N' 2.
20 April 1938.
lEIrl BELGISCH VAKVERBOND
Bijvoegsel a&n de
mm
Belgische V a k b e w e g i n g
van 20 April 1938.
CONFÉDÊRATION GÉNÉRALE DU TPAVAIL DE BELGIQUE
CHT
Naar de vereenvoudiging van de sociale wetten ?
S
INDS enkele maanden is er veel sprake van vereenvoudiging van de sociale wetten, of ten minste van haar samenschakeling. Hiervoor bestaan er verschillende redenen, waarvan wij een overzicht willen geven. De personen belast met de toepassing of met het waken op de toepassing van een wettelijke regeling, hetzij zij openbare ambtenaars of vakvereenigingsambtenaars zijn, koesteren onvermijdelijk het verlangen op een gegeven oogenblik een einde te zien stellen aan den vloed van verordeningen, omzendbrieven, besluiten, enz., en zich te bevinden tegenover een samengeschakeld geheel dat de toepassing zou vergemakkelijken. Het gaat, kortom, meestendeels om een ordening van verspreide teksten en het aanbieden van de wetten onder een meer modernen vorm. Bovendien heeft die samenschakeling meestal slechts betrekking op de gespecialiseerde wettelijke regeling, d.i. op de werkloozen- en ongevallenverzekering, de ouderdomspensioenen, de veiligheidsmaatregelen, enz. Een moeilijker doch niet minder nuttige arbeid zou bestaan in het met elkander in overeenstemming brengen van de verschillende takken van de sociale wetgeving. Daar deze niet ineens, noch zelfs volgens een bepaald plan werd opgemaakt, is het onvermijdelijk dat er leemten, herhalingen, onduidelijkheden in voorkomen. En ihet is meestal de arbeider die het slachtoffer is van dezen staat van zaken. Het is klaarblijkelijk van belang dat er orde wordt gebracht in de eene of andere regeling om haar verband met de andere te verbeteren.
Een andere voor de vereenvoudiging der sociale wetten gunstige strooming beoogt vooral de administratieve vereenvoudiging bij de toepassing van de verschillende takken van de sociale verzekering. Het patronaat — bijzonderlijk het kleine en het middelmatige — staat in den grond niet meer vijandig tegenover een « gematigde » sociale wetgeving; het weet zeer goed dat de strijd verloren is en dat het er zich wel moet naar schikken, hoe later hoe beter natuurlijk. Het eischt evenwel — en onzes inziens met reden — een minimum van formaliteiten en administratieve eischen bij de toepassing der wetten. Een bijzonder zware taak voor de bedrijfshoofden, uit hoofde van de herhaalde toepassing op honderdduizenden arbeiders, is die der berekening en der inning van de kontributies voor de verschillende verzekeringen. Nu eens geldt het stelsel der vaste dagelijksche premie, dan eens dat van de proportioneel e premie, waaruit onvermijdelijke verwikkelingen, herhaling van berekeningen voor ieder der verzekeringswetten voortvloeien. Wij willen hier niet de voordeden of de nadeelen van de verschillende stelsels onderzoeken en ons beperken tot de vaststelling dat de invoering van een enkele formule zeer spoedig zou leiden tot de storting, door den patroon, van een globale kontributie voor het geheel der sociale verzekeringen. En dit zou de administratieve vereenvoudiging bij uitstekendheid zi\n en zou een 'uiterst heilzame uitwerking hebben. Wij moeten hier wijzen op een in onze krin-
ARBEID EN RECHT gen verspreide geestesgesteldheid, waarbij slechts een betrekkelijk belang aan deze kwestie wordt gehecht. In den grond — meenen sommigen — is het voor ons van weinig belang dat de patroons moeilijkheden hebben, als ze maar verplicht worden een kontributie te storten. Dit is een tweevoudige vergissing. Ten eerste, de weerstand tegen de nieuwe wetten is grootendeels te wijten aan de vijandigheid ten opzichte van nieuwe administratieve verwikkelingen : (( Genoeg zegels, genoeg geschrijf! », enz. Ten tweede, de oprichting van « sociale diensten », die de kleine en middelmatige patroons te hulp komen die moeite hebben met het toepassen der wetten en die ze onder de voogdij plaatsen van de een of andere machtige patroonsorganisatie, met al de gevolgen die daaraan verbonden zijn : strijdgeest, aangewakkerd door omzendbrieven, moreelen steun, beter gevestigden weerstand. Ten slotte, zulke houding is onbegrijpelijk in een planistisch socialisme. Hoe zou hij die van nu af door zijn ideeënpropaganda, door zijn me-
dewerking in de Regeering en door zijn verbond met andere klassen die niet uitsluitelijk tot de arbeidersklasse beihooren, de wijziging van de ekonomische struktuur van het land beoogt, de rationalisatie, de vereenvoudiging van de wetten van sociale verzekering kunnen verwaarloozen ? Hoe zou men onverschillig kunnen zijn tegenover het feit dat de administratiekosten van een sociale verzekering van het enkelvoudige tot het tweevoudige van een eerbiedwaardig aantal millioenen zouden overgaan volgens het een of het ander stelsel? Hoe zou men niet gevoelen, dat nieuwe veroveringen verbonden zijn aan een betere inwendige inrichting dan die van gisteren? Dit zijn al kwesties die aantoonen dat men, wat de vereenvoudiging der sociale wetten aangaat, beslist een socialistisch standpunt, een syndikalistische doMrine moet in 't leven roepen, die zich losmaakt van de eng « korporatistische >> of regionalistische standpunten. Laat ons daaraan arbeiden! GEORGES.
