Raadhuisplein 1 6367 ED Voerendaal Postbus 23000 6367 ZG Voerendaal
T 045 - 575 33 99 F 045 - 575 11 95 E
[email protected] W voerendaal.nl
Verslag van de vergadering van de commissie Samenleving van 16 oktober 2014 Aanwezig:
de voorzitter: dhr. P. Heijnen de leden: de heren F. Blank, R. Stoffels, L. Vliegen, W. van Dinther, J. Heuts, R. Op den Camp, C. Smeets, J. Zinzen, P. van Dinther, A. Vliegen en de dames: P. Crombag, C. Giesen, E. Huijsen- Leendertse, C. Schaeks-Hensgens collegeleden: wethouder P. Leunissen griffier: mevr. S. Dormans - Simons notulist: Taalvorm e.s.
Afgemeld:
de heren H. Coenen, M. Beugels de dames M. Wetzels- Aben en C. Weerts
1. Opening; De voorzitter opent de vergadering om 19.35 uur en heet iedereen van harte welkom. 1.1 afmeldingen Zie boven. 1.2 mededelingen De voorzitter deelt mee dat het presidium vanwege het grote aantal onderwerpen heeft voorgesteld de vergadering van 27 november 2014 op te splitsen in twee vergaderingen. Op 20 november 2014 is er een thema-avond pilot ‘Groen’. Dan kan een deel van de vergadering van 27 november behandeld worden. Wethouder Leunissen geeft een toelichting op zijn eigen agenda en de vele activiteiten met de Sociale Dienst. Hij beaamt dat er nog steeds een volle agenda resteert voor 27 november 2014, maar vindt het niet noodzakelijk om daarvoor een tweede commissievergadering te plannen. De voorzitter merkt op dat het gaat om 28 agendapunten. Er komen dan onder andere negen verordeningen aan bod. Het voorstel is om deze verordeningen op 20 november te bespreken. Hij constateert dat de fracties behoefte hebben aan een schorsing voor overleg over een reactie. Hij schorst kort de vergadering. (Korte schorsing van 19.45 – 19.47 uur.) De voorzitter heropent de vergadering en vraagt de fracties om een reactie. Mevrouw Schaeks- Hensgens geeft de voorkeur aan één vergadering. Mevrouw Crombag sluit zich daarbij aan. Wellicht dat er iets eerder kan worden gestart. De heer Stoffels geeft de voorkeur aan twee avonden conform de afspraak in het presidium. Mevrouw Huijsen- Leendertse geeft ook de voorkeur aan behandeling op twee avonden. De heer Zinzen geeft de voorkeur aan twee avonden, mede omdat niet duidelijk is om hoeveel beleidsstukken het gaat. De heer W. van Dinther geeft ook de voorkeur aan twee avonden. Hij vraagt tevens om de stukken eerder aan te leveren. 1
De voorzitter constateert dat een meerderheid van de commissie kiest voor behandeling in twee avonden en verzoekt de griffier om dit in het presidium aan de orde te stellen. 1.3 insprekers Er zijn geen insprekers. 2.
Vaststellen;
2.1 vaststellen van de agenda De voorzitter deelt mee dat de agenda wordt aangevuld met een presentatie over het beleidsplan Jeugd (agendapunt 3.2a) door mevrouw Van Ooijen. De agenda wordt met deze wijziging vastgesteld. 2.2 vaststellen verslag van 4 september 2014 Het verslag wordt zonder wijzigingen vastgesteld. 3.
Raads-/commissievoorstellen
3.1 Resultaten Leefbaarheidsonderzoek Kunrade Wethouder Leunissen deelt vooraf mee dat de gemeente is overgestapt op een ander zaaksysteem. Hij heeft nu ontdekt dat onderdelen niet zijn meegenomen in het nieuwe systeem. Het gaat bijvoorbeeld om de ‘Verordening Jeugdhulp 2015’ in plaats van, zoals in het voorliggende stuk staat ‘Verordening Jeugdhulp 2014’. Bij het Leefbaarheidsonderzoek Kunrade is sprake van ‘onderhavig collegevoorstel’. Dat moet zijn ‘onderhavig raadsvoorstel’. eerste termijn De heer Smeets heeft een aantal vragen/opmerkingen over het onderzoek. 1. Waarom is er gekozen voor een andere werkwijze? Heeft dat te maken met de participatiesamenleving? 2. Wie heeft de – soms suggestieve – vragen van de enquête opgesteld? 3. Op p. 8 van de onderzoeksresultaten is sprake van een respons van 19%; slechts 10% van de mensen wil meepraten. Spreker vindt dat resultaat erg mager. 4. Heeft de wethouder de regie overgedragen aan een medewerker, aangezien deze medewerker veel werk heeft verricht en o.a. de vragenlijsten heeft opgesteld? 5. Is alles solide uitgevoerd? Het oogt namelijk wat amateuristisch. 6. Er wordt gesproken over de vaststelling in de raadsvergadering van september 2014. Dat moet wellicht 13 november 2014 zijn. 7. Kan de wethouder meer vertellen over de meet en greet met de buurtverenigingen op 30 september 2014? 8. Er komt geen apart leefbaarheidsonderzoek in de kern Voerendaal. Waarom is er besloten om een identiek onderzoek voor Voerendaal en Kunrade te doen (in de vorm van pilots)? Spreker vindt die kernen niet vergelijkbaar. 9. Hoe wordt deze pilot uitgevoerd? De heer Stoffels raakte lezenderwijs enthousiast over het onderzoek, met name over de gebruikte methodes. Daarmee worden mensen gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan de civil society. Spreker heeft verder de volgende vragen en opmerkingen. 1. Waarom is men afgestapt van de oude systematiek? 2. In bijlage 2 (p. 2) wordt gesproken over een valideringsbijeenkomst. De deelnemers is gevraagd om te blijven deelnemen. Worden er ook nog anderen uitgenodigd? 3. Worden ook niet-deelnemers geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek?
2
4. Op p.11 (bijlage 1) staan ideeën voor het verbeteren van de leefbaarheid van Kunrade. De ideeën zijn veelal fysiek van aard en zijn sterk gericht op de rol van de gemeente. Spreker roept op om ook de burgers een rol te geven. De heer W. van Dinther merkt op dat het raadsbesluit eveneens een foutieve datum bevat: 25 september 2015. Hij heeft verder geen additionele vragen. Wethouder Leunissen kondigt aan dat sommige vragen ambtelijk zullen worden beantwoord. Hij introduceert enkele mensen aan tafel. Mevrouw De Gijzel is afdelingshoofd Maatschappelijke Ontwikkeling en ambtelijk verantwoordelijk voor het sociale domein. Mevrouw Kurvers is afgestudeerd gezondheidswetenschapper aan de Universiteit Maastricht. Zij heeft aan het onderzoek meegewerkt om werkervaring op te doen. De initiatiefnemer van dit onderzoek, mevrouw Verblakt, is inmiddels wethouder in Sittard Geleen. Zij heeft eerder als beleidsmedewerker meegewerkt aan de leefbaarheidsprojecten in Ubachsberg, Ransdaal en Klimmen. Daarbij heeft zij gebruikgemaakt van de civil society-scan. In die drie kernen werden in de periode 2005 tot 2008 al leefbaarheidsonderzoeken gedaan. Daaruit kwamen veelomvattende bevindingen naar voren. Daar is echter nooit vervolg aan gegeven, o.a. vanwege politiek gekissebis, te weinig capaciteit of een gebrek aan financiële middelen. Vanaf 2010 heeft de gemeente de leefbaarheidsonderzoeken in de drie kernen door middel van de civil society-scan nieuw leven ingeblazen. Het ging eerder vaak om problemen op het terrein van gemeenschapsvoorzieningen. In Kunrade is nu voor een andere opzet gekozen omdat de voorzieningen al gerealiseerd waren. Mede in verband met de drie decentralisaties is nu gekeken naar draagvlak in de kern en bijvoorbeeld naar mantelzorgers en vrijwilligers. Met het oog op de cultuuromslag naar de participatiesamenleving en de inzet van eigen kracht, hebben ook leerlingen van de school aan de onderzoeken meegewerkt. De situatie in Voerendaal is vergelijkbaar met Kunrade, onder meer op het gebied van voorzieningen. Daarom en met name ook vanwege de drie D’s wil het college insteken op pilots ‘buurtgericht werken’. Mensen worden tijdens een passieontbijt aangesproken op hun passies. Op die manier moeten er van onderop initiatieven ontstaan. Wethouder Leunissen gaat vervolgens in op de vragen en opmerkingen van de fracties. Hij benadrukt dat al er veel aandacht is besteed aan fysieke zaken als volkshuisvesting en verkeersveiligheid. Daarom is nu ingestoken op het sociale aspect. De resultaten van de valideringsbijeenkomst zijn bewust zo opgeschreven als mensen het hebben uitgesproken. Dat is ook de charme van het onderzoek en de rapportage, en daarmee voorkomt men tevens ambtelijke taal. Daardoor lijkt alles wat minder professioneel. Het hele project is uitgevoerd onder regie van het college. Het college heeft een hoog opgeleid persoon de kans gegeven om werkervaring op te doen. De vragenlijst is opgesteld samen met de kinderen van groep 8. Op die manier waren zij ook in staat om de interviews te houden. De wethouder beaamt dat daardoor sommige vragen wat suggestief kunnen zijn. Een score van 10% (mensen die nog verder willen meepraten) is inderdaad aan de magere kant. In oktober is er een vervolgbijeenkomst en op 13 december volgt het passieontbijt. Daar wordt breed ruchtbaarheid aan gegeven. Spreker hoopt op een opkomst van 200 mensen. Voor de valideringsbijeenkomst zijn de mensen die zich hebben aangemeld (de eerder genoemde 10%) uitgenodigd. Er worden ook nog anderen benaderd, zo ook mensen die meegedaan hebben aan de enquête.
3
Mevrouw De Gijzel vult aan dat ambtenaren de onderwerpen hebben gekozen. De kinderen hebben zelf de – wellicht soms suggestieve – vragen opgesteld. Aan de meet en greet voor de buurtverenigingen op 30 september hebben 13 (van de 25) verenigingen deelgenomen (35 personen). De kennismaking is als zeer positief ervaren en het evenement krijgt zeker een vervolg. Men is op zoek naar goede voorbeelden om mensen te binden en om initiatieven in de kernen te genereren. De gemeente moet daarbij ondersteunen. tweede termijn De heer A. Vliegen constateert dat het gaat om een kwalitatief beschrijvend onderzoek. Er is geen statistiek toegepast. Daarom moet in de valideringsbijeenkomst duidelijk worden dat wat de gemeente had willen meten, ook daadwerkelijk gemeten werd. Is dat gebeurd? De gemeente moet er zeker van kunnen zijn dat de nieuwe systematiek werkt. De heer Smeets deelt mee dat de resultaten van het onderzoek niet vreemd zijn. Het verwoordt zaken die algemeen bekend zijn. Hij wijst er op dat het onderzoek niet anoniem is uitgevoerd. Dat kan ertoe geleid hebben dat mensen niet hebben meegewerkt. Hij wil verder weten of de steekproef representatief is voor de gemeenschap in Kunrade. De heer Op den Camp vindt niet dat de resultaten in Kunrade ook van toepassing zijn op de kern Voerendaal. Hij pleit dan ook voor een apart onderzoek. Wethouder Leunissen herhaalt dat in Voerendaal geen apart leefbaarheidsonderzoek gedaan wordt. De gemeente gaat er wel aan de slag met buurtgericht werken. De wethouder gaat er van uit dat het voorzieningenniveau in Voerendaal op orde is. Onder andere vanwege de cultuuromslag in verband met de drie decentralisaties is het belangrijk het wijkgericht werken door middel van een pilot te stimuleren. De wethouder wil liever geen energie steken in alweer een nieuw onderzoek. In punt 3, coördinatie van burgerinitiatieven en ook in de programmabegroting wordt eveneens gesproken over de aanpak van buurtgericht werken door middel van pilots. Mevrouw De Gijzel beaamt dat er geen statistiek is toepast en dat het een beschrijvend onderzoek betreft. In de valideringsbijeenkomst vormden de resultaten van het onderzoek de basis voor gesprekken aan de thematafels. Enkele mensen die eerder sceptisch waren, gingen optimistisch naar buiten en kregen energie om te participeren in de cultuuromslag. Spreekster hoopt op een olievlekwerking. De aanpak is zeker een toegevoegde waarde voor het verder vormgeven van de leefbare samenleving. Mensen hadden de keuze om de vragenlijst anoniem in te vullen. Verder konden mensen aangeven of ze wel of niet actief benaderd wilden worden om een gesprek aan te gaan. Bij de representativiteit kunnen inderdaad vragen gesteld worden. Er is nu gekozen voor een beschrijvend onderzoek. Dat alles heeft veel waardevolle informatie opgeleverd. 3.2a Beleidsplan Jeugd 3.2b Verordening Jeugdhulp Voerendaal 2014 Beide onderwerpen worden gelijktijdig behandeld. Mevrouw Van Ooijen geeft een toelichting op het beleidsplan. Zij gaat in op de volgende onderwerpen. • De totstandkoming van het beleidsplan. De beleidskaders zijn geconcretiseerd in een beleidsplan, aangevuld met lokale zaken.
4
•
• •
• • • • • • • • • • • •
De piramide (samenwerken op verschillende schaalniveaus): o Landelijk (zeer gespecialiseerde zorg verzorgd door enkele instellingen in het land), o Zuid-Limburg (zware en gespecialiseerde jeugdhulp) o Parkstad Limburg (ketensamenwerking en ambulante jeugdhulp) en o Lokaal (onder andere preventie en toegang). Betrokkenen bij het opstellen van het beleidsplan zijn de vele partners in de keten. De (nieuwe) opgaven van de gemeenten, zoals de jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, gesloten jeugdzorg, provinciale jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-VP (verstandelijke beperking). Daarnaast moet de gemeente aandacht hebben voor het versterken van de eigen kracht. De cijfers van Parkstad Limburg. Daarover bestaat nog een aantal onduidelijkheden. In Voerendaal maken ongeveer 250 kinderen gebruik van een vorm van jeugdhulp. De ondersteuningsaanvraag. Er is sprake van een toename van complexe en samengestelde ondersteuningsaanvragen. Het is daarbij belangrijk om zaken binnen de Sociale Dienst te combineren. De missie: ieder kind in Parkstad Limburg groeit op in een veilige omgeving, kan zich ontplooien en krijgt voldoende bescherming. De doelstellingen, zoals het versterken van de eigen kracht en investeren in preventie, vroeginterventie, ‘een gezin, een plan’ en samenwerking binnen Parkstad Limburg. Innovatie (met onder andere aandacht voor overdracht tussen deskundigen). 5% van het budget is bestemd voor innovatie. De rol van de gemeente als procesregisseur, klantregisseur, opdrachtgever, inkoper en uitvoerder. De beoogde maatschappelijke resultaten, zoals het terugbrengen van de jeugdhulp tot het landelijke gemiddelde. De aanpak: met de inzet van de verwijsindex, het opstellen van een gezinsplan, tijdig afschalen en de inzet van een integrale zelfredzaamheidmatrix. Algemene (vrij toegankelijk, zoals algemeen maatschappelijk werk en informatie door het consultatiebureau) voorzieningen versus individuele voorzieningen (waarvoor een beschikking nodig is). Een overzicht van nieuwe taken en beleidsdoelen, zoals specialistische jeugdzorg, pleegzorg, crisisopvang, jeugd-GGZ, enz. Samenwerking bij veiligheidsrisico’s op Zuid-Limburgs niveau, bijvoorbeeld met het toegangsteam jeugd, het sociaal wijkteam, het veiligheidshuis en het AMHK (de fusie van meldpunt kindermishandeling en steunpunt huiselijk geweld). Partners, zoals huisartsen (met een eigenstandige verwijsbevoegdheid), zorgorganisaties en medisch specialisten.
