Directoraat-generaal Gezondheidszorg
Federale overheidsdienst
VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
DM - Data Management Cel TCG & Audit
Codeeradviezen en Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering. Codeervragen gesteld in 2013, 1ste semester Oktober 2013
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
1
INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL ............................................................................................................................ 2 INLEIDING .................................................................................................................................... 5 ALGEMENE VRAGEN ..................................................................................................................... 6 Vraag 2013.sem1.C.1: Precisering van een code op basis van labo resultaten .................................. 6 Vraag 2013.sem1.C.2: keuze van de HD: dehydratatie of gastro-enteritis ......................................... 6 HFDST. 02 - NEOPLASMATA .......................................................................................................... 7 Vraag 2013.sem1.hfdst02.1: Actieve tumor versus non actieve tumor ............................................. 7 Vraag 2013.sem1.hfdst02.2: Goedaardig hersenneoplasma behandeld met radiochirurgie ............. 7 Vraag 2013.sem1.hfdst02.3: M-codes ................................................................................................ 7 HFDST. 03 - ENDOCRIENE, NUTRITIONELE, METABOLE EN IMMUNOLOGISCHE AANDOENINGEN..... 8 Vraag 2013.sem1.hfdst03.1: Diabetische voet ................................................................................... 8 Vraag 2013.sem1.hfdst03.2: secundaire diabetes of diabetes mellitus ............................................. 8 Vraag 2013.sem1.hfdst03.3: Keuze van hoofddiagnose bij opname wegens de novo diabetes ........ 9 Vraag 2013.sem1.hfdst03.4: Gluthationreductase deficiëntie ......................................................... 10 Vraag 2013.sem1.hdfst03.5: Euthyroidie .......................................................................................... 10 Vraag 2013.sem1.hfdst03.6: Traps-syndroom .................................................................................. 10 HFDST. 05 - MENTALE AANDOENINGEN ...................................................................................... 12 Vraag 2013.sem1.hfdst05.1: Druggeïnduceerde encefalopathie ..................................................... 12 HFDST. 06 - AANDOENINGEN VAN ZENUWSTELSEL EN ZINTUIGLIJKE ORGANEN ........................... 13 Vraag 2013.sem1.hfdst06.1: Acuut CVA of laat gevolg van CVA ...................................................... 13 Vraag 2013.sem1.hfdst06.2: Auto-/dysimmune limbische en neocorticale encefalitis ................... 13 HDST. 07 - AANDOENINGEN VAN HET CIRCULATOIR SYSTEEM ..................................................... 14 Vraag 2013.sem1.hfdst07.1: (re)trombose in femorale en popliteale synthetische greffe ............. 14 Vraag 2013.sem1.hfdst07.2: Epilepsie na CVA.................................................................................. 14 Vraag 2013.sem1.hfdst07.3: Keuze van hoofddiagnose bij heropname na PTCA bij oorspronkelijk niet-cardiale reden van opname in het eerste verblijf...................................................................... 15 Vraag 2013.sem1.hfdst07.04: Keuze van hoofddiagnose bij heropname na PTCA voor bijkomende behandeling die niet gericht is op het ischemisch hartlijden............................................................ 15 Vraag 2013.sem1.hfdst07.5: codering van PTA ................................................................................ 17 Vraag 2013.sem1.hfdst07.6: Trombose van een intracraniële veneuze sinus ................................. 18 Vraag 2013.sem1.hfdst07.7: Schommelende bloeddrukken ............................................................ 18 HDST. 08 - AANDOENINGEN VAN HET RESPIRATOIR STELSEL........................................................ 20 Vraag 2013.sem1.hfdst08.1: Status astmaticus bij tot COPD geëvolueerd astma ........................... 20 HFST 10 - AANDOENINGEN VAN UROGENITAAL SYSTEM.............................................................. 21 Vraag 2013.sem1.hfdst10.1: CAST-nefropathie ................................................................................ 21 HFDST. 14 - CONGENITALE ANOMALIEËN .................................................................................... 22 Vraag 2013.sem1.hfdst14.1: Prematuriteit – voedingsproblematiek ............................................... 22
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
2
Vraag 2013.sem1.hfdst14.2: Pes planus, verworven of congenitaal ................................................ 23 HFDST. 17A - TRAUMA’S EN ONGEVALLENLETSELS ...................................................................... 24 Vraag 2013.sem1.hdst17a.1: ingekapseld hematoom na een val .................................................... 24 HDST. 17C - VERGIFTIGINGEN EN BIJWERKINGEN VAN GENEESMIDDELEN.................................... 25 Vraag 2013.sem1.hfdst17c.1: Langtermijn ingreepsekwellen .......................................................... 25 HDST. 17D - COMPLICATIES VAN HEELKUNDE EN MEDISCHE ZORGEN .......................................... 26 Vraag 2013.sem1.hfdst17d.1: accidental cut or puncture ................................................................ 26 Vraag 2013.sem1.hfdst17d.2: Fitting and adjustment OF complicatie van stent als HD.................. 26 AD1 – CODES V EN E ................................................................................................................... 28 Vraag 2013.sem1.Ad1.1: “Other specified administrative purpose” V68.89 of V70.3 ..................... 28 Vraag 2013.sem1.Ad1.2: Observatie en evaluatie voor verdachte conditie, niet bevestigd: ........... 28 Vraag 2013.sem1.Ad1.3: V24.0 Postpartum care & examination immediately after delivery ......... 29 Vraag 2013.sem1.Ad1.4: Blaassonde uitgetrokken door verwarde patiënt ..................................... 30 AD2 – PROCEDURES.................................................................................................................... 31 Vraag 2013.sem1.Ad2.1: Nieuwe TRAM code .................................................................................. 31 Vraag 2013.sem1.Ad2.2: Cardioversie .............................................................................................. 31 Vraag 2013.sem1.Ad2.3: Foraminale infiltratie ................................................................................ 31 Vraag 2013.sem1.Ad2.4: Continue positieve luchtwegdruk (cpap) .................................................. 32 Vraag 2013.sem1.Ad2.5: Revisie van de femorale prothese met het plaatsen van een acetabulair component ........................................................................................................................................ 32 Vraag 2013.sem1.Ad2.6: Procedures by borst neoplasmata ............................................................ 32 Vraag 2013.sem1.Ad2.7: Plaatsen van een patellaprothese ............................................................ 33 Vraag 2013.sem1.Ad2.8: Gebruik van cell-saver peroperatoir ......................................................... 34 Vraag 2013.sem1.Ad2.9: Bottrepanatie voor maxillaire cyste .......................................................... 34 Vraag 2013.sem1.Ad2.10: Peridurale anesthesie tijdens arbeid en bevalling .................................. 34 Vraag 2013.sem1.Ad2.11: Behandeling van Cam of Pincerletsel ..................................................... 34 Vraag 2013.sem1.Ad2.12: Xiapex behandeling by ziekte van Dupuytren ........................................ 35
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
3
IN SAMENWERKING MET:
DESKUNDIGEN
G. Bouhy C. Fierens S. Regout
CHIREC, Bruxelles AZ KLINA, Brasschaat Cliniques Unibersitaires St Luc, Bruxelles
ARTS AUDITEURS
F Ameye D. Desantoine N. Farhat M.-A. Lambot A. Lesage F. Proot S. Van Malderen K. Wijmeersch
FOD VVVL FOD VVVL FOD VVVL FOD VVVL FOD VVVL FOD VVVL FOD VVVL FOD VVVL
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
4
INLEIDING Deze brochure is een aanvulling op het Handboek ICD-9-CM-codering 2013 uitgegeven door de FOD Volksgezondheid (zie ook referenties onderaan) en beantwoordt de codeerproblemen gesteld door de ziekenhuizen in 2013/1ste semester. De antwoorden op de codeervragen van ziekenhuizen hebben alleen betrekking op de in de vragen beschreven codeerproblemen. De antwoorden die hier gegeven zijn, mogen niet in andere contexten gebruikt worden. De codeervragen & antwoorden zijn gegroepeerd in dezelfde volgorde van de hoofdstukken van het codeerhandboek 2013. Een verwijzingscode werd toegewezen aan elke vraag en ter beschikking gesteld van ziekenhuizen die een vraag & antwoord willen verduidelijken.
Referenties: 1. ICD-9-CM 9th Revision Clinical Modification - Sixth Edition - 2011, Hospital Edition, volumes 1,2 & 3, PMIC (Practice Management Information Corporation), Los Angeles, CA, USA 2. Handboek ICD-9-CM-Codering 2013 officiële versie.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
5
ALGEMENE VRAGEN Vraag 2013.sem1.C.1: Precisering van een code op basis van labo resultaten Betreft: codeeradviezen op vragen van ziekenhuizen gesteld in 2012 sem. 1 (FAQ 2012 sem. 1). Enerzijds mag men het protocol van een scan gebruiken ter precisering van de metastasen (HFDST.02 NEOPLASIE vraag 2012.01.ch02.03 Blz. 10) en anderzijds mag men het labo resultaat bij een urineweginfectie niet gebruiken om de oorzakelijke kiem erbij te plaatsen die in het labo te vinden is (ALGEMENE VRAGEN vraag 2012.01.C.1 Blz. 7). De redenering in beide casussen is hier toch identiek, het gaat om een precisering van een code, niet om eigen interpretatie van het labo gegeven. Het labo gegeven wordt enkel gebruikt om de soort kiem bij de door de arts aangegeven infectie (welke dan ook) te vervolledigen. Waarom wordt daar een verschil in gemaakt? Antwoord 2013.sem1.C.1:
De redenering is verschillend: Onder precisering wordt verstaan het verbeteren van een ongespecificeerde code (NOS-NEC) naar een gespecificeerde code aan de hand van gegevens in het dossier die niet rechtsreeks afkomstig zijn van de behandelend arts maar waarvan de relevantie onomstotelijk is. Gebruik van deze informatie voor het toevoegen van extra codes of zonder dat de relevantie vaststaand is, is niet toelaatbaar. Resultaten van culturen zijn heel vaak bijbesmetting of commensalen en de betrokkenheid bij een bepaalde infectie mag niet zonder meer worden aangenomen. In het geval van een urine-infectie betreft het bovendien een bijkomende code.
