Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Voorwoord
Voor u ligt de eerste editie van Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie met basisinformatie over de beleidsthema’s van Wonen, Wijken en Integratie (WWI). De vele tabellen en grafieken geven inzicht in ontwikkelingen op terreinen als wijkenaanpak en stedenbeleid, woningmarkt alsmede inburgering en integratie. De thema’s worden niet uitputtend behandeld, bij de keuze van de onderwerpen is aangesloten bij de vorige uitgaven. Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt met andere EU-lidstaten. Nieuwe onderwerpen komen aan bod in het hoofdstuk Inburgering en Integratie. Ook de leefbaarheidsscores van de wijken uit de Leef baarometer vormen een nieuw onderwerp. Elke pagina bevat informatie over een onderwerp in de vorm van een tabel, een grafiek en een korte toelichting. Als u meer wilt weten adviseer ik de internetversie te raadplegen op www.vrom.nl/ kennispleinwwi. Deze site wordt voortdurend geactualiseerd en biedt de mogelijkheid zelf tabellen samen te stellen met andere variabelen, gebiedsindelingen of tijdreeksen.
Ik hoop dat u vaak gebruik zult maken van deze hulpmiddelen. De Directeur Kennis en Verkenningen, WWI
Oscar Mendlik
Inhoud
1. Woningvoorraad 2. Woningmarkt 3. Nieuwbouw 4. Steden en wijken 5. Inburgering en integratie 6. Bewoners 7. Betaalbaarheid 8. Energie 9. Toegelaten instellingen
pagina 05 19 33 51 77 99 125 153 165
Bronnen Begrippen Trefwoordenregister Uitgebreide Inhoudsopgave Colofon
178 181 192 194 202
0 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1. Woningvoorraad
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 05
1. Woningvoorraad
Kenmerken woningvoorraad 2008
bouwjaar voor 1945
bouwjaar 1945-1970
bouwjaar vanaf 1971
21%
28%
51%
1+2 kamers
3 kamers
100%
9%
19% 100%
4 kamers
34%
5+ kamers
38%
Aantal zelfstandige woningen 7.043.212 woningen
43%
Huur
57%
Koop
100%
100%
71%
29%
eengezins
meergezins
Op 1 januari 2007 stonden er in Nederland bijna 7 miljoen woningen, een jaar later was de woningvoorraad toegenomen tot meer dan 7 miljoen woningen. Ruim de helft bestaat uit koopwoningen, bijna driekwart is een eengezinswoning. De helft van de woningen is gebouwd na 1970, bijna 4 op de 10 woningen heeft 5 of meer kamers. Bron: DG WWI/Systeem Woningvoorraad SYSWOV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 0 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1985 1990 1995 2000 2005 2006 2007 2008 _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ Voorraad totaal [woningen] 5.289.320 5.802.364 6.191.922 6.589.661 6.858.719 6.912.405 6.967.046 7.043.212 Eigendom Koop 42% 45% 47% 51% 55% 56% 57% Particuliere huur 19% 17% 15% 13% 11% 11% 10% Sociale huur 39% 39% 38% 36% 34% 33% 33% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
57% 11% 32% 100%
Woningtype Eengezins 70% 70% 71% 71% 71% 71% 71% Meergezins 30% 30% 29% 29% 29% 29% 29% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
71% 29% 100%
�� Koop [%] Huur [%] ��
��
� ����
����
����
����
����
����
����
����
����
Zowel de voorraad sociale huurwoningen als de voorraad particuliere huurwoningen neemt af. De omvang van de koopsector daarentegen neemt juist toe; per 1 januari 2008 bestaat ruim de helft van de woningvoorraad uit koopwoningen (57%). De verhouding tussen eengezins- en meergezinswoningen is sinds 1985 niet gewijzigd. Opmerking: Door afrondingsverschillen bij de percentages kan de som der delen hoger of lager zijn dan 100%. Bron: DG WWI/Systeem Woningvoorraad SYSWOV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 07
1. Woningvoorraad
Ontwikkeling woningvoorraad
1. Woningvoorraad
Mutaties in de woningvoorraad 2000 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ Woningvoorraad per 01.01 6.589.661 6.709.732 6.764.066 6.809.581 6.858.719 6.912.405 6.967.046 7.043.212 Nieuwbouw 70.650 66.704 59.629 65.314 67.016 72.382 80.193 78.882 Overige toevoegingen
4.119
4.575
5.208
6.295
7.354
7.288
7.344
7.214
Onttrekkingen [ - ] 13.529
16.410
17.763
19.313
19.057
21.656
23.840
22.373
Saldo voorraadmutaties 61.240 54.869 47.074 52.296 55.313 58.014 63.697 63.723 Administratieve correcties 10 -535 -1.559 -3.158 -1.627 -3.373 -2.137 -371 Woningvoorraad per 31.12 6.650.911 6.764.066 6.809.581 6.858.719 6.912.405 6.967.046 7.028.606 7.106.564
���.��� Saldo voorraadmutaties
���.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� � ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����
De nieuwbouwproduktie in Nederland nam vanaf 2000 geleidelijk af maar sinds 2004 is er weer sprake van een stijgende lijn. Inmiddels ligt de jaarlijkse nieuwbouwproduktie ruim boven het niveau van 2000. In de cijfers over de woningvoorraad per 1-1-2008 zijn een aantal verbeteringen doorgevoerd. De kwaliteitsverbetering is bereikt door de opschoning van het Woningregister van het CBS. Door de opschoning is een verschil ontstaan tussen de cijfers over de woningvoorraad per 31-12-2007 en die per 1-1-2008. Bron: DG WWI/Systeem Woningvoorraad SYSWOV. Peildatum: 1 januari, 31 december. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 0 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1985 1990 1995 2000 2005 2006 2007 2008 _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ Voorraad totaal [woningen] 5.289.320 5.802.364 6.191.922 6.589.661 6.858.719 6.912.405 6.967.046 7.043.212 Woninggrootte 1 of 2 kamers 11% 11% 10% 10% 9% 9% 9% 3 kamers 17% 17% 18% 18% 19% 19% 19% 4 kamers 38% 38% 37% 36% 34% 34% 34% 5 kamers of meer 35% 34% 35% 36% 38% 38% 38% totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
9% 19% 34% 38% 100%
Bouwjaar voor 1945 30% 27% 25% 23% 22% 21% 21% 1945-1959 15% 14% 13% 12% 11% 11% 11% 1960-1970 23% 21% 19% 18% 17% 17% 17% 1971-1980 23% 21% 20% 19% 18% 18% 17% 1981-1990 9% 17% 18% 17% 16% 16% 16% 1991-2000 0% 0% 6% 12% 12% 12% 12% vanaf 2001 0% 0% 0% 0% 4% 5% 6% totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
21% 11% 16% 17% 16% 12% 7% 100%
Woningvoorraad naar aantal kamers ����
Woningvoorraad naar bouwjaar ����
�% � of � kamers
Voor ����
��%
��%
� kamers
��%
����-����
� kamers
����-����
� kamers of meer
Vanaf ����
��%
��%
��%
��%
Grotere woningen zijn beduidend beter vertegenwoordigd dan kleinere in de Nederlandse woningvoorraad. Desondanks is er ten opzichte van 2000 een lichte afname van het aandeel vierkamerwoningen. Bijna 80% van de woningvoorraad is gebouwd na de tweede wereldoorlog. Het aantal woningen dat na 1990 gebouwd is begint inmiddels de omvang van de vooroorlogse voorraad te benaderen. Opmerking: Door afrondingsverschillen bij de percentages kan de som der delen hoger of lager zijn dan 100%. Bron: DG WWI/Systeem Woningvoorraad SYSWOV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 09
1. Woningvoorraad
Woningvoorraad naar bouwjaar en aantal kamers
1. Woningvoorraad
Woningvoorraad naar prijsklasse 2006 (als % van de huur- of koopsector) basishuur per maand (in euro) verkoopwaarde (x1.000 euro) ____________________________ ____________________________ 351 hoger 211 hoger t/m t/m dan t/m t/m dan 350 440 440 totaal 210 310 310 totaal ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____ Groningen 46% 31% 23% 100% 59% 23% 17% 100% Friesland 44% 31% 25% 100% 46% 28% 26% 100% Drenthe 41% 35% 24% 100% 42% 30% 28% 100% Overijssel 39% 33% 29% 100% 36% 34% 30% 100% Flevoland 14% 40% 46% 100% 52% 31% 17% 100% Gelderland 28% 39% 33% 100% 26% 34% 39% 100% Utrecht 29% 29% 42% 100% 21% 41% 39% 100% Noord-Holland 39% 30% 32% 100% 29% 36% 35% 100% Zuid-Holland 31% 32% 37% 100% 36% 35% 29% 100% Zeeland 35% 40% 25% 100% 48% 27% 24% 100% Noord-Brabant 28% 37% 35% 100% 24% 33% 43% 100% Limburg 26% 39% 35% 100% 41% 34% 26% 100% Nederland 33% 33% 33% 100% 33% 33% 33% 100%
huur t/m ��� euro huur ��� t/m ��� euro huur > ��� euro
koop t/m ���.��� euro koop ���.��� t/m ���.��� euro koop > ���.��� euro Per provincie loopt de verdeling van de woningen over de verschillende prijsklassen flink uiteen. Het aandeel goedkope huurwoningen is het grootst in het noorden van het land (Gr, Fr, Dr, Ov), Noord-Holland en Zeeland. Flevoland en Utrecht hebben een hoog aandeel dure huurwoningen. In de koopsector zijn relatief veel goedkope woningen te vinden in de provincies Groningen, Flevoland, Zeeland en Friesland. Het dure koopsegment is oververtegenwoordigd in Noord-Brabant, Gelderland en Utrecht. Opmerking: Door afrondingsverschillen bij de percentages kan de som der delen hoger of lager zijn dan 100%. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 10 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
bouwperiode 2000 2002 2003 2004 2005 2006 ______ ______ ______ ______ ______ ______ voor 1906 13% 12% 11% 6% 15% 9% 1906-1930 26% 27% 29% 27% 26% 25% 1931-1944 5% 6% 6% 6% 5% 7% 1945-1959 23% 30% 22% 26% 20% 24% 1960-1970 25% 17% 24% 26% 23% 22% 1971-1980 6% 6% 5% 6% 8% 10% 1981-1990 1% 1% 2% 2% 2% 1% 1991-2000 1% 1% 1% 1% 1% 1% 2001 en later 0% 0% 0% 0% 1% 0% 100% 100% 100% 100% 100% 100% onttrekkingen totaal 13.529 16.410 17.763 19.313 19.057 21.656
Onttrekkingen ����
2007 ______ 12% 29% 6% 24% 23% 5% 1% 0% 0% 100%
23.840
�%
voor ���� ����-���� ����-���� ��%
��%
Er is een duidelijk stijgende tendens in het aantal onttrekkingen aan de voorraad. In 2007 waren daarbij precies evenveel vooroorlogse woningen (47%) als woningen uit de jaren 45-70 (47%) bij betrokken. Bron: CBS, Systeem Woningvoorraad SysWov. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 11
1. Woningvoorraad
Onttrekkingen aan de voorraad naar bouwjaar
1. Woningvoorraad
Woningvoorraad in Europa naar bouwjaar gemeten voor 1919 1919-1945 1946-1970 1971-1980 1981-1990 na 1990 ________ ________ ________ ________ ________ ________ ________ België 2004 15% 17% 29% 15% 9% 15% Cyprus 2001 - 7% 17% 21% 27% 27% Denemarken 2003 21% 20% 25% 17% 9% 9% Duitsland 2002 15% 13% 47% 11% 3% 11% Estland 2003 9% 14% 30% 22% 20% 5% Finland 2002 2% 9% 31% 23% 20% 14% Frankrijk 2002 20% 13% 18% 26% 10% 12% Griekenland 2001 3% 7% 32% 25% 19% 14% Verenigd Koninkrijk 2004 17% 17% 21% 22% 20% Hongarije 2005 - 21% 27% 23% 18% 11% Ierland 2002 9% 8% 16% 14% 13% 39% Italië 2001 14% 10% 37% 19% 12% 8% Letland 2002 11% 14% 28% 23% 21% 4% Litouwen 2002 6% 23% 33% 18% 14% 6% Luxemburg 2004 14% 17% 27% 15% 11% 17% Malta 2002 15% 11% 29% 17% 16% 12% Nederland 2005 7% 15% 28% 18% 16% 16% Oostenrijk 2004 18% 8% 29% 16% 13% 17% Polen 2002 10% 13% 27% 18% 19% 13% Portugal 2001 6% 9% 23% 18% 44% Slowakije 2001 3% 7% 35% 26% 21% 7% Slovenië 2004 15% 8% 28% 23% 16% 10% Spanje 2001 9% 4% 34% 24% 14% 16% Tsjechië 2005 11% 14% 25% 22% 16% 11% Zweden 2005 12% 15% 38% 17% 10% 8%
12 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1. Woningvoorraad
Percentage vooroorlogse woningen Cyprus Slowakije Griekenland Finland Spanje Portugal Ierland Hongarije Nederland Slovenië Polen Estland Italië Tsjechië Letland Oostenrijk Malta Duitsland Zweden Litouwen Luxemburg België Frankrijk Verenigd Koninkrijk Denemarken 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
In vergelijking met de ons direct omringende landen (België, Duitsland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk) staan in Nederland relatief weinig vooroorlogse woningen (22%). Precies de helft van de woningvoorraad in Nederland is gebouwd na 1970. Dit aandeel is hoog in vergelijking met Duitsland (25%), België (40%) en Luxemburg (43%). Bron: Eurostat Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 13
1. Woningvoorraad
Woningvoorraad en bezettingsgraad in Europa 2003 woningvoorraad ×mln per _______ België 4,8 Cyprus 0,3 Denemarken 2,6 Duitsland 38,9 Estland 0,6 Finland 2,6 Frankrijk 29,5 Griekenland 5,5 Hongarije 4,1 Ierland 1,6 Italië 26,5 Letland 1,0 Litouwen 1,3 Luxemburg 0,2 Malta 0,1 Nederland 6,8 Oostenrijk 3,3 Polen 11,8 Portugal 5,3 Slovenië 0,8 Slowakije 1,9 Spanje 20,9 Tsjechië 4,4 Verenigd Koninkrijk 25,6 Zweden 4,4
aantal woningen 1.000 inwoners _______ 460 420 480 470 460 500 500 510 400 390 440 420 380 390 330 420 400 330 510 360 310 510 430 430 490
14 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
bezettingsgraad (personen/woning) _______ 2,4 2,4 2,2 2,2 2,5 2,2 2,4 2,8 2,5 2,9 2,8 2,4 2,7 2,5 3,0 2,4 2,4 3,0 2,9 2,5 3,2 2,9 2,6 2,3 2,1
percentage koopwoningen _______ 68% 68% 53% 45% 96% 63% 56% 74% 92% 77% 68% 79% 91% 67% 70% 55% 58% 58% 75% 84% 74% 82% 47% 69% 46%
Duitsland Zweden Tsjechië Denemarken Nederland Frankrijk Oostenrijk Polen Finland Luxemburg België Cyprus Italië Verenigd Koninkrijk Malta Griekenland Slowakije Portugal Ierland Letland Spanje Slovenië Litouwen Hongarije Estland �%
��%
��%
��%
��%
��%
��%
��%
��%
��%
���%
Van de 25 EU-lidstaten staat Nederland qua omvang van de woningvoorraad op de 7e plaats met 6,8 miljoen woningen. De bezettingsgraad (aantal personen per woning) is met 2,4 relatief laag evenals het aandeel koopwoningen. Slechts in 4 landen (Denemarken, Tsjechië, Zweden en Duitsland) ligt het aandeel koopwoningen lager dan in Nederland. Bron: Eurostat. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 15
1. Woningvoorraad
Aandeel koopwoningen
1. Woningvoorraad
Woonoppervlak naar bouwjaarklasse 2006 aantal m2 meer dan gemiddeld tot 70 m2 70-150 m2 150 m2 totaal _______ _______ _______ _______ _______ eengezins < 1945 156 10% 47% 43% 100% 1945-1959 126 18% 56% 26% 100% 1960-1969 133 13% 56% 32% 100% 1970-1979 147 9% 51% 41% 100% 1980-1989 142 9% 53% 38% 100% 1990-1999 161 6% 46% 48% 100% > 2000 168 6% 41% 53% 100% meergezins < 1945 80 46% 47% 7% 100% 1945-1959 68 58% 40% 2% 100% 1960-1969 73 47% 52% 2% 100% 1970-1979 74 45% 52% 2% 100% 1980-1989 71 53% 45% 2% 100% 1990-1999 82 36% 60% 4% 100% > 2000 93 20% 74% 6% 100% totaal 124 22% 50% 28% 100% Gemiddeld aantal m� ��� eengezins
��� ���
meergezins
��� ��� �� �� �� �� � < ����
��������
��������
��������
��������
��������
> ����
Het gemiddelde aantal m2 woonoppervlak van eengezinswoningen is bijna twee keer zo hoog als van meergezinswoningen. Bij naoorlogse woningen neemt de gemiddelde woonoppervlakte toe naarmate de woning van meer recente datum is. Dit geldt zowel voor eengezinswoningen als in mindere mate voor meergezinswoningen. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 16 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
eigen tuin en balkon eigen tuin, geen balkon geen eigen tuin, wel balkon alleen gemeenschappelijke tuin geen buitenruimte alle woningen
aandeel woningen _______ 15% 58% 23% 1% 3% 100%
1% 3% 15% 23%
eigen tuin en balkon eigen tuin, geen balkon geen eigen tuin, wel balkon alleen gemeenschappelijke tuin geen buitenruimte
58%
Bijna driekwart van alle woningen (73%) heeft een eigen tuin, terwijl zo’n 3% (bijna 200.000 woningen) over geen enkele vorm van buitenruimte beschikt. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 17
1. Woningvoorraad
Soort buitenruimte 2006
1. Woningvoorraad
Woningvoorraad naar toegankelijkheid (nultredenwoningen) 2006 meergezins eengezins waarvan woning woning _______ _______ _______ vrij- 2-onder- hoek- of staande 1-kap tussen woning woning woning _______ _______ _______ _______ _______ verzorgd wonen 4,7% 0,0% 0,2% 0,2% 0,5% wonen met diensten 5,4% 0,0% 0,2% 0,2% 0,5% overige ouderenwoningen 4,9% 3,0% 2,4% 1,9% 2,5% overige aangepaste woningen 1,2% 2,0% 2,5% 1,6% 1,7% overige nultreden woningen 23,1% 13,0% 32,7% 8,6% 6,8% overige woningen 60,7% 82,0% 62,0% 87,5% 88,0% totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
totaal
_______ 1,8% 2,0% 3,2% 1,7% 16,2% 75,1% 100,0%
Meergezins 1% 61%
39%
23%
5%
verzorgd wonen wonen met diensten
5%
overige ouderenwoningen
5%
Eengezins 13% 82%
overige aangepaste woningen overige nultreden woningen
18%
overige woningen 2%
3%
Van verzorgd wonen is sprake als een huishouden in een ouderenwoning gebruik kan maken van verpleging of verzorging vanuit een nabij gelegen zorgsteunpunt. Het gaat hierbij nagenoeg uitsluitend om meergezinswoningen. Dit is ook het geval bij wonen met diensten (maaltijdverzorging, receptie, recreatieruimte e.d.). Opmerking: Door afrondingsverschillen bij de percentages kan de som der delen hoger of lager zijn dan 100%. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 18 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2. Woningmarkt
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 19
2. Woningmarkt
Nieuwbouwbehoefte tot 2020 2006-2009 2010-2014 2015-2019
bruto toevoeging __________ 343.500 383.800 339.200
netto toevoeging onttrekkingen __________ __________ 263.400 80.100 277.800 106.000 223.700 115.400
bruto toevoeging per jaar __________ 85.900 76.760 67.840
���.��� onttrekkingen ���.���
bruto toevoeging
���.��� netto ���.��� ���.��� � ����-����
����-����
����-����
De jaarlijkse bruto nieuwbouwbehoefte neemt in de toekomst af door de afnemende groei van het aantal huishoudens. Daar staat een gestage toename van het aantal onttrekkingen (en vervangende nieuwbouw) tegenover. Bron: Primos 2007. Peildatum: 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 20 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2007 ×1000 ________ Groningen 248 Friesland 276 Drenthe 203 Overijssel 451 Flevoland 144 Gelderland 790 Utrecht 488 Noord-Holland 1.183 Zuid-Holland 1.531 Zeeland 171 Noord-Brabant 994 Limburg 493 Nederland 6.967 Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht
2010 ×1000 ________ 251 281 210 469 153 815 510 1.218 1.568 175 1.026 499 7.176
2015 ×1000 ________ 256 290 218 487 169 850 540 1.272 1.616 181 1.067 508 7.454
2020 ×1000 ________ 259 298 225 501 185 876 568 1.316 1.651 186 1.102 511 7.677
Prognose toename 2007-2020 (% groei) ________ 4% 8% 11% 11% 28% 11% 16% 11% 8% 9% 11% 4% 10%
390 293 235 132
399 296 243 146
409 296 250 158
7% 2% 8% 28%
383 289 232 123
Prognose toename woningvoorraad ����-���� ��%
��%
��%
Limburg
N-Brabant
Zeeland
Z-Holland
N-Holland
Utrecht
Gelderland
Flevoland
Overijssel
Drenthe
Friesland
Groningen
�%
De woningvoorraad neemt tussen 2007 en 2020 toe met 10% (707.000 woningen). Limburg en Groningen blijven achter bij de landelijke ontwikkeling, ook Zuid-Holland, Friesland en Zeeland blijven iets achter. Het hoogste groeipercentage vinden we in Flevoland en de gemeente Utrecht. Bron: Primos 2007. Peildatum: 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 21
2. Woningmarkt
Prognose woningvoorraad tot 2020
2. Woningmarkt
Vraagoverschot en nieuwbouwbehoefte 2006 2002 _________________________________ ________________________________ vraag- vraag gevraagd beschikbaar overschot gevraagd beschikbaar overschot ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 _________ _________ _________ _________ _________ _________ huur-eengezins 351 290 61 412 278 134 huur-meergezins 570 527 43 618 517 101 totaal huur 921 817 104 1.030 795 235 koop-eengezins 762 504 258 675 446 229 koop-meergezins 227 127 100 155 99 56 totaal koop 989 631 358 830 545 285
Vraagoverschot (�.��� woningen)
����
koop-meergezins
���� koop-eengezins
huur-meergezins
huur-eengezins �
��
���
���
���
���
���
Huishoudens die binnen 2 jaar willen verhuizen noemen we verhuisgeneigd (starters en doorstromers). Een deel van de huishoudens laat bij verhuizing een woning achter die weer beschikbaar komt voor bewoning. Het vraagoverschot is de resultante van de vraag naar woningen en het aanbod van woningen door verhuizing. Het vraagoverschot geeft aan in welke sector een spanning op de woningmarkt ontstaat als alle verhuisgeneigden direct zouden verhuizen. Dit is een indicatie voor de nieuwbouwbehoefte voor verschillende woningtypen. De druk op de woningmarkt spitst zich in toenemende mate toe op eengezins-koopwoningen. De druk op de huursector is in vergelijking hiermee uiterst beperkt. Bron: WoON 2006, WBO 2002 Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 22 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
doorstromers van huur naar huur van huur naar koop van koop naar huur van koop naar koop (semi)starters naar huur naar koop totaal
1988 ×1000 ______ 120 74 23 55 168 50 490
1992 ×1000 ______ 119 74 23 56 170 51 493
1997 ×1000 ______ 157 98 51 103 127 46 582
2001 ×1000 ______ 99 63 38 116 116 46 478
2004 ×1000 ______ 97 71 24 103 106 49 450
(semi)starters
Verhuisbewegingen ���� en ����
naar koop naar huur
���� ����
van koop naar koop van koop naar huur doorstromers
van huur naar koop van huur naar huur �
��
��
���
���
���
In 2004 werden 450.000 verhuizingen geregistreerd waarvan ongeveer tweederde door doorstromers. De grootste groep wordt gevormd door (semi-)starters in de huursector (ruim 100.000). Deze instroom ligt fors lager dan 15 jaar geleden. De instroom in de koopsector ligt op hetzelfde niveau als in 1988: bijna 50 duizend starters. Het aantal doorstromers in de koopsector bedraagt ook ruim 100.000 huishoudens, dit is een verdubbeling ten opzichte van 1988. De doorstroming binnen de huursector laat een dalende trend zien. De doorstroming van huur naar koop en van koop naar huur liggen op het niveau van 1988. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 23
2. Woningmarkt
Verhuisbewegingen 1988 - 2004
jaar _______ 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006
huur goedkoop ×1000 _______ 29,2 24,8 19,2 24,2 19,0 15,7 13,6 12,4 11,8 7,0 6,3 5,1 6,9
huur middelduur ×1000 _______ 22,7 23,8 24,3 30,6 23,2 19,7 20,2 22,0 19,7 15,8 11,2 10,8 11,3
huur koop starter duur ×1000 ×1000 ×1000 _______ _______ _______ 20,4 9,8 41,9 18,7 11,4 33,9 16,9 17,2 25,7 17,0 24,2 22,4 11,4 28,4 15,4 10,5 26,2 14,0 9,8 30,4 13,3 10,4 33,0 11,1 9,1 39,1 10,8 6,7 33,7 7,5 5,2 35,9 8,1 5,2 37,9 6,3 6,5 41,3 6,4
totaal ×1000 _______ 124,1 112,5 103,3 118,4 97,4 86,2 87,4 88,9 90,5 70,7 66,7 65,3 72,4
Beschikbaar gekomen woningen 100%
starter 80%
koop 60%
huur duur
40%
huur middelduur
20%
huur goedkoop
2006
2004
2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
0% 1982
2. Woningmarkt
Beschikbaar gekomen woningen door doorstroming naar nieuwbouw
Huishoudens die een wooncarriere starten in een nieuwbouwwoning nemen in aantal af. Begin jaren ’80 liet eenderde van de huishoudens geen woning achter bij verhuizing naar een nieuwbouwwoning; in 2006 is dit gedaald naar 1 op de 10. Het woningtype dat achtergelaten wordt bij doorstroming naar een nieuwbouwwoning is ook sterk veranderd. Aanvankelijk kwamen bijna uitsluitend huurwoningen vrij, tegenwoordig zijn het vooral koopwoningen. Het aandeel vrijgemaakte koopwoningen is toegenomen van 10% tot bijna 60%. Opmerking: Door afrondingsverschillen kan de som der delen verschillen van het getoonde totaal. Prijsgrenzen: goedkoop: <339 euro p/m, duur: >520 euro p/m (2007) Bron: Bewoners Nieuwe Woningen, 2007 Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 24 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
van huur van huur van koop van koop naar huur naar koop naar huur naar koop ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ________ ________ ________ ________ 1982 53,7 4,3 18,7 5,5 1984 40,6 2,8 26,6 8,6 1986 31,7 5,2 28,8 12,0 1988 37,7 3,0 34,2 21,3 1990 26,9 5,4 26,8 22,9 1992 22,0 5,4 24,0 20,8 1994 18,1 5,7 25,6 24,8 1996 20,5 6,3 24,4 26,7 1998 14,1 4,1 26,6 35,0 2000 10,5 3,0 18,9 30,7 2002 8,4 2,8 14,3 33,0 2004 9,2 3,5 11,9 34,4 2006 12,8 5,3 11,9 36,0
doorstromers ×1000 ________ 82,2 78,7 77,7 96,1 82,0 72,2 74,1 77,9 79,7 63,1 58,6 59,0 65,9
Soort verhuizing bij doorstroming naar nieuwbouw 100%
van koop naar koop 80%
van koop naar huur
60%
van huur naar koop van huur naar huur
40% 20%
2006
2004
2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
1982
0%
De belangrijkste vorm van doorstroming naar nieuwbouw is de laatste jaren van ‘koop naar koop’, terwijl 25 jaar geleden van ‘huur naar huur’ de grootste stroom betrof. De doorstroming vanuit een bestaande huurwoning naar een nieuwbouwkoopwoning is gering en stabiel door de jaren heen. Het aantal mensen dat een bestaande koopwoning inruilt voor een nieuwbouwhuurwoning is iets omvangrijker maar wel bijna gehalveerd in de loop der tijd. Opmerking: Door afrondingsverschillen kan de som der delen verschillen van het getoonde totaal. Bron: Bewoners Nieuwe Woningen, 2007 Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 25
2. Woningmarkt
Soort verhuizing bij doorstroming naar nieuwbouw
2. Woningmarkt
Motief voor verhuizing van verhuisgeneigden 2006 woning zelfstandig gaan wonen de woonomgeving huwelijk of samenwonen gezondheid of behoefte aan zorg werk overlast in de huidige buurt dichter bij familie, vrienden of kennissen scheiding architectonische kwaliteit studie betere bereikbaarheid (ov, uitvalswegen) minder parkeerdruk (auto in de buurt) andere reden
33,6% 15,6% 9,4% 7,4% 5,9% 3,8% 2,8% 2,0% 1,0% 0,9% 0,5% 0,4% 0,3% 16,4% _______ 100,0%
woning zelfstandig gaan wonen de woonomgeving huwelijk of samenwonen gezondheid of behoefte aan zorg werk overlast in de huidige buurt dichter bij familie, vrienden of kennissen scheiding architectonische kwaliteit studie betere bereikbaarheid (ov, uitvalswegen) minder parkeerdruk (auto in de buurt) andere reden �%
�%
��%
��%
��%
��%
��%
Van de mensen die actief op zoek zijn naar een woning noemt ¹/₃ deel de woning zelf als het belangrijkste verhuismotief. Het zelfstandig willen gaan wonen, meestal het verlaten van het ouderlijk huis, neemt met 16% een goede tweede plaats in. Bron: WoON 2006, Peildatum: 1 januari 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 26 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
��%
2002 2006 2002 2006 ×1.000 ×1.000 ______ ______ ______ ______ <25 21% 20% 399 380 25-44 alleenstaand 15% 15% 280 281 25-44 gezin zonder kinderen 18% 10% 336 187 25-44 gezin met kinderen 18% 24% 325 468 45-65 alleenstaand 6% 6% 114 122 45-65 gezin zonder kinderen 5% 7% 86 128 45-65 gezin met kinderen 9% 9% 166 177 65+ 8% 9% 154 167 100% 100% 1.860 1.910
Verhuisbehoefte ����
��+ ��-�� gezin met kinderen ��-�� gezin zonder kinderen ��-�� alleenstaand ��-�� gezin met kinderen ��-�� gezin zonder kinderen ��-�� alleenstaand <�� �%
�%
��%
��%
��%
��%
��%
De verhuisgeneigdheid wordt deels ingegeven door de levensfase waarin een huishouden verkeert. Zo krijgen vooral jonge gezinnen met kinderen te maken met veranderingen in de huishoudensituatie die aanpassing van de woonsituatie vragen. Ook jongeren tot 25 jaar verhuizen relatief vaak. Het volgen van een opleiding en het vinden van werk is voor hen vaak de aanleiding om te willen verhuizen. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 27
2. Woningmarkt
Verhuisgeneigden naar levensfase en huishoudenstype
leeftijd verhuisd verhuisplannen ×1000 ×1000 _______ _______ t/m 24 181,3 380,3 25-29 225,4 295,1 30-34 194,7 244,3 35-39 134,6 218,1 40-44 105,8 178,1 45-49 70,3 141,2 50-54 47,0 110,1 55-59 47,9 104,0 60-64 35,0 71,7 65-69 27,4 61,7 70-74 26,4 47,2 75-79 20,6 35,0 80+ 22,8 23,1
% verhuisde verhuisgeneigden % _______ 47,7% 76,4% 79,7% 61,7% 59,4% 49,8% 42,7% 46,1% 48,8% 44,5% 56,0% 58,8% 98,7%
Verhuisplannen en verhuizingen ���� (aantallen ����) 400
verhuisplannen
350
verhuisd
300 250 200 150 100 50
80+
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
0
t/m 24
2. Woningmarkt
Verhuisplannen en gerealiseerde verhuizingen 2006
Niet iedereen met verhuisplannen blijkt ook daadwerkelijk te verhuizen. Van de groep verhuisgeneigde jongeren tot 25 jaar en de groep 45 tot 65 jaar verhuisd minder dan de helft. Bron: WoON 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 28 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
(verhuizingen in 2004 en 2005) gezin zonder gezin met eenpersoons minderjarig kind minderjarig kind _______ _______ _______ _______ G4 aandachtswijken in 63% 15% 22% uit 45% 23% 31%
totaal _______ 100% 100%
G14 aandachtswijken
in uit
55% 52%
15% 22%
30% 26%
100% 100%
G4 totaal
in uit
62% 39%
15% 32%
23% 29%
100% 100%
G14 totaal
in uit
64% 37%
12% 19%
25% 44%
100% 100%
Instroom en uitstroom ���� en ���� 100%
gezin met minderjarig kind
80%
gezin zonder minderjarig kind
60%
eenpersoons
40% 20% 0%
in
uit
G4 aandachtswijken
in
uit
G14 aandachtswijken
in
uit
G4 totaal
in
uit
G14 totaal
Kenmerkend voor de G4 en de G14 is dat de instroom vooral bestaat uit eenpersoonshuishoudens en de uitstroom uit gezinnen (met of zonder minderjarig kind). Bron: WoON 2006. Peildatum verhuizingen: 2004 en 2005. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 29
2. Woningmarkt
Huishoudenssamenstelling van de in- en uitstroom
2. Woningmarkt
Binnenlandse migratie (verhuizingen tussen provincies) saldo verhuizingen Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Nederland
saldo = vestiging - vertrek ____________________________________________________ 2003 2004 2005 2006 2007 167 -106 -746 -214 -507 -496 -777 -1.490 -536 -1.218 164 125 1.035 1.189 1.344 4 -167 527 173 -252 4.525 3.039 2.033 1.192 997 52 608 720 -372 345 2.482 3.129 3.452 4.469 3.251 -1.113 332 682 2.232 2.043 -3.701 -5.164 -5.448 -6.070 -4.088 -195 412 537 219 -59 -640 -950 119 -1.174 -475 -1.249 -481 -1.421 -1.108 -1.381 0 0 0 0 0
2007 ____________________ vestiging vertrek 30.255 30.762 25.648 26.866 19.354 18.010 36.167 36.419 15.955 14.958 77.599 77.254 58.544 55.293 109.396 107.353 137.753 141.841 13.045 13.104 84.097 84.572 38.751 40.132 646.564 646.564
Binnenlands migratiesaldo per provincie, ����
vertrek <-1.400 -1.400<-700 -700<0
vestiging 0<700 >=700
Met een vertrekoverschot van ruim 4.000 personen is Zuid-Holland de provincie met de grootste uitstroom. Ook in Limburg en Friesland hebben meer personen de provincie verlaten dan er zijn komen wonen. In Utrecht, Noord-Holland en Drenthe is daarentegen sprake van een duidelijk vestigingsoverschot. Het vestigingsoverschot in Flevoland neemt vanaf 2003 af. Bron: CBS. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 30 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2001 2002 2003 2004 2005 2006 ______ ______ ______ ______ ______ ______ aantal zittende huurder 4.250 4.660 5.670 4.630 5.020 3.800 niet-zittende huurder 6.580 6.950 7.850 8.690 8.720 9.140 totaal 10.830 11.610 13.510 13.320 13.730 12.940 gem. prijs ×€1000 ×€1000 ×€1000 ×€1000 ×€1000 ×€1000 zittende huurder 96 118 120 131 139 146 niet-zittende huurder 109 127 133 138 140 145 totaal 104 124 128 136 140 145
2007 ______ 3.070 9.610 12.680 ×€1000 147 152 151
Verkoopprijzen van verkochte sociale huurwoningen (���� euro) ���
zittende huurder ���
niet-zittende huurder
��� ��� ��
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
��
In 2007 zijn door de woningcorporaties in totaal bijna 13 duizend sociale huurwoningen verkocht, waarvan een kwart aan zittende huurders. De verkoop aan zittende huurders is de laatste jaren gedaald, terwijl de verkoop van een huurwoning na vertrek van de huurder aan een nieuwe eigenaar-bewoner sinds 2001 met ruim 3000 woningen is toegenomen. De gemiddelde verkoopprijzen zijn voor zittende en niet-zittende huurders nagenoeg gelijk en in 8 jaar tijd met 45% toegenomen tot zo’n 1,5 ton in 2007. Opmerking: Aantallen zijn afgerond op 10-tallen. Bron: Kadaster, bewerking VROM. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 31
2. Woningmarkt
Verkochte sociale huurwoningen aan zittende/niet-zittende huurder
2. Woningmarkt 32 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
3. Nieuwbouw
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 33
3. nieuwbouw
Uitgaven BLS Besluit lokatiegebonden subsidies ×1 mln ________ 2000 58 2001 61 2002 61 2003 61 2004 66 2005 72 2006 106 2007 108 2008 139 2009 (raming) 136
Uitgaven BLS (� mln)
���
���
��
��
� ����
����
����
����
����
����
����
����
����
���� (raming)
Het BLS (Besluit Locatiegebonden Subsidies) is een rijksbijdrage aan gemeenten ter stimulering van de woningproductie en van het particulier opdrachtgeverschap. Bron: (meerdere) Beknopte begrotingen VROM Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 34 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Nieuwbouw in Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) 2000 2002 2003 2004 2005 2006 ______ ______ ______ ______ ______ ______ Nieuwbouw Nederland totaal 70.648 66.704 59.629 65.314 67.016 72.382 koopwoningen 55.439 54.050 46.655 51.174 50.116 52.165 huurwoningen 15.209 12.654 12.974 14.140 16.900 20.216 Nieuwbouw in BSG (aantal woningen) totaal 18.911 21.718 19.499 21.425 26.208 30.080 koopwoningen 13.152 15.511 13.324 14.535 18.033 18.641 huurwoningen 5.759 6.207 6.175 6.890 8.175 11.439 Nieuwbouw in BSG (% van totale nieuwbouw) totaal 27% 33% 33% 33% 39% 42% koopwoningen 24% 29% 29% 28% 36% 36% huurwoningen 38% 49% 48% 49% 48% 57%
2007 ______ 80.193 57.429 22.764
31.785 19.524 12.261
40% 34% 54%
60% koopwoningen (BSG)
50% 40%
huurwoningen (BSG)
30% 20% 10% 0% 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
De nieuwbouw in BSG is van belang voor de woningbouwafspraken. Deze zijn gemaakt conform de doelstelling uit de nota Ruimte dat 25% tot 40% van de nieuwbouw binnen BSG moet plaatsvinden teneinde het ruimtegebruik voor nieuwbouw te beperken. In toenemende mate wordt nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. In 2007 betreft dit bijna 32 duizend woningen, ofwel 40% van alle nieuwbouw in dat jaar. In de huursector ligt dit aandeel met 54% aanzienlijk hoger dan in de koopsector (34%). Bron: WWI/Systeem woningvoorraad (SYSWOV). Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 35
3. nieuwbouw
Woningbouwafspraken 2005 - 2009 (in convenanten vastgelegde aantallen te bouwen woningen) Groningen-Assen Stadsregio Leeuwarden Emmen Twente Stadsregio Arnhem Nijmegen Zwolle-Kampen Stedendriehoek Bestuur Regio Utrecht (BRU) Stadsregio Amsterdam (SRA) Haaglanden Stadsregio Rotterdam Stadsgewest Amersfoort Noord-Holland minus SRA Holland Rijnland Drechtsteden Flevoland (Almere, Lelystad) Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) Regio Zeeland Noord-Brabant overig Stedelijke regio’s Limburg Totaal
2005 ______ 2.113 1.000 740 1.490 4.591 1.274 1.810 4.700 9.200 6.800 7.600 1.765 4.000 2.485 1.500 1.419
2006 ______ 3.000 1.000 740 1.950 5.500 1.274 1.910 5.400 9.200 6.800 7.600 2.100 4.000 2.705 1.500 1.613
2007 ______ 5.000 1.100 740 1.950 5.500 1.274 2.810 5.500 9.200 6.800 7.600 2.075 4.000 2.924 2.000 2.150
2008 ______ 6.000 1.100 740 2.400 4.500 1.274 3.110 4.600 9.200 6.800 7.600 1.900 4.000 3.143 2.000 2.150
2009 ______ 6.000 1.100 740 1.950 4.500 1.274 2.910 3.495 12.200 6.800 7.600 1.860 4.000 3.363 2.000 3.650
Totaal ______ 22.113 5.300 3.700 9.740 24.591 6.370 12.550 23.695 49.000 34.000 38.000 9.700 20.000 14.620 9.000 10.982
4.773 750 4.000 1.662 63.672
4.820 875 4.000 1.662 67.649
4.940 970 7.225 1.662 75.420
4.741 1025 7.225 1.662 75.170
4.546 1050 7.180 1.662 77.880
23.820 4.670 29.630 8.310 359.791
36 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� ��.��� �.��� �.��� �.��� �.��� �.��� �.��� �.��� �.���
Tussen rijk, provincies en stedelijke regio’s zijn afspraken gemaakt om in de periode 2005-2009 360.000 woningen te bouwen. De aantallen te bouwen woningen zijn vastgelegd in convenanten. Regio’s die volgens de afspraken het meest moeten bouwen zijn SRA, SRR en Haaglanden. Bron: CBS, bewerkt door WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 37
3. nieuwbouw
Stadsregio Amsterdam (SRA) Stadsregio Rotterdam (SRR) Haaglanden Noord-Brabant overig Stadsregio Arnhem Nijmegen Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) Bestuur Regio Utrecht (BRU) Groningen-Assen Noord-Holland minus SRA Holland Rijnland Stedendriehoek Flevoland (Almere, Lelystad) Twente Stadsgewest Amersfoort Drechtsteden Stedelijke regio's Limburg Zwolle-Kampen Stadsregio Leeuwarden Regio Zeeland Emmen
3. nieuwbouw
Realisatie woningbouwafspraken 2005 2006 2007 2008 ________________ ________________ ________________ ________________ productie % productie % productie % productie % ________ _____ ________ _____ ________ _____ ________ _____ Groningen-Assen 2.024 96% 2.019 67% 2.816 56% 3.092 52% Stadsregio Leeuwarden 852 85% 935 94% 994 90% 976 89% Emmen 533 72% 339 46% 554 75% 164 22% Twente 2.876 193% 2.661 136% 3.620 186% 3.265 136% Stadsregio Arnhem Nijmegen 3.817 83% 3.581 65% 3.787 69% 4.271 95% Zwolle-Kampen 1.140 89% 1879 147% 1.754 138% 1.205 95% Stedendriehoek 1.161 64% 1.657 87% 1.758 63% 2.099 67% Bestuur Regio Utrecht (BRU) 4.358 93% 3.613 67% 4.256 77% 4.171 91% Stadsregio Amsterdam (SRA) 9.012 113% 8.760 110% 11.385 142% 9.824 107% Haaglanden 5.782 85% 5.961 88% 5.037 74% 5.699 84% Stadsregio Rotterdam 6.048 80% 6.480 85% 7.332 96% 6.257 82% Stadsgewest Amersfoort 1.742 99% 1260 60% 1.300 63% 1.894 100% Noord-Holland minus SRA 3.950 76% 3.707 71% 3.896 75% 3.138 78% Holland Rijnland 1.333 54% 1.698 63% 1.575 54% 2.136 68% Drechtsteden 1.312 87% 712 47% 1.168 58% 1.927 96% Flevoland (Almere, Lelystad) 1.394 53% 1.549 59% 1.353 52% 1.810 84% Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) 2.020 42% 3.927 81% 3.176 64% 3.276 69% Regio Zeeland 988 132% 864 99% 781 81% 898 88% Noord-Brabant overig 4.691 117% 4.383 110% 6.066 84% 5.496 76% Stedelijke regio’s Limburg 1.677 101% 2.337 141% 2.228 134% 1.485 89% Totaal 56.710 87% 58.322 85% 64.836 85% 63.083 84%
38 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Twente Stadsregio Amsterdam (SRA) Stadsgewest Amersfoort Drechtsteden Stadsregio Arnhem Nijmegen Zwolle-Kampen Bestuur Regio Utrecht (BRU) Stedelijke regio's Limburg Stadsregio Leeuwarden Regio Zeeland Flevoland (Almere, Lelystad) Haaglanden Stadsregio Rotterdam Noord-Holland minus SRA Noord-Brabant overig Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) Holland Rijnland Stedendriehoek Groningen-Assen Emmen
���% ���% ���% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��%
In 2008 is 84% van de taakstelling gerealiseerd. Per regio zijn er grote verschillen. In Twente en de stadsregio Amsterdam bijvoorbeeld is veel meer gebouwd dan oorspronkelijk afgesproken voor de betreffende jaren. Elders daarentegen (o.a. Flevoland, Holland Rijnland, Groningen-Assen) is de toename van de voorraad achtergebleven bij de taakstelling. Bron: CBS, bewerkt door WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 39
3. nieuwbouw
Realisatie woningbouwafspraken ����
3. nieuwbouw
Rangorde regio’s naar realisatie woningbouwafspraken afspraak productie 2005-2009 2005-2008 _________ _________ Twente 9.740 12.422 Zwolle-Kampen 6.370 5.978 Stedelijke regio’s Limburg 8.310 7.727 Stadsregio Amsterdam (SRA) 49.000 38.981 Regio Zeeland 4.670 3.531 Noord-Holland minus SRA 20.000 14.691 Stadsregio Leeuwarden 5.300 3.757 Noord-Brabant overig 29.630 20.636 Bestuur Regio Utrecht (BRU) 23.695 16.398 Stadsregio Rotterdam 38.000 26.117 Haaglanden 34.000 22.479 Stadsgewest Amersfoort 9.700 6.196 Stadsregio Arnhem Nijmegen 24.591 15.456 Drechtsteden 9.000 5.119 Flevoland (Almere, Lelystad) 10.982 6.106 Stedendriehoek 12.550 6.675 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) 23.820 12.399 Holland Rijnland 14.620 6.742 Groningen-Assen 22.113 9.951 Emmen 3.700 1.590 Totaal 359.791 242.951
40 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
realisatie t.o.v. afspraak _________ 128% 94% 93% 80% 76% 73% 71% 70% 69% 69% 66% 64% 63% 57% 56% 53% 52% 46% 45% 43% 68%
Twente Zwolle-Kampen Stedelijke regio's Limburg Stadsregio Amsterdam (SRA) Regio Zeeland Noord-Holland minus SRA Stadsregio Leeuwarden Noord-Brabant overig Bestuur Regio Utrecht (BRU) Stadsregio Rotterdam Haaglanden Stadsgewest Amersfoort Stadsregio Arnhem Nijmegen Drechtsteden Flevoland (Almere, Lelystad) Stedendriehoek Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) Holland Rijnland Groningen-Assen Emmen
���% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��%
Na de eerste 4 jaren zou volgens de woningbouwafspraken 2005-2009 op landelijk niveau 58% van de afspraken moeten zijn gerealiseerd. Per regio varieert dit tussen minimaal 43% (Emmen) en maximaal 128% (Twente). De verhouding tussen voortgang en afspraak is landelijk precies 68%, per regio zijn er grote verschillen. Bron: CBS, bewerkt door WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 41
3. nieuwbouw
Realisatie ���� t/m ���� t.o.v. afspraak ���� - ����
3. nieuwbouw
Woningbouwafspraken versus realisatie 2005-2007
��.���
45%
�.���
71%
73% NoordHolland overig ��.���
��.���
66% 69% HaagStadsregio Rotterdam landen (SRR)
Stadsregio Leeuwarden
��.���
��.���
��.���
Groningen-Assen
�.���
43%
Emmen �.���
94% Zwolle-Kampen
��.���
80% Stadsregio Amsterdam
46% Holland Rijnland
�.���
57%
��.���
56% Flevoland
�.��� ��.���
128% Twente 53% Stedendriehoek
64% Stadsgewest Amersfoort
69% Bestuur Regio Utrecht (BRU) ��.���
��.���
63%
Drechtsteden
Arnhem/Nijmegen Stadsregio ���.���
��.���
76%
�.���
Regio Zeeland
70% Noord-Brabant overig
52%
Totaal alle regio’s in Nederland
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) Stedelijke regio’s Limburg �.���
93% 68%
Twente heeft in 2007 al nagenoeg aan de woningbouwafspraak met het Rijk voldaan. Ook de Stedelijke Regio’s Limburg, Zwolle- Kampen en Stadsregio Amsterdam (SRA) zijn met hun realisaties de voor de eerste 3 jaren afgesproken aantallen woningbouw reeds gepasseerd. Regio Zeeland en Noord-Brabant liggen precies op schema. Alle overige regio’s blijven met hun productie achter ten opzichte van de afgesproken woningaantallen. Bron: CBS, bewerkt door WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 42 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
totaal nieuwbouw
overheid en woning corporaties
totaal nieuwbouw
overige opdrachtgevers
_______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ 24.440 43.552 15.697 83.689 25.989 46.717 16.828 89.534 25.936 45.445 15.988 87.369 32.589 57.763 17.412 107.764 28.143 49.584 16.109 93.836 36.120 46.482 15.803 98.405 31.002 43.426 14.506 88.934 23.703 61.733 15.680 101.116 25.160 52.682 14.473 92.315 23.014 64.377 14.110 101.501 20.390 57.184 12.942 90.516 19.326 54.166 14.181 87.673 17.660 48.979 11.986 78.625 15.658 54.904 13.639 84.201 14.563 43.837 12.250 70.650 14.696 51.041 12.826 78.563 13.725 48.933 10.300 72.958 11.452 40.764 10.110 62.326 13.101 43.596 10.007 66.704 14.056 44.917 8.210 67.183 13.365 37.726 8.538 59.629 18.220 47.171 7.063 72.454 14.609 42.233 8.472 65.314 20.870 47.293 8.017 76.180 16.993 42.527 7.496 67.016 22.600 52.504 8.169 83.273 18.971 45.184 8.227 72.382 22.978 64.280 9.189 96.447 20.960 50.885 8.348 80.193 25.645 53.291 8.982 87.918
bouwers voor de markt
afgifte bouwvergunningen ___________________________________ bouwers voor de markt
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
overige opdrachtgevers
voltooide nieuwbouwwoningen ___________________________________ overheid en woning corporaties
120.000
Totaal nieuwbouw
100.000 80.000
Totaal bouw– vergunningen
60.000 40.000 20.000
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
0
Na de hoge nieuwbouwproductie midden jaren 90 werd in 2003 een dieptepunt bereikt met nog geen 60 duizend nieuwe woningen. Sindsdien loopt het aantal opgeleverde woningen gestaag op. In 2007 is er voor bijna 88 duizend nieuwbouwwoningen een bouwvergunning verleend. Dat is 9 procent lager dan in 2006. Deze daling is niet van invloed geweest op het aantal voltooide woningen in 2007, deze is met bijna 8000 toegenomen. De tijd tussen de verlening van een vergunning en de oplevering van een woning bedraagt gemiddeld zo’n 22 maanden. Bron: CBS. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 43
3. nieuwbouw
Bouwvergunningen en voltooide nieuwbouwwoningen
3. nieuwbouw
Voltooide nieuwbouwwoningen naar woningtype en aantal kamers 2007 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Nederland Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht
woningtype _____________________ eengezins meergezins ______ ______ 1.655 492 1.973 799 2.231 562 5.328 1.539 1.301 959 5.874 2.776 4.577 1.687 7.053 7.894 8.825 7.265 958 531 6.902 4.405 2.776 1.831 49.453 30.740 1.619 4.571 864 1.820 1.519 852 1.967 973
aantal kamers _____________________________________________________ 1 of 2 3 4 5 6 of meer ______ ______ ______ ______ ______ 43 491 1.295 276 42 237 763 1.171 518 83 195 632 1.240 629 97 302 1.450 4.091 640 384 82 723 1.145 237 73 977 2.253 4.323 939 158 347 1.536 2.263 1.774 344 2.105 5.128 5.521 1.885 308 855 4.667 8.001 2.196 371 58 386 714 282 49 916 3.328 5.281 1.415 367 426 1.476 2.381 246 78 6.543 22.833 37.426 11.037 2.354 1.540 2.208 1.474 810 158 0 816 1.734 110 24 368 309 1.143 466 85 220 758 465 1.222 275
Nieuwbouw meergezins (% van totale nieuwbouw) ��% Drenthe ��% Overijssel ��% Groningen
Utrecht Friesland Gelderland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Zuid-Holland Noord-Holland Nederland Utrecht Den Haag Rotterdam Amsterdam
��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��%
Van alle in 2007 nieuwgebouwde woningen is 62% een eengezinswoning. Dit geldt echter niet voor alle locaties. In sommige gemeenten, bijvoorbeeld in Rotterdam en Amsterdam, worden relatief veel meergezinswoningen gebouwd. Hierdoor is ook het gemiddeld aandeel eengezinswoningen in de provincies Noord- en Zuid-Holland fors lager. Bron: CBS. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 44 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2000 2002 2003 2004 2005 2006 2007 _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ Nieuwbouw met particulier opdrachtgeverschap 12.250 10.007 8.538 8.472 7.496 8.227 8.348 Nieuwbouw met particulier opdrachtgeverschap (% van totale nieuwbouw) 17% 15% 14% 13% 11% 11% 10%
Als % van totale nieuwbouw
��% ��% ��% ��% ��% ��% �% �% �% �% �% ����
����
����
����
����
����
����
Nieuwbouw met particulier opdrachtgeverschap vindt steeds minder plaats. In 2007 gaat het nog om 10% van de nieuwbouw die door huiseigenaren zelf zijn gebouwd. Bron: WWI/Systeem woningvoorraad (SYSWOV). Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 45
3. nieuwbouw
Nieuwbouw met particulier opdrachtgeverschap
3. nieuwbouw
Kenmerken van nieuwbouw in Europa België Cyprus Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Oostenrijk Polen Portugal Slovenië Slowakije Spanje Tsjechië Verenigd Koninkrijk Zweden
2004 _____________________________________________________ opgeleverde opgeleverde aandeel woningen woningen per eengezins- (×1000) 1.000 inwoners woningen ___________ ___________ ___________ 46,2 4,4 51% 6,1 8,4 - 26,6 4,9 57% 278,0 3,4 57% 2,4 1,8 34% 30,7 5,9 42% 363,0 6,0 62% 122,1 11,1 31% 44,0 4,3 47% 81,0 20,0 78% 255,8 4,4 - 0,8 0,3 99% 4,6 1,3 45% 2,2 4,9 41% - - - 65,3 4,0 75% 42,0 5,2 55% 108,1 2,8 42% 82,3 7,9 37% 7,0 3,5 43% 12,6 2,3 68% 543,5 12,8 25% 32,3 3,2 49% 206,0 3,5 - 29,6 3,3 39%
46 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2005 ___________ aandeel sociale huur ___________ 6% - 21% 9% - 12% 9% ¹ 9% 5% ² 7% - 0% 0% ² 1% ² - 16% 30% 8% - - 14% 10% 20% 11% 16%
3. nieuwbouw
Aandeel sociale huurwoningen
Oostenrijk Denemarken Tsjechië Zweden Nederland Slowakije Finland Verenigd Koninkrijk Spanje Duitsland Frankrijk Griekenland Polen Ierland België Hongarije Luxemburg Letland Litouwen 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Het aandeel eengezinswoningen is het grootst in Letland, Ierland en Nederland. In Spanje en Griekenland bestaat minder dan eenderde van de nieuwbouw uit eengezinswoningen. In deze landen en Ierland worden relatief veel woningen per 1.000 inwoners opgeleverd. In kleinere landen als Luxemburg, Letland en Litouwen worden nauwelijks sociale huurwoningen gebouwd. Opmerking: ¹ 2004, ² 2003. Bron: Eurostat. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 47
3. nieuwbouw
Gemiddeld aantal maanden tussen verkoop en oplevering van nieuwbouwwoningen landsdeel provincie 2000 2002 2003 2004 2005 2006 __________ ____________ ______ ______ ______ ______ ______ ______ Noord Groningen 11,3 12,9 11,6 8,6 9,0 11,0 Friesland 10,7 11,6 12,3 10,6 10,1 11,2 Drenthe 11,0 10,9 11,6 13,5 10,4 12,1 Totaal 11,0 11,9 11,9 10,9 9,8 11,5 Oost Gelderland 14,3 14,0 13,8 12,8 13,5 13,7 Overijssel 12,8 12,4 11,9 10,9 11,2 12,8 Totaal 13,8 13,3 13,0 12,1 12,7 13,3 Zuid Zeeland 12,8 13,3 13,3 13,3 12,6 14,6 Noord-Brabant 14,2 14,6 15,2 14,3 14,6 14,9 Limburg 13,0 11,8 11,2 11,5 11,4 12,9 Totaal 13,8 13,7 14,0 13,6 13,5 14,4 West Flevoland 14,1 12,7 12,7 13,0 12,8 13,2 Utrecht 14,3 14,4 14,9 14,0 15,7 16,2 Noord-Holland 16,4 18,7 15,3 14,2 15,6 15,6 Zuid-Holland 16,7 16,3 15,0 14,9 15,5 16,1 Totaal 15,7 16,2 14,8 14,4 15,4 15,8 Gemiddeld aantal maanden tussen verkoop en oplevering ���� Groningen ��,� Friesland
2007 ______ 10,7 12,5 13,2 12,2 14,4 13,8 14,2 16,8 16,2 13,3 15,6 14,3 16,7 17,4 17,8 17,3
��,�
Drenthe Limburg Overijssel Flevoland Gelderland Noord-Brabant
��,� ��,� ��,� ��,� ��,� ��,�
Utrecht
��,�
Zeeland
��,�
Noord-Holland Zuid-Holland
��,� ��,�
In het Noorden van het land is het aantal maanden tussen verkoop en oplevering van n ieuwbouwwoningen gemiddeld het kortst. In Noord-Holland en Zuid-Holland is deze periode gemiddeld anderhalf keer zo lang. Bron: Monitor Nieuwe Woningen. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 48 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
(op basis van afgegeven bouwvergunningen) gemiddelde inhoud in m³ _______________________________________________ m3 per huurwoningen koopwoningen alle woningen bewoner _____________ _____________ _____________ _____________ 1990 294 456 404 162 1992 294 463 407 167 1994 293 479 423 173 1996 313 472 433 184 1998 320 490 452 184 2000 351 519 488 199 2002 380 534 504 198 2004 351 548 503 194 2006 369 548 504 203 2007 385 564 516 -
woningbezetting _____________ 2,50 2,43 2,45 2,35 2,46 2,45 2,55 2,59 2,48 -
Gemiddelde inhoud van nieuwbouwwoningen in m� 600
koopwoningen
550 500
huurwoningen
450 400
alle woningen
350 300 250 200
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2007
De gemiddelde inhoud van koopwoningen is bijna anderhalf keer zo groot als van huurwoningen. Sinds 1990 is de gemiddelde inhoud van alle woningen met ruim een kwart toegenomen. De woningbezetting nam sinds 1990 aanvankelijk af maar ligt inmiddels weer bijna op hetzelfde niveau. Bron: Bewoners Nieuwe Woningen en CBS. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 49
3. nieuwbouw
Inhoud en woningbezetting van nieuwbouwwoningen
3. nieuwbouw
Gemiddelde afzetsnelheid per woning (gemiddelde afzetsnelheid in maanden, per kwartaal waarin woningen zijn verkocht) eengezinswoningen appartementen _________________________________ _________________________________ goedkoop middelduur duur goedkoop middelduur duur _________ _________ _________ _________ _________ _________ 2002 3,5 3,0 3,9 5,8 5,7 5,4 2003 5,7 3,1 4,5 5,3 6,4 6,4 2004 2,6 3,8 5,6 4,8 6,5 8,8 2005 2,8 3,7 5,0 5,1 8,1 8,2 2006 2,2 3,6 3,7 5,0 7,5 7,9 2007 2,6 4,1 4,3 6,0 8,8 7,1 2007 I 2,9 4,0 3,9 5,2 8,2 7,1 2007 II 2,7 3,9 4,7 5,8 8,3 7,0 2007 III 1,9 4,2 4,5 6,6 9,7 6,4 2007 IV 3,1 4,6 4,3 7,2 9,2 7,8 2008 I 2,6 4,5 4,5 5,3 10,4 8,1
Gemiddeld aantal maanden dat een woning te koop staat
��
eensgezins
appartement
����
�
����
� � � � goedkoop
middelduur
duur
goedkoop
middelduur
duur
Het gemiddelde aantal maanden dat een woning te koop staat is bij alle woningtypen sinds 2002 toegenomen met uitzondering van de goedkope eengezinswoningen. Vooral bij de middeldure en dure appartementen is de afzetsnelheid flink afgenomen. Bron: Monitor Nieuwe Woningen. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 50 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
4. Steden en wijken
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 51
4. steden en wijken
Uitgaven ISV - Investering Stedelijke Vernieuwing Inclusief bodemsanering, geluidsanering, luchtkwaliteit, groen en cultuur ×1 mln _______ 2000 113 2001 569 2002 72 2003 425 2004 530 2005 396 2006 296 2007 266 2008 372 2009 (raming) 342
Budget (� mln.)
��� ��� ��� ��� ��� ��� � ����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
Het ISV is ingesteld om door middel van een integrale aanpak de achterstanden in sommige buurten en wijken in de steden mee te helpen oplossen, de leefbaarheid te verbeteren en de aantrekkelijkheid van de steden te vergroten. Het is een bijdrage van het Rijk aan gemeenten. Bron: (meerdere) Beknopte begrotingen VROM. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 52 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1998 2000 2003 2004 2005 2006 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 _______ _______ _______ _______ _______ _______ G4 - aandachtswijken 630 630 629 626 622 615 G14 - aandachtswijken 165 166 167 166 166 164 aandachtswijken totaal 795 796 795 792 787 780 G4 - totaal 2.005 2.025 2.065 2.077 2.087 2.088 G14 - totaal 1.734 1.760 1.793 1.803 1.807 1.812 G18 totaal 3.739 3.785 3.858 3.880 3.894 3.900 Nederland 15.654 15.864 16.193 16.258 16.306 16.334
2007 ×1000 _______ 608 163 771 2.089 1.816 3.905 16.357
Index (����=���)
��� G�-aandachtswijken
��� ���
G�� -aandachtswijken
��� ��
Nederland
�� �� �� ����
����
����
����
����
����
����
De bevolkingsgroei in Nederland was in de periode 1998-2007 gemiddeld 4,5%. In de G4 en de G14 was er in die periode een vergelijkbare bevolkingstoename. In de 40 aandachtswijken daarentegen is sprake van bevolkingskrimp, vooral de laatste paar jaar. Binnen de G4-aandachtswijken is de bevolkingsafname sterker dan binnen de G14-aandachtswijken. In laatstgenoemde wijken bleef de bevolkingsomvang aanvankelijk nog stabiel. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 53
4. steden en wijken
Ontwikkeling van de bevolking
huishoudens samenwonend totaal alleenstaand zonder kind ×1000 _______ _______ _______ G4 - aandachtswijken 306 51% 20% G14 - aandachtswijken 86 51% 23% aandachtswijken 392 51% 21% G4 - totaal 1.093 52% 22% G14 - totaal 891 44% 27% G18 totaal 1.984 48% 24% Nederland 7.191 35% 30%
samenwonend met kind _______ 29% 26% 29% 27% 29% 28% 35%
���% samenwonend met kind
��% ��%
samenwonend zonder kind
��%
alleenstaand
��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��-aandachtswijken
�% G�-aandachtswijken
4. steden en wijken
Samenstelling huishoudens 2007
Het aandeel alleenstaanden is in stedelijke gebieden hoger dan elders en in de G4 het hoogst. Ook in de aandachtswijken wonen relatief veel alleenstaanden, zowel in de G4 als in de G14: 51% van de huishoudens bestaat daar uit 1 persoon tegenover 35% in heel Nederland. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 54 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
bevolking totaal <=24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar ×1000 _______ _______ _______ _______ G4 - aandachtswijken 608 34% 33% 21% G14 - aandachtswijken 163 33% 33% 21% aandachtswijken 771 34% 33% 21% G4 - totaal 2.089 30% 34% 23% G14 - totaal 1.816 30% 31% 25% G18 totaal 3.905 30% 33% 24% Nederland 16.357 30% 29% 27%
65+ jaar _______ 12% 13% 12% 13% 14% 13% 14%
���% ��+ jaar ��%
��-�� jaar
��%
��-�� jaar
��%
<=�� jaar
��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��-aandachtswijken
G�-aandachtswijken
�%
In 2007 is in Nederland bijna 42% van de bevolking ouder dan 45 jaar, in de grote steden is dat 37% en in de 40 aandachtswijken is dat slechts 33%. In de G4 is het aandeel ouderen iets groter dan in de G14, maar het verschil in leeftijdsopbouw tussen de aandachtswijken in de G4 en de G14 is nihil. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 55
4. steden en wijken
Samenstelling bevolking naar leeftijd 2007
niet-westerse westerse allochtonen allochtonen allochtonen totaal ×1000 ×1000 ×1000 ________ ________ ________ G4 - aandachtswijken 322 55 378 G14 - aandachtswijken 48 18 66 aandachtswijken 371 73 444 G4 - totaal 679 253 933 G14 - totaal 240 198 438 G18 totaal 920 451 1.371 Nederland 1738 1432 3.170
Aandeel allochtonen t.o.v. totale bevolking ��% westerse allochtonen
��% ��%
niet-westerse allochtonen
��% ��% ��% ��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��-aandachtswijken
�% G�-aandachtswijken
4. steden en wijken
Bevolking naar herkomst 2007
In de 40 aandachtswijken, vooral binnen de G4, wonen relatief veel allochtonen. Het betreft daarbij voornamelijk personen met een niet-westerse achtergrond. In heel Nederland is ongeveer 19% van de bevolking allochtoon. In de meer stedelijke gebieden is dat 45% en in de aandachtswijken is het aandeel allochtonen 58% van de totale bevolking. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 56 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
voorraad totaal ééngezins woningen ×1000 _______ _______ G4 - aandachtswijken 295 20% G14 - aandachtswijken 78 50% aandachtswijken 373 26% G4 - totaal 1.027 25% G14 - totaal 815 62% G18 totaal 1.842 42% Nederland 6.970 71%
meergezins woningen _______ 80% 50% 74% 75% 38% 58% 29%
���% meergezins woningen
��%
ééngezins woningen
��% ��% ��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��-aandachtswijken
G�-aandachtswijken
�%
De aandachtswijken zijn wijken met een nogal eenzijdige woningvoorraad bestaande uit hoofdzakelijk meergezinswoningen. Vooral binnen de G4 is dat het geval met 80% aan meergezinswoningen; in de G14-aandachtswijken is het aandeel meergezinswoningen met 50% een stuk lager. Bron: WWI - Systeem woningvoorraad (Syswov). Peildatum: 1 januari (kan bijgesteld worden). Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 57
4. steden en wijken
Samenstelling woningvoorraad naar woningtype 2007
4. steden en wijken
Samenstelling woningvoorraad naar bouwjaarklasse 2007 voorraad bouwjaar bouwjaar bouwjaar totaal <=1944 1945-1970 1971-1990 ×1000 ________ ________ ________ ________ G4 - aandachtswijken 295 35% 37% 15% G14 - aandachtswijken 78 20% 55% 15% aandachtswijken 373 32% 41% 15% G4 - totaal 1.027 41% 24% 19% G14 - totaal 815 23% 31% 30% G18 totaal 1.842 33% 27% 24% Nederland 6.970 21% 28% 33%
��% ��%
��%
��%
��%
bouwjaar >=1991 ________ 13% 10% 13% 16% 16% 16% 18%
bouwjaar <=���� bouwjaar ����-����
��%
��%
��%
Aandachtswijken
Nederland
bouwjaar ����-���� bouwjaar >=����
In Nederland is het aandeel woningen dat gebouwd is vóór 1971 nagenoeg gelijk aan het aandeel woningen van na 1971. In de meer stedelijke gebieden is de voorraad ouder en is zo’n 60% van vóór 1971. De aandachtswijken daarbinnen zijn voor bijna driekwart vooroorlogse stedelijke wijken (32%). Bron: WWI - Systeem woningvoorraad (Syswov). Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 58 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2007 ontwikkeling t.o.v.1998 ____________________________________ _______________________________________ bevolking voorraad gem. aantal bevolking voorraad gem. aantal totaal totaal personen per totaal totaal personen per huishouden huishouden ×1000 ×1000 pers/hh ______ ______ ______ ______ ______ ______ G4 - aandachtswijken 608 295 1,99 -3% -0% -1% G14 - aandachtswijken 163 78 1,89 -2% 1% -5% aandachtswijken 771 373 1,97 -3% 0% -2% G4 - totaal 2.089 1.027 1,91 4% 6% 1% G14 - totaal 1.816 815 2,04 5% 7% -3% G18 totaal 3.905 1.842 1,97 4% 7% -1% Nederland 16.357 6.970 2,27 4% 8% -3%
Gemiddeld aantal personen per huishouden
�,�
�,�
�,�
�,�
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��-aandachtswijken
G�-aandachtswijken
�,�
Een Nederlands huishouden telt gemiddeld 2,3 personen. In stedelijk gebied, inclusief de aandachtswijken, ligt dit beduidend lager. De aandachtswijken in de G14 scoren het laagst met gemiddeld 1,89 personen per huishouden Bron: CBS; WWI - Systeem woningvoorraad (Syswov). Peildatum: 1 januari en lopende het jaar. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 59
4. steden en wijken
Gemiddeld aantal personen per huishouden 2007
G4- G14- aan- G4- G14- G18 Neder aan- aan- dachts- totaal totaal totaal land dachts- dachts- wijken wijken wijken _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ Voorraad 01.01.2003 295.617 77.698 373.315 1.005.379 792.452 1.797.831 6.764.066 Nieuwbouw 2003-2007 12.325 2.646 14.971 52.356 40.490 92.846 344.534 Toevoeging anders 2003-07 3.306 197 3.503 11.945 4.401 16.346 33.489 Onttrekkingen 2003-2007 17.096 3.786 20.882 36.095 14.392 50.487 101.629 Adm. correcties 2003-2007 51 -17 34 260 -1.600 -1.340 -10.485 Voorraad 31.12.2007 (prognose) 294.203 76.738 370.941 1.033.845 821.351 1.855.196 7.029.975
Nieuwbouw/onttrekkingen per �.��� woningen
�� Nieuwbouw totaal
��
Onttrekkingen ��
��
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
� G�aandachtswijken
4. steden en wijken
Mutaties in de woningvoorraad, 2003-2007
Doordat er meer woningen gebouwd zijn dan er aan de voorraad werden onttrokken, steeg de woningvoorraad in Nederland tussen 2003 en 2007 met 4%. Ook in de meer stedelijke gebieden is dit het geval; in de G4 is de voorraad met 3% toegenomen en in de G14 met 3,5%. In de aandachtswijken daarentegen bleef in die periode de nieuwbouw iets achter bij het hoge aantal onttrekkingen waardoor de woningvoorraad iets afnam. In vier jaar is in Nederland zo’n 1,5% van de woningen aan de voorraad onttrokken. In de aandachtswijken was het aandeel onttrekkingen bijna 4 keer zo hoog (5,6%). Bron: CBS/ABF Research - Systeem woningvoorraad (Syswov). Peildatum: 1 januari en lopende het jaar. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 60 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
verkochte eengezins meergezins gemiddelde woningen verkoopprijs aantal aandeel aandeel ×1000 _______ _______ _______ _______ G4 - aandachtswijken 6.331 13% 87% € 162 G14 - aandachtswijken 2.022 45% 55% € 154 aandachtswijken 8.353 21% 79% € 160 G4 - totaal 30.496 23% 77% € 240 G14 - totaal 24.415 64% 36% € 206 G18 totaal 54.911 41% 59% € 225 Nederland 202.401 70% 30% € 248
eengezins
meergezins
×1000 _______ € 237 € 180 € 207 € 344 € 233 € 267 € 274
×1000 _______ € 150 € 133 € 147 € 209 € 157 € 195 € 188
Gemiddelde verkoopprijs (�.���) ��� eengezins
��� ���
meergezins
��� ��� ��� ��� ��
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
G�aandachtswijken
�
De gemiddelde verkoopprijs van een eengezins-koopwoning in Nederland bedroeg in 2007 €274.000 en van een meergezinskoopwoning €188.000. In de 40 aandachtswijken ligt de gemiddelde verkoopprijs bijna een kwart lager. Vooral binnen de G4 is er voor de koopwoningen in de aandachtswijken een groot verschil met het hoge prijsniveau van de woningen in de overige wijken, gemiddeld zo’n 30%. Opmerking: Verkochte woningen zijn alle aan particuleren verkochte woningen in de bestaande bouw. Bron: Kadaster. Peildatum: diverse. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 61
4. steden en wijken
Verkoopprijzen van koopwoningen en aantal transacties, 2007
voortgezet praktijk- AVO/VBO VMBO AVO HAVO onderwijs onderwijs algemeen algemeen totaal totaal leerjaar leerjaar _______ _______ _______ _______ _______ _______ G4 - aandachtswijken 26.449 8% 10% 44% 15% 13% G14 - aandachtswijken 15.690 6% 6% 37% 11% 15% aandachtswijken 42.139 8% 8% 41% 14% 13% G4 - totaal 100.999 5% 4% 34% 19% 15% G14 - totaal 126.763 4% 6% 30% 16% 18% G18 totaal 227.762 4% 5% 32% 17% 17% Nederland 904.997 3% 6% 34% 18% 18%
VWO
_______ 11% 25% 16% 23% 25% 24% 21%
��% VMBO ��% VWO ��% ��% ��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
�% G�aandachtswijken
4. steden en wijken
Onderwijsdeelname leerlingen naar schooltype, 2006
Leerlingen die in de aandachtswijken wonen volgen vaker praktijkonderwijs, avo/vbo of vmbo en gaan minder vaak naar de havo of het vwo dan leerlingen in de rest van Nederland. Van alle leerlingen van het voortgezet onderwijs die in een aandachtswijk wonen zit ruim 41 procent op het vmbo en 16% op het vwo, terwijl voor heel Nederland dit aandeel op respectievelijk 34% en 21% ligt. Uitzondering hierop vormt de deelname aan het vwo van leerlingen woonachtig in de G14, daarbij is geen verschil tussen de aandachtswijken en de overige wijken. Bron: Centrale Financiën Instellingen (CFI). Peildatum: 1 september. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 62 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
schoolverlaters met totaal startkwalificatie _______ _______ G4 - aandachtswijken 4.770 30% G14 - aandachtswijken 1.270 31% aandachtswijken 6.040 30% G4 - totaal 13.090 36% G14 - totaal 11.110 43% G18 totaal 24.200 39% Nederland 103.960 51%
zonder startkwalificatie _______ 70% 69% 70% 64% 57% 61% 49%
��% zonder startkwalificatie
��% ��% ��%
met startkwalificatie
��% ��% ��% ��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
G�aandachtswijken
�%
Jaarlijks verlaten zo’n 50.000 jongeren in Nederland het onderwijs zonder over een startkwalificatie (beroepsonderwijs-, havoof vwo-diploma) te beschikken, hetgeen een verzwakte uitgangspositie in de maatschappij impliceert. Het aandeel vroegtijdig schoolverlaters in aandachtswijken is hoog: 70% van de schoolverlaters heeft geen startkwalificatie, tegenover 49% voor heel Nederland. Ongeveer de helft van de vroegtijdige schoolverlaters worden herplaatst naar een (andere) vorm van onderwijs om alsnog een startkwalificatie te behalen. Bron: CBS. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 63
4. steden en wijken
Schoolverlaters naar startkwalificatie, 2006
bevolking 15-64 jaar (2007) ×1000 _______ G4 - aandachtswijken 421 G14 - aandachtswijken 116 aandachtswijken 537 G4 - totaal 1.481 G14 - totaal 1.264 G18 totaal 2.745 Nederland 11.030
personen met inkomen uit arbeid t.o.v. totale bevolking per groep (2005) _________________________________________________________________ 15 tot 25 tot 35 tot 45 tot 55 tot 25 jaar 35 jaar 45 jaar 55 jaar 65 jaar _______ _______ _______ _______ _______ 48% 66% 62% 56% 35% 50% 68% 64% 59% 35% 49% 66% 62% 57% 35% 50% 74% 72% 67% 44% 54% 77% 77% 73% 45% 52% 75% 74% 70% 45% 52% 75% 74% 70% 45%
��% �� tot �� jaar
��% ��%
�� tot �� jaar
��%
�� tot �� jaar
��% ��%
�� tot �� jaar
��%
�� tot �� jaar
��% ��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
�% G�aandachtswijken
4. steden en wijken
Bevolking en aantal personen met inkomen uit arbeid, 2005, 2007
Bij alle leeftijdsgroepen ligt het aandeel personen met inkomen uit arbeid t.o.v. de totale potentiële beroepsbevolking in de aandachtswijken lager dan in heel Nederland. Uitgezonderd de 15 tot 25 jarigen bedraagt het verschil steeds zo’n 10 à 13% en is het hoogst voor de leeftijdsgroep van 35 tot 55 jaar. Bij de jongeren, waar het aandeel met inkomen uit arbeid laag is, blijft het verschil beperkt tot 3%. Bron: CBS. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 64 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
G4 - aandachtswijken G14 - aandachtswijken aandachtswijken G4 - totaal G14 - totaal G18 totaal Nederland
bevolking WW uitkering 15-64 jaar (2007) (2006) ×1000 ______ ______ 421 2,1% 116 2,4% 537 2,1% 1.481 1,9% 1.264 2,1% 2.745 1,9% 11.030 1,9%
AO uitkering (2006) ______ 7,5% 8,7% 7,8% 6,6% 7,7% 7,1% 7,1%
��% AO uitkering (����)
�%
WW uitkering (����)
�% �% �%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
G�aandachtswijken
�%
Van de totale potentiële beroepsbevolking ontvangt 1,9% een werkloosheidsuitkering en 7,1% een arbeidsongeschiktheids uitkering. Dit geldt zowel voor heel Nederland als voor de meer stedelijke gebieden. In de G14 en zeker in de aandachtswijken van de G14 is het aandeel personen met een uitkering iets hoger. Opmerking: Percentage personen met een AO/WW-uitkering ten opzichte van de totale potentiele beroepsbevolking. Bron: CBS. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 65
4. steden en wijken
Sociale uitkeringen, 2006
(obv decielenindelingen geheel Nederland) huishoudens inkomen inkomen inkomen met inkomen 1e 2e-4e 5e-8e totaal 10%-groep 10%-groep 10%-groep ×1000 ______ ______ ______ ______ G4 - aandachtswijken 275 19% 43% 30% G14 - aandachtswijken 74 19% 44% 31% aandachtswijken 348 19% 43% 31% G4 - totaal 965 16% 36% 33% G14 - totaal 785 13% 34% 38% G18 totaal 1749 15% 35% 35% Nederland 6753 10% 30% 40%
inkomen 9e-10e 10%-groep ______ 8% 6% 7% 15% 15% 15% 20%
���% ��%
inkomen ��-��� ��%-groep
��% ��%
inkomen ��-�� ��%-groep
��% ��% ��%
inkomende ��-�� ��%-groep
��% ��% ��%
inkomen �� ��%-groep Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
�% G�aandachtswijken
4. steden en wijken
Inkomensverdeling, 2005
De inkomensverdeling laat zien hoe de spreiding van de inkomens binnen een bepaald gebied is aan de hand van een indeling in 10 opeenvolgende inkomensklassen die landelijk elk 10% van de huishoudens bevatten (decielen). In een oogopslag wordt duidelijk dat in de aandachtswijken lage inkomens oververtegenwoordigd zijn en hoge inkomens ondervertegenwoordigd. Opmerking: cijfers 2005 zijn voorlopig. Bron: CBS - Regionaal InkomensOnderzoek (RIO). Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 66 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
bevolking niet-werkende werkzoekenden 15-64 jaar ___________________________________________________ (2007) totaal allochtonen autochtonen ×1000 __________ __________ __________ __________ G4 - aandachtswijken 421 12% 14% 7% G14 - aandachtswijken 116 11% 16% 8% aandachtswijken 537 12% 15% 7% G4 - totaal 1.481 8% 11% 5% G14 - totaal 1.264 7% 12% 5% G18 totaal 2.745 7% 11% 5% Nederland 11.030 7% 11% 5%
��% allochtonen
��% ��%
autochtonen
��% ��% �% �% �% �%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
G�aandachtswijken
�%
Op 1 januari 2007 staan in totaal 772.000 niet-werkende werkzoekenden geregistreerd in Nederland. Gerelateerd aan de beroepsbevolking is dat 7%. Onder allochtonen is de werkloosheid relatief hoger (11%) dan onder autochtonen (5%). De aandachtswijken kampen met een duidelijk hogere werkloosheid dan gemiddeld; met name het aandeel allochtone nietwerkende werkzoekenden is daar hoger. Bron: CBS. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 67
4. steden en wijken
Niet-werkende werkzoekenden, 2007
zeer matig zeer uiterst 1998 negatief negatief matig positief positief positief positief totaal _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ G4 aandachtswijken 17,0% 26,6% 31,2% 19,4% 5,6% 0,2% 0,0% 100% G14 aandachtswijken 4,7% 15,7% 34,4% 31,7% 12,2% 1,2% 0,0% 100% aandachtswijken totaal 14,4% 24,3% 31,9% 22,0% 7,0% 0,4% 0,0% 100% G4 totaal 7,6% 12,9% 21,3% 26,5% 22,6% 8,2% 0,8% 100% G14 totaal 0,8% 3,2% 12,8% 26,7% 35,6% 19,1% 1,8% 100% G18 totaal 4,4% 8,3% 17,4% 26,6% 28,7% 13,3% 1,3% 100% Nederland totaal 1,1% 2,2% 5,8% 13,3% 31,5% 38,9% 7,2% 100% 2006 _______ G4 aandachtswijken G14 aandachtswijken aandachtswijken totaal G4 totaal G14 totaal G18 totaal Nederland totaal
_______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ 11,1% 30,1% 35,7% 19,7% 3,2% 0,1% 0,0% 100% 1,9% 14,9% 38,6% 33,2% 10,4% 1,0% 0,0% 100% 9,1% 26,8% 36,3% 22,6% 4,8% 0,3% 0,0% 100% 4,1% 13,2% 21,8% 26,5% 24,6% 9,4% 0,4% 100% 0,3% 2,2% 11,5% 27,1% 39,8% 17,9% 1,1% 100% 2,3% 8,0% 16,9% 26,8% 31,8% 13,4% 0,7% 100% 0,6% 2,1% 5,7% 13,2% 33,6% 38,8% 6,0% 100%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
Percentage geeft aandeel van de bevolking aan dat in de betreffende wijk of gemeente te maken heeft met een van de zeven leefbaarheidsscores
G��aandachtswijken
���% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% ��% �%
G�aandachtswijken
4. steden en wijken
Leefbaarheidsscores 1998 en 2006
De leefbaarheidsscore in de Leefbaarometer wordt berekend met behulp van 49 indicatoren. De waarden worden verdeeld in 7 klassen van ‘zeer negatief’ tot ‘uiterst positief’. In de tabel is aangegeven welk deel van de bevolking in een gebied woont met een bepaalde leefbaarheidsscore. In Nederland woont bijna 3 % van de bevolking in een gebied met een negatieve of zeer negatieve leefbaarheidsscore. In de de gemeenten met aandachtswijken (G18) bedraagt dit aandeel 10,3%, in de krachtwijken zelf bijn 36%. Naast deze leefbaarheidsscore worden op de volgende pagina’s de onderliggende dimensies van het begrip leefbaarheid gepresenteerd: veiligheid; sociale samenhang; samenstelling bevolking; niveau voorzieningen; publieke ruimte; woningvoorraad. Bron: WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 68 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1998 ______ G4 aandachtswijken -49,4 G14 aandachtswijken -47,2 aandachtswijken totaal -49,1 G4 totaal -40,9 G14 totaal -19,2 G18 totaal -32,8 Nederland 0,0
2006 ______ -48,9 -45,6 -48,5 -34,5 -13,6 -26,0 0,0
Een score nul betekent dat het gebied voor deze dimensie gelijk aan het landelijke gemiddelde scoort, een negatieve score betekent dat de score van het gebied in negatieve zin afwijkt en een positieve score betekent een positieve afwijking van het landelijke gemiddelde. De score is omgerekend tot een indexscore die loopt van -50 tot +50.
Afwijking van gemiddelde van Nederland G� aandachtswijken
����
G�� aandachtswijken
����
aandachtswijken totaal
G� totaal G�� totaal G�� totaal
-��
-��
-��
-��
-��
�
��
��
��
��
��
De dimensie bevolkingssamenstelling is van grote invloed op de leefbaarheid. De krachtwijken hebben een bevolkingssamenstelling die negatief afwijkt van de gemiddelde samenstelling van de bevolking in Nederland. Deze dimensie draagt daardoor bij aan een sterke negatieve leefbaarheid van deze wijken. In de G18 is sinds 1998 een duidelijke verbetering zichtbaar op de dimensie bevolkingssamenstelling, maar de aandachtswijken blijven duidelijk achter. Bron: WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 69
4. steden en wijken
Leefbaarheid: bevolkingssamenstelling
4. steden en wijken
Leefbaarheid: leeftijdsopbouw/samenhang bevolking 1998 ______ G4 aandachtswijken -8,8 G14 aandachtswijken -14,7 aandachtswijken totaal -10,0 G4 totaal -12,9 G14 totaal -9,2 G18 totaal -11,2 Nederland 0,0
2006 ______ -12,6 -14,2 -12,9 -9,7 -5,7 -7,9 0,0
Een score nul betekent dat het gebied voor deze dimensie gelijk aan het landelijke gemiddelde scoort, een negatieve score betekent dat de score van het gebied in negatieve zin afwijkt en een positieve score betekent een positieve afwijking van het landelijke gemiddelde. De score is omgerekend tot een indexscore die loopt van -50 tot +50.
Afwijking van gemiddelde van Nederland G� aandachtswijken
����
G�� aandachtswijken
����
aandachtswijken totaal
G� totaal G�� totaal G�� totaal
-��
-��
-��
-��
-��
�
��
��
��
��
��
De dimensie leeftijdsopbouw/samenhang bevolking heeft ook een negatieve invloed op de ervaren leefbaarheid. De afwijking van het landelijk gemiddelde is echter minder groot dan bij de dimensie bevolkingssamenstelling. In de G18 is een kleine verbetering zichtbaar van de sociale samenhang, de aandachtswijken geven echter een verslechtering te zien. Bron: WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 70 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1998 _______ G4 aandachtswijken -9,1 G14 aandachtswijken -17,1 aandachtswijken totaal -10,9 G4 totaal 4,2 G14 totaal -1,9 G18 totaal 1,4 Nederland 0,0
2006 _______ -1,7 -14,8 -4,5 9,5 -0,2 5,0 0,0
Een score nul betekent dat het gebied voor deze dimensie gelijk aan het landelijke gemiddelde scoort, een negatieve score betekent dat de score van het gebied in negatieve zin afwijkt en een positieve score betekent een positieve afwijking van het landelijke gemiddelde. De score is omgerekend tot een indexscore die loopt van -50 tot +50.
Afwijking van gemiddelde van Nederland G� aandachtswijken
����
G�� aandachtswijken
����
aandachtswijken totaal
G� totaal G�� totaal G�� totaal
-��
-��
-��
-��
-��
�
��
��
��
��
��
De kwaliteit van de publieke ruimte heeft een positieve invloed op de leefbaarheid van de G18. Deze scoort hoger dan het gemiddelde in Nederland en laat tussen 1998 en 2006 ook nog een kleine verbetering te zien. De geringere kwaliteit van de publieke ruimte in de aandachtswijken heeft een negatief effect op de ervaren leefbaarheid in deze wijken. Bron: WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 71
4. steden en wijken
Leefbaarheid: publieke ruimte
4. steden en wijken
Leefbaarheid: veiligheid 1998 ________ G4 aandachtswijken -41,0 G14 aandachtswijken -26,0 aandachtswijken totaal -38,7 G4 totaal -33,7 G14 totaal -8,9 G18 totaal -23,5 Nederland 0,0
2006 ________ -46,7 -38,7 -45,6 -43,1 -24,9 -36,6 0,0
Een score nul betekent dat het gebied voor deze dimensie gelijk aan het landelijke gemiddelde scoort, een negatieve score betekent dat de score van het gebied in negatieve zin afwijkt en een positieve score betekent een positieve afwijking van het landelijke gemiddelde. De score is omgerekend tot een indexscore die loopt van -50 tot +50.
Afwijking van gemiddelde van Nederland G� aandachtswijken
����
G�� aandachtswijken
����
aandachtswijken totaal
G� totaal G�� totaal G�� totaal
-��
-��
-��
-��
-��
�
��
��
��
��
��
De veiligheid in de stedelijke gebieden en vooral in de aandachtswijken is tussen 1998 en 2006 flink afgenomen. Dit heeft een grote invloed op de leefbaarheid. De G18 en vooral de 40 aandachtswijken kennen dan ook een duidelijk negatieve afwijking van het Nederlands gemiddelde wat betreft veiligheid. Bron: WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 72 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1998 ______ G4 aandachtswijken 27,4 G14 aandachtswijken 7,4 aandachtswijken totaal 23,7 G4 totaal 26,9 G14 totaal 4,1 G18 totaal 17,0 Nederland 0,0
2006 ______ 28,2 13,0 25,3 25,4 8,5 18,0 0,0
Een score nul betekent dat het gebied voor deze dimensie gelijk aan het landelijke gemiddelde scoort, een negatieve score betekent dat de score van het gebied in negatieve zin afwijkt en een positieve score betekent een positieve afwijking van het landelijke gemiddelde. De score is omgerekend tot een indexscore die loopt van -50 tot +50.
Afwijking van gemiddelde van Nederland G� aandachtswijken
����
G�� aandachtswijken
����
aandachtswijken totaal
G� totaal G�� totaal G�� totaal
-��
-��
-��
-��
-��
�
��
��
��
��
��
Het voorzieningenniveau ligt in de stedelijke gebieden en in de aandachtswijken beduidend hoger dan in de rest van Nederland. Dit heeft een positieve invloed op de leefbaarheid van deze gebieden in vergelijking met het landelijke gemiddelde. In de G14 is bovendien sprake van een verbetering van het voorzieningenniveau in 2006 t.o.v. 1998. Bron: WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 73
4. steden en wijken
Leefbaarheid: voorzieningen
4. steden en wijken
Leefbaarheid: woningvoorraad 1998 ______ G4 aandachtswijken -46,5 G14 aandachtswijken -42,0 aandachtswijken totaal -45,8 G4 totaal -39,1 G14 totaal -23,9 G18 totaal -33,1 Nederland 0,0
2006 ______ -45,0 -39,3 -44,0 -36,4 -19,3 -29,5 0,0
Een score nul betekent dat het gebied voor deze dimensie gelijk aan het landelijke gemiddelde scoort, een negatieve score betekent dat de score van het gebied in negatieve zin afwijkt en een positieve score betekent een positieve afwijking van het landelijke gemiddelde. De score is omgerekend tot een indexscore die loopt van -50 tot +50.
Afwijking van gemiddelde van Nederland G� aandachtswijken
����
G�� aandachtswijken
����
aandachtswijken totaal
G� totaal G�� totaal G�� totaal
-��
-��
-��
-��
-��
�
��
��
��
��
��
De woningvoorraad in de G18 en daarbinnen vooral in de aandachtswijken wijkt in hoge mate af van de rest van het land. De hogere kwaliteit van de woningvoorraad komt tot uitdrukking in de lagere leefbaarheidsscores in deze gebieden. Wel is sinds 1998 in de G18 en de aandachtswijken sprake van een lichte inhaalslag op dit gebied. Bron: WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 74 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
gaat vooruit blijft gelijk gaat achteruit ________________ ________________ ________________ ervaren verwacht ervaren verwacht ervaren verwacht _______ _______ _______ _______ _______ _______ G4 - aandachtswijken 22% 26% 45% 46% 33% 28% G14 - aandachtswijken 24% 28% 46% 45% 30% 26% aandachtswijken 23% 27% 45% 46% 32% 28% G4 - totaal 22% 26% 52% 53% 25% 21% G14 - totaal 21% 21% 62% 65% 17% 14% G18 totaal 22% 24% 57% 58% 22% 18% Nederland 19% 18% 67% 70% 14% 12%
Door bewoners ervaren ontwikkelingen
���% ��%
achteruit
��% gelijk
��% ��%
vooruit
��% ��% ��% ��% ��%
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
G�aandachtswijken
�%
Ongeveer 20% van de bewoners zegt dat de wijk het afgelopen jaar vooruit is gegaan. In de stedelijke gebieden en de aandachtswijken is dit aandeel iets hoger. Voor de toekomst, het komende jaar, is dit perspectief op vooruitgang van de wijk wat meer gedifferentieerd en zijn, in relatieve zin, de positief ingestelde bewoners in aandachtswijken in de meerderheid. Daarnaast zijn echter ook de meer pessimistisch ingestelde bewoners in de aandachtswijken sterk oververtegenwoordigd; 1 op de 3 à 4 bewoners zegt dat de wijk achteruit gaat of zal gaan. Voor heel Nederland denkt 1 op de 7 à 8 bewoners er zo over. Bron: Woon 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 75
4. steden en wijken
Door de bewoners ervaren en verwachte ontwikkeling van de buurt, 2006
gemiddeld netto huishoudinkomen (€ per jaar) G4 - aandachtswijken G14 - aandachtswijken aandachtswijken G4 - totaal G14 - totaal G18 totaal Nederland
2002 _________ € 20.040 € 19.760 € 19.990 € 24.690 € 25.500 € 25.050 € 28.860
2006 _________ € 20.030 € 19.340 € 19.890 € 24.710 € 25.340 € 24.990 € 28.860
ontwikkeling _________ -0,04% -2,12% -0,50% 0,05% -0,64% -0,25% 0,01%
Gemiddeld netto jaarinkomen ����
€ ��.��� € ��.��� € ��.��� € ��.��� € ��.��� € ��.��� € �.���
Nederland
G�� totaal
G�� - totaal
G� - totaal
aandachtswijken
G��aandachtswijken
€� G�aandachtswijken
4. steden en wijken
Ontwikkeling van het netto huishoudinkomen
Het gemiddelde netto huishoudinkomen is in heel Nederland 29 duizend euro. In de aandachtswijken is het inkomen ruim 30% lager en komt uit op zo’n 20 duizend euro per jaar. In de G14-aandachtswijken is er een lichte daling in het gemiddeld inkomen ten op zichte van 2002. Bron: WBO 2002 / WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 76 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
4. steden en wijken
5. Inburgering en integratie
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 77
5. inburgering en integratie
Uitgaven Inburgering 2007 2008 2009 (raming)
budget programma aantal geslaagden inburgering etnische voor het minderheden inburgeringexamen ×1000 ________ ________ 362.739 492 376.054 4.000 425.911 14.000
slagings percentage
________ 50% 50% 55%
Uitgaven voor inburgering etnische minderheden (bedrag ����)
���.���
���.���
���.���
���.���
���.��� ����
����
���� (raming)
Om nieuwkomers actiever mee te laten doen aan de samenleving is het noodzakelijk dat deze groep een goede beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving heeft. Het volgen van een inburgeringstraject en het behalen van het inburgeringsexamen is een middel om dit te bewerkstelligen. In het kader van het Deltaplan Inburgering heeft het Kabinet zich ten doel gesteld om in deze kabinetsperiode gemiddeld 60 000 inburgeringsprogramma’s per jaar te realiseren. Bron: (meerdere) Beknopte begrotingen DG-WWI. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 78 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
autochtoon allochtoon _______ _______ eenpersoons huishouden 2002 83% 17% 2006 80% 20% (echt)paar zonder kinderen 2002 88% 12% 2006 88% 12% (echt)paar met kinderen 2002 83% 17% 2006 81% 19% een-oudergezin 2002 69% 31% 2006 68% 32% niet-gezinshuishouden 2002 71% 29% 2006 68% 32% totaal 2002 83% 17% 2006 81% 19%
totaal (×1000) _______ 2.344 2.483 1.993 2.074 2.075 2.076 431 443 87 46 6.930 7.131
100% Autochtoon 80%
Allochtoon
60% 40%
eenpersoons huishouden
(echt)paar zonder kinderen
(echt)paar met kinderen
een-oudergezin
2006
2002
2006
2002
2006
2002
2006
2002
2006
0%
2002
20%
niet-gezinshuishouden
Het aantal (echt)paren zonder kinderen is onder allochtonen erg laag, terwijl het aantal een-oudergezinnen relatief hoog is. Een niet-gezinshuishouden is een meerpersoonshuishouden dat geen gezin vormt. Bijvoorbeeld samenwonende vrienden of vriendinnen, broers of zusters, weduwnaar met kleinkind etc. Deze huishoudensvorm komt in 2006 relatief opvallend veel voor onder allochtonen. Wel moet hierbij worden aangetekend dat het daarbij om geringe aantallen gaat in absolute zin. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 79
5. inburgering en integratie
Samenstelling huishoudens naar etniciteit
5. inburgering en integratie
Bevolkingssamenstelling etnische groepen in Nederland, 2007 aantal % t.o.v. % t.o.v. 0 tot 20 20 tot 65 65 jaar personen totale totaal jaar jaar e.o. totaal ×1000 bevolking allochtonen ________ ________ ________ ____________________________________________ Turkije 369 2,3% 12% 37% 59% 4% 100% Marokko 330 2,0% 10% 42% 55% 4% 100% Suriname 334 2,0% 11% 30% 65% 5% 100% Ned. Antillen en Aruba 130 0,8% 4% 35% 62% 3% 100% overig niet-westers 577 3,5% 18% 36% 62% 2% 100% niet-Westers 1.739 10,6% 55% 36% 60% 3% 100% Westers 1.432 8,8% 45% 18% 67% 16% 100% Allochtonen totaal 3.170 19,4% 100% 28% 63% 9% 100% Autochtonen 13.188 80,6% 100% 24% 62% 15% 100% Bevolking totaal 16.358 100,0% 100% 24% 56% 15% 100%
Leeftijdsopbouw van etnische groepen ���% �� jaar e.o ��%
�� tot �� jaar
��%
� tot �� jaar
��% ��% �% Turkije
Marokko
Suriname
Ned. Antillen en Aruba
Westers
Bijna 1 op de 5 inwoners van Nederland is van allochtone herkomst. Van de in totaal 3,2 miljoen allochtonen is inmiddels ruim de helft (1,7 miljoen) van niet-westerse herkomst. Van deze niet-westerse allochtonen behoort tweederde tot een van de vier ‘klassieke’ herkomstgroepen: de Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. Turken vormen momenteel de grootste groep. Het aandeel ouderen in de niet-westerse herkomstgroepen is vooralsnog gering; naar verhouding telt de Surinaamse groep, met een op de twintig, nog de meeste ouderen. Bron: CBS (Bevolkingsstatistieken). Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 80 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Marokkanen Antillianen/ Surinamers Turken overig Arubanen niet-westers ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 Ontwikkeling _______ _______ _______ _______ _______ 1997 232 89 285 279 333 1998 241 92 290 289 363 1999 251 99 296 299 397 2000 261 107 302 309 427 2001 272 117 308 319 464 2002 283 125 315 330 502 2003 294 129 320 341 534 2004 306 131 325 352 554 2005 316 131 329 359 564 2006 323 130 332 364 571 2007 329 130 334 369 577 Prognose 2010 345 137 341 381 629 2020 405 170 367 420 801 2030 441 204 382 445 1.010 2040 462 237 385 461 1.209 2050 471 267 376 467 1.396
westers ×1000 _______ 1.329 1.337 1.349 1.362 1.382 1.402 1.411 1.420 1.424 1.428 1.432 1.496 1.628 1.754 1.878 1.998
Groei van etnische groepen (%)
10 Marokkanen
8 6
Antillianen/ Arubanen
4
Surinamers
2
Turken
0 -2 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
In 1972 telde Nederland naar schatting 1,2 miljoen allochtonen, waarvan zo’n 160 duizend personen (13%) van niet-westerse afkomst. In de daaropvolgende jaren neemt het aantal niet-westerse allochtonen veel sneller toe dan het aantal westerse allochtonen. In 1999 zijn er in Nederland 2,7 miljoen allochtonen waarvan ongeveer de helft van niet-westerse afkomst. In 2007 wonen inmiddels 3,2 miljoen allochtonen in Nederland, waarvan 55% niet-Westers is. Voor de komende jaren wordt een verdere toename van het aantal allochtonen verwacht tot ongeveer 4,8 miljoen in 2050, waarbij het aandeel niet-Westerse personen weinig meer veranderd en ongeveer 57% van het aantal allochtonen zal zijn. Opmerking: Groeicijfers (%) t.o.v. voorgaand jaar Bron: CBS (Bevolkingsstatistieken). Peildatum/prognosedatum : 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 81
5. inburgering en integratie
Omvang van etnische groepen, ontwikkeling en prognose
5. inburgering en integratie
Immigratie en emigratie, 2007 allochtonen totaal allochtoon niet-westers ___________________ ___________________ immigratie emigratie immigratie emigratie ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ______ ______ ______ ______ 1997 90,3 35,3 53,7 14,4 1998 100,4 34,2 61,1 13,3 1999 98,5 34,3 56,4 13,0 2000 113,3 34,9 64,9 13,1 2001 114,4 36,1 67,2 15,1 2002 103,4 37,9 61,4 15,5 2003 87,8 41,2 50,6 18,8 2004 77,6 46,4 38,9 23,0 2005 75,3 49,4 35,9 24,9 2006 81,6 54,2 36,7 27,8 2007 96,3 55,7 39,7 28,0
allochtoon westers ___________________ immigratie emigratie ×1000 ×1000 ______ ______ 36,6 20,9 39,4 20,9 42,1 21,2 48,4 21,8 47,2 21,1 42,0 22,4 37,2 22,4 38,6 23,4 39,4 24,5 44,8 26,4 56,6 27,7
Migratiesaldo (����)
100 allochtoon westers
80
allochtoon niet-westers
60 40 20 0 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
De aanwas van de Nederlandse bevolking is de laatste jaren sterk verminderd door een sterke afname van het migratiesaldo onder niet-westerse allochtonen; een daling van het aantal immigranten in combinatie met een toename van emigranten. Sinds 2005 neemt het aantal immigranten uit westerse landen juist sterk toe. In 2007 is bijna 60% van de emigranten in een (niet-) westers land geboren en dus ooit als immigrant naar Nederland gekomen. Een grote meerderheid van deze emigranten keert terug naar het geboorteland. Bron: CBS (Bevolkingsstatistieken). Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 82 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Bulgarije Cyprus Estland Hongarije Litouwen Malta Polen Slowakije Slovenië Tsjechië
2003 abs.aantal __________ 503 20 46 413 115 22 2.234 15 4 32
2004 abs.aantal __________ 442 37 95 592 345 29 5.162 35 2 49
2005 abs.aantal __________ 431 36 80 594 309 16 6.746 35 8 44
2006 abs.aantal __________ 473 32 64 586 253 28 8.364 26 15 51
2007 abs.aantal __________ 4.840 47 75 991 298 28 10.253 59 10 57
Aantal immigranten per jaar
12.000 Bulgarije
10.000 Hongarije
8.000
Polen
6.000 4.000 2.000 0 2003
2004
2005
2006
2007
