CJP Cultuurkaart Onderzoek deelname VO-scholen in Rotterdam Stella Blom Dide van Berkel
RAPPORT
CJP Cultuurkaart Onderzoek deelname VO-scholen in Rotterdam Stella Blom Dide van Berkel Met medewerking van: Rento Zoutman
Amsterdam, 23 januari 2014
Stella Blom onderzoeker/adviseur
[email protected] M 06 - 430 645 16
Dide van Berkel onderzoeker
[email protected] M 06 - 81899403
2
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Inhoud 1
Inleiding
4
1.1
Het onderzoek
4
1.2
Opzet onderzoek
5
1.3
CKV en CJP
7
1.4
Cultuuronderwijs (VO) in Rotterdam
8
1.5
Leeswijzer
8
2
CJP Cultuurkaart
10
2.1
Periode 2010-2014
10
2.2
Deelname
12
2.3
Aanmelding en wijze van gebruik
13
2.4
Verklaringen voor lagere deelname
15
3
Vergelijking gemeenten
17
3.1
Demografische vergelijking
17
3.2
Culturele context
18
3.3
Gemeentelijk beleid en instrumentarium
19
3.4
Verklaringen voor lagere deelname
21
4
VO-scholen
22
4.1
Financiën
22
4.2
CJP organisatie
22
4.3
Positie cultuureducatie op school
23
4.4
Cultureel aanbod
25
4.5
Overig
26
5
Conclusies en aanbevelingen
27
5.1
Beantwoording onderzoeksvragen
27
5.2
Conclusie
31
Bijlagen
3
Bijlage 1
32
Bijlage 2
33
Bijlage 3
36
Bijlage 4
37
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
1 Inleiding 1.1
Het onderzoek De CJP Cultuurkaart vervangt sinds 2008-2009 de CKV-vouchers (Culturele en Kunstzinnige vorming) in het voortgezet onderwijs. CJP staat voor Cultureel Jongeren Paspoort. Het ministerie van OCW subsidieert de kaart met € 5 per leerling. In Rotterdam wordt de CJP Cultuurkaart door (slechts) 55% van de VO-leerlingen gebruikt. Ter vergelijking; het landelijk gebruik van de CJP Cultuurkaart is 69%. Deelnamepercentages verschillen van gemeente tot gemeente. Het gebruik van de CJP Cultuurkaart in Rotterdam blijft achter bij dat van andere steden, met als consequentie dat door het ministerie van OCW beschikbaar gestelde subsidie in Rotterdam niet optimaal wordt benut. Het is zelfs zo dat het door Rotterdam niet bestede budget ten goede komt aan andere steden waar de deelname hoger ligt. Het gaat om een jaarlijks bedrag dat oploopt tot zo’n € 200.000. Het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR) heeft DSP-groep gevraagd een aantal hypothesen voor het relatief lage deelnamepercentage in Rotterdam te toetsen, om zo ook aanwijzingen te krijgen hoe de deelname te vergroten. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode september-december 2014. De vraagstelling voor het onderzoek is tweeledig: 1
Welke hypothesen blijven na toetsing overeind ter verklaring van de relatief lage deelnamepercentage van VO-scholieren uit de gemeente Rotterdam aan de Cultuurkaart?
2
En welke acties kan het KCR ondernemen, al dan niet samen met partners, om de deelname te verhogen?
Voor het beantwoorden van deelvraag 1 zijn samen met het KCR en het CJP zes hypothesen geformuleerd voor het lage deelnamepercentage op VO-scholen in Rotterdam. We onderzoeken deze hypotheses op plausibiliteit. 1
In 2012 is het businessmodel van de Cultuurkaart veranderd. Was er eerst € 15 rijkssubsidie, vanaf 2012 bleef er € 5 over en werden deelnemende scholen aangemoedigd om € 10 per scholier bij te storten. We onderzoeken of deze verandering voor Rotterdamse VO-scholen aanleiding is om niet (meer) deel te nemen aan de kaart.
2
Het CJP, dat voor de uitvoering van de Cultuurkaart verantwoordelijk is, heeft mogelijk in sommige gemeenten en met sommige scholen minder contacten, of varieert anderszins in de inzet van communicatie- en marketingmiddelen, met mogelijke consequenties voor de Rotterdamse deelname.
3
In Rotterdam geen sprake van centrale sturing op cultuureducatie door gemeente of schoolbesturen, zoals in de vorm van een convenant. Beleidsmatige keuzen, ondermeer over
4
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
cultuureducatie, worden vaker ondergebracht bij locatiedirecteuren. Mogelijk heeft het ontbreken van centrale sturing invloed op het deelnamepercentage van VO-scholen aan de kaart. Een aantal Rotterdamse scholen stelt in financieel moeilijker tijden mogelijk andere prioriteiten. De veronderstelling is dat dit ook consequenties heeft voor de inzet op cultuureducatie door Rotterdamse scholen. 4
De manier waarop de gemeentelijke afdelingen cultuur en onderwijs al dan niet samenwerken is mogelijk van invloed op de deelname van vo-scholen in Rotterdam aan de Cultuurkaart.
5
We onderzoeken of er een verband is te leggen tussen cultuurparticipatie in algemene zin in Rotterdam en de deelname van VO-scholen aan de Cultuurkaart.
6
We onderzoeken of er een verband is tussen het aanbod aan culturele voorzieningen in Rotterdam waar de Cultuurkaart toegang tot geeft in vergelijking met andere steden en de deelname van vo-scholen aan de Cultuurkaart.
1.2
Opzet onderzoek We toetsen de hypothesen voor lagere deelname aan de Cultuurkaart in Rotterdam via een aantal onderzoeksmethoden. Benchmark Voor het onderzoek maken we een vergelijking tussen Rotterdam en drie andere gemeenten, respectievelijk Amsterdam, Dordrecht en Groningen. We vergelijken voor deze gemeenten deelname aan de Cultuurkaart, relevant gemeentelijk beleid, demografische gegevens en het culturele aanbod. De analyse beslaat de periode van 2010 tot en met 2014. Voor bovenstaande gemeenten is gekozen vanwege het opvallend hogere deelnamepercentage in Amsterdam, voor Dordrecht omdat dit een Zuid-Hollandse gemeente is met net als Rotterdam een achterblijvend deelnamepercentage en voor Groningen omdat deze gemeente interessant is vanwege het stimuleringsbeleid van de gemeente. De gemeente legt € 4 euro bij de € 10 euro 1 bijdrage van de school, waardoor de kosten voor de school lager worden .
@5. Dank! @6. De informatie klopt nu volgens mij, maar ik heb nog wel moeite met de koppeling van de kwantiteit van het educatieve aanbod aan de BIS (als je Amsterdam en Rotterdam vergelijkt). In Rotterdam was cultuureducatie een groot aantal jaren verplichte kost voor alle meerjarig gesubsidieerde instellingen. Dat heeft ertoe geleid dat ook nu nog alle instellingen een vorm van cultuureducatie aanbieden. En terzijde: je constateert op p. 19 dat de ambtenaar cultuur en de ambtenaar onderwijs geen contact zouden hebben. Dat is bij mijn weten in ieder geval in Rotterdam en Amsterdam niet zo; hoe het in de twee andere steden ligt, weet ik niet.
Noot 1 Samen met Almere, waar scholen €5 bijdragen bovenop de €10 euro die scholen moeten bijleggen, zijn dit de enige twee gemeenten die voor een dergelijk instrument kiezen om deelname aan de Cultuurkaart en daarmee aan cultuureducatie te stimuleren.
5
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Interviews met stakeholders Via gesprekken met KCR, het CJP, het ministerie van OCW, cultuurambtenaren van de gemeenten Rotterdam (bijdrage volgt), Amsterdam en Groningen en de contactpersonen van de bemiddelende organisaties Mocca, BijVrijdag, ToBe en KCR krijgen we achtergrondinformatie en verschillende perspectieven op de achterblijvende deelname aan de Cultuurkaart in Rotterdam ten opzichte van het landelijke percentage. In Dordrecht hebben we geen interviews afgenomen bij de gemeente, omdat zowel de functie van ambtenaar cultuur als die van onderwijs op dit moment niet vervuld zijn. We vragen de stakeholders naar hun betrokkenheid bij de CJP Cultuurkaart, hoe dit past in cultuureducatiebeleid, indien aanwezig. Ook vragen we hen naar mogelijke oorzaken van achterblijvende deelname aan de cultuurkaart in Rotterdam. In de bijlage van het onderzoek is een itemlijst bijgevoegd met mogelijke oorzaken, die we hebben aangevuld en getoetst via de interviews. Interviews en digitale enquête onder VO-scholen Ter voorbereiding op de digitale enquête hebben we interviews gehouden met zeven VO-scholen; twee scholen die deelnemen en vijf scholen die niet deelnemen. Vervolgens ontvingen contactpersonen van alle VO-scholen in Rotterdam de digitale enquête. We hebben voor de telefonische interviews en digitale enquête degene benaderd die in beleid en/ of uitvoering verantwoordelijk is voor invulling van het CKV-onderwijs, en in geval van deelname aan de Cultuurkaart het aanspreekpunt is voor de CJP-organisatie. Zo krijgen we zicht op redenen waarom juist wel of juist niet wordt deelgenomen aan de kaart en op manieren om het gebruik van de Cultuurkaart zo mogelijk te verbeteren. In bijlage 4 staat de vragenlijst die is gebruikt voor het onderzoek. Respons Voor het doel van het onderzoek hebben we voor de scholen die deelnemen aan de CJP Cultuurkaart een lijst met namen en contactgegevens gekregen met contactpersonen voor de 2
Cultuurkaart (schooljaar 2013-2014). Verder is gebruik gemaakt van gegevens van KCR . Tevens 3 zijn via een brief, verspreid door FOKOR , alle schooldirecties geïnformeerd over het onderzoek.
32 van de 71 aangeschreven personen hebben de digitale enquête ingevuld (bijlage 4). Dit is een respons van 45,1%. Van de 32 respondenten zijn er 25 afkomstig van scholen die deelnemen aan de Cultuurkaart, de rest van niet-deelnemende scholen. Dit verschil heeft een aantal mogelijke oorzaken: 1
Scholen die niet deelnemen, zijn mogelijk minder bekend met de Cultuurkaart.
2
Scholen zijn minder betrokken bij het onderwerp.
3
We beschikten over minder goede (want minder actuele) contactgegevens van cultuurcoördinatoren/docent kunstvakken van de scholen die niet deelnemen.
4
Via de telefonische interviews is ook al met vijf scholen gesproken die niet deelnemen.