Sociale wetgeving Onder deze rubriek zal regelmatig de lijst gepubliceerd worden van de wetten, de koninklijke en ministerieele besluiten betreffende de sociale wetgeving. Voor de rangschikking van deze wetten en besluiten zullen wij de volgende groote indeeling gebruiken, overgenomen uit den u Code du Travail et de VIndustrie » (Codes Edm. Picard; Larcier, N. V., Brussel) .Arbeids- en Bediendenkontrakt; Arbeidsregeling; Nijverheidspolitie; Sociale verzekeringen; Vereeniging; Jurisdictie en Verzoening; Internationale overeenkomsten. In de mate van het mogelijke, zullen voortaan de belangrijkste aangehaalde bepalingen het voorwerp uitmaken van een korten kommentaar, wat onze lezers zal toelaten de sociale wetgeving in ons land in haar geheel te volgen. G. Nota. — De huidige lijst is afgesloten op 30 Maart 1938. Arbeidsregeling. ARBEIDSDUUR Haven van Brugge. — Vermindering van den arbeidsduur. — K. B. van 14-1-38 (Staatsblad van 19-1-38). Ondernemingen voor groothandel en half-groothandel in fruit, groenten, aardappelen en primeurs. — K. B. van 24-11-38 (Staatsblad van 26-11-38). Fabrieken van briketten. — Wekelijksohe arbeidsduur. — K. B. van 24-11-38 (Staatsblad van 4-III-38).
JAARLIJKSCHE BETAALDE VAKANTIE Haarkappersbedrijf. — K. B. van 14-1-38 (Staatsblad van 19-1-38). Haven van Antwerpen. — K. B. van 14-1-38 (Staatsblad van 19^1-38). Chemische nijverheid der onderhoudsprodukten en voor allerlei chemische bedrijven. — K. B. van 4-II-38 (Staatsblad van 13-11-38). Maalderijbedrijf. — K. B. van 24-111-38 (Staatsblad van 27-111-38).
Nijverheidspolitie. Benzol, correspondeerende prodükten en bijprodukten. — K. B. van 14-1-38 (Staatsblad van 26-1-38). Brood- en banketbakkerijen. — Hygiëne der buurt; gezondheid en veiligneid der werklieden. — K. B. van 11-11-38 (Staatsblad van 23-11-38).
Sociale verzekeringen. ARBEIDSONGEVALLEN Medisch en pharmaceutisch tarief. — K. B. tot aanvulling van de koninklijke besluiten van 8 Jiuni 1935, 4 Maart en 26 November 1936, betreffende het medisch en pharmaceutisch tarief, bij art. 3 der wet betreffende de vergoeding der schade voortspruitende uit de arbeidsongevallen voorzien (Staatsblad van 5-1-38). Aanneming van de verplegingsdiensten en klinieken (27e lijst) (Staatsblad van 5-1-38). Gemeenschappelijke Kas der Belgische Nationale Federatie van Bouw en Openbare Werken, te Brussel. — Wijzigingen der' statuten. — K. B. van 23-XII-37.
ARBEID EN RECHT Kas van voorzorg en onderstand ten behoeve van de door arbeidsongevallen getroffen personen. — Benoeming van een lid van den Raad van Beheer. — K. B. van 17-1-38 (Staatsblad van 29-1-38). BEROEPSZIEKTEN Vaststelling van het bedrag der bijdragen voor 1937, te betalen door de bedrijfshoofden. — K. B. van 27-XII-37 (Staatsblad van 1-1-38). — K. B. van &-III-38 (Staatsblad van 13-111-38). WERKLOOSHEID EN PLAATSING Centra voor vrijwilligen arbeid voor jonge werkloozen in 1937. — K. B. van 31-XII-37 (Staatsblad van 15-1-38). OU'DERDOMSVERZEKERING Uitvoering der wet van 15 December 1937 betreffende de verzekering op ouderdom en voortijdig overlijden. — K. B. van 31-XI1-37 (Staatsblad van 16-1-38). Hoogere Kommissie der Ouderdomspensioenen. — Benoeming van leden. — K. B. van 3-II-38 (Staatsblad van 11-11-38). Kommissies van beroep in zake ouderdomspensioenen. — Handhaving, ambtsgebieden. — K. B. van 31-XII-37 (Staatsblad van 23-11-38). Wijziging aan 1° van de K. B. van 27-XII-37 en 25-11-38 (Staatsblad van 25-111-38). Nationaal Mijnwerkerspensioenfonds en Bestuurskommissie der Voorzorgskas van Bergen. — K. B. van 10-1-38 (Staatsblad van 