Immigranten zijn mensen die zich voor langere tijd in Nederland vestigen en zich bij een gemeente ingeschreven hebben. De uitbreiding van het aantal EU-lidstaten heeft invloed op de omvang van de immigratie. Zo is er een sterke toename van immigranten uit Bulgarije sinds het in 2007 lid van de EU is geworden. Opmerking: Bulgarije lid sinds 2007; overige landen lid sinds 2004. Bron: CBS (Bevolkingsstatistieken). Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 83
5. inburgering en integratie
Immigranten uit de nieuwe EU-lidstaten
5. inburgering en integratie
Ruimtelijke verdeling van etnische groepen in gemeenten (segregatieindex), 2007 10 laagste segregatieindexen 10 hoogste segregatieindexen ______________________________________ ______________________________________ Oud-Beijerland 2,3 Leerdam 51,5 Westvoorne 2,3 Delfzijl 50,4 Wassenaar 3,4 Halderberge 47,9 Wervershoof 3,5 Den Haag 46,2 Strijen 4,4 Zaltbommel 46,2 Kapelle 4,6 Emmen 45,1 Wijdemeren 4,7 Schinnen 44,1 Arcen en Velden 4,8 Littenseradiel 43,1 Oegstgeest 5,3 Lochem 43,1 Oirschot 5,6 Roermond 43,1
Segregatieindex per gemeente < �� �� < �� �� < �� �� < �� >= ��
De segregatieindex is een indicatie voor de mate van concentratie van bepaalde bevolkingsgroepen binnen bepaalde wijken in de Nederlandse gemeenten. Hier is gekeken naar het aantal niet-Westerse allochtonen. Wanneer er sprake is van een gelijkmatige verdeling over de verschillende wijken binnen de gemeente dan is de waarde van de index gelijk aan 0. Wonen nietWesterse allochtonen in een beperkt aantal wijken binnen de gemeente dan is er sprake van segregatie en heeft de index een hogere waarde. Bron: CBS (Bevolkingsstatistieken), bewerking ABF. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 84 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
% allochtonen van de bevolking aantal gemeenten 2000 aantal gemeenten 2007 aantal postcodegebieden 2000 aantal postcodegebieden 2007
0-5% abs. _____ 408 300 2.908 2.747
Aantal gemeenten naar % allochtonen
5-10% abs. _____ 90 87 537 566
10-25% abs. _____ 36 52 378 483
25-50% abs. _____ 3 4 107 166
50-100% abs. _____ 0 0 28 47
aantal abs. _____ 537 443 3.958 4.009
Aantal postcodegebieden naar % allochtonen
���% ��-���%
��% ��%
��-��% ��-��%
��%
�-��%
��%
�-�%
�% ���� ���� ���� ���� Concentratiewijken zijn wijken waar relatief veel niet-westerse allochtonen wonen. Tussen 2000 en 2007 is het aantal postcodegebieden met een hoge concentratie aan niet-westerse allochtonen (minimaal 25%) toegenomen van ruim 3% naar ruim 5%. Tegelijkertijd is er een afname van het aantal postcodegebieden met een zeer laag aandeel (minder dan 5%). Op 1 januari 2000 was het aandeel allochtonen in de drie grootste gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag meer dan 25% van de bevolking. In 2007 telt ook Almere ruim een kwart niet-westerse allochtonen. Het aantal gemeenten met 10-25% niet-westerse allochtonen nam ook toe, terwijl het aantal gemeenten met minder dan 10% niet-westerse allochtonen afnam. Opmerking: In 2007 bestonden er 4028 postcodegebieden, waarvan 19 zonder inwoners. In 2000 waren er 21 gebieden zonder inwoners. Bron: CBS (StatLine). Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected]
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 85
5. inburgering en integratie
Toename van concentratiewijken 2000 - 2007
5. inburgering en integratie
Huisvestigingssituatie naar etnische groep, 2006 allochtoon autochtoon niet-westers __________ __________ eengezinswoning % 69% 35% meergezinswoning % 27% 56% niet-zelfstandige woonruimte % 3% 5% inwonend % 1% 4% totaal huishoudens ×1000 5.810 669
totaal allochtoon westers __________ 55% 40% 3% 1% 653
huishoudens __________ 65% 31% 3% 1% 7.131
80% eengezinswoning meergezinswoning
60%
niet-zelfstandige woonruimte
40%
inwonend 20%
0% autochtoon
niet-westers
westers
Ruim een kwart van de autochtonen woont in een meergezinswoning, bij de niet-westerse allochtonen is dit aandeel ruim het dubbele. Allochtone huishoudens hebben aanmerkelijk minder vaak de beschikking over een eengezinswoning. Autochtonen hebben vrijwel altijd een zelfstandige woning, niet-westerse allochtonen wonen vaker met meerdere huishoudens op één adres. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 86 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
allochtoon autochtoon niet-westers ___________ ___________ Huur basishuur euro/mnd 411 394 huurtoeslag euro/mnd 142 148 netto huur euro/mnd 369 330 extra woonlasten euro/mnd 177 179 totale woonlasten euro/mnd 546 509 netto huurquote % 24 24
allochtoon westers ___________ 434 145 387 178 565 25
Koop koopprijs ×1000 euro 307 240 bruto kooplasten euro/mnd 595 707 netto kooplasten euro/mnd 426 500 netto koopquote % 16 21 bijkomende woonlasten euro/mnd 240 222 totale woonlasten euro/mnd 666 722 netto woonquote % 25 30
303 631 435 16 238 673 25
Woonlasten (euro)
800 allochtoon niet-westers
700
allochtoon westers
600
autochtoon
500
400 totaal woonlasten - huur
totaal woonlasten - koop
De maandelijkse huuruitgaven zijn netto bij niet-westerse allochtonen gemiddeld lager dan bij autochtonen. Als gevolg van een lager inkomen ontvangen niet-westerse allochtonen meer huurtoeslag dan autochtonen. In verhouding tot het inkomen hebben niet-westerse allochtonen hogere kooplasten dan autochtonen. Zowel in de huur- als in de koopsector is de woonquote van westerse allochtonen vergelijkbaar met de woonquote van autochtonen. Bron: WoonOnderzoek Nederland (WoON). Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 87
5. inburgering en integratie
Woonlasten naar etnische groep, 2006
5. inburgering en integratie
Segregatie op de arbeidsmarkt allochtoon autochtonen westers ___________ ___________ 2005 Landbouw, bosbouw en visserij % 2 1 Nijverheid en energievoorziening % 18 14 Commerciële dienstverlening % 45 60 Niet-commerciële dienstverlening % 34 23 Onbekend % 1 0
allochtoon niet-westers ___________ 1 16 51 31 1
2007 Beroepsbevolking ×1000 6.201 692 Werkzame beroepsbevolking ×1000 5.970 652 Werkloze beroepsbevolking ×1000 231 40 Bruto arbeidsparticipatie % 71 68 Netto arbeidsparticipatie % 68 64 Werkloosheids-percentage % 4 6
710 638 73 60 53 10
% werkloosheid
25% autochtonen
20% allochtoon westers
15%
allochtoon niet-westers
10% 5% 0% 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Na 2001 verslechterde de arbeidsmarktsituatie, hetgeen vooral een snelle stijging van de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen tot gevolg had. In de periode 2001–2005 steeg de werkloosheid onder hen van 8,5% naar 16%, terwijl onder autochtonen deze stijging redelijk beperkt bleef (van 3% naar 5%). Vanaf 2005 is het verschil tussen de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen en autochtonen weer geringer geworden door het gunstigere economische klimaat. Lange tijd was het werkloosheidspercentage van de niet-westerse allochtonen ruim drie keer zo hoog als van autochtonen. Door de sterke daling van de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen na 2005 is deze verhouding sterk verbeterd. De arbeidsparticipatie van westerse allochtonen is veel minder gevoelig voor conjuncturele schommelingen. Opmerking: Het aandeel per sector is ten opzichte van geselecteerde groep. Bron: CBS, Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 88 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Antilli- autoch- Marok- anen / toon kanen Arubanen Surinamers Turken × € 1.000 × € 1.000 × € 1.000 × € 1.000 × € 1.000 _______ _______ _______ _______ _______ 2001 19,5 12,8 13,2 15,6 13,7 2002 20,2 13,5 13,8 16,0 14,2 2003 20,3 13,4 14,0 15,8 13,8 2004 20,8 13,7 14,5 16,2 13,9 2005 21,2 14,2 14,5 16,3 14,1 2006 22,1 14,1 14,7 17,4 14,4
overig allocht. niet- allocht. westers westers × € 1.000 × € 1.000 _______ _______ 13,6 19,5 13,9 19,8 13,7 20,0 13,9 20,0 14,2 20,5 14,6 21,1
Netto besteedbaar huishoudensinkomen ׀�.���
18 Marokko
17
Antillen/Aruba
16 15
Suriname
14
Turkije
13 12 2001
2002
2003
2004
2005
2006
Het inkomen van allochtonen ligt lager dan het inkomen van de autochtone bevolking. Bij uitsplitsing naar land van herkomst blijkt dat vooral Turken, Marrokanen en Antillianen beduidend minder te besteden hebben. Het inkomen van de Westerse allochtonen lag in 2007 gemiddeld €1000 onder dat van de autochtonen. Bij de niet-Westerse bevolkingsgroepen lopen de verschillen op tot 7 à 8 duizend euro. Alleen voor Surinamers is de achterstand geringer. Opmerking: cijfers 2006 zijn voorlopig ; Het netto besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Bron: CBS. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 89
5. inburgering en integratie
Inkomensontwikkeling van etnische groepen
5. inburgering en integratie
Omvang en aard van sociale uitkeringen, 2007 personen van personen met waarvan met 15 - 65 jaar uitkering bijstands- uitkering ×1000 % % _______ _______ _______ Autochtoon 8.797 10,0% 1,7% Westerse allochtonen 1.028 11,8% 3,5% niet-Westerse allochtonen (totaal) 1.222 18,7% 11,1% waarvan Marokkanen 213 22,3% 13,3% Turken 255 21,1% 9,1% Surinamers 248 16,6% 7,8% Antillianen/Arubanen 94 16,4% 10,8% overige niet-westers 410 17,1% 13,3% Totaal 12.267 11,2% 2,9%
waarvan met arbeids- ongeschikt- heidsuitkering % _______ 6,9% 6,9%
waarvan met werkeloos- heidsuitkering % _______ 1,4% 1,4%
5,8%
1,8%
7,1% 9,8% 6,9% 3,8% 2,4%
1,9% 2,2% 1,9% 1,8% 1,4%
6,8%
1,5%
Autochtoon
bijstandsuitkering
Westers
arbeidsongeschiktheidsuitkering
Marokkanen Turken
werkeloosheidsuitkering
Surinamers Antillianen / Arubanen overige niet-westers �%
�%
��%
��%
��%
��%
Van de 8,8 miljoen autochtone Nederlanders in de leeftijd van 15-65 jaar heeft 10% een uitkering. Bij niet-Westerse allochtonen ligt dit percentage op bijna 19%. Bij autochtonen komen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen het vaakst voor. Bij de niet-westerse allochtonen domineren de bijstandsuitkeringen, maar ook arbeidongeschiktheidsuitkeringen komen veel voor . Van de niet-westerse allochtone groepen hebben Turken en Marokkanen het vaakst een uitkering (22%). Bron: CBS. Peildatum: 1 oktober 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 90 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
aandeel zwarte scholen* ____________________________________ >50% allochtone >80% allochtone leerlingen leerlingen ________ ________ havo-vwo 3% 2% vmbo gemengd/theoretisch-havo-vwo 5% 2% vmbo-havo-vwo 4% 2% vmbo gemengd/theoretisch 7% 4% vmbo basis/kader/gemengd/theoretisch 10% 4% vmbo basis/kader/gemengd/theoretisch 16% 7% algemeen leerjaar 23% 14% totaal voorgezet onderwijs 9% 4%
havo-vwo
aantal school vestigingen
________ 154 317 148 109 157 176 84 1145
>��% allochtone leerlingen
vmbo gemengd/theoretisch-havo-vwo vmbo-havo-vwo vmbo gemengd/theoretisch
>��% allochtone leerlingen
vmbo basis/kader/gemengd/theoretisch vmbo basis/kader/gemengd/theoretisch algemeen leerjaar totaal voorgezet onderwijs �%
�%
��%
��%
��%
��%
Allochtone leerlingen zijn erg ongelijk verdeeld over de scholen: naast ‘witte’ scholen zijn er ‘zwarte’ scholen met een leerlingenpopulatie die grotendeels uit allochtone leerlingen bestaat. Bijna een op de tien scholen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs heeft meer dan 50% niet-westerse allochtone leerlingen. * Opmerking: In het voortgezet onderwijs gaat het om de schoolsoortencombinatie van een schoolvestiging; Schoolvestigingen met meer dan 50, respectievelijk 80% allochtone leerlingen. Bron: CBS/VFI (CBS1_5, 1_6, 1_15’03); CBS/IB-groep (Bron-vo’03/’04). Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 91
5. inburgering en integratie
Segregatie in het onderwijs (zwarte scholen)
autoch- westers Turkije Marokko Suriname Ned. overige toon alloch- Antillen niet toon en Aruba westerse allocht. ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 _______ _______ _______ _______ _______ _______ _______ Totaal onderwijsniveau 6.146 702 122 93 164 61 197 Basisonderwijs 274 30 26 17 17 5 16 Vmbo, mbo1, avo onderbouw 1.178 104 30 22 32 15 31 Havo, vwo, mbo 2.706 316 49 38 80 30 96 Hbo, waaronder bachelor 1.287 111 6 6 24 7 11 WO masters, doctor 687 130 5 6 8 4 38 Onbekend onderwijsniveau 14 12 5 3 3 0 5
Behaalde diploma's
���% Onbekend onderwijsniveau
��% ��% ��%
WO masters, doctor
��% ��%
Hbo, waaronder bachelor
��% ��%
Havo, vwo, mbo
��% ��%
Vmbo, mbo�, avo onderbouw
Overige nietwesterse
Ned. Antillen / Aruba
Suriname
Marokko
Turkije
Westers
�% Autochtoon
5. inburgering en integratie
Beroepsbevolking; behaald onderwijsdiploma naar herkomst, 2006
Basisonderwijs
In vergelijking met de autochtone beroepsbevolking zijn allochtonen van niet-Westerse afkomst lager geschoold. Vooral onder Turken en Marokkanen zijn relatief veel personen die uitsluitend basisonderwijs hebben genoten of voor wie vmbo de hoogst behaalde onderwijsvorm is. Hbo niveau en wetenschappelijk onderwijs zijn vrij uitzonderlijk bij deze bevolkingsgroepen maar de laatste jaren is er een positieve ontwikkeling waar te nemen. Allochtonen van Westerse komaf daarentegen zijn juist iets hoger geschoold dan de autochtone beroepsbevolking. Bron: CBS - Centraal Bureau voor Statistiek. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 92 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
autoch- westerse Turken Marok- Suri- Antil- overige tonen alloch- kanen namers lianen / niet tonen Arubanen westerse allocht. abs. abs. abs. abs. abs. abs. abs. ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ Totaal vo en mbo 45.830 5.870 3.510 3.550 3.650 1.810 5.920 Voortgezet onderwijs 10.960 1.440 670 550 610 320 1.340 Middelbaar beroepsonderwijs 34.870 4.430 2.850 3.000 3.040 1.500 4.580 Voortijdige schoolverlaters (vsv’ers) zijn jongeren die het onderwijs verlaten zonder over een startkwalificatie (beroepsonderwijs-, havo- of vwo-diploma) te beschikken. Zonder startkwalilificatie zijn de kansen op het vinden van een baan veel kleiner. Onder allochtone jongeren is het aandeel vsv’ers twee maal zo hoog (8%) als onder autochtone jongeren (4%). De uitval is het grootst onder Antilliaanse en overige niet-westerse allochtone leerlingen. De uitval in het voortgezet onderwijs is veel geringer dan in het middelbaar beroepsonderwijs; bovendien zijn daar ook de onderlinge verschillen tussen de etnische groepen zeer gering.
20% Overige nietwesterse allochtonen
16%
12%
Antillianen / Arubanen
8%
Surinamers Marokkanen
4% Turken 0%
Totaal vo en mbo
Voortgezet onderwijs
Middelbaar beroepsonderwijs
Westerse allochtonen Autochtonen
Opmerking: In deze publicatie wordt inzicht gegeven in de achtergrondkenmerken van voortijdig schoolverlaters in vergelijking tot niet-voortijdig schoolverlaters. Deze publicatie heeft daarmee niet tot doel het totaal aantal voortijdig schoolverlaters in Nederland weer te geven. Cijfers hierover zijn berekend door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Bron: CBS. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 93
5. inburgering en integratie
Voortijdige schoolverlaters, schooljaar 2006/2007
5. inburgering en integratie
Opvattingen over aanpassen aan Nederlandse cultuur 2006 Turken Marokkanen Surinamers Antillianen / autochtonen Arubanen _________ _________ _________ _________ _________ gezinsleven helemaal eigen cultuur behouden 30% 26% 15% 14% 17% beetje eigen cultuur behouden 26% 33% 34% 28% 29% beetje aanpassen aan Nederlandse cultuur 39% 36% 39% 43% 39% helemaal aanpassen aan Nederlandse cultuur 4% 6% 13% 15% 14% 100% 100% 100% 100% 100% school of werk helemaal eigen cultuur behouden 5% 3% 1% 2% 1% beetje eigen cultuur behouden 12% 12% 10% 10% 8% beetje aanpassen aan Nederlandse cultuur 49% 39% 33% 34% 33% helemaal aanpassen aan Nederlandse cultuur 34% 47% 56% 54% 58% 100% 100% 100% 100% 100% De verschillen tussen de contexten privé en school/werk zijn aanzienlijk. Allochtonen geven aan dat ze hun cultuur meer kunnen behouden in de thuissituatie dan op school of op het werk. Daar speelt aanpassing aan de Nederlandse cultuur wel degelijk een rol. Vooral Turken en Marokkanen zijn van mening dat men in het gezinsleven de cultuur van het herkomstland moet kunnen behouden. Autochtonen hebben hierover redelijk vergelijkbare opvattingen.
Gezinsleven
Autochtonen
helemaal behouden
Antillianen / Arubanen beetje behouden
Surinamers Marokkanen
beetje aanpassen
Turken helemaal aanpassen
School/werk
Autochtonen Antillianen / Arubanen Surinamers Marokkanen Turken �%
��%
��%
��%
��%
���%
Opmerking: Opvattingen over het behoud van de eigen cultuur en het aanpassen aan de Nederlandse cultuur in het gezinsleven en op school of op het werk Bron: SCP (SIM’06) gewogen. Peildatum: 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 94 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
eigen groep autochtoon anders ______ ______ ______ Turken 94% 4% 2% eerste generatie 96% 2% 2% tweede generatie 82% 14% 4% Marokkanen 89% 5% 6% eerste generatie 91% 4% 5% tweede generatie 68% 21% 12% Surinamers 62% 29% 9% eerste generatie 68% 24% 9% tweede generatie 38% 48% 15% Antillianen 39% 40% 20% eerste generatie 47% 34% 19% tweede generatie 12% 60% 30%
______ 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Herkomst van de partner
100% anders
80%
autochtoon eigen groep
60%
40%
20%
0% Turken
Marokkanen
Surinamers
Antillianen
Vooral Turken trouwen met iemand van de eigen herkomstgroep. Personen van de tweede generatie wijken daarbij slechts weinig af van leden van de eerste generatie. Ook Marokkanen hebben de gewoonte een partner te kiezen uit de eigen kring, al wijkt de tweede generatie ook hier ook regelmatig van af. Surinamers en Antillianen kiezen veel vaker voor een autochtone huwelijkspartner, zowel de eerste als de tweede generatie. Opmerking: door afrondingen kan de optelling van de % lager of hoger dan 100% zijn. Bron: CBS (Statline); SCP (SIM’06) gewogen. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 95
5. inburgering en integratie
Etnische herkomst van de partner (gehuwd en ongehuwd) naar generatie, 2006
5. inburgering en integratie
Percentage allochtonen dat overwegend contact heeft met eigen groep, 2006 (in vrije tijd) Turken Marokkanen ______ ______ Allochtonen totaal 66% 54% Geslacht mannen 63% 53% vrouwen 69% 55% Leeftijd 15-24 jaar 56% 41% 25-44 jaar 65% 52% 45-64 jaar 73% 68% ≥ 65 jaar 94% 81% 1e of 2e generatie 1e generatie 80% 57% 2e generatie 52% 43% Opleidingsniveau maximaal bao 79% 69% vbo/mavo 64% 47% mbo/havo/vwo 53% 42% habo/wo 51% 36% Samenstelling buurt < 5% niet-westerse in buurt 34% 35% 5%-10% 53% 33% 11%-20% 62% 49% 21%-40% 68% 55% > 40% 78% 69%
Surinamers ______ 31% 29% 33% 29% 31% 34% 31% 34% 24% 43% 30% 34% 19% 10% 19% 26% 31% 44%
Antillianen ______ 31% 26% 36% 32% 31% 29% 50% 37% 13% 45% 36% 31% 16% 11% 20% 26% 45% 44%
Overwegend contact met eigen groep
��%
��%
��%
��%
�%
��%
��%
��%
��%
Turken
Marokkanen
Surinamers
Antillianen
Van de Turken gaat 66% in de vrije tijd overwegend om met leden van de eigen groep, bij Marokkanen is dit 54%. De contacten van Surinamers en Antillianen zijn beduidend minder op de eigen groep gericht. Een belangrijke rol speelt de samenstelling van de buurt: hoe meer er sprake is van een oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen des te groter is de oriëntatie op de eigen groep. Gemengde buurten zijn beter voor het onderlinge contact tussen verschillende bevolkingsgroepen. Bron: SCP (SIM’06) gewogen. Peildatum: 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 96 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Antillianen / Turken Marokkanen Surinamers Arubanen % % % % ______ ______ ______ ______ problemen met Nederlands in gesprek vaak/altijd 23% 15% 1% 3% soms 30% 25% 6% 15% nooit 47% 60% 93% 82% 100% 100% 100% 100% problemen met Nederlands bij lezen vaak/altijd 24% 19% 2% 2% soms 25% 18% 6% 8% nooit 51% 63% 93% 90% 100% 100% 100% 100% problemen met Nederlands bij schrijven vaak/altijd 33% 24% 3% 4% soms 19% 17% 5% 12% nooit 49% 59% 92% 84% 100% 100% 100% 100%
Problemen bij lezen, schrijven en spreken (vaak/altijd)
35% schrijven
30%
lezen
25%
spreken
20% 15% 10% 5% 0% Turken
Marokkanen
Surinamers
Antillianen / Arubanen
Vooral Turken en Marokkanen hebben vaak problemen met de Nederlands taal, zowel in een gesprek als bij het lezen en schrijven. Het schrijven geeft de meeste problemen. Marokkanen hebben over het algemeen iets minder moeite met de Nederlandse taal dan Turken, maar beide groepen blijven ruim achter in taalbeheersing bij de Surinamers en Antillianen. Bron: SCP (SIM’06) gewogen. Peildatum: 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 97
5. inburgering en integratie
Beheersing van het Nederlands naar etnische groep 2006
5. inburgering en integratie 98 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
6. Bewoners
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 99
6. bewoners
bevolking ��.� miljoen
huishoudens �,� miljoen
hoofdbewoner ��,�% van de huishoudens
inwonend �,�% van de huishoudens
bewoonde andere ruimten o.a. woonwagens en woonschepen �,�% van de wooneenheid
huishoudens wooneenheid �,�% van de huishoudens
woning ��,�% van de huishoudens
huurwoningen ��,�%
��-�� jr ��-�� jr ��-�� jr ��-�� jr ��-�� jr ��+
�,�% �,�% �,�% �,�% �,�% �,�%
��,�% �,�% �,�% �,�% �,�% �,�%
koopwoningen ��,�%
��,�% ��,�% ��,�% ��,�% ��,�% ��,�%
��,�% �,�% �,�% �,�% �,�% �,�%
���% ���% ���% ���% ���% ���%
In 2006 telt Nederland 7,1 miljoen huishoudens op een bevolking van ruim 16 miljoen personen. Bijna iedereen woont in een zelfstandige woning (98,8%). Ruim de helft van alle gewone woningen is een koopwoning. Slechts een gering deel van de huishoudens heeft geen eigen huisvesting en is inwonend; dit zijn vooral jongeren (studenten op kamers e.d.). Deze leeftijdsgroep woont ook relatief vaak in een wooneenheid. Bron: CBS en WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 100 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
niet-Westers aandeel bevolking 65 jaar aandeel niet Westers 65 jaar niet-Westers totaal en ouder 65+ totaal en ouder 65+ ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 _______ _______ _______ _______ _______ _______ 2007 16.358 2.368 14% 1.738 57 3% 2010 16.433 2.520 15% 1.807 71 4% 2015 16.595 2.943 18% 1.930 97 5% 2020 16.748 3.281 20% 2.047 131 6% 2025 16.882 3.616 21% 2.159 175 8% 2030 16.976 3.949 23% 2.270 233 10% 2035 17.005 4.189 25% 2.379 294 12% 2040 16.963 4.246 25% 2.488 354 14% 2045 16.880 4.110 24% 2.593 404 16% 2050 16.797 3.964 24% 2.691 458 17%
Aandeel ��-plussers
��% aandeel ��+
��% aandeel niet-Westers ��+
��% ��% ��% �% �% ����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
De term vergrijzing wordt gebruikt om aan te geven dat het aandeel ouderen in de bevolking stijgt. Het aantal 65-plussers zal toenemen van 2,4 miljoen (14%) in 2007 tot 4,2 miljoen (25%) in 2035; dan is 1 op de 4 inwoners 65-plusser. Daarna zal vermoedelijk een lichte daling optreden. Niet-westerse allochtonen zijn veel minder sterk vergrijsd dan autochtonen. Maar in de komende decennia zal dit sterk veranderen: van de niet-westerse allochtonen is in 2007 nog slechts 1 op de 30 een 65-plusser, over 40 jaar is dat gestegen naar 1 op de 6. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 101
6. bewoners
Vergrijzing van de bevolking 2007-2050
6. bewoners
Prognose aantal huishoudens naar grootte, 2007-2030 1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 of meer pers. ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ×1000 ______ ______ ______ ______ ______ 2007 2.556 2.335 896 972 440 2010 2.686 2.354 895 983 428 2015 2.904 2.408 904 983 401 2020 3.103 2.452 909 978 379 2025 3.275 2.486 895 966 369 2030 3.401 2.494 864 965 370
huishoudens totaal ×1000 ______ 7.200 7.346 7.601 7.821 7.992 8.094
Index omvang huishoudens (����=���)
��� � persoon
��� � personen
���
�personen
���
� personen
���
� of meer personen
�� �� ����
����
����
����
����
����
Het aandeel kleinere huishoudens zal blijven toenemen. Naar verwachting stijgt het aantal 1 persoons-huishoudens tot 2030 met ongeveer eenderde; de toename van 2 persoonshuishouden is minder groot (7%). Grote huishoudens van 5 personen of meer nemen sterk in aantal af. In 2007 telt Nederland 7,2 miljoen huishoudens waarvan ruim eenderde uit 1 persoonshuishoudens bestaat. In 2030 zal dit opgelopen zijn tot 42% van de 8,1 miljoen huishoudens. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 102 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
autochtonen ×1000 _______ 2007 13.184 2010 13.167 2015 13.141 2020 13.109 2025 13.061 2030 12.970
niet-westerse allochtonen ×1000 _______ 1.738 1.807 1.930 2.047 2.159 2.270
westerse allochtonen ×1000 _______ 1.432 1.459 1.525 1.592 1.662 1.737
totaal allochtonen ×1000 _______ 3.170 3.265 3.455 3.639 3.822 4.006
bevolking totaal ×1000 _______ 16.358 16.433 16.595 16.748 16.882 16.976
Index bevolkingsomvang naar herkomst (����=���)
140 autochtonen
130 niet-westerse allochtonen
120 110
westerse allochtonen
100 90 80 2007
2010
2015
2020
2025
2030
De omvang van de Nederlandse bevolking zal de komende decennia alleen nog maar toenemen door de groei van de allochtone bevolking. Tussen 2007 en 2030 bedraagt deze groei ruim een kwart (26,4%). De autochtone bevolking neemt vanaf 2007 licht af. Per saldo neemt de totale bevolking tussen 2007 en 2030 toe met bijna 4%. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 103
6. bewoners
Prognose bevolkingsomvang naar herkomst, 2007-2030
6. bewoners
Leeftijden van huishoudenstypen 2002 en 2006 alleenstaand (echt)paar (echt)paar zonder kinderen met kinderen ×1000 ×1000 ×1000 2002 _______ _______ _______ <25 244 75 24 25-34 486 362 416 35-44 330 187 956 45-54 281 272 788 55-64 270 533 228 65+ 733 651 92 totaal 2.344 2.080 2.505 2006 <25 272 58 26 25-34 460 309 363 35-44 352 172 970 45-54 307 237 834 55-64 317 624 257 65+ 775 721 77 totaal 2.483 2.121 2.527
totaal ×1000 _______ 343 1.265 1.473 1.341 1.031 1.475 6.930
356 1.133 1.493 1.378 1.198 1.573 7.131
Wijziging huishoudenssamenstelling ����/����
250.000 (echt)paar met kinderen
200.000 150.000
(echt)paar zonder kinderen
100.000 50.000
alleenstaand
0 -50.000 -100.000 -150.000 <25
25-34
35-44
45-54
55-64
65+
totaal
Tussen 2002 en 2006 is het aantal huishoudens met ruim 200 duizend ofwel 3% toegenomen. Bij uitsplitsing naar leeftijd en samenstelling doen zich verschillende ontwikkelingen voor. Er is sprake van een forse afname van alle huishoudens, ongeacht de samenstelling, in de leeftijdsklasse van 25-34 jaar. Daarnaast zijn ook de huishoudens zonder kinderen in de leeftijdsklasse tot 55 jaar en de 65+ huishoudens met kinderen enigszins in omvang gedaald. Met uitzondering van de 25-34 jarigen is het aantal alleenstaanden in alle leeftijdsgroepen toegenomen. Bron: WBO2002 en WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 104 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1978 1982 1986 1990 1994 1998 _____ _____ _____ _____ _____ _____ eenpersoons huishouden 18% 22% 28% 29% 31% 33% niet gezinshuishouden 3% 2% 1% 1% 0% 1% (echt)paar zonder kinderen 26% 26% 26% 28% 30% 31% (echt)paar met kinderen 48% 43% 38% 35% 33% 30% een-oudergezin 5% 7% 7% 7% 6% 5% totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% totaal aantal (×1.000) 4.692 5.111 5.565 5.961 6.407 6.699
2002 _____ 34% 1% 29% 30% 6% 100%
2006 _____ 35% 1% 29% 29% 6% 100%
6.929
7.131
60% eenpersoons huishouden
50%
niet gezinshuishouden
40% 30%
(echt)paar zonder kinderen
20% (echt)paar met kinderen
10%
een-oudergezin
0% 1978
1982
1986
1990
1994
1998
2002
2006
De samenstelling van de huishoudens in Nederland is de afgelopen 30 jaar veranderd. Het aandeel van het traditionele gezin met kinderen is vooral in de jaren 80 sterk afgenomen terwijl het aandeel eenpersoonshuishoudens verdubbeld is. De omvang van de overige groepen is vrij stabiel gebleven. Bron: WBO’s 1978 t/m 2002, WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 105
6. bewoners
Samenstelling van huishoudens 1978-2006
6. bewoners
74,0% huurders
65,4% huurtoeslagontvangers
33,4% huurders
6,1% huurtoeslagontvangers
aandachtsgroep
niet-aandachtsgroep
�.���.��� huishoudens ��,�%
�.���.��� huishoudens ��,�%
53,6% alleenstaand
31,0% 65-plussers
27,4% alleenstaand
44,2% huurders
18,5% 65-plussers
32,3% huurtoeslagontvangers
totaal aantal huishoudens �.���.��� huishoudens ���%
34,8% alleenstaand
22,1% 65-plussers
Binnen het woonbeleid wordt onderscheid gemaakt naar verschillende groepen; ouderen, jongeren, huishoudens met een laag inkomen. Laatstgenoemde groep wordt ook wel aangeduid als de aandachtsgroep of doelgroep en wordt gedefinieerd op basis van huishoudensamenstelling, leeftijd en inkomen. Nederland telt in 2006 ruim 2 miljoen huishoudens in de doelgroep (28%). Deze groep is vooral te vinden in de huursector; 3 op de 4 huishoudens zijn huurders terwijl deze verhouding bij de overige huishoudens 1 op 3 is. Verder zijn huishoudens behorend tot de doelgroep in vergelijking met de overige huishoudens ruim 1,5 keer zo vaak 65-plusser, 2 keer zo vaak alleenstaand en 11 keer zo vaak ontvanger van huurtoeslag. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 106 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
doelgroep __________ ontvangt huurtoeslag 65% woont in huurwoning 74% eenpersoonshuishouden 54% 65-plusser 31% (netto) huurquote 28% (netto) koopquote 26% netto besteedbaar huishoudinkomen (per jaar) € 14.390 hypotheek bij koopwoning 80%
niet-doelgroep __________ 6% 33% 27% 19% 21% 15% € 35.090 88%
alle huishoudens __________ 32% 44% 35% 22% 24% 16% € 29.620 87%
niet-doelgroep
(netto) koopquote
doelgroep
(netto) huurquote ��-plusser eenpersoonshuishouden woont in huurwoning ontvangt huurtoeslag �%
��%
��%
��%
��%
De woonquote geeft de relatie weer tussen het inkomen en de woonlasten. Een (netto) quote van 25% betekent dat gemiddeld 25% procent van het (netto) besteedbaar inkomen aan woonlasten wordt besteed. De gemiddelde woonquote van alle huishoudens lag in 2006 in de huursector op 24% en in de koopsector op16%. De doelgroep heeft in beide sectoren een hogere woonquote dan de overige huishoudens. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 107
6. bewoners
Profielschets doelgroep en niet-doelgroep, 2006
6. bewoners
Huisvesting doelgroep in eengezinswoningen naar eigendom en prijsklasse, 2006 doelgroep doelgroep met totaal huurtoeslag ______ ______ huurwoningen Totaal (×1.000) 1.331 870 tot ondergrens huurtoeslag 4% 1% tot kwaliteitskortingsgrens 28% 23% tot aftoppingsgrens 53% 60% tot liberalisatiegrens 12% 13% boven liberalisatiegrens 4% 3% totaal 100% 100%
niet- doelgroep
alle huishoudens
______
______
1.673 2% 20% 52% 17% 9% 100%
3.004 3% 23% 52% 15% 7% 100%
koopwoningen Totaal (×1.000) 467 3.329
3.796
Huurprijsniveau naar groep
���% boven liberalisatiegrens
��% ��%
tot liberalisatiegrens
��%
tot aftoppingsgrens
��%
tot kwaliteitskortingsgrens
�% doelgroep totaal
doelgroep met huurtoeslag
niet- doelgroep
alle huishoudens
tot ondergrens huurtoeslag
De betaalbare voorraad bestaat uit alle huurwoningen met een maandhuur tot de aftoppingsgrens (definitie VROM). Deze definitie sluit aan bij de huursubsidiewetgeving; de aftoppingsgrens is de maximale huurprijs om in aanmerking te kunnen komen voor huurtoeslag. Conform verwachting wonen huishoudens met een laag inkomen relatief vaak in een goedkopere huurwoning; van de doelgroep woont 85% in een betaalbare huurwoning tegenover 74% van de overige huishoudens. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 108 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
koop, koop, huur, huur, eengezins meergezins eengezins meergezins _________ _________ _________ _________ tot 25 11% 7% 15% 67% 25-44 alleenstaand 18% 17% 12% 52% 25-44 paar zonder kinderen 54% 14% 11% 20% 25-44 gezin met kinderen 65% 3% 19% 13% 45-65 alleenstaand 28% 10% 23% 39% 45-64 paar zonder kinderen 65% 6% 20% 9% 45-64 gezin met kinderen 70% 2% 20% 8% 65+ alleenstaand 24% 8% 25% 44% 65+ meerpersoons 46% 7% 27% 20%
��+ meerpersoons
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
koop eengezins
��+ alleenstaand
koop meergezins
��-�� gezin met kinderen
huur eengezins
��-�� paar zonder kinderen ��-�� alleenstaand
huur meergezins
��-�� gezin met kinderen ��-�� paar zonder kinderen ��-�� alleenstaand tot �� �%
��%
��%
��%
��%
���%
Jongeren tot 25 jaar en alleenstaanden wonen veel vaker in een huurwoning dan de overige huishoudens. Bij de jongeren gaat het daarbij beduidend vaker om een gehuurde meergezinswoning dan om een gehuurde eengezinswoning, terwijl voor alleenstaanden in de leeftijdscategorieën 45-65 en 65+ dit accent minder scherp is. Van de paren in de leeftijdscategorieën 2544 en 45-65 woont ongeveer 70% in een woning in de koopsector. Het accent ligt daarbij grotendeels op de eengezinssector; als er echter sprake is van een meergezinswoning dan worden die voornamelijk bewoond door de paren zonder kinderen. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 109
6. bewoners
Huisvesting naar huishoudenstype en woningtype, 2006
6. bewoners
Spreiding VvE’s (Vereniging van Eigenaren), 2007 aantal VvE’s ________ Nederland 94.000
aantal koopappartementen ________ 520.020
waarvan in Amsterdam 11.660 Rotterdam 9.400 Den Haag 19.710 Utrecht 4.620
60.230 45.250 62.180 19.740
�.��� ��� ���
��.���
�.���
��� �.���
�.���
��.���
���
�.��� �.���
Verenigingen van eigenaren komen vooral voor in Noord- en Zuid-Holland. Bijna de helft van de VVE’s is geconcentreerd in de 4 grote steden. Van de ca. 94.000 VvE’s is 82% niet groter dan 10 appartementen, de gemiddelde omvang is ruim 5 appartementen. Iedere bezitter van een appartement is per definitie lid van een Vereniging van Eigenaren om, samen met de andere appartementseigenaren, de gemeenschappelijke delen van het gebouw (o.a. trappenhuis, dak, cv-installatie) en de grond die bij het gebouw hoort te onderhouden. Een actieve VvE (80%) houdt minimaal 1 keer per jaar een vergadering en int een financiële bijdrage voor gemeenschappelijke kosten. Slapende VvE’s (20%) laten deze taken liggen en komen voornamelijk voor bij vooroorlogse appartementen. Bron: Kadaster, Systeem woningvoorraad SYSWOV en WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 110 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
aantal totaal
starter _________________ 2001 2004 ×1000 ×1000 ______ ______ 82 86
semi-starter _________________ 2001 2004 ×1000 ×1000 ______ ______ 80 68
doorstromer _________________ 2001 2004 ×1000 ×1000 ______ ______ 316 295
naar leeftijd tot 25 37% 32% 19% 10% 5% 5% 25-34 53% 54% 39% 45% 35% 34% 35-44 5% 10% 19% 22% 25% 28% 45-54 3% 3% 15% 10% 14% 13% 55+ 2% 2% 8% 12% 22% 20%
100%
����
����
100%
����
100%
����
100%
����
100%
100%
����
���% ��+
��% ��%
��-��
��%
��-��
��% ��%
��-��
��% ��%
tot ��
��% ��% �% starter
semi-starter
doorstromer
Starters zijn over het algemeen aanzienlijk jonger dan doorstromers; semi-starters nemen een middenpositie in. Semi-starters zijn huishoudens waarvan de woning na verhuizing niet beschikbaar komt voor de woningmarkt, bijvoorbeeld door echtscheiding of sloop van de woning. Tussen 2001 en 2004 is het aandeel starters en semi-starters jonger dan 25 jaar afgenomen. Bij starters gaat dit gepaard met een relatieve toename van 35-44 jarigen. Bij de semi-starters is de verschuiving in de overige leeftijdscategorieen meer divers. De leeftijdsverdeling onder doorstromers is ongewijzigd gebleven. Bron: WoON 2006 / WBO 2002. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 111
6. bewoners
Leeftijd waarop huishoudens zijn gestart of doorgestroomd
6. bewoners
Ouderen in nieuwbouwwoningen, 1984-2006 oudere huishoudens (55+) ouderenwoningen in nieuwbouw in nieuwbouw goedkope huursector ____________________________ ____________________________ aantal % aantal % bouwjaar _______ _______ _______ _______ 1984 17.200 15% 2.300 8% 1986 18.000 17% 2.400 10% 1988 25.300 21% 2.900 20% 1990 23.700 24% 2.300 30% 1992 19.800 23% 2.100 35% 1994 20.400 23% 1.200 30% 1996 27.100 30% 1.800 38% 1998 20.800 23% 1.400 32% 2000 18.300 26% 1.100 35% 2002 17.700 27% 600 31% 2004 17.100 26% 400 33% 2006 24.100 33% 240 41%
��% oudere huishoudens (��+) in nieuwbouw
��%
ouderenwoningen in nieuwbouw goedkope huursector
��% ��% ��% �% ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����
Het aandeel oudere huishoudens in de nieuwbouw is tussen 1984 en 2006 meer dan verdubbeld; in 2006 is 1 op de 3 nieuwbouwbewoners 55-plusser; in 1984 was dat nog bijna 1 op 7. Het aantal nieuwgebouwde ouderenwoningen in de goedkope huursector is tussen 1984 en 2006 gedaald tot een te verwaarlozen aantal. Bron: BNW 2007. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 112 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
55-64 jaar _________ reguliere woning 94,9% ouderenwoning, bejaardenwoning, seniorenwoning 3,5% aanleunwoning 0,1% serviceflat 0,2% woonzorgcomplex 0,1% overige 1,2% 100% totaal (×1.000) 1.185
65-74 jaar _________ 85,4% 10,7% 0,8% 0,9% 0,3% 2,0% 100%
75 jaar e.o. _________ 67,9% 19,2% 5,3% 3,7% 1,8% 2,1% 100%
totaal _________ 84,9% 9,8% 1,7% 1,3% 0,6% 1,7% 100%
813
722
2.719
Gemiddeld aantal personen per huishouden
aanleunwoning �,�% serviceflat �,�% reguliere woning ��,�%
woonzorgcomplex �,�% overige �.�%
ouderenwoning, bejaardenwoning, seniorenwoning �,�%
Van alle zelfstandig wonende 55-plussers woont gemiddeld 15% in een woning die speciaal is bestemd of geschikt gemaakt voor ouderen. Voor het overgrote deel, bijna driekwart, betreft dit woningen die als zodanig aangemerkt worden; de overige woningtypen (aanleunwoning, serviceflat, woon-zorgcomplex e.d.) komen minder voor. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 113
6. bewoners
Zelfstandig wonende oudere huishoudens naar woningtype, 2006
6. bewoners
Ouderen naar lichamelijke beperking 2006 mate van lichamelijke beperkingen geen licht matig ×1000 ×1000 ×1000 ______ ______ ______ jonger dan 55 jaar 3.987 90 238 55-64 jaar 934 55 166 65-74 jaar 553 52 166 75-84 jaar 235 49 204 85 jaar e.o. 31 9 73 totaal 5.741 256 847
ernstig ×1000 ______ 45 43 54 94 52 288
totaal ×1000 ______ 4.360 1.198 826 583 164 7.131
Lichamelijke beperking
100% ernstig
80%
matig
60%
licht
40%
geen
20% 0% <55 jaar
55-64 jaar
65-74 jaar
75-84 jaar
85 jaar e.o.