Figuur 1.1 geeft nader inzicht in de functie van de respondenten. Respondenten konden meerdere antwoorden invullen, waardoor de percentages optellen tot een getal boven de 100%. Uit de percentages valt op te maken dat het overgrote deel van de respondenten cultuurcoördinator is
Noot 2 Deze lijst is in 2011 voor het laatst geactualiseerd. Noot 3 Vereniging voor samenwerkende schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs in Rotterdam
6
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
en/of docent in één of meer kunstvakken. Dit betekent dat er op een groot deel van de VO-scholen een duidelijk aanspreekpunt voor KCR is.
Figuur 1.1
Functie respondenten
70,0% 60,0%
59,4% 50,0%
50,0% 40,0% 30,0% 20,0%
15,6%
10,0%
15,6% 9,4%
0,0%
1.3
CKV en CJP In de kerndoelen is geformuleerd wat leerlingen aan het einde van hun schoolcarrière moeten beheersen van de leergebieden in het voortgezet onderwijs. Voor het VO zijn een vijftal kerndoelen geformuleerd: produceren, presenteren, beleven, verslagleggen en reflecteren van en op uitingen van cultuur. Voor de bovenbouw van vmbo, havo en vwo gelden tevens eindtermen voor de verschillende kunstvakken. In 1998 werd het algemeen verplichte vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) ingevoerd voor havo en vwo. In 2003 werd het ook een verplicht vak op het vmbo. Op havo en vwo maken culturele activiteiten deel uit van het eindexamen. Het gaat om respectievelijk zes en acht activiteiten verspreid over verschillende disciplines. Zoals al eerder vermeld is de CJP Cultuurkaart met ingang van het schooljaar 2008-2009 geïntroduceerd in het voortgezet onderwijs, waarmee het de CKV-vouchers verving. CJP staat voor Cultureel Jongeren Paspoort en is tevens de naam van de organisatie. Met de Cultuurkaart kunnen Nederlandse jongeren (tot de leeftijd van 30 jaar) korting krijgen op toegangskaartjes voor bepaalde activiteiten zoals films, evenementen en festivals, kleding, concerten, theater, musea, abonnementen voor tijdschriften, kunstuitleen en dergelijke. Veel culturele instellingen of individuele kunstenaars hebben aparte programma's, workshops of zelfs voorstellingen ontwikkeld, gericht op CKV-leerlingen. Via CJP kunnen scholen deze programma's en workshops inhuren. Instellingen en individuele aanbieders kunnen zich aanmelden als 'acceptant' bij CJP. Het tegoed op de Cultuurkaart kan alleen aan CJP-acceptanten uitgegeven
7
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
worden. Scholen kunnen er voor kiezen of ze het CJP-tegoed aan de individuele leerlingen geven of dit collectief besteden.
1.4
Cultuuronderwijs (VO) in Rotterdam Scholen in het voortgezet onderwijs hebben veel ruimte om het cultuuronderwijs naar eigen inzicht in te vullen. Zowel wat betreft disciplines (vakken), wie het onderwijs verzorgt (intern en extern aanbod), aantal uren als de inhoud en opzet van lessen. Gevolg is dat er veel verschillen bestaan tussen scholen en er zelfs binnen scholen verschil is tussen de opzet van verschillende onderdelen van het aanbod aan cultuureducatie in het voortgezet onderwijs. De gemeente Rotterdam en culturele instellingen als SKVR, Digital Playground en Witte de With, Center for Contemporary Art, het Ro Theater, Museum Boijmans Van Beuningen (en zo zijn er veel meer voorbeelden) hebben zich de afgelopen jaren op de kaart gezet op het gebied van cultuureducatie, onder andere in het Cultuurtraject Rotterdam, de oprichting van het KCR en het project Denken, Voelen, Doen (DVD). Het Cultuurtraject Rotterdam is relevant voor het onderzoek, want bestemd voor PO én voor de klassen 1, 2 en 3 VO. Daarom lichten we dat hier nader toe. Het betreft een cultuureducatief basispakket voor leerlingen uit het Rotterdamse onderwijs en wordt tegenwoordig georganiseerd door het KCR. Verschillende Rotterdamse culturele instellingen geven de activiteiten aan de scholen, die o.a. bestaan uit voorstellingen, rondleidingen of lessen. De scholen geven zich op bij het KCR en ontvangen daarvoor jaarlijks twee activiteiten per klas. Leerlingen maken in de loop der jaren kennis met alle kunstdisciplines: beeldende kunst, dans, media, theater, muziek, erfgoed en literatuur.
1.5
Leeswijzer Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een analyse van data geleverd door het CJP. Het betreft deelnamecijfers over de periode 2010-2014. We vergelijken in dit hoofdstuk Rotterdam met landelijke cijfers en met Amsterdam, Groningen en Dordrecht. Ook komen in dit hoofdstuk het businessmodel en het gebruik van de CJP kaart aan de orde. In hoofdstuk 3 vergelijken we Rotterdam met bovenstaande gemeenten om zo zicht te krijgen op of een aantal aspecten zoals demografie, sociale-economische omstandigheden en de aanwezigheid van zwakke scholen een rol spelen. Ook kijken we naar verschillen in cultuureducatie- en onderwijsbeleid van de gemeenten en het instrumentarium dat zij inzetten in de uitvoering om cultuureducatie in het voortgezet onderwijs te verbeteren en/of te stimuleren. We veronderstellen namelijk dat dit uitmaakt voor de geneigdheid van schoolbesturen/- directies om prioriteit te geven aan cultuureducatie en middelen vrij te maken voor onder andere de Cultuurkaart. In hoofdstuk 4 presenteren we de resultaten van de digitale enquête onder alle VO-scholen. We maken onderscheid naar niveau en omvang van de school en functie van de docent, verantwoordelijk voor de Cultuurkaart. Ook zijn er vragen opgenomen die zicht geven op het belang dat wordt gehecht aan cultuureducatie op de school en de mate waarin de docent, directie en/of het bestuur zich inzet voor deelname aan de Cultuurkaart. Tot slot toetsen we welke aspecten
8
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
doorslaggevend zijn in het wel of niet deelnemen aan de Cultuurkaart. In hoofdstuk 5 volgen de conclusies en aanbevelingen.
9
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
2 CJP Cultuurkaart 2.1
Periode 2010-2014 Een gratis kaart Tot en met schooljaar 2011-2012 is de Cultuurkaart gratis voor alle VO-scholen. In het kader van de beleidsdoelstelling om alle jongeren tot achttien jaar vertrouwd te laten raken met kunst, cultuur en de Nederlandse geschiedenis, wordt de kaart volledig gefinancierd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Aan de Cultuurkaart is een tegoed gekoppeld van € 15. Naast dit bedrag ontvangen CKV-leerlingen tot en met schooljaar 2010-2011 een additionele bijdrage van € 10, gefinancierd door het VSB-fonds. Een overgangsjaar Als onderdeel van de bezuinigingen binnen het ministerie van OCW, wordt besloten de Cultuurkaart vanaf schooljaar 2012-2013 af te schaffen. Als antwoord daarop richt CJP in samenwerking met scholen, culturele instellingen, VSB-fonds, SNS REAAL Fonds en GieskesStrijbis Fonds, een Fonds voor Cultuur en School op. Via dit fonds, én een bedrag van € 600.000 4 uit de motie Klijnsma/Van der Werf wordt er toch nog een bedrag van € 5 per leerling gerealiseerd.
Scholen in het voortgezet onderwijs kunnen de volgende keuze maken:
Niets bijstorten; scholen betalen € 2 administratiekosten per aangemelde leerling en leerlingen mogen het bedrag van € 5 individueel besteden.
€ 10 bijstorten; scholen betalen € 2 administratiekosten per aangemelde leerling en het tegoed van € 15 mag voor gemeenschappelijke culturele activiteiten worden gebruikt.
5 Sinds november 2012 is er een docentenpas CJP/BCA , een kortingspas voor docenten. Met de
pas krijgen docenten korting op toegangskaartjes van aanbod van Cultuurkaart-acceptanten. Dit stelt de docenten in staat om op een laagdrempelige wijze voorstellingen en tentoonstellingen te bezoeken om zo de lessen voor te bereiden. Financiering gewaarborgd Het ministerie van OCW stelt vanaf schooljaar 2013-2014 weer geld beschikbaar voor de Cultuurkaart. Er wordt ten minste tot en met 2020 een bedrag van 4,9 miljoen euro per schooljaar 6 vrijgemaakt, wat een bedrag van € 5 per leerling op het voortgezet onderwijs inhoudt . Scholen
nemen deel op vrijwillige basis en indien zij zelf een bijdrage van € 10 leveren, hoeven zij geen administratiekosten meer te betalen voor de Cultuurkaart zelf. Het bedrag dat over is na sluitingsdatum van de aanmeldingsperiode, wordt verdeeld onder de leerlingen van de VO-scholen die deelnemen aan de kaart. Zo was er in het schooljaar ’13-’14 in de praktijk geen € 5 maar € 8 per leerling beschikbaar.
Noot 4 https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vj1fk9qh4qyv. Noot 5 Bedrijf Cultureel Abonnement Noot 6 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/11/cultuur-beweegt-debetekenis-van-cultuur-in-een-veranderende-samenleving.html.
10
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
CJP heeft met het ministerie van OCW een concessieovereenkomst gesloten, waarin staat dat CJP de Cultuurkaart tot en met 2020 blijft uitvoeren. CJP en OCW hebben 60% afgesproken als minimumpercentage voor deelname van VO-scholen aan de Cultuurkaart per gemeente; onder de 60% is er grond om de concessie te beëindigen. Binnen de concessieovereenkomst krijgt CJP geen aparte vergoeding voor de diensten zoals productie, distributie en betaalinfrastructuur. CJP mag wel 5% van de omzet van de Cultuurkaart inhouden bij de uitbetaling van de gelden aan Cultuurkaart-acceptanten. Een dergelijke afspraak heeft mogelijk een prijsopdrijvende werking, dat is in het kader van dit onderzoek niet nader onderzocht. Bijgaande schematische weergave laat zien hoe dit werkt.
Businessmodel Cultuurkaart: subsidie OCW + 5% omzet cultuurkaartacceptanten
Scholen hebben per leerling €5€15 tegoed op de Cultuurkaart
Over het deel van de (toegangs)prijs dat met de Cultuurkaart wordt bekostigd, draagt de culturele instelling 5% af aan CJP
Scholen kunnen met dit tegoed culturele activiteiten bij Cultuurkaartacceptanten afnemen
KCR is zelf ook Cultuurkaart-acceptant. Het Cultuurtraject Rotterdam, dat wordt gecoördineerd door KCR, mag worden bekostigd met de Cultuurkaart. Van het deel dat met de Cultuurkaart wordt betaald, dient KCR 5% af te staan aan CJP. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
11
Businessmodel Cultuurkaart: subsidie OCW + 5% omzet cultuurkaartacceptanten
Cultuurtraject Rotterdam is € 18,50 per leerling
Over het deel dat met de Cultuurkaart wordt bekostigd, draagt KCR 5% af aan CJP
Scholen kunnen het Cultuurtraject deels (€5 - €15) bekostigen met de Cultuurkaart
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Marketing en promotie van de kaart CJP nodigt alle scholen jaarlijks uit om deel te nemen aan de Cultuurkaart (voor de brief zie bijlage 2). Ieder jaar reikt de minister de eerste Cultuurkaart uit en draagt zo bij aan de bekendheid (management by speech). Het niveau van communicatie over en de promotie van de Cultuurkaart en mogelijkheden is anders dan voor de bezuinigingen. De website van de Cultuurkaart is opgeheven en ook mailingen en magazines zijn minder frequent. Het CJP heeft te weinig capaciteit om veelvuldig direct met VO-scholen en gemeenten contact te onderhouden en doet dit bij voorkeur via steunpunten. De afgelopen jaren is door bezuinigingen een (groot) deel van de steunfunctie-infrastructuur weggevallen en hierdoor mist CJP aanspreekpunten.
