Cluster Soerense beek Beheers- en onderhoudsplan
Steenbokstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04
Cluster Soerense Beek
Ontwerp Beheers- en Onderhousplan
Dit ontwerp Beheers- en Onderhoudsplan is opgesteld door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. te Deventer, in opdracht van Waterschap Veluwe
Weloverwogen met
water
Cluster Soerense Beek
Cluster Soerense Beek
Inhoudsopgave 1 Inleiding 7 2 Streefbeeld 9 2.1 Waterbeleid 9 2.2 Milieu en Ruimtelijke ordeningsbeleid 14
3 Huidige situatie en analyse 17 3.1 Landschap en Cultuurhistorie 17 3.2 De 5 S karakteristieken 19
3.2.1 Systeem 19 3.2.2 Stroming 20 3.2.3 Structuren 22 3.2.4 Stoffen 23 3.2.5 Soorten 24 3.3 Eigendom-, onderhoud- en gebruikssituatie 27
4 Oplossingsrichting om het streefbeeld te realiseren 29 4.1 Systeem 30 4.2 Stroming 31 4.3 Structuur 33 4.4 Stoffen 34 4.5 Soorten 35 4.6 Eigendom-, onderhoud en gebruiksituatie 36
4
Cluster Soerense Beek
5 Maatregelen 37 5.1 Inrichtingsmaatregelen per traject 37 5.1.1 Soerense beek (knooppunt 00200 - 00620) 41 5.1.2 Bovenbeek (knooppunt 00300 – 00520) 53 5.1.3 A watergang langs Apeldoorns kanaal (knooppunt 00600 – 00620) 65 5.1.4 A watergangen ten noorden van Dieren (knooppunt 00900 – 01180) 67 5.2 Onderhoudsmaatregelen 72 5.3 Overige maatregelen 74 5.4 Monitoring 74
Literatuurlijst 75
Bijlagen (Figuren) Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12 Bijlage 13 Bijlage 14 Bijlage 15 Bijlage 16 Bijlage 17
5
Toponiemen en knooppuntnummering Functiekaart WHP 1996-2000 Bestemmingsplan Zuidelijke IJsselvallei Inventarisatiegegevens Cultuurhistorie Systeem Stroming (vervallen) Stoffen Soorten Onderhoud Maatregelen Migratie Toe te voegen watergangen Berekening drooglegging en stroomsnelheid (Manning) Tekening 109144O1 en tekening 109144LEG
Cluster Soerense Beek
Tekeningen Kaartnummer
Titel
Schaal
109144O1 109144O2
Overzicht (A3 formaat) Inrichtingsmaatregelen Soerensebeek en Bovenbeek Knooppuntnr 00020-00620 Inrichtingsmaatregelen A -watergangen langs Apeldoorns kanaal Knooppuntnr 00600-00620 Inrichtingsmaatregelen A -watergangen ten noorden van Dieren Knooppuntnr 00900-01180 Soerensebeek Lengteprofiel Knooppuntnr 00020-00620 Bovenbeek Lengteprofiel Knooppuntnr 00300-00520 A -watergangen langs Apeldoorns kanaal Lengteprofiel Knooppuntnr 00600-00620 A -watergangen ten noorden van Dieren Lengteprofiel Knooppunt 00900-01180 Soerensebeek Dwarsprofielen en verbinding Soerensebeek en Bovenbeek Bovenbeek Dwarsprofielen A -watergangen langs Apeldoorns kanaal Dwarsprofielen A -watergangen ten noorden van Dieren Dwarsprofielen
1:10.000
109144O3
109144O4
109144LP1 109144LP2 109144LP3 109144LP4 109144DP1 109144DP2 109144DP3 109144DP4-
6
1:2.000
1:2.000
1:2.000 1:1.000/1:100 1:1.000/1:100 1:1.000/1:100 1:1.000/1:100 1:100 1:100 1:100 1:100
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
7
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
1 Inleiding Doel en afbakening van het Beheer en Onderhoudsplan Het Beheer - en Onderhoudsplan (BOP) van de cluster Soerense Beek is opgesteld in het kader van de “Procedure sprengen en beken op de Veluwe. Dit cluster bestaat uit de Bovenbeek, de Soerense Beek, de aansluitende A watergangen ten westen van het Apeldoorns Kanaal (overzichtfiguur zie bijlage 1 en 2). In de figuur zijn de gehanteerde toponiemen opgenomen. Het doel van het BOP is inrichting -, onderhoud - en communicatiemaatregelen vast te leggen zodat de beek voldoet aan de doelstellingen die toegekend zijn aan de functie van de beek (Uitgangspunten Notitie, 8 augustus 2001). Het BOP richt zich primair op het herstel van de beken (A-watergangen) en bijbehorende overige watergangen en niet op het herstel van een heel stroomgebied of beekdal. Maatregelen die echter in of naast beken plaats moeten vinden voor het bereiken van de doelstellingen in het gehele beekdal zijn wel opgenomen in het BOP. Het oppervlak van het stroomgebied is circa 400 hectare. Het BOP heeft een looptijd van 10 jaar.
Planvorming Voor het opstellen van het BOP is het waterschap Veluwe de opdrachtgever. Het waterschap heeft de Uitgangspuntennotitie opgesteld, waarop dit BOP is gebaseerd. In de planvorming zijn de volgende stappen onderscheiden: 1. opstelling en beoordeling van het ontwerp BOP, onder begeleiding van een projectgroep 2. voorlopige vaststelling door de Commissie Water van het Waterschap, juni 2002 3. inspraakprocedure, juni-juli 2002, zienswijzen verwerkt 4. vaststelling door Algemeen Bestuur van het Waterschap, november 2002, bezwaar mogelijk De planvorming is gezamenlijk met een projectgroep opgesteld, bestaande uit de volgende vertegenwoordiging: • Waterschap Veluwe • Gemeente Rheden • Provincie Gelderland • Dienst Landelijk Gebied • Stichting tot behoud van Veluwse Sprengen en Beken • Adviserend bureau (Oranjewoud) Het BOP is tevens behandeld in een klankbordgroep waarin, naast vertegenwoordigers van de partijen uit de projectgroep, ook vertegenwoordigers van overige belanghebbenden zitting hebben. Deze belanghebbenden zijn Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (GLTO), Natuurmonumenten, Recreatiegemeenschap Veluwe, IVN, Landinrichtingscommissie en regionale belangenverenigingen. De klankbordgroep heeft een adviserende functie. Na het opstellen van het BOP en bespreking met de klankbordgroep wordt het plan gepresenteerd aan belanghebbenden en geïnteresseerden. Belanghebbenden en geïnteresseerden hebben vervolgens inspraakmogelijkheden.
8
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft het streefbeeld van de beek op basis van de bestuurlijk vastgestelde uitgangspuntennotitie. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en de analyse aan de hand van de 5 S systematiek, een leidraad voor beekherstel. De 5 S systematiek vormt de rode draad in het BOP. Hoofdstuk 4 beschrijft een afweging van oplossingsmogelijkheden. Hoofdstuk 5 tenslotte geeft een opsomming van de te nemen inrichtingsmaatregelen, onderhoudmaatregelen en overige maatregelen, alsmede monitoring.
9
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
2 Streefbeeld Uitgangspunt voor het BOP vormt de ongewijzigd vastgestelde Concept Uitgangspuntennotitie Cluster Soerense beek (14-06-01). De uitgangspuntennotitie zelf is gebaseerd op het waterbeleid en met name het Waterbeheersplan en de daaronder gerangschikte beleidsnotities (paragraaf 2.1). Het BOP houdt rekening met het milieu – en ruimtelijke ordeningsbeleid (paragraaf 2.2).
2.1
Waterbeleid Uitgangspunt bij het opstellen van het streefbeeld (tabel 1) is het kaderstellende beleid.
Figuur 1 Beleid Waterbeheer 21 e eeuw
Waterhuishoudingsplan 1996-2000
Waterbeheersplan WV 2002-2006 Uitgangspuntennotitie
Beleidsnotities: Intermezzo beheer en onderhoud Notitie recreatief medegebruik Evaluatie beekherstelprojecten
Nota Waterbeheer 21e eeuw In de Nota Waterbeheer 21e eeuw (augustus 2000) is over waterbeheer een prioritering vastgelegd: vasthouden, bergen en afvoeren. In het geval van de cluster Soerense Beek komt dit in eerste instantie neer op het streven naar het vasthouden van water van het Veluwemassief.
10
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Waterhuishoudingsplan Gelderland, 1996-2000, verlengd tot 2004 In het Waterhuishoudingsplan (WHP) is onderscheid gemaakt in de functietoekenning voor het water en voor het stroomgebied. Het water en de oevers van de Soerense beek en de Bovenbeek zijn als ‘water van het hoogste ecologische niveau (HEN-water) aangemerkt. De overige wateren zijn als A-watergang aangewezen. Het stroomgebied van de cluster Soerense Beek heeft de functie “water voor landbouw en natte natuur, functie IV” gekregen. Inrichting en beheer van de waterhuishoudkundige systeem zijn gericht op: • Veiligstellen en ontwikkelen van waternatuur van HEN-water; behoud en herstel van karakteristieke vormen van water en oeverzones en van karakteristieke beplanting voor de waternatuur; • Het uitsluiten van negatieve effecten van grondwateronttrekkingen in de omgeving; • Afstemming van ontwateringsdiepte en peilbeheer op land- en waternatuur; • Een minimale nadelige invloed van menselijk handelen op de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Waterbeheersplan Veluwe 2002-2006 In het waterbeheerplan is een normstelling geconcretiseerd voor de inrichting en het beheer van het watersysteem en als volgt omschreven: • Een drooglegging met aanvaardbare risico’s voor wateroverlast op een zo groot mogelijk deel van de landbouwgronden, met een dicht net van ondiepe ontwateringsmiddelen. Als norm voor de drooglegging (= afstand tussen maaiveld en waterpeil) wordt 0,7 m minus maaiveld gehanteerd, met uitzondering van de gebieden met functie III en IV waarin de drooglegging wordt afgestemd op de land en waternatuur; • Gewenst Grondwaterregime (GGOR) wordt vastgesteld in 2002-2003; • Behoud van karakteristieke vormen van water en oeverzones en van karakteristieke beplanting voor de waternatuur; • Afstemming van de recreatie op de bijzondere waternatuur; • Extra mogelijkheden voor migratie van fauna. Volgens het waterschapsbeleid in de functie IV gebieden zullen aanpassingen in de waterhuishouding ten behoeve van de waternatuur geen verslechtering voor het landbouwkundig gebruik kunnen opleveren. Andersom geldt ook dat wijziging ten behoeve van de landbouw niet kan resulteren in een verslechtering van de waternatuur.
Overige beleidsnotitie In een beleidsnotitie ‘Intermezzo Beheer en Onderhoud’ (Algemeen Bestuur 28-11-01) is in aanvulling op de beleidsnotitie ‘Rol uitgangspuntennotities bij beekherstelprojecten en het programma 2000’ een nadere terminologie over beheer en onderhoud gedefinieerd en in figuren vastgelegd (zie de illustraties ‘Onderhoudstrook’ en ‘Onderhoudsroute’). De terminologie is als volgt geformuleerd: • Onderhoudstrook, een strook grond in eigendom bij het waterschap, van (tenminste) 3 meter breedte aan één of beide zijden van de beek of A –watergang (zie figuur 2). Een onderhoudstrook is bedoeld voor een efficiëntere onderhoudsituatie én ter bescherming van de waarden. Als afscheiding zal een raster op eigendomsgrens staan en indien grenzend aan de openbare weg, voor de toegang, een waterschapshek. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het vee -kerend raster betrekking heeft op een regulier weideraster: hoogte circa 1 m + maaiveld, met een paalafstand van circa 4 á 5 m hart-op-hart en 1, 2 of 3 al of niet geïsoleerde (punt)draden of gaas, een en ander afhankelijk van het gebruik. De onderhoudsstroken worden, zeker in functie III en IV gebieden en langs HEN wateren natuurvriendelijk onderhouden. Dat betekent dat vooralsnog wordt uitgegaan van verschraling en afvoer van maaisel;
11
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe • Onderhoudsroute, een onderhoudsroute is een doorgaande route langs één of beide zijden van de beek of A-watergang, waarvan het eigendom niet bij het waterschap is (zie figuur 3). Het (vee -kerend) raster zal hierbij op keurafstand staan (0,75 m). Tussen de percelen worden eventueel overgangsduikers en poortgrepen gebruikt; bij de eigendomsgrens hekken. De toegang vanaf de openbare weg is ook hier afgesloten met een waterschapshek. De onderhoudstrook is in eigendom van het waterschap. Indien de ondergrond in eigendom blijft bij derden, dan is sprake van een onderhoudsroute; Het onderhoud zal waar mogelijk vanaf de openbare weg worden uitgevoerd. Voorts zijn richtlijnen en normen voor adequaat beheer van toepassing zoals: • minimumdiameter duikers van 400 mm in een dam; • minimumdiameter duiker van 500 mm in een weg (volgens keur verplicht). In ”Resultaten en Evaluatie over de periode 1985-1998” zijn de bevindingen vastgelegd van de beekherstelprojecten sinds de jaren 80. Hieruit blijkt dat de projecten positief resultaat opleveren, met name indien de maatregelen volledig en consequent zijn uitgevoerd.
Uitgangspuntennotitie De uitgangspuntennotitie Cluster Soerense beek is gebaseerd op de Algemene Uitgangspunten Notitie (Waterschap Veluwe, 22 maart 2000). In de uitgangspuntennotitie is een streefbeeld vastgelegd op basis van de 5 S systematiek dat in 10 jaar (2014) dient te worden gerealiseerd. De 5 S systematiek wordt uitgelegd in paragraaf 3.2. Het streefbeeld is opgesteld voor HENwateren. Dit streefbeeld wordt in het stroomgebied in eerste instantie ook voor A-watergangen gehanteerd, maar toepassing is afhankelijk van de herstelmogelijkheden enerzijds en de kosten van de maatregelen anderzijds (tabel 1).
12
Figuur 2 Schets onderhoud-strook
Figuur 3 Schets onderhoudsroute
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
13
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Tabel 1 Streefbeeld (Waterschap Veluwe, 2001) Karakteristiek
Streefbeeld
Parameter
Streefwaarde
Stroming (*1) Watervoerendheid en stroomsnelheid
Constant watervoerend met voldoende snelheid
Verhang Debiet Snelheid
Min. 2 %o Min.0,25 m3/s (*2) Gem. 0,2-0,5 m/s
Kwel omliggend gebied
Bestrijding verdroging natuurgebied
Drainagebasis
Max. –0,3 m – maaiveld
Voldoen aan normen landbouw
Drainagebasis
Max. –0,7 m – maaiveld
Structuur Vorm oevers
Gevarieerd leefmilieu
Beschoeiing Aantal droge banken
Geen m.u.v. sprengkoppen Gem. 4 per 100 eter
Mozaïekstructuren
Gevarieerd leefmilieu
Zandribbels
90% lengte beek
Ecologische verbindingszone
Passeerbaarheid beek
Aantal barrières
Geen
Beperking invloed op waterkwaliteit
P-tot (halfjaargem.) N-tot (halfjaargem.)