Wethouder Leunissen wil weten wat er gebeurt als de huisarts iemand doorverwijst en de gemeente geen budget meer heeft. Mevrouw Van Ooijen deelt mee dat de regering daarvoor een onafhankelijke autoriteit heeft ingesteld. Zij beaamt dat het een lastige regeling is. Het is daarom belangrijk goede afspraken met de huisarts te maken. De heer P. van Dinther benadrukt dat het ook belangrijk is te weten of andere verwijzingen, als het budget van de gemeente nog niet op is, wel realistisch zijn. Wethouder Leunissen vindt dat de gemeente er van moet uitgaan dat alle verwijzingen correct zijn. Mevrouw Van Ooijen benadrukt dat daarom in de wet is opgenomen dat huisartsen een eigenstandige verwijsbevoegdheid hebben.
5
Zij vervolgt: • Bij kwaliteit gaat het om de landelijke kwaliteitseisen en het onderzoek of er aanvullende criteria nodig zijn. Voorkomen moet worden dat aan organisaties te veel en te hoge kwaliteitseisen worden gesteld. • De risico’s, zowel politiek, financieel als zorginhoudelijk. • Het budget: de gemeente is niet gerust op de gevolgen van het objectieve verdeelmodel dat in 2015 wordt toegepast. • De risicoverevening; er is niet gekozen voor een verevening op het niveau van Parkstad Limburg of Zuid-Limburg, omdat de risico’s te onzeker zijn. Om die reden is ook niet gekozen voor het oprichten van een sociaal deelfonds. In 2015 wordt daar verder over gesproken. De gemeenten hebben er nu voor gekozen om zelf een buffer aan te leggen. • Monitoring en verantwoording: Er wordt op dit moment gebruikgemaakt van de landelijke monitoring. In 2015 worden samen met organisaties outcomcriteria vastgesteld waarop vervolgens gemonitord wordt. • De toegang is van toepassing voor het hele sociale domein. Voerendaal kiest voor het model ‘Integraal in tweede instantie’. De zorgvragen komen binnen via de gebruikelijke kanalen. Daar wordt gezorgd, als de zorgvraag niet meteen beantwoord kan worden, voor een goede, warme overdracht. Vervolgens wordt – integraal, en met slimme verbindingen – gewerkt aan één plan met één regisseur. Wethouder Leunissen deelt aanvullend mee dat in gezinnen vaak sprake is van meervoudige problematieken. Enkelvoudige problematieken kunnen in de eerste laag worden opgevangen. Maar dan moet wel goed onderzocht worden of er niet sprake is van meerder problematieken. De heer P. van Dinther komt terug op de doelstelling dat ieder kind in Parkstad Limburg de bescherming en zorg krijgt die het nodig heeft. Er wordt onder andere veel aandacht besteed aan preventie en vroegsignalering. Spreker mist daarbij de rol van de boa. Deze functionaris kan ook zorgen voor signalen, als hij hiervoor wordt ingeschakeld. Wethouder Leunissen benadrukt dat allerlei functionarissen, ook bijvoorbeeld de combinatiefunctionarissen sport en onderwijs, de jeugd- en jongerenwerker en de boa hierbij samenwerken. De heer P. van Dinther stelt voor om ook budget voor de boa vrij te maken. Mevrouw Crombag vraagt of ook het voortraject (de mini-interventie) als een soort maatwerkvoorziening wordt gezien. Verder wil zij weten of de genoemde klachtafhandeling de klachten over organisaties of over de gemeente betreft. Zij wil tot slot weten hoe en waarmee de risicobuffer wordt gevuld. Mevrouw Van Ooijen antwoordt dat het hier gaat om de vraagverheldering. Soms zijn gezinnen daar inderdaad al mee geholpen. Er wordt nog onderzocht hoe dat het best georganiseerd kan worden. Als het probleem groter is, wordt de gemeente uitvoerder. De gemeente moet dan voldoen aan de landelijke criteria. Wethouder Leunissen gaat in op de vraag over de risicobuffer. De risico’s zijn zo goed mogelijk benoemd. De procescoördinator speelt een rol bij de zorginhoudelijke risico’s. Hij zit ook het sociale wijkteam voor. Voor de dekking van de financiële risico’s is in de begroting een stelpost opgenomen van 200.000 euro. Het geld komt uit de algemene middelen. Het Rijk stelt voor jeugdzorg 2,5 miljoen euro ter beschikking. Spreker is niet gerust voor de jaren na 2015, omdat de vrees bestaat dat de gemeenten in Zuid-Limburg niet goed bedeeld worden. Mevrouw Van Dijk gaat in op de vraag over de klachtafhandeling. Het betreft klachten over organisaties. De klachten over de gemeente worden afgehandeld via de bezwaaren beroepsprocedure.
6
De heer Op den Camp wil weten wie de regisseur is bij multiproblematiek in een gezin. Mevrouw Van Dijk antwoordt dat het gezin aangeeft welke functionaris het meeste vertrouwen geniet. Dat is vaak de maatschappelijk werker. eerste termijn De heer Stoffels gaat in op de brief van de rekenkamercommissie. De drie decentralisaties vinden vooral gelijktijdig plaats vanwege de samenhang. Mensen komen vaak zowel met de Wmo, de Participatiewet als met de Jeugdwet in aanraking. Spreker mist die samenhang in de beleidsnotities. De heer Stoffels heeft verder nog een aantal vragen/opmerkingen over het beleidsplan: 1. Op p. 8 staat een aantal voorzieningen genoemd. Spreker mist daarbij het maatschappelijk werk. 2. Op p. 13 wordt gesproken over preventie. Spreker mist daarbij het versterken van de nulste en de eerste lijn en het inzetten op nieuwe initiatieven. 3. Op p. 15 wordt gesproken over voorliggende voorzieningen. Spreker mist hierbij het versterken van deze voorzieningen. 4. Op p. 16 wordt gesproken over de rol van de gemeente. Spreker mist daarbij de kwaliteitsbewaking van de ingekochte voorzieningen. 5. Op p. 19 staat de zelfredzaamheidmatrix. Spreker wil weten wat de rol van deze matrix is. Speelt deze matrix ook een rol bij het vaststellen van de indicatie? 6. Er is sprake van ‘een gezin, een plan, een regisseur’. Hierbij wordt uitgegaan van een probleem. Tegenwoordig wordt er ook steeds meer gekeken vanuit sociale netwerkstrategieën. Daarbij staat niet het probleem centraal, maar de sociale omgeving. De hulpverlener faciliteert daarbij. Spreker stelt voor om die werkwijze in het proces in te bedden. 7. Op p. 21 wordt gesproken over een beschikking. Spreker wil weten wie de beschikking afgeeft. 8. Op p. 32 is sprake van de rol van de huisarts. Spreker wil weten of de gemeente afspraken met hen heeft gemaakt over de nieuwe werkwijze en bijvoorbeeld de voorliggende voorzieningen. 9. Hoe worden pleeggezinnen ondersteund? De heer Heuts heeft de volgende vragen/opmerkingen over het beleidsplan: 1. Op p. 16 is sprake van een vertrouwenspersoon. Wie is deze functionaris? Is het een ambtenaar of een lid van een maatschappelijke organisatie of iemand anders? Welke status heeft deze functionaris? Is hij slechts adviseur of heeft hij ook een beslissingsbevoegdheid? 2. Op p. 19 wordt gesproken over vrije keuze van zorgaanbieder en de beperkingen die hierbij gelden. Wat zijn deze beperkingen? 3. Op p. 21 is sprake van de zelfredzaamheidmatrix. Het gaat over de elf domeinen. Is daarbij ook gedacht aan het ouderschapssupplement? 4. Op p. 25 wordt gesproken over jeugdhulp bij licht verstandige beperking. Hoe gaat de gemeente dit organiseren en geldt deze hulp niet ook voor alle soorten jeugdhulp? Spreker vraagt ook meer informatie over de bekostigingssystematiek. 5. Op p. 45 staat dat aanbieders er alles aan doen om de instroom in 2014 zo veel mogelijk te beperken. Wat wordt hiermee bedoeld? De heer Heuts vervolgt met vragen en opmerkingen over de verordening. 6. Op p. 2 wordt gesproken over eigen kracht. Daarvoor moet een normenkader opgebouwd worden. Hoe wordt dit aangepakt? 7. Op p. 3 wordt gesproken over financiële ondersteuning. Wordt hiermee het budget bedoeld dat aan centrumgemeente Maastricht betaald wordt? 8. Bij het besluit (p. 2) staan twee dezelfde artikelen: artikel 1.1 en 1.g. 9. Op p. 4 staat de rol van de jeugdarts, medisch specialist en huisarts. De gemeente heeft daarbij een procesmatige rol. Wie is daarbij de regisseur en hoe kan het college de ontwikkelingen monitoren en bijsturen? 7
10.Op p. 14 staat dat de hulpvrager na verwijzing van de arts de hulp zelf kan invullen. Leidt dit niet tot ongelijkheid, aangezien dit bij hulpverlening via de gemeente niet mogelijk is? 11. In artikel 11 op p. 5 is sprake van individuele hulpverlening via een pgb. Wat zijn hierbij de voorwaarden in vergelijking met de voorwaarden die gesteld worden aan professionele organisaties? 12.Op p. 6, artikel 16, is sprake van inspraak en medezeggenschap. Wordt inspraak geregeld via het maatschappelijk platform? Mevrouw Crombag heeft de volgende vragen en opmerkingen over het jeugdbeleidsplan: 1. Op p. 11 en 12 wordt gesproken over verschillende leeftijdsgrenzen van de jeugd (018 jaar en 0-19 jaar). 2. Op p. 16 wordt gesproken over de rol van de gemeente als opdrachtgever. Als afspraken niet worden nagekomen, worden organisaties daarop aangesproken. Is dat slechts een gentlementsagreement of zijn er ook maatregelen mogelijk? 3. Op p. 16 wordt ook gesproken over informatievoorziening. Hoe en wanneer gaat dat gebeuren? 4. Op p. 9 is sprake van de beperking aan de vrije keuze van cliënten. Dat klinkt tegenstrijdig. 5. Preventie en vroegsignalering worden genoemd als doelstelling, maar deze worden niet verder uitgewerkt. Spreekster ziet uit naar de aanpak ervan. 6. Wat is de status van het inkoopproces van zorg en is er al zekerheid over de continuïteit van zorg? 7. Wanneer komen de uitvoeringsregels (nadere regels) beschikbaar? 8. Hoe wordt de evaluatie van de verordening ingericht? Mevrouw Crombag vervolgt met vragen/opmerkingen over de verordening. 9. Het verslag van het keukentafelgesprek wordt ondertekend. Is daarop bezwaar en beroep mogelijk? 10.Wat is er op het gebied van bezwaar en beroep mogelijk als er geen gesprek is gehouden, maar als de zorg via de huisarts wordt gegenereerd? De heer Zinzen heeft de volgende vragen over de uitvoering van het beleidsplan: 1. Wanneer is het uitvoeringsplan gereed? 2. Waarom bedeelt de landelijke overheid de gemeenten in Zuid-Limburg minder dan andere gemeenten in Nederland? De heer Zinzen vervolgt met vragen over de verordening. 3. Op p. 3 staat dat de gemeente personele maatregelen moet nemen voor de uitvoering. Wordt er voor de uitvoering personeel geworven en om hoeveel fte gaat het dan? 4. In de toelichting op de verordening, p. 9, staan enkele mogelijkheden voor de toegang tot zorg. Hoe worden die toegangen gesynchroniseerd? 5. Waar komt het meldpunt van de gemeente voor de toegang tot zorg? De heer Op den Camp heeft de volgende vragen: • In het raadsvoorstel, in beslispunt 10, is sprake van een procescoördinator van de gemeente. Wat is zijn taak? • In bijlage 1, de verordening, staan op p. 3, artikel 5i, de gevolgen van een keuze voor een pgb. Wat kunnen die gevolgen zijn? • Op p. 4, artikel 10 lid 4, is sprake van een ouderbijdrage. Op internet is te lezen dat er alleen sprake is van een ouderlijke bijdrage bij jeugdhulp met verblijf. Spreker stelt voor de tekst daarop aan te passen. • Een pgb wordt geregeld via de SVB. Moet dat niet ook worden opgenomen in de verordening?