21-1-38).. GEZINSTOELAGBN Bijzondere Kompensatiekassen ten behoeve van gemeentebesturen, aan gemeentebesturen ondergeschikte openbare instellingen en vereenigingen van gemeenten. — K. B. van 28-XII->37 (Staatsblad van 8-1-38). Benoeming van een lid (heer P. Bessem, algemeen sekretaris van het « Vlaamsch Ekonomisch Verbond »J van den Raad van Beheer van de Nationale Kompensatiekas voor Gezinsvergoedingen, ter vervanging van den heer H. Melis, ontslaggever. — K. B. van 27-XII-37 (Staatsblad van 12-1-38). Goedkeuring van wijzigingen gebracht aan de statuten van Kompensatiekassen. — K. B. van 22-XII-37 (Staatsblad van 201-38). Arbeiders in de diamantnijverheid. — Wijziging van het K. B. van 22-XI-32 tot instelling eener speciale kas^ — K. B. van 27-XII-37 (Staatsblad van 20-1-38). MUTUALITEITEN Mütualiteitsinstellingen. — Samensmeltingen. — Goedkeuring van nieuwe statutaire bepalingen van 163 mutualiteitsinstellingen. — K. B. van 14-XII-37 (Staatsblad van 12-1-38). Mütualiteitsinstellingen. — Wettelijke erkenning. —. PK. B. van 27-XII-37 (Staatsblad van 19-1-38),
7
Paritaire kommissies. NATIONALE KOMMISSIES Schouwburgondernemingen. — Oprichting van een Nationale Kommissie. — M. B. van 27-XII-37 (Staatsblad van 15-1-38). Hotels, spijshuizen en drankslijterijen. — N. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 18-XII-37 (Staatsblad van 6-1-38). Haarkappersbedrijf. — N. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 20-XII-37 (Staatsblad van 6-1-38). Mechanische glasnijverheid. — N. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 29-XII-37. Houtnijverheid en -handel. — N. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 30-XII-37. Meubelnijverheid. — N. K. — Samenstelling. — Wijr ziging. — M. B. van 31-XI1-37 (Staatsblad van 14-1-38). Scheikundige nijverheid. — N. K. — Samenstelling. Wijziging. — M. B. van 10-1-38 (Staatsblad van 21-1-38). Spiegelnijverheid. — N. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 11-1-38 (Staatsblad van 23-1-38). Machinebouwbedrijf. — N. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 15-1-38 (Staatsblad van 23-1-38). Bouw en Openbare Werken. — N. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 17-1-38 (Staatsblad van 29-1-38). Schoennijverheid. — N. K. — Samenstelling. — Wiijziging. — M. B. van 16-11-38 (Staatsblad van 11-111-38). Fabrikage van Portlandcement. — N. K. en gewestelijke afdeelingen. — M. B. van 28-11-38 (Staatsblad van 21-111-38). GEWESTELIJKE KOMMISSIES Bouw en openbare werken in de provincies Limburg, Luxemburg en Namen. — G. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 27-XII-37. Mechanisch steenbakkersbedrijf van de kuststreek. — G. K. — Samenstelling. — Wijziging. Tegelbevloeringsondernemingen. — G. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 10-1-38 (Staatsblad van 23-1-38). Haven van Gent. — G. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 12-1^38 (Staatsblad van 23-1-38). Pottenbakkersnijverheid van Charleroi en omstreken. G. K. — Samenstelling, — Wijziging. — M. B. van 29-XII-37 (Staatsblad van 14-1-38). Haven van Oostende. — G. K. — Samenstelling. — Wijziging. — M. B. van 16-11-38 (Staatsblad van 11-111-38). Breiwerknijverheid van het Doorniksche. — G, K. — Samenstelling. —Wijziging. — M. B. van 15-11-38 (Staatsblad van 1.1-111-38).
8
ARBEID EN RECHT
Rechtspraak ARBEIDSONGEVALLEN Vredegerecht van Chatelet 26 November 1937. VI. t/ Le Sy-ndicat Général. Arbeidsongeval. — Volledige bestendige ongesohlktheld. — Begrip. — Kunstmatig lidmaat. — Ondoelmatigheid. — Onderhoud alleen tot aan de heeling.