Stoffen Voedingsstoffen
Verontreinigingen
Beperking invloed op waterkwaliteit
Bestrijdingsmiddelen en zware metalen
Stoffen in waterbodem
Beperking invloed op ecologie (land en water)
Verontreinigingsklasse
Hoge soortenrijkdom Karakteristieke levensgem.
Gelderse meetlat Ecologisch maatweb
Soorten Macrofauna
< 0,05 mg/l < 1,5 mg/l Voldoen aan grenswaarde
< Klasse 2 Klasse 5 Sprengen montergroep Sb (*3) Bovenloop monster-
groep Bona Planten oever
Soortenrijkdom Hoge bedekking aan
Aantal kwelind. 5 per 100 m oever Bedekking kwelind. 50% oppervlakte oever
Waterplanten
Hoge soortenrijkdom Mate van bedekking
Aantal soorten Bedekking
Fauna
Hoge soortenrijkdom
Vogels: Grote Gele 1 broedpaar per jaar Kwikstaart, IJsvogel Vissen: Elrits, aanwezig in beek Beekprik, Bermpje, (incl. spreng) Rivierdonderpad
kwelindicatoren
Optrekbaarheid beek
14
5 soorten per tak 10-15 %
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Ter toelichting op de tabel: (*1) In de tabel zijn in de eerste kolom de 4 ( van de 5) karakteristieken aangegeven. “Systeem” is niet opgenomen omdat deze karakteristiek niet of nauwelijks bepaald wordt door het beheer en onderhoud. In kolom 2 zijn de karakteristieken gespecificeerd en worden verder uitgewerkt tot meetbare variabelen in kolom 3. In kolom 4 staan de streefwaarden voor de parameters aangegeven; (*2) Ten aanzien van de streefwaarde voor debiet geldt een minimum debiet van 0,25 m3/s. Deze streefwaarde is niet hard maar richtinggevend. In geval van een bovenloop/sprengenbeek kan worden afgeweken van deze norm (*3) Ten aanzien van de streefwaarden voor macrofauna: Monstergroep Sb betreft de kenmerkende soortensamenstelling voor sprengkoppen en bovenloopjes. Monstergroep BOna betreft de kenmerkende soortensamenstelling van natuurlijke bovenlopen. Het streefbeeld is uitgangspunt voor alle maatregelen die in het kader van BOP genomen dienen te worden, maar hier kan van worden afgeweken op basis van kosten of het behoud van cultuurhistorische waarden en rekening houdend met het milieu en ruimtelijke ordeningsbeleid.
2.2
Milieu en Ruimtelijke ordeningsbeleid Begrenzingenplan Zuidelijke IJsselvallei In het Begrenzingenplan Zuidelijke IJsselvallei (provincie Gelderland, 1999, zie bijlage 4: Zuidelijke IJsselvallei) is de begrenzing van Relatienotagebieden en de onderverdeling in reservaats-, beheersen natuurontwikkelingsgebied vastgelegd. De landbouwgronden aan de Soerense Beek ten zuiden van Laag-Soeren zijn aangeduid als reservaatsgebied. Dit zijn landbouwgronden met goede perspectieven voor het terugbrengen van natuur die gebonden is aan zeer extensieve landbouw (bijvoorbeeld hoge grondwaterstand en afwezigheid van bemesting). Tevens zijn er natuurdoelen aan gekoppeld: “bos van bron en beek’, afgewisseld met ”vochtig schraalgrasland” met “knotbomen en singels’. Realisatie van natuurdoelen in reservaats-, beheers- en natuurontwikkelingsgebied gebeurt op vrijwillige basis.
Bestemmingsplan In het bestemmingsplan van de gemeente Rheden(1995, zie Bijlage 3: Bestemmingsplan is het gebied rond de bovenloop van de cluster Soerense Beek aangewezen als; • Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarde: deze functie beslaat het gehele open gebied rond de beeklopen en A-watergangen; • Natuurgebied: deze functie geldt voor het bosgebied waarin de sprengkoppen en de loop van de beek liggen; • Multifunctioneel bos: deze functie grenst aan de beek waar deze langs de Badhuislaan stroomt. Een deel van de A-watergang langs het Apeldoorns Kanaal ligt in de gemeente Brummen.
Bestemmingsplanwijziging Ten behoeve van een rondweg om de kern Laag Soeren ter vermindering van de verkeersintensiteit op de Harderwijkerweg bereidt de gemeente een bestemmingsplanwijziging voor. Op basis van het vigerende Bestemmingsplan dienen de waarden van de Soerense Beek en omgeving in stand te worden gehouden. De provincie Gelderland is wegbeheerder en is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering.
15
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Basis Riolerings Plan (BRP) In het Gemeentelijk BRP zijn in het kader van de basisinspanning randvoorzieningen gepland zowel voor de overstort op de Bovenbeek ter hoogte van de Korenmolen als de overstort op de A-watergang bij Dieren. Deze basisinspanning moet in 2005 zijn gerealiseerd.
Landschapsbeleidsplan (LBP) In het LBP (gemeente Rheden; 1991, gewijzigd 1993) is het beleid ten aanzien van het landschap vastgelegd. Het beleid voor de overgangszone tussen de uiterwaarden en de Veluwe, ten westen van het Apeldoorns kanaal is gericht op behoud van de gevarieerde (landschappelijke) structuur, herstel van de ecologische verbindingsmogelijkheden en ontwikkeling van het recreatief gebruik.
16
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
17
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
3 Huidige situatie en analyse De landschappelijke setting van de cluster Soerense beek is beschreven ( paragraaf 3.1). In deze paragraaf zijn ook de cultuurhistorische aspecten over sprengen en opgeleide beken opgenomen. Deze cultuurhistorische aspecten zijn kenmerkend voor het cluster. De huidige waterhuishoudkundige situatie is overeenkomstig de Uitgangspuntennotitie geïnventariseerd aan de hand van de gehanteerde normstelling volgens de 5 S systematiek. Daar waar niet wordt voldaan aan de normstelling is sprake van een knelpunt ( paragraaf 3.2). Daaropvolgend zijn de eigendom -, onderhoud - en gebruiksituatie geïnventariseerd (paragraaf 3.3). Deze situatie blijft in de 5 S systematiek buiten beschouwing, maar vormt een essentieel onderdeel van het BOP. De inventarisatiegegevens zijn in detail per knooppunttraject als bijlage 5: Inventarisatiegegevens opgenomen. Vermeldenswaard is de open verbinding van de Soerense beek met de IJssel. Deze open verbinding ter hoogte van Gelderse toren is uniek voor de Oost Veluwe. Het traject en de inrichting ter hoogte van de Gelderse toren is buiten de begrenzing van het voorliggend BOP gerangschikt en blijft derhalve buiten beschouwing. De uniciteit van een open verbinding is mede als uitgangspunt in de planvorming gehanteerd.
3.1
Landschap en Cultuurhistorie De beschrijving van de huidige situatie is gebaseerd op literatuuronderzoek en veldwaarnemingen (september 2001).
Landschap De bovenlopen van de cluster Soerense Beek liggen in een typisch kampenlandschap (Waterschap Veluwe, 2001). Het bestaat uit kleine essen en verspreide bebouwing daartussen. De coulissen in het landschap worden gevormd door beplanting langs de beken in de vorm van houtwallen, laanbeplanting en bossen. Grondgebruik is voornamelijk grasland en bos. Het gebied heeft een onregelmatige blokverkaveling en de open ruimte is tamelijk grootmatig. Voornaamste beelddragers zijn verspreide bebouwing, houtwallen en laanbeplanting, bos en grasland (Landschapsbeleidsplan). Het Apeldoorns Kanaal is kenmerkend voor de ordening in het gebied. In aanvulling op en ter concretisering van deze omschrijving worden de volgende elementen als waardevolle cultuurhistorische kenmerken beschouwd: • de gegraven sprengen en sprengkoppen; • de opgeleide, deels verbrede trajecten met al dan niet beplante kaden en inclusief de watervallen ter hoogte van de (voormalige) molens.
Cultuurhistorie (zie bijlage 6: Cultuurhistorie) De Soerense Beek is waarschijnlijk natuurlijk ontstaan en had haar oorsprong op de heide ten noordwesten van het dorp Laag-Soeren. In de 17e eeuw is de loop van de beek gewijzigd om de hydrologische situatie in het gebied te verbeteren(Gelders Genootschap, 1998).
18
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Pas aan het einde van de 18e eeuw kreeg de beek haar huidige rechte loop. In die periode is in opdracht van C.O. Van Kesteren de laanbeplanting langs de Badhuislaan aangelegd (Scholten F.W. in A&H). Om de afwatering van het gebied te verbeteren werd waarschijnlijk de Bovenbeek gegraven. In 1809 werd de loop van de beek gewijzigd ten behoeve van de vijvers bij Hotel Laag -Soeren. De watergangen bij Hotel Laag -Soeren kregen een slingerend verloop in Engelse landschapstijl. De noordelijke sprengen zijn later (eind 18e eeuw) gegraven om de beek van meer water te voorzien voor de molens. De middelste sprengkop is reeds in 1807 ingetekend op historische kaarten, de andere twee nog niet. De Soerense Beek is waarschijnlijk natuurlijk ontstaan en had haar oorsprong op de heide ten noordwesten van het dorp Laag-Soeren. De cluster Soerense Beek is een sprengenstelsel. Dit kenmerkt zich door de diep ingegraven sprengkoppen en de opgeleide trajecten stroomopwaarts van de voormalige watermolens. Historisch zijn ook de zogenaamde “wijerds”. Dit zijn opslagplaatsen voor water. Wanneer bij de molen ’s nachts de stuw gesloten werd kon in deze trajecten een grote hoeveelheid water worden opgeslagen ten behoeve van meer debiet (molenkracht) de volgende dag. In de wijerd bovenstrooms van de Korenmolen lag een stelsel van greppels en lage wallen. Een ander type wijerd, bovenstrooms van de molen Welbedacht dat ook wordt aangetroffen bestaat uit een lang en breed opgeleid traject. De sprengen zijn gegraven om voor water te zorgen dat de 4 molens kon aandrijven. Langs de Bovenbeek stond een papiermolen (1791) en een korenmolen (1805). Aan de Soerense Beek zijn twee papiermolens gesitueerd geweest. Ten behoeve van de 4 molens werd het verval van de beek geconcentreerd ter hoogte van de molens. Hiertoe werd de beek stroomopwaarts “opgeleid”, door de bedding kunstmatig te verhogen boven maaiveldniveau. Een andere manier om het verval te vergroten is het graven van een verdiepte bedding stroomafwaarts van de molen. Deze methode is toegepast bij de korenmolen. De vrijgekomen grond werd naast de beek gedeponeerd, zodat lange wallen ontstonden. Tegelijk werd hierdoor de “oude” beek rechtgetrokken. In 1848 zijn de sprengen van de Soerense Beek opgekocht door dhr. Jut van Breukelerwaard die het water gebruikte als kuurwater voor zijn badhuis Bethesda, het huidige Huize Soeria. De sprengen zijn hiervoor gebruikt tot 1935. Het water werd in de middelste sprengkop in een waterleiding ingelaten die heden ten dage nog in de beekbodem ligt, maar vlak na de sprengen is doorgezaagd. Het kuuroord sloot haar deuren in 1942. Eén (de zuidelijke) van de noordelijke sprengen is in 1953 door een boer tot weiland omgevormd. Rond 1990 is deze tak weer uitgegraven en onder een andere tak doorgeleid (Waterschap Veluwe, 2001). De noordelijkste spreng van de Bovenbeek staat sinds 1964 droog. Eind jaren 80 is de spreng weer watervoerend geworden. De eigenaar van de naastgelegen boerderij heeft destijds de spreng weer aangetakt aan de middelste spreng. Twee jaar later viel de spreng weer droog.
19
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 3.2
De 5 S karakteristieken De beschrijving van de huidige situatie is gebaseerd op de 5 S systematiek (Alterra, 2001). Deze systematiek dient als leidraad voor ecologisch beekherstel. De systematiek kent een hiërarchische opzet. Dat wil zeggen dat maatregelen op het hoogste niveau van invloed zijn op onderliggende niveaus (tabel 2).
Tabel 2 Het 5 S model (Alterra, 2001) Onderdeel
Omvat
Voorbeeld
Systeem
Klimatologie en geohydrologie
Verval
Stroming
Hydrologie en hydraulica
Stroomsnelheid
Structuren
Morfologie
Dwarsprofiel
Stoffen
Waterkwaliteit
Verontreiniging
Soorten
Indicatorsoorten
Macrofauna
Hieronder staat per S een beschrijving van de huidige situatie. Aan het eind van elke paragraaf staat een concluderende beoordeling voor de betreffende S ten opzichte van het streefbeeld.
3.2.1
Systeem Het hoogste niveau in de 5 S systematiek betreft de watersysteemkenmerken. Het gaat daarbij om de grondwatersituatie. De grondwatersituatie wordt in beperkte mate beïnvloedt door het beheer en onderhoud. Andersom geldt dat die grondwatersituatie sterk bepalend is voor de beheer en onderhoudsituatie
Grondwaterstijghoogte Uit het (gemiddelde) isohypsenpatroon blijkt dat het grondwater om en nabij de cluster stroomt van zuidwest naar noordoost (Waterschap Veluwe). Ter hoogte van de sprengkoppen van de Soerense Beek ligt de stijghoogte rond de 22 m +NAP (zie bijlage 7: Systeem). De stijghoogte loopt af tot 12 m +NAP net ten westen van het Apeldoorns Kanaal (Waterschap Veluwe). Tijdens de veldinventarisatie (september 2001) blijkt dat vijf sprengen watervoerend zijn en twee droogstaan (zie bijlage 5: Inventarisatiegegevens). Het peil van het Apeldoorns Kanaal = 13,21 m +NAP.
Onttrekkingen en (toekomstige) infiltratie In de directe omgeving van de cluster Soerense Beek wordt op een achttal plaatsen grondwater onttrokken (Waterschap Veluwe). Vijf van deze onttrekkingen zijn ten behoeve van de landbouw, drie ten behoeve van de industrie. Volgens opgaaf is de onttrekking voor de landbouw gelijk aan nul. De onttrekking ten behoeve van de industrie De Jutberg bedraagt 22.000 m3 per jaar. De onttrekkingsdiepte is 32 m - maaiveld. Gezien de afstand tot en omvang van de onttrekkingen, wordt ervan uitgegaan dat de effecten beperkt zijn. Effectberekeningen van de grondwateronttrekkingen ontbreken.
20
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Buiten het stroomgebied ter hoogte van Eerbeek wordt 2,9 miljoen m3 water onttrokken ten behoeve van drinkwater en de papierindustrie. Ter compensatie van de nadelige effecten van deze onttrekkingen is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van infiltratie van oppervlaktewater (Compensatie van grondwateronttrekking door infiltratie van oppervlaktewater; TNO 2001, concept). Uit het onderzoek blijkt dat infiltratie mogelijk is en dat er, specifiek voor het stroomgebied Soerense beek, een toename van kwel en een vergrote kans op wateroverlast wordt verwacht. Dat betekent dat infiltratie van oppervlaktewater in de infiltratievijvers te Eerbeek zal resulteren in hogere grondwaterstanden ter hoogte van de sprengkoppen en het landbouwgebied ten westen van Laag Soeren. Naar verwachting zal dat ook resulteren in een hogere afvoer.