Vraag 2013.sem1.C.2: keuze van de HD: dehydratatie of gastro-enteritis Een kind dat wordt opgenomen wegens dehydratatie als gevolg van acute gastro-enteritis (rotavirus). We stellen ons de vraag wat hier de hoofddiagnose moet zijn: A) De dehydratatie als hoofddiagnose (276.51): aangezien het kind niet zo opgenomen geweest als het kind alleen een gastro-enteritis had. Het is de dehydratatie die voor een opname zorgt. B) De acute gastroenteritis door rota (008.61) als hoofddiagnose: aangezien dehydratatie het gevolg is van deze gastroenteritis. Dehydratatie is immers een symptoom van gastroenteritis (cfr. codeerhandboek FOD 2011/2012, punt 1.3: “Een symptoom wordt maar gecodeerd als hoofddiagnose wanneer er geen diagnose werd gesteld door de arts die de patiënt behandelt.”) Antwoord 2013.sem1.C.2:
Dit soort vragen kan alleen beantwoord worden door de behandelend arts want zowel dehydratatie als gastro-enteritis kunnen hoofddiagnose zijn afhankelijk van de context van opname.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
6
HFDST. 02 - NEOPLASMATA Vraag 2013.sem1.hfdst02.1: Actieve tumor versus non actieve tumor Moeten we een bronchuscarcinoma dat bestraald is met curatieve intentie maar waarvan niet kan worden bevestigd of het nu genezen is of niet coderen als actief of als V10? Spinocellulaire bronchuscarcinomata kunnen curatief worden behandeld met radiotherapie. Helaas is het achteraf vaak moeilijk om ondubbelzinnig vast te stellen of de tumor nu volledig geëradiceerd is of niet, vooral in aanwezigheid van radiatiepneumonitis. Wat moeten wij coderen zolang de behandelend arts aangeeft dat hij niet met zekerheid kan stellen of de tumor nog aanwezig is? De code voor de actieve tumor maar dan met waarschijnlijkheidsgraad 1 of de toepasselijke V-10 code of beide samen? Antwoord 2013.sem1.hfdst02.1:
In geval van klinische twijfel die duidelijk gedocumenteerd wordt in het medische dossier is het aangewezen om alleen de actieve code mee te geven met zekerheidsgraad 2 “zeker”.
Vraag 2013.sem1.hfdst02.2: Goedaardig hersenneoplasma behandeld met radiochirurgie Moeten we een goedaardig hersenneoplasma behandeld met radiochirurgie nog tijdelijk coderen als actief of met V12.41 "Personal history of benign neoplasm of brain"? Radiochirurgie ("gamma knife") vernietigt hersenletsels slechts geleidelijk en wij vinden in dossiers dan ook beschrijvingen als "Gekend vestibularis schwannoom uitpuilend in de brughoek aan de linkerzijde, inmiddels status na radiochirurgie." Vanaf wanneer moeten wij een benigne hersentumor als personal history (V12.41) beschouwen? Bij de eerstvolgende opname na die voor de radiochirurgie of pas wanneer de behandelend arts vermeld dat de tumor "genezen" is? Antwoord 2013.sem1.hfdst02.2:
In geval van klinische twijfel die duidelijk gedocumenteerd wordt in het medische dossier is het aangewezen om alleen de actieve code mee te geven met zekerheidsgraad 2 “zeker”.
Vraag 2013.sem1.hfdst02.3: M-codes Moeten wij de M-codes meegeven zelfs voor de daghospitalen in 2013? Antwoord 2013.sem1.hfdst02.3:
Het is altijd aangewezen om M-codes te registreren voor inschrijvingen in verband met neoplasmata. M-codes zijn in principe verplicht ook voor daghospitalisaties.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
7
HFDST. 03 - ENDOCRIENE, NUTRITIONELE, METABOLE EN IMMUNOLOGISCHE AANDOENINGEN Vraag 2013.sem1.hfdst03.1: Diabetische voet a) b) c)
Een patiënt met diabetische voet, Ruth 5, wonde teen IV met botcontact. Over diabetische angiopathie is niks weergegeven. Is dit te coderen als 250.80 + 440.23 + 707.15? Een patiënt met diabetische voet, Ruth 5, wonde teen IV met necrose. Hier ook 440.23 of 440.24? Beiden met partiële amputatie digit 4.
Antwoord 2013.sem1.hfdst03.1:
a)
b)
c)
250.80 “Diabetes with other specified manifestations” (Diabetes met andere gespecificeerde afwijkingen, type 2, zonder vermelding van niet onder controle) + 707.15 “Ulcer of other part of foot“ (Ulcus van overig deel van voet ) volstaat, vermits geen expliciete vermelding van atheromatose. Zoals voor andere classificaties (bv. TNM) volstaat het vermelden van een bepaalde Rutherford-graad niet om atheromatose te coderen. Bijkomende documentatie in het dossier of navragen bij de behalend behandelend arts is wel sterk aanbevolen. Ook hier is er onvoldoende argumentatie om atheromatose te coderen. Bovendien staat necrose niet gelijk aan gangreen wat ook tot uiting komt in de Rutherford-graad die immers in geval van gangreen 6 zou moeten zijn. Necrose zonder meer in deze context kan dan ook niet gecodeerd worden. Gezien een behandeling geen invloed heeft op de codering van diagnoses, blijft het codeeradvies ongewijzigd.
Vraag 2013.sem1.hfdst03.2: secundaire diabetes of diabetes mellitus In een ontslagbrief vinden we de vermelding van DM type 2 vanaf 2003, maar vanaf 2008 beschouwt de arts deze diabetes als secundair tgv. chronische calcifiërende pancreatitis, waarbij wordt overgeschakeld naar insulinetherapie. Er is tevens diabetische retinopathie aanwezig. Hoe coderen we dit: als DM type 2 met retinopathie en chronische calcifiërende pancreatitits, of als een secundaire diabetes met chronische pancreatitis? De arts stelt in zijn antwoord voor om beide types te weerhouden: “Ik heb deze patiënte maar eenmaal gezien i.k.v. haar diabetes. Retrospectief is het moeilijk op basis van de gegevens die ik ter beschikking heb om hierover volledige uitspraak te doen. Ik neem aan dat deze dame type 2 diabetes heeft sinds 2003, maar omgeschakeld werd naar insuline in 2008 gezien verdere achteruitgang van haar pancreasfunctie i.k.v. een chronische pancreatitis. De diagnose DM2 van 2003 zou ik aanhouden; secundaire diabetes vanaf 2008.” Gezien secundaire diabetes niet samen met diabetes mellitus mag gecodeerd worden, stelt zich hier een probleem. Wat coderen we hier best? Codeervoorstel 1: 250.50: Diabetes mellitus with ophthalmic manifestations, type II or unspecified type, not stated as uncontrolled 362.01: Background diabetic retinopathy (manifestation) V58.67: Long-term (current) use of insulin 577.1: Chronic pancreatitis
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
8
Codeervoorstel 2(onze voorkeur): 249.50: Secondary diabetes mellitus with ophthalmic manifestations, not stated as uncontrolled, or unspecified 362.01: Background diabetic retinopathy (manifestation) V58.67: Long-term (current) use of insulin 577.1: Chronic pancreatitis Antwoord 2013.sem1.hfdst03.2:
Het antwoord van de arts endocrinoloog bevestigt dat het in eerste instantie om een primaire diabetes gaat met daarop gesuperponeerde secundaire diabetes. Bij verstek moet daarom gebruik worden gemaakt van categorie 250 => voorkeur voor codeervoorstel 1. De code voor diabetische retinopathie zonder bijkomende specificatie is echter niet 362.01 die enkel geldt voor behandelde of spontaan uitgedoofde (background) retinopathie, maar wel 362.03 “Nonproliferative diabetic retinopathy” (Niet proliferatieve diabetische retinopathie, niet anders gespecificeerd).
Vraag 2013.sem1.hfdst03.3: Keuze van hoofddiagnose bij opname wegens de novo diabetes In het codeerhandboek 2013 staat op p.77 dat evaluatie, oppuntstelling van de medicatie bij een gekende diabetespatiënt met complicaties moet gecodeerd worden met 250.9x als hoofddiagnose om een homogenere groepering te bekomen. Maar wat als het gaat om een niet-gekende diabetespatiënt waarbij tijdens opname één of meerdere chronische complicaties worden ontdekt? Op de diavoorstellingen werd dit onderscheid niet gemaakt en het lijkt mij ook onlogisch. Bij verder nazicht blijkt het kader trouwens niet aangepast te zijn sinds de versie 2007/2008. Antwoord 2013.sem1.hfdst03.3:
Inderdaad over het hoofd gezien erratum. En de complicatiecodes die als nevendiagnose mogen worden gecodeerd zijn beperkt tot 250.4x-8x maar ook van toepassing voor de categorie 249. Bijgevolg moet het kader op pagina 77 vervangen worden door het volgende: Belangrijk: Evaluatie, oppuntstelling en aanpassing van de medicatie bij een gekende diabetespatiënt met complicaties : Als een diabetespatiënt met gekende of tijdens opname ontdekte chronische verwikkelingen enkel wordt opgenomen voor een oppuntstelling of regeling van de medicatie dan wordt de code 250.9x als hoofddiagnose gebruikt. De complicatiecodes (250.4x tot 250.8x en 249.4x tot 249.8x) voor alle gekende en/of ontdekte chronische verwikkelingen worden als nevendiagnose geregistreerd. Deze regel wijkt af van de algemene codeerrichtlijnen van ICD-9-CM om een homogenere groepering van diabetes mellitus te bekomen (één enkele DRG). Deze regel geldt evenwel niet voor zwangeren (zie verder).
