Coen Free oud-voorzitter van het College van Bestuur van het Koning Willem I College
Annick Cornielje, Tessa van Velzen en Fons van W ieringen
Onder wijsbiografie 7
Woord Vooraf
De reeks Onderwijsbiografieën van het Nationaal Onderwijsmuseum omvat een aantal beknopte biografieën dat betrekking heeft op het middelbaar beroepsonderwijs. Beknopt wil zeggen dat in ongeveer 4000 woorden een persoon uit het mbo wordt weergegeven die evident van belang is geweest voor de recente geschiedenis van het mbo. De voorzitters van pionierende Regionale Opleidingencentra als het Koning Willem I College in ’s-Hertogenbosch (Coen Free), het Albeda College in Rotterdam (Piet Boekhoud) en het Mondriaan College in Den Haag (Jos Leenhouts) zijn voor het gezicht van het gehele middelbaar beroepsonderwijs belangrijk. Een landelijk perspectief in de figuur van de departementale directeur beroepsonderwijs (Willem van Oosterom) hoort hier vanzelfsprekend ook bij. De beknopte biografieën omschrijven de bijdrage van de gebiografeerde aan het onderwijs, geven een zekere tekening van de persoon zelf en een zekere contextualisering van zowel de bijdragen aan het onderwijs als van het persoonlijke levensverhaal. De beknopte biografieën zijn een mix van biografie en autobiografie, de gebiografeerden hebben een belangrijke stem gehad in het portret dat van hen is gemaakt door Annick Cornielje, Tessa van Velzen (beiden van CINOP) en Fons van Wieringen.
Over de auteurs: Annick Cornielje is consultant bij CINOP. Zij is vooral werkzaam op het thema ‘examinering’ in het beroepsonderwijs. Als procesbegeleider, inhoudsexpert of ‘critical friend’ draagt ze bij aan de kwaliteit(sborging) van examinering in de organisatie. Tessa van Velzen is consultant bij CINOP. Zij is vooral werkzaam op thema’s taalontwikkeling, examinering en didactiek in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Zij treedt op als trainer, adviseur, ontwikkelaar of onderzoeker. Fons van Wieringen was hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam, voorzitter van de Onderwijsraad en medeoprichter van het Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs. Hij is thans onder meer voorzitter van de Jury Excellente Scholen. 2
De mbo-biografieën in deze reeks worden bij voorkeur in samenhang gelezen, bij elkaar genomen vormen ze immers een vollediger beeld van het middelbaar beroepsonderwijs zoals dat in de afgelopen 2 à 3 decennia tot stand is gekomen. Decennia die een enorme verandering in de maatschappelijke positie van het beroepsonderwijs laten zien. De gebiografeerden hebben hun eigen biografie opgebouwd in een turbulente tijd met een enorme groei van het beroepsonderwijs, de vorming van een nieuwe soort instelling, de halfgelukte inpassing van volwasseneneducatie. Tegelijkertijd hebben zij vanuit hun positie van voorzitter met verve aangegeven waar identiteit, herkenbaarheid en inspiratie voor het beroepsonderwijs liggen. Deze biografieën geven een overzicht van de perspectieven en doelstellingen die verschillende voorzitters hebben nagestreefd en voor een groot deel bereikt hebben. Een beeld dat nog vollediger kan worden door er biografieën aan toe te voegen, de reeks vraagt om aanvulling vanuit andere regio’s en Regionale Opleidingencentra. Fons van Wieringen voorjaar 2014 3
Coen Free heeft veel invloed gehad op het middelbaar beroepsonderwijs in Nederland en in ’s-Hertogenbosch in het bijzonder. Voorts is hij een bekend gezicht in Bossche kringen; in 1999 is hij zelfs benoemd tot Bosschenaar van het jaar. Door velen wordt hij beschouwd als pionier van een ander soort onderwijs dat hij met succes in de regio tot uitvoering heeft gebracht. Hij stond aan de basis van vernieuwende ideeën voor het mbo, zoals het community college-concept, campus, open leercentra, competentiegericht onderwijs, associate degreeprogramma’s, herverdeling van de kwalificatiestructuur in het funderend beroepsonderwijs niveau 1, middelbaar vakonderwijs niveau 2/3 en middelbaar beroepsonderwijs niveau 4. 5
Coenradus Johannes Maria Free is op 12 juni 1945 geboren in ’s-Hertogenbosch. Hij is vernoemd naar zijn grootvader en opgevoed als goed katholiek. Hij studeerde Nederlands MO-A in Tilburg, waarna Free docent Nederlands werd in het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo). Tijdens die schoolcarrière ging hij één avond in de week werken aan de Handelsavondschool, die later is overgegaan in het (avond) middelbaar economisch en administratief onderwijs (meao). Deze dag-avondmeao ging in 1990 op in het mbo-College ’s-Hertogenbosch, dat op zijn beurt in 1996 opging in het Koning Willem I College. In 1986 studeerde hij aan de Universiteit van Utrecht af als literatuurhistoricus in de Nederlandse Taal- en Letterkunde.
