CINOPTIEK
magazine over innovatie van beroepsopleidingen • september 2007
2
O.A. SECTORALE LOOPBAANPROJECTEN • LEERWERKLOKETTEN IN DE REGIO • DIGITAAL DOORSTROOMPORTFOLIO [THEMA] L O O P B A A N B E G E L E I D I N G
AFTRAP Inhoudsopgave Thema Loopbaanbegeleiding
3
Guidance: het Europese perspectief
6 Wat doe jij morgen? Over loopbaanbegeleiding en duurzame inzetbaarheid
9 Open Forum: De houdbaarheid van loopbanen 10 Waar kan ik terecht bij mij in de buurt? De één-loket gedachte voor werken en leren
13 Gerichte begeleiding leidt tot minder uitvallers 16 Kiezen van de juiste vervolgopleiding 18 Publicaties 19 Berichten 20 Agenda
Cinoptiek
2
Colofon Redactie: Patricia Defesche (hoofdredacteur), Peter van Deursen en Marja van den Dungen Ontwerp/opmaak: Theo van Leeuwen BNO / Evert van de Biezen Druk: De Lekstroom, Nieuwegein Redactiesecretariaat: Marloes van Valkenburg, 073-6800850;
[email protected], ook voor gratis abonnement. Fotografie: Verbeeld (Tilburg) en CINOP ISSN: 1566-8363 Cinoptiek is een blad van CINOP voor het management in het beroepsonderwijs. CINOP is hét Nederlandse expertisecentrum op het gebied van leren in het beroepsonderwijs en bedrijfsleven. CINOP, postbus 1585, 5200 BP ’s-Hertogenbosch, telefoon 073-6800800, fax 073-6123425, e-mail:
[email protected], internet: www.cinop.nl
In veel sectoren hebben zich de afgelopen jaren ingrijpende veranderingsprocessen voltrokken. Snelle technologische vooruitgang en veranderende markten maken het noodzakelijk dat organisaties zich snel moeten kunnen aanpassen en datzelfde geldt voor werknemers binnen die organisaties. De arbeidsmarkt is daarmee voor velen onzekerder geworden en individuen zullen weer- en wendbaar moeten zijn voor die veranderingen. En loopbaanontwikkeling is de manier waarmee gewenste of noodzakelijke loopbaantransities mogelijk worden. Het bevorderen van loopbaanontwikkeling is intussen in vele cao’s verankerd. Sectoraal loopbaanbeleid maakt het mogelijk dat werknemers ondersteuning krijgen bij de eigen individuele loopbaanplanning. Vaak om ambities te faciliteren, en soms om vanuit preventieve overwegingen uitval te voorkomen. Maar altijd gericht op leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van medewerkers, die verbonden kunnen worden met de behoeften van bedrijven aan een zich ontwikkelend potentieel. Ook in het licht van de dreigende tekorten op de arbeidsmarkt is loopbaanontwikkeling van het grootste belang. Sectoren, branches en bedrijven kunnen met de ondersteuning van loopbaanbeleid ervaren medewerkers kansen voor doorstroom bieden en daarmede investeringen in sociaal kapitaal behouden. Vooral in een arbeidsmarkt die sterk in beweging is vormt deze nieuwe loot aan de al bestaande voorzieningen voor scholing een van de hoofdpunten in een onderscheidend personeelsbeleid. En voor de werknemer geldt dat daarmee zinvol en aantrekkelijk werk in verschillende levensfasen gekoppeld wordt aan het creëren van een nieuw perspectief. Met loopbaanbeleid gaan we van baangarantie naar werkgarantie. We ontsluiten het verborgene en veranderen hoop in zekerheid! Peter IJsenbrant, managing consultant CINOP en projectdirecteur Loopbaantraject Bouw & Infra
Inleidend artikel
Guidance: het Europese perspectief Door Peter van Deursen
In dit artikel wordt uiteengezet wat het begrip loopbaanbegeleiding inhoudt en wat de beleidsambities rond dit onderwerp op Europees niveau zijn. En – niet oninteressant – hoe doet Nederland het in vergelijking met andere landen in Europa? Onder ander wat betreft de monitoring en kwaliteitsborging valt er nog wel wat te verbeteren.
Peter van Deursen (CINOP – National Agency Lifelong Learning Programme)
Niet voor niets staat in de titel hierboven de Engelse term ‘guidance’. Dit begrip duidt goed de essentie aan van loopbaanbegeleiding, namelijk: mensen de weg wijzen. Of het nu initiele opleidingskeuze of het leren gedurende het verdere leven betreft. Het gaat erom dat mensen sturing kunnen geven aan hun (leer)loopbaan. Zodat menselijk kapitaal zo goed mogelijk tot zijn recht kan komen.
Een definitie Guidance of (loopbaan)begeleiding staat voor activiteiten waarmee burgers – van elke leeftijd en op elk moment van hun leven – kunnen bepalen waar hun capaciteiten, vaardigheden en interesses liggen. Guidance helpt bij het nemen van beslissingen ten aanzien van onderwijs, opleiding en werk. Voorbeelden van activiteiten zijn advisering, evaluatie van be-
kwaamheden, mentoraat, het bijbrengen van vaardigheden in loopbaanmanagement, coaching, reflectie.
Over het nut van loopbaanbegeleiding Een paar citaten: “Begeleiding gedurende het gehele leven draagt bij tot verwezenlijking van de EU-doelstellingen van economische ontwikkeling, efficiënte arbeidsmarkten en professionele en geografische mobiliteit, door investeringen in onderwijs, beroepsopleidingen, levenslang leren en ontwikkeling van menselijk kapitaal en arbeidspotentieel efficiënter te maken.” “Begeleiding van hoge kwaliteit gedurende het gehele leven is een cruciaal onderdeel van de strategieën op het gebied van onderwijs, opleiding en inzetbaarheid ter verwezenlijking van het strategische doel om van Europa
3 Cinoptiek
“Loopbaanbegeleiding helpt bij beslissingen rond onderwijs, opleiding en werk”
uiterlijk in 2010 de meest dynamische kenniseconomie van de wereld te maken.”
“De essentie van loopbaanbegeleiding is mensen de weg wijzen bij werken en leren”
“Alle Europese burgers moeten, in voorkomend geval en gelet op de plaatselijke omstandigheden, in alle levensfasen toegang hebben tot begeleiding, waarbij met name aandacht dient te worden besteed aan individuen en groepen met een verhoogd risico.” Deze stevige uitspraken zijn niet afkomstig van een actiegroep maar zijn geciteerd uit een resolutie van de Raad van Europa over lifelong guidance, die in 2004 tot stand is gekomen en ondertekend is door de vertegenwoordigers van alle lidstaten van de EU1. Het is niet het enige EU-initiatief op het gebied van lifelong guidance: Al vanaf 1992/1993 financiert de Europese Commissie mede Euroguidance: een Europees netwerk dat richt zich op het vergroten van mobiliteit door informatie te verstrekken over opleidingsmogelijkheden binnen Europa én informatievoorziening rond de Europese dimensie rond guidance. CINOP is sinds een aantal jaren de hostorganisatie voor Euroguidance Nederland. Cedefop (Europees centrum voor de ontwikkeling van het beroepsonderwijs) bracht Europese referentiedocumenten voor het verbeteren van begeleidingssystemen in kaart (de publicatie is in het Nederlands vertaald, zie noot 2). Van 2001 tot en met 2004 voerde de OECD onderzoek uit naar de stand van zaken in de Europese lidstaten. De OECD heeft eveneens een handboek voor beleidsmakers gepubliceerd dat hen ondersteunt in het evalueren en verbeteren van guidancesystemen. Vanaf 2002 is er een Europese expertgroep guidance actief waarin beleidsmakers vanuit onderwijs- en arbeidsministeries, sociale partners en vertegenwoordigers van consumenten, -jongeren en -ouderorganisaties zitting hebben. Vorig jaar is de aanzet gegeven deze expertgroep te vervangen door een uitgebreider en dekkend internationaal guidancenetwerk waarin beleidsmakers van álle Europese landen, zowel vanuit de onderwijskant als de arbeidsmarktkant vertegenwoordigd zouden moeten worden, natuurlijk met de bedoeling nationale guidance-ontwikkelingen op een hoger plan te tillen. Waar het Euroguidance netwerk een informatienetwerk is heeft het nieuw te vormen netwerk een politieke betekenis.
