. Toelichting De Omgevingsvisie beschouwt de Regionale Woonagenda als een nieuwe werkwijze, juist vanwege opgaven op het gebied van veranderende woningbehoefte, vergrijzing (wonen en zorg), herstructurering, naderende krimp, leegstand en functieverandering die niet
door de overheid alleen kunnen worden uitgevoerd. Voor een succes in de aanpak is een samenwerking tussen partijen essentieel: partijen op de woningmarkt, in een regio of
desgewenst op subregionaal niveau. Omdat samenwerking en afstemming kunnen leiden
tot nieuwe coalities en nieuwe oplossingen is deze werkwijze productiever dan concurrentie.
De provincie ziet zichzelf als een van de partijen en wil hier graag aan meewerken. Eenzijdig ingrijpen door de provincie past daar niet goed bij.
33
Commentaarnota – versie 2.0
De Regionale Woonagenda betreft de opgaven die in een specifieke regio aan de orde zijn. De partijen die bij de betreffende onderwerpen aan zet zijn, of die erdoor in hun belang geraakt worden, ontwikkelen een aanpak. Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01659893, 01666694, 01677818, 01667333, 01667237, 01664025, 01666563,
01665238, 01662879
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Waarom programmeren?
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat programmeren in crisistijd mogelijk niet zinvol is en mogelijk vertragend werkt. Verankering van het Kwalitatief Woonprogramma in
de Omgevingsverordening is niet nodig. Te veel plannen is niet erg: het wordt toch niet
gebouwd. Er is een spanning tussen de filosofie van de Omgevingsvisie (co-creëren) en het kwantitatief kader (programmeren). Gemeenten en marktpartijen zullen proberen om de
woningbouwproductie niet nog verder te laten dalen. Sommige gemeenten bedienen alleen de lokale behoefte en daarbij werkt programmering vertragend. Indieners adviseren om
het aantal te bouwen woningen niet op subregionaal niveau te bekijken. Indieners zeggen ook dat tegengaan van concurrentie tussen regio’s – via programmering – een rol is van de provincie. Zij zien deze rol juist wel graag verankerd in de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaart.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat samen met haar partners de komende twee jaar aan de slag om een Regionale Woonagenda te maken. Toelichting De Omgevingsvisie geeft aan dat programmering op de woningmarkt een provinciaal
belang betreft. Het gaat om afstemming met buurprovincies, tegengaan van concurrentie
tussen regio’s en gemeenten (om inwoners), spreiding van woningen over de verschillende Gelderse regio’s, locatiekeuze, voorzien in de kwantitatieve en kwalitatieve vraag en om samenwerking tussen regio’s. De Omgevingsvisie streeft naar een balans van vraag en
aanbod op de woningmarkt. Nu te veel woningen bouwen, zorgt op termijn voor een extra
grote herstructureringsopgave. Gemeenten hebben hierin een verantwoordelijkheid voor de
gehele woningvoorraad en niet alleen voor de nieuwbouwplannen. Programmering is nodig om ervoor te zorgen dat plannen niet met elkaar gaan concurreren. Daarbij is het niet van belang of de plannen voorzien in een lokale of bovenlokale behoefte.
34
Commentaarnota – versie 2.0
Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01695486, 01664947
01659893, 01673675, 01663413, 01659876, 01666563, 01662879, 01665372
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Woonprogrammering: binnenregionale uitwerking
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen de volgende suggesties in:
−− Betrek de corporaties, maar niet op voorhand als contractpartners.
−− Gebruik de Primos-prognose alleen voor het regionale programma en gebruik bij
binnenregionale uitwerking ook een recente verhuisbewegingenanalyse en beschouw de regio als één woningmarktgebied.
−− Houd rekening met ontwikkelingen op het gebied van wonen en zorg, en besteed aandacht aan de betekenis van jongeren en kenniswerkers voor de regionale woningmarkt en economie.
−− Stel leegstaande panden beschikbaar als (tijdelijke) woonruimte.
−− Overleg met de regiogemeenten bij woningbouw voor herstructurering.
−− Maak wonen (en bedrijvigheid) mogelijk in het dorp Stroe. Dit komt ten goede aan de leefbaarheid van het dorp.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat samen met haar partners de komende twee jaar aan de slag om een
Regionale Woonagenda te maken. Aan vastgestelde bestemmingsplannen wordt in principe niet getornd. Toch is het goed om periodiek te bezien of in het verleden gemaakte keuzen
nog steeds de beste zijn. De provincie stimuleert alle relevante partijen in een regio om mee te werken aan de binnenregionale programmering en vindt dat eenmaal gemaakte keuzes periodiek opnieuw moeten worden bezien. Toelichting Corporaties zijn ‘natuurlijke’ contractpartners van de gemeenten voor woningen die
niet particulier bezit zijn. Corporaties voeren de gemeentelijke taak uit om te voorzien
in woningen voor huishoudens die daar zelfstandig niet in slagen. Corporaties kunnen ook huurwoningen verkopen en zo de programmering van de gemeenten beïnvloeden.
De Woonagenda is een goed middel voor samenwerking en overleg tussen gemeenten en corporaties.
De Omgevingsvisie hanteert de Primos-prognose voor het schatten van de
huishoudensontwikkeling en de woningbehoefte op regionale schaal. Betrokken partijen kiezen de schaal die het beste aansluit bij het functioneren van de woningmarkt: subregionaal, bovenregionaal of zelfs buiten Gelderland.
35
Commentaarnota – versie 2.0
Onderwerpen als wonen en zorg, leefbaarheid van kleine dorpen, leegstand,
herstructurering en de betekenis van jongeren en kenniswerkers, hebben stuk voor stuk invloed op de regionale en lokale woningmarkt. Het is daarom goed dat partijen deze
onderwerpen en hun betekenis voor de woningmarkt bespreken in het kader van de regionale Woonagenda.
Het is aan gemeenten om binnen de afspraken van de Regionale Woonprogrammering te
verkennen welke mogelijkheden er zijn voor tijdelijk en permanent gebruik van bestaand
vastgoed voor wonen en werken in Stroe. Het bestemmingsplan moet daarvoor een passende bestemming bieden. Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01670914, 01662069
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
De aard van de woonprogrammering
Inhoud van de zienswijzen: Indieners zijn het niet eens met de bedoeling van de Omgevingsvisie om afspraken te maken over hoeveel woningen van welk type gebouwd worden. Indieners vinden dit niet-flexibel,
aanbodgericht in plaats van vraaggericht en sturend. Dit komt niet overeen met streven om
in gezamenlijkheid een regionale woonagenda op te stellen en daarbij de kwalitatieve opgave voor woningbouw te bespreken. Zij verzoeken om dit onderdeel van de Omgevingsvisie te wijzigen. Reactie: Dit is abusievelijk in de concept-Omgevingsvisie opgenomen. Overleg
met alle betrokkenen en lokaal en regionaal maatwerk werpt vruchten af. De tekst van de Omgevingsvisie wordt hierop aangepast. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de strekking van de reacties op de betreffende zienswijzen.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat samen met haar partners de komende twee jaar aan de slag om een Regionale Woonagenda te maken. Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01659893, 01667237, 01665085, 01662904, 01667333, 01662879
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
36
Omgaan met overcapaciteit
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijzen: Indieners brengen de volgende punten in:
−− Indieners willen werken met bandbreedtes en willen betrokken zijn bij het opstellen en
het gebruik van prognoses. Indieners zijn het niet eens met de tekst in de verdieping over
de oorzaken van overcapaciteit en vragen om deze te schrappen. Zij suggereren het gebruik van de Primos-prognose en de Burense methode.
−− De provincie moet de overcapaciteit niet terugdringen: als de markt aantrekt moeten we klaar zijn voor marktpartijen die willen bouwen.
−− Welke onderbouwing heeft de provincie voor de 20-30% aan te houden reservecapaciteit?
Deze beperking zal in de praktijk gewenste publiekrechtelijke procedures gaan blokkeren. Beter is 30-40%.
−− Welke ondersteuning kan de provincie bieden voor het terugdringen van plancapaciteit? Draagt de provincie ook financieel bij, aangezien zij gemeenten heeft aangespoord om zoveel mogelijk te bouwen?
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de strekking van betreffende toelichting (hieronder).
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de omgevingsverordening volgens de onderstaande toelichting. Er zijn geen gevolgen voor de geografische kaart voor wonen. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat samen met haar partners de komende twee jaar aan de slag om een Regionale Woonagenda te maken. Toelichting Binnen het kwantitatieve kader van de Omgevingsvisie is ruim gelegenheid voor de regio om te werken met bandbreedtes. Het kwantitatieve kader is al aan de hoge kant (vanwege het
uitgangspunt ‘woningtekort nul’). Bij het opstellen van de nieuwe prognoses zijn alle regio’s in een vroeg stadium betrokken. De Omgevingsvisie kiest voor één systematiek voor alle
Gelderse regio’s en niet voor afwijkende input en criteria per regio, mede op advies van het uitvoerende bureau ABF.
De provincie heeft de ‘Burense methode’ tot beleidslijn verheven. Dit betekent dat wanneer gemeenten te veel harde bestemmingplancapaciteit voor wonen hebben, zij dat niet direct
terug hoeven te brengen tot het niveau dat past binnen het KWP3 of RPW. Dat geldt ook voor de situatie waarin het KWP3 of RPW te weinig ruimte biedt voor een plan dat de voorkeur
geniet boven een ander plan, en waarvoor het bestemmingsplan al opgesteld is. De provincie wil in dergelijke gevallen medewerking verlenen aan gemeenten om ervoor te zorgen dat
de kwalitatief beste locaties worden benut. In het RPW worden daar nadere afspraken over gemaakt.
Wat betreft de overcapaciteit van 20-30% in ‘zachte’ bestemmingsplannen: de provincie is
van mening dat er geen overcapaciteit zou moeten zijn, maar dat de huidige markt vraagt
om focus op een beperkt aantal plannen. Alleen zo hebben plannen een redelijke kans van
slagen en behouden gemeenten de regie over waar nog wordt gebouwd. Meer dan 30% zachte bestemmingsplancapaciteit acht de provincie zeer riskant en onwenselijk.
37
Commentaarnota – versie 2.0
In de tekst van de verdieping staat (zonder onderstreping): “De provincie draagt in principe
niet bij aan de kosten van het terugdringen van overcapaciteit en de kosten van het afboeken naar aanleiding van niet-gerealiseerde winsten op grondposities, alsmede in de kosten van het niet nakomen van afspraken met ontwikkelaars. Deze kosten zijn immers ontstaan
door gebrekkige afstemming, of concurrentie tussen gemeenten en door het volharden in
groeidenken, of doordat buiten het kader van het Kwalitatief WoonProgramma 3 of eerdere
afsprakenkaders is gehandeld.” De onderstreepte zin wordt uit de Omgevingsvisie geschrapt. Betreft zienswijze: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01663185
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Woonprogrammering: criteria terugdringen overcapaciteit
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijze brengt in dat het beter zou zijn om de regio zelf de
afwegingscriteria te laten bepalen voor het terugdringen van de overcapaciteit, in plaats van de vijf criteria van de Omgevingsvisie. Bestaande afspraken en financiële aspecten kunnen dan ook als criteria worden meegewogen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat in overleg met indiener om de invulling van bestaande afspraken en financiële aspecten nader te duiden. Toelichting Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij overcapaciteit terugdringen. Bestaande
afspraken en financiële aspecten moeten daarbij volgens de Omgevingsvisie worden
meegewogen. Dit betreft onder meer de grondexploitatie en het verkleinen van de kans op schadeclaims.
Betreft zienswijzen Particulieren: 01667749
Organisaties: 01695486, 01679705 Overheden:
01666694, 01665643, 01667333, 01679302, 01666059, 01662904, 01669854,
01667237, 01666545, 01664073, 01661904, 01663185, 01666563, 01668814, 01665372
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
38
Wonen en functieverandering
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in:
−− dat woningen in het kader van functieverandering buiten het KWP gehouden moeten worden; dat geldt ook voor woningen voor Waalweelde;
−− dat de Gelderse Ladder functieverandering moeilijker maakt: de locatiekeuze komt nu immers op grond van het aanbod van vrijkomende bebouwing tot stand;
−− de vraag: vervalt de sloopverplichting bij functieverandering?
−− dat leegstand voorkomen moet worden; leegstaande panden kunnen (tijdelijk) als
woonruimte of anderszins geschikt worden gemaakt of in gebruik genomen worden;
−− dat de visie voorbijgaat aan de problematiek van Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) door functieverandering over te laten aan gemeenten;
−− dat toepassing van het VAB-beleid niet altijd tot de gewenste ontwikkelingen leidt;
−− dat de Omgevingsvisie geen beleid voor functieverandering bevat, en dat het onduidelijk is of het bestaande beleid hiervoor wordt voortgezet;
−− dat onduidelijk is of de regionale beleidskaders voor functieverandering juridisch verankerd zijn in de Omgevingsvisie en verordening,
−− het verzoek om het beleid voor functieverandering niet normerend te laten zijn en dit uit te zonderen van de toepassing van de art. 2.2.1.1. en 2.2.2.1. in de Verordening;
−− het verzoek om continuering van de mogelijkheid van een regionale invulling van het
beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen (par. 3.1.2), zoals in de VAB-regeling van Elburg;
−− het verzoek om de volgende zin op te nemen in de Omgevingsvisie: ‘voor gemeenten geldt het beleid dat op regionaal niveau is afgestemd’; dit omdat de Omgevingsvisie niet duidelijk maakt in hoeverre regionale beleidsinvullingen leidend zijn voor functieverandering en andere onderwerpen;
−− de zorg dat nieuwbouw in het buitengebied onder het beleid voor functieverandering mogelijk oneigenlijk gebeurt en dat zulke nieuwbouw eigenlijk bij dorpskernen zou moeten plaatsvinden;
−− de zorg dat extra regels in de Omgevingsverordening erin resulteren dat het landelijk gebied op slot wordt gezet;
−− de suggestie om het VAB-beleid een eigen plek in de Omgevingsverordening te geven. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie waarbij de provincie beschrijft hoe functieverandering plaats zou moeten vinden; denk aan
kwaliteitsverbetering en het uitgangspunt van overeenstemming met de aard en schaal van het gebied.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van omgevingsverordening met de
strekking dat ook woningen die zijn ontstaan via functieverandering moeten passen in het KWP en op termijn in het RPW. Er is geen geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat in het kader van de Regionale Woonagenda (en de programmering) verder
in gesprek met betrokkenen over de behoefte aan landelijk wonen en de mogelijkheden voor functieverandering.
Toelichting 39
Commentaarnota – versie 2.0
De essentie van programmering is dat het aanbod van woningen wordt afgestemd op de
vraag. Meer programmeren dan de vraag is niet gewenst, omdat zo leegstand van woningen wordt bevorderd. De leegstand kan optreden in het betreffende plan of elders. Om die reden
kiest de Omgevingsvisie voor een werkwijze waarbij alle nieuwe woningbouwmogelijkheden (inclusief woningen die ontstaan via functieverandering naar wonen) moeten passen in het KWP en op termijn in het RPW.
Gemeenten kunnen in regionaal verband onderling beleid ontwikkelen over hoe om te gaan met functieverandering van VAB. Wanneer wonen de nieuwe bestemming is, moeten de
nieuwe woningen op grond van de Rijksladder voor duurzame verstedelijking (van kracht
per oktober 2012) uiteraard wel aansluiten bij aangetoonde woningbehoefte, veelal ‘landelijk wonen’. Het ligt voor de hand om de behoefte aan landelijk wonen niet te faciliteren
in het stedelijk gebied maar in het buitengebied. Als er agrarisch vastgoed vrijkomt of leegstaat, ligt het voor de hand om de behoefte aan landelijk wonen te faciliteren via functieverandering van bestaande vrijkomende agrarische bebouwing.
Het regionaal beleid voor functieverandering is niet meer verankerd in de Omgevingsvisie en verordening. De provincie kent in haar nieuwe beleid geen sloopverplichting bij
functieverandering. Wel geeft Omgevingsvisie aan dat kansen voor functieverandering moeten passen bij de aard en schaal van een bepaald gebied.
De Omgevingsvisie past de rijksladder voor duurzame verstedelijking toe. De Omgevingsvisie streeft naar het tegengaan en terugdringen van leegstand van bestaand vastgoed en faciliteert herbestemming op meerdere manieren (agenderen en subsidie). De wet stelt echter beperkingen. Vooral de gemeenten en de eigenaars zijn hier aan zet. De provincie wil in het kader van de Regionale Woonagenda (en de programmering) verder
in gesprek met betrokkenen over de behoefte aan landelijk wonen en de meest geschikte
gebieden en locaties om die behoefte te faciliteren, met inbegrip van de mogelijkheden voor functieverandering. Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01666694, 01667333, 01666545, 01666059, 01663413, 01666563
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Wonen en de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat de ladder planontwikkeling en bouw remt.
Kunnen locaties waarin is geïnvesteerd nog wel ontwikkeld worden? Bij de invoering van de Gelderse Ladder moet rekening gehouden worden met bestaande afspraken. Indieners
stellen dat de ladder alleen maar van toepassing mag zijn op nieuwe ontwikkelingen. Anders is overgangsbeleid gewenst. Herstructurering (functieverandering, gebruik van bestaand
vastgoed of beschikbare binnenstedelijke locaties) is vaak duurder dan nieuwbouw. Verzocht wordt hier bij de keuze voor een instrumentarium rekening mee te houden. Indieners zien
de ladder liever niet toegepast op vrijkomende agrarische bebouwing; dat betekent het einde van de mogelijkheden en ontwikkelingen. Het woonbeleid (en de ladder) is overwegend conserverend. Indiener mist de ontwikkelingsgerichte en vernieuwende dimensies. De behoefte aan uitbreidingslocaties heeft geen plek gekregen.
40
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie met de in de toelichting aangegeven strekking.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van omgevingsverordening met de in de toelichting aangegeven strekking. Er is geen geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat in gesprek met het Rijk over de verduidelijking van de handreiking voor de ladder voor duurzame verstedelijking. De provincie zorgt in overleg met haar partners voor een gedeeld beeld over de toepassing van de ladder en over de gebruikte begrippen. Toelichting De provincie stelt de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik niet verplicht via de
Omgevingsverordening. Gemeenten zijn wel gehouden aan (het gebruik van) de Rijksladder voor duurzame verstedelijking (verplicht met ingang van oktober 2012). Keuzes voor
woonlocaties worden gemaakt in het kader van de Regionale Woonagenda, dus in overleg en afgestemd met alle relevante partijen op de regionale woningmarkt. Gemeenten moeten bij
de locatiekeuze de kansen en mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad en in bestaand vrijkomend of leegstaand vastgoed expliciet meewegen.
Het realiseren van een woonfunctie in bestaand (binnenstedelijk) vastgoed is vaak duurder dan nieuwbouw. De provincie heeft de aanpak van leegstaand vastgoed prominent in het
beleid opgenomen. Op dit moment is er (tot en met 2015) een subsidiemogelijkheid via het
Impulsplan Wonen. Hoe deze subsidiemogelijkheid zich in de toekomst ontwikkelt, kan nu niet worden aangegeven.
De vraag van huishoudens naar bijvoorbeeld ‘landelijk wonen’ kan niet binnenstedelijk
worden bediend. Daarvoor zullen in het landelijk gebied locaties gezocht moeten worden. Wel is de provincie van mening dat expliciet gezocht moet worden naar (buitenstedelijke)
kansen en mogelijkheden om de behoefte aan landelijk wonen in bestaand vrijkomend of leegstaand vastgoed (VAB) te faciliteren.
In de huidige bestemmingsplannen zijn nog relatief veel bouwmogelijkheden op
uitbreidingslocaties. Als er in een regio meer (aangetoonde) vraag is naar wonen op
uitbreidingslocaties, dan kan hierover in het kader van de Woonagenda met alle relevante partijen in de regio overlegd worden. Eventuele consequenties voor de binnenregionale programmering kunnen dan ook worden besproken. Het heroverwegen van potentiële
bouwplannen in al vastgestelde bestemmingsplannen is een belangrijk onderwerp van gesprek waar de ladder voor duurzaam ruimtegebruik een hulpmiddel is. Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01677818, 01662904, 01665372
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
41
Van aanbodsturing naar vraagsturing
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat het hoe en het wat van de overgang van
aanbodsturing naar vraagsturing expliciet moet worden aangegeven in de Omgevingsvisie
en in de afspraken met gemeenten. Niet de programmering, maar de markt is bepalend voor de juiste woning op de juiste plaats. De markt vraagt vooral om inspiratie en verbinding, en om dynamiek en flexibiliteit.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van omgevingsverordening. Er is geen kaart.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat over deze onderwerpen met haar partners verder in gesprek in het kader van de Regionale Woonagenda. Toelichting De Omgevingsvisie wil zoeken naar een balans tussen de markt en programmering door overheden. Gemeenten zouden moeten streven naar regie op waar, wanneer, welke
woningen worden gerealiseerd. De Regionale Woonagenda, de Rijksladder en de Regionale Programmering faciliteren dit. Als gemeenten samenwerken – met elkaar en met andere
partijen in de regio die allemaal (een deel van) de vraagkant overzien – ontstaat verbinding (nieuwe coalities), inspiratie en een nieuwe dynamiek in de woningmarkt.
Bij stedelijke ontwikkelingen moet eerst de vraag (de woningbehoefte) expliciet worden onderzocht en aangetoond. De behoefte is niet aangetoond wanneer voor de nieuwe
woningen kopers gevonden worden. De behoefte zou op een hoger niveau moeten worden
onderzocht, waarbij eveneens het bestaande vastgoed in een gebied wordt betrokken en ook de trends en ontwikkelingen op de regionale woningmarkt. Is er, kijkend naar het huidige aanbod en de aangetoonde (toekomstige) vraag, voldoende reden voor de voorgestelde
ontwikkeling op die locatie? De behoefte, kwantitatief en kwalitatief, is leidend om tot de
beste locatie te komen. Zo zal bijvoorbeeld wonen en zorg bij voorkeur nabij voorzieningen
worden gesitueerd en de vraag naar landelijk wonen waarschijnlijk niet binnen de kern maar in het landelijk gebied. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01664002 Overheden:
01665372
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Wonen en zorg: tijdelijke bestemmingen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen verzoeken om tijdelijke mantelzorgwoningen mogelijk te maken. Dit zijn verplaatsbare woningen of wooneenheden die naast het huis van de mantelzorger kunnen worden geplaatst en die weggehaald worden als ze niet meer nodig zijn.
42
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot de aanpassing van de visietekst. Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van omgevingsverordening. Er is geen geografische kaart.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat met haar partners verder in gesprek over de Woonagenda. Toelichting In de Omgevingsvisie is dit onderwerp niet vooraf gedetailleerd uitgewerkt. Tijdelijke verplaatsbare units zijn in de praktijk vaak wel mogelijk. Wanneer de (provinciale)
regelgeving hiervoor een belemmering vormt, kan de provincie in specifieke gevallen na
weging van de belangen meewerken aan een oplossing. De provincie staat positief tegenover lokale pilots en initiatieven die onderzoeken welke knelpunten zich voordoen en welke oplossingen mogelijk zijn. Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01659893, 01667237, 01665085, 01662904, 01662879
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Arbeidsmigranten en andere spoedzoekers
Inhoud van de zienswijzen: Indieners worden in toenemende mate geconfronteerd met arbeidsmigranten, en hun
huisvesting. Dit verdient aandacht in de Omgevingsvisie. Een indiener nodigt de provincie uit deze kwestie gezamenlijk te bespreken en tot een aanpak te komen. De Omgevingsvisie
moet richting geven bij onder meer tijdelijke huisvesting voor echte seizoensarbeid, pensions en hotels voor tijdelijke medewerkers, opname in kernen voor permanent werkenden,
voorzieningen voor vrachtwagenchauffeurs langs de snelwegen. Indiener verzoekt om bij
wijze van pilot recreatiewoningen te gebruiken voor tijdelijke huisvesting van ‘spoedzoekers’. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de strekking van betreffende toelichtingen (hieronder).
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de omgevingsverordening en de geografische kaart voor wonen.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat verder over dit onderwerp in gesprek in het kader van de Regionale Woonagenda.
43
Commentaarnota – versie 2.0
Toelichting Gemeenten zijn aan zet om te zorgen voor overnachtingsfaciliteiten voor kortverblijvers en voor woonruimte voor langverblijvers. Dit met het oog op de kans van illegale bewoning en de risico’s voor de openbare orde en veiligheid. Gemeenten zijn ook aan zet wanneer
er leerplichtige kinderen meekomen, voor medische voorzieningen, en om te handhaven bij illegale bewoning, bijvoorbeeld van recreatiewoningen. Het onderwerp leent zich bij
uitstek voor een regionale aanpak, bijvoorbeeld via de Regionale Woonagenda. Gemeenten en corporaties hebben een groot belang bij afstemming. Verder ligt het voor de hand om
werkgevers te betrekken. Zij hebben een belang bij goede overnachtings- en woonfaciliteiten voor hun werknemers en zijn soms bereid om mee te werken aan goede oplossingen en
hieraan mee te betalen. De provincie wil aan het overleg over dit thema in het kader van de Regionale Woonagenda meedoen en staat positief tegenover pilots. Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01667237, 01669508
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Startersleningen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat er weinig aanleiding is voor de vrees dat startersleningen een prijsopdrijvend effect hebben (zie tekst verdieping par. 3.2). Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Startersleningen om de nieuwbouw te stimuleren in Gelderland zijn niet nodig, omdat de nieuwbouw in omvang goed in lijn is met de opgave en de ontwikkeling van de
woningbehoefte. Het bevorderen van doorstroming zou in theorie kunnen werken met de inzet van startersleningen op grote schaal. In dat geval bestaat het gevaar van een
prijsopdrijvend effect. In de praktijk zal de starterslening echter niet ter bevordering van
de doorstroming worden ingezet, aangezien de hypotheekrente voor de starterslening bij aankoop van een bestaande woning niet meer aftrekbaar is.
In plaats van huishoudens in staat te stellen om een hogere prijs voor een woning te betalen,
acht de provincie het beter om de prijzen te laten zakken. Daarvoor kan een lagere grondprijs nodig zijn. De provincie gaat daar niet over. Startersleningen zouden volgens de provincie echter niet gebruikt moeten worden om de gevolgen van een te hoge grondprijs af te wentelen op startende huishoudens.
44
Commentaarnota – versie 2.0
Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01665238, 01662879
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Overgang Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in: −− houd in het beleid rekening met de overgang naar de BAG. Houd rekening met de gevolgen van het scheiden van wonen en zorg in relatie tot de BAG. Woningen die nodig zijn voor
functieverandering, extramuralisering of als gevolg van de omslag naar woningregistratie op grond van de BAG, moeten niet meegewogen worden in de kwantitatieve programmatische kaders. Op dit punt is meer flexibiliteit nodig. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de strekking van de toelichting.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de omgevingsverordening en de geografische kaart voor wonen.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie en partners zijn hierover in gesprek, ook in relatie tot de Regionale Woonagenda. Toelichting De registratie van woningen door het CBS is gestopt met ingang van 2012. Daarvoor in de
plaats is er nu de BAG met een registratie van verblijfsobjecten met een woonfunctie (globaal zelfstandige woningen en onzelfstandige wooneenheden opgeteld). De Omgevingsvisie wil rekening houden met de overgang naar de BAG door, voor zover dat kan, in het kader van
het Regionaal Programma Wonen per 1 januari 2015 afspraken te maken met gebruikmaking van de BAG-definities. Wonen en zorg zullen daar op een goede manier (qua definities en aantallen) in worden meegenomen. Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01669508, 01680212, 01662879, 01665372
Beleidsthema: Wonen Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: −− Een indiener verzoekt om de voorgenomen uitbreiding van De Zeiving Noord-West voor 2020 niet onmogelijk te maken. Reactie: Er is een provinciale reactie gegeven op de
uitbreiding van de Zeiving Noord-West in de gemeente Lingewaal. Aangegeven is dat de provincie geen bezwaren heeft, mits de bedrijven uit De Oven daar een plek vinden.
−− Een indiener meldt dat de kaart voor wonen en werken weinig toevoegt. Reactie: de ‘lege kaart’ wordt weggehaald waarbij nog steeds vanuit de zoekingang ‘regio’ kan worden
45
Commentaarnota – versie 2.0
doorgeklikt naar het regionale beleid voor wonen en werken (een technische aanpassing van het digitaal document en de kaart).
−− Indiener wijst erop dat de provincie een erg positief beeld schetst van de mogelijkheden
om bouwvergunningen in te trekken. Indiener vraagt deze passage aan te passen omdat de praktijkervaringen uitwijzen dat intrekken vaak erg lastig is. Reactie: Een aantal Gelderse gemeenten heeft een succesvol intrekkingsbeleid gevoerd. In de huidige markt is het
zelfs gemakkelijker dan een aantal jaren geleden. Het is een instrument dat overwogen
zou moeten worden door gemeenten die meer grip willen krijgen op hun programmering en de woningbouw. Dit zal onderwerp van gesprek zijn bij het maken van de Regionale Woonagenda.
−− Indiener maakt geen gebruik van de zoekzone bij de Sportlaan te Vuren. In ruil daarvoor, en binnen het KWP en de regionaal afgestemde aantallen, wil de gemeente woningen in andere linten toestaan indien dit past in het ruimtelijk beleid van de gemeente. Indien
hiervoor nog nadere goedkeuring van Gedeputeerde Staten nodig is, dan gaat de indiener uit van een positieve houding van het college. Reactie: Momenteel is de Rijksladder voor
duurzame verstedelijking het instrument voor locatiekeuze (verplicht vanaf oktober 2012).
De provincie ziet graag dat gemeenten hierin de kansen en mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad en in bestaand vrijkomend of leegstaand vastgoed meewegen. Door
gebruik te maken van de ladder wordt duidelijk hoe de keuze voor lintbebouwing zich
verhoudt tot eventuele andere opties. In het kader van de Regionale Woonagenda kan op (sub)regionaal niveau afstemming plaatsvinden over de locaties voor woningbouw, ook met de provincie. Uitgangspunt is de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte.
Vervolgens gaat het om de inhoudelijke argumentatie voor woningen op een specifieke locatie.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassingen van de Omgevingsverordening en van de geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat over de mogelijkheden om bouwvergunningen in te trekken en over de
zoekzone bij de Sportlaan te Vuren in gesprek in het kader van de Regionale Woonagenda.
46
Commentaarnota – versie 2.0
Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Betreft zienswijze: Particulieren: -
Organisaties: 01676576 Overheden:
-
Beleidsthema: Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Onderwerp:
Splitsen van woningen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat de Omgevingsvisie mogelijk moet maken dat
volledige herbouw van bijgebouwen zonder sanering mogelijk is bij burgerwoningen in het buitengebied. Daarnaast moet in de Omgevingsvisie worden opgenomen dat agrarische en burgerwoningen gesplitst kunnen worden zonder dat daaraan door gemeenten een inhoudslimiet gesteld kan worden. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de omgevingsverordening. Er is geen geografische kaart.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Splitsen van woningen is geen onderwerp in de Omgevingsvisie en zal dat ook niet
worden. Het is een zaak van de gemeente en de regio. Van belang is dat het splitsen van
woningen leidt tot een toename van het aantal woningen en consequenties heeft voor de
woonprogrammering. In die programmering tellen alle woningen mee, ook woningen die ontstaan via woningsplitsing.
Bestaande bebouwing wordt onder het overgangsrecht geplaatst en kan als zodanig qua gebruik als bijgebouw worden voortgezet. Dit is gebaseerd op jurisprudentie. Bij het
opstellen van bestemmingsplannen maakt de gemeente keuzes in relatie tot de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, ook ten aanzien van bijgebouwen. Bestaande bebouwing die niet in overeenstemming is met de geldende juridische regeling en die onder het overgangsrecht valt, zal uiteindelijk wel moeten worden gesaneerd. Betreft zienswijze: Particulieren: 01679924 Organisaties: Overheden:
-
Beleidsthema: Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Onderwerp:
47
Specifiek project in het Rivierengebied
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijzen: De indiener beschrijft een initiatief dat mogelijk bijdraagt aan het realiseren van
landgoederen, kwaliteitsimpulsen en werklandschappen. Tevens vindt de indiener dat
de Gelderse ladder toe te passen is op dit project maar dat niet alleen op overaanbod moet worden gestuurd.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leidt niet tot een aanpassing van de omgevingsverordening. Er is geen geografische kaart.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting De provincie neemt dit voor kennisgeving aan. Betreft zienswijze: Particulieren: -
Organisaties: 01675713 Overheden:
-
Beleidsthema: Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Onderwerp:
Loonwerkbedrijven in het ‘buitengebied’
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijze brengt in dat diverse cumelabedrijven van oudsher gevestigd zijn in een bebouwingslint, dorpskern of in een natuur- of EHS-gebied. Vanwege de
ruimtebehoefte voor het bedrijf, of vanuit gemeentelijk oogpunt in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen of de spanning tussen bedrijvigheid en natuur, is bij een aantal bedrijven het ‘uitplaatsen’ van het bedrijf aan de orde.
De indiener brengt daarnaast in dat vestiging van deze bedrijven in de directe nabijheid
(concreet: buiten de bebouwingscontour ofwel in het landelijk gebied) essentieel is vanwege de lokale werkgelegenheid, het behoud van de vitaliteit van ‘kleine dorpen’ en de sociaalmaatschappelijke binding van deze bedrijven met de dorpskern. Indiener verzoekt in de Omgevingsvisie het bieden van een (nieuwe) bedrijfslocatie - al dan niet onder nadere voorwaarden – in het buitengebied op te nemen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
48
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de omgevingsverordening. Er is geen geografische kaart.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting Loonwerkbedrijven die voor het overgrote deel agrarische activiteiten verrichten, zijn
meestal actief is een strak omkaderd gebied. Hun klantenkring ligt in de directe omgeving. Ter voorkoming van onnodige vervoersbewegingen is een locatie in het landelijk gebied
zeker verklaarbaar. Bedrijfsvormen die minder zijn gebonden aan een klantenkring in een beperkt gebied, maar die bijvoorbeeld regionaal werken, zullen eerder moeten worden
gevestigd op bedrijventerreinen. Bij uitbreiding en eventuele verplaatsing van agrarische
loonwerkbedrijven bestaat een bepaalde binding met het landelijk gebied. Telkens is echter sprake van maatwerk. De kaders van de Omgevingsvisie en verordening bieden voldoende ruimte om te komen tot maatwerkafwegingen. In dit verband vormt de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik een belangrijk afwegingsinstrument. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01674718 Overheden:
-
Beleidsthema: Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Onderwerp:
Verkeerde duiding landbouwgrond
Inhoud van de zienswijzen: De indiener verzoekt om een bepaald perceelgedeelte niet aan te duiden als landbouwgrond maar aan te duiden als bebouwd gebied. De grond is geheel verhard en wordt gebruikt voor de opslag van pallets en dergelijke. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de omgevingsverordening. Er komt een aanpassing van de bijbehorende geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting Uit het geldende bestemmingsplan ‘het Tonselse Veld 1987’ blijkt dat het noordelijke gedeelte van het bedoelde perceel is bestemd tot pluimveehouderij zonder bebouwing. Het overige gedeelte van het perceel heeft een bedrijfsbestemming. Betreft zienswijzen Particulieren: -
49
Commentaarnota – versie 2.0
Organisaties: Overheden:
01664073
Beleidsthema: Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Onderwerp:
Duiding titel ‘wonen en werken in het ‘buitengebied’
Inhoud van de zienswijzen: De indiener geeft aan dat de titel doet vermoeden dat het uitsluitend over functieverandering gaat, terwijl de tekst ook spreekt over niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de omgevingsverordening. Er komt geen aanpassing van de bijbehorende geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting Het functieveranderingsbeleid betreft wonen en werken in het buitengebied. Met het
onderdeel werken wordt functieverandering naar een niet-agrarische functie bedoeld.
Verschillende regio’s hebben in hun regionaal functieveranderingsbeleid hier openingen voor geboden.
Betreft zienswijzen: Particulieren: 01664557 Organisaties: Overheden:
-
Beleidsthema: Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Onderwerp:
Kansen voor ‘wonen en werken in ‘buitengebied’
Inhoud van de zienswijzen: De indiener geeft suggesties om een aantal gebieden in het landelijk gebied in te vullen:
−− Kadaster Gemeente Garderen Sectie H perceel 2682 Oppervlakte 2,2 ha, locatie is uitermate geschikt voor gelieerde bedrijven;
−− Gemeente Lunteren Sectie I perceel 1624. Oppervlakte 1,5 ha., locatie is geschikt voor woningbouw en gelieerde bedrijven;
−− Gemeente Lunteren, Sectie A perceel 1857 en 1862. Oppervlakte 2,9 ha, locatie is geschikt voor het (her)vestigen van agrarische bedrijven en gelieerde bedrijven (LOG).
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
50
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de omgevingsverordening. Er komt geen aanpassing van de bijbehorende geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting Bij de vermelde initiatieven zal een afweging moeten plaatsvinden waarbij de betrokken beleidsvelden en onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik worden
benut. Bovendien zal het beleid voor landbouwontwikkelingsgebied aan de orde komen. De zienswijze kan niet worden beoordeeld in het kader van functieverandering. De basis voor
functieverandering naar wonen en werken is verwoord in het door de regio opgestelde beleid. Waar zaken aan de orde zijn die niet passen binnen het regiobeleid denkt de provincie graag mee. Uitgangspunt hierbij is dat de lokale overheden uiteindelijk de afweging maken. Betreft zienswijzen Particulieren: 01667749
Organisaties: 01679705 Overheden:
01666694, 01669854, 01667237, 01666545, 01668814, 01664073, 01661904,
01664073, 01666563, 01665372
Beleidsthema: Wonen en werken in het ‘buitengebied’ Onderwerp:
Functieverandering en regionaal beleid
Inhoud van de zienswijzen: indieners brengen in:
−− dat de Omgevingsvisie geen beleid voor functieveranderingen bevat, en dat het onduidelijk is of het bestaande beleid hiervoor wordt voortgezet;
−− dat onduidelijk is of de regionale beleidskaders voor functieverandering juridisch verankerd zijn in de Omgevingsvisie en –verordening.
Reactie: zie toelichting. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot een aanpassing van de omgevingsverordening. Er komt geen aanpassing van de bijbehorende geografische kaart. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting Het regionale functieveranderingsbeleid is niet vastgelegd in de Omgevingsvisie.
Uitgangspunt is dat de regio’s hun vastgestelde regiobeleid toepassen in het kader van functieverandering naar wonen en werken. De Omgevingsvisie licht toe hoe
functieverandering plaats zou moeten vinden: kwaliteitsverbetering en passend bij de aard en schaal van het gebied. Bovendien komt er eind 2016 een evaluatie om te zien hoe wordt
51
Commentaarnota – versie 2.0
omgegaan met functieverandering. Afhankelijk van de resultaten van deze monitoring en
evaluatie wordt het beleid op dit onderdeel mogelijk aangepast. De specifieke vragen die in een regio aan de orde kunnen zijn, bespreekt de provincie graag.
52
Commentaarnota – versie 2.0
Werken Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01665238, 01666320, 01669508, 01661904, 01665643, 01662904, 01664075,
01666563, 01665372, 01662879
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Kantoren van meer dan 1.500 m2
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat kantoorontwikkelingen groter dan 1.500 m2 slechts worden toegestaan in stedelijke gebieden, waardoor:
−− businesspark IJsseloord, de stationsomgeving van Lent en de gemeente Culemborg, Geldermalsen, Zaltbommel en overige Rivierenland-gemeenten hierin niet vertegenwoordigd zijn;
−− lopende initiatieven en herinvulling van cultureel erfgoed kunnen frustreren; −− een kantoor van die omvang op agro-business-centra niet mogelijk is;
−− maatwerk in een gezamenlijke aanpak (liefst met een door provincie, gemeenten en
marktpartijen gedragen kantorenvisie als uitgangspunt) lastig wordt waar dat wel nodig is;
−− er verschillen ontstaan tussen het beleid van uiteenlopende provincies, wat de concurrentiepositie ongunstig beïnvloedt;
−− regionale afstemming wel voor wonen en bedrijventerreinen wordt nagestreefd en niet voor kantoren.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Bovendien vinden indieners dat:
−− deze eis overbodig lijkt, gezien de overige eisen aan kantoorontwikkeling; −− de afstand van 500 meter (art. 2.3.6.1 lid 1) rigide en arbitrair is;
−− het niet duidelijk is wat wordt verstaan onder ‘lokaal vestigingsbeleid’ (gemeentelijk of regionaal)
−− de Omgevingsverordening onduidelijk en lastig toepasbaar is in art. 2.3.6.1, lid 2a, en dat ook niet helder is welke soorten kantoren en bedrijven onder dit artikel vallen;
−− gemeenten een ruimtelijk-economische verkenning moeten leveren bij nieuwe
initiatieven voor kantoorruimte en dat de Omgevingsverordening de gemeentelijke
verantwoordelijkheid moet respecteren om op lokaal niveau te sturen op de bestemming van panden;
−− Harderwijk ook opgenomen moet worden in de lijst van multimodaal ontsloten
stationslocaties waar de betreffende kantoorontwikkeling mogelijk is, zowel in de Omgevingsvisie als in art. 2.3.6.1 lid 1 van de Omgevingsverordening.
−− plancapaciteitsreductie van kantoren niet mogelijk is zonder een bovenlokale/regionale visie. De positie van de regio wordt niet genoemd.
−− ook locatievoorwaarden moeten worden gesteld aan de uitzonderingen bij kantoren boven de 1.500 m2.
−− de kantorenmarkt speciale aandacht en verantwoordelijkheid van marktpartijen en
overheden vraagt. Een door provincie, gemeente en marktpartijen gezamenlijk gedragen
kantorenvisie moet het uitgangspunt vormen voor een gecombineerde aanpak in de sector. Reactie: zie toelichting en gevolgen.
53
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de visietekst over het kantorenbeleid in de Omgevingsvisie waarbij het aanwijzen van vier stationslocaties voor grootschalige kantoorontwikkeling wordt vervangen door een aanpak die meer maatwerk mogelijk
maakt. De Omgevingsvisie hanteert daarom een ‘nee, tenzij’-principe voor nieuwbouw van kantoren. Nieuwbouw kan alleen als deze de regionale kantorenmarkt op een toekomstbestendige en perspectiefrijke manier versterkt.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de verordening en de kaarten. Het
aanwijzen van vier stationslocaties voor grootschalige kantoorontwikkeling wordt vervangen door een regionale aanpak die meer maatwerk mogelijk maakt. Hierdoor is het niet meer
nodig de vier stationslocaties op kaart weer te geven. De ladder voor duurzaam ruimtegebruik zal worden gebruikt als toetsingskader van nieuwe bestemmingsplannen die voorzien in kantoorruimte.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie en haar partners gaan over de aanpassing van het kantorenbeleid in gesprek. De provincie en haar partners gaan per regio in beeld brengen:
−− de toekomstwaarde van bestaande locaties en van locaties waar nog initiatieven voor nieuwbouw zijn,
−− hoe vraag en aanbod op korte en lange termijn zich tot elkaar verhouden en hoe nieuwbouwinitiatieven hierin passen.
Hierdoor ontstaat inzicht in de regionale situatie, de toegevoegde waarde van
nieuwbouwplannen en de opgave voor de bestaande voorraad. Indien blijkt dat er
intergemeentelijke afstemming nodig is, zullen hierover passende afspraken worden
gemaakt die eventueel geborgd kunnen worden met het provinciale instrumentarium. De opgedane kennis in dit traject wordt gebruikt bij het toetsen van de motivering van de
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik bij individuele bestemmingsplannen. Bij elk nieuwbouwinitiatief dient te worden gemotiveerd dat er behoefte aan de ontwikkeling is,
dat de ontwikkeling niet in de bestaande kantorenvoorraad kan worden gehuisvest en dat de kantoorlocatie passend ontsloten is (goed bereikbaar met openbaar vervoer en auto).
Verder gaat de provincie in gesprek met gemeenten over de reductie van de plancapaciteit en
stimuleert zij het maken van een kantorenvisie. De provincie wil haar partners ondersteunen bij het zoeken naar oplossingen voor functieverandering, tijdelijk ruimtegebruik, transformatie en sloop. Toelichting Gezien de leegstand in de bestaande voorraad moet zeer terughoudend met nieuwbouw
worden omgegaan. Een bouwstop is ongewenst, omdat nieuwbouw in sommige gevallen wel degelijk toegevoegde waarde kan hebben. Betreft zienswijzen Particulieren:
Organisaties: 01677778, 01680012, 01668529 Overheden:
54
01666320, 01667279, 01665372
Commentaarnota – versie 2.0
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Kantoren
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in:
−− de suggestie om een voorverhuureis voor nieuwe kantoren te stellen en de
Omgevingsverordening in die geest aan te passen. Reactie: Dit kan op gemeentelijk niveau een goede voorwaarde zijn.
−− dat voor het realiseren van kantoren geen sprake is van een provinciaal belang in de zin
van art. 4.1 eerste lid Wro en dat de provincie dus niet bevoegd is hierover regels te stellen
in de Omgevingsverordening. Reactie: In het convenant Aanpak leegstaande kantoren dat
ondertekend is door onder meer het Rijk, VNG, IPO, Neprom, Vastgoedbelang en het IVBN, is overeengekomen dat provincies en gemeenten de afstemming van vraag en aanbod voor ontwikkeling van nieuwe kantoren in hun structuurvisie opnemen als ruimtelijk belang en dat zij een kantorenbeleid formuleren.
−− er nog steeds behoefte is aan nieuwe kantoren die goed ontsloten zijn voor de auto. Verzoek is om op het businesspark IJsseloord nieuwe kantoren (zowel groter als kleiner dan 1500 m2) toe te laten én om de bestaande planologische (uitbreidings)mogelijkheden voor de bouw van (nieuwe) kantoren op bijvoorbeeld Businessspark IJsseloord II te respecteren. Reactie: De Omgevingsvisie gaat niet in op de individuele case IJsseloord II.
−− dat het kantorenbeleid van de provincie Utrecht (via verordening schrappen van locaties) verschilt van dat van Gelderland (planreductie via gesprekken met partijen). Dit kan
leiden tot ongelijke concurrentie-verhoudingen in de provinciale grensgebieden. Indiener verzoekt om een eenduidige provinciale grensoverschrijdende aanpak te formuleren.
Reactie: De beide provincies hebben dezelfde doelen en hebben regelmatig contact over dit onderwerp.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de visietekst over het kantorenbeleid in de Omgevingsvisie waarbij het aanwijzen van vier stationslocaties voor grootschalige
kantoorontwikkeling wordt vervangen door een aanpak die meer maatwerk mogelijk maakt. De Omgevingsvisie hanteert een ‘nee, tenzij’-principe voor nieuwbouw van kantoren.
Nieuwbouw kan alleen als deze de regionale kantorenmarkt op een toekomstbestendige en perspectiefrijke manier versterkt.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de Omgevingsverordening waarbij de concentratie tot vier stationslocaties vervalt. De Omgevingsverordening hanteert een ‘nee, tenzij’-principe voor nieuwbouw van kantoren. Nieuwbouw kan alleen als deze de
regionale kantorenmarkt op een toekomstbestendige en perspectiefrijke manier versterkt. De bijbehorende geografische kaart wordt hierop aangepast. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Zie gevolgen voor de agenda hierboven. Toelichting Zie eerdere toelichting over het kantorenbeleid.
55
Commentaarnota – versie 2.0
56
Commentaarnota – versie 2.0
Detailhandel Betreft zienswijzen Particulieren: 0166405
Organisaties: 01671252, 01668529 Overheden:
01665238, 01666320, 01664075, 01669508, 01669164, 01665379, 01663185,
01662904, 01666277, 0166549, 01666563, 01665372, 01662879
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Detailhandel, verduidelijking begrippen detailhandel, Regionaal
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in:
−− De begrippen ‘detailhandel’, ‘grootschalige detailhandel’, ‘GDV’ en ‘PDV’ zijn onduidelijk.
−− Maak duidelijk hoe invulling wordt gegeven aan regionale samenwerking en het Regionaal Programma Detailhandel (RPD).
−− De in de Stadsregio gemaakte regionale afspraken moeten verankerd worden in de Omgevingsvisie.
−− Het beleid voor internetwinkelen moet worden verduidelijkt. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Bovendien vinden indieners dat:
−− het niet duidelijk is hoe de regie gevoerd wordt op regionale afstemming en het Regionaal Programma Detailhandel (RPD);
−− in de Omgevingsvisie de aanpak van (voorkoming van) leegstand onvoldoende handvatten biedt;
−− dynamiek en concurrentie van nieuwe initiatieven onmogelijk worden gemaakt door
uitbreiding, die ten koste gaat van bestaande detailhandelsstructuur, niet toe te staan;
−− het niet duidelijk is of lopende projecten onder nieuwe regels gaan vallen;
−− de provincie stedelijke herverkaveling moet ondersteunen en noemen in de Omgevingsvisie;
−− het onderwerp scholing en onderwijs ontbreekt in 3.1.3.3.
−− nieuw detailhandelsbeleid op gespannen voet staat met de opzet van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
−− uit de visie onvoldoende blijkt of er in IPO-verband afstemming is over
detailhandelsaanbod en over het voorkomen van wegtrekken van detailhandel.
−− Indiener pleit voor een betere samenwerking tussen gemeenten in een regio bij detailhandel ontwikkeling.
−− Indiener vindt dat dorps- en stadscentra voldoende aantrekkelijk en onderscheidend
moeten blijven. De provincie moet de regie nemen om weidewinkels aan de randen van centra te voorkomen.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de volgende strekking.
De begripsomschrijvingen van perifere detailhandel(slocatie) en grootschalige detailhandel worden in Omgevingsvisie en verordening aangepast. Perifere detailhandelslocatie: een detailhandelslocatie buiten de binnenstedelijke winkelcentra, veelal aan de randen van
steden. Het begrip grootschalige detailhandel wordt geschrapt uit de tekst. Er blijft nog wel
57
Commentaarnota – versie 2.0
sprake van ‘grootschalige bovenlokale detailhandel’ en dit betreft een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2.
Gevolgen voor de teksten van verordening(en) en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de Omgevingsverordening. De begripsomschrijving wordt aangepast.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting Paragraaf 3.1.1. verwoordt de visie op leegstand. Initiatieven ter voorkoming van leegstand
worden ondersteund en gestimuleerd. Voorbeelden zijn flexibel en tijdelijk ruimtegebruik, functieverandering of sloop. In de Achterhoek wordt hiermee al ervaring opgedaan. De
vitaliteit van binnensteden en de centra van dorpen en wijken staat centraal. Omdat de
behoefte aan winkels afneemt, ontstaat een transformatie-opgave gericht op nieuwe functies en een compacter winkelgebied.
De Omgevingsvisie zet in op vernieuwing en aanpassing van winkelgebieden om te komen tot evenwichtige en toekomstbestendige detailhandel, waarbij nieuwe
perifere ontwikkelingen niet ten koste mogen gaan van bestaande winkelgebieden in de binnensteden. Hierbij wordt rekening gehouden met trends als schaalvergroting,
branchevervaging en internetwinkelen. Het beperken van overcapaciteit met name bij
grootschalige en perifere detailhandel vraagt om regionale afstemming, samenwerking van betrokken partijen en innovatieve ideeën.
Het provinciale beleid voor scholing en onderwijs bestaat met name uit de financiële
ondersteuning van regionale Programma’s Onderwijs-Arbeidmarkt (POA’s) en uit de
provinciale Human Capital Agenda. Deze laatste is specifiek gericht op de arbeidsmarkt
binnen de Gelderse topsectoren en de Gelderse aandachtsectoren. De provincie zelf heeft geen specifiek beleid voor onderwijs. Betreft zienswijze: Particulieren: 0166405 Organisaties: Overheden:
01665238, 01669508, 01669164, 01666277, 01664075, 01663185, 0166549,
01662904, 01662069, 01666320, 01666563, 01662879
Beleidsthema: Detailhandel Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener vraagt het voorstel voor regionale afspraken over grootschalige retail dat in
voorbereiding is op te nemen in de definitieve versie van de Omgevingsvisie. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener wijst erop dat in de Omgevingsvisie de termen PDV en GDV door elkaar worden gebruikt. Reactie: zie toelichting onder b.
−− Indiener wil het besluit van de gemeente Nijmegen om de vestiging van een grote
bouwmarkt op de locatie Ressen/Vlek 14 mogelijk te maken, terug laten komen in de Omgevingsvisie. Reactie: zie toelichting onder a.
58
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indiener mist handvatten voor het flexibel omgaan met (ruimtelijke) plannen ter
voorkoming van leegstand en voor ruimte tot innovatieve ideeën. Een provinciale leidraad hierbij is gewenst. Reactie: zie toelichting onder c.
−− Indiener heeft een nieuw plan voor bedrijventerrein Centerpoort-Nieuwgraaf en legt uit waarom dit in het beleid van de Omgevingsvisie past. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener merkt op dat elke uitbreiding ten koste gaat van de bestaande
detailhandelsstructuur. Door uitbreiding op voorhand niet toe te staan maakt de Omgevingsvisie dynamiek en concurrentie van nieuwe initiatieven onmogelijk. Reactie: zie toelichting onder d.
−− Indiener vindt dat gemeenten zelf moeten kunnen sturen op grootschalige en perifere
detailhandel (art. 2.3.7.2) en zelf moeten kunnen bepalen of ze bijvoorbeeld supermarkten perifeer wil toestaan. Reactie: zie toelichting onder e.
−− Indiener zegt te werken aan een regionale visie op de detailhandel en verzoekt om de afspraken die daaruit voortvloeien een plek te geven in de Omgevingsvisie. Reactie: zie toelichting onder f.
−− Indiener pleit ervoor om voor detailhandel een vergelijkbaar proces te doorlopen als bij bedrijventerreinen en zo tot regionale afspraken te komen. Reactie: zie toelichting onder g.
−− Indiener vraagt welke mogelijkheden er zijn voor interprovinciale afstemming om
overaanbod en wegtrekken van detailhandelsbestedingen te voorkomen. Reactie: zie toelichting onder h.
−− Indiener pleit ervoor om in de Omgevingsvisie aan te geven dat lopende projecten voor
detailhandel worden ontzien en niet onder de nieuwe regels vallen. Reactie: zie toelichting onder i.
−− Indiener vraagt of artikel 2.3.7.1, lid 1 (geen nieuwe locaties die ten koste gaan van bestaande detailhandelsstructuur) geen aangrijpingspunt is om goede, lopende initiatieven te frustreren. Reactie: zie toelichting onder j.
−− Het ambtelijk voorstel detailhandel dat de Stadsregio heeft voorgelegd wordt niet door
alle partijen gedragen. Indiener kan daarom niet instemmen met de doorwerking van dit voorstel in de Omgevingsverordening. Reactie: zie toelichting onder a.
−− De provincie wil marktpartijen betrekken bij het afwegingsproces voor onder meer
grootschalige en perifere detailhandel. Indiener veronderstelt dat er een marktconsultatie plaatsvindt en dat kennis van de markt gebruikt wordt in het afwegingsproces. Reactie: Dat is correct.
−− Indiener verzoekt om handhaving op de beperking van detailhandel buiten de stads en
winkelcentra, en om daarin ook met de provincies (IPO) één lijn te trekken. Reactie: De
Omgevingsverordening wordt ingezet om het beleid te handhaven. In IPO-verband vindt afstemming plaats tussen de provincies (zie ook toelichting onder h).
−− Indiener stelt dat de provincie stedelijke herverkaveling in de Regio Achterhoek moet
ondersteunen en moet noemen in de Omgevingsvisie. Reactie: De provincie is betrokken bij de pilot Regionale uitvoeringsagenda Achterhoek die onder meer streeft naar vitale (compacte) winkelgebieden en centra in krimpgebieden. Stedelijke herverkaveling is hierbij een kansrijk instrument. Zie ook toelichting onder f.