Opdat de ongeschiktheid als volledig kunne beschouwd worden moet alle arbeid onmogelijk zijn. Dit is niet het geval met een timmerman wien het nog mogelijk is, ondanks den ernst van zijn kwetsuur, een rustend beroep uit te oefenen dat geen spierkracht vereischt, zooals b. v. : huisbewaarder, opziener, of een huisberoep uit te oefenen, reden waarom de deskundige de huidige ongeschiktheid op 90 t. h. heeft vastgesteld. Krachtens de wet (art. 31) zijn voor de kunstmatige ledematen de kosten van aankoop, van onderhoud, van vernieuwing slechts verschuldigd in zoover het gebruik er van noodzakelijk wordt erkend. Indien het toestel aan het slachtoffer geen arbeidsgeschiktheid kon doen inwinnen is de verzekeringsmaatschappij slechts gehouden het toestel te leveren en te onderhouden tot na afloop van den herzieningstermijn. Herzien den gewonen gang der procedure; Aangezien aan den eischer door ons vonnis van 5 Juli 1937 voor een volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid tot 21 Juni 1937 een voorloopige vergoeding van 14,132 fr. 50 werd toegekend; Aangezien de datum der heeling op 21 Juni 1937 dient vastgesteld; Aangezien, indien de deskundige oordeelt, dat de 'bestendige ongeschiktheid ter zake praktisch als volledige dienst beschouwd, hij er bijvoegt : « gezien het slachtoffer het beroep van timmerman uitoefent » ; Aangezien in den geest van den wetgever de arbeidsongeschiktheid slechts volledig kan beschouwd worden indien het slachtoffer van het ongeval zelfs de mogelijkheid heeft verloren normaal een gewoon loon te verdienen of zich regelmatige inkomsten te verzekeren, zelfs in een ander beroep dan dat welk hij te voren heeft uitgeoefend; Dat het, in andere woorden, noodig is, opdiat de ongeschiktheid als volledig kunne beschouwd worden, dat alle arbeid onmogelijk is; Aangezien ter zake, indien de eischer zijn beroep van timmerman niet meer kan uitoefenen, het hem nog mogelijk is, ondanks den ernst van ziijn kwetsuur, een rustend beroep uit te oefenen dat geen spierkracht vereischt, zooals b. v. : huisbewaarder, opziener of een huisberoep; Dat dit 'wellicht de reden is waarom de deskundige
de huidige ongeschiktheid op 90 t. h. heeft vastgesteld ; Aangezien er overigens rekening moet mede gehouden, dat het toegekende bedrag zal kunnen gewijzigd worden in geval van verergering gedurende den herzieningstermijn ; Aangezien, wat aangaat de kunstmatige ledematen, de kosten van aankoop, van onderhoud, van vernieuwing krachtens de wet (art. 31) slechts verschuldigd zijn in zoover het gebruik er van noodzakelijk wordt erkend; Dat deze noodzakelijkheid slechts moet aangenomen worden voor de toestellen bestemd om het slachtoffer arbeidsgeschiktheid te doen inwinnen ; Aangezien de deskundige in zijn konklusies onder r n 5 verklaart dat, « gezien het dragen van een kunstlidmaat heden geen hulp kan bieden wat de heeling' betreft. Hoogstens zou men het dragen van een licht orthopedisch korset in celluloid (nidrose) als voorbehoedsmiddel kunnen onder het oog zien ; Aangezien de verweerster dus slechts gehouden is het toestel te leveren en te onderhouden tot na afloop van den herzieningstermijn ; Om deze redenen, Wij, Vrederechter, tegensprekelijk en in eersten aanleg beslissend, alle verdere konklusies verwerpend, verklaren dat de tijdelijke ongeschiktheid volledig was van den dag af waarop het ongeval aan den eischer overkwam tot en met 21 Juni 1937, hetzij gedurende 912 dagen; stellen den datum der heeling vast op 21 Juni 1937 en het percent der bestendige ongeschiktheid van dezen datum af op 90 t. h . ; veroordeelen de verweerster tot het betalen aan den eischer van de wettelijke vergoedingen op dezen grondslag, rekening houdende met een basisloon van 8,650 frank voor de periode van tijdelijke ongeschiktheid en van 11,400 frank voor die van bestendige ongeschiktheid, onder aftrek van de tot heden reeds voorloopig betaalde sommen; veroordeelen bovendien de verweerster tot het betalen van de gerechtelijke interesten op de vervallen en heden nog verschuldigde sommen, evenals op de bijgevoegde kosten, t. t. z. deze welke niet werden begroot in ons vonnis van 5 Juli 1937. x
BEDIENDENKONTRAKTEN Werkrechtenraad van Antwerpen (Kamer voor Bedienden) 25 Maart 1936. Soc. Coll. W. & B. t/ J. B. Verjaring In zake bedien den kon t r a k t — Vervflnglng van vast loon door kommlssleloon. — Geen nieuw kon tra kt.
Gezien de inleidende dagvaarding van deunwaarder J. S., in dato van 25 Februari 1936, strekikende tot betaling eener som van fr. 6,182.15, verschuldigd
ARBEID EN RECHT voor te veel ontvangen voorschotten op kommissieloon, samen met de gerechtelijke interesten en de kosten des gedings ; Gehoord de partijen in hunne middelen en besluiten ; Aangezien de poging tot verzoening ter zitting aangewend vruchteloos ds gebleven; Aangezien verweerder beweert dat de eisöh verjaard is om reden dat dezelve betrekking heeft op de rekening tiusschen partijen op net tijdstip dat verweerder een vast loon trok en sedert 1 Augustus 1933 een nieuw contract zou zijn ontstaan, op grond eener vergoeding beperkt tot. kommissieloonen ; Aangezien echter partijen dezelfde gebleven zijn en eene wijziging aan het dienstkontrakt (hoe gewichtig ook niet mag worden gelijkgesteld met een verbreking van het bestaand kontrakt gevolgd door het tot stand komen eener nieuwe overeenkomst; Aangezien het dienstkontrakt ten einde was op 31 Januari 1935 en de oproeping in verzoening, in dato van 27 Januari 1936, de verjaring staakte (artikel 53 der organieke wet) ; de datum der verschijning van partijen vóór het Bureel van verzoening zonder ibelang in dit opzicht zijnde; Ten gronde : Aan'gezien aanlegster beweert dajt uit de stukken der zaak blijken zou dat de betwisting van ziijmen eisch allen grond mist, doch zulks de tusschenkomst vergt van een deskundige; Om deze redenen : De werkrechtersraad, vooraleer ten gronde te vonnissen, stelt als deskundige boekhouder aan den heer ..., belast met te onderzoeken of en zoo Ja, voor welk bedrag verweerder te veel kommissieloonen heeft ontvangen; Beveelt de partijen aan den deskundige mede te deelen hunne boeken, briefwisseling en alle andere stukken, ten einde den Raad over het geding in te lichten; , Behoudt de kosten voor. Aldus gevonnisd en uitgesproken ter openbare zitting van 25 Maart 1936.
Verbrekingshof 22 Oktober 1936. De Roose t/ Schollaert. Werkreohtersraad. — Opstel van de beslissing. — Verpllonte meldingen op straf van nietigheid. Is nietig, de beslissing van den Werkrechtersraad van Beroep die noch de redenen, noch de beschikkingen van het vonnis « a quo » laat kennen, die noch de akte in beroep herinnert, noch den inhoud der door de partijen genomen konklusies kenbaar maakt. Hooger beroep tegen besluiten van den Werkrechtersraad van Beroep te Brussel van 14 Mei en 21 Juli 1934. VONNIS Over de eerste bewijsreden van het hooger? oönoöpr genomen uit de overtreding der artikelen 77 en 123, bijzonderlijk 123, voorlaatste lid der wet van 9 Juli 1926 betreffende de Werkrechtersraden en 97 der
9
Grondwet, doordat de betwiste vonnissen noch de uiteenzetting van den eisch en de verdediging, noch van de grieven gericht door den beroeper tegen de beslissing der eerste rechters behelzen, en aldus het Verbrekingshof in de onmogelijkheid plaatsen zijn kontrole uit te oefenen; Aangezien de aangeklaagde vonnissen, die, volgens de in de bewijsreden beoogde artikelen 77 en 123, de bondige uiteenzetting moeten bevatten van den eisch en van de verdediging, alleen vermelden: het eerste, dat de Werrechtersraad van Beroep, Bijzondere Gemengde Kamer, de partijen, vertegenwoordigd door haar raadgevers, gehoord heeft in haar besluiten ontwikkeld ter zitting van 22 Maart 1934 ; het tweede, dat de Werkrechtersraad van Beroep, Kamer voor werklieden, de partijen, vertegenwoordigd door haar raadgevers in haar besluiten, ontwikkeld ter zitting van 14 Juni 1934, gehoord heeft, en dat hij de vorige akten, o.a. het vonnis van 14 Mei 1934 dat aan den gedaagde de hoedanigheid van werkman erkent, gezien heeft ; Aangezien, verre van de redenen en de beschikkingen van het vonnis « a quo » te laten kennen, de aangevallen besluiten zelfs niet aan dit laatste herinneren, evenmin als de akte van het beroep van den verweerder tegen hetzelve; Aangezien zij, anderzijds, den inhoud der door de partijen genomen konklusies niet kenbaar maken; Aangezien dergelijk opstel noch aan de gebiedende voorschriften der bovenbedoelde artikelen 77 en 123, noch aan het artikel 97 der Grondwet beantwoordt; dat het niet toelaat na te zien, zooals dit laatste artikel het oplegt, of het oordeel over den grond der zaak aan al de doeleinden van den eisch, de tegenwerpingen of de verdediging van partijen heeft beantwoord; dat het Verbrekingshof aldus in de onmogelijkheid verkeert zijn kontrole uit te oefenen Over de wettelijkheid der besluiten, en de bovenbedoelde teksten schendt; Om deze redenen: En zonder dat het noodig is stil te houden bij de andere bewijsredenen, verbreekt de aangeklaagde vonnissen; beveelt dat het huidig vonnis zal worden overgeschreven in de registers van den Werkrechtersraad van Beroep van Brussel en dat er melding zal van gedaan worden aan den kant van de vernietigde besluiten; verzendt de zaak voor den Werkrechtersraad van Beroep der provincies Antwerpen en Limburg. Nota van den Prokureur-generaal Leclercq. — De Werkrechtersraad van Beroep van Brussel velt, zooals zijn rechtspraak het aantoont, onwettige vonnissen in den vorm, en hij moet weten dat zij onwettig zign, tenware hij zich niet ongerust maakt om di eigene zijner beslissingen die verbroken werden om dezelfde redenen. Bemerkingen. — Zooals men uit de nota van den Prokureur-generaal ziet, heeft deze een striemende» blaam gericht tot den opsteller dezer vonnissen. Zal het daarbij blijven en zal men een magistraat voort toelaten met de wet den spot te drijven? De wet betreffende de inrichting der werkrechtersraden. voorziet geen ouderdomsgrens voor de voorzitters, noch een duur voor hun ambt. Zou nten niet gewapend zijn tegen diegenen die met inzicht aan hun plichten te kort komen?
10
ARBEID EN RECHT
Werkrechtersraad van Brussel (Kamer voor Bedienden) 1 Maart 1938. Willeman t/ Ciiquet. TAALGEBRUIK VOOR HET GERECHT. — Bij gebrek aan een regelmatige vraag van taalverandering, moet de rechtspleging voortgezet worden in de taal der inleidende dagvaarding ; de uitzondering van art. 64, die aan de advokaten toelaat in het Fransch te pleiten in de zaken waarvan de rechtspleging Nederlandsch is, moet eng geïnterpreteerd worden, en mag niet uitgebreid worden tot mondelinge besluiten die een tegeneisch indienen. HANDELSREIZIGER. — Het recht op kommissie voor de zaken die rechtstreeks door de firma met de Uliënteel van den handelsreiziger gedaan worden, spruit uit een algemeene bepaling der wet; het bewijs van de uitzonderingen aan dezen regel moet aangebracht worden door den werkgever. Gezien het proces-verbaal van niet-verzoening in dato van 6 Januari 1938 ; Gezien de inleidende dagvaarding in dato van 10 Januari 1938; Aangezien de aanlegger, persoonlijk verschijnende, verkozen heeft in zijne gezegden en verklaringen de Fransche taal te gebruiken ; dat, zijnerzijds, de verweerder verschijnt bij lasthebber Mter Auerbach, dewelke verklaart de Fransche taal te willen gebruiken ; dat, ingevolge artikel 64 der wet van 15 Juni 1935, hem zulks toegestaan moet worden, doch uitsluitend voor zijn pleidooi; Dat, inderdaad, bij gebrek aan eene vraag van taalverandering, ingediend door den verweerder in de vormen welke voorgeschreven zijn door art. 4, § 2, van voornoemde wet, de rechtspleging moet voortgezet worden in de taal der inleidende dagvaarding ; Aangezien de eisen strekt tot .betaling van eene som van 336.45 fr., voor kommissieloon, maar aanlegger den eisen terugbrengt op 294.95 fr., daar in het eerst aangevraagde cijfer zeker saldo begrepen is dat hij beweert hem verschuldigd te zijn voor betaalde verlofdagen ; Aangezien verweerder aanneemt dat gezegd korniimissiebedrag berekend is volgens den tusschen partijen overeengekomen maatstal, op zekere leveringen gedaan in November 1035 en Januari 1936 aan den heer R. T..., te Genk (Limburg), maar tegenwerpt dat aanlegger geen recht heeft op kommissie, daar de ibestellingen niet door hem verwezenlijkt werden, en aanlegger geen voorbehouden kliënteel of gebied toegewezen was; Aangezien een briefwisseling tusschen partien gevoerd in Februari 1935, dus vóór de betwiste bestellingen, dienaangaande vaststelt dat aanlegger een eigen gebied en een eigen kliënteel bewerken moest, doen dat verweerder zich het recht voorbehield andere reizigers te zenden in de huizen die niet bezocht werden door aanlegger, otf bij personen die aan aan-
legger geen aankoopen meer zouden gedaan hebben sedert meer dan zes maanden ; Aangezien blijkt uit een verklaring van den heer R. T..., dat vóór de betwiste bestellingen hij het bezoek had ontvangen van aanlegger, die hem zoo de firma leerde kennen van verweerder, dat naar de termen van den brief van 16 Februari 1935 deze kliënt dus moest beschouwd worden als voorbehouden aan aanlegger; iDat overeenkomstig artikel 23 der wet van 7 Augustus 1922, het gevraagde kommissieloon dus verschuldigd is; Dat, inderdaad, niet uit het oog moet verloren worden dat gezegd artikel een algemeenen regel vaststelt ten voordeele van de handelsreizigers, aan wie de opdracht werd gegeven een bepaalde kliënteel te bezoeken, dat elke uitzondering op dezen regel alleen mag aangenomen worden indien de werkgever, in dezen eischer in zijn exceptie, er het volledig en formeel bewijs van levert, dat het recht van den handelsreiziger door de overeenkomst werd uitgesloten ; Aangezien verweerder een tegeneisch indient, strekkende tot terugbetaling van een som van 208.40 frank, welke bij vergissing zou betaald geweest zijn aan den aanlegger voor betaalde verloven ; Aangezien deze eisch niet onderworpen werd aan voorafgaandeliijke verzoening, en dus overeenkomstig art. 55 van de wet van 9 Juli 1926 niet rechtstreeks vóór de bevoegde Kamer van den Werkrechtersraad mocht ingediend worden; Aangezien zelfs, indien volgens een nieuwe en betwistbare rechtspraak, de voorafgaandelijke verzoening alleen vereischt was voor den hoofdeisen, de tegeneisch van verweerder voor een tweede reden onontvankelijk zou zi'jn, daar hij ingeleid werd door mondelinge besluiten genomen in de Fransche taal; Dat, inderdaad, overeenkomstig artikel 37 der wet van 15 Juni 1035, de tusschenvorderingen ingeleid en vervolgd moeten worden in de taal gebruikt voor de rechtspleging der hoofdzaak; Dat artikel 64 derzelfde wet een enge uitlegging vereischt en enkel een uitzondering voor de pleidooien voorziet, doch niet voor besluiten, zelfs als deze mondeling zijn (Handelsrechtb., Antwerpen, 27 September 1935, R.W. 1935, col. 119) ; dat deze uitzondering dus nog veel minder zou kunnen toegepast worden op de akten vermeld in artikel 37 voornoemd, namelijk op de inleidende akte van een tegeneisch ; Dat dus de besluiten van verweerder ingevolge artikel 40 derzelfde wet moeten nietig verklaard worden, en dus ook voor deze reden de tegeneisch onontvankelijk is; Om deze redenen, de Werkrechtersraad, alle andere of tegenstrijdige besluiten verwerpende, Gezien artikelen 4, 30, 37, 40 en 64 van de wet van 15 Juni 1935, veroordeelt verweerder te betalen aan aanlegger de som van tweehonderd vier en negentig frank 95 centiemen voor saldo van kommissieloon, met de gerechtelijke interesten en de kosten ; Verklaart onontvankelijk de besluiten van verweerder, strekkend tot terugbetaling van eene som van 208.40 fr.
ARBEID EN RECHT
Wérkrechtersraad van Beroep van Antwerpen (Gemengde Kamer) 21 Juni 1937. Sch. t/ De R. Bevoegdheid van den Wérkrechtersraad. — Werkgever die tulnlleden te werk stelt. — Hoofdtuinman. — Hoedanigheid van bedlende. De geschillen die oprijzen tusschen een eigenaar en zijn tuinman behooren tot de bevoegdheid van den Wérkrechtersraad; een tuinman die een ander tuinman onder zijn bevelen heeft en sommige boeken van ontvangsten en' uitgaven houdt, moet als hoofdwerkman, t.t.z. bediende, worden beschouwd. Aangezien volgens de bewoordingen van de rechtsvorderende dagvaarding van 3 Juni 1933 van deurwaarder Moreels, de eisen de veroordeeling beoogt van den gedaagde tot het betalen aan den oorspronkelijken eischer van : 1° Tweemaal 1,200 frank, voor wedde der maanden Januari en Februari 1933; 2° 320 fr. 15 uit hoofde van voorschot; 3° 100 frank voor vergoeding ingevolge de weigering een getuigschrift af te leveren. 1° Aangezien de beroeper, ten eerste, de onbevoegdheid van den Wérkrechtersraad inroept, bewerend dat de beroeper Schollaert in den geest der wet van 2 Juli 1926 niet de hoedanigheid van werkgever bezit, daar hij als partikulier den eischer in dienst heeft op zijn buitengoed; Aangezien, in strijd met deze bewering van den beroeper, het artikel 22 der wet in haar 3° uitdrukkelijk verklaart als werkgevers te beschouwen: « Personen die één of meer tuiniers... dienstpersoneel hebben », en dat, anderzijds, het artikel 3, 4°, verklaart dat « tuiniers » in de hoedanigheid van werklieden aan de wet onderworpen zijn; Dat de Wérkrechtersraad dus bevoegd is over het geschil te oordeelen; 2° Aangezien de beroeper, ten tweede, de bewering volhoudt, dat de oorspronkelijke eischer werkman en geen bediende zijn zou; de oorspronkelijke eischer beweert, zijnerzijds, dat hij bediende is als hoofdtuinman die andere tuinlieden onder zijn bevelen heeft; Aangezien, om te beweren dat hij bediende is, onderworpen aan de rechtspraak van de Kamer voor Bedienden, de gedaagde verklaart in dienst geweest te zijn van den beroeper als chef-tuinier aan de wedde van 1,500 frank per maand, later verlaagd op 1,200 frank per maand met kostelooze inwoning, en andere tuinlieden onder zijn bevelen had en bovendien boeken had te houden betreffende de ontvangsten en de uitgaven van de exploitatie die hij te beheeren had; dat hij uit dien hoofde tot de kategorie behoorde van de « werkhuismeesters, hoofdwerklieden en werkmeesters », welke in artikel 4 der wet van 1926 betreffende de Werkrechtersraden als bedienden worden besenouwd; Dat, in tegenspraak met deze beweringen van den gedaagde, de beroeper betwist dat de gedaagde andere tuinlieden onder zijn bevelen had en beweert dat hij eenvoudig handenarbeider was die geholpen werd door een enkelen werkman, hulptuin-
11
man, en dat hij dusdanig hoogstens als ploegbaas kan worden •beschouwd die door het artikel 3, 1°, der wet uitdrukkelijk met « werklieden » wordt gelijkgesteld ; Aangezien, in feite, de beroeper niet ernstig zou kunnen betwisten, dat de gedaagde in zijn dienst was als hoofdtuinman die ten minste een anderen tuinman onder zijn bevelen had, en die te werk was gesteld aan het onderhoud en de zorg der bloemen en planten en van het neerhof van het buitengoed van 'beroeper, en dusdanig zekere 'boeken van ontvangsten en uitgaven had te houden; Dat dit alles o.m. blijkt uit zijn eigen aangeteekenden brief van 31 December 1932 waarbij hij aan zijn « chef » zijn praeadvies beteekende, hem uitnoodigde ook te verzaken aan den tuinman die hem hielp, hem aanraade de zwanen en de geit te doen verkoopen en hem mededeelde hem te spreken « om te zien wat wij zouden kunnen doen met de bloemen en planten » en hem te kennen gaf: « Gelieve in uw boek uw uitgaven en wedde van deze maand in te schrijven » ; Aangezien er ten aanzien van al deze feiten niet zou kunnen betwist worden, dat de gedaagde dient beschouwd als « hoofdwerkman », t.t.z. « bediende » in den geest van het artikel 4 der wet van 9 Juli 1926; Dat de zaak dienvolgens moet verzonden worden vóór de Kamer voor Bedienden, door dezelfde wet bevoegd erkend om soortgelijke geschillen te vonnissen ; Om deze redenen: De Wérkrechtersraad van Beroep voor de provincies Antwerpen en Limburg, Bijzondere Gemengde Kamer, verklaart voor recht, dat de Wérkrechtersraad bevoegd is; dat het geschil tot de bevoegdheid behoort van de Kamer voor Bedienden, daar de gedaagde in zijn hoedanigheid van « hoofdwerkman >> dient beschouwd als « bediende ». Verzendt bijgevolg de zaak voor de Kamer voor Bedienden om er in rechte over te beslissen. Verklaart dat er zal beslist worden over het lot der kosten wanneer over den grond zal geoordeeld worden. x
ARBEIDSKONTRAKTEN Wérkrechtersraad van Verviers (Kamer voor Werklieden) 18 Maart 1938. Echt. Watlue t/ Etabl. I. Simons. Praeadvies. — Werkloosheid In den loop van den duur van het praeadvies. — Deze thesis zou gelijkstaan met het onvoorwaardelijk afschaffen van de bepalingen der wet op het arbeldekcntrakt. — Vergoeding voor den geheelen duur van het praeadvies. Aangezien de vordering der eischeres gericht is op het bekomen eener som van 180 fr. 60, zijnde de helft van het loon dat zij zou gewonnen hebben in den loop van den duur van het praeadvies dat haar werd gegeven op 13 December 1937;
12
ARBEID EN RECHT
Aangezien partijen akkoord gaan om te erkennen dat de eischeres op 13 December werd aangezegd dat zij op 22 December daaropvolgend de inrichting zou verlaten; dat zij op 14 en 15 December den ganschen dag heeft gearbeid; dat zij op 16n gedurende twee uren heeft gearbeid en nog gedeeltelijk op 22"; Aangezien, om uit te leggen dat de eischeres niet gedurende den ganschen duur van het praeadvies gearbeid heeft, de verweerster inroept dat de eischeres in staat van werkloosheid was van 16 tot 22 December; dat zij dus geen vergoeding moet betalen voor de dagen werkloosheid; Aangezien dergelijke thesis aannemen zou gelijkstaan met het onvoorwaardelijk afschaffen van de bepalingen der wet op het arbeidskontrakt welke de verplichting van het praeadvies regelt in de kontrakten zonder bepaalden duur; Aangezien, wanneer de wetgever aan den werkgever de verplichting heeft opgelegd een praeadvies te geven of wel een vergoeding wanneer het praeadvies niet werd gegeven of op een onvoldoende wijze, hij eenerzijds aan den arbeider den normalen tijd heeft willen verleenen om een anderen werkgever te zoeken, en anderzijds dezen arbeider tegen den nood heeft willen beveiligen door hem gedurende dezen tijd zijn loon of wel een vergoeding te verzekeren ; Aangezien het onbetwistbaar is dat als periode van praeadvies moet verstaan worden een periode van
bezoldigden arbeid, en dat bij gebrek daaraan voor den werkgever de verplichting ontstaat een vergoeding te verleenen; dat het voorwaar voor dezen te gemakkelijk zou zijn te beweren dat hij zich naar de wet gedraagt wanneer hij een regelmatig praeadvies geeft en tegelijkertijd zou ontsnappen aan elke betaling door dit praeadvies te doen samenvallen met een periode van werkloosheid; Aangezien het recht van de eischeres op de betaling van een vergoeding dus onbetwistbaar is; Aangezien er niet wordt geloochend, dat het uurloon van de eischeres 6 fr. 45 beliep; Aangezien, rekening houdend met den volledigen arbeid geleverd op 14 en 15 December en met den gedeeltelijken arbeid op 16 en 22 December, de vergoeding welke aan de eischeres toekomt op 135 fr. 45 moet vastgesteld worden; Om deze redenen, het Bureel van Verzoening, zetelend als Bureel van Uitspraak in overeenstemming met het artikel 54 der wet op de Werkrechtersraden, alle andere, uitgebreider of tegenstrijdige konklusies verwerpend, tegensprekelijk en in laatsten aanleg beslissend, veroordeelt de verwerende maatschappij tot het betalen aan de eischeres van een som groot 135 fr. 45, den gerechtelijken interest op deze som en de kosten begroot op 20 frank; stelt den deurwaarder Hansen, van Verviers, aan om het vonnis aan de verweerster te beteekenen.
36568. Sam. druk. Lucifer (Best.: S. Vanden Bosch), Kapellemarkt, 8, Brussel.