2.2
Deelname In tabel 2.1 wordt het deelnamepercentage van de Cultuurkaart per gemeente en per schooljaar 7 weergegeven . Daarbij is het aantal leerlingen met een Cultuurkaart afgezet tegen het totaal aantal
leerlingen op voortgezet onderwijs scholen in de desbetreffende gemeente.
Tabel 2.1
Deelnamepercentages Cultuurkaart per gemeente per schooljaar Gemeente
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
Nederland
99,3%
99,9%
57,1%
68,9%
Rotterdam
98,3%
99,1%
53,4%
54,6%
Amsterdam
100%
100%
69,6%
90,3%
Dordrecht
99,9%
98,9%
23,6%
29,1%
Groningen
83,7%
95,1%
67,2%
75,9%
Cultuurkaart overal verstrekt Van 2010 tot en met 2012 verstrekken nagenoeg alle VO-scholen de Cultuurkaart aan hun leerlingen. Deelnamepercentages zijn tot en met schooljaar 2011-2012 voor alle gemeenten dan ook nagenoeg gelijk aan 100%. Rotterdam wijkt met deelnamepercentages van 98,3% in 20102011 en 99,9% in 2011-2012 niet significant af van het landelijke gemiddelde. Opvallend is het achterblijvende
deelnamepercentage
van
Groningen.
In
schooljaar
2010-2011
ligt
het
deelnamepercentage op 83,7% en in schooljaar 2011-2012 is dit 95,1%. Navraag bij gemeente Groningen leert dat een nadere verklaring hiervoor niet is onderzocht, maar dat een deel van de scholen waarschijnlijk niet meedoet vanwege geloofsovertuiging en ook dat deelname van praktijkscholen achterblijft. Sterk dalende deelnamecijfers Het landelijke deelnamepercentage van de Cultuurkaart daalt in schooljaar 2012-2013 aanzienlijk. Het aantal leerlingen dat een Cultuurkaart ontvangt, is 553.489 (57,1%), een daling van 42,8%. In de gemeente Rotterdam daalt het deelnamepercentage zelfs naar 53,4%. Het deelnamepercentage in Dordrecht daalt nog sterker, namelijk naar 23,6%. Opvallend zijn de
Noot 7 Via het CJP hebben we gegevens over deelnamepercentages van VO-scholen aan de CJP Cultuurkaart van schooljaar 2010-2011 tot en met schooljaar 2013-2014 ter beschikking gekregen.
12
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
deelnamecijfers in gemeente Amsterdam (69,6%) en Groningen (67,2%); de deelnamecijfers in deze gemeenten liggen in schooljaar 2012-2013 boven het landelijk gemiddelde. Een stijgende lijn in gebruik Sinds er meer duidelijkheid is over de continuïteit en financiën van de kaart, stijgt het landelijke deelnamepercentage van de Cultuurkaart in het schooljaar 2013-2014 naar 68,9%. Het is aannemelijk dat hier een relatie tussen bestaat. In een aantal interviews met scholen horen we inderdaad terug dat de onduidelijkheid in 2012-2013 reden was om voor een jaar af te zien van de Cultuurkaart. Van de 980.449 leerlingen beschikken 675.687 leerlingen dit schooljaar over een Cultuurkaart. Wederom blijven Rotterdam, maar bovenal Dordrecht, met deelnamepercentages van respectievelijk 54,6% en 29,1%, achter op het landelijk gemiddelde. In Amsterdam (90,3%) en Groningen (75,9%) ligt het deelnamepercentage, net als in schooljaar 2012-2013, hoger dan het landelijk gemiddelde. Rotterdam blijft achter In schooljaar 2014-2015 stijgt landelijk gezien het aantal leerlingen met een Cultuurkaart naar 8 681.709 . Het aantal leerlingen dat in gemeente Rotterdam een Cultuurkaart ontvangt, is 17.599
(33 scholen), tegenover 19.006 leerlingen (39 scholen) in schooljaar 2013-2014. Op basis van (ten tijde van afronding van het onderzoek) voorlopige cijfers kan gesteld worden dat het aantal Rotterdamse VO-scholen en leerlingen dat deelneemt aan de Cultuurkaart ook in schooljaar 20142015 achterblijft en zelfs licht daalt.
2.3
Aanmelding en wijze van gebruik De aanmeldprocedure van de Cultuurkaart is als volgt: 1
De school kan zich tot en met 14 december aanmelden voor de Cultuurkaart via de website
2
Vervolgens dient de projectcoördinator de docent- en leerlinggegevens aan te leveren. Deze
www.cultuurkaart-info.nl. gegevens kunnen door CJP op één manier verwerkt worden. De kolomkoppen van het aangeleverde bestand dienen hetzelfde te zijn als die van het systeem van CJP. Het is dan ook van belang dat de bestanden die worden geüpload zorgvuldig worden voorbereid, zodat deze voldoen aan het format. 3
Hierna geeft de budgethouder van de school online aan voor welke klassen extra tegoed beschikbaar wordt gesteld. Ook controleert de budgethouder de geüploade gegevens en keurt deze goed om de aanmelding definitief te maken.
4
Om de kaart te kunnen gebruiken, dient deze geactiveerd te worden door de docenten en/of leerlingen. Kiest de school ervoor om € 10 per leerling te investeren, dan kan de Cultuurkaart klassikaal worden besteed en is het activeren door de leerlingen zelf niet verplicht. Indien de leerlingen de kaart individueel mogen besteden, dient de kaart door elke leerling geactiveerd te worden.
Noot 8 We hebben van het CJP de beschikking gekregen over de voorlopige cijfers over 2014-2015. De definitieve cijfers waren bij de afronding van het onderzoek nog niet bekend.
13
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
5
Scholen die klassikale activiteiten willen afrekenen doen dit via een weborder. Indien leerlingen individueel tegoed op hun kaart hebben staan, kunnen zij bij Cultuurkaart-acceptanten via de pinterminal betalen. Pinterminals moeten door cultuurkaart-acceptanten worden geactiveerd voor betaling met de Cultuurkaart 9.
Figuur 2.1
Aanmeldprocedure Cultuurkaart
Matching door scholen In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de deelnemende VO-scholen die ervoor kiezen om een eigen bijdrage van € 10 per leerling opzij te zetten. In Rotterdam ligt het aantal scholen dat per leerling zelf € 10 opzij zet aanzienlijk lager dan het landelijk gemiddelde. In Groningen storten alle deelnemende VO-scholen een bedrag van € 10 per leerling bij. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de additionele gemeentelijke subsidie van € 4 per leerling voor de Cultuurkaart, waardoor een school per leerling in de praktijk € 6 betaalt. Het aantal scholen dat in Dordrecht deelneemt is te klein om te vergelijken.
Tabel 2.2
Matching door scholen per gemeente Gemeente
2012-2013
2013-2014
2014-2015
Rotterdam
69,4%
82,1%
78,8%
Amsterdam
79,6%
91,4%
94,3%
Groningen
100%
100%
100%
Nederland
80,8%
92,8%
94,4%
Individueel of klassikaal In de jaren dat de Cultuurkaart gratis is, verschilt de wijze van besteding per gemeente. In Rotterdam (11,6%) en Dordrecht (16,1%) wordt de kaart relatief meer individueel besteed dan in Amsterdam (6,0%) en Groningen (7,7%). Vanaf schooljaar 2012-2013 wordt de kaart in heel Nederland overwegend collectief gebruikt. In 2013-2014 wordt de kaart landelijk door 2,0% individueel gebruikt, tegenover 98,0% collectief. In Rotterdam is 0,6% van de transacties individueel, tegenover 99,4% collectief. De relatief hoge individuele bestedingen van de gratis kaart
Noot 9 Bron: CJP.
14
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
in Rotterdam en Dordrecht zouden een oorzaak kunnen zijn van de relatief lage deelnamepercentages vanaf schooljaar 2012-2013. Enkele scholen geven tijdens de interviews aan dat individueel gebruik en bezit van de kaart een reden is om niet deel te nemen aan de kaart. In communicatie over de kaart kan sterker worden benadrukt hoe de kaart klassikaal kan worden gebruikt. Bij zowel klassikale als individuele besteding kan de leerling de Cultuurkaart overigens (buiten schooltijd) als kortingskaart gebruiken.
Tabel 2.3
Wijze van besteden Cultuurkaart
10
(Transacties schooljaar 2011-2012, 2013-2014)
Gemeente
2011-2012
2013-2014
Rotterdam
88,4% collectief
99,4% collectief
11,6% individueel
0,6% individueel
Amsterdam
Dordrecht
Groningen
94,0% collectief
98,7% collectief
6,0% individueel
1,3% individueel
83,9% collectief
100% collectief
16,1% individueel
0% individueel
92,3% collectief
99,2% collectief
7,7% individueel
0,8% individueel
Deelnemende sectoren De Cultuurkaart-acceptanten en de sectoren (museum, theater, bioscoop, etc.) waarbinnen deze acceptanten vallen, zijn tevens geanalyseerd. Omdat een groot deel van de acceptanten bij aanmelding geen sector heeft ingevuld, is er een te groot deel 'overig', waardoor een vergelijking tussen gemeenten niet mogelijk is.
2.4
Verklaringen voor lagere deelname Aan de hand van de analyse van de CJP-gegevens kan een aantal hypothesen worden gegeven voor de lage deelnamepercentages in Rotterdam en Dordrecht:
De veranderingen van het businessmodel in schooljaar 2012-2013 kunnen een belangrijke reden voor VO-scholen zijn om niet meer deel te nemen aan de Cultuurkaart; het subsidiebedrag is € 5 in plaats van € 15. Dit is een aanzienlijke daling van het subsidiebedrag. Scholen kunnen zelf een bedrag van € 10 per leerling opzij zetten om het tegoed aan te vullen. De mogelijkheid is aanwezig dat scholen het bedrag van € 5 te weinig toereikend vinden, maar tegelijkertijd de eigen bijdrage van € 10 per leerling als te hoog ervaren. Dit bevestigt de eerder geformuleerde mogelijke verklaring (zie inleiding).