−− Indiener stelt voor om te eisen (in artikel 3.1.3.2 en 2.3.7.2) dat er een marktbehoefte moet zijn voor een GDV of PDV en dat deze niet ten koste gaat van de bestaande
detailhandelsstructuur. Reactie: In de Omgevingsverordening en toelichting op de
verordening wordt aangegeven dat de ladder voor duurzaam ruimtegebruik van toepassing is. Bij de eerste trede van de ladder moet de behoefte aangetoond worden. Ook is een
bepaling in de verordening opgenomen die aangeeft dat nieuwe ontwikkelingen niet
59
Commentaarnota – versie 2.0
mogen leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur.
−− Indiener verzoekt de provincie een grotere regierol te nemen bij de ontwikkeling van PDVen GDV-locaties, ook om de afstemming tussen de regio’s te waarborgen. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener vindt de rem op uitbreiding van GDV onnodig beperkend en een te tijdsgebonden term (vergelijk de trends van beleving en branchevervaging). Reactie: zie toelichting onder d.
−− Indiener vindt het beleid voor internetwinkels onduidelijk. Mogen goederen worden afgehaald als betaling vooraf plaatsvindt ? Reactie: zie toelichting onder k.
−− Indiener vraagt om verduidelijking van de rol van de provincie bij retailparken. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener stelt dat door de definitie van grootschalige detailhandel (art. 2.3.7.2) de vestiging van een groot warenhuis of een supermarkt in een winkelcentrum wordt verboden en
doet voorstellen voor definities voor detailhandel, grootschalige detailhandel en perifere detailhandel. Reactie: de suggesties worden meegenomen bij de begripsbepaling, zie toelichting onder b.
−− Indiener stelt dat het nieuwe beleid voor detailhandel star is en op gespannen voet staat
met de opzet van de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Reactie: zie toelichting onder l.
−− De indiener vraagt zich af hoe de nieuwe regels zich verhouden tot internetwinkels. Reactie: zie toelichting onder k. Gevolgen voor de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
−− De omschrijving van de begrippen perifere detailhandel(slocatie) en grootschalige detailhandel wordt aangepast (zie toelichting onder b).
−− Opgenomen wordt dat nieuwe locaties voor detailhandel niet mogen leiden tot een
duurzame ontwrichting (in plaats van ‘niet ten koste mogen gaan’) van de bestaande detailhandelsstructuur.
−− De formulering van art. 2.3.7.2 wordt zo aangepast dat de eisen voor ontwikkeling van een GDV of PDV duidelijk(er) zijn.
−− De tekst in de Omgevingsvisie zal worden aangepast op internetafhaalpunten met uitstalling van goederen ter verkoop; deze worden beschouwd als detailhandel.
Gevolgen voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van geografische kaarten. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting a. De provincie geeft in de Omgevingsvisie aan dat ze een rol voor zichzelf ziet om (boven) regionale afstemming te faciliteren en desgevraagd te regisseren. Om de regionale afstemming te faciliteren biedt de provincie aan alle regio’s de mogelijkheid om afspraken in een Regionaal Programma Detailhandel (RPD) vast te leggen. In de
Omgevingsverordening is hiervoor een regel opgenomen. Een RPD is niet verplicht.
b. Over opname van de gemaakte regionale afspraken in de Stadsregio in de Omgevingsvisie is nog een besluit nodig van Gedeputeerde Staten (GS). De Stadsregioraad heeft op 24
oktober 2013 het Regionaal Programma Detailhandel (RPD) vastgesteld. Voorafgaand aan de besluitvorming in de Stadsregioraad heeft de provincie in een brief aan de
60
Commentaarnota – versie 2.0
Stadsregio (GS, 27 augustus 2013) aangegeven dat zij niet instemt met de voorgestelde keuzen in het RPD voor perifere locaties voor grootschalige detailhandel. Het RPD is
daarom niet opgenomen in de Omgevingsvisie. De provincie heeft niet ingestemd met de ontwikkelingen op de locatie Vlek 14 in Ressen. Ook heeft de provincie haar zorgen geuit over ontwikkeling van een grote sportzaak in de Rijnhal. Afgezien van de keuzes over
perifere ontwikkelingen op de locatie Ressen in Nijmegen en in de Rijnhal in Arnhem
kan de provincie instemmen met de visie en afspraken in het RPD. De Stadsregio heeft de provincie gevraagd het Wro-instrumentarium in te zetten om de afspraken in het
RPD (juridisch) te verzegelen. De verordening maakt dit mogelijk. De provincie is eind
2013 nog in overleg met de Stadsregio en besluitvorming moet nog plaats vinden door het college van GS.
c. De begripsomschrijvingen van perifere detailhandel(slocatie) en grootschalige
detailhandel worden in Omgevingsvisie en Omgevingsverordening aangepast. Perifere
detailhandelslocatie: een detailhandelslocatie buiten de binnenstedelijke winkelcentra, veelal aan de randen van steden. Het begrip grootschalige detailhandel wordt geschrapt uit de tekst. Er blijft nog wel sprake van ‘grootschalige bovenlokale detailhandel’ en dit betreft een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2.
d. Paragraaf 3.1.1. van de Omgevingsvisie verwoordt de visie op leegstand. De provincie
ondersteunt en stimuleert initiatieven ter voorkoming van leegstand. Voorbeelden zijn
flexibel en tijdelijk ruimtegebruik, functieverandering of sloop. In de Achterhoek wordt hiermee al ervaring opgedaan.
e. De Omgevingsvisie is terughoudend met het toevoegen van nieuwe meters
winkeloppervlak. Doel is: overcapaciteit terugdringen en inzetten op vernieuwing en transformatie van bestaande winkelgebieden. De provincie nodigt marktpartijen en
andere partners uit om te komen met nieuwe initiatieven die zorgen voor vernieuwing van de detailhandel en die bijdragen aan vitale winkelgebieden. De tekst van Omgevingsvisie en de verordening wordt hierop aangepast.
f. Perifere detailhandel is toegestaan indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar is. Overige detailhandel is perifeer
niet toegestaan. Dit om overcapaciteit te voorkomen en bestaande winkelgebieden in de binnensteden niet te schaden. De Omgevingsvisie vraagt om regionale afstemming als een grootschalige detailhandelsvoorziening een bovenlokale functie heeft.
g. De provincie ondersteunt regionale afstemming en is er ook (ambtelijk) bij betrokken. Het beleid van de Omgevingsvisie is kaderstellend en geeft mede richting aan de uitwerking van regionale visies.
h. Regionale afstemming is in de eerste plaats van belang voor (grootschalige) detailhandel met een bovenlokale functie maar ook voor bijvoorbeeld stadsdeelcentra of internet-
afhaalpunten. Ook kennisvorming en deling tussen gemeenten kunnen bijdragen aan versterking van de regionale detailhandelsstructuur. De rol van de provincie is hierbij faciliteren, verbinden en normeren.
i. In het IPO (InterProvinciaalOverleg) is overleg over de afstemming van het
detailhandelsbeleid tussen de provincies, om overaanbod te voorkomen. De Ladder voor duurzame verstedelijking van het Rijk is van toepassing op detailhandel, en juridisch
vastgelegd in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro). De provincies zijn verder vrij om
ieder op eigen wijze, afhankelijk van de situatie in de provincie, invulling te geven aan het detailhandelsbeleid.
j. De Omgevingsvisie heeft betrekking op generiek beleid en doet geen uitspraken over specifieke projecten.
k. Artikel 2.3.7.1, lid 1 is niet bedoeld om goede, lopende initiatieven te frustreren.
Uitgangspunt is een evenwichtige, toekomstbestendige ontwikkeling van detailhandel
61
Commentaarnota – versie 2.0
met ruimte voor nieuwe initiatieven. Het artikel is bedoeld om negatieve effecten van
overcapaciteit en leegstand op het woon-, leef- en ondernemingsklimaat in de omgeving van winkels en wijken en centra tegen te gaan.
l. De provincie wil samen met haar partners nadenken over hoe om te gaan met
e-commerce en de gevolgen ervan voor de ruimtelijke ordening. Uitgangspunt is dat
internetwinkels en afhaalpunten een plek moeten krijgen in bestaande binnenstedelijke winkelgebieden als deze ruimtelijk inpasbaar zijn.
m. De Ladder voor duurzaam ruimtegebruik vraagt om een zorgvuldige afweging en
een transparante besluitvorming, door eerst te kijken naar de mogelijkheden in het
bestaande stedelijk gebied voordat overgegaan wordt op nieuwe ontwikkelingen aan de randen van de steden. De ladder vraagt om de regionale behoefte kwalitatief en
kwantitatief aan te tonen en vervolgens te kijken of de behoefte binnen het bestaand
stedelijk gebied op te vangen is. Ook vraagt de ladder om aan te tonen wat de gevolgen
zijn van nieuwe detailhandelsontwikkelingen voor de bestaande winkelgebieden en de binnensteden. De ladder is hiermee de basis voor het beleid voor detailhandel.
62
Commentaarnota – versie 2.0
Economische sectoren Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01663185, 01669164, 01666320, 01670859, 01666563
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Economische sectoren en aandachtsgebieden toevoegen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat specifieke economische sectoren en
aandachtsgebieden benoemd moeten worden en toegevoegd moeten worden aan de
Omgevingsvisie of als topsectoren moeten worden beschouwd. Zo wordt aandacht gevraagd voor de sectoren zorgeconomie, watersport, de vrijetijdseconomie, het EMT-cluster, de
creatieve industrie. Ook wordt om expliciete benoeming van Food- en Health-speerpunten in Arnhem en in Nijmegen verzocht, zoals de Campus Heyendaal, de NovioTechCampus,
Rijnstate, Papendal, SIZA-groep en diverse opleidingsinstituten. Harderwijk vraagt aandacht voor haar potenties, mede in relatie tot haar multimodale ontsluiting en de uitbreiding van Lelystad Airport. Ten slotte geven zienswijzen aan dat het benutten van kansen die bij het MKB liggen van groot belang is. Reactie: zie toelichting. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de strekking zoals in de toelichting hieronder verwoord.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Binnen het provinciale generieke MKB-beleid wil de provincie extra aandacht besteden aan de ontwikkelingsmogelijkheden in deze sectoren. Toelichting De Omgevingsvisie heeft specifieke aandacht voor vier topsectoren: Agrofood, Health, Energie- en Milieutechnogogie en de Maakindustrie. In deze sectoren wil Gelderland
excelleren, met name omdat deze een internationale uitstraling hebben. Deze topsectoren zijn niet beperkt tot ruimtelijke kristallisatiepunten zoals universiteiten en campussen in
Nijmegen of Wageningen. Juist vanwege hun internationale uitstraling loopt er een netwerk van verbindingen door de hele provincie heen, en daarbuiten. Alle regio’s kunnen hiervan
evenzeer profiteren. De inzet van de provincie op deze sectoren is dan ook Gelderland-breed. Daarnaast beschikt Gelderland over verschillende andere veelbelovende bedrijfstakken die
hun marktpositie met een innoverende aanpak verder kunnen vergroten. Deze zogenaamde aandachtssectoren zijn: de logistieke sector, de agrarische sector, de vrijetijdseconomie
en de creatieve sector. Binnen het provinciale generieke MKB beleid wil de provincie extra aandacht besteden aan de ontwikkelingsmogelijkheden in deze sectoren.
63
Commentaarnota – versie 2.0
Bovenal geldt echter het uitgangspunt van de Omgevingsvisie om, waar er kansen zijn om
veelbelovende bedrijven of bedrijfstakken te laten groeien en hun marktpositie te vergroten middels een innoverende aanpak, dergelijke kansen optimaal benut moeten worden. Betreft zienswijzen Particulieren: -
Organisaties: 01664006, 01667779, 01665314, 01665150 Overheden:
01664025
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Rechten van bedrijventerreinen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat onduidelijk is wanneer een terrein ‘nieuw’ is en vragen of terreinen met reeds afwijkende vestigingsprofielen (bijvoorbeeld
milieucategorieën) hun rechten houden, respectievelijk of bestaande bedrijven met
dergelijke milieucategorieën hun reeds gevestigde (uitbreidings)rechten behouden.
Ook brengen indieners in dat de Omgevingsverordening te stringent is voor regionale
bedrijventerreinen omdat op deze terreinen met milieucategorie 1 en 2 zouden worden uitgesloten.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie met de volgende strekking. ‘Nieuwe’ terreinen zijn terreinen die nog uitgegeven moeten
worden en waarvan het bestemmingsplan nog definitief moet worden vastgesteld. Als een
bedrijventerrein op dit moment reeds onherroepelijk is, blijven de voorschriften die daarover in het bestemmingsplan zijn opgenomen van kracht.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Als een bedrijventerrein op dit moment reeds onherroepelijk is, blijven de voorschriften die
daarover in het bestemmingsplan zijn opgenomen van kracht. Hetzelfde geldt voor bedrijven die reeds op dergelijke terreinen zijn gevestigd. Hun bestaande (milieu)rechten blijven in stand en reeds bestaande uitbreidingsrechten blijven gehandhaafd.
Voor regionale bedrijventerreinen is het primaire doel om te waarborgen dat bedrijven in de hogere milieucategorieen (4 en 5) een plek kunnen vinden op een grootschalig, goed ontsloten bedrijventerrein. Alle regio’s dienen daarom ten minste over een terrein te
beschikken waar deze bedrijven terechtkunnen. Het ligt voor de hand om bedrijven uit de
milieucategorieën 1 en 2 op deze terreinen uit te sluiten. De Omgevingsverordening voorziet
in de mogelijkheid om hiervan af te wijken, mits goed onderbouwd in het bestemmingsplan.
64
Commentaarnota – versie 2.0
Betreft zienswijzen Particulieren: Organisaties: Overheden:
01680212, 01662879
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Kaartcorrecties bedrijventerreinen gevraagd
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende indieners zien een aantal omissies in de weergave van de bedrijventerreinen op de kaarten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. De bijbehorende geografische kaarten zijn aangepast. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De betreffende geografische kaarten zijn een weergave van de afspraken gemaakt in de
vastgestelde regionale RPB’s. Hierbij zijn enige terreinen niet correct weergegeven. Deze omissies worden hersteld. Betreft zienswijze Particulieren: Organisaties: Overheden:
01662904, 01665372
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Biezenburg: toekomstige locatie voor containerterminal
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijze brengt in dat de gemeente Neder-Betuwe en de regio Rivierenland
de ontwikkeling van Biezenburg voortvarend ter hand gaan nemen, dat Neder-Betuwe hierbij als verantwoordelijk gemeente in samenwerking met de regio de planologische procedures hiervoor uitvoert, en dat daarom geen sprake zal zijn van een grenscorrectie. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de visietekst in
de Omgevingsvisie: onder 4.1.3.10 Werken in Rivierenland, na de eerste alinea ( De
beleidsvorming…) toevoegen: ‘De locatie de Biezenburg op het snijpunt van de Waal en het
65
Commentaarnota – versie 2.0
Amsterdam - Rijnkanaal is een belangrijke toekomstige logistieke locatie voor een tweede containerterminal in Rivierenland.’
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De provincie vertrouwt erop dat de gemeente Neder-Betuwe en de regio Rivierenland de
ontwikkeling van Biezenburg voortvarend ter hand nemen en dat Neder-Betuwe hierbij als verantwoordelijke gemeente in samenwerking met de regio de planologische procedures hiervoor uitvoert. Daarom zal van een grenscorrectie geen sprake zijn. Betreft zienswijzen Particulieren: 01665910
Organisaties: 01663694, 01665497, 01669549 Overheden:
-
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Noodzaak ontwikkeling Biezenburg als containerterminal
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen vragen naar een onderbouwing van de noodzaak tot ontwikkeling van de locatie van Biezenburg als containerterminal. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. Op de kaart Regionale Programmeringsafspraken bedrijventerreinen Regio Rivierenland wordt de locatie Biezenburg opgenomen.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie verkent samen met de Regio Rivierenland voor de locatie Biezenburg zowel de haalbaarheid als de benodigde inrichting. Hierbij komen vragen als ligging, ontsluiting,
landschappelijke inpassing, effect op natuur en milieu, omvang en financiële haalbaarheid
aan de orde. Ook zal de provincie de consequenties voor de laanboomteelt en de bijbehorende bacterievuurvrijezones in beeld brengen. De verwachting is dat eind 2014 de benodigde studies zullen zijn afgerond. Toelichting Uit marktonderzoek van de regio is gebleken dat de containerterminal op Medel naar
verwachting binnen 4 tot 8 jaar - berekend vanaf de opening die is voorzien in maart 2014 -
66
Commentaarnota – versie 2.0
aan zijn maximale capaciteit zit. Het ontwikkelen van een nieuw bedrijventerrein kost veelal
6 tot 8 jaar. Voor de continuering van de economische ontwikkeling van de regio Rivierenland is het daarom zaak om tijdig op de ontwikkeling van de containerterminal te anticiperen. De Biezenburg maakt onderdeel uit van de ambitie om Rivierenland tot logistieke
hotspot te maken. De provincie ondersteunt deze ambitie. In het uitvoeringsprogramma ‘Logistiek als Gelderse Motor’ zet de provincie in op een beperkt aantal knooppunten bij
regionale bedrijventerreinen, waaronder het cluster rondom Medel. De locatie Biezenburg stond abusievelijk niet vermeld op de kaart Regionale programmeringsafspraken bedrijventerreinen. Betreft zienswijzen Particulieren: 01670765
Organisaties: 01669549, 01680012 Overheden:
01666320, 01661904, 01662904, 01664075, 01664025, 01666545, 01669508,
01662879
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Te stringente vestigingseisen op bedrijventerreinen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen de suggestie in om geen beperkingen op te leggen aan kaveloppervlaktes in lokale kernen en om af te zien van het onderscheid tussen lokale,
intergemeentelijke en regionale bedrijventerreinen. Verder brengen de zienswijzen in dat de eisen voor kadegebonden bedrijvigheid te stringent of onhoudbaar zijn. Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De Omgevingsvisie gaat uit van bundeling van wonen en werken, met de bijbehorende
taakstellingen voor verschillende kernen. Dit om versnippering van activiteiten over heel
Gelderland te voorkomen en om bedrijventerreinen met specifieke kwaliteiten op daartoe
geëigende plekken te realiseren. Kleinschalige, lokale bedrijvigheid kan een plaats krijgen op terreinen bij lokale kernen. Grootschalige, ruimtevragende en milieuhinderlijke bedrijven kunnen een geschikte plek vinden op goed ontsloten terreinen bij regionale kernen die een taakstelling hebben voor wonen en werken.
Het is mogelijk om in regioverband normen en afspraken te wijzigen en die via het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) in de Omgevingsvisie op te (laten) nemen. Deze route is onder andere van toepassing voor twee specifieke zienswijzen. Over de ontwikkeling
van ‘de Driehoek’ in de gemeente Ermelo zijn bijvoorbeeld afspraken gemaakt met de regio
67
Commentaarnota – versie 2.0
in het kader van het RPB. Over de verruiming van de vestigingsmogelijkheden op het
intergemeentelijke bedrijventerrein H2O (Hattemerbroek) zijn ook eind 2013 door de regio en de provincie afspraken gemaakt om de verruiming in 2014 mogelijk te maken.
Kadegebonden bedrijvigheid is een schaars goed, waaraan de provincie zoveel mogelijk plaats wil blijven bieden. Er is in de Omgevingsvisie daarom nog steeds beleid voor kadegebonden bedrijvigheid als aparte categorie. Betreft zienswijze Particulieren: 01670724, 01664608 Organisaties: Overheden:
-
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Conflict natuur en economische bedrijvigheid
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijze brengt in dat natuur en economie elkaar in de wielen kunnen rijden en dat er daarom beleid moet worden geformuleerd over hoe om te gaan met conflicterende situaties. Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De Omgevingsvisie geeft waar mogelijk, spelregels en stappen om tot verantwoorde
beslissingen te komen waar er spanningen bestaan tussen uiteenlopende belangen. Een goed voorbeeld hiervan is de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Voor het Gelders
natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de
Limes, het Waardevol Open Gebied en het nationaal landschap mogen de activiteiten de
kernkwaliteiten niet aantasten. Niet alle situaties zijn echter op voorhand in beleidsformules te vangen; vaak zijn overleg en maatwerk gewenst en mogelijk. Betreft zienswijzen Overheden:
01666545, 01666320
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
Kantoren op bedrijventerreinen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in: −− De argumentatie voor geen kantoren op monofunctionele bedrijventerreinen is vreemd. −− Dat er geen zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen mogen komen wordt
68
Commentaarnota – versie 2.0
onderschreven, maar dit behoeft nuancering omdat kantoren zich in de praktijk vestigen bij bedrijven waaraan zij sterk of geheel verbonden zijn.
−− Verbied niet alle vestiging van kantoren op lokale bedrijventerreinen. Soms is het namelijk goed om leegstaande panden als kantoor te gebruiken. Het is niet duidelijk of de bepaling ‘lichte vormen van bedrijvigheid’ hiervoor voldoende ruimte biedt.
−− Een definitie van een zelfstandig kantoor wordt gemist in art. 2.3.6.1 lid 4. Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De reden dat kantoren niet toegestaan zijn op monofunctionele bedrijventerreinen is
dat voorkomen moet worden dat kantoren monofunctionele bedrijvigheid belemmeren en andersom (dat werknemers van kantoren worden blootgesteld aan milieuoverlast).
Daarnaast zijn er over het algemeen genoeg kantorenlocaties en zijn bedrijventerreinen
niet de plekken met toekomstwaarde om nieuwe kantorenlocaties realiseren. Bovendien
veroorzaakt het opheffen van leegstand op bedrijventerreinen door er kantoren toe te staan, over het algemeen elders weer leegstand.
De reden dat er geen definitie voor eigenstandige of zelfstandige kantoren is opgenomen
in de Omgevingsvisie is dat de term weinig toelichting behoeft. Een definitie zal niet tot verdere verduidelijking leiden. Betreft zienswijzen: Particulieren: 01648235
Organisaties: 01671252, 01671369, 01668529 Overheden:
01666545, 01666563, 01662879
Beleidsthema: Werken Onderwerp:
vitale leefomgeving, krimp, bereikbaarheid, leegstand
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener vindt de formulering te stellig dat het om financiële redenen onmogelijk is het openbaar vervoer in stand te houden in krimpdelen van de Stadsregio.
−− Indiener vraagt aandacht voor het feit dat herlocatie van voorzieningen in combinatie met fysieke of digitale bereikbaarheid, niet altijd bijdraagt aan een vitale leefomgeving.
−− ndiener spreekt de zorg uit over de beperkingen van zelfredzaamheid.
Indiener
vindt dat de gevolgen van krimp in de Omgevingsvisie te veel zijn gericht zijn op
voorzieningen en dat de gevolgen van krimp voor de woningmarkt onderbelicht zijn.
−− Indiener pleit voor experimenteerruimte voor initiatieven op het gebied van de gevolgen van krimp.
69
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indiener ziet naast de bedreigingen, ook kansen als gevolg van de demografische
ontwikkelingen. Genoemd wordt de tegenstelling tussen bevolkingsafname in het ene gebied en bevolkingstoename in een ander gebied.
−− Indiener acht het een goede zaak dat de provincie zich terughoudend opstelt bij de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen.
−− Indiener zou graag meer aandacht willen zien voor sportvoorzieningen in de buitenruimte in de Omgevingsvisie.
−− Indiener pleit voor geleidelijke krimp door een betere welvaartsverdeling. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen over de disbalans van de gevolgen van de krimp leiden tot
aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. De tekst wordt in een breder perspectief
geplaatst, waarbij de voortschrijdende inzichten uit de oriëntatieronde van Liesbeth Spies als voorzitter van Achterhoek 2020 worden meegenomen. De overige zienswijzen leiden niet tot aanpassing.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie werkt samen met haar partners van Achterhoek 2020 aan de Regioagenda
Achterhoek. Hierin worden concrete projecten geagendeerd. Elk project is voorzien van
menskracht en middelen. Voor een heldere sturing is aangegeven wie de probleemeigenaar
is. De verantwoordelijkheden van opdrachtgever en opdrachtnemer zijn helder omschreven. Afgesproken is hoe het project wordt ge(co)financierd uit publieke (Europa, Rijk, provincie, gemeenten) en private middelen. Inzet van mensuren (cofinanciering in natura) wordt vooraf in werkplannen geborgd. Deze aanpak is ook leerzaam voor het opstellen van regioagenda’s in de andere Gelderse regio’s. Toelichting Sinds september 2013 heeft Liesbeth Spies burgers en (sleutelfiguren onder) ondernemers, maatschappelijke organisaties, bestuurders en politici uit de regio geraadpleegd over de stappen die gezet moeten worden om in te spelen op de gevolgen van krimp in de
Achterhoek. Het gaat hierbij om de ontwikkelingen in vastgoed en in de herstructurering van vastgoed (woningen en voorzieningen).
Het gaat er ook om dat er werk is (economie, aansluiting van onderwijs op arbeidsmarkt) en dat werk, onderwijs en (zorg)voorzieningen bereikbaar zijn.
In het kader van sterke steden en vitale dorpen, wordt in gebieden waar voorzieningen onder druk staan gekeken naar oplossingen. De maatschappelijke behoefte en de betaalbaarheid
van de (exploitatie van) maatschappelijke voorzieningen moeten realistisch zijn. Dat vraagt
om creatieve oplossingen. Belangrijke voorwaarden voor acceptabele keuzes zijn onder meer digitale en fysieke bereikbaarheid in de vorm van openbaar vervoer of nieuwe, flexibele vervoersarrangementen voor (hulpbehoevende) mensen.
De provincie onderstreept het belang van de inzet van experimenten en ervaringscases, zoals nu in onder meer de Achterhoek, in samenwerking met het programma Bevolkingsdaling van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Regiopartners en
70
Commentaarnota – versie 2.0
betrokken partijen kunnen bij het maken van de Regioagenda voor de Achterhoek aangeven welke experimenteerruimte nodig is voor initiatieven. De provincie is bereid na te gaan
op welke onderdelen zij financieel kan bijdragen als de gemeenten op regionale schaal de noodzakelijke keuzes onderling hebben afgestemd en gemaakt.
Demografische ontwikkelingen, waaronder bevolkingsdaling, zijn een gegeven. De provincie vraagt de regio’s om creatief om te gaan met gebiedseigen dynamieken en competenties.
Dat betekent: initiatieven stimuleren die de toekomstbestendigheid van de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving versterken.
Het realiseren van sportvoorzieningen in buurten en wijken is geen provinciale taak en
bevoegdheid, dit is aan gemeenten en (maatschappelijke)instellingen. De Omgevingsvisie
is in opzet een ruimtelijke visie, echter er zit ook wel degelijk een sterke ‘sociale’ component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied. De provincie is zich er van
bewust dat de partners van de provincie zichzelf de komende jaren geconfronteerd zien met
grote en vaak nieuwe opgaven op sociaal vlak de komende jaren. De provincie (in de persoon van Gelderland Sport!) staat altijd open om het gesprek met initiatiefnemers te voeren en
nodigt indiener dan ook uit om in contact te komen om samen te zoeken naar kansen om
meer sportvoorzieningen te realiseren in buurten met ons ons op te nemen. Op de website van Gelderland Sport! Is meer informatie in te winnen over het Gelderse sportbeleid.
71
Commentaarnota – versie 2.0
72
Commentaarnota – versie 2.0
Energietransitie - windenergie Betreft zienswijzen: Particulieren: 01671742, 01666556, 01671742, 01665861, collectief 2
Organisaties: 01655248, 01666907, 01667322, 01670730, 01670746, 01666907, 01655248, Overheden:
01680012, 01665314, 01663734, 01668529
01669508, 01664073, 01664849, 01666546, 01667333, 01666320, 01659893,
01666563, 01664025, 01667237, 01666563, 01662904, 01663185, 01677848
Beleidsthema: Energietransitie - windenergie Onderwerp:
Windenergie: begrenzing, relatie andere energievormen, getalsmatig,
proces, specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: Begrenzing
De betreffende zienswijzen brengen in:
−− dat gebieden waar windmolens kunnen komen te ruim worden begrensd;
−− dat er afstemming moet plaatsvinden met buurprovincies over de begrenzing van windenergie;
−− dat de methode om gebieden uit te sluiten niet inzichtelijk is en dat de voorwaarden onnodig restrictief zijn;
−− dat de onderbouwing in de energiekaart ontbreekt (geen uitsluitingsgebied);
−− dat objectieve normen als bindende richtlijnen opgenomen moeten worden (c.f. brochure Bedrijven en Milieuzonering) in het belang van het milieu;
−− dat windenergie op lokale bedrijventerreinen mogelijk moet zijn;
−− dat de uitsluitingskaart Wind verwijderd moet worden, omdat op dit moment nog naar gebieden wordt gezocht;
−− dat de Randmeren toegevoegd moeten worden aan de windmolenvrije gebieden;
−− dat een onderzoek gewenst is, onder de regie van de provincie, naar mogelijkheden voor collectief aandelenschap in parken in Flevoland en op zee;
−− dat een 2 km-zone voor de externe werking van Natura2000 ontbreekt;
−− dat een afstandsnorm voor cultuur en aanzicht van landschap en dorp ontbreekt (vergelijk SVWOL);
−− dat een aantal radarverstoringsgebieden ontbreekt (Defensie en de gemeente Oldebroek); −− dat de kaart te globaal is voor aardgasleidingen en de informatie onvolledig;
−− een verzoek om de richtlijnen voor de uitwerpafstand bij een nominaal toerental van een afgebroken blad’ aan te houden;
−− een verzoek om uitsluitingszones voor wettelijke beperkingen indicatief aan te geven. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Getalsmatig
De betreffende zienswijzen brengen in:
−− dat de status van de regio’s ten opzichte van de democratisch georganiseerde gemeenten en provincies onduidelijk is;
−− dat meer aandacht nodig is voor zonne-energie, om het landschap minder te belasten; −− dat kwantitatieve doelstellingen voor windenergie niet doelmatig zijn;
−− dat de aandacht voor windenergie te eenzijdig is en dat windenergie onderdeel moet zijn van een compleet energietransitiespoor, waarbij bottom-up initiatieven en de regio’s de kans krijgen;
−− dat de windkansenkaart te beperkend is;
−− dat de doelstelling voor windenergie naar 230,5 MW bijgesteld zou moeten worden; −− dat de ambitie van 230 MW te hoog is: windturbines in Gelderland zijn inefficiënt;
73
Commentaarnota – versie 2.0
faciliteer alleen geschikte locaties; breng de ambitie terug naar 60 MW.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Het proces
De betreffende zienswijzen brengen in:
−− dat het in samenhang ontwikkelen van windparken het proces niet mag vertragen;
−− dat het tijdpad voor het bepalen van windmolenlocaties onhaalbaar en onrealistisch is; −− dat eerst bestuurlijk overleg nodig is alvorens over locaties te besluiten;
−− dat een deadline ingesteld moet worden wanneer gemeenten en regio’s voldoende locaties moeten hebben aangegeven om de doelstelling te behalen.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Specifieke situaties
a. Indieners geven aan al voldoende te doen aan toepassing van windenergie. Accent op andere vormen van duurzame energie en op de inbreng van anderen is voor hen nu gewenst.
b. Indieners geven aan dat de provincie geen gebieden moet aanwijzen maar windenergie
alleen moet inzetten in gebieden met draagvlak; breng het draagvlak daarvoor in beeld in de kaarten.
c. Indieners geven dat de provincie geen gebieden moet aanwijzen maar moet uitgaan van draagvlak; in Netterden is geen draagvlak voor windenergie. Een inventarisatie van draagvlak ontbreekt in kaartbeelden.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie:
De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de visietekst waarbij de wettelijke beperkingen voor wind rondom gasleidingen als een buffergebied / ‘aandachtsgebied’ zijn
opgenomen. Er wordt gewezen op de wensen/eisen van de leidingeigenaar en aangedrongen op overleg zodat maatwerk voor de plaatsing van windturbines kan worden gevonden. Er is daarnaast een aanpassing in de Omgevingsvisie over de bijgestelde ambitie naar
aanleiding van de laatste afspraken met het Rijk. De verhoging van de doelstelling voor
windenergie is bij besluit van Provinciale Staten d.d. 27 juni 2013 verhoogd naar 230,5 MW. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten:
De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. De bijbehorende geografische kaarten worden aangepast waar het de begrenzingen en de
aanduidingen betreft. Er wordt een aandachtgebied opgenomen rondom leidingen waar maatwerk voor realiseren van windturbines noodzakelijk is. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie onderneemt samen met haar partners actie om de regionale ambities de
komende periode in beeld te krijgen. Dit traject is al ingezet en kan leiden tot een eerste
herziening van de Omgevingsvisie voor het onderdeel ‘wind’. In 2014 wordt een uitwerking
van de Omgevingsvisie voor dit onderwerp ter inzage gelegd in de vorm van een thematische structuurvisie voor windenergie. Deze uitwerking (Windvisie) zal het volledige beleidskader omvatten.
74
Commentaarnota – versie 2.0
Toelichting Begrenzing
De Omgevingsvisie geeft de gebieden – op kaart – aan waar de provincie in ieder geval
geen windenergie wil. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie globaal locaties aan waar reeds initiatieven plaatsvinden. Met deze locaties kunnen de doelstellingen nog niet bereikt worden. Daarom wordt het beleid nog verder uitgewerkt.
Collectief aandelenschap in parken in Flevoland draagt niet bij aan de doelstelling van
productie van hernieuwbare energie in Gelderland. In overleg met het IPO is uitgebreid
onderhandeld over welk aandeel welke provincie zou dragen. Daar is een doelstelling voor Flevoland en voor Gelderland uitgekomen die beide provincies onderschrijven.
De externe werking van Natura 2000-gebieden vloeit voort uit de Natuurbeschermingswet
1998. Aanvragen worden hieraan getoetst. Tot hoever de externe werking reikt, verschilt van geval tot geval, zodat dit niet als een zone op de kaart kan worden weergegeven.
In de SVWOL staat een afstandsnorm voor cultuur en aanzicht van landschap en dorp
vanwege de grootschaligheid van de windparken. Dit is in Gelderland niet aan de orde. De richtlijnen voor de uitwerpafstand voor een ‘afgebroken blad’, de uitsluitingszones vanwege wettelijke beperkingen en de aardgasleiding worden opgenomen als
aandachtsgebied op de kaart. Er zijn hier geen wettelijke beperkingen maar er is wel overleg
met leidingeigenaren nodig is om maatwerk voor plaatsing windturbines mogelijk te maken. Radarverstoringsgebieden liggen over bijna heel het land en vormen niet bij voorbaat
een belemmering voor de ontwikkeling van windturbines. Ze worden daarom niet op de kaart gezet. Er moet bij ontwikkeling van winturbines wel getoetst worden of er geen belemmering is voor de werking van de radar van defensie.
De kaart met initiatieven is indicatief; aanvragen worden getoetst aan de geldende wet- en regelgeving. Getalsmatig
De provincie werkt samen met de regio’s om met de betrokken gemeenten te spreken over hernieuwbare energie. Afstemming binnen een regio is van belang omdat de ruimtelijke impact van hernieuwbare energie vaak over gemeentegrenzen gaat. De uiteindelijke besluitvorming vindt plaats op gemeentelijk of provinciaal niveau.
De provincie wil in 2020 14% hernieuwbare energie op wekken. Daarvoor is zonne-energie, biomassa en windenergie nodig. Daaraan draagt ook de specifieke doelstelling voor
windenergie bij die de provincie in afspraken met het IPO en het Rijk heeft vastgelegd. De
provincie Gelderland heeft afgesproken om 230,5 MW te realiseren in 2020. Windenergie op
land is de meest kostenefficiënte vorm van hernieuwbare energie. Om in 2020 windturbines draaiend te hebben, moet nu gestart worden met de planvorming.
De provincie wil locaties niet opleggen, maar vraagt gemeenten en regio’s om mee te denken en locaties aan te dragen waarvoor draagvlak bestaat. Het proces
Het in samenhang ontwikkelen van windparken voorkomt vertraging, ook later in het
proces, bijvoorbeeld vanwege procedures bij de Raad van State. Het proces voor het bepalen
75
Commentaarnota – versie 2.0
van locaties van windparken in Gelderland wordt zo zorgvuldig mogelijk doorlopen, ook al is er tijdsdruk vanwege afspraken met het Rijk en het IPO. Specifieke situaties
a. De provincie gaat in overleg met de betreffende indieners, om te komen tot een gezamenlijke strategie voor de invulling van hernieuwbare energie.
b. Voor draagvlak bij de gemeenten zijn in alle regio’s windateliers georganiseerd. Waar dit niet leidt tot invulling van de afspraken tussen het IPO en het Rijk, wijst de provincie locaties aan voor windenergie.
c. Draagvlak is een belangrijk onderwerp bij windenergie. De aangegeven locaties in onderzoek zijn reeds lopende initiatieven of zijn met instemming van gemeenten
op de kaart aangegeven. Ook voor de verdere invulling van de doelstellingen van de
Omgevingsvisie wordt ingezet op draagvlak bij de gemeenten. Hiertoe zijn in alle regio’s windateliers georganiseerd. Indien dit niet leidt tot invulling van 230,5 MW in 2020
windenergie (de afspraken tussen IPO en het Rijk) wijst de provincie locaties aan waar windenergie gerealiseerd wordt. Betreft zienswijzen Particulieren: 01665861, 01668079 Organisaties: Overheden:
01655248
01659893, 01659876, 01662904, 01663185, 01677818
Beleidsthema: Energietransitie Onderwerp:
Windmolens in Waardevolle Open Landschappen
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in dat windmolens in Waardevolle Open Landschappen
niet gewenst zijn. Enkele indieners vragen specifieke locaties uit te sluiten voor windmolens, zoals de uiterwaarden, de bebouwde gebieden en het open gebied rond de Wylerbaan. Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De Omgevingsvisie geeft aan dat gebieden met kwetsbare ecologische en cultuurhistorische waarden uitgesloten zijn voor windturbines. Dit betreft ganzenfoerageergebieden, weidevogelgebieden en delen van de NHW.
In Waardevolle Open Gebieden zijn alleen windparken toegestaan, onder voorwaarde van een goed gemotiveerd landschappelijk ontwerp, omdat een ingreep in het open gebied
substantieel veel energie moet opleveren. Een goed ontworpen windpark kan betekenis kan geven aan het open landschap, ruimtelijk en functioneel.
76
Commentaarnota – versie 2.0
Betreft zienswijzen Particulieren: 01670765, 01666547, 01666556, 01671742, 01679924, 01680177, collectief 2 Organisaties: 01655248, 01674723, 01679906, 01665314, 01663734, 01665942, 01664757,
01664820, 01664855, 01664861, 01665314, 01666022, 01663734, 01664006,
Overheden:
01667322, 01670009, 01677778, 01670746, 01662063, 01671252, 01668529
01659893, 01667333, 01666059, 01667237, 01665495, 01666545, 01677818,
01665643, 01664073, 01667237, 01666563, 01665238
Beleidsthema: Energietransitie - windenergie Onderwerp:
Strekking van het beleid en lokale situaties
Inhoud van de zienswijzen: −− Indieners brengen standpunten in over windmolens in bosgebied, waaronder: er is geen draagvlak voor een experiment, er zijn genoeg alternatieven, het is ongewenst en er is een tegenstrijdigheid met paragraaf 3.2.2.1 van de Omgevingsvisie. Reactie: Diverse
gemeenten en natuurbeherende organisaties hebben tijdens de co-creatie aangegeven dat nader onderzoek naar de mogelijkheden van windmolens in bosgebieden wenselijk is. Er is geen sprake van een experiment, maar van nader onderzoek naar de mogelijkheid van windenergie in bos.
−− Indieners brengen standpunten in over windmolens en het landschap, waaronder: er moeten regels komen die rekening houden met landschappelijke inpassing van
windmolens in aangrenzende gemeenten en voor de maat van de windmolens, er moet een ‘ja mits’-norm komen voor de afstandseis van vier kilometer, of deze eis moet verwijderd worden, solitaire windmolens zijn ongewenst, windmolens die hoger zijn 150 meter
passen niet in het landschap, er moeten esthetisch-visuele eisen worden toegevoegd aan de Omgevingsverordening. Reactie: In de integrale ontwerpopgave moet aandacht zijn
voor de aard en schaal van het landschap en de wijze waarop het windpark en landschap
op elkaar reageren, waaronder de hoogte van de windturbines en de visuele interferentie tussen windparken (ook met aangrenzende gemeenten, provincies en Duitsland). De Omgevingsvisie en verordening worden hierop aangepast.
−− Indieners geven aan dat er reeds sprake is van lokaal beleid voor windenergie bij
gemeenten en dat hier onvoldoende rekening mee is gehouden in de Omgevingsvisie.
Reactie: Het beleid is tot stand gekomen in co-creatie met gemeenten tijdens het proces voor de Omgevingsvisie. Bij de realisatie van de doelstelling van 230, 5 MW wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met draagvlak bij gemeenten.
−− Verschillende indieners vragen om aanpassingen voor lokale situaties:
−− Indiener stelt dat Golfbaan Welderen ten onrechte is uitgesloten voor windenergie in verband met Vliegveld Deelen.
−− Indiener stelt dat de uitsluiting rondom Landgoed Bingerden te beperkt is ingetekend.
−− Indiener stelt dat de gestrande plannen voor windmolens langs de A15 een nieuwe kans verdienen.
−− Indiener stelt dat het bosgebied landgoed Nassau’s Oord ten onrechte niet is aangewezen als kansrijk voor windenergie.
−− Indiener verzoekt de Wageningse Berg te bestempelen als niet kansrijk vanwege elkaar tegensprekende uitkomsten van de verschillende onderzoeken.
−− Indiener verzoekt het gebied langs de A28 bij Knooppunt Hoevelaken aan te merken als uitsluitingsgebied.
−− Indiener verzoekt om het gebied van de woonlocatie Nijkerkerveen uit te sluiten voor windenergie en een geluidsscherm te plaatsen vanwege overlast op de A28.
−− Indiener stelt dat er in Tiel maar twee geschikte locaties zijn voor wind: Avri en Medel.
77
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indiener verzoekt om in het buitengebied van Ermelo geen windenergie toe te staan. −− Indieners stelt dat het gebied rondom Netterden natuurwaarden heeft en voldoende kwaliteit heeft om als GNN, GO, Waardevol Open Landschap of vide te worden aangewezen en niet voor windenergie.
−− Indiener verzoekt het terrein Royal Lovink Industries te Terborg wel aan te wijzen als geschikt voor wind.
−− Indiener stelt dat het gebied rondom de A12 geschikt is voor windenergie; het gebied is toch al verstoord.
−− Indiener verzoekt het gebied langs de A15 in het onderzoek op te nemen.
−− Indiener vindt een aantal aangewezen gebieden in de gemeente Rheden niet geschikt voor windenergie.
−− Indiener vindt uitsluiting van een aantal gebieden in de gemeente Buren voorbarig; uitsluiting van de bebouwde kom Lingemeer is op zijn plaats.
−− Indiener vindt de aangegeven gebieden in de gemeente Heerde en het gebied bedoeld voor de hoogwatergeul Veessen Wapenveld niet geschikt voor windenergie; dit zijn
kleinschalige gebieden met relatief veel woningen. Indiener acht alleen bedrijventerrein Hattemerbroek geschikt.
−− Indiener gaat ervan uit dat de aanduiding uitgesloten locaties niet geldt voor
businesspark IJsseloord II en verzoekt aanpassing van de Omgevingsverordening hierop.
−− Indiener vindt dat Zaltbommel te veel locaties in de Omgevingsvisie heeft - het enige
kansrijke gebied ligt tussen A2 en spoorlijn - en verzoekt aanpassing van de kaart hierop.
−− Indiener verzoekt verplaatsing van de paarse stip op de kaart Windenergie van onderzoekslocatie Bijvanck naar de juiste locatie.
−− Indiener vindt dat het plaatsen van 9 windmolens van 100 m hoog bij Medel veel
ruimtelijke kwaliteit vernietigt en vraagt om in te zetten op energietransitie die zich beter laat schikken met vrijetijdseconomie.
−− Indiener wil geen windmolens in waardevolle open landschappen en bij watersportgebieden.
−− Indiener stelt dat het Winterswijkse buitengebied zich niet leent voor hoge windmolens. −− Indiener verzoekt windturbines wel mogelijk te maken binnen NHW.
−− Reactie: Het beleid ten aanzien van windenergie is voor een belangrijk deel gebonden aan wettelijke bepalingen. Hierdoor zijn bepaalde gebieden uitgesloten. Dit geldt
ook voor gebieden met doelen en kwaliteiten die vanuit andere beleidssectoren niet te combineren zijn met windparken.
−− Indiener wil een verklaring voor de gemeente Ede dat windmolens tot 15 meter in het
buitengebied overal geplaatst kunnen worden conform de afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan.
−− Indiener wil graag weten vanaf welke maat in de gemeente Barneveld de voorwaarden voor solitaire windmolens in werking treden.
−− Indiener vindt dat randvoorwaarden voor de Stadsregio ook niet belemmerend mogen zijn voor kleinschalige, microturbines.
−− Reactie: De teksten in de Omgevingsvisie en verordening worden aangepast. Er wordt
duidelijk gemaakt welke beleidsteksten betrekking hebben op welke klasse windturbines (hoger dan 60 meter, tussen 25 en 60 meter en lager dan 25 meter). Verder beleid voor solitaire windturbines en kleine windturbines wordt geformuleerd in de Windvisie.
−− Indiener vraagt aandacht voor Flora en faunawet-populaties en om nadere informatie
over de mer-plicht. Reactie: Bij concrete initiatieven vindt toetsing plaats aan de Flora-
en faunawet en aan de gevolgen van het plaatsen van windturbines voor dierpopulaties
zoals vleermuizen. De Minister van Economische Zaken is bevoegd gezag voor de Flora- en Faunawet. Voor nadere informatie over de mer-plicht: zie de website van agentschap NL.
78
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indiener stelt dat definities van de nationale windmolenrisicokaart onderdeel moeten
zijn van de Omgevingsvisie en verordening. Reactie: De nationale windmolenrisicokaart geeft risico’s aan voor de plaatsing van windmolens in relatie tot vogels. Het betreft geen wettelijke beperking, daarom is deze kaart niet als een uitsluitingskaart in de Omgevingsvisie opgenomen.
−− Indiener verzoekt het inzetten van wisselgeld. Als de provincie voldoet aan de wens van
de Duits-Emmerichse Nabu en Bund van een 2 km brede windturbinevrije zone op Gelders (Netterdens) grondgebied direct naast het Emmerichse FFH Gebiet (Natura2000), dan
kan provincie weer afdwingen dat de Emmerichse buurgemeente de huidige Emmerichse windparken beperkt.
−− Een andere indiener vraagt geen verdere uitbreiding van zes bestaande molens aan Duitse zijde vanwege het ontbreken van een planschaderegeling.
−− Reactie: Bij windparken met mogelijk grensoverschrijdende effecten heeft de provincie geen formele bevoegdheden. De provincie heeft wel een adviserende rol en is hierover in gesprek met de betreffende bevoegde gezagen. In de Passende Beoordeling bij de
Omgevingsvisie is aangegeven welke Natura2000-gebieden buiten de grenzen van de
provincie van belang kunnen zijn in de beoordeling (zie ook pag. 5 Passende Beoordeling). De genoemde gebieden “Unterer Niederrhein” en “Hetter-Millinger Bruch” zijn hierin ook benoemd. In relatie tot de voorgenomen beleidwijzigingen is het niet waarschijnlijk dat
voor deze gebieden risico’s optreden in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen. Het
project voor windmolens bij Den Tol kent een eigen procedure en onderzoeksverplichting. Uit dat onderzoek moeten eventuele grensoverschrijdende effecten duidelijk worden en
moet duidelijk worden of deze effecten kunnen worden beperkt of voorkomen. Het past
niet bij het abstractieniveau van de Omgevingsvisie om hierover uitspraken te doen. De provincie gaat ook geen aanvullende bufferzones rondom natuurgebieden aanwijzen,
omdat bij elk project onderzoek moet uitwijzen of er sprake is van (significant) negatieve effecten en mogelijkheden om deze effecten te beperken of te voorkomen.
−− Indiener verzoekt om een toetsingskader voor gemeenten te ontwikkelen (cumulatie
geluidsbronnen) om te helpen bij bestemmingswijzigingen naar windpark. Reactie: De
provincie ontwikkelt geen toetsingskader; wel ondersteunt de provincie gemeenten bij het wijzigen van het bestemmingsplan voor windparken.
−− Indiener verzoekt om een bindende richtlijn in de Omgevingsvisie en verordening op te
nemen, omdat in het Streekplan drie zoekgebieden voor windenergie waren opgenomen nabij Netterden die de betreffende gemeente negeerde. Reactie: De Omgevingsvisie laat de zoekgebieden los; in de Omgevingsverordening worden locaties waarover overeenstemming bestaat met gemeenten bindend ruimtelijk vastgelegd.
−− Indiener verzoekt om het advies van PRO, Gelders Genootschap en erfgoedvereniging
Heemschut te betrekken in de Omgevingsvisie. Reactie: PRO - voorheen PCFL - is betrokken bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie en verordening; ook de andere genoemde partijen zijn uitgenodigd in het proces co-creatie.
−− Indiener vindt het ongewenst dat de gemeente bevoegd is om vergunningen te verlenen;
de bevoegdheid moeten terug naar provincie. Reactie: De bevoegdheidsverdeling tussen de bestuursorganen vloeit voort uit de wet, in dit geval de Elektriciteitswet.
Gevolgen voor Omgevingsvisie De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie.
−− De beschrijving over onderzoek naar windenergie in bos wordt aangepast en in overeenstemming gebracht met paragraaf 3.2.2.1,
−− Er wordt duidelijk gemaakt welke beleidsteksten betrekking hebben op welke klasse
79
Commentaarnota – versie 2.0
windturbines (hoger dan 60 meter, tussen 25 en 60 m en lager dan 25m). Gevolgen voor de kaarten De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
−− Omdat de kwalitatieve methode voor de afweging rond windmolens de voorkeur verdient, wordt de afstandseis verwijderd uit de Omgevingsverordening.
Gevolgen voor de agenda van de provincie De provincie gaat daar waar bij gemeenteraden draagvlak is voor de ontwikkeling van
windturbines in natuur samen met haar partners onderzoeken of dit mogelijk is en wat
daarvoor nodig is. Dit doet de provincie op verzoek van een gemeente of initiatiefnemer in 2013 en 2014.
In een in 2014 apart op te stellen Windvisie wordt ook het beleid geformuleerd voor solitaire windturbines. Er wordt bij het uitwerken van de Windvisie tevens een MER opgesteld. Toelichting Betrokken partijen kunnen in de Gebiedenatlas of in een kwaliteitsatelier verder ingaan op de betreffende gevallen en ambities. De provincie werkt hier graag aan mee. Verdere specificatie in de tekst van de Omgevingsvisie is niet aan de orde vanwege het beoogde
abstractieniveau van de Omgevingsvisie, en omdat de Omgevingsvisie geen directe oplossing biedt voor specifieke gevallen.
Locaties waar de provincie windenergie actief ondersteunt, staan vermeld op de
Energiekaart. In de witte gebieden sluit de provincie de ontwikkeling van windenergie
niet uit, maar moeten de gemeenten zich nog uitspreken over mogelijke ontwikkeling van windparken. Het beleid wordt in overleg met gemeente nader uitgewerkt in de Windvisie. Betreft zienswijzen Particulieren: -
Organisaties: 01671252 Overheden:
01669164, 01669508, 01666277, 01666563
Beleidsthema: Energietransitie - algemeen Onderwerp:
Strekking van het beleid
Inhoud van de zienswijzen: Indieners verzoeken aandacht voor de volgende zaken.
−− Indiener verzoekt om nauwere samenwerking met de gemeente Arnhem.
−− Indiener mist een verwijzing naar Groene Kracht en Groene Hub van de Stadsregio Arnhem Nijmegen en verzoekt om meer samenhang met logistiek en mobiliteit in de Duurzame Transportcorridor Betuwe.
−− Indiener vraagt aandacht voor ontwikkelingen van EMT in Nijmegen.
−− Indiener vraagt of de provincie openstaat voor keuzes van de gemeente Duiven met betrekking tot duurzame energie.
−− Indiener pleit voor enkel duurzame energie en zeker geen kernenergie.
Reactie: De verzoeken tot samenwerking worden gehonoreerd. De voorstellen voor teksten en kaart worden overgenomen.
80
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie.
−− Als doelstelling voor hernieuwbare energie staat in tekst foutief 30-34.000 Megajoule. Dit moet zijn 20-24 Petajoule.
−− Verwijzingen naar Groene Kracht en Groene Hub worden in tekst opgenomen. Logistiek en mobiliteit zijn onderdeel van DTB, is in tekst geëxpliciteerd. Bij de EMT-sector wordt naar gehele regio verwezen.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat de nadere samenwerking en de aanpak met de routekaart verder
uitwerken. In de aanpak met de routekaart van de Omgevingsvisie worden de betreffende
doelstellingen zo veel mogelijk gerealiseerd door aan te sluiten bij de lokale ambities en die te versterken.
Betreft zienswijzen: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01665342
01665379
Beleidsthema: Energietransitie Onderwerp:
Waterkracht
Inhoud van de zienswijzen: Een indiener mist ambities voor waterkracht. Een andere indiener verzoekt het project
Overstroom op te nemen en om waterkracht uit rivieren te benutten. Reactie: De provincie heeft geen specifiek beleid voor waterkracht omdat de doelbijdrage daarvan aan de
energietransitie in Gelderland minimaal is. Lokale projecten kunnen gebruik maken van het algemene instrumentarium van de provincie (subsidieregelingen, fondsen en community of practice van lokale energiebedrijven). Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01669549, 01664439, 01674724 Overheden:
81
01665238
Commentaarnota – versie 2.0
Beleidsthema: Energietransitie Onderwerp:
Energiebesparing
Inhoud van de zienswijzen: Indieners van zienswijzen brengen het volgende in.
−− Indiener vraagt om meer aandacht voor energiebesparing, met name in de huursector.
−− Indiener heeft bezwaar tegen de invulling van energieneutraliteit van de regio Achterhoek; minder energie verspillen is ook een optie.
−− Volgens indiener bieden investeringen in energiebesparingsmaatregelen in de bebouwde omgeving een belangrijke kans om economische belangen van de korte termijn aan de
lange termijn. Op de korte termijn levert dit banen op en op de lange termijn een bijdrage
aan de realisatie van de energiedoelstellingen. Hier hoort een overheid bij die, samen met partners, faciliteert, coördineert en ook financiert.
−− Indiener vraagt om ondersteuning van lokale energiecoöperaties.
−− Indiener vraagt of de provincie ook een ondernemende rol voor zonne-energie kan pakken. Reactie: Energiebesparing is een essentieel onderdeel van energietransitie. Er wordt relatief weinig tekst aan besteed in de Omgevingsvisie omdat dit weinig ruimtelijke consequenties
heeft en niet of nauwelijks interfereert met andere beleidsthema’s. De Omgevingsvisie en de agenda van de provincie worden hierop aangepast.
Ondernemen met zonne-energie is voor ondernemers; de provincie heeft fondsen en subsidieregelingen die deze ondernemers kunnen ondersteunen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Het belang van energiebesparing en aanpassing wordt nader geaccentueerd. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat samen met haar partners verkennen hoe de huursector specifiek
ondersteund kan worden. De provincie heeft energiebesparing in de woningvoorraad hoog in
het vaandel. Zij investeert momenteel in energiebesparing (subsidies) via de Isolatieregeling. Ook heeft zij een project in ontwikkeling in het kader van de Investeringsimpuls (subsidies) met de bedoeling om een groot aantal sociale huurwoningen energetisch te verbeteren. Tevens is een project in ontwikkeling om leningen te verstrekken (provinciaal geld)
aan particuliere woningeigenaren om woningen te verbeteren naar “energie nul”. Over investeringen na 2015 valt op dit moment nog niets te zeggen. Betreft zienswijzen Particulieren: 1704448
Organisaties: 01664439, 01668529, 01671258 Overheden:
01668814, 01666059, 01669854, 01667237, 01665643, 01664073, 01662879,
01665372
Beleidsthema: Energietransitie Onderwerp:
82
Biovergisting – strekking en specifieke situaties
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen brengen in de volgende verzoeken en observaties in: −− Maak de beleidslijn voor biovergisting breder en betrek alle mestgerelateerde
verwerkingsprocessen; dit om positieve ontwikkelingen niet in de kiem te smoren.
