Rotterdam, 15 mei 2012.
Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van de raadsleden A.N. Molenaar (Leefbaar Rotterdam) en de heer L.P.M. de Kleijn (SP) over de subsidie aan het Rotterdam Media Fonds.
Aan de Gemeenteraad. Op 9 februari 2012 stelden de raadsleden A.N. Molenaar (Leefbaar Rotterdam) en L.P.M. de Kleijn (SP) ons schriftelijke vragen over de subsidie aan het Rotterdam Media Fonds. Inleidend op vraag 1 wordt gesteld: “Het OBR heeft sinds 1998 subsidies(*) verstrekt aan het RFF (later RMF) met als enig doel de creatieve sector, in het bijzonder de audiovisuele (a/v) sector, in Rotterdam te stimuleren. (*) Aanvankelijk was er sprake van leningen. De leningen zijn echter nooit terugbetaald. In feite is er sprake van subsidies.” Repliek op stelling Wij wijzen u op een onjuistheid in bovenstaande inleiding. De stelling dat er in feite sprake is van subsidies is feitelijk onjuist. Er worden achtergestelde leningen uitgegeven door het fonds, met privaatrechtelijke leningsovereenkomsten. Het klopt dat er effectief inderdaad slechts een zeer klein percentage van de leningen is terugbetaald. Dit feit maakt de lening echter nog niet tot een subsidie. Bij de keuze in het verleden om een fonds in te zetten is door het gemeentebestuur bewust niet gekozen voor een subsidie instrument maar voor deze systematiek, waar het fonds leningen verstrekt. Die keuze is gedaan in de wetenschap dat deze investeringen via het fonds: in de audiovisuele film- en tv-producties altijd risicovol zijn en weinig geld/terugbetaling opleveren; een impuls kunnen geven om de gewenste bedrijvigheid in de stad te krijgen. spin off opleveren voor Rotterdam, op het gebied van een aantrekkelijk(er), dynamisch creatief - cultureel vestigingsklimaat. Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording: Vraag 1: Bent u van mening dat u uw doel heeft bereikt, m.a.w. is er door het RFF (RMF) sprake geweest van groei in de a/v sector en is er anno 2012 sprake van meer economische bedrijvigheid in de a/v sector? Op basis van welke indicatoren en parameters komt u tot uw conclusie? Antwoord: In de aan de commissie aangeleverde rapportages (Research voor Beleid en TNO) zijn de ontwikkelingen in de mediasector in de periode 1996-2010 in Rotterdam afgezet tegen die in Nederland. Er is sprake is geweest van groei in werkzame personen (111%) en bedrijven (120) Een aantal jaren is het groeipercentage hoger geweest dan Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 1
in de rest van Nederland. De laatste jaren stagneert die groei. Hoewel de beschikbaarheid van het fonds en de inzet van de filmcommissie de afgelopen vijftien jaar ongetwijfeld een culturele en economische impuls heeft gegeven in de stad zijn daar geen andere indicatoren dan bovenstaande voor bepaald of gemeten. Vraag 2: Heeft het OBR ooit onafhankelijk onderzoek gedaan naar de bestedingen van haar subsidiegelden aan het RMF? Antwoord: Nee, hier was geen reden toe. De subsidie wordt verleend aan de onafhankelijke stichting binnen het wettelijke subsidie instrument. Binnen die subsidierelatie worden jaarplan en begroting en jaarstukken getoetst. Die laatste zijn altijd voorzien van een goedkeurende verklaring van een onafhankelijke accountant. RMF heeft aan zijn verplichtingen voldaan. Alleen andere aanwijzingen die zouden wijzen op fraude zijn reden om zo’n onderzoek te doen. Zulke aanwijzingen waren er niet, zie ook ons antwoord op vraag 6. Inleidend op vraag 3 wordt gesteld: “Een voorwaarde voor subsidie aan een filmproducent is dat de subsidie voor 200% wordt uitbesteed aan de Rotterdamse a/v sector? Hiermee wordt bedoeld dat de subsidiënt een zelfde bedrag als de subsidie toevoegt en eveneens voor 100% besteedt in de Rotterdamse a/v sector. Men noemt dit het criterium “Rotterdam Bestedingen”.” Repliek op stelling. De steller van de brief noemt hier onterecht het woord subsidie: het RMF verleent geen subsidie aan filmproducenten maar verstrekt een lening. De gemeente maakt het mogelijk dat RMF dit doet door aan RMF subsidie te verlenen. Vraag 3: Heeft het OBR ooit zelf een externe accountant boekenonderzoek laten doen naar de daadwerkelijke ‘Rotterdam Bestedingen’ van de filmproducenten? Zo Nee, waarom niet? Zo Ja, is daarbij ook diepgravend gecontroleerd of de bestedingen daadwerkelijk in Rotterdam terecht zijn gekomen en niet via omwegen (’postbus BV’s’) uiteindelijk buiten Rotterdam terecht zijn gekomen? Antwoord: Nee, zie ook de beantwoording bij vraag 2, ook hier waren geen aanwijzingen die zo’n bijzondere aanpak rechtvaardigen. Er zijn in het verleden al diverse onderzoeken uitgevoerd en rapporten uitgebracht, zowel in opdracht van het toenmalige OBR, als van het fonds zelf. Diverse onderzoeken en veranderingen zijn in het verleden in uw raad besproken. In 2005 heeft OBR een review laten uitvoeren door een onafhankelijk accountantsbureau, gericht op de naleving van reglementen en een steekproef op 15 dossiers uit 2003 en 2004. In 2006 is het rapport ‘Meten is Weten‘ van Seinpost B.V. opgeleverd, een onderzoek naar de effectiviteit van het fonds.
Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 2
Begin 2007 is, in opdracht van het bestuur van het fonds door Stichting Kunst en Zaken een adviesrapport uitgebracht met aanbevelingen inzake de bestuursstructuur en de governance. April 2007 heeft de EDBR haar adviesrapport ‘’Doorpakken en doorgroeien, Mediabeleid Rotterdam’’ uitgebracht.
De vraag of bestedingen buiten Rotterdam terecht zijn gekomen, wordt ook gesteld in vraag 7: wij zullen daar dan ook antwoord geven. Inleidend op vraag 4 wordt gesteld. “Ons zijn geen rapportages van het RMF bekend waarbij men op factuurbasis onderzoek heeft gedaan naar de daadwerkelijke ‘Rotterdam bestedingen’ van subsidiënten. Wel doet het RMF uitvoerig verslag van begrotingen (prognoses) van indieners, maar dit zegt niets over de daadwerkelijke bestedingen in de Rotterdamse a/v sector. Het RMF beweert in uw brief echter dat ‘te allen tijde wordt met betrekking tot elke toegekende lening de ‘Rotterdam Besteding’ grondig gecontroleerd, aan de hand van alle door de aanvrager verplicht over te leggen facturen’.” Repliek op de stelling U gebruikt ook hier een feitelijk onjuiste benaming. De klanten van RMF zijn geen subsidiënten maar leningnemers. De controle door RMF wordt verderop toegelicht in het antwoord op vraag 5 t/m 7. Vraag 4: Kan het OBR - als subsidiegever en controleur - deze boekenonderzoeken van het RFF en RMF over de periode 2000-2010 overleggen? Zo Nee, waarom niet? Antwoord: Het betreft hier interne dossiers van RMF, een onafhankelijke stichting. Het voormalige OBR, tegenwoordig Stadsontwikkeling, is subsidieverlener en bewaart deze dossiers niet. De dossiers zijn overigens altijd in te zien door Stadsontwikkeling. Vraag 5: Kan het RMF deze boekenonderzoeken over de periode 2000-2010 overleggen? Zo Nee, waarom niet? Antwoord: Ja, het RMF bewaart alle dossiers en conform de wettelijke normen en termijn. Elke afrekening van elke lening wordt door het RMF gecontroleerd en er wordt van de bevindingen een notitie gemaakt in het dossier. Vraag 6: Zijn deze boekenonderzoeken naar de ‘Rotterdam bestedingen’ van het RMF voorzien van een externe accountantsverklaring? Zo Nee, waarom niet? Antwoord: Nee, vanzelfsprekend niet, een accountantsverklaring is zeer kostbaar. Er zijn circa 1000 projecten waaraan het RMF een lening heeft toegekend. Indien al deze afrekeningen hadden moeten worden onderzocht en goedgekeurd door een onafhankelijke account, dan waren de accountantskosten van het RMF tot zeer grote Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 3
hoogte gestegen. Er is hiertoe een deskundig bureau ingericht bij RMF en er zijn via de reglementen werkwijzen afgesproken. De accountant die de jaarrekening van RMF goedkeurt doet zo nodig een steekproefsgewijze onderzoek naar de dossiers. Vraag 7: Is bij het boekenonderzoek van het RMF ook diepgravend gecontroleerd of de bestedingen daadwerkelijk in Rotterdam terecht zijn gekomen en niet via omwegen (‘Postbus BV’s) buiten Rotterdam terecht zijn gekomen? Zo Nee, waarom niet? Antwoord: Al in de beginjaren is geruime tijd een discussie gevoerd op welke wijze de groei van de audiovisuele sector, die niet alleen uit de producenten bestaat maar ook uit facilitaire bedrijven, het best gestimuleerd kon worden en op welke wijze nieuwe en oude van deze bedrijven het best en bij voorkeur blijvend aan Rotterdam konden worden gebonden of naar Rotterdam konden worden gelokt. Uiteindelijk zijn de reglementen duidelijke definities opgenomen. Het fonds toetst hier ook op, conform het Algemeen Reglement, de definitie van een Rotterdamse producent is opgenomen in artikel 2.1.31. Een lening wordt alleen toegekend aan een Rotterdamse producent waarvan de definitie luidt: “de rechtspersoon, personenvennootschap of natuurlijke persoon gevestigd in de Regio Rotterdam, waarvan/van wie gedurende een periode van meer dan 1 jaar voor de datum van de Aanvraag de volledige, economische bedrijfsactiviteiten aantoonbaar, permanent en uitsluitend in de Regio Rotterdam plaatsvinden en waarvan/van wie de voornaamste bedrijfsactiviteit is het (co-)produceren van Mediaproducties; met de Rotterdamse Producent wordt gelijk gesteld een rechtspersoon, personenvennootschap en natuurlijke persoon gevestigd in de Regio Rotterdam, waarin/waarop (de bestuurders en/of aandeelhouders van) de Rotterdamse Producent een belangrijke/overwegende mate van zeggenschap heeft en/of waarmee (de bestuurders en/of aandeelhouders van) de Rotterdamse Producent anderszins nauw is gelieerd’’.
Toetsing op Rotterdams bedrijf Het bureau van het fonds toetst aan de hand van de inschrijving bij de Rotterdamse Kamer van Koophandel. Bij nieuwe vestigingen en naar aanleiding van meldingen van ‘’postbusvestiging’’ doet het bureau van het fonds een controle bezoek. Voor wat betreft de Rotterdam besteding vermeldt artikel lid 2.1.29 van het Algemeen Reglement van het RMF dat die plaats dient te vinden bij meerdere Rotterdamse Facilitaire bedrijven, waarvan de definitie in artikel lid 2.1.30 luidt: “rechtspersonen, personenvennootschappen of natuurlijke personen (niet – gelieerd aan – Aanvrager) die in de Regio Rotterdam aantoonbaar een permanente hoofdvestiging hebben en van daaruit aantoonbaar economische activiteiten verrichten in/ten behoeve van de Mediasector (hetgeen onder meer – maar niet uitsluitend – dient te blijken uit een inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Rotterdam, een bankrekening bij een bankvestiging in de Regio Rotterdam en gebruikelijke facturering vanuit die hoofdvestiging in de Regio Rotterdam), en die niet in de Regio Rotterdam een vestiging hebben met als enige doel om onder deze definitie te vallen; het Bestuur beoordeelt of bedrijven zijn aan te merken als Rotterdamse Facilitaire bedrijven.”
Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 4
Toetsing op Rotterdam besteding bij vaststellen van leningen Het Bureau van RMF toetst zelf intern minutieus tot op factuurbasis aan de hand van de leningsovereenkomst en het reglement. De afrekening wordt gecontroleerd aan de begroting, inclusief de Rotterdam Besteding. Er is een Uitvoeringsreglement ‘Rekening en Verantwoording’. Vanaf 2010 wordt er in het dan van kracht zijnde reglement een onderscheid gemaakt: voor projecten met leningen hoger dan € 40.000,- dienen de leningnemers een accountantsverklaring aan te leveren. Vraag 8: Op welke basis worden door het RMF leningen toegezegd aan bedrijven met een Rotterdamse en bijvoorbeeld een Amsterdamse KvK inschrijving? Het RMF verstrekt leningen aan de Rotterdamse vestiging. Hoe is voorkomen dat er sprake is van coproductie met het eigen bedrijf? Zijn de KvK inschrijvingen van deze bedrijven gecontroleerd en vergeleken met die van de Amsterdamse hoofdproducent? Met welk resultaat? Antwoord. Alles wordt gecontroleerd door het bureau van het RMF: zie de eerder gegeven antwoorden. Inleidend bij vraag 9 t/m 12 wordt gesteld: “In uw brief van 2 januari jl. bevestigt u Art 5 lid 12 van de Statuten waarin is vastgelegd dat bestuurders geen beloning voor hun werkzaamheden zullen ontvangen. Zij zijn onbezoldigd. In overleg met de wethouder is hier – zo blijkt - in 1999 een uitzondering op gemaakt. Omdat mevrouw Hage verlof moest opnemen bij haar werkgever (COBO fonds) vond u het nodig haar voor het gederfde loon te compenseren bij het RMF. Daarmee beloonde u feitelijk haar werkzaamheden voor het RMF. Ook in 2006 hebt u dhr. D. Ishta 130 euro per uur gecompenseerd ‘voor de in zijn functie gemaakte ‘kosten(derving)’’ (Wij nemen aan dat u bedoeld te zeggen ‘loonderving’). In 2009 continueert u dit beleid door een vaste vergoeding van 15.000 euro per jaar te verstrekken aan voorzitter A. Van Leeuwen-Gijsberts voor ‘250-300 uur’. Zowel juristen als fiscalisten wijzen ons erop dat zowel in het geval van mevr. Hage, dhr. Ishta als mevrouw Van Leeuwen-Gijsberts sprake is van een loonsom gerelateerd aan werkzaamheden. Er is dan ook geen sprake van 'onkostenvergoeding’. Daarmee handelt u in strijd met artikel 5 lid 12 van de statuten.” Vraag 9: Waarom werkt het college mee aan een vergoedingsregeling voor RMF bestuurders die in strijd is met de statuten van het fonds? Antwoord: De conclusie uit de inleiding op deze vraag is niet juist. Zowel in geval van de heer Istha als mevrouw Van Leeuwen-Gijsberts wordt de vergoeding door het RMF betaald aan de rechtspersoon waarin de heer Istha respectievelijk mevrouw Van LeeuwenGijsberts zeggenschap heeft. Er is geen sprake van loonsom en er is sprake van een onkostenvergoeding.
Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 5
Vraag 10: Kunt u bevestigen dat uw definitie van ‘onkostenvergoeding’, waarin u loonderving meeneemt, zowel juridisch als fiscaal onjuist is? Antwoord: Nee, er is sprake van een juridisch en fiscale juiste term, een met btw belaste onkostenvergoeding, geen loonsom. Vraag 11: Zijn er nog meer gesubsidieerde instellingen in Rotterdam waar bestuurders gecompenseerd worden voor loonderving? Zo Ja, welke? Antwoord: Nee, dit is niet bij RMF noch bij andere gesubsidieerde instellingen het geval. Vraag 12: Bent u het met ons eens dat uw definitie van ‘onkostenvergoeding’ een precedent schept voor de beloning van bestuurders van andere gesubsidieerde stichtingen? Antwoord: Nee, we hebben het over een feitelijke onkostenvergoeding, zowel juridisch als fiscaal. Daarnaast betreft het een stichting, opgericht door de gemeente ten behoeve van een bijzondere taak om gemeentebeleid uit te voeren. Een dergelijk fonds is zeer uniek. Die taak, de context waarin die uitgevoerd moet worden bracht en brengt meer inzet met zich mee voor de bestuursvoorzitter dan gangbaar is bij sommige andere stichtingen. Eerdere wethouders en colleges hebben dit, bij hun keuze voor het akkoord gaan met een specifiek functieprofiel voor de voorzittersfunctie en het aanstellen van een daarbij passende geschikte, indertijd moeilijk te vinden, kandidaat mee laten wegen en hebben besloten tot een passende vergoeding. Inleidend op vraag 13 t/m 21 wordt gesteld: “Het budget voor 2011/2012 is vastgesteld op 1.791.933 euro en bestaat uit de volgende onderdelen: 435.000 Organisatiekosten 68.000 Uitg. opl/deskundigen en PR 225.000 Leningen 298.933 Egalisatie Exploitatie 2010 270.000 Extra Kosten 2011 i.v.m. liquidatie 495.000 Extra Kosten 2012 i.v.m. liquidatie” Vraag 13: Waarom wordt er slechts 225.000 – dat is nog geen 15% van het budget uitgegeven aan de het subsidiedoel en 85% aan onkosten? Antwoord: De beëindiging van de subsidie aan RMF brengt liquidatie van de stichting met zich mee. Alle circa 1000 projecten (leningen) dienen te worden afgesloten of overgedragen te worden. Alle contractuele relaties met het RMF dienen te worden afgerond. Dat alles vergt een enorme hoeveelheid werkzaamheden, alleen al in juridisch en fiscaal opzicht, met alle kosten van dien. Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 6
Vraag 14: Waarom worden er voor een stichting in liquidatie nog kosten gemaakt voor Opleidingen en PR? Antwoord: Doordat vele producties in 2011 en 2012 worden afgerond en in première gaan is rekening gehouden met publiciteit en promotie van door het fonds gefinancierde producties. Ook worden nog (geringe) bijdragen verstrekt aan Rotterdamse producenten die in 2011 en 2012 bijscholingscursussen volgen in binnen en buiten Nederland. Vraag 15: Is het RMF in 2012 weer vertegenwoordigd bij het filmfestival in Cannes? Zo Ja, hoe hoog zijn de onkosten van dit verblijf en in hoeverre acht u deze PR activiteit nuttig voor een stichting in liquidatie? Antwoord: Het RMF is aanwezig in Cannes mede omdat daar 1 of 2 films zullen draaien waaraan het RMF een bijdrage heeft geleverd. Daarnaast is het RMF nog lid van Europese verenigingen die jaarvergaderingen houden in Cannes. De kosten zijn gering, en staan opgenomen in de begroting van het RMF. Ten overvloede: bestuursleden van het RMF die Cannes bezoeken, doen dat voor eigen rekening en niet voor rekening van het RMF. Vraag 16: Wordt onder organisatiekosten verstaan het management en personeel of vallen hier meer kosten onder? Zo Ja, welke? Antwoord: Onder organisatiekosten vallen: personeelskosten, huisvestingskosten, algemene kosten (inventaris, verzekeringen, bestuurskosten, accountantskosten, telefoonkosten, administratiekosten, advieskosten, kosten software en hardware) en overige kosten (bijvoorbeeld kosten klachtencommissie). Vraag 17: In hoeverre is er sprake van een ‘exploitatie’ bij een Stichting die slechts leningen (=subsidies) verschaft? Antwoord: Zoals al eerder toegelicht verstrekt het RMF leningen, geen subsidies: dat staat feitelijk en juridisch vast. Het RMF is een privaatrechtelijke stichting. Het RMF kent als stichting een exploitatiebegroting. De subsidie wordt door de gemeente bewust verleend als exploitatiesubsidie, op de exploitatieonderdelen om ook over die onderdelen een oordeel te hebben. Vraag 18: Waaruit bestaat de egalisatie exploitatie voor 2010?
Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 7
Antwoord: De egalisatie exploitatie bestaat uit het bedrag waarmee de exploitatiebegroting in 2010 is overschreden. Deze overschrijding is onder andere ontstaan door: - externe advieskosten in verband met door de gemeenteraad voorgestelde noodzakelijke wijzigingen van de diverse reglementen van het RMF; - juridische procedures van het RMF, aangespannen door Rotterdam Films en Werkstad Producties; - de kosten van de nieuwe klachtencommissie, die in 2010 een klachtendossier heeft onderzocht wat ook weer de nodige kosten voor externe juridische ondersteuning aan de klachtencommissie heeft meegebracht. Vraag 19: Waaruit bestaan de extra kosten 2011 i.v.m. liquidatie? Antwoord: Uit de kosten vanwege onder meer het sociaal plan voor de inmiddels ontslagen medewerkers van het bureau van het RMF, extra administratieve ondersteuning, extra juridische ondersteuning, extra accountantskosten en onvoorziene kosten. Vraag 20: Waaruit bestaan de extra kosten 2012 i.v.m. liquidatie? Antwoord: Uit de kosten vanwege onder meer extra administratieve ondersteuning, extra juridische ondersteuning, overdracht archief/kosten archivering, extra accountantskosten en onvoorziene kosten. Vraag 21: Is er sprake van uitgaven i.v.m. pensioenvoorzieningen van management en/of personeel? Zo Ja, hoe hoog? Antwoord: Nee, geen extra uitgaven anders dan in de indertijd gesloten arbeidsovereenkomsten vastgelegd, een normale pensioenvoorziening. Er is geen sprake van een ‘’gouden handdruk’’. Inleidend op vraag 22 en 23 wordt gesteld “Het RMF heeft in juni 2011 cijfers over alle subsidiejaren gepresenteerd (stuk 11gr1628b). Die cijfers komen overeen met de prognoses uit de jaarverslagen. Het RMF stelt dat er voor € 29.188.034 aan leningen is verstrekt met een Rotterdamse besteding van € 88.906.760. Volgens het OBR is er € 26.718.524 aan leningen uitgegeven en heeft het RMF bijna 35 miljoen subsidie ontvangen. De RMF accountant stelt in de Jaarrekening 2010 dat het bedrag aan uitstaande leningen € 22 miljoen is.” Vraag 22: Welk bedrag is er nu werkelijk aan leningen uitgegeven? Antwoord: De cijfers van het OBR/Stadsontwikkeling zijn inclusief organisatiekosten en zijn afgerond. De cijfers van het RMF zijn de werkelijk toegekende bedragen aan producties. Daarin zijn de bedragen die teruggevallen zijn in voorgaande jaren Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 8
meegenomen. Die worden in een volgend jaar weer toegekend aan nieuwe projecten. De accountant van het RMF berekent alle bedragen slechts 1 keer. De door het RMF toegekende leningen staan 10 jaren op de balans van het RMF (na realisatie) en worden na die 10 jaren in beginsel afgeschreven. De bedragen op de balans van de accountant van het RMF behelzen dus het totaal van 10 jaren. Vraag 23: Welk bedrag moet het RMF nog uitbetalen omdat de films niet zijn afgerond of afgerekend? Antwoord: Indien films niet zijn afgerekend wordt de lening vastgesteld op het bedrag van de eerste betaalbaar gestelde termijn. Indien de producent tevoren openheid van zaken geeft en duidelijk maakt dat de productie voor het einde van 2012 wordt opgeleverd en afgerekend, kan het RMF de laatste betaling reserveren tot eind 2012. Inleidend op de laatste twee vragen wordt gesteld: “De toegekende leningen blijven 3 maanden tot 1 jaar gereserveerd voor de productie. In die periode dient de financiering rond te komen, waarna het RMF een overeenkomst opstelt en gaat uitbetalen. In 2010 heeft het RMF de laatste leningen toegekend.” Vraag 24: Zijn er leningen in 2011 aan het RMF teruggevallen? Zo Ja, hoeveel en voor welk bedrag? Antwoord: Ja, voor een bedrag van € 262.000, daar waar in de begroting 2011/2012 een bedrag van € 251.933 was opgenomen. Vraag 25: Verwacht het RMF in 2012 nog meer teruggevallen leningen? Hoeveel is er teruggevallen en waaraan worden deze bedragen besteed als de rekening eind 2012 op 0 dient te staan? Antwoord: Dat valt nu nog niet te zeggen. Volgens de statuten van het RMF zal elk batig saldo dat resteert na liquidatie van het RMF toevallen aan de gemeente Rotterdam. Alles zal worden gecontroleerd door de onafhankelijke, externe accountant van het RMF en door Stadsontwikkeling. Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, De secretaris,
De burgemeester,
Ph. F. M. Raets
A. Aboutaleb
Registratienummer dienst: BS12/169 Behandelaar: J. Leete, 010-2053742
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 9