8
Wethouder Leunissen gaat per fractie in op de gestelde vragen. PvdA • De rekenkamercommissie spreekt vaak over samenhang. Dat gebeurt veelal vanachter de schrijftafel. Ook het college heeft vaak gesproken over de samenhang. Daarbij is de basis de visie op het sociale domein, zoals vastgesteld door de raad. Dat is ook het uitgangspunt van dit beleidsplan. Voor de Wmo en de Participatiewet zijn ook aparte beleidskaders gedefinieerd. De komende jaren wordt in de uitvoering gewerkt aan de integratie van de beleidsplannen. • Maatschappelijk werk is niet opgenomen in het beleidsplan, omdat niet altijd naar volledigheid gestreefd is. De wethouder beaamt dat maatschappelijk werk ook een voorliggende voorziening is. • Ook voor de gemeente is preventie heilig. De wethouder is continu op zoek om de samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk, verenigingen en dergelijke te verbeteren en te versterken. Zo is in Ubachsberg gewerkt aan een VVE. Aandacht voor preventie wordt niet expliciet genoemd, maar is een vanzelfsprekendheid. • Op p. 16 wordt gesproken over kwaliteitsbewaking. De opdrachtgever zal moeten bewaken of de afspraken ook worden nagekomen. • Er wordt in de verordening gesproken over extra capaciteit en personele maatregelen. De toegang tot zorg wordt geregeld via maatschappelijk werk in combinatie met Jeugdzorg. Meervoudige problematieken zullen door de sociale wijkteams worden opgepakt. Verder moet er gewerkt worden aan financiën en bijvoorbeeld juridische ondersteuning. Dat alles heeft personele consequenties. • De gemeente is al in een vroeg stadium gestart met contacten met huisartsen. Zij zijn straks een belangrijke spil binnen de jeugdzorg. Het is van belang om met hen goede afspraken te maken. Ook met de zorgaanbieders worden goede afspraken gemaakt. Het budget voor de jeugdzorg (80%) is eigenlijk 50% plus 30%, omdat de zorgaanbieders ook een belangrijke rol spelen in de transformatie. Spreker is dan ook niet bevreesd voor ondoordachte dingen. Mevrouw Van Ooijen vervolgt met de reactie op vragen en opmerkingen van de PvdA. • De zelfredzaamheidmatrix moet worden gezien als een hulpmiddel voor de beschrijving van de situatie van het gezin. Verschillende hulpverleners kijken vanuit hun gezichtshoek naar het gezin. Het is bedoeld als hulpmiddel om een goede inschatting te maken van de hulpvraag en de mate van de eigen kracht. • De werkwijze ‘een gezin, een plan, een regisseur’ sluit niet uit dat er ook gekeken wordt naar de sociale netwerken van de hulpvrager. Ook die netwerken maken deel uit van het plan. Daarbij is ook aandacht voor samenwerking tussen de verschillende hulpverleners. Daartegenover staat de eigenkrachtconferentie, die wel alleen uitgaat van de problematiek. • De huisartsen hebben afgelopen week aangegeven blij te zijn met hun rol bij de toegang. Zij beamen dat zij ook wel eens gechanteerd worden. Spreekster zegt toe daar aandacht aan te schenken. • De pleegzorg wordt op Zuid-Limburgs niveau georganiseerd. Spreekster beaamt dat het goed is om de pleegouders in de gemeente te ondersteunen. Mevrouw Van Ooijen gaat in op de vragen over de beschikking. De medewerker van Jeugdzorg treedt bij het vaststellen van de beschikking op namens de gemeente Voerendaal. Een beschikking in het kader van de Jeugdzorg wordt net zo behandeld als een Wmo-beschikking. Wethouder Leunissen vervolgt met een reactie op de vragen en opmerkingen van Democraten Voerendaal. • Opdrachten met zorgaanbieders worden zowel inhoudelijk als financieel gemonitord op basis van de gemaakte afspraken. 9
Daarnaast moeten zorgaanbieders voldoen aan landelijke criteria. • Op p. 21, zelfredzaamheidmatrix, moeten volgens de fractie vier domeinen worden toegevoegd. Spreker gaat er van uit dat dit in het verslag wordt opgenomen. • Op p. 45 wordt gesproken over de beperking van de instroom. De beperking van de instroom moet met de nieuwe werkwijze, met onder andere aandacht voor preventie en vroegsignalering, gerealiseerd worden. De pilot ‘Toegang’ is in 2013 gestart. Nu al blijkt dat er veel zaken op een vroeg moment afgehandeld kunnen worden. • Op p. 2 is sprake van een gemeenschappelijk normenkader. Dit kader wordt gehanteerd bij het keukentafelgesprek om zo de vraag te achterhalen en op zoek te gaan naar oplossingen in de omgeving van de cliënt. De wethouder spreekt liever van het verkrijgen van een gezamenlijk gevoel in plaats van het toepassen van een gemeenschappelijk normenkader. • Op p. 3 is sprake van extra capaciteit. Daarmee wordt gedoeld op de inzet van een medewerker van Bureau Jeugdzorg en extra benodigde ambtelijke en financiële ondersteuning. • Op p. 5, artikel 11, is sprake van een pgb. Sommige gemeenten sluiten daarbij de familiekring of het eigen sociale netwerk uit. Voerendaal kent echter voorbeelden waarbij het wel goed gaat. Daarom is besloten de regels voor een pgb in 2015 niet te veranderen, om zo te voorkomen dat mensen op korte termijn andere regelingen moeten treffen. In 2015 wordt met de raad gesproken over een eventuele aanpassing van de regels. • Bij artikel 16, inspraak en medezeggenschap, is lid 4 overbodig, omdat deze zaken geregeld zijn via het maatschappelijk platform. Mevrouw Van Ooijen vervolgt de beantwoording. • Een onafhankelijk vertrouwenspersoon wordt landelijk door de VNG aangesteld. Daar wordt in de beschikking melding van gemaakt. • Bij de beperkingen bij het kiezen van een zorgaanbieder staan de financiën en de kwaliteit van de zorg centraal. De keuze voor een pgb is, binnen de voorwaarden die daarbij gelden, altijd mogelijk. • De integrale aanpak bij gezinnen met een kind met een licht verstandelijke beperking is hier nog eens extra benoemd omdat het erg belangrijk is. Maar het is uiteraard ook op andere gebieden heel belangrijk. • Bij een verwijzing door een huisarts moet de intaker van de instelling eerst kijken of de instelling het antwoord kan geven op de zorgvraag. Nu gebeurt dat via zorgmatching. Die werkwijze wordt met veel succes toegepast. Het is echter altijd mogelijk dat mensen misbruik maken. • Bij jeugdhulp hebben ook cliëntenraden van de verschillende instellingen mogelijkheden tot inspraak. Zij vallen, naast het maatschappelijk platform, ook onder artikel 16. • De artikelen 1.1 en 1.g zijn gelijk. Dat wordt aangepast. Wethouder Leunissen vervolgt met de vragen en opmerkingen van het CDA. • De Parkstadmonitor (met een bepaalde leeftijdscategorie) is ook gebruikt bij de jongerenmonitor (met een andere leeftijdscategorie). Vandaar het verschil in de leeftijdscategorieën. • In december 2013 zijn de regionale transitiearrangementen vastgesteld. De zorgaanbieders hebben toen garanties gekregen voor 80% van hun omzet. De overeenkomsten zullen in november 2014 worden getekend. • Aan de uitvoeringsregels wordt eind dit jaar aandacht besteed.
10
Mevrouw van Ooijen zegt toe te onderzoeken of er bij het verslag van het keukentafelgesprek nog bezwaar en beroep mogelijk is. Er kan gemotiveerd van het verslag van het gesprek worden afgeweken als iemand al bekend is binnen de jeugdzorg. Men kan dan op basis van het bestaande gezinsplan een aanvraag indienen. Wethouder Leunissen vervolgt met een reactie op vragen en opmerkingen van Voerendaal Actief. • In 2015 worden alle gemeenten in Nederland gekort. Hantering van het objectieve verdeelmodel Wmo voor de jaren na 2015 leidt tot gemiddeld hogere kortingen voor gemeenten in Zuid-Limburg. Bij de jeugdzorg zal dat waarschijnlijk leiden tot dezelfde uitkomsten. De oorzaak daarvan is niet bekend. Mevrouw Voorjans legt uit dat er wel extra budget wordt toegekend aan gemeenten met bijvoorbeeld veel allochtone problematieken. Er wordt echter geen rekening gehouden met gemeenten met specifieke problematieken, zoals een grotere gezondheidsproblematiek, met als gevolg meer zorggebruik en bijvoorbeeld meer speciaal onderwijs. Wethouder Leunissen benadrukt dat de landelijke overheid het desbetreffende rekenmodel eerst niet wilde prijsgeven. Het is dus ook niet bekend of het model rekening houdt met het hogere zorggebruik en de inzet van meer speciaal onderwijs in ZuidLimburg. De staatssecretaris heeft nu toegezegd het model ter beschikking te stellen. Als blijkt dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de specifieke situatie in ZuidLimburg, moet er compensatie komen. Spreker is hier nogal sceptisch over. Hij vervolgt met zijn reacties en deelt mee dat de toegang tot zorg mogelijk is via verschillende kanalen, zoals maatschappelijk werk, huisarts en bijvoorbeeld het steunpunt van de gemeente. Mevrouw Van Ooijen zegt dat de uitvoeringsplannen eind 2014 gereed zijn. Wethouder Leunissen vervolgt met D66. • De toegang en de procescoördinatie zijn voor hem de belangrijkste aspecten bij de drie D’s. De procescoördinator van Voerendaal, Nuth en Landgraaf werkt nu fulltime voor de gemeente Voerendaal. Hij maakt op dit moment goede afspraken met de instanties. De uitvoering vindt plaats onder regie van een regisseur. Hij maakt deel uit van diverse teams, zoals het sociaal wijkteam en het zorgadviesteam. De functie is daarmee prima ingevuld. • De consequenties van de keuze van een pgb zijn beschreven. Veelal zijn de tarieven bijvoorbeeld lager. Daarover moeten mensen goed geïnformeerd worden. • Opname van artikel 10 in de beschikking geldt als wettelijke verplichting. Mevrouw Van Ooijen: • Het trekkingsrecht is een uitvoeringskwestie. Dat hoeft niet te worden opgenomen in de verordening. Wellicht kan dit worden opgenomen in de nadere regels. tweede termijn Mevrouw Huijsen- Leendertse over de zelfredzaamheidmatrix: wordt daarbij uitgegaan van de cliënt sec, zonder rekening te houden met zijn sociale omgeving? De heer Heuts gaat in op de rechtstreekse verwijzing door de huisarts naar de zorgaanbieders. Hoe kan de gemeente dan de regie voeren? Mevrouw Crombag wil weten op welke manier de gemeente organisaties kan aanspreken op de kwaliteit van de geleverde zorg. Zitten daar consequenties aan vast of gaat het om een gentlemensagreement? 11
De heer P. van Dinther wil weten hoe een cliënt bezwaar kan maken tegen de beschikking als hij via de huisarts, dus buiten de gemeente om, wordt doorverwezen. De heer A. Vliegen merkt op dat de cliënt voor toegang tot zorg informatie moet verschaffen. In artikel 4, lid 2 van de verordening staat dat cliënten of ouders om informatie wordt gevraagd als de gemeente geen toegang heeft tot die gegevens in verband met de Privacywet. Spreker vindt het onwenselijk dat een ambtenaar dat gaat beoordelen. Hier moet een triagist worden ingeschakeld. De heer Stoffels wil ook weten of in het kader van privacy zomaar gegevens kunnen worden uitgewisseld tussen de verschillende betrokken instanties bij de hulpverlening aan een gezin. Verder vraagt hij of huisartsen ook gebruik moeten maken van de verwijsindex. Hij stelt ook voor om pleegouders in de gemeente tegemoet te komen met maatwerk, bijvoorbeeld bij de aanschaf van een id-kaart voor een pleegkind. Hij stelt tot slot voor om de toegang tot zorg (laatste sheet) op te nemen in de beleidsnota. Wethouder Leunissen benadrukt dat er nog een privacyreglement wordt opgesteld. Bovendien hebben de huidige zorgaanbieders ervaring met het omgaan met privacygegevens. De procescoördinator zal ook de zorgprocessen monitoren. Als de dienstverlening van een zorgaanbieder ondermaats is of als afspraken onvoldoende worden nagekomen, komen er gesprekken met de zorgaanbieder, zowel lokaal als op het niveau van Parkstad Limburg of Zuid-Limburg. Als de huisarts doorverwijst, gelden nog steeds de afspraken van de zorgaanbieder met de gemeente. Daarbij speelt de procescoördinator een belangrijke rol. Mevrouw Van Ooijen deelt mee dat er altijd wordt gekeken naar een cliënt (of een gezin) binnen zijn sociaal netwerk. Daarbij wordt ook gekeken naar de consequenties van het eventueel wegvallen van dat netwerk (bijvoorbeeld door overbelasting). Mevrouw Huijsen- Leendertse kijkt liever sec naar de cliënt. Dan pas kan blijken dat iemand niets kan en daarbij hulp nodig heeft. Mevrouw Van Ooijen wil dat liever overlaten aan het oordeel van de professionals. Daar moet de gemeente niet op sturen. De heer L. Vliegen brengt in dat een expertiseteam van de GGD met dit soort vraagstukken bezig is en met een eenduidig beleid in Zuid-Limburg. Mevrouw Van Ooijen vervolgt met haar reacties. • Als een huisarts iemand niet wil doorverwijzen, is er nog geen sprake van een aanvraag of een beschikking en is er dus ook geen bezwaar of beroep mogelijk. Zij benadrukt dat het altijd mogelijk is om via de gemeente toegang tot zorg te krijgen. De heer P. van Dinther merkt op dat de huisarts acteert vanuit het wettelijk kader. Daarom moet ook de huisarts de cliënt attenderen op de mogelijkheid van bezwaar. Mevrouw Van Ooijen stelt dat dit onder de beroepsethiek van de huisarts valt en dus buiten de kaders van deze verordening. De heer P. van Dinther constateert hier een schimmig gebied. Hij stelt voor om dit op te nemen met de KZC. Cliënten moeten de mogelijkheid hebben om bezwaar te maken. De voorzitter stelt voor om de opmerkingen van de PvdA over maatwerk inzake de tegemoetkoming van de provincie en over het opnemen van de laatste sheet in de notitie, voor kennisgeving aan te nemen.
12
Mevrouw Van Ooijen vervolgt. • De huisarts wordt aangesloten op de verwijsindex. Het is echter geen verplichting. De huisartsen stellen hun eigen meldingscriteria vast. De heer A. Vliegen vindt het een onwenselijke ontwikkeling dat men op die manier omgaat met de privacy van cliënten. Wethouder Leunissen zegt toe het aspect ‘privacy’ nog vóór de a.s. raadsvergadering goed onder de loep te nemen en de bevindingen met de raad te communiceren. 3.3a 3.3b
Beleidsplan Wmo Verordening Wmo
eerste termijn Mevrouw Giesen heeft enkele vragen/opmerkingen: 1. In de stukken wordt verwezen naar de visienota ‘De kracht van de gemeenschap’. Spreekster verzoekt de wethouder de nota aan de raad ter beschikking te stellen. 2. Op p. 3 van het raadsvoorstel is sprake van een HH-toelage. Wat houdt dat in? Spreekster vraagt de wethouder in het algemeen om gebruikte termen toe te lichten. 3. Op p. 4 wordt gesproken over een resterende bezuiniging op het budget voor huishoudelijke hulp. Wanneer wordt dat in de raad besproken? 4. In het addendum op p. 4 staat dat de AWBZ-termen begeleiding en verzorging in 2015 komen te vervallen. Die termen worden echter nog steeds gebruikt. Wat is de eventueel nieuwe betekenis van deze termen? 5. Op p. 19 in de bijlage wordt bij punt 6 verwezen naar levensbeschouwelijke keuze van de aanbieders in hoofdstuk 5 van het addendum. Dat is in dat hoofdstuk echter niet opgenomen. 6. Op p. 6 van de beleidsnota is sprake van het om de vier jaar vaststellen van een Wmo-beleidsplan. Is dat geen beletsel voor het vijfde jaar, zoals blijkt uit artikel 3 van de huidige Wmo? 7. Wordt met de verordening op p. 12, artikel 25 lid 3, de nieuwe of de oude verordening bedoeld? Mevrouw Crombag heeft de volgende vragen en opmerkingen. Het raadsvoorstel. 1. Op p. 2 staat een schrijffout. ‘Kort vervoer’ moet ‘kort verblijf’ zijn. 2. Wat gaat de gemeente doen met de compensatie tegemoetkoming kosten nu de WTCG en de CER worden afgeschaft? 3. Op p. 4 staat dat op 1 oktober 2014 het aanbestedingsdocument gepubliceerd wordt en dat cliënten geïnformeerd worden. Is dat gebeurd? 4. Op dezelfde pagina staat dat HBH-cliënten geïnformeerd worden. Is dat al gebeurd? 5. Op p. 5 staat het advies van het maatschappelijk platform. Wat gebeurt er met de adviezen van het platform als ze afwijken? Het beleidsplan. 6. Uit de tekst op p. 8, het addendum van het beleidsplan, blijkt dat het sociale wijkteam een adviserende rol heeft, terwijl het team ook de toegang afwerkt. Graag nadere informatie van de wethouder. De heer Zinzen heeft de volgende vragen: 1. Spreker ziet uit naar het dekkingsvoorstel voor de resterende bezuiniging op de huishoudelijke hulp. 2. P. 16: De gemeente verstrekt slechts in 8% van de gevallen bij huishoudelijke hulp een pgb. In Voerendaal gaat het om 105 cliënten, waarvan 39 cliënten een pgb. Hoe moeten die cijfers geïnterpreteerd worden?