Afvoer De afvoer van de beken wordt voornamelijk bepaald door grondwater. Het oppervlak van het stroomgebied is te beperkt om een substantiële invloed van de neerslag te verwachten. Als gevolg daarvan is de afvoer gedurende het jaar vrij constant. De beek kan gekarakteriseerd worden aan de hand van drainerende en infiltrerende trajecten. Op drainerende trajecten treedt grondwater uit en stroomt af via de beek. Op infiltrerende trajecten zijgt beekwater via de bodem of het talud in de grond en ‘verliest’ de beek water. De sprengkoppen zijn drainerend, voor zo ver watervoerend (Waterschap Veluwe, 2001). Twee van de zeven sprengkoppen staan tijdens de veldinventarisatie droog. In aanvulling op de literatuurgegevens kan worden vermeld dat de (periodieke) drainage niet beperkt is tot de beekloop maar voorkomt in een zone waar het grondwater tot aan of in het maaiveld reikt. Deze zone kan op basis van het isohypsenpatroon en de maaiveldhoogte westelijk van het Apeldoorns kanaal worden verwacht. De afvoer in de A-watergang langs het Apeldoorns Kanaal (00600-00620) (zie bijlage 8: Stroming) is wel afhankelijk van regenwater. Deze afvoer zou volgens mondelinge mededeling aanzienlijke fluctuaties vertonen en tot wateroverlast leiden.
Conclusie Wat betreft de systeemkenmerken wordt geconcludeerd dat het streefbeeld negatief wordt beïnvloed door de grondwateronttrekkingen te Eerbeek. Infiltratie met oppervlaktewater bij Eerbeek zal naar verwachting resulteren in een positief effect op de systeemkenmerken.
3.2.2
Stroming De beschrijving van de huidige situatie is gebaseerd op literatuuronderzoek en veldinventarisaties (september 2001). Tijdens de veldinventarisatie zijn de stromingsrichting en de stroomsnelheid visueel beoordeeld. Dwars- en lengteprofiel inclusief slibdikte zijn ingemeten bepaald door het Waterschap. De totale lengte van de beken vanaf de sprengen tot het Apeldoorns Kanaal circa 6000m (Legger Waterschap Veluwe, september 1999+ 2001). De lengte van de overige A-watergangen is circa 6600 meter.
Stroomsnelheid De stroomsnelheid van het water is afhankelijk van een lengte - en dwarsprofiel en aanwezige obstakels. De stroomsnelheid van de cluster Soerense Beek varieert van 0,01 tot 0,25 m/s (Bijlage 8: Stroming). De stroming wordt geremd door stuwen. Ook beschadigde of te kleine duikers zorgen voor opstuwing.
21
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Volgens het streefbeeld wordt een minimum verhang van 2.0 % als uitgangspunt gehanteerd voor het realiseren van voldoende stroomsnelheid. In het kort komt de situatie op het volgende neer: • De lengte van de Bovenbeek is circa 2250 meter, het verval (inclusief waterval) 6.70 m. Dat resulteert in een gemiddeld verhang van 3.0 %. • De lengte van de Soerense beek is circa 2700 meter, het verval (inclusief waterval) 11.90 m. Dat resulteert in een gemiddeld verhang van 4,4 %. Het werkelijke verhang(2,2%) is beduidend geringer vanwege het verval ter hoogte van de watervallen en stuwen. • De A-watergangen ten noorden van de kern Dieren hebben een verval van 2,4 tot 3,7%.
Debiet De Soerense Beek en de Bovenbeek zijn het gehele jaar watervoerend, maar de A -watergangen vallen echter soms droog (Waterschap Veluwe, 2001). De basisafvoer van beide sifons samen bedraagt ongeveer 0,075 m3 per seconde, waarvan 0,05 m3 door de noordelijke sifon (Waterschap Veluwe, 2001). Per jaar komt dit neer op een hoeveelheid van 2,4 miljoen m3 water. De (modelmatige) afvoer in de afgelopen decennia vertoont een licht stijgende trend (TNO, 2001). De orde grootte van de afvoer komt overeen met de waarde in een onderzoek voor het gebied benedenstrooms in het ruilverkavelingsgebied ten oosten van het Apeldoorns kanaal (Heidemij; Regiwa landgoederenzone Brummen -Voorst; 1995). De berekende afvoer (methode Blauw) is daar vergeleken met de gemeten afvoer en voldoende betrouwbaar geacht. De twee langs de beken gelegen wasserijen onttrekken een deel van het beekwater ten behoeve van proceswater (knooppunt 00120, 00140). Het proceswater wordt geloosd op de riolering. Op het moment van inventarisatie staat één van de twee wasserijen (knooppunt 00140) leeg, waardoor het gezamenlijk verbruik lager is. Het watergebruik is op basis van beekrechten en bedraagt voor de wasserij in bedrijf ongeveer 43.550 m3 per jaar (Waterschap Veluwe). De bovenstrooms gesitueerde wasserij start op maandagmorgen het wasproces. Op dat moment vraagt de wasserij veel water en komt het voor (in perioden van weinig aanvoer) dat de beek praktisch droog wordt getrokken. In de herfst – en winterperiode wordt langdurig een beperkte hoeveelheid water aan de Bovenbeek (traject 00320-00340) via natuurlijk verval onttrokken ten behoeve van de ijsbaan. Het inlaten van water wordt over een langere periode gespreid om droogval van de Bovenbeek te voorkomen. Het neemt doorgaans eén of meerdere weken in beslag voordat de ijsbaan volledig onder water staat. Naar verwachting zijgt een aanzienlijke hoeveelheid water ter hoogte van ijsbaan in de grond. Vanuit de bovenloop van de Soerense Beek (knooppunt 00100) wordt via een pvc leiding water onttrokken ten behoeve van een melkspoelinstallatie. Deze pvc leiding is gekoppeld aan één van de beide metalen buisleidingen die vanaf de sprengkoppen naar de reinwaterkelder van Huize Soeria voer(d)en.
Waterverdeling Eén van de noordelijke sprengen is door derden in het verleden ontkoppeld van de Bovenbeek (knooppunt 00320) en thans via een duiker onder de opgeleide Bovenbeek aangesloten op de lager gesitueerde A -watergang (traject 00400- 00420). Deze watergang is langs de ijsbaan gesitueerd en mondt benedenstrooms van het opgeleide traject weer uit in de Bovenbeek. Deze spreng is thans niet in de legger opgenomen. In de bestaande situatie is ter hoogte van de kruising Boerhavelaan -Badhuislaan (traject 0016000180) een overloopconstructie aanwezig, waarbij een deel van het water bij hogere waterstanden uit de Soerense Beek naar de Bovenbeek stroomt. Bij lage waterstanden is het debiet hier beperkt tot water dat door de (beschadigde) constructie lekt. Uit de metingen lijkt dat de bodem aflopend is in de richting van de Bovenbeek.
22
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Uit de Soerense beek (traject 00160 – 00180) stroomt permanent een deel van het water af via de waterpartij(en) van het voormalig Hotel Laag Soeren naar de A – watergang (knooppunt 00960). Het kunstwerk (=stuw) benedenstrooms van die waterpartij(en) waarmee het peil kon worden ingesteld, is door achterstallig onderhoud vervallen. Gevolg daarvan is dat het debiet van de Soerense beek naar de noordelijke sifon (knooppunt 00620) permanent gereduceerd wordt. Een deel van het water van de Soerense Beek stroomt af via een duiker onder Harderwijkerweg (knooppunt 00200) richting knooppunt 00960. Na enkele tientallen meters gaat het water onder de weg door en stroomt vervolgens weer richting Laag-Soeren. Uiteindelijk komt het in de A –watergangen langs het Apeldoorns Kanaal die naar de zuidelijke sifon (knooppunt 01180) afstroomt. Bovengenoemde oppervlaktewater onttrekkingen en de huidige waterverdeling beperken het debiet op deeltrajecten en doen daarmee afbreuk aan het streefbeeld.
Drooglegging De inventarisatie van de drooglegging is indicatief beoordeeld aan de hand van de leggergegevens. Een nadere beoordeling is buiten beschouwing gelaten omdat er gelet op de bovenstaande analyse sprake is van een uniforme afvoerkarakteristiek en er geen wateroverlastproblemen bekend zijn. In de A -watergang langs het Apeldoorns kanaal zou periodiek sprake zijn van wateroverlast.
Conclusie Tabel 3 Conclusie stroming
3.2.3
Verhang
Voldoet (gemiddeld)
Stroomsnelheid
Voldoet niet vanwege de watervallen en stuwen
Debiet
Voldoet niet vanwege o.a. de oppervlaktewater onttrekkingen
Waterverdeling
Voldoet niet vanwege de permanente afvoer uit de hoofdstroom
Structuren De beschrijving is gebaseerd op literatuuronderzoek en veldinventarisaties (september 2001). Tijdens de veldinventarisatie zijn de beschoeiing, aanwezige barrières het percentage zandribbels, het aantal droge banken, het percentage beschaduwing en het bodemsubstraat bepaald. De structuren van de beek hebben betrekking op de vorm van de beek, oevers en de beekbodem(profiel)
Beschoeiing Volgens het streefbeeld is er geen beschoeiing langs de beek gewenst, met uitzondering van de sprengkoppen. Beschoeiing komt op twee trajecten voor.
Droge banken Op enkele plaatsen komen droge banken voor langs de oevers. Micromeandering treedt niet of nauwelijks op, vanwege een te beperkt profiel; ruimte voor micromeandering ontbreekt. Zandribbels Zandribbels zijn op veel trajecten aanwezigen met name in de sprengen. In totaal is echter op minder dan 90% van de beek een dergelijke structuur aanwezig. Op de opgeleide trajecten ontbreken de ribbels volledig als gevolg van de lage stroomsnelheid.
23
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Barrières Uit de veldinventarisaties blijkt dat er in de beek barrières voorkomen die de passeerbaarheid verhinderen. Voorbeelden zijn de aanwezige stuwen en een viertal watervallen bij voormalige watermolens. Duikers die boven de bodemhoogte uitkomen vormen een barrière. De sifons zijn voorzien van een schuine knik en vormen geen barrière voor vis (Komen, 2001). Bodemsubstraat Over het gehele traject komt een afwisseling in bodemsubstraat voor. Vooral bovenstrooms komen trajecten voor met een zand - en/of grindbodem. Bovenstrooms van de stuwen heeft vaak ophoping van slib plaatsgevonden. De slibdiktes over het gehele traject van de beek variëren van geen slib tot meer dan 0,50 m. Depositie van slib is in de meeste gevallen terug te leiden op een gebrek aan stroming.
Beschaduwing Beschaduwing is aanwezig bij alle sprengen in het bos, ter hoogte van het opgeleide traject van de Bovenbeek en op het traject van de Soerense beek ter hoogte van de Badhuislaan en op enkele trajecten benedenstrooms daarvan. De A-watergangen zijn deels beschaduwd.
Conclusie Tabel 4 Conclusie structuur
3.2.4
Beschoeiing
Voldoet grotendeels
Droge banken
Voldoet in onvoldoende mate vanwege een te beperkt profiel
Zandribbels
Voldoet in onvoldoende mate vanwege beperkte stroomsnelheid
Barrières
Voldoet niet vanwege de watervallen en stuwen
Bodemsubstraat
Voldoet niet vanwege de geringe stroomsnelheid
Stoffen De beschrijving van de huidige situatie is gebaseerd op literatuuronderzoek.
Waterbodemkwaliteit De waterbodemkwaliteit is geclassificeerd als klasse 0 (niet verontreinigd) tot klasse 4 (ernstig verontreinigd) vanwege kwik, lood, zink en koper (Consulmij, 2000). Er is echter geen sprake van een ernstige situatie in de zin van de Wet Bodembescherming. De verontreinigingen zijn waarschijnlijk veroorzaakt door de voormalige papiermolens. Op 5 van de 14 onderzochte trajecten wordt het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) overschreden (situering zie bijlage 10). Overeenkomstig de regelgeving dient de kwikverontreiniging gesaneerd te worden.
24
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Waterkwaliteit Gedurende de laatste decennia is op een viertal plaatsen de chemische waterkwaliteit bepaald. Uit deze metingen blijkt dat de waterkwaliteit voldoet aan het MTR (2,2 mg N-tot/l) en aan het streefbeeld (Waterschap Veluwe, 2001). Het gemiddelde gehalte N-tot is 0,8-1,0 mg/l. Er is echter één uitzondering. Dat is het meest benedenstroomse punt in de Bovenbeek. Op dit punt voldoet N-tot niet aan het streefbeeld (> 1,5 mg/l).
Lozingen Ter hoogte van de voormalige Korenmolen aan de Harderwijkerweg is een overstort van een gemengd rioolstelsel gesitueerd. Het stelsel stort gemiddeld 4x / jaar over. Het overstortvolume is berekend op ongeveer 4900 m3/10 jaar. Ter hoogte van de bergingsvijvers ten noorden van de kern Dieren is ook een overstort gesitueerd. Het stelsel stort gemiddeld 4 x /jaar over. Het overstort volume is berekend op 30.000 m3/10 jaar. De vuilvracht en / of het zuurstofbindend vermogen is onbekend. De overstorten resulteren naar verwachting in, mede gelet op de vrij constante afvoer, een tijdelijke verslechtering van de waterkwaliteit. Deze verslechtering zal met de realisatie van de geplande randvoorziening(en) worden beperkt, maar niet volledig kunnen worden opgelost. Ter hoogte van de zuidelijke spreng van de Bovenbeek wordt melkspoelwater op de beek geloosd. Hiervoor is een gedoogvergunning afgegeven totdat een nieuwe stal en melkspoelinstallatie is geïnstalleerd. Bij een boerderij wordt de afwatering van een mesthoop geloosd op de watergang (knooppunt 00900). Tevens zijn er in de omgeving van de cluster Soerense Beek een drietal ongerioleerde objecten die lozen op het oppervlaktewater (Gemeente Rheden). Hiervan hebben twee objecten een ontheffing (zie bijlage 10).
Conclusie Tabel 5 Conclusie stoffen Waterbodem
Voldoet niet vanwege klasse 3 en hoger
Waterkwaliteit
Voldoet niet vanwege stikstofwaarde
Lozingen/overstort Voldoet niet vanwege vuilbelasting 3.2.5
Soorten De beschrijving van de huidige situatie is gebaseerd op literatuuronderzoek en veldinventarisaties in september 2001 (zie bijlage 11). Tijdens de veldinventarisatie is het aantal oeverplanten per 100 m oever, de aanwezige indicatorsoorten (volgens Alterra, 2001), het aantal waterplanten per tak, het percentage bedekking bepaald. De vissoorten ter plekke van de beide sifons zijn geïnventariseerd met behulp een 5 kW. elektro visaggregaat d.m.v. pulsstroom en/of wisselstroom de visstand geïnventariseerd. Met een steeknet en een baggerbeugel is gecontroleerd op achterblijvers.