−− Mestvergistingsinstallaties zijn minder duurzaam dan men wil doen geloven. Het betekent een druk mestverkeer dat juist energie kost. Energiebesparing is effectiever en efficiënter. Er zijn goede kansen voor energieteelt zoals ‘stoken op streekhout’.
−− Verduidelijk de voorwaarden in de Omgevingsverordening waaronder - in de
bestemmingsplannen voor het buitengebied - biovergisters worden toegestaan; de
voorwaarden zijn nu ruimtelijk niet relevant, niet toetsbaar en niet handhaafbaar.
−− Verruim de voorwaarden voor biovergistingsinstallaties. De gedetailleerde en beperkende kaders in visie en verordening zetten een rem op innovaties.
−− Denk aan art. 2.8.3.1, lid 1 sub b in relatie tot punt 2 in par. 3.2.3.2 van de
Omgevingsvisie, waardoor het digistaat moet worden afgezet bij bedrijven die de mest hebben afgezet. Dit zijn nu juist intensieve bedrijven met te weinig grond om het digistaat te kunnen uitrijden.
−− Denk aan de eis dat deze installaties op het bouwblok een plek moeten krijgen. Daar
is vaak onvoldoende plek. Sta daarom ook installaties toe aansluitend op een bestaand agrarisch bouwblok.
−− De locatiekeuze voor lokale buurtvergisters is geen taak voor de provincie, maar van gemeenten.
Reactie: De Omgevingsvisie en –verordening worden hierop aangepast zoals hieronder bij gevolgen is beschreven.
Indieners brengen de volgende specifieke zienswijzen rond de Elektriciteitscentrale Gelderland in.
−− Indiener maakt bezwaar tegen bijstook van biomassa in de Elektriciteitscentrale
Gelderland als duurzaam en als vorm van hernieuwbare energie. Mocht de centrale inderdaad in 2015 sluiten, dan moet dit in de Omgevingsvisie vermeld.
−− Indiener mist in de Omgevingsvisie de gevolgen voor luchtkwaliteit, gezondheid en
klimaat van de activiteiten van de Elektriciteitscentrale Gelderland. Hiervoor worden kostenberekeningen aangevoerd. Indiener maakt bezwaar tegen het feit dat in de
Omgevingsvisie niet is te lezen waar biomassa (uitkomst routekaartproces) verstookt gaat worden.
−− Indiener mist bij het onderwerp energietransitie de Elektriciteitscentrale Gelderland in
Nijmegen. In de visie wordt gemist hoe fossiele energie wordt uitgefaseerd en in relatie
hiermee wanneer de vergunningen voor de Elektriciteitscentrale aflopen. Verder vraagt indiener om strenge controle op het aflopen van de vergunningen.
Reactie: Of de bijstook ook als duurzaam gezien kan worden, is een vraag die onder meer
afhangt van waar de verstookte biomassa vandaan komt. De Omgevingsvisie ziet decentrale
opwekking van hernieuwbare energie als duurzaam. De provincie heeft geen directe invloed op openhouding of sluiting van de Elektriciteitscentrale. Het gebruik van biomassa als
hernieuwbare energiebron is divers. Vaak gaat het om regionale verwerking bijvoorbeeld in houtkachels.
−− Indiener maakt bezwaar tegen de invulling van energieneutraliteit van de regio
Achterhoek. Waarom blijven AGEM en BION beperkt tot Achterhoek? En, AGEM zou
niet toegestaan zijn door de NMA. Initiatieven voor alternatieve energie zijn niet goed
onderbouwd, een speciaal netwerk voor biogas lijkt weinig duurzaam. In ander gebieden zijn al voorbeelden van mestvergisting met zeer matig succes.
Reactie: AGEM en BION worden specifiek bij de Achterhoek genoemd omdat ze daar sterk
83
Commentaarnota – versie 2.0
vertegenwoordigd zijn. Vergisting van biomassa, waaronder mest, kan een grote bijdrage leveren aan de doelstelling voor hernieuwbare energie. In de wijze waarop dat gebeurt,
zijn nog veel ontwikkelingen. Daarin liggen kansen om duurzame vergisting mogelijk te maken.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de volgende strekking:
De beleidslijn ten aanzien van biovergisters zal verbreed worden tot alle mestgerelateerde
verwerkingsprocessen. Het kan ook om mestscheidingstechnieken gaan die niet gerelateerd zijn aan energieopwekking.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
De voorwaarde dat de meststof organisch moet zijn, wordt uit de regeling geschrapt. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Aangezien stromen vaak binnen een regio of daarbuiten plaatsvinden, is een regionale of
intergemeentelijke afweging nodig. Binnen de provinciale kaders kunnen de gemeenten zelf nadere afwegingen maken over de locatiekeuze.
Verwerking van de mest moet op lokaal niveau plaatsvinden, en bij grotere
transportafstanden moet gezocht worden naar een goed ontsloten locatie met mogelijkheden tot afzet van restwarmte.
Voor initiatieven waarbij de mest niet uit de directe omgeving komt of wordt afgezet, moet aan de hand van de voorkeursvolgorde naar een geschikte locatie worden gezocht. Als er elders geen goede locaties zijn, kan vestiging in het buitengebied alsnog plaatsvinden.
Het bouwperceel kan vergroot worden als hier argumenten voor zijn, bijvoorbeeld als elders redelijkerwijs geen ruimte binnen het bouwblok is voor een mestverwerkingsinitiatief.
84
Commentaarnota – versie 2.0
Vrijetijdseconomie Betreft zienswijzen (per onderwerp): Perspectief en doorontwikkeling: Particulieren: 01668860, 01679924,
Organisaties: 01671252, 01679274, 01666022, 01679906, 01668529 Overheden:
01662904, 01664075, 01659876, 01669854, 01666694, 01668814, 01666320,
01665643, 01667297, 02679924, 01673675, 01677818, 01670724, 0166549,
01665372, 01666462, 01667237, 01662096, 01673675, 01665238, 01664075, 01662069, 01664849 Beleidsthema: Vrijetijdseconomie Onderwerp:
Perspectief en doorontwikkeling, ruimtelijke ontwikkelmogelijkheden
Inhoud van de zienswijzen: Perspectief en doorontwikkeling
De betreffende zienswijzen brengen in dat:
−− de Omgevingsvisie meer aandacht moet besteden aan regionale ambities voor vrijetijdsontwikkeling.
−− ook (niet-ruimtelijke) instrumenten de vrijetijdseconomie bevorderen. Bijvoorbeeld
promotie en marketing, digitale infrastructuur, kennisontwikkeling-ondersteuning van bedrijven.
−− Regionale Bureaus voor Toerisme (RBT) hierin een rol kunnen spelen.
−− in Rivierenland nadrukkelijk een aanvulling nodig is van het aanbod van
verblijfsaccommodatie op het gebied van de zakelijke markt en een bungalowpark.
−− voor economische ontwikkelingen in het landelijk gebied (landbouw, recreatie) zou de Omgevingsvisie moeten uitdragen dat de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied
erop vooruit gaat. Bij schaalvergroting zou een ondernemer dan ook een impuls aan de landschappelijke kwaliteit moeten geven.
−− de vrijetijdseconomie verder moet worden ontwikkeld. Stel hierbij economie niet boven
cultuur en cultuurhistorie. Dagrecreatieterreinen dienen gratis bezocht te kunnen worden en een traumahelikopter mag niet beperkt worden in het aantal vliegbewegingen.
Reactie: De provincie biedt ruimte aan kwaliteitsverbeteringen en innovatie van
recreatiebedrijven en wil tegelijk zorgvuldig omgaan met de ruimte. Leegstand en verpaupering in de bestaande voorraad moeten worden voorkomen en een goede
inpassing is nodig. De bijzondere natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in Gelderland staan centraal. De provincie gaat in het kader van de uitvoering van de
Omgevingsvisie de kansen en uitdagingen voor de vrijetijdseconomie in de regio met
partners concreter uitwerken. In de uitvoering van de opgaven voor (regionale) impulsen voor vrijetijdseconomie ziet de provincie een rol voor anderen om daar invulling aan te
geven. Een ontwikkelagenda voor vrijetijdseconomie kan per regio verschillen. Zij wil hier graag in ondersteunen. Zo zijn er subsidies beschikbaar, mede op basis van het Actieplan Vrijetijdseconomie dat GS in 2012 hebben vastgesteld. Ruimtelijke ontwikkelmogelijkheden Indieners geven aan dat:
−− de Omgevingsvisie geen beleidsuitwerking geeft voor de ruimtelijke gevolgen van de ontwikkelmogelijkheden voor de vrijetijdseconomie,
−− zij willen meedenken over de prioriteiten en keuzen voor ontwikkelruimte in de recreatiegebieden en elders, en over de invulling van compensatiepoules,
85
Commentaarnota – versie 2.0
−− zij zich zorgen maken over de versnippering, met te veel kleine recreatiebedrijven, en de gevolgen daarvan voor het landschap,
−− dat verblijfsrecreatieterreinen geen stedelijk functie betreffen maar een landelijke ontwikkeling.
Reactie: De provincie werkt eraan dat er specifiek voor de vrijetijdseconomie een goede
uitwerking wordt gemaakt van de toepassing van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik
bedoeld als afwegingsintrument voor nieuwe stedelijke functies. Tegelijk wil de provincie in
gesprek blijven met partners over hoe nieuwe iniatiatieven zich verhouden tot het bestaande. Recreatievoorzieningen in het buitengebied kennen een bijzonder karakter. Het zijn
landelijke functies in de zin dat een locatie in het landelijk gebied ligt. Tegelijk kunnen het stedelijke functies zijn in de zin van een mogelijke impact op de natuur. Specifieke situaties
a. Defensie geeft aan dat er geen sprake kan zijn van het toegankelijk maken van
Defensieterreinen die dat nu nog niet zijn. Een aantal terreinen is onder voorwaarden, incidenteel, toegankelijk.
b. Indiener vraagt zich af of het in paragraaf 3.3.5 genoemde “bevaarbaar maken van de Linge” ook geldt voor het grondgebied van de gemeente.
c. Indiener stelt vragen over de positie en ontwikkelmogelijkheden van recreatiebedrijven in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Moeten
bedrijven bijvoorbeeld bijdragen aan de kernkwaliteiten van de GO? Kan de compensatie in het GNN beperkt blijven tot 1:1? Kan de verevening bij de provincie worden gelegd in plaats van bij gemeenten?
d. Indiener stelt vragen over hoe de provicie omgaat met de verstoring van recreatiebedrijven in GNN en vooral N2000-gebieden.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie:
−− een verwijzing naar de inzet van andere dan ruimtelijke instrumenten,
−− ook de provincie ziet mogelijkheden voor de toeristische sector en om de kansen in deze sector te vergroten,
−− de provincie ondersteunt bedrijven die aan innovatieve toeristische en recreatieve
producten werken zoals aangegeven in het Actieplan Vrijetijdseconomie vastgesteld in 2012,
−− de antwoorden over verevening en compensatie in het GNN en GO zijn te vinden in de Commentaarnota, bij het onderdeel ‘Natuur’ (PM volgt),
−− de ontwikkeling en/of uitbreiding van verblijfsrecreatiebedrijven kan verstorende invloeden hebben op daarvoor gevoelige soorten en habitats. Het door de indiener
genoemde rapport van Alterra geeft een duidelijke en concrete beschrijving van de mogelijke negatieve effecten van recreatieve activiteiten op Natura2000waarden,
gerelateerd aan kwetsbaarheid van soorten en habitats. Daaruit blijkt, dat deze effecten
zeer verschillend zijn en in een aantal gevallen minder dan wellicht werd verondersteld. Voorts geeft dit rapport een aantal praktische handelingsperspectieven om mogelijke effecten te voorkomen, verzachten of te compenseren. Bij vergunningverlening in
het kader van de Natuurbeschermingswet en bij ruimtelijke procedures wordt door de provincie rekening gehouden met de uitkomsten van het genoemde rapport.
86
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
−− De definitie van bedrijfsmatige exploitatie is aangepast conform de definitie die de provincie Noord-Brabant hanteert.
−− Onjuiste aanduidingen van recreatiegebieden en routes op de kaarten zijn gecorrigeerd. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Ruimtelijke ontwikkelmogelijkheden
Het concreet maken van de ruimtelijke impact van ontwikkelingen in de vrijetijdseconomie
vraagt om een nadere uitwerking in de praktijk met oog voor de kansen voor de sector en voor
de impact op de omgeving. De provincie start in 2014 met betrokkenen een traject om recht te doen aan de relatie tussen nieuwe toevoegingen en de bestaande voorraad en kwaliteit. Specifieke situaties
De provincie onderkent de stellingname van Defensie over de toegankelijkheid van defensieterreinen. Toelichting: Perspectief en doorontwikkeling
De genoemde (niet-ruimtelijke) instrumenten staan in het Actieplan Vrijetijdseconomie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten in 2012. Ruimtelijke ontwikkelmogelijkheden
De ruimtelijke implicaties van ontwikkelingen in de vrijetijdseconomie vragen per geval om beoordeling in het kader van het (toelatings)beleid van het GNN en de GO. Vooral de relatie
tot de kernkwaliteiten is daarbij aan de orde. Bij de afweging van prioriteiten en keuzen bij
recreatiegebieden hebben de gemeenten hun eigen rol en bevoegdheden in het kader van de Wro. De beoordeling van initiatieven laat de provincie primair over aan de de gemeenten. Onderzoek en objectieve informatie ontbreken om eensluidende conclusies te kunnen
trekken over eventuele wildgroei van recreatiebedrijven. Om dit niet enkel van geval tot geval te beoordelen wordt in 2014 met betrokkenen een traject gestart om recht te doen aan de relatie tussen nieuwe toevoegingen en de bestaande voorraad en kwaliteit. Specifieke situaties
a. In zijn algemeenheid is er aandacht gevraagd voor een goede toegankelijkheid van gebieden. De Omgevingsvisie ziet niet op het al dan niet toegankelijk maken van Defensie-terreinen.
b. Dit voornemen - “bevaarbaar maken van de Linge” - geldt voor het westelijk gedeelte van Linge en Korne tot aan Buren.
Betreft zienswijzen: Particulieren: 016665379
Organisaties: 01666700, 01663801, 01670883, 01659873 Overheden:
87
01662904, 01665238, 01662879, 01666320, 01659893, 01663185, 01662069,
01665372, 01664849
Commentaarnota – versie 2.0
Beleidsthema: Vrijetijdseconomie Onderwerp:
Definitie bedrijfsmatige exploitatie, planologische bescherming toeristische
routes
Inhoud van de zienswijzen: Definitie bedrijfsmatige exploitatie
De betreffende zienswijzen maken bezwaar tegen de definitie van bedrijfsmatige exploitatie, die de verhuur aan jaarlijks terugkerende gasten onmogelijk maakt (de definitie spreekt van ‘wisselend gebruik’). Een definitie als in de notitie “Onrechtmatige bewoning van
recreatiewoningen” (VNG, VROM) of in de verordening van de provincie Noord-Brabant ware een betere.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Planologische bescherming toeristische routes
De betreffende zienswijzen vragen om planologische bescherming van toeristische
routes, en om uitwerking van de wijze waarop dit moet worden geregeld. Verder pleiten de zienswijzen ervoor dat de Omgevingsvisie ook aandacht besteedt aan andere routes
dan de langeafstandswandelroutes en langeafstandsfietsroutes: fietsroutenetwerken, wandelkeuzenetwerken, regionale routes. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Kaartcorrecties recreatie
De betreffende zienswijzen doen voorstellen om op kaart 4, Recreatie, bij de Omgevingsvisie recreatiegebieden toe te voegen en om onterechte aanduidingen van een recreatiegebied en een onjuist tracé van een route te verbeteren. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
−− De definitie van bedrijfsmatige exploitatie is aangepast conform de definitie die de provincie Noord-Brabant hanteert.
−− Onjuiste aanduidingen van recreatiegebieden en routes op de kaarten zijn gecorrigeerd. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Planologische bescherming toeristische routes
De provincie laat de verantwoordelijkheid voor de planologische verankering van toeristische routes aan gemeenten. Er is niets vastgelegd in de Omgevingsverordening. Wel is het
een onderwerp waarvoor de provincie bij de begeleiding van gemeentelijke planvorming aandacht zal vragen. Toelichting Definitie bedrijfsmatige exploitatie
Het is niet de bedoeling om recreatieve verhuur van recreatiewoningen aan jaarlijks
terugkerende gasten onmogelijk te maken. De definitie van bedrijfsmatige exploitatie wordt aangepast conform de definitie die de provincie Noord-Brabant hanteert
88
Commentaarnota – versie 2.0
Kaartcorrecties recreatiegebieden
Op de kaart zijn alleen de recreatieterreinen aangeduid een (boven)regionale functie hebben. De overige recreatieplassen en -terreinen hebben voornamelijk een lokale functie en vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Onjuiste aanduidingen van recreatiegebieden en –routes op de kaarten worden gecorrigeerd. Planologische bescherming toeristische routes
Het tracé van dit soort routes wordt vastgelegd na intensief onderzoek en overleg met betrokkenen en is slechts in geringe mate aan veranderingen onderhevig. Intensief
onderzoek en overleg gelden ook voor nieuwe ontwikkelingen en incidentele wijzigingen
in de tracés. Door deze routes expliciet op te nemen in bestemmingsplannen is dit belang duidelijk geborgd en komt dit belang ook in beeld als nieuwe ontwikkelingen aan de
orde zijn. De aandacht voor en eventuele bescherming van overige (regionale en lokale) routenetwerken valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
89
Commentaarnota – versie 2.0
90
Commentaarnota – versie 2.0
Luchtvaart Betreft zienswijzen (per onderwerp) Particulieren: 01667697, 01665327
Organisaties: 01669549, 01679567, 01668111, 01680171 Overheden:
01667333, 01662879
Beleidsthema: Luchtvaartterreinen Onderwerp:
Vliegverkeer Teuge, (geluid)hinder Teuge, Lelystad Airport
Inhoud van de zienswijzen: Vliegverkeer Teuge
De betreffende zienswijzen verzoeken om het aantal vliegbewegingen op vliegveld Teuge terug te brengen en niet uit te breiden. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Geluidhinder Teuge
De betreffende zienswijzen:
a. verzoeken de provincie om de aanbevelingen van het rapport van de Regionale Milieuraad Oost-Veluwe olv H.E. Zweers (1976) op te volgen;
b. verzoeken de provincie om een motivering voor de beleidswijziging die de uitbreiding van vliegveld Teuge is;
c. verzoeken de provincie om expliciet grenzen te stellen aan de groei van vliegveld Teuge, en om uit te spreken dat de huidige geluidhinder moet worden verminderd; hiervoor
is onderzoek nodig naar de werkelijke geluidsbelasting, de ervaren hinder rond Teuge en de belangen van omwonenden voordat in 2014 een nieuwe vergunning voor Teuge wordt afgegeven; hiervoor is bovendien een vliegtuigvolgsysteem nodig waarmee de luchtvaartpolitie handhavend en verbaliserend kan optreden;
d. geven aan het te betreuren dat er voor de Omgevingsvisie geen overleg heeft
plaatsgevonden met de Commissie Regionaal Overleg Teuge en met het Platform Vlieghinder Teuge.
e. geven aan dat de voorziene uitbreiding van luchthaven Teuge (te) belastend is voor het
Natura2000-gebied rond Brummen en strijdig is met het beleid voor klein vliegverkeer en natuur, en dringen daarom aan op naleving en handhaving van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart-richtlijn .
f. roepen de provincie op randvoorwaarden te stellen aan de uitbreiding van vliegveld Teuge.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Lelystad Airport
De betreffende zienswijzen verzoeken om uitleg over hoe keuzes voor verplaatsing van het vliegverkeer tot stand komen, en of en wanneer de regio en gemeenten daarbij worden betrokken.
Verder verzoeken indieners om het standpunt van de provincie over de uitbreiding van Lelystad Airport en de verlegging van laagvliegroutes van Defensie. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
91
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De ambtelijke en bestuurlijke aanwezigheid bij de Alderstafel van Lelystad (overlegtafel over de toekomst van de luchthaven Lelystad met bijbehorende werkgroepen) voor afstemming over Lelystad Airport zal worden geïntensiveerd. Toelichting Vliegverkeer Teuge
De bestuurlijke discussie over de toekomst van luchthaven Teuge moet nog beginnen. Deze is mede afhankelijk van de (nu nog ongewisse) consequenties van de omvorming van Lelystad Airport tot regionale luchthaven voor passagiersvervoer. Geluidhinder Teuge
a. Het bedoelde rapport is niet bekend bij de provincie, maar is ter bestudering opgevraagd bij het Platform Vlieghinder Teuge.
b. Er is nog niets besloten over de toekomstige ontwikkelingsruimte van luchthaven Teuge, en evenmin over het (laten) uitvoeren van onderzoek op dit punt.
c. Er zijn nog geen beslissingen genomen over het al dan niet wijzigen van het provinciale beleid over de huidige en toekomstige geluidbelasting en ontwikkelingsruimte van Teuge.
d. Een dergelijk onderzoek is in een eerder stadium al eens overwogen door de provincie
en door de toenmalige wettelijke milieucommissie, maar is destijds beargumenteerd afgewezen (in de Commissie-28 Teuge op 20 oktober 2008). Nagegaan zal worden in hoeverre er aanleiding is om de destijds gekozen lijn te heroverwegen.
e. De optie van een vliegtuigvolgsysteem is onderzocht, maar verworpen. De nu beschikbare systemen bieden geen basis voor de luchtvaartautoriteiten om handhavend op te treden.
f. Gedeputeerde Meijers is op 23 mei 2013 te gast geweest bij de Commissie Regionaal Overleg Teuge, en heeft daar toegelicht hoe dit onderwerp wordt benaderd in de
Omgevingsvisie. Bovendien heeft zij op 30 september 2013 een kennismakingsgesprek
gehad met twee vertegenwoordigers van het Platform Vlieghinder Teuge. De provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van Teuge is verwoord in paragraaf 3.3.7 ‘Luchtvaartterreinen’ van de Omgevingsvisie.
g. Intern onderzoek (bureaustudie door materiedeskundigen) wijst uit dat de
instandhoudingsdoelstellingen in het bedoelde Natura2000-gebied niet significant
worden geschaad door het vliegverkeer van en naar luchthaven Teuge. De KNVvL-richtlijn betreft overigens een afspraak op strikt vrijwillige basis, zonder enige juridische status. Handhaven op de naleving van die richtlijn kan dus niet aan de orde zijn.
De bestuurlijke discussie over de toekomst van luchthaven Teuge moet nog van start gaan. Dit is mede afhankelijk van de consequenties van de omvorming van Lelystad Airport tot regionale luchthaven voor passagiersvervoer. Voor beslissingen over de
ontwikkelingsmogelijkheden van Teuge is het nu nog te vroeg. Overigens liggen de
randvoorwaarden voor ontwikkeling van het vliegveld Teuge liggen vast in het beleid van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Bijvoorbeeld op het gebied van natuur (onder andere stiltekwaliteit) en water.
92
Commentaarnota – versie 2.0
Lelystad Airport
De vliegroutestructuur rond Lelystad Airport voor het civiele en het militaire vliegverkeer
wordt uitgewerkt in overleg tussen Luchtverkeersleiding Nederland, Inspectie Leefomgeving
en Transport en Koninklijke Luchtmacht. Bij dit overleg vindt regelmatig afstemming plaats met de Alderstafel Lelystad, waarbij GS van Gelderland nauw betrokken zijn in de persoon
van gedeputeerde Meijers. Gedeputeerde Meijers treedt op namens de betrokken gemeenten op de Noord-Veluwe. Betreft zienswijzen Particulieren: 01670724 Organisaties:
01655248
Beleidsthema: Luchtvaartterreinen Onderwerp:
Overlast plezierluchtvaart
Inhoud van de zienswijzen: De betreffende zienswijzen verzoeken de provincie om een kritischer standpunt in te
nemen over de (geluids)hinder die veroorzaakt wordt door plezierluchtvaart van regionale
luchthavens. Indiener heeft kennis genomen van de opheffing van de stiltegebieden, maar
met behoud van de kernkwaliteiten rust, ruimte en stilte in het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Daarmee kan indiener instemmen, mits het geen gevolgen heeft voor de bescherming van deze gebieden tegen geluidsoverlast van luchtverkeer. Indiener mist een passage over de (on)toelaatbaarheid van geluidsoverlast door de aan- en uitvliegroutes van vliegveld Lelystad.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de visietekst in de
Omgevingsvisie. In de tekst van de Verdieping, paragraaf 3.8.5 ‘Luchtvaartterreinen’ wordt een link opgenomen naar het document ‘Omgevingsbeleid luchtvaartterreinen Gelderland (2009)’.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen. Toelichting Basisuitgangspunt van het vigerende Omgevingsbeleid luchtvaartterreinen Gelderland (2009) is standstill/consolidatie van het vliegverkeer dat gebruik maakt van Gelderse
burgerluchtvaartterreinen. Vooralsnog is er geen aanleiding om terug te komen op dit uitgangspunt.
De regels in stiltegebieden hadden geen betrekking op geluidsoverlast van vliegverkeer. Ook
met de benoeming van rust, ruimte en stilte als kernkwaliteit in het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone is het niet mogelijk om natuurgebieden op dit punt te
93
Commentaarnota – versie 2.0
beschermen. Algemeen uitgangspunt van de Omgevingsvsie voor burgerluchtvaartterreinen blijft het beginsel van standstill/consolidatie dat door Provinciale Staten is geformuleerd in het Omgevingsbeleid luchtvaartterreinen Gelderland (2009).
94
Commentaarnota – versie 2.0
Land- en tuinbouw algemeen Betreft zienswijzen: Particulieren: 01681189, 01658548, 01648235, 01665914, 01665952, 01664768, 01662401, 01648235, 01682908
Organisaties: 01671179, 01669549, 01667916, 01769837, 01663730, 01676576, 0166734, Overheden:
01671258, 01668529
01662904, 01665238, 01662879, 01680212, 01666277, 01666545, 01663413,
01661904, 01668814, 01664075, 01677058, 01664073, 01667237, 01666545, 01666059, 01663413
Beleidsthema: Landbouw algemeen Onderwerp:
Strekking en definities
Inhoud van de zienswijzen: −− Indieners vragen meer aandacht in de Omgevingsvisie voor stadslandbouw, biologische en verbrede landbouw, energielandschappen, agri-business en innovatie. De Omgevingsvisie is te veel gericht op schaalvergroting en te weinig op verduurzaming, afname van de
intensieve veehouderij en stimuleren van plantaardig voedsel en dierrechten. Reactie:
De Omgevingsvisie en de provinciale subsidies bieden ruimte voor deze ontwikkelingen
en innovaties. Dierenrechten vallen onder de verantwoordelijkheid van het Rijk. Afname
van de intensieve veehouderij is geen doel in de Omgevingsvisie, de verduurzaming van de veehouderij wel.
−− Indiener mist in de Omgevingsvisie waarom nieuwvestiging van zowel grond- als niet grondgebonden bedrijven wordt uitgesloten. In art 2.5.13.2 wordt ruimte
gegeven aan lopende initiatieven voor nieuwvestiging. Wat wordt hier precies onder verstaan? Reactie: De provincie gaat ervan uit dat er geen behoefte bestaat aan
nieuwvestigingsmogelijkheden voor grondgebonden en niet grondgebonden bedrijven,
vanwege de bedrijfsbeëindiging (3% per jaar) en dat er voldoende bestaande bedrijfslocaties vrijkomen. Niet grondgebonden bedrijven die een nieuwe locatie zoeken, kunnen een vrijkomende locatie (her)benutten. Voor grondgebonden bedrijven is dat niet altijd
mogelijk. Daarom is er voor hen in de Omgevingsverordening een afwijkingsmogelijkheid geboden. Voor landbouwontwikkelingsgebieden wordt ruimte geboden voor
nieuwvestigingen die in procedure zijn. Het gaat om bedrijven die voor 14 mei 2013 een aanvraag voor nieuwvestiging bij de gemeente hebben ingediend.
−− Indiener merkt op dat art 2.5.12.2 het oude begrip NGE hanteert en mist bij de
begripsbepalingen de omschrijving van actieve landbouwer, lokale landbouw en directe omgeving. Bovendien zorgt de definitie van het begrip uitbreiding ervoor dat ook
ontwikkelingsruimte die is toegekend in bestemmingsplannen aan extra eisen wordt
onderworpen (opstellen van een ondernemingsplan). Reactie: Het begrip NGE wordt in art 2.5.12.2 nog gebruikt omdat dit betrekking heeft op verplaatsingsregeling VIV-Gelderland 2005 waarin de NGE-norm wordt gebruikt. Voor het beleid is het niet nodig de overige begrippen precies te duiden; ze bieden ruimte voor nadere invulling. De eis dat er een
ondernemeningsplan moet worden gemaakt bij bedrijfsuitbreiding is niet meer nodig. De provincie heeft de verordeningstekst op dat punt aangepast.
−− Indiener vraag zich af wat wordt verstaan onder omschakelen en suggereert grond- en niet
grondgebonden beleid te formuleren per bedrijfstak (akkerbouw, tuinbouw, laanboomteelt et cetera). Reactie: In onze begripsbepalingen wordt onder omschakelen verstaan: de
overgang van een grondgebonden (rund)veehouderijbedrijf dat door de groei van het aantal runderen niet meer grondgebonden kan worden genoemd omdat het ruwvoer voor meer
dan 50% van buiten het eigen bedrijf moet worden aangevoerd. Een verdere opdeling van beleid per productietak is – afgezien van de glastuinbouw – voor de Omgevingsvisie niet
95
Commentaarnota – versie 2.0
relevant. Voor gemeenten kan dit wel het geval zijn; de Omgevingsvisie biedt daarvoor de ruimte.
−− Indiener brengt de wens in dat een omgevingsvergunning slechts beperkt geldig is: ‘stilzitters’ moeten periodiek hun vergunning actualiseren en hun bedrijfsvoering
aanpassen aan de nieuwe duurzaamheidseisen. Verschillende andere zienswijzen stellen dat bestaande rechten niet kunnen worden aangetast. Reactie: Periodieke herijking
vergt een aanpassing van de wet. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij het Rijk. De
Omgevingsverordening heeft geen directe planologische doorwerking. Gemeenten moeten het provinciale beleid opnemen in het bestemmingsplan en dienen rekening te houden met bestaande rechten. In de Omgevingsverordening is aangegeven dat de extra eisen
voor de niet-grondgebonden veehouderij alleen worden vereist bij een vergroting van het agrarisch bouwperceel en dat bestaande rechten worden ontzien.
−− Indiener verzoekt de provincie het gebruik van bestrijdingsmiddelen te ontmoedigen en rond Natura2000-gebieden te verbieden. Reactie: Het beleid voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen valt onder het Rijk. De Omgevingsvisie biedt hiervoor geen
sturingsmogelijkheden. Voor de bescherming van de Natura2000-gebieden worden
beheersplannen opgesteld, waarmee onder andere de abiotische milieukwaliteit op orde moet worden gebracht.
−− Indiener brengt in dat aandacht voor biodiversiteit in de bodem niet mag leiden tot het
verbieden van ploegen. Reactie: Zorgvuldig omgaan met de bodem is ook in het belang van de grondeigenaar en gebruiker. Het beleid richt zich niet zozeer op extra regelgeving maar op bewustwording en stimuleringsmaatregelen.
−− Indiener verzoekt de provincie een ruimhartiger beleid te voeren voor de bouw van tweede dienstwoningen. Reactie: de Omgevingsvisie bevat geen expliciet beleid voor een tweede dienstwoning. Gemeenten wordt gevraagd hier een eigen afweging te maken van goede ruimtelijke kwaliteit en functionele binding van de extra woning aan de locatie.
−− Indiener verzoekt om in de Omgevingsverordening ook regels op te nemen voor de
bestrijding van distels en Sint Jacobskruiskruid. Reactie: De Omgevingsverordening bevat geen beleid voor distels en Sint Jacobskruiskruid. Dit is primair een zaak van goed beheer.
−− Indiener vraagt aandacht voor stikstof-emissie uit de landbouw. Reactie: In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof wordt dit aspect meegenomen.
−− Indiener verzoekt de provincie om ruimte te laten aan gemeenten om sleufsilo’s en
mestopslag buiten het agrarisch bouwperceel toe te staan. Reactie: In de verordening is hiervoor geen beleid opgenomen. De provincie biedt gemeenten ruimte hier een eigen afweging te maken.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. De eis dat ondernemers bij uitbreiding een ondernemersplan moeten opstellen is
vervallen. Bestaande rechten - zoals uitbreiden binnen het vigerend bouwperceel - worden gerespecteerd.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de Omgevingsverordening. De eis dat ondernemers bij uitbreiding een ondernemersplan moeten opstellen is
vervallen. Bestaande rechten - zoals uitbreiden binnen het vigerend bouwperceel - worden gerespecteerd.
96
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Betreft zienswijzen: Particulieren: 01665914, 01680173, 01667623, 01664724, 01658548, 01654672
Organisaties: 01680012, 01681098, 01661898, 01667916, 01674723, 01669549, 01664820, Overheden:
01665007, 01680214, 01679756, 01663284, 01661898, 01769837, 01665238
01659893, 01667237, 01664025, 01664075, 01666694, 01665643, 01668814,
01669854, 01662879
Beleidsthema: Land- en tuinbouw algemeen Onderwerp:
Strekking van het beleid
Inhoud van de zienswijzen: Indieners stellen het volgende.
−− De Omgevingsvisie heeft geen positieve grondhouding ten opzichte van de landbouw. Met beleid als het beëindigen van nieuwvestiging wordt de sector op slot gezet.
−− De Omgevingsvisie heeft te veel oog voor de economie. De Omgevingsvisie gaat te veel uit
van groei: in plaats van bulkproductie zou moeten worden ingezet op kwaliteit. Stimuleer biologische landbouw. Beleidskaders voor het Rivierengebied geven onnodige extra belemmering voor bedrijfsontwikkeling.
−− Schaalvergroting: de provincie moet voorkomen dat er nog meer megabedrijven bijkomen en moet daarom de maximale bouwperceelsoppervlakten strikt toepassen.
−− Handhaaf de dierrechten voor varkens en kippen en schaf deze niet per 2015 af.
−− Laat de normen los zodat bedrijven groeiruimte krijgen voor onder meer dierwelzijn, mestverwerking, energie.
−− Het moet mogelijk zijn om een bestaand grondgebonden bedrijf om te zetten in een niet grondgebonden bedrijf.
−− Aan diverse bedrijven wordt in het gehele agrarische gebied bij uitbreiding een ondernemingsplan geëist.
−− Nevenactiviteiten kunnen beter volgens een ‘ja mits’-beleid toegestaan worden (onder
verantwoordelijkheid van de gemeente) in plaats van verboden te worden volgens een ‘nee tenzij’-beleid.
Reactie: zie toelichting. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de Omgevingsverordening. De eis om bij uitbreiden een ondernemeningsplan te laten zien is vervallen. Er is geen aanpassing in bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De Omgevingsvisie wil bedrijven die duurzamer willen produceren extra ruimte geven. De ruimte om te groeien is afhankelijk van de mogelijkheden die een bepaalde plek biedt. In
97
Commentaarnota – versie 2.0
het ruimtelijk beleid past geen expliciete sturing op biologische veehouderij. De groei van de biologische veehouderij moet voortkomen uit de marktvraag.
Voor de niet grondgebonden veehouderij in het Rivierenland formuleert de Omgevingsvisie aanvullend beleid om voor de gehele provincie uniformiteit te verkrijgen. Het beleid beoogt te voorkomen dat bedrijven van elders hier hun groei gaan realiseren. Zeker als het huidige rijksbeleid m.b.t. de dierrechten en de compartimentering gaat vervallen.
Het al dan niet handhaven van de varkens- en pluimveerechten vanaf 2015 is een
verantwoordelijkheid van het Rijk. Uitgangspunt voor het beleid van de Omgevingsvisie
is dat niet de schaal van het bedrijf relevant is, maar de plek en de mate waarin het bedrijf
maatschappelijk verantwoord produceert. Het strikt hanteren van bouwperceeloppervlakten past daarom niet in dit beleid.
In verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied is het in beginsel mogelijk om op
elk agrarisch bouwperceel niet-grondgebonden productie te ontwikkelen. Het betreffende
artikel in de Omgevinsgverordening is vanuit een ‘verbod’ geformuleerd maar geeft ruime mogelijkheden voor nevenactiviteiten en met een ruime afwegingsmogelijkheden voor de gemeente.
98
Commentaarnota – versie 2.0
Grondgebonden landbouw Betreft zienswijzen: Particulieren: 01673524, 01661270
Organisaties: 01671252, 01667916, 01669549, 01662401, 01655248, 01667675, 0176983, 01667230, 01661898, 01674723, 01671213, 01671224, 01671232, 01677120,
Overheden:
01677139, 01677650, 01668529
01662904, 01665643, 01665372, 01677058, 01663413, 01659893, 01665238,
01668080, 01667237
Beleidsthema: Grondgebonden landbouw Onderwerp:
Strekking van het beleid
Inhoud van de zienswijzen: Indieners merken op:
−− dat de Omgevingsvisie voor grondgebonden landbouw aanvullend beleid geeft waar dit beleid tot dusverre door gemeenten werd ingevuld;
−− dat de melkveehouderij te veel ruimte krijgt om te groeien (waarom geen maximum aan de omvang van het agrarisch bouwperceel?);
−− dat de provincie de grondgebondenheid van de melkveehouderijbedrijven wil behouden is een goed zaak. Vanuit het geformuleerde beleid bestaat het gevaar dat melkveebedrijven verder doorgroeien onder het regime van de niet-grondgebonden veehouderij;
−− dat het wenselijk is om ook voor de rundveehouderij een dierrechtensysteem te introduceren;
−− dat het stimuleren van een betere verkaveling erg belangrijk is. Dit kan echter tot ongewenste intensivering van het grondgebruik leiden;
−− dat de overheid onttrekking van grond moet minimaliseren;
−− dat verduurzaming niet mag leiden tot extra regels voor het grondgebruik; −− dat de milieuvergunning periodiek herzien zou moeten worden;
−− dat nieuwvestiging van zowel grond- als niet grondgebonden bedrijven niet meer mogelijk is; de onderbouwing hiervoor ontbreekt en het verbod zou voor grondgebonden bedrijven niet zo strikt moeten gelden;
−− dat nieuwvestiging mogelijk moet blijven voor bedrijven die vanwege overheidsingrijpen moeten verplaatsen;
−− dat inventarisatie van uitzonderingsmogelijkheden voor nieuwvestiging van
grondgebonden bedrijven gewenst is; verplaatsing, met opheffing van de oude locatie, moet mogelijk blijven.
−− Indiener is zeer afwijzend tegen de grote veeteeltbedrijven.
−− Indiener stelt dat varkensflats geen optie zijn en ziet dit graag terug in de verordening. Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. Er is voor bedrijven die vanwege overheidsingrijpen moeten verplaatsen de mogelijkheid geboden om een nieuw bedrijf op te richten.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de Omgevingsverordening maar niet tot bijstelling van de bijbehorende geografische kaarten. In art 2.5.2.1 lid 2 onder b is een uitzondering gemaakt voor bedrijven die vanuit een algemeen maatschappelijk
belang moeten verplaatsen. Ook is opgenomen dat de (melk)rundveehouderij niet onder de beleidsartikelen valt die betrekking hebben op de niet-grondgebonden veehouderij.
99
Commentaarnota – versie 2.0
Melkveebedrijven die niet voldoen aan de eis ‘grondgebonden’ krijgen zodoende geen ruimte om verder uit te breiden.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Het streven van de Omgevingsvisie is een duurzame grondgebonden melkveehouderij en het tegengaan van onnodige verstening van het platteland. Er komen bestaande bedrijfslocaties beschikbaar voor hergebruik. De Omgevingsvisie laat gemeenten veel ruimte om hier een eigen afweging te maken.
Met het einde van de melkquotering in 2015 zal de melkveestapel fors kunnen groeien. Deze groei is acceptabel, mits deze duurzaam is. Duurzaamheid zegt niets over de omvang van
het bedrijf. Belangrijk is dat de veestapel in verhouding staat tot de cultuurgrond die bij het
bedrijf behoort. Grondgebondenheid -meer dan 50% van het benodigde ruwvoer komt van het eigen bedrijf,- biedt de basis om de melkveehouderij verder te verduurzamen.
Via ruimtelijk beleid moet worden voorkomen dat er footloose melkveebedrijven ontstaan. Grond- en plaatsgebonden bedrijven (gebonden aan de ligging van de cultuurgrond die ze gebruiken) zijn in de basis duurzaam omdat bodem, voer, dier en mest in een optimale groene kringloop geoptimaliseerd kunnen worden. Een goede verkaveling kan het
grondgebruik intensiveren maar leidt primair tot een beter en gelijkwaardiger gebruik van
de grond. Een goede verkaveling met voldoende cultuurgrond bij de bedrijfsgebouwen biedt ook de mogelijkheid om weidegang toe te passen.
De Omgevingsvisie gaat ervan uit dat er geen behoefte bestaat aan
nieuwvestigingsmogelijkheden voor grondgebonden en niet grondgebonden bedrijven,
vanwege de schaalvergroting en de bedrijfsbeëindiging (3% per jaar). Niet grondgebonden bedrijven die een nieuwe locatie zoeken, kunnen een vrijkomende locatie benutten.
Voor grondgebonden bedrijven is dat niet altijd mogelijk. Daarom is er voor hen in de Omgevingsverordening een uitzondering. Betreft zienswijzen: Particulieren: 01662401, 01667100, 01681095, 01682908, 01670782, 01662401, 01648235 Organisaties: 01681098, 01676576, 01674723, 01674722, 01667675, 01769837, 01666555, Overheden:
01669549, 01661898, 01655248, 01769837, 01667916
01665643, 01669854, 01668814, 01664025, 01665238, 01662879, 01659893,
01666277, 01668080, 01662904, 01665372, 01667333, 01666694, 01662069, 01666545
Beleidsthema: Grondgebonden landbouw Onderwerp:
Grondgebondenheid (melk)rundveehouderij
Inhoud van de zienswijzen: −− Indieners voorzien een forse groei van de melkveestapel wanneer de Europese quotering afloopt. Ze stellen voor om grenzen aan die groei te stellen door dierrechten te
introduceren of door een maximum aan het oppervlak van een bouwperceel op te nemen. Ongelimiteerde groei zal weidegang nog verder doen afnemen. Reactie: Dierrechten voor runderen bezorgen groeiende bedrijven extra kosten, die beter zouden kunnen worden
100
Commentaarnota – versie 2.0
gebruikt voor een diervriendelijke en duurzame productie. De provincie ziet af van het
stellen van een maximale maat voor een bouwperceel, omdat deze maat niets zegt over de mate waarin het bedrijf maatschappelijk verantwoord produceert.
−− Bij de definitie wordt het aspect weidegang gemist. Reactie: Weidegang is via de
ruimtelijke ordening moeilijk af te dwingen en te handhaven. Weidegang moet in de
keten worden verankerd en moet bij de melkveehouder terecht komen via een meerprijs
voor de melk. De eis grondgebondenheid en stimuleringsbeleid voor een betere verkaveling biedt de basis om koeien weidegang te geven.
−− Andere indieners vinden de koppeling van melkveehouderij met cultuurgrond te
strikt en vragen om het beleid op dit punt te laten vervallen. Reactie: De wijze waarop
grondgebondenheid in het bestemmingsplan wordt gedefinieerd legt de Omgevingsvisie niet vast. Gemeenten kunnen hier een eigen inhoud aan geven.
−− Indieners stellen dat de eis van grondgebondenheid de melkveehouderij op slot zet. De eis is te soepel en moeilijk. Ook wordt de eis van weidegang gemist. Reactie: De
melkveebedrijven mogen zich verder ontwikkelen. De Omgevingsvisie ondersteunt
verkaveling en innovatieve projecten voor ruimtelijke kwaliteit, milieu en dierwelzijn
die worden geïnitieerd en getrokken door de ketenpartijen. Weidegang kan niet door het omgevingsbeleid worden aangestuurd. Via ondersteuning voor een betere verkaveling kunnen wel betere voorwaarden worden geschapen voor weidegang.
−− Een bedrijfsuitbreiding wordt veelal gevolgd door jaren waarin het bedrijf geleidelijk weer grond gaat verwerven. Indieners verzoeken de eis bij vergunningaanvraag niet te strak
hanteren. (Bovendien belemmert deze eis de verkoopbaarheid van een bedrijf.) Reactie: De
definitie van het begrip grondgebonden houdt rekening met de praktijk dat het bedrijf een forse groeistap zet en in de jaren daarop geleidelijk gronden verwerft.
−− Indieners stellen dat een gemeente een betere onderhandelingspositie krijgt als ook
voor de melkveehouderij een flexibele maximale bouwperceelsmaat opgenomen wordt. Reactie: Voor de grondgebonden veehouderij hanteert de Omgevingsvsie geen harde
bouwperceelsmaat. De voorwaarde grondgebondenheid – het voorkomen dat er grondloze
bedrijven ontstaan staat los van de bedrijfsomvang. De Omgevingsvisie wil voorkomen dat er grondloze bedrijven ontstaan. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen
101
Commentaarnota – versie 2.0
102
Commentaarnota – versie 2.0
Niet-grondgebonden landbouw Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01663730, 01674723, 01769837, 01655248, 01669549, 01667916, 01769837, 01664007, 0166612, 01666349, 01666372, 01666557, 01670751, 01671152,
01674719, 01681189, 01681098, 01667779, 01666700, 01666423, 01667313,
01674721, 01674722, 01666462, 01666465, 01666470, 01666546, 01666558, Overheden:
01664006, 01664073, 01665139, 001668529
01669854, 01668814, 01666277, 01665238, 01662879, 01666277, 01667237,
01664073, 01666059, 01662904, 01666059, 01665372
Beleidsthema: Niet-grondgebonden landbouw Onderwerp:
(Reconstructie) algemeen
Inhoud van de zienswijzen: −− Indieners vragen zich af waarom de reconstructiezonering niet nu al kan worden
afgeschaft. In de verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden blijven de maximale oppervlaktematen voor de bouwpercelen bestaan, maar ze worden flexibel gemaakt. Daarmee kan het onderscheid tussen beide zones wel vervallen. Indieners
doen verschillende suggesties voor een nieuwe basismaat van het agrarisch bouwperceel. Reactie: De provincie acht een volledige afschaffing van de reconstructiezonering nog niet haalbaar. De Reconstructiewet is formeel nog van kracht en er lopen nog diverse
planologische en vergunningenprocedures. Wel is het beleid in de zones aangepast. Het
verschil tussen de zones is verkleind en daarmee wordt een eerste stap gezet naar volledige beëindiging.
−− De bouw van stallen in twee bouwlagen moet de provincie niet toestaan. Reactie: De provincie heeft op dit punt geen verordeningsartikel opgenomen maar laat dat ter
afweging over aan de gemeente. Sommige gemeenten voeren op dit punt reeds beleid.
−− Indieners stellen dat verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden kunnen
worden samengevoegd, onder maximale oppervlaktematen voor het bouwperceel. Reactie: samenvoeging van het verwevingsgebied met het landbouwontwikkelingsgebied en
het bieden van een uitgroeimogelijkheid van de bouwpercelen naar 1,5 hectare wordt
niet wenselijk geacht. De plek en het voorkomen van andere kwetsbare functies in de
omgeving bepalen welke ontwikkelingsruimte een agrarisch bedrijf heeft voor de niet-
grondgebonden veehouderij. Van volledige beëindiging van de reconstructiezonering kan nog geen sprake zijn.
−− Elke toename van het aantal dieren is ongewenst omdat het dierwelzijn er op
achteruitgaat. Reactie: Door elke groei te blokkeren zal de verduurzaming van de
veehouderij stagneren. Ook dierwelzijn is gebaat bij bedrijfsontwikkeling. Dierwelzijn heeft geen directe relatie met het aantal dieren op het bedrijf.
−− Andere indieners onderkennen de waarde van de reconstructiezonering; zij stellen dat de wijziging in het zoneringsbeleid wordt ingevoerd zonder een evaluatie van het reconstructiebeleid. Reactie: In 2010 is een tussentijdse evaluatie van het
reconstructiebeleid uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de beoogde afwaartse beweging wel
degelijk wordt bereikt. Het doel blijft minder stikstofdepositie op prioritaire gevoelige natuur.
−− Bij extensiveringsgebieden staat dat de groei afhankelijk is van het ammoniakbeleid. Dat geldt ook voor bedrijven gelegen in verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied. Reactie: Elke uitbreiding moet worden getoetst aan het ammoniakbeleid. Dat geldt
voor elke ontwikkeling en niet allen voor ammoniak. Ook voor geur, fijnstof etc gelden generieke normen waaraan moet worden voldaan.
103
Commentaarnota – versie 2.0
−− Diverse indieners vragen om de kaart van de reconstructiezonering aan te passen. Zij
wijzen erop dat het betreffende perceel inmiddels in het vigerend bestemmingsplan een
niet-agrarische functie heeft gekregen. Reactie: De verzoeken tot kaartaanpassingen zijn beoordeeld. In die gevallen waar sprake was van een onherroepelijk bestemmingsplan
met daarin een andere niet-agrarische bestemming zijn de kaarten in de Omgevingsvisie aangepast.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. De bouwperceelsmaat voor verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden vervalt.
Elke uitbreiding, ongeacht de huidige of toekomstige omvang van het bouwperceel, krijgt te maken met kwaliteitseisen.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de Omgevingsverordening: de bouwperceelsmaat voor verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden vervalt.
Voor beide zones geldt dat rechten zoals vastgelegd in vigerende bestemmingsplannen
worden gerespecteerd. Elke uitbreiding, ongeacht de huidige of toekomstige omvang van het bouwperceel, krijgt te maken met kwaliteitseisen. De betreffende geografische kaart wordt gecorrigeerd op de gesignaleerde onjuistheden over de bestemmingen. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie faciliteert het overleg om de zonering in overleg met gemeenten verder uit te werken.
Toelichting De provincie wil de reconstructiezonering in de toekomst beëindigen en past de zones nu al
aan om de verschillen te verkleinen. Volledige afschaffing van de reconstructiezonering is nu nog niet haalbaar.
Betreft zienswijzen: Particulieren: 01680009, 01680156 Organisaties: Overheden:
01663284, 01661898, 01667916, 01680175, 01679938, 01664901 01668814, 01665238, 01662879, 01666546
Beleidsthema: Niet-grondgebonden landbouw Onderwerp:
Landbouwontwikkelingsgebieden
Inhoud van de zienswijzen: Indieners brengen in:
−− dat landbouwontwikkelingsgebied Ruurlose Broek gezien andere functies niet geschikt is
als landbouwontwikkelingsgebied. Er zijn geen initiatieven voor nieuwvestiging, dus kan het gebied verwevingsgebied worden.
−− dat nieuwvestiging in de landbouwontwikkelingsgebieden alleen nog mogelijk is voor de gevallen die vóór 14 mei 2013 een aanvraag hebben ingediend.
−− dat nieuwvestiging in landbouwontwikkelingsgebieden niet langer nodig is gezien het aangepaste beleid voor de extensiveringszones. De verplaatsingssubsidie kan gebruikt worden voor technische maatregelen op de oude locatie.
−− dat de eisen van dien aard zijn dat zelfs in landbouwontwikkelingsgebieden de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden worden weggenomen.
104
Commentaarnota – versie 2.0
−− dat landbouwontwikkelingsgebied ten noorden van Ede niet op de kaart staat. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie zijn de beleidsverschillen tussen de reconstructiezones verkleind en daarmee wordt een eerste stap gezet naar een beëindiging van de reconstructiezonering. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de aanpassing van de Omgevingsverordening en
de bijbehorende geografische kaarten. Het LOG ten noorden van Ede wordt op de kaart opgenomen.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De provincie stopt met bedrijfsverplaatsingen naar de landbouwontwikkelingsgebieden. Lopende procedures worden afgerond. Daarbij gaat het om bedrijven die met provinciale subsidie hun bedrijf verplaatsen vanuit een extensiveringsgebied. Daarnaast zijn er
bedrijven die op eigen initiatief een bedrijf willen starten of hun bedrijf willen verplaatsen. Ook deze ondernemers- die een volledige aanvraag vóór 14 mei 2013 bij de gemeente hebben ingediend – kunnen nog een nieuwvestigingslocatie krijgen.
Er zijn in toenemende mate technische maatregelen mogelijk om de emissie te reduceren en de natuur extra te beschermen. Nieuwe bedrijfsverplaatsingen zullen daarom nog slechts in uitzonderlijke situaties aan de orde zijn. Bedrijven die de komende jaren een nieuwe
locatie zoeken, kunnen voldoende bestaande bedrijven verwerven. Herbenutting van een
vrijkomende bestaand agrarisch bouwperceel heeft veel voordelen boven het oprichten van een nieuw bedrijf.
De aanduiding landbouwontwikkelingsgebied geeft bestaande bedrijven meer ruimte voor bedrijfsontwikkeling. Door terughoudend beleid voor andere (gevoelige) functies blijft de
potentiële ontwikkelingsruimte voor de landbouw behouden. Bij nieuwe bestemmingen is
de voorwaarde dat deze de ontwikkelruimte van omliggende agrarische bedrijven niet mogen beperken.
Wanneer er in een gebied dat door de provincie is aangeduid als LOG geen
nieuwvestigingsprocedures meer lopen en het bestemmingsplan voorziet erin dat potentiele ontwikkelingsmogelijkheden voor niet-grondgebonden veehouderij zoveel mogelijk worden
veiliggesteld, kan de aanduiding van LOG vervallen. De LOG aanduiding is geen doel op zich. In de Omgevingsvisie zijn de beleidsverschillen tussen de reconstructiezones verkleind en daarmee wordt een eerste stap gezet naar een beëindiging van de reconstructiezonering. Betreft zienswijzen: Particulieren: 01680173, 01665914
Organisaties: 01663730, 01769837, 01667916, 01665238 Overheden:
105
01668814, 01662904, 01664073, 01666059, 01662879, 01665372
Commentaarnota – versie 2.0
Beleidsthema: Niet-grondgebonden landbouw Onderwerp:
Verwevingsgebied
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener vraagt waarom het beleid voor de verwevingsbieden gaat gelden in het
Rivierengebied. Reactie: Voor de niet-grondgebonden veehouderij in het Rivierenland
formuleert de Omgevingsvisie aanvullend beleid, om voor de gehele provincie uniformiteit te verkrijgen. Het beleid beoogt ook te voorkomen dat bedrijven van elders hier hun groei
gaan realiseren, zeker wanneer de huidige dierrechtensystematiek en compartimentering vervallen. Het begrip verwevingsgebied is gekoppeld aan de reconstructiegebieden. In de Omgevingsvisie is verhelderd dat het beleid voor verwevingsgebieden ook geldt voor het gehele buitengebied in het Rivierenland.
−− Indieners vragen om handhaving van de samenvoegingsregeling die in het Reconstructieplan is opgenomen voor de verwevingsbieden.
