z
Beheer- en onderhoudsplan Watersystemen Beleidsdeel 2014
Oktober 2014 Tekst: Greetje Kampinga-Werkman en Steven Verbeek
Foto voorkant: Aernout Steegstra (Rudie Wiersma Fotografie)
2
3
Inhoud 1
Inleiding...................................................................................................... 7
2
Kader en doelstellingen ..............................................................................10 2.1 Wettelijk kader............................................................................................ 10 2.2 Doelstellingen beheer en onderhoud watersystemen ............................... 15
3
Definities en uitgangspunten......................................................................20 3.1 Definities ..................................................................................................... 20 3.2 Algemene uitgangspunten .......................................................................... 21
4
Beheerpakketten .......................................................................................23 4.1 Werkwijze ................................................................................................... 23 4.2 Beheerpakketten ........................................................................................ 25
5
Flora- en faunawet .....................................................................................28 5.1 Inleiding....................................................................................................... 28 5.2 Soorten en soortgroepen ............................................................................ 28 5.3 Slecht onderzochte gebieden ..................................................................... 31 5.4 Voorzorgsmaatregelen ............................................................................... 31 5.5 Incidenten ................................................................................................... 32 5.6 Zorgplicht .................................................................................................... 33 5.7 Exoten ......................................................................................................... 33
4
6
Van beleid naar uitvoering .........................................................................34 6.1 Organisatie en planning .............................................................................. 34 6.2 Maaikaarten ................................................................................................ 34 6.3 Uitvoering ................................................................................................... 35 6.4 Monitoring .................................................................................................. 35 6.5 Communicatie en voorlichting .................................................................... 37
7
Bijlage........................................................................................................38 Bijlage 1: Lauwersmeer
5
Deel 1 Algemeen
6
1
Inleiding
Aanleiding Waterschap Noorderzijlvest geeft invulling aan wetgeving en diverse beleidslijnen in de uitvoering van het beheer en onderhoud van het watersysteem. Zo heeft de Kaderrichtlijn Water (KRW) als resultaatsverplichting een watersysteem met een goede ecologische en chemische kwaliteit. Om dit te bereiken heeft het waterschap gedifferentieerd onderhoud als KRW-maatregel vastgesteld. In het waterbeheerplan is extensief onderhoud van watergangen als doelstelling voor de komende jaren aangegeven. Daarbij moet het waterschap in zijn dagelijks beheer en onderhoud voldoen aan het gestelde in de Flora- en faunawet (2002). In 2005 is de wet aangevuld met het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, waardoor de waterschappen de mogelijkheid hebben gekregen zelf regels op te stellen voor het beschermen van bepaalde soorten. Dit heeft geresulteerd in de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. De gedragscode is van toepassing op een breed scala van werkzaamheden die de waterschappen uitvoeren, zoals het maaien van maaipaden en taluds, baggeren, schonen van waterlopen of uitvoering van inrichtingsprojecten. Als volgens de regels van de gedragscode wordt gewerkt, dan voldoet het waterschap aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de vrijstelling van een aantal verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Noorderzijlvest heeft in haar vergadering van 15 november 2006 besloten om volgens de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen te gaan werken. Op veel plaatsen is het waterschap sindsdien begonnen met aanpassingen in het beheer en onderhoud en wordt er conform de gedragscode gewerkt. In gebieden met specifieke beschermde soorten is extra aanpassing in het beheer en onderhoud noodzakelijk. Ondertussen heeft het Dagelijks bestuur de nieuwe gedragscode vastgesteld op 12 juli 2012. Doel Dagelijks beheer en onderhoud voert het waterschap uit voor het in stand houden van het watersysteem voor de aan- en afvoer van water. Vanuit de huidige wet- en regelgeving is duidelijk dat deze taak moet worden uitgevoerd met een brede blik, waarbij rekening wordt gehouden met andere belangen en beleidsterreinen. Het bestaande maaibeleid uit 2006 is daarom geactualiseerd. Het vernieuwde beleid heeft als basis de KRW-opgave en gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Het doel van het beleidsplan is om de uitgangspunten en richtlijnen vast te leggen en te vertalen naar de praktische uitvoering van het beheer en onderhoud aan watergangen binnen de hydrologische randvoorwaarden. Een subdoel van het beleidsplan is dat het waterschap gecertificeerd wil worden op het niveau ‘goud’ voor duurzaam terreinbeheer (DB-besluit 12 november 2013). Een
7
voorwaarde hiervoor is dat het waterschap een beheer- en onderhoudsplan heeft met daarin de werkinstructies. Dit plan voorziet hierin. Het beleidsplan is opgesteld voor de komende jaren, parallel aan de duur van de gedragsode voor waterschappen. Op het moment dat de gedragscode wordt herzien zal het beleidsplan aan deze gedragscode getoetst worden. Inhoud en reikwijdte Het beheer- en onderhoudsplan richt zich op het schonen en het maaien van het natte profiel, het talud, de oever en het onderhoudspad. Het beheer en onderhoud aan duikers, kunstwerken etc. en het baggeren valt niet binnen de scope van dit project. Het reguliere beheer en onderhoud richt zich op wet- en regelgeving, de minimale vereisten. Door ecologisch beheer in te voeren n.a.v. streefbeelden kan de kwaliteit van watersystemen verhoogd worden (KRW- doelen).
Overig beheer en onderhoud Het deelproces Beheer en Onderhoud van het waterschap doet meer dan alleen het onderhoud aan watergangen. Deze werkzaamheden vallen niet allemaal binnen de scope van het beheer- en onderhoudsplan watersystemen. Binnen dit plan vallen niet: De zeedijk kent zijn eigen specifieke beheer, geheel gericht op veiligheid. Dit gebeurt onder andere door middel van het in stand houden van een stevige grasmat. Er wordt bij het beheer en onderhoud rekening gehouden met beschermde soorten. Dit beheer- en onderhoud is vastgelegd in een ander document (“Onderhoudsplan primaire kering, 2012-2018”, waterschap Noorderzijlvest). Het waterschap legt natuurvriendelijke oevers aan. Het onderhoud vraagt om een andere aanpak dan het reguliere onderhoud zoals in hoofdstuk 4 van dit beleidsplan is beschreven. Het beheer- en onderhoud van deze oevers is in een losse brochure beschreven (brochure: Beheer van natuurvriendelijke oevers, Noorderzijlvest, oktober 2014). Vispassages bij Noorderzijlvest zijn grofweg op te delen in twee typen: geheel technische oplossingen en meer natuurlijke oplossingen als vistrappen. Beide typen hebben beheer en onderhoud nodig. Ook hiervoor geldt dat het een ander aanpak vraagt dan het reguliere onderhoud. Welk beheer en onderhoud bij welke vispassage nodig is, is in een apart document beschreven (nog een ambtelijk document). Bestrijding van exoten vraagt om een specifieke aanpak, die niet past binnen het reguliere beheer en onderhoud.