Flora Enkele kenmerkende soorten zijn geïnventariseerd in september 2001( Bijlage 11: Soorten). IVN is voornemens de floristische situatie in 2002 vast te leggen ten behoeve van de monitoring van de effecten van de maatregelen die op basis van het BOP zullen worden uitgevoerd. Paarbladig Goudveil komt voor op de banketten van de sprengen van de Soerense beek (traject 00020-00080). Dubbelloof, een indicatorsoort voor beschaduwde bovenloopjes, is zowel langs de
25
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Soerense beek als de Bovenbeek aangetroffen. Ook is Holpijp aanwezig op een enkel traject langs de Soerense beek. Kleine Egelskop is op een tweetal plaatsen aangetroffen. De streefwaarde voor de bedekking met kwelindicatoren is 50 % van de oever. Deze streefwaarde wordt alleen in de twee zuidelijke sprengkoppen van de Soerense beek gehaald. Als streefwaarde voor de bedekking met waterplanten is 10-15 % gegeven. Op de beschaduwde trajecten in bos of langs houtwal is de bedekkingsgraad lager. Op de trajecten door weilanden is de bedekking hoger. Langs de A- watergangen ontbreken de indicatorsoorten (Goudveil, Holpijp, Beukvaren en Dubbelloof).
Fauna Zoogdieren In het projectgebied komen een aantal verschillende soorten groot wild voor. (Sporen van) deze soorten zijn tijdens de veldinventarisatie aangetroffen. Het gaat hier om Edelhert, wild Zwijn, Das en Ree. Deze dieren gebruiken de beek als drinkplaats en de begeleidende beplanting als verbindingszone en schuilplaats. De wilde Zwijnen gebruiken de niet-afgerasterde sprengkop als zoelplek(plekken waar de zwijnen een modderbad nemen). In het aangrenzende bos zijn onlangs enkele zoelplekken aangelegd, mede om de zwijnen een alternatief te bieden voor van de sprengkop. Verschillende soorten vleermuizen zijn aangetroffen rondom de cluster Soerense Beek. Het betreft Baardvleermuis, Franjestaart, Watervleermuis en Gewone Grootoorvleermuis op het terrein van Huize Soeria, waar de bomvrije schuilkelders een winterslaapplaats bieden. In de omgeving van Huize Soeria komen voor de Rosse Vleermuis, Gewone dwergvleermuis, Meervleermuis, en Laatvlieger (Bureau Schenkveld).
Vogels Beekgebonden vogels die tijdens de veldinventarisaties in de cluster zijn aangetroffen zijn de IJsvogel en de Grote Gele Kwikstaart. Uit de literatuur is het voorkomen bekend van de ‘rode lijst’ soorten Groene Specht en Geelgors (Bureau Schenkveld, november 2001). Voorts komen de volgende soorten voor die in de Vogelrichtlijn zijn vermeld: Zwarte Specht, Raaf en Wespendief (Bureau Schenkveld; november 2001). Deze soorten zijn karakteristiek voor groter bossen, maar niet specifiek aan het beekmilieu gebonden.
Reptielen en amfibieën In de directe omgeving van de beek zijn onder andere Zandhagedis, Ringslang, Hazelworm, Bruine en Groene Kikker en Gewone Pad aangetroffen (Waterschap Veluwe, 2001). In de Soerense Beek ten oosten van het Apeldoorns Kanaal, zijn onder andere Knoflookpad, Groene Kikker, Kamsalamander en Kleine Watersalamander aangetroffen. Deze soorten kunnen in potentie ook het westelijke deel van de beek koloniseren.
Vissen De bovenloop van de cluster Soerense Beek is arm aan vissoorten (Komen, 2001). Typische beekvissen ontbreken en de enige bewoners van de bovenloop zijn Driedoornige Stekelbaarzen. Het ontbreken van meer soorten duidt op een ernstig verstoord beekmilieu. In principe staat de Soerense Beek als enige beek in open verbinding staat met de IJssel. Hierdoor is in potentie migratie mogelijk tussen de IJssel en het brongebied van de beek aan de rand van de Veluwe. In de IJssel worden 28 verschillende vissoorten min of meer regelmatig aangetroffen. Buiten de Elrits zijn hier beekminnende soorten in vrij sterke populaties aanwezig.
26
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Macrofauna Op een tweetal punten zijn in de beek gegevens verzameld over de macrofauna (Bijlage 11: Soorten). Het gaat hier om met het oog waarneembare waterorganismen( bijv. watervlo) die in het water leven. De macrofaunasamenstelling in de Bovenbeek is in 1988 bemonsterd en geclassificeerd in de categorie “Bovenlopen met een constant debiet”. Deze classificatie is gebaseerd op de systematiek van Veluwe en Vallei. Het tweede meetpunt, 400m stroomafwaarts van de zuidelijke sprengen, laat in 1988 hetzelfde beeld zien als bovenstaande bemonstering en is geclassificeerd in de categorie “bovenlopen met een constant debiet”. De macrofaunasamenstelling is hier indicatief voor langzaam stromend water met meer slib en minder zuurstof, hoewel er ook soorten zijn aangetroffen die kenmerkend zijn voor stromend water. De samenstelling voldoet niet aan het streefbeeld.
Conclusie Tabel 6 Conclusie soorten
27
Aantal indicatorsoorten oever
Voldoet onvoldoende
Bedekking kwelindicatorsoorten
Voldoet onvoldoende
Aantal soorten waterplanten
Voldoet niet
Bedekking waterplanten
Voldoet niet
Vogels
Voldoet
Vissoorten
Voldoet in onvoldoende mate
Macrofauna
Voldoet in onvoldoende mate
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 3.3
Eigendom -, onderhoud - en gebruiksituatie Door veldinventarisatie (september 2001) en literatuuronderzoek is de eigendom -, onderhoud en gebruiksituatie vastgelegd.
Eigendom De beektrajecten en een deel van de A -watergangen zijn eigendom van de gemeente Rheden. De A-watergang langs het Apeldoorns Kanaal is eigendom van de provincie Gelderland. De aangrenzende percelen zijn in particulier bezit, waar het de agrarische gronden en woningen betreft. De provincie Gelderland is eigenaar van de Harderwijkerweg. Vereniging Natuurmonumenten is in het bezit van de gronden waar de beken door bossen stromen. Ook enkele natuurlijk beheerde graslanden rondom de zuidelijke A-watergangen zijn bezit van Natuurmonumenten (Waterschap Veluwe, 2001).
Onderhoud Sinds de cluster Soerense Beek in 1984 in beheer is gekomen van het Waterschap Veluwe, voert het waterschap het onderhoud uit. Het onderhoud langs de beken gebeurt vooral handmatig (de helft van de lengte). Op delen waar dit mogelijk is wordt twee keer per jaar machinaal gemaaid (bijlage 12: Onderhoud). Maaisel en verwijderd blad wordt op de insteek, langs de watergangen achtergelaten (Waterschap Veluwe, 1999). De gemeente Rheden onderhoudt de watergang langs het Apeldoorns Kanaal. Om onderhoud te kunnen plegen is het van belang dat de afstand tussen de insteek en het eventuele raster voldoende is. Op veel locaties blijkt dat de afstand kleiner is dan de afstand van 0,75 meter die de keur voorschrijft. Hierdoor wordt de bereikbaarheid van de beek voor onderhoud en de stabiliteit van het talud beperkt. Ook het landgebruik aan weerszijden van de beek bepaalt de bereikbaarheid en de stabiliteit. Deze bereikbaarheid is op veel plaatsen slecht, vanwege bijvoorbeeld hoge wallen aan weerszijden en/ of dichte begroeiing. De weinige beschoeiing die langs de beken staat (bijna alleen bij de sprengenkoppen) is over het algemeen in slechte staat. Op plaatsen waar de beek wegen en paden passeert, zijn duikers gesitueerd. Een duiker heeft een minimummaat (400mm onder dam en 500mm onder weg) waaraan hij moet voldoen om waterafvoer te kunnen garanderen. Deze minimumdiameter is niet bij alle duikers aanwezig. Tevens zijn op enkele locaties de duikers in slechte staat van onderhoud en belemmeren de doorstroming door bijvoorbeeld wortelgroei. Dit kan leiden tot probleemsituaties als wateroverlast. Een vrijliggende onderhoudsstrook langs de watergangen ontbreekt.
Gebruiksituatie Van het gedeelte waar oppervlakkige afvoer plaatsvindt (circa 170 ha.), is het grondgebruik naar schatting als volgt verdeeld; 70% landbouw, 20% natuur en 10% stedelijk (Waterschap Veluwe, 2001). Een groot gedeelte van het gebied is in agrarisch gebruik. Binnen het gebied liggen twee agrarische bedrijven. Het betreft hier veeteeltbedrijven. De percelen zijn dan ook in gebruik als grasland.
28
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Recreatie is in de omgeving gericht op extensieve recreatievormen als wandelen en fietsen en is een belangrijke inkomstenbron in het gebied. Het gebied rondom de bovenlopen van de cluster Soerense Beek fungeert tevens als recreatief uitloopgebied voor de lokale bevolking. Langs de Badhuislaan is een voetpad aanwezig, net als bij de zuidelijke sprengkoppen. In de winter wordt een deel van het beekwater gebruikt om de ijsbaan te vullen. Plaatselijk vinden vernielingen plaats door onder andere mountainbikers en spelende kinderen (Waterschap Veluwe). Het gaat dan vooral om vernielingen aan rasters en oevers.
Conclusie Tabel 7 Conclusie eigendom -, onderhoud - en gebruiksituatie
29
Eigendom
Voorkeur is beek + oevers in eigendom van waterschap
Onderhoudsmethode
Voldoet niet ( te veel handmatig)
Rasterafstand
Voldoet niet
Duikers
Voldoet niet
Onderhoudsstroken
Voldoet niet
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
4 Oplossingsrichting om het streefbeeld te realiseren De huidige situatie en de knelpunten zijn beschreven aan de hand van het streefbeeldnormen (hoofdstuk 3). Onderstaand zijn de oplossingsrichtingen met aansluitend de maatregelen beschreven voor het realiseren van het 5 S -streefbeeld en een optimale onderhoud - en gebruiksituatie. Tevens worden in aanvulling op het streefbeeld maatregelen beschreven voor ontwikkeling van kansrijke veelal kwelafhankelijke locaties. Hierbij is rekening gehouden met de kenmerkende landschappelijke - en cultuurhistorische waarden zoals de sprengen en de opgeleide trajecten en kaden (paragraaf 3.1). Dat laatste betekent dat wordt afgezien van maatregelen om het streefbeeld te realiseren als dat een substantiële inbreuk doet op de cultuurhistorische waarden. Bovendien wordt waar mogelijk een actieve bijdrage geleverd aan de kenmerkende cultuurhistorische waarden, voor zo ver betrekking hebbend op het natte profiel van de waterloop. Bijvoorbeeld door herstel van een kade of een bruggetje. Zoals eerder is beschreven kent de 5 S systematiek een hiërarchie. Dat wil zeggen dat de bovenste karakteristiek (systeem) bepalend is voor de onderliggende niveaus. Oplossing van de knelpunten op dat hogere niveau verdient dan ook prioriteit. In de onderstaande tabel zijn oplossingen voor knelpunten in de vorm van typen maatregelen gerangschikt aan de hand van de 5 S systematiek. Met X is aangegeven onder welke S de maatregel beschreven is. Zo ’n maatregel kan ook een oplossing vormen voor knelpunten op de lagere niveau‘s. door een arcering is aangegeven op welke niveau’s dat is.
30
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Tabel 8 Relatie tussen de oplossingen voor knelpunten (maatregelen) en de 5 S systematiek 5 S Systematiek Type maatregel
Onderhoud
Systeem Stroming Structuur
Wijzigen lengteprofiel
X
Wijzigen dwarsprofiel
X
Opschonen sprengen
X
Herstel waterverdeling
X
Herstel migratiemogelijkheden
X
Verwijderen beschoeiing
X
Verwijderen slib
X
Aanleg houtwallen
X
Saneren lozingen Vervangen duikers
Stoffen
Soorten
X X
Aanleg onderhoudsstrook
X
Realiseren onderhoudsroutes
X
Beïnvloeding van de systeemkarakteristieken is buiten de reikwijdte van het BOP gerangschikt. In de laatste kolom is de betekenis van de maatregelen op ‘onderhoud’ gespecificeerd. Onderhoud ontbreekt in de 5 S systematiek, maar vormt een essentieel onderdeel van het BOP. In bijlage 13 is de situering van de maatregelen weergegeven.
4.1
Systeem Op dit niveau vindt bij beekherstel in het algemeen geen sturing plaats, zo ook bij het BOP voor de cluster Soerense Beek. Ten behoeve van het BOP is uitgegaan van de verwachte verhoging van de grondwaterstijghoogte door de infiltratie met oppervlaktewater in Eerbeek. Er wordt een beperkte toename van afvoer verwacht. De omvang is in de literatuur niet nader gekwantificeerd.
31
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 4.2
Stroming De oplossingsrichting om het knelpunt ten aanzien van de stroming te realiseren heeft betrekking op wijziging van lengte – en dwarsprofielen, op het opschonen van sprengen, en op de waterverdeling. Het realiseren van een stroomsnelheid overeenkomstig het streefbeeld wordt voor de A-watergangen niet relevant geacht. Het streefbeeld is immers opgesteld voor HEN wateren.
Wijzigen lengteprofiel In combinatie met een beperkte verlaging van de stuwhoogten zal op locaties waar thans slibvorming optreedt de beek worden verondiept. De stroomsnelheid blijkt op het merendeel van de geïnventariseerde trajecten lager te liggen dan het streefbeeld (0,2 – 0,5 m/s). Het verval tussen de sprengkoppen en de sifons bij het Apeldoorns Kanaal is voldoende groot om een hogere stroomsnelheid te realiseren. Het verval is in de huidige situatie echter geconcentreerd ter hoogte van de stuwen. Een eenvoudige oplossing lijkt het verwijderen van de stuwen. Nog afgezien van de substantiële inbreuk op de kenmerkende cultuurhistorische waarden zou een dergelijke maatregel leiden tot extra drainage en ongewenste verdroging van het(de) omliggende land(natuur). Minder rigoureus, maar harmonieus met de cultuurhistorische waarden zou zijn het verlagen van met name de kleine stuwtjes in de Soerense beek ter hoogte van de Badhuislaan tot aan de sifon (knooppunt 00180-00240). Het verhang en daarmee de stroomsnelheid kunnen in beperkte mate worden vergroot. In combinatie met het verlagen van stuwen wordt de bodemhoogte aangevuld met zand, nadat het slib is verwijderd. Op die manier zal de afvoer via een dunne waterschijf plaatsvinden, waarin ook bij basisafvoer de stroming voldoende is. Aan de benedenstroomse zijde van de stuw kan een cascade aangelegd worden, zodat de stuw passeerbaar is voor watergebonden fauna als vissen en macrofauna. Overigens zal het zichtbare effect van dergelijke maatregelen een heldere stromende beek zijn. Dat betekent een verhoging van de belevingswaarde ten opzichte van de thans aanwezige slibrijke donkere trajecten.