Reactie: Expliciet opnemen is niet nodig. Samenvoeging op de locatie die het best geschikt is en de minste overlast geeft, was en blijft wenselijk. Hiervoor is ruimte. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de
Omgevingsvisie. De maximale oppervlakte van het agrarisch bouwperceel voor verwevingsen landbouwontwikkelingsgebieden vervalt. Elke uitbreiding, ongeacht de huidige of toekomstige omvang van het bouwperceel, krijgt te maken met kwaliteitseisen. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de Omgevingsverordening: de maximale oppervlakte van het agrarisch bouwperceel voor verwevings- en
landbouwontwikkelingsgebieden vervalt. Voor beide zones geldt dat rechten zoals vastgelegd in vigerende bestemmingsplannen worden gerespecteerd. Elke uitbreiding, ongeacht de
huidige of toekomstige omvang van het bouwperceel, krijgt te maken met kwaliteitseisen. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01667916, 01667434, 01663730 Overheden:
01668814, 01665238, 01667237
Beleidsthema: Niet-grondgebonden landbouw Onderwerp:
Extensiveringsgebied
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener brengt in dat het Landgoed Middachten voor de grondgebonden veehouderij ontwikkelingsruimte heeft, ondanks de aanwijzing als extensiveringsgebied. Een
andere indiener stelt dat de extensiveringsgebieden gehandhaafd moeten blijven en zelfs moeten worden verbreed om schadelijke effecten van stikstof, verdroging en
gewasbeschermingsmiddelen op de natuur te verminderen. Reactie: De extensiveringszone bevat enkel beleidsregels voor de niet grondgebonden veehouderij. Vanuit deze aanduiding zijn er dus geen beperkingen voor de grondgebonden melkveehouderij.
−− De zonering heeft een meerwaarde; behoud met name de extensiveringszone als
106
Commentaarnota – versie 2.0
buffer voor de natuurgebieden. Reactie: De reconstructiezonering heeft tot doel om de stikstofdepositie in natuurgebieden te verlagen. Dat beleid wordt voortgezet via het ammoniak- en vergunningenbeleid.
−− Indiener geeft aan dat enige groei wordt toegestaan in het extensiveringsgebied, maar vindt het vreemd dat deze niet niet hoeft te voldoen aan extra kwaliteitseisen.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. Ook in het extensiveringsgebied zal de ondernemer bij een vergroting van het agrarisch bouwperceel moeten voldoen aan extra kwaliteitseisen.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot een aanpassing van de Omgevingsverordening. Ook
in het extensiveringsgebied zal de ondernemer bij vergroting van het agrarisch bouwperceel moeten voldoen aan extra kwalitietseisen. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Betreft zienswijzen: Particulieren: 01658548
Organisaties: 01667916, 01769837, 01667230, 01655248, 01679705 Overheden:
01667230, 01665238, 01667237, 01666059, 01663185, 01668814, 01669854,
01667237
Beleidsthema: Niet grondgebonden landbouw Onderwerp:
Groei verdienen
Inhoud van de zienswijzen: Indieners stellen het volgende.
−− Grondgebonden bedrijven worden bevoordeeld doordat zij niet te maken hebben met een maximaal agrarisch bouwperceel en geen extra kwaliteitseisen krijgen.
−− Beleidsruimte voor gemeenten geeft ongelijke behandeling. De provincie moet streven naar een Level Playing Field.
−− Blijven de voorwaarden niet te vaag, zodat ondernemers zich er eenvoudig vanaf kunnen maken? Er zijn nog geen goede beoordelingsmethoden. De provincie moet samen met partners een nadere invulling aan de voorwaarde geven en onwerkbare elementen en rechtsonzekerheid uitsluiten.
−− Hoe moet er op de vier terreinen (ruimtelijke kwaliteit, milieu, dierwelzijn en volksgezondheid) gescoord worden bij de extra eisen voor bedrijfsuitbreiding?
−− Beperk het stimuleringsbeleid niet tot deze vier aspecten, maar laat ook natuur, klimaat en water als criteria toe.
−− Laat ruimte voor maatwerk. Een aantal gemeenten ondersteunt het principe en constateert dat er nog geen goede beoordelingsmethoden zijn. Indiers verzoeken de provincie om
samen met partners nadere invulling te geven aan de voorwaarden en daarbij onwerkbare situaties en rechtsonzekerheid elementen uit te sluiten.
Reactie: zie toelichting en gevolgen.
107
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot wijziging van de verordening. Groei moet worden
verdiend. Bij groei worden extra kwaliteitseisen vereist. Dat geldt in alle gevallen dat het
agrarisch bouwperceel ten behoeve van groei van de niet grondgebonden veehouderij moet worden vergroot, ongeacht de huidige of toekomstige oppervlakte van het bouwperceel. Bij de uitwerking van de kwalitietscriteria wordt meer ruimte aan gemeenten geboden. De ‘plussen’ kunnen betrekking hebben op vier aspecten: ruimtelijke kwaliteit, milieu,
volksgezondheid en dierwelzijn. Op drie van deze vier zal de ondernemer moeten aangeven dat extra kwalitietsverbeteringen worden gerealiseerd.
De bouwperceelsmaten zijn verdwenen en grondgebonden bedrijven krijgen te maken met de grondgebondenheidseis. Van een bevoordeling is geen sprake.
De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Het is een goede zaak om deze kwaliteitseisen op de schaal van de regio op te pakken. De
provincie denkt in de regionale uitwerkingen mee. Voor twee regio’s is dit overleg inmiddels gestart.
Toelichting Elke plek is uniek en verdient maatwerk. De Omgevingsvisie noemt vier terreinen waarop de prestaties betrekking kunnen hebben. Deze zijn niet limitatief bedoeld. Denk aan de
andere kwaliteiten die voor Gelderland belangrijk zijn: water, cultuurhistorie, ecologie, klimaat(adaptatie), landschap, nieuwe natuur.
Afhankelijk van de locatie van het bedrijf kan de ondernemer ook deze kwaliteiten benutten. Daarom worden de maatschappelijke prestaties niet verder ingevuld en gekwalificeerd.
Het is te vroeg om harde normen in de Omgevingsverordening vast te leggen. Er zijn nog vele vragen over de praktische invulling, juridische houdbaarheid en handhaafbaarheid. In het
bestemmingsplan zullen de criteria waaraan de ondernemer moet voldoen om een vergroting van zijn agrarisch bouwperceel te verkrijgen, vanuit een oogpunt van rechtszekerheid helder moeten zijn verwoord. De provincie wil dit beleid samen met de gemeenten en regio’s de
komende jaren verder ontwikkelen. De provincie wil ruimte geven aan maatwerk waarbij de
plek en lokale wensen worden meegenomen. De criteria zullen niet alleen helder moeten zijn maar ook gemotiveerd moeten zijn vanuit het doel van een goede ruimtelijke ordening. Niet alle duurzaamheidsaspecten zijn eenvoudig ruimtelijk te maken.
108
Commentaarnota – versie 2.0
Tuinbouw Betreft zienswijzen: Particulieren: 01671218 Organisaties: Overheden:
01673101, 01667647 01662879
Beleidsthema: Tuinbouw Onderwerp:
Strekking van het beleid
Inhoud van de zienswijzen: −− Een indiener vraagt zich af of er nog perspectief is voor glastuinbouw in Nederland.
Een andere indiener is van mening dat het huidige areaal aan kasbedrijven in de WestBommelerwaard meer dan voldoende is en dat het beleid van herstructurering van de
glastuinbouw in de Bommelerwaard zo snel mogelijk moet worden beëindigd. Verdere groei van de glastuinbouwsector in de gemeente Zaltbommel is volgens indiener
ongewenst, en vernieuwing en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven in het buitengebied van de gemeente moeten worden tegengegaan. Een andere indiener vindt het ongewenst om te investeren in herstructurering, terwijl Bergerden braak ligt.
−− Een indiener vraagt of de provincie overwogen heeft om de Gelderse ladder voor duurzame ontwikkeling toe te passen op de tuinbouw.
−− Een indiener vraagt zich af hoe de sturingsfilosofie op regionaal en gemeentelijk niveau geborgd kan worden. Hoe voorkom je interpretatieverschillen over wat wel en wat niet
kan? Hoe voorkom je dat er vanuit nieuwe zoekpunten steeds meer onderzoeken verricht moeten worden met een langdurig proces tot gevolg?
Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De Nederlandse tuinbouw behoort al decennialang wereldwijd tot de top. Het
glastuinbouwareaal is al decennia stabiel. Wel zijn er minder bedrijven door de
schaalvergroting. De Nederlandse tuinbouw heeft daarmee bestaansrecht, ondanks
negatieve effecten die op dit moment door de economische crisis ook in deze sector merkbaar zijn.
Wereldwijd neemt de vraag naar gezond, duurzaam geproduceerd voedsel toe. Gelet op de
hoge kostenstructuur zal de focus op de producten zal verlegd moeten worden naar producten met een hogere toegevoegde waarde. Mede gelet op de regionale werkgelegenheid die deze
sector creëert in een keten van bedrijvigheid, rechtvaardigen deze ontwikkelingen het dat de provincie ruimte biedt aan glastuinbouwontwikkeling. Uitgangspunten:
−− de grootschalige glastuinbouwontwikkeling concentreren binnen een beperkt aantal glastuinbouwontwikkelingsgebieden en drie regionale clusters;
−− ontwikkelingen buiten deze gebieden niet vrijgeven;
109
Commentaarnota – versie 2.0
−− focus op herstructurering van economisch verouderde glastuinbouwgebieden in plaats van de ontwikkeling van nieuwe glastuinbouwgebieden in het landelijk gebied;
−− focus op ketenintegratie, verhogen van de toegevoegde waarde en verduurzaming, waarvoor innovatie en meer flexibiliteit in de ruimtelijke ordening nodig is.
Herstructurering van economisch verouderde glastuinbouwgebieden is nodig. Mede door de schaalvergroting zijn sommige glastuinbouwgebieden (de extensiveringsgebieden) niet meer geschikt voor moderne glastuinbouw. Hier is de ruimte voor
glastuinbouwontwikkeling beperkt. In plaats daarvan is de aanwijzing van (reserve)
glastuinbouwontwikkelingsgebieden nodig. Dit is ook in lijn met de Ladder voor duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
De herstructurering heeft meer doelen dan glastuinbouwontwikkeling alleen: het verbeteren van de ruimtelijke structuur van de gebieden waar glastuinbouwontwikkeling qua schaal en ontsluiting mogelijk is én het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit waar de glastuinbouw
zich naar de huidige maatstaven niet meer kan ontwikkelen. Bergerden en Huissen-Angeren zijn complementair aan elkaar. Op Bergerden is de grond niet geschikt voor grondgebonden teelten. Dit gebied dient voor de opvang van solitaire glastuinbouwbedrijven, waarvan de ontwikkeling om diverse redenen is ingeperkt. Betreft zienswijzen: Particulieren: 01671218 Organisaties: Overheden:
01673101, 01671218, 01667647, 01669549, 01663694, 01674723, 01769837
01662904, 01677818, 01665085, 01665643, 01662879, 01666009, 01665372,
01677058
Beleidsthema: Tuinbouw Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: Indiener stelt dat beleidstukken – zoals de Omgevingsvisie – niet erkennen dat er in de
glastuinbouwsector een grote schaalvergroting plaats heeft gevonden die zijn weerga niet
kent, en dat daarmee de problematiek die er in de Bommelerwaard speelt wordt verdoezeld. Er moet gesproken worden van ‘een agrarische industrie’, met alle kenmerken van een
industrie. Reactie: Het beleid van de Omgevingsvisie is op deze schaalvergroting afgestemd. Daarin ligt de herstructureringsopgave en daarom wordt het concentratiebeleid voortgezet,
met verbetering van de ontsluiting, de landschappelijke inpassing, de waterhuishouding en verduurzaming van de sector.
−− Indiener verzoekt om zodanige aanpassing van de Omgevingsvisie en verordening
dat bedrijfsverplaatsing bij Heerde mogelijk wordt gemaakt. Reactie: Heerde heeft
bij de vaststelling van haar structuurvisie de mogelijkheden voor regionale clustering laten vervallen. Daarmee vervalt de ruimte voor bedrijfsverplaatsing buiten reeds tot
glastuinbouwgebied bestemde gebieden, tenzij de uitbreidingsmogelijkheid is opgenomen in een op 3 november 2009 vigerend bestemmingsplan dat door GS is goedgekeurd na 29 juni 2005.
−− Indiener verzoekt om omzetting van een deel van het intensiveringsgebied bij Huissen in extensiveringsgebied, om zo meer ruimte te krijgen voor andere ontwikkelingen. Reactie: De ontwikkelingsmogelijkheden voor de glastuinbouw zijn leidend
binnen de glastuinbouwontwikkelingsgebieden. Ook binnen de gebieden met een
herstructureringsopgave (‘intensiveringsgebieden’) is bij de nadere uitwerking van
110
Commentaarnota – versie 2.0
deelgebieden ruimte voor andere functies, mits de beoogde glastuinbouwontwikkeling dat toestaat.
−− Een indiener acht de aanwijzing van reserve-glastuinbouwontwikkelingsgebied
Kamervoort overbodig omdat de gemeente andere ontwikkelingen bevriest. Een andere indiener dringt er juist op aan dat de gehele reservelocatie gehandhaafd blijft. Reactie: De provincie ziet op grond van marktontwikkelingen geen reden om het gebied in zijn geheel te handhaven. Met de beschikbare ruimte op Bergerden, Huissen-Angeren en
het restant reserve-glastuinbouwontwikkelingsgebied is voldoende areaal beschikbaar voor een toekomstbestendig glastuinbouwgebied. De gemeentelijke bepalingen zijn
een gevolg van de reservering in de vorige structuurvisie, en niet andersom. Het betreft een reservering, omdat er binnen de Stadregio verder bijna geen geschikte ruimte voor
glastuinbouwontwikkeling is. Mocht de glastuinbouwontwikkeling op termijn blijven stagneren, dan kan overwogen worden het reserve-glastuinbouwontwikkelingsgebied geheel te laten vervallen.
−− Indiener pleit voor extra ruimte en mogelijkheden voor glastuinbouwontwikkeling
in de Bommelerwaard en Bergerden. Reactie: Binnen de huidige begrenzing van deze gebieden en de reserve-glastuinbouwontwikkelingsgebieden zijn voor de planperiode voldoende hectares ontwikkelingsruimte beschikbaar en de verruimde kaders
binnen de Omgevingsvisie bieden voldoende flexibiliteit om te komen tot een goede gebiedsontwikkeling.
−− Twee indieners vinden de voorwaarde in de Omgevingsverordening dat eerst bestaande glastuinbouwgebieden moeten worden benut voordat de zoekzone kan worden
aangesproken, niet wenselijk. Reactie: De Omgevingsvisie wil met deze bepaling
voorkomen dat maagdelijk gebied wordt ontwikkeld voordat de mogelijkheden in de
bestaande gebieden zijn ingevuld. Indien aannemelijk wordt gemaakt dat er binnen het bestaande gebied geen vestigingsmogelijkheden zijn voor hervestiging, kan vrijstelling
verleend worden (2.5.4, lid b). In het Provinciale Inpassingsplan voor de Bommelerwaard is hiervoor bijvoorbeeld een planregeling uitgewerkt.
−− Indiener signaleert dat de bufferzone bij Angeren het glastuinbouwontwikkelingsgebied
overlapt en verzoekt om vrijwaring van nieuwe glastuinbouwontwikkeling. Reactie: Bij de uitwerking van de plannen voor herstructurering, waarbij de gemeente nauw betrokken is, wordt rekening gehouden met deze bufferzone.
−− Indiener stelt voor om teeltondersteunende voorzieningen in het GNN, de GO, Waardevol Open Gebied, ganzenfourageergebied en weidevogelgebieden uit te sluiten ter
bescherming van de omgevingskwaliteit. Reactie: De betreffende ontwikkelingen vallen onder het beleidsregime van het gebied; per geval wordt bekeken of de ontwikkelingen
zich verdragen met de kwaliteiten van die gebieden (GNN, GO, Waardevol Open Gebied et cetera). De afweging waar de ontwikkeling wel of niet verantwoord is, ligt bij de betreffende gemeente.
−− Twee indieners willen de bestaande rechten van glastuinbouw voor uitbreiding binnen het bestemmingsplan respecteren. Reactie: De Omgevingsverordening respecteert bestaande rechten (zie par. 2.110 van de toelichting bij de Omgevingsverordening). Voor andere situaties geldt een verbod op uitbreiding van meer dan 20%.
−− Indiener vraagt of er overleg met de gemeenten is geweest over de uitvoerbaarheid van de bepaling dat glastuinbouwbedrijven eenmalig recht hebben op 20% uitbreiding. Reactie:
Deze bepaling is niet besproken met gemeenten. De bepaling is overgenomen uit de vorige planperiode.
−− Indiener stelt voor om de peildatum voor het recht op uitbreiding buiten de
glastuinbouwontwikkelingsgebieden en regionale cluster te stellen op 29 juni 2005 in plaats van 22 januari 2011. Reactie: De correcte datum is abusievelijk niet in de
111
Commentaarnota – versie 2.0
Omgevingsverordening opgenomen. Dit wordt hersteld. Het betreft een bestemmingsplan dat op 3 november 2009 geldt en dat goedgekeurd is door GS na 29 juni 2005.
−− Indiener stelt voor om in de Omgevingsverordening een maximum van 20% op te nemen
voor uitbreiding binnen extensiveringsgebieden. Reactie: Vanwege de bedrijfseconomische consequenties van de omzetting van glastuinbouwontwikkelingsgebied in
extensiveringsgebied heeft de provincie aan zittende bedrijven de mogelijkheid geboden eenmalig uit te breiden met meer dan 20%.
−− Indiener stelt dat er een maximum gesteld moet worden aan de afwijkingsbevoegdheid in
artikel 2.5.7.3, omdat het artikel het concentratiebeleid ondermijnt, met name wanneer de verplaatsingsregeling niet gecontinueerd wordt. Reactie: Uit oogpunt van flexibiliteit wil de provincie niet op voorhand een maximum vastleggen. Van het artikel wordt alleen in uitzonderlijke situaties gebruik gemaakt.
−− Indiener vindt dat in de Omgevingsvisie ten onrechte niet wordt gerept over ‘oud
glas’. De overheid zal het voortouw moeten nemen om versleten kassen te verwijderen en gronden te herbestemmen. Reactie: In het kader van de herstructurering wordt in extensiveringsgebieden, waar het meeste ‘oud glas’ voorkomt, door de daarvoor
ingerichte projectbureaus gewerkt aan herbestemming en sanering. De Omgevingsvisie stimuleert bedrijven met toekomstperspectief zich geconcentreerd te vestigen, met een
verplaatsingsregeling die ook geldt voor de solitair gevestigde bedrijven. Voorwaarde bij een verplaatsing naar een concentratiegebied is dat er ‘oud glas’ wordt gesaneerd.
−− Indiener verzoekt om verduidelijking van de kwalitatieve randvoorwaarden die aan
bedrijfsgerelateerde ketenactiviteiten en teeltondersteunende voorzieningen worden gesteld. Reactie: Hier is de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik van toepassing. De kernkwaliteiten in het buitengebied zijn leidend voor wat waar mogelijk is.
−− Indieners vragen om de toevoeging “De regionale clusters glastuinbouw zijn primair voor de opvang van de regionale behoefte aan bedrijfsverplaatsing”. Reactie: deze toevoeging wordt overgenomen.
−− Indieners vinden dat de term ‘agroproductiepark’ de lading niet dekt en vinden de term
‘agro-gelieerde bedrijfsparken’ een betere term. Reactie: De tekst van de Omgevingsvisie
wordt verduidelijkt op dit punt. Binnen een agroproductiepark hebben bedrijven onderling een directe functionele relatie op het punt van energie, verwerking van grondstoffen of
verwerking van rest(afval)stoffen, waardoor via ruimtelijke clustering milieuwinst geboekt kan worden. Binnen een agro-gelieerd bedrijfspark is die samenhang minder stringent.
−− Indieners missen de sector ‘agribusiness’ onder het vijfde item in 4.1.7 en bij het zesde item de ‘laanboomteelt’ en ‘paddenstoelenteelt’. Reactie: De tekst van de Omgevingsvisie wordt op dit punt aangevuld.
−− Indieners verzoeken om aanpassing van het begrip ‘grondgebonden agrarische bedrijven’, in die zin dat daaronder geen fruit- en laanboomteeltbedrijven worden verstaan. Reactie:
De betreffende passage heeft betrekking op de veehouderij. De Omgevingsverordening zal op dit punt worden aangepast.
−− Indiener verzoekt om meer evenwicht aan te brengen in de beschrijving van de land- en
tuinbouw door ook de nadelige aspecten te benoemen. Reactie: De paragraaf Natuur en de paragraaf Milieu dekken dit evenwicht af. Ter verduidelijking wordt de betreffende tekst hierop aangepast.
−− Indiener mist in de Omgevingsvisie het belang van het verhogen van de toegevoegde
waarde aan producten. Reactie: Waar de Omgevingsvisie spreekt van het stimuleren
van innovaties, verschuivingen in het verdienmodel en het genereren van business, is vergroting van de toegevoegde waarde het doel.
−− Indiener verzoekt nadere uitleg van het begrip ‘tuinbouwgelieerde activiteiten’. Reactie:
Tuinbouwgelieerde activiteiten zijn die activiteiten die een aantoonbare bijdrage leveren
112
Commentaarnota – versie 2.0
aan de versterking van het tuinbouwcomplex en die hoofdzakelijk zijn gericht op het
leveren van diensten en goederen aan de tuinbouwsector. Deze definitie wordt toegevoegd aan de Omgevingsvisie.
−− Indiener mist de vertaling van het beleid voor agroproductieparken in de
Omgevingsverordening. Reactie: De Omgevingsvisie biedt ruimte voor de ontwikkeling van agroproductieparken, maar het is nog onvoldoende concreet om daar nu al in de Omgevingsverordening op in te kunnen spelen.
−− Indiener stelt voor om een verbinding te leggen tussen de Uitvoeringsagenda en het
Ambitieprogramma van Greenport Betuwse Bloem. Reactie: Een nauwe aansluiting in
de uitvoering van deze twee is het verzoek. De provincie ziet goede mogelijkheden die zij graag met de betrokken partijen in 2014 verder verkent.
−− Indiener vreest zware beperkingen van de voorwaarden voor grondbewerking binnen de Limes. Binnen de Limeszone geldt dat alle grondbewerkingen mogelijk zijn, mits ze de kernkwaliteiten van de Limes niet aantasten. Indien gemeenten onderbouwd kunnen
aantonen door middel van onderzoek dat er geen kernkwaliteiten geschaad worden, zijn agrarische bestemmingen mogelijk. De provincie ondersteunt gemeenten door inzicht
in de archeologische verwachtingswaarden in de Limes te faciliteren. Daarnaast kunnen ondernemers zich oriënteren op alternatieve productiemanieren.
−− Indiener verzoekt uitleg over de Omgevingsverordening waarin deze ingaat op uitbreiding en het verbod op nevenactiviteiten. Reactie: De ruimte voor glastuinbouwontwikkeling is in Gelderland beperkt tot de glastuinbouwontwikkelingsgebieden en regionale clusters.
De Omgevingsvisie wil ervoor zorgen dat deze gronden voor de glastuinbouw beschikbaar blijven. Het is echter op voorhand moeilijk aan te geven tegen welke problemen partijen
bij de uitvoering van de noodzakelijke herstructurering aanlopen. Die kunnen verschillend van aard zijn. Dat vraagt om de nodige flexibiliteit. De randvoorwaarde is dat de glastuinbouwontwikkeling gebaat is bij de bestemming(swijziging).
−− Indieners is het onduidelijk wat verstaan wordt onder ‘enige ruimte’ voor agro-gelieerde bedrijfsterreinen in de Omgevingsvisie. Reactie: Onder ‘enige ruimte’ verstaat de
provincie dat er een aantoonbare behoefte bestaat die qua aard en schaal niet op reguliere bedrijfsterreinen ingevuld kan worden.
−− Indiener verzoekt om een aparte bestemmingscategorie voor agrarisch gebruik rond
natuurgebieden waarin bollenteelt is uitgesloten. Reactie: Bollenteelt is geen bedrijfstak waarvoor de Omgevingsivie beleid heeft. De provincie heeft ook geen zeggenschap over bestemmingen van gemeenten. De provincie beschermt wel de kernkwaliteiten van de
Gelderse natuur (het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone). Zij sluit op voorhand geen functies in deze gebieden uit.
−− Indiener maakt zich zorgen over de toenemende overlast van zware transportbewegingen door de schaalvergroting in de tuinbouw en verzoekt om verkenning van de grenzen van de groei. Reactie: De provincie ziet de schaalvergroting in de agrarische sector en dat dit
negatieve effecten mee kan brengen. In de afweging of bepaalde ontwikkelingen ergens kunnen plaatsvinden is de ontsluiting een van de afwegingen. Het anticiperen op de
toekomstige ontwikkelingen binnen de tuinbouw doet de provincie onder andere binnen het traject stedelijke bereikbaarheid Tiel waar bereikbaarheid als een van de opgaven is gedefinieerd.
−− Indieners verzoeken om meer ruimte voor zelfstandige kantoorfuncties op de agro-
businesscentra voor bedrijven die zich op de agrarische sector richten. Reactie: Er is
maatwerk mogelijk. Als er behoefte aan is en als het geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande kantorenvoorraad, dan is het mogelijk.
−− Indiener geeft aan dat de containerterminal Biezenburg ten koste gaat van het
laanboomteeltareaal en dat overslag van containers binnen de bacterievuurvrije zone
113
Commentaarnota – versie 2.0
onacceptabel is, vanwege het risico van introductievreemde insecten (= exoten die schade zouden kunnen toebrengen aan de teelt). Reactie: De provincie verkent samen met de
Regio Rivierenland voor de locatie Biezenburg zowel de haalbaarheid als de benodigde inrichting. Hierbij komen ligging, ontsluiting, landschappelijke inpassing, effect
op natuur en milieu, omvang en financiële haalbaarheid aan de orde. Ook komen de
consequenties voor de laanboomteelt en de bijbehorende bacterievuurvrijezones in beeld. De verwachting is dat eind 2014 de benodigde studies zijn afgerond.
−− Indiener vraagt aandacht voor een bacterievuurvrije zone in de regio Rivierenland. Reactie: De provincie zal in de te ontwerpen Gebiedenatlas van dit aandachtsgebied rekenschap
geven. Dit onderwerp betreft een regionaal vraagstuk dat nog iets breder gaat dan de regio Rivierengebied, namelijk daar waar fruitteelt en boomteelt aan de orde zijn en waarvan een beperkt deel is aangewezen als bacterievuurvrije zone.
−− Indiener mist in de toepassing van de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik de ruimte om functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen en de
herstructurering van de glastuinbouw te bevorderen. Reactie: De eerste stap van de ladder (de behoefte aantonen) betekent dat de behoefte aan de locatie is gebonden. Voor functieverandering geeft de Omgevingsvisie aan dat sprake moet zijn van
kwaliteitsverbetering en dat initiatieven qua aard en schaal moeten passen in het buitengebied.
−− Indiener verzoekt om monitoring van het nut en de noodzaak van de regionale clusters.
Reactie: De dynamiek wijst uit of er behoefte blijft bestaan aan de eerder geboden ruimte voor de regionale glastuinbouwclusters. De provincie blijft deze behoefte volgen.
−− Indiener onderschrijft de sturingsfilosofie, maar vraagt zich af hoe de doorvertaling ervan op regionaal en gemeentelijk niveau geborgd kan worden. Hoe voorkom je
interpretatieverschillen over wat wel en wat niet kan? Hoe voorkom je dat er vanuit nieuwe zoekpunten steeds meer onderzoeken verricht moeten worden met een langdurig proces tot gevolg? Reactie: De provincie werkt graag met de partijen samen een aantal cases
uit om te kijken of daar een voor alle partijen werkbare werkwijze uit kan voortkomen die tegemoetkomt aan deze zorgen. Dit in aansluiting op de nadere uitwerking met
partners van de werkwijze rond de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik en de Gebiedenatlas.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie naar de strekking van de betreffende reacties (toevoeging doel regionale clusters, aanpassing rond de term ‘agroproductiepark’, toevoegingen aan 4.1.7, toevoegen definitie ‘tuinbouwgelieerde activiteiten’ ).
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de
bijbehorende geografische kaarten naar de strekking van de betreffende reacties (wijziging van een datum, het begrip ‘grondgebonden agrarische bedrijven’, benoeming nadelige aspecten).
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie initieert overleg over de koppeling tussen de Uitvoeringsagenda en het Ambitieprogramma van Greenport Betuwse Bloem.
114
Commentaarnota – versie 2.0
Mobiliteit Betreft zienswijzen Particulieren: 01670765
Organisaties: 01669549, 01664439, 01679906, 01675713 Overheden:
01666563, 01665495, 01644895
Beleidsthema: Mobiliteit
Onderwerpen: Sturingsprincipes mobiliteitsbeleid Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener vraagt de principes van bundelen, verknopen, vraaggerichte benadering en beter benutten meer aandacht te geven in de Omgevingsvisie.
−− Indiener stelt de principes voorkomen, benutten en bouwen te onderschrijven, maar beprijzen te missen.
−− Indiener vindt dat het onderwerp mobiliteit te summier in de Omgevingsvisie is
opgenomen. Ook het doel van verkeersveiligheid zou moet worden opgenomen en het Gelders fietsnetwerk voor woon-werkverkeer en voor recreatie.
−− Indieners vinden dat innovatie rondom mobiliteit meer invulling moet krijgen in de Omgevingsvisie.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De zienswijze over de beperkte innovatieve ontwikkelingen in de visie leidt tot aanpassing van de visietekst. Onder andere de elementen slimme en schone logistiek krijgen meer aandacht.
De zienswijzen over de principes van het mobiliteitsbeleid en ontbrekende doelen leiden niet tot aanpassing van de visietekst. Zie ook toelichting.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot de aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De principes van bundelen en spreiden zijn als specifieke integrale opgaven benoemd binnen het onderdeel Dynamisch Gelderland van de Omgevingsvisie. Daarnaast staat in paragraaf
3.10.3 dat bereikbaarheidsknelpunten aangepakt worden volgens de principes van problemen voorkomen, beter benutten en bewust bouwen.
Het ontbreken van beprijzen is gezien de landelijke discussie een bewuste keuze. Prijs als
sturingsinstrument komt wel terug binnen de andere principes, denk hierbij bijvoorbeeld aan tariefzetting binnen het openbaar vervoer.
Voor de visie op de netwerken – over de integrale aanpak per traject van de problemen voor
de bereikbaarheid, veiligheid en de leefomgeving – wordt eveneens verwezen naar hoofdstuk 3.10 van de Omgevingsvisie. Betreft zienswijzen Particulieren: 01670765, 01664843, 01666556, 01668079
Organisaties: 01665497, 01673101, 01669549, 01664439, 01666549, 01666022, 01665314, 01662772, 01655248, 01695486, 01679906, 01677778, 01675713, 01674724,
115
Commentaarnota – versie 2.0
Overheden:
01671252, 01695574, 01668529
01664025, 01659876, 01664015, 01677818, 01670859, 01666563, 01669508,
01666320, 01665085, 01665238, 01662879, 01659893, 01666694, 01670961, 01662904, 01670584, 01669164, 01665379, 01665495, 01665495, 01666277, 01666545, 01677058, 01664073, 01664075, 01664536, 01665076, 01663185, 01662069, 01661904, 01665372, 01667627, 00799477, 01667847, 01667279, 01667237
Beleidsthema: Mobiliteit
Onderwerpen: Inhoudelijke focus van het mobiliteitsbeleid: steden versus landelijk
gebied, Europese Corridor A-15, noord-zuid-verbindingen en ruimtelijke doorwerking.
Inhoud van de zienswijzen: −− Indieners vinden dat het ambitieniveau van de Omgevingsvisie met name op de steden is gericht.
−− Indieners vinden dat er te weinig focus is op de Europese Corridor, met name de knelpunten op de A15 zijn onderbelicht.
−− Verschillende zienswijzen vragen om aandacht voor de noord-zuid-verbindingen in Gelderland en met name de samenhang daartussen.
−− Indieners benadrukken het belang van knooppuntontwikkeling en landschappelijke inpassing van wegen als onderdelen van de ruimtelijke doorwerking van het thema mobiliteit.
−− Indieners stellen dat de Omgevingsvisie zou moeten aangeven dat de provincie ernaar
streeft de eigen infrastructurele opgaven te integreren met andere ruimtelijke opgaven.
−− De stedelijke netwerken worden aangemerkt als prioriteit. Indiener vraagt ook aandacht voor de verbindingen tussen deze stedelijke netwerken onderling.
−− Indiener ziet graag grensoverschrijdende mobiliteit verder gestimuleerd.
−− Indiener pleit voor verschillende soorten vervoermiddelen in openbaar vervoer. −− Indiener stelt voor de A15 onder het Pannerdensch kanaal door te trekken. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: Steden versus landelijk gebied
De zienswijzen over de te grote nadruk op de steden leiden tot aanpassing van de visietekst.
Juist in het landelijk gebied liggen grote opgaven als gevolg van krimp en vergrijzing. Onder de noemer ‘ambitie’ wordt dit meer benadrukt. Europese Corridors
De zienswijzen over de ontbrekende focus op Europese Corridors, onder andere de knelpunten op de A15, leidt tot aanpassing van de visietekst. Het belang van betere benutting van de Europese Corridors voor goederen- en personenvervoer wordt explicieter benoemd.
De zienswijzen over de overige genoemde onderwerpen (noord-zuid verbindingen en
ruimtelijke doorwerking knooppuntontwikkeling en principes) leiden niet tot aanpassing van de visietekst. Zie ook toelichting.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De kaarten in de Omgevingsvisie zijn aangepast door de randen van de stedelijke netwerken transparanter te maken. Het gaat niet zozeer om de harde begrenzing maar meer om de
116
Commentaarnota – versie 2.0
interactie tussen de steden en hun omgeving. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie vindt knooppuntontwikkeling en de ruimtelijke inpassing van wegen belangrijk. De provincie blijft inzetten op versterking van de knooppunten als
mobiliteitsfunctie maar ook als verblijfsfunctie, en op de inpassing van nieuwe
infrastructuur in het Gelderse landschap. Daarbij wordt sterk geleund op de inbreng van de samenwerkingspartners. Toelichting De zienswijzen over de noord-zuid-verbindingen en de samenhang daarbinnen leiden niet tot aanpassingen van de visietekst. Op basis van de zienswijzen wordt een verkenning gestart. Bovendien verkent de provincie op dit moment nut, noodzaak en mogelijkheden van de opwaardering van de OV-verbinding Apeldoorn-Arnhem. Betreft zienswijzen Particulieren: 01664843
Organisaties: 01665497, 01669549, 01664947, 01662772, 01695486, 01668529 Overheden:
01669508, 01666563, 01666320, 01665085, 01659893, 01664015, 01659876,
01664025, 01662904, 01665379, 01665495, 01666277, 01677058, 01664073, 01664075, 01665076, 01663185, 01665238, 01677848, 01665372
Beleidsthema: Mobiliteit
Onderwerpen: Aandacht voor specifieke onderdelen van het mobiliteitsbeleid: fiets, openbaar vervoer en logistiek
Inhoud van de zienswijzen: −− Indieners vragen meer aandacht voor de fiets als vervoersmiddel.
−− Rondom het thema openbaar vervoer vragen indieners opmerkzaam te zijn op (nieuwe) stations, lijnvoering en betaalbaarheid.
−− Indiener zet vraagtekens bij het OV-beleid van aansluiting op hoofd- en regionet waardoor de kleinere kernen aangewezen zijn op basismobiliteit.
−− Indiener vindt dat logistiek over water niet mag worden vergeten en zag de Omgevingsvisie daarop graag aangepast.
Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De zienswijzen over de overige genoemde onderwerpen (fiets, openbaar vervoer, logistiek) leiden niet tot aanpassing van de visietekst. Zie onderstaande toelichting. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot specifieke acties voor de agenda van de provincie. Toelichting Fiets
De zienswijzen die aandacht vragen voor de fiets leiden niet tot aanpassingen van de
117
Commentaarnota – versie 2.0
visietekst. In de provinciale aanpak en de verdiepingsteksten van het mobiliteitsbeleid, ook in verschillende regionale doorwerkingen, komt de fiets nadrukkelijk terug. Openbaar vervoer
De zienswijzen over (nieuwe) stations, lijnvoering en betaalbaarheid leiden niet tot
aanpassingen van de visietekst. De hoofdlijn voor het openbaar vervoer is de omslag van
aanbodgericht naar vraaggericht openbaar vervoer met ruimte voor regionale initiatieven. Logistiek
Voor de visie op logistiek over het water wordt verwezen naar de Omgevingsvisie paragraaf
3.10.4 onder de kop “Infrastructuurnetwerk voor goederen en achterlandverbindingen” en de kop “Regionale vaarwegen”, en paragraaf 3.10.5. Betreft zienswijze Particulieren: -
Organisaties: 001668529 Overheden:
01670859, 01666563, 01669508, 01670584, 01669164, 01665379, 01665495
Beleidsthema: Mobiliteit Onderwerp:
(regionale) ambities en focus
Inhoud van de zienswijze: Gelderland
−− De indiener verzoekt om de ambitie niet te beperken tot de (inter)regionale verbindingen, maar vraagt om verbinding naar het internationale netwerk, met Arnhem als OVdraaischijf voor Oost-Nederland. Achterhoek
−− De indiener brengt in dat minder asfalt en meer aandacht voor openbaar vervoer gewenst is zoals goede treinverbindingen en fietsen.
Noord Veluwe
−− De betreffende zienswijze brengt in dat het economisch belang van de vervoersader A28 (naast weg, spoor en water) in de Omgevingsvisie niet tot zijn recht komt.
Stadsregio
−− Het verbeteren van de bereikbaarheid van het stedelijk kerngebied en aansluiting op de gebieden buiten de Stadsregio (Randstad, Brabant, NRW) staan hoog op de regionale agenda. Indiener signaleert de stedelijke bereikbaarheid van Arnhem-Nijmegen
als knelpunt vanwege de specifieke ligging en de toenemende druk op de toegang
tot de steden. Indiener vraagt de interregionale en binnenregionale bereikbaarheid nadrukkelijker te vertalen in de Omgevingsvisie
−− De betreffende zienswijzen brengen in dat het doortrekken van de A15 wordt
onderschreven, onder meer omdat het oost-west-sluipverkeer in de Duitse grensregio kan voorkomen. Indiener verzoekt om verdere afstemming in het kader van het Düsseldorfer
Reginalplan
−− Indiener stelt dat de bereikbaarheid van de Arnhemse en Nijmeegse (binnen)steden
118
Commentaarnota – versie 2.0
explicieter kan worden gemaakt in de Omgevingsvisie en dat er meer aandacht kan worden geschonken aan de specifieke mobiliteitsaspecten van Nijmegen (spoorverbindingen naar
Den Bosch en Limburg, reactivering lijn Nijmegen-Kleve, het nachtnet naar Nijmegen, de Oversteek, de Groene Route en de Dorpensingel).
−− Indiener vindt de passage in de Omgevingsvisie over de krimp die het om financiële
redenen onmogelijk maakt om het OV in delen van de Stadsregio in stand te houden, te stellig.
Reactie: zie gevolgen en toelichting. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Samen met het ministerie van I&M gaat de provincie een MIRT-onderzoek uitvoeren dat
medio 2014 gereed is, waarin de hele corridor Utrecht-Zwolle wordt beschouwd en waarbij de haalbaarheid van verschillende treindiensten op deze corridor onderzocht wordt.
De provincie zet de samenwerking met de Bezirksregierung Düsseldorf graag voort en zet in op verdere verbetering van de (grensoverschrijdende) (inter)regionale samenwerking. De provincie gaat verder in gesprek met de indieners over de agendering van hun aandachtspunten. Toelichting Projectafspraken die voortkomen uit de Omgevingsvisie worden afgewogen in de
Omgevingsagenda of in de MIA-Mobiliteit. In het kader van de stedelijke bereikbaarheid is
de provincie in gesprek met de betrokken partners over de bereikbaarheid van het stedelijke netwerk. De provincie verbetert de verbindingen van de Stadsregio met de omliggende
stedelijke netwerken (Eindhoven, Food Valley, Stedendriehoek, Nordrein Westfalen maar ook de Randstad).
De fiets vormt een belangrijke basis voor een goed functionerend stedelijk netwerk. Ook
in de regionale doorwerking is aandacht geschonken aan fiets. Denk aan de snelfietsroute Zevenaar - Arnhem, Wijchen - Nijmegen en Beuningen - Nijmegen. Verdere invulling van
het netwerk vindt plaats via de gebruikelijke kanalen, waaronder het Gelders Fietsnetwerk. In de delen van de provincie met krimp is het onmogelijk om het openbaar vervoer op de
huidige wijze in stand te houden. De komende jaren zet de provincie in op de verbindingen
in en naar de steden als dragend netwerk van het regionaal openbaar vervoer en ondersteunt de provincie het aanvullend openbaar vervoer voor het behoud van de basismobiliteit buiten het stedelijk gebied. Betreft zienswijze: Particulieren: 01664843, 01666556
Organisaties: 01665497, 01669549, 01666022, 01665314, 01664947, 01662772, 01677778 Overheden:
119
01662904, 01664025, 01677818, 01670859, 01666563, 01669508, 01666320,
01665085, 01666694, 01659893, 01664015, 01659876, 01670584, 01665379,
Commentaarnota – versie 2.0
01666277, 01666545, 01677058, 01664073, 01664536, 01665076, 01663185, 01666022, 01665238, 01662879, 01661904, 01652976, 01665372 Beleidsthema: Mobiliteit Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: Een groot aantal zienswijzen brengt individuele projecten in en laat de behoefte zien om op projectniveau met elkaar in gesprek te zijn. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De concrete projectvoorstellen die met zienswijzen zijn aangedragen vormen een onderdeel
van de nadere gesprekken over het programmeren van mobiliteitsprojecten en keuzes daarin. Toelichting De Omgevingsvisie is een plan op hoofdlijnen waarin de aanpak voor mobiliteit op strategisch en tactisch niveau is vormgegeven. De provincie blijft graag in gesprek en eventuele projectafspraken worden afgewogen in de omgevingsagenda en in de
Meerjaren Investerings Agenda Mobiliteit. Waar nodig worden onterechte verwachtingen weggenomen.
120
Commentaarnota – versie 2.0
Digitale bereikbaarheid Betreft zienswijzen (per onderwerp); Particulieren: 01664843
Organisaties: 01664947, 01662772 Overheden:
01665076
Beleidsthema: Digitale bereikbaarheid Onderwerp:
Breedbandinfrastructuur
Inhoud van de zienswijzen: Breedbandinfrastructuur voor de eigen gemeente
De betreffende zienswijze brengt in dat de aanleg van toekomstvaste
breedbandinfrastructuur nader uitgewerkt zou moeten worden voor de betreffende gemeente.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Digitale ontsluiting van specifieke gebieden
De betreffende zienswijzen brengen in dat Stroe en het buitengebied digitaal ontsloten zouden moeten worden.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie en de verordeningen: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening met de volgende strekking: de ambitie van de provincie voor de
digitale bereikbaarheid wordt aangepast op basis van de investeringsimpuls van 35 miljoen euro voor dit doel.
Gevolgen voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van geografische kaarten. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie werkt de stimuleringsregeling voor breedbandverbindingen in buitengebied en bedrijventerreinen uit. Toelichting Op 30 oktober heeft GS haar voornemen om de haalbaarheid van het oprichten van een
investeringsmaatschappij Breedband aan de commissie Mobiliteit Innovatie en Economie
(MIE) voorgelegd. In de commissie MIE is positief gereageerd op dit voornemen. Dit betekent dat de provincie via een marktconsultatie, en mogelijk daaropvolgend een aanbesteding,
gaat onderzoeken of er partners zijn met wie de provincie een PPS zou kunnen oprichten.
Bij succes wordt de oprichting daarvan voorzien in het najaar van 2014. Vervolgens kan de aanleg starten.
Onderdeel van het voorstel voor de Robuuste investeringsimpuls is 35 miljoen voor de
realisatie van breedband in het ‘witte buitengebied (waar nu geen breedband aanwezig
is)’ en op bedrijventerreinen; 2 miljoen daarvan zal ingezet worden om waar van belang
mantelbuizen te kunnen leggen, omdat zich kansen aandienen door graafwerkzaamheden van anderen, waardoor later het netwerk aangelegd kan worden.
De Robuuste investeringsimpuls betreft de periode tot en met 2015. Het is niet realistisch te veronderstellen dat de provincie heel Gelderland kan voorzien van breedband binnen
121
Commentaarnota – versie 2.0
de periode van nu tot en met 2015. Daarom is het voorstel te starten in de Achterhoek.
De gemeenten, inwoners en bedrijven in de Achterhoek hebben zich al enige tijd actief
getoond en hebben al diverse zaken onderzocht. Hierop doorgaan maakt snelle realisatie
mogelijk. Ook kan breedband voorzien in oplossingen om de negatieve effecten van krimp te verzachten (digitale dienstverlening, nieuwe invulling vrijkomende agrarische bebouwing et cetera). De regio Achterhoek is de regio in Gelderland waar krimp het eerst en meest omvangrijk speelt.
122
Commentaarnota – versie 2.0
Ruimtelijke kwaliteit Betreft zienswijzen (per onderwerp): Particulieren: -
Organisaties: 01671252, 01679705, 01655248, 01667567, 01664670, 01658156, 01668529 Overheden:
01665238, 01662879, 0166549, 01663185, 01664073, 01663185
Beleidsthema: Ruimtelijke kwaliteit Onderwerp:
Ruimtelijke kwaliteit als doel, begrippenkader, monitoring
Inhoud van de zienswijzen: Ruimtelijke kwaliteit als doel
De betreffende zienswijzen brengen in dat ruimtelijke kwaliteit het doel zou moeten zijn
van de Omgevingsvisie en niet slechts een randvoorwaarde bij ruimtelijke ontwikkelingen. Zorg daarbij is dat economische argumenten de kwalitatieve argumenten overschaduwen. Indieners achten ruimtelijke kwaliteit van wezenlijk belang voor bestaande kernen.
Bovendien wensen zij meer helderheid over wie de kwaliteit bepaalt of borgt en wanneer het voldoende is. Zij vragen zich af of gemeenten de grotere verantwoordelijkheid voor
ruimtelijke kwaliteit aankunnen. Een indiener stelt dat in het ruimtelijk beleid veel meer vanuit het oogpunt van concentratie moet worden gewerkt. Ook stelt een indiener dat de term ruimtelijke kwaliteit meteen weer in het economische wordt getrokken. Hier is de economie niet leidend, maar de leefbaarheid wel. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Begrippenkader
De betreffende zienswijzen brengen in dat begrippen als Gebiedenatlas, Kwaliteitsatelier
en Bouwmeesterschap om toelichting vragen, met name waar het de achtergronden, het
eigenaarschap, de status en de wijze van toepassing betreft. Concrete vragen betreffen de
Gebiedenatlas (Is dit een toetsingskader? Komen lokale wegen- en padenstelsels hier ook in?) en een veronderstelde extra welstandstoets (betreft deze ook landschappelijke inpassing?). Reactie: zie toelichting en gevolgen. Monitoring
De betreffende zienswijze stelt dat van monitoring van ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving in het landelijk gebied ontbreekt. Reactie: zie toelichting en gevolgen. De kaart
De betreffende zienswijzen stellen vast dat de kaart Ruimtelijke Kwaliteit weinig toevoegt aan de Omgevingsvisie.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie in de zin dat de teksten over de Gebiedenatlas en de Kwaliteitsateliers zijn verduidelijkt. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. De kaart Ruimtelijke Kwaliteit wordt verwijderd uit de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de agenda van de provincie: De instrumenten Gebiedenatlas en Kwaliteitsateliers zijn onderdeel van de uitvoering van
123
Commentaarnota – versie 2.0
de Omgevingsvisie, onder meer waar het gaat om het eigenaarschap en de toepassing ervan. De provincie gaat onderzoeken of en hoe monitoring van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving, van zowel landelijke als stedelijke gebieden, kan worden gekoppeld aan
de Gebiedenatlas en de Kwaliteitsateliers. De provincie gaat de Gebiedenatlas illustreren
en combineren met verschillende soorten inspiratiemateriaal: cartografie, infographics, fotografie et cetera. Digitale mogelijkheden worden optimaal benut. Toelichting Ruimtelijke kwaliteit als doel
De Omgevingsvisie kent twee hoofddoelen: 1) economische structuurversterking en 2) borgen
van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Het is zaak om – via de weg van co-creatie en partnerschap – de balans te vinden tussen economie en ruimtelijke kwaliteit. Het gaat
om sturen op doelen en ontwikkelen met kwaliteit, ook voor bestaande kernen en bebouwde gebieden. Daarbij is het per saldo versterken de kernkwaliteiten van bijvoorbeeld natuur en landschap het uitgangspunt. En er zijn meerdere kwaliteiten die de provincie (via de
Omgevingsverordening) beschermd en wil helpen ontwikkelen. Hulpmiddelen om maatwerk te leveren zijn voorts de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, de op te stellen
Gebiedenatlas en de Kwaliteitsateliers. Gemeenten dragen de primaire verantwoordelijkheid voor het behouden en realiseren van ruimtelijke kwaliteit en het bepalen van de juiste
balans. De provincie faciliteert en stimuleert met de Gebiedenatlas, de Kwaliteitsateliers en de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Begrippenkader
Bouwmeesterschap betreft een ambitie en een houding: hoe kunnen we – samen – ruimtelijke kwaliteit waarderen, borgen en realiseren?
De Gebiedenatlas is een hulpmiddel en heeft geen juridische status; het is geen
toetsingskader en geen welstandstoets maar een inspiratie-instrument. De provincie wil
samen met haar partners de Gebiedenatlas binnen twee jaar in fasen hebben ingevuld. Voor 1
juli 2014 is de eerste versie te verwachten. De Gebiendenatlas krijgt een ‘rollend’ karakter: het is een dynamisch document, analoog beschikbaar en digitaal raadpleegbaar, met gaandeweg mogelijkheden voor verbijzonderingen, nieuwe inzichten, nieuwe beoordelingen en actuele handreikingen.
Alleen voor het Gelders Natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone, de Nieuwe
Hollandse Waterlinie, de Limes, het Waardevol Open Gebied en het nationaal landschap zijn activiteiten gebonden aan de kernkwaliteiten die niet mogen worden aangetast. De
Gebiedenatlas wordt gekoppeld aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik en sluit aan bij diverse sectorale beleidsvelden.
De Gebiedenatlas komt via co-creatie tot stand en brengt de inhoud in beeld, onder meer via goede voorbeelden, inspirerende oplossingen en ontwerptips. Lokale stelsels van wegen en paden, bijvoorbeeld, kunnen hierin een plek krijgen.
Het Kwaliteitsatelier biedt een inspirerende mogelijkheid om ruimtelijke kwaliteit in concrete situaties te operationaliseren. Monitoring
De provincie gaat samen met haar partners onderzoeken of en hoe monitoring van de
ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving, van zowel landelijke als stedelijke gebieden, kan worden gekoppeld aan de Gebiedenatlas en de Kwaliteitsateliers.
124
Commentaarnota – versie 2.0
De kaart
De kaart Ruimtelijke Kwaliteit wordt uit de Omgevingsvisie verwijderd. De verbeelding van de ruimtelijke kwaliteit komt onder meer aan de orde bij het gezamenlijk opstellen van de Gebiedenatlas.
Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01655248, 01666549, 01679705, 01668529 Overheden:
01666694, 01674576
Beleidsthema: Ruimtelijke kwaliteit Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: a. Eén zienswijze constateert dat natuur als kwaliteitsambitie voor de regio’s FoodValley en Noord-Veluwe ontbreekt in paragraaf 4.3.1 van de Omgevingsvisie. Indiener zag graag
expliciet genoemd: de zeer waardevolle kampen- en landgoederenlandschappen en Polder Arkemheen/Putter Polder met het aangrenzende randmerengebied.
b. Eén zienswijze brengt de zorg in om de ruimtelijke kwaliteit van en de veiligheid in
het gebied Duiven-Zevenaar-Groessen-Loo, vanwege de doortrekking van de A15 en de kruising van het Pannerdens Kanaal met een brug.
c. Indieners achten een tunnel gewenst bij de beoogde A15 vanwege de schade aan het landschap door een brug.
d. Indieners willen – vroegtijdig – betrokken worden bij de verdere uitwerking van het borgen van ruimtelijke kwaliteit in Gelderland.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie:
De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De Gebiedenatlas zal in co-creatie tot stand worden gebracht. Toelichting Betrokken partijen kunnen in de Gebiedenatlas en in een Kwaliteitsatelier verder ingaan
op de betreffende gevallen en ambities. Het Rijk heeft gekozen voor een tracé met brug. Dit
wordt nu verder door het Rijk uitgewerkt in de tracéwetprocedure. De provincie heeft met dit tracé ingestemd. Wel heeft de provincie aandacht gevraagd voor een zorgvuldige inpassing van de weg met de brug waarvoor ook middelen beschikbaar zijn gesteld.
125
Commentaarnota – versie 2.0
126
Commentaarnota – versie 2.0
Cultuur en erfgoed Betreft zienswijzen: Particulieren: 01660332, 01680562, 01661384, 01669161, 01679837, 01667616, 01663008,
01665603, 01667100, 01666564, 01660808, 01681072, 01679560, 01681095, 01666948, 01662401, 01669957, 01661270
Organisaties: 01663182, 01669889, 01681086, 01666738, 01655248, 01664820, 01655248, Overheden:
01669966, 01667297, 01667246, 01680079, 01667237, 01679705
01677818, 01669508, 01669854, 01668814, 01659876, 01662904, 01666545,
01655248, 01665664, 01673675, 01665664, 01669164, 01664075, 01666545, 01670914, 01667237, 01665495
Beleidsthema: Cultuur en erfgoed Onderwerp:
Strekking van het beleid en accenten
Inhoud van de zienswijzen: −− Eén zienswijze vraagt om de toevoeging: ‘en andere goed ontwikkelde kleinschalige
landschappen’ als dragers van het diverse cultuurlandschap en noemt daarbij voorbeelden als de kampenlandschappen in de Vallei en gebieden in de Achterhoek. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indieners missen de aanduiding ‘het groene erfgoed’ en aandacht voor instandhouding
van agrarische landschappen, eeuwenoude verkavelingen en landgoederen. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indieners wijzen op de wijze waarop de provincie Zuid-Holland omgaat met zogenaamde buitenplaatsbiotopen. Reactie: zie toelichting onder b.
−− Eén zienswijze vraagt aandacht voor de cultuurhistorische waarden van jonge ontginningen. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Verschillende zienswijzen vragen om nadere accenten in de Omgevingsvisie, waaronder het rivierenlandschap van de Stadsregio tussen twee stuwwallen, cultuurhistorie van het landschap, het agrarische landschap, buitenplaatsen, jonge ontginningen en kleinschalige landschappen. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indieners zagen de sectoren cultuur en erfgoed liever niet samengevoegd: het zijn
twee verschillende werelden met uiteenlopende financieringswijzen. Geld uit het
restauratiebudget mag niet weglekken naar cultuurprojecten. Reactie: zie toelichting onder c.
−− Indiener vindt dat de relatie tussen cultuur, cultuurhistorie en economie (bijvoorbeeld toerisme) in de Omgevingsvisie sterker benadrukt moet worden, inclusief een helder afwegingskader om keuzes te kunnen maken. Reactie: zie toelichting onder c.
−− Indiener vindt dat de waarde van cultuurhistorie geen afgeleide is van de economische
waarde van het erfgoed voor de economie: het belang van cultuurhistorie kan afnemen als het economisch belang van cultuurhistorie wordt betwijfeld. Indiener wil dit risico terugdringen. Reactie: zie toelichting onder c.
−− Indiener vraagt om expliciet aan te geven hoe de Omgevingsvisie om wil gaan met
cultureel erfgoed en hoe dat beter te benutten en welke speerpunten er zijn op het gebied
van cultuur en cultuurhistorie. Indiener vindt dat de beschrijving van beleidsterreinen niet altijd in evenwicht zijn; dit uit zich bij cultuurhistorie. Reactie: zie toelichting onder c.
−− Indiener vindt dat de Omgevingsvisie moet stellen dat de instandhouding van de waarden ook van belang is om de waarden zelf, en dat de Omgevingsvisie instandhouding te veel koppelt aan economische ontwikkeling. Reactie: zie toelichting onder c en d.
−− Indiener vindt de ambitie te laag en mist aandacht voor de IJssellinie. Reactie: zie toelichting onder e.
−− Indiener mist bij Archeologie de verbinding met landschap en het belang van de oude
127
Commentaarnota – versie 2.0
enken als thema voor de Stadsregio. Reactie: zie toelichting onder c.