De weg naar de MEAO Coen Free is in 1972 zijn onderwijsloopbaan begonnen als leraar Nederlands op de Reeburg MAVO in Vught. In 1973 werd hij gevraagd in te vallen voor een docent Nederlands op de Handelsavondschool. Het schooljaar 1973/1974 was tevens het laatste jaar van de Handelsavondschool. Dit hield in dat alle volwassenen die daar lessen volgden, volgens opdracht van de directeur moesten slagen. Een belangrijk onderdeel van het examen Nederlands was het dictee. Aan Free de taak het dictee voor te lezen: ‘En dan zei ik “dat hij gelooft”. Ondertussen zag ik mensen meeschrijven en herhaalde ik nog een keer nadrukkelijk “dat hij geloofT”.’ Zo loodste Free zijn volwassen leerlingen het examen door. De Handelsavondschool werd de avond-meao. Theo Eerden was toentertijd directeur. Een visionair volgens Free. Hij was eind jaren ’70 al bezig met computers in het onderwijs. Free en Eerden hadden een plan: vrouwen zaten op de recent opgerichte moedermavo en wilden graag verder studeren op het meao, omdat ze wilden herintreden. Zij hadden de wens om dit overdag te doen en niet ’s avonds. Om die reden is er een begin gemaakt met de eerste dag-meao voor volwassenen in Nederland. Het was volgens Free een genot daar les te geven: zeer enthousiaste en zeer gemotiveerde studenten. In 1984 was de dag-avondmeao zo groot geworden dat er ruimte ontstond een adjunct-directeur te benoemen. Aan Free werd de vraag gesteld of hij deze taak op zich wilde nemen. Tot die tijd had hij zijn baan als leraar op de Reeburg MAVO gecombineerd met zijn docentschap aan de dag-avondmeao. Nu stond hij dus voor de keus om wel of niet de overstap te maken naar fulltime lesgeven aan de dag-avondmeao, een echt dilemma.
Mavo: Literaire Snufferd
Een herinnering aan de periode op het meao: Tekstverklaren was een onderdeel van het MEAO-examen. Free kwam met het idee tekstverklaren te oefenen met het verklaren van gedichten. In gedichten zitten vaak verschillende lagen; dus als ze die kunnen doorgronden dan kunnen ze alle teksten verklaren. Het verklaren van gedichten viel bij de vrouwen in goede aarde. Ze begonnen zelf gedichten te schrijven; een aantal daarvan is zelfs uitgegeven.
Op de Reeburg MAVO had Free het namelijk erg naar zijn zin. Met de leerlin6
7
gen deed hij veel aan toneel en cabaret, op creatieve wijze tekstverklaren en ze maakten samen een literaire uitgave van de schoolkrant: de Literaire Snufferd. Mede dankzij dit soort bijzondere en uitdagende projecten werd de keus om over te stappen naar de dag-avondmeao lastig. Voor de Literaire Snufferd is Free bijvoorbeeld samen met zijn leerlingen thuis geweest bij een aantal bekende schrijvers en cabaretiers uit die tijd. Het begon met een bezoekje aan Toon Kortooms. Daarna volgden Simon Carmiggelt, Jan Bomans – de broer van Godfried Bomans, die bezig was met het schrijven van een biografie over zijn overleden broer – en A. den Doolaard. Voor het lustrumnummer wilde Free iets speciaals doen met zijn leerlingen. Op dat moment waren er twee cabaretgrootheden: Toon Hermans en Wim Kan. Beiden heeft hij aangeschreven en tot ieders grote verbazing mochten zij bij beiden op bezoek komen. Het lustrumnummer werd aldus een uniek dubbelportret. Door deze mooie ervaringen op de Reeburg MAVO werd de keus om de overstap te maken naar de dag-avondmeao een stuk moeilijker. Maar tegelijkertijd ging het ook met de Reeburg MAVO een stuk minder goed. Vanwege het snel teruglopende leerlingenaantal viel er een aantal ontslagen en konden er geen garanties meer gegeven worden. Het principe ‘last-in-first-out’ werd strikt gehanteerd en aangezien Free een van de jongere leraren was, vertelde het schoolbestuur dat ze ook hem geen garanties op een baan meer konden geven voor het volgende schooljaar. Dat trof hem hevig, gezien zijn jarenlange bijdrage aan de goede naam en uitstraling van de school. Hij besloot de overstap te maken naar de dag-avondmeao, 8
ook omdat hij het onderwijs aan volwassenen een warm hart toedroeg.
