De regio: van lokaal belang
(in) het belang VAN de regio Een handreiking bij regionale samenwerking
(In) het belang van de regio
DE REGIO: VAN LOKAAL BELANG Over regionale samenwerking bij lokale opgaven
R- 2
(In) het belang van de regio
Inhoud 1
Het belang van de regio 1.1 Zoeken naar de juiste schaal 1.2 Het speelveld 1.3 Regio’s in soorten en maten
2 Regionaal afgestemd 2.1 Woonruimteverdeling 2.2 Voorraadontwikkeling 2.3 Huisvesting van bijzondere groepen 2.4 Investeren in maatschappelijk vastgoed
R- 3
De regio: van lokaal belang
5 5 5 6 9 9 10 12 13
Bij wijze van leeswijzer De regio, wat is dat eigenlijk? Een verzameling gemeenten? Een indeling van het CBS? Een samenhangend woningmarktgebied? Een bestuurlijk vehikel? Het juiste antwoord: allemaal, en nog veel meer. Want ‘de regio’ is ook wat je erin wil zien. Zo ziet de ene corporatie de regio als een hulpmiddel bij het aanpakken van lokale problemen. Terwijl de ander de regio juist ziet als de logische schaal om de diagnose te stellen: wat kunnen wij betekenen?
Deze handreiking laat zich daarom van twee kanten lezen De ene kant gaat over de corporatie die de regio beschouwt als vanzelfsprekend niveau om op te opereren. Vaak als onderdeel van een keten van maatschappelijke organisaties, die vanuit een gedeelde visie samenwerken. De andere kant gaat over de corporatie die lokaal presteert en daarbij inspeelt op bovenlokale ontwikkelingen. Want in de regio zijn vaak oplossingen te vinden voor vraagstukken die zich binnen de gemeentegrenzen voordoen.
R- 4
(In) het belang van de regio
Het zijn geen tegengestelde verhalen Ze raken elkaar in het midden, bij de constatering dat regionale samenwerking altijd wenselijk is. Dat is de letterlijke en figuurlijke kern van deze handreiking.
Meer vragen dan antwoorden In de tekst van deze publicatie zijn vragenboxen opgenomen. Ze nodigen uit om vorm en inhoud van regionale samenwerking te verkennen en bespreken. Bij voorkeur samen met de andere corporaties, maatschappelijke organisaties en overheden in de regio.
1 Het belang van de regio Corporaties werken op verschillende schaalniveaus. De bewoner, de buurt, de wijk, de gemeente, de regio: ze hebben allemaal met elkaar te maken maar hebben tegelijk hun eigen kenmerken en benaderingswijze. Ontwikkelingen op het niveau van de regio zijn van invloed op het lokale speelveld. Regionale samenwerking is een logische stap voor de corporatie die lokaal optimaal wil presteren.
1.1 Zoeken naar de juiste schaal Het werk van corporaties gaat over mensen met een naam en woningen met een huisnummer. Vaak is het maatwerk, waarbij de specifieke vraag van een individuele klant wordt beantwoord. De corporatie heeft er doorgaans geen samenwerking voor nodig. Dat verandert als we een niveau hoger kijken, naar de buurt of de wijk. Op die schaal werken veel corporaties aan vraagstukken die te maken hebben met de leefbaarheid of de sociale problematiek van de bewoners. Samenwerking is daarbij essentieel en cruciaal. Niet voor niets is er de afgelopen periode zoveel geschreven over het belang van vitale coalities en over de wijk als gebied waar het moet gebeuren. Samenwerking is zeker nodig op lokaal niveau. Op die schaal zijn er vele partners en daarbij hoort in ieder geval de gemeente. Vanuit praktische en inhoudelijke overwegingen én vanwege de democratische legitimering die samenwerking met het gemeentebestuur biedt. En dan ook nog regionale samenwerking? Nee, niet per se. Er zijn zeker onderwerpen om op regionale schaal samen te verkennen, af te stemmen of aan te pakken. Maar het blijft een terrein om nuchter te beschouwen. Woningen staan in een straat of een buurt: dat is voor bewoners de relevante schaal. En voor woningzoekenden is dat een wijk of een gemeente en minder vaak ‘de regio’. Toch is de regio in een aantal gevallen de juiste schaal om vraagstukken te verkennen, af te stemmen of aan te pakken.
Wanneer komt de regio in ieder geval als relevant schaalniveau in beeld? Verken de verhuisbewegingen in en rond het werkgebied van de corporatie. Die verhuisbewegingen laten zien welk gebied door woningzoekenden als samenhangend wordt ervaren. Zorg ervoor dat er binnen dit gebied geen barrières zijn die verhuizen moeilijk maken. Breng op deze schaal tenminste in beeld hoe de woningvraag zich ontwikkelt. Stem vervolgens de ontwikkeling van de woningvoorraad gezamenlijk af. Bepaal tenminste de benodigde omvang en spreiding van de voorraad betaalbare huurwoningen. Doe dat als corporaties samen en in overleg met de gemeenten.