In Rotterdam en Dordrecht werd de Cultuurkaart in de gratis periode op een aanzienlijk deel van de deelnemende scholen individueel gebruikt. Hierdoor kunnen scholen het idee hebben geen invloed uit te kunnen oefenen op de manier waarop leerlingen aan cultuureducatie doen
Noot 10 Met het tegoed dat op de Cultuurkaart staat kunnen meerdere transacties worden gedaan. Dit kunnen zowel individuele (leerlingen mogen het tegoed zelf besteden) als collectieve (klassikale bestedingen) transacties zijn. Deze collectieve transacties kunnen alleen worden gedaan wanneer de school zelf € 10 per leerling bij stort.
15
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
en daarom voor andere manieren van cultuureducatie hebben gekozen. Dit is een nieuw inzicht verkregen door de analyse.
16
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
3 Vergelijking gemeenten Voor het onderzoek worden Rotterdam, Amsterdam, Groningen en Dordrecht vergeleken op een aantal punten die mogelijk lagere deelname aan de CJP Cultuurkaart in Rotterdam verklaren.
3.1 Tabel 3.1
Demografische vergelijking Demografische vergelijking
Percentage kinderen in bijstandsgezinnen
11
Percentage
Rotterdam
Amsterdam
Dordrecht
Groningen
Landelijk
17,6%
14,5%
7,1%
12,6%
5,7%
(21.170)
(20.840)
(1.770)
(3.610)
(197.380)
27,2%
22,5%
15-20%
10-15%
11%
achterstandsleerlingen Westerse allochtonen
12
Niet-westerse allochtonen
Vsv-ers
13
71.115
125.794
12.852
21.976
1.576.986
(11,5%)
(15,7%)
(10,8%)
(11,2%)
(9,4%)
228.585
279.086
20.883
20.573
1.966.095
(37,1%)
(34,9%)
(17,6%)
(10,5%)
(11,7%)
3,7%
3,4%
3,3%
3,0%
2,1%
(1.640)
(1.541)
(310)
(314)
(27.760)
In 2012 zijn er landelijk gezien 197.380 kinderen tot 18 jaar die in een uitkeringsgezin wonen. Het zijn vooral de steden waar kinderen in een gezin wonen met een bijstandsuitkering; Rotterdam en Amsterdam scoren het hoogst met respectievelijk 17,6% en 14,5%. Uit het onderzoek 'Aanval op schooluitval' blijkt dat Rotterdam in het schooljaar 2012-2013 absoluut en relatief gezien de meeste voortijdige schoolverlaters heeft, namelijk 1.640. Onder voortijdige schoolverlaters vallen jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten. Ook het percentage achterstandsleerlingen is in Rotterdam het grootst; 27,2%, tegenover 22,5% in Amsterdam. Uit het onderzoek 'Kinderen in Tel 2014' blijkt dat in de jaren 2011 en 2012 het aantal kinderen in achterstandswijken het grootst is in provincie Groningen (43,2%). Ondanks dat Zuid-Holland gemiddeld 20,3% kinderen in achterstandswijken telt, ligt het aantal in Rotterdam tussen 50 en 100%. Dit aantal ligt dus aanzienlijk hoger dan het provinciale gemiddelde; meer dan de helft van de kinderen woont in een achterstandswijk. In Amsterdam ligt het aantal kinderen in achterstandswijken tussen 37,5 en 50%. In Groningen (gemeente) tussen 25 en 37,5%, en in Dordrecht tussen 12,5 en 25%.
Noot 11 Jeugdmonitor, peiljaar 2011 (CBS) Noot 12 Uit: Nationale Atlas Volksgezondheid 2013 Noot 13 Voortijdige schoolverlaters. Uit: 'Aanval op Schooluitval, 2012-2013'.
17
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Cultuurparticipatie Rotterdam vergeleken met Amsterdam Citaat uit: Cultuurparticipatie door Rotterdammers, 2011. Gemeente Rotterdam "Volwassen Rotterdammers gaan vaker naar een musical of een cabaretvoorstelling dan Amsterdammers. Amsterdammers gaan juist veel vaker naar het museum. De verschillen tussen het bezoek aan een film, toneelvoorstelling, concert van klassieke muziek, opera en een dans/balletvoorstelling zijn klein en kunnen te maken hebben met de wijze van enquêteren. Amsterdammers zijn vaker zelf creatief actief dan Rotterdammers en gaan vaker naar informele feesten. Rotterdammers bezoeken juist meer festivals in de eigen stad dan Amsterdammers (terwijl het aantal festivals in Amsterdam hoger ligt). In een eerdere editie van dit onderzoek werd geconstateerd dat de cultuurdeelname in Rotterdam lager ligt dan in veel andere grote steden. Hoewel dat niet op alle punten blijkt uit de vergelijking met landelijk onderzoek, scoort Rotterdam bijvoorbeeld wel een stuk lager dan Amsterdam. De verklaring ligt hoogstwaarschijnlijk in de bevolkingsopbouw. Vooral het opleidingsniveau speelt een grote rol in de cultuurdeelname en Rotterdammers zijn relatief laag opgeleid. Over het algemeen geldt wel degelijk dat stedelingen meer aan cultuur deelnemen dan niet-stedelingen. Het lage opleidingsniveau van Rotterdammers doet dat effect van die stedelijkheid helemaal teniet."
3.2
Culturele context
Tabel 3.2 14
Aantal leerlingen in VO
Rotterdam
Amsterdam
Dordrecht
Groningen
34.805
39.316
7.706
13.228
74
188
22
41
Aantal aangesloten instellingen bij Cultuurkaart 2013-2014
15
Cultureel aanbod Een mogelijke factor met betrekking tot deelname aan de Cultuurkaart kan de kwantiteit van het culturele aanbod in de gemeente zijn. In Rotterdam (N=74) ligt dit aantal aanzienlijk lager dan in Amsterdam (N=188). In Rotterdam worden 8 culturele instellingen in de basisinfrastructuur 16
gesubsidieerd door het Rijk (bijna 20 miljoen euro), in Amsterdam 24
(ruim 121 miljoen euro).
Cultuureducatie is onderdeel van de opdracht aan deze instellingen. In Groningen, waar het deelnamepercentage van de Cultuurkaart aanzienlijk hoger ligt dan in Rotterdam, is het aantal aangesloten instellingen kleiner. Er kan dus geen verband worden aangetoond tussen het aantal instellingen in de nabije omgeving en het deelnamepercentage. Cultuur in de omgeving De plaats die cultuur inneemt in een samenleving kan tevens van belang zijn voor de waarde die aan cultuureducatie wordt gehecht. Uit de analyse van CBS-gegevens (2013) blijkt dat er in gemeente Rotterdam 4.000 bedrijven zijn in de branche 'cultuur, sport en recreatie'. Daarmee is het de derde grootste branche in Rotterdam, na 'specialistische en zakelijke diensten' en 'handel'. In
Noot 14 Peildatum: 1 oktober 2013 (DUO) Noot 15 Gegevens afkomstig van CJP Noot 16 Besluiten 2013-2016
18
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Amsterdam zijn er aanzienlijk meer bedrijven die in de branche 'cultuur, sport en recreatie' opereren, namelijk 12.610. In Dordrecht (N=440) en Groningen (N=1.505) ligt het aantal bedrijven in deze branche lager dan in Rotterdam. In Groningen en Amsterdam neemt deze branche, net als in Rotterdam, de derde plaats in.
3.3
Gemeentelijk beleid en instrumentarium Rotterdam
Amsterdam
Dordrecht
Groningen
Bemiddelende
KCR ondersteunt
Mocca monitort cultuureducatie
ToBe werkt op
BijVrijdag (gemeente Groningen)
instelling
scholen bij het
in het PO en VO onderwijs.
vraag van
biedt betaalbaar cultuuraanbod
inrichten van een
scholen, vaak
voor Groningers en
goed en effectief
over
CultuurClick Groningen (provincie
kunst- en
cultuureducatief
Groningen) bevordert kwaliteit van
cultuuronderwijs.
programma, soms cultuuronderwijs. over beleid.
Instrumenten
Gericht op cultuureducatie VO
Subsidie aan
Subsidie aan Mocca
KCR
Financieringssysteem
Subsidie aan
VMBO
culturele
1, 2 en praktijkonderwijs,
instellingen
voucherbeheer (1,4
voor
miljoen). Besteding via de
cultuureducatie
school.
-activiteiten.
Subsidie aan ToBe
Subsidie aan BijVrijdag Bijdrage €4 per leerling aan de Cultuurkaart
Taakstelling bijdrage aan talentontwikkeling gesubsidieerde instellingen
Onderwijsbeleid Programma Beter
Kwaliteitsimpuls Voortgezet
-
Groninger Onderwijspact. College
Presteren. Vervangt
Onderwijs
van Onderwijs opgericht, die
sinds ’11-’12
Amsterdam 2012-2014. Scholen
werkt aan verbeteren onderwijs
subsidiering brede
krijgen subsidie voor opstellen
a.d.h.v. 5 ambities.
schoolactiviteiten.
van verbeterplannen kwaliteit
Taal en rekenen
totale aanbod school
staat centraal.
Gemeenten De door ons onderzochte gemeenten hebben geen specifiek beleid op het gebied van 17 cultuureducatie in het voortgezet onderwijs. Hiermee volgen ze de landelijke lijn . Wel heeft
cultuureducatie een plek in het cultuurbeleid en soms ook in het onderwijsbeleid. In de praktijk is er geen contact tussen de ambtenaar cultuur en de ambtenaar onderwijs. De invulling van cultuureducatie is aan de scholen zelf.