Start Koning Willem I College In 1984 werd Free dus adjunct-directeur van de dag-avondmeao. Na het plotselinge overlijden van directeur – en vriend – Theo Eerden in juni 1986, werd Free door het bestuur benoemd als zijn opvolger. De school groeide in de jaren 1986-1990 uit tot een van de grootste en meest innovatieve dagavondscholen van Nederland, met name dankzij het enthousiaste, door Free zelf samengestelde docententeam. Eind jaren ’80 startte de SVM-operatie [voor uitleg, zie kader]: scholen voor voltijds middelbaar beroepsonderwijs (mbo) van verschillende soorten moesten fuseren. De toenmalige wethouder van onderwijs in ‘s-Hertogenbosch, Cees Tettero, en de gemeentesecretaris, Leo Kokhuis, tevens voorzitter van het schoolbestuur Stichting MECO (Middelbaar Economisch Onderwijs) wilden een sterk mbo. Vanuit hun visie en ambitie hebben ze zich niet alleen beperkt tot de meao, mts, mds, mdgo, maar ook de dag-avondmeao en de Streekschool bij de fusie betrokken. Er ontstond daardoor een soort ROC avant la lettre.
9
In de aanloop naar deze grote fusie diende er een centrale directie gevormd te worden die de nieuwe school moest gaan besturen. De ruim dertig directieleden van de acht onderwijsinstellingen die meegingen in de fusie, werden onderworpen aan een groot assessment met een duur van negen maanden. De verantwoordelijke bestuurders in ‘s-Hertogenbosch beloofden dat wanneer je meedeed aan het assessment je gegarandeerd een managementfunctie kreeg toebedeeld in de nieuwe organisatie. Aan het eind van het assessment kreeg iedere deelnemer een kwaliteitskaart en degene met de beste kaart werd voorzitter van de centrale directie. In eerste instantie was Free daar helemaal niet mee bezig. Het dag-avondonderwijs werd bovendien gezien als tweederangs. Pas als directeur in het voltijdonderwijs telde je echt mee. Echter, gedurende de rit werd duidelijk dat Free zomaar die beste kwaliteitskaart zou kunnen krijgen. Hij is toen zelf ook gaan afwegen of hij een functie als voorzitter wel ambieerde, gezien de tijd die dat zou gaan kosten. Tijd die hij daardoor niet aan zijn zoon met een beperking zou kunnen besteden. Toen aan het eind van het assessment inderdaad bleek dat Free de beste papieren voor de functie van voorzitter centrale directie bezat, is hij naar het bestuur gestapt en heeft gezegd dat hij die functie niet wilde aannemen.
SVM-operatie Tussen 1986 en 1991 vindt er in het middelbaar beroepsonderwijs een herstructurering plaats in het kader van de ‘sectorvorming en vernieuwing middelbaar beroepsonderwijs’ (SVM-operatie). Scholen voor middelbaar beroepsonderwijs, zoals de mts, het meao, het mdgo, moeten fuseren. Met de SVM-operatie kwamen alle opleidingsprogramma’s die gericht waren op één deel van de arbeidsmarkt of één beroepscategorie samen, in één instituut. Dit om de afstemming tussen de opleidingen te verbeteren. Deze integratie leidde tot een schaalvergroting: tussen 1986 en 1991 nam het aantal instellingen af van 350 tot 143. Het doel was om zowel de kwaliteit van de opleidingen te verbeteren alsook de autonomie van de mboscholen te laten toenemen.
10
Het bestuur ging hier echter niet mee akkoord. Het wilde de beste persoon op de juiste plaats als voorzitter en dat was Free. Uiteindelijk zijn Free en het bestuur na lang praten overeen gekomen dat Free de functie zou gaan bekleden, echter onder één voorwaarde: de voor hem vertrouwde voorzitter (Leo Kokhuis) en penningmeester (Gerard Pijnenburg) moesten minstens zes jaar blijven om hem ruggensteun te geven, voor de ongetwijfeld moeilijke processen en beslissingen die zouden volgen. In december 1989 werd Free benoemd tot voortrekker, met als opdracht het nieuwe instituut strategisch en organisatorisch vorm en inhoud te geven. Dat is het begin geweest van het Koning Willem I College, dat als MBO-College ’s-Hertogenbosch in 1990 in één klap de grootste school van Nederland werd.