−− Indiener vraagt om verheldering over hoe er gewekt wordt aan regionale
onderzoeksagenda’s en over de rol van regioarcheologen. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener mist een agenda voor rood erfgoed, de visie op modernisering van de
monumentenzorg en een antwoord op de vraag wat er gebeurt met kennis van
restauratieopgaven en de positie van onderwijsinstellingen en erfgoededucatie. Reactie: zie toelichting onder a en d.
−− Indiener vindt dat de rol van cultuurhistorie als bouwsteen bij ruimtelijke ontwikkelingen sterker benadrukt mag worden en betreurt het dan alleen archeologie (in plaats van
cultuurhistorie) betrokken wordt bij planontwikkelingen. Indiener vindt bovendien dat
de thema’s leegstand en vrijkomend erfgoed meer met elkaar verbonden kunnen worden. Reactie: zie de toelichting onder a en d.
−− Indiener ziet graag dat naast de Hanzesteden en de Veluwe, het Apeldoorns Kanaal en de IJssel als cultuurhistorische dragers van de Noord-Veluwe worden benoemd. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener geeft in overweging een kaart Cultuurhistorie toe te voegen en de naleving van het beleid op het vlak van cultuurhistorie met criteria in de Omgevingsverordening te borgen. Reactie: zie toelichting onder a en c.
−− Indiener verzoekt voor de buitenplaatsen van de Zuidelijke Veluwezoom een eigen gebiedsaanduiding. Reactie: zie toelichting onder a en c.
−− Indiener hecht belang aan de Grebbelinie in de Omgevingsvisie; dit belang is vertaald in
het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Wageningen. Reactie: zie toelichting onder e.
−− Indiener mist op de kaart Gelderse erfgoedensembles diverse zaken zoals buitenplaatsen, steenfabrieken et cetera. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener verzoekt om de benoeming van een aantal unieke kwaliteiten (rivierenlandschap en Limes) van de Stadsregio in de Omgevingsvisie. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener stelt dat het respecteren van landschappelijke waarden niet verder kan gaan dan een goede landschappelijke inpassing en verzoekt om geen ‘niet-haalbare’ eis te stellen.
Reactie: Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie kan worden opgemerkt dat, voor zover dit past binnen de kaders van het vastgestelde culltuur- en erfgoedbeleid van de provincie, het voor de instandhouding en ondersteuning van ‘monumentaal groen ’niet van
doorslaggevend belang is of een terrein al dan niet valt binnen de begrenzing van het GNN,
−− Indiener stelt dat archeologie niet gebruikt mag worden om bovengrondse bescherming te
creëren voor Mooi Gelderland (natuur). Indiener plaatst vraagtekens bij het gepercipieerde monopolie en belang van het bureau dat de gemeentelijke verwachtingskaart heeft opgesteld. Reactie: Zie toelichting onder f.
−− Indiener stelt dat er geen themakaart voor cultuurhistorie is opgenomen, terwijl dit
wel voor andere thema’s is gedaan en adviseert dit alsnog te doen. Bovendien mist de indiener – samen met andere indieners – op de kaart Gelderse erfgoedensembles een
aantal wezenlijke archeologische waarden betreffende de regio FoodValley en verzoekt
deze kaart aan te passen. Specifiek voor het Nijkerkse grondgebied benoemt de zienswijze regionale identiteiten en aardkundige waarden, met het verzoek deze op te nemen in de Omgevingsvisie. Reactie: zie toelichting onder a.
−− Indiener vindt het onduidelijk of de Renkumse landgoederen en buitenplaatsen tot het
Gelders Natuurnetwerk behoren of tot de Groene Ontwikkelingszones. Als de landgoederen en buitenplaatsen Groene Ontwikkelingszones zijn, dan opent dit mogelijk de deur voor
bouwplannen die de ecologische en cultuurhistorische waarden ernstig aantasten, wat de indiener niet ondersteunt. Reactie: zie toelichting onder g.
−− Indiener stelt dat samenhang tussen cultuurhistorische landgoederen en
128
Commentaarnota – versie 2.0
landgoederenzones – op grond van ervaring met Gelders Arcadië – bij de samenwerking
tussen gemeenten en eigenaren-beheerders een grotere meerwaarde oplevert. Reactie: zie toelichting onder c en f.
−− Indieners vinden de aandacht voor cultuurhistorie erg summier, en slechts impliciet
bij andere thema’s. De achterliggende gedachte is niet uit de Omgevingsvisie te halen. Ook vraagt indiener zich af wat de relatie is tussen de Gelderse Cultuurhistorische
Waardenkaart en de kaart Het Gelders DNA. Reactie: zie toelichting onder a, c en d.
−− Indiener vindt de uitwerking van sectorale-integrale aanpak niet concreet genoeg. Met
name voor cultuurhistorie kan dit slecht uitpakken. Omdat onduidelijk is welke belangen op welke wijze worden aangesproken en verwerkt. Daarbij mist indiener het onderwerp cultuurhistorie als centraal thema. Indiener wil meer aandacht voor cultuurhistorie bij steden en dorpen (Dynamisch Gelderland). Een bijgewerkte kaart met de belangrijkste cultuurhistorische waarden zou zeer wenselijk zijn, met onder meer belangrijke
verkavelingsstructuren, monumenten, grafheuvels. Verzoek: benader cultuurhistorie als een ordenend principe voor allerlei terreinen. Reactie: zie toelichting onder a, c en d.
−− Indiener stelt dat de rijksdienst een visie heeft opgesteld waarin het hele grondgebied van inspreker is aangewezen als wederopbouwgebied. Dit zou verplicht in de visie moeten worden opgenomen doch is echter nog niet gebeurd. Reactie: zie toelichting onder h.
−− Indiener reageert op de begrenzing van het Gld. Natuur Netwerk (GNN) en de Groene
Ontwikkelingszone. De IJsselvallei was vroeger rijk aan hoogstamboomgaarden. In overleg met de gemeente Voorst en de provincie is in een pilot project Bandijk deze cultuurhistorie hersteld. Indiener verzoekt de grenzen van het GNN zodanig te wijzigen dat in ieder geval het gehele gebied dat binnen het Pilotproject Bandijk van de gemeente Voorst valt ook binnen het GNN te laten vallen. Reactie: zie toelichting onder i.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Het landschap van West Maas en Waal is door het Rijk aangewezen als een van de honderd
toppers van de Wederopbouw vanwege de kwaliteiten als gebied waar streekverbetering en
ruilverkaveling van de jaren vijftig goed afleesbaar zijn in het landschap. De provincie zal in gesprek met het Rijk en de gemeente bezien hoe om te gaan met het specifieke karakter van dit landschap. De Gebiedenatlas die de provincie voornemens is te maken, kan daarbij een hulpmiddel zijn. Toelichting a. In de Gebiedenatlas, die in samenwerking met gemeenten zal worden opgesteld, vindt de uitwerking van de regionale identiteiten plaats. Van de aangedragen
identiteiten zal dankbaar gebruikt gemaakt worden. Verdere specificatie in de tekst
van de Omgevingsvisie is niet aan de orde vanwege het beoogde abstractieniveau van de Omgevingsvisie, en omdat de Omgevingsvisie geen directe oplossing biedt voor
specifieke gevallen. De Gebiedenatlas is een instrument om ruimtelijke kwaliteit te
borgen. Ze maakt geen onderdeel uit van de Omgevingsvisie. Gezien de hoofdlijnen van de Omgevingsvisie, kiest de provincie voor een benadering die het gemeenten mogelijk maakt om over te gaan tot ruimtelijk maatwerk voor het inzetten van cultuurhistorie. 129
Commentaarnota – versie 2.0
b. De wijze waarop de provincie Zuid-Holland omgaat met buitenplaatsen via zogenaamde buitenplaatsbiotopen, betreft buitenplaatsen in zeer sterk verstedelijkt gebied. In Gelderland is overwegend sprake van buitenplaatsen in landelijk gebied. De
Omgevingsvisie kiest daarom voor een benadering die het gemeenten mogelijk maakt om over te gaan tot ruimtelijk maatwerk voor de omgeving van buitenplaatsen.
Aanbevelingen als laagrentende leningen voor potentieel rendabele onderdelen van
buitenplaatsen en subsidies voor maatschappelijk belangrijke maar niet of nauwelijks rendabel te onderhouden onderdelen, worden opgepakt in het programma Cultuur en Erfgoed van de provincie waarin buitenplaatsen een prioriteit vormen.
c. De voordelen van een meer integraal cultuur- en erfgoedbeleid zijn aanzienlijk. Niet
alleen inhoudelijk, maar ook in de dagelijkse uitvoering van het beleid; te denken valt
aan educatie, participatie en cultuurtoerisme. De economische betekenis van cultuur en erfgoed is groot. Het stimuleren hiervan is een van de kernpunten van het provinciale beleid voor cultuur en erfgoed dat in 2012 werd vastgesteld. Hierin worden duidelijke
keuzes gemaakt voor accenten: buitenplaatsen, het historisch landschap, industrieel erfgoed, religieus erfgoed en twee linies: de Romeinse Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
d. De provincie blijft het gemeentelijke erfgoedbeleid ondersteunen met een
subsidieregeling voor gemeentelijke monumenten, regioarcheologen en de
Samenwerkingsovereenkomst Cultuurhistorie van het Gelders Genootschap.
Cultuurhistorie is belangrijk en onmisbaar voor de versterking van (onder meer) de
ruimtelijke kwaliteit. Cultuurhistorie is ook van belang bij planontwikkeling, waarbij de gemeente verantwoordelijk is op het betreffende niveau van planontwikkeling.
e. Een aantal historische linies doorsnijdt (ook) Gelderland: de Limes, de IJssellinie, de
Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Grebbelinie. De komende jaren richt de provincie zich in hoofdzaak op de Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. (Zie ook f.)
f. Gemeenten hebben bij de voorbereiding van hun eigen archeologiebeleid een
archeologische waarden- en verwachtingenkaart laten opstellen. Welk bureau dat
uitvoert, is een gemeentelijke keuze. Alle gecertificeerde bureaus werken volgens de geldende kwaliteitsnormen binnen de archeologie. De archeologische erfgoedzorg
is primair belegd bij gemeenten. De Omgevingsvisie heeft bijzondere aandacht voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes. Beide zones als geheel zijn
overgenomen uit het Barro en de afspraken met gemeenten uit het voorbereidingstraject tot UNESCO-aanwijzing. De provincie is zich bewust van de gestapelde belangen in deze zones, waaronder die van agrariërs. Dat laat onverlet dat de archeologische waarden
ook gebruikt kunnen worden om de bovengrondse identiteit te versterken. Eventuele beschermende maatregelen volgen uitsluitend uit de aanwijzing van deze zones als
toekomstig Werelderfgoed en de daarmee gepaard gaande regelingen. De daadwerkelijke aanwijzing van concrete terreinen als onderdeel van het Werelderfgoed geschiedt uitsluitend met instemming van de betrokken gemeente.
g. In de Groene Ontwikkelingszones zijn alleen plannen en projecten mogelijk die leiden tot een substantiële versterking van de kernkwaliteiten, zoals de ecologische waarden en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Een eventuele wijziging van het bestemmingsplan zal goed moeten onderbouwen dat er een versterking van de
kernkwaliteiten plaatsvindt. Projecten die de cultuurhistorische waarden sterk aantasten passen hier niet.
h. De aanwijzing in de rijksnota van de ‘Visie Erfgoed en Ruimte’ van gemeente West Maas en Waal als een gebied waar ruilverkaveling tijdens de wederopbouwperiode belangrijk erfgoed heeft achtergelaten, heeft geen verplichtende doorwerking. Wel is het zo dat in overleg tussen overheden bezien wordt hoe het specifieke karakter van dit gebied
130
Commentaarnota – versie 2.0
behouden kan worden. De provincie gaat hierover het gesprek met Rijk en gemeente graag aan. De Gebiedenatlas die de provincie voornemens is in nauw overleg met
gemeenten te maken, is een middel waarin de kwaliteiten van West Maas en Waal als
karakteristiek wederopbouw-ruilverkavelingsgebied opgenomen kunnen worden. Met de Gebiedenatlas als hulpmiddel kunnen ruimtelijke kwaliteiten waaronder de kwaliteiten van het landschap van West Maas en Waal beter ingezet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
i. Aanleg en herstel van hoogstamboomgaarden in het projectgebied Bandijk hebben
bijgedragen aan de aantrekkelijkheid en identiteit van het landschap, maar vormen geen argument voor rangschikking onder het GNN, dat immers meer betrekking heeft op de ecologische kwaliteiten.
Betreft zienswijzen:
Particulieren: Organisaties Overheden:
-
01680212, 01659893, 01664075, 01664073
Beleidsthema: Molens in Gelderland Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: a. Eén zienswijze vraagt om expliciet aan te geven hoe de provincie om wil gaan met
cultureel erfgoed, hoe dat beter te benutten en welke speerpunten er zijn op het gebied
van cultuur en cultuurhistorie. Bovendien vindt indiener dat de Omgevingsvisie duidelijk moet maken of de instrumenten om molens draaiende te houden blijven gehandhaafd.
b. Indiener merkt op dat de afwegingsruimte die onder de molenverordening bestond uit de Omgevingsvisie is verdwenen, en spreekt de wens uit dit te herstellen, zodat de indiener weer maatwerk kan leveren bij de molenbiotopen.
c. Indiener verzoekt om opname van een kaart voor cultuurhistorie in de Omgevingsvisie, en om toevoegingen aan de kaart Gelderse erfgoedenensembles, te weten: buitenplaats Sint Hubertus, kazernecomplexen, rijksmonumentale molens, Germaanse nederzettingen en grafvelden, celtic fields, urnenvelden, et cetera.
d. Volgens indiener doet de Omgevingsvisie tekort aan de cultuurhistorische kwaliteiten van de Gelderse Vallei.
e. Indiener vraagt om verwijdering van de molenbiotopen in Asperen en Herwijnen. Het gaat hierbij slechts om rompen van voormalige molens. Verder vraagt indiener om toevoeging van de molenbiotoop bij Leerdam.
f. Indiener verzoekt om de kaart Molenbiotopen aan te passen zodat duidelijk wordt dat de molen De Hoop (gemeente Buren) geen wieken heeft.
g. Indiener is van mening dat de opgenomen molenbiotoop van 400 meter onevenredige
beperkingen met zich meebrengt in relatie tot het te beschermen belang van de molen.
Bijv. in relatie tot de herontwikkeling van terreinen zoals de voormalige zaal Kruisbergen in Beneden-Leeuwen.
h. d. Indiener is van mening dat molens die geen productiefunctie hebben en waarvan
met redelijkheid is vast te stellen dat dit in de toekomst ook niet meer het geval zal zijn behoeven geen of beperktere bescherming.
i. Indiener stelt dat op de kaart ‘Molenbiotopen’ de molen op het industrieterrein in Kesteren verwijderd moet worden, gelet op eerdere afspraken met de provincie.
j. Indiener is van mening dat de provincie duidelijk moet maken of de instrumenten om molens draaiende te houden blijven gehandhaafd.
131
Commentaarnota – versie 2.0
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. Van de geografische kaart Molenbiotopen worden de molenbiotopen in Asperen en Herwijnen verwijderd. De molenbiotoop van molen De Hoop in Lienden (gemeente Buren) blijft
op de kaart. Dat geldt ook voor de molen in Kesteren, waarbij geldt dat bij de provincie niet bekend is dat er een gemaakte afspraak is. Asperen en Herwijnen staan in het
Rijksmonumentenregister als molenromp beschreven en De Hoop in Buren staat beschreven als molen en blijft op de kaart. Daarom het verschil. De molenbiotoop van de molen te
Leerdam wordt niet opgenomen op de kaart omdat de molen niet in Gelderland is gelegen (Zuid Holland).
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Betrokken partijen kunnen in de Gebiedenatlas of in een Kwaliteitsatelier verder ingaan op de betreffende gevallen en ambities. De provincie werkt hier graag aan mee. Een verdere specificatie in de tekst van de Omgevingsvisie is niet aan de orde vanwege het beoogde
abstractieniveau van de Omgevingsvisie. De provincie biedt in de visie geen directe oplossing voor specifieke gevallen. In het bijzonder
De overige aanbevelingen worden waar mogelijk opgepakt in het programma Cultuur en Erfgoed van de provincie.
De vraag of een molenbiotoop van een molen zonder wieken al dan niet wordt opgenomen
op de kaart wordt beoordeeld aan de hand van het criterium of de molen geregistreerd staat in het monumentenregister van beschermde rijksmonumenten of in de gemeentelijke
monumentenverordening is opgenomen. Wordt de molen daar als romp aangemerkt, dan zal deze van de kaart worden gehaald. Is er sprake van registratie als molen (ook als er nu geen wieken aanzitten) dan neemt de provincie de molenbiotoop van deze molen op de
kaart ‘Molenbiotopen’ op. Voorts beschermt de Omgevingsverordening alleen zaken die van
provinciaal belang zijn. Hieruit volgt dat alleen bescherming wordt geboden voor molens in
Gelderland. Het staat een gemeente overigens vrij om in het gemeentelijk bestemmingsplan bescherming op te nemen.
De huidige bepalingen over de molenbiotoop zijn ongewijzigd overgenomen in de nieuwe Omgevingsverordening. Net als voorheen kan binnen een molenbiotoop wel bebouwing
worden toegestaan mits het functioneren van de molen met windvang niet wordt beperkt. Verder bevat de Omgevingsverordening een ontheffingsmogelijkheid voor de gemeente op grond waarvan B&W ontheffing van de betreffende regel kunnen vragen aan GS. De
aanvraag is mogelijk als de verwezenlijking van het gemeentelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding met de tot die regels te dienen provinciale belangen.
132
Commentaarnota – versie 2.0
Natuur en landschap Betreft zienswijzen (DISnummers): Particulieren: 01651923, 01656833, 01658548, 01662401, 01664768, 01665318, 01665861,
01666551, 01667246, 01667468, 01667528, 01668078, 01669506, 01670724, 01670765, 01671084, 01671742, 01673520, 01679924, 01679933, 01655713,
01656613, 01659337, 01662400, 01662484, 01664732, 01665073, 01667639, 01670729, 01679837, 01680179, 01660332, 01661993, 01680562, 01661384,
01669161, 01679837, 01680179, 01667616, 01663008, 01665603, 01661332,
01667100, 01661073, 01666564, 01660808, 01681072, 01679560, 01681095, 01666948, 01664007, 01666112, 01665597, 01664608, 01669957, 01661270, 01672099, 01672124, 01672051, 01668305, 01668336, 01668290, 01668310, Organisaties:
01667825, collectief 1, collectief 2
01655248, 01655277, 01659346, 01661560, 01661898, 01662703, 01662772,
01663715, 01663726, 01663730, 01663801, 01664439, 01664728, 01664763,
01664820, 01664855, 01665023, 01665150, 01665238, 01666022, 01666375,
01666403, 01666423, 01666439, 01666457, 01666462, 01666465, 01666470, 01666555, 01666561, 01666612, 01666742, 01666818, 01667032, 01667297, 01667303, 01667313, 01667322, 01667434, 01664855, 01667525, 01667567,
01667675, 01667766, 01667779, 01667796, 01669966, 01669507, 01669513, 01669549, 01669743, 01670399, 01670579, 01670721, 01670746, 01670873, 01670883, 01671197, 01671744, 01673091, 01674723, 01674724, 01679567,
01679705, 01679840, 01679906, 01679917, 01680079, 01680176, 01681090, 01664004, 01666053, 01666558, 01670733, 01679892, 01663182, 01669889, 01667311, 01681086, 01666818, 01679274, 01666738, 01663163, 01663789, 01665130, 0166612, 01666135, 01666228, 01666349, 01666372, 01666557,
01666653, 01666660, 01666765, 01670751, 01671152, 01671213, 01671224, 01671232, 01671274, 01676853, 01677848, 01677120, 01677139, 01677650,
01668304, 01664119, 01669120, 01669183, 01669198, 01669216, 01669232, 01669253, 01669276, 01683347, 01663811, 01667276, 01670409, 01670284, Overheden:
01670484, 01667169, 001668529, 01671119, 01667197, 01669514, 01648000 01659168, 01659836, 01659876, 01659893, 01661500, 01661572, 01661904,
01662395, 01662904, 01663185, 01664025, 01664073, 01664075, 01665302,
01665379, 01665495, 01665643, 01665664, 01666009, 01666059, 01666320, 01666545, 01666546, 01666694, 01667237, 01667333, 01668814, 01669508, 01669854, 01670834, 01670914, 01673675, 01677818, 01679756, 01680212,
01665076, 01665310, 01669164, 01667627, 01662879, 01670859, 01666563, 01644895, 01665372
Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Visie op hoofdlijnen, benaming, redactionele opmerkingen
Inhoud van de zienswijzen: Onder het thema Natuur en Landschap algemeen zijn voornamelijk zienswijzen ingediend die betrekking hebben op het algemene beleid voor natuur en landschap. In sommige
zienswijzen wordt betreurd dat de ambities worden teruggeschroefd, in andere zienswijzen geeft indiener aan de huidige inzet nog te ambitieus te vinden. Ook wordt de vraag gesteld
in hoeverre er ruimte is voor andere functies dan natuur binnen het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, bijvoorbeeld in het Rivierengebied? Ook is regelmatig de vraag gesteld waarom de term EHS is verlaten. Verder zijn redactionele zienswijzen
ingediend die suggesties geven voor het verwoorden van het beleid over natuur en landschap op hoofdlijnen.
133
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor Omgevingsvisie Er zijn geen gevolgen voor de visietekst in de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de Omgevingsverordening en voor de kaarten Er zijn geen gevolgen voor de Omgevingsverordening en de kaarten. Gevolgen voor de agenda van de provincie Er zijn geen gevolgen voor de agenda van de provincie. Toelichting Hernieuwde ambitie en aanpak
De provincie en haar partners streven naar een compact en hoogwaardig stelsel van
onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Natuur en landschap zijn het kapitaal van Gelderland. Vanwege de verminderde
beschikbaarheid van middelen is in nauw overleg met de Manifestpartners en de gemeenten een prioritering aangebracht voor de realisatie van nieuwe natuur. Het resultaat van
deze herijking (‘Beleidsuitwerking EHS’) is getoetst op effecten voor natuurdoelen in een
onderzoek van deskundigen van het bureau Alterra. De provincie en partners willen met een hernieuwede aanpak – zoals weergegeven in de Omgevingsvisie - ook meer ruimte bieden
voor particulier initiatief om bij te dragen aan de versterking van de ecologisch samenhang. Gelders Natuurnetwerk
De provincie heeft het beleid voor de voormalige EHS herzien en deze gesplitst in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het Gelders Natuurnetwerk
bestaat uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Gelderse EHS en
anderzijds uit een zoekgebied van 7.300 hectare voor 5.300 hectare nieuwe natuur. Dit gebied wordt beschermd tegen nieuwe ontwikkelingen, tenzij deze van groot maatschappelijk belang zijn en er alternatieven ontbreken. Voor bestaande functies in het GNN blijven er mogelijkheden om - binnen randvoorwaarden - uit te breiden. Daarbij geldt een
saldobenadering: per saldo moeten de waarden van natuur en landschap toenemen. Groene Ontwikkelingszone
De Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming
dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. Ook weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden maken deel uit van de GO. Deze
liggen dus niet in het Gelders Natuurnetwerk. Veruit het grootste areaal van de GO ligt
binnen de begrenzing van de voormalige EHS, met name in de categorieën EHS-verweving en Ecologische verbindingszone. Het beleid voor de GO is gericht op het versterken van
de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder
landsgrensoverschrijdende klimaatcorridors. De ontwikkelingsdoelstelling is tweeledig: 1) ontwikkeling van functies, 2) versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap. Kernkwaliteiten natuur en landschap
De beleidsdoelen voor natuur en landschap zijn gekoppeld aan kernkwaliteiten: de
aanwezige en potentiële natuurwaarden, de ecologische samenhang, de landschappelijke waarde, en de bijbehorende milieucondities. Deze kernkwaliteiten zijn voor ruim 180
deelgebieden weergegeven in de bijlage Kernkwaliteiten Natuur en Landschap. Zowel de kernkwaliteiten als de ontwikkelingsmogelijkheden zijn in hun diversiteit beschreven.
Enerzijds omdat tal van factoren de de vaak erg uiteenlopende waarden beïnvloeden – en dus
134
Commentaarnota – versie 2.0
kunnen schaden. Anderzijds om voldoende mogelijkheden te bieden om ontwikkeling van de natuurwaarden te stimuleren en uit te breiden.
Natuur en landschap buiten het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone
Het natuur- en landschapsbeleid in het Gelders Natuurnetwerk en de Groene
Ontwikkelingszone heeft de prioriteit van de provincie. De natuur en het landschap
daarbuiten zijn eveneens van waarde. De provincie legt de verantwoordelijkheid voor het
beheer, aanleg en herstel daarvan primair bij de gemeenten en de landgoedeigenaren. De
provincie stimuleert de gemeenten en landgoedeigenaren om deze verantwoordelijkheid te
nemen. Subsidiemogelijkheden voor het meerjarig beheer van bestaande natuur actualiseert de provincie jaarlijks. Voor aanleg en herstel van landschapselementen kunnen gemeenten en landgoedeigenaren sinds 1 april 2013 een beroep doen op de ‘regels Subsidieverstrekking Landschap Gelderland’. Daarnaast stimuleert de provincie kennisontwikkeling opdat het beheer van landschapselementen op termijn kostenneutraal kan plaatsvinden. Dynamisch Rivierengebied
De wens van indieners is ruimte voor een dynamisch Rivierengebied en een keuze voor een meer robuuste en op ontwikkeling gerichte aanpak van het natuurbeleid, zodat de kansen
voor de versterking van de ecologie en de economie in het rivierengebied niet gemist (zullen) worden. De baksteenindustrie heeft een bijzondere positie, zowel letterlijk (veelal in de
uiterwaarden) als door de aard van haar bedrijfsvoering: een combinatie van kleiwinning en natuurontwikkeling. De opname van grote delen van de uiterwaarden als Groene
Ontwikkelingszone biedt kansen om deze bijzondere positie te benutten. Daarnaast heeft natuurontwikkeling – die sinds midden jaren negentig in het rivierengebied uitgevoerd is – gezorgd voor een sterke groei van recreatie en toerisme. De provincie gaat deze lijn
voortzetten en blijft samenwerken vanuit de ontwikkelingsdoelen die in de kernkwaliteiten (kijk hiervoor naar de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) zijn uitgewerkt. De aanwijzing van het buitendijks rivierengebied als Natura 2000-gebied is een zaak van het Rijk. In de beheerplannen geeft de provincie ruimte aan bestaand gebruik en aan ontwikkelingen die de kwaliteiten versterken. Benaming GNN en GO
De Omgevingsvisie gebruikt een nieuwe benaming voor de natuur in de voormalige
EHS: Gelders natuurnetwerk. Dit om de overgang naar het nieuwe beleid en de nieuwe
verantwoordelijkheden te markeren. De term Natuurnetwerk komt ook op rijksniveau in
zwang. Deze term wordt onder meer gehanteerd in de ontwerp-Natuurwet. De term Groene Ontwikkelingszone drukt uit dat de Provincie graag een ruimtelijke ontwikkeling ziet die
ook bijdraagt aan de versterking van de ecologische samenhang en in het bijzonder aan de realisatie van de verbindingszones. Redactionele verzoeken
Aan de specifieke redactionele verzoeken is geen letterlijke of directe invulling gegeven
volgens de suggesties van de indieners. Wel zijn zoveel mogelijk termen verduidelijkt en de categorieën voor natuur en landschap zijn meer in samenhang gebracht en daardoor ook naar verwachting meer verduidelijkt. Hier zit een spanningsveld en tegelijk een
groeimogelijkheid: enerzijds alle beleidsvelden in samenhang beschrijven en anderzijds zorgen voor een zo bruikbaar en eenduidig mogelijk plan. Beleidsthema: Natuur en landschap Onderwerp:
135
Omvang Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO)
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijzen: Dit thema behandelt met name zienswijzen die gaan over de nieuwe ambitie van de
provincie voor natuur en landschap, zoals de ambities van de Omgevingsvisie voor nieuwe natuur die van 11.000 naar 5.300 hectare is teruggebracht. Komt deze nieuwe koers
ten goede aan natuur en landschap? Indieners vroegen ook waarom de grenzen van de
Groene Ontwikkelingszone op perceelsniveau zijn gelegd en hoe de provincie omgaat met het stapelen van beschermingsregimes: Wat is de status van de voormalige ecologische verbindingszones en is de omvorming naar het GNN en de GO gedwongen? Gevolgen voor Omgevingsvisie De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten Op verzoek van enkele gemeenten is de begrenzing van de Groene Ontwikkelingszone op
enkele locaties in de betreffende gemeente uitgebreid om daar met ontwikkelingsgericht ruimtelijk beleid versterking van de Groene Ontwikkelingszone te bevorderen. Gevolgen voor de agenda van de provincie De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassingen van de agenda van de provincie. Toelichting Begrenzing
Veel zienswijzen zijn gericht op het niet-correct overnemen van bestemmingen uit vigerende bestemmingsplannen. Voorafgaand aan de tervisielegging van de ontwerp-Omgevingsvisie is geen controle op deze vigerende bestemmingen uitgevoerd. Na de tervisielegging is dat wel gebeurd. Daarom is het begrijpelijk dat er veel zienswijzen gingen over technische onjuistheden. Een uitgebreide technische controle, gesprekken met gemeenten en
manifestpartners, ook over het uiteindelijke resultaat, hebben ervoor gezorgd dat aan deze zienswijzen is tegemoetgekomen. Kaartbeeld GO en GNN
De zoneaanduiding van de Groene Ontwikkelingszone (GO) is gebaseerd op de grenzen van percelen, uitgaande van de vereisten aan de kaart van de Omgevingsvisie en verordening. Het digitale plan moet duidelijk maken waar en of een bepaald ruimtelijk beleid wel
of niet van kracht is. Dit vraagt om exacte grenzen waar het om bescherming gaat. De
ontwikkelingsdoelen voor de GO zijn alleen modelmatig beschreven. Zij laten ruimte voor een maatwerkoplossing voor specifieke situaties.
De begrenzing van het Gelders natuurnetwerk (GNN) heeft plaatsgevonden op basis van de vigerende natuurbestemmingen binnen de huidige EHS. Daaraan is een zoekgebied
(van circa 7.300 ha) toegevoegd voor de realisatie van 5300 ha nieuwe natuur. Binnen dit
zoekgebied blijven de vigerende bestemmingen van kracht tot en met de (verwerving voor) functieverandering naar natuur.
De 5.300 ha zoekgebied betreft begrensde nieuwe natuur; deze is op de kaart van de
Omgevingsvisie als GNN aangegeven. De zoekgebieden worden op de kaart apart gemarkeerd zodat zichtbaar wordt waar de ontwikkelingsopgave voor nieuwe natuur ligt. Binnen de GO
is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de natuur. In de praktijk betekent dit dat de GO gedeeltelijk zal ‘vergroenen’ doordat compensatie, verevening en andere groene investeringen daar tot uitbreiding van de oppervlakte natuur leiden. De nieuwe natuur wordt daarna opgenomen in het GNN.
136
Commentaarnota – versie 2.0
Ambitie
De provincie wil sneller en doelgerichter minder natuur met meer draagvlak realiseren.
Gesteund door de uitkomsten van de toets op de ecologische effecten hiervan door Alterra,
gaat de provincie ervan uit dat de bijgestelde ambitie voor nieuwe natuur een stap vooruit is
ten opzicht van het oude beleid en een juiste weg is naar een duurzame natuur in Gelderland. De financiering van het natuurbeheer vereist een sobere aanpak met scherpe prioriteiten. Met een ontwikkelingsgericht ruimtelijk beleid biedt de Omgevingsvisie in de Groene
Ontwikkelingszone (GO) ruimte voor versterking van de plattelandseconomie, in combinatie met versterking van de ecologische samenhang.
Voedselproductie is een maatschappelijk belang, duurzaam behoud van een gezonde
natuur evenzeer. De Staten hebben de ambitie geformuleerd om de komende jaren nog 5.300 ha landbouwgrond naar natuur om te vormen om de Gelderse natuur robuust en
samenhangend te maken. Dit betreft circa 2% van het landbouwareaal van Gelderland.
Deze ambitie is niet bepalend voor de vraag of landbouwbedrijven nog toekomst hebben. De Omgevingsverordening biedt voldoende aanknopingspunten om de kwaliteit van natuur en landschap te waarborgen. Deze aanpassing van de ambitie is door Provinciale Staten
vastgesteld in de Beleidsuitwerking EHS, wat leidt tot een haalbaar tempo van realisering en een haalbare financiering.
Bescherming ecologische verbindingszones
In de afgelopen jaren heeft de provincie met gemeenten, waterschappen en het Rijk
flink geïnvesteerd in ecologische verbindingszones en robuuste verbindingen. De regie lag daarbij bij de gemeenten voor de droge verbindingen en bij de waterschappen voor
de natte verbindingen. Ecologische verbindingszones kunnen vanaf nu grotendeels tot
stand komen door investeringen van derden in de Groene Ontwikkelingszone. Dit hebben enkele gemeentes in het recente verleden ook al laten zien. Het beleid voor de Groene
Ontwikkelingszones is sterk gericht op verweving van functies, waarbij ecologische en
landschappelijke doelen gerealiseerd kunnen worden met behulp van andere functies. De ruimtelijke bescherming van de ecologische verbindingszones blijft via de sporen van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone in stand.
Op verzoek van de gemeenten Apeldoorn, Nijkerk en Doetinchem is de begrenzing van
de Groene Ontwikkelingszone uitgebreid, om daar met ontwikkelingsgericht ruimtelijk
beleid versterking van de Groene Ontwikkelingszone te bevorderen. In deze gevallen is de
begrenzing van de GO aangepast. Bij de Byvank is een herbegrenzing om ecologische redenen uitgevoerd die de realisatiekansen van de verbinding vergroot.
Met de beschrijving van de ‘kernkwaliteiten Natuur en Landschap’(zie hiervoor de
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) brengt de provincie de verbindingen voor
het wild in beeld. De Omgevingsverordening geeft aan dat de ruimtelijke samenhang in het GNN niet geschaad mag worden. De Omgevingsverordening geeft regels voor bestemmingsplannen en stuurt niet op gedrag. Vrijwilligheid
De begrenzing van de GO en het GNN is geen verplichting tot omvorming naar natuur.
Bestaande bestemming en rechten blijven in stand. Eventuele omvorming naar natuur binnen de GNN zal plaatsvinden op basis van vrijwilligheid. De provincie heeft wel
de mogelijkheid om het instrument van onteigening en onvrijwillige vernatting in te
zetten in Natura 2000-gebieden voor het realiseren van maatregelen in het kader van de
Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Voor 2020 moet een aantal PAS-maatregelen zijn uitgevoerd om ontwikkelingsruimte te creëren voor industrie, verkeer en landbouw.
137
Commentaarnota – versie 2.0
Stapeling van regimes
Bij het uitvoeren van projecten in het landelijk gebied zijn verschillende wetten- en
regels van toepassing. De provincie is daar niet altijd het bevoegde gezag in. De provincie zal waar mogelijk bevorderen dat bij nieuwe plannen en projecten ook over mogelijke
aandachtspunten van derden (denk aan de Boswet, Flora- en Faunawet, het regiem van Natura 2000) wordt geadviseerd.
Beleidsthema: Natuur en landschap Onderwerp:
Externe werking – GNN en GO
Inhoud van de zienswijzen: Sommige indieners zijn bang dat hun (gewenste) activiteiten – waaronder landbouw en
delfstofwinning – geen doorgang kunnen vinden door de werking daarvan op het GNN en de GO: invloed van mest, waterstand of geluid. Anderen menen juist dat de toets op de externe werking op voor het GNN moet worden voortgezet. Kleine luchtvaart behoeft in de ogen van sommige indieners geen regulering van de externe werking op de natuur.
Een andere categorie zienswijzen, met name vanuit de landbouw, is bang dat
natuurgebieden ongewenste invloed hebben op hun bedrijfsvoering. Bijvoorbeeld vanwege vernatting, verspreiding van onkruiden en aanzuiging van andere functies waardoor landbouwgebied verloren gaat. Gevolgen voor Omgevingsvisie Het beleid is niet veranderd als gevolg van de zienswijzen. Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten De kaart van het GNN en de GO is gewijzigd: enkele percelen die een aanduiding als GNN (zoekgebied nieuwe natuur) hadden, zijn nu aangemerkt als GO. Gevolgen voor de agenda van de provincie Geen. Toelichting Ontwikkelingen buiten het GNN en GO
Bij een goede ruimtelijke ordening wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de invloed van verschillende functies op elkaar. Volgens de Algemene wet
bestuursrecht is het de taak van de overheid om te zorgen voor een integrale afweging van belangen. In de MER-richtlijn wordt voor projecten boven een bepaalde omvang gevraagd om steeds de effecten op milieu en natuur in beeld te brengen, zodat de overheid hiermee rekening kan houden bij de verdere besluitvorming.
Buiten deze algemene regels, vraagt de provincie in de Omgevingsvisie aandacht voor het toezien op samenhang met natuurwaarden bij nieuwe ontwikkelingen:
−− gemeenten en waterschappen worden gevraagd om in samenwerking de negatieve effecten op natte landnatuur tegen te gaan,
−− de Wet ammoniak en veehouderij zorgt voor het beperken van de omvang van de
ammoniakemissie zodat grote schade aan de natuur voorkomen kan worden. De provincie heeft zeer kwetsbare gebieden aangewezen waar de emissie van stikstof aan bijzondere regels is gebonden,
−− de provincie stuurt op het tegengaan van verstoring van kwetsbare natuur via de vergunningverlening voor kleine luchtvaart,
−− de Flora- en faunawet vraagt initiatiefnemers om rekening te houden met effecten op
138
Commentaarnota – versie 2.0
populaties van kwetsbare diersoorten.
Met al deze aspecten moet het belang van de natuur bij nieuwe ontwikkelingen worden meegewogen.
De provincie legt de verantwoordelijkheid voor ecologische en landschappelijke functies buiten het GNN en de GO primair bij de gemeenten. De provincie stimuleert hen om
deze verantwoordelijkheid te nemen. De provincie gaat ervan uit dat hiermee voldoende
richting wordt gegeven aan het meewegen van het belang van natuurwaarden bij nieuwe ontwikkelingen.
Hydrologische beschermingszones
De hydrologische beschermingszones liggen deels in de GO en het GNN en deels daarbuiten, om waardevolle natte natuur te beschermen. Deze beïnvloedingsgebieden natte landnatuur worden in samenwerking met het Waterschap opnieuw begrensd. Deze begrenzing wordt opgenomen in de Omgevingsvisie en verordening. Zo kan beter worden ingespeeld op de lokale situatie en kan daarbij lokale gebiedskennis beter betrokken worden. Geluid
De basis voor het stiltebeleid wordt nu gevormd door het voortzetten van de ruimtelijke
bescherming van de kernkwaliteit stilte binnen natuurgebieden. Bij nieuwe ontwikkelingen die de kernkwaliteiten aantasten is mitigatie daarbij noodzakelijk, compensatie met
andere kernkwaliteiten is mogelijk. Handhaving is een taak van toezichthouders zoals
gemeenten en terreinbeheerders en via het interbestuurlijk toezicht van de provincie. De Omgevingsvisie en verordening bieden kaders aan bestemmingswijzigingen. Kleine luchtvaart
Bij de bescherming en ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene
Ontwikkelzone hoort een bescherming van de kernkwaliteiten rust en stilte. Kleine luchtvaart blijkt sterk verstorend te werken op met name vogels. Niet alleen bij het
opstijgen of landen, maar ook bij het overvliegen. Daarom gelden in deze gebieden – en in een bepaalde buffer eromheen - speciale regels voor vergunningverlening aan kleine
luchtvaart. Deze regels gelden alleen gedurende de broedtijd voor het GNN, de GO en Natura 2000-gebieden of in de wintermaanden rond foerageergebieden en Wetlands. Lees in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening meer over deze regels.
Laagvliegende kleine luchtvaart kan verstorend werken op met name weidevogels en vogels van Wetlands, in sommige gevallen ook op zoogdieren (Bureau Waardenburg 2011). In
kleinschalige landschappen, zoals de landgoederenzone Brummen en de Soerense Poort is
dit echter niet of nauwelijks aan de orde. Er is wel een gedragscode van de KNVVI die vraagt om natuurgebieden te ontzien door niet beneden de 1.000 voet boven dergelijk gebieden te vliegen.
Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Begrenzing locaties
Inhoud van de zienswijzen: Veel indieners wijzen op fouten op de kaart. Ook wijzen indieners op het versnipperde beeld dat ontstaat door het onderscheid tussen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en
de Groene Ontwikkelingszone (GO) en op ontbrekende delen van de vroegere EHS. Ook
zijn er vragen over de vertaling van landschappelijke versterkingszones naar GO. Tevens
verzoeken indieners om gebieden op te nemen in het GNN of de GO om zo subsidie te kunnen ontvangen voor natuurontwikkeling of landschapsbeheer.
139
Commentaarnota – versie 2.0
Enkele indieners spreken de vrees uit dat de nieuwe aanduiding van de GO de bedrijfsvoering belemmert of zien in de aanduidingen een belemmering voor geplande en soms al in gang gezette ontwikkelingen. Specifieke situaties bij of op wegen, steenfabrieksterreinen,
andere bedrijventerreinen en recreatieterreinen zijn vaak aanleiding om te verzoeken de begrenzingen van het GNN en de GO te verschuiven, meestal om de betreffende aanduidingen te verwijderen.
Gevolgen voor Omgevingsvisie Er zijn vanwege de begrenzingsvraagstukken geen wijzigingen in de Omgevingsvisie
aangebracht, wel in de vertaling van de Omgevingsvisie naar de betreffende kaartbeelden. Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten −− De beantwoording van zienswijzen over grensaanpassingen in verband met
subsidiëring zijn steeds in het kader van het Natuurbeheerplan behandeld. Waar een
begrenzingswijziging van nieuwe natuur werd doorgevoerd, is dit ook in de begrenzing van het GNN en de GO aangepast.
−− Voor het GNN en de GO zijn op perceelsniveau technische correcties doorgevoerd. Hierdoor zijn de perceelsbegrenzingen van het GNN en de GO nader aangepast.
Gevolgen voor de agenda van de provincie De provincie gaat samen met betrokkenen, op hun verzoek, de begrenzing van het GNN in grensoverschrijdende projecten vormgeven. Toelichting Alle organisaties en particulieren kunnen de huidige activiteiten binnen de huidige
bestemming voortzetten. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn onder randvoorwaarden mogelijk indien hiervoor een bestemmingsplanwijziging nodig is.
Met het Ministerie van EZ is afgesproken dat zij de begrenzing van steenfabrieksterreinen in het Natura 2000-gebied Rijntakken aanpast aan de kaarten van de Omgevingsvisie, zodat er geen gronden met een bedrijfsbestemming binnen het Natura 2000-gebied vallen. Voor de specifiek vragen over aanpassing van grenzen op perceelsniveau, zijn de onderstaande uitgangspunten toegepast.
Uitgangspunten bij de verwerking van specifieke vragen over percelen
Voorafgaand aan de tervisielegging heeft geen check op de vigerende bestemming
plaatsgevonden; in het najaar van 2013 is dat wel gebeurd. Het is begrijpelijk dat hierover
veel zienswijzen binnenkwamen. De status op de kaart is gecorrigeerd in nauw overleg met de gemeenten, op basis van de vigerende bestemmingsplannen. In enkele gevallen zijn op
aangeven van een gemeente ook de nieuwe grenzen van een ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt genomen.
Vigerende bos- en natuurbestemmingen
Vigerende bos- en natuurbestemmingen vallen onder het GNN. Daar is alleen de zoekzone voor nog te ontwikkelen nieuwe natuur toegevoegd (5300 ha). De overige bestemmingen binnen de begrenzing van de huidige EHS vallen onder de Groene Ontwikkelingszone. Het onderscheid tussen de GO en het GNN in twee tinten ‘groen’ doet recht aan het
multifunctionele karakter van veel terreinen of gebieden binnen de vroegere EHS, die nu in de GO zijn opgenomen.
140
Commentaarnota – versie 2.0
Landschap
De voormalige ‘zoekzones landschappelijke versterking’ zijn vervallen in deze
Omgevingsvisie. In overleg met gemeenten zijn delen van deze landschappelijke zoekzones opgenomen in de GO. De provincie juicht het opstellen van gebiedsplannen voor die
landschappelijke voormalige zones toe, omdat daarin een goed onderbouwd beleid is
uitgewerkt dat gericht is op versterking van de landschappelijke kwaliteit. Er spelen echter geen bijzonder provinciale belangen, waardoor de gemeenten hier zelfstandig invulling kunnen geven aan hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hun buitengebied. Ontwikkeling agrarische percelen
De opname van percelen met agrarische bestemmingen in de Groene Ontwikkelingszone heeft geen gevolgen voor de bestaande bedrijfsvoering. Een bestemmingswijziging in de Groene ontwikkelingszone moet gepaard gaan met een per saldo versterking
van de kernkwaliteiten. Bij kleine uitbreidingen van een bouwblok buiten de huidige
bestemmingen wordt om een goede landschappelijke inpassing gevraagd en mogen de
kernkwaliteiten in hun onderlinge samenhang per saldo niet significant worden aangetast. Bij uitbreidingen met meer dan 30% van het huidige bouwblok wordt gevraagd om een
substantiële versterking van de kernkwaliteiten. Deze versterking moet zijn verankerd in hetzelfde dan wel een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan. Bedrijven
Een bedrijf met een bedrijfsbestemming wordt niet in het GNN opgenomen. Voor een bedrijf in de GO met een bedrijfsbestemming blijft de aanduiding GO voor het bedrijf gelden. Deze aanduiding heeft alleen gevolgen voor eventuele uitbreiding van de bedrijfsbestemming. Grote bedrijven en bedrijfsterreinen met een groot versteend oppervlak zijn uit de GO gehaald.
Steenfabrieken
Voorbeelden van ‘grote’ bedrijven zijn de steenfabrieken. Deze zijn niet in het GNN en de
GO opgenomen. Voor zover laad- en loswallen een aparte bestemming hebben, zijn die uit
het GNN en de GO gehaald. Het kan voorkomen dat laad- en loswallen via de regels van het
bestemmingsplan zijn ondergebracht in andere bestemmingen (bijvoorbeeld de bestemming ‘water’). In dat geval zijn die wallen op de kaart niet buiten het GNN of de GO gebracht. Recreatiebedrijven
De provincie en haar partners willen ruimte bieden aan kwaliteitsverbeteringen en innovatie
van recreatiebedrijven. Tegelijkertijd willen zij zorgvuldig omgaan met de ruimte. Leegstand
en verpaupering in de bestaande voorraad moeten worden voorkomen en een goede inpassing is nodig. De bijzondere natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in Gelderland staan centraal.
Recreatiebedrijven met een recreatiebestemming (in de voormalige EHS) zijn nu onderdeel van de Groene Ontwikkelingszone. Alleen enkele natuurdelen op dagrecreatieterreinen
zijn als GNN aangemerkt. Deze bedrijven hebben een belangrijke functie in de ecologische
samenhang in het gebied. De Groene Ontwikkelingszone biedt ruimte voor versterking van andere functies in combinatie met substantiële versterking van de kernkwaliteiten, in het bijzonder de ecologische samenhang.
Omdat veel terreinen niet meer onder het beschermingsregime van het GNN vallen, maar
wel waardevol bos en natuur bevatten, hebben houtopstanden die voldoen aan de definitie van Bos en in de Boswet in het GO hetzelfde compensatiebeleid gekregen als in het GNN.
141
Commentaarnota – versie 2.0
Motorcrossterreinen en kartbanen
Diverse indieners hebben gevraagd om motorcrossterreinen uit de begrenzing van het GNN
te halen. Voor zover deze terreinen een bos- of natuurbestemming hebben, zijn zij ingedeeld bij het GNN. Dat laatste is meestal het geval. Op diverse locaties zoeken indieners naar
uitbreidingsmogelijkheden van de baan en de ondersteunende bebouwing. Hiervoor geldt
het uitgangspunt dat uitbreiding van een bestaande functie mogelijk is door toepassing van ‘de saldobenadering.’ Lees meer over de saldobenadering in de Omgevingsvisie. Militaire terreinen
Een aantal gemeenten heeft gevraagd om de versteende delen van militaire oefenterreinen uit het GNN te halen. Hieraan is gevolg gegeven. Onbebouwde delen zijn opgenomen in
het GNN. In de ontwerp-Omgevingsverordening was een apart artikel opgenomen met een ruimtelijk beleid speciaal voor militaire oefenterreinen. Wegen
Wegen (van Rijk, provincie en gemeenten) voor zover deze in gemeentelijke
bestemmingsplannen als verkeersdoeleinden zijn opgenomen, worden niet in het GNN
ondergebracht. In gebieden die behoren tot de GO blijven alle wegen onder de GO vallen, ook
als deze bestemd zijn voor verkeersdoeleinden. Dit geldt voor alle situaties en dus ook voor de wegen naar steenfabrieken. Klei- en zandwinning
Kleiwinning is veelal te bestempelen als een landelijke functie. Bij de winning van klei en zand komt meestal ook natuurontwikkeling tot stand. Een project dat bestaande
natuurwaarden respecteert en nieuwe ontwikkelt overeenkomstig de kernkwaliteiten voor het betreffende gebied zal niet in strijd zijn met de bescherming van GNN en GO in de
Omgevingsverordening. Binnen het project zijn doorgaans voldoende mogelijkheden om
verloren gaande natuurwaarden te compenseren, zodat de uitkomst per saldo positief is. Dit
moet van geval tot geval beoordeeld worden. Dit is in lijn met de werkwijze van de afgelopen
jaren in ruimtelijke ordening en vergunningverlening. Er is geen reden om winningslocaties buiten het GNN en de GO te brengen. Water
Water binnen de vroegere EHS heeft vaak een multifunctionele bestemming en valt op grond daarvan meestal in de Groene Ontwikkelingszone. Dit geldt ook voor de zomerbedden van de grote rivieren. Bij bedrijfsbestemmingen, bijvoorbeeld bij havens of loswallen, is het water ook buiten de Groene Ontwikkelingszone gebracht.
Bij een primaire natuurfunctie is het water als Gelders Natuurnetwerk begrensd. Zo zijn
de Randmeren grotendeels in het GNN opgenomen, omdat zij zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en omdat er over grote oppervlakten aangewezen habitattypen en andere natuurwaarden voorkomen (met name vogels). Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Verordening
Inhoud van de zienswijzen: Indieners vragen om gemeenten te verplichten om voor een bestemmingsplanwijziging naar natuur een wijzigingsbevoegdheid van B&W op te nemen. Ook zijn er vragen over de vertaling van het Barro in de Omgevingsverordening en over mate van detail van de
Omgevingsverordening ten opzichte van de Omgevingsvisie. Verder zijn er zienswijzen
142
Commentaarnota – versie 2.0
ingediend over de boekhouding van het natuuroppervlak en de beschrijving van de
kernkwaliteiten in relatie tot de voormalige EHS-doelen. Tot slot vragen indieners uitleg
over een aantal termen, zoals reëel, substantieel, kleinschalig, grootschalig, landelijke en stedelijke ontwikkelingen.
Gevolgen voor Omgevingsvisie De visietekst is aangepast in aansluiting op de aanpassing in de verordeningstekst zoals
hieronder weergegeven. Ook wordt in de visietekst geen onderscheid meer gemaakt tussen landelijke en stedelijke ontwikkelingen.
Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten −− De definitie van de Groene Ontwikkelingszone is aangepast; het woord ‘functies’ is vervangen door ‘ontwikkelingen’.
−− In de Omgevingsverordening is een bepaling opgenomen die gemeenten verplicht in haar bestemmingsplannen een bepaling op te nemen waarin zij Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid biedt een bestemming onder voorwaarden naar natuur te wijzigen. Gevolgen voor de agenda van de provincie Er zijn geen gevolgen voor de agenda van de provincie. Toelichting Mate van detail van de Omgevingsverordening
Natuur en landschap blijken kwetsbare functies te zijn in de huidige dynamische samenleving. De provincie wil enerzijds bescherming bieden aan bestaande
waarden en anderzijds voldoende mogelijkheden bieden aan zowel ecologische als
economische ontwikkelingen. In de Groene Ontwikkelingszone ligt de nadruk op de
ontwikkelingsmogelijkheden en geeft daarvoor ook randvoorwaarden. De combinatie
van bescherming en ontwikkeling, en de behoefte aan voldoende rechtszekerheid voor betrokkenen, maken deze randvoorwaarden noodzakelijk. Aandacht en creativiteit in planvorming is nodig. Er is ruimte voor maatwerk. Barro
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft als basis gediend voor de Omgevingsverordening. Voorbeelden zijn de saldobenadering en het loslaten van het
nabijheidsbeginsel bij de compensatieopgave. Ook de bescherming van de verbindingszones die deels nog ontwikkeld moeten worden, is geborgd door de spelregels van de Groene Ontwikkelingszone.
Wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming natuur
a. Functiewijzigingen naar natuur moeten zo spoedig mogelijk hun beslag krijgen in
ruimtelijke plannen en besluiten. De Omgevingsverordening heeft daarom een bepaling die de gemeenteraad verplicht in bestemmingsplannen voor het buitengebied een
wijzigingsbevoegdheid op te nemen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van
de Wet ruimtelijke ordening. Op grond daarvan krijgen B&W de bevoegdheid om een
wijzigingsplan vast te stellen voor de bestemmingswijziging naar natuur. De betreffende bepaling is zodanig geredigeerd dat de bevoegdheid van B&W enkel geldt indien: de
gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie;
b. een overeenkomst voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer is gesloten.
143
Commentaarnota – versie 2.0
Gedeputeerde Staten hebben besloten aan Provinciale Staten voor te stellen om de Kroon te
verzoeken een onteigeningsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 78 van de Onteigeningswet en Gedeputeerde Staten een kopie van hun besluit aan burgemeester en wethouders hebben gezonden met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het wijzigingsplan. Hierdoor is niet telkens een duurdere en procedureel langduriger bestemmingsplanherziening nodig. Deze (pragmatische) werkwijze die inmiddels al door veel gemeenten is verwerkt in hun ruimtelijk beleid, zou in alle bestemmingsplannen gehanteerd moeten worden. Boekhouding GNN en GO
Gemeenten zijn verplicht jaarlijks de veranderingen in het GNN en de GO aan de provincie te rapporteren (Verordening 2.7.3.2), zodat er een boekhouding bijgehouden kan worden
van uitgevoerde ingrepen en bijbehorende compensatieplannen. De suggestie om bij deze rapportage te werken met een standaardformat is nuttig. Omgang kernkwaliteiten
Kernkwaliteiten mogen in onderlinge samenhang niet aangetast worden. Het inventariseren van kernkwaliteiten en het effect op kernkwaliteiten kan het best worden geïnventariseerd
zodra er een concreet plan ligt. Dit maakt ook deel uit van de gebruikelijk werkwijze bij een bestemmingswijziging. De ‘kernkwaliteiten natuur en landschap’ geven een kwalitatieve beschrijving van de kernkwaliteiten. Definities
Definitie Groene Ontwikkelingszone
Het woord ‘functies’ wordt in vervangen door het woord ‘ontwikkelingen’. Substantieel
Het begrip ‘substantieel’ zal per geval in overleg een goede invulling moeten krijgen.
Uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling is de realisatie van de ontwikkelingsdoelen zoals beschreven in de kernkwaliteiten genoemd in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Significant
De bepaling van wat een ‘significante’ aantasting is en wat niet, wordt per geval bekeken in
goed overleg tussen gemeenten en provincie. Over deze definitie is in de loop der jaren ook de nodige jurisprudentie ontstaan, die in sommige gevallen houvast kan geven. Dit zal ook in de toekomst de aangewezen weg zijn. Een nadere definitie is op voorhand niet te geven. Reëel
Het begrip ‘geen reëel alternatief’ wordt sinds 2006 (vaststelling Nota Ruimte) gehanteerd bij de definiëring van het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Ook in het kader van de bescherming van Natura 2000-gebieden wordt dit begrip gebruikt. In 2007 is deze formulering opgenomen in de Spelregels EHS en sinds 2011 staat de term in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Deze beschermingsformule is ongewijzigd
overgenomen in de Omgevingsverordening. De Ruimtelijke Verordening Gelderland wordt ingetrokken op het moment dat de Omgevingsverordening wordt vastgesteld.
