Cliëntondersteuning Een handreiking over de mogelijkheden van samenwerking tussen MEE en gemeenten bij cliëntondersteuning
Cliëntondersteuning
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
2
Cliëntondersteuning: rol gemeente en MEE
4
2.1
Wat is cliëntondersteuning?
4
2.2
Rolverdeling gemeente en MEE
6
2.3
Financiering van cliëntondersteuning
8
3
Afspraken maken tussen MEE en gemeente
10
3.1
Overleg
10
3.2
Afspraken
11
3.3
Adviezen om tot een goede samenwerking te komen
12
3.4
Waarover kunnen afspraken worden gemaakt?
14
3.5
Overeenkomst
20
Bijlage 1
Voorbeelden MEE en gemeenten
21
Bijlage 2
Werkgebieden MEE-organisaties
24
Bijlage 3
Contactpersonen MEE
27
Bijlage 4
Gespreksformat MEE en gemeenten
36
1
Inleiding
p verschillende plaatsen in het land werken organisaties en gemeenten op een inspirerende manier O samen. Dit gebeurt vanuit een gezamenlijk doel: cliënten op een snelle en integrale manier onder steuning bieden bij de aanpak van problemen. MEE biedt die ondersteuning aan mensen met een beperking. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn gemeenten verantwoordelijk voor cliëntondersteuning. MEE-organisaties worden nog gesubsidieerd vanuit de AWBZ. 2008 geeft MEE-organisaties en gemeenten een nieuwe impuls voor die samenwerking, omdat in de subsidievoorwaarden voor MEE is afgesproken dat de MEE-organisaties met álle gemeenten overleggen over samenwerking. Op basis hiervan maken de MEE-organisatie en de gemeente afspraken over hoe de MEE-activiteiten een bijdrage leveren aan het gemeentelijke beleid. Voor 1 mei 2008 moeten de MEE-organisaties en gemeenten een schriftelijke overeenkomst ondertekenen waarin de uitkomsten staan van hun overleg.
Wmo
et de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn gemeenten verantwoordelijk voor M cliëntondersteuning. Deze wet is op 1 januari 2007 ingegaan. De Wmo is een brede participatiewet met als doel om zo veel mogelijk mensen te laten meedoen aan de samenleving. Veel burgers kunnen op eigen kracht participeren en anderen ondersteunen. Maar er zijn ook burgers die een steuntje in de rug nodig hebben om goed mee te doen aan de samenleving. En er is een groep burgers die zelfs met een steuntje in de rug aan de kant dreigt te blijven staan. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. In de wet staan de velden waarop een gemeente in ieder geval moet presteren om samenhangend beleid te organiseren. Een van die prestatievelden is het bieden van informatie en advies en cliëntondersteuning.
MEE
EE helpt mensen zodat zij hun zelfstandigheid kunnen behouden en, net als iedereen, kunnen M deelnemen aan het maatschappelijke leven. MEE richt zich op mensen of de omgeving van mensen met een verstandelijke beperking, een lichamelijke beperking, een zintuiglijke beperking en mensen met een stoornis in het autistisch spectrum. MEE- organisaties zijn in 2004 voortgekomen uit de voormalige Sociaal-Pedagogische diensten. In hoofdstuk 2 wordt MEE uitgebreider aan u voorgesteld.
Visie van de staatssecretaris
ede door de komst van de Wmo kregen gemeenten en de MEE-organisaties de afgelopen jaren steeds M meer met elkaar te maken. De gemeente als regisseur op het terrein van cliëntondersteuning en MEE als de aanbieder voor een aantal doelgroepen. De visie van de staatssecretaris op cliëntondersteuning in de Wmo is dat een cliënt er baat bij heeft dat cliëntondersteuning op lokaal niveau wordt georganiseerd. De doelstellingen van cliëntondersteuning (het bevorderen van maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid), kunnen op dat niveau, dicht bij de burger, het best op maat worden ingevuld1. Daarom wil zij daar de samenwerking bevorderen.
Doel handreiking
r zijn volop kansen om cliëntondersteuning op lokaal niveau te organiseren. Doel van de gemeente E is dat iedereen die dat nodig heeft cliëntondersteuning ontvangt. Samenwerking met MEE is een belangrijk middel om dat doel te kunnen bereiken. In deze handreiking staat hoe MEE-organisaties en gemeenten kunnen samenwerken. De MEE-organisatie en de gemeente kunnen dit gebruiken voor hun overleg. Voor een aantal is samenwerken vertrouwd, voor een aantal is dit nieuw. Sommige zullen de bestaande afspraken willen verdiepen en verfijnen, andere verkennen eerst wat de mogelijkheden zijn. Maar voor alle MEE-organisaties en gemeenten staan de vraag en ondersteuningsbehoefte van een cliënt voorop. Daar kunnen alle partijen elkaar op vinden. Dat maakt samenwerking een enthousiasmerend en inspirerend traject.
1
Tweede voortgangsrapportage Wmo, DMO/WMO-2793797, 26 september 2007.
Cliëntondersteuning
Leeswijzer
oofdstuk 2 geeft een overzicht van wat cliëntondersteuning inhoudt, de rol van H de gemeente en de positie van MEE. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het overleg en de mogelijkheden van samenwerking. De bijlagen bevatten een overzicht van voorbeelden, de werkgebieden en contactgegevens van MEE-afdelingen en een voorbeeld van het gespreksformat.
Zes tips van wethouder Lenie Scholten (gemeente Nijmegen) aan gemeenten 1. Maak prestatieveld 3 tot de kern van de Wmo. 2. Schakel cliënten in op alle aspecten, betrek hen overal bij. 3. Beschouw het loket als netwerkorganisatie. 4. Erken de diversiteit van de doelgroep en ook je eigen tekortkomingen als gemeente in de kennis daarover. 5. Zorg voor een onafhankelijk ondersteuningsaanbod.
6. Erken de beperkingen van de doelgroep, niet iedereen kan omgaan met papieren of internet.
Zes tips van Kees Korthals (directeur MEE Nederland) aan MEE-organisaties 1. Zet cliëntondersteuning breder in dan alleen in prestatieveld 3. 2. Gebruik de MEE-expertise m.b.t. mensen met een beperking ter ondersteuning van het formuleren van gemeentebeleid. 3. Maak met de gemeenten ook afspraken over de inzet van de sociale kaart. 4. Zet je signaleringsfunctie in om gemeentebeleid te optimaliseren. 5. Zorg voor een gemeenschappelijke taal tussen gemeenten en MEE (afstemming problematiek van gemeenten met de dienstverlening van MEE). 6. Sta open voor aanvullende verzoeken van gemeenten, maar wel met inachtneming van je kerntaak: cliëntondersteuning aan mensen met een beperking.
2
Cliëntondersteuning: rol gemeente en MEE
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op wat cliëntondersteuning is (2.1) en de rolverdeling tussen gemeenten en MEE (2.2).
2.1
Wat is cliëntondersteuning?
In de Wmo staan de burger en zijn of haar vraag centraal. De meeste mensen zijn in staat om zelf hun problemen op te pakken. De overheid moet ervoor zorgen dat ze beschikt over informatie over activiteiten die daarbij helpen. Dat is de reden dat de gemeente in de Wmo de verantwoordelijkheid heeft voor het leveren van informatie en advies. Het idee is dat deze op één plek gemakkelijk te vinden is: dit is vaak het Wmo-loket. Sommige burgers zijn niet of beperkt zelfredzaam. De reguliere advies- en informatiefunctie voldoet niet voor hen. Een burger kan informatie en advies als zo complex ervaren, dat hij niet weet hoe daarmee om te gaan. Dit is vaak het geval als er verschillende problemen tegelijk spelen: bijvoorbeeld werkloosheid, lage taal vaardigheid, lichamelijke beperking, verstandelijke beperking en depressie. Voor hen is het moeilijk om voor zichzelf de problemen in beeld te brengen. Daarnaast zijn er burgers met weinig sociale competenties. Zij vinden het moeilijk om te onderzoeken waar informatie en advies is of de drempel voor zo’n plek is voor hen te hoog. Als er op een plek een vraag wordt gesteld, dan ligt daar weer een vraag achter die zijzelf nog niet hebben onderkend. Het gaat dus om burgers in een kwetsbare positie, omdat het risico bestaat dat de problemen erger worden en dat er problemen bij komen, zoals schulden. Voor deze mensen is cliëntondersteuning belangrijk.
Margriet en Hans hebben beiden een lichte verstandelijke beperking. Zij zijn getrouwd en hebben twee kinderen. De dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen, gevoegd bij het regelen van het huishouden, confronteert het stel regelmatig met situaties die zij zelfstandig niet kunnen bolwerken. De financiële situatie is zorgelijk. De buren klagen over overlast. Dankzij de professionele ondersteuning van MEE, die in geval van nood snel ter plekke is, kunnen de problemen tot nu toe telkens weer opgelost worden. Zodoende kan het gezin bij elkaar blijven en kon uithuisplaatsing van de kinderen worden voorkomen.
Bron: Doet uw gemeente MEE? Brochure van MEE Nederland
liëntondersteuning gaat verder dan het leveren van informatie en advies. De cliënt C wordt ondersteund bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. In de brochure ‘Cliëntondersteuning. Wat houdt dat in?’2 staat het als volgt omschreven: Kwetsbare burgers kunnen ondersteuning nodig hebben om hun probleem of vraag te kunnen verwoorden, de mogelijke oplossingen op een rijtje te zetten en een keuze te maken uit alle mogelijkheden.
et ministerie van VWS gebruikt voor cliëntondersteuning de volgende definitie: H Onder ‘cliëntondersteuning’ wordt verstaan de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning heeft de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel teneinde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Het kan informatie en advies, maar vooral ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen omvatten3. 2 Begemann,
C., Leur, J. van, Meije, D. (2006), ‘Cliëntondersteuning. Wat houdt dat in?’, Den Haag, Implementatiebureau Wmo 3 www.invoeringwmo.nl
Cliëntondersteuning
e ondersteuning is zo toegankelijk mogelijk. Dat betekent: laagdrempelig, vraag D gericht, onafhankelijk, continu, deskundig en lokaal ingebed. Wat betreft de aard van de ondersteuning wordt onderscheid gemaakt tussen individuele en collectieve ondersteuning. Bij individuele ondersteuning gaat het om de hulp die wordt verstrekt aan individuele cliënten. Bijvoorbeeld het doorverwijzen van iemand met een verslavings probleem naar een organisatie die hem daarbij kan helpen. Of helpen bij het indienen van een aanvraag voor bijzondere bijstand. Bij collectieve ondersteuning gaat het bijvoorbeeld om het geven van cursussen aan groepen, of het vormgeven van een lokaal signaleringsnetwerk voor mensen die baat hebben bij cliëntondersteuning.