Verenigde Staten Die status trok aandacht. In 1990 werd Free uitgenodigd zitting te nemen in de Onderwijsraad, als vertegenwoordiger van het beroeps- en volwassenenonderwijs. En in hetzelfde jaar kreeg hij vanuit het ministerie een uitnodiging mee te gaan met een studiereis naar de Verenigde Staten. Aldus kwam hij in 1991 in aanraking met de community colleges. Er ging een wereld voor hem open. Hij zag nu pas wat er allemaal mogelijk was in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Hij raakte onder de indruk van de grootschalige colleges, met krachtige wortels in de regio, gehuisvest in prachtige gebouwen op een campus, waardoor het onderwijs toch klein11
schalig en gedifferentieerd gegeven kon worden. Life long learning zag hij werkelijkheid worden: verschillende doelgroepen bijeen en een veelheid aan mogelijkheden. Het onderwijsconcept was voor 100% vanuit zorg voor de leerlingen en de community opgezet. Alle activiteiten moesten een meerwaarde hebben voor de leerlingen en de community. Ook zorgleerlingen werden geweldig opgevangen. Sport en cultuur namen een belangrijke plek in. Bij het afscheid wist Free zeker: ‘Hier kom ik terug’. In 1992 is hij met zijn hele management (ruim dertig personen) teruggegaan naar Amerika om een bezoek te brengen aan het College of Du Page te Chicago. Aan het einde van het bezoek was het voor iedereen van het gezelschap duidelijk: dit wordt ons ideaal. Bij terugkomst in Nederland zijn ze hard gaan werken aan het community-concept, dat landelijk zou uitgroeien tot het ROC. Maar niemand (met uitzondering wellicht van minister Ritzen) wist toen nog dat daar sprake van zou zijn. Twee aspecten waren voor Free meteen al duidelijk geworden tijdens zijn bezoek aan Amerika. Allereerst zag hij in dat alle secundaire processen geregeld moesten worden vanuit centraal niveau (dit was duidelijk tegen de heersende Nederlandse praktijk in) en daarnaast realiseerde hij zich dat zo’n college alleen kon slagen vanuit een sterke identiteit. Daarin speelde een campus als centrale plek voor de hele community een grote rol. Vanaf toen is Free, met steeds een wisselende groep medewerkers, jaarlijks teruggegaan naar Amerika. Hij heeft daar niet alleen een bloeiend en dynamisch netwerk opgebouwd om zijn droom te verwezenlijken, maar heeft daar ook geleerd met veel passie kennis collegiaal te delen.
Consortium voor Innovatie Deze kennismaking was ook het begin van het Nederlandse Consortium voor Innovatie, als zusterorganisatie van de invloedrijke Amerikaanse League for Innovation, met als doel de mogelijkheden voor studenten en cursisten in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie te verbeteren door het stimuleren van onderwijskundige experimenten en vernieuwingen. Begin 1992 in hotel Des Indes te Den Haag, onder het goedkeurende oog van minister Ritzen, werd de Akte van Oprichting getekend. De oprichters waren Coen Free, MBO-College ’s-Hertogenbosch; Hans Kempers, Twents MBOCollege; Klaas Koops, Friesland College; Hans van Nieuwkerk, Tinbergen College; Fred Remmers, Midveld College; Bob van de Ven, Educatief Centrum en Haye van der Werf, Alkwaard College. In de jaren daarop volgend ontwikkelde het Consortium voor Innovatie zich, ondersteund door Interstudie Arnhem, tot een politieke factor van belang voor zowel de onderwijswereld als het bedrijfsleven.
12
De kazerne Ondertussen werd er in ‘s-Hertogenbosch druk gezocht naar een mogelijkheid daar een campus te vormen. Er wordt weleens gezegd dat het succes van het Koning Willem I College te danken is aan zijn prachtige campus, maar er was eerst de visie en van daaruit is gezocht naar een passende omgeving. Er mocht vanuit het ministerie nieuw gebouwd worden. Op de toenmalige Sportlaan (de huidige Onderwijsboulevard) was plaats voor nieuwbouw. Dat was echter niet wat Free in zijn hoofd had. Hij had zijn oog laten vallen op de Koning Willem I-kazerne, waar op dat moment militairen en asielzoekers gehuisvest waren, als ideale plaats voor een schoolcampus. Hij wist dat de kazerne op korte termijn onttrokken zou worden aan de krijgsmacht en is toen naar het ministerie van Defensie en de gemeente gestapt. Aan burgemeester en wethouders heeft hij de vraag voorgelegd: willen jullie het asielzoekerscentrum van de toekomst binnen de stadsgrens, of de school van de toekomst? Het antwoord was helder. Ook het ministerie was enthousiast en wilde graag meewerken, op voorwaarde dat de uitstraling van de historische gebouwen – de kazerne staat als George Maduro-kazerne uitgebeeld in Madurodam – zoveel mogelijk gehandhaafd zou worden. In 1994 is begonnen met de verbouwing en augustus 1996 is de kazerne in gebruik genomen als school.