•
•
Cinoptiek
4
•
•
Verschillen tussen Europese landen Finland wordt internationaal gezien als voorbeeldland voor guidancebeleid. Burgers hebben daar niet alleen recht op guidance, maar ook daadwerkelijk gratis toegang tot kwalitatief hoogstaande dienstverlening. Ook Denemarken en Ierland zijn landen waar krachtige nationale fora actief zijn, waarin
stakeholders vanuit alle belangrijke invalshoeken vertegenwoordigd zijn. Van onze buurlanden heeft Duitsland onlangs ook een dergelijk nationaal forum met bijbehorend strategieplan ontwikkeld. Hoe staat Nederland nu in deze internationale ontwikkelingen? Uit het eerder genoemde OECD-onderzoek kwam een aantal tekortkomingen naar voren: Er is slechts beperkt aandacht voor loopbaanbeleid, in het bijzonder zijn de contacten van het voortgezet onderwijs met de arbeidsmarkt slecht. Het guidancesysteem in Nederland is gefragmenteerd. In feite is er geen sprake van een guidancesysteem, maar vinden er activiteiten plaats die niet onderling zijn verbonden.
• •
• •
Vooral in het schoolsysteem, maar ook op andere gebieden, is er een gebrek aan inzicht aan wat er nu precies aan guidanceactiviteiten plaatsvindt. Monitoring en kwaliteitsborging ontbreken. De rol van de overheid is onduidelijk, wat te maken heeft met de Nederlandse besturingsfilosofie van decentralisatie, marktgerichtheid en privatisering3.
organisatie in het eerder genoemde Europese beleidsnetwerk. En Euroguidance Nederland heeft de projectdirectie Leren en Werken benaderd om als overheidsvertegenwoordiger hierin te participeren. Wellicht dat dit de basis voor een platform in Nederland kan vormen. En kan daaraan gekoppeld een nationale strategie voor loopbaanbeleid ontwikkeld worden.
Een wenkend perspectief?
Guidance beoogt: burgers de kans te geven om hun leer- en werkroutes te beheren en te plannen in overeenstemming met hun levensdoel… wat moet bijdragen tot persoonlijke vervulling; onderwijs- en opleidingsinstellingen bij te staan om degelijk gemotiveerde leerlingen, studenten en stagiaires te hebben die de verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leren en die hun eigen doelstellingen formuleren om dit te bereiken; ondernemingen en organisaties bij te staan om degelijk gemotiveerd personeel te hebben dat zich kan aanpassen, in staat is om leermogelijkheden te beoordelen en te gebruiken zowel binnen als buiten de werkplek; beleidsmakers belangrijke middelen te geven om een hele reeks publieke beleidsdoelstellingen te bereiken; de lokale, regionale, nationale en Europese economieen te steunen door ontwikkeling van de werkkrachten en door zich aan te passen aan de veranderende economische behoeften en sociale omstandigheden; te helpen bij de ontwikkelingen van maatschappijen waarin burgers actief bijdragen aan hun sociale, democratische en duurzame ontwikkeling.
• •
• • • •
1
Raad van de Europese Unie (2004). Ontwerp-resolutie inzake het versterken van
beleidsmaatregelen, systemen en praktijken op het gebied van levenslange begeleiding in Europa. Brussel: Raad van de Europese Unie. 2
Cedefop (2005). De beleidslijnen en systemen voor levenslange begeleiding verbeteren:
met behulp van gemeenschappelijke Europese referentie-instrumenten. ’s-Hertogenbosch: Euroguidance Nederland. 3
OECD (2004). Career Guidance: A Handbook for Policy Makers. Parijs, OECD.
4
Deursen, P. van, Janssen, M. (2006). Career Guidance in the Netherlands.
’s-Hertogenbosch: Euroguidance Nederland.
5 Cinoptiek
De conclusies uit het OECD-rapport gelden eigenlijk nog onverminderd voor de huidige situatie. In Nederland is door de jaren heen een proces ingezet van decentralisatie en marktgerichtheid óók waar het gaat om loopbaanbegeleiding. Dit heeft geresulteerd in een situatie waarin loopbaanbegeleiding wordt aangeboden door diverse instellingen, zowel publiek als privaat. Door het ontbreken van duidelijke richtlijnen vanuit de overheid, is er weinig samenhang in beleid rondom loopbaanbegeleiding tussen de uitvoerende organisaties en instellingen. Door de grote nadruk op het marktprincipe en het leggen van de publieke financiële middelen bij de onderwijsinstellingen, is er nauwelijks sprake van infrastructuur om aan te sluiten bij internationale ontwikkelingen op het gebied van loopbaanbegeleiding. Dit maakt dat Nederland weinig betrokkenheid heeft bij Europese projecten op het terrein van loopbaanbegeleiding. Daarnaast kent Nederland geen officieel uitwisselingsplatform voor de experts die zich op (inter)nationaal niveau bewegen. Euroguidance Nederland speelt wel een rol door informatie te verspreiden over Nederlandse en Europese ontwikkelingen op het gebied van loopbaanbegeleiding4. Ook heeft het Ministerie CINOP/Euroguidance dit jaar aangewezen als expert-
Over loopbaanbegeleiding en duurzame inzetbaarheid
Wat doe jij morgen? Door Patricia Defesche
CINOP voert het projectmanagement van een aantal loopbaanprojecten waarin werknemers kansen krijgen om loopbaanstappen te zetten. De belangstelling is groot! Voor veel werknemers voorziet het in een behoefte. En lang niet altijd vanwege problemen met de gezondheid. Veel vaker is juist de behoefte aan verdere ontwikkeling de drijfveer.
Cinoptiek
6
Door vergrijzing en ontgroening en door strenger overheidsbeleid ten aanzien van de WIA (voorheen WAO) is het voor branches, bedrijven en organisaties van toenemend belang werknemers inzetbaar te houden. Een van de instrumenten om daar iets aan te doen is loopbaanbeleid. De bouwnijverheid kent van oudsher een sterke scholingstraditie. Maar met het Loopbaanproject Bouw dat in 2001 van start ging hebben de sociale partners in deze bedrijfstak het scholingsbeleid fundamenteel vernieuwd. Naast een pilotproject in Noord-Holland voor medewerkers die hogerop wilden in de bouw liep er een landelijk project voor steigerbouwers. Projectleider Marian de Groot van CINOP: “De steigerbouw is een bedrijfstak met fysiek zware arbeid en veel werknemers houden het na hun 40e niet vol om dagelijks zo’n 15.000 kilo te sjouwen. Daar wilden de werkgevers en werknemersorganisaties samen iets aan doen. Het was een van de redenen voor de start van het project. De belangstelling was groot: meer dan 500 werknemers in de bouw doorliepen in Noord-Holland in de periode 2001-2004 een loopbaantraject.” Inmiddels is dat pilotproject uitgegroeid tot een structurele voorziening: het landelijke Loopbaantraject Bouw & Infra, dat werknemers adviseert in de burgerlijke en utiliteitsbouw, infra en
gespecialiseerde aannemerij. Vanaf 1 juli 2006 is dit loopbaantraject landelijk open voor alle werkgevers en werknemers die onder de CAO voor de Bouwnijverheid vallen. Om een idee te geven van de omvang: na een jaar waren er al meer dan 3000 deelnemers. Timmerlieden zijn nog steeds het meest enthousiast, zijn vormen bijna de helft van de deelnemers. Op de tweede plaats, met 10%, volgen de metselaars. De werkgevers- en werknemersorganisaties maken de benodigde middelen vrij uit het scholingsfonds en er zijn ESF-middelen beschikbaar.
Trajectadviseur Trudy Boonman:
Hoe werkt het?
“Als trajectadviseur proberen we iedereen zo goed mogelijk te stimuleren. Sommige schilders zitten al vanaf hun 16e in het vak. Ze zijn vaak verrast over de mogelijkheden, dat ze kunnen doorgroeien door middel van scholing. Tijdens het Loopbaanproject ontdekken ze zelf dan ook dat ze meer kunnen dan schilderen. Iedereen heeft mogelijkheden en potentieel.”
