Titel Inleverdatum
Cohort 2011 Lioonderzoek Ellen van Kooten - Spreeuw…
Mon 30 Mar 2015 08:23:22 PM CEST
13% 7% Bron: Hogeschool van Amsterdam - DMR 2 (Domein Maatschappij en Recht) (01/22/2015) 5% Bron: Hogeschool van Amsterdam - DOO (Domein Onderwijs en Opvoeding) (eric spreeuw ABV 13.docx, 06/15/201… 3% http://owen-roberts.weebly.com/uploads/2/3/5/2/23521076/reader_vakdidactiek_mbo_owen_en_eric.doc 1% http://www.coutinho.nl/lesseninorde2-over-het-boek/ 1% Bron: INholland (04/01/2014) 1% Bron: INholland (01/21/2014) 1% http://www.stichtingoog.nl/nieuwsbrievenarchief/Artikelen%20nieuwsbrief/Passend%20Onderwijs%20artikel%20ex… 1% http://www.2dehands.be/boeken-strips/studie-schoolboeken/pabo-lerarenopleiding/identiteitsontwikkeling-leerlingb… 1% http://www.epo.be/boekenportaal/boekinfo_boek.php?isbn=9789046900161 1% 1% 1% 1% 1%
Bron: Natschool - Hogeschool Rotterdam (06/20/2014) Bron: Natschool - Hogeschool Rotterdam (06/23/2014) Bron: Natschool - Hogeschool Rotterdam (06/21/2014) http://www.proz.com/kudoz/dutch_to_english/education_pedagogy/5360581-schoolondersteuningsprofiel.html Bron: Hogeschool Arnhem en Nijmegen (06/22/2014)
Motiverende gesprekstechnieken toepassen binnen cluster 4-onderwijs in een gesloten setting
Eric Spreeuw Studentnummer: 500640411 Status: LIO student
Sassenheim, 1 september 2014 Geschreven voor de praktijk docenten in het cluster 4-onderwijs.
Opdrachtgever: Horizon jeugdzorg en onderwijs Afstudeer begeleiders: Rob Ruijken, Annelotte van Bergen Beoordelaars: Ellen van Kooten, Nienke Blok Afstudeeropdracht: Hogeschool van Amsterdam, Domein H en V
Inhoud Voorwoord 4 Inleiding 5 1 Aanleiding 6 1.1 Probleemanalyse 6 1.2 Beschrijving van de school waar het onderzoek plaatsvindt 7 2 Theoretische verkenning 8 Inleiding 8 2.1 Wie zijn mijn MBO 1 leerlingen 9 2.1.1 Cluster 4-leerlingen 9 2.2 Motivatie 10 2.3 Motivatieproblematiek 13 2.4 Motiveren tot gedragsverandering 14 2.5 Motivatie technieken 15 2.5.1 Motiverende gesprekstechnieken 15 2.5.2 Gedragstherapeutische technieken 16 2.6 Passend onderwijs 17 2.7 Samenvatting 18 3 Doelstelling en vraagstelling met deelvragen 21 4 Methode van onderzoek 22 4.1 Literatuurverkenning 22 4.2 Onderzoeksinstrumenten Interviews/enquête 23 4.3 Verantwoording onderzoeksinstrumenten 23 5 Resultaten 24 5.1 Eerste interview docenten 24 5.2 Tweede interview docenten 27 5.3 Enquête leerlingen 29 5.4 Schematische weergave motivatietechnieken uit de literatuur 31
6 Conclusie 32 6.1 Conclusie per deelvraag 32 6.2 Conclusie hoofdvraag 34 7 Discussie 36 8 Aanbevelingen 37 Bibliografie 38 Bijlage 1 40 Bijlage 2 41 Bijlage 3 42 Bijlage 4 43
Voorwoord
Hierbij presenteer ik mijn onderzoek ´Motiverende gesprekstechnieken toepassen binnen cluster 4-onderwijs in een gesloten setting!´. Ik ben student van de opleiding horeca en voeding aan de Hogeschool van Amsterdam . Graag wil ik de opdrachtgever ‘Horizon jeugdzorg en speciaal onderwijs’ en begeleidend docenten vanuit de Hogeschool van Amsterdam, de heer Rob Ruijken en mevrouw Annelotte van Bergen, bedanken voor de hulp bij de totstandkoming van mijn onderzoek. Daarnaast wil ik graag mijn collega´s van Horizon jeugdzorg plus locatie ‘De vaart’ bedanken voor hun medewerking en tips.
Eric Spreeuw Aalsmeer , 30 maart 2015
Inleiding
Dit onderzoek gaat over het toepassen van motiverende gesprekstechnieken binnen het cluster 4-onderwijs in een gesloten setting. In het eerste hoofdstuk wordt de aanleiding en de probleemanalyse beschreven voor het afstudeeronderwerp. Daarnaast bevat dit hoofdstuk een beschrijving van de school en de belangrijkste begrippen. In hoofdstuk twee volgt dan de theoretische verkenning, waarmee een basis gelegd wordt voor het beantwoorden van de hoofdvraag. Deze hoofdvraag en de bijbehorende deelvragen worden geformuleerd in hoofdstuk drie. In hoofdstuk vier wordt vervolgens de methode van onderzoek beschreven. De resultaten van het onderzoek en de analyse van de theorie staan in het vijfde hoofdstuk. Tot slot volgt de conclusie, die is vermeld in hoofdstuk zes. De discussie volgt in hoofdstuk zeven. Er wordt afgesloten met een aantal aanbevelingen in hoofdstuk acht.
1 Aanleiding Vanuit de Hogeschool van Amsterdam is er voor de opleiding Horeca en Voeding een LIO-praktijkonderzoek uitgevoerd. Het onderwerp van onderzoek is een probleem waar de student tegen aanloopt tijdens zijn LIO-stage. De reden voor de keuze van het onderzoek naar het toepassen van motiverende gesprekstechnieken ligt in het gegeven dat er binnen het cluster 4-onderwijs op het Vaart college te vaak leerlingen moeten worden aangespoord om aan de slag te gaan met de gegeven opdracht. De leerlingen moeten specifiek gemotiveerd worden om de taken uit te voeren tijdens de stage-uren. Om niet te veel aandacht aan de negatieve leerling te geven, wordt deze vaak teruggestuurd naar de leefgroep of blijft hij in de klas en doet niet actief mee. Vanwege de gedragsproblemen van de leerling is het wegsturen van leerlingen voor de docent niet altijd prettig. Het kan resulteren in vervelende situaties waarbij deze situaties kunnen leiden tot het gebruik van geweld. Omdat de docent en vooral de leerling hier niets aan hebben, is het van belang dat de leerling gemotiveerd wordt om wel de stage-uren bij te wonen en actief mee te doen. Daarom luidt mijn onderzoeksvraag: ‘Welke motivatietechniek kan resulteren in een actievere deelname van de
leerling in de MBO Niveau 1 klassen tijdens de praktijklessen?’ . Het onderzoek richt zich specifiek op de MBO niveau 1 leerling.
1.1 Probleemanalyse De leerlingen die op de school van onderzoek zitten komen niet vrijwillig naar deze school. Ze zijn allemaal door de rechter in deze setting geplaatst. Al onze leerlingen hebben een machtiging ´gesloten jeugdzorg´. Dit houdt in dat de jongeren met ernstige gedragsproblemen een vorm van zorg en behandeling krijgen. De jongeren in deze setting zijn gedwongen opgenomen en krijgen hulp en zorg in een gesloten omgeving (Rijksoverheid, 2013). De jongeren worden behandeld voor hun problemen en gaan naar school om hun diploma of overgangsbewijs te behalen. De meeste jongeren zijn al maanden niet naar school geweest. De jongeren missen de motivatie, maar worden wel zoveel mogelijk gestimuleerd om naar school te gaan. Voor docenten is het lastig om les te geven aan jongeren die niet gemotiveerd zijn en geen doel hebben of zien om naar toe werken. De leerlingen die hun MBO niveau 1 diploma willen halen moeten daarvoor stage lopen. Het grote probleem voor de meeste leerlingen is dat zij gesloten zitten ( zonder verlofstatus) en op deze manier niet snel aan hun stage-uren komen. Daarom is er een regeling getroffen. Alle praktijklessen bij koken, bakken en techniek worden gerekend als stage-uren . Wij koken en bakken dus commercieel voor ‘Horizon Vaart jeugdzorg’ en bij de lessen techniek worden meubels gemaakt voor derden. Op deze manier is het formeel gerechtvaardigd dat afdelingen en vakken van binnen school als stagebedrijven worden gezien. Echter, de leerlingen zijn niet altijd gemotiveerd om aan de slag te gaan in een stagebedrijf gevestigd in school, met ook nog eens een docent als stagebegeleider. De docent moet doorgaans alle zeilen bij zetten om de leerling te motiveren om de stage-uren binnen school te volgen. Motiveren gebeurt vaak door een gesprek aan te gaan met de leerling. Voor de school is het ook van belang dat de leerlingen de stage-uren aanwezig zijn, omdat de leerlingen bij het behalen van genoeg uren examen mogen doen. Bij het slagen van een leerling krijgt de school een extra bijdrage vanuit de overheid. Het is dus van belang dat er zoveel mogelijk leerlingen examen doen en slagen. De leerlingen zijn overigens wel gemotiveerd om buiten school stage te lopen.
1.2 Beschrijving van de school waar het onderzoek plaatsvindt Op het Vaart college wordt cluster 4-onderwijs aangeboden aan leerlingen tussen de 12 en de 18 jaar met (ernstige) gedragsproblemen. De leerlingen verblijven op de jeugdzorgpluslocatie De vaart. Zowel de jeugdzorgpluslocatie De Vaart als het Vaart college maken deel uit van ‘Horizon jeugdzorg en speciaal onderwijs’ . Er is plaats voor 60 meisjes en 48 jongens, afkomstig uit de regio Zuidwest. De docenten op het Vaart college stimuleren de leerlingen zoveel mogelijk om aan hun toekomst te werken. Dit doen de docenten in nauwe samenwerking met de pedagogisch medewerkers van jeugdzorgplus locatie De Vaart. Speciaal onderwijs is ontwikkeld voor leerlingen met leer-, of gedragsproblemen en voor leerlingen met een lichamelijke, zintuigelijke of verstandelijke handicap die extra zorg nodig hebben. De cluster 4-indicatie geeft aan dat het onderwijs biedt aan leerlingen met stoornissen en gedragsproblemen. Het speciaal onderwijs is in totaal verdeeld over 4 clusters. Het cluster 3onderwijs is speciaal gericht op leerlingen met een handicap en langdurig zieke kinderen. Dove en slechthorende kinderen gaan naar het cluster 2-onderwijs. Het onderwijs voor blinde en slechtziende kinderen wordt aangeboden in het cluster 1-onderwijs. Alle scholen van ‘Horizon jeugdzorg en speciaal onderwijs’ zijn cluster 4-scholen.
Op het Vaart college wordt onderwijs aangeboden aan leerlingen die zich voorbereiden op de arbeidsmarkt (praktijk onderwijs, MBO niveau 1) of op vervolgonderwijs (VMBO BL/KL/TL, HAVO, MBO niveau 2) (Horizon j. e., 2014).
2 Theoretische verkenning
Inleiding Om de hoofdvraag te beantwoorden, is er een aantal begrippen dat behandeld wordt in het onderzoek. Om duidelijk te krijgen om wie het onderzoek gaat, wordt er beschreven wie de MBO Niveau 1 leerling van het Vaart college is. In deze paragraaf is ook te lezen wat een cluster 4-school is en waar specifiek op gelet wordt bij de leerlingen. Met deze gegevens in gedachte wordt er gezocht naar de motivatieproblematiek van de leerling. Welke motivatietechnieken kunnen worden ingezet om de leerlingen aan het werk te krijgen? De reden voor de motivatieproblematiek en motivatietechnieken komen uitgebreid aan bod, omdat hier de basis ligt van het probleem en wellicht de oplossing. Alle scholen hebben sinds 2015 een zorgplicht, daarom moet er gekeken worden naar extra ondersteuning in en om de klas. De leerlingen op het Vaart college hebben deze extra aandacht en zorg zeker nodig, dus moet er passend onderwijs aangeboden worden. De reden dat er over passend onderwijs wordt geschreven, is dat het van belang kan zijn in het motiveren van de leerlingen. Alle belangrijke begrippen zullen eerst kort en beknopt behandeld worden. Door een beschrijving daarvan, wordt er een basis gelegd voor het beantwoorden van de hoofdvraag. Begripsverheldering MBO niveau 1 leerling vaart college: Deze leerling heeft ernstige gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis . De leerling wordt opgenomen omdat de cognitieve of sociaal-emotionele ontwikkeling stagneert. Het gehele onderzoek zal draaien om de leerling van MBO niveau 1. Cluster 4: Leerlingen die in aanmerking komen voor een plaats op een cluster 4-school van Horizon hebben een periode achter de rug waarin hun ontwikkeling op diverse gebieden niet volgens de verwachte en gewenste lijn is verlopen . De leerling is zeer moeilijk opvoedbaar en is lastig te motiveren. Extrinsieke en intrinsieke motivatie: Motivatie kan van binnenuit komen (intrinsiek) of door invloed van buitenaf (extrinsiek). In dit onderzoek wordt duidelijk hoe motivatie bij leerlingen ontstaat. Motivatieproblematiek: het gedrag dat vertoond wordt door de leerling komt voort uit de problematiek. In het onderzoek wordt ingegaan op oorzaken van de motivatieproblematiek. Motivatietechnieken: Interventies of bemiddelingen die docenten kunnen inzetten bij het motiveren van leerlingen voor een actievere deelname aan de lessen. Motiverende gespreksvoering: Bij motiverende gespreksvoering komt veel meer kijken dan alleen maar praten met de leerling. Om motiverende gesprekstechnieken toe te passen moet er rekening gehouden worden met een aantal principes. Het doel van motiverende gespreksvoering is dat de leerling weer gemotiveerd wordt om actief deel te nemen aan de praktijklessen.