ROC-wetgeving Rond die tijd speelde ook het ROC-verhaal. Het Koning Willem I College was een van de eerste ROC’s in Nederland. Immers het enige wat het ‘ROC avant la lettre’ nog miste was de basiseducatie en die heeft Free toegevoegd met een kleine kunstgreep, in samenwerking met vriend Hans van Nieuwkerk, coördinator van het ROC-proces. Er hoefde dus nauwelijks iets te veranderen na de nieuwe wetgeving, waardoor er weinig energie gestopt hoefde te worden in fusieprocessen. Het Koning Willem I College werd een van de paradepaardjes van minister Ritzen en departementaal directeur-mbo Willem van Oosterom. Free werd daardoor bijvoorbeeld verzocht het woord te voeren namens het onderwijsveld tijdens de eerste bijeenkomst van de ROC’s in Den Haag, begin 1996. Al die tijd heeft Free het ideaal van een community college voor ogen gehouden en is er constant aan gewerkt dat concept zo veel mogelijk ingevuld te krijgen. Volgens Free is het misgegaan in het Nederlands beroepsonderwijs, omdat men een verkeerde vertaling aan het ROC-concept heeft gegeven. In plaats van uit te gaan van de kracht van het oorspronkelijke concept, dus uit te gaan van een veelheid aan onderwijsmogelijkheden, met de nodige inrichtingsvrijheid, op campusachtige omgevingen, met een sterke centrale sturing wat onderwijsvisie, kwaliteitszorg en secundaire processen betreft, heeft men er een proces van gemaakt dat vooral gericht was op 13
grootschalige fusies, gekoppeld aan een gekunstelde, zeer directieve kwalificatiestructuur. Daar sprak geen passievolle onderwijsvisie uit. De identiteit van veel onderwijsinstellingen ging verloren door verkeerde accenten binnen de grootschaligheid. Vele medewerkers voelden zich niet meer betrokken of bleven op al die afzonderlijke onderwijslocaties hun eigen ding doen. Het community college-concept, toch de basis van de ROC-vorming, vond aldus onvoldoende zijn vertaling in het ROC-concept, een concept dat door allerlei aanvullende wet- en regelgeving inmiddels steeds verder afgedreven is van zijn basis.
WEB In 1996 is de WEB (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) ingevoerd. De belangrijkste reden voor invoering was meer samenhang te creëren in het brede aanbod van beroepsopleidingen op middelbaar niveau en meer verbinding met allerlei (korte) trajecten voor met name volwassenen te realiseren. Er kwam een kwalificatiestructuur met twee leerwegen (voltijd en deeltijd) op vier niveaus in vier sectoren (techniek, welzijn, economie en landbouw). Institutioneel werden de meeste mbo-opleidingen ondergebracht in ROC’s (regionale opleidingencentra). Naast ROC’s werden ook AOC’s (agrarische opleidingscentra) en vakinstellingen opgericht, waar publiek bekostigd middelbaar beroepsonderwijs werd ondergebracht en zijn er particuliere mbo-opleidingen gestart respectievelijk erkend. Met de invoering van de WEB zijn drie grote wijzigingen in gang gezet: • o ntwikkeling van een landelijke kwalificatiestructuur voor deeltijden voltijdonderwijs • vorming van ROC’s • creëren van meer mogelijkheden voor private financiering (contractactiviteiten).
