1
Inhoud
Cijfers bontsector België (2003) ---------------------------------------------- 3 Cijfers bontsector in Europa (1999) ------------------------------------------- 4 Overzicht structuur bontsector: Van pelsdierenhouderij tot consument ------------------------ 5 De bontsector in Europa ---------------------------------------- 6 Europese regelgeving ten aanzien van de pelsdierenhouderij ------------- 7 Historiek van politieke en wetgevende initiatieven rond de pelsdierenhouderij in België vanaf 2000 ------------------------- 8 Dieren profiteren van research ------------------------------------------------ 9 Bedenkingen bij het voorstel om de pelsdierenhouderij te sluiten op basis van vermeende ethische principes -------------- 10 Nuttige adressen en websites ------------------------------------------------- 13
PERSVERANTWOORDELIJKE: Christian Parmentier Tel 02/759.28.17 Fax 02/757.64.94 GSM: 0477/34.18.58 E-mail:
[email protected]
2
Cijfers bontsector België (2003)
Aantal pelsdierenhouderijen
23
Handelswaarde gekweekte pelzen
4 miljoen Euro
Aantal bedrijven (bontverwerkende ateliers, bontdetailhandel, looierijen)
125
Fulltime en parttime personen direct werkzaam
500
Omzet bontdetailhandel (2002)
25 miljoen Euro
3
Cijfers bontsector Europa (1999)
Aantal pelsdierenhouderijen in de EU
6.000
Aantal pelsdierenhouderijen in toekomstige lidstaten
290
Handelswaarde van Europese pelzen (veilingsopbrengst)
625 miljoen Euro
Aantal bedrijven in de bontsector binnen de EU (bontverwerkende ateliers, bontdetailhandel, looierijen, mode-branche, veilingshuizen, etc)
29.125
Aantal fulltime medewerkers in de bontsector Aantal parttimers
164.000 174.000
Handelswaarde bontverkoop binnen de EU 1998/1999 Geschatte waarde 1999/2000 binnen de EU
3.385 miljoen Euro 4.789 miljoen Euro
Hoeveelheid voedsel voor pelsdieren, jaarlijks binnen de EU gemaakt van dierlijke bijproducten (afval) van: Pluimveehouderij: Visverwerking: Slachthuizen:
220.000 ton 365.000 ton 62.000 ton
4
VAN PELSDIERENHOUDERIJ TOT CONSUMENT
5
DE BONTSECTOR IN EUROPA Binnen de EU is het houden van pelsdieren geconcentreerd in Denemarken, Finland en Nederland. De belangrijkste lidstaten voor de bont kledingconsumptie zijn Griekenland, Italië, Duitsland en Spanje. In 1998 bedroeg de omzet van Deense pelsdierenhouders 332 miljoen euro. Bont is voor Denemarken het vierde belangrijkste exportproduct, na bacon, kaas en vlees in blik. Voor Finland vertegenwoordigt de bontproductie een waarde van 250 miljoen euro, en staat boven de waarde die de rundsvleesproductie vertegenwoordigt. In Nederland zijn het vooral gespecialiseerde bedrijven met een jaaromzet van 75 miljoen euro. De Belgische productie vertegenwoordigt een jaaromzet van 4 miljoen euro. Veel pelsdierenhouders , vooral in de Scandinavische landen, kunnen met de opbrengst van hun pelsdierenhouderij hun inkomsten uit andere landbouwactiviteiten aanvullen. Zo draagt de pelsdierenhouderij daar bij aan de instandhouding van levensvatbare plattelandsgemeenschappen. Pelsdierenhouderijen houden tevens, economisch gezien, het uitoefenen van agrarische activiteiten gezond in gebieden die gezien de klimatologische omstandigheden geen landbouwproducten met winst kunnen produceren en vermarkten - in Finland is zelf 50% van de pelsdierenhouders voor hun inkomen afhankelijk van de productie van pelzen. Zelfs daar waar de klimatologische omstandigheden geen beperkingen opleveren, kunnen andere factoren de boeren beperken, zoals vlees- en melkquota’s, milieumaatregelen, etc. Een