Passend onderwijs: Sinds 2015 heeft elke school een zorgplicht. Dat houdt in dat scholen verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. De leerlingen kunnen dan extra ondersteuning in de klas verwachten. (Rijksoverheid, 2012) Het doel van passend onderwijs is om extra ondersteuning zo veel mogelijk in de klas te laten plaatsvinden. Er wordt daarbij gekeken naar het individu en dan vooral naar de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de leerling. De extra aandacht die de leerling krijgt kan motiverend werken. Of passend onderwijs motiverend kan werken, zal blijken uit dit onderzoek.
2.1 Wie zijn mijn MBO 1 leerlingen Alle leerlingen tussen de 15 en de 18 jaar zitten midden in hun adolescentieperiode. Dit is de periode tussen de puberteit en volwassenheid. In deze periode groeit de leerling uit van een afhankelijk individu naar en persoon die zelfstandig en zelfbepalend kan zijn. De leerling krijgt te maken met een lichamelijke groei en ontwikkeling, die bestaat uit een sociaal-emotionele ontwikkeling en een cognitieve ontwikkeling. (Wal, 2008) Bij de sociaal-emotionele ontwikkeling is de stabiliteit in emoties ver te zoeken bij sommige leerlingen. Het ene moment zal de leerling heel blij zijn en het andere moment is hij of zij boos en verdrietig. De leerling wil gehoord worden en zal zijn of haar mening over bepaalde onderwerpen naar buiten brengen. Hij wil geaccepteerd worden (Teitler, 2011). In de cognitieve ontwikkeling gaat de leerling van het concreet-operationeel denken over naar het formeel-operationeel denken . Concreet-operationeel denken kun je definiëren als het vermogen om inwendig te denken. Zoals het bedenken van een zet die niet uitgevoerd wordt bij het schaken. In het formeel-operationeel denken kan de leerling meer verbanden leggen tussen gebeurtenissen: ‘Als dit, dan dat’ . Des te ouder de leerling wordt, des te meer hij zal gaan nadenken over het leven. Daarbij zal hij vaak de discussie aangaan met de mensen om hem heen (Roelofs, 2011; Wal, 2008 ). De jongeren die op het Vaart college onderwijs krijgen, hebben vaak een complexe problematiek, die zijn oorsprong vindt in het ouderlijk huis, op school of in de vrije tijd . 80 % van de jongeren is afkomstig uit ernstig ontwrichte gezinnen en heeft een langdurige zorggeschiedenis. Veel meisjes zijn getraumatiseerd en hebben problemen met het reguleren van hun emoties. Er kan sprake zijn van loverboy problematiek, (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, verslaving, gedragsproblemen of eetproblemen. De jongens hebben ernstige gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis . Vaak hebben zij een drugsprobleem of zijn zij met een drugs- of alcoholverslaving geboren. Ze worden opgenomen omdat hun cognitieve of sociaal, - emotionele ontwikkeling stagneert. De docenten weten dat de jongeren op het Vaart college om wat voor reden dan ook (ernstige) gedragsproblemen hebben of hebben gehad.
2.1.1 Cluster 4- leerlingen Leerlingen die in aanmerking komen voor een plaats op een cluster 4-school van Horizon hebben een periode achter de rug waarin hun ontwikkeling op diverse gebieden niet langs de verwachte en gewenste lijn is verlopen. Ontwikkelingsstoornissen, emotionele stoornissen en/of gedragsproblemen hebben mogelijk geleid tot leerachterstanden en een gebrek aan motivatie om te willen leren. Een speciale aanpak is nodig om de leerlingen weer zin in het leren laten krijgen . Deze speciale aanpak wordt geboden in het cluster 4-onderwijs dat Horizon biedt . Om in aanmerking te komen voor cluster 4-onderwijs moet er een indicatie worden aangevraagd bij een commissie voor indicatiestelling. Deze commissies zijn er in verschillende regio’s in Nederland. Het aanvragen van een indicatie gebeurt door de ouders van de jongeren. Als er naar de pedagogische aanpak wordt gekeken, dan hebben leerlingen van het cluster 4-onderwijs behoefte aan een veilige en voorspelbare omgeving. Misschien wel meer behoefte aan een veilige en voorspelbaardere omgeving dan leerlingen in het regulier onderwijs. Zij willen meer structuur in tijd en in de activiteiten, waarbij niet van de structuur af geweken mag worden. Vanuit de veilige structuur die gecreëerd is, wordt het juiste gedrag van de leerling bevorderd. Het is wel van belang dat de docent weet wanneer stress en angst bij de leerling kunnen optreden. Hierdoor kan het probleemgedrag voorkomen worden, of in ieder geval in mindere mate naar buiten laten komen (Klomp, Kloosterman, & Kuijvenhoven, 2004).
Bij de didactische aanpak moet de docent rekening houden met de cognitieve leerstijl van de leerling. Leerlingen in het cluster 4onderwijs hebben over het algemeen moeite met het vinden van samenhang tussen de behandelde stof. Met andere woorden: leerlingen in het cluster 4-onderwijs kunnen niet het verband leggen tussen het ‘doen’ en het ‘waarom doen’. Het is belangrijk om bij een instructie veel te visualiseren door middel van pictogrammen. De leerlingen hebben ook erg veel hulp nodig bij de planning en organisatie van hun werk. Het is soms nodig om gebruik te maken van verduidelijkende hulpmiddelen, zoals agenda’s, kleurenkaarten en pictogrammen. Elke leerling brengt natuurlijk zijn eigen eisen aan de manier en inhoud van onderwijs met zich mee, omdat elke leerling een andere pedagogische en didactische aanpak nodig heeft. In het cluster 4-onderwijs stellen de leerlingen en ouders/wettelijke vertegenwoordigers hoge eisen aan de zorg die op school plaatsvindt. Deze hoge eisen bestaan onder andere uit begeleiding in en buiten de klas, en uit een zorgplan dat samen met de ouders/wettelijke vertegenwoordigers gekeurd wordt. Het totale team van docenten moet kennis hebben van de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Daarnaast is het belangrijk om contact te onderhouden met de lokale (jeugd)zorginstellingen en dat er een goede samenwerking is met de ouders/wettelijke vertegenwoordigers (Biesterbosch & Berkel, 2011). 2.2 Motivatie Motivatie stamt af van het Latijnse woord ‘movere’ dat ‘beweegreden’ betekent. Motivatie kan verwijzen naar de innerlijke gesteldheid die een motief is voor het ontstaan of nalaten van bepaalde gedragingen. Motivatie kun je onderverdelen in een aantal onderdelen. Het eerste is de oorsprong of richting van het gedrag. Daarnaast zijn de intensiteit van het gedrag en de volharding van het gedrag ook twee onderdelen van motivatie. Maar wat brengt de leerling in beweging? Komt motivatie bij jongeren voor omdat zij zelf iets willen leren en daar alles voor opzij zetten, dan hebben wij het over intrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie kan herkend worden als passie, voorkeur en/of interesse (Klomp, Kloosterman, & Kuijvenhoven, 2004). Worden de leerlingen beïnvloedt door een beloning, dan spreken we over extrinsieke motivatie. De beloning die de leerling krijgt werkt bevorderend op de motivatie. Je kunt hier denken aan een bonus, of betaald krijgen tijdens een stage waarin een leerling geen zin heeft (Bosch & Boss, 2009). Ook Menger (2008) schrijft over extrinsieke motivatie en over de beloning die klaarstaat voor de leerling. De leerling doet aan iets mee (gedragsverandering), omdat hij van een ander mee moet doen. Hij doet het in eerste instantie niet voor zichzelf. Volgens Menger (2008) is er naast intrinsieke en extrinsieke motivatie nog een ander soort motivatie, namelijk de interne motivatie. We spreken van interne motivatie als de leerling iets wil veranderen. De leerling werkt mee omdat hij de ervaring heeft dat er meer nadelen zijn dan voordelen door zijn gedrag. Leerlingen hebben de behoefte om zich te ontwikkelen. Dit gaat het best in een positieve omgeving . Volgens Versluys (2012) zou een rustige en lege indeling van het lokaal een positief effect hebben op de motivatie van de leerling. Voor de meeste leerlingen is een compliment geven of een duim omhoog steken al genoeg als beloning. Andere leerlingen hebben behoefte aan net iets meer. Zij hebben een extra steuntje in de rug nodig. Een beloningsysteem kan daarbij helpen. Een beloningsysteem zie je vaak terug bij sport . Bij zwemmen begin je bijvoorbeeld in een ondiep bad om bepaalde vaardigheden te oefenen. Elke keer als jij die vaardigheden beheerst mag je naar een dieper bad om de volgende vaardigheden onder de knie te krijgen. Uiteindelijk zit je in het diepste bad wat er is en word je beloond voor je vaardigheden door middel van een zwemdiploma. Bij judo leer je bepaalde vaardigheden en word je beloond met verschillende kleuren (banden en slippen), die je als erkenning voor je vaardigheden mag dragen en tonen. Een beloningsysteem is een beschrijving van waarop leerlingen beloond worden voor nieuwe vaardigheden , eigenschappen of kwaliteiten die zij zich eigen gemaakt hebben. De groep leerlingen die zich ervan bewust is dat er een beloning is voor behaalde prestaties, wordt door deze beloning extra gestimuleerd. Dit heet een beloningsimpuls. Deze leerlingen zijn extrinsiek gemotiveerd. Op de jeugdzorgpluslocatie De Vaart, waar de leerlingen verblijven, wordt al gewerkt met een beloningsysteem . Men werkt met een beloningsysteem om de extrinsieke motivatie te laten afnemen ten gunste van de intrinsieke motivatie van de leerling. (Horizon o. e., 2013) Volgens Teitler ( 2011 )zijn er vier soorten beloningen (prestatiebeloningen), namelijk: # materiele beloning (bijvoorbeeld een extra snoepje/sticker); # sociale beloning (bijvoorbeeld een compliment geven, duim omhoog); # activiteitenbeloning (bijvoorbeeld belonen door het mogen uitvoeren van een leuke activiteit); # ruilbeloning (bijvoorbeeld fiches, kaartjes, die ingeruild kunnen worden voor iets anders).
Alle manieren van belonen zijn een vorm van feedback geven, waarin je informatie geeft over het vertoonde gedrag (Teitler, 2011). Het idee om aan prestatiebeloning te geven , is begonnen in de economische wetenschappen . Personeel wordt gestimuleerd door een percentage van de winst toe te bedelen aan diegenen die harder werken en meer geld genereren dan collega´s. Er wordt verondersteld dat belonen leidt tot betere prestaties. Deze veronderstelling is gebaseerd op de verwachtingstheorie van Vroom (1995). Leerlingen raken pas gemotiveerd om bepaald gedrag te vertonen als zij denken dat dit gedrag een bijdrage kan leveren aan de doelen die behaald moeten worden. Als je volgens deze theorie werkt , geef je leerlingen alleen een beloning waar zij waarde aan hechten. Deze theorie van Vroom geldt alleen voor eenvoudige , gemakkelijk uit te voeren opdrachten. Het gedrag dat de leerling vertoont heeft te maken met intrinsieke en extrinsieke motivatie. Als een leerling een beloning krijgt voor het gedrag dat hij vertoont vanuit zijn intrinsieke motivatie, dan wordt dat gezien als controlerend. De kans bestaat dan dat het gevoel van eigen initiatief weggenomen wordt en dat kan de eigen verantwoordelijkheid van de leerling beïnvloeden. Positieve feedback zal genoeg zijn als beloningsvorm om de intrinsieke motivatie te ondersteunen. Een beloning zal de extrinsieke motivatie versterken voor bepaald gedrag. Hier is dan te zien dat er een afname of een toename plaatsvindt van de persoonlijke inspanning (Vroom, 1995). Wanneer en hoe beloon je een leerling? Mensen worden beloond omdat zij werk leveren voor ons, zij ons een veilig gevoel kunnen geven of omdat zij zich moedig hebben gedragen. Dit zijn beloningen die geleverd worden door de samenleving. Leerlingen kunnen beloond worden omdat zij gewenst gedrag laten zien of omdat zij een opdracht perfect hebben uitgevoerd. Er is een aantal regels die je in acht moet nemen zodra je gaat belonen, volgens Teitler ( 2011 ). Deze regels komen overeen met het geven van feedback. # Benoem het waargenomen te belonen gedrag. # Benoem ook vooral de persoon. # Geef een passende beloning die bij het gedrag past. # Beloon als het kan via de band (via een omweg): je maakt een belonende opmerking tegen een andere leerling, terwijl je zogenaamd niet door hebt dat de leerling in kwestie het door heeft . # Doe het niet te opvallend, want anders raakt de leerling de stimulans van de beloning kwijt. Je dient deze regels zo snel mogelijk nadat de leerling het gedrag heeft getoond te volgen . Dit omdat de leerling dan nog precies weet waarom hij beloond wordt en dit gedrag dan ook mogelijk zal herhalen om weer een beloning te krijgen (Teitler, 2011) (Geel, 2005 ). Verschillende motivatiepsychologen zijn ervan overtuigd dat het vertoonde probleemgedrag niet door toevalligheid is bepaald, maar dat er structuur in zit. Achter elk gedrag zit een reden en er is een soort van motivatie nodig. De grootste invloed op het gebied van motivatietheorieën is de behoeftepiramide van Maslow. Abraham Maslow (1908-1970) heeft de behoeftepiramide ontwikkeld: wat ons motiveert komt voort uit behoefte. In figuur 2.1 ziet u de behoeftepiramide volgens Maslow. In de behoeftepiramide gaat het vooral om de hiërarchie van basisbehoeften, waarbij de noodzakelijke behoeften voldaan moeten zijn voordat de niet-noodzakelijke behoeften belangrijk worden.