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
9
Vraag 2013.sem1.hfdst03.4: Gluthationreductase deficiëntie Hoe codeer je "gluthationreductase deficiëntie waardoor verhoogd risico op hemolytische crisis bij infectie"? Gluthationreductase is een enzym dat glutathiondisulfide (GSSG) reduceert tot thiol glutathion (GSH), dat een belangrijke cellulaire antioxidant is. In cellen die bloot gesteld worden aan een hoge dosis oxidatieve stress, zoals bij de rode bloedcellen, leidt dysfunctie hiervan tot lysis van de cellen en bloedarmoede (Wikipedia). Partiële deficiëntie is een relatief frequent gevolg van suboptimale nutritie en riboflavinedeficiëntie, maar is niet geassocieerd met klinische hematologische afwijkingen. Genetisch bepaalde deficiëntie daarentegen is extreem zeldaam en kan wel hemolyse veroorzaken (UpToDate). In ICD-10 bestaan voor de verworven vorm de code E53.0 riboflavinedeficiëntie [overeenkomend met ICD-9-CM 266.0] en voor de genetische vorm, in geval van anemie, een D55.1 "Anemia due to other disorders of glutathione metabolism" [overeenkomend met ICD-9-CM 282.2]. Voor de genetische vorm zonder aanwezigheid van anemie vind ik echter geen codes. Zouden we hiervoor de code 270.8 (overige gespecificeerde stoornissen van het aminozuur metabolisme) mogen gebruiken? Antwoord 2013.sem1.hfdst03.4:
Ja.
Vraag 2013.sem1.hdfst03.5: Euthyroidie Op onze dienst heerst er discussie over het begrip “euthyroidie”. Wanneer met de codefinder ‘euthyroidism’ opgezocht wordt, bekomt men code 244.9 unspecified acquired hypothyroidism. Maar euthyroidie zonder sprake van een schildklieraandoening en gebruik van relevante medicatie betekent het volledig normaal werken van de schildklier en hoeft toch niet gecodeerd te worden? Antwoord 2013.sem1.hfdst03.5:
Uw redenering omtrent euthyroidie is correct: state of having normal thyroid gland function (Wikipedia). Op zich kan dit dus niet gecodeerd worden. Meestal wordt deze term evenwel gebruikt in aanwezigheid van beginnend of (al dan niet onder chronische behandeling) gestabiliseerd schildklierlijden. Zo niet gedocumenteerd in het patiëntendossier is navragen bij de behandelend arts dus aan te raden. Helaas verwijst de index voor Euthyroïdie inderdaad naar 244.9 “Unspecified hypothyroidism” (Niet gespecificeerde hypothyreoidie). Dit is echter niet correct.
Vraag 2013.sem1.hfdst03.6: Traps-syndroom Mogen we de code 277.31 (familiale mediterrane koorts) gebruikten voor het TRAPS-syndroom? Antwoord 2013.sem1.hfdst03.6:
Gelieve afkortingen in de vraagstelling te vermijden. Als u “TNF receptor associated periodic syndrome” bedoelt, is het antwoord ja. Het gaat immers ook om een vorm van amyloïdose met gelijkaardige oorzaak en symptomatologie (cfr. http://fr.wikipedia.org/wiki/TNF_receptor_associated_periodic_syndrome), zoals beschreven onder de includes van 277.31 “Familial Mediterranean fever” (Familiale mediterrane koorts). De
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
10
overeenstemmende code in ICD-10-PCS zijnde E850 heeft trouwens een veel vager label: Nonneuropathic heredofamilial amyloidosis.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
11
HFDST. 05 - MENTALE AANDOENINGEN Vraag 2013.sem1.hfdst05.1: Druggeïnduceerde encefalopathie Hoe wordt druggeïnduceerde encefalopathie het best gecodeerd? Codeerhandboek 2013 p. 119 stelt dat "alcoholische encefalopathie wordt gecodeerd als 291.2 (Alcohol-geïnduceerde persisterende dementie). Mogen we dan naar analogie de (pathologische) druggeïnduceerde encefalopathie coderen met 292.82 drugs-geinduceerde persisterende dementia? Of moeten we dit coderen met 349.82 (toxische encefalopathie) met bijhorende E-code? En wat als de encefalopathie wordt geweten aan langdurig alcohol- en drugsmisbruik? Antwoord 2013.sem1.hfdst05.1:
Volgens de alfabetische index komen we op: Encephalopathy (acute) 348.30 alcoholic 291.2 … due to birth injury (intracranial) 767.8 dialysis 294.8 transient 293.9 drugs - (see also Table of Drugs and Chemicals) 348.39
In de systematische lijst staat: 348.3 Encephalopathy, not elsewhere classified 348.30 Encephalopathy, unspecified 348.31 Metabolic encephalopathy Septic encephalopathy Excludes: toxic metabolic encephalopathy (349.82) 348.39 Other encephalopathy Excludes: encephalopathy: alcoholic (291.2) hepatic (572.2) hypertensive (437.2) toxic (349.82)
Er is dus niets dat ons toestaat om bij verstek 292.82 “Drug-induced persisting dementia” (Door drugs geïnduceerde dementie) te coderen voor (pathologische) druggeïnduceerde encefalopathie zoals het wel het geval is voor alcoholische encefalopathie. Indien het dossier of navraag bij de behandelend arts echter kan aantonen dat het gaat om drugs-geïnduceerde dementie, wat specifieker is, is dit wel correct. In geval van encefalopathie geweten aan langdurig alcohol- en drugsmisbruik moet dus bij verstek een 291.2 “Pathological drug intoxication” (Alcohol- geïnduceerde persisterende dementie) gecombineerd worden met 348.39 “Other encephalopathy” (Andere encephalopathie).
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
12
Hfdst. 06 - Aandoeningen van zenuwstelsel en zintuiglijke organen Vraag 2013.sem1.hfdst06.1: Acuut CVA of laat gevolg van CVA In een ontslagbrief lezen we het volgende besluit: “Uw patiënt bood zich aan via de cerebrovasculaire polikliniek, meerdere weken na het ontstaan van de eerste klachten en klinische tekens. Hij is opgevangen door het team van de Eenheid voor Beroertezorg. Op basis van de klinische gegevens werd 'beroerte' als werkhypothese gehanteerd. Fenomenologisch presenteerde de beroerte zich als een lacunair syndroom (LACS), er was een episode van een linker hemiparese, met heden nog een milde linker hemiataxie met een gescandeerde spraak bij klinisch neurologisch onderzoek.” Onze vraag: gezien de patiënt zich pas meerdere weken na het ontstaan van de klachten aanbiedt voor onderzoek, moeten we dit coderen als een acuut CVA met hemiparese, hemiataxie en dysfasie, of moeten we dit beschouwen als laat gevolg van een CVA, ook al wordt de diagnose nu pas gesteld? Wij zouden de eerste optie voorstellen, coderen als acuut CVA. Antwoord 2013.sem1.hfdst06.1:
AHA Coding Clinic Fourth Quarter 1999 Page: 3 tot 4 lijkt uw voorstel te bevestigen: “Code … Acute ,…, cerebrovascular disease is reserved for the initial (first) episode of care for the acute CVA.” En dit is ook in concordantie met de redenering voor acuut myocardinfarct zoals beschreven in het Handboek ICD-9-CM-codering 2013 p. 159: “Het vijfde cijfer van categorie 410 duidt aan of het om een initiële zorgepisode dan wel om een volgende opname gaat in het kader van hetzelfde myocardinfarct. Dit heeft niets te maken met de termen ‘acuut’ en ‘chronisch’.” en de algemene redenering voor sekwel/laat effect p. 375 van het codeerhandboek 2013. Het is duidelijk dat dit evenwel een zeldzaamheid zou moeten zijn.
Vraag 2013.sem1.hfdst06.2: Auto-/dysimmune limbische en neocorticale encefalitis Hoe moeten we een auto-/dysimmune limbische en neocorticale encefalitis met anti NMDAreceptorantistoffen coderen? Voorstel: 323.81 Encephalitis and encephalomyelitis + 279.49 Autoimmune disease, not elsewhere classified. Antwoord 2013.sem1.hfdst06.2:
De index geeft onder “encephalitis, specified cause NEC” de code 323.81 “Other causes of encephalitis and encephalomyelitis” (Andere oorzaken van encefalitis en encefalomyelitis). Vermits dit een NEC-code is, mag er geen bijkomende code worden toegevoegd met bijkomende informatie. De ICD-9-CM is immers een gesloten classificatie. Voor elke aandoening of procedure wordt door de classificatie één enkele plaats voorzien. Zeldzame diagnoses of procedures zijn gegroepeerd onder codes met de omschrijving “other” of “not elswhere classified” (NEC) (cfr. Codeerhandboek 2013 p. 5).