Noot 17 Naar verwachting neemt de aandacht voor een doorlopende leerling in het vo toe ten opzichte van een aantal jaar geleden, dit komt door de aandacht voor 21 skills. http://www.kennisnet.nl/themas/21st-centuryskills/vaardigheden/benodigde-vaardigheden-voor-de-21ste-eeuw/
19
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Zowel Amsterdam als Rotterdam hebben een jeugdcultuurfonds gericht op jongeren tot en met 16 jaar als onderdeel van het armoedebeleid. Het fonds betaalt de contributie of het lesgeld voor één culturele activiteit per jaar met als voorwaarde dat ouders/verzorgers hier zelf onvoldoende middelen voor hebben. Ook in Dordrecht is er een fonds voor kinderen en jongeren die weinig financiële ruimte hebben. Voor kinderen tot en met 17 jaar waarvan de ouders een laag inkomen hebben, kunnen de uitgaven voor culturele vorming door stichting Leergeld Drechtsteden vergoed worden. We hebben in de gemeente Dordrecht niet gesproken met een ambtenaar aangezien beide posities vacant zijn. In de Beleidsnota Cultuureducatie en Amateurkunst 2011-2014 - onderdeel van het gemeentelijk Cultuurbeleid - geeft de gemeente aan cultuureducatie erg belangrijk te vinden. De gemeente subsidieert de stichting ToBe als basisvoorziening op het gebied van cultuureducatie. Hoewel er in Amsterdam geen specifiek cultuureducatiebeleid is, wordt er in het Kunstenplan wel aandacht besteed aan VMBO 1 en 2. Scholen krijgen cultuurvouchers ter beschikking. Via subsidie aan instellingen wordt een bijdrage gevraagd aan talentontwikkeling in brede zin. Dat kan – maar hoeft niet - gaan om cultuureducatie in het voortgezet onderwijs. Voorwaarde is dat gesubsidieerde instellingen toegankelijk zijn voor scholen. Amsterdamse scholen krijgen korting bij deze instellingen. Een aantal instellingen is al jarenlang actief op het terrein van cultuureducatie. Dat aan cultuureducatie belang wordt gehecht, blijkt ook uit het Convenant Basispakket Kunst- en Cultuureducatie tussen de centrale stad, de stadsdelen en schoolbesturen van het primair onderwijs. Het convenant heet een doorlooptijd van 10 jaar. De bemiddelende instelling Mocca zorgt voor de inhoudelijke en praktische invulling van de gemaakte afspraken. Voor het voortgezet onderwijs is een dergelijk convenant er niet, maar het onderstreept wel het belang dat de gemeenteraad van Amsterdam hecht aan cultuureducatie. Cultuureducatie is ook onderdeel van het Coalitieakkoord 2014-2018 ‘Amsterdam is van iedereen’. Opmerkingen van gemeenten We presenteren een aantal opmerkingen die ambtenaren cultuur van de gemeenten hebben gemaakt over de inzet van de Cultuurkaart door VO-scholen:
De Cultuurkaart is iets van de VO-scholen zelf. Als instrument komt de kaart pas bij de gemeente als onderwerp naar voren als cultuureducatie in het VO ook politiek op de agenda komt, bijvoorbeeld als het gaat om de doorlopende leerlijn.
Bijdragen aan de Cultuurkaart zoals in de stad Groningen wordt gedaan is relatief goedkoop en efficiënt. Het hoge deelnamepercentage in die gemeente doet vermoeden dat het met een dergelijke maatregel niet nodig is om nog op een andere manier te sturen op deelname aan de Cultuurkaart.
De Cultuurkaart is niet het enige instrument om bezoek aan culturele activiteiten onder de VO doelgroep te bevorderen. Zo kent Rotterdam de Rotterdampas (á € 12,50) waarmee jongeren onder andere korting kunnen krijgen op toegangskaartjes.
In een stad als Rotterdam is de meerwaarde van de Cultuurkaart klein(er); er is voldoende ander aantrekkelijk aanbod waar leerlingen binnen en buiten schooltijd gebruik van kunnen maken.
20
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Bemiddelende instellingen De organisaties verschillen in taakopvatting en capaciteit voor het VO. De organisatie die het meest proactief inzet op stimuleren van deelname aan de Cultuurkaart, is Mocca in de gemeente Amsterdam. Mocca: “We bezoeken letterlijk alle VO-scholen, een persoonlijke benadering dus. Op VMBO-scholen merken we dat er wel belang wordt gehecht aan cultuureducatie, maar dat het voor dat schoolniveau lastiger is om passend aanbod te vinden. CKV maakt op veel VO-scholen geen onderdeel uit van het algemene cultuurbeleid. We brengen in de gesprekken met scholen de Cultuurkaart ter sprake en gaan soms letterlijk samen achter de pc zitten”. In de andere steden doen de bemiddelende organisaties dit niet, hun taken liggen in de praktijk verder af van cultuureducatiebeleid op VO-scholen en dichter bij het samenstellen van een passend cultuureducatief aanbod op de VO-scholen. De Cultuurkaart is wel onderwerp in het contact met scholen, omdat het aanbod met deze kaart wordt gefinancierd. Alle instellingen bieden netwerkbijeenkomsten aan, waar onder andere de Cultuurkaart aan de orde komt. Opmerkingen van bemiddelende instellingen
Een persoonlijke benadering van scholen helpt, we brengen de Cultuurkaart proactief aan de orde en ondersteunen waar mogelijk om deelname aan de kaart te bevorderen (Amsterdam).
De meeste scholen benaderen ons om een passend aanbod aan culturele activiteiten samen te stellen. Een adviesvraag over cultuurbeleid komt minder voor (Dordrecht, Groningen).
Bemiddelende instellingen merken dat de markt is veranderd. Scholen krijgen gratis aanbod gepresenteerd. Soms is er zelfs concurrentie van gemeentelijk gesubsidieerd gratis aanbod.
3.4
Verklaringen voor lagere deelname
We constateren verschillen in beleidsmatige benadering van kwaliteit van het onderwijs op VOscholen, respectievelijk de nadruk op taal en rekenen in Rotterdam en een bredere benadering in Amsterdam, Groningen.
Versterking aanbod culturele activiteiten op school door vouchers in het vmbo (Amsterdam) en financiële bijdrage per leerling (Groningen).
Tussen de bemiddelende instellingen bestaat een verschil in taken en inzet. Waar Mocca kiest voor een proactieve communicatie over en promotie van de Cultuurkaart, doen de overige instellingen binnen het onderzoek dit niet.
Aandeel gesubsidieerd aanbod en voorwaarden voor subsidie verschillen en daarmee taakstelling van culturele instellingen op het terrein van cultuureducatie.
Lagere cultuurdeelname algemeen in Rotterdam in samenhang met een laag opleidingsniveau. Speelt bijvoorbeeld ook op het Groningse platteland. Ook daar blijft deelname aan de Cultuurkaart achter.
21
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
4 VO-scholen In de enquête die verstuurd is aan alle Rotterdamse VO-scholen, vroegen we respondenten wat doorslaggevend is geweest in hun keuze wel of niet deel te nemen aan de Cultuurkaart. Hierbij konden ze meerdere mogelijkheden aangeven. De vragenlijst is opgenomen in de bijlagen.
4.1
Financiën Financiële overwegingen zijn belangrijk voor zowel de beslissing om wel deel te nemen aan de Cultuurkaart als de beslissing om niet deel te nemen:
Meer dan de helft van de respondenten die niet deelneemt aan de Cultuurkaart geeft aan dat ofwel het lagere subsidiebedrag, ofwel de te hoge bijdrage per leerling doorslaggevend was. "In het verleden is 100% 'klassikaal gebruik gemaakt van Cultuurkaart. De school heeft echter geen financiële mogelijkheden om een eigen bijdrage toe te voegen aan 'klassikale' besteding die voor onze school echt een must is!"
Anderzijds geeft 58,3% van de respondenten aan dat het subsidiebedrag van € 5 een doorslaggevende reden is geweest om juist wel deel te nemen aan de Cultuurkaart.
Grote scholen met relatief veel leerlingen lijken meer deel te nemen aan de Cultuurkaart dan de middelgrote scholen (van 250 tot 999 leerlingen). Mogelijk spelen ook hier financiën een rol; kleine scholen hebben minder geld te besteden, dus ook voor cultuur. In tabel 4.1 worden de aantallen verduidelijkt. Omdat dit kleine aantallen zijn, kunnen hier geen uitspraken over worden gedaan.
Tabel 4.1
Wel of geen deelname aan de Cultuurkaart Omvang school
Deelname: Ja
Deelname: Nee
> 1.500 leerlingen
2
0
1.000 – 1.499 leerlingen
7
0
500 – 999 leerlingen
4
2
250 – 499 leerlingen
5
4
1 – 249 leerlingen
6
1
Docent vmbo: “Bij ons is het echt een geldkwestie. We hebben te weinig middelen beschikbaar voor cultuureducatie om het bedrag per leerling te voldoen en hebben daarom gekozen om die op een andere manier te besteden”.
4.2
CJP organisatie Administratieve redenen vormen een tweede belangrijke drempel om deel te nemen. Uit de interviews met VO-scholen komt de administratie rond de Cultuurkaart als heikel punt naar voren en doorslaggevend om af te zien van de Cultuurkaart:
22
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Meer dan de helft van de respondenten geeft aan dat deelname aan de Cultuurkaart administratieve lasten met zich meebrengt. Daarnaast is het aanmelden van een enkele klas niet mogelijk. "Klas 3 kan niet alleen worden aangemeld, de hele school moet deelnemen".
Het grootste deel van de respondenten geeft aan dat er niet wordt deelgenomen omdat er geen vertrouwen is dat de leerlingen de Cultuurkaart activeren en voor educatieve doeleinden gebruiken. "Als cultuurcoördinator kan ik zelf niet meer het budget beheren en gebruiken, het geld staat op de kaart van de leerlingen." Meerdere keren wordt genoemd dat het individueel aanmelden van leerlingen niet handig is. Het kost lestijd, niet alle leerlingen doen het en het brengt discussie met zich mee.
Het overgrote deel van de respondenten is goed op de hoogte van het feit dat de Cultuurkaart er is en wat de mogelijkheden van de Cultuurkaart zijn. Een eventuele onvolledige informatievoorziening en/of communicatie vanuit CJP wordt dan ook niet of nauwelijks genoemd als doorslaggevende reden om de kaart niet aan te schaffen.
Uit de interviews blijkt dat het scholen niet altijd lukt om het budget te besteden binnen de daarvoor gestelde tijd. Scholen kunnen met het bedrag dat over is het Cultuurtraject voor het 18 komend schooljaar alvast vooruitbetalen .
4.3
Positie cultuureducatie op school
Driekwart van de respondenten geeft aan dat er wordt deelgenomen aan de Cultuurkaart omdat de school (bestuur/directie/respondent zelf) het belangrijk vindt. Verscheidene respondenten zien cultuureducatie als belangrijk onderdeel van de ontwikkeling van kinderen: "Onze school neemt deel aan de Cultuurkaart omdat kennis maken met cultuur en CKVvakken enorm belangrijk is voor de ontwikkeling van onze leerlingen". Tevens wordt het bieden van cultuureducatie als een soort maatschappelijke plicht gezien: "Een belangrijk deel van onze leerlingen komt uit sociaal kansarme gezinnen en heeft niet de financiële mogelijkheden om zich cultureel te verbreden".
Wanneer scholen deelnemen aan de Cultuurkaart, wordt in alle gevallen aangegeven dat dit zo is omdat de respondent zich in meer of mindere mate actief heeft ingespannen voor het gebruik ervan. Dit zijn overwegend cultuurcoördinatoren of docenten kunstvakken, maar in een enkel geval zelfs een applicatiebeheerder of administratief medewerker.