De mate van lichamelijke beperking is een door het SCP ontwikkelde maat en wordt berekend met behulp van een groot aantal enquetevragen. In de leeftijdsgroep tot 55 jaar heeft 9% in mindere of meerdere mate lichamelijke beperkingen. Naarmate de leeftijd toeneemt wordt dit aandeel hoger en ligt voor 85-plussers op 81%. Deze relatieve toename betreft nagenoeg uitsluitend matige en ernstige beperkingen. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 114 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
leeftijd 55-59 jaar 60-64 jaar 65-69 jaar 70-74 jaar 75-79 jaar 80+ jaar
1982 _____ 43% 39% 33% 29% 29% 30%
1986 _____ 45% 42% 37% 31% 27% 28%
1990 _____ 49% 43% 37% 35% 30% 26%
1994 _____ 53% 49% 41% 33% 31% 26%
1998 _____ 58% 51% 44% 38% 32% 24%
2002 _____ 62% 57% 49% 43% 35% 28%
2006 _____ 63% 60% 54% 46% 40% 30%
Index bevolkingsomvang naar herkomst (����=���)
��% ��-�� jaar
��%
��-�� jaar
��%
��-�� jaar
��%
��-�� jaar
��%
��-�� jaar ��+ jaar
��% ����
����
����
����
����
����
����
Het aandeel eigenaarbewoners onder senioren is de afgelopen 25 jaar sterk toegenomen. Als mensen eenmaal een eigen woning bezitten blijven ze daar veelal in wonen ook wanneer ze ouder worden. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 115
6. bewoners
Ontwikkeling eigen-woningbezit bij ouderen
6. bewoners
Netto huurquote van oudere huishoudens, 2006 netto huurquote tot 55 55-64 65-74 75 jaar 55 jaar jaar jaar jaar en ouder en ouder ______ ______ ______ ______ ______ tot 12% 8% 7% 5% 3% 5% 12-16% 16% 14% 9% 6% 10% 16-20% 20% 17% 18% 13% 16% 20-24% 18% 18% 21% 20% 20% 24% en meer 39% 44% 47% 57% 49% Netto huurquote gemiddeld 23,5% 23,4% 24,5% 27,1% 25,0%
alle huishoudens ______ 7% 13% 18% 19% 43%
24,2%
Netto huurquote
���% ��% en meer
��%
��-��%
��%
��-��%
��%
��-��%
��%
tot ��%
�% tot �� jaar
��-�� jaar
��-�� jaar
�� jaar e.o.
�� jaar e.o.
alle huishoudens
De netto huurquote geeft de netto huuruitgaven van huurders uitgedrukt als percentage van het netto huishoudinkomen. Een quote van 20% houdt in dat een huishouden gemiddeld 1/5 deel van het besteedbaar inkomen aan netto huurlasten (basishuur-huurtoeslag) besteedt. In vergelijking met de overige huishoudens hebben 55-plussers gemiddeld een hogere huurquote. De verschillen worden daarbij groter naarmate de leeftijd toeneemt. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 116 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Uitgaven per maand 2002 ______ Basishuur € 382 Netto huur (basishuur-huurtoeslag) € 328 Bijkomende woonuitgaven € 122 Totale netto woonuitgaven € 450 Gemiddeld netto inkomen € 17.590 Netto huurquote 24,3% Totale woonquote huursector 33,8%
2006 ______ € 429 € 370 € 170 € 540 € 18.660 25,9% 38,3%
Huur- en woonquote
��% totale woonquote
��%
netto huurquote
��%
��% ����
����
De relatie tussen het netto inkomen en de totale netto woonuitgaven van huurders (netto huur + bijkomende uitgaven voor gas, water, elektra en eventuele servicekosten) wordt uitgedrukt in de totale woonquote en is per definitie hoger dan de netto huurquote, waarbij de extra kosten buiten beschouwing worden gelaten. Tussen 2002 en 2006 is de toename van de huurquote onder huurders van 65 jaar en ouder vooral het gevolg van een toename van de bijkomende woonuitgaven. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 117
6. bewoners
Woonuitgaven van huurders van 65 jaar en ouder
6. bewoners
Thuiswonende en uitwonende studenten, studiejaar 2007/2008 universiteit hogeschool beroepsonderwijs __________ __________ __________ studenten met studiefinanciering 168.500 284.400 212.700 aantal thuiswonend 44.200 148.500 153.900 aantal uitwonend 124.300 135.800 58.800 aandeel thuiswonend 26% 52% 72% aandeel uitwonend 74% 48% 28% 100% 100% 100%
totaal __________ 665.600 346.600 318.900
100% aandeel uitwonend
80%
aandeel thuiswonend
60% 40% 20% 0% universiteit
hogeschool
beroepsonderwijs
Van de 666 duizend studenten met studiefinanciering volgt in het studiejaar 2007/2008 25% universitair onderwijs, 32% beroepsonderwijs en 43% een opleiding op een hogeschool. Iets meer dan de helft van de studenten met een studiebeurs woont nog thuis. Per type instelling varieert dit echter flink. Vooral studenten aan de universiteit hebben het ouderlijk huis verlaten (74%), terwijl van degenen die zijn ingeschreven bij een instelling voor beroepsonderwijs nog bijna driekwart thuis woont. Bij hogeschoolstudenten is de verhouding thuis-/uitwonend vrijwel gelijk. Bron: IBG. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 118 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
allochtoon allochtoon autochtoon niet-westers westers ________ ________ ________ aantal kamers een of twee kamers 9% 15% 11% drie kamers 19% 27% 24% vier kamers 33% 37% 33% vijf of meer kamers 40% 21% 31% 100% 100% 100% bouwjaar voor 1945 20% 18% 22% 1945-1969 25% 31% 27% vanaf 1970 55% 52% 51% 100% 100% 100% eigendomsverhouding koop 60% 26% 46% huur 40% 74% 54% 100% 100% 100% aantal woningen (×1.000) 5.569 610 621
totaal huishoudens ________ 9% 20% 33% 38% 100% 20% 25% 55% 100% 56% 44% 100% 6.801
40% vijf of meer kamers
35% 30% 25%
vier kamers
20%
drie kamers
15%
een of twee kamers
10% 5% 0% autochtoon
allochtoon niet-westers
allochtoon westers
Allochtonen wonen in vergelijking met autochtonen veel vaker in een kleine woning en in de huursector. Voor niet-westerse allochtonen is dit verschil veel scherper dan voor allochtonen van westerse komaf. Wat betreft het bouwjaar van de woning is het verschil tussen de onderscheiden bewonersgroepen veel kleiner; alleen het aandeel niet-westerse allochtonen in de naoorlogse voorraad is hoger dan gemiddeld. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 119
6. bewoners
Kenmerken van woningen van allochtonen en autochtonen 2006
6. bewoners
Omvang van de doelgroep naar gemeentegrootte omvang doelgroep 2002 omvang doelgroep 2006 _____________________ _____________________ aantal inwoners ×1000 % ×1000 % gemeente _________ _________ _________ _________ < 20.000 223 18% 218 21% 20.000 - < 50.000 401 19% 557 24% 50.000 - < 100.000 279 24% 376 29% 100.000 - < 150.000 173 24% 206 28% 150.000 - < 250.000 193 30% 238 35% 250.000 of meer 359 34% 423 39% totaal 1.629 24% 2.019 28%
ontwikkeling doelgroep _____________________ ×1000 % _________ _________ -5 -2% 156 39% 97 35% 33 19% 45 23% 64 18% 390 24%
Doelgroep naar gemeentegrootte
omvang doelgroep ����
���.��� of meer
���.��� - < ���.��� omvang doelgroep ����
���.��� - < ���.���
��.��� - < ���.���
��.��� - < ��.���
< ��.��� �%
��%
��%
��%
��%
��%
Nederland telde in 2002 ruim 1,6 miljoen huishoudens in de aandachtsgroep. Vier jaar later is dit aantal toegenomen met bijna 25% tot 2 miljoen huishoudens. Bij onderscheid naar gemeentegrootte blijkt dat deze toename iets geringer is in de grootste gemeenten en er zelfs een afname is in gemeenten tot 20.000 inwoners. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 120 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
<15 jaar 15–24 jaar 25-49 jaar 50–64 jaar 65–79 jaar >80 jaar _______ _______ _______ _______ _______ _______ België 17% 12% 35% 18% 13% 5% Cyprus 18% 16% 37% 17% 10% 3% Denemarken 19% 11% 35% 20% 11% 4% Duitsland 14% 12% 36% 18% 15% 5% Engeland 18% 13% 35% 18% 12% 4% Estland 15% 15% 35% 18% 14% 3% Finland 17% 12% 33% 21% 12% 4% Frankrijk 18% 13% 34% 18% 12% 5% Griekenland 14% 12% 38% 18% 15% 4% Hongarije 15% 13% 36% 20% 12% 4% Ierland 20% 15% 38% 16% 8% 3% Italië 14% 10% 37% 18% 15% 5% Letland 14% 16% 36% 18% 14% 3% Litouwen 16% 16% 36% 17% 12% 3% Luxemburg 18% 12% 39% 17% 11% 3% Malta 17% 14% 35% 21% 11% 3% Nederland 18% 12% 36% 19% 11% 4% Oostenrijk 16% 12% 38% 18% 12% 4% Polen 16% 16% 36% 19% 11% 3% Portugal 15% 12% 37% 18% 13% 4% Slovenië 14% 13% 38% 20% 13% 3% Slowakije 16% 16% 38% 18% 9% 3% Spanje 15% 11% 41% 17% 12% 5% Tsjechië 14% 13% 37% 21% 11% 3% Zweden 17% 13% 33% 20% 12% 5% EU-25 16% 12% 36% 18% 13% 4%
totaal (×1000) _______ 10.585 779 5.447 82.315 60.853 1.342 5.277 61.538 11.172 10.066 4.315 59.131 2.281 3.385 476 408 16.358 8.299 38.125 10.599 2.010 5.394 44.475 10.287 9.113 464.030
In de 25 EU-lidstaten tezamen wonen in 2007 inmiddels zo’n 464 miljoen mensen, ruim 8% van de wereldbevolking. Ze overtreffen daarmee de Verenigde Staten van Amerika (ruim 300 miljoen inwoners), maar de hoogste bevolkingsaantallen vinden we in China (1,3 miljard) en India (1,1 miljard). Binnen de EU neemt Nederland 4% van de bevolking voor haar rekening en staat daarmee op de 7e plaats. Koploper is Duitsland met 82 miljoen (18% van de EU-bevolking). De vergrijzing is het grootst in Italië en Duitsland, waar 20% van de inwoners 65 jaar of ouder is; het laagst is het aandeel 65-plussers in Ierland (11%). Ook Nederland scoort met 14% relatief laag in dit opzicht. Bron: Eurostat. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 121
6. bewoners
Bevolkingssamenstelling EU-lidstaten naar leeftijd, 2007
6. bewoners
Oppervlakte en bevolkingsdichtheid in de EU-lidstaten, 2006 oppervlakte aantal inwoners km2 ×1.000 _______ _______ België 30.528 10.511 Cyprus 9.250 766 Denemarken 43.098 5.427 Duitsland 357.093 82.438 Engeland 243.069 60.393 Estland 45.288 1.345 Finland 338.176 5.256 Frankrijk 632.834 62.999 Griekenland 131.957 11.125 Hongarije 93.028 10.077 Ierland 69.797 4.209 Italië 301.336 58.752 Letland 64.589 2.295 Litouwen 65.300 3.403 Luxemburg 2.586 469 Malta 316 405 Nederland 41.543 16.334 Oostenrijk 83.844 8.266 Polen 312.685 38.157 Portugal 92.118 10.570 Slovenië 20.273 2.003 Slowakije 49.034 5.389 Spanje 505.987 43.758 Tsjechië 78.867 10.251 Zweden 441.370 9.048 EU-25 4.053.964 463.646
inwoners per km2 _______ 348 84 126 231 250 31 17 100 85 108 62 200 37 54 183 1.288 484 100 122 115 100 110 87 133 22 117
De bevolkingsdichtheid is de verhouding tussen het oppervlak en het aantal inwoners van een bepaald gebied. De 25 EUlidstaten tezamen hebben met een grondgebied van ruim 4 miljoen km2 waarop zo’n 464 miljoen mensen wonen een bevolkingsdichtheid van gemiddeld 117 inwoners per km2. De bevolking is bij lange na niet gelijkmatig verdeeld over de lidstaten. Het zeer dichtbevolkte Malta spant de kroon en wordt zij het op afstand gevolgd door Nederland met 484 inwoners per km2. Opmerking: De oppervlakte is definieerd als het nationale territorium, exclusief territoriale of binnenlandse wateren Bron: Eurostat. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 122 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1985 1990 1995 2000 2005 2008 verandering inwoners ×1 mln ×1 mln ×1 mln ×1 mln ×1 mln ×1 mln 1985-2008 ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ België 9,9 9,9 10,1 10,2 10,4 10,7 6% Cyprus 0,5 0,6 0,6 0,7 0,7 0,8 39% Denemarken 5,1 5,1 5,2 5,3 5,4 5,5 6% Duitsland 77,7 79,1 81,5 82,2 82,5 82,2 6% Engeland 56,5 57,2 57,9 58,8 60,1 61,2 6% Estland 1,5 1,6 1,4 1,4 1,3 1,3 -12% Finland 4,9 5,0 5,1 5,2 5,2 5,3 7% Frankrijk 55,2 56,6 57,8 58,8 60,8 61,9 10% Griekenland 9,9 10,1 10,6 10,9 11,1 11,2 12% Hongarije 10,7 10,4 10,3 10,2 10,1 10,0 -5% Ierland 3,5 3,5 3,6 3,8 4,1 4,4 16% Italië 56,6 56,7 56,8 56,9 58,5 59,6 3% Letland 2,6 2,7 2,5 2,4 2,3 2,3 -10% Litouwen 3,5 3,7 3,6 3,5 3,4 3,4 -3% Luxemburg 0,4 0,4 0,4 0,4 0,5 0,5 26% Malta 0,3 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 21% Nederland 14,5 14,9 15,4 15,9 16,3 16,4 13% Oostenrijk 7,6 7,6 7,9 8,0 8,2 8,3 9% Polen 37,1 38,0 38,6 38,7 38,2 38,1 3% Portugal 10,0 10,0 10,0 10,2 10,5 10,6 5% Slovenië 1,9 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 3% Slowakije 5,1 5,3 5,4 5,4 5,4 5,4 5% Spanje 38,4 38,8 39,3 40,0 43,0 45,3 12% Tsjechië 10,3 10,4 10,3 10,3 10,2 10,4 -1% Zweden 8,3 8,5 8,8 8,9 9,0 9,2 8% EU-25 432,0 438,4 445,9 450,4 459,8 466,4 7%
Op 1 januari 2008 woonden er in de Europese Unie 466 miljoen mensen. Dat is bijna 35 miljoen (8%) meer dan 23 jaar geleden. Deze groei komt grotendeels voor rekening van de lidstaten met veel inwoners, zoals Duitsland, Engeland, Frankrijk, Spanje en -zij het in mindere mate- Italië. De in 2004 toegetreden landen zorgden voor een toename met een half miljoen mensen. In Nederland is de bevolking in de afgelopen 23 jaar met 2 miljoen gegroeid (13%) en komt daarmee op de 6e plaats. Bron: Eurostat. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 123
6. bewoners
Aantal inwoners van EU-lidstaten, 1985-2008
6. bewoners
Bevolkingsprognose EU-lidstaten, 2008-2050 2008 2010 2015 2020 2030 2040 2050 Verandering ×1 mln ×1 mln ×1 mln ×1 mln ×1 mln ×1 mln ×1 mln 2008-2050 inwoners ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ België 10,7 10,8 11,1 11,3 11,7 12,0 12,2 14% Cyprus 0,8 0,8 0,9 1,0 1,1 1,2 1,3 58% Denemarken 5,5 5,5 5,6 5,7 5,8 5,9 5,9 8% Duitsland 82,2 82,1 81,9 81,5 80,2 77,8 74,5 -9% Engeland 61,3 62,0 63,8 65,7 69,2 72,0 74,5 22% Estland 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 1,2 1,2 -12% Finland 5,3 5,3 5,4 5,5 5,6 5,5 5,4 3% Frankrijk 61,9 62,6 64,2 65,6 68,0 69,9 71,0 15% Griekenland 11,2 11,3 11,5 11,6 11,6 11,6 11,4 2% Hongarije 10,0 10,0 10,0 9,9 9,7 9,4 9,1 -10% Ierland 4,4 4,6 5,1 5,4 5,9 6,2 6,5 48% Italië 59,5 60,0 60,9 61,4 61,9 62,0 61,2 3% Letland 2,3 2,2 2,2 2,2 2,0 1,9 1,8 -21% Litouwen 3,4 3,3 3,3 3,2 3,1 2,9 2,7 -19% Luxemburg 0,5 0,5 0,5 0,6 0,6 0,7 0,7 45% Malta 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 1% Nederland 16,4 16,5 16,7 16,9 17,2 17,2 16,9 3% Oostenrijk 8,3 8,4 8,6 8,7 9,0 9,1 9,1 10% Polen 38,1 38,1 38,1 38,0 37,0 35,2 33,3 -13% Portugal 10,6 10,7 10,9 11,1 11,3 11,5 11,4 8% Slovenië 2,0 2,0 2,1 2,1 2,0 2,0 1,9 -7% Slowakije 5,4 5,4 5,4 5,4 5,3 5,1 4,9 -10% Spanje 45,3 46,7 49,4 51,1 52,7 53,3 53,2 18% Tsjechië 10,3 10,4 10,5 10,5 10,4 10,2 9,9 -4% Zweden 9,2 9,3 9,6 9,9 10,3 10,5 10,7 16% EU-25 466,4 470,5 479,2 485,8 493,1 494,6 491,2 5%
De prognose is dat de Europese Unie in 2050 ruim 491 miljoen inwoners telt. Dat is bijna 25 miljoen ofwel 5% meer dan in 2008. Opvallend is vooral de aanvankelijke stagnatie in de groei en in Duitsland en Polen een afname van het aantal inwoners na 2015. Ook in Nederland blijft de komende 40 jaar de toename met een half miljoen inwoners (3%) beperkt. Bron: Eurostat, Peildatum: 1 januari Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 124 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
7. Betaalbaarheid
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 125
7. betaalbaarheid
Uitgaven Huurtoeslag en BEW (Bevorderen Eigen Woningbezit) Huurtoeslag ×1 mln. __________ 2004 1.557 2005 1.533 2006 2.050 2007 2.168 2008 2.052 2009 (raming) 1.986
BEW (bevorderen eigen woningbezit) ×1 mln. __________ 0,91 1,41 1,45 1,32 9,60 15,50
Huurtoeslag (� mln)
�.���
�.���
�.���
�.���
���
� ����
����
����
����
����
����
VROM is verantwoordelijk voor de Wet op de Huurtoeslag, de begroting van de huurtoeslag en het beleid dat daarmee samenhangt. De huurtoeslag wordt uitgekeerd door de belastingdienst. De Wet Bevordering Eigen Woningbezit is ook de verantwoordelijkheid van VROM. In dit geval kent SenterNovem de subsidie toe. Bron: begrotingen VROM/WWI Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 126 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
aftrek betaalde hypotheekrente bijtelling eigen woningforfait ×1 miljard ×1 miljard _________ _________ 1998 14,9 4,1 1999 16,2 4,2 2000 16,8 4,3 2001 18,3 4,4 2002 20,5 4,6 2003 23,7 4,8 2004 25,0 5,1 2005 25,6 4,5 2006 26,9 4,6 2007 28,5 4,9 2008 29,4 5,0
saldo aftrek eigen woning ×1 miljard _________ 10,8 12,0 12,5 13,9 15,9 18,9 19,9 21,1 22,3 23,6 24,4
Saldo aftrek eigen woning
�� �� �� �� �� � � ����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
Het eigen woningforfait is een fiscale bijtelling in verband met de voordelen die genoten worden uit een eigen woning. Het is een aftrekpost op het belastingformulier. Dit bedrag wordt door de woningeigenaren op het belastingformulier gesaldeerd met de betaalde hypotheekrente en aldus wordt het saldo aftrek eigen woning berekend. Voor alle woningeigenaren gezamelijk is deze aftrekpost in 2008 24,4 miljard. Bron: begrotingen VROM/WWI Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 127
7. betaalbaarheid
Uitgaven betaalbaarheid eigen woning
koopwoningen _____________ Groningen € 175.000 Friesland € 202.000 Drenthe € 218.000 Overijssel € 231.000 Flevoland € 206.000 Gelderland € 268.000 Utrecht € 287.000 Noord-Holland € 273.000 Zuid-Holland € 245.000 Zeeland € 198.000 Noord-Brabant € 279.000 Limburg € 218.000 Nederland € 249.000 eengezinswoning € 259.000 meergezinswoning € 184.000 sociale verhuurder particuliere verhuurder
huurwoningen _____________ € 100.000 € 106.000 € 117.000 € 130.000 € 131.000 € 159.000 € 168.000 € 171.000 € 139.000 € 111.000 € 161.000 € 130.000 € 147.000 € 165.000 € 134.000 € 140.000 € 178.000
WOZ-waarde
€ 350.000 € 300.000
koopwoningen
€ 250.000
huurwoningen
€ 200.000 € 150.000 € 100.000 € 50.000
Limburg
N-Brabant
Zeeland
Z-Holland
N-Holland
Utrecht
Gelderland
Flevoland
Overijssel
Drenthe
Friesland
€0 Groningen
7. betaalbaarheid
Gemiddelde WOZ-waarde van huur- en koopwoningen 2006
Gemeenten zijn verplicht al het onroerend goed binnen de gemeentegrenzen periodiek te taxeren en de vastgestelde WOZwaarde te gebruiken bij diverse belastingen. Zowel voor koop- als huurwoningen ligt de gemiddelde WOZ-waarde in de provincies Utrecht, Noord-Brabant, Noord-Holland en Gelderland boven het landelijke gemiddelde. In beide sectoren scoort Groningen het laagst. Landelijk is de gemiddelde woningwaarde in de huursector 41% lager dan in de koopsector. Ook in dit opzicht zijn er grote verschillen tussen de provincies. In Flevioland bedraagt dit verschil 36% en in Friesland 48%. Bron: CBS en WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 128 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
verkoopwaarde 2006 (€) aantal ___________________ ________ t/m 50.000 10.207 50.000 - 100.000 57.490 100.000 - 150.000 323.026 150.000 - 200.000 775.721 200.000 - 250.000 812.773 250.000 - 300.000 534.798 300.000 - 350.000 334.586 350.000 - 400.000 282.874 400.000 - 450.000 174.203 450.000 of meer 491.320 totaal 3.797.000
aandeel ________ 0,3% 1,5% 8,5% 20,4% 21,4% 14,1% 8,8% 7,4% 4,6% 12,9% 100,0%
Aandeel woningen (%) naar verkoopwaarde (× €����)
��% ��% ��% ��% �% �% t/m ��
�� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� of meer
Iets meer dan de helft van de woningen van eigenaar-bewoners (56%) heeft een verkoopwaarde tussen €150.000 en €300.000. Naast deze middenklasse vinden we nog een aanzienlijk deel (13%) in de hoogste prijsklasse; in de onderste prijsklassen (tot €100.000) zijn de aantallen daarentegen zeer gering (1,8%). Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 129
7. betaalbaarheid
Woningen van eigenaar-bewoners naar verkoopwaarde 2006
7. betaalbaarheid
Gemiddelde verkoopprijzen van vrij te aanvaarden woningen (nieuwe en bestaande) eengezinswoningen meergezinswoningen _________________________________ _________________________________ 2004 2005 2006 2007 2004 2005 2006 2007 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ Groningen € 165 € 178 € 188 € 199 € 125 € 139 € 149 € 154 Friesland € 179 € 186 € 199 € 205 € 120 € 129 € 131 € 141 Drenthe € 188 € 200 € 212 € 223 € 128 € 134 € 147 € 150 Overijssel € 201 € 208 € 217 € 226 € 135 € 142 € 144 € 149 Flevoland € 194 € 199 € 210 € 217 € 163 € 172 € 178 € 177 Gelderland € 246 € 255 € 268 € 283 € 162 € 168 € 175 € 177 Utrecht € 280 € 292 € 311 € 332 € 174 € 180 € 190 € 197 Noord-Holland € 266 € 283 € 300 € 325 € 194 € 201 € 216 € 238 Zuid-Holland € 256 € 272 € 286 € 299 € 146 € 154 € 161 € 168 Zeeland € 181 € 193 € 202 € 208 € 137 € 161 € 188 € 162 Noord-Brabant € 249 € 259 € 275 € 288 € 166 € 171 € 181 € 190 Limburg € 193 € 203 € 214 € 219 € 129 € 134 € 138 € 147 Nederland € 234 € 246 € 260 € 274 € 160 € 168 € 178 € 188 groei per jaar (%) 4,5% 5,1% 5,7% 5,4% 4,6% 5,0% 6,0% 5,6% inflatie per jaar (%) 1,2% 1,7% 1,2% 1,6% Ontwikkeling inflatie en verkoopprijzen ��% inflatie
��%
eengezins
��%
meergezins
��% �% �% ����
����
����
����
����
����
����
����
In 2003 is de prijsontwikkeling van woningen in Nederland nagenoeg inflatievolgend geweest. Zowel in de periode ervoor als daarna ligt de prijsontwikkeling van woningen aanzienlijk boven de inflatie. Tussen 2000 en 2003 heeft de inflatie in totaal zo’n 12% bedragen, terwijl de prijzen van woningen in diezelfde periode met bijna 40% zijn gestegen, ofwel ruim 3 maal zo hoog. In de periode 2004-2007 bedroeg de inflatie ongeveer 6% tegenover een prijsstijging van woningen met ruim 20%, ofwel ruim 3,5 maal zo hoog. Landelijk zijn er nauwelijks verschillen in prijsontwikkeling tussen een- en meergezinswoningen. Bron: Kadaster. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 130 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Eigenaar-bewoners
Huurders
Bruto hypotheek
Vaste woonuitgaven
+
Vaste woonuitgaven
Kale huur +
Opstalverzekering OZB (eigenaardeel), erfpacht
Subsidiabele servicekosten
=
Rijksbijdrage (premie koop) =
Basishuur
Bruto woonuitgaven -
-
Huurtoeslag
Fiscaal effect =
= Netto vaste woonuitgaven
%
Netto huishoudinkomen
Netto koopquote
+
Heffingen OPL* Uitgaven nutsvoorzieningen
Netto vaste woonuitgaven
Netto huurquote
+ Heffingen OPL* Uitgaven nutsvoorzieningen
Bijkomende woonuitgaven
=
%
Netto huishoudinkomen
Bijkomende woonuitgaven
= Totale woonuitgaven % Netto woonquote eigenaar bewoners
Netto huishoudinkomen Totale woonuitgaven
Totale woonuitgaven % Netto woonquote huurders
Netto huishoudinkomen Totale woonuitgaven
Zowel in de netto huurquote als de netto koopquote zijn geen heffingen OPL* en uitgaven nutsvoorzieningen opgenomen. Met deze bijkomende woonuitgaven wordt wel rekening gehouden bij de bepaling van de netto woonquote van huurders en eigenaarbewoners. * OPL - Overige Publiekrechtelijke Lichamen (onroerend zaak belasting, rioolrechten e.d.) Bron:DGWWI. Peildatum: n.v.t. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 131
7. betaalbaarheid
Opbouw woonuitgaven eigenaar-bewoners en huurders
7. betaalbaarheid
Opbouw van de maandelijkse woonlasten van eigenaar-bewoners 2006 met hypotheek zonder hypotheek ________ ________ Bruto woonuitgaven € 687 € 46 Netto woonuitgaven (bruto +/- fiscaal effect) € 492 € 52 Bijkomende woonuitgaven *) € 239 € 238 Totale woonuitgaven € 731 € 291 Gemiddeld netto inkomen € 37.775 € 30.157 Netto koopquote 18,0% 3,7% Totale woonquote koopsector 26,3% 16,3%
totaal ________ € 602 € 434 € 239 € 673 € 367.727 16,1% 25,0%
Netto woonuitgaven per maand
€ ��� € ��� € ��� € ��� € ��� €� met hypotheek
zonder hypotheek
totaal
Voor de financiering van de eigen woning maakt 74% van de huishoudens gebruik van één hypotheek en 13% heeft meerdere hypotheken; de resterende 13% heeft een hypotheekvrije woning. Voor laatstgenoemde groep huishoudens liggen de woonuitgaven dientengevolge aanzienlijk lager. Het verschil tussen bruto en netto woonlasten is terug te voeren op fiscale aspecten. Wanneer het bedrag van de aftrekposten (o.a. hypotheekrente) hoger is dan het bedrag van de fiscale bijtelling (o.a. eigenwoningforfait) is er sprake van belastingvoordeel. Huishoudens zonder hypotheek profiteren hier niet van. Het fiscale effect van €6 wordt veroorzaakt door zeer recent afgeloste hypotheken die in het lopende jaar toch nog een fiscaal effect opleveren. Opmerking: gebaseerd op alle mensen met 1 hypotheek of meer, dus totaal aan hypotheken. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 132 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
totaal aantal woning-hypotheken ×1.000 _________ 350 470 536 577 666 511 481 500 540
aantal nieuwe transacties ×1.000 _________ 224 258 281 280 292 269 265 267 250
aantal oversluitingen en tweede hypotheken ×1.000 _________ 126 212 255 297 374 242 216 233 290
Afgesloten hypotheken (����)
700 totaal aantal woninghypotheken
600 500 400
aantal oversluitingen en tweede hypotheken
300 200
aantal nieuwe transacties
100 0 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Rond de millenniumwisseling zijn de verkoopprijzen snel gestegen terwijl de hypotheekrente niet daalde. Hierdoor zijn de lasten voor nieuwe eigenaar bewoners flink toegenomen, wat de aankoop van een huis minder aantrekkelijk maakte. Dit komt mede tot uiting in een lager aantal afgesloten hypotheken in het begin van de 21e eeuw. Opmerking: Betreft hypotheken op woonhuizen ten laste van particulieren. Statistiek is stopgezet. Bron: CBS. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 133
7. betaalbaarheid
Hypotheken op woningen: transacties en oversluitingen 1995-2003
7. betaalbaarheid
Lopende hypotheken naar soort, 2006 hypotheeksoort _____________________________________ aantal % soort hypotheek ×1.000 levenshypotheek 268 11% spaarhypotheek 556 23% beleggingshypotheek 215 9% aflossingsvrije hypotheek 1067 44% annuïteitenhypotheek 182 8% lineaire hypotheek 61 3% effectenhypotheek 9 0% andere hypotheek 49 2% 100% combinatiehypotheek 890 hypotheken/combinaties totaal 3297 hypotheken Nationale Hypotheek garantie ×1.000 % wel 1061 32% niet 2236 68% totaal 3297 100% 3% 2%
11%
8% levenshypotheek
23%
spaarhypotheek beleggingshypotheek aflossingsvrije hypotheek annuïteitenhypotheek
44%
9%
lineaire hypotheek andere hypotheek
Van alle in 2006 afgesloten enkelvoudige hypotheken is de aflossingsvrije hypotheek de meest gekozen vorm. Bij deze hypotheek wordt niet afgelost, maar alleen rente betaald. Ook de spaarhypotheek wordt relatief veel afgesloten, welke bestaat uit een combinatie van een (hypothecaire) geldlening en een gemengde levensverzekering. Daarnaast zijn combinatie hypotheken vrij populair; bij 27% van alle afgesloten hypotheken is hiervan sprake. In principe is elke combinatie mogelijk, maar in de praktijk blijkt vooral te worden gekozen voor de aflossingsvrije hypotheek in combinatie met een gedeelte spaar-, beleggings- of levenshypotheek. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 134 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
gezinsconsumptie ____________________________________________________ prijsindex stijgings-% prijsindex bouwkosten __________ __________ __________ 2000 2,3% 100,0 100,0 2001 4,2% 104,2 104,6 2002 3,3% 107,6 107,9 2003 2,1% 109,9 109,5 2004 1,2% 111,2 111,8 2005 1,7% 113,1 113,7 2006 1,2% 114,4 117,0 2007 1,6% 116,2 121,7
hypotheekrente (5 t/m 10 jaar rentevast) __________
4,9% 4,8% 4,1% 4,4% 4,9%
Indexcijfer
125 index gezinsconsumptie
120
index bouwkosten
115 110 105 100 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
De inflatie in Nederland wordt gemeten als de stijging van de prijsindex van de gezinsconsumptie ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar. Deze index geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten, zoals dit gemiddeld werd aangeschaft door huishoudens in Nederland. De gemiddelde prijsverandering heeft betrekking op het consumptiepakket van alle huishoudens. In de periode 2000-2005 is het prijsverloop van de bouwkosten van nieuwe woningen nagenoeg gelijk aan de ontwikkeling van de prijsindex van de gezinsconsumptie. Daarna stijgen de bouwkosten aanzienlijk sneller. Bron: CBS & De Nederlandse Bank. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 135