Free heeft steeds geprobeerd de identiteit van het Koning Willem I College te behouden door te blijven uitgaan van het ideaalbeeld van een sterk regiocollege. Het stadsgewest ‘s-Hertogenbosch zag hij als de regio. Door de gemeentebesturen van respectievelijk Oss, Uden en Veghel werd hem in 1995 bijvoorbeeld gevraagd ook de mbo-scholen in deze steden onder zijn verantwoordelijkheid te nemen, maar wel op voorwaarde dat de instellingen daar fysiek zouden blijven. Hij heeft ze allemaal bezocht en uiteindelijk nee gezegd. Een ‘nee’ lag niet in de lijn der verwachtingen en riep zelfs boze reacties op. Maar Free bleef erbij dat iedere regio recht heeft op zijn eigen ROC, met een eigen cultuur en een eigen uitstraling, zo ook het streekgewest Oss, Uden en Veghel. Het Koning Willem I College werd door deze opstelling van het grootse college in Nederland ineens een middelgroot college met tien- à twaalfduizend leerlingen. Maar daarmee werd het wel mogelijk een duidelijke identiteit te creëren. De leerlingen zeiden dat ze op het Koning Willem I College zaten, een grote meerwaarde volgens Free. In veel andere plaatsen noemden de leerlingen de locatie waar ze zaten, maar gebruikten ze niet de overkoepelende naam van de school. Frees visie op onderwijs heeft heel wat discussies tot gevolg gehad. Ook bij belangenorganisaties en het ministerie. In een van zijn publicaties (Het Onderwijs-schandaal) is hier uitgebreid verslag van gedaan. Daarin vertelt Free over zijn ervaring bij de totstandkoming van de ROC’s. Hij meent dat het onderwijsveld in die tijd door het ministerie voor de gek is gehouden. De uitkomst van het ROC-proces, dat leidde tot de uitverkoop van het voltijd-mbo, stond achteraf gezien bij voorbaat al vast, ten faveure van het bedrijfsleven. Educatieve matchfixing (afspraken vooraf) noemt Free dit in zijn schotschrift. Hij heeft die tijd als zeer onprettig ervaren. De onderhandelingen over vorm en inhoud van het ROC-concept, waar hij namens het scholenveld bij betrokken was, pakten vervelend uit, zowel voor hem persoonlijk, als uiteindelijk ook voor zijn school. Toen heeft hij zich vast voorgenomen om niet meer in landelijke besturen te gaan zitten, niet meer in politieke wespennesten verzeild te raken en op eigen wijze zijn weg te volgen. Binnen de kaders van de wet is het Koning Willem I College vervolgens aan
14
15
de gang gegaan om op eigen wijze invulling te geven aan het ROC-concept en de kwalificatiedossiers. Zo heeft het Koning Willem I College als eerste in Nederland een Talenacademie opgericht om in ieder geval vreemde talen te kunnen blijven onderwijzen, kwamen er grote open leercentra voor het onderwijs in nieuwe technologieën, bleven sport en cultuur (middels een eigen theater) een belangrijke rol spelen en bleven de algemene vakken bij Koning Willem I College hoog in het vaandel staan. Allerlei zaken die in de kwalificatiedossiers, onder druk van het bedrijfsleven met zijn voorkeur voor korte, functiegerichte opleidingen, nagenoeg verdwenen waren.
Competentiegericht onderwijs In de jaren ’90 had Free tijdens een van zijn bezoeken aan Amerika een viertal A4tjes mee terug genomen over competenties. Daar stond kort en bondig welke competenties nodig waren om goed te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt. In het bedrijfsleven was dat eveneens al een thema en Free vond het een interessant idee voor het mbo. Het idee was het starre systeem van eindtermen, waar ook vanuit het bedrijfsleven zelf veel oppositie tegen was, te vervangen door een systeem van dynamische competenties. Hier had het ministerie eveneens wel oren naar. Helaas is ook hier de uitwerking fout gegaan. Landelijke organen (leerlingwezen en beroepsbegeleidend onderwijs) kregen de opdracht nieuwe kwalificatiedossiers te maken op basis van competenties. Hier ging het fout volgens Free. Er werd gewerkt vanuit een dominant personeelsmodel naar een onderwijsconcept, zonder te weten of dit zou werken in de onderwijspraktijk. Er was geen enkel onderwijskundig bewijs voor het competentiemodel dat ontwikkeld werd. Volgens Free is het CGO-verhaal daarom uitgelopen op een groot drama. Iedereen, inclusief allerlei adviesbureaus die er brood in zagen, rende er klakkeloos achteraan. Het Koning Willem I College in eerste instantie ook. ‘Maar dit deden we vooral in de hoop af te zijn van die starre eindtermen’, aldus Free. Ook docenten vonden het concept wel aardig klinken: actievere leerlingen, meer praktijk gericht, minder klassikaal lesgeven, de docent als coach. Helaas pakte het niet zo goed uit als men hoopte. Het idee van de competenties was goed, maar zoals gezegd liet de uitwerking te wensen over. Van de te examineren competenties is bijvoorbeeld een soort afvinklijst gemaakt. Waarbij ook nog eens kwam dat twee derde ervan te maken heeft met gedragskenmerken. De gemiddelde docent en praktijkbegeleider zijn echt niet in staat die kenmerken op een objectieve manier te valideren. Veel van de voorgeschreven competenties bleken gewoonweg moeilijk te realiseren en daar zit het onderwijs nu mee. Geprobeerd is om van een filosofie een systeem te maken, wat niet blijkt te werken in de praktijk. Ook hier had men veel nadrukkelijker naar het 16
Amerikaanse voorbeeld moeten kijken. Het gevolg was ook een enorme extensivering van het onderwijs, wat zelfs leidde tot een heuse leerlingenopstand: ‘Wij willen gewoon les!’ Het manifest dat Free in 2010 schreef gaat over deze kwestie.