13
De heer Stoffels heeft de volgende vragen over het addendum: 1. Op p. 8 wordt gesproken over het sociaal wijkteam. Hoe is de privacy geregeld bij besprekingen van dat team? 2. P. 12: Gaat de cliëntondersteuning (via MEE) via een subsidiebeschikking of via een dienstverleningsovereenkomst? Hoe wordt verder omgegaan met wachtlijsten in dezen, zeker gezien de verplichtingen van de gemeente op dat gebied? 3. Is er inzicht in het aantal mantelzorgers in de gemeente en welke ondersteuning krijgen deze mensen? 4. Vrijwilligersdag: Ook mantelzorgers worden daarbij uitgenodigd. Spreker vraagt aandacht voor respijtzorg. 5. Hoeveel mensen in Voerendaal maken gebruik van inloop-GGZ? In hoeverre heeft de gemeente hier grip op? 6. Op p. 15 wordt gesproken over het regionaal organiseren van beschermd wonen en opvang. Zijn daar afspraken over gemaakt met de centrumgemeente? De verordening. 7. Op p. 7, artikel 10, staat dat beperkingen kunnen worden weggenomen met behulp van mantelzorg of het sociaal netwerk. Je kunt mantelzorg echter niet als een verplichting opleggen. Daar zijn in de Tweede Kamer al vragen over gesteld. Wethouder Leunissen gaat in op de vragen en opmerkingen van de fracties. Democraten Voerendaal • De wethouder stelt voor om de gevraagde visie aan het verslag toe te voegen. • De staatssecretaris heeft geld (200 miljoen euro) beschikbaar gesteld om de pijn op het gebied van huishoudelijke hulp te verzachten en om het personeel wat minder snel af te bouwen. De toelage houdt het volgende in. Wassen en strijken kost 23 euro. Daarvan betaalt het Rijk 10 euro, de gemeente 8 euro en de cliënt 5 euro. Dat levert de genoemde besparing op van € 135.000. Voerendaal actief • De gemeente heeft goed gekeken naar het nieuwe protocol bij huishoudelijke hulp. De wethouder denkt aan maatregelen waarbij de cliënt bijvoorbeeld het eerste uur zelf voor zijn rekening neemt. Er wordt nu onderzocht of dat botst met het gezinsplan of andere wetten. Verder wordt bekeken of cliënten in drie categorieën kunnen worden ingedeeld, zodat naar mate van zwaarte van de zorgvraag een bepaalde hoeveelheid zorg als basisvoorziening verleend wordt. De wethouder zal voorstellen op dat gebied met de raad bespreken. Mevrouw Voorjans deelt mee dat de taken op het gebied van begeleiding (Wmo) worden overgenomen door de gemeente. De termen zijn in verband met de aanbesteding deels aangepast. Begeleiding komt nu terug in een andere constructie. De levensbeschouwelijke keuzes zijn opgenomen op p. 14. In de oude Wmo moest iedere vier jaar een beleidsplan vastgesteld worden. Nu moet dat periodiek gebeuren. Wethouder Leunissen vervolgt met de vragen. CDA • De middelen van WTCG en CER worden overgeheveld naar de gemeente. Het is echter nog niet bekend om welke budgetten het gaat en om welke personen het gaat. Het beleid op dat gebied moet nog worden ontwikkeld. PvdA • Cliëntondersteuning wordt ondergebracht bij de gemeente. Voerendaal gaat in 2015 vooralsnog in zee met MEE. Voor de vacatures voor consulenten waren 624 aanmeldingen. Voor twee vacatures bleven er drie goede mensen over. De derde persoon wordt nu ingezet voor cliëntondersteuning. De extra capaciteit kan eventueel worden ingezet voor de opvang van eventuele wachtlijsten bij MEE. 14
• •
Het geld voor mantelzorgondersteuning kan beter gebruikt worden voor de versterking van het sociaal wijkteam of voor directe maatregelen als respijtzorg. Dat wordt in 2015 verder besproken. De gemeente Heerlen wordt verantwoordelijk voor beschermd wonen. Uitvoering en registratie blijven bij de gemeente Voerendaal.
Mevrouw Voorjans gaat in op enkele vragen en opmerkingen: • In 2015 krijgt het wijkteam een rol bij de indicering. De Wmo-medewerker zal de hoogte van de indicatie vaststellen, rekening houdend met het (zwaarwegende) advies van het wijkteam. • Van de 105 AWBZ-cliënten (begeleiding) hebben 39 cliënten een pgb. De genoemde 8% betreft mensen met een pgb met de functie HBH binnen de Wmo. • De privacy in het sociaal wijkteam is gewaarborgd door vooraf toestemming aan de cliënt te vragen. Daartoe wordt in 2015 een reglement opgesteld. • Voerendaal kent op dit moment geen cliënten voor de inloop-GGZ en heeft er dus ook geen ervaring mee. Er wordt gekeken naar een koppeling met de huisarts en de wijksteunpunten voor opvang van deze mensen. • Volgens artikel 10b kan mantelzorg niet als een verplichting worden opgelegd. • HBH-cliënten met een pgb zijn geïnformeerd over de veranderingen, o.a. betreffende het trekkingsrecht. Zij kunnen eventueel overstappen naar zorg in natura. • Het maatschappelijk platform is pas op 1 oktober 2014 opgericht en kan nog niet reageren op details. Het platform zal een algemene reactie geven en later gedetailleerde adviezen over nieuwe stukken. Als er meningsverschillen zijn over adviezen, zullen die worden besproken. tweede termijn De heer Stoffels vindt dat de gemeente cliëntondersteuning onafhankelijk moet organiseren. Het is dus wellicht niet mogelijk om de ondersteuning zelf te organiseren. De heer P. van Dinther doet in het kader van de bezuinigingen op huishoudelijke hulp de suggestie om Kompas-cliënten en WOZL-werknemers in te schakelen. Ook werknemers van bijvoorbeeld Vebego kunnen in dat traject worden ingezet en nieuwe werknemers in verzorgingstehuizen kunnen ook buiten het gebouw werkervaring opdoen. Dergelijke zaken kun je ook opnemen in het gemeentelijk werkbedrijf in de sfeer van werkervaring of proefplaatsing. Daarmee sla je meerdere vliegen in een klap. Mevrouw Giesen vraagt naar het beleid ten aanzien van levensbeschouwelijke aanbieders. Verder wil zij weten of aanvragen op basis van de nieuwe of de oude Wmo worden beoordeeld. De heer Zinzen constateert dat de overheid fors bezuinigt. De cliënten huishoudelijke hulp krijgen te maken met een bezuiniging van 33%. Spreker steunt daarom de opties van de heer P. Van Dinther. Wethouder Leunissen beaamt dat cliëntondersteuning onafhankelijk moet zijn. Hij zegt toe daar op een pragmatische manier aandacht aan te besteden. De opmerkingen van de heer Van Dinther over onder meer het inzetten van bijstandsgerechtigden zullen worden meegenomen tijdens de bespreking van het werkbedrijf in de raadsvergadering van december 2014. De wethouder is geen voorstander van de inzet van vouchers. Mevrouw Voorjans benadrukt dat cliënten via een pgb altijd vrij zijn in de keuze van een zorgaanbieder. Aanvragen die voor 1 januari 2015 worden ingediend, worden behandeld conform de huidige Wmo-verordening. 15
3.4 Aanbesteding accountant eerste termijn De heer Blank deelt mee dat hij niet geïnformeerd is over de behandeling van dit onderwerp. De heer Smeets heeft de volgende vragen/opmerkingen: • Hoe heeft de selectie van de desbetreffende kantoren plaatsgevonden? • Op p. 3 is sprake van vijf resterende processen. Wordt de nieuwe aanpak ICT door de nieuwe accountant bepaald? • Wat heb je aan informatie over uurtarieven als je niet weet welke en hoeveel mensen ingezet worden? • Op p. 4 is sprake van meerwerk. Dat is overbodig als het PvE goed is. • Hoe kun je scores van de beoordelingsmatrix objectief meten? De voorzitter beaamt dat op de website agendapunt 3.4 niet is opgenomen. Spreker stelt voor dat de heer Blank zijn vragen en opmerkingen schriftelijk aanlevert. Wethouder Leunissen gaat in op de vragen en opmerkingen. • Hij vindt de keuze voor de vier accountants, naast de huidige accountant, een logische keuze. Zij werken ook voor andere gemeenten. Van Baker, Tilly, Berk is dit onbekend. • In overleg met een eventueel nieuwe accountant kan besloten worden tot een andere roulatie van processen. • De uurtarieven zijn opgevraagd voor de verschillende functies. Dat geeft een goed inzicht in de kosten. • Van meerwerk is in de afgelopen periode nauwelijks sprake geweest, want de gemeente Voerendaal heeft haar zaakjes op het gebied van de jaarrekening op orde. • Bij een beoordeling van de matrix is altijd sprake van subjectiviteit. 4.
Informatief;
4.1 Terugkoppeling lopende projecten door portefeuillehouders Geen. 4.3
Terugkoppeling door leden AB/DB van de WGR’s, Kompas, GGD, Werkvoorzieningschap, Parkstad Limburg Wethouder Leunissen gaat in op de bestuursrapportage van Kompas van het eerste halfjaar. Daarin staan o.a. de begroting en de werkelijk uitgaven. Het ontbreekt echter aan een prognose, omdat er vooraf te veel onzekerheden zijn. In de achtmaandsrapportage is wel een prognose voor de rest van het jaar opgenomen. Voerendaal kent een bestandsontwikkeling van juli 2013 tot juni 2014 van 152 naar 143. De uitkeringen (inkomensdeel) waren in eerste instantie beraamd op 2,565 miljoen euro. Op basis van de achtmaandsrapportage blijkt dat de gemeente uitkomt op 2,1 miljoen euro, o.a. als gevolg van een lichte daling van het aantal uitkeringsgerechtigden. Daardoor komt Kompas fors onder het begrote bedrag uit. De rijksbijdrage daalt minder dan de 400.000 euro. Daardoor komt de gemeente voor het inkomensdeel hoogst waarschijnlijk uit op een plus van 100.000 tot 200.000 euro. De heer Zinzen stelt in dat geval voor om in de commissievergadering van november de achtmaandsrapportage te behandelen. Dan is ook het definitieve macrobudget voor 2014 bekend.
16
Wethouder Leunissen zegt toe de achtmaandsrapportage, inclusief een toelichting, naar de commissie te zenden. De voorzitter zegt toe dat ook de reservecommissieleden daarover worden geïnformeerd. 5. Sluiting De voorzitter dankt ieder voor zijn inbreng en sluit de vergadering om 23.40 uur.
17
Vragen en toezeggingen commissie Samenleving d.d. 16 oktober 2014 Nummer 2014-1016/1
2014-1016/2
2014-1016/3
2014-1016//4
2014-1016/5
Vraag/toezegging Gesteld door Agendapunt 3.2a; Beleidsplan Dhr. R. Stoffels Jeugd; Op pagina 8 van het beleidsplan wordt bij de opsomming bij 1.3 Het maatschappelijk werk gemist. Agendapunt 3.2a; Beleidsplan Dhr. R. Stoffels Jeugd; Op pagina 13 van het beleidsplan bij 'Concluderend' wordt het inzetten op nieuwe initiatieven gemist. Agendapunt 3.2a; Beleidsplan Dhr. J. Heuts Jeugd; Pg. 21, Is er gedacht aan het beschikbaar ouderschapssuplement dat het ZRM geeft waarin 4 extra domeinen in het kader van de opvoeding worden gehanteerd?
portefeuillehouder Wethouder Leunissen
Antwoord De opsomming is niet limitatief, maar maatschappelijk werk is uiteraard een essentiële partner en zal toegevoegd worden
Wethouder Leunissen
Ondanks dat het niet in het stuk specifiek benoemd staat is dit een vanzelfsprekendheid
Wethouder Leunissen
Toezegging dat dit aan het verslag toegevoegd zal worden.
Het ouderschapsupplement is een waardevolle toevoeging voor het in kaart brengen van het ouderschap in gezinnen, daar waar we bijvoorbeeld te maken hebben met opvoedingsaspecten. Daar waar dit van toepassing is, kan het ouderschapsupplement worden ingezet. De gemeente zorgt dat het supplement beschikbaar is. Het inzetten laten we over aan de professionele inschatting van de betrokken hulpverleners. Wethouder Het klopt dat de tekst dubbel in de verordening Leunissen/Mevr. M. van staat. Toezegging dat dit zal worden Ooijen aangepast.
Agendapunt 3.2b; Verordening Dhr. J. Heuts Jeugdhulp Voerendaal 2014; In de verordening op pagina 2 staat dezelfde tekst bij artikel 1e en 1g. Wordt dit nog aangepast? Agendapunt 3.2b; Verordening Mevr. P. Crombag Wethouder Leunissen/M. Van Ooijen Jeugdhulp Voerendaal 2014 ; Wat gebeurt als als de consulent en de burger in een gesprek over de hulpvraag men het niet eens is met elkaar. Bestaat er dan nog een mogelijkheid voor de burger tot
Toezegging dat dit nader uitgezocht zal worden. Het gespreksverslag/ondersteuningsplan is nog geen beschikking en hier staat geen bezwaar en beroep tegen open. Wel is het zo dat indien ouders en/of de jeugdigen het niet eens zijn met het gespreksverslag en wel een aanvraag
Afgehandeld
bezwaar en beroep?
2014-1016/6
Agendapunt 3.2b; Verordening Dhr. A. Vliegen Jeugdhulp Voerendaal 2014; Verzoek om artikel 4, lid 2 i.h.k.v. de privacy uit de verordening geschrapt wordt.