belangrijk argument dat pleit voor dit onderdeel van de agrarische industrie is dat de pelsdierenhouderijen zich redden zonder EU subsidies. Pelsdierenhouderijen maken bovendien op efficiënte wijze gebruik van bijproducten uit de vis-, vlees- en pluimveeverwerkende industrieën. Op jaarbasis eten pelsdieren 220.000 tot bijproducten van de pluimveeverwerkende industrie, 62.000 ton bijproducten van slachthuizen, 365.000 ton van visserij en visverwerkende industrie afkomstige bijproducten. Op deze manier dragen de pelsdieren bij aan het laag houden van de kosten van voedselproductie voor de mens. De bijproducten die zij consumeren zijn immers niet voor menselijke consumptie geschikt, maar vertegenwoordigen wel een bron van inkomsten en daarbij behorende werkgelegenheid. Voordurende research is een belangrijk aspect van de Europese pelsdierenhouderij. De resultaten hiervan zijn de peilers van de wetgeving met betrekking tot het houden van pelsdieren. Op het gebied van huisvesting, gezondheidszorg, voeding, welzijn en milieu is dit de dieren alleen maar ten gunste geweest. Pelsdierenhouders en nationale overheden hebben de kosten van deze research op zich genomen. Griekenland is het belangrijkste land binnen de EU waar bont tot kleding verwerkt wordt, met name in en rond Kastoria en Siatista, is men afhankelijk van de bontindustrie, andere werkgelegenheidsectoren zijn daar nagenoeg niet aanwezig. Binnen de EU worden niet alleen bont en bontproducten geproduceerd en verwerkt maar is ook de belangrijkste consumentenmarkt voor deze producten te vinden; bont vormt een belangrijk onderdeel van de Europese mode-branche. Sinds het midden van de jaren ’90 is de verkoop van bont in belangrijke mate toegenomen dankzij lichtere bontsoorten, geschoren bont, gebreid bont en de toegenomen vraag naar kledingstukken waarbij bont gecombineerd wordt met andere materialen. De verkoop van bont bedroeg in de Eu in 1998/1999 3.385 miljoen euro. Geschatte verkoop voor het seizoen van 1999/2000 was 4.789 miljoen euro
6
EUROPESE REGELGEVING TEN AANZIEN VAN HET HOUDEN VAN PELSDIEREN Het houden van pelsdieren is zowel aan nationale als Europese regelgeving onderhevig. EU richtlijn 98/58 heeft betrekking op het welzijn van landbouwhuisdieren, hieronder vallen ook pelsdieren. Richtlijn 93/119 betreft het doden van landbouwhuisdieren en specificeert de toegestane methodes per soort. Het EU verdrag beschermt de vrije handel in levende dieren en huiden. Daarnaast is EU bepaling 827/68 van toepassing. De Raad van Europa heeft in 1990 een aanbeveling over het houden van pelsdieren aangenomen. Deze aanbeveling werd in 1999 gewijzigd. EU lidstaten, dierenartsen, dierenwelzijngroeperingen en organisaties van pelsdierenhouders hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de tekst. De aanbeveling is de basis voor nationale wetgeving met betrekking tot het houden van pelsdieren en omvat: huisvestingsvoorzieningen, dierenhouderij en inspectie, management, research, methodes om dieren te doden en outillage. Het doel van de aanbeveling is de gezondheid en het welzijn van pelsdiersoorten (nerts, marter, fret, bunzing, rode vos, poolvos, beverrat, chinchilla en Finse wasbeer) op pelsdierenhouderijen te beschermen. De Europese landbouw milieuwetgeving is ook van toepassing op pelsdierenhouderijen. Nationale overheden laten regelmatig inspecties uitvoeren bij de pelsdierenhouders. Tijdens deze controle wordt gekeken naar het dierenwelzijn en milieubeschermingsmaatregelen.