A-watergangen Het lengteprofiel van de A watergang langs het Apeldoorns kanaal (traject 00600-00620)wordt gewijzigd door het lokaal uitvlakken van de bodem. Het betreft met name het traject benedenstrooms van de waterloop, lokaal bekend als Witte Graaf. De extra afvoer via deze waterloop geeft in maatgevende situaties tijdelijk wateroverlast. Door profielwijziging kan naar verwachting dan op het merendeel van het traject aan de droogleggingsnorm worden voldaan. Verdiepen van de slootbodem en daarmee gepaard gaande ongewenste verdroging wordt vermeden. Het lengteprofiel van de A-watergangen ten noorden van de kern Dieren (knooppunt 0090000980) blijft nagenoeg ongewijzigd. De bestaande variatie blijft gehandhaafd. Ter beperking van ongewenste drainage wordt de bodem op een enkel traject verondiept. De mate waarin is bepaald en getoetst aan de hand van de droogleggingsnorm van 0,7 m –mv bij agrarisch gebruik.
Wijzigen dwarsprofiel Ten behoeve van het verhogen van de stroomsnelheid wordt op enkele trajecten het dwarsprofiel gewijzigd, in samenhang met de wijziging in het lengteprofiel. Deze wijzigingen worden uitgevoerd binnen eenzelfde nat doorstroomoppervlak en handhaving van de afvoercapaciteit. Dat betekent dat bij het verondiepen de boveninsteek zal worden vergroot. Dit is van toepassing voor de Soerense beek (traject 00140-0000520). Naar verwachting zal een dergelijke profielwijziging niet leiden tot wateroverlast omdat de afvoer voornamelijk grondwaterafhankelijk is.
32
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Het dwarsprofiel wordt gewijzigd in de zone waar grondwater tot in of dicht onder het maaiveld reikt. Deze zone is kansrijk voor ontwikkeling van kwelafhankelijk vegetatie. Maatregelen betreffen veelal het eenzijdig afschuinen van het talud over een lengte die nog machinaal is te onderhouden. Wijziging in de zin van versmalling van het dwarsprofiel in Bovenbeek blijft buiten beschouwing. Versmalling draagt onvoldoende bij aan het realiseren van de streefbeeldnorm en doet afbreuk aan de herkenbaarheid van de verbrede opgeleide trajecten. De situering van de profielwijziging is overeenkomstig het ‘Intermezzo”(hoofdstuk 2) afgestemd op de gewenste onderhoudssituatie. Dat betekent dat machinaal onderhoud mogelijk blijft. De profielwijzigingen zijn waar mogelijk voldoende ruim gedimensioneerd om micromeandering te laten ontstaan. Bij de profielwijziging wordt uitgegaan van handhaving van bestaande waarden. Dat betekent bijvoorbeeld dat kenmerkende (laan)bomen gehandhaafd blijven.
A-watergangen De A -watergangen ten noorden van Dieren (traject 0900-0980) zijn gesitueerd in een zone waar het grondwater tot in of dicht onder het maaiveld reikt. Deze zone is kansrijk voor ontwikkeling van kwelafhankelijk vegetatie. Maatregelen betreffen veelal het eenzijdig afschuinen van het talud over een lengte die nog machinaal is te onderhouden.
Opschonen sprengen De voorgenomen oppervlaktewaterinfiltratie in Eerbeek zal volgens modelberekening resulteren in een hogere grondwaterstijghoogte tot in het gebied rond Laag-Soeren. Bij hogere stijghoogte zal er via de sprengkoppen en via een deel van het watergangenstelsel meer water tot afstroming komen. De noordelijke sprengkop van de Soerense beek (traject 00040-00080) wordt opgeschoond en uitgerasterd. Daarmee kan gelet op het voldoende brede profiel worden volstaan en kan beschoeiing achterwege blijven. De vorming van natuurlijke banketten resulteert naar verwachting in voldoende stabiliteit tot aan de benedeninsteek en de uittreehoogte van het grondwater. De inrichtingsmaatregelen resulteren in een debiet dat vergelijkbaar is met de bestaande situatie en lijdt niet tot extra verdroging van de Veluwe. Om extra verdroging te voorkomen is bij de sprengkop in het bos (knooppunt 00301) afgezien van opschonen tot de minerale ondergrond en is volstaan met herstel van het traject ter hoogte van het grasland (00310).
Waterverdeling Gelet op bovengenoemde vergroting van het debiet en in combinatie met de wijzigingen in het lengte en dwarsprofiel zal herstel van de oorspronkelijke waterverdeling een bijdrage leveren aan het realiseren van het streefbeeld ‘Stroming’. Het betreft met name de volgende verdeelpunten: • herstel van de koppeling van de zuidelijke sprengkop op de Bovenbeek (knooppunt 00320). Door maatregel wordt een bijdrage geleverd aan het herstel van het debiet in de Bovenbeek. Bovendien wordt op deze wijze de cultuurhistorische situatie hersteld; • herstel van de stuw benedenstrooms van de waterpartijen van voormalig Hotel Laag Soeren (geen knooppuntnummer). Door een stuw is het waterpeil instelbaar en zal er meer water via de Soerense beek afstromen; • het afdammen van de afvoermogelijkheid via de Harderwijkerweg (knooppunt 00200 naar 01140). Op maandagmorgen wordt in de nog werkzame wasserij langs de beek het proces opgestart. Op dat moment vraagt de wasserij veel water en komt het voor (in perioden van weinig aanvoer) dat de
33
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe beek praktisch droog wordt getrokken. Dit is niet wenselijk maar vanwege oude rechten niet te verbieden. Een mogelijke oplossing is het realiseren van een bergingsbassin al of niet in combinatie met de opvang van regenwater. Vanwege de negatieve invloed van de wasserij op de beek is het niet gewenst dat verdere uitbreiding plaatsvindt. Verder zal in nieuwe vergunningen een onttrekkingshoeveelheid vermeld dienen te worden. De eigenaar van Huize Soeria geeft aan gebruik te willen maken van het historisch recht op beekwater. Het beekwater zou kunnen worden afgevoerd via deels nog bestaande leiding(en) vanuit de sprengkoppen in de Soerense beek (knooppunt 00080) tot de reinwaterkelder bij Huize Soeria. Een dergelijke afvoer is ongewenst als dat ten koste gaat van het beoogde streefbeeld stroming. De beoordeling is afhankelijk van het onttrekkingsdebiet.
4.3
Structuur Herstel migratiemogelijkheden Een neveneffect van het realiseren van de beoogde stroomsnelheid door lengte en dwarsprofielwijziging en herstel van de waterverdeling vormt het realiseren van voldoende migratiemogelijkheden voor de kenmerkende beekvissen. Het gaat daarbij om een migratiemogelijkheid te realiseren vanaf de IJssel, bij voorkeur via de noordelijk gesitueerde sifon tot in het natuurlijke brongebied. Het Soerense veen vormt het natuurlijke brongebied. In die optiek is migratie tot in de door de mens gegraven sprengen niet strikt noodzakelijk, indien dat ten koste zou gaan van kenmerkende cultuurhistorische waarden. In aanvulling op die maatregelen zijn ten behoeve van het herstel van de migratiemogelijkheden en rekening houdend met de cultuurhistorische waarden de volgende verbindingen ontworpen: • een bestaande verbinding tussen de Bovenbeek en de Soerense beek ter hoogte van de Boerhavelaan (traject 00420-0000440 en knooppunt 00150) optimaliseren. Het betreft een wegsloot die niet in de Legger is opgenomen. Met deze verbinding kan de waterval van de Korenmolen worden omzeild en ontstaat er via traject 00420-00400 een migratiemogelijkheid tot in het Soerense veen; • een vistrap ter hoogte van de waterval (knooppunt 00140); • een korte verbinding tussen de Soerense beek en de Bovenbeek, juist bovenstrooms van de waterval (knooppunt 00140). Met deze verbinding ontstaat een migratiemogelijkheid tot in de sprengen van de Bovenbeek. De nieuwe waterlopen zijn beperkt in afmeting en worden gedimensioneerd op een permanente (basis)afvoer. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een verbinding in de Soerense beek tot bovenstrooms van waterval (wasserij Slijkhuis) knooppunt 00120 buiten beschouwing is gelaten vanwege het beperkte debiet. Een beperkt debiet maakt een verdeling van de afvoer over twee routes niet goed mogelijk. Voorts is voorzien in de aanleg van kolken juist bovenstrooms van de beide sifons (knooppunt 00620 en 01020). De kolken vormen een rustplek voor de optrekkende vissen. De migreerbare routes staan aangegeven op Bijlage 14: Migratie De blauw gemarkeerde delen zijn na uitvoering van de maatregelen bereikbaar vanaf de IJssel.
34
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Verwijderen beschoeiing Overeenkomstig het streefbeeld ontbreekt beschoeiing, met uitzondering in de sprengkoppen. In combinatie met de profielwijziging zal verwijdering van de bestaande beschoeiing bijdragen aan een variatie in het profiel. Voorwaarde is het voorkomen van achterloopsheid van kunstwerken. Dat betekent dat er voldoende ruimte in het profiel moet worden gerealiseerd om de mogelijk tijdelijk optredende erosieve kracht uit het water te halen.
Beschaduwing/aanleg beplanting In combinatie met de profielwijziging levert de aanleg van beplanting op de oever een bijdrage aan het realiseren van het streefbeeld. De bladval uit de aanplant zorgt voor toename van organisch materiaal en vergroot de variatie in de beekbeddingen. Daarnaast levert beplanting een positieve bijdrage aan het voedselaanbod en zorgt het voor beschaduwing en schuilplaatsen. Daarnaast dient beplanting als bufferzone met het aangrenzende landbouwkundige gebruik. De aanplant bestaat uit plantmateriaal van genetisch regionale herkomst. In dit verband wordt vermeld dat verbinding wordt hersteld met het bestaande wijerdbosje op traject 00420-00430. Herstel van de verbinding draagt bij aan de diversiteit van de watertypen. Bovendien blijft de herkenbaarheid van het wijerdbosje behouden.
4.4
Stoffen Herstel waterbodemkwaliteit Waterbodemklasse groter of gelijk aan klasse 3 wordt verwijderd en afgevoerd (Bijlage 13: Maatregelen). Na verwijdering van de waterbodems wordt de bodem aangevuld met zand en zonodig verondiept overeenkomstig het lengteprofiel.
Herstel waterkwaliteit Bemesting van aangrenzende landbouwpercelen kan door oppervlakkige en ondiepe afstroming een ongewenste verrijking met mineralen tot gevolg hebben. Door aanleg van bufferstroken langs de beek wordt de aanvoer van voedingsstoffen tegengaan. Enerzijds vormt de bufferstrook een fysieke barrière waardoor de input van meststoffen door oppervlakkige afspoeling en inwaaien beperkt wordt. Anderzijds werken processen als opnamen door planten, denitrificatie en adsorptie de reductie van voedingsstoffen in de hand. Afhankelijk van de breedte van de strook is de werking meer of minder effectief. Bufferstroken in de vorm van onderhoudsstroken kunnen effectief zijn, maar bufferstroken in de vorm van houtwallen genieten de voorkeur. In het kader van de basisinspanning riolering worden de overstortsituaties op de beek gesaneerd. De aard van de maatregelen vormt onderwerp van besluitvorming. Afwatering van een mesthoop op de A-watergang (knooppunt 00900) dient opgeheven te worden, net als de lozingen van ongerioleerde objecten op het oppervlaktewater. Deze dienen te worden aangesloten op de riolering danwel voorzien worden van een andere voorziening. Hetzelfde geldt voor een huidige lozing van melkspoelwater. Hiervoor is reeds een afspraak gemaakt met de betreffende eigenaar dat deze lozing vóór de uitvoering van het BOP gesaneerd wordt.
35
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 4.5
Soorten Over het algemeen zijn “soorten“ organismen die reageren op de systeemvoorwaarden, stroming, structuren en stoffen. Maatregelen in het kader van die karakteristieken hebben direct gevolg op de “soorten”. Uit het visonderzoek blijkt dat er potentieel doelsoorten voor kunnen komen. Tevens blijkt dat de visstand behoefte heeft aan een plaats waar ze zich kunnen terugtrekken bij verminderd debiet. Dit moet een verdiept, constant waterhoudend gedeelte worden, bijvoorbeeld in de vorm van een wijerd of kolk. De oppervlakte minimaal 10-20 m2. Deze vluchtplaats dient bij voorkeur te worden aangelegd bij de beide sifons. Samen met de vijvers bij Hotel Laag-Soeren en de opgeleide trajecten bieden ze de vissen in de cluster Soerense Beek voldoende vluchtmogelijkheden. Een knelpunt is de dominantie van Grote brandnetel bij de middelste sprengkop van de Soerensebeek. Om dit op te lossen zou de brandnetelwortel regelmatig verwijderd moeten worden. Ongewenst effect van een dergelijke maatregel is de verstoring van de kwetsbare banketten. Bovendien komt brandnetel in natuurlijke kwelvegetatie verspreid voor. Dat betekent dat een dergelijke maatregel bij uitzondering wordt uitgevoerd. Ter plaatse van de passage van de Bovenbeek met de Boerhaavelaan wordt een bruggetje geplaatst ter vervanging van de bestaande duiker. Dit is wenselijk vanuit zowel ecologisch, onderhoudstechnisch als cultuurhistorisch oogpunt. Vanuit onderhoudstechnisch oogpunt is het wenselijk omdat uit de veldinventarisatie is gebleken dat de duiker verzakt is. In vroeger tijden heeft dit bruggetje hier altijd gelegen. Naast het feit dat een dergelijk bruggetje aantrekkelijker oogt dan een duiker, is een brug makkelijker passeerbaar dan een duiker.
36
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 4.6
Eigendom -, onderhoud en gebruiksituatie Eigendom De watergangen en de gronden rondom de watergangen zijn geen eigendom van het waterschap. Dit levert een knelpunt op met betrekking tot onderhoud. Om dit knelpunt op te lossen dienen de watergangen en de aanliggende onderhoudstrook verworven te worden.
Onderhoud Vanaf de onderhoudstrook is machinaal onderhoud uitvoerbaar als deze 5 meter breed is. Machinaal onderhoud is noodzakelijk omdat de beschikbaarheid van menskracht voor handmatig onderhoud beperkt en duur is. Door de onderhoudstrook in eigendom te nemen kan het onderhoud geoptimaliseerd worden. Voor efficiënt beheer is een doorgaande strook langs de beek van belang. De rasterafstand volgens de keur gehandhaafd op 0,75 meter uit de insteek. Deze afstand is ingesteld om de stabiliteit van het talud te beschermen en zonodig handmatig onderhoud vanaf de oever mogelijk te maken. Onderhoud is gebaseerd op maatwerk. Voor elk beektraject zal afzonderlijk gekeken dienen te worden welke onderhoudsstrategie het best past bij dit traject. Daarbij dienen de volgende richtlijnen te worden gehanteerd: • Onderhoud alleen wanneer nodig; • Verwijdering van vegetatie na het voorjaar en de nazomer; • Verwijderen van vegetatie aan één zijde van de beek of pleksgewijs; • Rekening houden met fauna; • Afvoer van maaisel, minimaal tot buiten insteek beek, zo mogelijk tot buiten cluster. Op plaatsen waar machinaal onderhoud niet mogelijk is, zal het onderhoud handmatig worden uitgevoerd. Plaatsen die slecht bereikbaar zijn zoals bijvoorbeeld de sprengkoppen of de delen die in het bos liggen zijn hier voorbeelden van. De koppen moeten periodiek geschoond worden van takken en blad. Takken dienen jaarlijks verwijderd te worden. Dit bevordert de watervoerendheid en levert geen schade op voor flora en fauna. Blad daarentegen mag en hoeft niet ieder jaar verwijderd te worden. Weghalen bevordert de watervoerendheid, maar is schadelijk voor bepaalde diersoorten. Bij aaneengesloten sprengkoppen dient het ene jaar één kop geschoond te worden, het volgend jaar de tweede enz. Bij solitair gelegen sprengkoppen dient het onderhoud niet elk jaar plaats te vinden. Uit de evaluatie van beekherstel projecten (Waterschap, 1998)blijkt onder meer dat, na uitvoering gericht op ontwikkeling van specifieke kwelgebonden vegetatie, na één tot drie jaar vergrassing en verruiging optreedt. Speciale aandacht voor vervolg onderhoud is dus noodzakelijk. In veel gevallen blijkt het afvoeren van maaisel een efficiënte maatregel tegen vergrassing en verruiging, omdat afvoeren verrijking van de bodem tegengaat.
Gebruik Langs een aantal trajecten is een wandelpad gesitueerd. Om recreatief medegebruik van het gebied te bevorderen kan de onderhoudstrook als wandelpad worden gebruikt.
37
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
5 Maatregelen In dit hoofdstuk zijn de maatregelen geconcretiseerd waarmee het streefbeeld gerealiseerd kan worden. Daarbij is onderscheid gemaakt in het volgende: • Inrichtingsmaatregelen per traject (§ 5.1). Een overzicht van de situering van de inrichtingsmaatregelen is weergegeven in bijlage 13; • Overige maatregelen (§ 5.2); • Monitoring (§ 5.3).
5.1
Inrichtingsmaatregelen per traject De inrichtingsmaatregelen zijn aan de hand van de knooppuntnummering volgens de legger gespecificeerd voor de volgende waterlopen: • Soerense beek, knooppunten 00200-00620 (§ 5.1.1); • Bovenbeek knooppunten 00300-00520 (§ 5.1.2). In deze paragraaf is tevens de A – watergang langs de ijsbaan (knooppunt 00400-00420) opgenomen; • A -watergang langs het Apeldoorns kanaal, knooppunten 00500-00520 en 00600-006200 (§ 5.1.3); • A -watergang ten noorden van de kern Dieren, knooppunten 00900-01180 en 01140-01160 (§ 5.1.4).
38
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe De situering van de maatregelen is aangegeven op de tekeningen 109144O2 t/m O4, schaal 1:2.000 (los bijgevoegd). De maatvoering is af te lezen in de lengteprofielen op tekening 109144LP1 t/m LP4* en in de dwarsprofielen 109144DP1 t/m DP4*. De lengte - en dwarsprofielen vormen de ontwerptekeningen behorend bij de legger.
Kaartnummer
Titel
109144O2
Inrichtingsmaatregelen Soerensebeek en Bovenbeek Knooppuntnr 00020-00620 Inrichtingsmaatregelen A -watergangen langs Apeldoorns kanaal Knooppuntnr 00600-00620 Inrichtingsmaatregelen A -watergangen ten noorden van Dieren Knooppuntnr 00900-01180 Soerensebeek Lengteprofiel Knooppuntnr 00020-00620 Bovenbeek Lengteprofiel Knooppuntnr 00300-00520 A -watergangen langs Apeldoorns kanaal Lengteprofiel Knooppuntnr 00600-00620 A -watergangen ten noorden van Dieren Lengteprofiel Knooppunt 00900-01180 Soerensebeek Dwarsprofielen en verbinding Soerensebeek en Bovenbeek Bovenbeek Dwarsprofielen A-watergangen langs Apeldoorns kanaal Dwarsprofielen A-watergangen ten noorden van Dieren Dwarsprofielen
109144O3
109144O4
109144LP1 109144LP2 109144LP3 109144LP4 109144DP1 109144DP2 109144DP3 109144DP4-
Schaal
1:2.000
1:2.000
1:2.000 1:1.000/1:100 1:1.000/1:100 1:1.000/1:100 1:1.000/1:100 1:100 1:100 1:100 1:100
Een uitsnede van de O2 t/m O4 tekeningen is op A4 formaat aan de beschrijving van de maatregelen per knooppuntentraject toegevoegd. De tekeningen op A4 formaat hebben een S-nummer. De bladindeling van de S-tekeningen is weergegeven op tekening 109144O1 en de legenda (verklaring) op tekeningnummer 109144LEG zijn op A3 formaat achter in het BOP ingebonden. Het A3 blad met de legenda kan worden uitgevouwen zodat de S-tekeningen afzonderlijk leesbaar zijn.
* Deze tekeningen zullen vanwege hun formaat niet standaard bijgevoegd worden bij het BOP. Deze tekeningen kunnen wel worden opgevraagd bij Waterschap Veluwe (Ivo Dellemann).
39
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Algemene maatregel(en) Algemene maatregelen hebben betrekking op maatregelen die op elk traject van toepassing kunnen zijn. Dergelijke maatregelen worden niet expliciet vermeld. Het betreft de volgende maatregelen: • Aanleg van onderhoudsstrook. Onderhoudsstroken dienen voor een betere bereikbaarheid met onderhoudsmaterieel en voor bescherming van de beek. De strook waarover het onderhoudsmaterieel rijdt dient om onderhoudstechnische redenen minimaal 5 meter breed te zijn. Ten behoeve van de bescherming wordt aan de andere zijde een strook van 1 meter aangekocht en ingericht, tenzij aan de andere zijde een weg, bebouwing of een houtwal ligt. In de beleidsnotitie ‘Intermezzo Beheer en Onderhoud’ (zie § 2.1) is als voorbeeld een maat van tenminste 3 meter aan beide zijden gehanteerd. Het onderhoudsmaterieel en de grondslag vragen om een flexibele invulling: 5 meter ene zijde, 1 meter andere zijde. • De situering van een onderhoudsstrook is in een dwarsprofiel aangegeven als er meerdere wijzigingen zijn. Indien de wijziging beperkt blijft tot de situering van het raster (op 0,75 m uit de insteek), dan is daarvan geen dwarsprofiel gemaakt. • Aanleg van een toegangshek of poortgrepen op het onderhoudspad of op de onderhoudsstrook zijn niet in detail aangegeven. Volstaan is met de routesituering op tekening. • Vervangen en of aanleg van duikers overeenkomstig de gehanteerde beheersrichtlijnen, met name de vereiste minimum diameter en overgangduikers voor het onderhoud (zie § 2.1). Volstaan is met de situering van de maatregel, de duikerdiameter is niet vermeld; • Aanplant bestaat uit inheems materiaal met veelal boomsoorten Eik en Els en struikvormers Roos, Meidoorn, Vuilboom, Gelderse roos, Cornoelje, in groepsverband op en in de rij op 1meter geplant, en na 2 jaar ingeboet en geschoffeld. De situering is op tekening aangegeven. Specifiek voor het opgeleide traject van de Soerense beek (traject 00120-00140) wordt (inheemse) wilg geplant. De wilg zal als knotboom worden onderhouden. • Verwijderen exoten. Beplanting die niet oorspronkelijk in dit gebied voorkomt of is aangeplant, dient verwijderd te worden. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat er overeenkomstig het waterschapsbeleid geen verslechtering voor het landbouwkundig gebruik zal kunnen optreden (hoofdstuk 2). Dat betekent dat de afvoersituatie minimaal gehandhaafd blijft en het landbouwkundig gebruik niet nadelig beïnvloed wordt door de inrichtingsmaatregelen die in het kader van het BOP worden uitgevoerd.
40
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 5.1.1
Soerense beek (knooppunt 00200 - 00620) Er zijn in aanvulling op de legger enkele knooppuntnummers toegevoegd. Het S-nummer verwijst naar het nummer van de tekening. 00020-00080 (tekening S4) Inrichtingsmaatregelen zijn gebaseerd op prioritering van de cultuurhistorische waarden boven het realiseren van het ecologisch streefbeeld. Sprengen vormen immers het door de mens gegraven gedeelte van de beek: • Opschonen spreng. Het betreft: vervangen beschoeiing, tussen de beschoeiing bodem opschonen, en banketten afharken onder handhaving van Paarbladig goudveil. In de loop der jaren heeft zich in de sprengkoppen een sliblaag gevormd. De sprengkoppen lijken een mooie zandbodem te hebben, maar het zand ligt op de sliblaag. Wanneer nu de spreng volledig wordt opgeschoond (uitgraven tot minerale zandbodem), zal deze meer water gaan geven. De oorspronkelijke bodemhoogte is lager dan de grondwaterpotentiaal, dus zal de spreng permanent water voerend zijn. Naar verwachting zal de grondwaterpotentiaal in de toekomst stijgen. De toename van debiet draagt bij aan de realisatie van het streefbeeld. Om te voorkomen dat de wallen van de sprengkop inzakken zal beschoeiing worden geplaatst aan beide zijden van de spreng. • Strooisel verwijderen van de wallen ten behoeve van het herstel van heidevegetatie en lichtminnende soorten op de beekwallen. • Wijziging situering voetpad. Ter hoogte van knooppunt 00080 is in de huidige situatie een houten brug en een voetpad over de kwelbanketten aanwezig. Ter plekke van dit voetpad worden de banketten door middel van een drainagebuis ontwaterd. Hierdoor is een potentieel waardevolle kwellocatie nu van slechte ecologische kwaliteit. Om dit te verbeteren zal de drainagebuis verwijderd worden. Het voetpad zal via een houten brug over de tegenoverliggende oever gesitueerd worden. Een consequentie vormt de intensivering van het onderhoud. Door de lichtval zal het onderhoud toenemen en is er dus meer inspanning en meer budget nodig. 00040-00080 (tekening S4) • Opschonen spreng. Het betreft: verwijderen boomstammen, takken en bladresten. Deze sprengkop is als zoelplek door wilde zwijnen in gebruik. De sprengkop als zoelplek is overbodig geworden met de aanleg van een nieuwe zoelplek meer westelijk. Door het gebruik als zoelplek is de sprengkop dichtgeslibd. Beschoeiing wordt vooralsnog achterwege gelaten omdat de sprengbodem naar verwachting voldoende breed is om een natuurlijk evenwicht met waardevolle kwelbanketten te laten ontstaan. Om te voorkomen dat de wilde zwijnen opnieuw de sprengkop als zoelplek gebruiken, dient de sprengkop op de boveninsteek uitgerasterd te worden. Een consequentie vormt de intensivering van het onderhoud.
00060-00080 (tekening S4) In tegenstelling tot de andere sprengkoppen hier handhaven beplanting en strooisel - en sliblaag vanwege de toereikende watervoerend. Bovendien kunnen na het uitvoeren van de maatregelen aan de andere sprengen planten en dieren vanuit deze spreng de andere sprengen herbevolken. De maatregelen kunnen in een later stadium worden uitgevoerd. Wel opslag van Grote brandnetel verwijderen. Overigens dient nader te worden vastgesteld in hoeverre onttrekking van beekwater en afvoer via buisleiding(en) naar de reinwaterkelder van Huize Soeria rechtmatig is. Deze buisleiding is momenteel ter hoogte van 00100 afgekoppeld en het water werd tot voor kort gebruikt als spoelwater voor de melktank.
42
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00080-00100 (tekening S6) • verwijderen strooisellaag van de beekwallen; • verwijderen gecreosoteerde palen.
00100-00120 (tekening S6) • Ter hoogte van het opgeleide traject: afzetten beplanting; • Verwijderen gecreosoteerde palen; • Wijzigen dwarsprofiel ter hoogte van het opgeleide deel. Het betreft: versmallen van de bodem met 0,5 m tot 2,0 m, herstel van de beleming, en waar nodig herstel van de kadehoogte. Gezien de vaste drempelhoogte bij wasserij Slijkhuis is afgezien van wijziging van het lengteprofiel. Naar verwachting zal de stroomsnelheid niet volledig voldoen aan de streefbeeldnorm. Echter omwille van het behoud van cultuurhistorische waarde, in dit geval de kenmerken van een brede opgeleide beek, is afgezien van vergaande versmalling. Overigens is aanleg van een onderhoudsstrook voor machinaal onderhoud buiten beschouwing gelaten vanwege de beperkte lengte van het traject. Voorzien is in handmatig onderhoud. Tevens is afgezien van een wijziging in de inrichting ten behoeve van een mogelijk extra onttrekking door de wasserij. De inrichting in het kader van het BOP beoogt immers het realiseren van voldoende debiet en stroomsnelheid. Onttrekking dient te worden gesaneerd, zodra de onttrekkingsrechten gecompenseerd kunnen worden. Naar verwachting zal compensatie hoge kosten met zich meebrengen. Het waterschap zal mogelijke maatregelen nader onderzoeken.
44
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00120-00140 (tekening S7) • Wijzigen dwarsprofiel in combinatie met het verwijderen van verontreinigd slib (392 m3 klasse 3 en 54 m3 klasse 4); • Verwijderen verontreinigde oevers • Herstel kadehoogte; • Aanleg nieuwe waterloop als verbinding naar traject 00320-00340. Betreft verbinding tussen de Soerense Beek en de Bovenbeek, zodat beide bovenlopen eenvoudig bereikbaar zijn voor beekvissen. De verbinding kan worden gerealiseerd door de waterpeilen van de beide beken gelijk te stellen of door het peilverschil op een andere wijze op te vangen. De definitieve detailuitwerking volgt in de bestekfase en wordt gebaseerd op het effect van de gekozen maatregel op het waterpeil in de Bovenbeek. In het geval gekozen wordt voor het gelijk stellen van het waterpeil in de Bovenbeek met het waterpeil in de Soerense beek wordt de waterval in de Bovenbeek verlaagd. De verbinding tussen beide beken krijgt een standaardprofiel met een beleemde bodem en een bodembreedte van 0,5 meter en kadetaluds van 1:1,5. • Aanplant knotbomen aan zuidzijde. • Aanleg onderhoudsstrook aan noordzijde; • Aanleg vispassage. De maatvoering is gebaseerd op een verhang van 3 – maximaal 5 %. De aard en vormgeving dient nader te worden uitgewerkt, waarbij de industriële omgeving van een wasserij en waterval richtinggevend kan zijn.
46
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00140-(00150)-00160 (tekening S8) • Wijzigen profiel in combinatie met verwijderen van verontreinigd slib en oevers. Vanaf 00140 wijzigen lengteprofiel. Door het verlagen van de stuwhoogte op knooppunt 00160 met 0,2m een verhang realiseren van 0,8 promille. Wijziging van de drooglegging is acceptabel op transporterende beektrajecten. Naar verwachting zal de stroomsnelheid ook na uitvoering niet voldoen aan de streefbeeldnorm. Een verdere verlaging van de stuwhoogte is echter minder gewenst vanwege het op peil houden van de vijvers van voormalig hotel Laag -Soeren. Het verontreinigd slib verwijderen (166 m3 klasse 3 en 31,5 m3 klasse 4), bodemhoogte aanvullen met zand om opnieuw aanslibbing te voorkomen en de bodem verondiepen volgens het lengteprofiel. Overigens dient voor het op peil houden van de vijvers een stuw benedenstrooms van de waterpartijen te worden hersteld en zonodig de duiker tussen de waterpartijen te worden verlaagd • Dwarsprofiel versmallen. Rekening houden met bestaande begroeiing (onder andere Dubbelloof) en beplanting / beworteling van de taluds op met name de zuidelijke oever. Dat betekent een gevarieerde oever en taludhelling. Naar verwachting zal micromeandering ontstaan.
48
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00160-00220 (tekening S9) • Verwijderen stuwen; • Wijzigen lengte en dwarsprofiel in combinatie met verwijderen van slib. Zie ook 00140-00160. Na verwijdering van de verontreiniging aanvullen met zand volgens lengteprofiel om opnieuw aanslibbing te voorkomen. Wijziging van de drooglegging is acceptabel op transporterende beektrajecten. Op transporterende trajecten is aanleg van oevers met een flauw talud minder kansrijk voor kwelgebonden natuurontwikkeling en derhalve buiten beschouwing gelaten. Naar verwachting zal worden voldaan aan de streefbeeldnorm voor stroomsnelheid; • Aanleg cascade 00160-00200. Het verval is 1,15 m en over een afstand van circa 100 m resulteert dat in een verhang van 11 promille. Dit verhang is te groot om zonder cascade te volstaan. Bij een dergelijk verhang kan de cascade trapsgewijs opgebouwd zijn, waarbij de traptreden de vlakke onderdelen van de cascade vormen met een beperkte stroomsnelheid, waar vis kan rusten. Het verval over de cascade wordt bepaald door de gehanteerde hoogte op 00160 en de duiker onder de Harderwijkerweg 00220 met voldoende dek (> 0,7m). Deze duiker zal in overleg met de provincie worden uitgevoerd als faunaduiker met een minimum hoogte van 0,8 m. • Aanleg dam (ten zuiden van knooppunt 00220) in de wegsloot langs de Harderwijkerweg. Afvoer blijft zodoende geconcentreerd en draagt bij aan het beoogde debiet in de hoofdloop. De wegslo(o)t(en) handhaven ten behoeve van de lokale afwatering naar 01140. Op deze manier wordt de afstroming van de weg in de beek voorkomen.
50
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00220-00520 (tekening S13) • Verwijderen stuw; • Wijzigen lengte profiel. Naar verwachting zal worden voldaan aan de streefbeeldnorm voor stroming; • Wijzigen dwarsprofiel zuidzijde van de beek. Gelet op het kwelkarakter van de beek worden met aanleg van een flauw talud de kwelgebonden natuurwaarden ontwikkeld. Het betreft een variabel talud met een helling van circa 1:10; • Aanplant met inheems materiaal, aansluitend op bestaande beplanting; • Aanleg 5 meter onderhoudsstrook aan noordzijde van de beek.
00520-00620 (tekening S13) • Aanleg viskolk. Het betreft een rustplaats voor beekvis ter hoogte van sifon onder het Apeldoorns kanaal. Gelet op de hoge grondwaterstand volstaat een maatvoering van 0,5 á 0,75m om dichtvriezen te voorkomen. De oevers zijn flauw ten behoeve van de stabiliteit. Deze kolken worden ontworpen in overleg met de provincie Gelderland, die de weg langs het kanaal bij verbreding gaat uitrusten met faunapassages. De kolk heeft tevens een bergende werking.
52
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 5.1.2
Bovenbeek (knooppunt 00300 – 00520) Er zijn in aanvulling op de legger enkele knooppuntnummers toegevoegd en tussengevoegd.
00300-00310 (tekening S1) • Aanleg en aankoop van onderhoudsstrook van 4 m. aan de zuidzijde van de beek, en van 2 m. aan de noordzijde; • Aanleg duiker. Om een verbinding te maken met het onderhoudsstrook langs traject 0030100310. Diameter van 400mm.
00301-00310 (tekening S1) • De voormalige spreng zal voor de toekomst worden veiliggesteld. Tussen de beekwallen blijft opschonen van de sprengkop tot aan de oorspronkelijke minerale ondergrond vooralsnog achterwege omdat niet duidelijk is in hoeverre de spreng dan drainerend en watervoerend zal zijn. Die watervoerendheid wordt mede bepaald door de effecten van het infiltratieproject bij de drinkwateronttrekking in Eerbeek. Wanneer het infiltratieproject resulteert in een voldoende hogere grondwaterstand kan de spreng alsnog worden opgeschoond. De afvoer zal dan weer vergelijkbaar zijn met de historische situatie. Nadeel van het thans niet opschonen van de spreng is het niet voldoen aan het streefbeeld voor stroomsnelheid. De spreng /beekloop benedenstrooms van het aangrenzende erf wordt hersteld volgens het oorspronkelijk traject. De afwateringssituatie wordt daarmee verbeterd. • Aanleg duiker; • Aanleg en aankoop van onderhoudsstrook van 5 meter aan de zuidzijde van de beek, en van 1 meter aan de noordzijde.
54
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00310-00320 (tekening S2) • Aanleg onderhoudsstrook aan de zuidzijde van de beek tot aan beplanting; • Aanplant met inheems materiaal langs de kade van het opgeleide traject.
00302-00320 (tekening S2) • Herstel van de afvoer naar de Bovenbeek 00320. Afvoer concentreren in de hoofdloop. Dit opgeleide traject belemen om wegzijging te voorkomen, en (lage) kaden aanleggen. • Aanleg en aankoop van onderhoudsstrook aan noordzijde van de beek (5 meter) tot aan beplanting en 2 meter aan de zuidzijde van de beek; • Aanplant langs kade. De beplanting sluit aan op de bestaande beplanting langs het opgeleide deel van de Bovenbeek; • Aanleg voetpad (2m)aan de zuidzijde van de opgeleide beek. Dit voetpad langs een groot deel van de Bovenbeek verbindt twee bestaande wegen met elkaar (zie ook 00320-00340). Met het voetpad worden de mogelijkheden voor handmatig onderhoud verbeterd. • Sanering lozing oppervlaktewater. Voorzien is reeds in het intrekken van de gedoogvergunning WVO en koppeling van het melkspoelwater op de riolering. Beoordeeld moet worden of en in hoeverre sanering van de lozing van het verhard oppervlak mogelijk is.
56
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00320-00340 (Tekening S3 + S7) • Wijzigen profiel in combinatie met verwijderen van verontreinigd slib. Bodem aanvullen met zand om het opnieuw aanslibben te voorkomen. Verondiepen volgens lengteprofiel. • Dwarsprofiel ongewijzigd. Bij profielwijziging (versmalling) voldoet de stroomsnelheid niet aan de streefbeeldnorm (Bijlage 16: Berekening drooglegging en stroomsnelheid (Manning)). Vanwege het behoud van cultuurhistorische waarden, in dit geval de kenmerken van een brede wijerd, is afgezien van versmalling. • Aanleg voetpad (knuppelpad) op kade door pleksgewijs herstel van deze kade. Handmatig onderhoud vanaf dit voetpad; • Aanleg duiker ter hoogte van de kruising met Prof. Winternitzlaan (00325). Gelet op de bestaande weghoogte kan bij een Ø 500mm niet worden voldaan aan een reguliere dekhoogte van 0,7m. De duiker wordt dan ook als verzwaarde constructie uitgevoerd. De kenmerken van de kruising met een opgeleide beek worden versterkt met een eenvoudige brugconstructie. • Verlagen waterval (00330), om een verbinding tussen de Bovenbeek en de Soerense Beek mogelijk te maken. Door de waterpeilen van de beide beken gelijk te stellen is deze verbinding mogelijk. Deze verbinding heeft een standaardprofiel met een bodembreedte van 0,5 meter en een talud van 1:1,5 en bodem is beleemd en voorzien van kaden. • Verwijderen verontreinigd slib. Op dit traject handmatig onderhoud.
00340-00420 (Tekening S8) • Wijziging dwarsprofiel in combinatie met het verwijderen van verontreinigd slib en oevers(42m3 klasse3) en aanvullen met zand om hernieuwde aanslibbing te voorkomen. Wijziging dwarsprofiel betreft het versmallen van de bodembreedte met een 0,5m tot 1m, in combinatie met de aanleg van variabel talud met een helling van enkele meters( maximaal 8 m van boveninsteek tot boveninsteek i.v.m. reikwijdte onderhoudsmachines). Naar verwachting zal worden voldaan aan de streefbeeldnorm voor stroomsnelheid. Gelet op het periodiek drainerende karakter van de beek worden met aanleg van een flauw talud de kwelgebonden natuurwaarden ontwikkeld. • Aanleg onderhoudsstrook (5 meter) aan de noordzijde van de beek. • Aanplant met inheems materiaal aan zuidzijde van de beek. De beplanting zal 00340 verbinden met het bosperceel langs 00420-00430. • Gezien de potentie om kwelvegetatie te ontwikkelen wordt er niets aan de drooglegging gedaan. De drooglegging voldoet niet aan de norm, maar de periodiek drainerende delen hebben een grote ecologische potentie.
00400-00420 (A-watergang langs ijsbaan, tekening S8) • Aanleg onderhoudsstrook; • Aanleg duiker(s).
60
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00420-00430 (Tekening S9) • Verwijderen slib + verontreinigde oevers, en bodem aanvullen met zand om hernieuwde aanslibbing te voorkomen. Er is afgezien van wijziging van het dwarsprofiel op het opgeleide deel en het transporterend karakter van de beek (zie ook 00340-00420). Dit traject is minder kansrijk voor ontwikkeling van kwelgebonden natuurwaarden. Naar verwachting wordt niet voldaan aan de streefbeeldnorm voor stroming vanwege het beperkte verhang. Er is afgezien van wijziging van het lengteprofiel vanwege het behoud van de cultuurhistorische waarde, in dit geval de kenmerken van een opgeleide beek (tot aan de Korenmolen op knooppunt 00440) met aangrenzend wijerdbos; • Aanleg onderhoudsstrook ( 5 meter) aan zuidzijde van de beek, en vervolgens aan de noordzijde van het wijerdbos; • Aanleg duiker; • Aanplant met inheems materiaal aan zuidzijde van de beek tot bestaande bosperceel; • Wijzigen dwarsprofiel ter hoogte van het voormalige wijerdbos. Het betreft een verlaging van de kade tot 0,2 m boven de beekbodem aan het begin en tot 0,4m boven de beekbodem aan het eind van dit bosje. Daarmee wordt een zekere berging bij afvoer groter dan de basisafvoer beoogd alsmede herstel van de cultuurhistorische waarde, in dit geval de kenmerken van een wijerdbos; • Aanleg brug. Dit draagt bij aan het herstel van de cultuurhistorische waarde.
00430-00440 • Aanleg wijerd. In een verder verleden was op deze plaats een wijerd gesitueerd ten behoeve van de Korenmolen. Deze cultuurhistorische situatie wordt hersteld. Het herstel van een wijerd kan ook van betekenis zijn voor waterretentie en kan bijdragen aan de diversiteit in het aquatisch milieu. Een en ander is afhankelijk van de definitieve vormgeving en maatvoering die in de besteksfase zal worden uitgewerkt.
00430-00150 Aanleg verbinding langs de Boerhaavelaan van Soerense beek (00150) naar Bovenbeek (00430). De (vaste) bodemhoogte bij de instroom op NAP+ 13,85 m (00150) is 0,1 m boven de bodemhoogte van de Soerense Beek (NAP + 13.75 m) gesitueerd. Dit verschil in bodemhoogte fungeert als verdeelwerk, zodanig dat de basisafvoer via de Soerense beek verloopt en bij waterdiepte van > 0,1 m ook via de verbinding. De bodemhoogte bij de uitstroom in de Bovenbeek (00430) is gelijk aan de bodemhoogte van Bovenbeek op NAP +13,35 m. Het verval bedraagt derhalve 13,85 – 13,35 = 0, 5 m over een afstand van 500 m. Dat komt overeen met een verhang van 1 promille. De stroomsnelheid bij een dergelijk beperkt verhang wordt geoptimaliseerd met behulp van een eveneens beperkt dwarsprofiel met een bodembreedte van 0,5 m. In een nadere uitwerking dient te worden vastgesteld in hoeverre er voldoende dek (minimaal 0,6m) tot de weghoogte kan worden gerealiseerd. De verbinding heeft naar verwachting geen invloed op het bovenstroomse peil in de Soerense beek noch in de Bovenbeek.
00440-00520 • Sanering overstortsituatie; De bestaande overstort van het gemeentelijk rioolstelsel dient in het kader van de basisinspanning en van de verdergaande doelstelling overeenkomstig het waterkwaliteitspoor door de gemeente te worden gesaneerd; • Sanering van het ongerioleerde object door de gemeente.
62
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 5.1.3
A watergang langs Apeldoorns kanaal (knooppunt 00600 – 00620) 00600-00620 (Tekening S10, S11, S12) • Wijzigen lengteprofiel. Het betreft het verlagen van de bodemhoogte om te voldoen aan de drooglegging benedenstrooms van de instroom van (B / overige) watergang de ‘Witte Graaf’. Uit berekening blijkt dat lokaal ter hoogte van dwarsprofiel 3 de drooglegging < 0,7m –maaiveld (Bijlage 16: Berekening drooglegging en stroomsnelheid (Manning). Bij maatgevende afvoer blijft het peil ruimschoots binnen het profiel en blijft inundatie achterwege. • De wijziging van het lengteprofiel betreft voorts een bodemverhoging benedenstrooms tot aan de duiker onder de Van Zwietenlaan. De bestaande drooglegging overschrijdt de norm. Beperking van de drooglegging vermindert de drainerende werking en heeft naar verwachting een beperkt effect op de maatgevende afvoer. • Aanleg van een retentie voor de uitstroom van de ‘Witte Graaf’ resulteert in een grotere drooglegging, weliswaar < 0,7 m. De retentie kan dienst doen als berging van piekafvoer en natuurtechnisch worden ingericht, bijvoorbeeld als watervoerende poel. • Een bestaande drooglegging van 1,0m en meer benedenstrooms wordt acceptabel geacht vanwege grondwatertrap VII, waarbij het gemiddeld laagste grondwater < 1,2 - maaiveld. Er is afgezien van een verdere verlaging vanwege het bezwaar van verdroging. • Verder benedenstrooms tot aan de kruising met de zandweg (dwarsprofiel 7) is de bodem verhoogd; • Aanleg duiker(s)
00500-00520 (Tekening S12) Geen inrichtingsmaatregelen.
66
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 5.1.4
A watergangen ten noorden van Dieren (knooppunt 00900 – 01180) 00900-00940 (Tekening S15) • Wijzigen lengteprofiel. Het betreft het verondiepen van de bodem over een beperkt traject vanwege de overschrijding van de norm voor drooglegging (0,7 m –maaiveld). Daarmee wordt de weerstand vergroot en de verdroging beperkt; • Aanleg duiker.
00920-00940 (Tekening S15) Geen maatregelen
00940-00980 (Tekening S15) • Wijziging profiel. Het betreft verondiepen van de bodem en de aanleg van een variabel flauw talud van circa 1:10 ter hoogte van het terrein van Natuurmonumenten (kadastraal perceel 309) en langs de bosrand. Maximaal 8 m van boveninsteek tot boveninsteek i.v.m. reikwijdte onderhoudsmachines. De grondwaterpotentiaal reikt tot in of dicht onder het maaiveld en er is sprake van een periodiek drainerend traject. Dit traject is kanrijk voor ontwikkeling van kwelgebonden natuurwaarden. De stroomsnelheid voldoet niet aan de streefbeeldnorm voor beken. Het betreft hier echter een A-watergang, waar prioriteit is toegekend aan ecologisch herstel op kansrijke locaties. • Aanleg onderhoudsstrook ( 5 meter) aan de noordzijde respectievelijk aan de oostzijde van de watergang; • Vervangen duiker.
68
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 00960-00980 (Tekening S14, S16) • Wijziging profiel. Het betreft de aanleg van een variabel flauw talud van circa 1:10 ter hoogte van het terrein van Natuurmonumenten (kadastraal perceel 211) en langs de bosrand. Maximaal 8 m van boveninsteek tot boveninsteek i.v.m. reikwijdte onderhoudsmachines. De grondwaterpotentiaal reikt tot in of dicht onder het maaiveld en er is sprake van een periodiek drainerend traject. Dit traject is kanrijk voor ontwikkeling van kwelgebonden natuurwaarden. • Aanleg onderhoudsstrook (5 meter); • Aanleg duiker; • Aanleg viskolk. Het betreft een rustplaats voor beekvis ter hoogte van sifon onder het Apeldoorns kanaal. Gelet op de hoge grondwaterstand volstaat een maatvoering van 0,5 á 0,75m om dichtvriezen te voorkomen. De oevers zijn flauw ten behoeve van de stabiliteit. Deze kolken worden ontworpen in overleg met de provincie Gelderland, die de weg langs het kanaal bij verbreding gaat uitrusten met faunapassages. De kolk heeft tevens een bergende werking..
01140-01160 (Tekening S14, S16) Geen maatregelen. De watergang wordt niet kansrijk geacht voor ontwikkeling van kwelgebonden natuurwaarden. De grondwaterpotentiaal is te laag
00980-01020 (Tekening S16) • Aanleg viskolk. Het betreft een rustplaats voor beekvis ter hoogte van sifon onder het Apeldoorns kanaal. Gelet op de hoge grondwaterstand volstaat een maatvoering van 0,5 á 0,75m om dichtvriezen te voorkomen. De oevers zijn flauw ten behoeve van de stabiliteit. Bestaande beschoeiing kan worden verwijderd.
01160-01180 (Tekening S16) Geen maatregelen.
72
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 5.2
Onderhoudsmaatregelen Sprengen Het onderhoud in de sprengen zal handmatig uitgevoerd dienen te worden. Het milieu is hier dusdanig kwetsbaar dat machinaal onderhoud niet mogelijk is. Bovendien zijn de sprengen niet te bereiken voor de machines. Na uitvoering van de inrichtingsmaatregelen zoals in 5.1 genoemd, zal het onderhoud intensiever worden dan in de huidige situatie. Door de sterke toename van licht zal er snel vergrassing optreden en een kruidige vegetatie ontstaan. Om te voorkomen dat deze ongewenste vegetatie de overhand krijgt zal dit regelmatig verwijderd dienen te worden met instandhouding van het areaal Goudveil. Onderhoud zal het eerste jaar na uitvoering uitkomen op twee maal gedurende het groeiseizoen en twee maal buiten het groeiseizoen. Wanneer de situatie zich gestabiliseerd heeft en het Goudveil heeft de kwelbanketten volledig bedekt, zal het onderhoud eenmaal per jaar uitgevoerd worden. Tegelijkertijd dienen dan het afgevallen tak - en bladmateriaal uit het watervoerende deel van de spreng verwijderd worden. Het onderhoud aan de sprengen zal gefaseerd plaatsvinden om te voorkomen dat het onderhoud de ecologische kwaliteit aantast. Door “slordig” te werken zullen planten en dieren de kans krijgen zich opnieuw te vestigen op de geschoonde delen vanuit de niet-geschoonde delen. Voor zowel het materiaal uit het natte profiel als het materiaal dat van de onderhoudsstroken komt geldt dat het bij voorkeur afgevoerd dient te worden tot buiten het gebied, maar minimaal tot buiten de buitenteen van de beekwal.
Opgeleide trajecten Net als in de sprengen zal het onderhoud op de opgeleide trajecten handmatig uitgevoerd worden. Deze trajecten zijn slecht te bereiken en bovendien zijn de kades rondom de trajecten kwetsbaar. Na uitvoering van de inrichtingsmaatregelen zal het onderhoud één keer per jaar uitgevoerd worden. Dan worden takken en bladmateriaal uit het water verwijderd. Gezien het feit dat de duikers voldoen aan de minimummaat zullen deze niet snel dichtslibben. Onderhoud zal hier dus alleen plaatsvinden wanneer deze wel dreigt dicht te slibben. Gezien de kwetsbare kades en de beleemde bodems is het noodzakelijk om objecten te verwijderen die een lek kunnen veroorzaken, zoals bijvoorbeeld omvallende bomen. Deze bomen worden ook verwijderd indien deze te dicht bij het water groeien of als ze uitheems zijn. Het onderhoud aan de watergangen zal gefaseerd plaatsvinden om te voorkomen dat het onderhoud de ecologische kwaliteit aantast. Door “slordig” te werken zullen planten en dieren de kans krijgen zich opnieuw te vestigen op de geschoonde delen vanuit de niet-geschoonde delen. Voor zowel het materiaal uit het natte profiel als het materiaal dat van de onderhoudsstroken komt geldt dat het bij voorkeur afgevoerd dient te worden tot buiten het gebied, maar minimaal tot buiten de buitenteen van de beekwal.
Watergang met onderhoudsstrook Watergangen met een onderhoudsstrook van 5 meter zullen machinaal onderhouden worden. Door middel van een maaikorf zal de doorstroming gegarandeerd worden, met in achtneming van de ecologische kwaliteiten. Onderhoud zal één of twee keer per jaar plaatsvinden afhankelijk van de plantengroei in het natte profiel. Deze plantengroei zal mede bepaald worden door de beplanting naast de beek. Door de beschaduwing die de beplanting veroorzaakt zal het natte profiel minder snel dichtgroeien dan een niet -beplant traject. Indien één maal wordt gemaaid zal dat aan het eind van de zomer worden uitgevoerd. Indien twee maal wordt gemaaid zal dat aan het begin van de zomer en aan het begin van de herfst (eind september, begin oktober) worden uitgevoerd. Het onderhoudsstrook zelf zal één keer per jaar gemaaid worden aan het eind van de zomer. Op deze manier krijgen flora en fauna de kans zich te vestigen en voort te planten op de onderhoudsstrook.
73
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe Het onderhoud aan de watergangen zal gefaseerd plaatsvinden om te voorkomen dat het onderhoud de ecologische kwaliteit aantast. Door “slordig” te werken zullen planten en dieren de kans krijgen zich opnieuw te vestigen op de geschoonde delen vanuit de niet-geschoonde delen. Voor zowel het materiaal uit het natte profiel als het materiaal dat van de onderhoudsstroken komt geldt dat het bij voorkeur afgevoerd dient te worden tot buiten het gebied, maar minimaal tot buiten de buiteninsteek.
Watergang zonder onderhoudsstrook Watergangen zonder een onderhoudsstrook van 5 meter zullen indien bereikbaar machinaal onderhouden worden vanaf de omliggende gronden. Door middel van een maaikorf zal de doorstroming gegarandeerd worden, met in achtneming van de ecologische kwaliteiten. Indien niet goed bereikbaar zal het onderhoud handmatig plaatsvinden. Onderhoud zal één of twee keer per jaar plaatsvinden afhankelijk van de plantengroei in het natte profiel. Deze plantengroei zal in veel gevallen bepaald worden door de beplanting naast de beek. Door de beschaduwing die de beplanting veroorzaakt zal het natte profiel minder snel dichtgroeien dan een niet -beplant traject. Indien één maal wordt gemaaid zal dat aan het eind van de zomer worden uitgevoerd. Indien twee maal wordt gemaaid zal dat aan het begin van de zomer en aan het begin van de herfst (eind september, begin oktober) worden uitgevoerd. Het onderhoud aan de watergangen zal gefaseerd plaatsvinden om te voorkomen dat het onderhoud de ecologische kwaliteit aantast. Door “slordig” te werken zullen planten en dieren de kans krijgen zich opnieuw te vestigen op de geschoonde delen vanuit de niet-geschoonde delen. Voor zowel het materiaal uit het natte profiel als het materiaal dat van de onderhoudsstroken komt geldt dat het bij voorkeur afgevoerd dient te worden tot buiten het gebied, maar minimaal tot buiten de buiteninsteek.
Watergang met flauwe oever Voor de watergangen met een flauwe oever geldt dat ze hetzelfde onderhoudsregime ondervinden als bovenstaand. Verschil is echter de flauwe oever. Deze flauwe oever heeft als doel het ontwikkelen van waardevolle kwelvegetatie. Het beheer van de oever dient dan ook als zodanig worden uitgevoerd. De vegetatie in het natte profiel van de watergang dient conform de andere watergangen één of twee keer per jaar plaatsvinden. De vegetatie in de kwelzone net boven het peil van de watergang dient minimaal één keer per twee jaar gemaaid te worden om het te ontdoen van houtige opslag. De rest van de flauwe oever dient selectief gemaaid te worden om variatie te bevorderen. Dit houdt in dat enkele plaatsen één maal per jaar (einde zomer) gemaaid dienen te worden terwijl een stukje verderop een elzenbosje ontwikkelt door het achterwege blijven van maaien. Voor zowel het materiaal uit het natte profiel als het materiaal dat van de onderhoudsstroken komt geldt dat het bij voorkeur afgevoerd dient te worden tot buiten het gebied, maar minimaal tot buiten de buiteninsteek.
Singels Bestaande en nieuw aan te leggen singels dienen volgens hetzelfde principe te worden beheerd. Bestaande singels dienen te worden ontdaan van exoten. Bomen nabij beleemde trajecten die gevaar opleveren voor deze beleemde trajecten dienen te worden verwijderd. Bij het onderhouden van de singels dienen bomen en struiken verspreid afgezet worden, om een evenwichtige struiklaag te ontwikkelen. Dit gebeurt eens in de tien tot twintig jaar. Bij het afzetten is het van belang dat de stobben voldoende licht ontvangen om opnieuw uit te kunnen lopen, wat neerkomt op een drastische dunning. Weinig voorkomende planten als Hulst en Kardinaalsmuts blijven staan, evenals bomen met holten die vaak het domein van vogels zijn. Het afgezette hout dient op enkele plaatsen te worden opgestapeld om schuilplaatsen voor onder ander Hermelijn en Kamsalamander te creëren. De rest dient te worden afgevoerd om verrijking van de bodem te voorkomen.
74
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe 5.3
Overige maatregelen Wijzigen legger De inrichtingsmaatregelen worden opgenomen in de legger. Dat betekent dat de gewijzigde maatvoering wordt vastgelegd. Een aantal inrichtingsmaatregelen heeft betrekking op watergangen die als A-watergang aan de legger worden toegevoegd. Zonodig zijn in aansluiting op de bestaande knooppuntnummering volgens de legger nieuwe knooppuntnummers toegevoegd.
Eigendomssituatie Het waterschap streeft naar verwerving van de oppervlakte die noodzakelijk is voor een adequaat beheer, in de brede zin van het woord. Dat wil zeggen inclusief de brede taakopvatting ten aanzien van het realiseren van een gezond watermilieu. Om het beheer te kunnen uitvoeren is het gewenst of noodzakelijk grond in eigendom te verkrijgen. Het aankopen van grond vindt plaats op vrijwillige basis. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van “grondafstand”. Grondafstandovereenkomsten maken de uitvoering van de maatregelen wel mogelijk, terwijl de grond eigendom blijft van de eigenaar. Verwerven van grond dient plaats te vinden ter realisering van; • Onderhoudstroken • Beplanting • Aanleg nieuwe watergangen • Wijziging profielen
5.4
Monitoring De voorgestelde maatregelen zullen na uitvoering resulteren in een andere inrichting en anders functioneren van de beek. Om te kunnen volgen of de maatregelen, waaronder aangepast onderhoud succesvol zijn geweest, is het van belang om te kunnen meten of er een ontwikkeling gaande is van de huidige situatie naar het streefbeeld. Door voorafgaand aan de uitvoering de chemie en de macrofauna te bemonsteren kan een indruk worden gekregen van de uitgangssituatie. Deze is voor de flora en de visstand reeds bekend (veldinventarisaties, visstandonderzoek en IVN -inventarisaties). Periodiek moeten deze variabelen gemeten worden. De flora (kenmerkende soorten) kan door het IVN geïnventariseerd worden zoals zij reeds van plan zijn te doen. Macrofauna en waterkwaliteit kunnen worden bemonsterd volgens het reguliere meetprogramma van het Waterschap. Ook moet door het Waterschap een periodieke visstandbemonstering worden uitgevoerd, op de locaties waar voor het opstellen van het BOP gemeten is, uitgebreid met de verschillende sprengen. Tenslotte moet door het Waterschap periodiek de stroomsnelheid en het debiet gemeten worden. Uit de verkregen gegevens komt een conclusie voort. Wanneer vervolgens blijkt dat het streefbeeld binnen 5 tot 10 jaar niet behaald is, kan gekeken worden waaraan dat ligt en kunnen oplossingen worden aangedragen.
75
Cluster Soerense Beek
Waterschap Veluwe
Literatuurlijst Auteur
Titel
Datum
Bestemmingsplan Buitengebied 1995 Overdracht Waterbeheer Landschapsbeleidsplan Concept -toelichting te beschermen gezicht Laag Soeren Notitie Aanwijzing stads - en dorpsgezichten Monitoring van beheers- en onderhoudsplannen; resultaten en evaluatie 1985-1998 Uitgangspuntennotitie Cluster Soerense Beek Begrenzingsplan Zuidelijke IJsselvallei Nader Waterbodemonderzoek Soerense Beek Ecologische streefbeelden voor stromende wateren Veluwe & Vallei
nov. 1995 ? apr. 1991 nov. 1998 ?
Onderhoudsmethodiek Soerense Beek Historische kaart Soerense Beek Hydrologie Soerense Beek Grondwatertrappen Soerense Beek Amfibieën en reptielen Metingen watergangen ten westen Apeldoorns Kanaal Gegevens m.b.t. ongerioleerde objecten
1999 1910 1984 1973 2001 jul. 1990 2001
Ecobase overzicht biologische gegevens - soortenlijst Milieuparameters meetpunten Soerense Beek Gegevens m.b.t. ongerioleerde objecten
Nov.1992 Jun. 1999 2001
Literatuur Gemeente Rheden Gemeente Rheden Gemeente Rheden Gelders Genootschap Gelders Genootschap Waterschap Veluwe Waterschap Veluwe Provincie Gelderland Consulmij Milieu B.V. Alterra Bureau Schenkveld
mei-98 jun. 2001 nov. 1999 jan. 2002 2000 Nov 2001
Kaartmateriaal Waterschap Veluwe Waterschap Veluwe Waterschap Veluwe Waterschap Veluwe Waterschap Veluwe Waterschap Veluwe Gemeente Rheden
Tabellen Waterschap Veluwe Waterschap Veluwe Gemeente Rheden
76