Daarnaast wordt aangegeven dat deelname aan de Cultuurkaart een waarborg betekent voor het daadwerkelijk beschikbaar stellen van uren aan cultuureducatie. "Het is een belangrijke stok achter de deur, het is budget dat is gereserveerd voor cultuur.”
Anderzijds zijn er respondenten die aangeven dat de uren die in cultuureducatie gestoken worden, 'ten koste gaan' van uren die aan andere vakken besteed dienen te worden. Om die reden wordt er niet voor de Cultuurkaart gekozen. "Meedoen betekende voor onze school dat te veel uren van andere klassen niet doorgingen vanwege de docenten die als begeleiders naar een activiteit moesten gaan."
Noot 18 Navraag bij KCR leert dat ongeveer de helft van de scholen die deelnemen aan het Cultuurtraject de factuur eerder willen ontvangen, zodat zij het tegoed van de Cultuurkaart kunnen opmaken dat is blijven staan in het lopende schooljaar.
23
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Docent CKV, Drama, Nederlands: “Toen de gratis kaart werd afgeschaft hebben we met z’n allen (directie en docenten) bekeken wat de meerwaarde was van de kaart ten opzichte van cultuureducatie uit ons eigen budget”, op andere scholen vraagt het een proactieve houding van de docenten richting directie. Zij moeten hen wijzen op de Cultuurkaart en overtuigen van het belang. In onderstaande tabel geven we weer hoe vaak leerlingen een bezoek brengen aan culturele instellingen (musea, theater, etc.) per schooljaar. Tevens wordt weergegeven hoe vaak leerlingen culturele activiteiten krijgen aangeboden op school, per schooljaar. Hieruit is op te maken dat leerlingen op bijna alle VO-scholen cultuureducatie aangeboden krijgen, zowel op school als buiten school. De bereidheid om cultuureducatie te bieden op scholen is dus aanwezig.
Tabel 4.2
Hoe vaak brengen leerlingen bezoeken aan culturele instellingen per schooljaar? Klas
Tabel 4.3
Tot 2 keer
Meer dan 2 keer
Nooit
N.v.t.
Eerste klas
18
12
1
0
Tweede klas
18
12
1
0
Derde klas
18
14
0
0
Vierde klas
11
13
3
1
Vijfde klas
12
6
0
6
Zesde klas
11
4
0
8
Hoe vaak krijgen leerlingen culturele activiteiten aangeboden op school per schooljaar? Klas
Tot 2 keer
Meer dan 2 keer
Nooit
N.v.t.
Eerste klas
14
17
0
1
Tweede klas
14
15
1
2
Derde klas
13
17
0
1
Vierde klas
8
16
1
3
Vijfde klas
9
9
0
8
Zesde klas
9
5
0
11
De lagere VMBO-niveaus nemen minder deel dan hogere niveaus. Van de 11 scholen met alleen VMBO (VMBO-B t/m VMBO-T) nemen er 6 deel aan de Cultuurkaart. Van de 15 scholen waar (naast VMBO) havo en/of vwo wordt aangeboden, nemen er 13 deel. Ondanks dat VMBO-scholen minder deelnemen, nemen alle 4 scholen met het onderwijstype praktijkonderwijs deel aan de Cultuurkaart.
24
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Tabel 4.4
Deelname per onderwijstype Onderwijstype
Deelname: Ja
Deelname: Nee
Praktijkonderwijs
100% (N=4)
0% (N=0)
VWO/Gymnasium
50% (N=1)
50% (N=1)
HAVO t/m VWO/Gymnasium
100% (N=5)
0% (N=0)
VMBO t/m VWO/Gymnasium
87,5% (N=7)
12,5% (N=1)
VMBO-G en/of VMBO-T
75% (N=3)
25% (N=1)
VMBO-B t/m VMBO-T
50% (N=2)
50% (N=2)
33,3% (N=1)
66,7% (N=2)
VMBO-B en/of VMBO-K
We hebben geen verband gevonden tussen het klimaat voor cultuureducatie op school en deelname aan de Cultuurkaart. Ter toelichting: 56,3% van de respondenten vindt dat er voldoende aan cultuureducatie op zijn of haar school wordt gedaan. 25% staat hier neutraal tegenover en 18,8% vindt dat dit niet het geval is. Van de respondenten die van mening zijn dat er niet voldoende aan cultuureducatie wordt gedaan, neemt het grootste deel van de scholen wel deel aan de Cultuurkaart (vier van de zes scholen). Van de respondenten die vinden dat er onvoldoende aan cultuureducatie op hun school wordt gedaan, geeft 83,3% aan dat initiatieven op het terrein van cultuureducatie bij hun op school niet worden ondersteund met extra uren of budget.
Tabel 4.5
Deelname aan cultuurprofiel Cultuurprofiel Leerlingen kunnen kiezen voor een extra cultuurprofiel Nee Weet niet
Deelname: Ja
Deelname: Nee
9
1
14
7
1
0
Bij 90% van de scholen waar leerlingen voor een cultuurprofiel kunnen kiezen, wordt deelgenomen aan de Cultuurkaart. Bij de scholen waar geen cultuurprofiel is, is dit 66,7%. Werken aan cultuureducatie hangt af van de inzet van personen. Docente tekenen en CKV op een scholengemeenschap: “Bij afschaffing van de gratis kaart dreigde onze school af te haken, maar mijn collega vond het erg belangrijk om de kaart te houden. Haar enthousiasme heeft ervoor gezorgd dat we de Cultuurkaart nog steeds hebben”. En: “Er is veel mogelijk, maar er is geen initiatief bij bestuur of directie. De organisatie van culturele activiteiten doe ik deels in mijn vrije tijd. Ik vind het leuk en daarom gebeurt het.”
4.4
Cultureel aanbod Een minder doorslaggevende reden om niet deel te nemen, maar toch enkele keren genoemd, is het feit dat er scholen zijn die hun budget liever aan andersoortig cultuuraanbod besteden. "Dit schooljaar is de eerste keer dat wij geen CJP-pas aangevraagd hebben. Wij doen mee met een instelling die geen acceptant is van CJP. Ook organiseer ik (docent CKV) culturele activiteiten die
25
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
gratis zijn." Hier is meestal een kosten-batenanalyse aan vooraf gegaan en op basis daarvan is een keuze gemaakt voor ander aanbod. "De meeste musea zijn onder de 18 jaar gratis", zo is de indruk van een respondent. De kwaliteit van het aanbod blijkt geen reden te zijn om niet deel te nemen aan de Cultuurkaart. Een eventueel kwalitatief ondermaats cultuuraanbod in Rotterdam, een niet passend aanbod binnen schoolrooster, schoolplanning of urennorm worden dan ook niet of nauwelijks genoemd als redenen om niet deel te nemen. VO-scholen kunnen met het bedrag op de Cultuurkaart ook via KCR culturele activiteiten inkopen, via het Cultuurtraject Rotterdam. Redenen van scholen om dat niet te doen, is dat zij niet bekend zijn met het aanbod, het relatief duur is (zie financiën) of niet goed in te passen in het rooster. Scholen geven aan het zich niet te kunnen permitteren in verband met de urennorm. Een aantal respondenten geeft aan goede ervaringen te hebben met het concentreren van culturele activiteiten, voor onderbouw en/of onderbouw op één dag, waarbij cultuuraanbieders naar de school komen. Dit scheelt reistijd en er is goed rekening mee te houden in het schoolrooster. KCR onderzoekt op dit moment de voorwaarden waaronder het Cultuurtraject Rotterdam aantrekkelijk is voor VO-scholen en betrekt hier scholen bij.
4.5
Overig Docenten op VO-scholen zien beleidskeuzes van de gemeenten niet als oorzaak voor een lagere deelname. De rol van KCR is niet altijd duidelijk voor scholen. Een aantal keer wordt wel een koppeling gelegd met het onderwijsniveau; “We zijn al blij als onze leerlingen een keer naar de film gaan, aan onze school is de kaart om dit moment niet echt besteed.” Bijna 80% van de respondenten geeft aan dat het feit dat de Cultuurkaart tevens een kortingskaart voor leerlingen en docenten is, een doorslaggevende reden is geweest om deel te nemen aan de Cultuurkaart.
26
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
5 Conclusies en aanbevelingen 5.1
Beantwoording onderzoeksvragen Voorafgaand aan het onderzoek hebben we samen met KCR en CJP hypothesen geformuleerd voor de lagere deelname aan de Cultuurkaart in Rotterdam. Via het onderzoek zijn deze getoetst op plausibiliteit via interviews met stakeholders, het ministerie van OCW, een viertal gemeenten, bemiddelende instellingen en natuurlijk de VO-scholen zelf. Onder de laatste doelgroep is ook een digitale enquête afgenomen. Een groen vinkje geeft aan dat de mogelijk verklaring plausibel is, een rood kruis geeft aan dat we geen reden hebben om aan te nemen dat dit een mogelijke verklaring is voor lagere deelname. Bij de conclusies zijn meteen ook aanbevelingen opgenomen.
5.1.1
Financiën Financiën In 2012 is het businessmodel van de Cultuurkaart veranderd. Was er eerst € 15 rijkssubsidie, vanaf dat moment bleef er € 5 over en werden deelnemende scholen aangemoedigd om
√
€ 10 per scholier bij te storten.
Het is inderdaad plausibel dat de verandering van het businessmodel heeft bijgedragen aan het afzien van scholen aan verdere deelname aan de kaart. Financiën komen in dit onderzoek als voornaamste reden naar voren om niet deel te nemen aan de Cultuurkaart. Sinds de kaart niet meer gratis is voor scholen is het deelnamepercentage duidelijk lager. De periode van onduidelijkheid en verandering rond de kaart heeft in meer gemeenten geleid tot een daling, maar waar elders het percentage (gestaag) stijgt, blijft het in Rotterdam nog altijd achter. Uit de interviews met en enquête onder scholen blijkt dat het matchingsbedrag van € 10 te hoog is (om voor te schieten). Ook wordt het aanbod van Cultuurkaart-acceptanten relatief duur gevonden, zoals via het Cultuurtraject Rotterdam en bijvoorbeeld musea. Uit de enquête blijkt eveneens dat ander (financieel) aantrekkelijk aanbod een reden is om niet voor de Cultuurkaart te kiezen. Het is niet zo dat scholen die niet deelnemen aan de Cultuurkaart geen activiteiten op het gebied van cultuureducatie aanbieden. Na een kosten-batenanalyse kiezen zij voor ander aantrekkelijk aanbod. In een stad als Rotterdam is de meerwaarde van de Cultuurkaart mogelijk klein(er) dan in andere steden; er is voldoende ander aantrekkelijk aanbod waar leerlingen binnen en buiten schooltijd gebruik van kunnen maken. Via de interviews met bemiddelende instellingen en VOscholen horen we terug dat men merkt dat de markt is veranderd. Er is veel concurrentie in de culturele sector. Culturele instellingen bieden scholen zelfs gratis voorstellingen. Ook geven een aantal scholen aan dat zij graag samenwerken met aanbieders direct in de buurt om zo reiskosten te betalen. Die organisaties zijn echter niet altijd cultuurkaart-acceptant.