Individuele en collectieve ondersteuning
Individuele ondersteuning
• Informatie en adviesverstrekking. • Vraagverheldering. • Bemiddelen en verwijzen. • Kortdurende en kortcyclische ondersteuning. • Ondersteuning bij crisis. • Monitoring en evaluatie externe dienstverlening. • Hulp bij klachten, bezwaar en beroep. Collectieve ondersteuning
• Faciliteren van lotgenotencontact. • Geven van voorlichting en cursussen in groepen. • (Beleids)signalering. • Maatschappelijke activering. • Integrale netwerkopbouw.
Bron: Begemann, C., Leur, J. van, Meije, D. (2006), ‘Cliëntondersteuning. Wat houdt dat in?’, Den Haag, Implementatiebureau Wmo
wetsbare burgers kunnen een beperking hebben waardoor zij op verschillende K terreinen tegen problemen aanlopen. Andere kwetsbare burgers hebben te maken met een opeenstapeling van problemen. Daarbinnen zijn er groepen die vanwege hun specifieke problematiek een specifieke expertise en aanpak nodig hebben. Het is niet gemakkelijk om doelgroepen te definiëren. Mensen hebben te maken met verschillende soorten problemen en soms is het juist de combinatie die maakt dat iemand een extra steuntje in de rug nodig heeft. Het gaat om mensen die te maken hebben met (een combinatie van): (chronische) psychische problemen, een verstandelijke beperking, psychosociale of materiële problemen, lichamelijke beperkingen en mensen die mantelzorg verlenen4.
Tip: Geef door samenwerking de integrale aanpak van cliëntondersteuning een stimulans. 4 In
Begemann, C., Leur, J. van, Meije, D. (2006), ‘Cliëntondersteuning. Wat houdt dat in?’ (Den Haag, Implementatiebureau Wmo) worden deze groepen verder beschreven.
2.2
Rolverdeling gemeente en MEE
Gemeente
emeenten zijn door de Wmo verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning. Maatschappelijke G ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk en mantelzorg, maar ook met goede informatie en advies, cliëntondersteuning, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp. In het Wmo-beleidsplan beschrijft de gemeente hoe zij dit voor zich ziet en wat de doelstellingen zijn. Het plan moet in 2007 zijn opgesteld.
e gemeente is in het kader van prestatieveld 3 verantwoordelijk voor cliëntondersteuning. Dat houdt D in dat zij moet zorgen voor samenhang in het aanbod aan kwetsbare burgers. Zij brengt de partijen samen om ervoor te zorgen dat zij een gemeenschappelijke visie hebben, samenwerken en het werk afstemmen én om hen te motiveren. Dat doet zij door een beeld te geven van hoe zij cliënt ondersteuning georganiseerd wil zien.
ip: Gemeenten, neem uw visie op cliëntondersteuning op in uw Wmo-beleidsplan en bepaal T uw strategie.
emeenten hebben ook een taak als financier van delen van cliëntondersteuning. Daarmee kunnen G zij direct sturen op dit terrein. Het gaat om voorzieningen die gemeenten al jarenlang bieden, zoals ouderenwerk, algemeen maatschappelijk werk en sociaal raadsliedenwerk. Over de MEEorganisatie heeft een gemeente geen directe zeggenschap.
MEE
EE helpt mensen zodat zij hun zelfstandigheid kunnen behouden en zo gewoon mogelijk kunnen M deelnemen aan het maatschappelijke leven. MEE richt zich op mensen of de omgeving van mensen met een verstandelijke beperking, een lichamelijke beperking, een zintuiglijke beperking en mensen met een stoornis in het autistisch spectrum. Dit kan al dan niet het gevolg zijn van een chronische ziekte.
e ondersteuning die MEE biedt, verschilt van persoon tot persoon. Globaal richt MEE zich op vijf D vormen van ondersteuning: informeren, keuze begeleiden, activeren, inspringen en betrekken van derden. Deze zijn onderverdeeld in dertien soorten diensten (zie figuur).
Cliëntondersteuning
Figuur 1 Individuele ondersteuning MEE
Bron: ‘Raad en daad bij het leven met een beperking’, www.mee.nl
Vaak gaat het om het verstrekken van informatie en advies, bijvoorbeeld over regelingen of over leven met een beperking. Veel mensen komen bij MEE omdat ze moeite hebben met het maken van keuzen. Die hebben te maken hebben met de regie over het eigen leven: ‘Hoe wil ik wonen?’, ‘Hoe vind ik vrienden?’. MEE helpt mensen om deze vragen te beantwoorden. Ook helpt MEE mensen om deze wensen te realiseren, hier gaat het om activering. MEE gaat met de cliënt aan de slag om bijvoorbeeld geschikt werk of een geschikte school te vinden. Om te kunnen werken of leren is soms eerst sociaalemotionele ondersteuning of training van praktische vaardigheden nodig, ook hier kan de organisatie cliënten mee helpen. MEE helpt ook bij de aanvraag van bijvoorbeeld gehandicapten voorzieningen. Soms is in crisissituaties acuut ingrijpen nodig. MEE kan dan inspringen om problemen te voorkomen. Tot slot ondersteunt MEE cliënten- en ouderenorganisaties bij hun belangenbehartiging. Cliënten leggen direct contact met MEE of komen via een doorverwijzing door een andere organisatie (zoals huisartsen, scholen of consultatiebureaus) bij MEE terecht. Afhankelijk van de situatie en behoeften van de cliënt is dat contact telefonisch, via internet, op de MEE-vestiging of bij de cliënt thuis. Voor de dienstverlening door MEE is geen indicatie vereist en de diensten zijn kosteloos voor de cliënt.
aast de individuele dienstverlening biedt MEE ook collectieve ondersteuning. N Collectieve ondersteuning van MEE bestaat uit drie onderdelen: informatievoorziening en voorlichting Deze collectieve taak richt zich op het vergaren, toegankelijk maken en beschikbaar stellen van informatie als onderdeel van algemene publieksvoorlichting. Bijvoorbeeld voorlichting over leven met een beperking voor mensen met een handicap of chronische ziekte en hun omgeving; signalering van relevante ontwikkelingen en belemmeringen Door de vele cliëntcontacten is MEE goed op de hoogte van wat er leeft en speelt. Daarom is MEE goed in staat belangrijke feiten en trends met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie te signaleren. Zo kan MEE nuttige informatie leveren voor gemeenten en organisaties die zich inzetten voor maatschappelijke participatie;
• •
•
ip: MEE heeft voor gemeenten informatie over de lokale situatie van mensen met een handicap T of chronische ziekte.
EE-organisaties kunnen op verzoek zogenaamde plustaken uitvoeren. Deze taken vallen niet onder M de AWBZ-subsidieregeling en worden separaat gefinancierd door de aanvrager. Enkele voorbeelden zijn: schoolmaatschappelijk werk/begeleiding op school, cursussen en trainingen voor stakeholders (scholen, kinderopvang, buurthuizen, zorgaanbieders e.d.) en werving van vrijwilligers.
Tip: Bedenk hoe MEE-activiteiten passen in het gemeentelijke beleid.
MEE ondersteunde in 2006 ongeveer 91.200 mensen. Daarnaast hadden ruim 60.000 mensen een korte informatievraag.
MEE-organisaties zijn regionaal georganiseerd. In Nederland zijn er 23 MEE-organisaties en 70 MEE-vestigingen. MEE-organisaties hebben zodoende een werkgebied waar meerdere gemeenten onder vallen, variërend van 4 tot 53 gemeenten.
EE-organisaties worden bekostigd op basis van een AWBZ-subsidieregeling. Voor deze subsidie voert M MEE zowel individuele dienstverlening als collectieve taken uit. Daarnaast krijgt MEE jaarlijks een bedrag voor de coördinatie van het project integrale vroeghulp. Het totale budget van MEE is circa € 162 miljoen (2006). Hiervan is 82% beschikbaar voor individuele dienstverlening en 18% voor de collectieve taken. Over de financiering van cliëntondersteuning in de toekomst neemt de staats secretaris in 2008 een beslissing.
2.3
Financiering van cliëntondersteuning
e financiering van de verschillende onderdelen van cliëntondersteuning is verschillend geregeld. D We kunnen drie componenten van de cliëntondersteuning onderscheiden:
a ) Gemeenten financieren al een tijd verschillende vormen van cliëntondersteuning, zoals ouderenwerk, algemeen maatschappelijk werk en sociaal raadsliedenwerk. De middelen hiervoor kunnen geacht worden reeds deel uit te maken van het Gemeentefonds.
) De MEE-organisaties worden vanuit de AWBZ gefinancierd. Er is niet voor gekozen om in 2007 en b 2008 de financiering van de MEE-organisaties over te hevelen naar de gemeenten. De staatssecretaris gaat in 2008, nadat zij het SER-advies heeft ontvangen over de toekomst van de AWBZ en Wmo, een besluit nemen over eventuele overheveling van de middelen. Om samenwerking te bevorderen neemt de staatssecretaris met ingang van 2008 in de AWBZ-subsidieregeling voor MEE-organisaties voorwaarden op over de samenwerking tussen de MEE-organisaties en gemeenten. De voorwaarden hebben de volgende doelen5: integrale cliëntondersteuning voor alle doelgroepen op lokaal niveau bevorderen, inclusief de doelgroep van mensen met een GGZ-achtergrond; gemeenten in staat stellen hun regieverantwoordelijkheid voor cliëntondersteuning ook voor de MEE-doelgroepen waar te maken; MEE-organisaties inpassen in de lokale structuren met inachtneming van de bovenregionale structuren. De subsidievoorwaarden leggen de MEE -organisatie op om een schriftelijke overeenkomst te sluiten en naar het CVZ op te sturen, waarin de uitkomsten staan van het overleg tussen een MEE-organisatie en een gemeente.
aatschappelijke activering en integratie m MEE investeert in relatiebeheer en netwerkopbouw op lokaal/regionaal niveau met alle relevante instellingen. Een goed netwerk tussen organisaties bevordert namelijk de mogelijkheden voor integratie en participatie van hun doelgroep.
• • •
5 De
gehele tekst van de subsidievoorwaarden van MEE kunt u lezen op www.invoeringwmo.nl
Cliëntondersteuning
c ) De cliëntondersteuning voor de GGZ-doelgroep werd deels via de GGZ-steunpunten gefinancierd uit de AWBZ op basis van de Zorgvernieuwingsprojecten GGZ. Deze middelen zijn in 2007 naar gemeenten overgegaan en werden verdeeld volgens de historische verdeling van het jaar 2004. De hoogte van het budget betreft het ijkjaar 2005. In 2008 gebeurt dit volgens objectieve maatstaven.