1.2 Het speelveld Switchen tussen schaalniveaus is een kernaspect van het corporatiewerk. Veel volkshuisvestingsvraagstukken zijn best gebaat bij samenwerking maar hebben géén regionaal karakter. Dat geldt bijvoorbeeld voor een onderwerp als leefbaarheid, dat zich per definitie op het niveau van wijken en buurten afspeelt maar niet regionaal. Samenwerking kan dan nuttig zijn om bijvoorbeeld kennis te delen maar dat hoeft niet binnen de regio. Een stedelijke corporatie die met leefbaarheidsproblemen kampt kan beter haar licht opsteken bij een corporatie in een verre stad dan in de naastgelegen plattelandsgemeente. En de aanpak is meer gebaat bij wijkgerichte dan bij regionale samenwerking. Welke schaalniveaus kunnen we onderscheiden? De bewoner Voorop staat de individuele bewoner. Die verdient een benadering op menselijke maat, die rekening houdt met persoonlijke kenmerken en wensen. Soms werkt de corporatie in die persoonlijke benadering samen met andere organisaties. Bijvoorbeeld als er sprake is van een zorgvraag of een traject van schuldhulpverlening. De buurt De buurt is wat de bewoner als dagelijkse leefomgeving ervaart. Een straal van niet meer dan 200 meter rondom de eigen woning. Soms gemarkeerd door een drukke weg, door water of een andere natuurlijke afscheiding. Een gebied van niet meer dan pakweg 500 woningen.
R- 5
De regio: van lokaal belang
Dit is de schaal waarop leefbaarheidsinterventies gevoeld worden. Het is vaak ook een schaal waarop bewoners elkaar willen herkennen of met gelijkgestemden willen wonen – hoewel die schaal ook nog wat lager (het blok, de portiek) kan liggen. De wijk De wijk omvat meestal meerdere buurten. Je praat al gauw over 2.000 woningen. We hebben het hier over de schaal waarop je voorzieningen kunt organiseren: groot genoeg voor winkels, een basisschool en een huisarts. In die hoek vinden we op deze schaal dan ook de samenwerkingspartners voor de corporatie. De gemeente De term gemeente verwijst niet alleen naar een gebiedsaanduiding maar ook naar een openbaarbestuurslaag. De prestaties van de corporatie krijgen op deze schaal legitimiteit door ze vast te leggen in afspraken met het gemeentebestuur. De Woningwet scherpt deze benadering, waarin de corporatie in alle redelijkheid bijdraagt aan de uitvoering van het gemeentelijk woonbeleid, verder aan. De regio En dan hebben we de regio, in verschillende verschijningsvormen. Soms als samenhangend woningmarktgebied, soms als bestuurlijke eenheid, soms ook als vrij willekeurige gebiedsafbakening. Het vraagstuk bepaalt de ruimtelijke afbakening van de regio en welke partijen erbij betrokken zijn.
bewustwordingsvragen • Welke schaalniveaus onderscheiden we in óns werkgebied? • Hebben we op die niveaus verschillende doelstellingen, strategieën en samenwerkingspartners?
1.3 Regio’s in soorten en maten De regio die door woningzoekenden als een samenhangende woningmarkt wordt ervaren, hoeft niet samen te vallen met de regio waarin gemeenten bestuurlijk samenwerken. Je kunt een regio op verschillende manieren afbakenen. En ‘de’ regio bestaat niet. Woningmarktgebieden Waarom zouden corporaties regionaal samenwerken? Een inhoudelijk antwoord verwijst naar het regionale
R- 6
(In) het belang van de regio
karakter van veel woningmarkten. De achtergrond daarvan ligt in het verhuisgedrag van mensen. Verreweg de meeste verhuisbewegingen vinden binnen een beperkte straal plaats, binnen de bekende omgeving, over een afstand van maximaal 20 kilometer. De gemiddelde Nederlander verhuist in zijn of haar leven ongeveer zeven keer. Daarvan twee of drie keer over langere afstand, en dat gebeurt nagenoeg altijd met een duidelijke reden: je krijgt elders een opleiding, een baan of een relatie. Maar de meeste verhuizingen vinden plaats omdat je beter (lees ruimer) wilt wonen (promotie gehad, kind gekregen) en die verhuizingen spelen zich letterlijk in de buurt af. In een gemeente van enige omvang vindt driekwart van de verhuizingen binnen de gemeentegrenzen plaats. Een woningmarktregio kun je afbakenen door te kijken naar de intensiteit van de verhuisbewegingen (en eventueel de woon-werkpendel) tussen gemeenten. Er ontstaat dan een verzameling gemeenten waartussen druk wordt verhuisd en die dus door bewoners en woningzoekenden kennelijk als een samenhangend gebied wordt ervaren.
• Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CVF) onderscheidt 45 woningmarktregio’s. Het CFV verzorgt tweemaal per jaar regiorapportages, met een schat aan informatie. Zie www.cfv.nl • Het CFV hanteert dezelfde regio-indeling als in het grote Woon Onderzoek Nederland (WoON). Zie www.datawonen.nl, waar onder meer kerninformatie uit het WoON en de Primos-prognoses op regionaal niveau wordt gepresenteerd. • Veel gehanteerd, ook door het ministerie van BZK, is de indeling in COROP-gebieden. De naam komt van de Coördinatie Commissie Regionaal Onderzoeksprogramma, die in 1971 de indeling van Nederland in 40 COROP-gebieden ontwierp. Elk COROP-gebied heeft een kern met een omliggend verzorgingsgebied. • De Leefbaarometer (www.leefbaarometer.nl) laat de stand en ontwikkeling van de leefbaarheid zien op het niveau van gemeenten, postcodegebieden en CBS-wijken en buurten. Daarnaast onderscheidt de Leefbaarometer het clusterniveau: gebieden – soms klein, soms groot met een vergelijkbare leefbaarheidssituatie.