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
13
HDST. 07 - Aandoeningen van het circulatoir systeem Vraag 2013.sem1.hfdst07.1: (Re)trombose in femorale en popliteale synthetische greffe Een patiënte wordt opgenomen met een acute ischemie van het linker lidmaat op basis van een occlusie door een (re)trombose in de reeds vroeger uitgevoerde femorale en popliteale synthetische greffe. Er is in de brief geen sprake van atherosclerose in het lidmaat/greffe. Moet een dergelijke thrombose ook gecodeerd worden met de ICD 9 code 440.30 “atherosclerosis of bypass graft of extremities”? Thrombose van de arteriën van onderste lidmaat wordt gecodeerd met de ICD 9 code 444.22 “Arterial embolism or thrombosis of lower extremity“ maar zo kunnen we niet aantonen dat het hier gaat om een thrombose van een synthetische greffe. Antwoord 2013.sem1.hdst.07.1:
Zo alleen sprake van trombose zonder vermelding van atheromatose/arteriosclerose is het niet toegestaan om dit laatste te coderen en kan alleen een 444.22 “Arterial embolism and thrombosis of arteries of the extremities, lower extremity” (Arteriële embolie en trombose van arteriën van de ledematen, onderste lidmaat) worden meegegeven. Zo de arts aangeeft dat het gaat om een complicatie van de greffe moet dit gecodeerd worden met 996.1 “Mechanical complication of other vascular device/implant/graft” (Mechanische complicatie van een ander vasculair toestel, implantaat en greffe) als het gaat om een rechtsreeks gevolg van de stent of als 996.62 “Infection and inflammatory reaction due to other vascular device/implant/graft” (Infectie en inflammatoire reactie door ander vasculair toestel, implantaat en greffe) als het beschreven wordt als een inflammatoire reactie (na te vragen zo nodig) met in beide gevallen de 444.22 als bijkomende diagnose.
Vraag 2013.sem1.hfdst07.2: Epilepsie na CVA Betreft: FAQ 2012 sem1 Vraag 2012.04.ch7.1: Epilepsie na CVA Een patiënt ontwikkelt epilepsie na een CVA en wordt opgenomen voor zijn epilepsie. Codeervoorstel: HD: 438.89 “Late effects of cerebrovascular disease” ND: 345.90 “Epilepsy, unspecified, without intractable epilepsy” 345.3 “Grand mal status” Of HD: 438.89 “Late effects of cerebrovascular disease” ND: 345.3 “Grand mal status” Antwoord 2012.04.ch7.1: Het correcte voorstel is HD 438.89 en ND 345.3 Vraag 1: klopt het eerste codeervoorstel waarbij zowel een ongespecificeerde code voor epilepsie als de grand mal status worden gecombineerd; wij dachten dat hier eerder ‘enkel code 345.90’ bedoeld werd?
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
14
Vraag 2: het antwoord geeft aan dat er gekozen wordt voor de grand mal status hoewel dit niet gespecificeerd wordt in de korte casusbeschrijving. Mag men in deze dan standaard uitgaan van een grand mal status bij een laat gevolg van CVA? Wij zouden hier opteren voor 345.90. Antwoord 2013.sem1.hfdst07.2:
Vraag 1: Alles wat in het (donker)grijze kader staat zijn zaken die voorgesteld worden door de vraagsteller. Vanzelfsprekend zijn die voorstellen bij verstek NIET correct. Vraag 2: Uw opmerking is volledig terecht. Het betreft hier een vertaalfout van de casusbeschrijving. In de oorspronkelijke Franstalige vraagstelling stond immers “un état de mal épileptique” die had moeten vertaald worden als “status epilepticus”.
Vraag 2013.sem1.hfdst07.3: Keuze van hoofddiagnose bij heropname na PTCA bij oorspronkelijk niet-cardiale reden van opname in het eerste verblijf In het hoofdstuk 7, Ischemische hartaandoeningen (handboek 2013 p. 158) wordt uitvoerig ingegaan op de keuze van hoofddiagnose bij heropname na coronaro of PTCA. Hierbij wordt echter altijd uitgegaan dat de oorspronkelijke reden van opname een cardiaal event is. Wat als dit een nietcardiaal probleem is (bv. CVA) waarvan onderzoek en/of behandeling worden hervat bij heropname na coronaro/PTCA? Moet dan toch verplicht een aftercarecode worden gebruikt of zijn in dit geval de normale regels voor bepaling van hoofddiagnose (zoals beschreven in het handboek 2013 p. 15) van toepassing? Antwoord 2013.sem1.hfdst07.3:
De regel waarbij een aftercare-, revalidatie- of infarctcode moet worden gebruikt als hoofddiagnose bij overname op een ander specialisme of opname in een ander ziekenhuis onmiddellijk volgend op een coronarografie met of zonder PTCA is ondergeschikt aan de algemene regels voor bepaling van de hoofddiagnose. Als dus uit het dossier duidelijk kan worden opgemaakt dat de patiënt van specialisme verandert of in een ander ziekenhuis wordt (her)opgenomen specifiek voor een andere reden dan diegene waarvoor hij initieel werd opgenomen of een bijkomende behandeling van een nog niet uitbehandeld probleem, mag deze als hoofddiagnose worden gecodeerd.
Vraag 2013.sem1.hfdst07.04: Keuze van hoofddiagnose bij heropname na PTCA voor bijkomende behandeling die niet gericht is op het ischemisch hartlijden In het hoofdstuk 7, Ischemische hartaandoeningen (handboek 2013 p. 158) wordt uitvoerig ingegaan op de keuze van hoofddiagnose bij heropname na coronaro of PTCA. Hierbij wordt echter altijd uitgegaan dat de reden voor heropname nazorg of revalidatie van cardiaal ischemisch lijden betreft maar wat als de heropname bedoeld is voor bijkomende behandeling die niet gericht is op ischemisch hartlijden (bv. cardioversie onder narcose van VKF)? Moet dan toch verplicht een aftercarecode worden gebruikt of zijn in dit geval de normale regels voor bepaling van hoofddiagnose (zoals beschreven in het handboek 2013 p. 15) van toepassing? Antwoord 2013.sem1.hfdst07.4:
De regel waarbij een aftercare-, revalidatie- of infarctcode moet worden gebruikt als hoofddiagnose bij overname op een ander specialisme op opname in een ander ziekenhuis onmiddellijk volgend op
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
15
een coronarografie met of zonder PTCA is ondergeschikt aan de algemene regels voor bepaling van de hoofddiagnose. Als dus uit het dossier duidelijk kan worden opgemaakt dat de patiënt van specialisme verandert of in een ander ziekenhuis wordt (her)opgenomen specifiek voor een andere reden dan diegene waarvoor hij initieel werd opgenomen of een bijkomende behandeling van een nog niet uitbehandeld probleem, mag deze als hoofddiagnose worden gecodeerd.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
16
Vraag 2013.sem1.hfdst07.5: codering van PTA Wij ondervinden vooral moeilijkheden bij de codering van: - Behandeling van ostiale vaataandoeningen - Behandeling op de overgang tussen 2 vaten - Behandeling van trifurcaties Casus 1: Endarteriectomie van de distale arteria femoralis communis en de ostiale arteria femoralis superficialis en profunda 38.18: Endarterectomy lower limb arteries 00.42: Procedure on three vessels 00.44: Procedure on vessel bifurcation
Casus 2: Dilatatie van de trifurcatie (arteria poplitea & tibialis anterior & posterior & fibularis) 39.50: Angioplasty or atherectomy of other non-coronary vessel 00.43: Procedure on four or more vessels 00.44: Procedure on vessel bifurcation (aantal 2), wij coderen een trifurcatie als zijnde 2 bifurcaties
Casus 3: Dilatatie van de truncus tibio-fibularis 39.50: Angioplasty or atherectomy of other non-coronary vessel 00.42: Procedure on three vessels 00.44: Procedure on vessel bifurcation
OF 39.50: Angioplasty or atherectomy of other non-coronary vessel 00.43: Procedure on four or more vessels 00.44: Procedure on vessel bifurcation
Casus 4: Dilatatie van een stenose op de overgang arteria femoralis superficialis – poplitea 39.50: Angioplasty or atherectomy of other non-coronary vessel 00.41: Procedure on two vessels Antwoord 2013.sem1.hfdst07.5:
Casus 1 en 4 zijn correct. In casus 2 moet het aangegeven aantal wel maar “1” bedragen, gezien de telling bedoeld is voor het aantal operatievelden waarvan er hier maar één is (cfr. Richtlijnen MZG, domein 5 Medische Gegevens (M) 2013, veld 16) Voor casus 3 is het eerste voorstel te verkiezen.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
17
Vraag 2013.sem1.hfdst07.6: Trombose van een intracraniële veneuze sinus Hoe coderen we best een trombose van een intracraniële veneuze sinus? Het codeerhandboek 2013 p.181 stelt dat omwille van het moeilijke onderscheid tussen trombose en tromboflebitis, een diepe veneuze trombose (DVT) zonder verdere specificatie moet gecodeerd worden als tromboflebitis tenzij de behandelende geneesheer echter expliciet in het dossier vermeldt dat het om een eenvoudige trombose gaat zonder ontsteking. Nu staat dit enkel gespecificeerd voor de grote en perifere venen (respectievelijk categorieën 451 en 453), maar lijkt het logisch om dit te extrapoleren naar de intracraniële veneuze sinussen (respectievelijke codes 325 en 437.6). Maar bij deze codes gaat het om verschillende hoofdstukken en andere libellering ("flebitis en tromboflebitis van intracraniale veneuze sinus" (325) versus "niet-etterige trombose van intracraniale veneuze sinus" (437.6)) die erop lijkt te wijzen dat het gaat om een infectieuze versus niet-infectieuze oorzaak waartussen klinisch wel degelijk verschil kan worden gemaakt. Er zijn geen AHA Coding Clinics betreffende deze problematiek en in ICD-10 is de onderverdeling en labeling gelijklopend (respectievelijk G08 intracranial and intraspinal phlebitis and thrombophlebitis en I676 Nonpyogenic thrombosis of intracranial venous system). Alleen in geval van bijhorend CVA wordt er verwezen naar I636 cerebral infarction due to cerebral venous thrombosis, nonpyogenic wat overeenkomt met een 434.01 “cerebral thrombosis with cerebral infarction” in ICD-9-CM. Welke houding moet er nu best gehanteerd worden? Antwoord 2013.sem1.hfdst07.6:
De Belgische regel die stelt dat een DVT zonder verdere specificatie moet gecodeerd worden als tromboflebitis is beperkt tot de perifere venen en dus niet van toepassing voor de centrale vaten (cfr. 2.3.3 Andere trombosen, flebitis en veneuze embolen, Codeerhandboek 2013 p.182). Hiervoor moet de door de behandelend arts gebruikte terminologie worden gebruikt om op de juiste code te komen. In het geval van een trombose van een intracraniële sinus die niet gespecificeerd wordt als niet-etterig, verwijst de index naar de code 325 “Phlebitis and thrombophlebitis of intracranial venous sinuses” (Flebitis en tromboflebitis van intracraniale veneuze sinussen) die hier dus bij verstek van toepassing is. Zo uit de klinische context kan worden opgemaakt dat het hoogstwaarschijnlijk toch een niet-etterige tromboflebitis betreft, is het aan de behandelend arts om dit te documenteren.