Figuur1 Behoeftepiramide van Maslow
2.3 Motivatieproblematiek Ondanks de samenwerking met de ouders/wettelijke vertegenwoordigers en extra zorg die geboden wordt aan de leerlingen, kan het wel eens mis gaan. Als de leerling totaal niet te motiveren is om zijn aangeboden dagstructuur te volgen, moet er gekeken worden naar de motivatieproblematiek. Motivatieproblematiek treedt pas op als er interactie plaatsvindt tussen twee personen. In dit geval is het doel van de docent duidelijk anders dan het doel van de leerling. Het is dus niet een kenmerk van een leerling, maar een interactieprobleem tussen twee personen. De problematiek heeft wel degelijk iets met het gedrag van de leerling te maken. Het gedrag is namelijk een gevolg van de problematiek. In tabel 2.1 staat een aantal mogelijke oorzaken van motivatieproblematiek. Motivatieproblematiek Oorzaak Niet kunnen Geëscaleerde adolescentie problemen, psychiatrische problemen (adhd), gezinsproblemen (gescheiden ouders, sterfgeval familielid) Niet willen Invloed van verkeerde vrienden zodat er een negatieve houding ontstaat Niet durven Niet open staan voor iets nieuws, angst voor iets nieuws. Minderwaardigheidsgevoel Niet weten Geen inzicht in de mogelijkheden, zowel eigen of maatschappelijke mogelijkheden. Tabel 1: Oorzaken motivatieproblematiek (Hermanns, Verheij, Reuling, & Nijnatten, 2005) Klomp (2004) schrijft dat het als docent van belang is om inzicht te krijgen in de achtergrond, de oorzaak van de motivatieproblematiek van de leerling. Dit om de begeleiding daarop aan te kunnen passen. Volgens Klomp kan de oorzaak van de problematiek verschillende oorzaken hebben. De oorzaken kunnen liggen in de persoonlijke problematiek (sociale en emotionele problemen). Als de leerling opgegroeid is tussen de ruzies tijdens een scheiding, kan het aan de thuissituatie liggen. Bij een scheiding of ruzies tussen ouders kan het kind daar de dupe van worden. De sociale en emotionele ontwikkeling kan stagneren. Door negatieve ervaringen of het veelvuldig mislukken van taken of opdrachten, zowel op school als thuis, kan er een gebrek aan zelfvertrouwen ontstaan of vroegtijdig school verlaten optreden. Hermanns (2005 ) heeft naast deze oorzaken nog een andere oorzaak beschreven. Namelijk het wantrouwen van hulpverleners, omdat het kind ervaring heeft met gefaalde hulpverlenerstrajecten. Leerlingen in de pubertijd kunnen nog niet heel goed reflecteren, waardoor zij het probleem gaan ontkennen. Zij zien het probleem niet en zullen zich daar dus niet op gaan richten. Leerlingen hebben in de jong adolescentieperiode drang naar zelfbepaling en het doel dat zij voor ogen hebben, is niet altijd hetzelfde doel als dat de docent voor hen heeft. Deze zelfbepaling en het richten op een ander doel kan voor wrijving zorgen of voor probleemgedrag bij de leerling. Leerlingen kunnen zich daarbij ook nog eens laten beïnvloeden door verkeerde vrienden (Klomp, Kloosterman, & Kuijvenhoven, 2004). Al deze oorzaken kunnen in de vier categorieën van de motivatieproblematiek geplaatst worden. Als er inzicht is verkregen in de motivatieproblematiek kunnen we kijken naar de begeleidingsmethodiek. In tabel 2.2 staan de
motivatieproblematiek en de accenten voor de begeleiding van de leerlingen.
Motivatieproblematiek Accenten in begeleiding Niet kunnen # Oplossingen vinden voor de persoonlijke problemen # Aanmoedigen van ‘boedelscheiding’, keuzen maken voor het eigen leven Niet willen # Gesprekken op zakelijke basis # Doelen aansluiten op de doelen van de leerling # Kosten-batenanalyse Niet durven # Bieden van veiligheid # Ondersteunen/ samen werken # Motiveren van zelf ‘leiderschap’ # Kleine stapjes, succesmomenten Niet weten # Erkennen van eigen problematiek # Oriënteren # Analyseren van mogelijkheden # Kosten-batenanalyse Tabel 2: Begeleiding inde motivatieproblematiek (Hermanns, Verheij, Reuling, & Nijnatten, 2005) 2.4 Motiveren tot gedragsverandering In dit onderzoek wordt er gezocht naar interventies of bemiddelingen die docenten kunnen inzetten bij het motiveren van leerlingen voor een actievere deelname aan de lessen. Er is in de literatuur een aantal motivatietechnieken te vinden. Deze technieken komen later aanbod. Allereerst kijken we naar waarom leerlingen kunnen veranderen. Er zijn een aantal redenen die van invloed kunnen zijn op de motivatie van leerlingen. Zo is er een natuurlijke verandering waar geen duidelijke reden voor is, ook wel een ‘spontane remissie’ genoemd. Soms worden er ook korte interventie gepleegd, omdat deze een beter resultaat kunnen
geven dan langere interventies. Het is ook van belang dat de juiste dosering van hulpverlening op gedragsverandering wordt gegeven. Het kan namelijk zo zijn dat kleine beetjes tot een beter resultaat leiden dan in één keer een grote hoeveelheid. Daarbij helpt het dat de leerling vooral moet geloven in verandering. Het effect op gedragsverandering wordt hiermee versterkt. De meest effectieve reden is dat de juiste docent moet worden ingezet. De docent moet invloed kunnen hebben op de leerling, goedschiks of kwaadschiks. Een docent moet aan een aantal voorwaarden voldoen, namelijk: nauwkeurige empathie, belangeloze warmte en echtheid. Docenten die ondersteunen en reflecteren bij de leerling zullen een toename zien in de verandertaal. Verandertaal wil zeggen dat de leerling uitspraken doet die getuigen van motivatie en inzet (Miller & Rollnick, 2005). Deze redenen van invloed worden ook wel het ‘fundament van verandering’ genoemd. Nu moet er gekeken worden naar datgene wat maakt dat de leerling gemotiveerd raakt. Volgens Miller en Rollnick zijn er drie punten die dat mogelijk maken. Dit zijn bereidheid, vermogen en gereedheid. Met bereidheid wordt bedoeld dat de leerling het belang moet inzien van zijn gedragsverandering, hij moet het zelf willen. Zolang de leerling geen last heeft van zijn gedrag en alles verloopt precies zoals hij wil, dan zal hij geen verandering laten zien. Zodra de leerling tegen problemen aanloopt waarin zijn gedrag een rol speelt, dan zal hij beginnen aan het veranderingsproces. Het vermogen om te veranderen bij leerlingen die wel willen veranderen, maar niet het vertrouwen hebben om echt te kunnen veranderen, kan ook een rol spelen. Voor deze leerlingen moet dus een andere methode bedacht worden dan bij leerlingen die niet bereid zijn te veranderen. Als de bereidheid en het vermogen gevonden zijn, wil het niet altijd zeggen dat de leerling ook daadwerkelijk gaat veranderen. De leerling wil graag veranderen en hij kan ook veranderen, maar heeft andere prioriteiten gesteld, waardoor zijn gedragsverandering nog even moet wachten. Om te veranderen moet de verandering de eerste prioriteit zijn, waardoor het gedragsveranderingsproces in gang gezet kan worden. Als dit niet het geval is, dan is de leerling is er dus nog niet klaar of gereed voor. 2.5 Motivatie technieken Op het Vaart college zijn de docenten continu in gesprek met de leerlingen, om hem of haar aan het werk te krijgen. Dit doen zij door middel van verschillende motivatie technieken. De definitie van motivatietechnieken is volgens Miller en Rollnick (2005) een persoonsgerichte, directe methode om de intrinsieke motivatie van de persoon te bevorderen tot aanpassing, door tegenstrijdigheid te verkennen en op te lossen. Om motivatietechnieken toe te passen is er een aantal begrippen waar aan gedacht moet worden. Deze begrippen zijn: samen doen, prikkelen en onafhankelijkheid. Het is vooral belangrijk bij het samen doen dat de docent een positieve omgeving creëert waarin de verandering tot aanpassing gestimuleerd en niet afgedwongen wordt. Je gaat het dus echt samendoen met de leerling. Als docent probeer je bij de leerling de intrinsieke motivatie te prikkelen. Dit doe je door middel van uitlokken en niet door middel van onderwijzen. Uitlokken is bijvoorbeeld de leerling nieuwsgierig maken en doelen stellen. De verandering tot aanpassing is de verantwoordelijkheid van de leerling zelf. De leerling moet onafhankelijk zijn: hij is dus vrij om wel of niet te veranderen. Het uiteindelijke doel is om de leerling de motivatie van binnenuit te laten ervaren en niet dat hij door een ander persoon gemotiveerd wordt om iets te doen (Miller & Rollnick, 2005). 2.5.1 Motiverende gesprekstechnieken Er zijn in de motiverende gespreksvoering verschillende technieken, namelijk de non-verbale technieken, interviewtechnieken en complexe gesprekstechnieken. Om de juiste motiverende gesprekstechnieken toe te passen, gelden een aantal principes. Als er rekening gehouden wordt met deze principes, kom je erachter welke motiverende gesprekstechniek het beste tot zijn recht komt bij de te motiveren leerling. De docent moet weten dat geen enkele leerling hetzelfde is en dat hij de leerling moet accepteren zoals hij is. Het eigen beeld en waardeoordelen laat de docent even achter zich. De leerling moet duidelijk krijgen van de docent dat het probleemgedrag dat de leerling vertoont, niet het gedrag is dat de docent eigenlijk zou willen. De non-verbale technieken zouden kunnen bestaan uit een knipoog of een duim als er positieve feedback gegeven wordt. Andere vormen van non-verbale technieken kunnen knikken of gezichtsuitdrukkingen zijn (Gier, 2001). Als een leerling bepaalde competenties bezit, moet de docent zich daar op focussen. Benadruk wat de leerling heel goed kan. Docenten moeten volgens de Stichting Beroepskwaliteit Leraren beschikken over bepaalde competenties. Volgens de pedagogische competentie moet de docent problemen signaleren en daarbij een passend plan van aanpak maken. Bij het signaleren van het probleem moet het probleem in een zo positief mogelijke context geplaatst worden. Vanuit hier worden positieve redenen gezocht voor dit gedrag. Het begrijpen van het probleem kan het voor de docent gemakkelijk maken om te zoeken naar oplossingen. Om sneller een oplossing te vinden, probeert de docent het gevoel te achterhalen bij datgene wat er gezegd wordt door de leerling. Daarbij komen de interviewtechnieken van pas. Als een leerling continu aan het schelden is op alles wat er om hem heen gebeurt, moet er duidelijk worden waarom hij scheldt. Waar komt dit schelden vandaan en met welke emotie scheldt de leerling? Er wordt gekeken naar het gevoel en dit gevoel wordt voorgelegd aan de leerling. Er kan ook gebruik gemaakt worden van beeldspraak. Dit is een indirecte manier om het probleem naar voren te brengen en de aandacht te krijgen van de leerling. Als het probleem eenmaal achterhaald is, dan kan de docent het probleem beschouwen door op beide kanten van het probleem te reflecteren. Dit met als doel dat de leerling verder gaat kijken en gaat nadenken over het probleem. Het is de bedoeling dat de docent in het gesprek
met de leerling een woordenwisseling of onenigheid vermijdt, omdat anders vaak het tegenovergestelde wordt bereikt. Een gesprektechniek die kan helpen bij leerlingen die veel in de verdediging schieten, is dat de docent mee gaat in de verdediging. De docent gaat dus mee in de verdediging of overdrijft het. Zo kan het zijn dat de leerling in de gaten krijgt dat het geen zin heeft om in de verdediging te gaan. Precies het tegenovergestelde kan ook het gewenste gedrag veroorzaken. Bij leerlingen met gedragsproblemen wil je niet dat de situatie zo uit de hand gaat lopen dat de leerling zichzelf of anderen gaat beschadigen. Soms kan het juist werken om tegenstrijdige technieken te gebruiken, zoals provoceren, onder- of overwaarderen. Dit zijn complexe gesprekstechnieken. Een leerling die ontzettend uit zijn dak gaat en die kalm gemaand moet worden verwacht dit vaak ook. Een tegenstrijdige reactie zal hij nooit verwachten en kan hem overdonderen. De docent kan zich zo laten meeslepen in de kwaadheid van de leerling dat hij zelf uit zijn slof schiet. Ook docenten hebben gevoel en zijn hun emotie niet altijd de baas. Deze reactie zal de leerling niet verwachten. Dit kan hem overdonderen waardoor hij nietszeggend weg kan lopen of door stomheid geslagen is, en verder gaat met zijn werk (Kok, 2002). 2.5.2 Gedragstherapeutische technieken Het gedrag van de leerling komt voort uit hun problematiek. Het resultaat van het gedrag kan als positief of negatief ervaren worden. Als het resultaat als positief ervaren wordt, dan wordt het gedrag versterkt. Als het resultaat als negatief ervaren wordt, zal het gedrag verminderen. Voor de leerling moet het goed duidelijk zijn wat er van hem gevraagd wordt. Welk gedrag wil de docent wel zien en welk gedrag niet? Er is een drietal technieken om dit te beïnvloeden. Er zijn technieken om het gedrag te versterken, om het gedrag te verminderen en om opnieuw gedrag op te bouwen. De technieken zullen in het kort beschreven worden.