Bestuurlijke regio’s Er zijn inmiddels aardig wat regionaal werkzame corporaties. Aan de publieke kant blijft regiovorming een complex vraagstuk, waar al tientallen jaren over wordt gepraat. De Wet Gemeenschappelijke Regelingen (Wgr) vormt
de belangrijkste grondslag voor samenwerking tussen gemeenten (en provincies en waterschappen). er bestaan verschillende soorten gemeenschappelijke regelingen, die in zwaarte variëren van samenwerking op basis van bestuursovereenkomsten via het laten behartigen van gemeenschappelijke taken door een centrumgemeente tot het vormen van een openbaar lichaam met een algemeen en dagelijks bestuur. iedere gemeente neemt deel aan diverse wgr-regelingen, in verschillende samenstellingen. nederland telt 42 wgr-gebieden. De zogenaamde wgr-plusregio’s (beter bekend als de acht stadsregio’s) worden afgeschaft. regionale kenmerken Het zal duidelijk zijn: de ene regio is de andere niet. een regio met een grote centrumstad ‘werkt’ anders dan een regio met gemeenten van gelijke grootte. niet alleen de functies verschillen – ze zijn in de centrumgemeente geconcentreerd maar ook de verhoudingen. regelmatig zien we dat regiogemeenten zich afzetten tegen de grote stad. vaak vanuit de vrees ‘overspoeld’ te worden door de grotestadsproblematiek. en andersom horen we de grote stad vaak klagen over een gebrek aan medewerking van de regiogemeenten, bijvoorbeeld als het gaat om de bouw van sociale huurwoningen of de opvang van doelgroepen. en meestal vallen de onderlinge geschillen weg als er een gezamenlijke vijand verschijnt. De provincie of de rijksoverheid bijvoorbeeld. Ook de configuratie aan de kant van de corporaties is van in-
vloed. in een regio met alleen lokaal werkzame corporaties liggen de belangen en verhoudingen anders dan in een regio waar corporaties in meerdere gemeenten actief zijn. begrip ervan is een basisvoorwaarde voor regionale samenwerking.
De regio / krachtenvelDanalyse • een regio met een grote centrumstad • met gemiddelde gemeenten • met louter lokaal WerkZame corporaties • met ook regionale corporaties
aard en omvang van de volkshuisvestelijke vraagstukken zijn ook van invloed. niet alleen op de wenselijkheid van een regionale aanpak maar ook op de feitelijke en gevoelde mogelijkheden daarvoor. is het ‘concurreren’ om nieuwe huurders en kopers of zijn die er juist in overvloed? liggen er nieuwbouwlocaties te wachten op investeerders of is het juist andersom? Zijn alle gemeenten even gewild of zijn er woongebieden met nauwelijks aantrekkingskracht? Ook hier geldt: verken de opgaven op het speelveld, want die geven richting aan de vorm en intensiteit van de samenwerking.
plusregio’s 2009
op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen
bron: bZk
r- 7
de regio: van lokaal belang
www.zorgatlas.nl
provincies
regionale schaalvoorDelen inhoudelijke relaties tussen de deelgebieden van een regio hoeven niet in alle gevallen het motief voor samenwerking te vormen. soms zijn er eenvoudigweg schaalvoordelen te halen bij een ‘opgeschaalde’ samenwerking. Dat geldt bijvoorbeeld voor thema’s als duurzaamheid en vergrijzing. elke corporatie krijgt ermee te maken, niet elke corporatie wil het wiel opnieuw uitvinden, samenwerking is dus logisch. in regionaal verband? Dat hoeft niet per se maar ligt wel voor de hand.
De regio / opgavenspectrum • gespannen of ontspannen markt • grote bouWlocaties of niet • selectieve verHuisbeWegingen • specifieke doelgroepen
bewustworDingsvragen Hoe Ziet ÚW regio er uit? • de verscHillen tussen de gemeenten in onZe regio Zijn: beperkt / beduidend / groot • de verHoudingen tussen de gemeenten Zijn: goed / indifferent / competitief • de verscHillen tussen de corporaties Zijn: beperkt / beduidend / groot • de verHoudingen tussen de corporaties Zijn: goed / indifferent / competitief • onZe regio: krimpt / anticipeert / groeit • in onZe regio Zijn de opgaven: gelijk verdeeld / sterk gelokaliseerd.
wgr-regio’s 2011
bron: cbs
r- 8
(in) HeT belang van De regiO
www.zorgatlas.nl
Wet gemeenschappelijke regelingen
De volgende blokken gaan over onderwerpen waarbij regionale samenwerking niet alleen voor de hand liggend maar ook inhoudelijk wenselijk is: woonruimteverdeling, voorraadontwikkeling, huisvesting van bijzondere groepen en investeren in maatschappelijk vastgoed.
2 Regionaal afgestemd Het ontwikkelen van sociale huurwoningen en maatschappelijk vastgoed zijn voorbeelden van lokale investeringen die om regionale coördinatie vragen. Hetzelfde geldt voor het huisvesten van woningzoekenden, zowel reguliere als bijzondere. Steeds geldt: de beslissing in de ene gemeente heeft gevolgen voor de mogelijkheden elders. Hoe krijgt regionale afstemming en samenwerking vorm?
bewustwordingsvragen • Welke thema’s zijn in onze regio al goed geregeld? • Welke niet? En waarom (nog) niet? • Geven onze regiopartners op deze vragen hetzelfde antwoord als wij?
2.1 Woonruimteverdeling Wie van de ene naar de andere gemeente wil verhuizen komt regelmatig hobbels tegen. Soms zijn er formele belemmeringen, bijvoorbeeld in de vorm van bindingseisen. Soms gaat het om subtielere belemmeringen. De inschrijfduur die je niet mee mag verhuizen bijvoorbeeld, zodat je weer onderaan de wachtlijst begint. Het zijn belemmeringen die niet passen bij het recht op vrije vestiging. Bovendien maken ze verhuizen moeilijk en verstoppen zo de woningmarkt. Genoeg redenen om verhuizen over de gemeentegrenzen eenvoudiger te maken. In ieder geval binnen woningmarktregio’s.
Tips en aandachtspunten • Altijd nodig: uitzoeken hoe de regionale verhuisbewegingen in elkaar zitten en hoe de slaagkansen van lokaal woningzoekenden zich verhouden tot die van vestigers. • De zorg dat een gemeente door woningzoekenden ‘van buiten’ wordt overstroomd, wordt vrijwel nooit door de cijfers bevestigd. Maar toch: als die zorg wordt geuit, dan moet deze serieus worden genomen. • Woonruimteverdeling gaat over verdeling en verdelingskwesties zijn al snel politiek geladen. Maak in de regionale discussie duidelijk dat (gemeente- en regio-) bestuurders keuzes moeten maken en spreek ze op die verantwoordelijkheid ook aan.
R- 9
De regio: van lokaal belang
bewustwordingsvragen • Verhuizers van de ene naar de andere gemeente ondervinden in onze regio: [geen / weinig / veel] belemmeringen.
Woonruimteverdeling is een regionaliseringsthema bij uitstek. In de eerste plaats natuurlijk omdat mensen over gemeentegrenzen heen verhuizen. Maar ook omdat er verschillende partijen betrokken zijn. De gemeenten die, regionaal samenwerkend, kunnen besluiten om een Huisvestingsverordening in te stellen. En de woningcorporaties, die aan woningzoekenden uit willen leggen langs welke spelregels je een woning vindt.
bewustwordingsvragen • Ik typeer de regionale samenwerking op het gebied van woonruimteverdeling als: [niet bestaand / mager / best goed].
Regionalisering van de woonruimteverdeling zorgt voor veel discussie en soms voor een verhit debat. Centraal daarin staat meestal de wens om een enerzijds open woningmarkt te realiseren maar anderzijds ook de lokale belangen te waarborgen. In veel (kleinere) gemeenten
• Zorg voor bescheiden pretenties: met woonruimteverdeling zorg je er hooguit voor dat de ene woningzoekende eerder aan de beurt is dan de andere. Zorg ervoor dat iedereen zich bewust is van de beperkte mogelijkheid om te sturen. • Wees terughoudend in het bouwen van één groot regionaal verdelingsmodel, dat alle woningzoekenden op dezelfde manier behandelt. Zorg voor variatie, zorg ook voor voldoende ruimte om te experimenteren en innoveren. • Vooral nodig: regionale afspraken over de vraag hoe écht urgent woningzoekenden zo snel mogelijk worden geholpen. Tot die groep behoort misschien tien maar hooguit twintig procent van alle woningzoekenden.
leven zorgen over een ongebreidelde instroom vanuit de regio, als er geen lokale bindingseisen of voorrangsregels gesteld mogen worden. Analyses van verhuisbewegingen laten zien dat die zorgen bijna altijd ongegrond zijn. We zouden zelfs kunnen spreken van de paradox van de bindingseisen: ze houden bijna niemand tegen, dus kun je ze net zo goed afschaffen als handhaven. Corporaties gaan in regionale discussies meestal uit van het recht van vrije vestiging, en bepleiten een verdelingsmodel waarin je onbelemmerd over gemeente- en regiogrenzen heen kunt verhuizen. Het is verstandig om lokale zorgen daarbij wel serieus te nemen. De wens om eigen inwoners voorrang te geven op woningzoekenden ‘van buiten’ wordt vaak breed gedeeld en diep gevoeld.
Essentie • Mensen verhuizen meestal niet ver maar wel van de ene naar de andere gemeente. • Een open regionale woningmarkt, met weinig verhuisdrempels, is in ieders belang. • Corporaties en gemeenten bepleiten soms voorrang voor eigen inwoners. • Zorg voor evenwicht tussen lokaal maatwerk en vrijheid van vestiging.
hoefte op termijn, de actieve woningvraag van nu en de beschikbaarheid van investeringsmiddelen steeds subtieler. Juist nú is het belang van regionale afstemming groot maar ontbreekt het bijbehorende mechanisme. Tenzij corporaties het voortouw nemen in regionale afstemming van hun voorraadstrategie. Want waar een gemeente in de eerste plaats haar eigen inwoners te dienen heeft, zijn corporaties makkelijker in staat om op regionale schaal afwegingen te maken.
bewustwordingsvragen • In de buurgemeenten merken ze niets van de investeringsbeslissingen over onze voorraad: [waar / niet waar / weet niet].
•
•
2.2 Voorraadontwikkeling De ontwikkeling van de lokale woningvoorraad is van oudsher voorwerp van landelijke, provinciale en regionale sturing geweest. Die sturing had betrekking op de verdeling van nieuwbouwsubsidies en, in samenhang daarmee, op de ruimtelijke ordening. Het laatste bepaalde wáár er gebouwd mocht worden, het eerste wát er gebouwd werd. Het wegvallen van de nieuwbouwsubsidies kende als – onbedoeld en wellicht ook ongewenst neveneffect het wegvallen van een plannings en verdelingsmechanisme. Dat mechanisme kende een opgaande lijn, waarin gemeenten hun locaties inventariseerden, en een neergaande lijn, waarin rijkssubsidies over provincies, regio’s en gemeenten werden verdeeld. Inmiddels zijn de omstandigheden veranderd. In de tijd van het planningsinstrumentarium was de behoefte vrijwel altijd groter dan de beschikbare contingenten. Nu zien we andere bewegingen. In sommige regio’s wordt de uitbreidingsbehoefte al dun. In andere gebieden groeit het aantal huishoudens nog fors maar valt de koopkrachtige vraag op dit moment stil. De verschillen tussen maar ook binnen regio’s worden steeds groter. En tegelijk worden de ontwikkeling van de woningbe-
R- 10
(In) het belang van de regio
•
•
•
• •
•
Op de woningmarkt komt een aantal ontwikkelingen samen In een aantal regio’s gaat het inwonertal afnemen, op termijn gevolgd door stabilisatie van het aantal huishoudens. De druk op de woningmarkt neemt af en dat geldt ook voor de investeringsmogelijkheden. Tegelijk zal in de (rand)stedelijke regio’s het aantal huishoudens, dus ook de woningbehoefte, nog fors toenemen. De verschillen worden groter. Op dit moment stagneert de woningmarkt vrijwel overal, in het bijzonder omdat het voor veel mensen lastig is om de financiering rond te krijgen. Vraaguitval zien we vooral bij de doorstromers terwijl de starters de vraag nog enigszins overeind houden. Dat betekent ook een vraagverschuiving, want doorstromers richten zich meestal op de duurdere koopwoningen terwijl starters zich vaak op het goedkopere (huur-) segment oriënteren. Tegelijk zijn er vrijwel overal veel en vaak zelfs teveel nieuwbouwwoningen geprogrammeerd. Gemeenten, projectontwikkelaars en woningcorporaties beschikken in uiteenlopende mate over bouwgrond die voorlopig of helemaal niet ontwikkeld gaat worden. Hoe de vraag zich zal ontwikkelen is lastig te voorspellen. Komt er daadwerkelijk vraag naar een middensegment in de huursector? Zal de stagnerende waardeontwikkeling ervoor zorgen dat mensen een koopwoning meer als een consumptiegoed dan als een investering zien? Wat gebeurt er met de vraag naar kwaliteit als de woonlasten stijgen?
Deze ontwikkelingen komen samen in de constatering dat de tijd van de vanzelfsprekende afzet van nieuwbouw voorbij is. De verhoudingen worden scherper en competitiever. Als de ene gemeente erin slaagt een nieuwbouwlocatie te ontwikkelen, kan dat het einde van de investeringsmogelijkheden in de buurgemeente betekenen. De kans op een vitale en gevarieerde regio wordt kleiner als gemeenten of corporaties de ontwikkeling van de woningvoorraad (wat moet er veranderen, hoeveel moet erbij?) uitsluitend binnen de gemeentegrenzen bekijken. Concurrentie tussen locaties ligt op de loer. En dat kan ertoe leiden dat binnen een regio de makkelijke mogelijkheden worden benut terwijl de lastige opgaven blijven liggen. De uitleglocatie wordt bebouwd met ‘doorsneewoningen’ maar de binnenstedelijke vernieuwing – bedoeld voor de senioren van straks – blijft liggen. Het laaghangend fruit wordt het eerst geplukt, heet dat in voorzichtige bewoordingen. Woonkannibalisme wordt het ook wel genoemd.
Essentie • De verschillen op de woningmarkt nemen toe, zowel tussen als binnen regio’s. • De actieve vraag wordt dunner, investeringsbeslissingen worden subtieler. • Steeds vaker hebben keuzes in de ene gemeente gevolgen voor de ruimte elders. • Er is geen mechanisme meer dat lokale ruimtelijke plannen regionaal afstemt. • Zonder regionale afstemming kan ongewenste planconcurrentie optreden. • Trefwoorden: samenwerkende corporaties en een regionale investeringsstrategie.
R- 11
De regio: van lokaal belang
Tips en aandachtspunten • Begin met een gezamenlijke (gemeenten, corporaties) analyse van de situatie op de regionale woningmarkt. Zo’n gedeelde diagnose is niet bedreigend, zodat iedereen meedoet, en is tegelijk een noodzakelijke basis voor maatregelen en afspraken. • Werk aan een toekomstvisie, die laat zien dat de regio bestaat bij de gratie van variatie aan woonmilieus. Regionale samenwerking betekent niet ‘overal hetzelfde doen’ maar juist het accentueren en versterken van verschillen. • Bespreek de problematiek in eenvoudige bewoordingen en heldere ‘wat-als’ redeneringen. Wat gebeurt er als er in de buurgemeente een nieuwe woonwijk wordt ontwikkeld? Van welke woningen, in welke straat, daalt de prijs het meest als we in onze gemeente richting een overaanbod gaan? • Erken dat gemeentebestuurders door de inwoners worden gekozen en het lokale belang voorop stellen. Verwacht of verlang niet dat een wethouder openlijk afziet van de ontwikkeling van een bouwlocatie zodat de centrumgemeente wel kan bouwen. • Het is voor corporaties een stuk eenvoudiger om samen een regionale investeringsstrategie op te stellen dan voor gemeenten. Wacht er niet mee en wacht ook niet op elkaar. • Haal er niet teveel bij. De meeste volkshuisvestingsvragen spelen zich nog steeds lokaal af en behoeven geen regionale afstemming. Begin bij afspraken die waarborgen dat er overal voldoende goede en betaalbare woningen beschikbaar zijn, nu en in de toekomst. Die ogenschijnlijk simpele vraag dwingt scherpe antwoorden af. • Regionale afstemming van de ontwikkeling van de lokale woningvoorraad is niet vrijblijvend. Wellicht moeten er, in het regionale belang, lokale plannen worden aangepast. Misschien moet er zelfs voor miljoenen worden afgeboekt. Regionale fondsvorming, om zulke kosten samen te delen, is beslist een optie. Maar begin tenminste met het bijsturen van de zachte plannen.
2.3 huisvesting van bijzonDere groepen veel regio’s kennen een centrumplaats, omlijst met kleinere gemeenten. Deze verschillen in omvang weerspiegelen zich in de functies. De centrumgemeente kent het grootste winkelaanbod, de meeste cultuurvoorzieningen, sportfaciliteiten enzovoort. Ook de maatschappelijke functies zijn meestal geconcentreerd. De huisvesting van lagere inkomens, dak en thuislozen en andere doelgroepen, komt in veel regio’s vooral op het bord van de centrumgemeente. Hoe worden ze een gedeelde, regionale verantwoordelijkheid waar iedereen aan bijdraagt? regionale samenwerking bij de opvang van bijzondere groepen is eigenlijk gewoon logisch. Op zich beschouwd, zijn al die groepen immers meestal te klein om er een professionele vorm van opvang voor te organiseren. maar bij elkaar, op het niveau van de regio bekeken, is die schaal wél aanwezig.
bewustworDingsvragen • de bijdrage die de corporaties in de regio geZamenlijk leveren aan de opvang van dakloZen, krijgt van mij Het rapportcijfer [ ___ ].
Over welke mensen hebben we het dan? Over zwerfjongeren, daklozen (alleen of in gezinsverband, kort of langdurig), over mensen waarbij huisuitzetting dreigt,
maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid 2005 verzorgingsgebieden van centrumgemeenten
r- 12
(in) HeT belang van De regiO
vrouwenopvang 2005
verzorgingsgebieden van centrumgemeenten
www.zorgatlas.nl
bron: vWs
www.zorgatlas.nl
vo-regio’s centrumgemeente
mo/vb-regio’s centrumgemeente
bron: bZk
over mensen die vrijkomen uit detentie of ontslagen worden uit een zorg of opvanginstelling zonder dat ze over een thuisadres beschikken. maar ook over mensen die in een isolement leven en die misschien verloederen. en over slachtoffers van huiselijk geweld, van eerwraak, van loverboys, gedwongen prostitutie of mensenhandel. kenmerkend is vaak dat de problemen zich op meerdere fronten afspelen. psychiatrische problemen, verslaving, gok of andere schulden, een trauma of het ontbreken van een sociaal netwerk vormen in veel gevallen de achtergrond. De meervoudige problematiek die vaak samengaat met de huisvestingsvraag, vormt een krachtig argument voor samenwerking in de aanpak. Die mag niet beperkt blijven tot het regelen van een dak boven het hoofd. Overigens wordt in veel regio’s de huisvesting van arbeidsmigranten uit midden en Oost europa (de zogenaamde mOe-landers) ook tot dit hoofdstuk gerekend. Ook hier kan er immers aanleiding zijn om niet alleen naar het dak boven het hoofd te kijken. voor de maatschappelijke opvang (en ook het bieden van verslavingszorg) krijgen 43 centrumgemeenten geld van het rijk. Daarmee zijn ze financieel verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang in hun regio. verschillende gemeenten beperken de opvangmogelijkheden tot mensen met een regiobinding. Om de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang te garanderen, is afgesproken dat iedereen uit de doelgroep zich in elke gemeente kan aanmelden voor maatschappelijke opvang. De centrumgemeente van aanmelding verzorgt indien nodig de eerste opvang (bed, bad en brood). De centrumgemeente bepaalt vervolgens na overleg met de
cliënt in welke plaats een individueel traject het meest kansrijk is. Deze gemeente gaat de maatschappelijke opvang verzorgen. Naast de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang bestaan er ook centrumgemeenten voor vrouwenopvang.
Essentie • Om tal van redenen kan iemand thuisloos raken en is tijdelijke opvang nodig. • Lokaal gaat het om beperkte aantallen maar regionaal om een groep van betekenis. • In veel gevallen is er sprake van een meervoudige problematiek. • Hard nodig: regionale samenwerking tussen de vele betrokken organisaties.
Tips en aandachtspunten • Het voorkomen van huisuitzettingen: daar begint het mee. En dat begint weer bij goede voorlichting en bij een vroegtijdige aanpak. • Een goed functionerende maatschappelijke opvang vergt een goede doorstroming vanuit de instellingen naar zelfstandige woonruimte. Dat gaat lang niet altijd probleemloos en vraagt een woonvorm die past bij de mate van zelfstandigheid. • Zorg tenminste voor een regionale makel-functie, die ervoor zorgt dat uitstromers uit de opvang snel in een (semi)zelfstandige woning kunnen. En die er ook voor zorgt dat de verhurende corporatie verzekerd is van begeleiding van de bewoner. Ook als daar midden in de nacht plotseling behoefte aan is. • Het draait om samenwerking tussen gemeenten, opvanginstellingen en corporaties, zoveel is wel duidelijk. Succesvolle samenwerking veronderstelt op regionaal en lokaal niveau inzicht in de vraag naar opvang en het aanbod aan voorzieningen en huisvestingsmogelijkheden. • Welke kwantitatieve en kwalitatieve behoefte zien we? Bij welke bijzondere doelgroepen? Over welke vormen van huisvesting treden op de woonladder – hebben we het dan? Welke begeleiding hoort daarbij? Het verkennen van deze vragen is een prima manier om met samenwerking te starten!
R- 13
De regio: van lokaal belang
2.4 Investeren in maatschappelijk vastgoed Maatschappelijk vastgoed is de verzamelterm voor gebouwen met een maatschappelijke functie. Dat kan een school zijn, een buurthuis, een gezondheidscentrum of een gymzaal. En nog vaker is het een combinatie van functies: een multifunctionele accommodatie. De nieuwe Woningwet stelt dat corporaties het ontwikkelen en beheren van maatschappelijk vastgoed tot hun werkzaamheden mogen rekenen voor zover het om gebouwen met een wijkgebonden functie gaat. Dat is ook de vereiste die het WSW bij haar borgstelling hanteert. En zo bekeken lijkt maatschappelijk vastgoed bijna per wetsdefinitie – er blijft een grijs gebied dat om interpretatie vraagt geen regionaal vraagstuk.
bewustwordingsvragen • Onder welke voorwaarden houdt onze corporatie zich bezig met maatschappelijk vastgoed? • Hoe zit dat bij de collega-corporaties in de regio? Weten we voldoende van elkaar?
Toch zijn er wel degelijk aanknopingspunten voor regionale samenwerking. Zeker als gevolg van ontwikkelingen in de (AWBZ) zorgfinanciering. Corporaties zijn de belangrijkste verhuurders van zorggebouwen die niet in eigendom zijn van de zorgorganisaties zelf. De financiering van dat vastgoed verandert van capaciteit naar cliëntgebonden. Aan de hand van de zorgzwaarte wordt een cliëntgebonden vergoeding vastgesteld, in de vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP). Daarvan bestaan er in de sector Verpleging & Verzorging (waaronder verzorgings- en verpleeghuizen vallen) al tien en in andere sectoren (gehandicaptenzorg, GGZ) tientallen. De vergoeding voor de huisvestingskosten (aangeduid als de normatieve huisvestingscomponent) maakt deel uit van het ZZP. Zowel voor de zorgaanbieder als voor de corporatie heeft dit gevolgen. Voor corporaties neemt de onzekerheid over de huurinkomsten toe. Dat vergt zakelijker onderhandelingen met de zorgorganisaties, in ieder geval over de risicoverdeling maar ook over kwaliteit en kenmerken van het vastgoed. Die gesprekken zullen zich niet tot het lokale niveau beperken. Samenwerkingspartners zullen elkaar op regionaal niveau zoeken. In die zoektocht gaat het om zakelijke onderhandelingen tussen afzonderlijke instellingen (gezonde concurrentie) maar ook om gezamenlijke inhoudelijke verkenningen (gedeelde belangen). De ont-
wikkelingen in de zorgfinanciering hebben namelijk niet alleen een financiële achtergrond maar ook een ideologische. De eigen verantwoordelijkheid van mensen wordt daarin benadrukt: zij moeten hun (mantel-) zorg steeds meer zelf organiseren en betalen. Dat principe zien we ook terug in de scheiding van (de financiering van) wonen en zorg. Naar verwachting zal die scheiding vanaf 2014 stapsgewijs worden doorgevoerd, te beginnen met de lichtere zorgindicaties (ZZP 1 en 2 in de sector V&V). De bewoner betaalt dan afzonderlijk de huur (gebaseerd op de Huurprijzenwet) en servicekosten aan de zorgaanbieder of corporatie. Het is verstandig om al die ontwikkelingen in hun samenhang te bekijken, en vervolgens te handelen vanuit een gedeelde toekomstvisie. Daar zijn niet alleen zorgaanbieders en corporaties bij betrokken maar zeker ook de gemeenten. Maatschappelijk vastgoed vinden we niet alleen in de zorgsector. De scheiding in vastgoed voor onderwijs, opvang, cultuur, sport, wijken en welzijn is langzaam aan het verdwijnen. Steeds vaker spreken we van multifunctionele accommodaties (MFA’s). Die term verwijst niet alleen naar de hardware (de stenen), maar ook naar de software (de functies). Ook hier is samenwerking gemeentegrens én sectoroverstijgend noodzakelijk. In die samenwerking wordt een sectorale planning van maatschappelijke voorzieningen verruild voor een samenhangende benadering van portefeuilles als onderwijshuisvesting, sportaccommodaties en zorgvoorzieningen. Nog te vaak worden die afzonderlijk ingevuld – overal een beetje van hetzelfde terwijl juist een regionale en samenhangende benadering kansen biedt om wijken en buurten scherper te profileren. Het terrein van de MFA’s leent zich bovendien voor een stevige professionalisering. Zowel maatschappelijk als economisch is er nog veel winst te behalen. Ook dat is een krachtig argument voor regionale samenwerking.