Vraag 2013.sem1.hfdst07.7: Schommelende bloeddrukken Wat coderen we als hoofddiagnose voor "schommelende bloeddrukken"? Op geriatrie worden patiënten vaak opgenomen met vage klachten en diagnoses zoals "schommelende bloeddrukken". Bedoeld wordt dat hypertensie en hypotensie elkaar afwisselen met vaak vallen als gevolg. Wat moeten we in dit geval coderen als hoofddiagnose? 401.1 omdat het in feite gaat om een moeilijke oppunstelling van hypertensie OF 458.9 omdat de oorzaak van het vallen hypotensie is OF V15.88 omdat het wezenlijke probleem het frequent vallen is? Navragen is hier zinloos omdat voor een geriater schommelende bloeddrukken een goed gedefinieerd probleem is en hij/zij geen bijkomende verduidelijking kan geven. Antwoord 2013.sem1.hfdst07.7:
Schommelende bloeddrukken zijn op zich geen diagnose maar een symptoom. Als het onderliggend lijden gekend is (bv. essentiële/secundaire hypertensie in combinatie met orthostatisme, Shy-Dräger syndroom, medicatie,…) kan dit gecodeerd worden. Zo geen onderliggend lijden wordt gedocumenteerd kunnen alleen de symptoomcodes 796.2 “Elevated blood pressure reading without diagnosis of hypertension” (Verhoogde bloeddrukmeting zonder de diagnose van hypertensie) en
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
18
796.3 “Nonspecific low blood pressure reading” (Niet-specifieke verlaagde bloeddrukmeting) worden gehanteerd.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
19
HDST. 08 - Aandoeningen van het respiratoir stelsel Vraag 2013.sem1.hfdst08.1: Status astmaticus bij tot COPD geëvolueerd astma Hoe codeer je een status astmaticus bij tot COPD geëvolueerd astma? Het codeerhandboek 2013 stelt op p. 232 "code 493.2x “Chronic obstructive asthma” (Chronisch obstructief astma): volgens de huidige consensus GOLD moet deze code vervangen worden door code 491.2x". Maar 491.2x heeft geen vijfde cijfer voor status astmaticus. Hoe moet deze notie dan worden meegegeven? Antwoord 2013.sem1.hfdst08.1:
Zoals blijkt uit de instructies bij de corresponderende ICD-10-categorie voor COPD (J44 Other chronic obstructive pulmonary disease): Includes: asthma with chronic obstructive pulmonary disease Code also: type of asthma, if applicable (J45.-)
Moeten we de “exclude” tussen astma en COPD in ICD-9-CM niet beperkend interpreteren en is het dus toegestaan om beide samen te coderen, voor zover de astmacode bijkomende informatie bevat zoals hier het geval is. Voor de keuze van hoofddiagnose zijn de algemene regels van toepassing.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
20
Hfst 10 - Aandoeningen van urogenitaal system Vraag 2013.sem1.hfdst10.1: CAST-nefropathie Welke codes kunnen we gebruiken voor het coderen van een CAST-nefropathie bij een patiënt met multiple myeloom, waarbij acuut nierfalen optreedt door de hypercalcemie en patiënt tijdelijke dialyse nodig heeft? Ons codeervoorstel: Diagnoses: - 230.00 Multiple myeloma without mention of having achieved remission/failed remission - M9730.3 Plasma cell myeloma - 584.9 Acute kidney failure, unspecified of 584.8 Acute kidney failure with pathological lesion in kidney - 583.81 Nephritis and nephropathy in diseases classified elsewhere (manifestation) of 583.89 Nephritis/nephropathy with other specified pathological lesion of 588.89 Specified disorders resulting from impaired renal function Procedure: - 39.95 hemodialysis Antwoord 2013.sem1.hfdst10.1:
De codes voor multiple myeloom zitten in categorie 203 en niet in 230. De correcte myeloomcode in dit geval is dan ook 203.00 “Multiple myeloma without mention of having achieved remission failed remission” (Multipel myeloom, zonder vermelding van remissie) en niet 230.00 (bestaat niet). De M-codes zijn geen typische ICD-9-CM codes en hebben een eigen notatie, in dit geval M9730/3. De juiste code voor het acuut nierfalen is hier 584.8 “Acute kidney failure with other specified pathological lesion in kidney “ (Acute nierinsufficientie met andere gespecificeerde histologische afwijkingen) gezien het mechanisme bekend is. (Wikipedia: Myeloma cast nephropathy, also cast nephropathy, is the formation of plugs (urinary casts) in the renal tubules from free immunoglobulin light chains leading to renal failure in the context of multiple myeloma.) 583.81 en 583.89 zijn overbodig want deze geven geen bijkomende informatie. Een 275.42code voor de hypercalcemie kan hier echter wel van toepassing zijn, voor zover dit specifiek werd opgevolgd en/of behandeld. Standaard is het echter inherent aan multiple myeloma en wordt het niet gecodeerd. De code 588.89 “Other specified disorders resulting from impaired renal function” (Niet gespecificeerde aandoening als gevolg van nierinsufficiëntie) is enkel bedoeld voor gevolgen van de nierinsufficiëntie waarvan er hier geen worden vernoemd.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
21
Hfdst. 14 - Congenitale anomalieën Vraag 2013.sem1.hfdst14.1: Prematuriteit – voedingsproblematiek Betreft: FAQ 2012 sem. 1 Vraag 2012.ch14.1
Vraag 2012.02.ch14.1: Prematuriteit - voedingsproblematiek ZH1: Geboorte tweeling (26/01/2011) op 26 weken, gewicht 910 g Transfer naar ZH2 op 29/04/2011 Opnamediagnose in ZH2: prematuriteit en voedingsproblematiek Codeervoorstel voor het verblijf in ZH2: 765.13 “Other preterm infants, 750 - 999 grams”, 765.23 “25-26 completed weeks of gestation”, 783.3 “Feeding difficulty and mismanagement” Na groepering komt het dossier in APR-DRG 955. Zijn de gebruikte codes fout? Antwoord 2012.02.ch14.1: Nee, de codes die u hebt voorgesteld, zijn de goede codes om te registreren in dit geval. Het probleem is inderdaad dat deze verblijven geklasseerd worden in APR-DRG 955 in versie 15 van de 'grouper'. Het probleem is blijkbaar opgelost in versie 28 van de 'grouper'. Er staan geen specifieke richtlijnen in het codeerhandboek 2011/2012. We baseren ons op een codeertraining “MKG REGISTRATIE EN CODERING” te Leuven, 3 april 2003. Veel voorkomende fouten bij registratie (E. Vander Meersch / Fouten in MKG registratie: resultaten van externe audits, Studiecentrum Gezondheidszorg Stevens vzw) Casus: opname premature baby, geboortegewicht 1000-1249gr. HD 765.14 “Other preterm infants, 1000 - 1249 grams” ND 530.11 “refluxoesofagitis” Ingreep: 96.07 inbrengen maagsonde. Aldus geregistreerd valt het verblijf in een rest DRG, AP DRG 496 “diagnose niet geldig als hoofddiagnose”. De correcte registratie voor dit verblijf is als volgt: HD V58.89 “overige gespecificeerde nazorg” ND 765.14 “overige onvoldragen kinderen” 530.11 “refluxoesofagitis” Ingreep 96.07 “Insertion of (naso-)gastric tube” Het verblijf valt dan in AP DRG 636 “infant aftercare for weight gain, age between 28 days and 1 year” Antwoord 2013.sem1.hdst14.1:
De hoofddiagnose is de reden van opname en dit is de prematuriteit: 765.1x “Other preterm infants”(Andere onvoldragen kinderen). Er is inderdaad een probleem, dat reeds herhaaldelijk is aangegeven, op niveau van de APR-DRG-grouper versie 15 in het geval dat de leeftijd van de baby bij transfer hoger is dan 28 dagen (DRG 955 principal diagnosis invalid as discharge diagnosis). Maar in APR-DRG versie 28 leidt een hoofddiagnose 765.xx in dat geval naar de DRG 863 Neonatal Aftercare. Het is dus duidelijk dat het niet foutief is om de prematuriteit als hoofddiagnose te coderen maar het een grouperfout betreft die opgelost is in de meer recente versies. De door u voorgestelde aanpassing is dus niet aangewezen.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
22
Vraag 2013.sem1.hfdst14.2: Pes planus, verworven of congenitaal Moeten we een pes planus met sterke valguskanteling zonder duidelijke etiologie bij een volwassen patiënt coderen als verworven of congenitaal? De index verwijst bij Pes, planus in eerste instantie naar acquired (734), maar bij Pes, valgus in primaire instantie naar de congenitale code 754.61. De behandelende arts kan geen uitsluitsel geven over al dan niet congenitaal. Wat heeft dan voorrang? Antwoord 2013.sem1.hfdst14.2:
In geval dat dossier en behandelend arts geen uitsluitsel kunnen geven over al dan niet congenitaal moet de index gevolgd worden. In dit geval moet dus de pes planus gecodeerd worden als verworven met 734 “Flat foot”(Platvoeten). Voor de pes valgus moet in eerste instantie worden uitgemaakt of ze niet inherent is aan de pes planus. Zo niet, moet deze bij verstek worden gecodeerd als congenitaal. Gelukkig is in ICD-10 gekozen voor verworven als standaard default voor alle afwijkingen zodat deze incongruenties snel tot het verleden zullen behoren.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
23
HFDST. 17a - TRAUMA’S EN ONGEVALLENLETSELS Vraag 2013.sem1.hdst17a.1: ingekapseld hematoom na een val Betreft: FAQ 2012 sem1, vraag 2012.01.ch16a.1 Vraag 2012.01.ch16a.1: Ingekapseld hematoom na een val Hoe codeert men een ingekapseld hematoom voortkomend uit een val op de trap 6 weken voordien: - 924.01 “Contusion of hip”? - 958.92 “Traumatic compartment syndrome of lower extremity”? + E929.3 “Late effects of accidental fall”? Antwoord 2012.01.ch16a.1: 924.01 “Contusion of hip” + 906.3 “late effect of contusion” + E929.3 “late effects of accidental poisoning”. Indien het hematoom nog altijd als acuut beschouwd wordt (bespreek met behandelend arts): 924.01 + E880.9 “fall from other stairs or steps”. Bemerking: De omschrijving van E929.3 klopt niet, moet zijn ‘late effects of accidental fall Vraag: In het eerste deel van het antwoord wordt een laat-gevolg code gecombineerd met een acute aandoening: in het codeerhandboek 2011-2012 pag. 40 wordt nochtans gesteld: “Voor eenzelfde aandoening wordt tijdens een verblijf nooit zowel de code voor een huidige aandoening of kwetsuur als de laat gevolg code gebruikt. De laat gevolg code kan enkel gebruikt worden in een volgend verblijf.” Wij zouden enkel codes 906.3 en E929.3 weerhouden als het hematoom niet als acuut beschouwd wordt. Antwoord 2013.sem1.hfdst17a.1:
Bedankt voor uw opmerkzaamheid. Het betreft een nog niet eerder aangegeven erratum waarvoor onze excuses. Hieronder het correcte antwoord:
Vraag 2012.01.ch16a.1: Ingekapseld hematoom na een val Hoe codeert men een ingekapseld hematoom voortkomend uit een val op de trap 6 weken voordien: - 924.01 “Contusion of hip”? - 958.92 “Traumatic compartment syndrome of lower extremity”? + E929.3 “Late effects of accidental fall”? Antwoord 2012.01.ch16a.1: Bij verstek: 924.01 “Contusion of hip” + 906.3 “Late effect of contusion”(Laat gevolg van contusie) + E929.3 “Late effects of accidental poisoning fall”(Late gevolgen van accidentele val). Indien het hematoom nog altijd als acuut beschouwd wordt (bespreek met behandelend arts): 924.01 “Contusion of hip” (Contusie van de heup) + E880.9 “Fall from other stairs or steps” (Val op of van andere trappen of treden).
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
24
Hdst. 17c - Vergiftigingen en bijwerkingen van geneesmiddelen Vraag 2013.sem1.hfdst17c.1: Langtermijn ingreepsekwellen Hoe moeten we langtermijn ingreepsekwellen coderen (bv. urinaire incontinentie geweten aan prostatectomie)? Veel voorkomende sekwellen van frequent uitgevoerde ingrepen zoals urinaire incontinentie ten gevolge van prostatectomie zijn moeilijk te coderen. Er is geen specifieke incontinentiecode voor dit geval, alleen het type incontinentie kan worden gecodeerd (stress, urge, mixed, without sensory awareness, nocturnal, continuous leakage, overflow, functional). Er is evenmin een goede late effect code: de enige beschikbare is de uiterst aspecifieke 909.3 "late effect of complications of surgical and medical care" die bovendien vereist dat er tijdens of na de operatie een oorzakelijke complicatie was die aan de bron ligt van het huidige probleem, terwijl het hier een direct gevolg is (albeit ongewenst). Om het als directe complicatie te coderen (997.5) moet het bovendien een "abnormale of onverwachte problematiek" betreffen wat in dit geval vaak moeilijk is vast te stellen vermits een zekere graad van incontinentie normaal is (maar wat in het geval van bv. chronisch gebruik van een condoomkatheter?). Er zijn geen AHA-coding clinics betreffende dit onderwerp. In ICD-10 is er wel een NEC-code voor incontinentie (N39.498) maar geen code voor "late effect of complications of surgical and medical care" meer. Er wordt hiervoor gebruik gemaakt van de actieve complicatiecode met een 7de karakter S (van sequela) in plaats van A (initial encounter) of D (subsequent encounter). Wat stelt u voor? Antwoord 2013.sem1.hfdst17c.1:
Zoals u aangeeft is voor het gebruik van een complicatiecode een "abnormale of onverwachte problematiek" vereist. Als uit het dossier kan worden opgemaakt dat bv. urinaire incontinentie als abnormaal wordt beschouwd (het louter gebruik van een condoomcatheter volstaat hiervoor niet, maar kan wel een aanleiding vormen om dit bij de behandelend arts na te vragen), mag een 997.5 “Urinary complications” (Urinaire complicaties) worden gebruikt samen met de gepaste incontinentiecode. In de overige gevallen volstaat de incontinentiecode, voor zover de incontinentie relevant is voor het gecodeerde verblijf, in combinatie met een code voor antecedent van heelkunde, bv. V45.77 “Acquired absence of genital organs” (Verworven afwezigheid van geslachtsorganen) voor antecedent van prostatectomie.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
25
Hdst. 17d - Complicaties van heelkunde en medische zorgen Vraag 2013.sem1.hfdst17d.1: accidental cut or puncture Gelden voor de code 998.2 (niet-bedoelde punctie of laceratie gedurende een verrichting) dezelfde codeerrichtlijnen als voor 998.6 (persisterende postoperatieve fistel)? Voor 998.6 (persisterende postoperatieve fistel) staat in het codeerhandboek 2013 p. 257: "Als de oorzaak van de fistel een complicatie van medische en/of chirurgische zorg is, coderen we 997.4 (complicaties van het spijsverteringskanaal) samen met de specifieke code voor de beschouwde fistel." De redenering hierbij is dat 998.6 een NEC-code is die dus maar zeldzaam mag meegegeven worden. Nu is diezelfde redenering natuurlijk toepasselijk voor de ganse 998-categorie zoals mag blijken uit de uitgebreide lijst van excludes bij de meeste codes inclusief 998.2. Maar welke complicatiecode mogen we dan gebruiken samen met de specifieke code voor de bloeding of de zenuwuitval om aan te geven dat het ging om een accidentele lesie? Of volstaan in dit geval de E-codes? Antwoord 2013.sem1.hfdst17d.1:
In het codeerhandboek 2013 op p. 400 staat: De codes van categorie 998 maken het mogelijk verschillende heelkundige complicaties te registreren zoals postoperatieve shock, postoperatieve bloedingen, peroperatieve laceraties, het loslaten van wondhechtingen, de aanwezigheid van een vreemd lichaam, postoperatieve infecties en fistels. Aangezien deze codes specifiek zijn, worden geen bijkomende codes ter verduidelijking van het probleem toegevoegd. Enkel de codes 998.5x, postoperatieve infecties, kunnen gespecificeerd worden door het bijvoegen van een code voor de infectie en/of een code voor het organisme. De code “998.6 Persistent postoperative fistula, not elsewhere classified” (persisterende postoperatieve fistel niet elders geclassificeerd) wordt enkel gebruikt indien er in het medisch dossier geen bijkomende informatie aangetroffen wordt omtrent de fistel. Gelijklopend wordt deze code gebruikt indien er geen bijkomende informatie omtrent de oorsprong en de anatomische lokalisatie in het dossier wordt aangetroffen.
Er wordt dus duidelijk een uitzondering gemaakt voor de code 998.6 die niet mag worden generaliseerd voor andere codes van de categorie 998.
Vraag 2013.sem1.hfdst17d.2: Fitting and adjustment OF complicatie van stent als HD Een patiënt wordt opgenomen voor verdere investigatie en observatie vanuit de raadpleging. Een maand tevoeren werd een Double-J-stent geplaatst omwille van een proximale obstructieve ureterlithiasis. Sindsdien uitblijven van koliekpijnen maar wel wat last ten gevolge van de stent. Controle CT bij opname toonde een migratie van de ureterlithiase naar de calices interpolair. Er werd conservatieve houding aangenomen en de stent werd verwijderd. Codeervoorstel: - HD: 996.76 Complication due to genitourinary device/implant/graft (last tg vd stent) - ND: 592.0 Calculus of kidney (Relevant of niet?) + E879.6 Urinary catheterization, with abnormal reaction (Complicatie met E-code).
