Charlotte Visch
Ontwikkelaar en inspirator van de Integratieve Kindertherapie In dit previewboekje tref je enkele fragmenten aan uit haar vier boeken
Charlotte Visch
Even voorstellen Charlotte Visch ontwikkelde gedurende de jaren dat zij in het basisonderwijs werkte, een eigen stijl van lesgeven en omgaan met leerlingen. Haar leidende principe was en is ‘allen voor één en één voor allen’. In haar klas werd niet gepest, doordat zij vanuit het morele principe ‘we verdienen het allemaal om gelukkig te zijn’ handelde. Haar leerlingen vertelden enthousiast aan de schoolarts hoe blij ze waren. Het leidde ertoe dat hij een aantal kinderen van andere scholen aanraadde naar haar klas over te stappen. De motivatie van Charlotte om zo met kinderen om te gaan ontstond al op jonge leeftijd. Als 5-jarige concludeerde zij: ‘dit moet anders!’, doelend op de wijze waarop de kleuterjuf reageerde op haar en de andere kinderen. Na dertien jaar in het basisonderwijs gewerkt te hebben, besloot zij zich te scholen in hypnotherapie voor volwassenen. De respectvolle wijze van benadering en de snelheid waarmee mensen hun eigen probleem met hypnotherapie kunnen oplossen, pasten bij haar. Hoewel zij net gestart was met deze opleiding, was het na drie maanden al zover dat cliënten zich spontaan aanmeldden. Bij het afronden van de opleiding aan de Nederlandse Academie voor Psychotherapie had zij daardoor al een volle hypnotherapiepraktijk. Gedurende de jaren erna viel het haar op dat veel problemen van deze volwassenen terug te voeren waren op hun jeugd. Dat bracht haar ertoe om, na vijf jaar als hypnotherapeut gewerkt te hebben, de integratieve kindertherapie te ontwikkelen. Ter ondersteuning van haar eigen kennis behaalde zij in 2001 het Europees Certificaat Psychotherapie (ecp). Zij studeerde cum laude af op het onderdeel ‘Vergelijkende neurosenleer’. Al snel werd haar praktijk Child Consult overspoeld door kinderen die met gebruikmaking van hun eigen mogelijkheden in korte tijd (gemiddeld één tot acht sessies) hun klachten oplosten. Charlotte vindt het van groot belang dat kinderen niet op een wachtlijst geplaatst worden, maar binnen twee tot drie weken geholpen kunnen worden. Met zo’n overvolle praktijk 3
had zij collega-integratieve kindertherapeuten nodig. In 1998 ontwikkelde zij de vierjarige opleiding tot integratieve kindertherapeut, opdat meer kinderen volgens dezelfde werkwijze geholpen werden. Charlotte verzorgde alle kindertherapielessen. In samenwerking met gespecialiseerde gastdocenten werd de opleiding een groot succes. De eerste vijftig collega’s waren een feit! De praktische toepassing van de integratieve kinder therapie is beschreven in het boek Angst-Wegwijzer. Nog steeds is het mogelijk om in Amsterdam de vierjarige opleiding tot integratieve kindertherapeut te volgen. Intussen klaagden steeds meer kinderen over hun ouders: ‘Ze snappen niet wat ik wil!’ Kennelijk was het in het belang van kinderen om hun ouders te leren hoe kinderen zijn. De training ‘Sleutel tot je kind’ was geboren. Ook deze scholing voor ouders is vandaag de dag nog steeds te volgen aan de Nederlandse Academie voor Psychotherapie, waarbij het boek De sleutel tot je kind als uitgangspunt wordt gebruikt. Het probleem van gescheiden kinderen werd intussen in Nederland steeds nijpender. Ook daar zette Charlotte Visch zich voor in, met onder andere een frisse kijk op de fifty-fifty-omgangsregeling voor ouders. Haar principe ‘het kind heeft liefdevolle ouders nodig’ heeft zij uiteengezet in het boek Kofferkinderen. Kinderen werden door haar hulp gelukkiger met hun ouders. Op een aantal scholen in Nederland wordt er nog steeds gepest. Kinderen vroegen hulp aan Charlotte om ook daar wat aan te doen. Daarop ontwierp zij een lessencyclus voor leerkrachten, zodat die het principe ‘allen voor één en één voor allen’ leerden uitdragen. Naast deze opleiding voor leerkrachten tot Happy Coach in het basisonderwijs verzorgt zij studiedagen, lezingen en incompany-trainingen op scholen. Haar ervaringen met een aantal van de groepen die zij begeleid heeft, zijn opgetekend in het boek Gelukkige kinderen in een gelukkige klas. Het nivoz (Nederlands Instituut voor Onderwijs- en Opvoedingszaken) vraagt haar met regelmaat lessen te verzorgen in hun training ‘Pedagogische Tact’. Haar krachtige en praktische tips blijken een mooie aanvulling op de theorie te zijn. Door haar praktisch toepasbare morele principes voor kinderen, op school zowel als thuis, trok Charlotte de aandacht van de Janusz Korczakstichting. Gedurende vijf jaar 4
heeft zij zich vervolgens als bestuurslid ingezet om het gedachtegoed van Janusz Korczak mede te verspreiden. Uiteindelijk verwierf zij het licentierecht (en de plicht) om de Nederlandse Academie voor Psychotherapie-opleidingen jaarlijks door te lichten op de principes van Janusz Korczak. Vanaf dat moment werd zij officieel Adviseur Child Affairs aan genoemde academie. In 2005 verkreeg Charlotte Visch van Jan Rademaker, de directeur van de academie en al een aantal jaren President of the European Association for Integrative Psychotherapy, de Oorkonde van bijzondere verdienste vanwege ‘de bijzondere wijze waarop zij zich inzet voor de emancipatie van het kind, door volhardend en onversaagd het belang van het kind onvoorwaardelijk centraal te stellen in woord en gebaar – animo forti nihil forte’ (vertaling: voor een sterke geest is niets te sterk). Anderen over Charlotte Charlotte is uniek: zij wordt niet geïnspireerd door anderen, maar herkent wel hetzelfde doorzettingsvermogen om datgene te doen wat goed is voor kinderen.
Jan Rademaker, President of the European Association for Integrative Psychotherapy Charlotte behoort net als Janusz Korczak tot de radicaalpedagogen!
Theo Cappon, Janusz Korczak Stichting Ik kan jaloers zijn op het gemak waarmee en de simpele wijze waarop Charlotte Visch problemen van kinderen beziet en oplost.
Marcel van Herpen, Nederlands Instituut voor Onderwijs- en Opvoedingszaken (nivoz)
Charlotte is de moeder van Pipi Langkous.
Sara, 7 jaar
5
De sleutel tot je kind Respectvolle tips voor gevorderde ouders, gedreven therapeuten en fantastische kinderen
De sleutel tot je kind
Charlotte Visch
Charlotte Visch
Inleiding Stel je eens de volgende situatie voor. Je bent als vader of moeder een dagje uit naar de dierentuin. Het is lekker weer, de apen spelen leuk, kind geniet, ouder blij. En dan begint het. Ouder koopt ijsje voor kind. Kind likt. Kind rustig. IJsje op. Kind zegt: ‘Ik wil nog een ijsje!’ Ouder legt rustig uit: ‘Geen geld. Eén ijsje genoeg. Andere keer weer.’ Kind gilt: ‘Nog een ijsje!’ Ouder boos en reageert met iets als: ‘Ondankbaar … nooit meer mee … verpest ook altijd …’ Ouder weg met krijsend kind. Weg gezellige familiedag met goed gevoel over ouderschap. Herken je zo’n moment uit je eigen leven? Word je er ook zo wanhopig van als je niet begrijpt waar het gedrag van je kind op slaat? Je had het zo goed bedoeld, maar blijkbaar begrijp je iets niet, want voor je het weet, is je kind boos en mokt hij nog wat in de trant van ‘niemand begrijpt mij’ en ‘altijd de schuld’. Door middel van het boek wil ik je helpen te begrijpen hoe jij de gedragingen van je kind kunt herkennen als signalen en wensen van binnenuit. Je kind heeft een eigen taal, een eigen wijze van uitdrukken, die vaak anders is dan wat volwassenen denken te zien en te horen. Tijdens het lezen van het boek krijg je de mogelijkheid om die taal te leren. Het leven wordt meteen een stuk gemakkelijker. Ik hoor je denken: ‘Ja hoor, dat zal wel! Alsof ik niet al van alles heb geprobeerd. Ik heb wel honderd keer hetzelfde gezegd en ze luistert niet.’ Dat geloof ik direct, waardoor je één ding zeker weet: je oude reactie op je kind heeft honderd keer niet gewerkt. Zin om iets nieuws uit te proberen? Het contact dat jullie met elkaar aangaan, wordt daardoor authentieker, directer en liefdevoller. ‘Ik doe zo verschrikkelijk mijn best’, verzuchtte een wanhopige vader eens. De meeste ouders spannen zich inderdaad enorm in om hun kind op te voeden. 7
Sarah van 9 jaar met-de-zak-over-haar-hoofd De ouders van Sarah zijn vriendelijke, meelevende ouders. Naast Sarah hebben ze nog een zoon van 14 jaar en een dochter van 5 jaar. Hun oudste en jongste kind zijn gemakkelijk in de omgang en leren goed. Sarah is de middelste en hoogbegaafd. Ze is voortdurend boos naar haar broer en zus en ronduit agressief naar haar moeder. Haar vader kon haar tot nu toe wel bereiken, maar hij is nu ook niet meer in staat contact te krijgen met Sarah. ‘Sarah heeft het altijd goed gedaan op school’, vertelt moeder Ankie. ‘Een half jaar geleden kwam ik haar ophalen en zag ik haar zo diep ongelukkig zitten, dat ik er bijna van moest huilen. Ik was zo geschrokken!’ Daarna is het bergafwaarts gegaan met Sarah. De ouders vertellen dat Sarah sindsdien niet meer naar school te krijgen is. Vader Hans: ‘Ik heb haar in de auto geduwd en gewoon naar school gebracht. Ik heb haar samen met de meester uit de auto moeten trekken. In de klas stond ze bij haar stoeltje, maar haar benen kregen we niet gebogen, zodat ze zou gaan zitten.’ Iedereen is het laatste half jaar bezig geweest met Sarah. De intern begeleider van school heeft getracht een gesprek met haar te voeren, een pedagoog heeft tips gegeven en de huisarts heeft een psycholoog aanbevolen. Helaas heeft niets geholpen: Sarah weigert naar school te gaan, eist constante aandacht (vooral van haar moeder) en scheldt iedereen verrot. Sarah wil ook beslist niet naar de kindertherapiepraktijk komen. Op de afgesproken tijd gaat de bel. Het is een bijzonder tafereel dat voor mijn deur staat: vader Hans, moeder Ankie en Sarah … met een zak over haar hoofd. Zij wil mij niet zien. Ze is erg boos dat ze mee moet naar Child Consult. Ik begroet ze hartelijk en negeer de zak van Sarah: ‘Fijn dat jullie er zijn.’ Sarah wordt door haar ouders de kamer in geloodst. Ze blijft tegen de binnenkant van de deur aan staan, terwijl ik met de ouders praat. Uit het gesprek blijkt dat ze Sarah steeds meer verantwoordelijkheid uit handen hebben genomen. Door haar agressie zijn ze steeds 9
voorzichtiger geworden. Ik stel voor om een andere school te zoeken op grond van de wensen van Sarah. Op die manier kan Sarah weer grip op haar eigen leven krijgen. Verder vertel ik dat ze Sarah moeten gaan aanspreken als een 12-jarige. Op deze manier wil ik bereiken dat de ouders van Sarah haar aanspreken op haar biologische leeftijd. Door het (in hun ogen) kinderachtige gedrag neigden ze naar steeds kinderlijker en voorzichtiger praten met Sarah.
Tijdens mijn gesprek zie ik de zak af en toe bewegen. Ik richt mij plotseling tot Sarah-onder-de-zak: ‘Sarah, wat voor school zoek jij?’ Sarah antwoordt meteen: ‘Geen stomme school zoals ik nu heb!’ Ik vraag: ‘Wat dan wel?’ Sarah zegt: ‘Een school met leuke kinderen.’ De ouders van Sarah kijken mij vragend aan en reageren met: ‘Maar dat zegt toch niks over de school zelf?’ Ik beantwoord hun vraag met: ‘Sarah zal wel weten welke school voor haar geschikt is.’ Een van de uitgangspunten van de integratieve kindertherapie is ‘het kind weet het’. Daarbij is het wel van belang om de volwassen Ik van het kind aan te spreken. De kleine Sarah (van een jongere leeftijd) weet uiteraard niet wat het beste voor de 12-jarige Sarah is, omdat zij minder kennis en ervaring heeft.
Ik geef Sarah en haar ouders de uitdaging om naar verschillende scholen te gaan kijken tijdens het speelkwartier. ‘Dan kun je goed zien of er leuke kinderen op zitten’, leg ik Sarah-met-de-zak uit. De zak beweegt. Dat lijkt me een goed teken. De volgende sessie komt Sarah met haar jas over haar hoofd binnen, waar ze onderdoor gluurt om even een glimp van mij op te vangen. Ik houd een ‘monoloog’ waarin ik hardop in mijzelf praat en vertel wie ik denk dat ze is: een intelligent meisje dat het moeilijk heeft, maar goede hulpbronnen heeft. Zowel van binnen (moed, doorzettingsvermogen) als van buiten (liefdevolle ouders). Op deze manier laat ik weten zelfstandig te kunnen nadenken. Ik heb gedachten over haar en laat me niet afleiden door zogenaamd kinderlijk gedrag. 10
Dit ritueel herhaalt zich nog drie keer. De laatste (vijfde) sessie komt ze zonder jas, maar wel achterstevoren de kamer in. Aan het einde van het uur zijn we samen (verkleed als prinses en koningin) aan het spelen met knuffelbeesten. De buikpijn en de hoofdpijn waar Sarah ook last van had, zijn vrijwel verdwenen. ‘Ik wil nog een beetje buikpijn overhouden,’ vertelt Sarah mij, ‘dan weet ik waar mijn buik zit.’ Het is de laatste sessie. Sarah is nog niet helemaal klaar, maar ze kan haar leven verder oppakken zonder mijn directe hulp. Enkele maanden later krijg ik een brief van moeder Ankie. Ze schrijft: ‘Het is sinds ons gesprek en de sessies alleen maar beter gegaan. Ze was meestal vrolijk, voelde zich fijn en ook op de nieuwe school gaat het geweldig. Ze heeft een heel andere school gekozen dan wij hadden bedacht, een school met een slecht verzorgd gebouw en klein plein. Heel anders dan de andere school, die wij mooi vonden. “Onze” school zag er mooi uit en de leerkrachten liepen op het plein op te letten. Maar Sarah was heel stellig. Ze wilde meteen in groep 7, hoewel ze door haar schoolverzuim erg achterliep. Toen ik gisteren aan de juf vroeg hoe zij in eerste instantie tegen Sarah aankeek, antwoordde ze: “We dachten dat we een heel moeilijk kind in de groep kregen. Maar Sarah gedraagt zich voorbeeldig.” Thuis hebben we haar, zoals je voorstelde, gevraagd om op zaterdag te koken. Ze heeft een vijfgangendiner voor ons gemaakt. Ik heb haar nog nooit zo trots gezien.’ Sarah werd ernstig onderschat, waardoor ze ruzie zocht en kreeg. De verborgen vraag kwam pas aan het licht bij Child Consult, en kon toen worden opgelost.
11
Angst-Wegwijzer
Praktische toepassing van integratieve counseling, coaching en therapie voor kinderen
Angst-Wegwijzer
Charlotte Visch
Charlotte Visch
Inleiding Het boek gaat over allerlei soorten angst. Reële angst en irreële angst. Angst voor iets van buiten en angst voor iets van binnen. Aan de hand van voorbeelden uit de praktijk krijgen ouders en kinderen tips om de angst aan te pakken. Het zijn geen vaste recepten, die bij elk kind hetzelfde effect hebben, want ieder kind is uniek. De kinderen die in het boek aan het woord komen, zijn uniek. Jouw kind is uniek. De tips geformuleerd in ieder hoofdstuk zijn ontwikkeld uit de praktijk, en voor ieder kind dus net even anders toepasbaar. Laat je niet van de wijs brengen door de leeftijd of intelligentie van je kind. Let op wie jouw kind is, wat hij nu nodig heeft van jou en neem samen met je kind de tijd om elke tip op bruikbaarheid te testen: past dit bij je kind, wil hij het zo eens doen, is hij gemotiveerd op dit moment? Dat zijn een aantal vragen die jij je kind kunt stellen, waarmee je respect toont voor je kind en de manier waarop hij zijn angst wil aanpakken. Elk hoofdstuk bevat een praktijkverhaal van een kind, dat zijn angst op eigen wijze aanpakt. Dan volgt een recept om een kind angstig te maken: hoe geeft een ouder zijn kind bijvoorbeeld prikangst? Of gevoelsangst? Sommige ouders lezen deze receptjes met het schaamrood op de kaken. Zij herkennen zich in het gedrag waardoor ze de angst bij hun kind versterken. Ouders die zichzelf daarin durven te herkennen, zijn juist de beste opvoeders. Zij hebben de moed te erkennen welk aandeel zij hebben in de opvoeding en zijn bereid om hun handelen bij te stellen. Vervolgens lees je welke weinig vruchtbare, maar veelgehoorde en goedbedoelde tips door de hulpvaardige omgeving (meestal ongevraagd) aan je worden voorgeschoteld. Je herkent er vast wel een paar van. Het hoofdstuk gaat verder met een gebruiksaanwijzing en achtergrondinformatie voor ouders om meer te begrijpen over de betreffende angst en een manier om die aan te pakken. Dan volgen aanwijzingen voor ouders die in oude fouten vervallen. 13
Hoe herstel je zulke fouten eigenlijk? Want het is best lastig om nieuwe tips meteen in de praktijk toe te passen. Ik besluit ieder hoofdstuk met uitgebreide tips voor kinderen. Het zou immers vreemd zijn als je hun kracht en inventiviteit niet zou inzetten. Soms is het een gemakkelijk uitvoerbare tip: ontspannen luisteren naar een verhaal. Heftig, maar zeer effectief, wordt altijd het diepte-interview met de angstige Kleine mezelf ervaren. Met het hele gezin samen de plattegrond van je eigen eiland maken is een oefening die de gezinsleden verbindt en inzicht geeft in ieders gebruiksaanwijzing. Waar op je eiland voel je je lekker ontspannen? Waar is die angst gehuisvest? Wie wil een paar goede help-tips op je eiland erbij tekenen? Een manier die veel gebruikt wordt in de psychotherapie, is de techniek van het imagineren. Imaginatie is een techniek die verder gaat dan alleen maar visualiseren (zelf een plaatje bedenken). Bij imagineren stapt het kind als het ware in zijn eigen dagdroom. In ‘De droomwandeling’ wordt stap voor stap de angst onder ogen gekomen, begrepen en opgelost. Met behulp van de bondgenoot binnenin kan het kind het gevoel dat de angst veroorzaakt, oplossen. Het laatste hoofdstuk gaat over de manier waarop ouders hun eigen angsten kunnen onderzoeken en oplossen. Wanneer je daartoe bereid bent, verlicht je het leven van jezelf en van je kind. Elk volwassen mens kent het gevoel van angst. Elk kind natuurlijk ook. Bastiaan ‘Ik wou dat hij eens kwaad werd’, verzucht de moeder van Bastiaan (10 jaar). Zij is samen met haar echtgenoot voor het intakegesprek over hun zoon Bastiaan naar mijn praktijk gekomen. Op de vragenlijst, die de ouders voorafgaand aan het intakegesprek hebben ingevuld en opgestuurd, staat een hele waslijst aan angsten beschreven waar Bastiaan last van heeft. Bang voor harde stemmen, bang voor veranderingen, bang voor alleen zijn, bang om zonder zijn moeder te zijn, bang om te gaan slapen, bang om nieuwe dingen te ondernemen, bang om in de belangstelling te staan, bang om initiatief te nemen naar andere kinderen en zo bang om 15
alleen naar school te gaan dat zijn moeder regelmatig in de klas moet blijven. Verder heeft hij veel lichamelijke kwalen: krampen, ontstekingen en buikpijn. En hij is ook nog eens allergisch voor wit meel. Hij geeft iedere dag wel een keer over uit angst. ‘Als je hem respecteert zoals hij is, dan gaat het goed. Hij houdt erg van spelletjes doen’, Het eerste contact met Bastiaan We gaan de therapieruimte in en Bastiaan wil naar de wc. Even later pakt hij uit zijn tas een zelf meegebracht spel: een minibiljart. De twee bijbehorende keus is hij vergeten. We zoeken samen twee vervangende stokjes en vinden twee vredespijpjes, die goed geschikt zijn. Bastiaan legt me het spel rustig uit. Zijn ouders blijven in de ruimte in een hoek zitten lezen. In de regel is dat niet nodig, maar Bastiaan raakt in paniek als zijn moeder buiten beeld is. Ik zou de moeder de gang op kunnen sturen met haar man, en Bastiaan via de directe confrontatie met zijn angstige gevoel ‘dwingen’ om over zijn angstige gevoel heen te komen, maar ik heb eerst een ander doel. Ik denk dat het belangrijk is dat Bastiaan zelf de afstand tot zijn moeder bepaalt. We hebben veel plezier in het spel en Bastiaan wint op het nippertje. Dan ziet hij twee ouderwetse telefoons op tafel staan. Hij draait een telefoonnummer en ik neem de andere hoorn op. Ik stel me voor en vraag hoe het met hem is. Ik vraag naar de soort pijn in zijn buik en hoe lang hij die al heeft. Bastiaan vertelt heel open en direct. Veelgehoorde, goedbedoelde tips Volwassenen zien het liefste blije, opgewekte, daadkrachtige en sociale kinderen. Angst willen we niet zien bij kinderen. Dat vinden we zielig. Bij het oplossen van de angst slaan veel volwassenen het kind zélf over, maar dat maakt niet uit … als hij maar snel geen angst meer laat zien. Als we een kind dat bang is voor water zover krijgen dat hij het zwembad in springt, zijn wij als volwassenen helemaal gelukkig. 16
Het interesseert ons eigenlijk niet wat de reden van de faalangst is. We gaan er van tevoren van uit dat het niet nodig is om dat te weten. Misschien zijn we zelf wel zo opgevoed. Algemeen bestaat de indruk dat kinderen met faalangst onzeker zijn over hun eigen kunnen en dat dat nergens op slaat. Zodra we een spoortje faalangst (in onze ogen onnodige, irreële angst) bemerken, stappen we over op verschillende soorten van bemoediging. Zonder na te denken over de gevolgen van onze acties gaan we het kind met faalangst stimuleren om zich te richten op het eindresultaat. Dat we het kind daarmee het recht op het eigen groeiproces ontnemen doet er op zo’n moment minder toe. Als ze maar niet angstig zijn! Ach, denken we in onze onwetendheid, het zijn slechts kinderen met een verkeerd beeld over de realiteit, wij zullen ze wel even van dat misverstand af helpen. Bemoediging 1
‘Je kunt het best … zie je wel!’ De belediging zit in de onderschatting van het overzicht dat het betreffende kind heeft. Elk kind realiseert zich best wel dat er een grote kans is dat het heel goed gaat, maar daar gaat het niet om. Wat doe je precies met het gevoel dat je hebt als iets mislukt? Het mislukken is niet erg, maar het gebrek aan een adequate hulpbron wel. Bemoediging 2
‘Het lijkt echt op een paard op je tekening.’ De belediging is in deze zin te vinden in het woordje ‘echt’. Ieder kind dat houdt van de realiteit, ziet dat de meeste tekeningen van kinderen geen goede weergave van de werkelijkheid zijn. Volwassenen liegen graag, in de hoop dat het kind ophoudt met eisen stellen aan zichzelf.
17
Kofferkinderen
Helpende ideeën voor kinderen met gescheiden ouders
Kofferkinderen
Charlotte Visch
Charlotte Visch
Inleiding De hele dag hebben kinderen diverse alledaagse afscheidsmomenten: afscheid nemen van hun bed wanneer ze op moeten staan, afscheid van thuis om naar school te gaan, afscheid van speelkameraadjes, afscheid van het afgelopen schooljaar en ga zo maar door. Kinderen hebben het daar over het algemeen niet moeilijk mee. Die momenten horen bij het leven. En dan zijn er ook de wat meer dramatische momenten: verhuizen, knuffels ‘wegdoen’ of van school veranderen en je vrienden achterlaten. Of wanneer de ouders gaan scheiden. Tegenwoordig is er de fifty-fifty-regeling, waarbij kinderen ‘gedwongen’ worden door de rechter om de ene week met hun koffer, tas of rugzak naar hun vader te gaan en de andere week naar hun moeder. Een zeer ‘gesplitst’ bestaan. Wanneer afscheidsmomenten een vast onderdeel zijn van het menselijk bestaan, hoe kun je kinderen dan daarop voorbereiden? Hoe lost je kind afscheidsmomenten op zonder dat hij gebroken en in verwarring achterblijft? Hoofdstuk 1 is gewijd aan het weerbaar maken van je kind, waardoor hij het hoofd kan bieden aan vervelende of zelfs zeer ernstige ervaringen. Aan het eind van het hoofdstuk zijn praktische tips opgenomen voor ouders, leerkrachten en andere volwassenen die kinderen willen ondersteunen in het ontwikkelen van weerbaarheid. Vervolgens kunnen kinderen zelf weerbaarheidstips lezen over ‘iets nieuws willen doen, maar nog niet durven’. Voor kinderen die moeite hebben met afscheid nemen, heb ik tips bedacht: voor het afscheid nemen van je oude school, van oude knuffels of van je oude huis. En logischerwijs ook tips om de nieuwe school, de nieuwe knuffels en het nieuwe huis te verwelkomen. In Nederland is nu bijna de helft van de huwelijken geëindigd in een scheiding. Voor ouders en kinderen blijft dat vaak een zeer dramatische ervaring. 19
In hoofdstuk 2 geef ik tips, ideeën en adviezen om het voor kinderen zo dragelijk en rechtvaardig mogelijk te maken. Zij zijn altijd de dupe, maar het is mogelijk om de pijn te verzachten door hen met hun behoeften centraal te zetten. Ik ga onder andere in op de mogelijkheid om een kindvriendelijke omgangsregeling te organiseren. Aan het eind van het hoofdstuk staan tips en adviezen over scheidingsproblemen, zoals ‘advies voor ouders’, waarbij een van de ouders ‘moeilijk-mee-om-te-gaan’-gedrag heeft, en ‘tips voor ouders, leerkrachten en andere volwassenen die kinderen willen ondersteunen bij een scheiding’. Bij mij in de praktijk van Child Consult worden steeds meer kinderen aangemeld door ouders die vragen hebben over het effect van de scheiding op hun kinderen. De veelgestelde vragen rondom scheiding komen in hoofdstuk 3 aan bod. Het betreft onder andere vragen over het effect van de scheiding, wettelijke richtlijnen voor een omgangsregeling en wat er moet worden gedaan wanneer een ouder zich zorgen maakt over de opvoedingsmethode van de andere partner. Voor wie herinneringen krijgt aan eigen traumatische (afscheids)momenten, is hoofdstuk 4 het antwoord. In tien stappen leer je hoe jij (en je kind) ervaringen kunt verwerken. Het is een zelfhulpprogramma dat op elke verschrikkelijke ervaring van toepassing is. Wanneer dat te moeilijk of te zwaar is om alleen te doen, kun je altijd een kindertherapeut inschakelen. De laatste hoofdstukken zijn besteed aan Daniël en Thijs, die allebei ondersteuning nodig hadden in de vorm van integratieve kindertherapie. Daniël (6 jaar) reageert zo sterk op de verwarrende en angstige situatie door de scheiding, dat hij van school moet veranderen. Hij verliest daarnaast niet alleen het contact met zijn vader, maar ook bijna zijn thuis door een op handen zijnde uithuisplaatsing. Aan de hand van zijn ervaringen wordt hem duidelijk wat hij nodig heeft om al deze afscheidsmomenten te overleven: liefde! 21
Thijs (4 jaar) komt ook uit een gescheiden gezin en heeft een moeder die lijdt aan de borderline-persoonlijkheidsstoornis. Zijn moeder wordt opgenomen en hij verhuist naar zijn vader en diens nieuwe partner. Thijs praat via zijn knuffel Kleine Big en laat zich op moeilijke momenten troosten door Lappie, zijn pop. Thijs neemt afscheid van de mama in zijn moeder Thijs (4 jaar) komt timide de speelkamer in. Hij heeft een knuffel in de vorm van een varken (Kleine Big, heet hij) bij zich. Zijn vader loopt met hem mee en vraagt: ‘Hoe vind jij het hier? Thijs zegt niks, maar kijkt wel enigszins blij. Zijn vader mag van hem weggaan, maar Thijs wil eerst weten wanneer hij hem weer komt ophalen. Zijn vader stelt hem gerust: ‘Ik ben zo weer terug en als je me zoekt dan zit ik in de wachtkamer.’ Thijs draait zich om en zijn vader vertrekt. Ik wacht rustig af wat er gebeurt. Dan vertel ik aan Thijs: ‘Je kunt hier doen wat je wilt.’ Thijs zegt niets, maar giechelt een beetje. Kleine Big houdt hij dicht tegen zich aan. Dan ziet hij het poppenhuis en loopt er voorzichtig naar toe. En dan laat Thijs Kleine Big praten: ‘Kijk eens… knor, knor.’ Ik ga bij Thijs zitten en vraag: ‘Kijk eens… waar kijk je naar?’ Kleine Big draait zijn kopje om en vertelt: ‘Mama is in het ziekenhuis in Leeuwarden.’ Thijs haalt stilletjes alle spullen uit het poppenhuis en propt Kleine Big erin. Kleine Big vertelt: ‘Mama is in het ziekenhuis en het duurt heel lang.’ Ik herhaal: ‘Mama is in het ziekenhuis… en het duurt heel lang?’ en daarbij kijk ik Thijs aan. Thijs kijkt me vluchtig aan, maar geeft geen antwoord. Het kopje van Kleine Big wordt door Thijs naar mij toegedraaid en Big antwoordt met een piepstemmetje: ‘De dokter zegt: het duurt heel lang.’ Zo begint mijn eerste contact met Thijs en zijn Kleine Big. De eerste sessies met Thijs Thijs gebruikt geen poppetjes in het poppenhuis. Zelfs als ik ze speels introduceer: ‘Hallo, ik ben oma’, worden ze resoluut aan de kant gezet. Thijs geeft hiermee aan dat het op zijn manier en met zijn zelfgekozen materiaal zal gebeuren. 22
Gelijk heeft hij! Kinderen weten precies hoe ze hun probleem kunnen aanpakken, dus ik kies een andere route om hem te helpen.
Ik wissel ‘mag ik helpen’ af met ‘kan ik helpen’ en de wat directere methode ‘ik wil helpen!’ Thijs geeft geen duimbreed toe. In een latere sessie pakt hij er zelf een hond bij, die mama opzoekt in het ziekenhuis, samen met Kleine Big. Ah! Nu begrijp ik wat ik eerder verkeerd deed. Ik probeerde vanuit mijzelf contact te leggen met Thijs, maar Kleine Big staat ervoor. Ik had beter een tussenpersoon kunnen introduceren in de vorm van een dierenknuffel. Die had direct contact kunnen maken met Kleine Big.
Thijs zegt af en toe iets tegen mij, maar meestal is Kleine Big degene die praat. Kleine Big weet: ‘Mama is in het ziekenhuis en ze is heel verdrietig.’ De functie van Kleine Big is het oplossen van problemen (stoute dingen van Thijs neemt hij ook voor zijn rekening), maar ook het verdragen van het verdriet. In die zin is Kleine Big de beschermer (= afweer) van Thijs.
Het begrip afweer heeft voor veel mensen een negatieve klank, maar in werkelijkheid is het een handige bescherming tegen te veel gevoel, te veel stress of het gevoel overspoeld te worden met problemen. Het doel van de therapie zal zijn Thijs sterk te maken, zodat hij Kleine Big niet meer nodig heeft om hem te beschermen. Thijs is niet alleen afhankelijk van Kleine Big voor rust en evenwicht, maar ook van zijn vader en partner, die in zijn buurt moeten blijven. Als Thijs meer mogelijkheden ontwikkelt op het gebied van zelfstandigheid (= nieuwe dingen durven ondernemen), zelfvertrouwen (= weten dat je altijd een oplossing in jezelf kunt vinden) en persoonlijke groei (= jezelf troost kunnen geven en realiteit onder ogen zien), kan hij uitgroeien tot een evenwichtig mens. Het is een hele klus waar Thijs voor staat. Gelukkig is hij omringd door mensen die van hem houden. Ik begin na enkele sessies met het aanbieden van realiteit en troost over het gemis van zijn moeder en ik combineer dat met zijn wensen.
23
Gelukkige kinderen in een gelukkige klas
Van leerkracht naar Happy Coach voor een warm schoolklimaat
Gelukkige kinderen in een gelukkige klas
Charlotte Visch
Charlotte Visch
Inleiding Heb je laatst dat kleine krantenartikel gelezen met de titel ‘Nederland meest kindvriendelijke schoolklimaat!’? Ik werd er helemaal warm van. Blijkbaar is het uiteindelijk toch gelukt om de Rechten van het Kind waar te maken, zoals we met elkaar hebben afgesproken toen Nederland in 1998 het verdrag ondertekende. Daar staat blijkbaar niet voor niets in dat kinderen recht hebben op liefde, begrip en bescherming. Hoera voor eenieder die daar actief aan heeft bijgedragen. Wie het artikel nog niet heeft gezien, kan het hier onverkort nalezen: Op de Nederlandse schoolpleinen is het tegenwoordig heel gewoon dat alle kinderen fijn met elkaar aan het spelen zijn zonder gepest, getreiter of scheldpartijen. Conflicten worden direct uitgepraat en het respect voor elkaars mening of anders-zijn is uitgegroeid tot waardering voor de verschillen. Groepjes ouders wachten enthousiast leerkrachten op om hen te complimenteren met hun buitengewoon belangrijke werkzaamheden. Het ziekteverzuim onder leerkrachten is vrijwel nihil en de school is schoon en ruikt fris. Bij aanvang van de school gaan de kinderen blij, ontspannen en rustig naar binnen. In de klassen helpen de kinderen elkaar op leer- en emotioneel gebied. Kinderen met pijn of verdriet worden opgevangen door medeleerlingen. Helaas … het is een krantenartikel dat nog niet geschreven is. Jammer, want we willen toch allemaal dat dit artikel ooit geschreven wordt? Nu denk je misschien: laten we niet de pretentie hebben dat het allemaal in één keer gaat lukken. Hoewel … waarom eigenlijk niet? We kunnen er nu toch al met elkaar voor zorgen dat kinderen uitgroeien tot blije, verantwoordelijke, respectvolle, gezonde en vrijdenkende mensen? Dat scholen een respectvol, liefdevol, verdraagzaam klimaat hebben voor alle kinderen en volwassenen? En we hoeven het niet eens allemaal zelf opnieuw te bedenken. 25
Opbouw van het boek In hoofdstuk 1 staat een gedeelte van de training die ik heb gegeven aan een groep 4. De kinderen waren bang voor elkaar. In zo’n onveilige situatie leer en leef je niet prettig. Op verzoek van de school heb ik vier ochtenden met juf en leerlingen gewerkt aan een liefdevolle sfeer. De begrippen pesten, plagen en ruziemaken werden onder andere met de kinderen uitgewerkt op een manier die afgestemd was op hun ervaringen van dat moment. Kinderen en leerkrachten werkten samen in gelijkwaardigheid. Hoofdstuk 2 gaat over de belangrijke rol van de leerkracht in het neerzetten van de sociale structuur van een groep. De sfeer van een groep houdt direct verband met de structuur in de klas. Durf je als leerkracht te vertrouwen op de kinderen in je groep? Ben je de onbetwiste leider met je eigen doelen of ben je medegroepsgenoot die het proces tussen eigen belang en algemene doelen begeleidt? Ik onderscheid drie mogelijke vormen van sociale structuur in een klas: 1. De ladderstructuur. Dit betreft de sociale hiërarchie of pikorde in een groep: elk kind heeft een vaste, starre plaats (hoog of laag) op deze ladder. 2. De subgroepen-piramidestructuur. Dit betreft verschillende groepen kinderen, die de gedaante van clubjes, clans of zelfs gangs kunnen aannemen. De subgroepen zijn gericht op zichzelf, leven grotendeels langs elkaar heen, omdat ze elkaar en de individuele leden niet kennen en omdat er een afweer en afkeer naar de andere groepen bestaat. 3. De emancipatoire structuur. De kinderen vormen een open en geëmancipeerde groep waarin iedereen welkom is en waarin belangstelling is voor elkanders welzijn. Individuele kwaliteiten ondersteunen het gemeenschappelijke groeps gevoel, waardoor een optimaal evenwicht in de groep ontstaat. De groei van het individu wordt met open armen ontvangen. De groepsdynamiek beweegt in een natuurlijke golfbeweging mee naar een nieuwe tolerante structuur. In dit hoofdstuk beschrijf ik verder het proces om de groep te evolueren naar een emancipatoire structuur. We hebben empathie naar elkaar nodig, zodat we elkaar 27
meer ruimte gunnen voor onze persoonlijke wensen. In een groep met spanningen kan een kind niet gedijen. In hoofdstuk 3 worden de krachten van leerkrachten en ouders gebundeld ten bate van de kinderen. Uitgangspunt voor zowel ouders als leerkrachten blijft het kind. In dit hoofdstuk geef ik tips voor een speciale manier van inleven in het kind. Daardoor kun je als leerkracht of ouder sneller achterhalen wat dit kind beweegt en wat hij nodig heeft. In hoofdstuk 4 beschrijf ik de ervaringen met groep 5, die onverwacht geconfronteerd wordt met het vertrek (ontslag op staande voet) van hun meester. De groep splitst zich in een pro- en anti-meestergroep. In datzelfde hoofdstuk komen de ervaringen van groep 6 aan bod: de kinderen in deze groep zijn zeer zwak in het aangaan van sociale contacten. Beide groepen blijken vooral hulp nodig te hebben bij het oplossen van veel (oude) conflicten tussen de kinderen onderling. Met name aan groep 6 is te merken dat een ‘normale’ tolerantie niet zo vanzelf sprekend is. Aan de hand van hun ervaringen kun je zien hoe belangrijk het is om conflicten op te lossen met de hele groep. Vaak kunnen ook kinderen zelf als conflict oplossers (mediators) optreden. Zo kunnen in iedere groep kinderen zijn die, gekozen door andere kinderen, helpen om problemen tussen kinderen onderling op te lossen. In de betreffende groep 6 zaten verschillende leerlingen die nog met conflicten uit groep 3 rondliepen! De oude problemen zorgden voor onderhuidse processen die het klimaat van respect en verdraagzaamheid belemmerden en zelfs ondermijnden. Een klas met vele ‘korte lontjes’ binnen een subgroepensysteem. Het je leren inleven in de belevings- en gevoelswereld van de ander die om de een of andere reden wordt ervaren als buiten de groep vallend, is de voorwaarde voor het ontstaan van een geïntegreerde, veilige groep. Niet alleen in de klas, maar ook in de gehele school, en zelfs in onze hele samenleving. In hoofdstuk 5 geef ik een overzicht van de fasen in de kindermediation: een training die onder andere gebaseerd is op de inzichten van Janusz Korczak. Een mediation training voor kinderen om onderlinge botsingen op te lossen. Het starten met belangrijke veranderingen in je klas is niet eenvoudig: waar begin je? 28
In hoofdstuk 6 geef ik tips en ideeën om mee te beginnen. Het zijn simpele, eenvoudige zaken, die snel te realiseren zijn in elke klas. Het moet stil zijn in de klas, anders kunnen de kinderen zich niet concentreren. ‘Ik kan niet werken, want hij …’ is een veelgehoorde klacht van kinderen. Een klacht die blijft bestaan wanneer dit externe gedrag (= de schuld ligt bij de ander) niet direct besproken wordt door de leerkracht. Voordat kinderen snappen dat zij zelf de verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen gedrag, gevoelsleven en gedachtespinsels, doorlopen de leerkrachten zelf de volgende stappen. Leerkrachten hebben in eerste instantie de neiging om mee te gaan in de klacht: ‘Hou eens op met praten. Zo kunnen de andere kinderen niet werken.’ Wanneer ze daar geen zin meer in hebben (het helpt immers toch niet en je kunt aan de gang blijven), verandert de leerkracht zijn tactiek. ‘Als je er last van hebt, mag je een plekje (op de gang) zoeken waar je rustig kunt werken’, probeert de leerkracht het klagende kind meer intern lotsbepaald (= je bent zelf verantwoordelijk voor het je prettig voelen in je leven) te krijgen. Een kleine uitbreiding hiervan is de tekst van de leerkracht: ‘Je vraagt het niet, maar vertel me wat je wilt/nodig hebt.’ Vervolgens lukt dat bij sommige kinderen heel goed, maar andere maken gebruik van deze tactiek en blijken te keten op de gang. Bovenstaande is voortdurend een variatie op hetzelfde uitgangspunt: de leerkracht blijft de belangrijkste persoon. Alles blijft om de leerkracht draaien. De groep kinderen leert niet om intern lotsbepaald te zijn. Zo gek is dat niet, want de kinderen hebben nog niet gemerkt hoe prettig het is om de volle verantwoordelijkheid voor je leven te hebben. Hoe pak je in de klas het proces van externe lotsbepaling naar interne lotsbepaling aan? Met een simpel voorbeeldje wordt het wellicht helder. Stel je voor dat de zon in de klas schijnt. Het zonlicht schijnt precies in het gezicht van Sandra. Sandra zegt: ‘De zon schijnt in mijn gezicht.’ De hulpvaardige leerkracht zegt: ‘Ik doe het gordijn wel even dicht.’ De leerkracht die Sandra in een actieve positie wil plaatsen, maar haar desondanks 29
als hulpeloos wezen ziet, zegt: ‘Doe het gordijn maar dicht.’ De leerkracht die Sandra wil activeren met een suggestie, zegt: ‘Wat wil je dus nu?’ De leerkracht die Sandra wil laten ervaren dat er op gelijkwaardig niveau met elkaar wordt gesproken, zegt: ‘Inderdaad. Ik zie het. De zon schijnt in je gezicht.’ De laatste leerkracht geeft met deze opmerking de aanzet tot een echte verandering in het kind zelf. Door op inhoudsniveau (wat zegt dit kind) terug te reageren in plaats van op betrekkingsniveau te reageren (jij bedoelt met je uitspraak dat ik …), krijgt Sandra haar klacht teruggekaatst. Ze wordt aangesproken als eigenaar van een probleem: los het maar op. Sandra komt wellicht tot de vraag: ‘Mag het gordijn dicht?’ Je zou op deze vraag vriendelijk kunnen reageren met: ‘Natuurlijk. Ga je gang.’ Het klinkt goed. Sandra stelt immers een juiste vraag. En toch ben je in een valkuil getrapt. De valkuil van ‘ik bepaal wat Sandra doet’. Er is een andere, betere reactie van de leerkracht mogelijk, namelijk: ‘Waarom vraag je dat aan mij?’ Ongetwijfeld ontstaat er verwarring. Wellicht ook bij jou. Wat is er mis met de actie van de leerkracht om de vraag van Sandra te beantwoorden? Omdat Sandra op deze manier niet leert zelfstandig te denken, zelfstandig te handelen en zelfstandig in te schatten dat dit een situatie is die ze gemakkelijk zelf kan oplossen, zonder hulp of toestemming van de leerkracht. Kinderen leren voortdurend dat de leerkracht beslist over de meest pietluttige, onbelangrijke zaken. Het doel van dit proces is erop gericht om Sandra het vertrouwen te geven dat zij over dit soort simpele zaken zelf mag beslissen. De leerkracht van Sandra is ‘geslaagd’ voor de gordijntest wanneer hij of zij Sandra zover krijgt dat ze voortaan zegt: ‘De zon schijnt in mijn gezicht, dus ik doe het gordijn even dicht.’ Wanneer leerkrachten zich overal mee blijven bemoeien, worden kinderen niet zelfstandig en ontwikkelen ze geen gevoel voor zelfbeschikking (= ik beslis in zekere mate over mijn eigen leven). Blind schrijven In mijn werk als kindertherapeut kom ik ook op scholen om kinderen te observeren. Zo ging ik bijvoorbeeld naar Ole, die in groep 6 zit. Bij binnenkomst zie ik het volgende. Op het digibord is een rij woorden geschreven met verschillende moeilijkheden: woorden 30
eindigend op -lijk en -ig en woorden met ei of ij. De kinderen van groep 6 schrijven de juiste woorden in hun schrift. Het is een invullesje. Ole – ik zit naast hem – kijkt in zijn schrift en schrijft ‘aardbij’. De juf geeft aan: ‘Je kunt alles goed schrijven, want je mag je woord nakijken van het bord.’ Ole doet het niet. Later begrijp ik dat hij last heeft van, wat ik noem, ‘denken het te weten’. Hij gaat ervan uit dat hij weet hoe het woord geschreven moet worden en neemt niet de moeite om het na te kijken. Doordat ik naast Ole zit, kan ik van hem leren wat er gebeurt bij het op deze manier leren van nieuwe woordjes. Ole, die het woord op het bord ziet, opschrijft in zijn schrift en nakijkt, schrijft het in eerste instantie fout op. Het foute woordbeeld zit nu op zijn netvlies. Hij moet vervolgens het foute woordbeeld uit zijn geheugen wissen en van zijn netvlies verwijderen. En daarna kan hij pas het goede woordbeeld ervoor in de plaats zetten. Dat is een enorme omweg. Waarom niet meteen het goedgeschreven woord als uitgangspunt nemen en het meteen de eerste keer goed opschrijven en inprenten? De methode ‘blind schrijven’ is een afgeleide van het ‘blind tekenen’ dat door Betty Edwards is ontwikkeld. Zij zei: ‘Teken met je ogen en laat je hand het als verlenginstrument op papier zetten. Kijk niet naar je papier, want daar is het object dat je wilt tekenen niet.’ Mensen die van zichzelf vonden dat ze niet konden tekenen, leerden op die manier in tien dagen tekenen! Geef de kinderen de volgende instructie: • Stap 1: kijk.
Kijk naar het woord dat je wilt leren schrijven. • Stap 2: schrijf met je ogen.
Terwijl je met je ogen het woord leest, schrijf je de letters met je ogen. Je hand schrijft op papier mee. Je kijkt niet naar je papier. Alleen maar om te weten waar je wilt beginnen met je potlood of pen, kijk je even in je schrift. Op deze manier schrijf je het woord goed. • Stap 3: vertrouwen.
Je hand ‘weet’ nu wat hij moet doen. • Stap 4: uit je hoofd.
Nu kun je uit je hoofd het woord nogmaals schrijven. Dat gaat vast heel goed en netjes. 31
In dit previewboekje heb je enkele fragmenten uit de vier boeken van Charlotte Visch kunnen lezen. De boeken zijn verkrijgbaar bij de (internet)boekhandel, www.childconsult.nl en via de webshop van de uitgeverij www.248media.nl. De sleutel tot je kind Respectvolle tips voor gevorderde ouders, gedreven therapeuten en fantastische kinderen 2012 | ISBN 9789079603039 | 208 pagina’s | hardcover | € 21,95 Angst-Wegwijzer Praktische toepassing van integratieve counseling, coaching en therapie voor kinderen 2012 | ISBN 9789079603237 | 144 pagina’s | hardcover | € 21,95 Kofferkinderen Helpende ideeen voor kinderen met gescheiden ouders 2013 | ISBN 9789079603251 | 144 pagina’s | hardcover | € 21,95 Gelukkige kinderen in een gelukkige klas Van leerkracht naar Happy Coach voor een warm schoolklimaat 2013 | ISBN 9789079603244 | ca. 160 pagina’s | hardcover | € 21,95
©2013 Charlotte Visch en 248media uitgeverij Grafische realisatie: Ruud Baas Grafische Vormgeving Foto Charlotte Visch: Raymond van der Knaap Foto’s kinderen: www.shutterstock.com Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt in enige vorm of enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. www.248media.nl