Wethouder Leunissen
voor een individuele voorziening willen indienen, dit toch kan. Zij gebruiken dan dus niet het getekende gespreksverslag als aanvraag, maar dienen zelf een aanvraag voor een individuele voorziening in bij het college (artikel 8, lid 1) Het tekenen van het gespreksverslag is van toepassing bij het inzetten als ondersteuningsplan. Hier staan wederzijdse afspraken in opgenomen. Hierbij is het passend dat een ondersteuningsplan ook daadwerkelijk ondertekend wordt. Indien er nog geen overeenstemming is en dus nog niet ondertekend kan worden, vraagt dit nog verder overleg, al dan niet met een onafhankelijke hulpverlener. Het gaat er uiteindelijk om dat iedereen zich in het ondersteuningsplan kan vinden en dus effectief aan de slag kan. Toezegging dat het aspect 'privacy' voor de raadsvergadering van 13 november 2014 onder de loep genomen wordt. Er zal nog duidelijk naar de raad gecommuniceerd worden of dit artikel gehandhaafd of aangepast wordt. Aan dit overzicht van vragen en toezeggingen wordt een actuele privacy informatie folder toegevoegd. In de folder m.n. bijlage 1 van de folder is in kaart gebracht welke vormen van informatie-uitwisseling mogelijk zijn en op basis van welke wetgeving. Op basis hiervan zal het college het artikel niet aanpassen, aangezien een daarvoor aangestelde deskundige van de gemeente deze gegevens mag opvragen met het doel
2014-1016/7
2014-1016/8
2014-1016/9
2014-1016/10
2014-1016/11
Agendapunt 3.3a; Beleidsplan Wmo; Mevr. C. Giesen Wethouder Leunissen Verzoek om de visienota 'De kracht van de gemeenschap' alsnog ter kennisname te verkrijgen. Agendapunt 3.3a; Beleidsplan Wmo; Mevr. P. Crombag Wethouder Leunissen In het raadsvoorstel op pagina 2 staat een typefout. Bij de tweede bullet staat 'kort vervoer', dit dient gewijzigd te worden in 'kort verblijf'. Agendapunt 3.3b; Verordening Mevr. C. Giesen Mevr. K. Voorjans Wmo; Pg. 25, artikel 25 lid 3: wat wordt bedoeld met “deze verordening”?
Agendapunt 3.3b; Verordening Dhr. R. Stoffels Wmo; Pg. 7, artikel 10b; Verzoek om het woord 'mantelzorg' te schrappen omdat dit niet door de gemeente verplicht opgelegd kan worden. Agendapunt 5.1; Dhr. J. Zinzen Bestuursrapportage Kompas 1ste halfjaar 2014; Verzoek om de 8 maanden rapportage van Kompas aan de raad en (reserve) commissieleden toe te laten komen.
Wethouder Leunissen/ Mevr. K. Voorjans
Wethouder Leunissen
adequate toeleiding naar hulp. Toezegging dat het gevraagde document als bijlage bij het “Addendum Wmo 2015&2016” gevoegd zal worden. Toezegging dat de tekst aangepast wordt.
Tijdens de commissie-vergadering is aangegeven dat met “deze verordening” verwezen wordt naar de verordening voorzieningen Wmo Voerendaal 2011. Echter, dit moet zijn: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2015. Toezegging dat er geen indicatie verstrekt wordt waarin dit aspect verplichtend opgelegd wordt.
Toezegging dat een raadsinformatiebrief inclusief de 8 maanden rapportage van Kompas aan de raads- en (reserve) commissieleden Samenleving toegestuurd zal worden.
Stelselwijziging Jeugd
Privacy informatie folder
Privacy informatie folder | 1
2 | Privacy informatie folder
Inhoud 1. Inleiding
4
2. Algemene uitgangspunten gegevensbescherming 1. Informatieplicht 2. Rechtvaardigingsgronden 3. Toestemming 4. Verwerking verenigbaar met doeleinden 5. Geheimhoudingsplicht 6. Bewaartermijnen 7. Rechten van de betrokkene
5 5 5 5 5 6 6 6
a. inzagerecht/afschrift b. herziening/vernietigen 8. Dataminimalisatie
6 6 7
3. Taken gemeenten
8
Ad. 1. De toegangstaak Ad.2 Individuele beslissing Ad. 3. De jeugdhulpplicht – het feitelijk verlenen van jeugdhulp Ad 4. Verzoek aan de raad voor de kinderbescherming Ad 5/6. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Ad 7. Financiering
8 8 8 9 9 9
Bijlage I
10
Verwerking van persoonsgegevens door gemeenten: Verstrekking van gegevens door en aan gemeenten
10 12
Bijlage II
16
Relevante wetsartikelen 16 Jeugdwet 16 Wet bescherming persoonsgegevens 18 Boek 1 Burgerlijk Wetboek 21 Boek 7 Burgerlijk Wetboek 21 Algemene wet bestuursrecht 21
Privacy informatie folder | 3
1. Inleiding1 Deze folder maakt de gegevensverwerking in het kader van de Jeugdwet inzichtelijk voor met name medewerkers van de gemeente. In het kader van de Jeugdwet zullen gemeenten ook persoonsgegevens gaan verwerken, waarbij de gemeente uiteraard de privacyregels in acht moet nemen. In deze folder worden eerst de algemene uitgangspunten voor de verwerking van persoonsgegevens besproken. Vervolgens komen taken van de gemeente en van andere actoren voorzover deze van belang zijn voor gegevensverwerking door de gemeenten, aan de orde. In de bijlage I bij deze folder worden de gemeentelijke taken en de mogelijke verwerkingen van persoonsgegevens weergegeven in een schema. En in bijlage II van deze folder zijn de genoemde wetsbepalingen opgenomen.
1 Deze folder bevat de hoofdlijnen op het gebied van bescherming van persoonsgegevens zoals dat is geregeld in de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens.
4 | Privacy informatie folder
2. Algemene uitgangspunten gegevensbescherming De algemene waarborgen ten aanzien van gegevensverwerking vloeien voort uit de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Samengevat komen deze waarborgen op het volgende neer:
1. Informatieplicht De gemeente heeft op grond van artikel 33 en artikel 34 Wbp een informatieplicht. Zij moet op eigen initiatief de betrokkenen in ieder geval op de hoogte stellen van het bestaan en het doel van de gegevensverwerking door middel van brochures en folders.
2. Rechtvaardigingsgronden Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien er een rechtvaardigingsgrond aanwezig is (artikel 8 Wbp). In het geval dat de gemeente persoonsgegevens verwerkt ter uitvoering van de Jeugdwet moet de verwerking noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak die gemeenten op grond van de Jeugdwet hebben (artikel 8, onderdeel e, Wbp). De taken die de gemeente heeft op basis van de Jeugdwet (zie onder punt III van deze folder) vormen daarbij de basis voor de gemeenten om persoonsgegevens over jeugdigen en hun ouders te mogen verwerken. De noodzaak vertaalt zich ook in het uitgangspunt dat er zoveel informatie moet worden verwerkt als nodig is en zo weinig als mogelijk. Naast noodzaak is ook proportionaliteit van de gegevensverwerking van belang: hoe verhouden het doel (in het bijzonder de hulpvraag) en de daarvoor noodzakelijke gegevensverwerking zich tot de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene? De gegevensverwerking moet ook voldoen aan de eis van subsidiariteit: is het doel ook te bereiken met een minder ingrijpende werkwijze?
3. Toestemming Er komt binnenkort een aparte factsheet over ‘toestemming’ uit waarin ingegaan wordt op hoe een gemeente moet omgaan met het vragen van toestemming aan betrokkene voor het verwerken van persoonsgegevens. In het geval van de Jeugdwet mag de gemeente, of meer preciezer, het college of een door het college daartoe gemandateerde persoon persoonsgegevens verwerken omdat dit noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak (artikel 8, onderdeel e, van de Wbp). De publiekrechtelijke taak is gelegen in de Jeugdwet op basis waarvan het college moet beoordelen of een jeugdige jeugdhulp nodig heeft en vervolgens de noodzakelijke voorziening moet treffen. Deze beoordeling kan leiden tot persoonsgegevensverwerking.
4. Verwerking verenigbaar met doeleinden Voor de informatie-uitwisseling, afstemming en samenwerking tussen personen die vanuit hun beroepsmatige achtergrond hulp aan jeugdigen verlenen bieden in algemene zin de artikelen 8, 9 en 21 van de Wbp de basis en rechtvaardiging voor de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens. De gemeente mag persoonsgegevens verwerken in het kader van haar publiekrechtelijke taak (artikel 8, onderdeel e, Wbp). De gegevens mogen uitsluitend worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verzameld of een daarmee verenigbaar doel (artikel 9, Wbp). Gezien de verschillende taken, moet ervoor worden gezorgd dat gegevens die in het kader van een bepaalde taak worden verzameld niet zonder meer worden gebruikt voor de uitoefening van een andere taak («doelbinding»). Daarbij is immers een ander doel in het geding. De gemeente mag persoonsgegevens dus niet verder verwerken op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen (artikel 9 Wbp).
Privacy informatie folder | 5
Artikel 21 Wbp bevat de uitzondering op het verbod in artikel 16 Wbp om persoonsgegevens in verband met de gezondheid te verwerken. Het verbod is onder meer niet van toepassing voor de verwerking van gegevens door hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, voor zover dat met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene, dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is. Het verbod ex artikel 16 geldt onder andere ook niet indien de verwerking van persoonsgegevens geschiedt met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene of indien de gegevens door de betrokkene duidelijk openbaar zijn gemaakt.
5. Geheimhoudingsplicht De Wbp (artikel 9, vierde lid) bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens achterwege blijft voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dit voorschrijft. Voor de medewerkers van een gemeente geldt een ambtelijke geheimhoudingsplicht op basis van artikel 2.5 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De deskundige van de gemeentelijk georganiseerde toegang kan wel gegevens verstrekken als dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn publiekrechtelijke taak. Hierbij kan gedacht worden aan een consultatie van een deskundige, bijvoorbeeld een psychiater of een deskundige op het gebied van taalproblemen. De gegevens uit dit dossier mogen door de gemeente ook gebruikt worden voor de uitvoering van de jeugdhulpplicht. Voor artsen betrokken bij de jeugdhulpverlening geldt de geheimhoudingsplicht uit artikel 7:457 BW. Verder geldt voor BIG-geregistreerde professionals artikel 88 van de Wet BIG. Op grond van dit artikel is eenieder die zorg verleent op het gebied van de individuele gezondheidszorg verplicht tot geheimhouding van datgene wat hem in de uitvoering van het beroep is toevertrouwd. Artikel 7.3.11, tweede lid, Jeugdwet bevat een uitzondering op deze geheimhoudingsplicht: de hulpverlener heeft geen toestemming nodig van de betrokkene als hij inlichtingen verstrekt aan personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de verlening van de jeugdhulp en degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden. Voor wat de specifieke geheimhoudingsverplichting betreft kan de gemeente niet aangemerkt worden als rechtstreeks betrokken bij de hulpverlening tenzij het college zelf de jeugdhulp verstrekt. 6 | Privacy informatie folder
De Jeugdwet geeft ook in die zin geen verruiming van de mogelijkheden voor inzage in het dossier of het delen van persoonsgegevens.
6. Bewaartermijnen De persoonsgegevens mogen niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is (artikel 10 Wbp). Deze algemene norm is voor wat betreft de jeugdhulpverlener ingevuld in artikel 7.3.8, derde lid, van de Jeugdwet. Dit artikel bepaalt dat zij het dossier gedurende vijftien jaar bewaren of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed jeugdhulpverlener voortvloeit. Indien de gemeente geheel of gedeeltelijk zelf de jeugdhulp verleent en dus als jeugdhulpaanbieder optreedt, heeft de gemeente eveneens de plicht een bewaartermijn van 15 jaar aan te houden
7. Rechten van de betrokkene a. inzagerecht/afschrift Het recht op inzage vloeit voort uit de Wbp (art. 35). De betrokkene heeft het recht zich tot het college te wenden met het verzoek hem mede te delen of persoonsgegevens over hem worden verwerkt. Het college moet de betrokkene vervolgens schriftelijk binnen vier weken mededelen of dit zo is. Als gegevens inderdaad worden verwerkt, bevat die mededeling ook een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. Voordat die mededeling gedaan wordt, checkt het college nog of een derde daartegen bezwaar zou kunnen hebben en stelt het college die derde in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de mededeling gegevens bevat die hem betreffen, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. Indien betrokkene daarom verzoekt geeft het college ook informatie over de logica die ten grondslag ligt aan de geautomatiseerde verwerking van de gegevens over hem. De Jeugdwet bevat een zelfde soort bepaling (artikel 7.3.10) op basis waarvan op verzoek ook (deels) kopie van het dossier moet worden verstrekt. Voor het doen van een mededeling of het maken van een kopie kan overigens wel een vergoeding worden gevraagd.
b. herziening/vernietigen Degenen over wie persoonsgegevens zijn verwerkt, kan verzoeken om herziening (verbeteren, aanvullen, verwijderen)
van de persoonsgegevens (artikel 36, eerste lid, Wbp). Het college zal op zo’n verzoek moeten reageren. Op basis van de Jeugdwet kan betrokkene een verzoek doen om, indien de gemeente als jeugdhulpaanbieder optreedt, het dossier (deels) te vernietigen (artikel 7.3.9). De verplichting tot vernietiging geldt niet indien de bewaring van belang is voor een ander dan betrokkene of indien de wet zich tegen vernietiging verzet.
8. Dataminimalisatie Artikel 11 Wbp regelt dat persoonsgegevens slechts worden verwerkt voor zover zij, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt toereikend zijn, niet bovenmatig en ter zake dienend. De gemeente moet dus alleen die persoonsgegevens verwerken die noodzakelijk zijn voor het te bereiken doel.
Privacy informatie folder | 7
3. Taken gemeenten In de Jeugdwet zijn voor de gemeenten de volgende taken opgenomen die kunnen leiden tot het verwerken van persoonsgegevens2: 1. De toeleidingstaak3 (artikel 2.3, eerste lid); 2. De jeugdhulpplicht (artikel 2.3, eerste lid); 3. Het doen van een verzoek aan de raad voor de kinderbescherming (artikel 2.4, eerste lid, en artikel 3.1); 4. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering (artikel 2.4, tweede lid); 5. De financiering van de jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering (artikel 2.3 en artikel 2.4).
artikel 12, tweede lid, en artikel 21, tweede lid, van de Wbp. Er mogen geen gegevens uit het door hem aangelegde “bestand” verstrekt worden aan anderen. Wel kan de deskundige gegevens verstrekken uit het “bestand” als dat nodig is voor de uitvoering van zijn publiekrechtelijke taak op basis van artikel 8e Wbp. Hierbij kan gedacht worden aan een consultatie van een deskundige, bijvoorbeeld een psychiater of een deskundige op het gebied van taalproblemen. De gegevens uit dit dossier mogen door de gemeente ook gebruikt worden voor de uitvoering van haar jeugdhulpplicht. Medewerkers van de gemeente die zich bezighouden met taken die zien op andere doelen (bijv. de inkoop van jeugdhulp of de betaling van facturen) hebben geen toegang tot dit “bestand”.