8
Het beleid geldt voor de hoofdwatergangen in eigendom bij het waterschap of waar het waterschap zeggenschap over het beheer heeft. Schouwsloten vallen bijvoorbeeld niet onder de scope van dit beleidsplan. Bij het maaien komt veel biomassa vrij. In een ander project wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn m.b.t. energie opwekking uit biomassa.
Leeswijzer Dit beleidsdocument bestaat uit twee delen: (1) een algemeen deel ( hoofdstuk 1 en 2) en (2) een deel over het dagelijks beheer en onderhoud ( hoofdstuk 3 tot en met 6). In hoofdstuk 2 is het wettelijk kader geschetst waarbinnen het beheer en onderhoud wordt uitgevoerd. Ook zijn de doelstellingen voor het beheer en onderhoud uitgewerkt. De algemene uitgangspunten voor het beheer en onderhoud zijn verwoord in hoofdstuk 3, welke in hoofdstuk 4 vertaald zijn naar zogenoemde beheerpakketten. In hoofdstuk 5 zijn de specifieke voor Noorderzijlvest geldende soorten en soortgroepen weergegeven en is beschreven hoe in het beheer invulling wordt gegeven aan de Flora- en faunawet. In hoofdstuk 6 volgt ten slotte de uitwerking van het beleid naar de uitvoering.
9
2 Kader en doelstellingen In dit hoofdstuk is het wettelijk kader geschetst waarbinnen het beheer en onderhoud wordt uitgevoerd. De doelstellingen voor het beheer en onderhoud zijn uitgewerkt.
2.1 Wettelijk kader Waterwet De waterwet integreert acht bestaande waterbeheerwetten en regelt de wettelijke verankering van integraal beheer van watersystemen. De doelstelling van de Waterwet is het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met: het beschermen en verbeteren van chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen. De Waterwet kent dus zowel kwantiteits- als kwaliteitsdoelstellingen. Door de doelstelling “verbeteren van ecologische kwaliteit van watersystemen” wordt een meer integrale benadering van waterbeheer nagestreefd. Dit heeft ook gevolgen voor beheer en onderhoud. KRW en WB21 Vanaf december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De richtlijn is in 2005 opgenomen in de Nederlandse wetgeving. Het beheergebied van het waterschap is opgedeeld in waterlichamen; waterhuishoudkundig gezien hydrologische eenheden, die elk hun eigen ecologische typering hebben. Per waterlichaam zijn chemische en ecologische doelstellingen geformuleerd en deze zijn uitgewerkt naar maatregelpakketten per waterlichaam. In de maatregeltabellen van de KRW voor de verbetering van de ecologische waterkwaliteit, heeft Noorderzijlvest opgenomen om te streven naar extensiever maaibeheer. Door, op plaatsen waar dat kan, minder intensief te beheren, ontstaat er meer ruimtelijke en temporele variatie in de watergangen en oevers. Dit is gunstig voor de ontwikkeling van allerlei soorten planten en dieren. Daarmee draagt deze maatregel op een kosteneffectieve manier bij aan de verbetering van de ecologische waterkwaliteit.
10
Figuur 1: waterfunctiekaart van het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest.
Flora- en faunawet, gedragscode Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. De Flora- en faunawet volgt uit de Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Waar de Natuurbeschermingswet zich vooral richt op gebieden, richt de Flora- en faunawet zich op soortbescherming. Aanleiding tot invoering van deze wet is de negatieve trend die is te zien in de biodiversiteit. De Flora-
11
en faunawet regelt de bescherming van inheemse zeldzame en minder algemene soorten. De te beschermen soorten zijn ingedeeld in drie groepen (Tabel 1, 2 of 3 soorten) met een toenemende mate van kwetsbaarheid en bescherming. De doelstelling van de wet is ‘de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten’. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. In 2005 heeft een aanpassing van de wet plaatsgevonden en is de wet aangevuld met het Vrijstellingenbesluit. Hierdoor kregen de waterschappen zelf de mogelijkheid om regels te stellen voor het beschermen van bepaalde soorten; de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. De wijze waarop met de drie soortengroepen moet worden omgegaan is hierdoor versimpeld. Tabel 1 soorten hebben nu voor de werkzaamheden van de waterschappen geen specifieke bescherming meer. Het principe van zorgvuldig handelen, geldt natuurlijk wel altijd en overal. Tabel 2 en 3 soorten hebben nog wel specifieke bescherming, als soorten uit deze tabellen voorkomen gelden randvoorwaarden voor werkzaamheden. Komen ze niet voor, dan geldt ook hier het principe van zorgvuldig handelen.
Figuur 2: Groene glazenmaker, een tabel 3 beschermde soort ( foto: Macromia)
Voor het waterschap, dat volgens de gedragscode werkt, vervalt in de meeste gevallen de plicht tot het aanvragen van ontheffingen. Voor welke werkzaamheden een vrijstelling wordt verleend is beschreven in de gedragscode. Het vrijstellingenbesluit voor waterschappen geldt voornamelijk voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Voor werkzaamheden die niet onder het vrijstellingenbesluit vallen, geldt dat een ontheffing moet worden aangevraagd, waarbij de motivatie om af te wijken erg belangrijk is. De procedure heeft een lange doorlooptijd en zal dan ook in een vroeg stadium van een project moeten worden aangevraagd. Het waterschap moet zorgen voor een goede kennis- en informatievoorziening over het voorkomen van de juridisch zwaarder beschermde soorten. De gegevens moeten bij controles en op afroep toonbaar zijn. Hiervoor heeft het waterschap een abonnement
12
afgesloten op de Nationale Database Flora en Fauna ( NDFF) en een veldgids opgesteld met daar in de beschermde soorten die in het beheergebied voorkomen. Provincies Het Provinciaal Omgevingsplan (POP) provincie Groningen is een nota die de beleidsthema's milieu, verkeer, vervoer, water en ruimtelijke ordening verbindt. Provinciale Staten stellen hiermee voor zowel de oppervlaktewater- als de grondwaterlichamen, de status, de huidige toestand, de hoogte van het ecologisch doel en het moment van doelbereik vast. Bovendien heeft de provincie Groningen als doelstelling behoud en versterking van de identiteit, diversiteit en belevingswaarde van het landschap en van cultuurhistorische, ecologische en aardkundige waarden van het landschap.