7. betaalbaarheid
Inflatie, bouwkosten en hypotheekrente, 2000 - 2007
7. betaalbaarheid
Eigenaar-bewoners naar leeftijdscategorie Leeftijd 2002 ___________ _______ 18 t/m 22 10% 23 t/m 26 24% 27 t/m 30 45% 31 t/m 34 57% 35 t/m 38 61% 39 t/m 42 62% 43 t/m 46 64% 47 t/m 50 62% 51 t/m 54 64% 55 t/m 58 61% 59 t/m 62 58% 63 t/m 66 53% 67 t/m 70 48% 71 t/m 74 41% 75 t/m 78 34% 79 t/m 82 31% 83 t/m 86 25% 87 t/m 90 25% 91 jaar e.o. 27%
2006 _______ 8% 24% 46% 56% 61% 64% 65% 65% 63% 63% 60% 56% 52% 43% 40% 31% 28% 29% 23%
Leeftijd eigenaar-bewoners
��% ���� ����
��%
��%
��%
�% �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� ��
Onder jongeren en ouderen is het aandeel eigenaarbewoners veel geringer dan bij de overige leeftijdsgroepen. Behalve een lichte afname van het aandeel huizenbezitters onder senioren is er tussen 2002 en 2006 weinig veranderd. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 136 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
% van % van huishoudens totaal huishoudens doelgroep alle huish. doelgroep ___________________ ___________________ ___________________ 2002 2006 2002 2006 2006 2006 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 % % ______ ______ ______ ______ ______ ______ tot ondergrens huurtoeslag 93,4 89,9 45,6 56,7 1% 3% tot kwaliteitskortingsgrens 790,7 705,7 349,7 368,4 10% 18% tot aftoppingsgrens 1501,4 1571,4 547,6 703,6 22% 35% tot liberalisatiegrens 438,9 437,5 130,4 153,1 6% 8% boven liberalisatiegrens 210,4 199,4 53,5 49,0 3% 2% huishoudens in huurwoningen 3034,9 3003,9 1126,8 1330,9 42% 66% alle huishoudens
6929,7
7131,3
1629,0
2019,0
alle huishoudens
tot ondergrens huurtoeslag
doelgroep
tot kwaliteitskortingsgrens tot aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens boven liberalisatiegrens �%
�%
��%
��%
��%
��%
��%
��%
��%
In 2006 woont een derde (34%) van de huishoudens behorend tot de doelgroep in een koopwoning. Een meerderheid (56%) van deze huishoudens woont in een huurwoning met een huur tot aan de aftoppingsgrens (509 euro per maand in 2006), van alle huishoudens is dit 33%. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 137
7. betaalbaarheid
Verdeling huishoudens naar prijsklasse huurwoningen
7. betaalbaarheid
Gemiddelde kale huur (per maand) naar woningtype 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ woningtype eengezins € 349 € 360 € 372 € 386 € 400 € 412 € 424 meergezins € 311 € 319 € 332 € 347 € 362 € 374 € 384 gemiddelde huur € 329 € 339 € 351 € 366 € 380 € 392 € 402
2007 ______ € 441 € 401 € 421
aandeel naar huurprijsklasse, 2007 huurprijsklasse woningtype: eengezins meergezins _____________ ________ ________ € 0 tot € 250 3,9% 6,7% € 250 tot € 350 17,3% 27,8% € 350 tot € 450 38,1% 40,0% € 450 tot € 550 27,2% 16,4% € 550 en hoger 13,7% 9,1%
Kale huur per maand
��% meergezins ��%
eengezins
��% ��% ��% �% €� tot €���
€��� tot €���
€��� tot €���
€��� tot €���
€��� en hoger
Eengezinswoningen zijn over het algemeen duurder dan meergezinswoningen. Bij huurwoningen gaat het gemiddeld genomen om zo’n €40,- extra aan kale huur. Bij ongeveer 40% van beide type woningen valt de kale huurprijs €350,- en €450,- per maand. Qua huurprijsontwikkeling zijn de verschillen gering. In de periode 2000-2007 steeg de kale huur van een- en meergezinswoningen gemiddeld met respectievelijk 26% en 29%. Bron: CBS. Peildatum: 1 juli. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 138 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ huurverhoging 2,6% 2,7% 2,9% 3,3% 3,2% 2,1% 2,8% Inflatie 2,6% 4,5% 3,4% 2,1% 1,2% 1,7% 1,1% aandeel woningvoorraad tot 0% 0,8% 0,9% 0,7% 0,7% 0,7% 0,9% 0,7% 0% 8,0% 6,6% 6,3% 6,1% 4,8% 5,7% 5,6% 0 tot 1% 1,6% 0,9% 0,7% 1,1% 2,0% 5,1% 1,7% 1 tot 2% 7,6% 5,2% 2,5% 2,2% 5,8% 55,7% 16,8% 2 tot 3% 49,4% 52,7% 50,0% 20,8% 33,6% 27,1% 46,4% 3 tot 3,9% 27,6% 28,3% 28,4% 44,2% 28,4% 1,9% 24,2% vanaf 3,9 % 4,9% 5,5% 11,5% 24,9% 24,7% 3,5% 4,5% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
2007 _____ 1,4% 1,6%
1,2% 6,9% 19,2% 66,4% 1,7% 1,3% 3,3% 100,0%
�,�% huurverhoging
�,�% �,�%
inflatie
�,�% �,�% �,�% �,�% �,�% �,�% ����
����
����
����
����
����
����
����
Jaarlijks stelt de minister voor WWI het maximale huurverhogingpercentage vast. Per 1 juli 2007 is dit gelijk aan het inflatiepercentage over het voorgaande jaar. Naast de jaarlijkse huurverhoging (de zuivere huurverhoging) kunnen verhuurders bij mutatie (nieuwe verhuring) de huurprijs wijzigen (harmonisatie). Hiermee is het voor verhuurders mogelijk een achter gebleven huurprijs in overeenstemming te brengen met de markthuur. De gemiddelde huurverhoging inclusief huurharmonisatie bedroeg in 2007 1,4% en is daarmee op een zeer laag niveau gebleven in vergelijking met de afgelopen jaren. Een klein deel van de Nederlandse huurwoningvoorraad is geliberaliseerd, dat wil zeggen niet gebonden aan een maximale huurprijs op basis van een puntentelling volgens het Woningwaarderingsstelsel. Bron: CBS. Peildatum: 1 juli. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 139
7. betaalbaarheid
Gemiddelde zuivere huurverhoging per 1 juli van elk jaar
7. betaalbaarheid
Zuivere huurverhoging naar type verhuurder, 2007 niet commerciële particuliere corporaties bedrijven instellingen personen beleggers totaal _______ _______ _______ _______ _______ _______ tot 0% 0,8% 1,6% 8,3% 1,2% 4,0% 1,2% 0% 4,1% 8,0% 9,8% 35,1% 4,0% 6,9% 0 tot 1% 20,7% 13,7% 27,0% 14,3% 8,2% 19,2% 1 tot 2% 70,4% 65,2% 50,3% 33,8% 47,3% 66,4% 2 tot 3% 0,9% 3,5% 2,2% 5,7% 6,0% 1,7% 3 tot 3,9% 0,5% 2,3% 0,4% 3,9% 22,7% 1,3% vanaf 3,9% 2,5% 5,6% 2,0% 6,1% 7,8% 3,3% totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% gemiddelde verhoging 1,3% 1,8% 0,4% 1,4% 2,0% 1,4%
���% �% en meer ��% � tot � % ��%
tot �%
��% ��% �% corporaties
bedrijven
niet particuliere commerciële personen instellingen
beleggers
totaal
De gemiddelde huurverhoging inclusief huurharmonisatie bedroeg per 1 juli 2007 1,4%. Er zijn lichte verschillen tussen de diverse soorten verhuurders. De niet-commerciële verhuurders, zijnde instellingen zonder winstoogmerk, verhoogden de huur gemiddeld met 0,4%. De commerciële verhuurders verhoogden de huren juist iets sterker; tezamen met gemiddeld 1,7%. Het gaat hierbij om pensioenfondsen, beleggings-, verzekerings- en beursmaatschappijen maar ook om bedrijven en particuliere verhuurders. De corporaties nemen een middenpositie in en verhoogden de huur gemiddeld met 1,3%. Bron: CBS. Peildatum: 1 juli. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 140 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
woningtype eengezins meergezins
WWS-punten per woning ____________ 153 117
tot 1945 1945-1959 1960-1969 1970-1975 na 1975
122 124 133 146 142
kale huur puntprijs (kale huur / per maand WWS punten) ____________ ____________ € 441 € 2,88 € 401 € 3,43 € 392 € 358 € 392 € 442 € 470
€ 3,21 € 2,89 € 2,95 € 3,03 € 3,31
type verhuurder corporaties 134 € 395 beleggers 166 € 680 particuliere personen 131 € 454 Nederland 136 € 421
€ 2,95 € 4,10 € 3,47
bouwjaar
190
€ 5,00
170
€ 4,50 € 4,00
150
€ 3,50
130
€ 3,00
110
€ 2,50
90
€ 2,00 € 1,50
70
€ 1,00
50
€ 0,50
30
€ 0,00 corporaties
beleggers
particuliere personen
€ 3,10
gemiddeld aantal WWS-punten per woning (linkeras) kale maandhuur per WWS-punt (rechteras)
Nederland
Voor het bepalen van de maximale huurprijs van een woning wordt de kwaliteit van een huurwoning uitgedrukt in een puntenaantal volgens het wettelijk vastgesteld woningwaarderingsstelsel (wws). Wanneer de feitelijke kale huur wordt gedeeld door deze wws-punten wordt de puntprijs verkregen. Idealiter geldt overal een gelijke puntprijs. In de praktijk echter bestaat voor woningen van gelijke kwaliteit een uiteenlopend prijspalet. De resulterende gemiddelde puntprijs voor heel Nederland ligt op € 3,10. Beleggers zitten met €4,10 daar ruim 30% boven en hanteren dus relatief hoge prijzen. Corporaties daarentegen blijven er met €2,95 zo’n 5% onder en verhuren relatief ‘goedkoop’. Bron: CBS. Peildatum: 1 juli. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 141
7. betaalbaarheid
Prijs en kwaliteit van huurwoningen naar woningkenmerken en type verhuurder, 2007
7. betaalbaarheid
Woonlasten en inkomens van huurders 2002 2006 ______________________ ______________________ overige overige doelgroep huurders doelgroep huurders _________ _________ _________ _________ Basishuur per maand €343 €379 €383 €434 Netto huur per maand (basishuur-huurtoeslag) €252 €369 €287 €426 Bijkomende woonuitgaven per maand €122 €133 €172 €182 Totale netto woonuitgaven per maand €373 €502 €459 €608 Gemiddeld netto inkomen €12.251 €26.252 €13.264 €26.382 Netto huurquote 26,0% 19,1% 27,8% 21,4% Netto woonquote 38,0% 25,9% 43,7% 30,5%
Woonlasten ���� € 600 overige huurders
€ 500
doelgroep
€ 400 € 300 € 200 € 100 €0 basishuur per maand
netto huur per maand (basishuurhuurtoeslag)
bijkomende woonuitgaven per maand
totale netto woonuitgaven per maand
Door de gemiddeld genomen hogere huurtoeslag voor huurders behorend tot de doelgroep in vergelijking met de overige huurders is het verschil in netto maandhuur aanzienlijk groter dan het verschil in basishuur tussen de beide groepen. De verschillen in bijkomende uitgaven voor gas, water, elektra en eventuele servicekosten zijn nihil, zodat de totale netto woonuitgaven voor de doelgroep in vergelijking met de overige huurders vergelijkbaar lager uitvalt; in 2006 zo’n €150,-. Gegeven het gemiddeld 2x hogere inkomen van de overige huurders vallen de quotes voor de doelgroep flink hoger uit. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 142 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Aantal toekenningen <23 jaar 23-65 jaar >=65 jaar Alleenstaand Meerpersoons ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 ×1.000 _______ _______ _______ _______ _______ 1998 39,4 605,5 385,7 549,8 480,9 1999 45,2 610,7 389,0 560,7 484,1 2000 45,7 594,4 388,5 553,8 474,8 2001 41,8 565,6 384,2 537,9 453,8 2002 37,9 546,1 379,1 523,0 440,1 2003 40,9 574,4 387,1 546,6 455,9 2004 42,9 588,2 383,8 555,8 459,1 2005 43,0 608,7 381,4 559,8 473,2 2006* 33,2 581,6 370,7 537,6 447,9
Totaal aantal ×1.000 _______ 1030,7 1044,9 1028,5 991,6 963,1 1002,5 1014,9 1033,0 985,6
��� ��-�� jaar ���
>=�� jaar <�� jaar
���
���
� ����
����
����
����
����
����
����
����
����*
In 2006 (tijdvak 1/7 2005 - 31/12 2005) ontvangen 985.600 huishoudens middels de huurtoeslag een tegemoetkoming in het betalen van de huur. In de loop der jaren is sprake van een geringe variatie in het totale aantal toekenningen, dan weer iets boven dan weer gering onder het miljoen. Uitgaande van 3 miljoen huurwoningen ontvangt 1 op de 3 huishoudens huurtoeslag. Opmerking: Een subsidietijdvak loopt van 1 juli in het jaar vóór het aangegeven jaar tot 1 juli in het aangegeven jaar. * 2e helft 2005. Vanaf 2006 wordt de huurtoeslag uitgekeerd via de belastingdienst. Bron: DGWWI Huurtoeslag Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 143
7. betaalbaarheid
Toegekende huurtoeslag per jaar
woningvoorraad aantal totaal huursector ontvangers HT aandeel bedrag ×1000 ×1000 ×1mln _______ _______ _______ _______ Groningen 108,2 45,7 46% € 75,5 Friesland 100,3 40,1 41% € 65,8 Drenthe 70,4 26,7 40% € 45,4 Overijssel 179,9 65,2 39% € 115,5 Flevoland 50,7 21,9 46% € 46,2 Gelderland 316,6 102,4 33% € 181,8 Utrecht 203,0 58,4 30% € 106,0 Noord-Holland 626,9 166,8 27% € 290,8 Zuid-Holland 781,0 240,4 32% € 434,2 Zeeland 56,0 19,4 36% € 34,1 Noord-Brabant 365,9 125,2 33% € 227,5 Limburg 192,6 73,5 40% € 133,2 Nederland 3.052,0 985,6 33% € 1.756,1 Amsterdam 303,5 77,8 26% € 129,5 Rotterdam 211,4 71,0 36% € 126,8 Den Haag 129,6 42,5 34% € 76,6 Utrecht 63,7 20,8 37% € 34,2
gem HT per maand _______ € 138 € 137 € 142 € 148 € 176 € 148 € 151 € 145 € 150 € 147 € 151 € 151 € 148 € 139 € 149 € 150 € 137
% huurtoeslagontvangers (als % van de sociale huurwoningen) ��% ��% ��% ��% ��%
Limburg
N-Brabant
Zeeland
Z-Holland
N-Holland
Utrecht
Gelderland
Flevoland
Overijssel
Drenthe
Friesland
�% Groningen
7. betaalbaarheid
Toegekende huurtoeslag naar provincie, 2006
Met huurtoeslag kunnen mensen met een laag inkomen toch in aanmerking komen voor een goede en betaalbare huurwoning. Voor de bepaling van de hoogte van de huurtoeslag zijn de belangrijkste factoren de hoogte van het (huishoud)inkomen, de huurprijs en de situatie van het huishouden (aantal en leeftijd bewoners). In 2006 heeft ongeveer 1 op de 3 huurders, zijnde bijna 1 miljoen huishoudens, huurtoeslag ontvangen. Daarmee was in totaal een bedrag gemoeid van 1,7 miljard euro. Opmerking: Een subsidietijdvak loopt van juli in het jaar vóór het aangegeven jaar tot juli in het aangegeven jaar. Bron: DGWWI - Huurtoeslag. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 144 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
bouwjaar ________ 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2004 2006
basishuur per maand _______ € 236 € 210 € 220 € 248 € 280 € 316 € 350 € 374 € 401 € 421 € 470 € 525 € 585
HT-bedrag per maand _______ € 84 € 71 € 71 € 83 € 87 € 91 € 103 € 107 € 129 € 144 € 166 € 184 € 188
% HT-ontvangers van alle huurders _______ 42% 32% 36% 38% 36% 28% 24% 32% 31% 29% 25% 29% 29%
€ ���
��%
€ ���
��%
€ ���
��%
€ ���
��%
€ ���
netto huurquote _______ 20% 18% 18% 20% 20% 23% 25% 26% 24% 23% 23% 25% 25%
basishuur (links) netto huurquote (rechts)
��%
€ ���
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
�% ����
€� ����
�%
����
€ ���
In de periode 1982-2006 is voor nieuwbouwwoningen zowel de basishuur als het gemiddeld per huishouden ontvangen bedrag aan huurtoeslag toegenomen met ongeveer een factor 2,5. De netto huurlasten liggen als gevolg hiervan door de jaren heen steeds vrij stabiel zo’n 30 à 35% lager dan de basishuur. Doordat ook het besteedbaar inkomen in genoemde periode een vergelijkbare toename te zien geeft is de stijging van de huurquoten in die 25 jaar veel beperkter gebleven. Bron: BNW 2007. Peildatum 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 145
7. betaalbaarheid
Basishuur, netto huurquote en huurtoeslag in nieuwe woningen per bouwjaar
7. betaalbaarheid
Prijsindex en woonkostenindex in EU-lidstaten (2005=100) 1996 2000 2004 2007 ______________ ______________ ______________ ______________ woon- woon- woon- woon prijs- kosten- prijs- kosten- prijs- kosten- prijs- kosten index index index index index index index index _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ _____ België 85 78 91 87 98 95 104 106 Cyprus 79 59 88 75 98 92 104 110 Denemarken 84 75 91 87 98 96 104 106 Duitsland 89 82 92 89 98 96 104 106 Estland 66 52 84 73 96 93 111 127 Finland 87 78 93 87 99 97 103 106 Frankrijk 87 84 90 88 98 96 104 108 Griekenland 73 69 84 78 97 92 106 110 Hongarije 46 36 75 65 97 93 112 126 Ierland 76 69 85 77 98 91 106 116 Italië 82 76 89 87 98 95 104 109 Letland 69 60 82 80 94 95 117 132 Litouwen 80 53 96 90 97 95 110 119 Luxemburg 81 77 87 87 96 94 106 109 Malta 78 78 89 83 98 92 103 110 Nederland 80 68 87 79 99 94 103 108 Oostenrijk 87 79 91 86 98 94 104 110 Polen 58 45 87 77 98 96 104 109 Portugal 78 75 85 83 98 96 106 108 Slovenië 57 44 76 69 98 92 106 109 Slowakije 54 26 75 54 97 92 106 115 Spanje 78 76 85 85 97 95 107 110 Tsjechië 72 42 91 78 98 96 105 113 Ver. Koninkrijk 88 80 93 85 98 94 105 115 Zweden 88 77 92 81 99 98 103 106
146 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
7. betaalbaarheid
Prijs index ���� (����=���) Finland Zweden Nederland Malta Denemarken Frankrijk Polen Oostenrijk Duitsland België Italië Cyprus Ver. Koninkrijk Tsjechië Portugal Ierland Luxemburg Slowakije Slovenië Griekenland Spanje Litouwen Estland Hongarije Letland ���
���
���
���
���
���
In Nederland is in vergelijking met de overige EU-lidstaten de inflatie de afgelopen jaren gering geweest. De grootste inflatie in die periode vond plaats in enkele van de in 2004 toegetreden landen zoals Hongarije, Estland, Letland en Litouwen. De woonkostenindex geeft in alle landen een snellere stijging dan de inflatie. Ook hier lopen Hongarije, Estland, Letland en Litouwen met stijgingen van 20 à 30% voorop. Bron: Eurostat Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 147
7. betaalbaarheid
Woonuitgaven als % van de totale huishouduitgaven in de EU-lidstaten België Cyprus Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Oostenrijk Polen Portugal Slovenië Slowakije Spanje Tsjechië Verenigd Koninkrijk Zweden
1995 ______ 24% 8% 27% 23% 21% 25% 24% 18% 19% 16% 19% 21% 16% 22% 9% 21% 19% 19% 11% 22% 19% 15% 21% 18% 32%
148 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2000 ______ 23% 8% 28% 24% 24% 25% 24% 16% 19% 19% 19% 21% 14% 22% 10% 21% 19% 22% 11% 23% 20% 14% 21% 18% 28%
2005 ______ 24% 13% 28% 25% 21% 25% 24% 17% 19% 21% 26% 21% 16% 23% 9% 23% 21% 23% 11% 23% 21% 15% 22% 18% 28%
7. betaalbaarheid
Woonuitgaven ���� Malta Portugal Cyprus Spanje Litouwen Griekenland Ver. Koninkrijk Hongarije Ierland Oostenrijk Slowakije Letland Estland Tjechië Luxemburg Polen Slovenië Nederland België Frankrijk Duitsland Finland Italië Denemarken Zweden �%
�%
��%
��%
��%
��%
��%
De woonuitgaven als % van de totale huishouduitgaven variëren in 2005 tussen minimaal 9% voor Malta en maximaal 28% voor Denemarken en Zweden. In Nederland slokken de woonuitgaven relatief veel (23%) van de totale woonuitgaven op. In de meeste EU-lidstaten is het woonlastenaandeel tussen 1995 en 2005 redelijk stabiel gebleven. Alleen in Zweden en Griekenland is sprake van een daling. Italië en Ierland daarentegen geven een behoorlijke stijging te zien. Ook in Nederland is de toename in vergelijking met de overige EU-lidstaten wat hoger geweest. Bron: Eurostat. Peildatum: 1 januari 2006. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 149
7. betaalbaarheid
Woonuitgaven van eigenaar-bewoners en huurders 2002 ________ netto huurquote 21,6% netto woonquote huur 30,4% netto koopquote 15,1% netto woonquote koop 21,6%
2006 ________ 24,2% 36,3% 16,1% 25,0%
��% netto woonquote huur
��%
netto woonquote koop
��%
��%
�% ����
����
Huurders besteden een aanzienlijk groter deel van hun inkomen aan wonen dan kopers, bovendien is dit verschil tussen 2002 en 2006 groter geworden. In 2006 besteedden huurders ruim een derde deel van hun inkomen aan wonen, kopers gaven precies een kwart van hun inkomen uit aan wonen. Bron: WBO 2002 / WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 150 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
huurindex koopindex huurindex _________ _________ _________ 1965 100 100 1987 424 1966 108 100 1988 436 1967 112 103 1989 454 1968 120 106 1990 474 1969 128 103 1991 505 1970 134 105 1992 536 1971 145 111 1993 568 1972 157 119 1994 600 1973 171 136 1995 627 1974 184 160 1996 653 1975 200 170 1997 679 1976 219 217 1998 705 1977 235 301 1999 733 1978 255 325 2000 765 1979 272 322 2001 786 1980 292 281 2002 808 1981 316 253 2003 831 1982 344 226 2004 858 1983 371 233 2005 885 1984 386 230 2006 908 1985 400 230 2007 950
koopindex _________ 252 265 282 289 298 321 350 377 400 433 473 515 615 710 764 804 808 838 873 919 959
1000 huurindex 800
koopindex
600 400 200 0 1965
1969
1973
1977
1981
1985
1989
1993
1997
2001
2005
De huurindex wordt gevormd door de zuivere huurverhoging van jaar op jaar. De koopindex wordt berekend uit het verloop van de gemiddelde verkoopprijs van woningen volgens de NVM gedurende de eerste 3 maanden van jaar op jaar. De prijsontwikke ling in de huursector geeft een heel geleidelijk beeld, hetgeen in de koopsector veel minder het geval is. Met uitzondering van een gering aantal woningen met een huurprijs boven de liberalisatiegrens is de huurmarkt vrij strak gereguleerd, terwijl de waardeontwikkeling van eigen woningen veel gevoeliger is voor vrije marktwerking. Bron: Huurenquete/NVM. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 151
7. betaalbaarheid
Ontwikkeling van de huur- en koopprijzen, 1965-2007
7. betaalbaarheid
Huishoudens naar doelgroep en etniciteit 2006 niet-westerse autochtonen allochtonen ______ ______ doelgroep eenpersoons ×1.000 833 141 meerpersoons ×1.000 652 192 totaal ×1.000 1.485 333
westerse allochtonen ______ 109 92 202
totaal ______ 1.083 936 2.019
niet doelgroep
eenpersoons meerpersoons totaal
×1.000 ×1.000 ×1.000
1.157 3.168 4.325
98 238 336
146 305 451
1.401 3.712 5.112
aandeel doelgroep
eenpersoons meerpersoons totaal
% % %
42% 17% 26%
59% 45% 50%
43% 23% 31%
44% 20% 28%
Aandeel huishoudens behorende tot de doelgroep
��%
eenpersoons
meerpersoons
��% ��% ��% ��% ��% �% autochtonen
nietwesterse westerse allochtonen allochtonen
totaal
autochtonen
nietwesterse westerse allochtonen allochtonen
totaal
De doelgroep is relatief sterk vertegenwoordigd onder alle eenpersoonshuishoudens. Dit is ook het geval, ongeacht de huishoudgrootte, onder niet-westerse allochtonen. Van de huishoudens die èn alleenstaand zijn èn van niet-westerse afkomst behoort dan ook bijna 60% tot de doelgroep. Bron: WoON 2006. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 152 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
8. Energie
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 153
8. Energie
Uitgaven Energie Verminderen CO2-uitstoot gebouwde omgeving Programma energiebudgetten Subsidies energiebesparing (CO2 reductie) gebouwde omgeving Regeling energiebesparing huishoudens met lagere inkomens
2006 ×1000 ______ 15.222
2007 ×1000 ______ 20.508
2008 ×1000 ______ 32.808
2009 ×1000 ______ 33.491
8.105 4.908 1.577
12.817 3.072 513
7.794 24.323 660
8.952 34.171 519
Bedrag ����
��.���
��.���
��.���
��.���
� ����
����
����
����
Het kabinet streeft naar een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 30% ten opzichte van 1990. Met betrekking tot het wonen worden de volgende beleidsinstrumenten ingezet. - rijksbijdrage aan “Meer met minder”, een plan van energiebedrijven, woningcorporaties en bouwbedrijven gericht op energiebesparing in bestaande woningen - subsidieregeling voor duurzame energie (zonneboilers, warmtepompen, zonnepanelen) - aanscherping energieprestatiecoëfficient voor nieuwbouw. Doel is dat de nieuwbouw in 2020 energieneutraal is. Bron: (meerdere) Beknopte begrotingen VROM/WWI Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 154 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Bouwdeel 1995 2000 2006 ________ ________ ________ begane grond vloer 23,7% 34,2% 43,1% gesloten gevel 41,0% 50,0% 54,7% dak 51,2% 63,1% 76,4% beglazing 56,9% 69,5% 81,6%
100% glas 80%
dak
60%
muur
40%
begane grond vloer
20% 0% 1995
2000
2006
Bovenstaande cijfers geven een beeld van de ontwikkeling van de penetratiegraden van de verschillende isolatietypen (glas-, dak, muur- en vloerisolatie) in de afgelopen tien jaar. Alle penetratiegraden kennen een stijgende trend, de toename was in 2001 voor alle isolatievormen het grootst. De absolute penetratiegraden lopen uiteen. Glasisolatie kent de hoogste penetratie, vloerisolatie de laagste. Bij 43% van de woningen is in 2006 meer dan 50% van de begane grondvloer geisoleerd. Bron: Energiemodule van WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 155
8. energie
Woningen met isolatievoorzieningen
8. Energie
Soort verwarming 1995 2000 ______ ______ individuele verwarming lokale verwarming 16,2% 11,3% cv installatie 73,8% 78,7%
2006 ______ 6,3% 83,6%
collectieve verwarming blok- of wijkverwarming 7,4% 7,3% stadsverwarming 2,7% 2,7% totaal
100,0%
6,6% 3,5%
100,0%
100,0%
100% stadsverwarming 80%
blok- of wijkverwarming cv installatie
60%
lokale verwarming 40%
20%
0% 1995
2000
2006
Er worden vier verwarmingstypen onderscheiden: lokale verwarming en cv-installaties (individuele verwarming), stadsverwarming en blok- of wijkverwarming (collectieve verwarming) . Het aandeel van de collectieve verwarming is constant. Bij de individueel verwarmde woningen neemt het aandeel van de centrale verwarming gestadig toe. Bron: Energiemodule van WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 156 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
1995 2000 ________ ________ CR ketel 35,1% 12,3% VR ketel 46,1% 49,2% HR ketel 18,7% 26,3% HR 107 ketel 12,1% totaal 100% 100%
2006 ________ 6,4% 26,4% 24,8% 42,4% 100%
���% HR ��� ketel ��%
HR ketel VR ketel
��%
CR ketel ��%
��%
�% ����
����
����
De individuele centrale verwarming kent verschillende soorten ketels, onderverdeeld naar rendement. Globaal gesproken worden twee keteltypen toegepast: hoog rendement (HR 100 of 107) met een rendement ca. 85 tot 93% en verbeterd rendement (VR) met een rendement van ca. 80%. Het aandeel van de HR-ketels bedroeg in 2006 67% . Het resterende deel is in één van de vijf gevallen een conventioneel rendementsketel en in vier van de vijf gevallen een verbeterd rendementsketel. Bron: Energiemodule van WoON 2006, Peildatum: 1 januari 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 157
8. energie
Type CV-ketel
8. Energie
Toestellen voor warm water 1995 2000 2006 _______ _______ _______ keukengeiser 27,1% 17,3% 8,4% badgeiser 11,5% 8,9% 5,0% keukenboiler 4,7% 6,4% 9,0% gasboiler 3,6% 2,6% 1,7% elektrische boiler 8,9% 6,9% 4,1% combi-ketel 40,3% 54,0% 67,1% zonneboiler 0,2% 0,4% 1,0% warmtepompboiler 0,0% 0,0% 0,3% collectieve voorziening 3,7% 3,6% 3,5% 100% 100% 100%
100% collectieve voorziening
80%
combi-ketel 60%
boiler geiser
40%
20%
0% 1995
2000
2006
Het aantal geisers is in de afgelopen jaren sterk afgenomen en het aantal combiketels neemt toe. Voor het verbruik van het type brandstof (aardgas of elektriciteit) hebben deze veranderingen beperkte gevolgen, omdat beide apparaten voornamelijk aardgas verbruiken. Voor de omvang van het aardgasverbruik heeft dit wel consequenties, omdat combiketels meer verbruiken dan geisers. Bron: Energiemodule van WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 158 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
energielabel ____________
8. energie
Energetische kwaliteit totale woningvoorraad 2006 aandeel ________
label A label B label C label D label E label F label G totaal gemiddelde score (A=1, B=2,…,G=7)
2,7% 12,6% 20,9% 16,5% 13,9% 17,0% 16,4% 100,0% 4,4
Verdeling energielabels ���� label G 16%
label A 3%
label B 13%
label A label B label C
label E 14%
label C 20%
label D label E label F
label E 14%
label D 17%
label G
Het energielabel geeft de energiezuinigheid van de woning aan in vergelijking met andere woningen van hetzelfde type. Het label loopt van A t/m G. Een woning met het A-label is het energiezuinigst en die met het G-label het minst zuinig. Een energielabel voor een woning wordt door een erkende (gecertificeerde) adviseur opgesteld. Het energielabel is 10 jaar geldig. Met de invoering ervan voert het kabinet Europese afspraken uit. Bron: Energiemodule van WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 159
8. Energie