3
Afspraken maken tussen MEE en gemeente
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe MEE-organisaties en gemeenten met elkaar de afspraken kunnen maken zoals die in de nieuwe subsidievoorwaarden voor de MEE6 zijn voorgeschreven. Daarvoor is het belangrijk om van tevoren te bepalen hoe de samenwerking al is. Veel MEE-organisaties en gemeenten werken al samen. Als dat niet het geval is, neemt de MEE-organisatie het initiatief. Maar een gemeente mag natuurlijk altijd zelf het initiatief nemen! De manier waarop de gemeente en de MEE-organisatie met elkaar omgaan, is belangrijk voor het maken van afspraken. Hiervoor is in dit hoofdstuk een aantal adviezen opgenomen. Paragraaf 3.1 geeft informatie over het te voeren overleg tussen gemeenten en MEE, 3.2 gaat in op de verschillende soorten afspraken die er gemaakt kunnen worden. Paragraaf 3.3 bevat adviezen om tot een goede samenwerking te komen en paragraaf 3.4 geeft een reeks thema’s waarover afspraken kunnen worden gemaakt.
3.1
Overleg
et ministerie van VWS, MEE Nederland en de VNG hebben een format ontwikkeld dat handvatten H geeft voor het voeren van overleg en het maken van afspraken. Het format bevat de volgende onderdelen: 1. beleid 2. invulling 3. overige onderwerpen In de bijlagen is dit format opgenomen. Het overleg hoeft zich zeker niet tot deze onderwerpen te beperken. Ook onderwerpen op andere prestatievelden kunnen aan de orde komen.
Tip: Gebruik het format
et overleg tussen de MEE-organisatie en de gemeente kan op verschillende manieren plaatsvinden. H Namens de MEE-organisatie zal meestal de regiomanager het woord voeren. Gemeenten zijn verschillend georganiseerd. Dat betekent dat het per gemeente verschilt wie de gesprekspartner is van de MEE-organisatie. Als eerste hangt het af van de onderwerpen die worden besproken. Voor het onderdeel ‘beleid’ zal het gesprek vaak plaatsvinden met de wethouder. Voor de onderwerpen ‘invulling’ en ‘overige onderwerpen’ is de gesprekspartner vaak de verantwoordelijke ambtenaar. Maar wie in een gemeente de verantwoordelijke ambtenaar is, kan ook verschillen. In kleine gemeenten is dat vaak het duidelijkst, namelijk de ambtenaar die de Wmo in zijn of haar pakket heeft. Het kan ook zo zijn dat gemeenten een deel van de verantwoordelijkheid hebben doorgeschoven naar een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Dan kan er met één persoon worden gesproken. Bij grotere gemeenten kunnen verschillende personen met MEE te maken hebben. Zo kan er een coördinator Wmo zijn en beleidsmedewerkers loket, jeugd en OGGZ. Het is het handigst om via de persoon die het overzicht heeft erachter te komen met wie er moet worden gesproken. Dus via de coördinator, het afdelings- of teamhoofd.
6 De
10
gehele tekst van de subsidievoorwaarden van MEE kunt u lezen op www.invoeringwmo.nl
Cliëntondersteuning
Voorbeeld gesprek in 4 stappen 1. Met elkaar in contact komen Regiomanager MEE legt contact met Wmo-coördinator gemeente. 2. Bepalen agenda deelnemers Regiomanager en Wmo-coördinator bepalen, met behulp van format, de agenda van het overleg en kijken wie aan het overleg moeten deelnemen. 3. Het overleg Afhankelijk van de lokale situatie kan het overleg plaatsvinden in aanwezigheid van de wethouder. 4. Afspraken Uitkomsten van het overleg worden vastgelegd in een overeenkomst, ondertekend door MEE en de gemeente. De overeenkomst wordt opgestuurd naar het CVZ.
3.2
Afspraken
Het doel van het overleg is om tot samenwerkingsafspraken te komen tussen de MEE-organisatie en de gemeente. Dit kan op drie manieren:
Intentieovereenkomst of convenant Door middel van een intentieovereenkomst of convenant kunnen de MEE-organisatie en de gemeente (en mogelijk andere partijen) afspreken dat zij het samen eens zijn over het beleid, de doelstellingen en/of de aanpak van cliëntondersteuning of onderdelen daarvan. Bij deze vormen worden geen concrete resultaten afgesproken waarop de partijen elkaar kunnen afrekenen. Maar zij gaan er ook niet van uit dat dit hoeft, omdat zij samen gemotiveerd zijn om het onderwerp aan te pakken. Ook kunnen partijen afspreken het afgestemde beleid in een later stadium vorm te geven via concrete afspraken en/of resultaten.
fspraken over inzet van het reguliere MEE-aanbod A De gemeente en de MEE-organisatie kunnen afspraken maken over de inzet van het reguliere aanbod van MEE. Deze afspraken moeten passen binnen de subsidieafspraken die de MEE-organisatie heeft met het zorgkantoor. De afspraken kunnen over beide vormen van dienstverlening worden gemaakt: individuele diensten (zoals informatieverstrekking en advisering, cursussen e.d.) Het gaat dan bijvoorbeeld om de inzet van een MEE-medewerker in het loket op basis van die reguliere inzet. De MEE-organisatie spreekt dan af hoeveel uur de MEE-medewerker daar werkt en in welke vorm. De gemeente spreekt op haar beurt af dat zij een bepaald aantal contacten garandeert. Op die manier kan MEE aan haar afspraken met het zorgkantoor voldoen; collectieve taken (zoals voorlichting, signalering e.d) In het vervolg op een convenant of een intentieovereenkomst kan de afspraak worden gemaakt over de inzet van de MEE-organisatie in een stuurgroep of werkgroep die dat beleid verder vormgeeft. MEE kan hier afspraken over maken vanuit haar collectieve taken.
• •
Tip: Geef de MEE-organisatie een plaats bij de ontwikkeling van cliëntondersteuningsbeleid.
11
Voorbeeld: MEE Noordwest-Holland en gemeente Velsen Kinderen met een beperking in het reguliere basisonderwijs Velsen De participatie van kinderen met een verstandelijke of lichamelijke beperking in het reguliere basisonderwijs in de gemeente Velsen wordt door verschillende factoren belemmerd, fysieke en sociale factoren. De Adviesgroep Flankerende Gehandicapten Gelden van de gemeente Velsen stelde voor onderzoek te doen naar de toegankelijkheid van scholen in Velsen en de bekendheid met ondersteuningsmogelijkheden, zoals financiële regelingen en ondersteuning van MEE. Het onderzoek is begeleid vanuit een stuurgroep. Naast de gemeente en MEE Noordwest-Holland hebben het Gehandicapten Beraad Velsen, Stichting Downsyndroom, Stichting IederAlles en Stichting Welzijn Velsen zitting in de stuurgroep. Het onderzoek is mogelijk gemaakt door een projectsubsidie vanuit de gemeente Velsen en personele inzet vanuit MEE in het kader van de collectieve taken. Het project kent de volgende resultaten: toegankelijkheidsgids fysiek en sociaal, regulier basisonderwijs te Velsen; actueel overzicht van financiële regelingen; overzicht van ondersteuningsmogelijkheden zowel voor kinderen/ouders als het reguliere onderwijs; afsluitingsbijeenkomst waarin de bevindingen worden gepresenteerd en de toegankelijkheidsgids wordt overhandigd aan de gemeente Velsen. De schoolbesturen zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het beleid dat de toe gankelijkheid voor kinderen met een fysieke of verstandelijke beperking regelt. Er zijn in Velsen twee scholen voor speciaal basisonderwijs en er is één Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School. Via het Samenwerkingsverband worden afspraken gemaakt over de toelating van leerlingen in het speciaal onderwijs en wordt ondersteuning voor het reguliere basisonderwijs gegeven. Door het onderzoek en de toegankelijkheidsgids krijgen ouders en scholen meer inzicht in de bestaande mogelijkheden voor het onderwijs aan kinderen met een beperking.
• • • •
Contactpersoon gemeente Velsen: Paul van der Maden,
[email protected] Contactpersoon MEE Noordwest-Holland: Hilleke Crum,
[email protected].
Afspraken over Pluspakket De gemeente kan ook extra activiteiten inkopen bij een MEE-organisatie: bijvoorbeeld aanvullende wensen met betrekking tot de sociale kaart van MEE of ketenregie die langer duurt dan bij kortdurende ondersteuning. Dit betaalt de gemeente dan uit haar eigen begroting.
3.3
Adviezen om tot een goede samenwerking te komen
In gesprekken is het niet alleen belangrijk ‘wat’ er wordt besproken, maar ook ‘hoe’ dit gebeurt. Dit laatste is doorslaggevend voor het succes van de samenwerking. In deze paragraaf staat een aantal adviezen dat ertoe bijdraagt dat het proces op een succesvolle manier verloopt.
oek de gezamenlijkheid: kwetsbare burgers centraal Z Samenwerking werkt alleen als wordt uitgegaan van een gezamenlijk belang. Zoals hierboven gezegd is het daarom belangrijk om te bespreken wie de kwetsbare burgers in de gemeente zijn. Vanuit haar Wmo-verantwoordelijkheid moet de gemeente daar een beeld van kunnen geven. MEE op haar beurt kan iets vertellen over wat zij in de gemeente tegenkomt. Het volgende thema is het bespreken van de problemen die burgers tegenkomen. Daarna moet worden besproken of en hoe die problemen dan moeten worden aangepakt. Als het goed is, blijkt hoe gemotiveerd beide partijen zijn om voor deze doelgroep een effectief aanbod te organiseren.
12
Cliëntondersteuning
nthousiasmeer elkaar: werkbezoeken E Om de doelgroep voor het voetlicht te brengen kunnen ook werkbezoeken aan MEE worden georganiseerd. Als cliënten er toestemming voor geven, kan de wethouder, raadslid of ambtenaren mee op huisbezoek. Het is altijd inspirerend om te horen waar iemand nu in de praktijk tegen aanloopt. Ook kunnen cliënten in een bijeenkomst iets vertellen over hun ervaringen. Hier kunnen ook leden van cliëntenraden van MEE voor worden gevraagd.
Tip: Zoek cliënten op!
Voorbeeld: MEE Zuidoost Brabant en gemeente Eindhoven Campagne ‘Heel Normaal’ ‘Heel Normaal’ was een publieksgerichte bewustwordingscampagne van de gemeente Eindhoven en MEE. Doel van het concept was de beeldvorming rondom mensen met een handicap te verbeteren en zo de integratie van deze groep in de samenleving te helpen bevorderen. De formule ‘Heel Normaal’ is daarnaast zeer geschikt om problematiek rondom de integratie in de samenleving van gehandicapten op de politieke agenda te zetten en mensen bewust te maken van de manieren waarop zij kunnen bijdragen aan integratie van gehandicapten. Het project is gericht op de doelgroep mensen met een verstandelijke beperking. Het concept kan vertaald worden naar andere relevante doelgroepen als mensen met een lichamelijke handicap, een zintuiglijke handicap of autisme. Er is een handreiking gepubliceerd om dit concept breder te verspreiden. Dit project is al een aantal jaar geleden afgerond. Geen contactpersonen meer.
Gemeentelijke visie MEE en andere instellingen die zich met cliëntondersteuning bezighouden, willen van een gemeente weten welke richting zij op wil met cliëntondersteuning. In het format wordt dit als een van de gespreksonderwerpen genoemd. Een gemeente moet zichzelf daarvoor een aantal vragen stellen: Waarom wil de gemeente cliëntondersteuning? Op welke burgers in de gemeente moet cliëntondersteuning zich richten? Wat is het aanbod? Worden al die burgers bereikt door het huidige aanbod? Hoe moet het aanbod er in de toekomst uit zien? Wat zijn oplossingen om het bereik mogelijk te vergroten? Op basis van die visie ontwikkelt de gemeente dan de strategie om dit te bereiken.
• • • • • •
panning tussen partnerschap en opdrachtgeverschap S Voor aanbieders van cliëntondersteuning heeft het een meerwaarde om samen over cliënt ondersteuning na te denken en daarin samen te werken, omdat zij daarmee de ondersteuning aan de klant kunnen verbeteren. De gemeente is hiervan de regievoerder, de aanbieders zijn daarin partners. Het voeren van regie kan voor een gemeente lastig zijn, omdat een aanbieder van cliënt ondersteuning ook nog belang heeft: zij wil dat er van haar aanbod gebruik wordt gemaakt. Daar komt bij dat nog onduidelijk is hoe in de toekomst cliëntondersteuning wordt georganiseerd. De mogelijkheid bestaat dat gemeenten die moeten aanbesteden. De gemeente wordt dan opdrachtgever van het hele aanbod. Dat maakt de huidige situatie spannend: een MEE-organisatie kan nu meedenken over een goede organisatie voor cliëntondersteuning en later kan blijken dat een andere organisatie het aanbod mag leveren. Een concrete oplossing voor dit spanningsveld is er niet. Belangrijk is daarom in de contacten steeds te benoemen in welke rol de gemeente en de aanbieders met elkaar om de tafel zitten en welke risico’s de deelnemers zien.
Tip: Benoem de mogelijke valkuilen in de samenwerking, maar ga daarna uit van wat wél mogelijk is.
13
L eg verbanden met andere partijen Zowel de gemeente als MEE, heeft te maken met de andere partners rond cliëntondersteuning. De gemeente als regisseur, MEE omdat zij in de uitvoering ermee te maken heeft. In een gemeente kan cliëntondersteuning verschillende vormen hebben: ouderenadvisering, GGZ-consulenten, MEE, informele zorg (bijvoorbeeld buddyzorg, vriendendiensten, vrijwillige thuishulp en steunpunten mantelzorg), algemeen maatschappelijk werk en sociaal raadslieden7. In de praktijk merken de aanbieders wat knelpunten en kansen zijn in de cliëntondersteuning. Ook de andere partijen in de keten hebben hier een beeld van zoals het welzijnswerk, huisartsen e.d. Het is belangrijk dat de gemeente álle partijen betrekt bij het ontwikkelen van de visie en om de doelen te bereiken. Zij heeft immers de regie. Een MEE-organisatie kan ook het initiatief nemen, zodat zij elkaar ook opzoeken en gezamenlijk met een enthousiast verhaal met oplossingen komen. Maar hier hebben MEE-organisaties niet altijd capaciteit voor.
ip: Betrek alle partijen die een beeld kunnen geven van cliëntondersteuning bij het ontwikkelen T van beleid.
egionaal of lokaal? R MEE-organisaties zijn regionaal georganiseerd8. In 2008 zullen de MEE-organisaties het gesprek aangaan met de gemeenten die onder hun verzorgingsgebied vallen. Voor gemeenten die samen optrekken met andere gemeenten in de regio, kan het goed zijn (ook) op regionaal niveau het gesprek met MEE aan te gaan. Zowel voor gemeenten als voor MEE kan dit afstemming en het maken van afspraken vergemakkelijken. Voor gemeenten heeft dit als voordeel dat zij hun ideeën met elkaar kunnen uitwisselen. Zij kunnen er ook voor kiezen om één ambtenaar verantwoordelijk te maken voor de gesprekken. Dit is een efficiënte manier om hun gezamenlijke beleidscapaciteit in te zetten. Voor een MEE-organisatie scheelt een gezamenlijk gesprek tijd. Daarnaast kan zij ernaar streven om tot een eenvormigheid in afspraken te komen. Natuurlijk blijft er altijd de mogelijkheid om naast regionale afspraken ook op lokaal niveau (aanvullende) afspraken te maken. Regionale Wmo-overleggen zijn voor de hand liggende platforms om dat gesprek aan te gaan.
3.4
Waarover kunnen afspraken worden gemaakt?
S amenwerking tussen MEE en gemeenten kan er heel divers uitzien. De bestaande relatie, de invulling van het loket of bijvoorbeeld samenwerking van MEE of de gemeente met andere cliëntondersteunende organisaties zorgen ervoor dat het startpunt van gemeente tot gemeente verschilt. Maar ook zijn er veel overeenkomsten. Immers, elke gemeente heeft een loket en heeft verantwoordelijkheid voor de regie op cliëntondersteuning. En MEE is overal op enigerlei wijze actief.
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste handvatten voor samenwerking tussen MEE en gemeenten beschreven. Afhankelijk van de startpositie waarin de MEE-organisatie en de gemeente zich bevinden en het ambitieniveau dat men gezamenlijk vaststelt, kunnen de genoemde onderdelen helpen bij het gesprek tussen beide partijen. In onderstaand schema staan de verschillende mogelijkheden voor afspraken weergegeven.
7 Een
14
overzicht treft u in: Begemann, C., Leur, J. van, Meije, D. (2006), ‘Cliëntondersteuning. Wat houdt dat in?’, Den Haag, Implementatiebureau Wmo. 8 Zie de bijlagen voor een overzicht.
Cliëntondersteuning
Figuur 2
Mogelijke samenwerkingsterreinen MEE en gemeenten
ron: het model is gebaseerd op het ‘Format ten behoeve van overleg MEE-organisaties en gemeenten’ B (zie bijlage)
Beleid
EE-organisaties kunnen met gemeenten meedenken over het integrale cliëntondersteuningsbeleid. M MEE is goed in staat inzichten over behoeften van mensen met beperkingen over te brengen en te vertalen naar beleid en kan zodoende een belangrijke partner van de gemeente zijn bij de beleids vorming, van visie tot concrete uitvoering.
ip: De MEE-organisatie kan voor de gemeente een beleidsadvies formuleren en formuleren welke T bijdrage zij kan leveren aan het gemeentelijke beleid.
Samenwerking in het loket9
e functies van het lokaal loket en cliëntondersteuning overlappen elkaar deels. Beide geven informatie D en advies over maatschappelijke ondersteuning. Het lokaal loket is het contactpunt voor alle burgers. Cliëntondersteuning richt zich op die burgers voor wie de reguliere informatie- en adviesfunctie niet toereikend is. Samenwerking met het loket ligt zodoende voor de hand. De samenwerking kan al naar gelang de lokale situatie verschillend worden ingevuld.
Verwijzen naar elkaar
et loket en MEE fungeren los van elkaar. Loketmedewerkers weten voor welke cliënten of in welke H situaties ze kunnen verwijzen naar MEE en vice versa. Het ligt dan voor de hand de verwijzing te organiseren zonder de cliënt daarmee te belasten. Dus door de cliënt aan te bieden zijn of haar gegevens door te spelen naar de andere organisatie, zodat er contact kan worden opgenomen. Natuurlijk moet hierbij rekening worden gehouden met regelgeving rond uitwisseling van persoonsgegevens.
9 Een
uitgebreidere beschrijving van de samenwerkingsvormen in het loket vindt u in de handleiding ‘Cliëntondersteuning Organisatiescenario’s’ op www.invoeringwmo.nl. 15
Voorbeeld: De gemeente Nijmegen heeft gekozen voor een loket als ‘netwerkorganisatie’. Het loket wordt bemand door de gemeente. De lijnen tussen betrokken organisaties zijn kort, zodat zonder de cliënt daarmee te belasten ze naar de juiste persoon worden toegeleid.
Cliëntondersteuning in de backoffice of frontoffice
EE kan ook worden opgenomen in de backoffice van het loket. Aan de balie treft de cliënt iemand M van de gemeente. De baliemedewerker stelt vast of iemand via de reguliere weg geholpen kan worden of dat een cliëntondersteuner nodig is. In dat laatste geval is een MEE-medewerker in het loket beschikbaar om de cliënt verder te helpen. Afhankelijk van het aantal cliënten is de MEE-medewerker een of meerdere dagdelen aanwezig in de backoffice. Wanneer cliëntondersteuners in de frontoffice worden opgenomen kunnen alle vragen in het Wmo-loket worden afgehandeld: van eenvoudige informatie- en adviesvragen tot complexe cliënt ondersteuning en toegang tot individuele Wmo-voorzieningen. Al naar gelang de behoeften van de cliënt kan de cliëntondersteuner fungeren als casusregisseur. De cliëntondersteuner volgt en helpt dan bij het traject dat de cliënt doorloopt, de ondersteuner helpt bij het maken van keuzes, het indienen van aanvragen etc.
Voorbeeld: In Middelburg is in het kader van de Wmo-proeftuinen een loket ingericht met als uitgangspunt mensen met een hulpvraag zo snel, effectief en efficiënt mogelijk bij de juiste zorg en ondersteuning brengen. Cliëntondersteuning heeft hierin een nadrukkelijke en geheel eigen rol gekregen. Hierbij wordt intensief samengewerkt met MEE. Zie www.invoeringwmo.nl (>> pilots >> Middelburg).
Overige samenwerkingsmogelijkheden loket
oor adequate cliëntondersteuning zijn specifieke vaardigheden nodig. MEE-medewerkers zijn getraind V in het omgaan met mensen met beperkingen en zijn in staat om met hun cliënten de vraag achter de vraag te vinden en te zoeken naar oplossingen. MEE kan trainingen verzorgen om loketmedewerkers te helpen hun vaardigheden om te herkennen en te ondersteunen te vergroten.
Tip: Geef MEE een rol in het loket.
Afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld: MEE-consulent opnemen in het Wmo-loket; manier van toeleiden van cliënten naar MEE en andere organisaties; cursus van MEE aan loketmedewerkers over cliëntondersteuning en het herkennen van de verschillende doelgroepen.
• • •
Samenhang met andere cliëntondersteunende organisaties
EE is een belangrijke en grote partij als het gaat om cliëntondersteuning. MEE richt zich primair M op mensen met lichamelijke of zintuiglijke beperkingen, verstandelijke beperkingen, chronisch zieken en mensen met een stoornis in het autistisch spectrum. Naast deze groepen zijn er ook andere organisaties die zich bezighouden met cliëntondersteuning. Soms (deels) voor dezelfde doelgroepen als MEE, soms juist voor andere groepen burgers. Zo zijn er organisaties die zich richten op ouderen (ouderenadviseurs bij welzijnsorganisaties of woningcorporaties), mantelzorgers (steunpunten mantelzorg, mantelzorgmakelaars), mensen met materiële of psychosociale problemen (maatschappelijk werk, sociaal raadslieden), dak- en thuislozen (straatadvocaten) en mensen met weinig of geen sociale contacten (vriendendiensten). Doordat bij de verschillende organisaties specifieke kennis en netwerken aanwezig zijn, kunnen organisaties veel voor elkaar betekenen. Voorwaarde hiervoor is dat men elkaar kent, dat de verschillende rollen duidelijk zijn (wie doet wat)
16
Cliëntondersteuning
en dat er werkelijk wordt uitgewisseld of verwezen. Vaak liggen er nog veel mogelijkheden voor het verbeteren of maken van afstemmingsafspraken. Goede afstemming is in het belang van de cliënt en daarmee ook van de organisaties. Cliëntondersteunende organisaties zijn aan zet om samenhang goed te organiseren. De gemeente kan zich hier als eindverantwoordelijke en regisseur in mengen.
Afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld: het maken van een overzicht van alle organisaties die cliëntondersteuning bieden; gezamenlijke voorlichtingscampagne van cliëntondersteunende organisaties; afspraken tussen cliëntondersteunende organisaties over optimale afstemming; gezamenlijke betrokkenheid van cliëntondersteunende organisaties bij de beleidsvorming binnen de gemeente.
• • • •
Samenwerking in de keten
In het verlengde van samenwerking tussen cliëntondersteunende organisaties ligt ketensamenwerking. Ketensamenwerking richt zich op het aanbrengen van samenhang in de (zorg)vragen en behoeftes van mensen die ondersteuning nodig hebben. Een algemeen uitgangspunt bij ketensamenwerking is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen voor een optimale en aansluitende dienst verleningsketen. Daarbinnen heeft elke deelnemende organisatie een of meer specifieke verantwoordelijkheden, afhankelijk van de rol van waaruit men opereert. Als cliëntondersteunende organisatie kan MEE een belangrijke rol vervullen in de ketensamenwerking. MEE heeft bijvoorbeeld een coördinerende functie in de netwerken van integrale vroeghulp, autisme en niet-aangeboren hersenletsel. Situaties waarbij de cliënt (of het gezin) te maken heeft met meerdere problemen, vragen dikwijls om de inzet van iemand die, boven de grenzen van partijen, de gang van zaken kan helpen sturen. Cliëntondersteuners kunnen zo fungeren als ketenregisseur. Daarnaast kan MEE in keten- of casusoverleggen andere organisaties adviseren, wanneer cliënten die zij ondersteunen, kampen met lichamelijke of verstandelijke beperkingen.
Afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld: casusoverleg tussen de verschillende organisaties; afspraken maken op casusniveau over welke organisatie zorgdraagt voor de ketenregie; adviesfunctie van MEE aan organisaties die te maken hebben met cliënten uit de MEE-doelgroepen.
• • •
17
Voorbeeld: MEE Regio Tilburg en gemeente Tilburg Het Veiligheidshuis In het Veiligheidshuis Tilburg werken alle justitiële ketenpartners onder één dak samen. De doelgroepen zijn volwassen veelplegers, jeugdige veelplegers, jeugd algemeen en mensen die te maken hebben met huiselijk geweld. Voor die laatste doelgroep participeert MEE in het Veiligheidshuis. Het gaat om de preventie en het stoppen van huiselijk geweld. MEE houdt zich bezig met de ondersteuning van slachtoffers en daders. De taak van MEE hierin is: signaleren, adviseren, consulteren en interveniëren. Het Veiligheidshuis Tilburg bestaat nu vijf jaar. Het is opgericht door het Openbaar Ministerie en de gemeente Tilburg. De gemeente Tilburg onderzoekt wat MEE kan doen in de aanpak van veelplegers. Soms zijn veelplegers cliënt van MEE. Ook wordt bekeken of MEE kan participeren in het casusoverleg jeugd, voor degenen die al cliënt zijn van MEE. Er zijn plannen het Veiligheidshuis verder uit te breiden met een Zorghuis en een Centrum voor Jeugd en Gezin. Onder dit laatste wordt niet verstaan het laagdrempelige centrum waar momenteel veel over gesproken wordt, maar een huis waar de regie gevoerd gaat worden over multiproblemgezinnen. Hierin moeten ook betrokken instellingen een plek krijgen, waaronder MEE. Het is de bedoeling dit in 2008 te realiseren, maar de gesprekken erover moeten nog worden gevoerd. Contactpersoon gemeente Tilburg: Sandra Timmermans,
[email protected] Contactpersoon MEE Regio Tilburg: Liesbeth Bomhof,
[email protected]
Voorbeeld: MEE Amstel en Zaan, Gemeente Amsterdam Dienst Zorg en Samenleven, stadsdelen Noord en Centrum Pilot integrale zorg- en ondersteuningsplannen: eigen kracht conferentie In samenwerking met de ouderenadviseurs van twee welzijnsorganisaties en de cliënt adviseurs van MEE, is een pilot ontwikkeld om integrale zorg- en ondersteuningsplannen op te stellen. Ze organiseren in samenwerking met de Eigen Kracht Centrale eigen-kracht conferenties. Het is een werkwijze waarbij de cliënt samen met zijn netwerk (familie, vrienden, buren) bepaalt welke ondersteuning hij wenst. De invloed van de klant op zijn eigen ondersteuningsvraag is leidend. Mensen uit zijn eigen netwerk zijn vaak degenen die hem het best kunnen helpen. De ondersteunende professional functioneert als aanvulling. Deze werkwijze dwingt de professionele hulpverlenende instanties meer naar de cliënt te luisteren en hem de zorg op maat te leveren. De pilot is voortgekomen uit een motie van de centrale stad om de cliënt meer de regie te laten voeren over de eigen zorgvraag. De gemeente, de belangenorganisaties en het indicatieorgaan CIZ, zijn nauw betrokken bij de pilot. Het is de bedoeling na een positieve evaluatie het project uit te breiden naar meerdere stadsdelen. Contactpersoon gemeente Amsterdam: Ron Stevens:
[email protected]. Contactpersoon MEE Amstel en Zaan: Ronald Ruis:
[email protected].
Cliëntondersteuning voor GGZ-cliënten
liënten met psychische of psychiatrische problemen nemen in de cliëntondersteuning een bijzondere C positie in. Het ondersteunen van bijvoorbeeld iemand met schizofrenie of depressie vraagt specifieke expertise. Bij cliëntondersteuning aan deze groep gaat het niet om het behandelen van hun probleem, maar om concrete vragen of problemen van de cliënt bij bijvoorbeeld het maken van keuzes of het toeleiden naar hulp10. 10 De
beschrijving van het onderscheid tussen psychische hulpverlening en cliëntondersteuning is ontleend aan ‘Rapportage onderzoek clientondersteuning’, NIZW, februari 2005 (zie www.clientondersteuningggz.nl).
18
Cliëntondersteuning
liëntondersteuning voor GGZ-cliënten gebeurt nu op verschillende manieren: door GGZ-steunpunten C of door organisaties die verbonden zijn aan cliënten- en patiëntenorganisaties, organisaties verbonden aan een GGZ-instelling en zelfstandige organisaties met lijnen naar welzijn en gemeenten. Daarnaast richt een aantal MEE-organisaties zich ook op cliëntondersteuning aan GGZ-cliënten, zeker waar de GGZ-problematiek in relatie met andere beperkingen speelt. Opvallend verschil tussen de GGZsteunpunten en MEE-organisaties is dat GGZ-steunpunten vaak met ervaringsdeskundigen werken, terwijl de MEE-organisaties uitsluitend werken met professionals. MEE-organisaties kunnen een goede rol spelen bij de ondersteuning van de steunpunten, daar waar dat nodig of wenselijk is. Bijvoorbeeld in de vorm van aanbieden van opleidingsfaciliteiten, sociale kaart, vertegenwoordiging bij overleg vormen etc. De middelen voor de GGZ-steunpunten (uit de subsidieregeling zorgvernieuwing etc.) zijn gedecentraliseerd naar gemeenten en worden met ingang van 2008 objectief verdeeld. Of hiermee in de ondersteuningsbeheofte van de gehele GGZ-doelgroep kan worden voorzien is nog aandachtspunt voor overleg tussen VWS en VNG.
Afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld: casusoverleg MEE en steunpunt; steunpunt traint MEE in herkenning en hulp aan GGZ-cliënten; MEE helpt steunpunt bij professionalisering; MEE en steunpunt gaan intensief samenwerken/fuseren.
• • • •
Samenhang met andere prestatievelden en beleidsterreinen
liëntondersteuning staat benoemd in prestatieveld 3 van de Wmo. Prestatieveld 3 gaat in feite over C de hele Wmo. Immers, cliëntondersteuning (en informatie en advies) gaan inhoudelijk over alle ondersteuningsvormen binnen de Wmo (en daarbuiten, zoals WWB, AWBZ etc.). Er is dus per definitie een duidelijke samenhang met alle prestatievelden. Het meest in het oog springen: prestatieveld 2 - Ondersteuning aan jongeren en hun ouders. Een groot deel van de huidige cliënten van MEE zijn jongeren. Gezinnen die met meerdere problemen te maken hebben, zijn typisch een groep waarvoor MEE een belangrijke rol kan spelen; prestatieveld 4 - Ten gevolge van de extramuralisering krijgen mantelzorgers steeds meer te maken met complexe problematiek. Een deel van de mantelzorgers raakt verstrikt in het web van regels en organisaties. Cliëntondersteuning kan uitkomst bieden; prestatieveld 5 en 6 - Mensen met verstandelijke en lichamelijke beperkingen en chronisch zieken zijn de doelgroepen waar MEE zich primair op richt. Hulp bij het (weer) voeren van regie over het eigen leven, bij meedoen, maar ook bij het zoeken van de juiste ondersteuning en het aanvragen van voorzieningen is de core business van MEE. Ook de andere prestatievelden zijn verbonden aan de activiteiten van MEE. Een deel van de cliënten van MEE zorgt door de problemen waar ze mee kampen voor overlast voor de nabije omgeving, bijvoorbeeld door verslavingsproblemen. Hier ligt een duidelijke relatie met prestatieveld 1 (sociale samenhang en leefbaarheid). Ook de prestatievelden 7, 8 en 9 zijn van belang voor het werk van MEE. Cliënten kunnen worden begeleid naar bijvoorbeeld verslavingszorg of steunpunten huiselijk geweld wanneer dat aan de orde is.
•
•
•
liëntondersteuning reikt verder dan de Wmo. Ondersteuning kan ook betrekking hebben op C opvoeding, onderwijs, werk en inkomen, wonen, vrije tijd, vrienden en relaties, activeringsactiviteiten (richting werk of voor het dagelijks leven), sport, gezondheid etc.