7
HISTORIEK VAN POLITIEKE EN WETGEVENDE INITIATIEVEN ROND DE PELSDIERHOUDERIJ IN BELGIE VANAF 2000 2000 Alle bestaande pelsdierenhouderijen in België (allen bevinden zich in Vlaanderen) krijgen twee dierenartsen van het Ministerie van Landbouw, waaronder dierenwelzijn valt, op bezoek voor controle op dierenwelzijn (o.a. afmeting kooien en methode van doden van de dieren). Er worden geen inbreuken vastgesteld. 2001 Het Koninklijk Besluit van 7 december 2001 maakt een lijst bekend van dieren die nog mogen gehouden worden. Alle dieren die er niet opstaan mogen voortaan niet meer gehouden worden. De nerts, vos en poolvos bevinden zich niet op deze lijst. De vereniging van Belgische pelsdierenhouders (BEFFA) neemt contact op voor meer duidelijkheid en dient als beroepsvereniging een aanvraag in om de nerts, vos en poolvos aan de lijst toe te voegen. 2002 In het Belgisch Staatsblad van 22 augustus 2002 verschijnt een Koninklijk Besluit met een lijst van vier extra diersoorten die mogen gehouden worden. Het betreft de drie pelsdieren: de Mustela vison (Amerikaanse nerts), Vulpes vulpes (vos) en de Alopex lagopus (poolvos) plus een vierde dier: de Bison bison (Amerikaanse bizon). Als beperking wordt vermeld dat deze vier diersoorten enkel mogen gehouden worden voor productiedoeleinden en dus niet als huisdier. Dit Koninklijk Besluit is mede ondertekend door Minister Aelvoet, verantwoordelijk voor dierenwelzijn. Daarmee is er terug rechtszekerheid voor die landbouwers die reeds jaren deze dieren houden voor productiedoeleinden maar blijkbaar bij het opstellen van de eerste lijst over het hoofd waren gezien. Op 23 december 2002 is een wetsontwerp klaar in samenwerking met het kabinet van Dierenwelzijn. In dit wetsontwerp zijn de Aanbevelingen van de Raad van Europa betreffende het houden van pelsdieren opgenomen. Dit wetsontwerp geraakt niet meer tijdig door het parlement voor de verkiezingen. In de loop van 2002 krijgen de pelsdierenhouders van de bevoegde ambtenaren te horen dat ze best reeds beginnen met zich aan te passen aan deze op til zijnde wetgeving. België wil in een zo kort mogelijke tijd de Aanbevelingen van de Raad van Europa invoeren. De pelsdierenhouders starten met het aanpassen van hun landbouwbedrijven. Tegen begin 2004 zijn sommige bedrijven al voor 100% aangepast aan de nieuwe welzijnsnormen gebaseerd op de Aanbevelingen van de Raad van Europa. 2004 De nieuwe regering, opnieuw samengesteld uit Liberalen en Socialisten, maar nu zonder de Groenen, komt blijkbaar terug van haar eigen wetsontwerp uit 2002 en maakt een bocht van 180°. Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Rudy Demotte, overweegt om de pelsdierenhouderij in België op “ethische basis” te verbieden. Dit op het moment dat de pelsdierenhouderij overal in Europa en ook in België ( onder impuls van het wetsontwerp van de regering uit 2002) zich aanpast aan de Aanbevelingen van de Raad van Europa.
8
DIEREN PROFITEREN VAN RESEARCH Verschillende onderdelen van de pelsdierenhouderij zijn intensief wetenschappelijk onderzocht. Alleen al in 1999 werd door pelsdierenhouderijen en nationale overheden in Denemarken, Finland, Noorwegen en Nederland 1.6 miljoen euro in research geïnvesteerd. Dit heeft geresulteerd in wetgeving met betrekking tot het houden van pelsdieren op het gebied van: • Huisvesting (verbeteren van nestboxen voor nertsen, en uitkijkposten voor vossen) • Gezondheidszorg • Voeding (samenstelling, hygiëne en hoeveelheid) • Houderij (selecteren op gedrag, zowel bij nertsen als vossen en promotie van in een vroeg stadium socialiseren van jonge vossen) • Nederlandse pelsdierenhouders hebben bovendien kooiverrijking toegepast in de vorm van platforms en/of cilinders voor nertsen. Hier wordt bovendien groepshuisvesting toegepast. Pelsdierenhouders willen om twee redenen met deze research doorgaan: 1. Hoge standaard voor het houden van pelsdieren kan altijd nog verder worden verbeterd. 2. Iedere nieuwe regelgeving voor de sector dient een gezonde wetenschappelijke basis te hebben. Om dit te bereiken hebben de Europese pelsdierenhouders in 1999 geholpen bij de oprichting van het Fur Animal Welfare Research Committee (Onderzoekscommissie voor welzijn van pelsdieren). Deze onafhankelijke groep bestaat uit wetenschappers uit het Verenigd Koninkrijk, Denemarken Finland, Noorwegen en Nederland. De groep rapporteert regelmatig aan the Council of Europe’s Standing Committee, die zich bezighoudt met het welzijn van dieren in de dierenhouderij en de Fur Animals Recommendation (aanbevelingen voor pelsdieren). De gezondheid en het welzijn van hun dieren zal de voornaamste zorg voor pelsdierenhouders blijven. Zij zijn erop gespitst dat de productiesystemen zich parallel ontwikkelen aan de toenemende wetenschappelijke kennis van en het inzicht in de behoeften van de dieren. Om deze reden zullen pelsdierenhouders wetenschappelijk onderzoek blijven steunen en de bevindingen hiervan in de praktijk toepassen. Bovendien blijven de pelsdierhouders overeenkomstig nationale en Europese regelgeving werken.
9
BEDENKINGEN BIJ HET VOORSTEL OM DE PELSDIERHOUDERIJ TE SLUITEN OP BASIS VAN ETHISCHE PRINCIPES A. HET INVOEREN VAN EEN VERBOD OP PELSDIERENHOUDERIJEN IS GEEN ETHISCHE MANIER VAN OMGAAN MET MENS EN DIER MAAR GETUIGT VAN MOREEL OPPORTUNISME Onze westerse maatschappij evolueerde van een self-supportingsysteem naar een samenleving met meer specialisaties. Met het inkomen uit onze gespecialiseerde arbeid kopen we andere goederen en diensten van mensen die zich in die goederen en/of diensten hebben gespecialiseerd. Maar de keerzijde hiervan is een vervreemding van de natuur, van andere leefwerelden. We kennen de noden van andere mensen nog nauwelijks. Iemand kan een dierlijk product X totaal onnodig vinden, terwijl het voor anderen belangrijk is. Iemand anders kan er zelfs zijn dagelijks brood mee verdienen. In feite is de mens ook een dier dat, net zoals alle andere dieren, zijn eigen soort en eigenbelang op de eerste plaats zet. Maar aan de andere kant is de mens het enige morele wezen op deze aarde dat deze neiging binnen de perken houdt. Aandacht voor mensenrechten, dierenwelzijn en het milieu zijn er een exponent van. Het conflict tussen deze twee menselijke neigingen maakt dat mensen, alle mensen, in hun omgang met dieren in feite morele opportunisten zijn wanneer het op omgang met dieren aankomt. Iedereen legt de grens waar zijn welzijn, zijn comfort, zijn inkomen en zijn belang niet in het gedrang komt. Zo ook de dierenrechtenorganisatie, die de stuwende kracht is achter de vraag naar een verbod op het houden van pelsdieren. Deze beweging - die geen enkel maatschappelijk draagvlak bezit voor haar echte agenda die erin bestaat om stap voor stap alle gebruik van dieren uit onze maatschappij te bannen - vindt ook het doden van dieren voor vlees ethisch onverantwoord en stelt ‘Vlees is moord’ . Maar met het bezit van gezelschapdieren, die ook niet levensnoodzakelijk zijn, hebben ze vreemd genoeg geen probleem. De bijna 3 miljoen honden en katten samen verorberen in België jaarlijks zo’n 180.000 ton diervoeding dat voor een groot deel wordt vervaardigd uit vers vlees. Het bezit van huisdieren is niet iets ‘levensnoodzakelijk’, er is zeer veel vlees voor nodig. Toch wijzen zij het bezit van huisdieren niet af en hoor je niet de slogans “Huisdieren zijn triviaals!” en ‘Vlees is moord!’. Waarom? De actiegroepen, die financieel wortel hebben geschoten in dit dierenrechtengedachtegoed, willen finaal hun inkomsten en de rechten van hun spaarvarken uiteraard niet in gevaar brengen door hier consequent hun eigen principe toe te passen. De mensen die hen financieel steunen zijn immers net de bezitters van deze vleesverslindende huisdieren. In feite wijzen de dierenrechtenbewegingen ook het bezit van huisdieren af maar kunnen dit niet openbaar maken omdat ze zich hiermee zouden bevinden op het raakvlak van hun portefeuille en hun ethiek. Ook de kopstukken van de dierenrechtenorganisaties trekken de lijn waar iedereen ze nogal graag trekt: daar waar het financiële eigenbelang er niet onder lijdt. Ook zij gedragen zich dus als morele opportunisten in de omgang met dieren. Door onze gespecialiseerde maatschappij hebben vele mensen het rechtstreeks contact met natuur en dieren verloren en komt dit moreel opportunisme nu maximaal tot uiting. Het leidt tot onverdraagzaamheid onder mensen, die het in feite allemaal eens zijn met het principe dat dieren goed moeten behandeld worden. Willen we effectief evolueren naar een pluralistische, leefbare en verdraagzame maatschappij dan is de enig haalbare kaart een goede en praktische wetgeving rond dierenwelzijn - dat ook rekening houdt met de menselijke kant van het verhaal - gekoppeld aan het respect voor ieders keuze om al dan niet bepaalde dierlijke producten te gebruiken. Het sluiten van pelsdierenhouderijen in België past niet in dit kader; een goede wetgeving voor het houden van pelsdieren wèl !
10
B. ENKELE ANDERE BEDENKINGEN 1. Overheden doen vaak hun beklag dat de landbouw zwaar gesubsidieerd is en handenvol belastinggeld kost. Is het dan wel ethisch verantwoord om rendabele landbouwbedrijven die altijd zonder subsidies hebben kunnen werken te sluiten met geld van de belastingbetaler? 2. Is het ethisch verantwoord dat een vorige regering, eveneens bestaande uit Liberalen en Socialisten, eerst de nerts via een KB op de lijst zet van dieren die mogen gehouden worden voor productiedoeleinden om dan twee jaar later – nadat mensen verder hebben geïnvesteerd in hun bedrijf - in een volgende regering, eveneens bestaande uit Liberalen en Socialisten te kennen te geven dat men nu de pelsdierenhouderij wil sluiten? 3. Is het verantwoord van een regering om zich onder druk te laten zetten door een drukkingsgroep die geen enkel maatschappelijk draagvlak heeft voor haar echte agenda? Hoeveel Belgen willen namelijk dat stap voor stap alle gebruik van dieren uit onze maatschappij wordt gebannen als we weten dat er slechts 2% vegetariërs zijn en een nog veel kleiner aantal veganisten? 