De bepaling van wat een reëel alternatief is en wat niet, wordt reeds sinds lange tijd per geval bekeken in goed overleg tussen gemeenten en provincie. Over deze definitie is in de loop der
jaren ook de nodige jurisprudentie ontstaan, die in sommige gevallen houvast kan geven. Per geval moet in overleg worden bekeken wat de beste oplossing is. Dit zal ook in de toekomst de
144
Commentaarnota – versie 2.0
aangewezen weg zijn. Een nadere definitie is op voorhand niet te geven. Grootschalig/ kleinschalig in het GNN en de GO
In het GNN wordt naar aanleiding van de zienswijzen niet gewerkt met kleinschalige en
grootschalige ontwikkelingen maar met het onderscheid tussen ‘uitbreiding van bestaande bestemmingen’ en ‘nieuwvestiging’. Integenstelling tot het GNN blijft in de GO het onderscheid tussen kleinschalige en grootschalige ontwikkelingen bestaan. Landelijke en stedelijke ontwikkelingen
Besloten is om geen onderscheid meer te maken tussen landelijke en stedelijke
ontwikkelingen. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt immers
doorlopen bij afwegingen over nieuwe locaties. Alleen voor projecten die gericht zijn op een
substantiële investering in een functiecombinatie met nieuwe natuur - projecten gericht op het mede-ontwikkelen van nieuwe natuur - biedt de Groene Ontwikkelingszone de ruimte. De Omgevingsvisie en de verordening zijn hierop aangepast. Vellen
‘Vellen’ volgens de Boswet kan ook betekenen dat herplant op hetzelfde perceel zal
plaatsvinden. In dit geval wordt bedoeld: het blijvend verwijderen van bos, dat dan elders
gecompenseerd moet worden. De omschrijving wordt: ‘2.7.2.3 Het blijvend verwijderen van een houtopstand’.
Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Beschermingsregime GNN
Inhoud van de zienswijzen: Veel indieners lezen het GNN als een sterk beperkend regime en vragen dit te verlichten. Anderen zien er juist een te grote versoepeling van de regelgeving in, waarbij de vrees
bestaat dat er soms onomkeerbare schade wordt toegebracht aan het natuurnetwerk en dat
de provincie de regie uit handen geeft. Veel indieners van zienswijzen stellen voor bepaalde
maatregelen uit de Omgevingsverordening aan te scherpen of te verduidelijken, bijvoorbeeld voor compensatie, compensatiepoules en definities. Ook het veronderstelde loslaten van het beschermen van milieucondities voor natuur komt ter sprake. De compensatieregels betreffen in de zienswijzen met name het loslaten van het nabijheidsbeginsel en de
compensatiepoules. Er worden vragen gesteld bij de juridische houdbaarheid. Sommigen
menen dat hier sprake zal zijn van extra regeldruk, anderen van te veel nadruk op overleg. Gevolgen voor Omgevingsvisie
−− De belangrijkste wijziging die is doorgevoerd is een verzameling van nieuwe definities voor het onderscheid van mogelijkheden die wel of niet bestaan in het GNN. Dit is uitgewerkt in een schema in de Omgevingsvisie.
−− Een verandering is het loslaten van het onderscheid tussen ‘grootschalige’ en
‘kleinschalige’ ontwikkelingen. Dit is vervangen door het onderscheid tussen ‘uitbreiding van bestaande bestemmingen’ en ‘nieuwvestiging’. Zie verder in de toelichting hieronder. Een andere wijziging betreft de term ‘significant’.
Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten Bovengenoemde wijzigingen zijn ook doorgevoerd in de Omgevingsverordening.
145
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de agenda van de provincie Er is behoefte aan een nadere operationele verduidelijking van het beleid aan de hand van
concrete voorbeelden. Juist vanwege de mogelijkheden die geboden worden om ambities te
halen in combinatie met de gegeven randvoorwaarden. De provincie ondersteunt gemeenten op verzoek bij de geleiding van initiatieven naar de vorm die past bij de beschreven kernkwaliteiten.
Zij zet daarbij planbegeleiding in. De provincie wil een platform creëren voor
uitwisseling van kennis over goede uitvoeringspraktijk in het toepassen van het vereveningsinstrumentarium. Toelichting Beschermingsregime GNN en compensatieregels
Het GNN is op punten herbegrensd. Er zijn technische correcties geweest waarbij de
vigerende bestemming als uitgangspunt is genomen voor de toevoeging aan het GNN of
de GO. Binnen het zoekgebied voor nieuwe natuur dat deel uitmaakt van het GNN kunnen
huidige activiteiten binnen de bestemming worden voortgezet. Uitbreiding van bestaande
bedrijven is mogelijk onder voorwaarden. Nieuwvestiging kan alleen bij een groot openbaar belang en wanneer er geen alternatieven buiten het GNN zijn.
De regels in de Omgevingsverordening beschermen de natuur van het Gelders
Natuurnetwerk tegen aantasting door andere functies. Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteiten. Ontwikkelingen worden getoetst aan de kernkwaliteiten. De omgevingscondities (het ‘milieu’) zijn daarvan onderdeel. Ze zijn in de Omgevingsverordening als volgt gedefinieerd.
‘Kernkwaliteiten van het GNN: De aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd
op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit en ecologische samenhang, geomorfologische processen,
de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, lucht en water, de mate van stilte, rust, donkerte en openheid en de landschappelijke waarden.’
Bij grotere ontwikkelingen komen de omgevingscondities aan bod in een op te stellen MilieuEffectRapportage.
Om onnodig discussie en onduidelijkheid te voorkomen, maakt de provincie in het
GNN geen onderscheid meer tussen kleinschalige en grootschalige ontwikkelingen. Er is nu aangegeven dat nieuwvestiging niet is toegestaan, tenzij er sprake is van groot
maatschappelijk belang en er geen alternatieven zijn. Wordt aan beide voorwaarden
voldaan, dan kan de ingreep doorgaan, mits mitigatie en compensatie plaatsvindt. Deze voorwaarden zijn ook vastgelegd in de Omgevingsverordening.
Uitbreiding in bestaande natuur van het GNN is mogelijk; daarvoor geldt wel de
‘saldobenadering’: een combinatie van ingrepen in één ruimtelijke visie moet per saldo een
versterking van de kernkwaliteiten (zie verder onder ‘kernkwaliteiten’ en ‘saldobenadering’) opleveren.
Natuurcompensatie
Natuurcompensatie kan worden gerealiseerd binnen het zoekgebied voor
natuurontwikkeling (7.300 hectare). De compensatie zal komen boven op de 5.300 ha die
als ambitie voor nieuwe natuur geldt, zodat er daadwerkelijk sprake is van extra natuur ten
146
Commentaarnota – versie 2.0
compensatie van elders verloren gaande natuur. De regionale binding tussen aantasting en compensatie zal bij normale compensatie veelal logisch tot stand komen. Er moet in
elk geval sprake zijn van een samenhangend planologisch kader (bijvoorbeeld een nieuw bestemmingsplan).
Nabijheidsbeginsel bij natuurcompensatie
Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) volgt dat de benodigde compensatieopgave niet langer in de nabijheid van een ingreep hoeft te
worden gerealiseerd. Er zijn inmiddels diverse voorbeelden van succesvolle compensatie op geruime afstand van de ingreep.
In het kader van Natura 2000 speelt het nabijheidsbeginsel een zwaardere rol (compensatie dient in of aansluitend op het Natura 2000-gebied plaats te vinden), maar ook daar
liggen mogelijkheden om te werken met compensatie vooraf. Juist om de economische
ontwikkelingen in grote Natura 2000-gebieden als de Veluwe niet geheel te blokkeren, staan de mogelijkheden die hier liggen ook open.
Binnen de Flora- & Faunawet wordt veelal wel getoetst op nabijheid van de compensatie,
maar is een ruimer zoekgebied zeker mogelijk. In de Boswet is er niet of nauwelijks sprake van een nabijheidsprincipe.
Bij compensatie via een compensatiepoule wordt het nabijheidsprincipe losgelaten. Er
wordt wel gestreefd naar verspreide compensatiepoules over de regio’s van Gelderland. Het
streven is om in elk geval op de Veluwe een compensatiepoule te realiseren. Dergelijke poules kunnen in veel gevallen een gunstiger uitwerking hebben op de kernkwaliteiten van natuur en landschap dan verspreide compensatiegebieden. Compensatiepoule
Bij een eventuele compensatieplicht gaat de voorkeur van de provincie uit naar één plan,
waarin de ingreep en de compensatie in één keer geregeld worden. Vaak kan dat ook. Met name in gevallen waarin een eigenaar van de betreffende natuur ook de aangrenzende
compensatielocatie in de Groene Ontwikkelingszone bezit. Voor bedrijven in de natuur is een regionale compensatiepoule een uitkomst.
Wanneer er op afstand geen alternieven beschikbaar zijn wil de provincie de initiatiefnemers de zorg voor de uitvoering van de compensatieplicht uit handen te nemen. Dit gebeurt door
het inrichten van enkele natuurontwikkelingslocaties die op voorhand worden ingericht: de compensatiepoules. De intiatiefnemer kan dan volstaan met een bijdrage aan de realisatie van de die compensatienatuur naar rato van de ontstane compensatieverplichting.
Compensatiepoules kunnen door andere partijen worden gecreëerd. Daarvoor gelden dezelfde voorwaarden voor realisatie. Het werken met compensatiepoules zal in 2014 en 2015 door de provincie worden uitgewerkt en geoperationaliseerd.
De directe beschikbaarheid van een compensatielocatie kan de uitvoering van de
compensatieplichtige projecten aanzienlijk versnellen en ontzorgt daarmee de betreffende ondernemers. Bovendien is het vooraf realiseren van de compensatie soms nodig om een populatie van bepaalde soorten te kunnen laten voortbestaan. Er hoeft niet per se een regionale binding te zijn tussen verlieslocatie en compensatielocatie. Saldobenadering
Inititatieven (ingrepen) in het Gelders Natuurnetwerk worden afzonderlijk beoordeeld.
Om een meer ontwikkelingsgerichte benadering mogelijk te maken kan hiervan worden
147
Commentaarnota – versie 2.0
afgeweken door op gebiedsniveau de ‘nee, tenzij’-afweging te maken. Dit kan wanneer een
aantal plannen of projecten in één ruimtelijk plan wordt ingediend, gericht op het per saldo verbeteren van de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk op gebiedsniveau.
Met de saldobenadering kan een meer aaneengesloten natuurnetwerk worden verkregen of kunnen natuurgebieden beter met elkaar verbonden worden. Door ruimtelijke ingrepen op
gebiedsniveau met elkaar in verband te brengen, kunnen functies of activiteiten elders in het GNN betere ontwikkelingsmogelijkheden krijgen. Deze benadering is alleen toepasbaar als:
−− de combinatie van bestemmingswijzigingen binnen één ruimtelijke visie wordt gepresenteerd;
−− er een onderlinge samenhang bestaat tussen de betreffende plannen; −− er juridisch binden afspraken zijn gemaakt.
De saldobenadering is gericht op het compenseren van de verloren gegane oppervlakte natuur plus de compensatietoeslag en de versterking van de ecologische samenhang
tussen de natuurgebieden. De effecten van het plan op de overige kernkwaliteiten worden in hun onderlinge samenhang beoordeeld. Over de gebiedsvisie en de toepassing van
de saldobenadering op basis van de gebiedsvisie moet overeenstemming bestaan met de
provincie. Voor die onderdelen van het GNN die onder de Europese bescherming van Natura 2000 vallen, moeten ontwikkelingen passen bij de doelen van het betreffende Natura 2000-gebied. Het beheerplan van het N2000-gebied biedt hiervoor informatie. Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Beschermingsregiem GO
Inhoud van de zienswijzen: Enerzijds hebben indieners vragen over de mogelijkheden die de GO voor economische
ontwikkelingen heeft. Past grondstofwinning bijvoorbeeld in de GO? Krijgt nieuwe natuur die in het GO wordt gerealiseerd de status van GNN? Anderzijds geven indieners aan dat de
GO economische ontwikkelingen toelaat die onomkeerbaar zijn en de doelstellingen van de
GO en het GNN in de weg staan. Ook vinden indieners dat de beschrijving van de GO zich vrij sterk op natuur richt en minder op landschap. Een aantal gemeenten heeft vragen over de
voorgeschreven werkwijze bij verevening. Er zijn twijfels over de juridische haalbaarheid; gemeenten zien liever dat de provincie het vereveningsbeleid verder uitwerkt in een provinciaal fonds.
Gevolgen voor Omgevingsvisie De teksten van de visie worden aangepast in aansluiting op de aanpassingen van de teksten zoals hieronder bij de ‘gevolgen voor de verordening’ is weergegeven. De belangrijkste
wijziging is een verzameling nieuwe definities voor het onderscheid van wat wel of niet kan in de GO. Dit is uitgewerkt in een schema in de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten Het maken van een vereveningsparagraaf wordt niet meer voorgeschreven in de
Omgevingsverordening. Wel wordt de inzet van de vereveningsinstrumenten gezien als
middel bij uitstek voor de realisatie van verbindingszones in de GO. De provincie wil een
stimulerende rol spelen bij de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden bij gemeenten.
148
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de agenda van de provincie −− Verduidelijking van het beleid aan de hand van concrete voorbeelden. De combinatie van
mogelijkheden en randvoorwaarden maken het noodzakelijk om daar zorgvuldig aandacht aan te besteden. Zowel voor gemeenten als voor de provincie.
−− Met gemeenten in gesprek gaan over het vereveningsinstrument en hoe de provincie daarbij ondersteuning kan verlenen.
Toelichting Beschermingsregime
De Groene Ontwikkelingszone heeft een dubbele doelstelling: 1. er is ruimte voor economische ontwikkeling,
2. in combinatie met een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap en/of samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone
initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Delfstofwinning kan een dergelijke economische ontwikkeling zijn.
Nieuwe natuurelementen in de Groene Ontwikkelingszone worden toegevoegd aan het Gelders Natuurnetwerk. De omvang van de Groene Ontwikkelingszone is enige
tienduizenden hectares. Het grootste deel van de GO zal naar verwachting zijn huidige functie behouden. Bijvoorbeeld een recreatiefunctie. Uitbreiding van bestaande activiteiten
In de GO maakt de provincie onderscheid tussen kleinschalige en grootschalige
ontwikkelingen. Vertaald naar de regels in de Groene Ontwikkelingszone mogen bestaande
activiteiten kleinschalig (dat is: met maximaal 30% van het bestaande oppervlak) uitbreiden mits deze landschappelijk en qua natuur worden ingepast zodat de kernkwaliteiten per saldo niet worden aangetast. Grootschalige uitbreiding (van bestaande acitiviteiten) is
mogelijk mits aantasting van de kernkwaliteiten zoveel mogelijk wordt voorkomen en die kernkwaliteiten per saldo in hun onderlinge samenhang substantieel worden versterkt. Nieuwvestiging van activiteiten
Ook bij nieuwvesting in GO is er onderscheid tussen grootschalig en kleinschalig.
−− Kleinschalige nieuwvestiging is: zonder verandering van het gebiedskarakter. Dit is
in de GO mogelijk, mits mitigatie plaatsvindt en de ingreep wordt gecombineerd met substantiële versterking van de kernkwaliteiten.
−− Grootschalige nieuwvestiging is: er vindt een verandering van het gebiedskarakter plaatsvindt. Dit is niet mogelijk, tenzij er geen reële alternatieven zijn en de
nieuwvestiging van groot openbaar belang is. Dan moet mitigatie en compensatie plaatsvinden.
Bij beide moet de activiteit de kernkwaliteiten van het betreffende gebied per saldo
versterken. De kernkwaliteiten zijn voor circa 180 deelgebieden in Gelderland gedefinieerd in de Omgevingsvisie. Hierbij zijn ook de gewenste ontwikkelingsrichtingen weergegeven. Verevening
De provincie wil de Gelderse gemeenten stimuleren zoveel mogelijk gebruik te maken van
verevening en zal daarbij waar mogelijk ondersteuning bieden. Het betreft vooral situaties waarbij in een bestemmingsplan rendabele ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt op
zo’n manier dat het redelijk is van de betrokken partij een bijdrage te vragen voor de kosten
149
Commentaarnota – versie 2.0
van andere, onrendabele ontwikkelingen. Partijen kunnen vrijwillig daartoe overgaan door het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst.
Verevening is echter ook mogelijk op grond van hoofdstuk 6 van de Wet op de
ruimtelijke ordening. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een financiële bijdrage in een
landschapsfonds, maar kan ook worden gekoppeld aan een project. Op grond van de Wro is
voor een daadkrachtig vereveningsbeleid een ruimtelijke visie op gebiedsniveau nodig. Deze kan het beste worden neergelegd in een (inter)gemeentelijke structuurvisie. Bij de verdere
concretisering van de vereveningsoperatie in het bestemmingsplan kan worden gedacht aan
het opnemen van een vereveningsparagraaf en waar nodig een voorwaardelijke verplichting. Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Kernkwaliteiten
Inhoud van de zienswijzen: Relatief weinig zienswijzen betreffen de kernkwaliteiten; enkele indieners menen dat voor
sommige deelgebieden zaken moeten worden toegevoegd of verwijderd. Stilte en stiltebeleid kregen wat meer aandacht in de zienswijzen, met name vanuit het idee dat de provincie stilte niet langer beschermt.
Gevolgen voor Omgevingsvisie Van enkele deelgebieden zijn de kernkwaliteiten gewijzigd. Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten Achterliggend kaartmateriaal is als verduidelijking toegevoegd: kaarten met de modellen van ecologische verbindingen, aardkundige waarden, parels, waardevol open gebied of verkaveling, natte landnatuur. Aan de beschrijving van de kernkwaliteiten van de
weidevogels is de internationale waarde van de populatie van de grutto toegevoegd. Ook is
de functie als foerageergebied voor steltlopers toegevoegd. Ten slotte zijn voor beschermende natuurmonumenten de kwaliteiten toegevoegd. Gevolgen voor de agenda van de provincie Geen gevolgen voor de agenda. Toelichting Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten van het GNN zijn in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening als volgt gedefinieerd:
‘De aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit en
ecologische samenhang, geomorfologische processen, de waterhuishouding,
de kwaliteit van de bodem, lucht en water, de mate van stilte, rust, donkerte en openheid en de landschappelijke waarden.’
De definiering van de kernkwaliteiten van de GO wijkt enigszins af van die van de GNN. De definitie van de kernkwaliteiten van de GO luidt:
‘De ecologische samenhang met inliggende en aangrenzende natuur van
het GNN, de geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van
bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid en de landschappelijke waarden.’ 150
Commentaarnota – versie 2.0
In de beschrijving van de kernkwaliteiten is vrij gedetailleerd aangegeven wat de belangrijke waarden zijn die enerzijds beschermd en anderzijds ontwikkeld moeten worden, uiteraard met de nodige flexibiliteit. Door de saldobenadering die in veel gevallen wordt toegepast,
kunnen doelen voor natuur en landschap worden gerealiseerd in combinatie met gewenste maatschappelijke ontwikkelingen.
In de kernkwaliteiten zijn ook beschrijvingen opgenomen als ‘groot aaneengesloten
gebied’ en ‘Grote Eenheid Natuur: grootschalig natuurlijk landschap’. Ontwikkelingen
die versnippering in de hand werken, tasten deze kernkwaliteiten aan en initiatiefnemers horen dan volgens de regels in de verordening te handelen. Daarnaast is het een taak van
gemeenten om beleid te formuleren voor verhekking in bijvoorbeeld het beeldkwaliteitsplan. Ook handhaving hierin is een taak van de gemeente. Stilte als kernkwaliteit
De basis voor het stiltebeleid wordt nu gevormd door het voortzetten van de ruimtelijke bescherming van de kernkwaliteit stilte in natuurgebieden. Dit betekent dat de
geluidsbelasting als gevolg van nieuwe ontwikkelingen moet worden voorkomen of
gecompenseerd zodat per saldo geen toename van de kernkwaliteiten en omgevingscondities in hun totaal ontstaat.
De motivatie om stilte als natuurkwaliteit te zien en het beleid voor stiltegebieden los te laten is ook omdat stilte een lokale waarde is. Het is vooral aan gemeenten om te bepalen waar
stilte beschermd moet worden en hoe. Grote delen van voormalige stiltegebieden worden al
beschermd vanuit andere regimes (Natura 2000, gemeentelijke regels et cetera). Het streven is daarbij het verminderen en vereenvoudigen van de aanwijzingen van gebiedscategorieën met aparte regels.
In 2014 en 2015 onderzoekt de provincie het nut en de noodzaak van de ruimtelijke
bescherming van de kernkwaliteit stilte in natuurgebieden, eventueel aan te vullen met
sturing van gedrag en benadering van stilte. Handhaving is een taak van toezichthouders zoals gemeenten en terreinbeheerders. Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Natura 2000-gebieden
Inhoud van de zienswijzen: Zienswijzen gaan over de status van Natura 2000-gebieden in de Omgevingsvisie, het
beschermingsregime en de verschillen tussen Natura 2000 en GNN/GO. Zienswijzen gaan in op grensoverschrijdende effecten. Voor specifieke gebieden geven zij aan dat de begrenzing
of de status van het betreffende Natura2000-gebied is veranderd. Ook wijzen zij op specifieke ruimtelijke ontwikkelingen met invloed op Natura2000-gebieden. Gevolgen voor Omgevingsvisie Geen. Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten Geen. Gevolgen voor de agenda van de provincie Geen.
151
Commentaarnota – versie 2.0
Toelichting Natura 2000
Natura 2000 heeft prioriteit in het Gelderse Natuurbeleid. De bescherming van Natura
2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De provincie sluit hierop aan. De Omgevingsvisie bevat de cartografische weergave van de Natura 2000-gebieden. De
kernkwaliteiten geven onder meer de status en doelen van de Natura 2000-gebieden weer. Ook in de beoordeling van effecten van bestemmingswijzigingen wordt bekeken hoe de
Natura 2000-doelen en de omgevingskwaliteiten worden beïnvloed, hoe ze moeten worden beschermd en hoe die beïnvloeding in een positief saldo kan resulteren. Begrenzing Natura 2000 en GNN/GO
De begrenzingen van Natura 2000 en GNN kunnen van elkaar verschillen. Dit komt mede
doordat de Natura 2000-begrenzingen gebaseerd zijn op de te beschermen waarden en niet op
bestemmingen. Grote delen van de Natura 2000-gebieden worden multifunctioneel gebruikt: ze hebben naast een natuurfunctie ook een landbouwfunctie of een andere functie. Dit is
vooral het geval bij Vogelrichtlijngebieden waarbij de vogelsoorten in kwetsie afhankelijk zijn van grasland, of water met andere bestemmingen Verschillende beschermingsregimes
Natura 2000 kent eigen beschermingsregimes via de Natuurbeschermingswet. Het gaat
om natuurdoelen in de vorm van habitats, soorten of kernopgaven; daardoor zijn sommige (ruimtelijke) ontwikkelingen niet direct schadelijk voor de specifiek gedefinieerde Natura 2000-doelen, maar kunnen andere de kernkwaliteiten van natuur en landschap wel
aantasten. Ook in Natura 2000-gebieden is de Omgevingsverordening daarom relevant. De Omgevingsverordening bepaalt in de eerste plaats de ruimtelijke kaders voor
bestemmingsplannen. Natura 2000-doelen worden in een eigen spoor beoordeeld, evenals aspecten van de Boswet, de milieuwetgeving en waarschijnlijk binnenkort ook de Flora-
en faunawet. Mede met het oog op de introductie van de Omgevingswet, wil de provincie bevorderen dat bij plannen en projecten in het GNN en de GO in vroegtijdig stadium de
randvoorwaarden voor die ontwikkeling vanuit de groene wet- en regelgeving gelijktijdig in beeld gebracht worden.
Grensoverschrijdende effecten
Initiatieven in Gelderland die mogelijk effecten hebben op Natura 2000-gebieden in andere provincies of landen (Duitsland) worden in overleg met betrokken partijen afgestemd. Middelen
De provincie biedt kaders voor bestemmingen en refereert aan instrumenten die veelal ook
voorzien zijn van middelen. Niet alle middelen kunnen op korte termijn worden verstrekt. Dat neemt niet weg dat beheerders worden uitgedaagd daar creatief een weg in te vinden, bijvoorbeeld via andere wegen zoals Life+ (rechtstreekse financiering van de Europese
Unie) of via private financieringen. De provincie zal waar mogelijk dergelijke initiatieven faciliteren.
Beleidsthema: Natuur en Landschap Onderwerp:
Weidevogels en ganzen
Inhoud van de zienswijzen: De zienswijzen zijn vooral gericht op de aanscherping van het beleid voor weidevogels.
152
Commentaarnota – versie 2.0
Indieners vragen zich af hoe weidevogels planologische beschermd worden. Organisaties willen graag in gesprek om samen na te denken over hoe de weidevogelbescherming kan worden voort gezet als de bescherming van het collectief beheer wegvalt. Wat kan de rol
van boeren worden? Een aantal zienswijzen vroegen om aanpassing van de begrenzing van ganzenfoerageergebieden. Ook is de wens geuit de jacht op ganzen in de uiterwaarden te verbieden, naast duidelijkheid over het ganzenbeleid omdat beheercontracten aflopen. Gevolgen voor Omgevingsvisie De Omgevingsvisie gaat uit van een broedseizoen tussen 15 maart en 15 augustus; dit wordt in de tekst aangepast.
Gevolgen voor de verordening en voor de kaarten −− Bestaande foerageergebieden in het oostelijk deel van het Rivierengebied stonden niet op de GO-kaart aangegeven; deze zijn gecorrigeerd.
−− Rond weidevogel- en ganzenfoerageergebieden in een zone van 300m is er een
onderzoeksplicht voor de initiatiefnemer naar de effecten van het oprichten van een of meerdere windturbines in deze zone op de betreffende vogelpopulaties.
Gevolgen voor de agenda van de provincie Over twee jaar beziet de provincie hoe de effectiviteit van deze aanpak is en of dat alsnog aanleiding geeft voor een ander beschermingsregime. Toelichting Twee categorieën: weidevogels en ganzen
Weidevogelgebied en ganzenfoerageergebied zijn twee beleidsvelden waar specifiek op
gestuurd wordt via provinciale regelingen. De term ‘pleisterplaats voor watervogels’ is geen basis voor beleid. Om de directe koppeling tussen de beleidsinspanning en de ruimtelijke
bescherming aan te geven worden de termen ‘weidevogelgebied’ en ‘ganzenfoerageergebied‘ gebruikt.
Weidevogels
Het agrarisch natuurbeheer staat onder druk, de effectiviteit wordt betwist. De provincie kiest ervoor om het geld in te zetten in gebieden die aantrekkelijk zijn voor weidevogels.
Daarom is er kritisch gekeken naar de inzet van het collectief weidevogelbeheer. De provincie heeft de huidige gebieden beoordeeld op de geschiktheid voor duurzame instandhouding van de weidevogelpopulatie. Daarbij zijn de volgende kenmerken in ogenschouw
genomen: de openheid van het landschap, de mate van drooglegging (waterpeil), de
maaidata, de kruidenrijkdom van de graslanden, de grootte van het weidevogelgebied,
de verstoringsgevoeligheid, het bestaande mozaïek en de deelnamebereidheid binnen het gehele gebied.
In de resterende goede en perspectiefvolle weidevogelgebieden zet de provincie in op behoud en versterking van de functie als weidevogelgebied. Deze gebieden zijn opgenomen in de
Groene Ontwikkelingszone en liggen vaak rondom een natuurkern die deel is van het Gelders
Natuurnetwerk. Voor de weidevogelgebieden gelden als kernkwaliteiten in het bijzonder rust en openheid.
Met beheersubsidies, het ruimtelijk instrumentarium voor het behoud van openheid en de toekenning van de waterhuishoudkundige functie weidevogelgebieden, wil de provincie
bevorderen dat buiten de reservaten een blijvende functie als leefgebied voor weidevogels in
153
Commentaarnota – versie 2.0
stand blijft. Daarvoor gelden de kernkwaliteiten ‘openheid’ en ‘rust’. De provincie vraagt gemeenten door planologisch beleid en het beheer van de buitenruimte
rekening te houden met de weidevogels. Vooral de openheid (beplanting langs gemeentelijke wegen, windmolens, bouwvergunningen in en langs de rand van open gebieden waar
weidevogels voorkomen) en grootte kunnen door gemeenten geborgd worden. Gemeenten kunnen contact opnemen met de weidevogelcoördinator om af te stemmen in hoeverre zij kunnen bijdragen aan het slagen van weidevogelbeheer. In 2014 gaat de provincie met de relevante organisaties hierover in overleg treden. Ganzen
Diverse soorten wilde ganzen waren decennialang bedreigd. Ze kwamen in die periode in Nederland alleen in de winter voor. Nederland heeft voor ganzen ook een internationale verplichting in het kader van de Vogelrichtlijn van de Europese Unie. Nederland moet
speciale beschermingszones instellen die nu onder Natura 2000 vallen. Dit geldt alleen voor trekkende ganzen die hier in de winter verblijven. Meer en meer ganzen verblijven hier het
hele jaar: zogenaamde standganzen. Met name gedurende het groeiseizoen veroorzaken deze schade aan landbouwgewassen. Ook brengen ze in toenemende mate de luchtvaartveiligheid in gevaar.
Het beleid om de schade door ganzen te beperken door ze te verjagen waar dat nodig is en ze op te vangen in ganzenfoerageergebieden heeft niet goed gewerkt. De schade kon hiermee
niet in de hand worden gehouden. Het subsidiebeleid voor ganzenfoerageergebieden wordt
daarom verlaten en voor de ganzenproblematiek wordt nieuw beleid ontwikkeld, gebaseerd op verjagen en het uitkeren van schadevergoedingen.
De provincies hadden een akkoord gesloten met een aantal maatschappelijke organisaties, de zogenaamde Ganzen 7 (G7), over de toekomst van het ganzenbeleid. Er zou sterk worden ingezet op een reductie van de aantallen standganzen. Daar stond tegenover dat er in
de winterperiode in bepaalde gebieden meer rust geboden zou worden aan trekganzen.
Verjaging van grauwe gans en kolgans zou in de periode van 1 november tot 1 maart buiten de nog vast te stellen rustgebieden niet meer mogelijk zijn op overjarig grasland. Een
totaal verbod op de jacht zou niet worden gegeven. Ook zou opnieuw gekeken worden
naar de begrenzing van de foerageergebieden, die onder de nieuwe aanpak ‘rustgebieden’
zouden gaan heten. Dit beleid is recent op losse schroeven komen te staan door opzegging
van het akkoord door één van de deelnemende organisaties. De insteek van de provincie is om in Gelderland de uitgangspunten van het akkoord te handhaven en met de betrokken
maatschappelijke organisaties te bezien welke onderdelen van het akkoord alsnog kunnen worden uitgevoerd.
Ganzenfoerageer- en rustgebieden
Als gevolg van het akkoord zal opnieuw gekeken worden naar de begrenzing van de
opvanggebieden en zal er een nieuwe vergoedingsregeling voor deze gebieden worden ontwikkeld. Bij de herbegrenzing van de opvanggebieden, die nu rustgebieden gaan
heten, zal sterk gelet worden op de aanwezigheid van grote aantallen ganzen en op de
schadeomvang. Het is de bedoeling dat de nieuwe regeling gebaseerd wordt op (een afkoop
van) deze schade. De vaste beheerscomponent verdwijnt. Daar staat tegenover dat conform
Brusselse spelregels een bonus van 30% op de geleden schade mogelijk is als vergoeding voor overheadkosten.
154
Commentaarnota – versie 2.0
Omdat in oktober 2013 in Gelderland de huidige PSAN-ganzenovereenkomsten aflopen en er
nog geen nieuwe regeling is, hebben de G7 aangedrongen op een overgangsregeling. Het IPO onderzoekt op dit moment samen met het Faunafonds de mogelijkheden.
In Gelderland bestond voor de ganzenopvanggebieden in de uiterwaarden de mogelijkheid
voor het aanvragen van een probleemgebiedenvergoeding. Aangezien de overgangsregeling niet onder de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer Gelderland komt te vallen, vervalt deze mogelijk vooralsnog. Hoe dat voor de uiteindelijke opvangregeling komt te liggen is op dit moment nog niet te zeggen. Begrenzing ganzenfoerageergebieden
Vooralsnog houdt de provincie vast aan de ganzenfoerageergebieden zoals die nu op de kaart staan. De bestaande foerageergebieden in het oostelijk deel van het rivierengebied zijn gecorrigeerd opgenomen. Broedseizoen
De Flora- en faunawet geeft aan dat voor het broedseizoen geen vaste periode geldt. Dit
verschilt per soort. Sommige vogelsoorten, zoals de blauwe reiger en de bosuil, beginnen al
in februari te broeden en bepaalde (zang)vogels broeden nog in augustus. Veel vogelsoorten broeden ongeveer tussen 15 maart en 15 juli. Moerasvogels en andere watervogels broeden
meestal tussen 1 april en 15 augustus. De Omgevingsvisie kiest voor een broedseizoen tussen 15 maart en 15 augustus; dit wordt in de tekst aangepast. Windturbines rond weidevogel- en ganzenfoerageergebieden
In weidevogel- en ganzenfoerageergebieden zijn geen windturbines toegestaan.
Rondom weidevogel- en ganzenfoerageergebieden in een zone van 300 meter is er
een onderzoeksplicht voor de initiatiefnemer naar de effecten van het oprichten van
windturbines in deze zone op de betreffende vogelpopulaties. Over twee jaar beziet de
provincie hoe de effectiviteit van deze aanpak is en of dat alsnog aanleiding geeft voor een ander beschermingsregime. Betreft zienswijze: Particulieren:
Organisaties: 01662703, 01663801, 01666457, 01666423, 01666375, 01666612 Overheden:
01662904, 01662395
Beleidsthema: Landschap Onderwerp:
Limes
Inhoud van de zienswijzen: Indiener:
−− vraagt zich af wat de toegevoegde waarde is van de Limes in dit gebied;
−− vraagt zich af wat het doel is van het onderzoek ‘landbouw in de Limes’; −− wil geen extra regels opleggen aan de landbouw in de Limes;
−− vindt dat de rol van de provincie in dit verband niet normerend moet zijn maar verbindend, inspirerend, financierend en ondernemend;
−− mist aandacht voor de IJssellinie als een belangrijk erfgoed van provinciaal belang. Reactie: zie toelichting.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden deels tot een aanpassing van de visietekst in de
155
Commentaarnota – versie 2.0
Omgevingsvisie. De provincie is in overleg met gemeenten de begrenzing van de Limes nader aan het verfijnen, aan de hand van gemeentelijke verwachtingenkaarten. Deze
kaarten zijn niet allemaal ter beschikking gesteld. Waar de provincie de Limesbegrenzing
nader kan verfijnen, zal zij dit doen. In de andere gevallen blijft de Barrobegrenzing staan. Aandachtspunt is gemeente Nederbetuwe die wel kaarten ter beschikking stelt, maar hieraan een voorwaarde verbindt. Hierover lopen gesprekken met de gemeente. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De Limeszone is overgenomen uit het Barro. Deze wordt nog nader begrensd op basis
van aangeleverde gemeentelijke kaarten. De afspraken met gemeenten komen uit het
voorbereidingstraject tot UNESCO-aanwijzing. De kernkwaliteiten van de Limes mogen bij een nieuw bestemmingsplan niet minder beschermd worden dan in het voorgaande
bestemmingsplan. De provincie kent de gestapelde belangen in de Limeszone, waaronder die van agrariërs. Het onderzoek Landbouw in de Limes moet de archeologische
verwachtingsgebieden in de Limes-zone verfijnen. Met dit onderzoek helpt de provincie gemeenten om de archeologische verwachtingen beter inzichtelijk te maken.
Het stimuleren van de economische meerwaarde van cultuur en erfgoed is een van de
kernpunten van het in 2012 vastgestelde cultuur- en erfgoedbeleid. Met de Gebiedenatlas
worden de gevarieerde kernkwaliteiten van Gelderland inzichtelijk gemaakt. De normerende rol van de provincie is niet buiten beschouwing te laten, omdat de provincie wettelijke taken moet vervullen.
Enkele andere historische linies doorsnijden (ook) Gelderland. Het gaat hierbij om de
IJssellinie, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Grebbelinie. De komende jaren richt de provincie zich in hoofdzaak op de Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Betreft zienswijzen: Particulieren: 01656833
Organisaties: 01679993 Overheden:
01680212, 01665372, 01665302, 01662395, 01664075
Beleidsthema: Nieuwe Hollandse Waterlinie Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: a. Eén zienswijze vraagt om nuancering in de Omgevingsvisie van de ruimtelijke
ontwikkelmogelijkheden in het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie voor de gemeenten Culemborg, Geldermalsen, Zaltbommel en Lingewaal. Het betreft
nuanceringen op grond van de uitkomsten van de pilot in de gemeente Lingewaal, die in 2013 werd uitgevoerd in overleg met en mede in opdracht van ex-gedeputeerde Verdaas.
b. Eén zienswijze geeft aan dat de boomgaard en schuur van de indiener is komen te vallen
onder het regime van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en wil dat deze beperking voor zijn bouwmogelijkheden uit de begrenzing wordt gehaald. Indiener verzoekt om de gehele
156
Commentaarnota – versie 2.0
kernzone te schrappen zodat landbouwontwikkeling weer plaats kan vinden en om perceel v 183 uit de Groene ontwikkelingszone te halen.
c. Eén zienswijze brengt in dat de beschrijving van het deelgebied Bommelerwaard in de Omgevingsvisie meer omvat dan alleen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Alleen het
gebied ten westen van de Meidijk (Zuilichem) valt onder de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
d. Eén zienswijze vraagt aandacht voor de beschrijving van de kernkwaliteiten en borging van andere cultuurhistorische waarden.
e. Indiener heeft een fruitperceel met een bestaande opstal gelegen direct naast Fort
Nieuwesteeg. Fort Nieuwesteeg is een van de fortificaties binnen het nationaal landschap de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Indiener vraagt of het mogelijk is in de toekomst de
opstal aan te passen voor verkoop van biologische en streekproducten in combinatie met een theeschenkerij.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening. De geografische kaart waarin de Nieuwe Hollandse Waterlinie begrensd wordt, zal worden
aangepast bij de uitwerking van de Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandse Waterlinie zodat het gebied ten westen van de Meidijk hieronder valt.
De uitwerking van de kernkwaliteiten voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie zal in nauw overleg met de gemeenten tot stand komen. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Betrokken partijen kunnen in de Gebiedenatlas of in een Kwaliteitsatelier verder ingaan op de betreffende gevallen en ambities. De provincie werkt hier graag aan mee. Verdere specificatie in de tekst van de Omgevingsvisie is niet aan de orde vanwege het beoogde
abstractieniveau van de Omgevingsvisie, en omdat de Omgevingsvisie geen directe oplossing biedt voor specifieke gevallen. In het bijzonder
De gevraagde nuanceringen van de ruimtelijke ontwikkelmogelijkheden in het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie komen in de uitwerking van de Kernkwaliteiten
Nieuwe Hollandse Waterlinie, die in 2013 en 2014 in nauw overleg met de gemeenten wordt samengesteld.
De betreffende boomgaard en schuur vallen onder het regime van het Streekplan 2005 waarin de Nieuwe Hollandse Waterlinie begrensd wordt en waarin deze in planologische regelgeving vastgesteld wordt. De Omgevingsvisie zet dit beleid voort.
De vraag of een toekomstige opstal kan worden aangepast in de Nieuwe Hollandse
Waterlinie is in het kader van de Omgevingsvisie niet eenduidig te beantwoorden. In de Omgevingsverordening is een hoofdstuk gewijd aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Hierin zijn voorwaarden beschreven waaraan het vestigen van een nieuwe bestemming
157
Commentaarnota – versie 2.0
of het veranderen van een bestaande bestemming moet voldoen. De provincie wil het
economisch potentieel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie vergroten en de kernkwaliteiten beschermen. De hoofdlijn bij een ontwikkeling is dat deze bijdraagt aan versterking van
de kernkwaliteiten van het nationale landschap. In overleg met verschillende overheden worden de kernkwaliteiten uitgewerkt wat uiteindelijk leidt tot standaardregels in
bestemmingsplannen voor bescherming van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit bepaalt dus het al of niet mogelijk worden van deze ontwikkeling.
158
Commentaarnota – versie 2.0
Landschap van Gelderland Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01655248, 01669549, 01669966, 01670883, 01668023, 01668112, 01667218, Overheden:
01679831, 01671252
01669854, 01668814, 01659876, 01665372, 01664075, 01665664, 01669164,
01666612, 01667237
Beleidsthema: Landschap Onderwerp:
Strekking van het beleid
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener pleit ervoor om in hoofdstuk 4.2.3 van de Omgevingsvisie (Landschap van
Gelderland) een relatie op te nemen met hoofdstukken en onderwerpen die gevolgen
kunnen hebben voor het landschap, zoals Energietransitie en Land- en tuinbouw. Reactie: De tekst van de Omgevingsvisie wordt op dit punt aangevuld.
−− Indieners pleiten ervoor dat in de Omgevingsverordening een algemene zorgplicht wordt
opgenomen van gemeenten voor ruimtelijke kwaliteit en landschap. Dit om de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassingen voor alle ruimtelijke ontwikkelingen in alle
sectoren op een gelijkwaardige manier te regelen. Ook wordt het verzoek gedaan om de
basiskwaliteit nadrukkelijker te borgen, ook via de verordening. Om daarbij gemeenten te verplichten bij ruimtelijke ingrepen aandacht te vragen voor het behoud en de verbetering van het landschap in bestemmingsplannen en structuurvisies, door middel van directe verevening dan wel indirect via een gemeentelijk landschapsfonds of anderszins. De
provincie kan hiervoor aan gemeenten uitgewerkte voorbeelden aanbieden. Reactie:
Deze verantwoordelijkheid is niet gereguleerd via de Omgevingsverordening omdat dit ingrijpt in de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten. De gemeente kan maatwerk
leveren en draagt zorg voor integrale afwegingen. In de tekst van de Omgevingsvisie wordt toegevoegd wat wordt verstaan onder deze verantwoordelijkheid van gemeenten.
−− In verschillende zienswijzen wordt gevraagd om nadere accenten te leggen, onder meer op het rivierenlandschap van de Stadsregio tussen twee stuwwallen, de cultuurhistorie van het landschap, het agrarische landschap, jonge ontginningen en kleinschalige landschappen. Reactie: Er komen geen nieuwe categorieën in de Omgevingsvisie.
De Gebiedenatlas is een instrument om specifieke (ruimtelijke) kwaliteiten verder te nuanceren en te borgen.
−− Indieners brengen in dat de omschrijving van de natuur van Gelderland te beperkt uitgaat van het agrarisch landschap. Er zou meer aandacht moeten zijn voor natuurontwikkeling in combinatie met andere ontwikkelingen zoals delfstoffenwinning. Reactie: Bij de
duiding van de natuur van Gelderland wordt onderscheid gemaakt tussen het Gelders Natuurnetwerk (de bestaande natuur) en de Groene Ontwikkelzone (GO), een meer
gemêleerd agrarisch landschap met hoge natuur- en landschapswaarden. In de GO is
ruimte voor economische ontwikkelingen in combinatie met de versterking van de natuur en landschapswaarden. De kernkwaliteiten van GNN en GO staan beschreven in een bijlage van de visie en verordening.
−− Verschillende zienswijzen stellen dat de ambitie voor behoud en ontwikkeling van het
landschap onvoldoende is doorvertaald in het subsidie-instrumentarium. Beheersubsidie wordt specifiek gemist. Reactie: Om de marktwerking in het landschapsbeheer te
stimuleren en om de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van burgers bij het landschap te vergroten, wordt beheer uitgesloten van subsidie.
−− Indiener pleit voor gebruik term EHS in plaats van GNN.
−− Indiener wil niet dat GNN wordt aangetast, ook niet door aantasting elders te herstellen.
159
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indiener pleit voor verwijderen van tekst ‘per saldo’ (op pagina 98). Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie.
−− In hoofdstuk 4.2.3 is toegevoegd dat ruimtelijk-economische ontwikkelingen zoals in de
Energietransitie en de Land- en tuinbouw van invloed zijn op de (door)ontwikkeling van het landschap.
−− In hoofdstuk 4.2.3.2 is opgenomen wat wordt verstaan onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het landschap.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Waar kansen zijn voor functiecombinaties van economische ontwikkelingen met versterking van natuur- en landschapswaarden zullen deze met betreffende partners verkend worden als zij dat wensen. Toelichting In de Omgevingsvisie is de Gebiedenatlas aangekondigd. Het opstellen van de Gebiedenatlas vindt in een traject van co-creatie plaats. De provincie neemt het initiatief en werkt
graag mee aan de ideeën die partners hiervoor hebben. Betrokken partijen kunnen in
de Gebiedenatlas of in een Kwaliteitsatelier verder ingaan op de betreffende gevallen en
ambities. In de Gebiedenatlas worden de (ruimtelijke) kwaliteiten van het landschap in deelgebieden verder beschreven en geïllustreerd. Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01667032 Overheden:
01670961
Beleidsthema: Landschap Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener betreurt het dat specifieke ambities voor het landschap rond Slijk-Ewijk
ontbreken en wil graag het overleg over Landschapspark De Danenberg continueren. Reactie: De Omgevingsvisie doet uitspraken over bovenregionale landschappen en
landschapsstructuren. Gebiedsgerichte ambities worden uitgewerkt door gemeenten. Op verzoek kan de provincie ondersteunen in het proces van ‘ontwikkelen met kwaliteit’.
−− Indiener verzoekt te motiveren waarom waardevolle landschappen niet meer als
beschermingscategorie zijn opgenomen. Reactie: Het beschermingsbeleid van de
Omgevingsvisie focust meer dan het vorige beleid op de Nationale Landschappen. De zorg voor de voormalige waardevolle landschappen die geen deel uitmaken van de Nationale Landschappen valt onder verantwoordelijkheid van gemeenten.
160
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie ondersteunt op verzoek in kwaliteitsateliers. Toelichting Betrokken partijen kunnen in de Gebiedenatlas of in een Kwaliteitsatelier verder ingaan op de betreffende gevallen en ambities. De provincie werkt hier graag aan mee. Verdere specificatie in de tekst van de Omgevingsvisie is niet aan de orde vanwege het beoogde
abstractieniveau van de Omgevingsvisie, en omdat de provincie met de visie geen directe oplossing biedt voor specifieke gevallen.
161
Commentaarnota – versie 2.0
162
Commentaarnota – versie 2.0
Nationaal Landschap Betreft zienswijzen: Particulieren: 01665952, 01667468
Organisaties: 01655248, 01679906, 01667434, 01670883, 01666612, 01666423, 01666457, 01666462, 01663801, 01662703, 01666375, 01669743, 01665314, 01664861,
Overheden:
01669549, 01666653
01666320, 01666694, 01665372, 01665076, 01662879
Beleidsthema: Nationaal Landschap Onderwerp:
Strekking van het beleid
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener pleit ervoor dat de provincie zich ook in interprovinciaal verband sterk maakt
voor de Nationale Landschappen. Reactie: In interprovinciaal verband (IPO) zijn afspraken gemaakt over de inzet van het Servicenet Nationale Landschappen voor alle Nationale Landschappen in Nederland.
−− Indiener verzoekt duidelijk te maken hoe het voormalige Rijksbeleid en het provinciale beleid voor Nationale Landschappen zich tot elkaar verhouden. Reactie: De Nationale
Landschappen zijn onderdeel van het provinciaal beleid omdat ze op (inter)nationale schaal een afspiegeling zijn van de landschappelijke diversiteit en om hun naamsbekendheid. De Omgevingsvisie houdt de grenzen aan die samen met het Rijk tot stand zijn gekomen.
−− Verschillende indieners vragen om een verbijzondering van het Nationaal Landschap de Veluwe, in combinatie met de Veluwerandmeren en de IJssel . Reactie: Het Nationaal Landschap de Veluwe omvat de grote aaneengesloten natuurgebieden op de stuwwal en de overgangszone van de stuwwal naar de open gebieden van de IJsselvallei en de
Randmeren. Daarmee voldoet de begrenzing aan de wens van insprekers die verzoeken de Veluwe te completeren met de Randmeerkust en de IJssel. De integrale kernkwaliteiten van de Veluwe, van natuurgebieden op de Veluwe tot IJssel en Randmeerkust, zijn
beschreven in de bijlage bij de visie en verordening. De natuurgebieden van de Veluwe maken ook onderdeel uit van het Gelderse Natuur Netwerk (GNN). In het GNN wordt
specifiek gestuurd op de ecologische kwaliteiten. Met het oog hierop zijn de natuur en
landschapswaarden die van belang zijn voor de ecologische samenhang meer gedetailleerd gebiedsgericht geïnventariseerd en opgenomen als bijlage. Daarmee komt de visie
tegemoet aan de wens van de insprekers om anders met de natuurgebieden om te gaan, we zien daarom geen aanleiding in deze zienswijzen om de visie aan te passen.
−− Enkele zienswijzen vragen aandacht voor de specifieke kwaliteiten van de natuur
op de Veluwe, vanwege de grote verschillen tussen gebieden binnen het Nationaal
Landschap. Reactie: De natuurgebieden van de Veluwe maken ook onderdeel uit van het Gelderse Natuur Netwerk (GNN) die de natuur- en landschapswaarden voor de
ecologische samenhang gedetailleerd gebiedsgericht inventariseert (zie bijlage 6 bij de Omgevingsverordening).
−− Enkele zienswijzen vragen aandacht voor de status van de parken De Hoge Veluwe en de Veluwezoom als Nationaal Park. Reactie: Het Rijk gebruikt de status Nationaal Park als
marketinginstrument om natuurgebieden op de kaart te zetten. De provincie verbindt zich aan het merk Nationaal Landschap voor promotie en marketing.
−− Indieners zien in het beleid voor Nationale Landschappen een belemmering voor bestaande economische dragers om zich verder te ontwikkelen. Indieners pleiten ervoor bedrijven
binnen de Nationale Landschappen de ruimte te geven om ook de provinciale doelstelling voor economische versterking mede te kunnen (blijven) realiseren. Een indiener
pleit ervoor het Rivierenlandschap in tact te laten en ruimte te bieden voor recreatie
en bedrijvigheid die werkgelegenheid genereren. Reactie: Bedrijven in de Nationale
163
Commentaarnota – versie 2.0
Landschappen kunnen in overleg met de betrokken partijen ruimte zoeken voor nieuwe
ontwikkelingen; deze ontwikkelingen vragen een zorgvuldige afweging van de gewenste
ontwikkeling in relatie tot de voorkomende kernkwaliteiten. Ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van de kernkwaliteiten en moeten bijdragen aan een versterking van de kernkwaliteiten.
−− Indieners verzoeken om ook de volgende gebieden op te nemen binnen de begrenzing van de Nationale Landschappen: het Lingestroomgebied ten zuiden van de A15, het
Binnenveld en het gebied rond Neede Borculo. Een andere indiener vraagt hetzelfde voor het Hoevelakense Bos (nu Rijksmonument). Reactie: De begrenzing van de Nationale
Landschappen is uitgewerkt in de Streekplanuitwerking Nationale Landschappen 2007. Er is nu geen aanleiding om de begrenzing aan te passen. Daarnaast valt het aanwijzen van individuele percelen niet in deze begrenzing.
−− Indiener ziet onvolkomenheden in de beschrijving van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap. In de gemeente Lochem is een deel van het
buitengebied beschreven wat niet binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap valt. Het betreft de omgeving van Gelselaar en Geesteren. Reactie: Dit is gecorrigeerd. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot de aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
−− De tekst in de Omgevingsverordening (artikel 2.7.4.2) wordt zo aangepast dat minder beslag wordt gelegd op ontwikkelingen binnen vigerende bestemmingen en de ontwikkelruimte beter tot zijn recht komt.
−− In de toelichting op artikel 2.7.4.2 wordt een paragraaf opgenomen over het borgen van
kwaliteit bij ontwikkelingen, inclusief specifieke aandachtspunten voor het ruimtelijk ontwerp.
−− De beschrijving van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap de Graafschap is aangepast.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Uit het co-creatieproces is specifiek voor de Veluwe een majeure opgave naar voren gekomen. Een opgave die van belang is voor heel Gelderland. De Veluwe is Nederlands bekendste
natuurgebied. Dit willen partners en de provincie vertalen naar een sterke toeristische
regio in Nederland. De recreatiesector is echter deels verouderd, waardoor huisjes niet meer voor recreatie maar voor huisvesting van bijvoorbeeld arbeidsmigranten worden gebruikt. Het natuurgebied wordt ervaren als belemmerend voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in en aan de rand van dit prachtige natuurgebied. De hervormingen van het
Gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU zullen grote gevolgen hebben voor o.a. de
kalverhouderij. Ook de bezuinigingen bij het Rijk hebben effect op de Veluwe. Onder andere door vrijkomend rijksvastgoed. De uitdaging is de natuurlijke kwaliteit van het gebied te
versterken en dat economisch beter uit te nutten. De provincie wil het initiatief nemen om
samen met private en particuliere partners uit te werken wat rond deze opgave al goed loopt en waar verbindingen nog beter kunnen worden benut.
164
Commentaarnota – versie 2.0
Toelichting De Omgevingsvisie geeft waar mogelijk spelregels en stappen om tot verantwoorde
beslissingen te komen waar spanningen bestaan tussen uiteenlopende belangen. Betrokken partijen kunnen in de Gebiedenatlas of in een Kwaliteitsatelier ingaan op de betreffende gevallen en ambities.
Het provinciaal beleid voor de Nationale Landschappen is in de Omgevingsvisie
geformuleerd. De provincie stuurt op behoud en versterking van de landschappelijke
kernkwaliteiten, door ontwikkelingen mogelijk te maken die de kwaliteiten niet aantasten
en die deze verder versterken. De provincie stimuleert het versterken van de landschappelijke kwaliteiten met subsidie. Betreft zienswijzen: Particulieren: 01671742, 01670765, 01668079, 01666556, 01677883
Organisaties: 01666612, 01664820, 01665861, 01655248, 01679705, 01655248, 01666022, Overheden:
01666555, 01669549
01667333, 01665643, 01665379, 01665238, 01659893, 01662395, 01664073,
01665664, 01662395, 01662904
Beleidsthema: Waardevol open gebied Onderwerp:
Specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: −− Verschillende zienswijzen verzoeken om de begrenzing van de open gebieden aan te
passen, of om de aanduiding Waardevol Open Gebied van een terrein af te halen of juist toe te voegen. Reactie: De betreffende foutieve kaartbeelden worden gecorrigeerd.
−− Indiener vraagt zich af of in art. 2.7.4.1 (met voorwaarden aan het bestemmingsplan) naast het bestemmingsplan niet ook de omgevingsvergunning met afwijkingsprocedure moet
staan. Reactie: Onder het begrip ‘bestemmingsplan’ valt in de Omgevingsverordening ook de omgevingsvergunning met afwijkingsprocedure.
−− Bouwpercelen en rietveldjes in Arkemheen zijn niet als weidevogelgebied gearceerd. Indiener vraagt om duidelijk te maken dat daar geen windmolens geplaatst kunnen
worden. Reactie: Het is niet de bedoeling dat op de velden windturbines opgericht worden. De betreffende kaart is aangepast.
−− Indiener gaat ervan uit dat het gebied ten oosten van Netterden open gebied is. Reactie: De aanduiding Waardevol Open Gebied geldt in de Omgevingsvisie voor grote aaneengesloten gebieden waar de grootschalige openheid de belangrijkste kernkwaliteit is. De omgeving ten oosten van Netterden is in die betekenis geen open gebied.
−− Indieners verzoeken de provincie om criteria te benoemen bij de plannen die de
ruimtelijke kwaliteit moeten borgen. Zij vragen specifiek aandacht voor de inpassing van ontwikkelingen in de landschappelijke context. Eén indiener vraagt om de
verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de kwaliteitsplannen lokaal te beleggen. Andere indieners vragen om definitie van de term ‘omvangrijk’ in verband met
uitbreidingen van agrarische bouwvlakken. Reactie: In de Omgevingsverordening wordt de kwaliteit geborgd met een beeldkwaliteitsplan en een ruimtelijk ontwerp, die door gemeenten worden beoordeeld. In de Waardevolle Open Gebieden neemt de provincie medeverantwoordelijkheid voor het borgen van de kernkwaliteiten, met regels in het
planproces. ‘Omvangrijk’ is in de toelichting op de Omgevingsverordening gedefinieerd
(bebouwing met een oppervlak van circa 500 m2 of meer, of met een nokhoogte van circa 11 meter). In de verordening is dit toegelicht.
165
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indieners stellen dat openheid van het landschap en het oprichten van windturbines niet samen gaan en staan hier negatief tegenover. Eén zienswijze vraagt om duidelijkheid te geven in de visietekst over de open gebieden waar het oprichten van turbines is
uitgesloten: de ganzenfoerageergebieden, weidevogelgebieden en de Nieuwe Hollandse
Waterlinie. Reactie: De visietekst is hierop verduidelijkt. De Omgevingsvisie maakt het onder voorwaarden mogelijk om windturbineparken op te richten in Waardevol Open
Gebied. (Zie ook de reacties op de zienswijzen over Windenergie onder Energietransitie.)
−− Ambtshalve wijziging van de open gebieden in de Stadsregio: Op de kaart staan vier
globaal begrensde Waardevolle Open Gebieden die niet eerder in het Streekplan 2005
stonden. Deze gebieden zijn wel in het regionaal plan van de Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020 opgenomen en maken nu onderdeel uit van de Omgevingsvisie. Gemeente Lingewaard heeft het ruimtelijk beleid voor Waardevol Open Gebied geborgd in het
bestemmingsplan. De overige gemeenten hebben een nadere begrenzing aangereikt. De begrenzing van deze gemeenten is in de kaart doorgevoerd. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de visietekst in de
Omgevingsvisie. De visietekst wordt verhelderd waar het uitsluiting van windturbines in
ganzenfoerageergebieden, weidevogelgebieden en de Nieuwe Hollandse Waterlinie betreft,
en de voorwaarden voor het borgen van kwaliteit in een ruimtelijk ontwerp voor het plaatsen van windturbines.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
−− In kaart 10 wordt het foutieve kaartbeeld van de open gebieden aangepast.
−− Begrenzingen die niet corresponderen met vigerende bestemmingen of die niet consequent zijn doorgevoerd (in de gemeenten Buren, Ede en Oldebroek), worden aangepast.
−− De bouwpercelen en rietveldjes in Arkemheen worden toegevoegd aan de ganzenfoerageergebieden danwel weidevogelgebieden.
−− De begrenzing van de Waardevolle Open Gebieden in de Stadsregio is in overleg met de betrokken gemeenten op de kaart aangepast.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen
166
Commentaarnota – versie 2.0
Hoog-dynamisch Landschap Betreft zienswijze: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01667333, 01665664
Beleidsthema: Landschap Onderwerp:
Hoog-dynamisch landschap
Inhoud van de zienswijze: −− Eén zienswijze vraagt om stads- en dorpsranden op te nemen in hoog-dynamische
landschap. Reactie: Het thema kwaliteit bij stads- en dorpsranden is geborgd in het
hoofdstuk Ruimtelijke Kwaliteit van de Omgevingsvisie. Er is geen aanleiding om stadsen dorpsranden ook onder hoog-dynamisch landschap op te voeren.
−− Een indiener stelt dat de begrenzing van het Waardevol Open Gebied langs de
Zuiderzeestraatweg in de gemeente Oldebroek niet consequent is. Reactie: Dit wordt aangepast; de grens van de bebouwing wordt aangehouden.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
De grens van het waardevolle open gebied langse de Zuiderzeestraatweg in de gemeente Oldebroek wordt aangepast naar de grens van de bebouwde kom. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Betreft zienswijze: Particulieren: -
Organisaties: 01663726, 01664820 Overheden:
-
Beleidsthema: Landschap Onderwerp:
Buitenplaatsen langs de rand van de Veluwe
Inhoud van de zienswijze: Insprekers vragen kennis te nemen van de buitenplaatsbiotoop zoals die door de provincie
Noord-Holland in het omgevingsplan is opgenomen. Reactie: Het ruimtelijk beleid van deze provincie, de zogenaamde buitenplaatsbiotoop, is bekend. Ook in Gelderland beschermen we de historische buitenplaatsen. De Omgevingsvisie maakt het gemeenten mogelijk
ruimtelijk maatwerk aan te bieden, waarbij gewenste ontwikkelingen getoetst worden aan de kwaliteiten van de omgeving van de buitenplaatsen. In combinatie met de bescherming
die uit gaat van de monumentenwet zijn de buitenplaatsen afdoende beschermd. Er is voor de provincie geen aanleiding om aanvullende regelgeving op te gaan stellen.
167
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen
168
Commentaarnota – versie 2.0
Gezonde en veilige leefomgeving Betreft zienswijzen: Particulieren: 01677905, 01671742, 01670765, 01670724
Organisaties: 01681090, 01667884, 01666820, 01669549, 01667884, 01665530, 01667884, Overheden:
01655248, 01666820, 01670730, 01668529 01665238, 01662879
Beleidsthema: Gezonde en veilige leefomgeving Onderwerp:
Richten op gezondheid, Meetnet luchtkwaliteit Nijmegen-West en Weurt,
aansluiting Gelders Milieuplan, Regels en normen stellen, Milieuaspecten bij ruimtelijke inrichting, specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: Richten op gezondheid
De betreffende zienswijzen ondersteunen het voornemen van de provincie om te verkennen wat een meer op gezondheid gerichte benadering van de kwaliteit van de leefomgeving
kan inhouden. Zij doen hiervoor suggesties en vragen om concrete acties op te nemen in de Omgevingsvisie.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Meetnet luchtkwaliteit Nijmegen-West en Weurt
De betreffende zienswijzen brengen het verzoek in om de metingen van het Meetnet luchtkwaliteit Nijmegen-West en Weurt financieel te blijven ondersteunen. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Aansluiting Gelders Milieuplan
De betreffende zienswijzen stellen vragen bij de aansluiting van de Omgevingsvisie op het doelbereik van het Gelderse Milieupan GMP-4 en bij (het gebrek aan) concrete ambities en kwaliteitsdoelen op de milieuthema’s. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Regels en normen stellen
De betreffende zienswijzen vragen de provincie om meer regels of normen te stellen en om standpunten in te nemen over geluidhinder van luchtvaart, geurhinder, geluidsregels ter bescherming van recreanten en regels voor het behoud van donkerte. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Milieuaspecten bij ruimtelijke inrichting
De betreffende indieners hebben vragen over hoe de provincie milieuaspecten meeneemt bij ruimtelijke afwegingen en inrichting. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Specifieke situaties (met de reactie)
a. Een indiener gaat ervan uit dat er rekening wordt gehouden met diens vergunning. Reactie: De Omgevingsvisie wijzigt niets aan een verleende vergunning.
b. Indiener wijst erop dat de provincie normen stelt voor geluid, maar dat de regels
hiervoor in de verordening zijn geschrapt. Reactie: De regels over geluid gingen over
de stiltegebieden. Nu de stiltegebieden zijn geschrapt, zijn ook de betreffende regels geschrapt. De regels voor stiltebeleid bestaan uit de ruimtelijke bescherming van de kernkwaliteiten in natuurgebieden.
169
Commentaarnota – versie 2.0
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de visietekst in de
Omgevingsvisie. In tekst van verdieping over Luchtvaartterreinen wordt een link opgenomen naar het onderdeel ‘Omgevingsbeleid luchtvaartterreinen’.
In paragraaf 4.3.3. staat dat de verordening een van de instrumenten is voor de aanpak van
geluid(hinder) van provinciale wegen, provinciale bedrijven en luchthavens. Dit is niet het geval. De verordening wordt geschrapt in het rijtje van instrumenten. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: De provincie gaat samen met haar partners een verkenning uitvoeren naar haar rol bij een meer op de gezondheid gerichte benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarin komt afbakening van de provinciale rol en de rol van andere partners nadrukkelijk aan de orde. Deze verkenning moet in de huidige bestuursperiode gereed zijn. Toelichting Meetnet luchtkwaliteit Nijmegen-West en Weurt
De samenwerking van de provincie, de gemeente Nijmegen en de gemeente Beuningen
in het Milieuprogramma Nijmegen-West Weurt liep in 2010 af. Ter overbrugging zegde de
provincie voor de jaren 2011 en 2012 middelen toe om het meetnet in de lucht te houden. De provincie heeft de betrokken gemeenten inmiddels aangeboden de meetapparatuur tegen onkostenvergoeding ter beschikking te stellen. Aansluiting Gelders Milieuplan
De Omgevingsvisie vervangt onder meer het Gelderse Milieuplan, GMP-4. De wettelijke
ambities en doelen van het GMP-4 zijn vertaald in de Omgevingsvisie. Anders dan het GMP-4 is de Omgevingsvisie strategisch en kaderstellend en bevat zij geen wettelijk vastgestelde
eisen. In sommige gevallen heeft de provincie beleid nader uitgewerkt in uitvoeringsplannen zoals het Actieplan Geluid. Deze zijn als links opgenomen in de Omgevingsvisie. Regels en normen stellen
De Omgevingsvisie bevat geen extra normstelling of verdergaande regels op het gebied van
milieu. Voor geluidsoverlast van luchtverkeer geldt het Omgevingsbeleid luchtvaartterreinen Gelderland (uit 2009).
Milieuaspecten bij ruimtelijke inrichting
De inpassing van bedrijventerreinen, de milieuzonering en de milieukwaliteitseisen aan nieuwe ontwikkelingen zijn de verantwoordelijkheid van de betreffende gemeente. Betreft zienswijze: Particulieren: Organisaties: Overheden:
01666545
Beleidsthema: Gezonde en veilige leefomgeving Onderwerp:
170
Overlast van treinverkeer Rheden
Commentaarnota – versie 2.0
Inhoud van de zienswijze: Indiener vraagt aandacht voor de overlast van het treinverkeer in de gemeente Rheden en
stelt dat de leefomgeving nu en bij doorgaande groei van het goederenvervoer sterk wordt aangetast.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijze leidt niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijze leidt niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Uit de milieueffectrapportage (m.e.r.) die wordt opgesteld voor de verbinding Elst-Oldenzaal moet blijken of er extra goederentreinen over de IJssellijn kunnen rijden. Op dit moment en op basis van de voorliggende studies bestaan twijfels of dat mogelijk is.
Uit de eerste fase van de m.e.r. blijkt dat er op de route Elst-Oldenzaal (de referentievariant)
bij niet-investeren tot 51 treinen per dag - in beide richtingen samen - over de bestaande route via Amersfoort – Apeldoorn – Deventer en verder gaan rijden. Daarom heeft de provincie
samen met andere besturen gevraagd om deze bestaande route als volwaardige variant mee
te nemen in de tweede fase van de m.e.r., zodat er een goede afweging gemaakt kan worden. De provincie Gelderland kan zelf geen goederentreinen weren van de IJssellijn. Ook de staatssecretaris en ProRail kunnen geen route afdwingen bij de vervoerders. Als het
binnen de wettelijke normen past dan moet ProRail (die over de capaciteitsverdeling gaat) aangevraagde routes voor goederentreinen toestaan. In het Basisnet Vervoer Gevaarlijke
Stoffen zijn wel plafonds bepaald van de te vervoeren gevaarlijke stoffen via de verschillende routes.
171
Commentaarnota – versie 2.0
172
Commentaarnota – versie 2.0
Rust, ruimte en stilte Betreft zienswijzen (per onderwerp) Particulieren: 01667246, 01666551, 01667623, 01664724, 01648235,
Organisaties: 01667322, 01666462, 01670873, 01667675, 01669513, 01667434, 01667796, 01667779, 01667313, 01666742, 01666375, 01666143, 01666423, 01666457,
01664763, 01665139, 01663801, 01662703, 01677640, 01669513, 01655248, Overheden:
01671252, 01670399, 01669549, 01663730, 01665314, 01664623, 01679756 01666320, 01665372, 01666009
Beleidsthema: Rust, ruimte en stilte Onderwerp:
Stilte in GNN en GO, stiltegebieden
Inhoud van de zienswijzen: Stilte in GNN en GO
De betreffende indieners oefenen bedrijfsmatige activiteiten of projecten uit op of dicht
bij het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) die stilte als
kernkwaliteit benoemen. Zij reageren op kaart 12 (Gezonde en veilige leefomgeving) waar rust, ruimte en stilte in de legenda staan vermeld. Zij vrezen dat de aanwijzing van de
kernkwaliteit stilte beperkingen zal opleggen aan de uitoefening van hun bedrijvigheid. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Stiltegebieden
De betreffende zienswijzen brengen in het niet eens te zijn met het afschaffen van de
stiltegebieden, of van één specifiek stiltegebied, en de afschaffing van de betreffende regels. Zij missen een onderbouwing voor deze beslissing, ze willen zien wat de (negatieve) effecten hiervan voor hen zijn en willen weten welke regels er voor in de plaats komen. Als oplossing zien de indieners dat een bepaald stiltegebied of alle stiltegebieden niet geschrapt worden. Eén indiener geeft aan blij te zijn met het schrappen van de status van een gebied als
stiltegebied. En één organisatie stelt voor om te werken aan breed toepasbare oplossingen die recreatieve gebieden stiller maken.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de teksten van de Omgevingsvisie, de verordening en de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de Omgevingsvisie, de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten. De provincie neemt de volgende tekst op in de Omgevingsvisie:
‘De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting via regels in de Ruimtelijke Verordening. Centraal staat daarbij
de bescherming van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten bestaan uit de
natuurwaarden en de potentiële waarden en de omgevingscondities waaronder stilte. De natuur- en landschapswaarden zijn per deelgebied beschreven en als bijlage bij de Verordening opgenomen.
Per saldo moet elke ontwikkeling een verbetering van de kernkwaliteiten in
het GNN opleveren. In dat saldo is een vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang een van de randvoorwaarden. Een gevoel van stilte wordt over het algemeen ervaren bij een waarde van 40 dB.’
Hoewel op kaart 12 (Gezonde en veilige leefomgeving) de aanduiding rust, ruimte en stilte wordt verwijderd, blijft stilte dus een onderdeel van de kernkwaliteiten van de Gelderse
173
Commentaarnota – versie 2.0
natuur die de provincie ruimtelijk beschermt. Voor de huidige bedrijven in deze gebieden,
betekent dit dat zij bij een nog niet vergunde uitbreiding van hun bedrijf te maken kunnen krijgen met veranderde voorwaarden.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Samen met haar partners gaat de provincie in 2014 de wenselijkheid, de effectiviteit en de uitvoerbaarheid onderzoeken van een aanvulling op de ruimtelijke basisbescherming via
(het behoud van) de aanduiding van de kernkwaliteit stilte. Die aanvulling kan bijvoorbeeld met gedragsregels voor het GNN en de GO en met een benadering voor stilte buiten
natuurgebieden, of door een koppeling aan andere thema’s zoals recreatie en gezondheid. Toelichting De Omgevingsvisie streeft naar vermindering en vereenvoudiging van de aanwijzingen
van gebiedscategorieën met aparte regels. Stilte is een lokale waarde; het is vooral aan de
gemeenten om te bepalen waar stilte beschermd moet worden en hoe. Grote delen van de
voormalige stiltegebieden worden al beschermd vanuit andere regimes (Natura2000, EHS, gemeentelijke regels et cetera).
174
Commentaarnota – versie 2.0
Waterveiligheid Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01667525, 01669549, 01663720, 01663720, 01679917 Overheden:
01666320, 01677818, 01669164, 01661572, 01659836, 01659168, 01664075
Beleidsthema: Waterveiligheid Onderwerp:
Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening
De betreffende indieners hebben vragen en opmerkingen over de inzet en (toezichthoudende) rol van de provincie bij de waterveiligheid en het Deltaprogramma. Ook stellen zij
vragen over de samenwerking en communicatie met partners, over de relatie van de
Omgevingsvisie met de Deltabeslissingen, en over hoe specifieke projecten terugkomen in de Omgevingsvisie.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. De
tekst over de rol van de provincie als toezichthouder op de primaire keringen wordt aangepast naar de situatie per 1 januari 2014.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Later kunnen ter illustratie kaarten met majeure projecten worden opgenomen. Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting De provincie Gelderland werkt in het Deltaprogramma samen aan de combinatie van
maatregelen aan dijken met integrale ruimtelijke maatregelen. In de deelprogramma’s
Rivieren (waterveiligheid) en Zoetwater van het Deltaprogramma werken de provincie en de
waterschappen samen, ook bij de nadere uitwerking van de Deltabeslissingen (eind 2014). In kennisateliers is dan plaats voor samenwerking met en inbreng van burgers en bedrijven. De provincie hanteert een integrale aanpak, waarbij doelen voor waterveiligheid en
zoetwatervoorziening zoveel mogelijk worden gecombineerd met andere doelen, zoals doelen voor natuur, waterkwaliteit, economische ontwikkeling en landschap.
Per 1 januari 2014 gaat het toezicht op de primaire waterkeringen over van de provincie naar de Minister van I&M. De goedkeuring van verbeterplannen voor primaire waterkeringen blijft een bevoegdheid van de provincie.
175
Commentaarnota – versie 2.0
176
Commentaarnota – versie 2.0
Externe veiligheid Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01663180, 01663720, 01665062, 01670730, 01663180, 01663720, 01665062 Overheden:
-
Beleidsthema: Externe veiligheid Onderwerp:
Inbreng veiligheidsregio’s, aardgastransportleidingen, natuurbranden
Inhoud van de zienswijzen: Inbreng veiligheidsregio’s
Indieners merken op dat de inbreng van de drie Gelderse veiligheidsregio’s niet is verwerkt
in de Omgevingsvisie. Zij wijzen erop dat de gevolgen voor de veiligheid van de leefomgeving moeten meewegen bij ruimtelijke keuzes. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Aardgastransportleidingen
Indiener gaat ervan uit dat de provincie bij ontwikkelingen rond de gasinfrastructuur
rekening houdt met eisen uit onder andere het Besluit externe veiligheid buisleidingen,
het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit Risico’s Zware Ongevallen en het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Indiener merkt op dat de afstandseisen voor installaties tot (beperkt) kwetsbare objecten niet zijn verwerkt in het externe-veiligheidsbeleid van de provincie.
Indiener verzoekt aandachtig te bekijken of in de Omgevingsvisie en het bijbehorende
PlanMER rekening is gehouden met de wet- en regelgeving die geldt voor gasinfrastructuur. Reactie: zie toelichting en gevolgen. Natuurbranden
De betreffende zienswijzen geven aan dat de provincie regisseur zou moeten zijn voor natuurbrandpreventie in gemeente- en regiogrensoverschrijdende gebieden zoals Natura2000.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie. In
overleg met de veiligheidsregio’s wordt een andere duiding gegevens van de rol van veiligheid bij ruimtelijke keuzes.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen
Toelichting Inbreng veiligheidsregio’s
De inbreng van de veiligheidsregio’s is niet integraal overgenomen, maar wel de essentie
ervan: betrek het onderwerp veiligheid vroegtijdig bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij
moet de veiligheidsregio als adviseur veiligheid betrokken worden. Met de veiligheidsregio’s is overlegd over aanscherping van de tekst in de Omgevingsvisie.
177
Commentaarnota – versie 2.0
De inbreng van de veiligheidregio’s – over het feit dat niet alleen inrichting en beheer, maar ook het gebruik van invloed zijn op het risico van natuurbrand – wordt overgenomen in de Omgevingsvisie.
Aardgastransportleidingen
De verplichting om met wet- en regelgeving en de genoemde besluiten rekening te houden bij ruimtelijke ontwikkelingen is met de betreffende besluiten van kracht.
De beleidsvisie Externe Veiligheid wordt geactualiseerd (deze is naar verwachting in 2014 gereed). Hierin worden de betreffende verplichtingen bevestigd. Natuurbranden
De primaire taak en verantwoordelijkheid voor natuurbrandpreventie ligt bij gemeenten
en de veiligheidsregio’s. Dat geeft de nieuwe Wet op de veiligheidsregio’s aan. De provincie staat open voor hulp en advies aan de (samenwerkende) gemeenten bij specifieke projecten en initiatieven.
178
Commentaarnota – versie 2.0
Water en ondergrond Betreft zienswijzen: Particulieren: -
Organisaties: 01669513, 01664763 Overheden:
-
Beleidsthema: Water en ondergrond Onderwerp:
Zandwinning en bagger
Inhoud van de zienswijzen: −− Indiener wil tot 2027 zand blijven winnen én tot 2027 de mogelijkheid behouden om
specie te bergen. Verzoek is die beide belangen beter te benoemen in de Omgevingsvisie. Reactie: Aan De Ingensche Waarden BV is een vergunning voor een baggerdepot
verleend. De huidige vergunning loopt tot 21 februari 2016. Voor de periode na 2016
kan een revisievergunning worden aangevraagd. In die zin is er geen belemmering om het baggerdepot ook na 2016 in werking te hebben. Op dit moment is er geen
ontgrondingenvergunning voor de Ingenschen Waarden afgegeven. Zandwinning in het rivierengebied is mogelijk mits aan het bestaande beleid wordt voldaan.
−− Indiener stelt dat winning van grondstoffen van nationaal belang is en dat
winningmogelijkheden zoveel mogelijk moeten worden benut, indien mogelijk
met koppeling aan andere functies; de provincie zou hiervoor meer aandacht in de
Omgevingsvisie moeten hebben. Reactie: De winning van grondstoffen is een nationaal belang. De kwantitatieve sturing door het Rijk op de winning van grondstoffen is in 2009 losgelaten, omdat voldoende grondstoffen via marktwerking geleverd konden
worden. De provincie heeft daarom geen directe verantwoordelijkheid meer voor de
voorziening in grondstoffen. De provincie heeft wel als taak om beleidskaders te maken waarbinnen ontgrondingen mogelijk zijn. Het provinciale beleid voor winning van
oppervlaktedelfstoffen is vastgelegd in het Beleidsplan zand- en kleiwinning. Via dit
beleidskader stuurt de provincie op projecten met kwaliteit, maatschappelijke meerwaarde en draagvlak. De provincie wil dat ontgrondingen zoveel mogelijk gekoppeld worden aan
gewenste functies zoals natuurontwikkeling, rivierverruiming, recreatie, wonen aan het water en waterberging.
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de Omgevingsverordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Betreft zienswijzen (per onderwerp): Particulieren: 01670765, 01679933, 01665597
Organisaties: 01665497, 01670873, 01655248, 01669549, 01665314, 01670873, 01671252,
01666542, 01665314, 01661942, 01664721, 01661362, 01660407, 01660606,
Overheden:
01679920, 01664734, 01666542, 01669549, 01661566, 01668529, 01671258
01669508, 01666320, 01669854, 01665238, 01662879, 01665535, 01665495,
01661572, 01659836, 01659168, 01666545, 01666545, 01666545, 01664075, 01661572, 01659836, 01659168, 01659836, 01659168, 01661572, 01659836,
01666546, 01669164, 01670834, 01661572, 01659836, 01659168, 01669164, 01670914, 01666888
179
Commentaarnota – versie 2.0
Beleidsthema: Water en ondergrond Onderwerp:
Overlast vogels, zwemwaterbehoefte, aanduiding intrekgebied,
rivierfluctuatiezones, grond- en oppervlaktewater, specifieke vragen waterbeleid
Inhoud van de zienswijzen: Overlast vogels
De betreffende zienswijzen brengen in dat de aanpak van overlast van vogels bij zwemwater integraal zou moeten gebeuren.
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Zwemwater
De betreffende indieners pleiten ervoor dat de provincie de behoefte aan zwemwater actiever oppakt, ook met het oog op de klimaatverandering.
In de Omgevingsvisie is geen extra ambitie voor zwemwater opgenomen. Bij een spanning tussen vraag en aanbod van zwemwater is proactief handelen van de provincie gewenst.
(Bij meer dan 50 zwemmers op een locatie ontstaat een monitorings-, inventarisatie-, en handelingsplicht.)
Reactie: zie toelichting en gevolgen. Intrekgebieden
a. Indiener leest dat de aanduiding intrekgebied betrekking heeft op de bescherming van
drinkwater tegen mogelijke nadelig effecten van de winning van fossiele bodemenergie.
Indiener vraagt de aanduiding intrekgebied te laten vervallen in de Drutensche Waarden, omdat daar winning van fossiele bodemenergie niet aan de orde is.
b. Intrekgebieden krijgen aandacht met het oog op de drinkwaterkwaliteit. Indiener wijst erop dat de kwaliteit van inzijgend grondwater ook van invloed kan zijn op de kwaliteit van kwelgebieden en hun levensgemeenschappen.
c. Indiener vindt de intrekgebieden onvoldoende onderbouwd en verzoekt deze niet op te nemen in de Omgevingsvisie.
d. Indiener acht het intrekgebied bij de dorpskern van Ellecom niet juist omdat neerslag die in Ellecom valt niet terechtkomt in de winputten.
e. Indiener vraagt om een ontheffing of vrijstellingsmogelijkheid op te nemen bij het verbod op de aanleg van bodemenergiesystemen.
f. Indieners geven aan dat schaliegaswinning in Gelderland uitgesloten moet worden. Een indiener vindt dat schaliegas- en steenkoolgaswinning strijdig is met de te beschermen waarden en dat dit sterker in de Omgevingsvisie moet komen door dit ook in andere hoofdstukken op te nemen.
Reactie: zie toelichting en gevolgen onder de corresponderende letter. Grond- en oppervlaktewater
a. Indiener wil rivierfluctuatiezones bij het Maas-Waalkanaal opgenomen zien in de Omgevingsvisie, vanwege de grondwaterproblematiek van aangrenzende wijken.
b. Indiener vraagt de provincie bij de grondwaterfluctuatiezone ook rekening te houden met (soms goedkopere) technische oplossingen in plaats van ruimtelijke oplossingen.
c. Indiener vindt dat de Omgevingsvisie ook algemene regels voor het grondwaterpeil zou
moeten geven, waaronder de regel dat een bedrijf dat grondwater wegzuigt om te kunnen bouwen peilbuizen moet plaatsen en het grondwaterpeil moet monitoren.
d. Indiener acht het van belang de oppervlaktewaterkwaliteit beter te beschermen,
om deze ook als bron voor drinkwaterbereiding te kunnen gebruiken. Strategische
180
Commentaarnota – versie 2.0
grondwaterreserves kunnen zo kwalitatief en kwantitatief voor volgende generaties worden veiliggesteld.
e. Indiener zag grondwaterheffing als anti-verdrogingsmaatregel graag expliciet genoemd in de Omgevingsvisie.
f. Indiener verzoekt om vermindering van het gebruik van grondwater als beleidsdoelstelling op te nemen in de Omgevingsvisie.
g. Indiener verzoekt bij 4.4.4 Drinkwater en 4.4.6 Oppervlaktewater voor
drinkwaterbereiding/Aanpak (Visie) toe te voegen: “Daarnaast zet de provincie in op
aanpassing en optimalisering van de calamiteitenplannen van de betrokken organisaties voor deze wateren.”
h. Indiener pleit voor een overgangsbepaling voor de grondwaterbeschermingsgebieden waarin de beschermingszone van een op te heffen drinkwaterwinning wordt ingekrompen in de aanloop naar de opheffing.
i. Indiener pleit ervoor om in grondwaterbeschermingsgebieden toe te staan dat een
bodemenergiesysteem wordt geplaatst op grotere diepte dan de drinkwaterwinning plaatsvindt, onder voorwaarde dat het systeem buiten de 25-jaarszone ligt en de drinkwaterwinning niet belemmert.
j. Indiener doet een voorstel voor de verbetering van de begripsbepalingen grondwaterbeschermingsgebied, waterwingebied en intrekgebied.
k. Indiener verzoekt om de volgende toevoeging aan artikel 3.4.4.6. lid 3: “en kan worden aangetoond dat het bodemenergiesysteem buiten de 25 jaar verblijftijdzone”.
l. Indiener verzoekt om toevoeging aan paragraaf 3.5.1. Boringen van: “en een extra zwelkleiafdichting worden aangebracht van minimaal 2 meter ter hoogte van de
grondwaterspiegel. Indien de oorspronkelijke beschrijving van bodem en de afstelstaat van de inrichting van het boorgat verloren is gegaan, dient het gehele gat gevuld te worden met zwelklei.”
m. Indiener stelt dat het niet meer van deze tijd is om buiten
grondwaterbeschermingsgebieden toestemming te krijgen schadelijke stoffen in de grond te mogen laten komen, de regels laten -zo lijkt het- die ruimte.
n. Indiener mist een beschrijving van procedures wanneer effecten van winningen zich over provinciegrenzen uitstrekken.
o. Indiener vraagt de provincie onderzoekt te blijven doen naar de gevolgen voor de
gezondheid van mensen in de buurt van (voormalige) vuilstortplaatsen. Met name naar veranderingen in de kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater in de nabijheid
van deze plaatsen. Indiener verzoekt het gesaneerd verklaren terug te draaien waar dat op onjuiste gronden is gebeurd en noemt als voorbeeld de vuilstortplaats IV aan de Reefweg in Azewijn.
Reactie: zie toelichting en gevolgen onder de corresponderende letter. Specifieke vragen waterbeleid (met de bijbehorende reacties)
Indieners stellen de volgende vragen over het waterbeleid:
−− Wat is het beleid van sparen, aanvoeren en accepteren? Reactie: Dit is een strategie voor omgang met watertekort, vergelijkbaar met de strategie vasthouden, bergen, afvoeren
voor de omgang met te veel water. Essentie is: houd water zoveel mogelijk in het gebied en bespaar op watergebruik en verbruik, voer water aan als vasthouden tekortschiet en
tot slot, accepteer dat niet in alle situaties voldoende water beschikbaar is en anticipeer daar zo nodig op. Binnen het deltaprogramma Zoetwater loopt de discussie over het voorzieningenniveau in het zoetwaterbeheer: wat mag een burger van de overheid
verwachten over waterkwaliteit en waterkwantiteit en wat verwacht de overheid van de burger en ondernemer? De uitkomst van deze discussie heeft ook invloed deze strategie.
181
Commentaarnota – versie 2.0
−− Hoe om te gaan met de nieuwe rolverdeling tussen private en publieke partijen in het
waterbeheer? Reactie: De rol tussen private en publieke partijen in het waterbeheer is geregeld in de Waterwet.
−− Wil de provincie samen met de indiener kijken naar de stedelijke watersystemen in
relatie tot de opvang bij extremen in neerslag? Reactie: De opvang en afvoer van neerslag is een gemeentelijke taak. Gemeenten kunnen de opvang van neerslagpieken technisch oplossen, vaak in samenspraak met het waterschap. De Omgevingsvisie noemt deze samenwerking niet expliciet.
−− Wil de provincie de Omgevingsvisie aanvullen op de kansen die slimme functiecombinaties bieden bij het onderwerp water (natuur, cultuurhistorie, recreatie, stadsranden)? Reactie: Functiecombinaties zijn hier inderdaad kansrijk; de Omgevingsvisie past dit waar mogelijk toe.
−− Is wateroverlast niet vaak voornamelijk een lokaal probleem met lokale oplossingen waarvan de maatregelen – in samenwerking met waterschappen – in gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen moeten worden? Reactie: In stedelijk gebied is
opvang en afvoer van neerslag een gemeentelijke taak. Gemeenten kunnen de opvang van neerslagpieken technisch oplossen, vaak in samenspraak met het waterschap. De Omgevingsvisie noemt deze samenwerking niet expliciet. Gemeenten hebben
ook de bevoegdheid om ruimtelijke oplossingen te zoeken en die op te nemen in het bestemmingsplan.
−− Grondwateronttrekking moet tot een minimum beperkt blijven. Geldt dat ook in de
grondwaterfluctuatiezone, zoals de watergang in Harderwijk? Reactie: Dat geldt ook voor
grondwaterfluctuatiezones. Oplossingen worden gezocht in de richting van het tegengaan van wateroverlast, niet in het wegpompen van water.
−− Water komt op 1.200 plaatsen terug in de Omgevingsvisie. Hierdoor zijn
hoofddoelstellingen en centrale sturingsprincipes voor water lastig te vinden; kunnen deze herkenbaar(der) weergegeven worden? Reactie: In overleg met de waterschappen worden de hoofddoelstellingen en centrale sturingsprincipes in de Omgevingsvisie duidelijker benoemd. Daarnaast wordt nagedacht over een manier om de samenhang tussen de diverse wateronderdelen weer te geven. Ook in de publieksvriendelijke versie van de Omgevingsvisie die gemaakt wordt, wordt hieraan aandacht geschonken.
−− Wat is de visie van de provincie op de eindigheid van de maakbaarheid van het
natuurlijk systeem, met name bij toe te kennen functies? Reactie: Van eindigheid
van de maakbaarheid van het systeem is vooral sprake in extreme situaties die door de klimaatverandering ontstaan. In zijn algemeenheid is niet aan te geven wat de
consequenties zijn van de eindigheid van de maakbaarheid van het natuurlijk systeem. Van belang is dat vroeg in het proces van ruimtelijke ontwikkeling wordt nagedacht
over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het natuurlijk systeem. In het kader
van de dialoog over duurzaam ondergrondgebruik wil de provincie dit met haar partners bespreken.
−− De Omgevingsverordening stelt dat PS op termijn één provinciale Omgevingsverordening
voor de fysieke leefomgeving moeten vaststellen. Op dit moment hebben de waterschappen interprovinciale Waterverordeningen. Bij één provinciale verordening ontstaat het risico
dat regels gaan verschillen in delen van de beheergebieden van de waterschappen. Reactie: Deze zienswijze gaat over de verordeningen die per waterschap zijn gemaakt en niet over
de voorliggende Omgevingsverordening. Overigens bestaan er wel mogelijkheden om net als nu tot een eenduidige verordening per waterschap te komen: bereid deze gezamenlijk voor en vertaal het resultaat naar afzonderlijke provinciale verordeningen.
−− Indiener twijfelt aan de kwaliteit van de onderzoeken naar oppervlaktewater, grondwater en verdroging in de buurt van Winterwijk die de basis vormen voor de begrenzing van de
182
Commentaarnota – versie 2.0
gebieden die het waterschap aanwijst voor het drainagebeleid. Reactie: In het huidige
beleid zijn de beschermingszones in Winterswijk klein vanwege de speciale geologie in
Winterswijk. De Omgevingsvisie houdt rekening met die geologie. Verdere behandeling in de Omgevingsvisie is niet aan de orde vanwege het beoogde abstractieniveau van de
Omgevingsvisie, en omdat de Omgevingsvisie geen directe oplossing biedt voor specifieke gevallen.
−− Indiener stelt dat de hydrologische beschermingszones zijn ingetrokken zonder dat er overgangsbeleid is opgenomen. Hierdoor ontstaat een ongewenste situatie dat
voorkomende waarden niet beschermd zijn. Reactie: De beschermingszones natte
landnatuur zijn niet ingetrokken. In 2014 wordt het beleid voor de beschermingszones in samenwerking met partners geactualiseerd. De natte landnatuur blijft wel beschermd
omdat in de Omgevingsverordening algemeen beschermingsbeleid voor de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk is opgenomen.
−− Indiener is het niet eens met de omvang van de beschermingszone natte natuur rondom het Aaltense Goor / Zwarte Veen. De natuur heeft zo te veel invloed op omlliggende landbouwpercelen. Als er natte natuur ontwikkeld moet worden, dan moet dit
plaatsvinden door maatregelen in het natuurgebied en niet op de landbouwgronden.
Reactie: Bij beschermingszones gaat het om de invloed van de omgeving op de natuur
en niet andersom. Het gaat vooral om ‘standstill’. Maatregelen in de beschermingszone
mogen geen negatieve effecten hebben op de natuur. Na een herstelproject dat gericht is op de natuur is het mogelijk om de beschermingszone aan te passen. Dit doet de provincie op advies van het waterschap als het het plan is uitgevoerd.
−− In de visie staat dat sprengen en beken in de zomer in de bovenstroomse trajecten mogen droogvallen (p. 37). Dit terwijl vervolgens wordt aangegeven dat droogval schadelijk is.
Indiener is het met het laatste eens. Wens: aanpassing van tekst en dus droogval niet meer toestaan. Reactie: Bedoeld wordt dat droogval aanvaardbaar is in die delen die al tijdelijk
droog zijn. Bronnen en sprengen gevoed door grondwater uit de stuwwal horen permanent watervoerend te zijn.
−− Indiener verzoekt om aan paragraaf 3.8.3 over het Apeldoorns kanaal toe te voegen dat het om niet-gemotoriseerde recreatievaart gaat. Reactie: de toevoeging wordt doorgevoerd.
−− Indiener verzoekt om 4.5.5.5 Maatregelen op grond van KRW te wijzigen in: “[…] zijn afspraken gemaakt over waar deze maatregelen nodig zijn en wie deze maatregelen
uitvoert (provincie of Vitens of gezamenlijk)”. Reactie: de toevoeging wordt doorgevoerd.
−− Indiener merkt op dat in art. 3.4.3.13 lid 1 sub 3 van de Omgevingsverordening een verbod staat dat in de eenjaarszone realistisch is, maar daarbuiten te beperkend. Indiener
suggereert om in plaats van een verbod hier het ‘step forward’-principe toe te passen.
Reactie: in de Omgevingsverordening is onterecht een absoluut verbod opgenomen voor
het aanleggen, hebben en in exploitatie nemen of exploiteren van kampeergelegenheden,
recreatiecentra of kampementen. Dit wordt gerepareerd in de vorm van een meldingsplicht met daaraan verbonden bodembeschermende voorschriften.
−− Indiener stelt dat het waterwingebied Speuld onterecht wordt genoemd in bijlage 5
en kaart 13 Water en ondergrond, omdat dit een vervallen locatie betreft. Reactie: De
vergunning voor deze winning is nog niet ingetrokken. Daarom blijft de bescherming er nog op zitten.
−− Indiener stelt dat het grondwaterbeschermingsgebied in de gemeente Putten deels
samenvalt met het recreatiecluster Krachtighuizen. In art. 3.4.3.13 lid 1 is echter een
verbod op kampeergelegenheden en recreatiecentra opgenomen. Hoe verhoudt deze regel zich tot de bestaande recreatievoorzieningen? Reactie: Bestaande situaties vallen niet
onder het verbod. Nieuwe situaties zijn mogelijk indien zij passen binnen de ruimtelijke en milieuhygiënische regels van de Omgevingsverordening.
183
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indiener verzoekt om het intrekgebied Twello op te nemen op kaart 13, Water en Ondergrond. Reactie: Dit verzoek wordt gehonoreerd.
−− Indiener verzoekt om ook de delen van de intrekgebied Heumensoord en Muntberg die buiten Gelderland liggen op te nemen op kaart 13, en ook de intrekgebieden binnen
Gelderland van beschermingsgebieden buiten Gelderland. Reactie: Over intrekgebieden buiten Gelderland heeft de provincie geen bevoegdheid. De intrekgebieden binnen
Gelderland van beschermingsgebieden buiten Gelderland worden opgenomen op de kaart.
−− Indiener vraagt of voldoende is geregeld dat inrichtingen die niet
omgevingsvergunningplichtig zijn geen warmte-koudesystemen mogen hebben. Reactie: Ja, dat is via een verbodsbepaling in de Omgevingsverordening geregeld.
−− Indieners verzoeken om de beschermingsgebieden Symons en Oosterbeek niet onder titel 3.4 van de Omgevingsverordening te brengen vanwege de economische consequenties ervan. Reactie: In bestuurlijk overleg tussen de provincie en de gemeente Arnhem
is afgesproken aan dit verzoek tegemoet te komen, voor Oosterbeek is dit ambtelijk
afgestemd. De gebieden worden pas onder de genoemde titel gebracht wanneer de grenzen ervan zijn geactualiseerd.
−− Indiener verzoekt explicieter te verwoorden dat de drinkwaterwinning geen risico’s
mag lopen. Tevens zou indiener willen dat de diverse begrenzingen (waterwinning,
grondwaterbeschermingsgebied, boringsvrije zone, intrekgebied) worden opgenomen in
gemeentelijke bestemmingsplannen. Reactie: Uit de toelichting bij het bestemmingsplan moet blijken dat aandacht is besteed aan de gebieden ter bescherming van de openbare
drinkwatervoorziening, met daarbij een verwijzing naar de Omgevingsverordening en de meest actuele kaart.
−− Indiener verzoekt de regels voor inrichtingen te actualiseren met oog op de nieuwe Publicatie Gevaarlijks Stoffen 15 en 30. Reactie: De verordening zal hierop worden aangepast.
−− Indiener verzoekt bijlage 5 van de verordening op bepaalde punten aan te passen. Reactie:
De lijst zal worden aangepast in de verordening met uitzondering van Eerbeek. Deze heeft de kwalificatie ‘kwetsbaar’ gekregen in plaats van het voorgestelde ‘niet kwetsbaar’. Deze laatste kwalificatie wordt niet gebruikt omdat voor elk gebied beschermende bepalingen zijn opgenomen in de verordening.
−− Indiener verzoekt de intrekgebieden binnen Gelderland van beschermingsgebieden buiten
Gelderland opnemen op kaart. Reactie: Deze intrekgebieden zullen worden opgenomen op kaart.
−− Indieners geven aan dat de provincie een regierol op ondergronds ruimtegebruik
moet nemen, dat het thema ondergrond verder uitgewerkt moet worden en dat de
statennotitie ‘Aanpak thema ondergrond’ helder en herkenbaar terug moet komen in de Omgevingsvisie. Reactie: De provincie ziet voor zichzelf een regierol bij het voeren van
een dialoog over duurzaam gebruik van de ondergrond. De provincie maakt daarbij graag
gebruik van de expertise bij partners. De statennotitie ‘Aanpak thema ondergrond’ kan als uitgangspunt voor de dialoog dienen.
−− Indieners pleiten voor een hoog beschermingsniveau van het oppervlaktewater in de
Bommelerwaard. Dit water wordt in de duinen geïnfiltreerd bij de grondwaterwinning
voor de drinkwatervoorziening. Reactie: De Stuurgroep Waterkwaliteit van Projectbureau
Herstructurering Tuinbouw Bommelerwaard bereidt voorstellen voor om de waterkwaliteit in de Bommelerwaard te verbeteren. In het gebiedsdossier Waterwining Brakel staan
maatregelen om structurele en incidentele risico’s te verminderen. De provincie wacht af
welke effecten deze initiatieven hebben op de waterkwaliteit alvorens tot regulering over te gaan. Overigens speelt ook het bovenstroomse gedeelte van de Maas een grote rol (tot 50%) voor de waterkwaliteit bij het inlaatpunt in de afgedamde Maas.
184
Commentaarnota – versie 2.0
−− Indiener vraagt welke conclusie juist is in paragraaf 4.4.4.2: Of er drinkwaterwingebieden bij komen (Nijmegen, Nieuwe Marktstraat en Zutphen, Vierakker) of worden deze juist afgesloten?
Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassingen van de visietekst in de Omgevingsvisie:
−− Bij 4.4.4 Drinkwater / 4.4.6 Oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding / Aanpak (Visie): “Daarnaast zet de provincie in op aanpassing en optimalisering van de calamiteitenplannen van de betrokken organisaties voor deze wateren.”
−− Aan paragraaf 3.8.3 over het Apeldoorns kanaal wordt toegevoegd dat het om nietgemotoriseerde recreatievaart gaat.
−− Paragraaf 4.5.5.5 Maatregelen op grond van KRW wordt gewijzigd in: “[…] zijn afspraken gemaakt over waar deze maatregelen nodig zijn en wie deze maatregelen uitvoert (provincie of Vitens of gezamenlijk)”
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden tot de volgende aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
−− In art. 3.4.3.13 lid 1 sub 3 van de Omgevingsverordening wordt het verbod vervangen door een meldingsplicht met de daaraan verbonden bodembeschermende voorschriften.
−− Aan artikel 3.4.4.6. lid 3 wordt toegevoegd: “en kan worden aangetoond dat het bodemenergiesysteem buiten de 25 jaar verblijftijdzone”.
−− Aan paragraaf 3.5.1. Boringen wordt toegevoegd: “en een extra zwelkleiafdichting worden aangebracht van minimaal 2 meter ter hoogte van de grondwaterspiegel. Indien de
oorspronkelijke beschrijving van bodem en de afstelstaat van de inrichting van het boorgat verloren is gegaan, dient het gehele gat gevuld te worden met zwelklei.”
−− Intrekgebied Twello, worden opgenomen op kaart 13, Water en Ondergrond, net zoals de intrekgebieden in Gelderland van beschermingsgebieden buiten Gelderland.
−− De beschermingsgebieden Symons en Oosterbeek worden niet onder titel 3.4 van de Omgevingsverordening gebracht.
−− De verordening wordt aangepast op de nieuwe Publicatie Gevaarlijke Stoffen 15 en 30.
−− De lijst in verordening wordt aangepast, met uitzondering van Eerbeek. Deze krijgt de kwalificatie ‘kwetsbaar’.
−− De intrekgebieden binnen Gelderland van bescherminggebieden buiten Gelderland zijn opgenomen op kaart.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: −− De provincie gaat in samenwerking met Vitens en de veiligheidsregio’s de bestaande
calamiteitenregelingen (toegevoegd in paragraaf 4.4.4 en 4.4.6) beoordelen en waar nodig aanpassen.
−− In 2014 organiseert de provincie een dialoog met partners over duurzaam gebruik van de ondergrond.
Toelichting Overlast vogels
In de kuststrook langs de Randmeren zijn gebieden aangewezen als Natura2000-gebied en
als zwemwater. Waar watervogels waterverontreiniging veroorzaken, moet de overlast zoveel mogelijk voorkomen worden met gerichte maatregelen.
185
Commentaarnota – versie 2.0
De provincie financiert een onderzoek naar haalbare maatregelen; uitvoering van die maatregelen moet door de betreffende beheerders gebeuren. Zwemwater
Er is een autonome ontwikkeling in het aanbod van zwemwater. Vanuit de wettelijke taak inventariseert de provincie plaatsen waar in belangrijke mate wordt gezwommen en waar dat niet verboden is. Als na een afweging blijkt dat aanwijzing mogelijk is, dan gebeurt
dat. Zo zijn in 2011 twee nieuwe zwemwateren aangewezen, in 2012 drie nieuwe en in 2013 vijf nieuwe locaties. De provincie stuurt hier niet in en heeft ook geen doelstelling het
aantal zwemwateren uit te breiden. De waterbeheerders hebben de taak om te zorgen dat
de zwemwaterkwaliteit van alle aangewezen zwemwateren aan de normen voldoet. Waar
waterkwaliteitsproblemen bestaan, zoals de Europese kwaliteitsklasse ‘slecht’, overlegt de
provincie met de waterbeheerder en de recreatiebeheerder om na te gaan welke maatregelen mogelijk zijn en hoe deze uitgevoerd kunnen worden. Een zwemwater bijvoorbeeld een zomer buiten gebruik laten behoort daarbij niet tot de mogelijkheden. Intrekgebieden
a. Ook als winning van fossiele bodemenergie nu niet aan de orde is, mag dit in de
toekomst niet gebeuren in het aangewezen gebied. De aanduiding intrekgebied moet dit bewerkstelligen.
b. De kwaliteit van inzijgend grondwater kan van belang zijn voor de kwaliteit van het kwelwater bij natuurgebieden. Dit valt onder het algemeen beschermingsniveau waarvoor het Rijk verantwoordelijk is.
c. De intrekgebieden zijn in samenwerking met waterbedrijf Vitens bepaald. Hiervoor zijn de meest recente grondwatermodellen gebruikt.
d. Idem als bij c.
e. In de boringvrije zones geldt een meldingsplicht. In waterwin- en
grondwaterbeschermingsgebieden blijft het verbod bestaan. (Zie ook art.2 van de Drinkwaterwet.)
f. De Omgevingsvisie geeft zowel bij het thema Energietransitie als bij het thema Ondergrond aan dat de provincie de winning van fossiele energie (waaronder
schaliegas) niet ziet als duurzaam en dit daarom niet actief ondersteunt. Uit voorzorg voor de bescherming van het grondwater voor de drinkwaterwinning geeft de
Omgevingsverordening expliciet aan dat winning van fossiele energie verboden is in de intrekgebieden.
Grond- en oppervlaktewater
a. Het peil van het Maas-Waalkanaal is gereguleerd. Schommelingen in het waterpeil en daarmee in naburige grondwaterstanden zijn beperkt, in tegenstelling tot de
grondwaterfluctuaties die op de Veluwe kunnen optreden. Om die reden is er geen reden voor opname van een kaart met een grondwaterfluctuatiezone.
b. Bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke functies kijkt de provincie in overleg met waterschappen en gemeente naar duurzame oplossingen. Daarbij zijn technische oplossing niet uitgesloten.
c. Het onttrekken van grondwater is voldoende aan regels gebonden via de Waterwet. Afhankelijk van het doel van de onttrekking is de provincie of het waterschap het
bevoegd gezag. Bij een vergunning zitten veelal voorschriften tot het monitoren van het grondwater.
d. Waar de Omgevingsvisie oppervlaktewater aanmerkt als bron voor de
drinkwatervoorziening is voorzien in extra bescherming. Als er vanuit een
186
Commentaarnota – versie 2.0
langetermijnvisie behoefte is aan grotere drinkwaterreserves, en het oppervlaktewater extra bescherming nodig heeft om als bron te kunnen worden gebruikt, zal bekeken worden waar dit het beste kan worden gerealiseerd en zal voor dat gebied zo nodig aanvullende bescherming worden geregeld.
e. Grondwaterheffing wordt al jaren naar rato ingezet voor anti-verdrogingsmaatregelen voor natuur.
f. De Omgevingsvisie verwoordt onder meer het streven om beregening zoveel mogelijk
te voorkomen (paragraaf 3.9.7) en de watervraag te verminderen (paragraaf 4.5.1.2). De uitvoering hiervan ligt deels bij de waterschappen.
g. De gevraagde toevoeging aan paragraaf 4.4.4 en 4.4.6 wordt doorgevoerd.
h. Voor Nieuwe Marktstraat is een vijfjaarszone berekend. Op dit gebied moet
hoofdstuk 2 (Ruimte) van toepassing worden, samen met een verbod op aanleg van bodemenergiesystemen. De Nieuwe Marktstraat wordt uitgezonderd van Titel 3.4.
i. Dit is niet mogelijk vanwege het risico van boren direct naast een drinkwaterwinning: er is een kans op lekstromen door het niet goed afdichten van de kleilaag.
j. De verbeterde begrippen worden opgenomen bij de vaststelling van de geactualiseerde
begrenzingen van de genoemde gebieden. Voor de huidige gebieden zijn de voorgestelde
begripsbepalingen niet van toepassing. In de verordening komt dan een verwijzing naar de betreffende kaarten in plaats van een definitie.
k. De betreffende toevoeging wordt doorgevoerd. l. De betreffende toevoeging wordt doorgevoerd.
m. De Wet bodembescherming geeft aan dat het niet is toegestaan de bodem te
verontreinigen. In grondwaterbeschermingsgebieden geldt aanvullende regelgeving over gebruik en opslag van stoffen.
n. In de Waterwet is geregeld dat het bevoegd gezag naburige provincies moet betrekken bij
de procedure voor vergunningverlening van grondwateronttrekkingen als de invloed van die onttrekking de provinciegrens overschrijdt.
o. De provincie maakt onderscheid tussen stortplaatsen die na 1 september 1996 nog afval
hebben ontvangen (deze vallen onder de Wet milieubeheer) en voormalige stortplaatsen (deze vallen onder de Wet bodembescherming). De provincie zorgt voor:
−− het beheer en nazorg van gesloten stortplaatsen die vallen onder de Wet milieubeheer. Op dit moment zijn vier stortplaatsen gesloten, op termijn komen er nog acht stortplaatsen bij;
−− het beoordelen van onderzoek (verontreinigingssituatie) van voormalige stortplaatsen (Wet bodembescherming) en saneringsplannen wanneer een initiatiefnemer een ruimtelijke ontwikkeling wil starten.
Het gebruik van gesloten stortplaatsen is gereguleerd via de verordening.
187
Commentaarnota – versie 2.0
188
Commentaarnota – versie 2.0
PlanMER Betreft zienswijzen: Particulieren: 01665861, 01649140, 01671742, collectief 2
Organisaties: 01662059, 01669549, 01667297, 01667766, 001668529 Overheden:
01662904, 01680212, 01666277
Beleidsthema: PlanMER Onderwerp:
Strekking van het beleid, specifieke situaties
Inhoud van de zienswijzen: Strekking van het beleid
a. Indiener stelt dat het PlanMER veel milieugevolgen van het nieuwe beleid niet of
onvolledig in beeld brengt, waaronder de gevolgen voor natuur, landschap en water. Indiener verzoekt deze in het PlanMER in beeld te brengen, inclusief wijzigingen in
de beschermingskaders. Reactie: Het PlanMER brengt de gevolgen van verschillende
beleidswijzigingen in beeld op het niveau van de Omgevingsvisie. Het PlanMER sluit
expliciet aan bij de co-creatie, zoals omschreven in de notitie Reikwijdte en Detailniveau die voorafging aan het PlanMER.
b. Indiener merkt op dat het PlanMER geen nadere invulling geeft aan zoekgebieden voor
windenergie, waardoor deze ontoereikend is voor de besluitvorming. Reactie: Het beleid voor windenergie wordt nog verder uitgewerkt. In 2014 wordt een uitwerking van de
Omgevingsvisie voor dit onderwerp ter inzage gelegd in de vorm van een thematische
structuurvisie voor windenergie, met het volledige beleidskader waarover besluitvorming zal plaatsvinden.
c. Indiener vraagt om een onderbouwing in het PlanMER dat het loslaten van de
bouwvlakgrootte van intensieve veehouderijen via extra stikstofdepositie niet leidt tot aantasting van verzurings- en vermestingsgevoelige natuur. Toon aan dat de
significant negatieve effecten bij de uitwerking van het beleid worden voorkomen door de betreffende randvoorwaarden en aanbevelingen. Reactie: De gevraagde uitwerking
moet bij de concrete uitwerking van plannen of projecten worden uitgevoerd. Dit omdat het PlanMER en de Passende Beoordeling zijn afgestemd op het abstractieniveau van de Omgevingsvisie. Zie ook de toelichting.
d. Indiener stelt dat behoud van natuurwaarden in Natura2000-gebieden direct
consequenties heeft voor de agrarische bedrijfsvoering in wijde omgeving van
natuurgebieden (vanwege stikstofdepositie). Dit is van belang voor ontwikkelingen in
alle reconstructiegebieden. Reactie: Dat is correct. Daarom is er een Verordening Stikstof
en Natura2000 Gelderland en wordt er gewerkt aan een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Specifieke situaties
a. Indiener verzoekt om aan te geven dat zij afzien van grenscorrectie bij een voortvarende aanpak en realisatie van Biezenburg (een van de onderdelen van het compromis bij de
grenscorrectie voor Medel). Reactie: De provincie gaat ervan uit dat de gemeente NederBetuwe als verantwoordelijke voor het grondgebied in samenwerking met de Regio
Rivierenland de planologische procedures uitvoert voor de ontwikkeling van Biezenburg.
b. Indiener heeft in 2012 een zienswijze ingediend tegen het PlanMER en heeft geen
reactie ontvangen. Reactie: Deze zienswijze betrof niet het PlanMER maar de Notitie
Reikwijdte en Detailniveau (NRD). In de Inspraaknota NRD is een reactie op de zienswijze opgenomen.
c. Indiener verzoekt om een bepaling in het PlanMER op te nemen dat maatwerkoplossingen in specifieke situaties of omstandigheden geboden zijn. Indiener doelt in het bijzonder
189
Commentaarnota – versie 2.0
op fabrieksterrein Wanders in Netterden en verzoekt bedrijven en de milieuzonering te betrekken, met de gebiedstypering en het heersende geluidsniveau. Reactie: Het
PlanMER gaat in principe niet over individuele situaties. De genoemde zonering is aan de orde op het niveau van bestemmingsplannen.
d. Indiener is het niet eens met de in de PlanMER beschreven aanname: ‘waar verstoring door recreanten reeds een knelpunt is’. Dit is te impliciet, onderzoek geeft aan dat dit onterecht is. Reactie: Dit knelpunt wordt benoemd in het (concept-)beheerplan voor
de Veluwe als een knelpunt voor de instandhoudingsdoelstellingen. Het betreft geen aanname.
e. Indiener wil dat de aanduiding van containeropslag Zeiving-Zuid van de kaart van het PlanMER wordt verwijderd. Dit vanwege de voorkeurslocatie Biezenburg en het feit dat de gemeenteraad unaniem tegen de optie Zeiving-Zuid is. Reactie: De locatie is
in het onderzoek meegenomen omdat deze ook in het Masterplan Logistieke Hotspot Rivierenland (regio Rivierenland, 2012) als potentiële locatie is benoemd. Gevolgen voor de Omgevingsvisie: De betreffende zienswijzen leiden niet tot aanpassing van de visietekst in de Omgevingsvisie.