Coen Free in de regio Naast algemeen directeur van een school is Free gezichtsbepalend in de regio ‘s-Hertogenbosch. Zo is de Bossche literatuur hem niet onbekend, is hij voorzitter van de lokale radio- en tv-omroep Boschtion en heeft hij de cursus ‘Boschlogie’ opgezet, de langstlopende en succesvolste cursus in Nederland. Dit alles doet hij omdat hij het leuk vindt om met zijn vak ‘literatuur’ bezig te zijn. Maar daarnaast heeft het tevens te maken met zijn idee over een community college en de rol van de gemeenschap daarin. Free: ‘Als directeur ben je niet alleen van de school, maar ook van de community. En dus houd je je ook bezig met de sociaal-economische, culturele situatie ervan.’ Er zijn aardig wat onderzoeken geweest naar schoolprestaties in een community. Zo heeft ‘s-Hertogenbosch een moeilijke Marokkaanse gemeenschap, maar binnen het Koning Willem I College worden heel goede prestaties geleverd door die doelgroep. De doorstroom van niveau 1 naar niveau 2 is 37%; dat is het hoogste percentage van Nederland en de doorstroom naar het hoger beroepsonderwijs (hbo) zit rond de 80%. Verder kent het college weinig voortijdige schoolverlaters. Het Koning Willem I College eindigt al jaren in de top 5 van de ranglijst van beste mbo-instellingen van ons land. De rol in en voor de community werpt zijn vruchten af.
School voor de Toekomst Tijdens een werkbezoek aan de Maricopa Colleges te Phoenix (Arizona), midden in de jaren ‘90, bracht Free een bezoek aan Superstition Mountain. Daar kwam hij, al filosoferend met zijn rechterhand Yvonne Moerman, op het idee een school voor de toekomst te maken, naar aanleiding van de nadruk die in Amerika gelegd werd op technologische aspecten. De vraag was of die school ook echt fysiek gebouwd moest worden. Ongeveer op dat moment had de gemeente ‘s-Hertogenbosch aandelen van Essent verkocht en miljoenen geïncasseerd. Iedereen mocht één plan indienen en er werd door de gemeente drie miljoen gulden toegekend aan het idee van een school voor de toekomst, op voorwaarde dat er inderdaad een gebouw gerealiseerd zou worden. De basis van het idee was dat het onderwijs vanuit technologisch oogpunt bedreven zou worden. De eerste gedachte was docent-onafhankelijk onderwijs in te voeren bij cursussen voor het bedrijfsleven. In 1998 werd Free 17
uitgenodigd door de firma Arthur Andersen voor een innovatie-conferentie te Chicago. Er waren mensen uit de hele wereld aanwezig. Tijdens de conferentie gaven enkele keynote speakers, onder wie Peter Drucker, Steven Gould, Deepak Chopra en Edward de Bono, inspirerende lezingen en was er gelegenheid om met elkaar te brainstormen over de besproken onderwerpen. Met name de ideeën van De Bono over lateraal en creatief denken spraken Free zeer aan. Naast het begin van een warme vriendschap met De Bono was dit aanleiding om het concept School voor de Toekomst bij te stellen. De speerpunten van de School voor de Toekomst zijn sindsdien het ontwikkelen van denkvaardigheid en van mediawijsheid. Bij beide spelen nieuw technologieën en de voortschrijdende neurowetenschappen een grote rol. De School voor de Toekomst heeft zeker haar invloed op het Koning Willem I College gehad. Denkvaardigheid wordt gestimuleerd in onderwijsprogramma’s, en er wordt er geëxperimenteerd met nieuw, aantrekkelijk en effectief onderwijs. Er zijn verschillende ruimtes om te werken aan de vernieuwing, aan presentaties en voor een cybercafé. Onderwijs aan volwassen, evenals de cursussen Boschlogie vinden er plaats. Daarnaast wordt de School voor de Toekomst ook gebruikt als trainingscentrum voor de medewerkers van Koning Willem I College.
Onafhankelijk Bepalend voor de carrière van Free is zijn bezoek in 1991 aan de community colleges in de Verenigde Staten geweest. Daar maakte hij kennis met een uitdagend onderwijs- en organisatieconcept. Hij heeft dit altijd uitgedragen; het concept wordt inmiddels breed gedragen in het Koning Willem I College. Inhoudelijk vindt Free dat er nog flink wat aanmerkingen zijn op het Nederlandse onderwijssysteem. Hij heeft altijd een brede interesse in onderwijsvakliteratuur gehad. Van tijd tot tijd publiceerde hij boeken en artikelen waarmee hij zijn ideeën over het onderwijs op uitdagende wijze kenbaar heeft gemaakt. Naast zijn ideeën voor ‘gewoon goed onderwijs’ beschrijft hij ook onverbloemd wat er niet goed gaat volgens hem en dan vooral met betrekking tot de leerlingen, die eerlijke en goede kansen ontnomen worden. Volgens Free komt dat door zijn onafhankelijke geest en gevoel voor rechtvaardigheid, die hij van zijn moeder heeft geërfd.