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
26
-
PROC: 97.62 Removal of ureterostomy,tube and ureteral catheter + 88.01 CT abdomen (Uitgevoerd onderzoek)
Antwoord 2013.sem1.hdfst17d.2:
Gezien vermelding dat patiënt wordt opgenomen voor “verdere investigatie en observatie” is een “fitting and adjustment”-code hier niet van toepassing. Deze zijn immers inderdaad bedoeld voor opnames voor een geplande interventie zonder aanwezigheid van problemen met het vreemd materiaal. Een 996.76-code is theoretisch correct hoewel het natuurlijk niet abnormaal is dat de aanwezigheid van vreemd materiaal “gevoeld” wordt door de patiënt. De vraag dient dan ook gesteld of het niet de persisterende urolithiasis is die de klachten veroorzaakt. In deze specifieke casus legt echter de behandelend arts uitdrukkelijk het verband tussen de stent en de klachten, waardoor een 996.76-code (+ E-codes) gewettigd is. En vermits “migratie van de ureterlithiase naar de calices interpolair” staat beschreven is een 592.0 als nevendiagnose relevant. De procedures zijn eveneens correct.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
27
Ad1 – CODES V EN E Vraag 2013.sem1.Ad1.1: “Other specified administrative purpose” V68.89 of V70.3 Betreft: contradictie tussen FAQ 2012, 1ste sem. en Handboek ICD-9-CM Codering 2011/2012-2013 Antwoord 2012.03.chAd1.1 -> Bij opname voor administratieve reden bij apneu moeten we V68.89 “other specified administrative purpose” gebruiken. Handboek ICD-9-CM Codering 2011/2012 p. 415: Opmerking: het komt voor dat het ziekenfonds voor de verlenging van de terugbetaling van bepaalde behandelingen (C Pap, zuurstoftherapie) eist dat de patiënt in het ziekenhuis opgenomen wordt voor een controle. In het algemeen gaat het hier over zeer korte opnames. In deze specifieke gevallen moet de code V70.3 ‘’Other medical examination for administrative purposes’’ (Ander medisch onderzoek voor administratieve doeleinden als hoofddiagnose geplaatst worden en niet een V67 code.) Antwoord 2013.sem1.Ad1.1:
Hartelijk bedankt voor het opmerken van deze incongruentie waarvoor onze excuses. De codering van de FAQ 2012 sem 1 is correct; wat in het handboek 2011/2012 staat is een erratum dat helaas niet tijdig werd opgepikt voor verbetering in de versie 2013. De sectie V70-V82 PERSONS WITHOUT REPORTED DIAGNOSIS ENCOUNTERED DURING EXAMINATION AND INVESTIGATION OF INDIVIDUALS AND POPULATIONS is immers uitdrukkelijk bedoeld voor personen zonder beschreven diagnose waarvoor investigaties in kader van individueel of populatie-onderzoek, terwijl het hier gaat om evaluatie van gekende pathologie in kader van wettelijke vereisten.
Vraag 2013.sem1.Ad1.2: Observatie en evaluatie voor verdachte conditie, niet bevestigd Betreft: FAQ 2012 sem 1 in tegenstelling met het handboek 2011/2012
Vraag 2012.03.chAd1.2: Observatie en evaluatie voor verdachte conditie, niet bevestigd 1- Patiënt opgenomen voor een coloscopie omwille van gestegen CEA en dus vermoeden van darmneoplasm. De observatie is negatief. Wat is de hoofddiagnose: 795.81 “verhoogd CEA” of V71.1 “Observation for suspected neoplasm”? 2- Indien bij dezelfde patiënt tijdens coloscopie diverticulosis gevonden is, wat wordt dan de hoofddiagnose? of wordt de diverticulosis beschouwd als een toevallige vondst? Antwoord 2012.03.chAd1.2: 1- men dient de verhoging van de CEA (795.81) als hoofddiagnose te coderen. 2- in dit geval raden we u aan om de code 562.10 “colondiverticulose” als hoofddiagnose te registreren en de verhoging van CEA als nevendiagnose, indien ze aanwezig is en vermeld wordt door de arts.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
28
Dit antwoord is in tegenstelling met het handboek 2011/2012 officiële versie, zie schema 30 blz. 418 symptomen: In deze casus wordt de patiënt opgenomen voor een gericht onderzoek naar darmneoplasm en dat op basis van verhoogd CEA. De observatie naar darmneoplasm is negatief, de colondiverticulose is eigenlijk een toevallige vondst en deze houdt geen verband met het gestegen CEA. Het symptoom verhoging van de CEA (795.81) zou de hoofddiagnose. Antwoord 2013.sem1.Ad1.2:
Het probleem dat u aankaart heeft te maken met de dubbelzinnigheid in de vraag die wordt beantwoord in de FAQ. Het is inderdaad waarschijnlijker dat de behandelend arts op zoek was naar een colontumor en de diverticulose slechts een toevallige bevinding is. De vraag is hier echter beantwoord uitgaande van diverticulose als verklaring voor het gestegen CEA (naar analogie met verhoogd PSA bij postaathypertrofie), gebaseerd op literatuur die aangeeft dat CEA ook gestegen kan zijn ten gevolge van benigne aandoeningen (bv. Locker GY, Hamilton S, Harris J, et al. ASCO 2006 update of recommendations for the use of tumor markers in gastrointestinal cancer. J Clin Oncol. 2006;24:5313-5327.) In geval van twijfel over de juiste interpretatie is daarom contactname met de behandelend arts noodzakelijk.
Vraag 2013.sem1.Ad1.3: V24.0 Postpartum care & examination immediately after delivery Mogen we in geval van bevalling vóór opname in het ziekenhuis bij de mama een V24.0 “Postpartum care & examination immediately after delivery” gebruiken als opnamediagnose en een V27.x toevoegen om het resultaat van de bevalling te specificeren? Referentie: Codeeradviezen en antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering FAQ 2009 2de semester (december 2011):
Antwoord 2013.sem1.Ad1.3:
Een V24-code is hier inderdaad geïndiceerd voor zover de moeder geen bevallingscomplicaties heeft bij opname in het ziekenhuis. Gezien het gaat om een bevalling vóór dat de moeder in het ziekenhuis werd opgenomen is een V27-code niet van toepassing.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
29
Vraag 2013.sem1.Ad1.4: Blaassonde uitgetrokken door verwarde patiënt Een patiënt opgenomen voor prostatectomie maakt postoperatief episode van verwardheid door en trekt hierbij zelf zijn verblijfsonde uit. Er is geen letsel, maar er dient wel een nieuwe verblijfsonde geplaatst te worden. Hoe kan dit voorval worden gecodeerd? Een code voor een complicatie lijkt hier niet terecht. Ook de E-code (E958.8 “Suicide/self-inflicted injury by specified means”) voor zelf toegebracht letsel mag niet gebruikt worden, want er is geen letsel. Toch is het belangrijk dit voorval te coderen aangezien een nieuwe sonde moest worden geplaatst. Mag voor de episode van postoperatieve verwardheid de code 293.9 “Unspecified transient mental disorders in conditions classified elsewhere”toegekend worden, zonder meer? Dit betreft een manifestatiecode, maar er zijn geen ‘conditions classified elsewhere’ om bij te voegen. Antwoord 2013.sem1.Ad1.4:
Inderdaad kan alleen de verwardheid worden gecodeerd. De “condition classified elswhere” is in dit geval de reden van de operatie of de corresponderende aftercarecode zo het een postoperatief specialisme betreft. De procedure voor het steken van een blaassonde moet (opnieuw) worden gecodeerd met de juiste uitvoerdatum.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
30
Ad2 – PROCEDURES
Vraag 2013.sem1.Ad2.1: Nieuwe TRAM code Staat er geen fout in verband met de te gebruiken code voor een TRAM procedure (codeerhandboek 2013 p. 387)? Er staat toch een “exclude” voor borstchirurgie bij de categorie 86. Wordt niet beter de code 85.72 gebruikt, toch zeker voor de eigenlijke TRAM-flapoperatie? Antwoord 2013.sem1.Ad2.1:
De codes in het eerste voorbeeld zijn juist omdat de chirurg de flap prepareert en zijn vascularisatie op de proef stelt. In het tweede voorbeeld is de libellering juist maar de code 86.72 [advancement of pedicle graft] [naar voor verplaatsen van gesteelde ent] moet door 85.72 [transverse rectus abdominus myocutaneous (TRAM) flap, pedicled] [transverse rectus abdominis myocutane (tram) flap, gesteeld] vervangen worden.
Vraag 2013.sem1.Ad2.2: Cardioversie Wat is de juiste procedurecode voor een cardioversie voor een VKF-VKFlutter. Is deze 99.61? En gebruiken we dan 99.62 bij een cardioversie bij een ventrikelfibrillatie of ventriculaire tachycardie?. Of wat bedoelt men bij code 99.61 met "atriale cardioversie"? Is dit een conversie d.m.v. een atriale elektrode in het hart? Antwoord 2013.sem1.Ad2.2:
De atriale cardioversie is geen invasieve procedure. Het betreft gewoonlijk een uitwendige elektrische shock. De uitwendige voorkamer stimulatie (cardioversie) wordt met 99.61 [atrial cardioversion] [atriale cardioversie] gecodeerd. In uitzonderlijke gevallen, gebruikt de clinicus een inwendige shock dmv. een elektrode in de rechter voorkamer en in de sinus coronarius. De inwendige voorkamer stimulatie (cardioversie) wordt met 99.61 [atrial cardioversion] [atriale cardioversie] gecodeerd en 37.21 [right heart cardiac catheterization] [rechter hart katheterisatie] voor de rechterhartscatheterisatie. De niet-atriale cardioversie wordt met 99.62 [other electric countershock of heart] [andere elektroshocks van hart] gecodeerd. Zo deze ingrepen gebeuren in kader van een elektrofysiologisch onderzoek moet de code 37.26 [catheter based invasive electrophysiologic testing] [op katheter gebaseerd invasief electrofysiologisch testen] worden toegevoegd.
Vraag 2013.sem1.Ad2.3: Foraminale infiltratie Hoe een foraminale of radiculaire infiltratie coderen? Dit lijkt, naar het schijnt, op een peridurale anesthesie.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
31
Antwoord 2013.sem1.Ad2.3:
Het betreft een infiltratie thv een zenuwwortel. De subcategorie 04.8 [injection into peripheral nerve] [injectie in een perifere zenuw] is hier van toepassing. De subcategorie 03.8 wordt hier niet gebruikt omdat de procedure niet in verband staat met de spinale structuren. Als de zenuw wordt vernietigd moet de code 04.2 [destruction of cranial and peripheral nerves] [destructie van craniale en perifere zenuwen] gebruikt worden.