Het Loopbaantraject kent een infrastructuur met 28 adviescentra, gehuisvest in samenwerkingsverbanden verspreid over heel Nederland. De daar gestationeerde trajectadviseurs werken onafhankelijk. Ze zijn verplicht de speciaal ontwikkelde post-hbo-opleiding Trajectadviseur sectoraal loopbaanbeleid te volgen. De adviseurs moeten vooral regisseur zijn en goed
Wat en waarom Het belangrijkste doel van loopbaanbeleid is de juiste medewerker op de juiste plaats te krijgen. En te houden! Want hoe is het nu met die medewerker, die vijf jaar geleden ‘helemaal op zijn plek zat’? De reden voor zijn laatste ziekteverzuim bleek rugpijn te zijn. Een incident? Of is er meer aan de hand? En die prima medewerker die laatst letterlijk zei ‘niet tot zijn pensioen hetzelfde te willen doen’. Hopen dat het overwaait? Of actief ingrijpen? Het Loopbaantraject Bouw & Infra maakt het mogelijk medewerkers gemotiveerd binnen het bedrijf of de sector aan het werk te houden, uitval te voorkomen en mensen die thuis zitten weer aan het werk te krijgen.
kunnen omgaan met de verschillende belangen van werkgevers en werknemers. Bepaalde diensten – nader onderzoek, assessment, opleiding en coaching – kopen ze in bij derden. Werknemers kunnen direct contact opnemen met de trajectadviseur in de regio van hun woonplaats, maar ook door werkgevers voor deelname worden voorgedragen. Ook arbodiensten kunnen werknemers naar het Loopbaantraject verwijzen. Een adviestraject bestaat uit verschillende fases: de intake, het nader onderzoek (iedereen gaat door een assessmentprocedure), het opstellen van een individueel opleidingsplan (IOP), de uitvoering van het IOP en de nazorg. Alleen opleidingsplannen waarover werkgevers en werknemers het samen eens zijn, worden uitgevoerd. Zo nodig spelen de trajectadviseurs een actieve rol om tot overeenstemming te komen.
Verbreding Ook voor de schildersbranche is er inmiddels een loopbaanproject. Het ging in april 2005 in de regio Groot Utrecht van start voor werknemers die hogerop willen en werknemers die willen voorkomen dat ze op termijn uitvallen door ziekte. Sinds 1 januari 2007 is het landelijk toegankelijk voor werknemers die minimaal zes weken ziek zijn en niet meer kunnen terugkeren in hun oude functie. Voor de schilders zijn inmiddels in totaal 9 parttime trajectadviseurs aan het werk. Na de schilders volgden de dakdekkers. En de ziekenhuisbranche. Ook is er een proef met penitentiair inrichtingenwerkers. En momenteel is er ook belangstelling vanuit het ambulancevervoer, de brandweer, natuursteenbranche en rijksoverheid.
Waarom gaan mensen uitkijken naar ander werk? Ambitie – “ik wil vooruit”
55%
Preventie – “ik wil voorkomen dat ik straks mijn huidige werk niet meer kan doen”
22%
Reïntegratie – “ik wil weer aan het werk na ziekte”
19%
Handicap – “ik wil ondanks mijn handicap aan het werk”
2%
Werkloosheid – “ik wil weer werken”
2%
7 Cinoptiek
Drie leden van het kernteam Loopbaantraject Bouw & Infra: Zjev van Dun, Marian de Groot en Peter IJsenbrant
René Cazemier, 37 jaar, was timmerman, werd werkvoorbereider/planner/calculator
Gerrit van den Akker, 29 jaar, was steigerbouwer, werd beveiliger
“Begin 2005 kreeg ik ontslag, tijdelijk naar later bleek. Ik dacht: dat overkomt me geen tweede keer, voortaan houd ik de teugels zelf in handen. Als eigen baas of op een andere manier. Er moest gewoon wat veranderen. Ik was al bezig met de start van mijn eigen bedrijfje toen mijn baas vroeg of ik niet binnen wilde werken. En daar heb ik uiteindelijk ja op gezegd. Ik werk sinds vorig jaar als werkvoorbereider/planner/calculator op kantoor. Dat was best een overgang, want ik had 18 jaar stilgestaan met leren. Ik ga een vierjarige opleiding volgen van de KOB. Dat wordt aanpoten, want het werk op kantoor gaat ook gewoon door. Maar ik krijg er zekerheid voor terug. Als ik hier ooit wegga – of weg moet – kan ik op papier aantonen wat ik kan. Na die opleiding sta ik dus een stuk sterker. En waarschijnlijk verdien ik ook meer. Timmeren zie ik mezelf in elk geval niet meer doen. Hooguit thuis.”
“Ik had last van rugklachten en bij de bedrijfsarts werd duidelijk dat ik veel risico liep om arbeidsongeschikt te raken. De arbo-arts adviseerde mij om met een trajectadviseur af te spreken. Ik moest wel erg wennen aan het idee dat ik op zoek moest naar een andere baan. Ik heb na een paar afspraken met die adviseur een assessment gedaan op internet.” Samen kwamen ze tot de conclusie dat Gerrit zich om kan laten scholen tot beveiliger. Zijn werkgever werd geïnformeerd over dit plan en stemde in: “Ik had je liever voor het bedrijf behouden, maar voor arbeidsongeschiktheid koop ik helemaal niets.” In de tijd van zijn baas volgde Gerrit van den Akker zeer gemotiveerd de cursussen die het loopbaantraject betaalde. Vijf maanden nadat duidelijk werd dat het vak van steigerbouwer Gerrit van den Akker op den duur ziek zou maken, liep hij als beveiliger op Schiphol rond alsof hij nooit anders gedaan had.
De campagne van het Loopbaantraject Bouw & Infra voorziet onder andere in het tijdschrift Wat doe jij morgen? dat verspreid wordt in een oplage van 195.000 exemplaren onder alle werknemers en werkgevers
BLAD OVER JE LOOPBAAN IN DE BOUW
BLAD OVER JE LOOPBAAN IN DE BOUW
NUMMER 1, JULI 2006
BLAD OVER JE LOOPBAAN IN DE BOUW
NUMMER 5, AUGUSTUS 2007
NUMMER 2, NOVEMBER 2006
Cinoptiek
8
GROTE BESLUITEN NEEM JE SAMEN
AMBITIE
Vandaag timmerman, morgen uitvoerder. Van vak veranderen? Het Loopbaantraject Bouw & Infra biedt kansen.
Je kunt meer dan je denkt!
SLEUTELEN AAN JE LOOPBAAN TUSSEN KANTOOR EN BOUW IN
NIJVERDAL
WWW.WATDOEJIJMORGEN.NL WWW.LOOPBAANTRAJECTBOUW.NL
Ambitie krijgt meer kans Marian de Groot: ”De bouw loopt op dit moment voorop in de ontwikkelingen op het gebied van loopbaanbeleid en de verankering van afspraken op brancheniveau. Het succes van deze loopbaanprojecten zit ’m in het feit dat ze zich richten op álle werknemers en niet alleen op degenen die dreigen uit te vallen of ziek zijn, daar ben ik van overtuigd. Het is gewoon goed om ambitie een kans te geven”.
Voor verdere informatie zie: www.loopbaantrajectbouw.nl www.loopbaanprojectschilders.nl www.watdoejijmorgen.nl
OPEN FORUM
De houdbaarheid van loopbanen
Annelies van Vianen
en vaardigheden vanaf de adolescentie min of meer vastliggen. Met die kennis zou het mogelijk zijn ‘de juiste persoon in de juiste baan’ te plaatsen. Inmiddels is wel duidelijk dat deze gefixeerde kijk op mensen niet terecht is. We kunnen onze talenten en vermogens wel degelijk ontwikkelen. Gelukkig maar, want dat is precies wat we nodig hebben op de toekomstige arbeidsmarkt. In de literatuur over loopbaanbegeleiding wordt veelal de nadruk gelegd op het maken van toekomstgerichte keuzes en de noodzaak van zelfkennis. Dat klinkt allemaal erg goed ware het niet dat onze toekomst niet meer zo’n lange houdbaarheidsdatum heeft en onze zelfkennis ook niet altijd zo’n goede wegwijzer is. Immers, mensen die menen zichzelf te kennen vernauwen hun blikveld en richten zich op werk dat helemaal bij dat ‘zelf’ past. De arbeidsmarkt heeft geen behoefte aan dergelijke zelfkenners. Ze wil bij voorkeur mensen die uitdagingen aangaan en zichzelf ontwikkelen. Mensen (en jongeren in het bijzonder) zouden zich in het denken over hun loopbaan eerder op de kortere dan op de lange termijn moeten richten. In de verre toekomst is het koffiedik kijken. In onze loopbaan komen we vaker voor keuzes te staan en moeten we leren ons zelfbeeld te verversen. Een loopbaancoach komt dan goed van pas. Prof. dr. Annelies van Vianen, Universiteit van Amsterdam
Mw. dr. A.E.M. van Vianen (1953) is per 1 september 2005 benoemd tot bijzonder hoogleraar Loopbaancompetenties in arbeids- en leerloopbaan aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA).