Gevolgen voor de teksten van verordening en voor de kaarten: De betreffende zienswijzen leiden niet tot de aanpassing van de Omgevingsverordening en de bijbehorende geografische kaarten.
Gevolgen voor de agenda van de provincie: Geen Toelichting Strekking van het beleid
Het PlanMER en de Passende Beoordeling zijn afgestemd op het abstractieniveau van de
Omgevingsvisie. Omdat het beleid voor bouwvlakgroottes niet op individuele situaties is
toe te spitsen, heeft de Passende Beoordeling vooral het karakter van een risico-inschatting. Van het nieuwe beleid in de Omgevingsvisie is bepaald in welke mate er een kans bestaat dat significant negatieve effecten optreden. Randvoorwaarden en aanbevelingen die van
belang zijn voor de verdere invulling en uitwerking van het beleid, worden opgenomen zodat significant negatieve effecten bij de uitwerking van het beleid van de Omgevingsvisie in plannen of projecten voorkomen kunnen worden. Specifieke situaties
De Biezenburg is een belangrijke toekomstige locatie voor een tweede containerterminal in
Rivierenland. De gemeente Neder-Betuwe en de regio Rivierenland hebben deze locatie in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen opgenomen. De gemeenten Neder-Betuwe en Tiel streven ernaar deze locatie regionaal te ontwikkelen.
190
Commentaarnota – versie 2.0
Bijlage Indieners van zienswijzen Organisaties en overheden worden met naam en toenaam genoemd. Voor particulieren zijn
vanwege de privacy alleen de betreffende documentnummers opgenomen. Aan de hand van het persoonlijke documentnummer kunnen indieners de reactie op hun zienswijze in deze commentaarnota vinden.
Organisaties Naam organisaties
Document nr
Opmerking
Advocaten en Notarissen
01681087
*7
autobedrijf Bleumink
01669514
*1
Bewonerscomité
01664623
Kienhuis Hoving
Groenlanden BKS
01665150
Bomenstichting Achterhoek
01663811
Boomkwekersvereniging
01663694
*1
Opheusden en omgeving BV 't Zwanenbroekje
01667276
Champion Biljarts BV
01661942
*1
Commissie Gelderland voor
01665664
*1
01664536
*4
Landschap en Ruimtelijke Ordening Commissie Veiligheid en Ontsluiting Creaforti
01660407
Cumela
01675713
*1
De Ingensche Waarden B.V.
01669513
*1
De Omgevingsjurist
01666700
Dekker
01666375
Landschapsontwikkeling
191
Den Hollander Advocaten B.V.
01666561
Deutekom bv
01670484
Commentaarnota – versie 2.0
Naam organisaties
Document nr
Dijkman Bouw B.V.
01664002
Dirkzwager
01667303
Dorpsraad Loo
01666549
Dro Dun Ederveen
01673091
Opmerking
Projectontwikkeling b.v. Eetbaar Arnhem
01671179
Federatieve Onafhankelijke
01679915
Partijen Gelderland FODI
01664763
Futsal Chabab
01671369
Geertjesgolf
01665130
Gelders Genootschap
01679705
Gelders Particulier
01670721
Grondbezit Gelderse Natuur en
01669549
*2
Milieufederatie Gezamenlijke afdelingen
01665497
GroenLinks Rivierenland
192
Gijs Heutink Advocaten
01669743
*1
Greenport Betuwse Bloem
01667647
*1
Groen Licht
01681090
Grondvest Kenniscentrum
01671166
H. Bongen VOF
01672043
H.W.C. Nijenhuis Beheer BV
01661942
Hartman Consultancy
01680012
Hekkelman Advocaten N.V.
01655277
Henk Scholten b.v.
01665535
Het Kronenburger Forum
01667884
Commentaarnota – versie 2.0
*7
*1
Naam organisaties
Document nr
IVN Gelderland
01679247
Kamer van Koophandel
01667647
Opmerking
Midden-Gelderland KDE Energy Nederland
01666907
KNB Vereniging Koninklijke
01666403
*1
Nederlandse Bouwkeramiek Koninklijke Nederlandse
01666818
Vereniging voor Luchtvaart
193
Landgoed Anderstein B.V.
01667567
Landgoed De Mellard
01680176
Landgoed Middachten
01667434
Landgoed Welna BV
01664670
Landgoed Zelle B.V.
01664119
LandRaad
01661898
*1
LBP Sight
01662703
*6
LBP Sight
01663163
*6
LBP Sight
01663789
*6
LBP Sight
01663801
*6
LBP Sight
01664006
*6
LBP Sight
01664007
*6
LBP Sight
01665139
*6
LBP Sight
01666112
*6
LBP Sight
01666143
*6
LBP Sight
01666349
*6
LBP Sight
01666372
*6
LBP Sight
01666423
*6
LBP Sight
01666439
*6
Commentaarnota – versie 2.0
194
Naam organisaties
Document nr
Opmerking
LBP Sight
01666457
*6
LBP Sight
01666462
*6
LBP Sight
01666465
*6
LBP Sight
01666470
*6
LBP Sight
01666557
*6
LBP Sight
01666612
*6
LBP Sight
01666653
*6
LBP Sight
01666660
*6
LBP Sight
01666742
*6
LBP Sight
01669507
*6
LBP Sight
01671152
*6
LBP Sight
01671197
*6
LBP Sight
01671213
*6
LBP Sight
01671224
*6
LBP Sight
01671232
*6
LBP Sight
01675668
*6
LBP Sight
01675695
*6
LBP Sight
01677640
*6
LBP Sight
01677650
*6
LBP Sight
01667779
*6
LBP Sight
01667796
*6
LBP Sight
01670751
*6
LBP Sight
01670873
*6
LBP Sight
01670883
*6
LBP Sight
01671347
*6
LBP Sight
01667313
*6
Commentaarnota – versie 2.0
Naam organisaties
Document nr
Opmerking
LBP Sight
01677120
*6
LBP Sight
01677139
*6
Leefmilieu
01665530
Leokorving Consultant
01664757
Duurzaamheid LTO Noord
01769837
LTO Noord, afd.
01661560
Oost-Achterhoek LTO Noord, afd. Ede
01666228
LTO Noord, afd. Ede
01680175
LTO Noord, afd Lingewaal
01662063
Mees Ruimte & Milieu
01667640
Melkveebedrijf Van den Berg
01679917
Mooi Wageningen
01670399
N.V. Nederlandse Gasunie
01670730
NABU Naturschtuzstation
01662059
Niederrhein Natuur- en Milieucooperatie
01679840
Randmeerkust u.a. Nederlandse Vakbond
01667230
Varkenshouders (NVV) Nederlandse Vereniging tot
01667916
*1
Nieuw Leefbaar Gelderland
01667713
*3
Nieuw Leefbaar Nijmegen
01644240
*3
NMV Nederlandse
01667525
Bescherming van Dieren
Melkveehouders Vakbond Nysingh
01677778
advocaten-notarissen Park Lingezegen
195
Commentaarnota – versie 2.0
01667348
*3
Naam organisaties
Document nr
Opmerking
Lijst Ramon Barends
01671252
*3
Particulier Natuurbeheer
01671274
Onafhankelijke Nijmeegse Partij /
Nederland b.v. Partij voor de Dieren
01674723
*1
Gelderland Plaatselijk belang Stroe
01662772
Pieter Oosterhout Buro voor
01679892
Architektuur BNA b.v. Platform Vlieghinder Teuge
01680171
Prodeon b.v.
01670009
Raedthuys Windenergie b.v.
01670746
Rentmeesterskantoor Bugter
01665007
Rentmeesterskantoor Drie
01667169
Zwaluwen Rentmeesterskantoor
01664820
*6
01669120
*6
01669183
*6
01669198
*6
01669216
*6
01669232
*6
01669253
*6
01669276
*6
Korevaar Rentmeesterskantoor Korevaar Rentmeesterskantoor Korevaar Rentmeesterskantoor Korevaar Rentmeesterskantoor Korevaar Rentmeesterskantoor Korevaar Rentmeesterskantoor Korevaar Rentmeesterskantoor Korevaar
196
Commentaarnota – versie 2.0
Naam organisaties
Document nr
Opmerking
Rentmeesterskantoor
01683347
*6
RGV Holding B.V.
01667766
*1
Samenwerkingsverband De
01661362
Korevaar
Sluis Schreuder Adviseurs
01674718
*6
Schreuder Adviseurs
01674719
*6
Schreuder Adviseurs
01674720
*6
Schreuder Adviseurs
01674721
*6
Schreuder Adviseurs
01674722
*6
Schreuder Adviseurs
01681098
*6
Schreuder Adviseurs
01681216
*6
Schreuder Adviseurs
01681227
*6
Schreuder Adviseurs
01681236
*6
Schreuder Adviseurs
01681326
*6
Schreuder Adviseurs
01681337
*6
SGP Fractie
01666022
Socialistische Partij afd.
01673101
Bommelerwaard Stichting Behoud Historische
01659346
Landgoederen Oost Stichting
01663284
Belangenbehartiging t Broek Stichting EVS EcoVrede
01680214
Stichting Geldersch
01668112
Landschap en Kasteelen Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe
197
Commentaarnota – versie 2.0
01671119
Naam organisaties
Document nr
Opmerking
Stichting Hoevelaken
01664861
*4
Bereikbaar & Leefbaar Stichting Landgoed
01668023
Linschoten Stichting Landschap
01663182
Ooijpolder-Groesbeek Stichting Landschapsbeheer
01679831
Gelderland Stichting Leefbaar
01671258
Buitengebied Gelderland en Stichting MOOIJ Land Stichting milieuwerkgroep de
01664439
Oude IJsselstreek Stichting Milieuwerkgroepen
01663730
Ede Stichting Milieuzorg Zeist e.o.
01663726
Stichting Natuur en
01655248
Mileuzorg Noord Veluwe Stichting Natuur en Milieu
01668529
Aalten Stichting TegenWind(molens)
01671752
collectief 2
01664837
*1
Netterden en omstreken Stichting tot Behoud van den Doornenburg Stichting tot Behoud van
01661566
Veluwse Sprengen en Beken Stichting Waal-Maas
01665342
Symbiose Stichting Wagenings Mileu
01667322
Overleg
198
Swanenberg Beheer
01663715
SWMA
01677756
t Schoutenhuis bv
01664855
Commentaarnota – versie 2.0
*1
Naam organisaties
Document nr
Tekenburo Gerritsen BV
01676576
Theetuin The Happy View
01679756
Uitwerkgroep Bedrijven Stroe
01664947
Van der Molen Groen Consult
01664728
Van der Velden
01664734
Opmerking
Rioleringsbeheer Arnhem BV Van Deutekom b.v.
01676853
Van Dun Advies b.v.
01667311
Van Nieuwpoort b.v.
01666765
VAR B.V.
01670579
Veiligheids- en
01663720
Gezondheidsregio Gelderland-Midden Veiligheids- en
01666820
Gezondheidsregio Gelderland-Midden GGD Veiligheidsregio
01663180
Gelderland-Zuid Veiligheidsregio Noord- en
01665062
*1
Oost-Gelderland Ver. van
01667297
Recreatieondernemers Nederland / Recron Verenigde Communistische
01695486
*1
01663734
*1
01667197
*1
01669966
*1
Partij van Nederland Vereniging Leefbaarheid Netterden Vereniging Natuurmonumenten Vereniging Nederlands Cultuurlandschap
199
Commentaarnota – versie 2.0
Naam organisaties
Document nr
Vereniging Platform
01679567
Opmerking
Vlieghinder Teuge (PVT) Vereniging Streekbeheer
01667218
*1
Rijnstromen VSR Vereniging Vijf Dorpen in 't
01680079
Groen Vitens
01666542
VNO-NCW Midden
01674724
VOF de Heg
01679938
VOF G.H. en B. Bokkel Ebbers
01668304
VOF Kouwenbeg
01681086
VOF van Eerden Wolsink
01663792
VOF van Zeelst van den Oord
01667675
Vos Agro b.v.
01666738
Vrienden van de Veluwe
01679906
VSR
01667218
Waardevol Tiel
01665314
WandelOverleg Gelderland
01658156
Werkgroep Milieubeheer
01666555
*1
*1
Groesbeek Wienerberger B.V.
01665023
Wouter Hageman Arnhem bv
01660606
Zegers Holding B.V.
01664721
ZLTO
01666135
Zorginstelling
01664901
Overheden
200
Commentaarnota – versie 2.0
*1
Naam overheid
Document nr
Opmerking
Bezirksregierung Düsseldorf
01670584
Bezirksregierung Münster
01670574
Dienstvastgoed Defensie
01664849
Dienst Landelijk Gebied
01679302
Gemeente Arnhem
01669164
*1
Gemeente Barneveld
01667237
*4
Gemeente Beuningen
01667847
Gemeente Buren
01659893
Gemeente Culemborg
01664075
Gemeente Doesburg
01665379
Gemeente Druten
01663413
Gemeente Duiven
01666277
Gemeente Ede
01664073
Gemeente Elburg
01666694
Gemeente Ermelo
01666546
Gemeente Geldermalsen
01661904
*1
Gemeente Groesbeek
001659876
*1
Gemeente Harderwijk
01666320
*1
Gemeente Heerde
01677818
*1
Gemeente Heumen
01664015
Gemeente Lingewaal
01680212
*1
Gemeente Lingewaard
01677058
*1
Gemeente Millingen aan de
01673675
*4
Rijn
201
Gemeente Montferland
01677848
*1
Gemeente Neder-Betuwe
01662904
*1
Commentaarnota – versie 2.0
Naam overheid
Document nr
Opmerking
Gemeente Neerijnen
01666009
Gemeente Nijkerk
01668814
*1
Gemeente Nijmegen
01669508
*1
Gemeente Nunspeet
01662069
Gemeente Oldebroek
01667333
*1
Gemeenten Hattem, Heerde
01668080
*1
Gemeente Overbetuwe
01670961
*1
Gemeente Putten
01669854
*1
Gemeente Renkum
01670834
*1
Gemeente Rheden
01666545
Gemeente Rijnwaarden
01665076
Gemeente Scherpenzeel
01666059
Gemeente Tiel
01665085
Gemeente Ubbergen
01662395
Gemeente Veenendaal
01667279
Gemeente Wageningen
01670914
Gemeente West Maas en
01665495
en Oldebroek
*1
*1
Waal Gemeente Wijchen
01664025
Gemeente Zaltbommel
01665302
*6
Gemeente Zaltbommel
01665643
*6
Gemeente Zevenaar
01663185
*1
Ministerie van Infrastructuur
01667627
*1
en Milieu - Rijkswaterstaat Oost-Nederland
202
Provincie Noord Brabant
01661500
Regio Achterhoek
01665238
Commentaarnota – versie 2.0
*1
Naam overheid
Document nr
Opmerking
Regio Food Valley
01674576
Regio Noord-Veluwe
01670859
*2
Regio Rivierenland
01665372
*3
Regio Stedendriehoek
01662879
Rijksdienst voor het
01666888
*1
Stadsregio Arnhem Nijmegen
01666563
*1
Waterschap Rijn en IJssel
01659168
Waterschap Rivierenland
01659836
Waterschap Vallei en Veluwe
01661572
Wegverkeer RDW
Particulieren
203
Document nr
Opmerking
01661993
*1
01662401
*1
01666551
*1
01667892
*1
01677883
*1
01668078
*1
01669506
*2
01669826
*2
01669840
*2
01669964
*2
01669970
*2
01680185
*2
01680188
*2
Commentaarnota – versie 2.0
204
Document nr
Opmerking
01682914
*2
01682915
*2
01682916
*2
01682917
*2
01682921
*2
01682922
*2
01682923
*2
01682932
*2
01684166
*2
01682908
*3
01681234
*7
01668860
Collectief 1 (*5)
01657529
Collectief 1
01657862
Collectief 1
01657869
Collectief 1
01659341
Collectief 1
01659344
Collectief 1
01660297
Collectief 1
01660311
Collectief 1
01660317
Collectief 1
01660361
Collectief 1
01660373
Collectief 1
01660381
Collectief 1
01660798
Collectief 1
01661333
Collectief 1
01661335
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
205
Document nr
Opmerking
01661337
Collectief 1
01661340
Collectief 1
01661343
Collectief 1
01661350
Collectief 1
01661375
Collectief 1
01661435
Collectief 1
01661655
Collectief 1
01661918
Collectief 1
01662015
Collectief 1
01662028
Collectief 1
01662208
Collectief 1
01662209
Collectief 1
01662211
Collectief 1
01662212
Collectief 1
01662213
Collectief 1
01662214
Collectief 1
01662219
Collectief 1
01662222
Collectief 1
01662230
Collectief 1
01662233
Collectief 1
01662280
Collectief 1
01662285
Collectief 1
01662291
Collectief 1
01662307
Collectief 1
01662314
Collectief 1
01662315
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
206
Document nr
Opmerking
01662322
Collectief 1
01662331
Collectief 1
01662333
Collectief 1
01662347
Collectief 1
01662381
Collectief 1
01662400
Collectief 1
01662420
Collectief 1
01662449
Collectief 1
01662476
Collectief 1
01662484
Collectief 1
01662486
Collectief 1
01662516
Collectief 1
01662523
Collectief 1
01662544
Collectief 1
01662565
Collectief 1
01662583
Collectief 1
01662605
Collectief 1
01662622
Collectief 1
01662642
Collectief 1
01662651
Collectief 1
01662673
Collectief 1
01662681
Collectief 1
01662692
Collectief 1
01662717
Collectief 1
01662776
Collectief 1
01662777
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
207
Document nr
Opmerking
01662939
Collectief 1
01662943
Collectief 1
01662952
Collectief 1
01662971
Collectief 1
01662993
Collectief 1
01663019
Collectief 1
01663024
Collectief 1
01663031
Collectief 1
01663035
Collectief 1
01663040
Collectief 1
01663062
Collectief 1
01663118
Collectief 1
01663144
Collectief 1
01663151
Collectief 1
01663152
Collectief 1
01663153
Collectief 1
01663154
Collectief 1
01663155
Collectief 1
01663157
Collectief 1
01663158
Collectief 1
01663164
Collectief 1
01663165
Collectief 1
01663166
Collectief 1
01663168
Collectief 1
01663169
Collectief 1
01663172
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
208
Document nr
Opmerking
01663173
Collectief 1
01663175
Collectief 1
01663177
Collectief 1
01663186
Collectief 1
01663189
Collectief 1
01663194
Collectief 1
01663199
Collectief 1
01663204
Collectief 1
01663231
Collectief 1
01663232
Collectief 1
01663234
Collectief 1
01663236
Collectief 1
01663238
Collectief 1
01663239
Collectief 1
01663243
Collectief 1
01663251
Collectief 1
01663309
Collectief 1
01663329
Collectief 1
01663336
Collectief 1
01663356
Collectief 1
01663365
Collectief 1
01663372
Collectief 1
01663376
Collectief 1
01663379
Collectief 1
01663384
Collectief 1
01663386
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
209
Document nr
Opmerking
01663401
Collectief 1
01663403
Collectief 1
01663409
Collectief 1
01663410
Collectief 1
01663412
Collectief 1
01663414
Collectief 1
01663415
Collectief 1
01663419
Collectief 1
01663423
Collectief 1
01663427
Collectief 1
01663428
Collectief 1
01663430
Collectief 1
01663431
Collectief 1
01663433
Collectief 1
01663434
Collectief 1
01663435
Collectief 1
01663436
Collectief 1
01663437
Collectief 1
01663439
Collectief 1
01663440
Collectief 1
01663442
Collectief 1
01663445
Collectief 1
01663447
Collectief 1
01663469
Collectief 1
01663472
Collectief 1
01663479
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
210
Document nr
Opmerking
01663488
Collectief 1
01663489
Collectief 1
01663490
Collectief 1
01663492
Collectief 1
01663496
Collectief 1
01663498
Collectief 1
01663499
Collectief 1
01663503
Collectief 1
01663506
Collectief 1
01663508
Collectief 1
01663509
Collectief 1
01663511
Collectief 1
01663512
Collectief 1
01663513
Collectief 1
01663523
Collectief 1
01663524
Collectief 1
01663529
Collectief 1
01663533
Collectief 1
01663542
Collectief 1
01663556
Collectief 1
01663562
Collectief 1
01663566
Collectief 1
01663569
Collectief 1
01663573
Collectief 1
01663590
Collectief 1
01663597
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
211
Document nr
Opmerking
01663600
Collectief 1
01663601
Collectief 1
01663623
Collectief 1
01663624
Collectief 1
01663625
Collectief 1
01663628
Collectief 1
01663633
Collectief 1
01663634
Collectief 1
01663636
Collectief 1
01663640
Collectief 1
01663655
Collectief 1
01663663
Collectief 1
01663665
Collectief 1
01663667
Collectief 1
01663687
Collectief 1
01663702
Collectief 1
01663753
Collectief 1
01664010
Collectief 1
01664011
Collectief 1
01664017
Collectief 1
01664019
Collectief 1
01664020
Collectief 1
01664021
Collectief 1
01664027
Collectief 1
01664046
Collectief 1
01664049
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
212
Document nr
Opmerking
01664055
Collectief 1
01664064
Collectief 1
01664072
Collectief 1
01664085
Collectief 1
01664099
Collectief 1
01664108
Collectief 1
01664120
Collectief 1
01664125
Collectief 1
01664130
Collectief 1
01664184
Collectief 1
01664191
Collectief 1
01664208
Collectief 1
01664217
Collectief 1
01664230
Collectief 1
01664244
Collectief 1
01664254
Collectief 1
01664263
Collectief 1
01664279
Collectief 1
01664311
Collectief 1
01664316
Collectief 1
01664328
Collectief 1
01664330
Collectief 1
01664345
Collectief 1
01664357
Collectief 1
01664362
Collectief 1
01664373
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
213
Document nr
Opmerking
01664394
Collectief 1
01664420
Collectief 1
01664425
Collectief 1
01664427
Collectief 1
01664429
Collectief 1
01664441
Collectief 1
01664454
Collectief 1
01664487
Collectief 1
01664501
Collectief 1
01664503
Collectief 1
01664512
Collectief 1
01664532
Collectief 1
01664539
Collectief 1
01664541
Collectief 1
01664548
Collectief 1
01664568
Collectief 1
01664576
Collectief 1
01664595
Collectief 1
01664614
Collectief 1
01664624
Collectief 1
01664627
Collectief 1
01664632
Collectief 1
01664636
Collectief 1
01664642
Collectief 1
01664646
Collectief 1
01664658
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
214
Document nr
Opmerking
01664664
Collectief 1
01664668
Collectief 1
01664706
Collectief 1
01664717
Collectief 1
01664723
Collectief 1
01664729
Collectief 1
01664749
Collectief 1
01664779
Collectief 1
01664791
Collectief 1
01664798
Collectief 1
01664818
Collectief 1
01664844
Collectief 1
01664867
Collectief 1
01664899
Collectief 1
01664928
Collectief 1
01664957
Collectief 1
01664969
Collectief 1
01664976
Collectief 1
01664979
Collectief 1
01664987
Collectief 1
01665000
Collectief 1
01665003
Collectief 1
01665011
Collectief 1
01665044
Collectief 1
01665067
Collectief 1
01665080
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
215
Document nr
Opmerking
01665103
Collectief 1
01665123
Collectief 1
01665144
Collectief 1
01665168
Collectief 1
01665443
Collectief 1
01666164
Collectief 1
01666203
Collectief 1
01666242
Collectief 1
01666259
Collectief 1
01666267
Collectief 1
01666271
Collectief 1
01666275
Collectief 1
01666283
Collectief 1
01666537
Collectief 1
01666538
Collectief 1
01666539
Collectief 1
01666540
Collectief 1
01666541
Collectief 1
01666548
Collectief 1
01666554
Collectief 1
01666650
Collectief 1
01666893
Collectief 1
01666912
Collectief 1
01666958
Collectief 1
01666963
Collectief 1
01666989
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
216
Document nr
Opmerking
01667002
Collectief 1
01667030
Collectief 1
01667034
Collectief 1
01667040
Collectief 1
01667059
Collectief 1
01667061
Collectief 1
01667071
Collectief 1
01667076
Collectief 1
01667079
Collectief 1
01667084
Collectief 1
01667094
Collectief 1
01667112
Collectief 1
01667149
Collectief 1
01667165
Collectief 1
01667174
Collectief 1
01667193
Collectief 1
01667201
Collectief 1
01667205
Collectief 1
01667215
Collectief 1
01667221
Collectief 1
01667227
Collectief 1
01667228
Collectief 1
01667242
Collectief 1
01667256
Collectief 1
01667280
Collectief 1
01667290
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
217
Document nr
Opmerking
01667301
Collectief 1
01667312
Collectief 1
01667355
Collectief 1
01667425
Collectief 1
01667428
Collectief 1
01667447
Collectief 1
01667453
Collectief 1
01667505
Collectief 1
01667516
Collectief 1
01667524
Collectief 1
01667546
Collectief 1
01667564
Collectief 1
01667618
Collectief 1
01667621
Collectief 1
01667625
Collectief 1
01667639
Collectief 1
01667649
Collectief 1
01667653
Collectief 1
01667656
Collectief 1
01667658
Collectief 1
01667663
Collectief 1
01667665
Collectief 1
01667668
Collectief 1
01667672
Collectief 1
01667679
Collectief 1
01667681
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
218
Document nr
Opmerking
01667690
Collectief 1
01667702
Collectief 1
01667703
Collectief 1
01667708
Collectief 1
01667721
Collectief 1
01667724
Collectief 1
01667737
Collectief 1
01667744
Collectief 1
01667752
Collectief 1
01667758
Collectief 1
01667765
Collectief 1
01667768
Collectief 1
01667774
Collectief 1
01667777
Collectief 1
01667781
Collectief 1
01667798
Collectief 1
01667801
Collectief 1
01667805
Collectief 1
01667823
Collectief 1
01667843
Collectief 1
01667849
Collectief 1
01667869
Collectief 1
01667877
Collectief 1
01667879
Collectief 1
01667893
Collectief 1
01667901
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
219
Document nr
Opmerking
01667906
Collectief 1
01667913
Collectief 1
01667917
Collectief 1
01667919
Collectief 1
01667922
Collectief 1
01667925
Collectief 1
01667926
Collectief 1
01667928
Collectief 1
01667929
Collectief 1
01667931
Collectief 1
01667932
Collectief 1
01667934
Collectief 1
01667935
Collectief 1
01667937
Collectief 1
01667938
Collectief 1
01667941
Collectief 1
01667944
Collectief 1
01667946
Collectief 1
01667951
Collectief 1
01667956
Collectief 1
01667959
Collectief 1
01667964
Collectief 1
01667965
Collectief 1
01667973
Collectief 1
01667976
Collectief 1
01667978
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
220
Document nr
Opmerking
01667983
Collectief 1
01667993
Collectief 1
01667999
Collectief 1
01668001
Collectief 1
01668004
Collectief 1
01668006
Collectief 1
01668013
Collectief 1
01668031
Collectief 1
01668033
Collectief 1
01668046
Collectief 1
01668054
Collectief 1
01668061
Collectief 1
01668062
Collectief 1
01668063
Collectief 1
01668064
Collectief 1
01668065
Collectief 1
01668067
Collectief 1
01668068
Collectief 1
01668069
Collectief 1
01668070
Collectief 1
01668071
Collectief 1
01668072
Collectief 1
01668073
Collectief 1
01668074
Collectief 1
01668075
Collectief 1
01668076
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
221
Document nr
Opmerking
01668077
Collectief 1
01668081
Collectief 1
01668082
Collectief 1
01668083
Collectief 1
01668084
Collectief 1
01668085
Collectief 1
01668086
Collectief 1
01668087
Collectief 1
01668101
Collectief 1
01668102
Collectief 1
01668103
Collectief 1
01668104
Collectief 1
01668105
Collectief 1
01668106
Collectief 1
01668107
Collectief 1
01668108
Collectief 1
01668109
Collectief 1
01668110
Collectief 1
01668116
Collectief 1
01668119
Collectief 1
01668122
Collectief 1
01668124
Collectief 1
01668130
Collectief 1
01668139
Collectief 1
01668140
Collectief 1
01668143
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
222
Document nr
Opmerking
01668145
Collectief 1
01668148
Collectief 1
01668149
Collectief 1
01668154
Collectief 1
01668156
Collectief 1
01668165
Collectief 1
01668168
Collectief 1
01668173
Collectief 1
01668174
Collectief 1
01668178
Collectief 1
01668182
Collectief 1
01668184
Collectief 1
01668187
Collectief 1
01668189
Collectief 1
01668191
Collectief 1
01668196
Collectief 1
01668201
Collectief 1
01668204
Collectief 1
01668208
Collectief 1
01668214
Collectief 1
01668218
Collectief 1
01668222
Collectief 1
01668229
Collectief 1
01668233
Collectief 1
01668296
Collectief 1
01668360
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
223
Document nr
Opmerking
01668402
Collectief 1
01668417
Collectief 1
01668424
Collectief 1
01668438
Collectief 1
01668478
Collectief 1
01668485
Collectief 1
01668491
Collectief 1
01668498
Collectief 1
01668500
Collectief 1
01668524
Collectief 1
01668527
Collectief 1
01668531
Collectief 1
01668533
Collectief 1
01668536
Collectief 1
01668547
Collectief 1
01668551
Collectief 1
01668554
Collectief 1
01668598
Collectief 1
01668615
Collectief 1
01668620
Collectief 1
01668629
Collectief 1
01668729
Collectief 1
01668767
Collectief 1
01668769
Collectief 1
01668771
Collectief 1
01668773
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
224
Document nr
Opmerking
01668775
Collectief 1
01668778
Collectief 1
01668781
Collectief 1
01668783
Collectief 1
01668784
Collectief 1
01668786
Collectief 1
01668789
Collectief 1
01668791
Collectief 1
01668793
Collectief 1
01668795
Collectief 1
01668798
Collectief 1
01668800
Collectief 1
01668801
Collectief 1
01668808
Collectief 1
01668810
Collectief 1
01668818
Collectief 1
01668822
Collectief 1
01668829
Collectief 1
01668834
Collectief 1
01668835
Collectief 1
01668836
Collectief 1
01668839
Collectief 1
01668843
Collectief 1
01668846
Collectief 1
01668849
Collectief 1
01668861
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
225
Document nr
Opmerking
01668864
Collectief 1
01668867
Collectief 1
01668869
Collectief 1
01668881
Collectief 1
01668885
Collectief 1
01668889
Collectief 1
01668892
Collectief 1
01668895
Collectief 1
01669071
Collectief 1
01669079
Collectief 1
01669084
Collectief 1
01669086
Collectief 1
01669094
Collectief 1
01669099
Collectief 1
01669103
Collectief 1
01669107
Collectief 1
01669110
Collectief 1
01669123
Collectief 1
01669125
Collectief 1
01669132
Collectief 1
01669140
Collectief 1
01669167
Collectief 1
01669170
Collectief 1
01669173
Collectief 1
01669181
Collectief 1
01669185
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
226
Document nr
Opmerking
01669196
Collectief 1
01669197
Collectief 1
01669210
Collectief 1
01669217
Collectief 1
01669295
Collectief 1
01669304
Collectief 1
01669318
Collectief 1
01669329
Collectief 1
01669334
Collectief 1
01669348
Collectief 1
01669360
Collectief 1
01669364
Collectief 1
01669366
Collectief 1
01669370
Collectief 1
01669372
Collectief 1
01669378
Collectief 1
01669383
Collectief 1
01669385
Collectief 1
01669387
Collectief 1
01669396
Collectief 1
01669404
Collectief 1
01669406
Collectief 1
01669412
Collectief 1
01669415
Collectief 1
01669428
Collectief 1
01669430
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
227
Document nr
Opmerking
01669440
Collectief 1
01669442
Collectief 1
01669445
Collectief 1
01669640
Collectief 1
01669645
Collectief 1
01669659
Collectief 1
01669680
Collectief 1
01669694
Collectief 1
01669699
Collectief 1
01669700
Collectief 1
01669705
Collectief 1
01669707
Collectief 1
01669709
Collectief 1
01669716
Collectief 1
01669748
Collectief 1
01669785
Collectief 1
01669790
Collectief 1
01669800
Collectief 1
01669807
Collectief 1
01669814
Collectief 1
01669822
Collectief 1
01669844
Collectief 1
01669847
Collectief 1
01669853
Collectief 1
01669860
Collectief 1
01669863
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
228
Document nr
Opmerking
01669876
Collectief 1
01669880
Collectief 1
01669884
Collectief 1
01669890
Collectief 1
01669896
Collectief 1
01669911
Collectief 1
01669932
Collectief 1
01669937
Collectief 1
01669949
Collectief 1
01669963
Collectief 1
01670006
Collectief 1
01670013
Collectief 1
01670024
Collectief 1
01670037
Collectief 1
01670038
Collectief 1
01670044
Collectief 1
01670051
Collectief 1
01670053
Collectief 1
01670055
Collectief 1
01670056
Collectief 1
01670058
Collectief 1
01670060
Collectief 1
01670062
Collectief 1
01670063
Collectief 1
01670065
Collectief 1
01670067
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
229
Document nr
Opmerking
01670069
Collectief 1
01670071
Collectief 1
01670072
Collectief 1
01670073
Collectief 1
01670076
Collectief 1
01670077
Collectief 1
01670080
Collectief 1
01670082
Collectief 1
01670085
Collectief 1
01670087
Collectief 1
01670090
Collectief 1
01670092
Collectief 1
01670095
Collectief 1
01670098
Collectief 1
01670100
Collectief 1
01670103
Collectief 1
01670108
Collectief 1
01670114
Collectief 1
01670116
Collectief 1
01670119
Collectief 1
01670122
Collectief 1
01670123
Collectief 1
01670124
Collectief 1
01670126
Collectief 1
01670129
Collectief 1
01670131
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
230
Document nr
Opmerking
01670133
Collectief 1
01670134
Collectief 1
01670137
Collectief 1
01670145
Collectief 1
01670166
Collectief 1
01670172
Collectief 1
01670199
Collectief 1
01670226
Collectief 1
01670229
Collectief 1
01670233
Collectief 1
01670236
Collectief 1
01670240
Collectief 1
01670241
Collectief 1
01670243
Collectief 1
01670245
Collectief 1
01670261
Collectief 1
01670263
Collectief 1
01670266
Collectief 1
01670267
Collectief 1
01670277
Collectief 1
01670278
Collectief 1
01670281
Collectief 1
01670286
Collectief 1
01670295
Collectief 1
01670297
Collectief 1
01670299
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
231
Document nr
Opmerking
01670301
Collectief 1
01670306
Collectief 1
01670310
Collectief 1
01670312
Collectief 1
01670315
Collectief 1
01670318
Collectief 1
01670321
Collectief 1
01670323
Collectief 1
01670327
Collectief 1
01670334
Collectief 1
01670342
Collectief 1
01670346
Collectief 1
01670348
Collectief 1
01670352
Collectief 1
01670355
Collectief 1
01670358
Collectief 1
01670363
Collectief 1
01670364
Collectief 1
01670369
Collectief 1
01670373
Collectief 1
01670375
Collectief 1
01670379
Collectief 1
01670380
Collectief 1
01670384
Collectief 1
01670386
Collectief 1
01670396
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
232
Document nr
Opmerking
01670401
Collectief 1
01670404
Collectief 1
01670406
Collectief 1
01670408
Collectief 1
01670411
Collectief 1
01670412
Collectief 1
01670415
Collectief 1
01670419
Collectief 1
01670420
Collectief 1
01670424
Collectief 1
01670425
Collectief 1
01670426
Collectief 1
01670431
Collectief 1
01670434
Collectief 1
01670435
Collectief 1
01670438
Collectief 1
01670440
Collectief 1
01670443
Collectief 1
01670446
Collectief 1
01670448
Collectief 1
01670451
Collectief 1
01670456
Collectief 1
01670457
Collectief 1
01670461
Collectief 1
01670466
Collectief 1
01670472
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
233
Document nr
Opmerking
01670480
Collectief 1
01670490
Collectief 1
01670491
Collectief 1
01670492
Collectief 1
01670494
Collectief 1
01670496
Collectief 1
01670500
Collectief 1
01670502
Collectief 1
01670508
Collectief 1
01670513
Collectief 1
01670517
Collectief 1
01670518
Collectief 1
01670525
Collectief 1
01670544
Collectief 1
01670550
Collectief 1
01670628
Collectief 1
01670635
Collectief 1
01670636
Collectief 1
01670637
Collectief 1
01670639
Collectief 1
01670642
Collectief 1
01670643
Collectief 1
01670644
Collectief 1
01670645
Collectief 1
01670646
Collectief 1
01670647
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
234
Document nr
Opmerking
01670649
Collectief 1
01670650
Collectief 1
01670652
Collectief 1
01670653
Collectief 1
01670655
Collectief 1
01670656
Collectief 1
01670658
Collectief 1
01670660
Collectief 1
01670662
Collectief 1
01670664
Collectief 1
01670666
Collectief 1
01670667
Collectief 1
01670668
Collectief 1
01670669
Collectief 1
01670671
Collectief 1
01670672
Collectief 1
01670674
Collectief 1
01670675
Collectief 1
01670676
Collectief 1
01670678
Collectief 1
01670679
Collectief 1
01670682
Collectief 1
01670683
Collectief 1
01670685
Collectief 1
01670687
Collectief 1
01670688
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
235
Document nr
Opmerking
01670689
Collectief 1
01670691
Collectief 1
01670692
Collectief 1
01670727
Collectief 1
01670742
Collectief 1
01670743
Collectief 1
01670744
Collectief 1
01670745
Collectief 1
01670747
Collectief 1
01670752
Collectief 1
01670791
Collectief 1
01670829
Collectief 1
01670842
Collectief 1
01670844
Collectief 1
01670876
Collectief 1
01670888
Collectief 1
01670922
Collectief 1
01670962
Collectief 1
01670969
Collectief 1
01670974
Collectief 1
01670983
Collectief 1
01671000
Collectief 1
01671019
Collectief 1
01671023
Collectief 1
01671041
Collectief 1
01671052
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
236
Document nr
Opmerking
01671069
Collectief 1
01671076
Collectief 1
01671093
Collectief 1
01671120
Collectief 1
01671134
Collectief 1
01671149
Collectief 1
01671180
Collectief 1
01671211
Collectief 1
01671235
Collectief 1
01671250
Collectief 1
01671266
Collectief 1
01671286
Collectief 1
01671317
Collectief 1
01671331
Collectief 1
01671383
Collectief 1
01671393
Collectief 1
01671396
Collectief 1
01671403
Collectief 1
01671442
Collectief 1
01671460
Collectief 1
01671492
Collectief 1
01671498
Collectief 1
01671522
Collectief 1
01671532
Collectief 1
01671547
Collectief 1
01671559
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
237
Document nr
Opmerking
01671568
Collectief 1
01671569
Collectief 1
01671581
Collectief 1
01671596
Collectief 1
01671601
Collectief 1
01671614
Collectief 1
01671623
Collectief 1
01671625
Collectief 1
01671629
Collectief 1
01671630
Collectief 1
01671641
Collectief 1
01671642
Collectief 1
01671645
Collectief 1
01671656
Collectief 1
01671665
Collectief 1
01671732
Collectief 1
01671739
Collectief 1
01671743
Collectief 1
01671754
Collectief 1
01671769
Collectief 1
01671792
Collectief 1
01671798
Collectief 1
01671805
Collectief 1
01671817
Collectief 1
01671832
Collectief 1
01671845
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
238
Document nr
Opmerking
01671911
Collectief 1
01671936
Collectief 1
01672014
Collectief 1
01672113
Collectief 1
01672132
Collectief 1
01672161
Collectief 1
01672168
Collectief 1
01672179
Collectief 1
01672182
Collectief 1
01672210
Collectief 1
01672218
Collectief 1
01672228
Collectief 1
01672248
Collectief 1
01672272
Collectief 1
01672280
Collectief 1
01672285
Collectief 1
01672290
Collectief 1
01672300
Collectief 1
01672308
Collectief 1
01672310
Collectief 1
01672316
Collectief 1
01672317
Collectief 1
01672318
Collectief 1
01672322
Collectief 1
01672324
Collectief 1
01672329
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
239
Document nr
Opmerking
01672332
Collectief 1
01672336
Collectief 1
01672348
Collectief 1
01672355
Collectief 1
01672361
Collectief 1
01672363
Collectief 1
01672366
Collectief 1
01672373
Collectief 1
01672375
Collectief 1
01672450
Collectief 1
01672455
Collectief 1
01672458
Collectief 1
01672461
Collectief 1
01672464
Collectief 1
01672515
Collectief 1
01672520
Collectief 1
01672524
Collectief 1
01672533
Collectief 1
01672537
Collectief 1
01672543
Collectief 1
01672546
Collectief 1
01672547
Collectief 1
01672561
Collectief 1
01672571
Collectief 1
01672574
Collectief 1
01672582
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
240
Document nr
Opmerking
01672603
Collectief 1
01672609
Collectief 1
01672644
Collectief 1
01672646
Collectief 1
01672653
Collectief 1
01672655
Collectief 1
01672657
Collectief 1
01672659
Collectief 1
01672660
Collectief 1
01672667
Collectief 1
01672668
Collectief 1
01672674
Collectief 1
01672675
Collectief 1
01672681
Collectief 1
01672684
Collectief 1
01672692
Collectief 1
01672695
Collectief 1
01672698
Collectief 1
01672703
Collectief 1
01672708
Collectief 1
01672712
Collectief 1
01672716
Collectief 1
01672720
Collectief 1
01672806
Collectief 1
01672807
Collectief 1
01672808
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
241
Document nr
Opmerking
01672809
Collectief 1
01672810
Collectief 1
01673035
Collectief 1
01673063
Collectief 1
01673654
Collectief 1
01673670
Collectief 1
01673672
Collectief 1
01673727
Collectief 1
01673731
Collectief 1
01673734
Collectief 1
01673739
Collectief 1
01673742
Collectief 1
01673749
Collectief 1
01673755
Collectief 1
01673763
Collectief 1
01673765
Collectief 1
01673766
Collectief 1
01673768
Collectief 1
01673776
Collectief 1
01673779
Collectief 1
01673787
Collectief 1
01673790
Collectief 1
01673804
Collectief 1
01673805
Collectief 1
01673808
Collectief 1
01674080
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
242
Document nr
Opmerking
01674098
Collectief 1
01674124
Collectief 1
01674160
Collectief 1
01674165
Collectief 1
01674166
Collectief 1
01674180
Collectief 1
01674210
Collectief 1
01674216
Collectief 1
01674233
Collectief 1
01674245
Collectief 1
01674252
Collectief 1
01674352
Collectief 1
01674371
Collectief 1
01674383
Collectief 1
01674398
Collectief 1
01674402
Collectief 1
01674406
Collectief 1
01674463
Collectief 1
01674480
Collectief 1
01674486
Collectief 1
01674726
Collectief 1
01674727
Collectief 1
01674728
Collectief 1
01674729
Collectief 1
01674730
Collectief 1
01674764
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
243
Document nr
Opmerking
01674766
Collectief 1
01674768
Collectief 1
01674769
Collectief 1
01674770
Collectief 1
01674791
Collectief 1
01674794
Collectief 1
01674795
Collectief 1
01674806
Collectief 1
01674813
Collectief 1
01674824
Collectief 1
01674827
Collectief 1
01674830
Collectief 1
01674834
Collectief 1
01674858
Collectief 1
01674913
Collectief 1
01675059
Collectief 1
01675065
Collectief 1
01675068
Collectief 1
01675073
Collectief 1
01675078
Collectief 1
01675082
Collectief 1
01675097
Collectief 1
01675100
Collectief 1
01675106
Collectief 1
01675111
Collectief 1
01675116
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
244
Document nr
Opmerking
01675138
Collectief 1
01675145
Collectief 1
01675149
Collectief 1
01675155
Collectief 1
01675161
Collectief 1
01675166
Collectief 1
01675171
Collectief 1
01675174
Collectief 1
01675178
Collectief 1
01675182
Collectief 1
01675188
Collectief 1
01675199
Collectief 1
01675269
Collectief 1
01675274
Collectief 1
01675278
Collectief 1
01675283
Collectief 1
01675285
Collectief 1
01675301
Collectief 1
01675308
Collectief 1
01675325
Collectief 1
01675333
Collectief 1
01675337
Collectief 1
01675338
Collectief 1
01675342
Collectief 1
01675353
Collectief 1
01675489
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
245
Document nr
Opmerking
01675494
Collectief 1
01675497
Collectief 1
01675519
Collectief 1
01675522
Collectief 1
01675536
Collectief 1
01675542
Collectief 1
01675560
Collectief 1
01675565
Collectief 1
01675571
Collectief 1
01675580
Collectief 1
01675586
Collectief 1
01675592
Collectief 1
01675593
Collectief 1
01675596
Collectief 1
01675598
Collectief 1
01675601
Collectief 1
01675630
Collectief 1
01675638
Collectief 1
01675640
Collectief 1
01675643
Collectief 1
01675647
Collectief 1
01675723
Collectief 1
01675727
Collectief 1
01675731
Collectief 1
01675732
Collectief 1
01675735
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
246
Document nr
Opmerking
01675738
Collectief 1
01676155
Collectief 1
01680182
Collectief 1
01680183
Collectief 1
01680221
Collectief 1
01681060
Collectief 1
01681061
Collectief 1
01681062
Collectief 1
01681064
Collectief 1
01681066
Collectief 1
01681068
Collectief 1
01681070
Collectief 1
01681076
Collectief 1
01681083
Collectief 1
01681211
Collectief 1
01681238
Collectief 1
01681344
Collectief 1
01681351
Collectief 1
01681359
Collectief 1
01681360
Collectief 1
01681371
Collectief 1
01681381
Collectief 1
01681476
Collectief 1
01681501
Collectief 1
01681510
Collectief 1
01681511
Collectief 1
Commentaarnota – versie 2.0
247
Document nr
Opmerking
01681523
Collectief 1
01681524
Collectief 1
01681561
Collectief 1
01681579
Collectief 1
01681587
Collectief 1
01684170
Collectief 1
01684920
Collectief 1
01694019
Collectief 1
01694586
Collectief 1
01671760
Collectief 2 (*5)
01671762
Collectief 2
01671764
Collectief 2
01671773
Collectief 2
01671852
Collectief 2
01671858
Collectief 2
01671863
Collectief 2
01671870
Collectief 2
01671879
Collectief 2
01671887
Collectief 2
01671890
Collectief 2
01671893
Collectief 2
01671896
Collectief 2
01671905
Collectief 2
01671909
Collectief 2
01671950
Collectief 2
01671991
Collectief 2
Commentaarnota – versie 2.0
248
Document nr
Opmerking
01672001
Collectief 2
01672009
Collectief 2
01672054
Collectief 2
01672094
Collectief 2
01672116
Collectief 2
01672123
Collectief 2
01672144
Collectief 2
01672149
Collectief 2
01672153
Collectief 2
01672175
Collectief 2
01672208
Collectief 2
01672221
Collectief 2
01672243
Collectief 2
01672410
Collectief 2
01672421
Collectief 2
01672426
Collectief 2
01672456
Collectief 2
01672469
Collectief 2
01672473
Collectief 2
01672497
Collectief 2
01672567
Collectief 2
01672573
Collectief 2
01672580
Collectief 2
01672584
Collectief 2
01672593
Collectief 2
01672596
Collectief 2
Commentaarnota – versie 2.0
249
Document nr
Opmerking
01672604
Collectief 2
01672611
Collectief 2
01672648
Collectief 2
01672673
Collectief 2
01672691
Collectief 2
01672707
Collectief 2
01672740
Collectief 2
01672746
Collectief 2
01672813
Collectief 2
01672814
Collectief 2
01672815
Collectief 2
01672816
Collectief 2
01672817
Collectief 2
01672819
Collectief 2
01672820
Collectief 2
01672822
Collectief 2
01672823
Collectief 2
01672824
Collectief 2
01672825
Collectief 2
01672826
Collectief 2
01672829
Collectief 2
01672830
Collectief 2
01672831
Collectief 2
01672880
Collectief 2
01672912
Collectief 2
01672918
Collectief 2
Commentaarnota – versie 2.0
250
Document nr
Opmerking
01672919
Collectief 2
01672927
Collectief 2
01672933
Collectief 2
01672935
Collectief 2
01672939
Collectief 2
01672956
Collectief 2
01672961
Collectief 2
01672967
Collectief 2
01672976
Collectief 2
01672980
Collectief 2
01672998
Collectief 2
01673020
Collectief 2
01673050
Collectief 2
01673090
Collectief 2
01673105
Collectief 2
01673108
Collectief 2
01673110
Collectief 2
01673117
Collectief 2
01673118
Collectief 2
01673120
Collectief 2
01673121
Collectief 2
01673125
Collectief 2
01673134
Collectief 2
01673139
Collectief 2
01673142
Collectief 2
01673145
Collectief 2
Commentaarnota – versie 2.0
251
Document nr
Opmerking
01673147
Collectief 2
01673151
Collectief 2
01673163
Collectief 2
01673174
Collectief 2
01673176
Collectief 2
01673178
Collectief 2
01673181
Collectief 2
01673183
Collectief 2
01673191
Collectief 2
01673195
Collectief 2
01673196
Collectief 2
01673204
Collectief 2
01673221
Collectief 2
01673224
Collectief 2
01673225
Collectief 2
01673228
Collectief 2
01673242
Collectief 2
01673929
Collectief 2
01673934
Collectief 2
01673939
Collectief 2
01673942
Collectief 2
01673945
Collectief 2
01675956
Collectief 2
01675967
Collectief 2
01675980
Collectief 2
01675991
Collectief 2
Commentaarnota – versie 2.0
252
Document nr
Opmerking
01675996
Collectief 2
01675999
Collectief 2
01676001
Collectief 2
01676004
Collectief 2
01676008
Collectief 2
01676010
Collectief 2
01676013
Collectief 2
01676049
Collectief 2
01676052
Collectief 2
01676058
Collectief 2
01676066
Collectief 2
01676069
Collectief 2
01676080
Collectief 2
01676086
Collectief 2
01676117
Collectief 2
01676725
Collectief 2
01671777
Collectief 2
01671780
Collectief 2
01671835
Collectief 2
01671900
Collectief 2
01671928
Collectief 2
01671956
Collectief 2
01672016
Collectief 2
01672098
Collectief 2
01672137
Collectief 2
01672232
Collectief 2
Commentaarnota – versie 2.0
253
Document nr
Opmerking
01672482
Collectief 2
01672507
Collectief 2
01672525
Collectief 2
01672530
Collectief 2
01672544
Collectief 2
01672553
Collectief 2
01672579
Collectief 2
01672718
Collectief 2
01672818
Collectief 2
01672821
Collectief 2
01672827
Collectief 2
01672828
Collectief 2
01672884
Collectief 2
01672894
Collectief 2
01672901
Collectief 2
01672910
Collectief 2
01672945
Collectief 2
01673135
Collectief 2
01673214
Collectief 2
01673948
Collectief 2
01673953
Collectief 2
01673958
Collectief 2
01675971
Collectief 2
01675974
Collectief 2
01675984
Collectief 2
01675989
Collectief 2
Commentaarnota – versie 2.0
Document nr
Opmerking
01676024
Collectief 2
01676029
Collectief 2
01676045
Collectief 2
01676046
Collectief 2
01676062
Collectief 2
01676075
Collectief 2
01676098
Collectief 2
01676114
Collectief 2
01695023
Collectief 2
01648235 01649140 01651923 01655248 01656833 01658548 01660239 01660332 01660808 01661073 01661270 01661332 01661384 01663008 01664557 01664608 01664724
254
Commentaarnota – versie 2.0
Document nr 01664732 01664768 01664843 01665318 01665327 01665861 01665910 01665914 01665952 01666556 01666564 01666948 01667100 01667468 01667528 01667616 01667623 01667697 01667749 01668078 01668111 01668283 01668293 01668305 01668336 016690161
255
Commentaarnota – versie 2.0
Opmerking
Document nr 01669889 01670729 01670782 01671084 01671218 01672032 01672051 01672089 01672099 01672124 01673520 01674564 01677702 01677905 01679560 01679871 01679933 01679993 01680009 01680156 01680171 01680173 01680177 01680179 01680562 01681072
256
Commentaarnota – versie 2.0
Opmerking
Document nr 01681095 01681189 01681590 01684759 01665379 01665597 01665603 01666547 01667246 01667825 01668079 01668290 01668310 01669957 01670724 01670765 01671742 01672037 01672041 01672056 01672074 01672107 01672135 01677883 01679837 01679876
257
Commentaarnota – versie 2.0
Opmerking
Document nr
Opmerking
01679924 01680192 01695574 01704448
*1. Van u heeft de provincie op verschillende wijzen, gelijkluidende zienswijzen ontvangen. Deze zijn allemaal onder het aangegeven nummer behandeld. Bv: fax + brief + email = zelfde inhoud.
*2. Van u heeft de provincie op verschillende wijzen, gelijkluidende zienswijzen ontvangen en aanvullingen daarop. Al deze zienswijzen zijn behandeld onder het aangegeven
nummer. Bv fax + brief + aanvullende fax + aanvullende brief + eventueel een bijlage. *3. Van u heeft de provincie een zienswijze ontvangen en daarbij behorende bijlagen. U vindt de brief en de bijlagen onder één nummer terug in de Commentaarnota.
De bijlagen zijn niet apart genummerd. Bv brief + meerdere bijlagen = te vinden als nummer van de brief.
*4. Van u heeft de provincie verschillende brieven ontvangen. Deze hebben wij allemaal
behandeld onder het aangegeven nummer. Bv u heeft meerdere brieven gestuurd en daarmee over verschillende onderdelen een zienswijze ingediend.
*5. De collectieve zienswijzen over (onder meer) natuur en landschap die inhoudelijk
hetzelfde zijn, zijn behandeld als één zienswijze en zijn in deze commentaarnota verwerkt onder de noemer ‘collectief 1’ en ‘collectief 2’.
*6. Uit uw organisatie zijn door verschillende mensen verschillende zienswijzen ingediend. Elke zienswijze is onder een eigen nummer terug te vinden. Bv u werkt namens cliënten; zij hebben u verzocht een zienswijze namens hen in te dienen.
*7. U heeft verschillende zienswijzen ingediend die deels gelijkluidend zijn en elkaar
aanvullen. De reactie op al deze zienswijzen is in deze commentaarnota terug te vinden onder één nummer. Bv indien u meerdere brieven heeft verzonden, waarbij de eerste helft gelijk is maar de tweede helft verschillend.
258
Commentaarnota – versie 2.0
Gelderland anders Markt 11 Postbus 9090 6800 GX Arnhem T (026) 359 91 11
[email protected] www.gelderlandanders.nl