Vraag 2013.sem1.Ad2.4: Continue positieve luchtwegdruk (cpap) Een patiënt is gekend met OSAS (obstruction sleep apnea syndrome) onder CPAP-therapie. Komt nu voor controle Polysomnografie. Moet de CPAP dan gecodeerd worden code 93.90 “Continuous positive airway pressure (cPAP)”? Antwoord 2013.sem1.Ad2.4:
Ja, als deze tijdens het verblijf wordt toegediend.
Vraag 2013.sem1.Ad2.5: Revisie van de femorale prothese met het plaatsen van een acetabulair component Hoe coderen een revisie van de femorale prothese met het plaatsen van een acetabulair component owv een periprosthetische proximale femurfractuur? Antwoord 2013.sem1.Ad2.5:
Men moet 996.44 [mechanical complication of internal orthopedic device, implant and graft, periprosthetic fracture around prosthetic joint] [mechanische complicatie van een intern orthopedisch toestel, implantaat of greffe, periprothetische fractuur rond de gewrichtsprothese] + V43.64 [organ or tissue replaced by other means, hip] [een orgaan of weefsel dat op andere wijze vervangen is, heup] coderen voor de periprothetische fractuur en de locatie van de prothese. Als procedure wordt 00.70 [revision of hip replacement, both acetabular and femoral components] [revisie van heupvervanging, zowel acetabulaire als femorale component] gecodeerd als de chirurg alleen een acetabulaire component steekt met aanvullend 84.57 [removal of (cement) spacer] [verwijdering van (cement) ''spacer''] als er cement of een spacer wordt verwijderd en één van de codes 00.74 tot 00.77 voor de dragende oppervlaktes als die gekend zijn.
Vraag 2013.sem1.Ad2.6: Procedures by borst neoplasmata Hoe worden volgende ingrepen betreffende een brede tumorectomie het best gecodeerd? Brede tumorectomie: 85.21 (local excision of lesion of breast) Brede tumorectomie met sentinelklierprocedure: 85.23 (subtotal mastectomy) OF 85.21 (local excision of lesion of breast) + 40.23 (excision of axillary lymph node) Brede tumorectomie + okselevidement: 85.23 (subtotal mastectomy) OF
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
32
85.21 (local excision of lesion of breast) + 40.51 (radical excision of axillary lymph nodes) Brede excisie + sentinelklierprocedure + okselevidement 85.23 (subtotal mastectomy) Wanneer is de excisie van lymfeklieren niet opgenomen in de code van mastectomie? Antwoord 2013.sem1.Ad2.6:
Het begrip ”brede tumorectomie” bestaat niet in ICD-9-CM. Bij verstek is de code 85.21 [local excision of lesion of breast] [lokale excisie van letsel van borst] van toepassing. Om de codes voor quadrantectomie (85.22) [resection of quadrant of breast] [resectie van kwadrant van borst] of subtotale mastectomie (85.23) [subtotal mastectomy] [subtotale mastectomie] te mogen gebruiken, moet dit uit het operatieverslag af te leiden zijn of nagevraagd worden bij de behandelende arts. De excisie van een sentinelklier wordt met de procedurecode 40.23 [excision of axillary lymph node] [excisie van axillaire lymfeklier] gecodeerd. Een okselklierevidement (okselcurettage) is een volledige excisie van alle vetweefsel en klieren uit de oksel. Deze techniek spaart de pediculus (vaten en zenuw) thoracodorsalis, de nervus intercostobrachialis en de nervus van de musculus serratus (Charles Bell). De dissectie wordt uitgevoerd tot op niveau van de vena axillaris. Hiervoor is de code 40.51 [radicale excision of axillary lymph nodes] [radicale excisie van axillaire lymfeklieren] van toepassing. Nota : de resectie van een sentinelklier maakt deel uit van een okselklierevidement. De codes 85.41 et 85.42 van eenvoudige mastectomie bevatten geen klierexcisie ; al de andere codes voor uitgebreide of radicale mastectomie bevatten de klierexcisie. De sub-categorie 85.2 kan samen met een okselklier excisie 40.23 of een okselklier evidement 40.51 uitgevoerd worden. De code 85.41 samen met regionale klier(en) excisie, wordt 85.43 (mastectomie volgens Patey) De code 85.42 samen met regionale klier(en) excisie, wordt 85.44 (mastectomie volgens Patey) Het verwijderen van de fascia pectoralis wordt altijd verricht tijdens een Patey mastectomie. De code 85.45 samen met regionale klier(en) excisie, wordt 85.47 (mastectomie volgens Halsted) De code 85.46 samen met regionale klier(en) excisie, wordt 85.48 (mastectomie volgens Halsted) Het verwijderen van musculus pectoralis major en pectoralis minor wordt altijd verricht tijdens een Halsted mastectomie.
Vraag 2013.sem1.Ad2.7: Plaatsen van een patellaprothese Opname voor het plaatsen van een patellaprothese omwille van femoropatellaire arthrose secundair aan jaren geleden ingeplante partiële knieprothese. Ingreep: Arthrotomie en plaatsen van een polyethyleen patellaprothese met cement. Antwoord 2013.sem1.Ad2.7:
Anytime a component of a joint has been previously replaced, the procedure would still be considered as a revision, even though part of the component is being replaced for the first time (Faye Brown 2009). In dit geval, gaat het om een revisie et de juiste codering is 715.26 [osteoarthrosis, localized, secondary, lower leg] [osteo-artrose, gelokaliseerd, secundair, onderbeen] + 00.83 [revision of knee replacement, patellar component] [revisie van knievervanging, patellaire component]
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
33
Vraag 2013.sem1.Ad2.8: Gebruik van cell-saver peroperatoir Moeten wij 99.00 coderen voor het gebruik van een cell-saver peroperatoir? Antwoord 2013.sem1.Ad2.8:
99.00 [perioperative autologous transfusion of whole blood or blood components] [perioperatieve autologe transfusie van volledig bloed of bloedcomponenten] is de juiste code.
Vraag 2013.sem1.Ad2.9: Bottrepanatie voor maxillaire cyste Hoe moet men een bottrepanatie voor maxillaire cyste coderen? 24.4 “excision of dental lesion of jaw” of 76.2 “local excision of lesion of facial bone” Antwoord 2013.sem1.Ad2.9:
De codering hangt van het behandelde letsel: 24.4 [excision of dental lesion of jaw] [excisie van dentaal letsel van kaak] is de juiste code voor het verwijderen van een letsel van odontogene oorsprong en 76.2 [local excision or destruction of lesion of facial bone] [lokale excisie of destructie van letsel van faciaal bot] is de juiste code voor het verwijderen van een letsel van beenderige oorsprong.
Vraag 2013.sem1.Ad2.10: Peridurale anesthesie tijdens arbeid en bevalling Welke code registeren wij voor een peridurale pijnbestrijding met plaatsen van een catheter tijdens de prenatale arbeid? Antwoord 2013.sem1.Ad2.10:
Het type anesthesie krijgt geen ICD-9-CM-code, maar wordt in de MG-MZG-registratie wel aangeduid in een specifiek veld (cfr. handboek blz 430)
Vraag 2013.sem1.Ad2.11: Behandeling van Cam of Pincerletsel Hoe coderen we een Cam of Pincerletsel of mixed (impignement, inklemming) ? Een Cam of Pincerletsel (mixed) is een beenderige verdikking-verhevenheid op de heupkop-heuphals junctie. De heupkop is hierdoor niet meer perfect rond. Bij maximale flexie en endorotatie botst die verhevenheid tegen het labrum van de pan en dit veroorzaakt schade. Voorstel codering: HD: 718.05 Articular cartilage disorder, pelvic region/thigh ND: 726.5 Enthesopathy of hip region Procedure: 80.85 Local excision/destruction of lesion of joint of hip Antwoord 2013.sem1.Ad2.11:
Enthese betreft de aanhechting van een pees, ligament of gewrichtskapsel op het bot en enthesopathie is dus een aandoening hiervan. In het geval van een Camletsel en Pincerletsel gaat het
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
34
niet om een enthesopathie maar wel om een verworven botletsel (“bone spur”). De juiste codering is 738.6 [acquired deformity of pelvis] [verworven misvorming van het bekken] voor het bekken en 736.39 [acquired deformities of hip, other] [andere verworven misvormingen van de heup] voor de femur. De resectie ervan wordt gecodeerd met 77.89 [other partial ostectomy, other] [andere partiele ostectomie, andere] voor het bekken en met 77.85 [other partial ostectomy, femur] [andere partiele ostectomie, femur] voor de femur.
Vraag 2013.sem1.Ad2.12: Xiapex behandeling by ziekte van Dupuytren Hoe coderen we een Xiapex behandeling? Dit is een nieuwe niet invasieve methode om Dupuytren te behandelen. Xiapex lost de strengen van de fascia op. Voorstel codering: HD: 728.6 - Procedure: 93.28 Of HD: 728.6 - Procedure: 99.28 en 82.96 Antwoord 2013.sem1.Ad2.12:
Xiapex bevat collagenase - een enzym van clostridium histolyticum - en wordt lokaal ingespoten voor behandeling van een contractuur van Dupuytren. De codering is 728.6 [contracture of palmar fascia] [contractuur van de fascia palmaris] voor de ziekte van Dupuytren en 82.96 [other injection of locally-acting therapeutic substance into soft tissue of hand] [andere injectie van lokaal werkende therapeutische substantie in weke weefsel van hand] voor de inspuiting in de weke delen van de hand.
FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.1
35