Tip: Kijk ook bij andere beleidsterreinen naar de bijdrage die de MEE-organisatie kan leveren.
Afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld: advisering van MEE bij de beleidsvorming op verschillende terreinen; aanvullende afspraken met MEE over activiteiten op verschillende beleidsterreinen binnen en buiten MEE-takenpakket (pluspakket); gebruik Sociale Kaart.
• • •
19
Voorbeeld: MEE Zeeland en gemeente Borsele ‘Laat het geld niet op de plank liggen’ De bedoeling van het project ‘Laat het geld niet op de plank liggen’ is het stimuleren van het gebruik van sociale voorzieningen, dus het tegengaan van ondergebruik en nietgebruik. Dit moet gebeuren door het beter informeren van mensen over waar ze recht op hebben. De provincie Zeeland heeft de gemeente Borsele hierin aangewezen als pilotgemeente. In dit project werken verschillende partijen samen: de gemeente Borsele, Algemeen Maatschappelijk Werk, provinciaal patiënten- en consumentenplatform Klaverblad, organisatie uitkeringsgerechtigden Splinter en MEE. MEE is gevraagd vanwege haar kennis over haar doelgroep. In het project houdt zij zich bezig met de specifieke positie van mensen met een beperking en het kijken vanuit het perspectief van de cliënt. Het resultaat is een set van zes duidelijke folders. Naast het leven met een handicap zijn de thema’s van de folders: senioren, wonen, kinderen, werk & inkomen en vervoer. In iedere folder wordt per thema een overzicht gegeven van de (inkomens)ondersteunende regelingen. Het is de bedoeling dat dit product ook in andere Zeeuwse gemeenten wordt uitgezet. Contactpersoon gemeente Borsele: Eugenie Heuvink,
[email protected]. Contactpersoon MEE Zeeland: Peter Brakman,
[email protected].
Cliëntondersteuning en Centrum voor Jeugd en Gezin
en groot deel van de cliënten van MEE zijn kinderen en jongeren. Circa de helft11 van de cliënten E is jonger dan 20 jaar, in totaal gaat het dus om ruim 45.000 mensen in die leeftijdscategorie12. Het werk van MEE bestaat voor een groot deel uit ondersteuning aan jeugd en/of hun ouders. In het Centrum voor Jeugd en Gezin worden de taken op het gebied van jeugd en opvoeden gebundeld. Het moet een herkenbare, laagdrempelige plek worden waar men gemakkelijk terechtkan. Achter het loket komen de taken van jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk en andere organisaties op het gebied van opvoed- en gezinsondersteuning die worden gebundeld. Gezien de activiteiten van MEE moet bij de vormgeving van het Centrum voor Jeugd en Gezin op enigerlei wijze MEE gepositioneerd worden. Hoe dat gebeurt, hangt volledig af van de vormgeving van het Centrum en de al bestaande samenwerkingsverbanden binnen de gemeente.
Tip: Geef MEE een rol in het CJG.
Afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld: inbreng van MEE bij de opzet van het CJG; positionering van MEE in het CJG.
• •
3.5
Overeenkomst
De MEE-organisatie moet conform de subsidievoorwaarden voor 1 mei 2008 de uitkomsten van het overleg over samenwerking met de gemeente(n) opsturen aan het CVZ. Deze uitkomsten dienen opgenomen te worden in een overeenkomst, die de volgende punten bevat: de onderwerpen waarover is gesproken; de acties: hoe met deze onderwerpen verder wordt gegaan; mogelijk concrete afspraken. De overeenkomst wordt ondertekend door de directeur van de betreffende MEE-organisatie en de vertegenwoordiger van de gemeente. Een MEE-organisatie kan een gemeente niet dwingen om te overleggen, of om de overeenkomst te ondertekenen. Als er geen overeenkomst tot stand komt, moet de MEE-organisatie inzichtelijk maken welke inspanningen zij heeft verricht om tot een overleg en/of overeenkomst te komen.
• • •
11 MEE
20
registreert de leeftijd van cliënten. Tweemaal per jaar worden deze gegevens door MEE Nederland verzameld in de zogenaamde Voorjaars- en Najaarsmonitor. 12 MEE leverde in 2006 cliëntondersteuning aan 91.183 mensen.
Cliëntondersteuning
Bijlage 1 Voorbeelden MEE en gemeenten
MEE Gelderse Poort en gemeente Maasdriel
Maatjesproject Het Maatjesproject is gericht op vrijetijdsbesteding. Het is bedoeld voor mensen die in hun vrije tijd geen of moeilijk contact kunnen maken. Ze hebben vaak weinig contacten en zijn zich ook niet bewust van de mensen die ze wel hebben. De ‘maatjes’ van dit project zijn stagiairs van verschillende hboopleidingen: maatschappelijk werk en dienstverlening, SPH en pedagogiek. Deze studenten worden begeleid door Ina Burggraaff van MEE en krijgen bijscholing. Zo’n traject duurt 10 maanden. De eerste maanden lopen de studenten alleen mee. Daarna brengen ze het netwerk van de cliënt in kaart: met wie ze al contact hebben en met wie ze graag contact willen hebben. Mensen durven vaak niet te bellen en durven geen beroep te doen op anderen. Het is belangrijk dat duidelijk is wat de cliënt wil. Wat vindt hij of zij belangrijk? De bedoeling is dat de cliënt het na 10 maanden alleen kan. Som lukt dat al binnen 5 maanden, vaak binnen 10 maanden. Soms lukt het helemaal niet. Dan moet verder bekeken worden hoe dat komt en of er wat aan gedaan kan worden. Het maatjesproject is opgezet door de stuurgroep Vrijetijdsbesteding voor Mensen met een Beperking Bommelerwaard, die zich inzet voor mensen met een beperking. In de stuurgroep zijn vertegenwoordigd: de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel, MEE, de Gelderse Sport Federatie en de gehandicaptenorganisatie. De stuurgroep heeft tot doel om mensen met een beperking te onder steunen bij de mogelijkheden om aan de besteding van de vrije tijd op een prettige manier invulling te geven. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat organisaties goed samenwerken. De activiteiten van deze stuurgroep vinden plaats onder de hoede van de stuurgroep Welzijn Wonen Zorg Bommelerwaard.
EE Arnhem en MEE Nijmegen zijn in 2007 ook met dit project aan de slag gegaan. Er is ook M belangstelling voor van de gemeenten Oosterhout, Zaltbommel en Westervoort. Met de laatste zijn ze al aan het kijken naar de mogelijkheden.
Contactpersoon gemeente Maasdriel: Herman Spit,
[email protected] Contactpersoon MEE Gelderse Poort: Ina Burggraaff,
[email protected]
MEE Twente en gemeente Almelo
Persoonsgebonden Budget voor Welzijn De Gemeente Almelo is in 2004 gestart met een landelijk uniek project: chronisch zieke inwoners in een sociaal isolement krijgen van de gemeente een persoonlijke subsidie van € 450 voor vrijetijdsbesteding op maat. Intermediairs van het ziekenhuis melden eenzame patiënten aan, met wie gemeente en andere instanties meestal niet (meer) in contact komen. Het budget trekt hen over de streep. Consulenten gaan op huisbezoeken, regelen vaak veel basale zaken en stimuleren de mensen vervolgens om te dromen over de leukere dingen van het leven én stimuleren bewustwording over wat ze nog wél kunnen. Door deze aanpak worden mensen weer actiever, krijgen ze weer meer contacten, hun zelfbeeld wordt beter, ze nemen weer meer de touwtjes in handen. MEE Twente is vanaf het begin een actieve en constructieve samenwerkingspartner en is op verschillende manieren bij dit project betrokken: consulenten van MEE gaan bij de mensen op huisbezoek; het management van MEE Twente zit in de Stuurgroep, die het project begeleidt; de consulent vrijetijdsbesteding organiseert collectieve activiteiten voor de deelnemers aan het project.
• • •
Contactpersoon gemeente Almelo: Leny Claessens,
[email protected] Contactpersoon MEE Twente: Kleis Pit,
[email protected]
21
MEE West Brabant en de gemeenten Zundert en Etten-Leur
“Een van onze successtory’s: Interne Coördinatie Peuterzorg” Het project Interne Coördinatie Peuterzorg (ICP) heeft als doel om problemen bij een peuter of zijn gezin vroeg te signaleren. Zorgvragen of hulp kan dan op tijd worden geleverd. Soms blijkt het nodig om een hulptraject in te zetten. Zorgvragers worden dan ondersteund door een trajectbegeleider c.q. ICP’er. De ICP’er werkt voor de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. De functie is vergelijkbaar met de functie van ICL’er binnen het basisonderwijs. De gemeenten Zundert en Etten-Leur willen deze functie subsidiëren omdat zij het van belang vinden om zo vroeg mogelijk eventuele ontwikkelingsproblemen op te sporen en hierop handelingsplannen toe te passen. In het ICP-project werken de gemeenten Etten-Leur en Zundert, MEE West Brabant, de GGD, Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg en alle basisscholen, alle peuterspeelzalen en alle kinderdagverblijven uit Etten-Leur en Zundert samen. Het project is in 2005 gestart met als doel om de zorgvragen meer te stroomlijnen en een vaste contactpersoon te hebben. In 2006 heeft dit geresulteerd in de start van het Onderwijs en Zorgcentrum Etten-Leur/Zundert. De samenwerking kan gezien worden als een voorloper van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De gemeenten Etten-Leur en Zundert werken hierin nog steeds nauw samen. Het project loopt erg goed. Mensen zijn enthousiast en andere gemeenten willen het voorbeeld volgen. Het past ook goed in de landelijke ontwikkeling. De toekomst van het project wordt verbonden aan de ontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Contactpersoon gemeente Etten-Leur: Peter van Batenburg,
[email protected] Contactpersoon MEE West Brabant: Piet Slaats,
[email protected]
MEE IJsseloevers en gemeente Almere
Oké-punten MEE en de gemeente Almere werken op veel onderdelen van de Wmo samen, onder andere in OKé-punten. MEE participeert daarin, met name op het gebied van de lvg-jeugd (licht verstandelijk gehandicapt). Dat heeft onder andere te maken met de onderwijsstructuur van Almere: alle kinderen zo veel mogelijk laten deelnemen aan regulier onderwijs, maar ook met de nieuwe visie op passend onderwijs. Er is in het onderwijs, maar ook in de JGZ (gezamenlijk het Oké-punt) daarom behoefte aan kennis op dit gebied. Met de verschillende partijen in de zorgketen wordt gekeken hoe ze extra expertise op dit gebied kunnen ontwikkelen. De gemeente Almere vindt het belangrijk dat er voldoende expertise is in de Oké-punten om ook de lvg-jeugd en hun ouders goed van dienst te zijn. In de komende jaren wordt hier samen met MEE veel aandacht aan besteed. MEE doet ook op uitvoerend gebied mee in de OKé-punten. Ze hebben hierin een samenwerkingsketen ontwikkeld waarin snel informatie kan worden uitgewisseld. Mensen weten elkaar te vinden. Bovendien zijn er onderlinge afspraken gemaakt over de privacy van cliënten.
Contactpersoon gemeente Almere: Ria Hogervorst,
[email protected] Contactpersoon MEE IJsseloevers: Gerben Abma,
[email protected]
22
Cliëntondersteuning
MEE Utrecht
Opvoedtelefoon en opvoedspreekuur Nieuwegein MEE heeft in 2006 met succes meegedaan met de ‘aanbesteding’ voor opvoedtelefoon en opvoedspreekuur in Nieuwegein en deze opdracht binnengehaald. In het kader van preventief jeugdbeleid (prestatieveld 2) wil de gemeente Nieuwegein opvoedtelefoon en opvoedspreekuur aanbieden aan haar burgers. Sinds 1 maart 2007 wordt opvoedtelefoon en opvoedspreekuur gerealiseerd door consulenten opvoeding en ontwikkeling van MEE Utrecht. Hier is een aparte financiering voor en MEE doet dit in het kader van het pluspakket. In de praktijk betekent het dat ze 4 x per week op verschillende locaties (buurthuizen en scholen) in Nieuwegein opvoedspreekuur aanbieden. Daarnaast wordt er van maandag t/m vrijdag van 9-12 uur en woensdag van 17-20 uur opvoedtelefoon aangeboden. Vanuit MEE hebben ze hierop ingezet omdat ze met hun consulenten opvoeding en ontwikkeling hbo-opgeleide, pedagogisch geschoolde, zeer ervaren consulenten kunnen aanbieden. Een aantal consulenten had al ervaring met de inmiddels ter ziele gegane ouderhulplijn. De gemeente Nieuwegein wilde MEE met dit project graag binnenhalen in het lokale veld, zodat ze een partner in de keten zouden worden. Dit is ook zeker een meerwaarde voor MEE. Er zijn diverse netwerkcontacten met partners op het gebied van jeugdhulpverlening in Nieuwegein uit voortgekomen en ze participeren in managementoverleg jeugd en onderwijs in Nieuwegein.
Contactpersoon gemeente Nieuwegein: Suzon van Nooort,
[email protected] Contactpersoon MEE Utrecht: Gerdy van Leijenhorst,
[email protected]
23
Bijlage 2 Werkgebieden MEE-organisaties
Werkgebieden voor MEE-organisaties per 1 januari 2008
1. Werkgebied “MEE Groningen” Appingedam, Bedum, Bellingwedde, Ten Boer, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, De Marne, Marum, Menterwolde, Pekela, Reiderland, Scheemda, Slochteren, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten, Winsum, Zuidhorn.
2. Werkgebied “MEE Friesland” Achtkarspelen, Ameland, het Bildt, Boarnsterhim, Bolsward, Dantumadeel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Gaasterlân-Sleat, Harlingen, Heerenveen, Kollumerland en Nieuwkruisland, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Lemsterland, Littenseradiel, Menaldumadeel, Nijefurd, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Skarsterlân, Smallingerland, Sneek, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Weststellingwerf, Wymbritseradiel, Wûnseradiel.
3. Werkgebied “MEE Drenthe” Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Westerveld, De Wolden.
4. Werkgebied “MEE IJsseloevers” Almere, Dalfsen, Deventer, Dronten, Hardenberg, Hellendoorn, Kampen, Lelystad, Noordoostpolder, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Rijssen, Staphorst, Steenwijkerland, Twenterand, Urk, Zeewolde, Zwartewaterland, Zwolle.
5. Werkgebied “MEE Twente” Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hengelo (O.), Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Tubbergen, Wierden.
6. Werkgebied “MEE Veluwe” Apeldoorn, Barneveld, Brummen, Ede, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Voorst, Wageningen.
7. Werkgebied “MEE Oost-Gelderland” Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Duiven, Gendringen, Groenlo-Lichtenvoorde, Lochem, Montferland, Rijnwaarden, Winterswijk, Zevenaar, Zutphen.
8. Werkgebied “MEE Gelderse Poort” Arnhem, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Groesbeek, Heumen, Kesteren, Lingewaal, Lingewaard, Maasdriel, Millingen aan de Rijn, Neerijnen, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal, Westervoort, Wijchen, Zaltbommel.
9. Werkgebied “MEE Utrecht” Abcoude, Amersfoort, Baarn, De Bilt, Breukelen, Bunnik, Bunschoten, Driebergen-Rijsenburg, Houten, IJsselstein, Leusden, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, De Ronde Venen, Scherpenzeel, Soest, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg, Zeist.
10. Werkgebied “MEE ’t Gooi” Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp, Wijdemeren.
24
Cliëntondersteuning
11. Werkgebied “MEE Noordwest-Holland” Alkmaar, Andijk, Anna Paulowna, Bennebroek, Bergen (NH.), Beverwijk, Bloemendaal, Castricum, Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Graft-De Rijp, Haarlem, Haarlemmerliede c.a., Harenkarspel, Heemskerk, Heemstede, Heerhugowaard, Heiloo, Hoorn, Koggenland, Langedijk, Medemblik, Niedorp, Opmeer, Schagen, Schermer, Stede Broec, Texel, Uitgeest, Velsen, Venhuizen, Wervershoof, Wieringen, Wieringermeer, Zandvoort, Zijpe.
12. Werkgebied “Amstel en Zaan” Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zeevang.
13. Werkgebied “MEE Zuid-Holland Noord” Alkemade, Alphen aan den Rijn, Delft, ‘s-Gravenhage, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Lisse, Maassluis, Midden-Delfland, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Pijnacker-Nootdorp, Rijnwoude, Rijswijk, Rotterdam (v.w.b. de deelgemeente Hoek v. Holland), Teylingen, Vlaardingen, Voorschoten, Wassenaar, Westland, Zoetermeer, Zoeterwoude.
14. Werkgebied “MEE Rotterdam” Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk, Rotterdam (m.u.v. de deelgemeente Hoek v. Holland), Schiedam.
15. Werkgebied “MEE Plus” Aalburg, Alblasserdam, Bergambacht, Bernisse, Binnenmaas, Bodegraven, Boskoop, Brielle, Cromstrijen, Dirksland, Dongen, Dordrecht, Geertruidenberg, Giessenlanden, Goedereede, Gorinchem, Gouda, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hellevoetsluis, Hendrik-Ido-Ambacht, Heusden, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Loon op Zand, Middelharnis, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Nieuw-Lekkerland, Oosterhout, Oostflakkee, Oud-Beijerland, Ouderkerk, Papendrecht, Reeuwijk, Rozenburg, Schoonhoven, Sliedrecht, Spijkenisse, Strijen, Vlist, Waalwijk, Waddinxveen, Werkendam, Westvoorne, Woudrichem, Zederik, Vlist, Waddinxveen, ZevenhuizenMoerkapelle, Zwijndrecht.
16. Werkgebied “MEE Zeeland” Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen.
17. Werkgebied “MEE West-Brabant” Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Gilze en Rijen, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht, Zundert.
18. Werkgebied “MEE regio Tilburg” Goirle, Hilvarenbeek, Oisterwijk, Tilburg.
19. Werkgebied “MEE regio ’s Hertogenbosch” Boxtel, Haaren, ‘s-Hertogenbosch, Vught.
20. Werkgebied “MEE Noordoost Noord-Brabant” Sint Anthonis, Bergen (L.), Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Gennep, Grave, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Mook en Middelaar, Oss, Schijndel, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel.
21. Werkgebied “MEE Zuidoost-Brabant” Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.
25
22. Werkgebied “MEE Noord- en Midden-Limburg” Ambt Montfort, Arcen en Velden, Beesel, Helden, Horst aan de Maas, Kessel, Leudal, Maasbree, Maasgouw, Meerlo-Wanssum, Meijel, Nederweert, Roerdalen, Roermond, Sevenum, Venlo, Venray, Weert.
23. Werkgebied “MEE Zuid-Limburg” Beek, Brunssum, Echt-Susteren, Eijsden, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Margraten, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Susteren, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal.
26
Naam Directeur
Annette van ‘t Sant
Jacques Wagtmans
John Vaneman
Joop Stienstra wnd
Bram Hakkenberg
Peter Willegers
Geert Kaper
Eric van Vollenhoven
Naam MEE organisatie
MEE Amstel & Zaan
MEE Brabant Noord
MEE Drenthe
MEE Friesland
MEE Gelderse Poort
MEE Groningen
Infix
MEE IJsseloevers
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Gerrit Holstege Inge Wichink Kruit Ria Brands René Gort René Gort René Gort Gerrit Holstege
Dalfsen Deventer Dronten Hardenberg Hellendoorn Holten Kampen
manager dienstverlening
Rinnie Bokkers
Guus de Witte
directeur
regiomanager
projectleider Wmo
Peter Willegers
Joep Verhoeven
Mw. H. Fonteijn
Kees van Wolferen
Ans de Haas
Annelien Theeuwes
MT-lid
stafmedewerker
Chris Verhoeven Lonneke Hobbelen
stafmedewerker
Functie
Saskia Visser
Contactpersoon
Almere
Gemeente
(0592) 30 39 99
(0416) 67 55 00
(020) 512 72 72
Telefoonnummer
j.verhoeven@ meegeldersepoort.nl
(038) 455 46 46
(0413) 33 47 74
(050) 527 45 00
(026) 445 41 51
[email protected] (058) 284 49 44
E-mail
Cliëntondersteuning
Bijlage 3 Contactpersonen MEE
Contactpersonen MEE voor gemeenten
27
28
Naam Directeur
Ton Wulfert
Geert Kaper
Naam MEE organisatie
MEE Midden-Holland
MEE Noord en Midden Limburg
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Ria Brands Ria Brands Inge Wichink Kruit René Gort Inge Wichink Kruit René Gort Gerrit Holstege Gerrit Holstege René Gort Ria Brands Ria Brands Gerrit Holstege Gerrit Holstege
Lelystad Noordoostpolder Olst-Wijhe Ommen Raalte Rijssen Staphorst Steenwijkerland Twenterand Urk Zeewolde Zwartewaterland Zwolle
Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt
Arcen en Velden Beesel Bergen Gennep Helden
Peter Ewals
Contactpersoon
Gemeente
regiomanager
Functie
[email protected]
E-mail
(077) 396 15 15
(0182) 52 03 33
Telefoonnummer
Naam Directeur
MEE Noordoost Brabant Geert Kaper
Naam MEE organisatie
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt Hans Spruijt
Mook en Middelaar Nederweert Roerdalen Roermond Sevenum Venlo Venray Weert
Jos Jacobs
Hans Spruijt
Meijel
St. Oedenrode
Hans Spruijt
Meerlo-Wanssum
Jos Jacobs
Hans Spruijt
Maasgouw
Boekel
Hans Spruijt
Maasbree
Jos Jacobs
Hans Spruijt
Leudal
Veghel
Hans Spruijt
Kessel
Jos Jacobs
Hans Spruijt
Horst aan de Maas
Uden
Contactpersoon
Gemeente
regiomanager
Functie
[email protected]
E-mail
(0413) 33 47 33
Telefoonnummer
Cliëntondersteuning
29
30
Naam Directeur
Cees Huisman
Ineke Kanneworff
Kees Kleingeld
Geert Kaper
Naam MEE organisatie
MEE NoordwestHolland
MEE Oost-Gelderland
MEE Rotterdam Rijnmond
MEE regio ‘s-Hertogenbosch
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs Jos Jacobs
Landerd Oss Maasdonk Lith Cuijk Boxmeer Grave Mill St. Anthonis Bernheze
Jan Bertrams Jan Bertrams Jan Bertrams
‘s-Hertogenbosch Schijndel Sint Michielsgestel
regiomanager
jan.bertrams@ meedenbosch.nl
(073) 640 17 00
(010) 282 11 11
(072) 514 08 00
Telefoonnummer
Anneke Loenen namens René Keijzer
directiesecretaresse
E-mail
(0314) 34 42 24
regiomanager NoordKennemerland tot 1 januari 2008, daarna beleids medewerker marketing
Functie
Monique Werther
Erik van Zoonen
Contactpersoon
Gemeente
manager regio Gooi & Vecht
Mw. M. van den Berg
Lenneke Hendriks Lenneke Hendriks
Baarle-Nassau
relatiebeheerder
relatiebeheerder
manager regio Utrecht Stad
Dhr. L. Stawski
(076) 522 30 90
(055) 526 92 00
manager regio Westelijk Weidegebied
Marcel Geerdink
Mw.G.A. van Leijenhorst
Jos Nijland
Oisterwijk
(013) 542 41 00
(0900) 633 63 63
Jos Nijland
Hilvarenbeek
j.nijland@ meeregiotilburg.nl
m.hesen@ meeregiotilburg.nl
manager regio Amersfoort e.o.
Jos Nijland
Goirle
directeur
Telefoonnummer
H. Hoeijmakers-van Osch
Marina Hesen
Tilburg
Alphen-Chaam
Gert de Gruyter
Hans de Dreu
MEE Utrecht
Jan Bertrams
Vlijmen (Heusden)
E-mail
(074) 255 93 00
Jan Bertrams
Vught
Functie
stafmedewerker Algemeen Beleid
Jan Bertrams
Haaren
MEE West-Brabant
Kleis Pit
MEE Twente
Jan Bertrams
Boxtel
Heidy de Baay
Marina Hesen
MEE regio Tilburg
Contactpersoon
Gemeente
MEE Veluwe
Naam Directeur
Naam MEE organisatie
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Cliëntondersteuning
31
32
Naam Directeur
Peter Brakman
Naam MEE organisatie
MEE Zeeland
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Ardy Wingens Ardy Wingens Rita Jacobs Rita Jacobs Ardy Wingens office manager
Roosendaal Rucphen Steenbergen Woensdrecht Zundert Francoise Beugelsdijk
relatiebeheerder
relatiebeheerder
relatiebeheerder
relatiebeheerder
relatiebeheerder
relatiebeheerder
Mw. Paut Kromkamp
regiomanager
Lenneke Hendriks
Moerdijk
relatiebeheerder
Veere (regio Walcheren)
Lenneke Hendriks
Made/Drimmelen
relatiebeheerder
regiomanager
Ardy Wingens
Halderberge
relatiebeheerder
Sluis (regio Krijn Hamelink Zeeuwsch-Vlaanderen)
Lenneke Hendriks
Gilze-Rijen
relatiebeheerder
regiomanager
Ardy Wingens
Etten-Leur
relatiebeheerder
Terneuzen (regio Krijn Hamelink Zeeuwsch-Vlaanderen)
Rita Jacobs
Breda
relatiebeheerder
regiomanager
Lenneke Hendriks
Bergen op Zoom
Functie
Hulst (regio Krijn Hamelink Zeeuwsch-Vlaanderen)
Contactpersoon
Gemeente
E-mail
(0118) 432 000
Telefoonnummer
MEE Zuid-Holland Zuid
MEE Zuid-Holland Noord
Naam MEE organisatie
Kees Kleingeld
Naam Directeur
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Mw. Paut Kromkamp Ad Vermuë Ad Vermuë Ad Vermuë Ad Vermuë Ad Vermuë Ad Vermuë Ad Vermuë Peter Brakman
Middelburg (regio Walchren) Schouwen-Duiveland (regio Oosterschelde) Noord-Beveland (regio Oosterschelde) Borsele (regio Oosterschelde) Goes (regio Oosterschelde) Kapelle (regio Oosterschelde) Reimerswaal (regio Oosterschelde) Tholen (regio Oosterschelde) Zeeland algemeen
Egbert Boer
relatiebeheerder
Jos Driesprong
Yvonne Zuidgeest
Mw. Paut Kromkamp
Vlissingen (regio Walcheren)
Hans de Vos
Contactpersoon
Gemeente
regiomanager
accountmanager
directeur/bestuurder
regiomanager
Functie
p.brakman@ meezeeland.nl
E-mail
(0900) 2020672
(070) 357 28 88
Telefoonnummer
Cliëntondersteuning
33
34
Naam Directeur
A. Pijls
Lucas Middelhoff
Naam MEE organisatie
MEE Zuid-Limburg
MEE Zuidoost Brabant
Contactpersonen MEE voor gemeenten
Bert Deguelle
Oostelijk ZuidLimburg
Ton Heinsbergen Ton Heinsbergen Ton Heinsbergen Ton Heinsbergen Ton Heinsbergen Ton Heinsbergen Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns
Laarbeek Gemert-Bakel Deurne (DAS gemeenten) Asten (DAS gemeenten) Someren (DAS gemeenten) Eindhoven (centrum gemeente) Nuenen Geldrop-Mierlo Son en Breugel Beste Veldhoven Oirschot (De kempen gemeenten)
Annelie Gorissen
Helmond (centrum gemeente)
Westelijke Mijnstreek
Maastricht Heuvelland Gwen van Merwijk
Contactpersoon
Gemeente
manager
manager
Functie
E-mail
(040) 214 04 04
(0492) 32 80 00
(045) 571 85 77
Telefoonnummer
Naam MEE organisatie
Naam Directeur
Contactpersonen MEE voor gemeenten Contactpersoon Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns Henk Castelijns
Gemeente Reusel-De Mierden (De kempen gemeenten) Bladel (De kempen gemeenten) Eersel (De kempen gemeenten) Bergeijk (De kempen gemeenten) Valkenswaard (A2-gemeenten) Cranendonck (A2-gemeenten) Waalre (A2-gemeenten) Heeze-Leende (A2-gemeenten)
Functie
E-mail
Telefoonnummer
Cliëntondersteuning
35
Bijlage 4 Gespreksformat MEE en gemeenten
Format ten behoeve van overleg MEE-organisatie en gemeente.
et de Wmo ligt de verantwoordelijkheid voor (de regie rond) cliëntondersteuning bij de gemeente. M De MEE-organisaties worden vanuit de AWBZ gefinancierd. Om er voor te zorgen dat de activiteiten van de MEE, zoals verwoord in de subsidievoorwaarden en in de praktijk gegroeid, bijdragen aan het gemeentelijke beleid rond prestatieveld 3 ‘informatie, advies en cliëntondersteuning’, is in de subsidie regeling van de MEE-organisaties een artikel opgenomen over een overeenkomst die de MEEorganisaties en gemeenten moeten afsluiten. Informatie en advies richt zich op alle burgers; cliëntondersteuning is een specifieke vorm. Deze wordt afhankelijk van de vraag van de cliënt, gegeven door zowel ouderenadviseurs, AMW, Sociaal Raadslieden, GGZ-steunpunten als MEE-organisaties. Het doel van dit format is om het overleg tussen beide partijen handvatten te geven evenals het vastleggen ervan. In deze overeenkomst kunnen zowel afspraken opgenomen worden als verkenningen die tijdens het overleg aan bod gekomen zijn. Hieronder volgen een paar relevante onderwerpen op prestatieveld 3, maar het overleg hoeft zich zeker niet tot deze onderwerpen en kunnen bijvoorbeeld ook onderwerpen op de andere prestatievelden betreffen. Het is aan de partijen om de mogelijkheden en kansen van de samenwerking te verkennen en te grijpen.
Naam MEE-organisatie: Gemeente: Datum overleg:
Onderdeel I: Beleid Wat is het gemeentelijke beleid op prestatieveld 3 van de Wmo? (Als dit vastgelegd is in het gemeentelijke beleidsplan, (relevante) paragrafen bijvoegen.) Wat is het beleidsadvies van MEE aan de gemeente? Hoe draagt de MEE-organisatie bij aan ontwikkelen van het gemeentelijke beleid op het gebied van prestatieveld 3?
• • •
Onderdeel II: Invulling Hoe passen de activiteiten van MEE-organisatie in het gemeentelijke beleid op prestatieveld 3. De samenwerking tussen de MEE-organisatie en het Wmo-loket van de gemeente. (Hoe wordt doorverwezen; is er een fysiek loket, afspraken over het inzetten van de sociale kaart, trainingen etc; zie Handreiking.) De samenwerking tussen de MEE-organisatie en andere aanbieders van cliëntondersteuning in de gemeente (GGZ-steunpunten, ouderenadviseurs, algemeen maatschappelijk werk, sociaal raadslieden). (Welke mogelijkheden zijn er voor aanbieders van cliëntondersteuning om taken (verder) samen op te pakken?) Signaleringsfunctie. Hoe wordt de informatie die bij de MEE-organisatie binnenkomt, doorgespeeld aan gemeenten, zodat zij inzicht krijgt in de gevolgen van het beleid.
• •
•
•
Onderdeel III: Overige onderwerpen, bijvoorbeeld Samenwerking met relevante ketenpartners (onderwijs, arbeid, zorg, andere gemeentelijke diensten). Activiteiten voor GGZ-cliëntondersteuning. Andere prestatievelden waar de MEE-organisatie een bijdrage aan kan leveren. Samenwerking met Centra voor Jeugd en Gezin.
• • • •
36
Colofon Auteurs SGBO Raymond Hamar de la Brethonière Roelfien Pranger Hein Quist
Met dank aan Austin van Gaal (gemeente Nijmegen) Martijn van Poecke (gemeente Middelburg) Paut Krompkamp-Struik (MEE Zeeland) Ilse Kunst (MEE Gelderse Poort) Frank van de Ven (MEE Gelderse Poort)
Ministerie van VWS Sandra Weber
VNG Fouzia Kassi Bob van der Meijden
SGBO Onderzoek > Advies > Implementatie Postbus 30435 2500 GK Den Haag Deze handreiking is geschreven in opdracht van het ministerie van VWS.
Vormgeving Besides Purple
Druk Chevalier International Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. Het ministerie van VWS en de VNG kunnen echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.