18
19
Enkele publicaties •V aktaal, gemoduleerde methode Nederlands voor meao en mmo. Malmberg Den Bosch, 1989 (in samenwerking met Frans van de Wiel) • Zoete lief, oorzaak veler plagen: de 80 beste, mooiste, merkwaardigste -en nog enige- Bossche stadsgedichten. ’s-Hertogenboek 10, Adr.Heinen, ’s-Hertogenbosch, 1994 • Luister naar de tranen, de Tweede Wereldoorlog in Bossche verhalen, gedichten, herinneringen. ‘s-Hertogenboek 11, Adr.Heinen, ’s-Hertogenbosch, 1995 • W illem van Oranje, ’s-Hertogenbosch en de dichter van het Wilhelmus. ’sHertogenboek 12, Adr.Heinen, ’s-Hertogenbosch, 1996 • O nderwijs wordt weer mensenwerk: het leren in de kenniseconomie van de 21e eeuw: een essay. School voor de Toekomst, ’s-Hertogenbosch, 1998 • D e lerende mens in de 21ste eeuw: Pamflet tegen de praktijk(en) van de huidige onderwijsvernieuwing in het BVE-veld. ’s-Hertogenbosch, 2004 • D e boom der kennis: triptiek over het oude en nieuwe leren, van oude Grieken via Renaissance naar 21e eeuw. School voor de Toekomst, ’s-Hertogenbosch, 2007 • O nderwijs 2020, in: Adjiedj Bakas Megatrends Nederland. Scriptum, Schiedam, 2008 • O p de koffie bij Obama: Marketing, Communicatie en Beroepsonderwijs. School voor de Toekomst/Consortium voor Innovatie, ’s-Hertogenbosch, 2009 • M anifest voor goed en veelkleurig Middelbaar Beroepsonderwijs: van CGO naar GGO. Koning Willem I College, ’s-Hertogenbosch, 2010 • D it gaat nooit meer voorbij : Bossche popmuziek en literatuur in de sixties: autoriteiten, indorockers, vetkuiven, artistiekelingen, schrijvers en dichters in een katholieke provinciestad 1959-1969. Koning Willem I College | School voor de Toekomst, ’s-Hertogenbosch, 2010 • H et Onderwijs-schandaal: Schotschrift over de invloed van bollenvelden en sprookjes op ons nationaal onderwijsstelsel. Koning Willem I College, ’s-Hertogenbosch, 2013
Onderscheidingen • • • • • • • 20
Ereburger Lincoln NE (1998) Bosschenaar van het jaar (1999) Paul A. Elsner Excellence in Leadership Award (2000) Excellence in Education Award (2006) Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (2006) Erevoorzitter College van Bestuur Koning Willem I College (2013) Culturele Stadspenning ’s-Hertogenbosch (2013) 21
Reeks Onderwijsbiografie, deel 7 De Reeks Onderwijsbiografie is een initiatief van prof. dr. A.M.L. (Fons) van Wieringen. Deze reeks beoogt het opstellen en verspreiden van beknopte (auto-)biografieën van personen die in het onderwijs een betekenisvolle bijdrage hebben geleverd. Dat zijn leraren, directeuren, inspecteurs, onderzoekers, verbeteraars en dergelijke, recent of uit een periode die al wat langer achter ons ligt. De onderwijsgeschiedenis wordt dagelijks gemaakt en dat proces verdient documentatie. Het betreft korte (auto-)biografieën, inclusief foto’s en afbeeldingen, gepubliceerd in druk en op de website van het Onderwijsmuseum. Iedereen kan het initiatief nemen voor een autobiografie of een biografie van iemand die iets betekend heeft voor het onderwijs.
colofon Nationaal Onderwijsmuseum is samenwerking met CINOP info@onderwijsmuseum.nl/www.onderwijsmuseum.nl
Redactie dr. Jacques Dane, drs. Petra Reijnhoudt GRAFISCH ONTWERP Rémi Bouwer DRUKWERK Pantheon drukkers ISBN:
(c) 2014 Nationaal Onderwijsmuseum Dordrecht en CINOP Verspreiding en gebruik van deze uitgave wordt aangemoedigd, mits de bron wordt vermeld. Gedrukte exemplaren van deze biografie kunnen worden besteld via het Nationaal Onderwijsmuseum. Op www. onderwijsmuseum.nl/projecten is een pdf. van de uitgave te downloaden.
22