4. Het sluiten van de pelsdierenhouderijen in België is vanuit het oogpunt voor meer dierenwelzijn bij nertsen zeker niet te verdedigen. De productie dreigt zich te verplaatsen naar landen buiten Europa waar veel minder tot geen aandacht is voor dierenwelzijn. 5. Blijkbaar hebben bepaalde politici het signaal van de kiezer tijdens de vorige verkiezingen niet begrepen. De Groenen zijn in mei 2003 weggestemd. Toch zijn de meeste mensen voor een goed milieu en dierenwelzijn, maar het mag geen doel op zich worden. Economie, ecologie en dierenwelzijn moeten samen gaan. Pelsdierhouderijen sluiten past niet in dit plaatje, een goede wetgeving voor het uitbaten van gelijk welke veehouderij wel. Wanneer politici geen rekening houden met de mensen dan moeten ze niet verwonderd zijn dat ze zich van de politiek afkeren en het aantal proteststemmen verder blijft toenemen. 6. Iedereen is voor een goede omgang met dieren, maar sommige dierenactivisten gaan nu wel zeer ver. Als het van hen afhangt dan mogen we met onze kinderen niet meer naar de zoo, mogen we geen biefstukje of kippenbout meer eten, mogen zelfs geen dieren meer gebruikt worden voor een oplossing van enge ziektes zoals aids. Dit gaat te ver. Mensen moeten absoluut het recht hebben om zelf te kiezen of zij nog een stukje vlees willen eten, een bontjas willen dragen of naar het circus willen gaan. Een verbod op het houden van pelsdieren is een zeer gevaarlijk precedent. Het gaat hier om een actie van een zeer fundamentalistische, ideologische beweging die haar eigen visie als de enige moreel juiste aanziet en geen rekening meer houdt met de andere mensen en hun visie. Deze mensen zijn zo verblind door hun ideologische overtuiging dat zij niet meer kunnen of willen inzien dat er mensen zijn die een bepaald beroep of activiteit uitoefenen, niet enkel omwille van hun inkomen maar omdat ze het heel graag doen. Omdat ze daarin van jongsaf aan zijn opgegroeid en een zeer sterke emotionele band hebben met hun activiteit of beroep. Het gaat hier dus niet enkel om het afnemen van een inkomen maar het gaat wèl om de vernietiging van de vrije keuze van mensen om dat beroep of die activiteit uit te oefenen die zij echt graag doen, waar ze met hart en ziel aan verbonden zijn en voor wie het afnemen van dit beroep in feite neerkomt op het afnemen van hun eigenheid.
11
C. IN NEDERLAND HAD HET RATHENAU INSTITUUT EEN GROOT AANTAL GEGRONDE BEZWAREN TEGEN HET INVOEREN VAN EEN VERBOD OP PELSDIERENHOUDERIJEN OP BASIS VAN “ETHISCHE” ARGUMENTEN. FINAAL IS MEN IN NEDERLAND VAN DIT IDEE AFGESTAPT. In Nederland heeft de Tweede Kamer enkele jaren geleden ook met het idee gespeeld om de Nederlandse pelsdierenhouderij te sluiten. Net zoals nu in België werd niet het dierenwelzijn maar het doel van de nertsenhouderij, namelijk productie van bont, als expliciet argument opgevoerd. De regering had voordien immers een rapport besteld over het welzijn van nertsen op de pelsdierenhouderijen en dit kwam tot de conclusie dat de nertsenhouderij moeilijk op grond van dierenwelzijnsredenen kon verboden worden. Dus wilde minister Brinkhorst in Nederland alsnog op basis van “ethische” redenen een verbod invoeren. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft toen (1999) het Rathenau Instituut gevraagd een rapport te maken om na te gaan of – en op grond van welke argumenten – het beleid al dan niet zou kunnen overschakelen op “ethische normen” in plaats van “normen voor dierenwelzijn” om het houden van dieren voor bepaalde productiedoeleinden te beoordelen. Deskundigen op ethisch, juridisch en bestuurkundig vlak, die aan het rapport meewerkten, brachten een groot aantal bezwaren in tegen het hanteren van het productiedoel als beoordelingskader bij de toelaatbaarheid van vormen van dierenhouderij. De belangrijkste waren: • Het ontbreken van een ethisch en rechtsfilosofisch beoordelingskader kan tot onvoorspelbare bestuurlijke en maatschappelijke problemen leiden. • Het verbieden van een bedrijfstak op basis van het productiedoel wordt ook verbonden met een aantal specifieke bestuurlijke en politieke problemen zoals het schaden van het vertrouwen in de overheid. Net als in België had ook de regering enkele jaren voordien de nerts op de lijst gezet van dieren die gehouden mogen worden en hadden mensen vervolgens verder in hun bedrijf geïnvesteerd, ook en vooral in het kader van het Plan van Aanpak (eigen initiatief voor de verbetering van het dierenwelzijn). • Een verbod van een vorm van dierenhouderij op basis van het productiedoel komt in conflict met de morele uitgangspunten van de liberaal-democratische rechtsstaat, zoals het neutraliteitsbeginsel, gelijk respect voor de morele opvattingen van alle burgers en het gelijkheidsbeginsel, die een regering naar zijn burgers toe in acht dient te nemen. De deelnemers benadrukten daarbij dat een verbod een precedent kan scheppen waardoor het hek van de dam is omdat het niet duidelijk is waar de verschillen met andere praktijken met dieren waar gelijkaardige bezwaren tegen kunnen worden ingebracht. Stel dat het in het geval van de nerts, verboden wordt om nertsen te houden op grond van de argumentatie dat het productiedoel moreel in vraag kan gesteld worden. Dan komt vervolgens de principiële vraag aan de orde of het fokken van kalkoenen voor de Kerst, het fokken van vleeskippen en leghennen met de destructie van miljoenen mannetjeskuikens als gevolg, het houden van varkens in de bio-industrie voor zo goedkoop mogelijk vlees…. wel een zodanig groot moreel gewicht of belang in de schaal legt, dat het gerechtvaardigd is om deze praktijken in stand te houden. Indien de overheid geen helder, goed onderbouwd en scherp concept, argument of principe kan voorleggen dat duidelijk maakt waar de verschillen liggen tussen de zojuist genoemde voorbeelden en de nertsenhouderij, zal de burger, die naar eigen opvatting met een goed geweten dieren houdt en er een broodwinning aan heeft, worden overgeleverd aan de zich wijzigende politieke verhoudingen in de samenleving of aan de invloed van de sterkste lobby. Kortom, een onvoorspelbaar maatschappelijk, en dus ook politiek en bestuurskundig proces ligt in het verschiet.
12
NUTTIGE ADRESSEN BEFFA Belgische vereniging van pelsdierhouders Reeboklaan 16 2950 Kapellen 03/887.84.59 fax:03/315.19.30 E-mail:
[email protected] Belgische Bontfederatie vzw Grondwetlaan 102 1090 Brussel Tel. 02/420.19.43 Fax 02/420.08.74 E-mail:
[email protected] Website: http://www.bontfederatie.be EFBA European Fur Breeders’ Association De Europese pelsdierenhouders associate (EFBA) werd in 1968 opgericht en is de overkoepelende organisatie voor 15 natioanle pelsdierenhouders verenigingen binnen Europa. De EFBA vertegenwoordigt 6.000 Europese pelsdierhouders E-mail:
[email protected] Website: http://efbanet.com IFTF – International Fur Trade Federation De internationale bonthandel federatie (IFTF) werd in 1949 opgericht en is een onafhankelijke overkoepelend orgaan voor 34 nationale bonthandel associaties en organisaties die 28 landen vertegenwoordigen. Het werk van de IFTF en haar leden is er vooral op gericht om het feitelijke imago van de hedendaagse bonthandel te promoten. Website: http://iftf.com
PERSVERANTWOORDELIJKE: Christian Parmentier Tel 02/759.28.17 Fax 02/757.64.94 GSM: 0477/34.18.58 E-mail:
[email protected]
13