9 Cinoptiek
Loopbanen zullen zich in de (nabije) toekomst anders ontwikkelen dan in het (recente) verleden. Niet voor niets is er sprake van een opleving in de aandacht voor loopbaanontwikkeling en -begeleiding. De bijdragen in deze Cinoptiek laten goed zien welke praktische initiatieven er zoal met betrekking tot beleid en uitvoer van loopbaanbegeleiding – op nationaal en internationaal niveau – worden genomen. Des te opmerkelijker is het dat de wetenschappelijke theorievorming over loopbaanontwikkeling zo is achtergebleven. In de literatuur worden loopbanen beschreven als een keuzeproces dat uiteindelijk moet resulteren in het vinden van stabilisatie in het werk. Oftewel, wij mensen werken toe naar onze ideale bestemming en die hebben we bereikt op het moment dat onze kwaliteiten en wensen volledig passen bij ons werk. Die gedachte zit diep verankerd. Zo vindt men dat jongeren een bewuste keuze moeten maken voor hun arbeidstoekomst, de eerste baan vaak cruciaal is voor iemands verdere loopbaan en mensen na hun 40ste levensjaar wel zo’n beetje hun loopbaanplafond hebben bereikt. Tegelijkertijd vermoeden we allemaal dat de arbeidsmarkt minder voorspelbaar zal worden en mensen daarom vaker geconfronteerd zullen worden met veranderingen in hun werk. Het – in de traditionele zin – onder controle krijgen van de loopbaan is dus niet langer haalbaar. En toch worden jongeren door ouders en leerkrachten met nadruk gewezen op het maken van een ‘toekomstgerichte’ loopbaankeuze. Geen wonder dat menigeen niet kan of wil kiezen. Niets is zo moeilijk als het maken van een keuze. Des te meer als we veel te kiezen hebben, de volledige informatie om tot een keuze te komen ontbreekt en het resultaat van onze keuze niet is te overzien. Voor zo’n keuze zien jongeren zich gesteld en dat werkt verlammend, zo blijkt uit onderzoek. Moeten we dan maar stoppen met ze loopbaanbewust te maken? Nee natuurlijk niet. Maar mogelijk moet het anders. De psychologie heeft van oudsher getracht de eigenschappen van mensen in kaart te brengen. Dat gebeurde aanvankelijk vanuit de gedachte dat iemands persoonlijkheid, capaciteiten
Waar kan ik terecht bij mij in de buurt?
De één-loket gedachte voor werken en leren Door Martine Maes
Het flexibel kunnen afwisselen van leren en werken, weten wat er mogelijk is en waar passende scholing te vinden is; het is niet voor iedereen gesneden koek. Daarom richt de projectdirectie Leren & Werken – een gezamenlijk initiatief van de ministeries van OCW en SZW – door het hele land informatiepunten in. Wat doen deze loketten precies en wie kunnen er
10
Loket voor iedereen
Cinoptiek
terecht?
Om de toegankelijkheid van werken en leren te vergroten worden in de komende jaren door heel Nederland minstens 20 loketten ingericht. Medio 2007 zijn er 12 loketten open. Adviseurs denken hier mee over een individuele loopbaan of over scholingsbeleid in een bedrijf. Deze adviseurs hebben het overzicht van mogelijkheden in de regio om competenties en werkervaring te verzilveren1 (EVC) en ze bieden begeleiding om eventuele aanvullende scholing, werkend leren trajecten of maatwerkscholing te kunnen volgen. Elke werknemer, werkgever, werkzoekende of iemand met een loopbaanvraag kan er terecht en wordt naar het juiste adres doorverwezen met de passende begeleiding. Ook ontwierp de projectdirectie de site www.opleidingenberoep.nl met daaraan gekoppeld het landelijke informatienummer 0800-1618.
Van kennismaking naar samenwerking Achter de loketten schuilen uitgebreide regionale netwerken die ervoor zorgen dat de vragen aan de balie beantwoord kunnen worden. Die netwerken bestaan uit vertegenwoordigers van werkgevers, scholingsinstellingen, centra voor werk en inkomen en intermediaire instellingen. Alle partijen die iets met werken en leren in een regio te maken hebben zitten samen aan tafel. De uitdaging is om waar mogelijk activiteiten op elkaar te laten aansluiten. Dat dat nog niet zo vanzelfsprekend is blijkt wel uit het feit dat partijen bij projectbespre-
Het Werkleercentrum in Deventer
kingen elkaar soms voor het eerst zien. Het proces van kennismaking naar samenwerking heeft zijn tijd nodig. Maar het enthousiasme is er en de noodzaak voor optimaal gebruik van alle talenten in onze samenleving, zeker met een aantrekkende conjunctuur, is steeds duidelijker zichtbaar. De bedoeling is nadrukkelijk om de regionale samenwerking tussen de partners ook na de gesubsidieerde opstartperiode te continueren. Andere partners – die een bredere taak vervullen in het regionale arbeidsmarktbeleid (regionale werkgeversorganisatie, regionaal platform arbeidsmarkt, provincie en dergelijke) – zullen vooral ingezet worden om werkgevers te informeren en motiveren voor een leven lang leren.
Samenwerking in de praktijk Langzaamaan is zich een cultuurverandering aan het voltrekken. Tot voor kort gingen publieke voorzieningen (zoals CWI en UWV) vooral uit van het aanbod (bijvoorbeeld van werkzoekenden): ze keken alleen welke werkplek geschikt zou kunnen zijn voor een individu. Vervolgens gingen adviseurs op zoek naar werkgevers die iemand konden plaatsen. Vanuit indivi-
1
Voor meer informatie over de erkenning van verworven competenties, ofwel
EVC, zie www.kenniscentrumevc.nl
11 Cinoptiek
Martine Maes (Regiocoördinator Kenniscentrum EVC)
dueel perspectief wel begrijpelijk, maar de plaats waar mensen terecht kwamen bleek niet altijd de juiste te zijn. Het gaat erom een betere match te maken tussen de competenties van individuen en de vraag van werkgevers naar competent personeel. De nadruk komt nu meer te liggen op het benaderen van werkgevers en het verhelderen van de problemen waar zij tegenaan lopen. Afhankelijk van hoe groot het achterliggende netwerk is kunnen diverse vragen beantwoord worden op het gebied van personeel, personeelsbeleid en scholing. Van belang bij deze uitgesproken werkgeversbenadering is om een goed lopend netwerk te creëren dat daadwerkelijk aan de vragen van de werkgevers kan voldoen. En dat kunnen zeer uiteenlopende vragen zijn. Aandachtspunt is ook een flexibel aanbod vanuit de scholen om daadwerkelijk te kunnen voldoen aan de vraag naar maatwerkopleidingen. Een werkgever in een klein installatiebedrijf kan bijvoorbeeld vragen om een EVC-procedure voor drie medewerkers en een aangepast scholingstraject zodat ze een landelijk erkend diploma kunnen behalen. De aandacht voor dit soort maatwerk voor individuen of kleine groepen zal in deze benadering steeds belangrijker worden. Het is de uitdaging voor het leerwerkloket om, naast de begeleiding van individuele loopbaanvragen, ook in deze cultuurverandering waar de werkgeversvraag centraal staat een katalyserende en stimulerende rol te vervullen.
Het Werkleercentrum Deventer Het Werkleercentrum (WLC) Deventer is sinds april 2007 open. We spreken met Suzanne Spelbrink, coördinator WLC en Trudy van der Hoek (Werkarchitecten), projectleider leren & werken Deventer over de insteek van dit leerwerkloket. Jullie hebben, anders dan andere regio’s, bewust een eigen winkel geopend in de binnenstad om als vraagbaak te functioneren. Wat is de reden daarvoor? “Onze insteek is dat we denken vanuit de vraag van werkgevers en het individu. Die willen graag onafhankelijk advies en begeleiding. Vandaar dat we niet in een bestaande locatie zijn gaan zitten. Zo is er voor niemand een drempel om naar ons toe te komen. Wel is de positionering van het WLC nu een belangrijke taak: welke meerwaarde kunnen wij hebben voor onze klanten? Onze sterke punten zijn: onafhankelijkheid, specialist in opleidingen, bundelen van vragen en het bundelen van werkzoekenden en werkenden in groepen.”
Hoe werkt het in de praktijk? “Wij hebben hier een team van vijf mensen. We gaan zelf actief naar werkgevers om gesprekken te voeren. De insteek van die gesprekken is breed, dus we zullen ook een brede dienstverCinoptiek
12
lening (gaan) aanbieden op het gebied van werken en leren, personeelsbeleid en dergelijke. Daarnaast worden er mensen doorgestuurd vanuit het CWI of re-integratiebedrijf. Leuke gesprekken komen vaak ook voort uit bezoekjes van mensen die hier zomaar binnen stappen. Zij komen vaak binnen om zich te oriënteren en hebben heel brede vragen, zoals verandering van werkomgeving of sector. Aan ons de uitdaging om een goede weg te banen, die voor hen haalbaar is.” Ook EVC is een instrument dat in het dienstenpakket kan zitten. Sinds de opening zijn er nog geen concrete vragen voor EVC gekomen. “Wel wil een ziekenhuis dat wij hen ondersteunen bij de uitvoering van hun loopbaanbeleid. Een belangrijk element is dat ze hun medewerkers ook civiel effect voor hun verworven vaardigheden willen meegeven.” Het WLC heeft de intentie om ook zelf een deel van zo’n EVCprocedure uit te voeren, zoals begeleiding bij het opstellen van een portfolio. “Het zou mooi zijn om dan met dezelfde portfolio’s te werken tussen de partijen onderling, zodat je ook uitwisseling en acceptatie hebt van deze informatie. In die fase van afstemming zitten we nu.”
Trudy van der Hoek (projectleider) en Suzanne Spelbrink (coördinator)
Aanpak Zuid-Holland
Gerichte begeleiding leidt tot minder uitvallers Door Ans Aerts
De Nederlandse overheid heeft een einddoelstelling geformuleerd, ontleend aan het zogenaamde Lissabon-akkoord, om in het jaar 2010 het aantal voortijdige schoolverlaters met de helft te verminderen ten opzichte van 2000. Gemeenten bepalen zelf in overleg met onderwijsinstellingen hoe ze voortijdig schoolverlaten willen bestrijden. In Zuid Holland werpt de aanpak vruchten af.
De RMC-functie (Regionaal Meld- en Coördinatiepunt voortijdig schoolverlaten) voor de regio Rijnmond is in Rotterdam ondergebracht bij de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS). Jakob Brederveld, hoofd afdeling Leerlingzaken, dienst JOS: “Bij de bestrijding van voortijdig schoolverlaten hanteren we zowel een preventieve als een curatieve aanpak.” Rotterdam stimuleert het binnenhouden van leerlingen door middel van projecten die scholen zelf bedenken. Voorbeelden hiervan zijn ‘Intensieve Loopbaancoaching’ en het project ‘Peersupport’. Bij Loopbaancoaching krijgt de jongere een loopbaancoach toegewezen. Het tempo, de intensiteit, de accenten en de duur van het coachingstraject zijn afhankelijk van de vraag, de capaciteiten en de situatie van de jongeren. Het kan gaan om een onderwijs- of hulpverleningstraject of een combinatie hiervan. De coach draagt zorg voor een tijdige aanmelding en warme overdracht van de jongere bij de gekozen opleiding. Tijdens het traject krijgt de jongere zoveel mogelijk bagage mee, bijvoorbeeld in de vorm van praktijkervaring tijdens stages of ondersteunende vakken. Op die manier kan de start van de opleiding succesvol verlopen. Bij Peersupport krijgen leerlingen ondersteuning van medeleerlingen en leeftijdgenoten. Het accent ligt op het sociaal-emotionele vlak en op identiteitsontwikkeling. Er bestaan verschillende rollen voor peers. Zo helpt een peer tutor medeleerlingen bij het leren en uitvoeren van studie- en BPV-taken en is een peer mentor
een raadgever en een rolmodel waarmee medeleerlingen zich kunnen identificeren. Peersupport draagt bij aan vergroting van de betrokkenheid bij medeleerlingen, de opleiding en het praktijkbedrijf en daarmee ook aan het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten.
Jongerenloket spoort uitvallers op In het kader van het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten heeft de dienst JOS bovendien de zogenaamde 4 vmbo-actie in het leven geroepen. Alle decanen van het vmbo geven aan welke leerlingen uit het examenjaar in hun ogen risico
13 Cinoptiek
Uitval voorkomen door coaching
Cinoptiek
14
lopen om uit te vallen. De afdeling Leerplicht of het Jongerenloket van Rotterdam zoekt contact met deze leerlingen en begeleidt ze zonodig bij de keuze voor een vervolgopleiding. Bij de start van het nieuwe schooljaar wordt gecontroleerd of leerlingen ook echt verschijnen op de plek waar ze zich hebben ingeschreven. Brederveld: “In de toekomst willen we deze aanpak voor alle leerlingen die overstappen van een vmbo naar een mbo gaan hanteren. Op het moment dat jongeren binnenkomen bij een roc, willen we bekijken welke leerlingen van meet af aan behoefte hebben aan coaching om eventuele uitval te voorkomen.”
te trekken. Elke jongere die bij het Jongerenloket komt, heeft een zekere motivatie, volgens Daniëls. “Soms is die motivatie het ontvangen van een uitkering. We benaderen jongeren op een positieve manier en proberen zo goed mogelijk contact te maken. Vervolgens kijken we welke mogelijkheden aansluiten bij wat een jongere wil en kan. Dat kan bijvoorbeeld ook een combinatie van leren en werken zijn. Als een jongere echt niets wil, vertellen we wat de consequenties zijn als hij niets onderneemt. Dan heeft hij over vijf jaar nog steeds een uitkering. Wil hij dat? Over het algemeen lukt het om ze zover te krijgen dat ze actie gaan ondernemen.”
Toch stopt jaarlijks een aantal jongeren met hun opleiding. In Rotterdam melden sommige schooluitvallers zich bij het Jongerenloket omdat ze op zoek zijn naar werk, of een uitkering willen aanvragen. In het Jongerenloket werken het CWI, het RMC en de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid geintegreerd samen. Sommige uitvallers melden zich niet uit zichzelf. De gemeente krijgt echter bericht van de school als deze hen uitschrijft. Brederveld: “Die jongeren benaderen we eerst schriftelijk. Als ze niet reageren zoekt het team Opsporing en Onderzoek van het Jongerenloket contact met hen.” Een trajectbegeleider van het Jongerenloket zoekt uit wat een jongere nodig heeft om zijn startkwalificatie alsnog te halen. Trajectbegeleider Guy Daniëls: “We nemen daarvoor alle leefgebieden van een jongere onder de loep, zoals de woonsituatie, het schoolverleden en de privé- en de financiële situatie. We zoeken uit welke mogelijkheden een jongere heeft en hoe we eventuele belemmeringen, om aan een opleiding te beginnen, weg kunnen nemen. Daarbij gaat het om zaken als het regelen van kinderopvang voor een tienermoeder, of het oplossen van schuldenproblematiek. Zodra dit op de rails staat, bekijken we welke opleiding een jongere wil en kan volgen.” Ook als jongeren aangeven niets te willen, lukt het de trajectbegeleiders van het Jongerenloket vaak toch ze over de streep
Een-op-een-begeleiding
“Trajectbegeleiders bouwen een vertrouwensband op en stimuleren, motiveren en confronteren jongeren”
Bureau Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten, regio Zuid Holland Zuid is in het kader van de RMC-functie betrokken bij twee projecten op het gebied van preventie. Beide projecten zijn er op gericht de uitval vmbo-mbo te verminderen. De aanpak is vergelijkbaar met de 4 vmbo-actie in Rotterdam. Bureau Leerplicht heeft vier trajectbegeleiders in dienst. De begeleiding vindt een op een plaats. Carry Roozemond, directeur Bureau Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten: “Onze traject-
In Rotterdam spoort het Jongerenloket voortijdig schoolverlaters op
“Het gaat ook om de sociale vaardigheden en het zelfbeeld dat een jongere heeft”
bij hem aansluit”, aldus Roozemond. Bureau Leerplicht werkt bovendien samen met ‘Route 23’, dat jongeren trajecten biedt met scholing, werk, hulpverlening of een combinatie daarvan. In Route 23 werken organisaties in de regio Drechtsteden intensief samen om voortijdig schoolverlaten te voorkomen en te bestrijden. Het gaat daarbij om de regionale sociale diensten, het CWI, het ROC, het UWV, Jeugdzorg, Stichting MEE en Bureau Leerplicht. Een multidisciplinair team beoordeelt de problematiek van individuele jongeren en stelt trajectplannen vast die zijn toegespitst op hun specifieke situatie.
Aanpak in Zuid-Holland werkt Brederveld vertelt: “Het schooljaar is nog niet voorbij, maar alle tekenen wijzen er op dat we een vermindering van het aantal voortijdig schoolverlaters van 10 procent gaan halen. Dat is dus hoger dan de 5 procent per jaar, waar de Lissabonafspraak van uit gaat.” Roozemond: “In totaal nemen we jaarlijks 250 tot 300 jongeren in begeleiding. Het aantal uitvallers hiervan is klein.” Zowel in regio Rijnmond als in Zuid Holland Zuid horen de uitvallers vrijwel allemaal tot de zogenaamde multi-probleemjongeren. De meeste van hen komen via het Jongerenloket of Route 23 in beeld. Hun problematiek is dermate ingewikkeld, dat daar eerst aan gewerkt moet worden. Brederveld: “Voor hen geldt dat het belangrijk is dat ze een traject krijgen met tussenstappen, zoals begeleid wonen, of psychologische hulp. Pas daarna kunnen ze weer via scholing of werk terugkeren in de maatschappij.”
15 Cinoptiek
begeleiders hebben uiteraard een brede kennis van onderwijs, arbeidsmarkt, opleidingen en duale trajecten. Hun werkwijze is outreachend. Zij bouwen een vertrouwensband op met de jongere en stimuleren, motiveren en confronteren hem.” Jongeren worden zoveel mogelijk gestimuleerd om zaken zelf te regelen. Roozemond: “We geven zelf geen hulp, maar wijzen wel de weg daar naartoe. Zo kan een trajectbegeleider organiseren dat een jongere zijn huis kan inrichten met hulp van andere instanties, zoals de dienst Sociale Zaken.” De trajectbegeleiders gaan met een voortijdig schoolverlater in gesprek om uit te zoeken wie ze zijn, wat ze kunnen en wat ze willen. Daarbij kunnen ze gebruik maken van een testinstrument met een uitgebreide vragenlijst, waarmee de leefterreinen van jongeren in kaart worden gebracht. Hiermee wordt uitgezocht welke belemmeringen er zijn voor een jongere om aan een opleiding te beginnen en hoe deze kunnen worden weggenomen. “Maar het gaat daarbij ook om de sociale vaardigheden en het zelfbeeld dat een jongere heeft. Zo kiezen jongeren soms voor een opleiding die totaal niet bij hun karakter past. Ook daarvoor is het testinstrument bedoeld. De trajectbegeleider kan dan met de jongere uitzoeken welke opleiding wel goed
Kiezen van de juiste vervolgopleiding
Het digitale doorstroomportfolio helpt Door Karin van Breugel
Vier vmbo-scholen en het ROC Eindhoven hebben een digitaal doorstroomportfolio ontwikkeld. De opzet is even simpel als doeltreffend: de vmboleerlingen zijn vier jaar lang met grote regelmaat bezig met opdrachten die verband houden met hun toekomstige beroepskeuze of hun zelfbeeld. Alle afgeronde opdrachten worden gedocumenteerd in het digitale portfolio.
Cinoptiek
16
Het digitale doorstroomportfolio verschaft de leerlingen goed inzicht in hun beroepswensen en -mogelijkheden en hierdoor zijn zij beter in staat om de juiste vervolgopleiding te kiezen. “De deelnemende scholen zijn drie jaar geleden gestart om een nieuw loopbaanbegeleidingsmodel te ontwikkelen. Doel: terugdringen van de uitval in het mbo. Van alle vmbo-leerlingen haalt uiteindelijk slechts 60% de eindstreep in het mbo. Dat is veel te weinig. Velen vallen al direct aan het begin van hun mbo-opleiding uit. Dat komt voor een belangrijk deel omdat ze gewoon niet de goede opleiding hebben gekozen. En ik kan wel verklaren hoe dat komt: veel leerlingen gaan bij wijze van spreken pas op de avond voordat ze zich moeten aanmelden voor een vervolgopleiding echt over hun keuze nadenken”, zegt Rob van Rooij, projectleider Doorstroomportfolio op het Stedelijk College in Eindhoven, één van de deelnemende voscholen.
Doorstroomportfolio Het digitale doorstroomportfolio vormt de kern van het nieuwe loopbaanbegeleidingsmodel. Van Rooij: “Sinds twee jaar laten we de leerlingen regelmatig aan opdrachten werken, die hen helpen om na te denken over hun beroepswensen en hun zelfbeeld. Deze opdrachten hebben nu echt een stevige plek in het programma. De begeleiding van de leerlingen is meestal
in handen van de mentor, maar ook andere docenten zijn getraind om de leerlingen op dit vlak te begeleiden.” Het Stedelijk College voert het doorstroomportfolio geleidelijk in. Uiteindelijk gaan álle leerlingen vanaf hun eerste jaar een doorstroomportfolio opbouwen. De oudere leerlingen krijgen vooral beroepsgerelateerde opdrachten. Zo moeten de vierdejaars bijvoorbeeld een verslagje maken van een beroependag. Daarin moeten zij onder andere van een aantal opleidingen de voors en tegens op een rijtje zetten. Het Stedelijk College inEindhoven
Voor 2gther liet de school een aantal professionele magazines ontwikkelen, waarin tien sociale vaardigheden aan bod komen. Bijvoorbeeld: omgaan met emoties, zelfvertrouwen, luisteren, spreken/presenteren en samenwerken. In elk magazine staan prikkelende opdrachten, waarmee leerlingen de verschillende vaardigheden kunnen oefenen. Regelmatig voeren de leerlingen testjes uit, om de ontwikkeling van de verschillende vaardigheden te kunnen volgen. Ook die testrapportjes komen in het portfolio. De leerlingen hebben dus aan het eind van hun vmbo-opleiding een zeer goed gevuld doorstroomportfolio. “Dit helpt hen om een goed onderbouwde keus voor een vervolgopleiding te maken. Dit vergroot de kans dat ze op een vervolgopleiding terechtkomen die goed bij hen past”, aldus Van Rooij.
Intake
De jongere leerlingen werken hoofdzakelijk aan opdrachten die hen helpen bij het ontwikkelen van hun zelfbeeld. De derdejaars maken bijvoorbeeld een digitale collage van zichzelf, waarbij in het midden een foto zichzelf staat en eromheen foto’s van anderen. Bij elke persoon geeft de leerling aan wat diegene doet, en waarom het al dan niet een voorbeeld voor hem is. Leerlingen kunnen trouwens ook andere informatie in het portfolio zetten, bijvoorbeeld informatie over baantjes, sporten of andere hobby’s.
Sociale vaardigheden Het doorstroomportfolio bevat ook veel informatie over de sociale vaardigheden van de leerling. Om de leerlingen bewuster bezig te laten zijn met de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden, initieerde het Stedelijk College twee jaar geleden 2gther. Van Rooij: “Sociale vaardigheden hebben natuurlijk álles te maken met de beroepskeuze. Elk beroep en elke vervolgopleiding vraagt immers om specifieke sociale vaardigheden. Hoe beter je je sterke en zwakkere kanten kent, des te beter je in staat bent om een opleiding c.q. beroep te kiezen dat bij je past.”
Informatie Meer weten? Mail naar Rob van Rooij (
[email protected]) of kijk op www.doorstroomportfolio.nl
17 Cinoptiek
Rob van Rooij, projectleider Doorstroomportfolio Stedelijk College Eindhoven
Het doorstroomportfolio is echter niet alleen een steun in de rug van de leerlingen, maar ook van het roc. Van Rooij legt uit: “Voor het intakegesprek op het roc is vaak weinig tijd beschikbaar. Die tijd is in ieder geval vaak te beperkt om te beoordelen of een leerling daadwerkelijk de opleiding heeft gekozen die bij hem past. Dankzij het doorstroomportfolio kan de roc-intaker zich nu voorbereiden op het gesprek. Hij kan zien hoe de keus voor een bepaalde mbo-opleiding tot stand is gekomen.” Mocht de intaker niet aan deze voorbereiding toekomen, dan kan hij het portfolio natuurlijk altijd nog worden geraadpleegd tijdens de ‘verlengde intakeprocedure’ waarmee dit roc sinds kort werkt. Van Rooij: “Het ROC Eindhoven volgt alle leerlingen de eerste tien weken extra zorgvuldig. De mentor gebruikt deze periode om – samen met de leerling – te kijken of de leerling wel echt op de juiste plek zit. Zeker als er twijfels zijn, is het portfolio een waardevolle bron. Daarin vindt de mentor immers veel relevante achtergrondinformatie over de leerling en dus ook aanknopingspunten voor een eventueel begeleidingstraject. Mocht blijken dat de leerling echt op de verkeerde plek zit, zal de mentor helpen om de keus te herzien.”
PUBLICATIES Onderstaande publicaties zijn te bestellen bij: CINOP, Postbus 1585, 5200 BP
Auteur: Rene van Schoonhoven
’s-Hertogenbosch, 073-6800768,
[email protected]
Bestelnummer: A00397 Prijs: € 18,55 inclusief btw
De overgang van vmbo naar mbo: van breukvlak naar draagvlak. Overzichtsstudie van Nederlands onderzoek Deze studie geeft een overzicht van onderzoek in Nederland naar de overgang
Bedrijven over hun contacten met beroepsonderwijs in de regio. Uitkomsten van een onderzoek in drie regio’s
van vmbo naar mbo. De overgang van vmbo naar mbo geldt als zeer belangrijk,
Versterking van de samenwerking met het (regionaal) bedrijfsleven is één van
maar is tegelijk ook erg kwetsbaar. Afgezien van de vmbo-leerlingen die kiezen
de belangrijkste ambities van het beroepsonderwijs. Deze thematiek heeft dan
voor havo, werk of iets anders, maken veel leerlingen dan een belangrijke stap
ook nadrukkelijk de aandacht van CINOP Expertisecentrum. Eerder heeft het
door te kiezen voor een bepaalde opleiding in het mbo. De overgang van vmbo
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, voor het Expertisecentrum
naar mbo is ook van belang, omdat deze de basis vormt van de beroepsonder-
een onderzoek uitgevoerd naar de samenwerking onderwijs-bedrijfsleven.
wijskolom. Via deze kolom wordt getracht meer en beter (hoger) opgeleiden
Daaruit bleek dat bedrijven in het algemeen positief zijn over de huidige sa-
te krijgen, een belangrijke Europese doelstelling. De overheid investeert met
menwerking met het beroepsonderwijs. Maar ook dat versterking wenselijk is.
beleid en faciliteiten in de verbetering van de overgang vmbo-mbo. Reden te
In deze studie is het onderzoek verder uitgediept. Nu hebben 667 bedrijven hun
meer dus om de vraag te stellen wat we op basis van bestaand onderzoek weten
medewerking verleend. Daarmee geeft dit onderzoek een reëlere afspiegeling
over deze overgang.
van de kijk van bedrijven op beroepsonderwijs. Het beeld is nu diverser, de meningen zijn meer gedifferentieerd.
Auteurs: Wil van Esch, Jan Neuvel Bestelnummer: A00399
Auteurs: Ben Hövels, Paul den Boer, Andrea Klaeijsen
Prijs: € 21,20 inclusief btw
Bestelnummer: A00371 Prijs: € 18,55 inclusief btw
18
Het Metalen Scharnierpunt is een innovatieproject om de aansluiting van het
Balanceren tussen oud en nieuw. Taaldocenten over competentiegericht talen leren
vmbo op het mbo en bedrijfsleven te verbeteren. Deze publicatie geeft een tus-
Deze publicatie richt zich op het handelen van docenten in de moderne vreem-
Cinoptiek
Het Metalen Scharnierpunt. Een doorlopend traject vmbo-mbo voor metaal/metalektro – tussenstand
senstand. Een aantal zaken moet nog uitgewerkt worden, maar de grote lijnen
de talen in het beroepsonderwijs. Het is het verslag van een onderzoek waarin
liggen er: uitgangspunten en voorstellen voor alle leerwegen van de boven-
zes geselecteerde taaldocenten (vijf in het mbo en één in het vmbo) uitvoerig
bouw van het vmbo, die de aansluiting met het mbo versterken. De richting
bevraagd en gevolgd zijn wat betreft hun opvattingen en handelen. Het ver-
is praktijkgericht, met voldoende structuur en met keuzemogelijkheden voor
slag geeft weer wat de opvattingen van deze docenten zijn over competen-
de leerlingen. Er zijn betekenisvolle praktijkopdrachten voor het ontwikke-
tiegericht talen leren, op welke wijze zij vormgeven aan deze nieuwe manier
len van de competenties. En er wordt op een geïntegreerde wijze gewerkt aan
van opleiden, hoe zij dit ‘nieuwe handelen’ hebben geleerd en in hoeverre de
onderliggende kennis, vaardigheden en houdingen, zowel beroepsgericht als
onderwijsorganisatie daarbij bevorderend dan wel belemmerend is geweest.
algemeen vormend.
Doel van deze beschrijvingen is het bieden van een reflectie-instrument voor
Binnen de onderzoekslijn van het project is eind 2006 ook een eerste meting
taaldocenten die zich individueel of in teams willen buigen over de vraag: wat
uitgevoerd waarbij is nagegaan in hoeverre de uitgangspunten van Het Meta-
is mijn plaats als talendocent of onze plaats als talenteam in het geheel van
len Scharnierpunt – c.q. competentiegericht onderwijs – voorkomen in het
competentiegericht leren en opleiden?
huidige onderwijs. Hierover is apart een publicatie verschenen (auteur Ellen Klatter, bestelnummer A00414, prijs € 18,55 inclusief btw).
Auteurs: Anja van Kleef, Marianne Driessen en Maaike Jongerius Bestelnummer: A00373
Auteur: Joke Huisman
Prijs: € 23,85 inclusief btw
Bestelnummer: A00391 Prijs: € 13,25 inclusief btw
Monitor deelname aan het lees- en schrijfonderwijs door laaggeletterden 2006
Sturing op regionale ambitie: een verkenning van theorie en praktijk
CINOP is, in opdracht van het ministerie van OCW, een van de uitvoerders van
De voorliggende studie biedt een nieuw perspectief op het thema. Centraal
de taken is het uitvoeren van gedegen onderzoek. Deze monitor geeft inzicht
vraagstuk is: heeft het ROC/CvB een visie op de positionering en profilering
in het effect van de activiteiten vanuit het Aanvalsplan op het terugdringen van
in de regio? Hoe stuurt ze in de interne organisatie op die ambitie? Is er een
laaggeletterdheid. Dit onderzoek geeft onder andere een goed beeld van de
beeld van de leerprocessen die dat vraagt? De studie leert dat sturing op deze
deelname aan schrijf-, lees en/of rekencursussen door laaggeletterden.
het Aanvalsplan Laaggeletterdheid, van A tot Z betrokken 2006-2010. Een van
samenhang nog maar beperkt voorkomt. Duidelijk is wel dat een actieve rol als partner in innovatie van leren in de regio een veranderaanpak vraagt van jaren.
Auteurs: Jan Neuvel en Thomas Bersee, m.m.v. Roeland Audenaerde
De uitdaging voor de toekomst ligt in de ontwikkeling van methodieken die
Bestelnummer: A00396
dat organisatieleren ondersteunen en versterken.
Prijs: € 18,55 inclusief btw
BERICHTEN Derde bijeenkomst Platform MVT-beleid 2007
Regionale voorlichtingsbijeenkomsten ELD
Datum: 16 november 2007
Het programma ELD (Elektronisch Leerdossier) – in 2004 gestart als het pro-
Plaats: Utrecht (Beatrixgebouw)
ject ELDvo – ontwikkelt een landelijke standaard en de infrastructuur voor de digitale uitwisseling van leergegevens. De overdracht van leergegevens tussen
Op 16 november vindt de derde bijeenkomst van het Platform MVT-beleid 2007
scholen en onderwijsinstellingen kan hierdoor efficiënter en verantwoorder
plaats. In dit actieve netwerk wisselen vernieuwers in het moderne-vreemde-
verlopen. De standaard voor het ELD wordt in nauwe samenwerking met het
talenonderwijs ervaringen uit en werken ze aan verdere verdieping en ontwik-
onderwijsveld ontwikkeld ten behoeve van een doorlopende leerlijn in de hele
keling van hun kennis ten aanzien van competentiegericht talen leren. De deel-
onderwijsketen: van vo naar mbo, hbo en wo. Met als uiteindelijk doel: een
nemers, vooral uit de regionen van het (midden)management, coördinatoren,
beter leerrendement van de leerling/student.
projectleiders, maar ook docenten met ontwikkeltaken, uitgevers en ondersteuners, gaan zich deze keer bezighouden met intake-instrumenten voor de
In 2007 staat onder andere de bredere voorlichting over het ELD aan toekom-
moderne vreemde talen. Voorbeelden van instrumenten, maar ook aandacht
stige ‘gebruikers’ op het programma. Die voorlichting richt zich op:
voor de rol van zelf-assessment met taalportfolio en de implementatie van één
•
Decanen, leerling/studentbegeleiders, intakecoördinatoren, studieloop-
en ander, bieden inspiratie voor een effectieve aanpak van het MVT-onderwijs.
baanbegeleiders, trajectbegeleiders. Voor hen is het belangrijk dat de
Informatie (ook over lidmaatschap): Cecile de Haan, 073-6800736, chaan@
school waar een nieuwe leerling/student vandaan komt doorgeeft welke
cinop.nl
talenten verder ontwikkeld kunnen worden en op welke risico’s zij alert moeten zijn. •
Hoofden administratie. Voor hen is het belangrijk dat er een efficiënte en
•
Informatiemanagers, ict-managers. Voor hen is vooral de insteek van de
De Week van het leren 2007 gaat heel binnenkort van start. Op zaterdag 22 september worden in besloten gezelschap de Leerdersprijzen uitgereikt. Donderdag 27 september worden overal in het land leven-lang-leer-lintjes uitgereikt
betrouwbare standaard voor de uitwisseling van leergegevens. optimale uitwisselbaarheid van gegevens van belang.
aan volwassenen die aan het leren zijn. Natuurlijk vinden er ook dit jaar ge-
Voor de regio Zuid vond een bijeenkomst plaats op 8 juni jl. “Afwisselend pro-
durende de hele week tientallen lokale en regionale activiteiten plaats, zoals
gramma”, “informatief en levendig”, “knappe film”, “animatie maakt veel dui-
cursusmarkten, talentenjachten en IQ-testen. Kijk wat er bij u in de buurt te
delijk”, “vakgenoten moeten dit ook weten” en “uitstekend verzorgd”. Dat zijn
doen is op www.weekvanhetleren.nl
een aantal reacties van de meer dan 50 deelnemers uit Brabant en Limburg. De volgende voorlichtingsbijeenkomsten vinden nog plaats:
Wij krijgen er het levenlangleren van!
Regio Noordwest
Datum: 25 september Plaats: Amsterdam Loactie: ROC Adam Tempelhofstraat 80 (3 min van NS station Sloterdijk)
Regio Zuidwest
Datum: 26 september Plaats: Rotterdam Locatie: Erasmus Universiteit (expo congrescentrum Burgermeester Oudlaan 50, 17 min tram 7)
Regio Noordoost
Datum: 5 oktober Plaats: Zwolle Locatie: Hogeschool Windesheim, Campus 2-6 (15 min lopen van CS)
Regio Midden
Datum: 11 oktober Plaats: Utrecht Locatie: Hogeschool Domstad Koningsbergerstraat 9 (10 min lopen vanaf CS)
Doe mee(r) met je talent! Van
Aanmelding
22 tot 29 september vindt de
Alle regio’s in Nederland geven daar op hun eigen wijze vorm aan. Wat leer jij in deze week?
www.weekvanhetleren.nl
Het programma duurt van 9.00-13.00 uur (inclusief lunch). Deelname is kosteDe Week van het leren
week van het leren plaats.
loos! Vakgenoten of collega’s zijn van harte welkom. Voor meer informatie en aanmelding:
[email protected]
19 Cinoptiek
Week van het leren: Doe mee(r) met je talent!
AGENDA Regionale voorlichtingsbijeenkomsten ELD
De beroepskolommanifestatie is een initiatief van Het Platform Beroepsonder-
Er vinden dit najaar nog 4 regionale voorlichtingsbijeenkomsten
wijs (HPBO), CINOP, Gemeenschappelijk Procesmanagement Competentiege-
plaats over ELD: het elektronisch leerdossier. Zie verder de informatie
richt beroepsonderwijs, Stichting Consortium Beroepsonderwijs en Platform
op de vorige pagina.
Bèta Techniek. Meer informatie: www.beroepskolommanifestatie.nl
Themabijeenkomst Taalscholing op de werkvloer Datum: 27 september 2007 (13.30 tot 16.30 uur)
Landelijke EVC-dag
Plaats: Stichting van de Arbeid, Den Haag
Datum: 27 november 2007
In het kader van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid organiseert CINOP – mede
Plaats: De Fabrique in Utrecht
namens ETV en de Stichting Lezen & Schrijven – een themabijeenkomst over
Kosten: € 150,- inclusief btw
laaggeletterdheid binnen bedrijven. Twee bedrijven (Coca Cola en SITA) vertellen hoe ze medewerkers helpen hun
De zevende editie van de EVC-dag is in aantocht. Op 27 november wordt het
taalproblemen te overwinnen en welk resultaat dat heeft. Denk bijvoorbeeld
jaarthema ‘Doe-Het-Zelf met EVC’ afgesloten, onder meer met het uitreiken
aan hogere productiviteit, betere samenwerking, veiligheid en meer zelfver-
van de EVC-prijs. Bedrijven en organisaties (profit en non-profit), opleiders en
trouwen bij mensen. Deelnemers aan de bijeenkomst gaan ook actief aan de
intermediairs kunnen meedingen naar deze prijs, die uitgereikt wordt aan de-
slag rond de aanpak van laaggeletterdheid binnen bedrijven. Zowel bedrijven
gene die EVC dit jaar het meest succesvol heeft ingevoerd.
als scholingsaanbieders zijn van harte welkom.
Zie voor meer informatie en aanmelding www.kenniscentrumevc.nl
Meer informatie en aanmelding: Hetty Dousi, 073-6800724,
[email protected]
Cinoptiek
20
Traject Certificeren van assessoren
Cursus Beroepspraktijkvorming binnen competentiegericht onderwijs. Een praktische aanpak; van sluitstuk naar startpunt!
Data: 13 november, 4 december, 17 januari
Data: 11 en 12 december 2007
Plaats: centraal in het land
Plaats: Jaarbeurs Utrecht
Kosten: € 1490,- voor driedaagse training inclusief certificering
Kosten: € 1.499,- (excl. btw) per persoon
Het erkennen van verworven competenties (EVC) en competentiegerichte be-
Tijdens deze cursus komen de volgende vraagstukken uitgebreid aan bod:
oordeling zijn actuele ontwikkelingen. Een van de belangrijkste voorwaarden
•
Hoe geeft u de samenwerking rond leren met bedrijven vorm?
om competentiegericht beoordelen op een goede manier vorm te geven, is de
•
Hoe verbetert u samen met kbb’s en leerbedrijven de kwaliteit van de bpv?
aanwezigheid van goede beoordelaars (assessoren).
•
Hoe optimaliseert u de werkplek als leerplek?
CINOP heeft een door KCE erkend traject ontwikkeld voor het certificeren van
•
Hoe geeft u de bpv-beoordeling vorm, gelet op de KCE-standaarden?
(EVC-)assessoren.
•
Wat zijn aandachtspunten vanuit het bedrijfsleven?
Doelgroep: in principe iedereen die als assessor in EVC-procedures of binnen
De basis van BPV binnen competentiegericht onderwijs begint bij visie en be-
competentiegericht onderwijs een rol vervult. Docenten, medewerkers van
leid. Daar ligt dan ook de nadruk op tijdens de eerste dag van deze workshop.
Kenniscentra, praktijkbegeleiders uit bedrijven enzovoort.
Op de tweede dag gaat veel aandacht uit naar de uitvoering van bpv en hoe u
Groepsgrootte tussen de 8 en 10 mensen.
daar keuzes in maakt en vorm aan geeft.
De training kan ook in company worden verzorgd.
Daarnaast biedt deze cursus u de kans om uw praktijksituatie met docenten,
Meer informatie:
leerbedrijven én medecursisten te bespreken.
Alie Kamphuis:
[email protected]
Gastspreker is prof. Dr. Wim. J. Nijhof, hoogleraar onderwijskunde, Universi-
Tijs Pijls:
[email protected]
teit Twente.
Anita v.d Besselaar:
[email protected], 073-6800731.
U ontvangt gratis het boek ‘Samen werken aan leren op de werkplek’ van Jeroen Onstenk en Herman Janmaat (CINOP).
Beroepskolommanifestatie
De cursus is bestemd voor opleidingsmanagers, bpv-coördinatoren, coördina-
Datum: 20 november 2007
toren stagebureau binnen roc’s, aoc’s en particulier beroepsonderwijs… en alle
Plaats: WFCC in Den Haag
anderen die geïnteresseerd zijn in BPV binnen competentiegericht onderwijs.
Kosten: € 250,- exclusief btw
Maximaal 30 deelnemers. Aanmelden en meer informatie: www.sbo.nl/bpv.htm of telefonisch:
De opbrengsten uit de innovatiearrangementen van de samenwerkende brancheorganisaties (VO Raad, MBO Raad en HBO-raad) staan deze dag centraal. Er is een gevarieerd programma met de laatste trends en ontwikkelingen in het beroepsonderwijs. Met workshops, discussies en lezingen van prominente sprekers. U krijgt een totaalbeeld van de stand van zaken binnen vmbo, mbo en hbo. De manifestatie is bedoeld voor docenten, decanen, bpv-coördinatoren, praktijkopleiders en -begeleiders, beleidsmedewerkers, managers, leden CvB, (leer)bedrijven en geïnteresseerden vanuit de kenniscentra.
040-2974980.