Cijfers over opvoedingsvragen en -problemen Nederlands Jeugdinstituut
Deniz Ince
Infolijn t (030) 230 65 64 e
[email protected] i www.nji.nl
December 2008
Zowel uit landelijke als regionale onderzoeken blijkt dat ouders de meeste vragen hebben over of problemen ervaren met: • de aanpak van de opvoeding en ouderschap in het algemeen; • het omgaan met lastig gedrag of gedragsproblemen van hun kinderen; • emotionele problemen. Informatie over het voorkomen en de aard van opvoedingsvragen en –problemen bij ouders is te vinden in registratiegegevens en onderzoeken. Het computerprogramma Registratie van Opvoedingsondersteuning (ROTS) geeft een indicatie van het aantal ouders dat contact heeft gezocht met onder andere de Opvoedtelefoon en opvoedbureaus. Behalve gegevens over de kenmerken van de ouders zijn ook gegevens verzameld over de zwaarte en de aard van de vragen en problemen. De Peiling Jeugd en Gezondheid (PJG) geeft onder andere inzicht in de zorgen die ouders volgens professionals van de Jeugd Gezondheidszorg (JGZ) hebben geuit over de opvoeding en over de oorzaken van opvoedingsproblemen. Recentelijk zijn daarnaast landelijke gegevens verschenen van de Landelijke Jeugdmonitor over onder andere zorgen van ouders over de opvoeding. Ook zijn via een paar regionale monitors opvoedingsvragen en problemen in kaart gebracht.
Landelijke registratie en landelijk onderzoek Landelijke Jeugdmonitor (2008) In de Landelijke Jeugdmonitor staan cijfers die afkomstig zijn uit het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO). Met het AVO worden gegevens verzameld over het gebruik van maatschappelijke en culturele voorzieningen door de Nederlandse bevolking. Het betreft een enquête onder ongeveer tien duizend huishoudens. In de enquête zijn enkele vragen opgenomen voor ouders van thuiswonende kinderen onder de 18 jaar over de zorgen die zij hebben over de opvoeding en over de hulp die zij daarvoor al dan niet hebben gezocht. De gegevens zijn in 2007 verzameld. In 2007 heeft 36 procent van de ouders met thuiswonende kinderen van 0 tot 18 jaar zich zorgen gemaakt over een of meerdere van hun kinderen of over hun opvoeding. Van de alleenstaande ouders maakt 52 procent zich zorgen, tegenover 33 procent van de tweeoudergezinnen.
1
Onderwerpen waar ouders zich de meeste zorgen over maken zijn de opvoeding in het algemeen (27 procent van de ondervraagde ouders), emotionele problemen (22 procent), schoolprestaties van hun kinderen ( 22 procent) en gedragsproblemen (16 procent). Van de ouders die zich het afgelopen jaar zorgen gemaakt hebben over de opvoeding heeft 61 procent hulp of advies gezocht buiten het gezin, familie of vriendenkring. Registratie van opvoedingsondersteuning (ROTS) (Ligtermoet & Pennings, 2006) ROTS is een computerprogramma voor het registreren van verschillende activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning. ROTS wordt gebruikt door 50 afdelingen van bureau jeugdzorg, het jeugdwelzijnswerk en de jeugdgezondheidszorg. Van 30 instellingen zijn de gegevens opgestuurd voor verwerking in het rapport. Het programma bestaat uit verschillende modules: opvoedtelefoon, opvoedbureaus en pedagogische spreekuren, consultatiegesprekken met professionals, groepsactiviteiten en buurtnetwerken jeugdhulpverlening. De beschrijving hierna is beperkt tot de registraties binnen de modules opvoedtelefoon en opvoedbureaus enpedagogische spreekuren. De reden daarvoor is dat de gegevens over de overige modules zeer beperkt zijn. De cijfers van de Opvoedtelefoon zijn landelijk en volledig. Alle binnenkomende vragen worden geregistreerd. De cijfers van de opvoedbureaus komen vooral uit de Randstad. De cijfers die geregistreerd worden gaan onder andere over het aantal gebruikers, de gezinssituatie, de leeftijd van de kinderen, de vragen en problemen die ouders hebben en de inhoud van de ondersteuning. De medewerkers van de Opvoedtelefoon wordt ook gevraagd een inschatting te geven van de zwaarte van de problematiek. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in alledaagse opvoedingsvragen, opvoedingsspanning, opvoedingscrisis en opvoedingsnood. Onderwerpen waarover de opvoedtelefoon vragen krijgt Van de Landelijke Opvoedtelefoon zijn registratiecijfers beschikbaar uit 2002 , 2003, 2004 en 2005. In 2002 hebben 5091 ouders geregistreerd contact gehad met de Opvoedtelefoon. In 2003 waren dat er 5297. In 2004 en 2005 hebben respectievelijk 4204 en 3889 ouders contact opgenomen met de Opvoedtelefoon. De belangrijkste aanleiding om contact op te nemen met de Opvoedtelefoon zijn vragen over kinderen van 1 tot 4 jaar. Daarover ging het in bijna 50 procent van de telefoontjes. Daarna volgen vragen over kinderen in de basisschoolleeftijd, waarbij gemiddeld 23 procent van de vragen ging over kinderen van 5 tot 8 jaar tegen gemiddeld 11 procent over kinderen van 9 tot 12 jaar, In ROTS worden vragen of problemen van klanten onderverdeeld in categorieën. Per beller kunnen maximaal drie problemen of vragen worden geregistreerd. De categorieën waarin de meeste vragen of problemen van klanten vallen staan in tabel 1. Tabel 1: Vragen aan de Opvoedtelefoon in vier categorieën Vragen en problemen van bellers met de Opvoedtelefoon (Ligtermoet & Pennings, 2006) 2002 2003 2004 Aanpak van opvoeding of ouderschap 26,6% 25,3% 26,9% Opvallend gedrag 21,1% 21,8% 22,9%
2
2005 29,3% 21,4%
Emotionele ontwikkeling Lichamelijke ontwikkeling
18,6% 10,8%
18,8% 10,5%
17,8% 10,2%
17,2% 9,9%
Als de categorieën worden losgelaten en per ingebracht probleem wordt opgeteld hoe vaak dit voorkomt, dan blijken slaapproblemen - die in ROTS vallen onder de categorie emotionele problemen - in 2002 en 2003 op de eerste plaats te staan. In 2004 en 2005 staan de slaapproblemen op de tweede plaats en staat de opvoedingsaanpak op de eerste plaats (zie tabel 2) Tabel 2: Meest gestelde vragen aan de Opvoedtelefoon Top tien van specifieke vragen en problemen aan de Opvoedtelefoon (Ligtermoet & Pennings, 2006) 2002 2003 2004 2005 Slaapproblemen 7,6% 7,1% 6,3% 6,3% Bezorgdheid ontwikkeling kind 5,3% 4,9% 5,3% 6,2% Opvoedingsaanpak algemeen 5,3% 4,8% 5,6% 6,6% Straf geven/grenzen stellen 4,5% 4,6% 4,9% 5,6% Niet luisteren/ongehoorzaam 3,3% 3,6% 3,9% 3,8% Koppig/dwars/opstandig 3,4% 3,1% 3,3% 3,2% Informatie over voorziening 3,2% 3,0% 2,3% 1,8% Claimgedrag/aandacht vragen 3,3% 2,9% 3,3% 3,7% Voeding/eetproblemen 2,6% 2,8% 2,6% 2,5% Driftbuien 2,2% 2,4% 2,6% 2,3% De medewerkers van de Opvoedtelefoon is ook gevraagd een inschatting te geven van de zwaarte van de problematiek. De cijfers hiervan worden in tabel 3 weergegeven in vier zwaartes. Tabel 3: Zwaarte van vragen aan de Opvoedtelefoon volgens inschatting medewerkers Inschatting door medewerkers Opvoedtelefoon van de zwaarte van de vragen of problemen in de opvoeding (Ligtermoet & Pennings, 2006) 2002 2003 2004 Alledaagse opvoedingsvragen 40,3% 42,5% 40,3% Opvoedingsspanning 48,3% 47,3% 48,3% Opvoedingscrisis 8,2% 7,2% 8,2% Opvoedingsnood 3,1% 3,0% 3,1%
2005 42,5% 47,3% 7,2% 3,0%
Onderwerpen waarover opvoedbureaus vragen krijgen In de jaren 2001 tot en met 2005 hebben de verschillende opvoedbureaus die registreren in ROTS achtereenvolgens 2910, 3550, 4422, 4549 en 5180 cases geregistreerd. In alle jaren gaat circa 41 procent van de vragen over kinderen van 1 tot en met 4 jaar en circa 46 procent over kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 12 jaar. In circa 10 procent van de gevallen gingen de vragen over kinderen van 13 jaar en ouder. Slechts 1 procent gaat over kinderen tot 1 jaar. In tabel 4 staat over welke problemen ouders contact zochten met de opvoedbureaus.
3
Tabel 4: De drie meest genoemde problemen waarmee ouders bij de opvoedbureaus komen Meest genoemde problemen van ouders bij de opvoedbureaus (Ligtermoet & Pennings, 2006) 2001 2002 2003 2004 2005 Opvallend gedrag 31,3 % 29,1 % 30,9 % 30,3% 28,5% Aanpak opvoeding/ouderschap 21,1 % 23 % 21,8 % 23,6% 25,3% Emotionele problemen 20,7 % 21,1 % 21,5 % 20,3% 20,3% Als de categorieën worden losgelaten en per ingebracht probleem wordt bekeken hoe vaak het voorkomt, dan staat bij de opvoedbureaus ‘niet luisteren/ongehoorzaamheid’ op de eerste plaats. Dit probleem valt onder de categorie ‘opvallend gedrag’. In tabel 5 volgt een overzicht van de meest gestelde vragen. Tabel 5: Meest gestelde vragen aan de opvoedbureaus Top 10 van specifieke vragen en problemen (Ligtermoet & Pennings, 2006) 2001 2002 Niet luisteren/ongehoorzaam 8,4% 7,6 % Druk/hyperactief/onrustig 4,9% 4,6% Slaapproblemen 4,8% 4,2 % Opvoedingsaanpak algemeen 3,9% 4,8% Claimgedrag/aandacht vragen 3,1% 2,8% Koppig/dwars/opstandig 4,1% 4,2% Moeilijk temperament 2,4% 3,3% Straf geven/grenzen stellen 2,8% 3,9% Driftbuien 3,1% 2,7% Omgangsregeling/echtscheiding 2,2% 2,6%
2003 8,0 % 4,7 % 4,4 % 4,2% 4,0% 3,8% 3,4% 3,2% 3,0% 2,9%
2004 7,7% 4,4% 4,9% 5,0% 4,0% 3,7% 2,7% 3,9% 2,5% 2,7%
2005 7,0% 3,7% 5,1% 5,5% 3,4% 3,8% 2,8% 5,4% 3,3% 2,3%
De inschatting die de medewerkers van de opvoedbureaus maken van de zwaarte van de problemen waarmee ouders bij hen komen, is weergegeven in tabel 6. Tabel 6: Zwaarte van problemen volgens inschatting medewerkers opvoedbureaus Inschatting door medewerkers opvoedbureaus van de zwaarte van de vragen of problemen in de opvoeding (Ligtermoet & Pennings, 2006) 2001 2002 2003 2004 Alledaagse opvoedingsvragen 18,8% 23,4% 22,0% 21,0% Opvoedingsspanning 62,2% 55,3% 62,4% 66,0% Opvoedingscrisis 17,1% 17,2% 13,1% 11,0% Opvoedingsnood 1,8% 4,1% 2,5% 2,0%
4
2005 22,9% 65,4% 10,1% 1,6%
Trends Door de jaren heen blijven de kenmerken van opvoedingsvragen en -problemen van ouders zoals geregistreerd door de Opvoedtelefoon en de opvoedbureaus ongeveer gelijk. Dat geldt zowel voor de leeftijd van de kinderen over wie advies wordt gevraagd als voor de aard en de zwaarte van de problemen. Kinderen in Nederland (Zeijl, e.a., 2005) Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en TNO Kwaliteit van Leven hebben in 2002 en 2003 onderzoek gedaan naar de leefsituatie, het welzijn, de tijdsbesteding en het voorzieningengebruik van kinderen van 0 tot 12 jaar. Dit onderzoek wordt aangeduid als de Peiling Jeugd en Gezondheid (PJG) . Aan het onderzoek hebben in totaal 4776 kinderen en hun ouders deelgenomen. Afhankelijk van het onderwerp kan per onderdeel van het onderzoek het aantal kinderen waarover gerapporteerd wordt, lager liggen. Bij de analyses is onderscheid gemaakt tussen drie leeftijdsgroepen: baby’s van veertien maanden, peuters van drie jaar en basisschoolkinderen van 5 tot en met 12 jaar. Een deel van het onderzoek gaat over de opvoeding van kinderen. Verschillende aspecten van opvoeding komen daarbij aan bod, waaronder zorgen van ouders over de opvoeding en opvoedingsproblemen. Zorgen over de opvoeding Van de ondervraagde ouders heeft tussen de 1 en 4 procent het afgelopen jaar veel zorgen gehad over de opvoeding of ontwikkeling van hun kind, terwijl 52 procent van de ouders aangeeft daarover helemaal geen zorgen te hebben gehad. In tabel 7 staat over welke onderwerpen zij zich in meer en mindere mate zorgen maakten. Tabel 7: Opvoedingsonderwerpen waarover ouders zorgen hebben Waarover hebben ouders veel of in mindere maten zorgen? (Zeijl e.a., 2005) Veel zorgen Beetje zorgen Gedragsproblemen 4% 20% Opvoeding in het algemeen 2% 18% Emotionele problemen 2% 13% Gevolgen van ziekte bij het kind 2% 12% Achterstand/ vertraging in de ontwikkeling 1% 10% Contact met andere kinderen 1% 8% Anders 1% 2% Opvoedproblemen Dat ouders zich zorgen maken over hun kind betekent volgens de onderzoekers niet noodzakelijkerwijs dat zij ook problemen hebben met de opvoeding van dat kind. Om na te gaan in hoeverre zich opvoedingsproblemen voordoen, is het oordeel van jeugdgezondheidszorgartsen en verpleegkundigen gevraagd.
5
Bij 85 procent van de gezinnen hebben de jgz-medewerkers geen opvoedproblemen waargenomen. Bij 10 procent van de gezinnen is sprake van lichte problemen, bij 4 procent zijn de problemen matig en bij 1 procent noemen JGZ-medewerkers de problematiek zwaar. Zoals uit tabel 8 blijkt is volgens professionals het gedrag van de kinderen de belangrijkste oorzaak van opvoedproblemen in alle leeftijdscategorieën, gevolgd door beperkte opvoedingsvaardigheden van de ouders en emotionele problemen van het kind. Tabel 8: Oorzaken van opvoedingsproblemen volgens professionals Oorzaken van opvoedingsproblemen volgens professionals (Zeijl e.a. , 2005) 14 3 jaar 5 tot en maanden met 12 jaar Gedragsproblemen van het 38% 59% 41% kind Beperkte 37% 27% 39% opvoedingsvaardigheden van de ouder Emotionele problemen van 13% 29% 35% het kind Achterstand in de 9% 9% 11% ontwikkeling van kind (Lichamelijke) ziekte van het 12% 6% 6% kind
totaal
44%
36%
31% 11% 7%
Uit het onderzoek blijkt dat professionals vaker opvoedproblemen signaleren bij: • gezinnen die onder de armoedegrens leven; • eenoudergezinnen; • gezinnen met niet-westerse ouders; • ouders van jongens; • ouders van peuters en basisschoolkinderen, vergeleken met ouders met kinderen van veertien maanden; • laagopgeleide ouders; • ouders van kleine gezinnen, vergeleken met gezinnen met meer kinderen; • gezinnen met één werkende ouder, vergeleken met gezinnen met twee werkende ouders.
Regionale registratie en regionaal onderzoek Onderzoek GGD Zuid-Holland West (2007) In 2005 heeft de GGD Zuid-Holland West een schriftelijke gezondheidsenquête uitgevoerd in een steekproef uit de populatie van volwassenen van 19 tot en met 64 jaar. In totaal zijn ruim 9800 mensen benaderd. Van 5332 personen - 54 procent - werd een bruikbare vragenlijst ontvangen. De resultaten geven inzicht in de lichamelijke en psychosociale gezondheid, leefstijl, opvoeding van kinderen, rondkomen, schulden, veiligheid en geweld in deze populatie.
6
De vragen over opvoedingsproblemen en -vragen zijn gesteld aan volwassenen met thuiswonende (pleeg)kinderen in de leeftijd tot en met 25 jaar. Aan de orde kwamen problemen in de opvoeding, behoefte aan ondersteuning en bekendheid met instellingen die ondersteuning kunnen bieden. Problemen in de opvoeding Aan de ouders is gevraagd of zij in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek problemen hebben gehad in de opvoeding van hun (pleeg)kinderen. De resultaten staan in tabel 9. Tabel 9: Frequentie van recente opvoedingsproblemen volgens ouders Hoe vaak hebben ouders in de afgelopen maanden problemen ervaren bij het opvoeden % ouders (Bijna)nooit problemen 72 % Soms problemen 25 % Vaak problemen 3% Aan de respondenten die aangeven soms of vaak problemen te hebben met de opvoeding is gevraagd op welke gebieden deze problemen betrekking hebben, of zij daarbij momenteel ondersteuning krijgen en of zij behoefte hebben aan ondersteuning. Daarbij is onderscheid gemaakt in drie leeftijdscategorieën van de kinderen: 0 tot en met 3 jaar, 4 tot en met 11 jaar en 12 tot en met 17 jaar. In tabel 10 staat een overzicht waarin per leeftijdscategorie een indicatie wordt gegeven van het percentage ouders dat op het betreffende gebied problemen heeft. Tabel 10: Recente problemen van ouders met opvoedingsaspecten naar leeftijdscategorie van de kinderen Aspecten van de opvoeding waarop ouders de afgelopen maanden problemen hebben ervarenN 0 t/m 3 jaar 4 t/m 11 jaar Houden aan/stellen van grenzen 38 % 39 % Luisteren, gehoorzamen 58 % 48 % Ontwikkeling & gezondheid 54 % 30 % Schoolprestaties 19 % Angst, onzekerheid,faalangst 18 % 25 % Gebrek aan beweging 8% 12 % Druk, agressief gedrag 21 % 19 % Concentratie 15 % 21 %
12 t/m 17 jaar 45 % 33 % 18 % 29 % 20 % 23 % 13 % 15 %
In alle leeftijdscategorieën noemden ouders als belangrijkste problemen: het houden aan of stellen van regels, grenzen en afspraken en het luisteren en gehoorzamen.
N
De onderzoeksrapportage toont de resultaten in staafdiagrammen. De percentages kunnen dus afwijken van de daadwerkelijke percentages.
7
Bij ouders van kinderen in de leeftijdsgroepen van 0 tot en met 3 jaar en van 4 tot en met 11 jaar stond in de top drie van problemen ook de ontwikkeling en gezondheid van het kind. Bij ouders van kinderen van 12 jaar en ouder stonden daarin ook de schoolprestaties van hun kinderen. Ondersteuning bij de opvoeding Van de ouders die soms of vaak problemen hebben in de opvoeding, heeft een op de drie behoefte aan ondersteuning. Van die ouders heeft 24 procent momenteel ondersteuning op een of meer gebieden. Twaalf procent van hen heeft wel behoefte aan ondersteuning, maar ontvangt die momenteel niet. Gebieden waarop de meeste ouders op het moment van het onderzoek ondersteuning kregen zijn: angst/onzekerheid/faalangst (7 procent), ontwikkeling/gezondheid (6 procent), concentratie en schoolprestaties (beide 5 procent). Brabantse Jeugdmonitor - GGD Hart voor Brabant (Mathijssen & Bus,2006) Onderdeel van de Brabantse Jeugdmonitor is de Enquête 0- tot en met 11-jarigen. In 2005 hebben in de regio Hart voor Brabant ruim 18.000 ouders de vragenlijst ingevuld, een respons van 75 procent. Vragen over de opvoeding Vijftig procent van de ouders heeft soms en 3 procent heeft vaak vragen over het opvoeden van hun kind. Hoe ouder de kinderen zijn, hoe minder vaak ouders vragen hebben, zo blijkt uit de Brabantse Jeugdmonitor. Daarnaast hebben ouders van meisjes, ouders uit tweeoudergezinnen en laagopgeleide ouders minder vaak vragen. Problemen in de opvoeding Van de ouders ervaart 42 procent soms en 2 procent vaak problemen in de opvoeding. Hoe ouder de kinderen, hoe vaker ouders problemen ervaren. Alleenstaande ouders, ouders uit nieuwgevormde gezinnen, ouders van jongens en ouders van niet-westers allochtone kinderen ervaren ook vaker problemen. Ouders van jonge kinderen ervaren andere problemen dan ouders van oudere kinderen. Problemen met ontwikkeling en gezondheid van het kind komen vaker voor bij 0- tot en met 3-jarigen. Problemen met luisteren en gehoorzamen worden vaker genoemd door ouders van kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar. Problemen met sociale contacten en angst of onzekerheid van het kind worden vooral bij de 8 tot en met 11-jarigen genoemd. Behoefte aan opvoedingsondersteuning bij Utrechtse ouders (Van Bergen e.a., 2005) In 2003 hebben ruim 800 Utrechtse ouders van kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar een vragenlijst ingevuld in het kader van de Utrechtse Gezondheidspeiling. Daarin waren vragen opgenomen over opvoeding en de behoefte aan opvoedingsondersteuning. Vragen over opvoeding Gemiddeld heeft 48 procent van de Utrechtse ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar in de afgelopen twaalf maanden weinig of soms vragen gehad over de opvoeding van de kinderen, 11 procent heeft vaak of altijd vragen en 41 procent geeft aan nooit vragen te hebben gehad over de opvoeding.
8
Ouders die vaak of altijd vragen hebben over de opvoeding zijn vooral jonge ouders tussen de 16 en 30 jaar, ouders met hele jonge kinderen van 0 tot 4 jaar . Dat geldt zowel voor hoog- als laagopgeleide ouders. Problemen bij de opvoeding Van de Utrechtse ouders van 0- tot 18-jarigen geeft 57 procent aan dat zij bijna nooit opvoedingsproblemen ervaren, terwijl 37 procent weinig of soms opvoedingsproblemen heeft ervaren en 6 procent zegt in de afgelopen twaalf maanden vaak of altijd problemen te hebben ervaren bij de opvoeding. Ouders die problemen hadden bij het opvoeden noemden gemiddeld 2,6 gebieden waarop de problemen betrekking hadden. De meeste problemen noemden: • de groep ouders in de leeftijd van 45 tot 54 jaar; • ouders met kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar; • laag opgeleide ouders; • alleenstaande ouders. In tabel 11 staat op welke opvoedingsaspecten Utrechtse ouders problemen ervaren. Tabel 11: Opvoedingsaspecten waarop Utrechtse ouders het afgelopen jaar problemen hebben ervaren Aspecten van de opvoeding waarop ouders problemen ervaren Houden aan of stellen van grenzen Luisteren en gehoorzamen Ontwikkeling en gezondheid Schoolprestaties Angst, onzekerheid en faalangst Druk en agressief zijn
44% 43 % 41 % 24 % 21% 18 %
Bronnen CBS (2008). Jaarrapport landelijke jeugdmonitor. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. GGD Zuid-Holland West (2007). Factsheet opvoeding. Zoetermeer: GGD Zuid-Holland West. Ligtermoet, I. & Pennings, T. (2005). Registratie van Opvoedingsondersteuning: een begin. Enkele landelijke cijfers uit 2002-2003. Utrecht: NIZW Jeugd. Ligtermoet, I. & Pennings, T. (2006). Registratie van opvoedingsondersteuning: ROTS-cijfers 20022005. Utrecht: NIZW Jeugd. Mathijssen, J. & Bus, A. (2006). Opvoeding en Opvoedingsondersteuning. Infokaart Brabantse jeugdmonitor. Enquête 0- t/m 11-jarigen 2005. ’s-Hertogenbosch: GGD Hart voor Brabant.
9
Van Bergen, A., de Geus, G. & van Ameijden, E. (2005). Rapport behoefte aan opvoedingsondersteuning bij Utrechtse ouders en verzorgers. Utrecht: GGD Utrecht. Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K., Keuzenkamp, S. & Reijneveld, M. (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag/Leiden: Sociaal en Cultureel Planbureau/TNO Kwaliteit van Leven.
10