Technieken om gedrag te versterken Om het gedrag van een leerling te versterken is er een aantal technieken die toegepast kunnen worden. Er is in het begin van dit hoofdstuk gesproken over het beloningssysteem dat toegepast kan worden. Je wilt een bepaald gedrag zien en daarvoor wordt de leerling beloond. Dit kan in de vorm van een materiële beloning, sociale beloning, activiteitenbeloning of ruilbeloning.
Technieken om gedrag te verminderen Net zoals er technieken zijn om gedrag te versterken, zijn er ook technieken om gedrag te verminderen. Zo kan de docent het gedrag dat de leerling vertoont totaal negeren. Dit valt samen met het belonen van het gewenste gedrag. Voorbeeld: een leerling schreeuwt van een afstand naar de docent de opmerking dat hij iets nodig heeft en de docent negeert hem volledig. Na verloop van tijd zal de leerling begrijpen dat hij geen aandacht krijgt van de docent als hij schreeuwt. Als de leerling naar de docent toe gaat en het hem op een gepaste manier vraagt, zal hij wel antwoord krijgen. Bij ongewenst gedrag kun je de leerling ook een time-out geven. Als je dit doet moet je goed afstemmen met de leerling over de plaats, de tijd en het doel van de time-out. De docent haalt de leerling dus uit de situatie, zodat hij na de time-out rustig met hem kan praten over zijn gedrag. In dit gesprek spreek je uit wat er van hem wordt verwacht als hij weer terug in de groep of klas komt. De leerling hoeft dit niet te zien als straf. Een straf moet je nooit vaak inzetten, omdat dit kan leiden tot een negatief zelfbeeld. Het verminderen van het gedrag wordt met straf geven niet vaak bereikt, maar zal juist het tegenovergestelde bereiken.
Technieken om nieuw gedrag op te bouwen Als het gedrag niet wil verminderen of wil versterken kan de docent er ook voor zorgen dat het gedrag opnieuw opgebouwd wordt. Dit kan door middel van vormen. De docent gaat in kleine stapjes het gedrag zo veranderen zoals de docent dit zou willen zien. Bijvoorbeeld: de jongere komt binnen zonder goedemorgen te zeggen en maakt veel lawaai. De docent vertelt dat hij terug moet op de gang en goedemorgen moet zeggen als hij binnenkomt, rustig moet gaan zitten, jas uit moet doen, boeken moet pakken, enz. De volgende techniek kun je gelijk toepassen als voorgaande niet werkt: als docent ga je het gewenste gedrag voordoen. Bijvoorbeeld: de docent komt het lokaal binnen en zegt ‘’goedemorgen’’, gaat rustig op zijn stoel zitten enz. Bij een volgende techniek help je de leerling bij de laatste stap van het gewenste gedrag, zodat de leerling wel een succeservaring
heeft. Hierdoor heeft de leerling toch het gevoel dat hij opgemerkt wordt en ook nog iets goeds gedaan heeft. Hierbij is het van belang dat de docent wel een compliment geeft. Bijvoorbeeld: als de leerling eenmaal zit en zijn boeken heeft gepakt, benoemen dat het goed is dat hij zijn boeken op tafel heeft gelegd (Gier, 2001).
2.6 Passend onderwijs Op het Vaart college zitten jongeren die extra zorg krijgen, omdat zij dit vanwege hun problematiek nodig hebben. Voor het volgen van onderwijs is dit niet heel veel anders. Veel verschillende individuen met verschillende achtergronden in de klas. Van praktijkonderwijsleerlingen tot havisten. Deze kun je eigenlijk niet in dezelfde klas plaatsen, omdat de verschillen in schoolwerk groot zijn. Helaas wordt dit op het Vaart college wel gedaan, omdat de mogelijkheden er niet zijn om klassen te vormen met leerlingen van hetzelfde niveau. Het is zaak naar het individu te kijken en dan vooral naar de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de leerling. De extra aandacht die de leerling krijgt kan motiverend werken.
Er is in 2012 een nieuwe wet aangenomen, waarin staat dat de scholen een zorgplicht krijgen vanaf 2015. Dat houdt in dat scholen verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. De leerlingen kunnen dan extra ondersteuning in de klas verwachten (Rijksoverheid, 2012). Het doel van passend onderwijs is om extra ondersteuning zo veel mogelijk in de klas te laten plaatsvinden. Docenten staan er daarbij natuurlijk niet alleen voor. Het team, de school en het samenwerkingsverband zorgen dat de docent die ondersteuning kan bieden . Dit team kan bestaan uit klassenassistenten, remedial teacher, huiswerkbegeleiders of sociale vaardigheidstrainers. Met het schoolondersteuningsprofiel formuleert elke school welke ondersteuning deze kan bieden aan leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. In het schoolondersteuningsprofiel legt het schoolbestuur ten minste eenmaal per 4 jaar vast welke ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. Leraren hebben daarbij adviesrecht. Zittende leerkrachten kunnen bijvoorbeeld extra scholing krijgen om beter te leren omgaan met de verschillen tussen leerlingen in de klas (Passendonderwijs.nl, 2012).
2.7 Samenvatting De MBO niveau 1 leerlingen op het Vaart college hebben een complexe problematiek, die veelal in het ouderlijk huis, op school of in de vrije tijd zijn oorsprong vindt. Leerlingen moeten het Vaart college gemotiveerd worden om te leren. Motiveren stamt af van het Latijnse woord ‘movere’ wat ‘brengt in beweging’ betekent. Motivatie kan bij de leerlingen vanzelf naar boven komen omdat zij hier behoefte aan hebben. In dit geval spreken we over intrinsieke motivatie. Bij interne motivatie is de leerling wel gemotiveerd, maar meer omdat hij weet dat door zijn gedrag er alleen maar nadelen zijn en geen voordelen. Wordt de leerling beïnvloed door een beloning, dan spreken we over extrinsieke motivatie. Naast de intrinsieke, interne en extrinsiek motivatie is er ook externe motivatie. Deze motivatie komt opzetten als de leerling iets doet voor andere, in eerste instantie doet hij het niet voor zichzelf, maar bijvoorbeeld omdat zijn vader het wil of omdat hij het opgelegd krijgt van zijn docent. De motivatieproblematiek komt naar voren als er interactie is geweest tussen twee personen. De motivatieproblematiek heeft te maken met het gedrag van de leerling. Daarom is het voor een docent van belang om inzicht te krijgen in de oorzaak van de
motivatieproblematiek. Deze oorzaken kunnen liggen in het: ’niet kunnen’, ‘ niet willen’,’ niet durven’, of het ‘niet weten’. Bij alle vier de oorzaken van problematiek kun je accenten leggen in de begeleiding. In alle vier de gevallen van motivatieproblematiek moet er gemotiveerd worden tot gedragsverandering. Er zijn een aantal redenen die van invloed zijn waarom leerlingen kunnen veranderen. Het effect tot gedragsverandering kan versterkt worden als de leerling ook geloofd in gedragsverandering. Een docent moet dan wel invloed hebben op de leerling en zich kunnen inleven in de leerling. De docent die belangeloze warmte en echtheid uitstraalt en daarbij reflecteert, gaat een toename zien in de verandertaal. Is er eenmaal bekend wat invloed heeft op de verandering van een leerling, dan kan er gekeken worden wat de leerling motiveert. Hierin zijn drie punten die dat mogelijk maken. Dit zijn bereidheid (belang inzien van veranderen), vermogen (het willen veranderen) en gereedheid (klaar zijn om te veranderen). Om al deze informatie te achterhalen zijn er gesprekken nodig, dit wordt ook wel de motivatietechniek genoemd. De definitie van motivatietechnieken is een persoonsgerichte, directe methode om de intrinsieke motivatie van de persoon te bevorderen tot aanpassing, door tegenstrijdigheid te verkennen en op te lossen. Er zijn twee soorten motivatie technieken, namelijk de motiverende gesprekstechnieken en de gedragstherapeutische technieken. De motiverende gesprekstechnieken kan onderverdeeld worden in een aantal verschillende technieken. Dit zijn de non- verbale technieken, de interviewtechnieken en de complexe gesprekstechnieken. Om deze technieken toe te passen moet er rekening gehouden worden met een aantal principes. Deze zijn: accepteer de leerling zoals hij is, eigenbeeld en waardeoordelen achter zich laten, wees als docent duidelijk over het gewenste gedrag, vermijd woordenwisselingen, meegaan met de verdediging van de leerling of overdrijven van de verdediging. Soms kan het juist werken om tegenstrijdige technieken te gebruiken zoals provoceren, onder- of overwaarderen. Naast de motiverende gesprekstechnieken zijn er ook gedragstherapeutische technieken. Het gedrag dat een docent wil zien kan beïnvloed worden met behulp van drie technieken. Er zijn technieken die het gedrag versterken (een beloningssysteem), om het gedrag te verminderen (negeren van ongewenst gedrag, time-out geven, in gesprek aangeven wat de verwachting is), en er zijn technieken om nieuw gedrag op te bouwen (nieuwe docent of klas, ongewenst gedrag in kleine stapjes corrigeren). Vanaf het jaar 2014 zijn scholen verplicht gesteld op passend onderwijs te bieden. Op deze manier wordt er meer gekeken naar het individu en dan vooral naar de sociaal, - emotionele en cognitieve ontwikkeling van de leerling. Deze aandacht kan motiverend werken op de leerling. In onderstaand schema is voor verschillende soorten motivatieproblematiek weergegeven welke technieken men kan kiezen om de leerling te motiveren.
Motivatieproblematiek Oorzaak Invloed op gedragsverandering motivatietechnieken onderdelen Voorbeelden Niet kunnen Geëscaleerde adolescentie problemen, psychiatrische problemen (adhd), gezinsproblemen (gescheiden ouders, sterfgeval familielid)
bereidheid (belang inzien van veranderen)
Motiverende gesprekstechnieken
Of
Gedragstherapeutische technieken
Non-verbale techniek
Sociale beloning of bepaalde gezichtsuitdrukkingen
Interview techniek Achterhalen van gevoel of reden van probleemgedrag
Niet willen Invloed van verkeerde vrienden zodat er een negatieve houding ontstaat
vermogen (het willen veranderen)
Complexe gesprekstechniek Provoceren, onder of overwaarderen Niet durven
Niet open staan voor iets nieuws, angst voor iets nieuws. Minderwaardigheidsgevoel
Techniek om gedrag te versterken Beloningstechnieken Materiele beloning, Sociale beloning, Activiteiten beloning, ruilbeloning
gereedheid (klaar zijn om te veranderen).
Techniek om gedrag te verminderen
Negeren van probleemgedrag of time-out geven Niet weten Geen inzicht in de mogelijkheden, zowel eigen of maatschappelijke mogelijkheden.
Techniek om nieuw gedrag op te bouwen In kleine stapjes het gedrag veranderen door succeservaring Tabel 3: Van motivatieproblematiek naar motivatietechniek 3 Doelstelling en vraagstelling met deelvragen
Het oplossen van het praktijkprobleem is van belang en interessant omdat de jongeren sneller kunnen instromen in het regulier onderwijs of aan de slag kunnen gaan op de arbeidsmarkt. Op dit moment zijn er bij mij geen motivatietechnieken of motivatiestrategieën bekend die ik meteen binnen het praktijkonderwijs kan toepassen. Mijn onderzoeksvraag heeft betrekking op de vraag hoe docenten leerlingen kunnen motiveren en stimuleren om mee te werken aan de praktijk opdracht. Directe aanleiding voor het formuleren van deze onderzoeksvraag is de klacht van mededocenten over leerlingen die overduidelijk geen zin hebben, maar wel op school moeten blijven. De leerlingen mochten op dat moment namelijk niet terug naar de leefgroep van onze zorgcoördinator. Dit onderzoek kent twee uiteindelijke doelen: een praktische doelstelling en een theoretische doelstelling. De praktische doelstelling is het bieden van handvatten om motivatietechnieken en motivatie bevorderende technieken bewust te gebruiken. De theoretische doelstelling is uitzoeken welke motivatiefactoren er zoal bestaan. Mijn hoofdvraag wil ik beantwoorden met
behulp van de onderstaande deelvragen. Hoofdvraag: # Welke motivatietechniek kan resulteren in een actievere deelname van de leerling in de MBO Niveau 1 klassen tijdens de praktijklessen?
Deelvragen: # Welke motivatietechnieken zijn er tot nu toe gebruikt op het Vaart college? # Wie zijn mijn MBO Niveau 1 leerlingen ? # Wat verstaan leerlingen over het algemeen onder ‘motivatie’? # Welke motivatietechnieken worden er in de literatuur beschreven (maximaal drie)? # Wat is de relatie tussen passend onderwijs en motivatie?
4 Methode van onderzoek
Er zijn verschillende manieren om achter informatie of data te komen. De keuze is afhankelijk van de onderzoeksvraag (Donk & Lanen, 2012). Om tot een goed antwoord te komen op de vraag welke motivatietechniek kan resulteren in een actievere deelname van de leerling in de MBO Niveau 1 klassen tijdens de praktijklessen, is er een field research gedaan. Er zijn interviews afgenomen en er is geënquêteerd. Omdat niet alles vanuit interviews en enquêtes te achterhalen is, is er ook deskresearch gedaan. Er zal gebruik worden gemaakt van de verschillende literaire bronnen. Door verschillende relevante bronnen te bestuderen, worden de bestaande kennis en inzichten vanuit verschillende perspectieven in kaart gebracht . Eerdere onderzoeken gericht op motivatietechnieken toepassen bij leerlingen worden gebruikt om een diversiteit aan informatie weer te geven. In dit hoofdstuk volgt een korte beschrijving van de literatuur, net als een beschrijving van de onderzoekspopulatie en de onderzoeksmethode. 4.1 Literatuurverkenning
Op het Vaart college zitten jongeren die bezig zijn met het behalen van hun MBO Niveau 1 diploma. Deze jongeren lijken nergens toe gemotiveerd. Zij hebben geen zin in school of werk, willen geen hulpverlening en nemen niets aan van docenten. In het boek ‘Aan de gang’ wordt een methodiek uitgewerkt voor het motiveren van jongeren in trajecten voor arbeidstoeleiding. De reden voor het gebruik van boek is dat het perfect aansluit bij de doelgroep die onderzocht gaat worden (Klomp, Kloosterman, & Kuijvenhoven, 2004). Voor docenten is het altijd belangrijk om een stimulerend leerklimaat te creëren. De ‘whole school approach’ is een methodiek die hierbij kan helpen. De ‘whole school approach’ is op vijf niveaus uitgewerkt: de klas, de school, de leraar, de leerling en de ouder ( Teitler, 2011 ). Voor deze niveaus worden er instrumenten aangereikt om een plezierig leer- en leefklimaat te creëren en adviezen gegeven over ingrijpen bij ordeverstoring. Verder wordt er extra aandacht gegeven aan zorgleerlingen en het sturen van groepsprocessen. ‘ Lessen in orde’ is een praktijkboek met veel voorbeelden van ervaringen. Op de bijbehorende website staan reflectievragen , opdrachten, verdiepingsstof en documenten, zoals voorbeeldbrieven, beoordelingsformulieren en checklists. Het boek is bedoeld voor studenten aan lerarenopleidingen , startende leraren, zij-instromers, schoolleiders en voor leraren die hun onderwijs willen verbeteren ( Teitler, 2011 ) . Als docent ben je meer dan alleen maar een persoon die kennis overbrengt. Zeker in het cluster 4-onderwijs wordt er heel wat begeleiding gegeven aan de jongeren. In identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding wordt een psychologisch kader geschetst dat houvast biedt bij het ontwikkelen van een visie op leerlingbegeleiding ( Wal, 2008 ). Daarbij besteden de auteurs aandacht aan de rol van lichamelijke en seksuele veranderingen, maar ook aan veranderingen op het gebied van denken en leren die de identiteitsvorming beïnvloeden. Ook de praktische vaardigheden die nodig zijn bij het begeleiden van leerlingen komen ook aan de orde, zoals verschillende soorten gesprekken voeren, het signaleren en diagnosticeren van probleemgedrag en het opstellen van handelingsplannen (Wal, 2008).
4.2 Onderzoeksinstrumenten Interviews/enquête De interviews zijn afgenomen bij de praktijkdocenten van: # Klas C Niveau 1 Zorg en Welzijn # Klas F Niveau 1 Techniek # Klas G Niveau 1 Brood en Banket # Lichamelijke oefening # CKV Deze interviews zullen bestaan uit een reeks vragen en een voorgelegde casus. De interviews zijn te zien in bijlage 1 en 2. De docenten en ondersteuners zullen hierbij een oplossing geven voor het motivatieprobleem van de jongere, met actieve lesdeelname als doel. Deze interviews worden 2 keer in de 3 maanden afgenomen bij 5 docenten. Het tweede interview geeft informatie over het inzetten van motivatietechnieken. Als alle informatie verzameld is wordt deze schematisch weergegeven. De enquête wordt door de jongeren van deze klassen ingevuld en de resultaten hiervan worden ook schematisch weergegeven. Deze enquête is te bekijken in bijlage 3. De doelgroep van de enquête is een groep van 40 jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 18 jaar. De keuze voor deze doelgroep is gemaakt omdat deze klassen de meeste praktijklessen krijgen. Deze enquête moet inzicht geven of de manier van motiveren die nu wordt toegepast ook aansluit op de jongeren. Schematisch overzicht van de onderzoekspopulatie. Docenten
5 Jongeren 40 Tabel 4 schematisch overzicht onderzoekspopulatie Achtergrondgegevens vakdocenten: Geslacht: 4 mannen en 1 vrouw Leeftijd: in de leeftijdsgroep 30 t/m 52 jaar Functie: Vakdocenten beroepsonderwijs, onderwijzen of geven instructie in bepaalde vakgebieden in scholen en instellingen voor voortgezet onderwijs. Dit doen zij aan wat oudere leerlingen. Ze bereiden ze voor op hun toekomstige werk in specifieke beroepen in vakgebieden waarvoor in het algemeen geen universitaire of hogere beroepsopleiding is vereist .
Achtergrondgegevens jongeren Geslacht: man/ vrouw Leeftijd: 15 t/m 18 jaar Functie: Jongeren die bezig zijn met het behalen van het MBO Niveau 1 diploma
4.3 Verantwoording onderzoeksinstrumenten In bijlage 4 is te zien met welk instrument elke deelvraag is onderzocht en waarom. In het schema zijn de doelen van het kernbegrip beschreven, de deelaspecten en waar de vraag wordt gesteld in het interview of enquête.
5 Resultaten Om de resultaten van de theoretische verkenning en het eerste en tweede interview zo goed mogelijk in kaart te brengen, is ervoor gekozen om deze schematisch weer te geven. Er is bewust voor gekozen om de interviews niet geheel uit te schrijven, omdat dit geen meerwaarde biedt voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. De antwoorden die gegeven zijn door de leerlingen op de vragen uit de enquête zijn in een diagram af te lezen. De deelvragen zullen hier deels beantwoord worden. 5.1 Eerste interview docenten Hieronder zijn de antwoorden in een schema geschreven om een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van de antwoorden op de vragen. Welke motivatietechnieken zijn er tot nu toe gebruikt op het Vaart college? Zorg en Welzijn-docent “Ik kan eigenlijk helemaal geen motivatietechnieken benoemen. Misschien dat ik het onbewust doe, maar zeker niet bewust. In de praktijk motiveer ik door ze bewust te maken van de toekomst en dan datgene te benoemen wat zij kunnen en wat zij daarmee kunnen bereiken. Ik probeer bij het geven van opdrachten de opdrachten altijd klein te houden en ze zo meer succeservaringen te laten opdoen. Op deze manier raken zij gemotiveerd om het nog eens te doen. En cijfers geven werkt ook
motiverend.” Techniek-docent “Ik ken de motivatietechnieken niet bij naam, maar zal ze ongetwijfeld een keer bij me gehad of gehoord hebben. Ik heb wel een aantal voorbeelden uit de praktijk, ik kan een aantal mooie werkstukken laat zien en ik heb een goed samenspel met Richard (Richard is een leerkrachtondersteuner). Richard is meer van het pappen en nathouden, heel lief en aardig. Ik daarentegen ben van de harde hand en een stevige aanpak. Dit kunnen Richard en ik heel goed afstemmen op de persoon. We maken regelmatig oogcontact en zien dan vaak wie van ons de jongere moet gaan begeleiden. Afhankelijk van de jongeren kunnen beide manieren van aanpak motiverend werken.” Brood en Banket-docent “Ik probeer vaak te spiegelen en geef voorbeelden van waarom het belangrijk is. Ik vertel wat ze er uiteindelijk mee kunnen. Dit werkt overigens niet voor iedereen zo, de eventuele volgende stap is het betrekken van betrokken mensen, mensen die invloed op de leerling hebben.” CKV-docent “Ik ken eigenlijk geen motivatietechnieken van papier. We gaan gewoon beginnen. Ik begin of de leerlingen beginnen. Ik geef wel ruimte, ik ga vragen stellen, want ik ben op zoek naar datgene wat hij leuk vindt. Ik laat ruimte zien en soms vinden de leerlingen zelf wel de motivatie om iets te gaan doen.” Lichamelijke Opvoeding-docent “Dat is heel theoretisch, die heb ik niet paraat. Ik kan ze niet zo opnoemen, omdat ik ze niet bij naam ken. Maar als ik ga motiveren, ga ik ze positief benaderen, en vooral aangeven dat het goed is dat ze er zijn. Ik probeer de lesstof leuk en enthousiast te brengen, en uitdagend te maken. We geven kinderen de kans, als het even niet lukt, tot rust te komen. Even iets anders doen of het even aankijken, maar er wordt wel van ze verwacht dat ze meedoen. Het is namelijk geen optie om aan de kant te zitten. We gebruiken muziek bij de lessen, dit kan motiverend werken. We hebben de mogelijkheid om in overleg met de jongeren de lesstof aan te bieden. Het is namelijk ook afhankelijk van hoeveel leerlingen er komen.”
Tabel 5 Welke motivatietechnieken zijn er tot nu toe gebruikt op het Vaart college? Uit bovenstaande tabel valt op te maken dat de meeste docenten de motivatietechnieken niet bij naam kennen. De docenten die geïnterviewd zijn hebben allemaal een andere manier van motiveren. Zo wordt er gespiegeld, positief benaderd, ruimte gegeven, geprovoceerd en inzicht gegeven in de mogelijkheden.
Wie zijn mijn MBO Niveau 1 leerlingen ?
Zorg en Welzijn-docent “Mijn MBO Niveau 1-leerlingen hebben weinig concentratie en een korte spanningsboog. Zij hebben structuur en duidelijkheid nodig. Bij het geven van opdrachten moeten deze kort zijn, anders worden de leerlingen druk. De meeste leerlingen uit mijn klas zijn doeners en kunnen goed met hun handen werken: hier halen zij hun energie vandaan. Ik merk dat de leerlingen wel willen, maar het lastig vinden, omdat zij veel aan hun hoofd hebben. Dit komt omdat er een hoop onduidelijk is voor hen.” Techniek-docent “De MBO Niveau 1-leerlingen hebben bijna altijd een doorbroken schoolloopbaan, dus grote gaten. Zij kunnen meer dan het lijkt en zijn tamelijk divers qua opleidingsniveau, van havisten tot praktijkschoolleerlingen. Zij gaan beslist uitstromen naar arbeid en
andere leerlingen hebben potentie om niveau 4 te halen. Als we kijken naar het gedrag, dan zien we dat zij impulsief zijn. Daarnaast hebben zij geen ontzag voor autoriteit en zijn geen school gewend.” Brood en Banket-docent “Soms moeilijk te motiveren. Maar als je ze eenmaal te pakken hebt, dan zijn ze wel bereid. Het boeit ze allemaal niet zoveel, het is moeilijk om ze te overtuigen dat het belangrijk is.” CKV-docent “Deze leerlingen kunnen moeilijk zelf dingen verzinnen. Zij hebben wel kaders nodig, omdat zelfstandig werken lastig is.” Lichamelijke Opvoeding-docent “Leerling met behoefte aan praktijk, ze kunnen niet lang stil zitten.” Theoretische verkenning “Veel meisjes zijn getraumatiseerd en hebben problemen met het reguleren van hun emoties. Er kan sprake zijn van loverboy problematiek, (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, verslaving of eetproblemen. De jongens hebben ernstige gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis. Ze worden opgenomen omdat hun ontwikkeling stagneert. We weten dat elke jongere om wat voor reden dan ook (ernstige) problemen heeft of heeft gehad . Vaak komt hier het probleem bij dat zij een drugsprobleem hebben of dat zij met drugs of alcoholverslaving zijn geboren.” (Horizon o. e., 2013)
Tabel 6: Wie zijn mijn MBO Niveau 1-leerlingen? In bovenstaande tabel is te lezen dat de MBO Niveau 1-leerlingen weinig concentratie hebben, zij hebben vooral structuur, duidelijkheid en hulp nodig. Divers van havisten tot praktijkschoolleerlingen met doorbroken schoolloopbaan en slecht te motiveren. Leerlingen hebben verschillende vormen van problematiek.
Wat is de relatie tussen passend onderwijs en motivatie?
Zorg en Welzijn-docent “Veel individuen in kleine klassen maakt motiveren makkelijker. Er moet dan op verschillende manieren gemotiveerd worden. Elke Niveau 1-leerling moet op een andere manier gemotiveerd worden. De leerling wordt hierdoor gezien en hier kunnen dan kansen gecreëerd worden. Bij grote klassen heb je een algemeen motivatiepraatje en valt de leerling onder het grote, massale.” Techniek-docent “In een woord: ‘haalbaarheid’. De leerling begrijpt wat er gevraagd wordt en weet dat hij het aankan. Een aangepaste situatie, weinig leerlingen, twee docenten. Er mag iets meer dan in het reguliere onderwijs. Namelijk meer bewegen, meer praten, grover taalgebruik. Het onderwijs wordt aangepast aan de behoefte van de leerling. Dit kan allemaal motiverend werken.” Brood en Banket-docent “De relatie is dat het intiemer is , dat een kind zich gehoord voelt. Dat het de aandacht krijgt dat het nodig heeft. Wij hebben meer geduld dan docenten in het regulier onderwijs, omdat wij weten wat de problematiek is en wat er omgaat in het hoofd van de leerling. Wij bieden datgene waar de leerling behoefte aan heeft.” CKV-docent “Met de leerling op zoek gaan naar iets leuks, zodat hij gemotiveerd raakt om iets te gaan doen.” Lichamelijke Opvoeding-docent “Als de jongeren iets doen waar zij perspectief in zien of iets doen wat aansluit op hun vervolgtraject, motiveert dat.”
Tabel 7: Wat is de relatie tussen passend onderwijs en motivatie? In bovenstaande tabel valt te lezen dat in een aangepaste situatie worden er kansen gecreëerd omdat de leerling gezien en gehoord wordt. Leerlingen zien kansen en dat werkt motiverend.
In het interview werd er ook een casus voorgelezen om de docent gelijk aan het werk te zetten in een echte situatie. In onderstaand schema zijn de oplossingen voor de casus verwerkt. Casus: Peter is een jongen van 15 jaar met een drugsverslaving en zit nu drie maanden hier op school. In het begin ging Peter elke dag naar school, maar de afgelopen 2 weken doet hij niet goed mee met de lessen. Peter wordt er vaak uitgestuurd, omdat hij niets doet. Peter geeft aan dat het toch allemaal geen zin heeft om zijn diploma te behalen. Op welke manier ga jij ervoor zorgen dat Peter weer goed mee gaat doen met de lessen? Zorg en Welzijn docent “Ik zal in een gesprek vragen naar wat hij leuk vindt en wat daarbij past. Als zoiets gebeurt, is er vaak sprake van onduidelijkheid bij de leerling. Ik ga duidelijke kaders bieden, omdat hij dit nodig heeft. En daarna ga ik samen met Peter op zoek naar dingen die hij leuk vindt. Daardoor komt er vanzelf succeservaring en door succeservaring kun je dingen uitbreiden.” Techniek docent “Ik ga voorspiegelen welke opties hij heeft bij het op deze manier doorgaan en voorspiegelen welke opties hij heeft bij het behalen van zijn diploma. Daarnaast hoeveel het nog kost om wel een diploma te halen. De stappen die gemaakt moeten worden ga ik uiteen zetten in kleine stapjes, om duidelijk te laten zien wat hij nog moet doen. Dat hij geen beren op de weg moet zien en ik zal mijn vertrouwen uitspreken dat hij het wel kan.”
Brood en Banket docent “Ik stel de vraag welke hulp hij nodig heeft om de lessen te volgen. Wat heeft Peter van ons nodig, zodat hij toch weer naar de les komt. We gaan op zoek naar een haalbaar doel. We beginnen bijvoorbeeld met een aantal uur naar school komen en dan belonen.” CKV docent “Ik ga kijken naar datgene wat hij wel wil, niet omdat hij dat dan de rest van zijn schoolloopbaan kan doen. Dit is een beter alternatief dan wegsturen naar de groepen. We gaan op zoek naar iets dat binnen de kaders van de opdracht past, maar wel met eigenheid. Ik geef hem dus ruimte, zolang wij maar hetzelfde eindpunt hebben.” Lichamelijke Opvoeding docent “Ik ga eerst met hem in gesprek , hem uitnodigen in de zaal en vragen wat er is. Ik zal hem vragen waar hij tegenaan loopt, wat hem belemmert en zal hem daarmee helpen. Dat kan tot een bepaalde hoogte. Ik zal hem ook uitleggen dat het voor zijn vervolgopleiding van belang is dat hij aanwezig is. Dus in eerste instantie in gesprek gaan.”
Tabel 8 : Casus In deze tabel zijn de oplossingen beschreven die werden gegeven door de docenten voor de beschreven casus. Over het algemeen wordt er verteld dat de docenten de leerling persoonlijk benaderen en op zoek zijn naar een oplossing zodat Peter weer goed meedoet aan de les. 5.2 Tweede interview docenten Op de vraag welke motivatietechnieken er tot nu gebruikt zijn op het Vaart college heeft er een tweede interview plaatsgevonden. De resultaten staan in onderstaand schema. Ben je in de afgelopen periode anders gaan motiveren dan voordat we het interview hadden? Zorg en Welzijn-docent “Ik denk niet zozeer anders, maar ik merk dat ik op het moment dat ik aan het motiveren ben er wel aan denk. Ik zie dat de methode die ik heb bedacht om cijfers te geven en succeservaringen te beleven nog steeds heel goed werkt.” Techniek-docent “Nee eigenlijk helemaal niet, ik werk nog steeds op dezelfde manier als voorheen. Ik stem nog steeds met Richard af welke leerling beter door hem of door mij begeleid kan worden. Ik provoceer nog steeds hoor, heerlijk!” Brood en Banket-docent “Misschien een beetje, ik doe minder moeite als een leerlingen een discussie aan willen gaan. Dan stuur ik ze eerst weg voor ze in hun kwaadheid doorschieten. Op een later moment van de dag heb ik dan wel een herstelgesprek met ze waarin ik ga spiegelen.” CKV-docent “Ik denk het niet, ik vind nog steeds dat ik leerlingen ruimte moet geven zodat zij zelf de motivatie vinden om aan de slag te gaan. Waar ik wel op ben gaan letten in het benoemen van de dingen waar zij goed in zijn. Maar misschien doe ik dat onbewust of toch een beetje bewust! Het blijkt dat ik er in ieder geval mee bezig ben.” Lichamelijke Opvoeding-docent “Ik ben me meer bewust van het motiveren en meer op zoek naar een manier die past bij de leerling. Bij de een stuur ik hem of
haar sneller weg en bij de ander ga ik meer op de persoon inpraten. Ik probeer zoveel mogelijk positief te blijven. Zelfs bij het wegsturen. Ik geef dan te kennen dat het niet erg is en dat we het de volgende keer nog een keer proberen. Ik geef ook nog steeds ruimte aan de leerlingen en overleg wel vaker dan voorheen met de leerling over wat zij willen gaan tijdens de gymles.”
Tabel 9: Ben je in de afgelopen periode anders gaan motiveren dan voordat we het interview hadden?
Tijdens het tweede interview zijn deze antwoorden gegeven. Over het algemeen zijn de manieren van motivatie niet veranderd, maar de docenten zijn zich een klein beetje bewuster geworden van het motiveren.
Om motiverende gesprekstechnieken toe te passen moet er rekening gehouden worden met een aantal principes. Waar heb je de meeste rekening mee gehouden? Zorg en Welzijn-docent “Ik weet niet of het principe van creëren van cognitieve dissonantie erbij hoort. Door middel van cijfers laat ik het gedrag zien dat hij vertoond heeft. Niemand wil een onvoldoende scoren, denk ik.” Techniek-docent “Ik vind de tegenstrijdige technieken goed bij mij passen, omdat ik gewoon zo ben. Deze techniek werd bij mij ook gebruikt en dit werkte. Nu ik erover nadenk heb ik het idee dat ik mijn manier van motiveren toepas omdat dit vroeger bij mij werd gedaan. Ik denk dat die tijd toch indrukt heeft gemaakt op mij.” Brood en Banket-docent “Ik ben eigenlijk altijd aan het beschouwen van het conflict, als er iets gebeurd is, dan ga ik gelijk reflecteren. Ik ga wel op zoek naar het gevoel dat meespeelt en dat doe ik door interesse te tonen en mee te gaan in zijn gedachten.” CKV-docent “Ik accepteer de leerling zoals hij is en daarom geef ik hem de ruimte die hij nodig heeft, maar wel binnen mijn kaders. Ik ben niet anders gaan motiveren. Ik ben wel meer naar de leerling gaan kijken en op zoek gegaan naar datgene wat hij goed kan. Daar maak ik wel gebruik van. Kan hij heel goed tekenen, dan ga ik hem geen breiwerk geven.” Lichamelijke Opvoeding-docent “Eigenlijk geen van allen, of misschien toch het accepteren van de leerling. Maar dit deed ik al. Het is dus niet zo dat ik daar nu specifiek meer op ben gaan letten dan voorheen.”
Tabel 10: Om motiverende gesprekstechnieken toe te passen moet er rekening gehouden worden met een aantal principes. Waar heb je de meeste rekening mee gehouden? In bovenstaand schema is te lezen dat de docenten toch 1 of 2 van de principes gebruiken bij het motiveren van de leerlingen.
Waarom heb je hier rekening mee gehouden? Zorg en Welzijn docent
“Wat een vraag zeg. Ik denk dat ik het belangrijk vind dat een leerling inzicht krijgt in datgene wat hij doet. Als het goed is moet een leerling dat weten, maar ook als het minder goed gaat. De leerling moet ergens heen en daar hoort een bepaald gedrag of cijfer bij, anders komt hij er niet.” Techniek docent “Ik denk dat het te maken heeft met de behandeling die ik zelf gekregen heb. Deze behandeling paste toen goed bij mij en nu als docent ook.” Brood en Banket docent “Ik vind het belangrijk dat de leerling weet waarom hij iets doet of gedaan heeft. Ik denk dat ik hem daarmee kan helpen door het probleem van beide kanten te bekijken.” CKV docent “Iedere leerling is anders en ik wil de leerling mee laten doen. Ik ben van mening dat ik als docent de leerling in zijn waarde moet laten en moet respecteren zoals hij is. Dat betekent niet dat hij zijn gang kan gaan in het lokaal hoor. Hij moet zich wel gedragen, want anders stuur ik hem terug. Ik vind het belangrijk dat de leerling iets doet dat hij ook leuk vindt, anders doet hij namelijk niets. Op deze manier zet ik hem dus aan het werk.” Lichamelijke Opvoeding docent “Omdat ik ook graag wordt geaccepteerd zoals ik ben. Ik haat het als mensen zich anders voordoen om maar gerespecteerd te worden. Zo simpel is het, dat wil jij toch ook. Jij gedraagt je toch ook niet anders omdat een ander dat graag wil?”
Tabel 11: Waarom heb je hier rekening mee gehouden?
In bovenstaand schema is te lezen dat alle docenten een reden hebben voor datgene wat zij doen, en hoe zij handelen.
5.3 Enquête leerlingen Wat verstaan leerlingen over het algemeen onder motivatie? Om antwoord te krijgen op de deze deelvraag is er een enquête ingevuld door de leerlingen. In totaal hebben 40 leerlingen de enquête ingevuld. Deze enquête moet inzicht geven of de manier van motiveren die nu wordt toegepast ook aansluit op de jongeren. De uitslag van het onderzoek staat hieronder beschreven. # Wat betekent het woord ‘’motivatie’’ voor jou?
A
B
C
D
Grafiek 1 ´´ betekenis motivatie´´ # Dat ik iets doe wat ik leuk vind/dat ik iets doe wat ik bepaald heb # Dat ik werk aan iets waarvan ik weet dat het goed voor me is # Weet ik niet # Er is geen antwoord ingevuld
# Als ik niet gemotiveerd ben, dan komt dit voort uit…… A
B
C
D
Grafiek 2 ´´reden demotivatie´´ # Geëscaleerde adolescentie problemen, psychiatrische problemen (adhd), gezinsproblemen (gescheiden ouders, sterfgeval familielid) # Invloed van verkeerde vrienden zodat er een negatieve houding ontstaat
# Niet open staan voor iets nieuws, angst voor iets nieuws. Minderwaardigheidsgevoel # Geen inzicht in de mogelijkheden, zowel eigen of maatschappelijke mogelijkheden (Hermanns, Verheij, Reuling, & Nijnatten, 2005)
In bovenstaande grafiek is af te lezen dat 7 % van de veertig leerlingen kiest voor antwoord A, 23% voor antwoord B, 20% voor antwoord C en 50 % voor antwoord D.
# Waardoor raak jij gemotiveerd?
A
B
C
D
E
Grafiek 3 ´´ reden motivatie´´ # Door beloond te worden met iets materialistisch (snoep of een sticker) # Door dat mensen om mij heen veiligheid en zekerheid geven # Als ik gezien word tijdens mijn werkzaamheden en dan af en toe een compliment krijg # Als mensen mij waarderen om wie ik ben # Geen van bovenstaande omdat ik vanuit mezelf gemotiveerd ben om mij te ontwikkelen
In bovenstaande grafiek is af te lezen dat 35% van de veertig leerlingen kiest voor antwoord A, 11% voor antwoord B, 20% voor antwoord C, 28 % voor antwoord D en 6% voor antwoord E. 5.4 Schematische weergave motivatietechnieken uit de literatuur
In de literatuur is een aantal motivatietechnieken beschreven. De literatuurverkenning geeft antwoord op de volgende vraag: ‘’Welke motivatietechnieken worden er in de literatuur beschreven (maximaal drie)?’’ Motivatietechniek onderdelen
Motiverende gesprekstechnieken Non-verbale techniek Interview techniek Complexe gesprekstechniek
Gedragstherapeutisch technieken Techniek om gedrag te versterken* Techniek om gedrag te verminderen Techniek om nieuw gedrag op te bouwen
*Beloningstechnieken Materiele beloning Sociale beloning Activiteiten beloning Ruilbeloning
Tabel 12: Motivatietechnieken met onderdelen
6 Conclusie Naar aanleiding van het theoretische en praktische onderzoek kan er een antwoord gegeven worden op de hoofdvraag. In dit hoofdstuk wordt eerst een conclusie geschreven per deelvraag en daarna één voor de hoofdvraag. 6.1 Conclusie per deelvraag
Welke motivatietechnieken zijn er tot nu toe gebruikt op het Vaart college? De docenten op het Vaart college kunnen geen van allen motivatietechnieken bij naam noemen. Althans niet bewust. Vaak worden motivatietechnieken ingezet waarbij de docent vooral aan het spreken is. De docenten passen gedragstherapeutische technieken toe bij de leerlingen. Vooral de techniek om nieuw gedrag op te bouwen en gedrag te verminderen wordt toegepast. Een enkele docent hanteert beloningstechnieken, een techniek om gedrag te versterken. Leerlingen worden er bewust van gemaakt dat zij dit doen voor hun toekomst en wat zij er mee kunnen bereiken. Bij de motiverende gesprekstechnieken wordt gekeken welke docent welke leerling begeleidt, en bij sommige leerlingen wordt provoceren of spiegelen toegepast. Tijdens de lessen worden door sommige docenten de taken klein gehouden om succeservaring te laten ervaren. Dit kan door cijfers te geven. Het betrekken van betrokkenen (mensen die invloed hebben op de leerling), ruimte geven aan de leerling, positief benaderen, het laten zien van vorige werkstukken hebben invloed op de extrinsieke en externe motivatie. Er wordt veel gekeken naar wat de leerling leuk vindt of waar zijn interesse ligt. Zodra de manier van motivatie bij de leerling veranderd is, stelt hij zich beter op in de praktijklessen.
Wie zijn mijn MBO Niveau 1leerlingen ? MBO Niveau 1-leerlingen op het Vaart college zijn leerlingen die daar geplaatst zijn door de rechter. Meestal omdat zij een bepaalde problematiek hebben die thuishoort in het cluster 4-onderwijs. Deze problematiek kan bestaan uit ernstige gedragsproblemen (veelal met verstandelijke beperking), drugs- of alcoholverslaving, loverboy-problematiek of seksueel overschrijdend gedrag. Naast deze problematiek speelt ook mee dat de leerlingen een cognitieve of sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand hebben. De docenten hebben niet gekeken naar de criteria om toegelaten te worden in het cluster 4onderwijs maar naar de leerlingen die zij in de klas hebben en hoe de leerlingen in de praktijk zijn. De MBO Niveau 1-leerling heeft weinig concentratie, een korte spanningsboog, is impulsief en heeft een doorbroken schoolloopbaan. De meeste leerlingen hebben door de doorbroken schoolloopbaan geen gevoel voor autoriteit. Deze leerlingen hebben meer structuur en duidelijkheid nodig dan de gemiddelde middelbare scholier, omdat zij niet gewend zijn aan school. Het zijn leerlingen die moeilijk te motiveren zijn en daardoor niet weten wat ze allemaal kunnen. Zij kunnen vaak meer dan ze denken. Dit komt meer naar buiten als de docent hen weet te motiveren en hun vertrouwen weet te krijgen.
Wat verstaan leerlingen in het algemeen onder motivatie? Om deze vraag beantwoord te krijgen, is er een anonieme enquête af genomen. De reden dat deze anoniem is, is omdat uit ervaring blijkt dat er dan eerlijkere antwoorden gegeven worden. Om te weten te komen wat de 40 leerlingen verstaan onder motivatie, is gevraagd naar de betekenis van het woord motivatie. Uit de enquête blijkt dat ruim een derde niet kon vertellen wat het betekent. Een vijfde deel van de leerlingen zegt dat het inhoudt dat leerlingen iets doen wat zij leuk vinden of dat de leerlingen iets doen wat zij bepaald hebben. Een tiende van de leerlingen denkt bij motivatie aan werk waarvan zij denken dat het goed voor hen is. De demotivatie van de leerlingen komt vaak voort uit het feit dat zij geen inzicht hebben in zowel hun eigen als maatschappelijke mogelijkheden. Drieëntwintig procent van de leerlingen laat zich beïnvloeden door verkeerde vrienden, zodat er een negatieve houding ontstaat. De demotivatie kan iets persoonlijks zijn. Leerlingen staan bijvoorbeeld niet open voor iets nieuws of hebben juist angst voor iets nieuws. Dit kan ook voortvloeien uit het minderwaardigheidsgevoel dat een leerling heeft. Een klein percentage van de leerlingen heeft een motivatieproblematiek die zich bevindt in geëscaleerde adolescentieproblemen, psychiatrische problemen (adhd), gezinsproblemen (gescheiden ouders, sterfgeval familielid). Bij deze vraag kreeg ik vaak de
vraag van de leerlingen wat geëscaleerde adolescentieproblemen waren. Ik heb dit niet uitgelegd, maar gevraagd of de antwoorden die erachter stonden wel bij hem of haar zou passen? Een derde van de leerlingen raakt gemotiveerd door beloond te worden met iets materialistisch. Een iets kleiner deel (achtentwintig procent) geeft meer om de waardering die zij krijgen, of stellen een compliment (twintig procent) meer op prijs. Door de problematiek zie je dat de leerlingen in de praktijk redelijk beschadigd zijn en dat zij het vertrouwen in de medemens redelijk kwijt zijn. Elf procent van de leerlingen zegt ook dat zij gemotiveerd raken door veiligheid en zekerheid die hen geboden wordt. Welke motivatietechnieken worden er in de literatuur beschreven (maximaal drie)? In de literatuur is er vooral geschreven over intrinsieke, extrinsieke, interne en externe motivatie. Hoewel dit geen motivatietechnieken zijn, is het toch een onderdeel van het toepassen van de motivatietechnieken. Deze onderdelen zijn het begin van het ‘waarom’ en ‘hoe’ motiveren. Bij intrinsieke motivatie hoeft er geen motivatietechniek aan te pas te komen, omdat de leerling zichtbaar gepassioneerd is of een bepaalde voorkeur of interesse heeft. Naast intrinsieke motivatie is er ook interne motivatie. Bij interne motivatie weet de leerling dat het gedrag dat hij vertoont meer nadelen oplevert dan voordelen. De leerling zal zijn gedrag aanpassen om weer voordelen te ervaren. Bij extrinsieke motivatie wordt de leerling beïnvloed door een beloning die tegenover de prestatie staat. Deze beloning kan een materiële of sociale activiteit zijn of een ruilbeloning. De beloningen kunnen als motivatietechniek ingezet worden. Bij extrinsieke motivatie staat de beloning centraal, maar bij externe motivatie staat de persoon centraal. De leerling is extern gemotiveerd als hij iets doet omdat het van een ander moet, bijvoorbeeld omdat het moet van zijn vader of omdat een docent hem iets heeft opgelegd. Motivatietechnieken kunnen ingezet worden door het toepassen van motiverende gesprekstechnieken of gedragstherapeutische technieken. De motiverende gesprekstechnieken zijn onder te verdelen in de non-verbale technieken, interviewtechnieken of complexe gesprekstechnieken. Bij de non-verbale technieken moet je denken aan een knipoog of een duim, als er positieve feedback gegeven wordt. Andere vormen van non-verbale technieken kunnen knikken of bepaalde gezichtsuitdrukkingen zijn. Bij interviewtechnieken ben je vooral op zoek naar de reden van het probleemgedrag. Dit doe je door vragen te stellen die antwoord geven op de vraag waarom de leerlingen dit gedrag laten zien. De docent is op zoek naar het gevoel van de leerling. Als eenmaal het gevoel is gevonden wordt dit voorgelegd. Hierna wordt er gespiegeld of wordt het probleem beschouwd door te reflecteren op het probleemgedrag. Bij complexe gesprekstechnieken ben je niet op zoek naar het gevoel, maar ga je provoceren, onder- of overwaarderen. Dit gedrag van de docent kan de leerling overdonderen. Het gevolg kan zijn dat de leerling daardoor weer aan zijn werk gaat of uit de situatie loopt. Hierdoor kan de leerling het gedrag blijven vertonen of de volgende keer weer meedoen met de les, omdat hij niet nog een dergelijke aanvaring wil met de docent. De gedragstherapeutische technieken worden toegepast als de docent het probleemgedrag graag anders zou willen zien. Er is een drietal technieken om dit probleemgedrag te beïnvloeden. Er zijn technieken om gedrag te versterken, bijvoorbeeld beloningstechnieken. Een volgende therapeutische techniek kan zijn om het probleemgedrag te verminderen door de leerling te negeren of door de leerling een time-out te geven. Als derde therapeutische techniek is er ook nog het opnieuw opbouwen van het gedrag. De docent gaat in kleine stapjes het gedrag zo veranderen naar gedrag dat hij graag wil zien. Wat is de relatie tussen passend onderwijs en motivatie? Bij passend onderwijs moet gedacht worden aan leerlingen die extra aandacht nodig hebben in het klaslokaal. Er zijn veel verschillende individuen in één klas. Er moet dus gekeken worden naar het individu en dan vooral naar de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van de leerling. Volgens de docenten van het Vaart college is het juist makkelijke om te motiveren in klassen met veel verschillende individuen, want elke leerling wordt er apart benaderd en er wordt aandacht gegeven aan de leerling. Aandacht geven biedt kansen voor de leerling. De directe relatie tussen passend onderwijs en motivatie is intiem, omdat een leerling de aandacht krijgt die hij nodig heeft. De leraren weten wat de problematiek is en wat er omgaat in het hoofd van de leerling. Docenten bieden datgene waar de leerling behoefte aan heeft. De extra aandacht die de leerling krijgt kan motiverend werken. 6.2 Conclusie hoofdvraag Welke motivatietechniek kan resulteren tot een actievere deelname van de leerling in de Mbo Niveau 1-klassen tijdens de
praktijklessen? Het is belangrijk om te kijken naar de motivatieproblematiek van de jongeren. Deze problematiek kan verschillende redenen hebben. Het kan zijn dat de leerling niet kan, niet wil, niet durft of niet weet. Hierdoor kunnen er accenten gelegd worden in de begeleiding. Bijvoorbeeld aanmoedigen in keuzes maken voor eigen leven, doelen laten aansluiten op doelen van de leerling, kleine stapjes voor meer succeservaringen, of het laten erkennen van de eigen problematiek. Volgens Kok(2002) en Gier (2001) is er een tweetal technieken die toegepast kunnen worden om de leerling aan te zetten tot een actievere deelname tijdens de praktijklessen. De leerling moet gemotiveerd worden tot gedragsverandering. De meest effectieve manier om dit te doen is door de juiste docent in zetten. De docent moet namelijk invloed hebben op de leerling. Er moet gezorgd worden voor een positieve omgeving, waarin de leerling gestimuleerd wordt tot aanpassing van zijn gedrag en niet wordt gedwongen tot verandering. Dit kan door middel van motiverende gesprekstechnieken. Bij motiverende gesprekstechnieken moet gedacht worden aan nonverbale technieken (gezichtsuitdrukking van de docent), interviewtechnieken (het spiegelen van het gedrag, beeldspraak of reflecteren op het gedrag, zodat er door de leerling nagedacht gaat worden over het probleemgedrag) en complexe gesprekstechnieken (provoceren, onder- of overwaarderen). Naast de motiverende gesprekstechnieken zijn er ook de gedragstherapeutische technieken. Deze technieken kunnen onderverdeeld worden in drie technieken. Technieken om het gedrag te versterken (beloningstechnieken), technieken om gedrag te verminderen (gedrag negeren) of technieken om gedrag op nieuw op te bouwen (in kleine stapjes verandering brengen bij de leerling). Uit de interviews met de docenten van het Vaart college bleek dat de docenten vooral naar het individu kijken. Er wordt veel gesproken met de leerling en uitgelegd waarom school en het behalen van een diploma belangrijk is. Docenten proberen erachter te komen waar de interesse van de leerling ligt. Hier wordt op voortgeborduurd door de les aan te passen met als gevolg dat de leerling toch zijn werk gaat doen. Door deze aanpassing en het geven van kleine opdrachtjes worden er succeservaringen beleefd. Door het lesaanbod zo af te stemmen op de leerling, is gebleken dat passend onderwijs wel degelijk motiverend werkt. Leerlingen vinden het volgens de afgenomen enquête motiverend werken als zij gezien worden tijdens de werkzaamheden en dan een compliment krijgen. Er is uiteindelijk niet één motivatietechniek waarvan je kunt zeggen dat deze altijd zal werken om leerlingen actief deel te laten nemen. Een passende techniek voor de individuele leerling. 7 Discussie
In dit onderzoek heb ik gezocht naar het antwoord voor een praktijkprobleem. Het praktijkprobleem ligt in het gegeven dat praktijkdocenten niet altijd weten op welke manier zij de leerlingen kunnen motiveren en stimuleren om mee te werken aan de praktijkopdracht. Om antwoord te krijgen op de vraag welke motivatietechniek tot een actievere deelname van de leerlingen kan leiden tijdens de praktijklessen, heb ik onderzoek gedaan. Het onderzoek is tevens voor docenten van praktijkscholen interessant. De deelvragen worden beantwoord via een deskresearch en een fieldresearch. Voor het fieldresearch zijn er interviews en een enquête afgenomen onder de collega´s en leerlingen van het Vaart college. De antwoorden van de deelvragen vormen samen het antwoord op de hoofdvraag. Vanuit het deskresearch is er gezocht naar motivatietechnieken uit literatuur. Ik hoopte een lijstje te vinden met technieken en benamingen, maar het was flink zoeken en lezen. Tot mijn grote verbazing werd er geen kant-en-klare lijst gevonden met motivatietechnieken voor docenten. Ik heb vooral gezocht naar literatuur rondom het cluster 4-onderwijs en probleemjongeren. Wellicht had ik meer informatie gevonden door te zoeken naar probleemgedrag bij jongeren in het regulier onderwijs. Ook in het regulier onderwijs hebben de docenten te maken met ongemotiveerde jongeren. Er werden nu maar twee groepen van motivatietechnieken gevonden, namelijk de motiverende gesprekstechnieken en de gedragstherapeutische technieken. Misschien zijn er wel meerdere technieken te vinden als er op een breder vlak wordt gezocht. In de interviews is er ook gevraagd welke motivatietechnieken de docenten van het Vaart college gebruikten. Helaas werd deze vraag beantwoord met ‘Ik kan de motivatietechnieken niet bij naam noemen, niet bewust in ieder geval’’ . Tot nu toe zijn er aan motivatietechnieken veel motiverende gesprekstechnieken gebruikt op het Vaart college. De non-verbale techniek, interviewtechniek en de complexe gesprekstechniek. De gedragstherapeutische technieken worden ook toegepast, maar vaak onbewust. Docenten zijn vooral bezig met het beïnvloeden van de intrinsieke of de extrinsieke motivatie door te praten. Ze doen dit om gedragsverandering te laten plaatsvinden. Er is ook een casus voorgelezen aan de docenten van het Vaart college. Na het voorlezen van de casus is gevraagd om met een oplossing te komen om de leerling weer aan het werk te krijgen. Op deze manier werd een beeld geschetst van de manier van motiveren door de docent. Vooral de motiverende gesprekstechnieken kwamen naar voren, de gedragstherapeutische technieken bleven een beetje op de achtergrond. Er wordt niet zoveel beloning gegeven of genegeerd. Wat de reden is voor het veelvuldig gebruiken van de motiverende gesprekstechnieken is niet duidelijk geworden. Hier kan eventueel naar gekeken worden in een vervolgonderzoek. Ik had me voorgenomen een open interview te
houden. Bij een open interview wordt er een vraag gesteld en aan de hand van het gegeven antwoord moet er doorgevraagd worden om meer informatie over de manier van motiveren naar voren te krijgen. Een grote beperking in het nemen van interviews is dat ik deze techniek niet beheerst. Waarschijnlijk waren er andere uitkomsten uit de gegeven antwoorden gekomen.
8 Aanbevelingen
In elke klas op het Vaart college zitten leerlingen met verschillende achtergronden, behoeften en problematiek. Het is voor de docenten van het Vaart college belangrijk om te weten op welke manier de leerling te motiveren is. Er moet vooral gekeken worden naar het individu. Het kiezen van de juiste motivatietechniek kan door de problematiek te achterhalen. Docenten moeten vaker het dossier lezen van de leerling. Hierin staat vaak vermeld wat de oorzaak is van de problematiek. Door interesse te tonen in de leerling en betrokken te blijven, komt de docent ook achter persoonlijke informatie. Klomp (2004) vertelt dat het van belang is dat de docent weet wanneer stress en angst bij een leerling kan optreden. Hierdoor kan probleemgedrag voorkomen worden, of in ieder geval in mindere mate naar buiten komen. De onderwijsbehoeften van de leerling komen ook naar voren als de docenten de dossiers lezen en niet alleen maar de leerling laten doen wat hij leuk vindt. Als de docent dan ook bekend is met motivatietechnieken, kan dit sneller afgestemd worden op de leerling. Maar om deze motivatie technieken toe te passen, moeten de docenten meer denken aan de termen ‘samen doen’, ‘prikkelen’ en ‘onafhankelijkheid’. Vaak wordt er een opdracht samen gedaan of de docenten prikkelen de leerlingen om de opdracht te gaan doen en de leerling moet daarbij ook zelf keuzes maken. Er moet meer samenwerking zijn tussen deze drie termen. Het is handig dat er op de docentenopleidingen aandacht wordt gegeven aan motivatietechnieken. Het les krijgen in verschillende motivatietechnieken is voor elke docent nuttig. Niet alleen voor docenten die les geven op cluster 4-scholen. Docenten in het reguliere onderwijs hebben ook te kampen met ongemotiveerde leerlingen. Om ook deze ongemotiveerde leerlingen aan het werk te krijgen moet er gesproken worden met de leerlingen, want praten helpt!
Bibliografie
Boeken Biesterbosch, S., & Berkel, M. (2011). Bewegingsonderwijs op cluster 4 scholen. nieuwegein: Jan Luiting fonds. Donk, v., & Lanen, v. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: uitgeverij Coutinho. Geel, V. v. (2005). De orde in orde vernieuwd. Baarn: uitgeverij Bekadidact . Gier, D. (2001). Begeleidingsmiddelen voor pedagogische medewerkers. Delft: Dordrecht. Hermanns, J., Verheij, F., Reuling, M., & Nijnatten, C. (2005). Handboek jeugdzorg: deel twee, methodieken van programma's. Houten: Bohn Stafleu Loghum. Klomp, M., Kloosterman, P., & Kuijvenhoven, T. (2004). Aan de slag. amsterdam: Uitgeverij SWP . Kok, H. (2002). Motiverende gespreksvoering, leren activeren. Woerden: NIZW. Maslow, A. (1972). Motivatie en persoonlijkheid. Rotterdam: Lemniscaat. Menger, A., & Krechtig, L. (2008). Het delict als maatstaf. Methodiek voor werken in een gedwongen kader. Amsterdam, Nederland B.V: SWP. Miller, W., & Rollnick, S. (2005). Motiverende gesprekvoering, een methode om mensen voor te bereiden op verandering. Gorinchem: Ekklesia . Spreeuw, E. (2012). Kennismaken met mijn leerlingen. Sassenheim: Spreeuw. Teitler, P. (2011). Lessen in orde. Bussum: uitgeverij Coutinho. Versluys, R. (2012). Geprikkeld. Ede: Versluys. Zimbardo, P. G., Johnson, R. L., & McCann, V. (2013). Psychologie, een inleiding. Amsterdam: Pearsonbenelux BV .
Internetbronnen (2013, 12 1). Opgehaald van www.rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg/vraag-en-antwoord/watis-jeugdzorgplus-gesloten-jeugdzorg.html blog.youngworks. (2012). Opgehaald van www.youngworks.nl: http://blog.youngworks.nl/facts Bosch , A ., & Boss, E. (2009, december). www.movisie.nl/publicaties/motiveren-maatwerk. Opgehaald van www.movisie.nl: www.movisie.nl/publicaties/motiveren-maatwerk commissie voor de indicatiestelling. (2013, maart 17). Opgehaald van ecso.nl: http://www.ecso.nl/read/commissie-voor-deindicatiestelling-4-?submenu=6031&subsubmenu=6068 Concepting, C. (2010). http://humanmathers.wikidot.com/interesses-van-de-doelgroep. Opgehaald van wikidot.com: http://humanmathers.wikidot.com/interesses-van-de-doelgroep Horizon, J. e. (2014, 1 1). http://horizon.eu/instituut-mr-schats-van-enckevoirtlaan/algemene-info-horizon-s-o-v-s-o/. Opgehaald van Horizon.eu: http://horizon.eu/instituut-mr-schats-van-enckevoirtlaan/algemene-info-horizon-s-o-v-s-o/
Horizon, O. e. (2013, 1 1). Beloningssysteem "'devaart". 2013. Sassenheim, Zuid-holland, nederland. KenDZ. (2004, december 14). wikimedia foundation. Opgehaald van wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Overleg:Speciaal_onderwijs Passendonderwijs.nl. (2012, 12 1). www.passendonderwijs.nl http://www.passendonderwijs.nl/hoe-werkt-passendonderwijs/verantwoordelijkheid-van-scholen/schoolondersteuningsprofiel/. Opgehaald van www.passendonderwijs.nl: http://www.passendonderwijs.nl/hoe-werkt-passend-onderwijs/verantwoordelijkheid-van-scholen/schoolondersteuningsprofiel/ Rijksoverheid. (2012). Passend Onderwijs. Opgeroepen op Januari 05, 2012, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend- onderwijs Roelofs, J. (2011, oktober 10). http://zelfvertrouwen.nl/page.php?page=336. Opgehaald van zelfvertrouwen.nl: http://zelfvertrouwen.nl/page.php?page=336 Vroom, V. (1995, juni 1). http://www.ou.nl/documents/14300/2db419a3-22a5-4dfd-af99-d50023fa3c06. Opgehaald van www.ou.nl: http://www.ou.nl/documents/14300/2db419a3-22a5-4dfd-af99-d50023fa3c06 Wal, v. d. (2008). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Bussum: uitgeverij Coutinho. Weijers, E. (2003). http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/leerstijlen. Opgehaald van carrieretijger: http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/leerstijlen
Bijlage 1 Interview docenten ‘’motivatietechnieken toepassen bij Niveau 1-Leerlingen’’
# Geef een korte beschrijving van jouw MBO niveau 1-leerlingen.
# Welke motivatietechnieken ken je en pas je toe bij het motiveren van jongeren?
# Wat is volgens jou de relatie tussen passend onderwijs (goede onderwijsplek/extra ondersteuning) en motivatie?
Casus: Peter is een jongen van 15 jaar met een drugsverslaving en zit nu drie maanden hier op school. In het begin ging Peter elke dag naar school, maar de afgelopen 2 weken doet hij niet goed mee met de lessen. Peter wordt er vaak uit gestuurd, omdat hij niets doet. Peter geeft aan dat het toch allemaal geen zin heeft om zijn diploma te behalen. Op welke manier ga jij ervoor zorgen dat Peter weer goed mee gaat doen met de lessen?
Bijlage 2
# Ben je in de afgelopen periode anders gaan motiveren dan voordat we het interview hadden?
# Om motiveringsgesprekstechnieken toe te passen moet er rekening gehouden worden met een aantal principes. (Deze staan onder deze bijlage, Lees voor!!) Waar heb je het meeste rekening mee gehouden?
# Waarom heb je hier rekening mee gehouden?
# Accepteren van de leerling: De docent moet de leerling accepteren zoals hij/zij is. Hierbij moet de docent zijn eigen beeld en waardeoordelen even achter zich laten. # Creëren van cognitieve dissonantie: De leerling moet erachter komen dat zijn gedrag eigenlijk niet het gedrag is wat hij eigenlijk zou willen. # Omzeilen van een woordenwisseling of onenigheid: Door een woordenwisseling of door onenigheid wordt vaak het tegenovergestelde bereikt van wat men wil bereiken. # Meegaan met de verdediging: Hierbij gaat de docent leiden door te volgen, de docent gaat mee in de weerstand of overdrijft het. # Begeleiden van competentie: De docent gaat uit van het beste van de leerling, er wordt benadrukt wat de leerling heel goed kan. # Positief reorganiseren: De docent plaatst de problemen in een zo positief mogelijke context. Vanuit hier worden positieve redenen gezocht voor dit bepaalde gedrag. # Beeldspraak: Dit is een indirecte manier om het probleem naar voren te brengen en de aandacht te krijgen van de leerling. # Gevoelsspiegeling: De docent probeert het gevoel te achterhalen bij datgene wat er gezegd wordt door de leerling. # Beschouwing van conflicten: Hierbij reflecteert de docent op beide kanten van het probleem. # Tegenstrijdige technieken: De docent moet denken aan provoceren, onder- en overwaarderen, zodat de leerling een doordachte reactie geeft. Bijlage 3
Ik wil je vragen om deze enquête in te vullen, omdat ik voor mij eigen opleiding onderzoek doe naar de motivatie van leerlingen bij ons op school. Deze enquête is anoniem, dus vul je naam niet in! Leerlingen-enquête 1 Wat betekent het woord motivatie voor jou?
2 Als ik niet gemotiveerd ben komt dit voort uit……
# Geëscaleerde adolescentieproblemen, psychiatrische problemen (adhd), gezinsproblemen (gescheiden ouders, sterfgeval familielid) # Invloed van verkeerde vrienden, zodat er een negatieve houding ontstaat # Niet openstaan voor iets nieuws, angst voor iets nieuws. Minderwaardigheidsgevoel # Geen inzicht in de mogelijkheden, zowel eigen of maatschappelijke mogelijkheden (Hermanns, Verheij, Reuling, & Nijnatten, 2005)
3 Waardoor raak jij gemotiveerd?
# Door beloond te worden met iets materialistisch (snoep of een sticker) # Doordat mensen om mij heen veiligheid en zekerheid geven # Als ik gezien wordt tijdens mijn werkzaamheden en dan af en toe een compliment krijg # Als mensen mij waarderen om wie ik ben # Geen van bovenstaande, omdat ik vanuit mezelf gemotiveerd ben om mij te ontwikkelen
Bedankt voor het invullen Met vriendelijke groet, Eric Spreeuw Doel kernbegrip Kernbegrip deelaspecten Vragenlijst Na afloop van de leerling enquête heb ik data waaruit blijkt wat de jongeren motiveert en wordt er gekeken of de docenten op een manier motiveren die aansluit bij de behoefte van de leerlingen. Motivatie
problematiek
Geëscaleerde adolescentie problemen, psychiatrische problemen Enquêteleerlingen (bijlage 3) zie vragen 1, 2, 3 Docenteninterview (bijlage 1) zie vragen 1,3 Docenteninterview (bijlage 2) zie vraag 1
Invloed van verkeerde vrienden Enquêteleerlingen (bijlage 3) zie vragen 1, 2, 3 Docenteninterview (bijlage 1) zie vragen 1,3 Docenteninterview (bijlage 2) zie vraag 1
Niet open staan, angst, Minderwaardigheidsgevoel
Enquêteleerlingen (bijlage 3) zie vragen 1, 2, 3 Docenteninterview (bijlage 1) zie vragen 1,3 Docenteninterview (bijlage 2) zie vraag 1
Geen inzicht in de mogelijkheden Enquêteleerlingen (bijlage 3) zie vragen 1, 2, 3 Docenteninterview (bijlage 1) zie vragen 1,3 Docenteninterview (bijlage 2) zie vraag 1
Na afloop van het eerste en tweede interview heb ik data waaruit op welke manier de docenten motiveren. Motivatie technieken Motiverende gesprekstechnieken Docenteninterview (bijlage 1) zie vraag 2 en 3 en de casus Docenteninterview (bijlage 2) zie vragen 1, 2, 3
Gedragstherapeutische technieken
Docenteninterview (bijlage 1) zie vraag 2 en 3 en de casus Docenteninterview (bijlage 2) zie vragen 1, 2, 3
Passend onderwijs Motivatie
Docenteninterview (bijlage 1) zie vraag 3 en de casus
Bijlage 4 Schematische weergave verantwoording onderzoeksinstrumenten