Ad. 1. De toegangstaak
Ad.2 Individuele beslissing
De toeleiding naar jeugdhulp4 kan op verschillende manieren plaatsvinden. In het vrijwillige kader kunnen de jeugdige of diens ouders bij de door de gemeente georganiseerde toegang (bijvoorbeeld een CJG, een wijkteam, of een gemeenteloket) aankloppen en via die weg terechtkomen bij de jeugdhulpaanbieder.5 Er zal door de deskundige bij de gemeentelijk georganiseerde toegang een “bestand” worden aangelegd. De deskundige van de gemeente heeft de bevoegdheid om voor de toeleiding gegevens te verwerken op basis van artikel 7.4.1, tweede lid, Jeugdwet. Op deze persoon rust de geheimhoudingsplicht ingevolge artikel 2:5, Awb,
De gemeente is (ingevolge artikel 2.3, eerste lid, Jeugdwet) de aangewezen partij om de voorziening op het gebied van jeugdhulp te treffen indien de jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Het voorgestelde artikel 7.4.1, tweede lid, biedt de grondslag voor de gemeente om die gegevens te verwerken, die hiervoor noodzakelijk zijn. Op grond van artikel 2.11, eerste lid, Jeugdwet mag het college de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, niet door derden laten verrichten.
2 De verwijsindex (VIR) zoals opgenomen in par. 7.1 van de Jeugdwet,
Ad. 3. De jeugdhulpplicht – het feitelijk verlenen van jeugdhulp
blijft hier buiten beschouwing gezien zijn zeer specifieke karakter. Op basis van artikel 7.1.3.1, van de Jeugdwet worden op initiatief van het college afspraken gemaakt omtrent het gebruik van de VIR. Het
De gemeente kan ervoor kiezen om zelf jeugdhulptaken te verrichten uitgevoerd door jeugdhulpaanbieders. Dat gebeurt naar verwachting slechts in uitzonderingsgevallen.
convenant dient door alle potentiele meldende partijen ondertekend te worden. 3 Naast “toeleiding” wordt ook vaak gesproken van “toegang’. 4 Preventie is naast de toeleiding ook een taak van de gemeente. Daar wordt in deze folder niet verder op ingegaan. Ook voor preventie gelden de algemene uitgangspunten gegevensbescherming voor zover hiervoor persoonsgegevens worden verwerkt. 5 Ook de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts kunnen een jeugdige en/of diens ouders verwijzen naar een jeugdhulpaanbieder. Ook in dit geval zullen er gegevens worden verwerkt. Directe inzage in dit dossier heeft alleen de arts zelf en degene die onder zijn verantwoordelijkheid meewerkt aan de uitvoering van deze jeugdhulp (artikel 7:457 BW). Zonder toestemming van de betrokkene kan deze informatie niet aan anderen worden verstrekt. 8 | Privacy informatie folder
Bij de uitvoering van de jeugdhulp zijn de instellingen die de jeugdhulp leveren gebonden aan de regels van het desbetreffende werkveld (jeugdhulp, waaronder geneeskundige behandeling). Als de deskundige van de gemeente bij de toeleiding of de arts een jeugdige en diens ouders hebben verwezen naar de jeugdhulpaanbieder, dan staat meestal nog niet vast welke jeugdhulp, hoeveel (omvang) en voor hoelang (duur) nodig is; dit zal de jeugdhulpaanbieder zelf, mede gebaseerd op protocollen en richtlijnen, in overleg met de cliënt bepalen. Indien de gemeente zelf optreedt als jeugdhulpaanbieder zal de gemeente op basis van artikel 7.3.8 Jeugdwet een dossier inrichten met betrekking tot de jeugdhulp die zij verleent.
Indien bij de verlening van jeugdhulp sprake is van een geneeskundige behandeling, is artikel 7:754 BW van toepassing. De gegevens omtrent de bepaling over welke vorm van jeugdhulp, hoeveel en voor hoelang zullen in het dossier opgenomen worden.
Ad 4. Verzoek aan de raad voor de kinderbescherming Zodra het college tot het oordeel komt dat een maatregel met betrekking tot het gezag over een minderjarige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente overwogen moet worden, doet het college een verzoek tot onderzoek aan de raad voor de kinderbescherming (artikel 2.4, eerste lid, Jeugdwet)
Ad 5/6. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering worden uitsluitend uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. De gemeenten hebben slechts de taak deze hulp te financieren.
Ad 7. Financiering Inzake de financiering zal de gemeente gegevens verwerken in verband met de inkoop, bekostiging en betaling van jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Voor zover het daarbij om persoonsgegevens gaat, betreft het met name gegevens in het kader van de facturering. Ook waar sprake is van zeldzame, kostbare jeugdhulp, die niet door de gemeente is ingekocht, zal de gemeente om zijn jeugdhulplicht uit te voeren, moeten weten voor welke persoon en welk probleem een voorziening moet worden getroffen.
Privacy informatie folder | 9
Bijlage I Verwerking van persoonsgegevens door gemeenten6: 1. A. Gemeentelijk toegang Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
NAW-gegevens
Deskundige van de gemeente
Registratie t.b.v. verlening van jeugdhulp
Art. 7.4.1, tweede lid, Jeugdwet
Basisgegevens jeugdhulp
Deskundige van de gemeente
Preventie en vroege interventie opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
Art. 7.4.1, tweede lid, Jeugdwet
Bevorderen opvoedvaardigheden ouders Gegevens betreffende gezondheid (bijv. jeugd-ggz en verstandelijke beperking)
Deskundige van de gemeente
Toeleiding naar de aangewezen voorziening
Art. 7.4.1, tweede lid, Jeugdwet
2. Het treffen van een individuele voorziening Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
NAW-gegevens
Gemeente
Registratie t.b.v. het treffen van een individuele voorziening
Art. 7.4.1, tweede lid, Jeugdwet
Basisgegevens individuele voorziening (hulpvraag, welke individuele voorziening)
Gemeente
Financiering interventie opgroeien opvoedingsproblemen; Financiering bevorderen opvoedvaardigheden ouders
Art. 7.4.1, tweede lid, Jeugdwet
3. Jeugdhulpplicht – het feitelijk verlenen van jeugdhulp7 Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
NAW-gegevens
Jeugdhulpaanbieder
Registratie t.b.v. het feitelijk verlenen van jeugdhulp
Art. 7:454 BW (bij geneeskundige behandeling) Art. 7.3.8 Jeugdwet
Basisgegevens jeugdhulp (hulpvraag, hulpverleningsplan, afsluiting jeugdhulp)
Jeugdhulpaanbieder
Interventie van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; Bevorderen van opvoedvaardigheden ouders.
6 In de tabellen is aangegeven welke persoonsgegevens nodig zijn voor de uitvoering van de Jeugdwet met name door gemeenten. De wijze waarop gemeenten dit doen wordt de komende jaren verder ontwikkeld. Mocht tijdens die ontwikkeling blijken dat er andere of aanvullende gegevens nodig zijn voor de uitvoering dan wordt deze folder aangepast 7 De verwachting is dat gemeenten in uitzonderingsgevallen er voor kiezen om
jeugdhulp te verlenen.
10 | Privacy informatie folder
Art. 7:454 BW (bij geneeskundige behandeling) Art. 7.3.8 Jeugdwet
vervolg 3. Jeugdhulpplicht – het feitelijk verlenen van jeugdhulp Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
Gegevens betreffende gezondheid (geneeskundige behandelingsovereenkomst)
Arts of jeugdhulpaanbieder
Verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst tbv gezondheid ouders en jeugdige
Art. 7:454 BW (bij ge-neeskundige behandeling) Art. 7.3.8 Jeugdwet
4. Het doen van meldingen aan de raad voor de kinderbescherming Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
NAW-gegevens
Gemeente, AMHK of jeugdhulpaanbieder
Registratie t.b.v. het doen van meldingen aan de raad voor de kinderbescherming
Art. 1:240 BW
Zorgmelding (hulpvraag, verloop jeugdhulp, bedreiging in de ontwik-
Gemeente, AMHK of jeugdhulpaanbieder
Het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedings-
Art. 1:240 BW
keling van de jeugdige) Gegevens betreffende gezondheid (medisch onderzoek tbv kindermishandeling)
situatie waarin hij opgroeit AMHK
Het doen van meldingen aan de raad voor de kinderbescherming
Art. 1:240 BW
5. Het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregelen Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
NAW-gegevens
Gecertificeerde instelling
Registratie van uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregelen
Art. 7.3.8 Jeugdwet
Rapport raad voor de kinderbescherming
Gecertificeerde instelling
Uitvoering kinderbeschermingsmaatregel
Art. 7.3.8 Jeugdwet
Gegevens omtrent het soort maatregel (ots of gezagsbeïndigende maatregel overeenkomstig gegevens in het gezagregister)
Gemeente
t.b.v. de financiering
Art. 8, onder e Wbp
Gegevens betreffende het plan uitvoering kinderbeschermingsmaatregel
Gecertificeerde instelling
Uitvoering kinderbeschermingsmaatregel
Art. 7.3.8 Jeugdwet
Gegevens betreffende de besluiten genomen in het kader van uitvoering kinderbeschermingsmaatregelen (o.a. schriftelijke aanwijzing, individuele voorziening jeugdhulp)
Gecertificeerde instelling
Uitvoering kinderbeschermingsmaatregel
Art. 7.3.8 Jeugdwet
6. Het uitvoeren van jeugdreclassering Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
NAW-gegevens
Gecertificeerde instelling resp. Gemeente
Registratie resp. financiering
Art. 7.3.8 Jeugdwet resp. art. 8, onder e, Wbp
Strafrechtelijke gegevens
Gecertificeerde instelling
Uitvoering jeugdreclassering
Art. 7.3.8 Jeugdwet
Gegevens betreffende het plan uitvoering jeugdreclassering
Gecertificeerde instelling
Uitvoering jeugdreclassering
Art. 7.3.8 Jeugdwet
Privacy informatie folder | 11
vervolg 6. Het uitvoeren van jeugdreclassering Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
Gegevens betreffende de besluiten genomen in het kader van uitvoering kinderbeschermings-maatregelen (o.a. individuele voorziening jeugdhulp)
Gecertificeerde instelling
Uitvoering jeugdreclassering
Art. 7.3.8 Jeugdwet
Welke gegevens?
Wie?
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag
Gegevens noodzakelijk voor de afhandeling van facturen.
Gemeente
Afrekening jeugdhulp, pgb en ouderbijdrage
o.m. Art. 2.3 en 2.4 Jeugdwet
7. Financiering
Niet altijd zijn hier voor persoonsgegevens nodig. Bij lump sump financiering zijn waarschijnlijk geen persoonsgegevens nodig.
Verstrekking van gegevens door en aan gemeenten 1. A. Gemeentelijke toegang Welke gegevens?
Wie (verstrekker)
Aan wie (ontvanger)
Voor welk doel?
Wettelijke grondslag verstrekking
NAW-gegevens
Deskundige van de gemeente
jeugdhulpverlener
Registratie t.b.v. verlening van jeugdhulp
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.3 en 7.4.1 Jeugdwet
NAW-gegevens
Deskundige van de gemeente
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Registratie t.b.v. hulpverlening
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.3 en 7.4.1 Jeugdwet
NAW-gegevens
Deskundige van de gemeente
AMHK
Registratie t.b.v. taken AMHK
Art. 12a en 12c Wmo
Basisgegevens jeugdhulp
Deskundige van de gemeente
jeugdhulpverlener
Registratie t.b.v. verlening van jeugdhulp
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.3 en 7.4.1 Jeugdwet
Basisgegevens jeugdhulp
Deskundige van de gemeente
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Registratie t.b.v. geneeskundige behandeling
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.3 en 7.4.1 Jeugdwet
Basisgegevens jeugdhulp
Deskundige van de gemeente
AMHK
Registratie t.b.v. taken AMHK
Art. 12a en 12c Wmo
Gegevens betreffende gezondheid (bijv. jeugd-ggz en verstandelijke beperking)
Deskundige van de gemeente
jeugdhulpverlener
Verlenen van jeugdhulp
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.3 en 7.4.1 Jeugdwet
Gegevens betreffende gezondheid (bijv. jeugd-ggz en verstandelijke beperking)
Deskundige van de gemeente
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Uitvoeren van de geneeskundige behandeling
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.3 en 7.4.1 Jeugdwet
Gegevens betreffende gezondheid (bijv. jeugd-ggz en verstandelijke beperking)
Deskundige van de gemeente
AMHK
Uitvoering van wettelijke taken
Art. 12a en 12c Wmo
12 | Privacy informatie folder
2. Jeugdhulpplicht – het feitelijk verlenen van jeugdhulp Welke gegevens?
Wie (verstrekker)
Aan wie (ontvanger)
Voor welk doel
Wettelijke grondslag verstrekking
NAW-gegevens
Jeugdhulpverlener
jeugdhulpaanbieder die bij de uitvoering van die jeugdhulp betrokken is
Uitvoering van die jeugdhulp
Art. 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
NAW-gegevens
Jeugdhulpverlener
Anderen
Uitvoering van die jeugdhulp
Alleen met toestemming (art. 7.3.11, eerste lid Jeugdwet)
NAW-gegevens
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Degene die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovk betrokken is of vervanger
Uitvoering behandelingsovereenkomst
Art 7:457, tweede lid, WGBO
NAW-gegevens
Hulpverlener in de zin van de WGBO
anderen
Uitvoering van die jeugdhulp
Alleen met toestemming (art 7:457, eerste lid, WGBO)
Basisgegevens jeugdhulp (hulpvraag, hulpverleningsplan, afsluiting jeugdhulp)
Jeugdhulpverlener
jeugdhulpaanbieder die bij de uitvoering van die jeugdhulp betrokken is
Uitvoering van die jeugdhulp
Art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Basisgegevens jeugdhulp (hulpvraag, hulpverleningsplan, afsluiting jeugdhulp)
Jeugdhulpverlener
Anderen
Uitvoering van die jeugdhulp
Alleen met toestemming (art. 7.3.11, eerste lid Jeugdwet)
Basisgegevens jeugdhulp (hulpvraag, hulpverleningsplan, afsluiting jeugdhulp)
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Degene die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovk betrokken is of vervanger
Uitvoering behandelingsovereenkomst
Art. 7:457, tweede lid, WGBO
Basisgegevens jeugdhulp (hulpvraag, hulpverleningsplan, afsluiting jeugdhulp)
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Anderen
Uitvoering van die jeugdhulp
Alleen met toestemming (art 7:457, eerste lid, WGBO)
Gegevens betreffende gezondheid
Jeugdhulpverlener
jeugdhulpaanbieder die bij de uitvoering van die jeugdhulp betrokken is
Uitvoering van die jeugdhulp
Art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Gegevens betreffende gezondheid
Jeugdhulpverlener
Anderen
Uitvoering van die jeugdhulp
Alleen met toestemming (art. 7.3.11, eerste lid Jeugdwet)
Gegevens betreffende gezondheid
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Degene die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovk betrokken is of vervanger
Uitvoering behandelingsovereenkomst
Art. 7:457, tweede lid, WGBO
Gegevens betreffende gezondheid
Hulpverlener in de zin van de WGBO
Anderen
Uitvoering van die jeugdhulp
Alleen met toestemming (art. 7:457, eerste lid, WGBO)
Privacy informatie folder | 13
3. Het doen van meldingen aan de raad voor de kinderbescherming Welke gegevens?
Wie (verstrekker)
Aan wie (ontvanger)
Voor welk doel
Wettelijke grondslag
NAW-gegevens
Gemeente
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.4 Jeugdwet, art 1:240 BW
NAW-gegevens
AMHK
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Art 12a, eerste lid, onder e, Wmo art 1:240 BW
NAW-gegevens
jeugdhulpaanbieder
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder c, Wbp en art. 3.1, eerste lid, Jeugdwet art 1:240 BW
NAW-gegevens
Hulpverlener in de zin van de WGBO
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder c, Wbp en art. 3.1, eerste lid, Jeugdwet en art 1:240 BW
Zorgmelding (hulpvraag, verloop jeugdhulp, bedreiging in de ontwikkeling van de jeugdige)
Gemeente
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder e, en art. 21, eerste lid, onder a, Wbp en art. 2.4 Jeugdwet en art 1:240 BW
Zorgmelding (hulpvraag, verloop jeugdhulp, bedreiging in de ontwikkeling van de jeugdige)
AMHK
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Artikel 12a, eerste lid, onder e, Wmo en art 1:240 BW
Zorgmelding (hulpvraag, verloop jeugdhulp, bedreiging in de ontwikkeling van de jeugdige)
Jeugdhulpaanbieder
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder c, en art. 21, eerste lid, onder a, Wbp en art. 3.1, eerste lid, Jeugdwet, en art 1:240 BW
Zorgmelding (hulpvraag, verloop jeugdhulp, bedreiging in de ontwikkeling van de jeugdige)
Hulpverlener in de zin van de WGBO
RvdK
Registratie t.b.v. uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder c, en art. 21, eerste lid, onder a, Wbp en art. 3.1, eerste lid, Jeugdwet en art 1:240 BW
Gegevens betreffende gezondheid
gemeente
RvdK
uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder e, Wbp en art. 2.4 Jeugdwet en art 1:240 BW
Gegevens betreffende gezondheid
AMHK
RvdK
uitvoering wettelijke taken RvdK
Artikel 12a, eerste lid, onder e Wmo en art 1:240 BW
Gegevens betreffende gezondheid
Jeugdhulpaanbieder
RvdK
uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder c, en art. 21, eerste lid, onder a, Wbp Art 3.1, eerste lid, Jeugdwet en art 1:240 BW
Gegevens betreffende gezondheid
Hulpverlener in de zin van de WGBO
RvdK
uitvoering wettelijke taken RvdK
Art. 8, onder c, en art. 21, eerste lid, onder a, Wbp Art 3.1, eerste lid, Jeugdwet en art 1:240 BW
14 | Privacy informatie folder
4. A. Het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregelen Welke gegevens?
Wie (verstrekker)
Aan wie (ontvanger)
Voor welk doel
Wettelijke grondslag verstrekking
NAW-gegevens
Gecertificeerde instelling
Jeugdhulpaanbieder
Uitvoering van jeugdhulp
Art. 8, onder c, en art. 9 Wbp ism art. 1:257 BW en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
NAW-gegevens
Gecertificeerde instelling
Gemeente
Registratie t.b.v. de financiering interventie opgroeien opvoedingsproblemen
Art 8, onder c, Wbp, Artikel 3.5 Jeugdwet en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Gegevens omtrent het soort maatregel (ots of gezagsbeïndigende maatregel overeenkomstig gege-
Gecertificeerde instelling
Gemeente
Registratie t.b.v. de financiering kinderbeschermingsmaatregel
Art 8, onder c, Wbp, Art.2.4 Jeugdwet en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Gegevens betreffende het plan uitvoering kinderbeschermingsmaatregel
Gecertificeerde instelling
Jeugdhulpaanbieder
Uitvoering van jeugdhulp (alleen de noodzakelijke gegevens)
Art 8, onder c en art 9 Wbp ism art. 1:257 BW en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Basisgegevens individuele voorziening (welke individuele voorziening)
Gecertificeerde instelling
Gemeente
Registratie t.b.v. de financiering interventie opgroeien opvoedingsproblemen
Art 8, onder c, Wbp, art. 3.5 Jeugdwet en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Aan wie (ontvanger)
Voor welk doel
Wettelijke grondslag verstrekking
vens in het gezagsregister)
4. B. Het uitvoeren van jeugdreclassering Welke gegevens?
Wie (verstrekker)
NAW-gegevens
Gecertificeerde instelling Jeugdhulpaanbieder
Uitvoering van jeugdhulp (alleen de noodzakelijke gegevens)
Art 8, onder c en art 9 Wbp ism art. 77f en art 77aa Sr, en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Gegevens betreffende het plan uitvoering jeugdreclassering
Gecertificeerde instelling Jeugdhulpaanbieder
Uitvoering van jeugdhulp (alleen de noodzakelijke gegevens)
Art 8, onder c en art 9 Wbp ism art. 77f en art 77aa Sr, en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Basisgegevens individuele voorziening (welke individuele voorziening)
Gecertificeerde instelling Gemeente
Registratie t.b.v. de financiering interventie opgroei- en opvoedingsproblemen
Art 8, onder c en art 9 Wbp ism art. 77f en art 77aa Sr, en art 7.3.11, tweede lid, onder a, Jeugdwet
Privacy informatie folder | 15
Bijlage II Relevante wetsartikelen Jeugdwet Artikel 2.3, eerste lid 1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijk-heden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld: a. gezond en veilig op te groeien; b. te groeien naar zelfstandigheid, en c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau. Artikel 2.4, eerste en tweede lid 1. Zodra het college tot het oordeel komt dat een maatregel met betrekking tot het gezag over een minderjarige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente overwogen moet worden, doet het college een verzoek tot onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming. 2. Het college is ten behoeve van een jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen, van de jeugdreclassering en van de jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing, hetgeen in ieder geval inhoudt dat het college:a. voorziet in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen, enb. de jeugdhulp inzet die de gecertificeerde instelling nodig acht ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, of die de rechter, het openbaar ministerie, de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting of de gecertificeerde instelling nodig achten ter uitvoering van jeugdreclassering.
16 | Privacy informatie folder
Artikel 2.6 1. Het college is er in ieder geval verantwoordelijk voor dat: a. (…) b. jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier wordt aangeboden en te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is in situaties waar onmiddellijke uitvoering van taken is geboden; (…) Artikel 7.3.4 1. Voor het verlenen van jeugdhulp is de toestemming van de betrokkene vereist, tenzij het jeugdhulp betreft in het kader van een machtiging gesloten jeugdhulp of een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp. 2. Indien de betrokkene minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd vereist. De jeugdhulp kan evenwel zonder de toestemming van die ouders of de voogd worden verleend, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen, alsmede indien de betrokkene ook na de weigering van de toestemming, de verrichting weloverwogen blijft wensen. 3. In het geval waarin een betrokkene van zestien jaar of ouder niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden door de jeugdhulpverlener en een persoon als bedoeld in artikel 7.3.15, tweede of derde lid, de kennelijke opvattingen van de betrokkene, geuit in schriftelijke vorm toen deze tot bedoelde redelijke waardering nog in staat was en inhoudende een weigering van toestemming als bedoeld in het eerste lid, opgevolgd. De jeugdhulpverlener kan hiervan afwijken indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht. Artikel 7.3.8 1. De jeugdhulpverlener richt een dossier in met betrekking tot de verlening van jeugdhulp. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de geconstateerde opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de betrokkene noodzakelijk is.
2. De jeugdhulpverlener voegt desgevraagd een door de betrokkene afgegeven verklaring met betrekking tot de in het dossier opgenomen stukken aan het dossier toe. 3. Onverminderd artikel 7.3.9, bewaart de jeugdhulpverlener het dossier gedurende vijftien jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van ontvangst of waarop zij door de jeugdhulpverlener is vervaardigd, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed jeugdhulpverlener voortvloeit. Artikel 7.3.9 1. De jeugdhulpverlener vernietigt het dossier, of delen daarvan, binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van de betrokkene. 2. Het eerste lid geldt niet voor zover het verzoek gegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de betrokkene, alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet. Artikel 7.3.11 1. Onverminderd artikel 7.3.2, derde lid, tweede volzin, draagt de jeugdhulpverlener zorg, dat aan anderen dan de betrokkene geen inlichtingen over de betrokkene dan wel inzage in of afschrift van het dossier worden verstrekt dan met toestemming van de betrokkene. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking geschiedt zonder inachtneming van beperkingen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht. 2. Onder anderen dan de betrokkene is niet begrepen: a. degene die rechtstreeks betrokken is bij de verlening van die jeugdhulp en degene die optreedt als vervanger van de jeugdhulpver-lener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden, en b. degene wiens toestemming ter zake van de verlening van jeugdhulp op grond van de artikelen 7.3.4 en 7.3.15 is vereist. 3. Indien de jeugdhulpverlener door inlichtingen over de betrokkene dan wel inzage in of afschrift van het dossier te verstrekken niet geacht kan worden de zorg van een goed jeugdhulpverlener in acht te nemen, laat hij zulks achterwege. 4. Bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover nodig in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van het dossier en de wijze waarop de verwerking van gegevens door en de uitwisseling van gegevens tussen het college, de
jeugdhulpaanbieders, de gecertificeerde instellingen en de raad voor de kinderbescherming plaatsvindt. Daarbij kan worden bepaald welke maatregelen moeten worden getroffen om te waarborgen dat de uitwisseling van gegevens veilig en zorgvuldig plaatsvindt. Artikel 7.3.15 1. De verplichtingen op grond van deze paragraaf voor de jeugdhulpver-lener jegens de betrokkene, gelden, indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt, voor de jeugdhulpverlener jegens de ouders die het gezag over de betrokkene uitoefenen dan wel jegens zijn voogd. 2. Hetzelfde geldt indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, maar niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, tenzij zodanige betrokkene meerderjarig is en onder curatele staat of ten behoeve van hem het mentorschap is ingesteld, in welke gevallen de verplichtingen gelden jegens de curator of de mentor. 3. Indien een meerderjarige betrokkene die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, niet onder curatele staat of ten behoeve van hem niet het mentorschap is ingesteld, gelden de verplichtingen die voor de jeugdhulpverlener uit deze afdeling jegens de betrokkene gelden, voor de jeugdhulpverlener jegens de persoon die daartoe door de betrokkene schriftelijk is gemachtigd in zijn plaats op te treden. Ontbreekt zodanige persoon, of treedt deze niet op, dan gelden de verplichtingen jegens de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de betrokkene, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook zodanige persoon ontbreekt, jegens een ouder, kind, broer of zus van de betrokkene, tenzij deze persoon dat niet wenst. 4. De verplichtingen voor de jeugdhulpverlener jegens de in het eerste en tweede lid bedoelde wettelijke vertegenwoordigers van de betrokkene of de in het derde lid bedoelde personen zijn niet van toepassing indien deze niet verenigbaar zijn met de zorg van een goed jeugdhulpverlener. 5. De persoon jegens wie de verplichtingen op grond van deze paragraaf voor de jeugdhulpverlener gelden krachtens het tweede en derde lid, betracht de zorg van een goed vertegenwoordiger. Deze persoon is gehouden de betrokkene zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken. 6. Verzet de betrokkene zich tegen een verrichting van ingrijpende aard waarvoor een persoon als bedoeld in het tweede of derde lid toestemming heeft gegeven, dan kan de verrichting slechts worden uitgevoerd indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen. Privacy informatie folder | 17
Artikel 7.4.1, tweede lid 1. (…) 2. Het college verwerkt gegevens ten behoeve van de totstandbrenging van een doelmatig, doeltreffend en samenhangend gemeentelijk beleid ten aanzien van preventie, jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, ten behoeve van de verwerking, bedoeld in het eerste lid, en ten behoeve van de toegang van jeugdigen en hun ouders tot de jeugdhulp.
Wet bescherming persoonsgegevens Artikel 8 Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: a. de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend; b. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst; c. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is; d. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Artikel 9 1. Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. 2. Bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is als bedoeld in het eerste lid, houdt de verantwoordelijke in elk geval rekening met: a. de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen; b. de aard van de betreffende gegevens;
18 | Privacy informatie folder
c. de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene; d. de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en e. de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende waarborgen. 3. Verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, wordt niet als onverenigbaar beschouwd, indien de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden. 4. De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat. Artikel 10 1. Persoonsgegevens worden niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt. 2. Persoonsgegevens mogen langer worden bewaard dan bepaald in het eerste lid voor zover ze voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden bewaard, en de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de desbetreffende gegevens uitsluitend voor deze specifieke doeleinden worden gebruikt. Artikel 12 1. Een ieder die handelt onder het gezag van de verantwoordelijke of van de bewerker, alsmede de bewerker zelf, voor zover deze toegang hebben tot persoonsgegevens, verwerkt deze slechts in opdracht van de verantwoordelijke, behoudens afwijkende wettelijke verplichtingen. 2. De personen, bedoeld in het eerste lid, voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht geldt, zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarvan zij kennis nemen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. Artikel 272, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing. Artikel 16 De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. Hetzelfde geldt voor strafrechtelijke persoonsgegevens en
persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag. Artikel 21 1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door: a. hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening voor zover dat met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene, dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is; b. verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en financiële dienstverleners die bemiddelen in verzekeringen als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voorzover dat noodzakelijk is voor: 1°. de beoordeling van het door de verzekeraar te verzekeren risico en de betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt; of 2°. de uitvoering van de overeenkomst van verzekering; c. scholen voor zover dat met het oog op de speciale begeleiding van leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met hun gezondheidstoestand noodzakelijk is; d. een reclasseringsinstelling, een bijzondere reclasseringsambtenaar, de raad voor de kinderbescherming of de stichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 254, tweede lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de hun wettelijk opgedragen taken; e. Onze Minister voor zover dat in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen noodzakelijk is of f. bestuursorganen, pensioenfondsen, werkgevers of instellingen die te hunnen behoeve werkzaam zijn voor zover dat noodzakelijk is voor: 1°. een goede uitvoering van wettelijke voorschriften, pensioenregelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in aanspraken die afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene of 2°. de reïntegratie of begeleiding van werknemers of uitkeringsgerechtigden in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid. 2. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid worden de gegevens alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn verplicht. Indien
de verantwoordelijke gegevens persoonlijk verwerkt en op hem niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht rust, is hij verplicht tot geheimhouding van de gegevens, behoudens voor zover de wet hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak voortvloeit dat de gegevens worden meegedeeld aan anderen die krachtens het eerste lid bevoegd zijn tot verwerking daarvan. 3. Het verbod om andere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 te verwerken, is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is in aanvulling op de verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene. 4. Persoonsgegevens betreffende erfelijke eigenschappen mogen slechts worden verwerkt voor zover deze verwerking plaatsvindt met betrekking tot de betrokkene bij wie de betreffende gegevens zijn verkregen, tenzij: a. een zwaarwegend geneeskundig belang prevaleert of b. de verwerking noodzakelijk is ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek. In het geval als bedoeld onder b, is artikel 23, eerste lid, onder a, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing. 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de toepassing van het eerste lid, onder b en f, nadere regels worden gesteld. Artikel 23 1. Onverminderd de artikelen 17 tot en met 22 is het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken niet van toepassing voor zover: a. dit geschiedt met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene; b. de gegevens door de betrokkene duidelijk openbaar zijn gemaakt; c. dit noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte; d. dit noodzakelijk is ter verdediging van de vitale belangen van de betrokkene of van een derde en het vragen van diens uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt; e. dit noodzakelijk is ter voldoening aan een volkenrechtelijke verplichting of f. dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, passende waarborgen worden geboden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en dit bij wet wordt bepaald dan wel het College ontheffing heeft verleend. Het College kan bij de verlening van ontheffing beperkingen en voorschriften opleggen; g. de gegevens worden verwerkt door het College of een ombudsman als bedoeld in artikel 9:17 van de Algemene Privacy informatie folder | 19
wet bestuursrecht en dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, voor de uitvoering van de hun wettelijk opgedragen taken en bij die uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. 2. (…). 3. (…). Artikel 33 1. Indien persoonsgegevens worden verkregen bij de betrokkene, deelt de verantwoordelijke vóór het moment van de verkrijging de betrokkene de informatie mede, bedoeld in het tweede en derde lid, tenzij de betrokkene daarvan reeds op de hoogte is. 2. De verantwoordelijke deelt de betrokkene zijn identiteit en de doeleinden van de verwerking waarvoor de gegevens zijn bestemd, mede. 3. De verantwoordelijke verstrekt nadere informatie voor zover dat gelet op de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder zij worden verkregen of het gebruik dat ervan wordt gemaakt, nodig is om tegenover de betrokkene een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen. Artikel 34 1. Indien persoonsgegevens worden verkregen op een andere wijze dan bedoeld in artikel 33, deelt de verantwoordelijke de betrokkene de informatie mede, bedoeld in het tweede en derde lid, tenzij deze reeds daarvan op de hoogte is: a. op het moment van vastlegging van hem betreffende gegevens, of b. wanneer de gegevens bestemd zijn om te worden verstrekt aan een derde, uiterlijk op het moment van de eerste verstrekking. 2. De verantwoordelijke deelt de betrokkene zijn identiteit en de doeleinden van de verwerking mede. 3. De verantwoordelijke verstrekt nadere informatie voor zover dat gelet op de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder zij worden verkregen of het gebruik dat ervan wordt gemaakt, nodig is om tegenover de betrokkene een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen. 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien mededeling van de informatie aan de betrokkene onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. In dat geval legt de verantwoordelijke de herkomst van de gegevens vast. 5. Het eerste lid is evenmin van toepassing indien de vastlegging of de verstrekking bij of krachtens de wet is voorgeschreven. In dat geval dient de verantwoordelijke de betrokkene op diens verzoek te informeren over het 20 | Privacy informatie folder
wettelijk voorschrift dat tot de vastlegging of verstrekking van de hem betreffende gegevens heeft geleid. Artikel 35 1. De betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. 2. Indien zodanige gegevens worden verwerkt, bevat de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. 3. Voordat een verantwoordelijke een mededeling doet als bedoeld in het eerste lid, waartegen een derde naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt hij die derde in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de mededeling gegevens bevat die hem betreffen, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. 4. Desgevraagd doet de verantwoordelijke mededelingen omtrent de logica die ten grondslag ligt aan de geautomatiseerde verwerking van hem betreffende gegevens. Artikel 36 1. Degene aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen. 2. De verantwoordelijke bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk of dan wel in hoeverre hij daaraan voldoet. Een weigering is met redenen omkleed. 3. De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. 4. Indien de persoonsgegevens zijn vastgelegd op een gegevensdrager waarin geen wijzigingen kunnen worden aangebracht, dan treft hij de voorzieningen die nodig zijn om de gebruiker van de gegevens te informeren over de onmogelijkheid van verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming ondanks het feit dat er grond is voor aanpassing van de gegevens op grond van dit artikel.
5. Het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing op bij de wet ingestelde openbare registers, indien in die wet een bijzondere procedure voor de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van gegevens is opgenomen.
Boek 1 Burgerlijk Wetboek Artikel 1:240 Degene die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht kan, zonder toestemming van degene die het betreft, aan de raad voor de kinderbescherming inlichtingen verstrekken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van de taken van de raad.
Boek 7 Burgerlijk Wetboek Artikel 7:454 1. De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan hem noodzakelijk is. 2. De hulpverlener voegt desgevraagd een door de patiënt afgegeven verklaring met betrekking tot de in het dossier opgenomen stukken aan het dossier toe. 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 455, bewaart de hulpverlener de bescheiden, bedoeld in de vorige leden, gedurende vijftien jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop zij zijn vervaardigd, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit.
Algemene wet bestuursrecht Art. 2:5 1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. 2. Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.
Privacy informatie folder | 21
September 2014
Beleidsplan Jeugdhulp: zo doen we dat in de gemeente Voerendaal, samen in Parkstad Limburg én Zuid-Limburg! 2015 - 2018
Van beleidskader naar beleidsplan
Samenwerken op verschillende schaalniveaus
Wie is betrokken bij opstellen beleidsplan? Cliënten Partners, onder andere…
Wmo-raden in Parkstad
De opgave… Weg met kosten opdrijvende financiële prikkels
odig me d
icalisere n
Verschuiving van zware naar lichte zorg
Niet onn
Bezuinigen…
Betere aansluiting bij eigen kracht en sociaal netwerk sa e r e Bet
ro g n i e rk w n me
en n n i gez m ndo
De jeugd in Parkstad Aantal jongeren 0 en 18 jaar* Brunssum
Totaal aantal trajecten Ambulante Jeugdhulp
Totaal aantal trajecten Jeugd GGZ (ZVW)
Totaal aantal trajecten AWBZ
Totaal aantal trajecten Jeugdzorgplus
5.205
215
370
180
5
15.143
875
1.135
550
10
Kerkrade
7.635
495
585
245
5
Landgraaf
6.547
295
555
200
5
Nuth
2.789
60
195
80
0
Onderbanken
1.453
55
125
40
0
Simpelveld
1.932
50
130
60
0
Voerendaal
2.272
45
145
60
0
2.090
3.240
1.415
25
Heerlen
TOTAAL Parkstad
42.976
De ondersteuningsvraag op en! n e lex ebied p om leefg c k Vaa rdere e me
Overbelast Zwanger van 4e kind Relatieproblemen Werkloos Licht verstandelijk beperkt
ADHD
Licht verstandelijk beperkt
Missie • Ieder kind in Parkstad Limburg groeit op in een veilige en gezonde omgeving; • Ieder kind in Parkstad Limburg kan zich optimaal ontplooien en ontwikkelen tot een • actief en zelfstandig burger; • Ieder kind in Parkstad Limburg krijgt de bescherming en zorg die nodig is.
Doelstelling
Het versterken van eigen kracht; ● Investeren in preventie; ● Investeren in vroegsignalering en (vroeg)interventie en ondersteuning; ● Transformatie; 1Gezin, 1Plan, 1Regisseur als leidend principe; ● Samenwerking in Parkstad Limburg. ●
Innovatie! 5% Innovatiebudget voor 2015
Deskundigheidsoverdracht aan voorliggend veld Consultfunctie organiseren Minder overdrachtsmomenten, optimaliseren zorglijn Vraaggericht werken In samenwerking samengesteld aanbod ontwikkelen
Rol van de gemeente Verschillende rollen.. Veel mogelijkheden om regie te voeren!
Procesregisseur Klantregisseur Opdrachtgever Inkoper Uitvoerder
Beoogde maatschappelijke resultaten opgroeien en ontplooien Eigen kracht. Positief opvoeden. Sterke pedagogische leefomgeving. Collectieve preventie.
versterken Vroegtijdige signalering en interventie. Lichte, kortdurende ondersteuning. Betrekken van informele steun. Klein = klein.
Van ca. 80% naar 85% in 2018
ondersteunen Signaleren en aanpakken. 1Gezin, 1Plan, 1Regisseur. Behoud regie. Ruimte professional.
deels overnemen Rechtsbescherming en veiligheid. 1Gezin, 1Plan, 1Regisseur. Voorkeur ambulant.
Van ca. 20% naar 15% in 2018
Aanpak Gezamenlijke uitgangspunten Toegang: basis voor lokale werkwijze Werkwijze 1G1P1R
Verwijsindex Gezinsdoelen
Zelfredzaamheidsmatrix
Loslaten!
Algemene <> Individuele voorzieningen
●
Algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijk bv. algemeen maatschappelijk werk, Triple P via consultatiebureau etc.
●
Individuele voorziening is niet vrij toegankelijk → gemeentelijke beschikking bv. 24 uurs plaatsing instelling, ambulante hulp of MKD
Nieuwe taken en beleidsdoelen 1 Taak
Beleidsdoelen
Specialistische Jeugd en Opvoedhulp
Zo licht, kort en normaal mogelijk: Kijken naar mogelijke hulp door familie/sociaal netwerk Gezinshuizen i.p.v. opname in instelling - Inzet vrijwilligers en ervaringsdeskundigen
Pleegzorg
-
-
Crisishulp/Crisisopvang
-
Jeugdhulp voor (licht) verstandelijk, lichamelijk of zintuiglijk beperkten
-
Voortzetten werkwijze Prima Pleegzorg Geen financiële drempels Ondersteuning/begeleiding gezinnen op basis van behoefte (maatwerk) In 2015: geen wijzigingen Onderzoeken hoe efficiënt aan te sluiten op nieuwe werkwijzen Meer hulp inzetten in het gezin en ouders in regie Toegankelijker maken algemene voorzieningen Integraler (afgestemd) hulpaanbod voor gezin Geen knip in zorg bij 18 jaar worden (WMO) Eenvoudigere en efficiëntere productstructuur
Nieuwe taken en beleidsdoelen 2 Taak
Beleidsdoelen
Jeugd GGZ
-
-
JeugdzorgPlus
-
-
-
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
-
-
-
Verbinden hulp JGGZ aan overige zorg in gezin Meer preventie en vroegsignalering: consultfunctie JGGZ Toegankelijker maken algemene voorzieningen Vereenvoudigen bekostigingssytematiek Betere verbinding tussen lokale hulp en hulp in jeugdzorgPlus instelling Investeren in innovatie bij JZ+, bijv. mix van thuisbegeleiding en gesloten plaatsing Ombouwen financieringssystematiek van bedden naar trajecten Expertise Raad van de Kinderbescherming vroeg inzetten Betere verbinding JB/JR aan overige hulp in gezin, AMHK en veiligheidshuis Samen investeren in innovatie
Samenwerken bij veiligheidsrisico’s ●
Toegangsteam jeugd
●
Sociaal wijkteam
●
Veiligheidshuis
●
AMHK
Ketenaanpak Geweld in afhankelijkheidsrelaties
Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Per 1-1-2015 Bovenlokaal: Zuid Limburg Frontoffice ingericht
Met wie uitvoeren? Regiegroep Jeugd Welzijnswerk
Werkgroep Jeugdagenda Passend Onderwijs JGZ
Huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen
Kwaliteitseisen •
•
Basis is landelijke set kwaliteitscriteria In 2015 samen met aanbieders onderzoeken of aanvullende criteria noodzakelijk zijn over: Aanpak seksueel misbruik Klanttevredenheidsonderzoeken obv standaarden Q4C die door cliënten zijn opgesteld
Beleid t.a.v. privacybescherming
Jaarlijks verslag aan gemeente over klachtenafhandeling
Risico’s Politiek
Financieel
Zorginhoudelijk
Mislukken of vertragen Samenwerkingsverbanden
Te weinig budget om jeugdhulp te kunnen betalen (zorgcontinuïteit te realiseren) Zorgvraag is groter dan begroot
Discontinuïteit van zorg
Hoge overheadkosten instellingen en wankele continuïteit instellingen Met minder budget grote verandering realiseren
Onvoldoende aandacht voor basiszorg en preventie
Niet tijdig de beschikking hebben over de benodigde sturingsinformatie
Stapeling effecten van 3 decentralisaties voor jeugdigen
Discontinuïteit in beleid Heftige reactie op incidenten Onvoldoende rolvasthoudendheid college van B&W en gemeenteraad Rechtsongelijkheid
Onvoldoende specialistische zorg beschikbaar
Onvoldoende waarborg van veiligheid kind
Overtreding privacywetgeving
Deze risico’s vormen de basis voor de sturing en beheersing van risico’s de komende jaren
Financiën 2015: Budgetverdeling obv historisch gebruik € 2.528.660
2016 e.v.: Budgetverdeling obv objectieve verdeelcriteria
Contracteren en bekostigen Vrijwillige centrumregeling
2015 Inkoop RTA
Lichte Gemeenschappelijke regeling (geen eigen bestuur)
Gemeente Maastricht voert uit
2016 e.v. Inkoop zware specialistische jeugdhulp
Financiële risicodeling In 2015 kiezen de Parkstad gemeenten ervoor om geen financiële risico’s te delen Waarom?
‘De onzekerheden zijn nog zodanig groot, dat het moeilijk is goed onderbouwde calculaties te maken van de risico’s’
‘De meeste gemeenten hebben zelf risicobuffers ingericht’ ‘Risico-verevening kan ertoe leiden dat gemeenten niet maximaal gaan inzetten op het terugdringen van de inzet van zorg, omdat zij toch gecompenseerd worden door andere gemeenten’
Monitoring en verantwoording Beleidsinformatie: Basis is landelijke gegevenssets en monitoren Financieel inzicht: Actief periodiek monitoren in eerste jaren! Opnemen in contractafspraken: Meewerken aan levering info voor landelijke gegevensset Meewerken aan levering financiële info Outcomecriteria t.a.v. missie en doelstellingen beleid Meten = Weten maar…. Teveel meten leidt tot onnodige bureaucratie!
Toegang: integraal in 2e instantie
Wmo
CJG/ partners
Kompas
AMW
WSP Beschermd wonen en opvang
Indien de vraag meervoudig, complex is, of meerdere hulpverleners betrokken zijn ZAT
Sociaal wijkteam
1 gezin 1 plan 1 regisseur