Energetische kwaliteit woningen naar bouwjaar 2006 t/m 1930 1931-1959 1960-1980 1981-1995 vanaf 1996 ________ ________ ________ ________ ________ label A 0,1% 0,0% 0,0% 0,6% 22,8% label B 1,3% 0,5% 1,6% 21,4% 63,7% label C 3,2% 2,3% 16,7% 58,4% 12,9% label D 10,1% 10,2% 26,6% 18,1% 0,6% label E 13,5% 21,9% 22,5% 1,4% 0,0% label F 27,3% 33,4% 20,6% 0,1% 0,0% label G 44,5% 31,6% 12,0% 0,0% 0,0% 100% 100% 100% 100% 100%
totaal ________ 2,7% 12,6% 20,9% 16,5% 13,9% 17,0% 16,4% 100%
���% label A
��% ��%
label B
��%
label C
��% ��%
label D
��% ��%
label E
��% label F
��% �% t/m ����
����-����
����-����
����-����
vanaf ����
label G
De gemiddelde energetische kwaliteit bevindt zich anno 2006 in het energielabels D. Verbetering naar de energielabels B en C is een haalbare kaart voor woningen die na 1980 gebouwd zijn door isolatie van muren, het aanbrengen van dubbel glas in combinatie met een HR-combiketel. Lastiger is het bereiken van energielabel B voor oudere woningen omdat de te treffen maatregelen uitgebreider zijn en daardoor duur in verhouding tot de opbrengsten. Energielabel A is voor het grootste deel van de bestaande voorraad moeilijk te realiseren. Alleen met maatregelen als warmteterugwinning en zonne-energie komt dit label in zicht. Bron: Energiemodule van WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 160 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
twee onder hoek- tussen- overig meer- vrijstaand één kap woning woning eengezins gezins energielabel _______ _______ _______ _______ _______ _______ label A 4,7% 3,9% 2,2% 1,8% 0,0% 2,3% label B 16,3% 17,4% 11,4% 10,9% 10,6% 10,7% label C 15,7% 25,6% 25,1% 24,5% 13,9% 16,5% label D 15,4% 12,4% 21,8% 21,6% 10,5% 12,3% label E 11,4% 14,5% 10,7% 17,2% 16,0% 13,0% label F 16,9% 15,8% 19,6% 15,2% 18,1% 18,2% label G 19,6% 10,5% 9,3% 8,9% 30,9% 27,0% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
totaal _______ 2,7% 12,6% 20,9% 16,5% 13,9% 17,0% 16,4% 100%
���% label A
��% ��%
label B
��%
label C
��% ��%
label D
��% ��%
label E
��% label F
��% �% meergezins
overig eengezins
tussenwoning
hoekwoning
twee onder één kap
vrijstaand
label G
Het energielabel geeft een relatief oordeel in plaats van een absoluut oordeel over de energetische kwaliteit. De mate van energiezuinigheid wordt gemeten ten opzichte van die van vergelijkbare woningen. De aard van het huis (hoekwoning, tussenwoning, etc.) staat vanaf 1 januari 2009 op het energielabel. Bron: Energiemodule van WoON 2006. Peildatum: 1 januari 2007. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 161
8. energie
Energetische kwaliteit naar woningtype 2006
8. Energie
Gemiddeld gasverbruik per toepassing Gasverbruik in m3 per huishouden koken warm water verwarming ______ ______ ______ 1990 70 400 1.780 1991 70 400 1.670 1992 65 435 1.635 1993 65 450 1.620 1994 65 445 1.640 1995 65 455 1.610 1996 65 375 1.690 1997 65 375 1.560 1998 65 370 1.475 1999 65 375 1.500 2000 65 376 1.527 2001 62 377 1.442 2002 62 369 1.386 2003 62 372 1.324 2004 63 383 1.290 2005 63 384 1217 2006 67 383 1194 2007 66 379 1114
totaal gemiddeld ______ 2.250 2.140 2.135 2.135 2.150 2.130 2.130 2.000 1.910 1.940 1.968 1.881 1.817 1.758 1.736 1.664 1.643 1.560
2.000 koken 1.500
warm water verwarming
1.000
500
0 1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
De gemiddelde afname van het totale gasverbruik sinds 1990 is komt vrijwel geheel voor rekening van het gasverbruik voor de verwarming van de woning als gevolg van de toenemende penetratie van de energiebesparende maatregelen. Bij de energiebesparende maatregelen zijn gevelisolatie, dakisolatie en HR-ketels de belangrijkste toepassingen. In totaal is het gasverbruik door huishoudens sinds 1990 met 30% gedaald. Bron: SenterNovem. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 162 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
huishoudens ___________ 1997 6.357.569 1998 6.440.511 1999 6.522.362 2000 6.589.662 2001 6.650.911 2002 6.709.732 2003 6.764.066 2004 6.809.581 2005 6.858.719 2006 6.912.405 2007 6.969.931
gemiddeld verbruik (kWh) ___________ 3.155 3.200 3.220 3.230 3.255 3.275 3.296 3.346 3.397 3.402 3.521
totaal verbruik (miljard kWh) ___________ 19,6 20,8 21,4 21,8 22,1 22,8 22,0 22,5 23,1 23,3 24,3
Gemiddeld verbruik per huishouden (kWh)
�.��� �.��� �.��� �.��� �.��� �.��� �.��� �.��� ����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
Sinds 1997 stijgt het gemiddelde elektriciteitsverbruik van huishoudens met gemiddeld 1,1% per jaar. Over de periode 1997 – 2007 is het gemiddelde verbruik met ruim 12% gestegen. Wordt hiernaast rekening gehouden met de ontwikkeling in het aantal woningen dan blijkt het totale huishoudelijk elektriciteitsverbruik nog harder te stijgen. Over de periode 1997 – 2007 bedroeg de stijging bijna 24% (2,2% per jaar). Bron: SenterNovem Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 163
8. energie
Electriciteitsverbruik van huishoudens
8. Energie
Aantal afnemers van groene energie aantal afnemers verbruik (huishoudens) groene energie verbruik per groene energie (×1.000.000 kWh) afnemer (kWh) ______________ ______________ ______________ 1996 16.200 25 1.543 1997 43.428 74 1.704 1998 79.296 127 1.602 1999 82.918 195 2.352 2000 145.606 473 3.248 2001 771.105 2.561 3.321 2002 1.904.000 7.261 3.814 2003 2.389.150 8.878 3.716 2004 2.486.092 9.893 3.879
Aantal afnemers groene stroom
�.���.��� �.���.��� �.���.��� �.���.��� �.���.��� ���.��� � ����
����
����
����
����
����
����
����
����
Het aantal huishoudens dat beschikt over groene stroom is snel gegroeid. Groene stroom is sinds 1995 beschikbaar. Op 1 juli 2002 hadden 1 miljoen huishoudens groene energie en eind 2004 al 3 miljoen. Na de liberalisering van de energiemarkt in 2004 nam het aantal af tot 2,2 miljoen, maar de laatste jaren is er weer een stijging tot 2,7 miljoen. Bron: SenterNovem. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 164 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
9. Toegelaten instellingen
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 165
9. toegelaten instellingen
Aantal corporaties naar grootteklasse 2007 grootteklasse tot 50 woongelegenheden 50 - 100 woongelegenheden 100 - 200 woongelegenheden 200 - 400 woongelegenheden 400 - 800 woongelegenheden 800 - 1.500 woongelegenheden 1.500 - 3.000 woongelegenheden 3.000 - 6.000 woongelegenheden 6.000 - 12.000 woongelegenheden 12.000 - 25.000 woongelegenheden 25.000 - 50.000 woongelegenheden meer dan 50.000 woongelegenheden totaal
aantal corporaties __________ 5 5 14 28 38 66 93 86 70 34 13 3 455
Aantallen corporaties � �� ��
aantal woon- gelegenheden __________ 169 379 2.002 7.853 22.984 73.585 201.625 365.902 533.556 519.040 468.736 180.239 2.376.070
��
��
aandeel woongelegenheden (%) __________ 0,01% 0,02% 0,08% 0,33% 0,97% 3,10% 8,49% 15,40% 22,46% 21,84% 19,73% 7,59% 100%
���
tot �� woongelegenheden
aantal corporaties
�� - ��� woongelegenheden ��� - ��� woongelegenheden
aandeel woongelegenheden (%)
��� - ��� woongelegenheden ��� - ��� woongelegenheden ��� - �.��� woongelegenheden �.��� - �.��� woongelegenheden �.��� - �.��� woongelegenheden �.��� - ��.��� woongelegenheden ��.��� - ��.��� woongelegenheden ��.��� - ��.��� woongelegenheden meer dan ��.��� woongelegenheden �% �% ��% ��% Aandeel woongelegenheden
��%
��%
In 2007 zijn er 455 corporaties, 19 minder als in 2006. Het aantal kleine corporaties neemt verder af. Er zijn 10 corporaties die minder dan 100 woongelegenheden in bezit hebben. Ruim een kwart van alle woongelegenheden is in het bezit van 16 grote corporaties die elk meer dan 25.000 woongelegenheden beheren. Bron: CFV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 166 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
duur ___________ 2,2% 2,9% 2,3% 5,2% 7,9% 4,6% 10,7% 7,6% 9,0% 3,5% 4,8% 3,2% 6,5%
Samenstelling sociale huurwoningen ���% duur
��% ��%
betaalbaar
��%
goedkoop
�� %
Nederland
Limburg
N-Brabant
Zeeland
Z-Holland
N-Holland
Utrecht
Gelderland
Flevoland
Overijssel
Drenthe
Friesland
Groningen
�%
Ruim een kwart van de sociale huurwoningen behoort tot de goedkope sector, variërend van bijna 40% in de provincies Groningen en Friesland tot 11.5% in Flevoland. Tweederde behoort tot de betaalbare sector en 6.5% van de woningen behoort tot het dure segment. Het aandeel goedkope woningen is het kleinst in Flevoland en het aandeel dure woningen is het grootst in Utrecht. Vanaf 1 juli 2007 gelden op basis van de Wet op de huurtoeslag de volgende grenzen: Goedkoop: maandhuur tot kwaliteitskortingsgrens van € 343. Betaalbaar: maandhuur van kwaliteitskortingsgrens tot hoge aftoppingsgrens van € 527. Duur: maandhuur boven hoge aftoppingsgrens van € 527. Bron: CFV. Peildatum: 1 januari Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 167
9. toegelaten instellingen
Woningvoorraad sociale huursector 2007 aantal sociale huurwoningen goedkoop betaalbaar ___________ ___________ ___________ Groningen 81.146 38,8% 59,0% Friesland 82.348 39,1% 58,0% Drenthe 54.762 30,9% 66,8% Overijssel 138.320 29,9% 64,8% Flevoland 41.631 11,5% 80,6% Gelderland 237.990 23,9% 71,5% Utrecht 150.608 25,2% 64,1% Noord-Holland 436.904 33,2% 59,2% Zuid-Holland 559.145 27,6% 63,4% Zeeland 42.171 30,6% 66,0% Noord-Brabant 295.451 24,5% 70,8% Limburg 125.601 22,2% 74,7% Nederland 2.246.077 28,2% 65,3%
9. toegelaten instellingen
Aantal corporaties en gemiddeld woningbezit toegelaten instellingen _______ 1997 767 1998 731 1999 682 2000 628 2001 579 2002 552 2003 527 2004 508 2005 492 2006 474 2007 455
Aantal corporaties
gemiddeld aantal woongelegenheden _______ 3.138 3.305 3.561 3.878 4.215 4.399 4.593 4.748 4.894 5.071 5.222
Gemiddeld aantal woongelegenheden
����
�.���
���
�.���
���
�.���
���
�.���
���
�.���
���
�.���
���
�.���
���
�.���
toegelaten instellingen gemiddeld aantal woongelegenheden
�.���
��� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����
De daling van het aantal corporaties is uitsluitend het gevolg van fusies. Deze fusies hebben voor de fusiedragers een forse schaalvergroting tot gevolg. Het gemiddeld aantal woongelegenheden per corporatie is in de afgelopen 10 jaar met 67% gestegen van 3138 naar 5222 stuks. In 2007 vonden de fusies vooral plaats tussen corporaties die werkzaam zijn buiten het stedelijk gebied. Bron: CFV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 168 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2002 2003 2004 2005 2006 _____ _____ _____ _____ _____ Groningen 11,9 11,5 10,8 10,7 11,7 Friesland 10,3 9,5 7,8 8,7 9,5 Drenthe 9,1 9,0 9,1 9,9 9,0 Overijssel 10,1 8,8 10,4 11,7 10,5 Flevoland 9,4 10,8 10,5 10,3 10,2 Gelderland 8,0 7,6 8,4 8,4 8,6 Utrecht 8,4 6,8 8,2 8,5 9,7 Noord-Holland 6,7 6,6 6,3 6,7 7,0 Zuid-Holland 8,4 7,7 7,9 8,2 8,3 Zeeland 9,0 9,0 9,0 9,3 9,9 Noord-Brabant 7,4 7,6 7,8 8,3 9,2 Limburg 7,7 7,6 8,6 8,8 8,7 Nederland 8,1 7,7 8,0 8,4 8,7
Mutatiegraad ���� (in % van het totale bezit)
2007 _____ 10,2 9,4 9,4 10,7 11,6 8,1 8,5 6,7 8,0 9,5 8,2 9,3 8,2
��,� �,�
< �,� �,�
�,� ��,�
�,�
�,�
�,�
�,� < �,� �,� < �.� �,� < �,� >=�,�
�,� �,�
�,�
De mutatiegraad, het aantal toewijzingen als percentage van het bezit, biedt inzicht in de doorstroming binnen het bezit. Landelijk bedraagt de mutatiegraad 8,2%. De mutatiegraad is het hoogst in de provincies Groningen, Overijssel en Flevoland (meer dan 10%) en het laagst in Noord-Holland (6,7%). Bron: CFV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 169
9. toegelaten instellingen
Mutatiegraad van woongelegenheden van corporaties (als % van totale bezit)
9. toegelaten instellingen
Leegstand van woongelegenheden van corporaties 2003 2004 2005 2006 _______ _______ _______ _______ Groningen 1,31% 1,44% 1,07% 1,09% Friesland 0,44% 0,51% 0,65% 1,01% Drenthe 2,00% 1,46% 0,70% 0,76% Overijssel 0,45% 0,82% 0,75% 1,02% Flevoland 0,34% 0,30% 0,27% 0,58% Gelderland 0,23% 0,32% 0,55% 0,62% Utrecht 0,45% 0,44% 0,54% 0,47% Noord-Holland 0,76% 1,30% 1,02% 1,33% Zuid-Holland 1,53% 1,29% 1,93% 1,59% Zeeland 0,38% 0,55% 0,67% 0,67% Noord-Brabant 0,26% 0,48% 0,65% 0,73% Limburg 1,07% 1,09% 1,41% 1,58% Nederland 0,84% 0,94% 1,08% 1,12%
2007 _______ 1,45% 0,88% 0,68% 1,09% 0,41% 0,72% 0,63% 1,26% 1,46% 0,92% 0,87% 2,20% 1,16%
Leegstand (als % van totale aantal woongelegenheden)
�,��% �,��% �,��% �,��% �,��% �,��% �,��% ����
����
����
����
����
Terwijl de mutaties licht daalden is de leegstand van langer dan 3 maanden in 2007 licht opgelopen tot 1,16% van het totale aantal woongelegenheden, omgerekend ruim 27 duizend woningen. De leegstand is het kleinst in Flevoland (0,41%) en het grootst in Limburg (2,20%). De afgelopen jaren is er sprake van een geringe toename van de leegstand. Bron: CFV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 170 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
<= kwaliteits- > kwaliteits- > hoogste kortingsgrens kortingsgrens aftoppingsgrens <= hoogste aftoppingsgrens __________ __________ __________ 1. Eenpersoonshuishoudens Jonger dan 65 jaar, laag inkomen 60% 37% 3% Jonger dan 65 jaar, hoog inkomen 25% 59% 17% 65 jaar of ouder, laag inkomen 15% 74% 12% 65 jaar of ouder, hoog inkomen 11% 59% 30% 2. Tweepersoonshuishoudens Jonger dan 65 jaar, laag inkomen 23% 67% 10% Jonger dan 65 jaar, hoog inkomen 8% 49% 43% 65 jaar of ouder, laag inkomen 9% 73% 18% 65 jaar of ouder, hoog inkomen 5% 51% 45% 3. Drie- en meerpersoonshuishoudens Jonger dan 65 jaar, laag inkomen 9% 80% 11% Jonger dan 65 jaar, hoog inkomen 5% 52% 43% 65 jaar of ouder, laag inkomen 12% 67% 21% 65 jaar of ouder, hoog inkomen 8% 67% 26% totaal aantal toewijzingen 62.805 106.294 26.911
aantal toewijzingen
__________ 73.885 22.738 12.230 4.378 27.413 12.766 6.948 4.038 21.591 9.207 546 270 196.010
Aantal toewijzingen ����
��.���
Eenpersoonshuishoudens
Tweepersoonshuishoudens
Drie+ persoonshuishoudens
��.��� ��.��� ��.���
laag ink.
laag ink.
hoog ink.
>�� jaar
hoog ink.
<�� jaar
laag ink.
laag ink.
>�� jaar hoog ink.
laag ink.
hoog ink.
<�� jaar
hoog ink.
>�� jaar
hoog ink.
<�� jaar laag ink.
�
Veruit het grootste aantal woningen wordt toegewezen aan jonge, alleenstaande huishoudens met een laag inkomen. Bij deze toewijzingen zijn vooral de goedkope woningen betrokken. Uit overige gegevens blijkt dat 90% van de toewijzingen volgens de inkomenscriteria als passend beschouwd mogen worden. Van de overige toewijzingen is 4% als te goedkoop te beschouwen en 5,4% was te duur. Vanaf 1 juli gelden de volgende grenzen: kwaliteitskortingsgrens: maandhuur € 343, lage aftoppingsgrens (1 en 2 personen): maandhuur € 492 en hoge aftoppingsgrens (vanaf 3 personen): maandhuur € 527. Inkomensgrenzen hoog / laag: volgens Wht Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Werken en Integratie 2009 | 171
9. toegelaten instellingen
Woningtoewijzing door corporaties 2007
woningen overige gehandicapten- overige toegankelijke overige woningen doelgroepen woningen woningen totaal ________ ________ ________ ________ ________ Groningen 12.188 296 15.425 53.237 81.146 Friesland 13.317 439 9.299 59.293 82.348 Drenthe 13.234 188 5.306 36.034 54.762 Overijssel 23.732 734 12.133 101.721 138.320 Flevoland 7.258 119 2.301 31.953 41.631 Gelderland 38.767 834 28.531 169.858 237.990 Utrecht 19.336 1.621 25.524 104.127 150.608 Noord-Holland 48.881 3.362 66.784 317.877 436.904 Zuid-Holland 76.005 6.596 88.762 387.782 559.145 Zeeland 10.108 170 1.434 30.459 42.171 Noord-Brabant 63.432 1.674 21.412 208.933 295.451 Limburg 27.292 1.162 2.071 95.076 125.601 Nederland 353.550 17.195 278.982 1.596.350 2.246.077
Samenstelling toegankelijke woningen ��% overige toegankelijke woningen
��%
woningen overige doelgroepen
��%
�� % gehandicaptenwoningen Limburg
N-Brabant
Zeeland
Z-Holland
N-Holland
Utrecht
Gelderland
Flevoland
Overijssel
Drenthe
Friesland
�% Groningen
9. toegelaten instellingen
Woningvoorraad corporaties: toegankelijke woningen (nultredewoningen) 2007
Bijna 650 duizend corporatiewoningen zijn toegankelijke woningen (nultredewoningen), dit is ongeveer 30% van het totale bezit. Het aandeel toegankelijke woningen is het laagst in Flevoland (24%) en het hoogst in de provincies Groningen en Drenthe (35%). Bron: CFV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 172 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2006 2007 x 1 mln euro x 1 mln euro _________ _________ Activa Totaal materiële vaste activa 88.919 90.332 in exploitatie 82.307 82.549 in ontwikkeling 5.295 6.360 ten dienste van exploitatie 1.317 1.422 Totaal financiële vaste activa 3.467 4.261 te vorderen BWS-subsidies 509 441 deelnemingen 856 1.412 effecten 605 866 overige financiële vaste activa 1.496 1.543 Vlottende activa 5.284 6.934 voorraden 217 268 onderhanden projecten 959 1.167 effecten 155 293 liquide middelen 2.079 2.320 vorderingen en overige vlottende activa 1.873 2.886 Totaal activa 97.669 101.527 Passiva Totaal eigen vermogen 31.911 32.108 Totaal voorzieningen 1.233 1.141 voorziening pensioenen 7 2 voorziening latente belastingverplichting 0 1 voorziening onrendabele investeringen nieuwbouw 1.182 1.001 overige voorzieningen 44 137 Langlopende schulden 57.359 60.200 leningen overheid en kredietinstellingen 56.474 59.191 waarborgsommen en overige schulden 885 1.009 Kortlopende schulden 7.167 8.078 Totaal passiva 97.669 101.527
2006 x euro per verhuureenheid _________
2007 x euro per verhuureenheid _________
36.229 33.535 2.157 537 1.413 207 349 246 610 2.153 88 391 63 847 763 39.794
37.184 33.980 2.618 585 1.754 182 581 356 635 2.854 110 480 121 955 1.188 41.792
13.002 502 3 0
13.217 470 1 0
482 18 23.370 23.009 361 2.920 39.794
412 56 24.780 24.365 415 3.325 41.792
Bron: CFV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 173
9. toegelaten instellingen
Balans corporaties, 2006 en 2007
9. toegelaten instellingen
Winst- en verliesrekening corporaties 2003 2004 2005 ×1 mln euro ×1 mln euro ×1 mln euro _______ _______ _______ Huren 10.080 10.421 10.751 Vergoedingen 590 595 603 Overheidsbijdragen 152 104 51 Geactiveerde productie ten behoeve van het eigen bedrijf - 74 94 Overige bedrijfsopbrengsten 361 360 304 Som bedrijfsopbrengsten 11.183 11.554 11.804 Mutatie actuele waarde materiele vaste activa 1.637 442 1.874 Mutatie actuele waarde rentabiliteitswaardecorrectie 1.320 240 706 Erfpacht - 32 - 30 - 28 Lonen & Salarissen - 1.058 - 1.084 - 1.103 Sociale lasten en pensioenen - 345 - 293 - 297 Lasten onderhoud - 2.633 - 2.600 - 2.818 Bijzondere waardeveranderingen van vlottende activa - 3 - 10 Overige bedrijfslasten - 2.139 - 2.299 - 2.448 Som der bedrijfslasten - 3.250 - 5.627 - 4.124 Bedrijfsresultaat 7.933 5.927 7.680 Rentebaten en soortgelijke opbrengsten 282 264 267 Rentelasten en soortgelijke kosten - 3.724 - 3.411 - 3.220 Overige financiële baten en lasten 140 75 68 Som financiële baten en lasten - 3.302 - 3.072 - 2.885 Belastingen 1 - 1 Resultaat deelnemingen - 16 6 Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening exclusief wijziging 4.615 2.860 4.793 Resultaten verkoop onroerende zaken 1.376 1.444 1.633 Wijziging in onderhanden werk 15 18 29 Buitengewone baten 83 120 6 Onrendabele investeringen - 946 - 1.615 - 1.640 Buitengewone lasten -73 -14 -22 Belastingen buitengewoon resultaat Som andere baten en lasten 455 - 47 6 Jaarresultaat 5.070 2.813 4.799
174 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
2006 ×1 mln euro _______ 11.054 634 46
2007* ×1 mln euro _______ 11.329 642 44
106 315 12.155
126 382 12.523
- 2.652
- 3.224
1.125 - 28 - 1.197 - 315 - 2.945
218 - 27 - 1.257 - 335 - 3.161
- 3 - 2.538 - 8.553
- 39 - 2.818 - 10.643
3.602
1.880
313 - 3.202 56 - 2.833
421 - 3.189 5 - 2.763
- 6 - 20
5 - 29
743
- 906
1.655 112 10 - 2.106 - 54
1.586 144 11 - 686 -6
- 383
1.048
360
142
9. toegelaten instellingen * In verband met aanpassingen in het kader van de nieuwe beoordelingsmethodiek met ingang van verslagjaar 2007 is vergelijking met de winst- en verliesrekeningen over eerdere jaren niet voor alle posten goed mogelijk. Historisch overzicht van de winst- en verliesrekening, conform de rubricering in de meerjarenprognose, en herleid naar actuele waardering (inclusief rentabiliteitswaardecorrectie). Bron: CFV. Peildatum: 1 januari. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 175
9. toegelaten instellingen
Investeringen in onderhoud en woningverbetering klachtenonderhoud mutatieonderhoud planmatig onderhoud woningverbetering totaal
2004 _______________________________ totaal per woning ×1000 __________ __________ € 597.371 € 260 € 323.384 € 141 € 1.706.468 € 743 € 557.827 € 243 € 3.185.049 € 1.386
2005 _______________________________ totaal per woning ×1000 __________ __________ € 614.622 € 269 € 356.036 € 156 € 1.890.659 € 826 € 624.695 € 273 € 3.486.012 € 1.523
klachtenonderhoud mutatieonderhoud planmatig onderhoud woningverbetering totaal
2006 _______________________________ totaal per woning ×1000 __________ __________ € 603.803 € 265 € 369.777 € 162 € 1.899.246 € 833 € 616.182 € 270 € 3.489.008 € 1.530
2007 _______________________________ totaal per woning ×1000 __________ __________ € 666.760 € 297 € 425.235 € 189 € 2.091.531 € 931 € 1.117.424 € 498 € 4.300.950 € 1.915
� miljoen euro
���� woningverbetering ����
planmatig onderhoud mutatieonderhoud
����
klachtenonderhoud ����
����
� ����
����
����
����
In 2007 is in vergelijking met voorgaande jaren duidelijk sprake van een stijging van investeringen van de corporaties in onderhoud en woningverbetering. Werd er in voorgaande jaren gemiddeld zo’n 3,4 miljard euro geinvesteerd, in 2007 is dit gestegen naar 4,3 miljard euro, ruim 1.900 euro per woning. Bijna de helft van de investeringen wordt gebruikt voor planmatig onderhoud. Bron: CFV. Peildatum: jaarlijks. Informatie: www.vrom.nl/kennispleinwwi. E-mail:
[email protected] 176 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 177
Bronnenlijst
BNW Bewoners Nieuwe Woningen is een onderzoek dat wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VROM. In het onderzoek worden bewoners geënquêteerd die in het voorgaande jaar in een nieuwbouwwoning zijn gaan wonen.
Eurostat Eurostat is het statistische bureau van de Europese Unie. Eurostat is belast met de ontwikkeling van een geheel van normen en methoden en technieken voor de productie van onpartijdige, betrouwbare, relevante en kosteneffectieve statistieken.
CBS Het Centraal Bureau voor de Statistiek is in Nederland de instantie waar de verzameling, bewerking en publicatie van de statistieken ten behoeve van overheid, wetenschap en bedrijfsleven zijn gecentraliseerd.
Federatie Opvang Federatie Opvang is de koepelorganisatie voor allerlei instellingen die zich bezighouden met opvang van dak- en thuislozen
CFV Het Centraal Fonds Volkshuisvesting is de financieel toezichthouder voor de woningcorporatiesector. In het kader van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) zijn toegelaten instellingen verplicht jaarlijks cijfers te leveren over een aantal prestatievelden. Jaarlijks beoordeelt het Fonds de financiële positie van individuele corporaties en wordt gerapporteerd over de sector als geheel.
178 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
IBG De Informatie Beheer Groep is een zelfstandig bestuursorgaan van de Nederlandse overheid, dat in opdracht van de minister van Onderwijs een aantal onderwijswetten en -regelingen op het gebied van financiering en informatiebeheer uitvoert. Kadaster Op grond van de wet houdt het Kadaster openbare registers bij. Deze registers bestaan onder meer uit notariële akten die betrekking hebben op de registergoederen. In de meeste gevallen gaat het om overdrachtsakten en hypotheekakten. De
openbare registers bevatten feiten die aangeven welke rechten op de registergoederen rusten (rechtstoestand). Leefbaarometer De leefbaarometer is een instrument van het Ministerie van VROM dat gemeenten en provincies online informatie verschaft over de leefbaarheid in buurten en wijken. Het geeft de situatie in de wijk weer, maar ook ontwikkelingen en achtergronden van de buurt. De Leefbaarometer bevat nu informatie over 1998, 2002, 2006 en 2008 en zal om de twee jaar geactualiseerd worden. Monitor Nieuwe Woningen De Monitor Nieuwe Woningen (MNW) is een samenwerkingsverband van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Nederlandse vereniging van projectontwikkeling maatschappijen (NEPROM), en AEDES, de branchevereniging van woningcorporaties. De Monitor heeft tot doel voor overheid en marktpartijen actuele en betrouwbare marktinformatie te genereren over de ontwikkeling van de woningproductie. Monitor Stedelijke Vernieuwing (ISV-monitor) Om te zorgen dat eind 2009 alle Stedelijke Vernieuwingsdoelstellingen zijn behaald, is een ISV-monitor opgesteld. Deze monitor heeft tot doel het systematisch toetsen van de wijze van uitvoering en op basis van die uitkomsten, aanpassen van het beleid of de uitvoering.
NVM De Nederlandse Vereniging van Makelaars is de grootste Nederlandse branche-organisatie op het gebied van de makelaardij en in management van onroerende goederen. Ruim 4000 makelaars en vastgoeddeskundigen hebben zich bij de NVM aangesloten. Politiemonitor De Politiemonitor Bevolking is een twee jaarlijks enquêteonderzoek onder ruim 50.000 Nederlanders naar veiligheid, crimi naliteit en het functioneren van de politie. Het levert informatie voor het veiligheids beleid van de centrale en decentrale overheid. SCP Het Sociaal en Cultureel Planbureau SCP is een wetenschappelijk instituut dat zelfstandig onderzoek doet. Op basis van dit onderzoek brengt het, gevraagd en ongevraagd, adviezen uit aan de regering, de Eerste en Tweede Kamer, ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. Het SCP onderzoekt ontwikkelingen in de samenleving, bijvoorbeeld door het bestuderen van de leefgevoelens van mensen. Ook wordt onderzoek gedaan naar allerlei culturele en godsdienstige verschijnselen. SenterNovem: SenterNovem werkt met name in opdracht van het Ministerie van VROM en het Ministerie van Economische Zaken en voert overheidsbeleid uit rond de onderwerpen Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 179
innovatie, energie & klimaat en milieu & leefomgeving. WoON Het Woononderzoek Nederland (WoON) is een onderzoek om woonwensen en woonomstandigheden in kaart te brengen. Het onderzoek vervangt sinds 2006 het WoningBehoefte Onderzoek (WBO) en de Kwalitatieve Woningregistratie (KWR). Het WoON heeft een doorlooptijd van drie jaar en is opgedeeld in modules die elk een onderwerp dekken zoals bijvoorbeeld Sociaal-Fysiek, Wonen tussen jong en oud of Energie. Het onderzoek maakt analyses mogelijk voor beantwoording van beleidsen kamervragen, voor beleidsaanbevelingen en voor de ontwikkeling van nieuw beleid. Woningvoorraadbestand Syswov Syswov is een systeem dat jaarlijks voor het ministerie van VROM de ontwikkeling en samenstelling van de woningvoorraad op gemeentelijk niveau in beeld brengt. Daarvoor worden nieuwbouw, sloop en veranderingen binnen de woningvoorraad bijgehouden (naar eigendom, type, grootte en ouderdom van de woningen). De gegevens zijn beschikbaar vanaf 1971.