Figuur 3: rietkragen langs een landbouwperceel; contouren in het landschap blijven goed zichtbaar
De provincie Drenthe heeft haar ruimtelijke en economische visie voor de toekomst van Drenthe vastgelegd in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin zijn de doelen en maatregelen per oppervlaktewaterlichaam en grondwaterlichaam voor de Kader Richtlijn Water vastgelegd. Provincie Drenthe heeft in haar natuurvisie ‘Gastvrije natuur’ de ambitie vastgelegd om samen met partners te werken aan natuurdoelen. Het waterschap kan Europese doelen op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit combineren met de doelstellingen van het natuurnetwerk.
13
Waterbeheerplan Noorderzijlvest 2010 - 2015 ‘Het waterschap streeft naar een gebiedsgerichte goede kwaliteit van het oppervlaktewater met gezonde en gevarieerde planten- en dierengemeenschappen. De watersystemen zijn zo ingericht dat robuuste natte ecosystemen ontstaan met een minimum aan fysieke barrières voor de verspreiding van planten en dieren. De inrichting, het beheer en het onderhoud van de infrastructuur is bovendien gericht op het realiseren van ecologisch gezonde watersystemen. In het onderhoud wordt rekening gehouden met de Flora- en faunawet.’ Zo staat de visie van het waterschap verwoord in het vigerende waterbeheerplan. In het conceptwaterbeheerprogramma 2016-2021, wordt deze lijn doorgezet. Om de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te bereiken worden maatregelen uitgevoerd. Extensief beheer en onderhoud is als maatregel opgenomen om een bijdrage te leveren aan de verbetering van de waterkwaliteit. In de praktijk betekent dit dat niet alle watergangen op een zelfde manier worden onderhouden maar dat rekening wordt gehouden met de overige functies van wateren. Hierbij streeft het waterschap naar meer ruimte voor de ecologie in en rondom de watergangen, waarbij beschermde planten en dieren aandacht krijgen. Dit binnen de randvoorwaarden van het afgesproken waterpeil en een veilig watersysteem. Keur en Legger De keur is een verordening met daarin regels die het waterschap hanteert bij de bescherming van o.a. oppervlaktewateren. De keur geeft de rechten en plichten aan voor de onderhoudsplichtigen. De functie van de legger is om derden en het waterschap inzage te geven in de taken van het waterschap ten aanzien van beheer en onderhoud van de in de legger opgenomen waterstaatswerken. Dat betekent dat het gaat om de beheertaken en onderhoudsplichten van het waterschap en om de onderhoudsplichten van derden waarop het waterschap toezicht uitoefent. Daarbij geeft de legger ook aan tot waar het regime van de keur van toepassing is.
14
Relatie met andere opgaven Uit het wettelijk kader volgen opgaven voor het beheer en onderhoud. Deze zijn meegenomen bij het opstellen van het beheer- en onderhoudsplan. Zie figuur 3.
Figuur 3: integrale opgave gedifferentieerd beheer en onderhoud
2.2 Doelstellingen beheer en onderhoud watersystemen De volgende hoofddoelstellingen voor het reguliere beheer en onderhoud aan watergangen kunnen worden genoemd op basis van voorgaande en de visie, zoals verwoord in het Waterbeheerplan 2010- 2015: 1. Het in stand houden en zo mogelijk verbeteren van het watersysteem voor de aanen afvoer van water en berging van overtollig water.
15
2. Inrichting, beheer en onderhoud van het watersysteem wordt zo uitgevoerd dat de waterhuishoudkundige functie gewaarborgd is en de ecologische toestand van het systeem verbeterd wordt. 3. Het voeren van een eenduidig beleid en richtlijnen voor beheer en onderhoud. De verschillende doelstellingen worden hierna verder toegelicht. Primaire functie De primaire functie van het watersysteem is de aan-en afvoer van water en het bergen van overtollig water in het systeem. Het waterschap heeft de zorg om dit systeem in stand te houden en zo nodig te verbeteren. Vanuit de wet en regelgeving, zie paragraaf 2.1, is duidelijk dat deze taak uitgevoerd moet worden met een brede blik waarbij dus rekening wordt gehouden met andere belangen en beleidsterreinen, waaronder vooral ecologie en milieu. De inrichting en dimensionering van watergangen bepaalt in sterke mate het benodigde beheer en onderhoud. Om dezelfde water aan– en afvoer te kunnen waarborgen, zullen krap gedimensioneerde watergangen meestal intensiever onderhouden moeten worden dan ruim gedimensioneerde watergangen. Waar voorheen bij de aanleg van watergangen vaak alleen rekening werd gehouden met de randvoorwaarden voor landbouwkundig gebruik, spelen de laatste jaren ook andere functies een rol. Zo worden er ruimere watergangen aangelegd met natuurvriendelijke oevers. Dergelijke watergangen kunnen op een extensievere en gedifferentieerdere manier onderhouden worden.
16
Figuur 4: verschillende vormen van beheer per watergang
Naast het maaien en schonen is ook de hoeveelheid bagger in een waterloop van invloed op de aan- en afvoercapaciteit van watergangen. De mate waarin het extensieve onderhoud kan worden uitgevoerd, zoals in dit beleidsplan wordt voorgesteld, hangt samen met de hoeveelheid bagger in een waterloop. Wanneer watergangen lange tijd niet zijn gebaggerd zal er in (theorie) minder ruimte aanwezig zijn voor plantengroei. Voor wat betreft het baggeren heeft het waterschap een regulier uitvoeringsprogramma voor het onderhoudsbaggeren. De profielen van de waterlopen zijn vastgelegd in de legger. Waterkwaliteit en Ecologie
doen whet zo
Het waterschap heeft niet alleen de zorg voor voldoende water maar ook voor schoon en gezond water. Deze taak is wettelijk o.a. verankerd in de Kaderrichtlijn Water. Watergangen in het landelijke gebied hebben naast de functie van aan- en afvoer van water ook een belangrijke functie voor veel planten en dieren. Naast inrichting is de manier waarop het
17
beheer en onderhoud van watergangen wordt uitgevoerd van grote invloed op de waterkwaliteit en de geschiktheid van watergangen als leefgebied voor soorten. Eenduidig beleid Het waterschap heeft in 2006 maaibeleid opgesteld als richtlijn om het beheer uit te voeren. Toch is er vanwege specifieke gebiedskenmerken en lokale omstandigheden nog grote verscheidenheid in uitvoering. Ook tussen vergelijkbare watergangen zit een verschil in onderhoud. Het beheer- en onderhoudsplan is opgesteld om een eenduidig beleid ten aanzien van onderhoud te formuleren. Huidige wet- en regelgeving krijgt hierin vorm, zodat met de uitvoer van het beleid zowel wordt voldaan aan wetgeving, ecologische doelstellingen ten aanzien van watergangen, en flora en fauna zoveel mogelijk wordt beschermd.
18
Deel 2 Beheer en onderhoud
19
3 Definities en uitgangspunten In dit hoofdstuk zijn de algemene uitgangspunten voor het dagelijks beheer en onderhoud aan watergangen weergegeven. Voor een eenduidig begrip zijn ook de verschillende te onderhouden zones voor een watergang gedefinieerd.
3.1 Definities Dwarsdoorsnede watergang In dit document worden enkele termen gebruikt, om de te onderhouden delen aan te duiden. Deze staan afgebeeld in onderstaande figuur. Het onderhoudspad of maaipad is het vlakke gedeelte, naast een watergang, vanaf waar het onderhoud met machines plaats kan vinden. Het loopt vanaf het naastliggende perceel (akker, weiland, weg) tot aan de knik naar de waterlijn toe; de insteek. Van het schuine gedeelte noemen we het droge gedeelte talud en het moerassige gedeelte oever. Het gedeelte waar water staat is het natte profiel.
Figuur 5: dwarsdoorsnede watergang
20
3.2 Algemene uitgangspunten Onderhoud aan watergangen vindt plaats om voldoende water te kunnen aan- of afvoeren, verlanding van open water en verruiging van oevers en het maaipad tegen te gaan. Het is vanwege veiligheid en werkbaarheid van belang dat maaipaden in elk geval twee keer per jaar gemaaid worden. Hierdoor blijft het onderhoudspad redelijk kortgrazig, waardoor het zicht goed blijft. Maaipaden maaien we daarom al vanaf 1 juni. Tevens zijn de maaipaden daarmee in principe ongeschikt als leefgebied voor de meeste beschermde soorten. Er wordt gewerkt volgens de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Dit beleidsplan is daar, samen met de veldgids, de praktische vertaling voor. Het onderhoud gebeurt in principe zo extensief als mogelijk is binnen de hydrologische randvoorwaarden. Aan- en afvoer van water ten behoeve van de functie moet gewaarborgd blijven. Voor de afvoersituatie blijven de criteria voor opstuwing bij (half) maatgevende afvoer en de normen voor wateroverlast (NBW-normen) zoals waterschap Noorderzijlvest die kent van kracht; Kunstwerken zijn de instrumenten voor het operationeel watersysteembeheer om goed waterbeheer te voeren, ook bij naderende, extreme situaties. Extensivering van het beheer en onderhoud mag daarom niet leiden tot het niet (of minder) functioneren van kunstwerken (bv. het verstoppen van een duiker door kroos). Maaien van het natte profiel gebeurt altijd 10 cm boven waterbodem. Hierdoor wordt de bodem niet omgewoeld en worden woekeraars (bijvoorbeeld waterpest) niet bevoordeeld. Deze methode is gunstig voor minder snel groeiende plantensoorten. Tijdens het werk in het veld wordt gezocht naar kansen. Er is ecologische winst te halen uit het (tijdelijk) sparen van plantengroei in overhoekjes, rond duikers, dode einden van watergangen of her en der in brede watergangen. Vissen, amfibieën en waterinsecten kunnen deze plekken goed gebruiken om te schuilen als de rest gemaaid is. Uiteraard wel binnen redelijke grenzen van werkbaarheid. Het maaien van het natte profiel en het neerleggen van maaisel op de kant gebeurt op zo’n manier dat water en de daarin voorkomende zaden en dieren terug kunnen naar de watergang.
21
Er wordt uitgegaan van gebruik van bestaand materieel. Er worden dus geen voorstellen gedaan voor aangepast materieel. In de toekomst wordt er bij aanschaf van materieel rekening gehouden met de wensen of eisen ten behoeve van ecologisch verantwoord beheer en onderhoud. Uitvoering door derden: Niet alle maaiwerkzaamheden worden door eigen personeel uitgevoerd. Voor een deel wordt het werk op de markt gezet. Hier gaan we op dezelfde manier mee om als de watergangen die we zelf maaien. Er worden beheerpakketten aan de watergangen toegekend, er wordt gewerkt volgens de gedragscode Flora- en faunawet van de waterschappen. Indien nodig, voert de opdrachtnemer de vereiste documentatie en incidentregistratie uit.
22
4 Beheerpakketten In dit beheer- en onderhoudsplan is voor het gedifferentieerd onderhoud een aantal beheerpakketten onderscheiden. Beheerpakketten zijn verschillende vormen van beheer die kunnen worden toegepast bij het onderhoud aan een watergang. Hoe deze tot stand zijn gekomen en welke worden onderscheiden is in dit hoofdstuk beschreven.
4.1 Werkwijze Uitgangspunt is het bestaande maaibeleid uit 2006 van het waterschap. Door middel van een interne inventarisatie is gekeken wat er binnen het eigen waterschap al gebeurt aan natuurvriendelijk onderhoud en tot hoever het werken conform de gedragscode Flora- en faunawet ingebed is. Daarnaast is een externe inventarisatie gedaan bij buurwaterschappen om te kijken hoe zij te werk gaan. Er zijn vervolgens twee proefgebieden gekozen namelijk het Hoeksmeergebied en Oude Riet. Voor deze twee gebieden zijn ecologische streefbeelden opgesteld en is de ruimte in de hydrologie bepaald. Op basis van deze proef is een methodiek bepaald voor het gehele beheergebied. Voor het opstellen van beheertypen zijn de ecologische indeling van het beheergebied van Noorderzijlvest en een aantal hydrologische randvoorwaarden het uitgangspunt geweest. Deze worden hieronder toegelicht. De methodiek voor het gehele beheergebied is in dit beleidsplan vastgelegd en in het maaiseizoen van 2014 getoetst in de praktijk. Dit maaiseizoen is geëvalueerd. Hieruit blijkt dat er geen specifieke aanleiding is om het conceptbeleid bij te stellen. Op basis van de monitoring (zie hoofdstuk 6) zullen de komende jaren eventueel aanpassingen plaatsvinden in de uitvoering. Het beleidskader zal op het moment dat de huidige gedragscode wordt herzien getoetst worden aan de nieuwe gedragscode en vindt eventueel aanpassing in het beleid plaats. Ecologische gebiedsindeling Op basis van verspreidingskaarten van bodemsoort, hoogteligging, hydrologie, landgebruik en verspreiding van vegetatie en fauna is een indeling gemaakt in landschapsecologische eenheden. Dit houdt in dat er binnen de omgrensde gebieden een hoge mate van gelijkheid is en dat het omgrensde gebied voldoende anders is dan de overige gebieden.
23
Figuur 6: landschapsecologische gebiedsindeling beheergebied Noorderzijlvest
Uit de analyse blijkt dat er gebieden zijn met bijzondere natuurwaarden en veel beschermde soorten en gebieden met weinig beschermde soorten. Het Lauwersmeergebied en het beekdalgebied bijvoorbeeld, herbergen veel beschermde soorten, zowel in aantal soorten als aantal individuen. In het noordelijke zeekleigebied komen betrekkelijk weinig beschermde soorten voor. De gebiedsindeling is uitgangspunt geweest bij het toekennen van de gewenste beheerpakketten. Hydrologie Uitgangspunt bij het toekennen van beheerpakketten aan watergangen is het zoeken naar de balans tussen vegetatie ontwikkeling in en de afwateringsfunctie van een watergang, waarbij eventuele overdimensionering wordt gebruikt voor de extensivering van het beheer. Bij de zoektocht naar deze balans wordt rekening gehouden met de lengte en de functie van de desbetreffende watergang, en het grondgebruik van de omgeving. Of er sprake is van overlast en/of schade varieert per locatie en per moment. Zo zullen tijdelijke verhoogde waterstanden in een aanvoerwatergang in een zomerperiode minder (tot geen) wateroverlast geven in vergelijking met verhoogde waterstanden in een watergang met afvoerfunctie in het najaar ten tijde van de oogst.
24
Als minimale ondergrens voor het accepteren van verhoogde waterstand waarbij gesteld kan worden dat er zeker geen sprake is van overlast of schade, is het niveau van de drainagebuizen. In hoeverre waterstanden boven dit niveau overlast dan wel schade opleveren, hangt af van de daadwerkelijk hoogte van de waterstanden, duur, het landgebruik en het moment (jaargetijde) in combinatie met de hydrologische voorgeschiedenis. Door middel van monitoring (zie hoofdstuk 6) zal het effect op het dagelijks waterbeheer in de praktijk worden gevolgd.
4.2 Beheerpakketten Voor het opstellen van beheerpakketten zijn de beheerpakketten uit het maaibeleid uit 2006 als uitgangspunt genomen. Vanwege het streven naar ‘extensiever beheer waar mogelijk’, zijn de intensiefste pakketten (het meerdere keren geheel schonen van de watergangen) uit 2006 vervallen en zijn twee extensieve pakketten toegevoegd. Daarnaast zijn enkele details gewijzigd en algemene regels toegevoegd. Afgezien van de pakketten B1 en C1, zijn de pakketten zo opgesteld, dat er rekening gehouden is met de eisen van beschermde soorten. Sommige soorten hebben echter zulke specifieke eisen, dat er aanvullende maatregelen nodig zijn. Deze soorten staan in hoofdstuk 5 beschreven.
25
Figuur 7: schematische weergave van de beheerpakketten
26
Toelichting per beheerpakket: A1: Dit pakket wordt toegekend aan watergangen die niet heel smal en niet heel breed zijn en waar maar weinig water doorheen hoeft. Voor de zomer wordt alleen het maaipad gemaaid. De onderwatervegetatie en de oevers kunnen zich goed ontwikkelen, zodat er veel ruimte is voor flora en fauna. Na de zomer wordt het maaipad weer gemaaid en ditmaal ook de waterbodem en één talud. Het andere talud gaat begroeid de winter in. Het najaar er op wordt van kant gewisseld en het andere talud gemaaid. Zo blijft de watergang redelijk open, verruigt de oever niet en is er toch voldoende ruimte voor planten en dieren. B1: Dit pakket wordt toegekend aan watergangen die niet heel smal en niet heel breed zijn en waar veel water doorheen moet kunnen. Voor de zomer wordt het maaipad gemaaid. De onderwatervegetatie en de oevers kunnen zich goed ontwikkelen, zodat er ruimte is voor flora en fauna. Na de zomer worden het maaipad, beide taluds en de onderwaterbodem gemaaid. C1: Dit pakket wordt alleen toegekend waar het niet anders kan. Enkele watergangen zijn zo smal en hebben een belangrijke afvoerfunctie, dat er twee keer per jaar volledig geschoond moet worden. Dit heeft ook met materieel te maken. Een maaikorf kan soms niet gebruikt worden, waardoor de maai-hark-combinatie overblijft. Deze schoont waterbodem en een talud in één keer. A2: Dit pakket wordt toegekend aan watergangen die veel breder zijn dan nodig voor de aan- of afvoerfunctie. Voor de zomer wordt alleen het maaipad gemaaid. De onderwatervegetatie en de oevers kunnen zich goed ontwikkelen, zodat er veel ruimte is voor flora en fauna. Na de zomer wordt het maaipad weer gemaaid en ditmaal ook de waterbodem. In jaar 1 gaan beide taluds begroeid de winter in. Het najaar er op (in jaar 2) wordt één van beide taluds gemaaid. Het najaar daarop (jaar 3) wordt van kant gewisseld en het andere talud gemaaid. Op deze manier wordt iedere oever eens in de drie jaar gemaaid, waardoor er zich een rietkraag kan ontwikkelen, die niet verruigt. B2: Dit pakket wordt toegekend aan watergangen die nog redelijk breed zijn voor de hoeveelheid water die er door moet. Voor de zomer wordt alleen het maaipad gemaaid. De onderwatervegetatie en de oevers kunnen zich goed ontwikkelen, zodat er veel ruimte is voor flora en fauna. Na de zomer wordt het maaipad weer gemaaid en ditmaal ook de waterbodem en één talud. Het andere talud gaat begroeid de winter in. Het najaar er op wordt van kant gewisseld en het andere talud gemaaid. Zo blijft de watergang redelijk open, verruigt de oever niet en is er toch voldoende ruimte voor planten en beesten. C2: Dit pakket wordt toegekend aan brede watergangen waar veel water doorheen moet kunnen. Vóór de zomer worden het maaipad en de waterbodem gemaaid. Na de zomer worden het maaipad, de onderwaterbodem en een talud gemaaid. In het najaar erop wordt het andere talud gemaaid. Als niet met de maaiboot gemaaid kan worden, zal een oever wel gemaaid moeten worden vóór de zomer.
27
5 Flora- en faunawet In dit hoofdstuk staat beschreven hoe het waterschap in het beheer invulling geeft aan de Flora- en faunawet. Ook wordt ingegaan op de voor het beheergebied van Noorderzijlvest specifieke soorten en soortgroepen.
5.1 Inleiding Naast het hiervoor geformuleerde algemene beheer, dat voor het gehele beheergebied van Noorderzijlvest geldt, is er soms aangepast beheer noodzakelijk. Dit is het geval als er beschermde soorten voorkomen, waarvan het voortbestaan aangetast zou worden als we het toegekende algemene beheerpakket uit zouden voeren. Het gaat bijvoorbeeld om maairondes in het broedseizoen van vogels, werkzaamheden in het leefgebied van ringslangen, et cetera. In het dagelijks beheer en onderhoud mag de Flora- en faunawet niet overtreden worden. In dit hoofdstuk is per specifiek voor het beheergebied voorkomende soort beschreven hoe aan het beheer invulling is gegeven, rekening houdend met de Floraen faunawet. Dit zijn algemeen geldende principes, opgesteld met de huidige kennis van de verspreiding en kwetsbaarheid van soorten. Als soorten op plekken aangetroffen worden waar ze schade kunnen ondervinden van het geplande beheer, dan wordt daar melding van gemaakt.
5.2 Soorten en soortgroepen Reptielen Reptielen komen in ons beheergebied in principe niet langs watergangen voor, omdat de biotoop niet geschikt is. Rond Veenhuizen komen ringslangen voor, die wel taluds gebruiken om te zonnen. De slangen zullen bij een naderende machine echter vluchten, waardoor er geen schade optreedt. We voeren daarom geen specifiek beheer voor reptielen. Kleine en Grote modderkruiper Alle beheerpakketten, uitgezonderd C1, houden voldoende rekening met overlevingskansen voor de Kleine en Grote modderkruiper. Als pakket C1 toegepast wordt in (potentieel) leefgebied van deze vissen, is een aparte beoordeling van een ecoloog noodzakelijk.
Figuur 8: Kleine modderkruiper( foto: Ravon)
28
Rivierdonderpad In ons beheergebied komt de vis Rivierdonderpad voor. Deze soort houdt zich graag op in en rond steenstort. Aangezien in dergelijke oevers geen maaibeheer wordt gevoerd, houden we geen bijzondere rekening met deze vis. Spindotterbloem Langs het Reitdiep komt in de rietlanden Spindotter voor. Deze rietlanden worden ’s winters gemaaid, wat geen schade oplevert voor de soort. De soort is zelfs gebaat bij dergelijk onderhoud. Waterdrieblad In het Westerkwartier en het Drentse deel van ons beheergebied komt lokaal Waterdrieblad voor. Deze soort kent alleen een knelpunt als beheerpakket C1 toegepast wordt op de groeiplaats. Dit is nergens het geval. Poelkikker en Waterspitsmuis Alle beheerpakketten, uitgezonderd B1 en C1, houden voldoende rekening met overlevingskansen voor de Poelkikker en de Waterspitsmuis. Intensief onderhoud in het leefgebied van deze soorten mag niet. Maaien zal gefaseerd in tijd en ruimte plaats moeten vinden. De plekken waar ons beheer en onderhoud knelpunten oplevert voor de Poelkikker en de Waterspitsmuis, worden apart onderzocht. Hierna wordt advies afgegeven hoe te werk te gaan of ontheffing aan te vragen. Dit is onderdeel van het onder 6.1 beschreven werkproces. Groene glazenmaker en Krabbenscheer De Groene glazenmaker is een strikt beschermde libellensoort, die voor zijn levenscyclus afhankelijk is van de waterplant Krabbenscheer. Krabbenscheer zelf is niet speciaal beschermd. In Zuidwest-Groningen (bv. Peizermaden, Bruilweering, Lettelberterpetten, maar ook elders) liggen belangrijke leefgebieden voor de Groene Glazenmaker. Krabbenscheervegetaties die in dit leefgebied van Groene glazenmaker voorkomen, moeten zeer zorgvuldig behandeld worden. Hiervoor wordt, voorafgaand aan werkzaamheden in wateren waar Krabbenscheer voorkomt, altijd contact gelegd met een ecoloog. Orchideeën en Parnassia In het hele beheergebied is er kans op het voorkomen van orchideeën (figuur 9). Deze beperken zich niet alleen tot het Lauwersmeergebied of schrale graslanden in Drenthe, maar ook in Noord Groningen komen veelvuldig orchideeën voor. Zulke plekken mogen pas vanaf augustus gemaaid worden. Bij beheerpakket C1 en het eerder maaien van maaipaden kunnen er knelpunten ontstaan. Deze groeiplaatsen moeten op dat moment dus ontzien worden, tot augustus.
29
Figuur 9: kans op voorkomen van de rietorchis (bron: NDFF)
Voor de maaipaden in het Lauwersmeergebied stuit dit op een probleem. De waarde van de maaipaden (figuur 10) voor de populaties Orchissen in het Lauwersmeer zullen nader moeten worden onderzocht, zie ook bijlage 1. Dit geldt ook voor Parnassia.
Figuur 10: Rietorchis op een maaipad ( foto: rechts: HMnatuurfotografie)
Broedvogels op maaipaden De maaipaden worden standaard twee keer per jaar gemaaid vanwege veiligheid (zichtbaarheid) en begaanbaarheid. Hierdoor zal er een relatief kortgrazige vegetatie aanwezig zijn. Deze vegetatie is minder interessant als vaste rust- en verblijftijd of broedplek
30
voor vogels. Vogels zullen eerder wat ruigere stukken als talud of rand van het maaipad gebruiken. De kortgrazige vegetatie van het maaipad wordt waarschijnlijk voornamelijk gebruikt als foerageergebied. We kiezen er daarom voor om de maaipaden zonder extra onderzoek te maaien. Alertheid van de chauffeur voor broedgevallen blijft natuurlijk geboden. Broedvogels in talud / rietkragen In vijf van de zes beheerpakketten zullen er geen problemen optreden met broedvogels, omdat daar pas na het broedseizoen gemaaid wordt. In pakket C1 wordt echter al vóór de zomer in juni/juli gemaaid. Er zal in die trajecten rekening gehouden moeten worden met aanwezige broedgevallen. Dit kan door vooraf te analyseren en inventariseren wat er voorkomt. Voorzorg bestaat uit ter zake kundige mensen die alert zijn op het risico en het daar mee omgaan. Zaken worden gedocumenteerd.
5.3 Slecht onderzochte gebieden Het overzicht van beschermde soorten in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) is niet compleet. De vulling van de database is afhankelijk van diverse organisaties die zich bezig houden met de inventarisatie van soorten. Er is geen landelijke of regionale coördinatie die zorgdraagt voor vlakdekkende informatie. Dit leidt er toe dat bepaalde gebieden niet of slecht onderzocht zijn op het voorkomen van beschermde soorten. De verspreidingskaarten uit het NDFF geven dus alleen de aanwezigheid van soorten aan. Als ergens geen stip staat, is er geen garantie dat daar geen beschermde soorten voorkomen. Hier moet in het werk rekening mee gehouden worden. De deskundigen van Noorderzijlvest hebben de onderzoeksvolledigheidskaarten uit het NDFF in combinatie met verspreidingskaarten van beschermde soorten geanalyseerd. De conclusie is dat de werkwijze in dit beleidsdocument slechts een klein risico met zich mee brengt op het aantasten van beschermde soorten. Dit risico wordt geminimaliseerd door de komende jaren goed gegevens vast te leggen, incidenten vast te leggen, te rapporteren en te analyseren en door te zorgen voor een goed werkproces van kennis en beleid naar uitvoering.
5.4 Voorzorgsmaatregelen Zoals in voorgaande kopjes beschreven, zijn er in bepaalde gevallen voorzorgsmaatregelen nodig. Om in het veld zorgvuldig te kunnen handelen, is een veldgids gemaakt met werkprotocollen en soortkaarten van beschermde dieren en planten in het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest.
31
Figuur 11: voorkant van de veldgids
Naast het uitdenken en nemen van voorzorgsmaatregelen, is het van belang dat deze ook gedocumenteerd worden. Handhavende instanties kunnen hier naar vragen. Voor het documenteren is een formulier beschikbaar. Zo wordt alle relevante informatie op een gestructureerde manier verzameld. Deze kan ook gebruikt worden voor interne evaluatie.
5.5 Incidenten Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Ondanks dat de voorbereiding en de uitvoering van het werk zorgvuldig gebeuren, kan het voorkomen dat beschermde soorten worden verstoord. Voorkomende incidenten moeten direct gemeld worden, indien er nog herstel- of noodmaatregelen mogelijk zijn. In ieder geval wordt het incident geregistreerd door een formulier, waarop melding wordt gemaakt van welke soort het betreft, de aard van het incident en hoe er vervolgens gehandeld is. De incidentformulieren worden centraal verzameld en jaarlijks gerapporteerd. Samen met de formulieren van de voorzorgsmaatregelen, kunnen deze gebruikt worden voor interne evaluatie.
32
5.6 Zorgplicht Naast specifieke bescherming voor zeldzame of kwetsbare soorten, is er een algemene zorgplicht in de Flora- en faunawet opgenomen. Deze geldt voor alle in het wild levende dieren en planten. Deze zorgplicht houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is deze handelingen achterwege te laten of schade te minimaliseren.
5.7 Exoten In het beheergebied van Noorderzijlvest komen enkele invasieve exoten voor. Het vóórkomen van deze soorten is reden om af te wijken van de toegekende pakketten. Grote waternavel (figuur 12) bijvoorbeeld, breidt zich zo snel uit, dat snel handelen noodzakelijk kan zijn. Hoe Noorderzijlvest precies omgaat met exoten wordt vastgelegd in een op te stellen beleidsnotitie exoten.
Figuur 12: Grote waternavel
33
6 Van beleid naar uitvoering In dit hoofdstuk is het proces om te komen van beleid naar uitvoering beschreven. Waarbij de monitoring en de methodiek om te komen tot een maaikaart zijn toegelicht.
6.1 Organisatie en planning De organisatie van de verdere uitwerking en implementatie van het gedifferentieerd onderhoud berust bij de districten van het proces Watersysteembeheer en waterveiligheid. Voor het beleidsdeel, de monitoring, de Flora- en faunawet en de communicatie en voorlichting zijn de beleidsmedewerkers van hetzelfde proces beschikbaar. Volgens het principe van Plan-Do-Check-Act zal in het winterseizoen (tussen november en maart) het werk van het afgelopen maaiseizoen worden geëvalueerd. Deze evaluatie vindt plaats aan de hand van de monitoring en eventuele werksessies met betrokken medewerkers. De resultaten van de evaluatie vormen de input voor de maaikaarten van het nieuwe maaiseizoen. Dit beleidsplan is dan ook geen eindpunt. Er is sprake van een doorgaand proces om het maaibeleid van het waterschap te optimaliseren.
6.2 Maaikaarten De beheerpakketten worden door de medewerkers in de buitendienst (uitvoerders, chauffeurs en peilregelaars) en hun teamleider toegekend aan alle te maaien watergangen. Hiervoor is in 2014 in ieder district een werksessie georganiseerd. De sessie startte met een presentatie waarin het waarom en het hoe toegelicht werden. Beschikbaar waren: kaarten met daarop de watergangen, geclassificeerd in 3 breedtes; gebiedsbeschrijving; beheerpakketten. Naast deze papieren kennis, is er gebruik gemaakt van gebiedskennis: hoeveel water moet er door de watergang kunnen, problemen met woekerende waterplanten, et cetera. Uitgangspunt bij het kiezen van de beheerpakketten was: extensief, tenzij het intensief moet. Het resultaat van deze werkwijze is per district een kaart met een overzicht van welke watergang met welk pakket onderhouden wordt; kortom: een maaikaart. In figuur 13 is een voorbeeld van een maaikaart gegeven.
34
Figuur 13: voorbeeld maaikaart
6.3 Uitvoering De uitvoering van het nieuwe beleid kan meer controle in het veld betekenen. De peilregelaars en de onderhoudsmensen zijn de oren en de ogen in het veld. Als de doorstroming in gevaar komt kan op ad- hoc basis ingegrepen moeten worden. Dit ter beoordeling van de teamleider, eventueel in overleg met de ecologen en hydrologen. De taak als toezichthouder op het werk van aannemers zal veranderen. Bij de aanbesteding zal duidelijk gecommuniceerd moeten worden over het nieuwe beleid en de beheertypen. Tijdens de uitvoering zal gecontroleerd moeten worden of de aannemer het werk conform afspraak uitvoert.
6.4 Monitoring De monitoring wordt ingevuld aan de hand van de onderstaande vragen.
Waarom monitoren? We willen weten wat de effecten van het nieuwe maaibeleid zijn. Zo kunnen we verantwoorden wat we doen en eventueel verbeteringen in de praktijk aanbrengen.
35
Wat willen we weten? 1. Wat is het effect van dit maaibeleid op het dagelijkse peilbeheer? (Wat is de relatie tussen plantengroei en opstuwing in een watergang?) 2. Wat is het effect van het nieuwe maaibeleid op het landschapsbeeld? 3. Leidt het nieuwe maaibeleid tot betere ecologische kwaliteit? (relatie KRW-maatlat). 4. Ontstaan er meer of minder klachten van ingelanden door ander maaibeheer? 5. Wat zijn de ervaringen van medewerkers (zicht, veiligheid) met het nieuwe maaibeleid? 6. Hoe loopt het werkproces inzake Flora- en faunawetgeving?
Hoe gaan we die vraag beantwoorden? 1. Ervaringen van peilregelaar en peilbeheerder worden vastgelegd. Zij hebben voldoende ervaring, kennis en inzicht om de vraag goed te kunnen beantwoorden. 2. Op enkele gekozen plekken maken we foto's. Foto's op vaste plekken geven goed de landschapsstructuur weer. Door in de tijd vaker op dezelfde plek te komen, kunnen veranderingen bepaald worden.
Figuur 14: monitoring a.d.h. van beelden
3. Wij hebben een regulier meetnet ecologie. Daarnaast hebben we een roulerend meetnet met punten waar de ecologische situatie bepaald wordt. Deze punten zijn representatief gekozen. Wij verwachten met dit meetnet kwaliteitsverandering te kunnen bepalen. 4. We gaan het beeld bij de peilregelaars, uitvoerders en teamleiders inventariseren, omdat bij hen de meeste klachten direct in het veld binnenkomen. 5. Periodiek bespreken in de projectgroep beheer- en onderhoudsplan watersystemen. 6. Periodiek bespreken in de projectgroep beheer- en onderhoudsplan watersystemen.
36
6.5 Communicatie en voorlichting Communicatie vindt plaats volgens een communicatieplan. Waarbij gericht op de verschillende stakeholders intern en extern een communicatie middel wordt ingezet. Het gaat hierbij om workshops voor de directe collega’s, lunchbijeenkomsten, website, nieuwsbrieven, gerichte brieven aan stakeholders, bestuursvoorstellen en gesprekken.
Figuur 14: toelichting vernieuwde maaibeleid bij ANV Wierde & Dijk ( Foto: Wierde & Dijk)
In de dagelijks praktijk blijven wij in gesprek met onze partners en ingelanden over het vernieuwde maaibeleid.
37
7 Bijlage
38
Bijlage 1: Lauwersmeer
Op de maaipaden in het Lauwersmeergebied groeien op verschillende plekken orchideeën. Dit is zo frequent, dat het ondoenlijk is om ieder exemplaar te ontzien bij een maaibeurt in het voorjaar of in de zomer. In de graslanden en bermen in het Lauwersmeergebied zijn orchideeën vrij algemeen. Het is daarom de vraag wat de waarde van de exemplaren op de maaipaden is voor het voortbestaan van de populatie in het Lauwersmeer. Voor Parnassia geldt een vergelijkbare vraag. Er zal een plan van aanpak worden opgesteld. Hiervoor gaat het waterschap in overleg met de gebiedspartners, Staatsbosbeheer en het Ministerie van Defensie. Het plan zal voorgelegd worden aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, als bestuurlijke handhavingsorganisatie. Dit om de haalbaarheid te toetsen. Vervolgens zal o.a. een inventarisatie van de orchideeën op de maaipaden worden uitgevoerd. Deze informatie kan gecombineerd worden met de gegevens van de graslanden. Ook zal gemotiveerd moeten worden waarom het waterschap in het Lauwersmeer wil afwijken van de gedragscode. Het alternatief beheer zal moeten worden toegelicht. Een ecologisch adviesbureau kan vervolgens de waarde van de maaipaden voor de populatie bepalen. Deze informatie, samen met de noodzaak tot maaien, jurisprudentie op dit gebied en de functie van het gebied kunnen als argumentatie dienen bij een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet. Bij voorkeur geldt zo’n ontheffing voor meerdere jaren, in vergelijkbare periode als de houdbaarheid van het beheer- en onderhoudsplan watersystemen.
39