Tips en aandachtspunten • De ontwikkelingen in de financiering van de zorg en van het zorgvastgoed zijn ingrijpend en complex. Begin met een gezamenlijke verkenning en bespreking ervan. • Lang niet elke corporatie kan of wil actief zijn op het gebied van maatschappelijk vastgoed. En dat hoeft ook niet. Maar juist om die reden is het wel belangrijk om af te stemmen ‘wie wat doet’. Zodat er geen gaten in het aanbod vallen. • Ga samen in gesprek over de negen punten van de Agenda Maatschappelijk Vastgoed 2012. Die agenda begint met het stellen van de juiste vraag:
R- 14
(In) het belang van de regio
Essentie • Maatschappelijk vastgoed (MVG) is doorgaans bedoeld voor wijkgebonden functies. • MVG met een regiofunctie vergt afstemming tussen corporaties – geen concurrentie. • De veranderende financiering van zorgvastgoed leidt tot regionale partnerschappen. • Samenwerking is nodig om ontwikkeling en beheer van MVG te professionaliseren.
‘Wat is het doel van maatschappelijk vastgoed; waar draait het in wezen om? Stel de juiste vraag (keer op keer) en probeer deze te beantwoorden.’ Zie www.bouwstenenvoorsociaal.nl voor meer info. • Maatschappelijk vastgoed is zelden de hoofdzaak. De werkelijke discussie gaat over de vraag wat er nodig is om zorgbehoevende mensen zelfstandig te kunnen laten wonen, een wijk goed te laten functioneren of een dorpskern vitaal te houden. Zorg eerst voor een gedeelde visie op dergelijke hoofdzaken.
16
(In) het belang van de regio
Vervlechting met partners
Ketenintegratie
Preferente samenwerkingsvorm:
Specialisatie van taken
Onderdeel van een netwerk
Schaal volgt vraagstuk
Kenmerkend voor onze corporatie:
op vragen van partners uit vele hoeken, op verschillende schaalniveaus
O O
O O
O O
O O
Anticiperend:
Onze organisatie opereert:
O O O
O
O
Handelingskader
O O O
O
O
Wij zien de regio als:
De corporatie van regionaal belang
Voor ons is:
O O
O O O
O O
O
O
O O
O O O
O O
O
O
Typeer de vorm van samenwerking die bij de corporatie past. En scoor de opvattingen over samenwerkingsthema’s. Vergelijk en bespreek ze met de regiopartners
Regionale samenwerking in de praktijk
O O
O O O
O O
O
O
Afspraken met overheden en instellingen
Beleidscoördinatie
Preferente samenwerkingsvorm:
Breed activiteitenpalet
Zelfstandige organisatie
Focus op lokaal presteren
Kenmerkend voor onze corporatie:
welke regionale ontwikkelingen zijn relevant voor de lokale woonopgaven?
Verkennend:
Onze organisatie opereert:
Hulpmiddel
Wij zien de regio als:
De regio van lokaal belang
Voor ons is:
Typeer de vorm en inhoud die bij de corporatie past
Regionale samenwerking in de praktijk
In het midden
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O O
O O
O Hoge prioriteit
Verdient verbetering
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Niets geregeld
Niet in onze belangstelling
Ieder voor zich
Nauwelijks relevant
• Coproductie organiseren voorstudie SEV, maart 2011 • Denken over regio’s B. de Pater, O. Atzema e.a., Coutinho, september 2011 • De vierde kracht. Over de politieke legitimatie van regionale samenwerking M. Stamsnijder, Nirov, 2010 • Eerste hulp bij samenwerken R. Bremekamp e.a., 2010 • Handleiding Positie en Ambitie bepalen – Wooncorporaties INK, 2010 • Hoe sterk zijn uw samenwerkingsketens? OTB i.o.v. KWH, april 2011
Het lezen waard
O
O
• Ketensamenwerking T.W. Hadjorno e.a., 2010 • Management in netwerken H. de Bruijn en E. ten Heuvelhof, 2007 • Slim samenwerken in wonen, welzijn en zorg. Besparen én betere kwaliteit van leven in praktijk Aedes Compact 52, november 2011 • Stedelijke regio’s. Over informele planning op een regionale schaal diverse auteurs, NAi Uitgevers, 2011 • Sterke netwerken P.J. van Delden, 2009 • Verantwoordelijk Leiderschap. Duurzaam omgaan met organisaties en met jezelf J. Kessels en R. Bodegom, Bohn Stafleu van Loghum, 2010
O
Het ontwikkelen van regionale kaderafspraken over maatschappelijk vastgoed vinden we: Niet zo urgent Erg belangrijk
O
Op het gebied van maatschappelijk vastgoed hebben we in regionaal verband: Een gezamenlijke visie
O
Regionale afspraken over de huisvesting van bijzondere groepen staan: Bovenaan ons wenslijstje
O
De opvang van bijzondere doelgroepen doen we in onze regio: Zoveel mogelijk samen
Afstemming van de voorraadstrategie in regionaal verband vinden we: Heel belangrijk
O
Wat betreft de ontwikkeling van de woningvoorraad is de regionale afstemming: Echt uitstekend Nagenoeg afwezig
Regionalisering van de woonruimteverdeling heeft voor ons: Gering gewicht
Verloopt uitstekend
De regionale samenwerking op het terrein van de woonruimteverdeling:
Tekst: Arjen Zandstra (RIGO Research en Advies) Begeleiding: • Pierre Sponselee (Woonwaard) en Ruud van den Boom (Brabantse Waard) • Nathalie Boerebach en Rob Ravestein (Aedes) Vormgeving: Curve Druk: platform P ISBN: 978-90-5009-264-7
2013, Den Haag Aedes vereniging van woningcorporaties
Colofon
(In) het belang van de regio 16