27
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Aanbevelingen
Financiële ruimte groter maken voor scholen, zoals in de gemeente Groningen waar de gemeente een deel van het matchingsbedrag door scholen voor haar rekening neemt. Een andere mogelijkheid is de bijdrage door OCW (nu € 5) te verhogen.
Nader onderzoek, bijvoorbeeld onder culturele instellingen en (een steekproef van) VOscholen, naar de marktwerking in het cultuureducatieaanbod geeft inzicht in vraag en aanbod voor VO-scholen en kan onderbouwen of aanbod van cultuurkaart-acceptanten inderdaad naar verhouding (te) duur is in vergelijking met ander aanbod en of dit de reden is voor achterblijvende deelname aan de Cultuurkaart in Rotterdam en steden in de regio zoals Dordrecht en Schiedam.
5.1.2
Organisatie CJP organisatie Het CJP, dat voor de uitvoering van de Cultuurkaart verantwoordelijk is, heeft in sommige gemeenten en met sommige scholen minder contacten, of varieert anderszins in de inzet
X
van communicatie- en marketingmiddelen, waardoor Rotterdamse deelname achterblijft.
Het is niet plausibel dat de manier waarop CJP omgaat met communicatie en marketing lagere deelname aan de Cultuurkaart in Rotterdam verklaart. Ook zijn administratieve lasten voor scholen bij deelname landelijk gelijk. Hoewel dit dus geen uitsluitende reden kan zijn voor lagere deelname in Rotterdam, komt het toch vaak als doorslaggevende reden naar voren voor niet deelnemen. Respondenten geven aan dat de administratieve lasten niet opwegen tegen de baten van Cultuurkaart sinds het bedrag per leerling lager is (zie ook paragraaf 5.1.1 financiën). Voor veel scholen zijn de administratieve handelingen (school op tijd aanmelden, registratie leerlingen, budget binnen bepaalde termijn besteden) een drempel voor deelname aan de kaart. De CJP-organisatie benadert Rotterdam niet anders dan andere gemeenten. Wel is de inzet op communicatie en marketing van het CJP de afgelopen jaren in zijn algemeenheid minder geworden en is er in Rotterdam geen organisatie die hier een actieve rol in speelt. We constateren ook dat in Rotterdam relatief meer scholen in het verleden hebben gekozen voor individueel gebruik, wat voor scholen financieel minder interessant en administratief lastiger is. Mogelijk zijn deze scholen afgehaakt en niet meer terug in beeld gekomen. Hoewel het verschil percentueel klein is (ruim 5%) kan het toch een reden zijn voor een negatiever imago van de Cultuurkaart in Rotterdam in vergelijking met andere steden. Aanbevelingen
CJP kan de administratieve last verminderen door een eenvoudiger aanmeldprocedure van de Cultuurkaart.
Het kan helpen om duidelijk te communiceren over (klassikaal) gebruik van de kaart om zo eventuele onterechte bezwaren weg te nemen.
De Cultuurkaart direct onder de aandacht brengen en individuele scholen helpen met inschrijven zou deelname kunnen vergroten. Scholen die (nog) niet deelnemen raken buiten beeld, bijvoorbeeld doordat het bestand met contactgegevens bij het CJP niet up to date wordt gehouden en contactgegevens verouderen.
28
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
5.1.3
Positie cultuureducatie Positie cultuureducatie op school In Rotterdam is, anders dan in andere gemeenten, de school(locatie) doorgaans zelf eigenaar van het cultuureducatiebudget en verantwoordelijk voor de invulling van de
X
cultuureducatie. Een vraag is of andere gemeenten en/of schoolbesturen centraal sturen, bijvoorbeeld via en convenant, en zo ja, of dat resulteert in een hogere of lagere deelname aan de Cultuurkaart. Er is mogelijk een verband tussen het al dan niet samenwerken van de gemeentelijke
X X
afdelingen cultuur en onderwijs en de scholen.
We zien geen opvallende verschillen tussen de gemeenten binnen het onderzoek in hypothesen die te maken hebben met sturing op inzetten van cultuureducatiebudget op scholen en de afstemming tussen gemeentelijke afdelingen cultuur en onderwijs en scholen. Wel is de inzet op kwaliteit van onderwijs op VO-scholen door de gemeente enger geformuleerd in Rotterdam (inzet op taal en rekenen) dan in bijvoorbeeld Amsterdam. Dit heeft invloed op de prioriteiten die schoolbesturen en -directies aanbrengen. Ook hebben we geen indicatie dat de situatie op de scholen/schoollocaties anders is dan elders. De directie neemt het besluit om wel of niet deel te nemen aan de kaart. Op de ene school neemt de directie zelf het initiatief om advies in te winnen bij docenten cultuur of CKV. Verankering van het vak CKV is een probleem, de CKV is vaak een eenling op school. Er is weinig vakoverstijgend contact over cultuuronderwijs. Ook zijn CKV-docenten geen onderdeel van de sectie cultuur, indien aanwezig op een school. Via de enquête onder VO-scholen weten we in ieder geval dat op veel scholen een duidelijk aanspreekpunt is voor de Cultuurkaart, in veel gevallen een cultuurcoördinator en/of docent kunstvakken. Op een aantal scholen horen we terug dat het kunst- en cultuuronderwijs sterk in ontwikkeling is, mogelijk is er meer aandacht voor de doorlopende leerlijn vanwege de aandacht voor 21th century skills. Daardoor ontstaat er mogelijk meer ruimte voor culturele activiteiten. De dagelijkse praktijk blijft toch over het algemeen dat andere vakken als taal en wiskunde voorrang krijgen. Ondanks dat scholen met een cultuurprofiel een hoger deelnamepercentage (90%) laten zien dan scholen waar geen cultuurprofiel is (66,7%), is deelname door scholen die zich met cultuur profileren niet vanzelfsprekend. “We hebben een theaterleerlijn, leerlingen besteden ruim twee uur extra leertijd aan theatervakken. We hebben geen Cultuurkaart, omdat we graag aanbod in de wijk inkopen. Zo hebben we minder reistijd en -kosten. Cultuur is belangrijk, maar er moet zoveel…” Aanbevelingen
De stad Rotterdam kan zich op stedelijk niveau meer profileren op gebied van cultuuronderwijs. Een kans in dit verband is het programma 'Rotterdam, de stad van Cultuuronderwijs'.
Meer inzicht in de ondersteuningsbehoefte van VO-scholen op het terrein van cultuureducatie in het algemeen en bij het ontsluiten en/of programmeren van cultureel aanbod voor de leerlingen op school in het bijzonder.
29
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
5.1.4
Cultureel aanbod Cultureel aanbod In Rotterdam is het aanbod aan culturele voorzieningen en activiteiten waar de Cultuurkaart toegang tot geeft, minder groot en minder goed dan in andere gemeenten. Daarom is de
X
kaart minder aantrekkelijk voor scholen. Wellicht wordt in andere steden ook meer ingekocht via centrale afspraken, waaraan scholen zich committeren. Een vraag is of scholen naast de Cultuurkaart ook gebruik maken van andere
X
kortingspassen en of dit concurreert met gebruik van de Cultuurkaart of dit juist versterkt.
De kwantiteit en kwaliteit van het aanbod is geen doorslaggevende verklaring voor het lagere deelnamepercentage in Rotterdam. In veel steden met een kleiner aanbod is de deelname aan de kaart hoger, wat deze hypothese meteen weerlegt. Maar ook uit de interviews en enquête onder scholen komt het niet als reden naar voren om niet deel te nemen aan de kaart. Mogelijk speelt het aantal langs rijkswege gesubsidieerde culturele instellingen wel een rol; via de subsidievoorwaarden is cultuureducatie automatisch onderdeel van hun takenpakket, vaak al jarenlang. We zijn in andere steden niet tegengekomen dat centraal wordt ingekocht en dat scholen zich hieraan committeren. Concurrentie met andere (kortings)kaarten of regelingen/instrumenten wordt niet als verklaring genoemd in de interviews. Aanbevelingen
Het CJP kan duidelijkheid over het gebruik bevorderen door rapportage aan gemeenten en scholen over gebruik van de kaart en welk aanbod vooral in de prijzen valt. Goed inzicht in het gebruik van de kaart door leerlingen is van belang, zodat het een bruikbaar middel wordt om cultuureducatie te monitoren. Gemeenten kunnen daarmee een rol in het promoten van de kaart (financieel) legitimeren.
5.1.5
Inzicht in opbrengsten cultuureducatie: opbrengsten van maatwerk en de verlengde leerlijn.
Context gemeenten
Context In Rotterdam zijn vrij veel scholen met ‘zwakke’ leerlingen. Op deze scholen is de deelname
X
aan cultuur(educatie) lager, en daarmee ook de deelname aan de Cultuurkaart. In Rotterdam is de cultuurparticipatie in algemene zin voortdurend punt van aandacht, gelet op de sociaaleconomische status van de bevolking (veel achterstandsgroepen). Mogelijk heeft de focus van gemeente en besturen op het verhogen van leerprestaties invloed op het wel of niet deelnemen aan de Cultuurkaart
√ ?
We constateren op basis van eerder onderzoek dat de deelname aan cultuur is in Rotterdam laag is en dit kan worden gerelateerd aan een laag opleidingsniveau. Ook binnen dit onderzoek zien we dat van de lagere vmbo-scholen (niveau 1 en 2) minder scholen meedoen met de Cultuurkaart. Hier mogen we dus een verband veronderstellen. Net als in andere steden kan ook in Rotterdam
30
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
een deel van de scholen aangemerkt worden als ‘zwak’, echter niet meer dan in andere steden waar het deelnamepercentage aan de Cultuurkaart hoger is. De gemeente Rotterdam zet stevig in op rekenen en taal, cultuurvakken zijn geen onderdeel van de focus. Dit is een feitelijk gegeven dat een mogelijke reden vormt voor schoolbesturen om de prioriteit elders te leggen –en minder bij cultuureducatie. We hebben op basis van de resultaten uit interviews en enquêtes geen basis om deze hypothese te bevestigen of te weerleggen.
5.2
Conclusie We hebben in de onderzoek een aantal hypothesen, voor de achterblijvende deelname van VOscholen in Rotterdam – tegen de landelijke trend in – aan de Cultuurkaart, getoetst op hun houdbaarheid. De meeste hypothesen blijven na toetsing niet overeind. De verklaringen die het meest pregnant naar voren komen zijn financiële redenen – scholen ontvangen sinds 2012 minder geld per leerling en moeten zelf meer bijleggen - in combinatie met administratieve lasten. Echter, dit zijn mogelijke oorzaken die landelijk gelden. Alle gemeenten en alle VO-scholen hebben ermee te maken. Daarmee werpt de vraag zich op of de Cultuurkaart een instrument is dat bij de Rotterdamse VOscholen past? Dat is een vraag die in het kader van het onderzoek niet is onderzocht. Op basis van de onderzoeksresultaten kunnen we hier dan ook geen uitspraken over doen. Het is ook een vraag die zich lastig laat toetsen. Want: Kun je spreken over ‘de Rotterdamse VO-scholen’? - past een dergelijk instrument niet bij de leerlingenpopulatie, het type onderwijs of bij de manier waarop men gewenst is invulling te geven aan het onderwijs? Of past het niet bij de markt voor cultuureducatie in (regio) Rotterdam (zie 5.1.1.)? Of het klimaat voor cultuurparticipatie in algemene zin? Het verdient aanbeveling om bij activiteiten gericht op het verhogen van deelname aan de Cultuurkaart in ieder geval altijd goed de doelgroep in ogenschouw te nemen en de antwoorden op dit soort vragen mee te wegen. De onderzoeksresultaten bieden naar de mening van de onderzoekers echter vooralsnog voldoende aanknopingspunten om deelname aan VO-scholen te verbeteren. We vatten hier de meest concrete kansen samen. Uit het onderzoek komt naar voren dat de communicatie over de mogelijkheden van en de administratie rond de Cultuurkaart beter kan. Er leven misverstanden die VO-scholen weerhouden van (verdere) deelname. Via direct contact met de voor de Cultuurkaart verantwoordelijke personen (directie/bestuur en/of de docent cultuur/cultuurcoördinator) van scholen die niet (meer) deelnemen kunnen misverstanden wegnemen en scholen over de drempel helpen alsnog mee te doen. Drempels zijn overigens niet alleen ‘administratieve rompslomp’ maar ook de organisatie van cultureel aanbod voor leerlingen zoals inpassen binnen het lesrooster en reistijd. Het gaat vaak voor VO-scholen om een combinatie van factoren, binnen een dynamische markt. Hetgeen ook het Cultuurtraject Rotterdam parten speelt, zo kunnen we constateren uit gesprekken met contactpersonen van VO-scholen.
31
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Bijlagen
32
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Bijlage 1 Respondenten
Walter Groenen , directeur CJP
Katie schreiber, beleidsmedewerker Ministerie van OCW
Anne Marie Backes, directeur bestuurder KCR
Annemarie Timmerman, programmaleider onderzoek KCR
Pepijn Verhoeven, programmaleider Cultuurtraject KCR
Olga Smit, beleidsmedewerker gemeente Rotterdam
Fenna van Houten, beleidsmedewerker gemeente Amsterdam
Peggy Brandon, directeur Mocca (Amsterdam)
Marc Floor, beleidsmedewerker gemeente Groningen
Suze Oude Munnik, medewerker BijVrijdag (Groningen)
Medewerker VO Helen Hietbrink, ToBe (Delft)
Bronnen cultuurbeleid Amsterdam
Kunstenplan 2013-2016
Dordrecht
Beleidsnota Cultuureducatie en Amateurkunst 2011-2014’ (onderdeel algemene cultuurnota)
33
Groningen
'Tegen de Stroom in 2013-2016’
Rotterdam
‘Midden in de Stad 2013-2016’
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Bijlage 2 Brief 1-1-B-Ds aanmeldingsbrief directies [Naam school] T.a.v. [naam directeur] [Adres] [Plaats] Amsterdam, [datum] Betreft: aanmelding CJP Cultuurkaart 2014-2015
<schoolnummer> Geachte [geslacht] [achternaam directeur], De CJP Cultuurkaart is een vast onderdeel van het cultuuronderwijs op scholen. Na een aantal jaren van onzekerheid is de financiering van de CJP Cultuurkaart nu voor langere tijd geregeld. Dit betekent dat u komend schooljaar en in de toekomst de culturele activiteiten op uw school kunt blijven betalen met de CJP Cultuurkaart. Het geld dat u op school beschikbaar stelt voor de (verplichte) activiteiten wordt met de CJP Cultuurkaart meer waard. Bovendien krijgen uw leerlingen en docenten korting als ze culturele activiteiten in hun vrije tijd ondernemen. CJP Cultuurkaart bij u op school Om mee te doen aan de CJP Cultuurkaart, meldt de school alle leerlingen aan. De leerlingen ontvangen een CJP Cultuurkaart met € 5,- tegoed van het ministerie van OCW. Er kan per leerling bepaald worden of de school een eigen bijdrage van minimaal € 10,- beschikbaar stelt. De voordelen van een eigen bijdrage: Een gratis CJP Cultuurkaart voor de betreffende leerlingen. € 5,- klassikaal tegoed van het ministerie van OCW. Plus een bijdrage uit het herverdeling die in januari plaatsvindt als niet alle leerlingen deelnemen. (in 2013/2014 kwam er nog € 3 per leerling bij) Het totale Cultuurkaarttegoed kan klassikaal uitgegeven worden. Kortom: meer budget voor cultuuronderwijs. Kijk op www.cjp.nl/scholen voor een volledig overzicht van de mogelijkheden voor deelname aan de CJP Cultuurkaart.
34
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
De financiële voordelen voor uw school op een rij*: Kosten CJP
Kosten CJP/BCA
Minimaal tegoed per leerling indien
Aantal
Minimaal tegoed
Cultuurkaart voor
Docentenpas bij
leerlingen op
ministerie van
leerling indien
tijdige aanmelding
school eigen
uw school
OCW
school eigen
en aanlevering
bijdrage levert van
bijdrage levert
gegevens
€ 10,-
€
€ 0,- (normaal €
€ 0,- (normaal € 5,-
€ 15,- (dit jaar €
leerlingen x 5>
2,-)
)
18,-)
Overige voordelen van de CJP Cultuurkaart:
Leerlingen ontvangen een persoonlijke CJP Cultuurkaart en krijgen daarmee korting als ze zelfstandig op pad willen. Hierdoor profileert u uw school, zonder extra moeite, zeer gunstig op cultureel gebied,.
U bespaart ouders een hoop geld, de Cultuurkaart is immers ook een kortingskaart voor cultuur (musea, theaters, bioscopen) en praktische lifestyle: (sport)kleding, schoolspullen, scooterverzekeringen, etc.
Docenten krijgen een eigen kortingspas met allerlei (culturele) voordelen, waar massaal gebruik van wordt gemaakt.
U kunt als school, op open dagen bijvoorbeeld, laten zien dat u cultuuronderwijs serieus neemt.
Meldt u de school vóór 1 juli 2014 aan en zijn alle gegevens voor 1 oktober 2014 aangeleverd? Dan ontvangt de school 30 CJP/BCA Docentenpassen gratis (totale waarde: € 150,-). Met deze pas heeft de docent een nog bredere keus uit (last-minute) aanbiedingen op het gebied van kunst, cultuur en entertainment.
U kunt uw school meteen aanmelden voor de CJP Cultuurkaart 2014-2015. Dit gaat als volgt: 1. Wijs binnen uw school een projectcoördinator aan voor alle praktische zaken rondom de CJP Cultuurkaart. Stel ook een budgethouder aan die verantwoordelijk wordt voor het beheer van de tegoeden. 2. Meld de school aan op www.cultuurkaart-info.nl. Dat kan tot 31 juli 2014, maar aanmelden voor 1 juli levert u 30 gratis CJP/BCA Docentenpassen op (indien ook alle gegevens voor 1 oktober 2014 zijn aangeleverd). Uw unieke inlognaam is [inprint dbf] Uw aanmeldcode is [inprint dbf] 3. Geef een schatting van het aantal leerlingen. 4. Sluit de aanmelding af en ontvang een bevestiging. Wat gebeurt er na aanmelding? 1. De projectcoördinator en de budgethouder ontvangen in augustus de oproep om de leerlingen docentgegevens aan te leveren en te verrijken. 2. CJP verstuurt de factuur. 3. Na betaling van de factuur kan er gewerkt worden met de CJP Cultuurkaart.
35
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Wilt u meer weten over de CJP Cultuurkaart? Ga naar www.cjp.nl/scholen. CJP ziet ernaar uit uw school aankomend jaar veel voordeel op kunst en cultuur aan te bieden.
Met vriendelijke groet, Walter Groenen Directeur CJP
*De bedragen zijn berekend op basis van de gegevens van DUO schooljaar 2013-2014. Het werkelijke Cultuurkaart-tegoed wordt berekend op basis van aangeleverde aantallen.
36
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Bijlage 3 Itemlijst hypothesen Type school (niveau onderwijs en omvang, signatuur) Positie van cultuureducatie op de school (middelen en tijd, draagvlak bij schooldirectie en/of bestuur, inzet docent, ouders, profilering)
Verankering CKV in de school (denk aan stimuleringsbeleid cultuureducatie op scholen/positie cultuurcoördinator in school/houding van directie t.o.v. cultuurkaart/cultuureducatie).
CKV is geen kernvak, beperkte status van het vak.
Geen tijd in verband met urennorm, in rooster.
Bijdrage cultuurkaart aan leeropbrengsten onduidelijk.
Aanwezigheid van een culturele sector/werkgelegenheid en daarmee samenhangend mate van interesse in cultuur door gemeenschap/ouders.
Aanmeldprocedure en gebruik van de Cultuurkaart (informatie, administratieve lasten, individueel/ klassikaal gebruik), rol CJP
Aanmeldingsprocedure omslachtig, kost veel tijd.
Onbekendheid met mogelijkheden Cultuurkaart.
Financiën (te duur)
Hoogte subsidiebedrag per leerling (€ 5 i.p.v. € 15).
Matching € 10 per leerling (boven budget school).
Overige financiële redenen, zoals reiskosten.
Concurrentie (andere instrumenten/regelingen, andere kortingskaarten, ander aanbod (marktwerking)
Concurrentie met andere regelingen/instrumenten zoals Denken, Voelen, Doen, Verlengde leertijd, maatwerkscholen, doelsubsidies (gemeenten).
Concurrentie met andere (cultuur)kaarten (denk aan kortingspassen, stadspassen of inzet jeugdcultuurfonds).
Concurrentie met ander aantrekkelijk en betaalbaar aanbod van niet-cultuurkaartacceptanten.
Context: Gemeentelijks beleid, Interventie bemiddelende instellingen
37
Subsidie/stimuleringsbeleid gemeente.
Rol van een provinciaal of stedelijk Cultureel Steunpunt.
Het culturele aanbod in de gemeente/regio (kwantiteit en kwaliteit).
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
Bijlage 4 Vragenlijst digitale enquête
38
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
39
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
40
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
41
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
42
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
43
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
44
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
45
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep
46
RAPPORT | CJP Cultuurkaart | DSP-groep