180 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Begrippenlijst
aandachtsgroep Zie doelgroep aandachtswijk Om wijken met problemen rond wonen, werken, leren, integreren en veiligheid te veranderen in wijken waar mensen kansen hebben en graag wonen, is de overheid in 2007 gestart met de wijkaanpak. Deze aanpak richt zich op 40 wijken in 18 gemeenten met fysieke en sociaal-economische problemen en achterstanden. Rijksoverheid, gemeenten, woningcorporaties, lokale organisaties en bewoners werken samen om deze wijken te verbeteren. aanleunwoning Zie ouderenwoning
administratieve correctie Iedere wijziging in cijfers over de woningvoorraad anders dan als gevolg van nieuwbouw, overige toevoegingen of onttrekkingen. aftoppingsgrens Zie huurtoeslag.
afzetsnelheid De afzetsnelheid is het gemiddeld aantal dagen waarbinnen een aangeboden woning is verkocht. allochtoon Een allochtoon is een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. allochtoon, eerste generatie Een allochtoon van de eerste generatie is in het buitenland geboren en heeft minstens één ouder die ook in het buitenland is geboren. allochtoon, tweede generatie Een allochtoon van de tweede generatie is in Nederland geboren en heeft minstens één ouder die in het buitenland is geboren. allochtoon, westers Westerse allochtonen zijn afkomstig uit: Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Australië, Japan en Indonesië (voormalig Nederlands-Indië). Alle overige allochtonen zijn niet-westers. Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 181
allochtoon, niet-westers Een niet-westerse allochtoon is afkomstig uit een van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (excl. Indonesië en Japan) of Turkije. Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend. BAR De afkorting BAR betekent Bewoonde Andere Ruimte. Het duidt de onzelfstandige woningen aan. Het zijn woonverblijven die niet voldoen aan de woningdefinitie (zie zelfstandige woning) zoals woonruimten in een studentenhuis, een pension of kamerverhuurpand, een woonboot, woonwagen, caravan of zomerhuis. basishuur De basishuur is de betaalde huur verminderd met de eventueel in de huur opgenomen kosten voor water, verwarming, garage en andere diensten voor privégebruik. Subsidiabele servicekosten worden niet in mindering gebracht. beperking Het SCP heeft een maat voor de ernst van de lichamelijke beperkingen geconstrueerd met een schaal van 1 (geen beperking) tot en met 4 (ernstige beperking). beroepsbevolking Het aantal mensen dat wil, kan en mag werken met een leeftijd tussen 15-64 jaar. 182 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Besluit lokatiegebonden subsidies (BLS) Het Besluit locatiegebonden subsidies is een subsidieregeling om de woningbouw te stimuleren. Het BLS2005 is een financiële regeling die gekoppeld is aan de Woningbouwafspraken (WBA) die het Rijk met 20 stedelijke regio’s gemaakt heeft over de bouwproductie voor de periode 2005-2009. Bestaand Stedelijk Gebied BSG Met het Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) worden de gebieden aangeduid die in 1971 bebouwd waren. Gebieden die later bebouwd zijn hebben de aanduiding Buiten Bestaand Stedelijk Gebied. bevolkingsdichtheid De bevolkingsdichtheid is het aantal inwoners per vierkante kilometer (vaak landoppervlak, soms totaal oppervlak, dus inclusief wateroppervlak). bezettingsgraad De bezettingsgraad van een woning is het gemiddeld aantal personen per woning. bruto toevoeging De bruto-toevoeging is het aantal aan de woningvoorraad toegevoegde woningen door nieuwbouw of productie anderszins. bruto woonuitgaven van eigenaar-bewoners De som van de bruto hypotheekuitgaven en bijkomende vaste uitgaven (opstal verzekering,OZB-eigenarendeel en erfpacht) minus een eventuele rijksbijdrage in de
vorm van een premie (komt bijna niet meer voor). bijkomende woonlasten De uitgaven voor energie en water en de uitgaven voor heffingen en belastingen van de Openbaar Publiekrechtelijke Lichamen (OPL). collectieve verwarming We spreken van collectieve verwarming als meerdere woningen vanuit één ketelhuis worden voorzien van warm water voor verwarming en tapwater. Dit kan zijn blok-, wijk- of stadsverwarming. corporatie Een woningbouwcorporatie is een privaatrechtelijke instelling (stichting of vereniging) die zich ten doel stelt uitsluitend op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam te zijn en als zodanig door de Kroon is toegelaten. De term toegelaten instelling, waarmee corporaties ook aangeduid worden, verwijst hier naar.
deciel Een deciel bestaat uit 10% van het totale aantal eenheden/waarnemingen en bedraagt niet 10% van de totaalscore. Alle waarnemingen samen kunnen verdeeld worden in 10 decielen. doorstromer Een binnen Nederland verhuizend huishouden. Voor en na de verhuizing is het huishouden de hoofdbewoner van een woning. De vorige woning is na de verhuizing beschikbaar voor nieuwe bewoners. dure scheefheid We spreken van dure scheefheid als een huishouden dat tot de doelgroep behoort in een dure huurwoning woont. eengezinswoning Ook wel een grondgebonden woning. De typen lopen uiteen van een tussenwoning en hoekwoning tot twee onder één kap, villa en landhuis.
doelgroep De doelgroep bestaat uit huishoudens met een belastbaar jaarinkomen onder de grens waarop men in aanmerking kan komen voor huurtoeslag. In onderstaande tabel zijn de grensbedragen weergegeven. Vanaf 1-1-2006 is de huursubsidie vervangen door de huur toeslag. 2006 2007 2008 2009 ______ ______ ______ ______ Eenpersoonshuishouden < 65 jaar 20.000 20.300 20.600 20.975 Eenpersoonshuishouden >= 65 jaar 17.950 18.250 18.525 19.800 Meerpersoonshuishouden < 65 jaar 27.175 27.575 27.950 28.475 Meerpersoonshuishouden >= 65 jaar 23.825 24.275 24.625 27.075 Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 183
etniciteit Een etniciteit is een sociaal-culturele identiteit, die een bepaalde groep mensen of een aantal bevolkingsgroepen verbindt. G14 De G14 vormen samen met de G4 de 18 gemeenten waar zich de 40 aandachtswijken bevinden. Het gaat hier om Alkmaar, Amersfoort, Arnhem, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Groningen, Heerlen, Leeuwarden, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Zaanstad G27 De G27 zijn 27 middelgrote gemeenten namelijk: Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, ’s Hertogenbosch, Sittard-Geleen,Tilburg, Venlo, Zaanstad, Zwolle. De G4 en de G27 vormen samen de G31, de steden die vallen onder het Grote stedenbeleid (GSB). G4 De 4 grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht goedkope scheefheid We spreken van goedkope scheefheid als een huishouden dat niet tot de doelgroep behoort in een goedkope huurwoning woont.
184 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
groene energie Groene energie is energie die niet wordt opgewekt door het verbranden van aardolie, aardgas of steenkool maar afkomstig is van schone, onuitputtelijke bronnen zoals zonne- en windenergie. Duurzame energie wordt daarom ook wel hernieuwbare energie genoemd. huishoudenstype Huishoudens kunnen onderscheiden worden naar meerdere typen zoals eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens. Dit laatste huishoudenstype kan verder onderverdeeld worden naar eenoudergezin, (echt)paar zonder kinderen, gezin met kinderen, niet gezinshuishouden (samenwonende vrienden of vriendinnen, broers of zussen etc.), inwonend huishouden, intramuraal Een intramuraal huishouden verblijft in een inrichting of een instelling. huurindex De huurindex wordt gevormd door de zuivere huurverhoging van jaar op jaar. Voor het berekenen van de zuivere huur verhoging wordt de normale huurverhoging geschoond voor het effect van huurverhoging die voortvloeit uit woningverbetering. De zuivere huurverhoging is dus lager dan de normale huurverhoging. Het effect van harmonisatie ineens (het optrekken van de huur bij nieuwe verhuur) is wel onderdeel van de zuivere huurverhoging.
huurprijsgrenzen De huurprijsgrenzen zijn afgeleid uit de regeling huurtoeslag. kwaliteitskortingsgrens aftoppingsgrens (laag) aftoppingsgrens (hoog) liberalisatiegrens
2006 ______ 331,78 474,88 508,92 604,72
2007 ______ 339,08 485,33 520,12 615,01
2008 ______ 343,49 491,64 526,89 621,78
2009 ______ 348,99 499,51 535,33 631,73
huurtoeslag Dit is een door de Belastingdienst uitgekeerde toeslag aan huurders die in verhouding tot hun inkomen duur wonen. Woningen met een huurprijs lager dan de ondergrens van de huurtoeslag, komen niet voor huurtoeslag in aanmerking. Verder wordt iedere huurder geacht een bepaald bedrag aan huur altijd zelf te kunnen betalen, ongeacht de hoogte van het inkomen. Dit is de normhuur en hierover ontvangt dus niemand huurtoeslag. Voor het deel van de huur tussen de normhuur en de zogenaamde kwaliteitskortingsgrens krijgt degene die voor huurtoeslag in aanmerking komt 100% toeslag. Van de kwaliteitskortingsgrens tot de aftoppingsgrens wordt 75% van de huur door huurtoeslag gedekt. Er bestaan afzonderlijke aftoppingsgrenzen voor één- of tweepersoonshuishoudens en voor drie- of meerpersoonshuishoudens. In bijzondere gevallen kan over het daarboven resterende huurbedrag tot de liberalisatie grens nog voor 50% door huurtoeslag gedekt worden.
huurtoeslag-ontvanger Een huurtoeslag-ontvanger is een huurder die in verhouding tot zijn inkomen te duur woont en daarom van de Belastingdienst een toeslag ontvangt. inflatie Inflatie is de stijging van het gemiddeld prijsniveau. Bij vergelijking van prijsniveaus over verschillende jaren wordt dikwijls een inflatiecorrectie toegepast om het effect van de inflatie op het prijsniveau ongedaan te maken. Investeringsbudget stedelijke vernieuwing ISV Eens in de vijf jaar kunnen gemeenten geld voor stedelijke vernieuwing aanvragen uit het ISV. Dit budget stoelt op de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv). Het ISV maakt onderdeel uit van het grotestedenbeleid, het beleid speciaal voor de 31 grote(re) steden. Deze gemeenten (G-31) krijgen het geld rechtstreeks van het Rijk. Het ISV geldt ook voor de overige gemeenten maar deze budgetten worden verdeeld door de provincies. Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 185
kale huur De kale huur is de prijs die verschuldigd is voor het enkele gebruik van woonruimte. Dit komt neer op de basishuur verminderd met alle overige kosten die in de huurprijs inbegrepen kunnen zijn zoals servicekosten en energiekosten. kamers Het aantal kamers in een woning is het aantal woon- en slaapvertrekken. De keuken, toilet, badkamer, open zolder, hal en gang tellen niet mee. kencijfer overlast en veiligheid (GSB-indicator) De indicator is samengesteld op basis van de volgende vragen over buurtproblemen: heeft u geluidsoverlast, overlast van groepen jongeren of overlast door omwonenden. De indicator kan een waarde hebben tussen 0 en 10, een hoge score is in dit geval negatief. kencijfer sociale cohesie (GSB-indicator) De indicator is samengesteld op basis van de volgende stellingen over de buurt: de mensen kennen elkaar nauwelijks, in deze buurt gaat men prettig met elkaar om, ik woon in een buurt met weinig saamhorigheid, ik voel mij thuis in deze buurt. De indicator kan een waarde hebben tussen 0 en 10, een hoge score is in dit geval positief. kencijfer verloedering (GSB-indicator) De indicator is samengesteld op basis van de volgende problemen in de buurt: bekladding van muren en/of gebouwen, rommel 186 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
op straat, hondenpoep op straat en vernieling van telefooncellen en/of bushokjes. De indicator kan een waarde hebben tussen 0 en 10, een hoge score is in dit geval negatief. koopindex De koopindex wordt berekend uit het verloop van de gemiddelde verkoopprijs van woningen volgens de Nederlandse Vereniging van Makelaars NVM. koopprijsgrenzen Voor de koopprijsgrenzen wordt de volgende indeling gehanteerd: • laag prijssegment: de 30% goedkoopste woningen • middensegment: de 40% woningen tussen het lage en hoge prijssegment • hoog prijssegment: de 30% duurste woningen. kwaliteitskortingsgrens Zie huurtoeslag. leefbaarheid Met het begriop leefbaarheid wordt aangegeven hoe aantrekkelijk of geschikt een buurt of wijk is om er te wonen of te werken. leegstand Het aantal woningen dat leeg staat. levensfase Een levensfase is een deel van het leven dat zich onderscheid van andere delen door een gebeurtenis zoals gaan samenwonen, een
woning kopen, kinderen krijgen, uit huis gaan van de kinderen, met pensioen gaan. liberalisatiegrens Zie huurtoeslag. meergezinswoning Ook wel aangeduid als gestapelde woning. Een deel van een gebouw met meerdere woningen,zoals een flatwoning, appartement, galerijflat, etagewoning, boven- en benedenwoning, portiekwoning of maisonnette. mutatiegraad Het aantal verhuizingen in verhouding tot de omvang van de voorraad. netto huur De netto huur is de basishuur verminderd met de huurtoeslag. netto huishoudinkomen Het netto besteedbaar inkomen van een huishouden is het inkomen uit arbeid, winst uit onderneming en inkomen uit uitkeringen en sociale verzekeringen (pensioen, lijfrente, alimentatie c.q. bijstandsverhaal). Voorts wordt als inkomen meegeteld: de kinderbijslag, het spaarloon, de vakantietoeslag, de ziekenfondspremie (van werknemer en werkgever)/zorgtoeslag, de tegemoetkoming van de werkgever in de ziektekosten, gratificaties, vaste winstdeling en tantièmes. In vergelijking met andere inkomensdefinities is bijzonder dat inkomsten en uitgaven in verband met het wonen niet meegeteld worden. Het inkomen
is dus exclusief ontvangen huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait daaraan gekoppeld belastingvoordeel. In het huishoudinkomen telt mee het inkomen van het hoofd van het huishouden, de eventuele partner en van leden van het huishouden. netto huurquote De netto huurquote is de netto huur uitgedrukt als een percentage van het netto besteedbaar huishoudinkomen. De netto huurquote is de micro-quote die berekend wordt door eerst per huishouden de quote te berekenen en de quotes vervolgens te middelen. Dit geeft een andere uitkomst dan de macro-quote, waarbij de gemiddelde jaarhuur gedeeld wordt door het gemiddelde netto besteedbaar inkomen. De macro-quote ligt ongeveer 3% lager en dat wordt veroorzaakt door scheefheid in de inkomensverdeling. (Zeer) hoge inkomens trekken het gemiddeld inkomen omhoog. netto koopquote De netto koopquote zijn de netto hypotheeklasten van eigenaar-bewoners uitgedrukt in een percentage van het netto huishoudinkomen. Het fiscaal voordeel, het eigenwoningforfait en de kooppremie zijn verwerkt. Met in de woning geïnvesteerd eigen vermogen wordt geen rekening gehouden. De netto koopquote is de micro-quote die berekend wordt door eerst per huishouden de quote te berekenen en de quotes vervolgens te middelen. Dit geeft een andere uitkomst dan de macro-quote, waarbij de gemiddelde jaarlijkse netto Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 187
woonuitgaven gedeeld worden door het gemiddelde netto besteedbaar inkomen. De macro-quote ligt ongeveer 2% lager en dat wordt veroorzaakt door scheefheid in de inkomensverdeling. (Zeer) hoge inkomens trekken het gemiddeld inkomen omhoog.
onttrekking Onttrekkingen van woningen aan de woningvoorraad vinden plaats door ver bouw, onbewoonbaarverklaring, buiten gebruikstelling, afbraak, brand en andere rampen.
netto toevoeging Het aantal aan de woningvoorraad toegevoegde woningen door nieuwbouw of productie anderszins, verminderd met het aantal onttrekkingen aan de woningvoorraad.
OPL, Overige Publiekrechtelijke Lichamen Het gaat hierbij om heffingen die gemeenten en waterschappen opleggen aan zowel eigenaren als gebruikers van woonruimte zoals OZB, reinigingsheffing, rioolrecht, verontreinigingsheffing, ingezetenenomslag en omslagheffing. Deze heffingen zijn onderdeel van de bijkomende woonlasten.
nultredenwoning Een nultredenwoning of toegankelijke woning is een woning die extern en intern toegankelijk is. Een woning is extern toegankelijk als de woonkamer van de woning bereikbaar is zonder trappen te hoeven lopen. Een woning is intern toegankelijk als de primaire vertrekken (keuken, toilet, bad of douchegelegenheid en tenminste één slaapkamer) zonder traplopen bereikbaar zijn vanuit de woonkamer. Als de primaire vertrekken bereikbaar zijn met een voorziening zoals een traplift, is de woning dus ook intern toegankelijk. ontgroening Ontgroening is het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van een afname van het geboortecijfer. Het gevolg van ontgroening is een toename van de gemiddelde leeftijd van de bevolking.
188 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
ouderenwoning Een woning die speciaal bedoeld is voor de huisvesting van ouderen particulier opdrachtgeverschap De rijksoverheid wil de zeggenschap van de burger vergroten en particulier opdrachtgeverschap is hier een instrument voor. Bij particulier opdrachtgeverschap is de burger zelf de opdrachtgever van de bouw van het eigen huis, dat wil zeggen dat de toekomstige bewoner zelf de bouwgrond verwerft, zelf bepaalt hoe met welke partijen (aannemer, architect) de woning wordt gerealiseerd. Particulier opdrachtgeverschap kan individueel of collectief met een groep toekomstige bewoners plaatsvinden.
particuliere verhuurder Particuliere verhuurders zijn institutionele beleggers (banken, pensioenfondsen, verzekerings- en beleggingsmaatschappijen) en particuliere personen die woningen op commerciële basis verhuren of laten verhuren. penetratiegraad De penetratiegraad is de mate waarin een goed of dienst is doorgedrongen in een bepaalde markt.
worden als het percentage van de bevolking dat zou moeten verhuizen om een gelijkmatige spreiding over de gebieden te krijgen. semi-starter een starter waarvan de woning na verhuizing niet beschikbaar komt voor de woningmarkt, bv. door echtscheiding of door sloop van de woning. seniorenwoning Zie ouderenwoning.
prijsindex Een prijsindex geeft inzicht in de ontwikkeling van de prijs van een bepaald product door de jaren. Hierbij wordt de prijs van het product in het startjaar op 100 gesteld
serviceflat Een serviceflat is een appartement dat speciaal geschikt gemaakt is voor ouderen met gemeenschappelijke en individuele voorzieningen.
productie anderszins De productie anderszins is de toevoeging aan de woningvoorraad door woningsplitsing, functieverandering en renovatie.
sociaal minimum Huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum (of het beleidsmatig minimum) vormen de minima. Voor huishoudens tot 65 jaar is het sociaal minimum een bijstandsuitkering, vanaf 65 jaar een AOW uitkering. Als de normbedragen exact als inkomensgrens worden gehanteerd, valt een deel van de huishoudens met een uitkering net boven het sociale minimum doordat de uitkering iets afwijkt van de normbedragen. Daarom worden huishoudens met een inkomen tot 105% van het sociale minimum, tot de sociale minima gerekend.
puntprijs De puntprijs is de prijs per WWS-punt (zie verder WWS-punten). segregatieindex De segregatieindex is een indicatie voor de mate van concentratie van bepaalde bevolkingsgroepen (b.v. huishoudens met een laag inkomen) ten opzichte van de overige bevolking binnen een bepaald gebied (b.v. wijk of buurt). Wanneer er sprake is van een gelijkmatige verdeling over verschillende gebieden dan is de waarde van de index gelijk aan 0. De index kan geïnterpreteerd
sociale huurwoning Een door een toegelaten instelling verhuurde woning. Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 189
sociale verhuurder Tot de sociale verhuurders behoren woningcorporaties, stichtingen die zonder winstoogmerk zorg dragen voor de huisvesting van specifieke groepen (studenten, ouderen, enz.) en gemeentelijke woning bedrijven (zie ook corporaties).
verhuisgeneigd Men is verhuisgeneigd als men aangeeft binnen twee jaar te willen verhuizen.
starter Een starter is een huishouden dat voor verhuizing niet zelfstandig woonde en daarna hoofdbewoner van een woning is.
vraagoverschot Het vraagoverschot is het saldo van door verhuisgeneigde huishoudens gevraagde woningen en de door verhuizing aangeboden woningen. Zie ook: verhuisgeneigd.
startkwalificatie Een startkwalificatie is het onderwijsniveau van schoolverlaters. De minimale start kwalificatie die nodig is om kans te maken op duurzaam werk is een havo of vwodiploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2. Een vmbo-diploma wordt dus niet gezien als een startkwalificatie. toegankelijke woning Zie nultredenwoning. toegelaten instelling Zie corporatie. uitkering Een uitkering is een som geld die aan iemand wordt toegekend op basis van een sociale verzekering. Mensen die niet in staat zijn om door werk in hun eigen onderhoud te voorzien en mensen die de pensioen gerechtigde leeftijd hebben bereikt verkrijgen middels een uitkering een inkomen.
190 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
verkoopwaarde De door de bewoner geschatte verkoopwaarde.
vragers in de markt De groep Vragers in de markt bestaat uit huishoudens die zeggen binnen twee jaar te willen verhuizen en ook minimaal één actie hebben ondernomen om een andere woning te vinden of al een woning gevonden hebben. vrij te aanvaarden Een woning is ‘vrij te aanvaarden’ als de woning bij verhuizing of bij oplevering leeg beschikbaar komt voor een andere bewoner. woningbezetting Het aantal mensen dat in een woning woont. woningbouwafspraken Het rijk heeft in convenanten met twintig stedelijke regio’s afspraken vastgelegd over aantallen te bouwen woningen in de periode 2005-2010.
woningvoorraad Het totaal aantal woningen. wooneenheid Een wooneenheid is een deel van een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat niet voldoet aan de woningdefinitie, bijvoorbeeld door het ontbreken van een keukeninrichting, het ontbreken van een toilet of waarvan de toegang uitkomt op een gang, overloop of portaal. Ter compensatie dient het gebouw waarin de wooneenheid is gelegen te beschikken over een gemeenschappelijke voorziening voor de ontbrekende elementen. Er is sprake van een zelfstandige wooneenheid als de woonruimte beschikt over een eigen keuken en toilet en van een onzelfstandige wooneenheid als de keuken en/of toilet ontbreekt. woonkostenindex De woonkostenindex brengt de ontwikkeling van de uitgaven aan wonen in beeld. woonlasten De woonlasten vormen het totale bedrag aan woonkosten, zoals huur- of hypotheeklasten, inclusief de bijkomende woonuitgaven zoals: onroerendzaakbelasting, premies voor woonverzekeringen, rioolrechten, gas, water, electra.
WOZ-waarde De WOZ-waarde is de getaxeerde waarde die wordt gebruikt voor de gemeentelijke OZB-aanslag, voor de omslagheffing van de waterschappen en voor de inkomstenbelasting (eigenwoningforfait). WOZ is een afkorting voor de Wet Waardering Onroerende Zaken. WWS-punten Met het Woningwaarderingsstelsel kan de kwaliteit van de woning in punten worden uitgedrukt (de WWS punten). Aan diverse kenmerken van de woning worden punten toegekend, onder andere aan het oppervlak van de kamers, de voorzieningen in de woning (type verwarming, sanitair), de isolatie en de ligging. Aan dit puntenaantal is een maximaal redelijke huurgrens gekoppeld zodat kan worden vastgesteld of de huurprijs in redelijke verhouding staat tot de kwaliteit van een woning. zittende /niet-zittende huurder De verkoop van een huurwoning kan plaatsvinden aan de huurder (‘zittende huurder’) of aan een nieuwe bewoner (‘niet-zittende huurder’).
woonquote De woonquote is het percentage van het netto huishoudinkomen dat besteed wordt aan de netto woonuitgaven vermeerderd met OPL-heffingen en uitgaven aan nutsbedrijven. Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 191
Trefwoordenregister
aandachtsgroep 106,152 allochtonen 79, 86 betaalbaarheid 125 bevolking 53, 55, 103 bewoonde andere ruimten (BAR) 100 binnenlandse migratie 30 bouwvergunningen 43 buitenruimte 17 corporaties 165, 166, 168 doelgroep 107, 108, 120 doorstroming 23, 24, 25 elektriciteitsverbruik 163 emigratie 82 energiebesparing 153, 155 energielabel 159, 160, 161 etnische groepen 79, 81, 89 Europa 12, 121,148 gasverbruik 156,158, 162 groene energie 164 huishoudens 54, 59, 102, 105 huishoudinkomen 66, 76 huurindex 151 huurprijs 142, 138 huurquote 116, 131, 142, 150 huurtoeslag 126, 143, 144 huurverhoging 139 hypotheek 127, 133, 134 immigratie 82, 83 192 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
inburgering 77, 78 inflatie 135 integratie 77, 78 internationaal 12, 121,148 isolatievoorzieningen 155 kale huur 138, 141 koopindex 151 koopquote 131, 150 koopprijs 130,151 koopwoningen 129 leefbaarheid 68, 69 leegstand 170 mutatiegraad 169 nieuwbouw 8, 33 nieuwbouwbehoefte 20, 22 nultredenwoning 18, 172 onderhoud 176 onderwijs 62, 63, 91 onttrekkingen 08,11 oppervlakte 16 ouderen 112, 113 ouderenwoning 18, 172 particulier opdrachtgeverschap 45 prijsindex 146 puntprijs 141 seggregatie 84, 91 sociale huurwoningen 167 semi-starter 111
starter 111 studenten 118 toegankelijkheid 18, 172 toegelaten instellingen 165, 166, 173 uitkeringen 65, 90 vereniging van eigenaren 110 vergrijzing van de bevolking 101 verhuizingen 23, 25, 26 verkochte huurwoningen 31 verkoopprijs 10, 61, 129 vraagoverschot 22 VVE 110 woningbehoefte 20, 22 woningbouwafspraken 36, 38, 42 woonquote 131,150 woningtekort 20, 22 woningtoewijzing 171 woningvoorraad 05 woningwaarde 128 woonlasten 87,131 woonoppervlak 16 WWS-punten 141 WOZ-waarde 128
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 193
Inhoud per tabel
1 Woningvoorraad Kenmerken woningvoorraad Ontwikkeling woningvoorraad Mutaties in de woningvoorraad Woningvoorraad naar bouwjaar en kamers Woningvoorraad naar prijsklasse Onttrekkingen aan de voorraad naar bouwperiode Woningvoorraad in Europa naar bouwperiode Woningvoorraad en bezettingsgraad in Europa Woonoppervlak naar bouwjaarklasse Soort buitenruimte Woningvoorraad naar toegankelijkheid 2 Woningmarkt Nieuwbouwbehoefte tot 2020 Prognose woningvoorraad tot 2020 Vraagoverschot en nieuwbouwbehoefte Verhuisbewegingen 1988 - 2004 Beschikbaar gekomen woningen door doorstroming naar nieuwbouw Soort verhuizing bij doorstroming naar nieuwbouw Motief voor verhuizing van verhuisgeneigden Verhuisgeneigden naar levensfase en huishoudenstype Verhuisplannen en gerealiseerde verhuizingen Huishoudenssamenstelling van de in- en uitstroom Binnenlandse migratie, verhuizingen tussen provincies Verkochte sociale huurwoningen aan zittende/niet-zittende huurders
194 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
pagina 05 06 07 08 09 10 11 12 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
3 Nieuwbouw Uitgaven BLS - Besluit Lokatiegebonden Subsidies 2000-2008 Nieuwbouw in Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) Woningbouwafspraken 2005 - 2009 Realisatie woningbouwafspraken Rangorde regio’s naar realisatie woningbouwafspraken Woningbouwafspraken versus realisatie Bouwvergunningen en voltooide nieuwbouwwoningen Voltooide nieuwbouwwoningen naar woningtype en aantal kamers Nieuwbouw met particulier opdrachtgeverschap Periode tussen verkoop en oplevering van nieuwbouwwoningen Inhoud en woningbezetting van nieuwbouwwoningen Kenmerken van nieuwbouw in Europa Gemiddelde afzetsnelheid per woning
33 34 35 36 38 40 42 43 44 45 48 49 46 50
4 Steden en wijken Uitgaven ISV - Investering stedelijke vernieuwing Ontwikkeling van de bevolking Samenstelling huishoudens Samenstelling bevolking naar leeftijd Samenstelling bevolking naar herkomst Samenstelling woningvoorraad naar woningtype Samenstelling woningvoorraad naar bouwjaarklasse Gemiddeld aantal personen per huishouden Mutaties in de woningvoorraad Verkoopprijzen van koopwoningen en aantal transacties Onderwijsdeelname naar schoolsoort Schoolverlaters naar startkwalificatie Beroepsbevolking en aantal personen met inkomen uit arbeid Sociale uitkeringen Inkomensverdeling Niet-werkende werkzoekenden Leefbaarheidsscores Leefbaarheid: dimensie bevolkingssamenstelling Leefbaarheid: dimensie leeftijdsopbouw / samenhang bevolking Leefbaarheid: dimensie publieke ruimte Leefbaarheid: dimensie veiligheid Leefbaarheid: dimensie voorzieningen
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 195
Leefbaarheid: dimensie woningvoorraad Door de bewoners ervaren en verwachte ontwikkeling van de buurt Ontwikkeling van het netto huishoudinkomen
74 75 76
5 Inburgering en Integratie Uitgaven inburgering Samenstelling huishouden naar etniciteit Bevolkingssamenstelling etnische groepen in Nederland Omvang van etnische groepen, 1997-2050 Immigratie en emigratie Immigranten uit nieuwe EU-lidstaten Ruimtelijke verdeling van etnische groepen, segregatieindex Toename van concentratiewijken Huisvestigingssituatie allochtonen en autochtonen Woonlasten allochtonen en autochtonen Segregatie op de arbeidsmarkt Inkomensontwikkeling van etnische groepen Omvang en aard van sociale uitkeringen Segregatie in het onderwijs (zwarte scholen) Beroepsbevolking; behaald onderwijs naar herkomst Voortijdige schoolverlaters Opvattingen over aanpassen aan Nederlandse cultuur Etnische herkomst van de partner eerste en tweede generatie Allochtonen met overwegend contact met eigen groep Beheersing van het Nederlands naar etnische groep
77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97
6 Bewoners Bevolking, huisvesting en huishoudens Vergrijzing van de bevolking Prognose aantal huishoudens naar grootte Prognose bevolkingsomvang naar herkomst Leeftijden en huishoudenstypen Samenstelling van huishoudens Positie van de doelgroep Profielschets doelgroep en niet-doelgroep Huisvesting in eengezinswoningen naar eigendom en prijsklasse Huisvesting naar huishoudenstype en woningtype Spreiding VvE’s (Vereniging van Eigenaren) 196 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
Leeftijden waarop huishoudens zijn gestart of doorgestroomd Ouderen in nieuwbouwwoningen Zelfstandig wonende oudere huishoudens naar woningtype Ouderen naar lichamelijke beperkingen Ontwikkeling eigen-woningbezit bij ouderen Netto huurquote van oudere huishoudens Woonuitgaven van huurders van 65 jaar en ouder Percentage thuiswonende en uitwonende studenten Kenmerken van woningen van allochtonen en autochtonen Omvang van de doelgroep naar gemeentegrootte Bevolkingssamenstelling EU-lidstaten naar leeftijd Oppervlakte en bevolkingsdichtheid in de EU-lidstaten Aantal inwoners van EU-lidstaten, 1985-2008 Bevolkingsprognose EU-lidstaten, 2008-2050
111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124
7 Betaalbaarheid Uitgaven Huurtoeslag en BEW Uitgaven betaalbaarheid eigen woning Gemiddelde WOZ-waarde (€) van huur- en koopwoningen Woningen van eigenaar-bewoners naar verkoopwaarde Gemiddelde verkoopprijzen van vrij te aanvaarden woningen Opbouw woonuitgaven eigenaar-bewoners en huurders Opbouw van de maandelijkse woonlasten van eigenaar-bewoners Hypotheken op woningen: transacties en oversluitingen Lopende hypotheken naar soort Inflatie, bouwkosten en hypotheekrente Eigenaar-bewoners naar leeftijdscategorie Verdeling huishoudens naar prijsklasse huurwoningen Gemiddelde kale huur naar woningtype Gemiddelde zuivere huurverhoging per 1 juli Zuivere huurverhoging naar type verhuurder Prijs en kwaliteit van huurwoningen naar woningkenmerken en type verhuurder Woonlasten en inkomens van huurders Toegekende huurtoeslag per jaar Toegekende huurtoeslag per provincie Basishuur, netto huurquote en huurtoeslag in nieuwe woningen Prijsindex en woonkostenindex in EU-lidstaten Woonuitgaven als % van de totale huishouduitgaven in de EU-lidstaten
125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 148
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 197
Woonuitgaven van eigenaar-bewoners en huurders per jaar Ontwikkeling van de huur- en koopprijzen Huishoudens naar doelgroep en etniciteit
150 151 152
8 Energie Uitgaven Energie Aandeel woningen met isolatievoorzieningen Soort verwarming Type CV-ketel Toestellen voor warm water Energetische kwaliteit totale woningvoorraad Energetische kwaliteit woningen naar bouwjaar Energetische kwaliteit totale naar woningtype Gemiddeld gasverbruik per toepassing Gemiddeld electriciteitsverbruik per huishouden Aantal afnemers van groene energie
153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164
9 Woningcorporaties Corporaties naar grootteklasse Woningvoorraad sociale huursector Aantal corporaties en gemiddeld woningbezit Mutatiegraad van woongelegenheden van corporaties Leegstand van woongelegenheden van corporaties Woningtoewijzing aan huishoudenstypen Toegankelijkheid van corporatiewoningen Balans corporaties Winst- en verliesrekening corporaties Investeringen in onderhoud en verbetering
165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175
198 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009 | 199
Colofon Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de daaronder ressorterende afdelingen, diensten en personen aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in de publicatie vermelde gegevens. Een ieder blijft in deze volledig zelf aansprakelijk. Bestelgegevens Via de internetsite van VROM www.vrom.nl kunt u deze publicatie bestellen of downloaden. U kunt de brochure ook aanvragen bij de Infolijn van Postbus 51, telefoonnummer 0800-8051 (gratis). Bestelnummer VROM9152. Informatie Meer uitgebreide en actuele informatie kunt u vinden op onze internetsite: www.vrom.nl/kennispleinwwi Voor meer informatie over de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij de helpdesk van Kennisplein WWI:
[email protected]
200 | Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
VROM9152/JUNI2009
Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM, Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl