Good Practices
Centrum voor Samenlevingsvraagstukken Christel van Til- Teekman
Dit project wordt mogelijk gemaakt door:
Good Practices Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
Drs. Christel van Til- Teekman
Juli 2013
Good Practices Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
Mede mogelijk gemaakt door ZonMw Uitgevoerd door het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken Drs. Christel van Til- Teekman
Juli 2013
Omslagontwerp: Joukje Faber-Zijlstra Foto ‘Skelter’
Centrum voor Samenlevingsvraagstukken Postbus 10030 8000 GA ZWOLLE 038 - 425 55 42
Alle rechten voorbehouden Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteurs.
Inhoud WOORD VOORAF ................................................................................................................................................................. 5 HOOFDSTUK 1
INLEIDING ............................................................................................................................................. 7
HOOFDSTUK 2
OPERATIONALISERING EN ONDERZOEKSOPZET .................................................................................... 9
LIJST HOGESCHOLEN ....................................................................................................................................................................... 9 CRITERIA GOOD PRACTICES: .............................................................................................................................................................. 9 REACTIE ..................................................................................................................................................................................... 10 H1
HANZE HOGESCHOOL ............................................................................................................................................. 13
EIGEN KRACHT, KANSRIJK IN DE OGGZ? ........................................................................................................................................... 13 Een verkenning van mogelijkheden en beperkingen ........................................................................................................... 13 H3
HOGESCHOOL INHOLLAND ..................................................................................................................................... 17
DIVERSITEIT IN VAKMANSCHAP, OPLEIDEN MET GEVOEL VOOR DIVERSITEIT ............................................................................................... 17 Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen ....................................................................................... 17 H5
NHL HOGESCHOOL ................................................................................................................................................. 23
GEZIN IN BEELD ........................................................................................................................................................................... 23 Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen ....................................................................................... 23 H6
STENDEN HOGESCHOOL ......................................................................................................................................... 27
HET ONTMOETINGSCENTRUM JONGE OUDERS ALS BEST PRACTICE VAN KLANTGERICHT WERKEN IN KETENSAMENWERKING .................................. 27 Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen ....................................................................................... 27 H8
GEREFORMEERDE HOGESCHOOL ............................................................................................................................ 31
‘GEZINNEN: PRESENT’ VERSLAG VAN HET ONDERZOEKS- EN ONTWIKKELPROJECT TEN BEHOEVE VAN EEN NIEUWE METHODIEK VOOR FAMILY VOLUNTEERING VAN STICHTING PRESENT .......................................................................................................................................... 31 Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen ....................................................................................... 31 LITERATUUR ...................................................................................................................................................................... 37 BIJLAGE.............................................................................................................................................................................. 39 FORMAT VRAGENLIJST GOOD PRACTICES HOGESCHOLEN ...................................................................................................................... 39
Woord vooraf Het praktijkgericht onderzoek zoals zich dat in de afgelopen jaren steeds meer heeft uitgekristalliseerd aan de HBO’s in Nederland biedt tal van mogelijkheden om onderzoek aan de praktijk en aan de opleidingen te koppelen. Hoewel we maar een beperkt deel van ons leven onderwijs volgen, kunnen we ons leven lang leren. Wie daar oog voor heeft, ziet er steeds meer een uitdaging in om allerlei werkomgevingen ook meteen als leeromgevingen in te richten: de werkomgeving van professionals, van docenten en van studenten. In dit kleine onderzoek dat het lectoraat Samenlevingsvraagstukken van de Gereformeerde Hogeschool te Zwolle heeft uitgevoerd in opdracht van ZonMw is geprobeerd een paar goede voorbeelden van dit soort onderzoek bij elkaar te brengen om zichtbaar te maken wat het kan opleveren. Aan 19 hogescholen is gevraagd of er in hun gelederen sprake was van praktijkgericht onderzoek naar de eigen
kracht van jeugd en gezinnen dat aan bepaalde criteria voldeed. In ieder geval behoorde de samenwerking tussen werkveld, docenten en studenten tot die criteria. Naar aanleiding van dit verzoek werden in totaal negen ‘good practices’ ingestuurd, waarvan er vijf voldeden aan de gestelde criteria. Deze vijf voorbeelden worden in dit rapport gepresenteerd. Wij danken ZonMw voor de opdracht tot het maken van dit overzicht en de hogescholen voor hun medewerking door het inzenden van hun reacties op onze vraag. Wij hopen dat het hier gepresenteerde overzicht inspireren mag tot nog veel meer ‘good practices’ in dit belangrijke domein van praktijkgericht onderzoek. Jan Hoogland Centrum voor Samenlevingsvraagstukken
Hoofdstuk 1
Inleiding
Op woensdag 3 december 2012 vond in Utrecht op initiatief van ZonMw de invitational conference plaats waar vijftien Hogescholen met elkaar informatie uitwisselden over praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezinnen. Het ZonMw-programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin was op dat moment nagenoeg afgerond, maar vanuit het programma kon ZonMw nog een onkostenvergoeding ter beschikking stellen aan een Hogeschool die het verzamelen, bundelen/ analyseren en verspreiden van deze good practices zou willen trekken. Het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken (Gereformeerde Hogeschool) leverden een idee aan om deze good practices bij Hogescholen te inventariseren en kreeg eind maart (2013) deze opdracht toegewezen.
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
De good practices worden verzameld door onderzoekers en studenten samen. Voor de uitwisseling van de uitkomsten wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande overlegvormen bijvoorbeeld het HSAO lectorenoverleg Zorg of Landelijk Opleidingsoverleg Sociaal Pedagogische Hulpverlening. De 5 beste voorbeelden van good practices op Hogescholen zullen worden geselecteerd en voor publicatie voorgedragen. De (digitale) brochure met hierin de 5 beste voorbeelden van ‘good practices’ worden geplaatst op de website van ZonMw en worden verspreid naar alle Hogescholen. Doel: Uitwisseling van good practices van Hogescholen rond praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en/ of gezinnen.
7
8
Good practices
Hoofdstuk 2
Operationalisering en onderzoeksopzet
Op woensdag 3 december 2012 vond in Utrecht op initiatief van ZonMw de invitational conference plaats waar vijftien Hogescholen met elkaar informatie uitwisselden over praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezinnen. Ter afronding van dit programma is er een bedrag beschikbaar gesteld om good practices aan hogescholen te verzamelen, te bundelen en te verspreiden. De 5 beste voorbeelden van good practices op Hogescholen worden geselecteerd en voor publicatie voorgedragen. De volgende Hogescholen zijn benadert met een vragenlijst:
Lijst Hogescholen
Platform Pedagogiek, de uitwisseling van good practices van Hogescholen onder de aandacht gebracht in een vergadering. Via de oproep op de website van ZonMw heeft een gemeente gereageerd en een praktijkvoorbeeld aangeleverd. In de vragenlijst die naar alle 19 Hogescholen is gestuurd is gevraagd naar informatie over projecten die voldeden aan de onderstaande criteria.
Criteria good practices: •
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19)
Avans Hogeschool Christelijke Hogeschool Ede Christelijke Hogeschool Windesheim De Haagse Hogeschool Fontys Hogescholen Gereformeerde Hogeschool De Haagse Hogeschool/ TH Rijswijk Hanze Hogeschool Groningen Hogeschool Inholland Hogeschool Leiden Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht Hogeschool van Amsterdam Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Zuyd HZ University of Applied Sciences NHL Hogeschool Saxion Hogeschool Stenden Hogeschool
Dit onderzoek is binnen het HSAO lectorenplatform Zorg & Welzijn en Landelijk Opleidingsoverleg Sociaal Pedagogische Hulpverlening (LOO-SPH) ingebracht door de lector van het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken en coördinator SPH-opleiding om de aandacht te vestigen op dit onderzoek. Ook heeft Lisette van der Poel, voorzitter van het Landelijk
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
• • • •
Voorbeelden van praktijkonderzoek naar de eigen kracht van jeugdigen en/of gezinnen waar studenten, docenten, (docent-)onderzoekers, lectoren, andere afdelingen binnen Hogeschool samenwerkten en het werkveld bij betrokken is. Afgeronde onderzoeken/ projecten waar praktische resultaten van zichtbaar zijn Zo mogelijk samenwerking met andere kennisinstituten Zo mogelijk een combinatie met effectiviteitsonderzoek Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum
De vragenlijst is gestuurd naar alle aanwezigen op de invitational conference in Utrecht. Hier waren docenten, onderzoekers, lectoren, onderwijsontwikkelaars, coördinatoren, directeuren, managers, auteurs en een bestuursvoorzitter aanwezig van 15 Hogescholen. De resterende 4 Hogescholen zijn telefonisch benaderd. De vragenlijst is verstuurd en na 2,5 week is er een herinneringsmail uitgegaan naar de Hogescholen die nog niet hadden gereageerd. Na de herinneringsmail is er na 2 weken telefonisch contact opgenomen met de Hogescholen die tot dusver nog niet hadden gereageerd. Als laatste poging zijn de personen die telefonisch zijn benaderd nogmaals per mail gevraagd te reageren.
9
Reactie In totaal hebben 10 Hogescholen en 1 gemeente gereageerd op het verzoek om een voorbeeld van een praktijkgericht onderzoek aan te leveren. Zoals u in onderstaand tabel kunt zien was van de praktijkgerichte onderzoeken die zijn ingediend een aantal nog niet afgerond:H2 (Avans Hogeschool), H4 (HZ University of Applied Sciences) en H11 (Fontys Hogeschool). Het praktijkvoorbeeld van H7 (gemeente Zaanstad) was een geslaagd project maar voldeed niet aan het criterium dat er in samenwerking met docenten, studenten, lector en onderzoekers nieuwe kennis terugkeerde in het curriculum van de Hogeschool. H9 (Christelijke Hogeschool Ede) en H10 (Christelijke Hogeschool Windesheim) hadden geen praktijkgerichte onderzoeken die voldeden aan de criteria. Tabel Hogescholen
H1*
H2
H3*
H4
H5*
H6*
H7
H8*
H9
H10
H11
Voorbeeld ‘kracht van jeugdigen en/ of gezinnen
X
X
x
X
X
X
X
X
-
-
x
Afgerond onderzoek/ project
X
-
X
-
X
X
X
X
-
-
-
- Werkveld
X
X
X
x
X
X
x
X
-
-
x
- Studenten
X
X
X
-
X
X
x
X
-
-
-
- Docenten
X
X
X
-
X
X
-
X
-
-
x
- Lectoraat betrokken
X
X
X
X
X
X
-
X
-
-
x
- Andere afdelingen Hogeschool
X
X
X
-
X
-
-
X
-
-
-
Zo mogelijk met andere kennisinstituten
X
-
X
-
-
-
-
-
-
-
-
Zo mogelijk een combinatie met effectiviteitsonderzoek
X
-
-
-
-
-
-
X
-
-
-
Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum
X
X
X
X
X
X
-
X
-
-
x
Criteria
Samenwerking met;
*H1, H3, H5, H6 en H8 zijn geselecteerd als good practices
10
Good practices
De tabel Hogescholen is een overzicht van de resultaten van de antwoorden van de Hogescholen op de vragenlijst (zie bijlage). Uit de antwoorden bleek dat er maar 5 hogescholen waren die in voldoende mate aan de criteria voldeden zodat een beoordeling op basis van vergelijking van verschillende projecten niet eens nodig was. In de eindrapportage zijn alle 5 projecten opgenomen die aan de gestelde criteria voldeden.
Tabel Kenmerk
Hogeschool
H1
Hanze HogeschoolGroningen
H2
Avans Hogeschool
H3
Hogeschool Inholland
H4
HZ University of Apply Science
H5
NHL Hogeschool
H6
Stenden Hogeschool
H7
Gemeente Zaanstad
H8
Gereformeerde Hogeschool
H9
Christelijke Hogeschool Ede
H10
Christelijke Hogeschool Windesheim
H11
Fontys Hogeschool
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
11
12
Good practices
H1
Hanze Hogeschool
Eigen Kracht, kansrijk in de OGGz? Een verkenning van mogelijkheden en beperkingen Voorbeeld ‘kracht van jeugdigen en/ of gezinnen Het betreft onderzoek naar Eigen Kracht-conferenties in de openbare geestelijke gezondheidszorg vanuit het voormalig Lectoraat OGGz van de Hanzehogeschool, tegenwoordig afdeling Metamedica van het VUmc. Eigen Kracht is een burgerschapsbenadering en besluitvormingsmodel dat is afgeleid van het internationaal bekende Family Group Conferencing (FGC) waarin een beroep wordt gedaan op het zelfbeschikkingsrecht van een familie. Voorafgaand aan een Eigen Kracht-conferentie mobiliseert een onafhankelijke coördinator het netwerk (bestaande uit familie, vrienden, buren, leerkrachten, enzovoort) rondom een cliënt, en worden condities gecreëerd waarin de cliënt en diens netwerk tijdens de conferentie, zonder interventie van een hulpverlener, tot een plan komen. Dit plan dient als uitgangspunt voor de hulpverlening aan de cliënt. Vaak neemt het netwerk zoveel verantwoordelijkheid in de uitvoering van het plan op zich, dat hulpverleners er minder aan te pas hoeven te komen. Naast de Eigen Kracht-conferenties worden sinds twee jaar door coördinatoren van de Eigen Kracht Centrale zogeheten Alle Hens-conferenties (AHC’s) georganiseerd. Het verschil tussen beide conferenties is dat bij een EKC één cliëntsysteem centraal staat, terwijl in een AHC juist meerdere partijen (zeg maar: meerdere cliëntsystemen) zijn betrokken. Uit het onderzoeksmateriaal kan opgemaakt worden dat er goede redenen bestaan om met AHC’s in de OGGz te experimenteren, omdat een deel van de probleemsituaties waarvoor een AHC wordt aangevraagd zich in de openbaarheid afspeelt. Buurtoverlast waarbij meerdere families en meerdere partijen betrokken zijn en waar uiteenlopende psychosociale
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
problemen zoals psychiatrische stoornissen, verslavingsproblematiek, werkeloosheid, armoede met elkaar verweven zijn, zijn typerend voor de OGGz. EKC’s zijn binnen verschillende (hulpverlenings)terreinen in de Nederlandse samenleving geïntroduceerd. Vooralsnog worden de meeste conferenties georganiseerd in jeugdzorgsettingen. Wel wordt steeds meer geëxperimenteerd met conferenties in bijvoorbeeld het onderwijs, de ouderenzorg en de maatschappelijke opvang. Er zijn schaarse voorbeelden van EKC’s in een OGGz-setting. In Nederland wordt geëxperimenteerd met het organiseren van EKC’s bij dreigende huisuitzettingen in Amsterdam. De voltallige populatie van deze studie, zowel de geïnterviewden als de deelnemers aan de paneldiscussie, geeft aan dat er voldoende redenen zijn om met EKC’s te gaan experimenteren in de OGGz. Aan de hand van de onderzoeksdata kan een zestal deelconclusies worden geformuleerd: 1. EKC’s hoeven niet altijd plaats te vinden bij goedkeuring van de cliënt. een conferentie kan ook aangevraagd worden door de familie om meer steun te krijgen over hoe met de cliënt om te gaan. 2. Dat de cliënt een beperkt netwerk heeft mag nooit een reden zijn om geen conferentie te organiseren. Een klein netwerk is juist een belangrijke reden vóór een EKC, omdat juist door een conferentie het netwerk kan worden versterkt. 3. Het belang van een betrokken en vasthoudende coördinator is groot. Hij of zij moet in staat zijn om beschadigde contacten te herstellen en het netwerk rondom een cliënt voor een conferentie te mobiliseren.
13
4. EKC heeft zowel een kans van slagen in een crisissituatie als buiten een crisis om. Soms accepteert een cliënt pas hulp vanuit diens netwerk als hij met de rug tegen de muur staat (zoals bij een dreigende huisuitzetting), terwijl andere situaties juist vereisen dat de cliënt in rustig vaarwater verkeert (bijvoorbeeld bij een cliënt die bekend is met terugkerende psychotische episoden). 5. Coördinatoren moeten te allen tijde onafhankelijk zijn en liefst geen achtergrond hebben als hulpverlener. Het verdient echter wel aanbeveling om ze bekend te maken met bepaalde facetten van de OGGz. Belangrijke competenties voor coördinatoren die EKC’s in de OGGz gaan organiseren zijn dat ze gemakkelijk contacten kunnen leggen, weerstand weten weg te nemen, stabiel, flexibel, creatief, vasthoudend en betrokken zijn. 6. Het moet mogelijk zijn om tijdens een conferentie emoties te uiten, omdat deze een therapeutisch effect kunnen hebben. Wel moet ervoor worden gezorgd dat sluimerende conflicten en oud zeer, al dan niet van te voren en al dan niet in deelsessies, gebruikt worden voor constructieve uitpraatsessies en onderhandelingen. Hierdoor worden emoties tijdens conferentie niet alleen beheersbaar, maar kunnen ze ook de motor van verandering worden. In bovenstaand onderzoek passen studenten onder begeleiding van een onderzoeker het concept van EK-c’s bij een bepaalde casus toe en voeren hier een proces- (naar het verloop) en productevaluatie (naar de opbrengsten) voor uit in het kader van hun afstudeeropdracht. De doelgroep van de OGGz is divers, het betreft mensen met (meestal) meervoudige problematiek die bewust de zorg uit de weg gaan (zorgmijders) of de weg naar de hulpverlening niet weten te vinden. Deze EK-c’s worden bij verschillende doelgroepen ingezet en geëvalueerd, zo ook bij jeugdigen/gezinnen. Dit onderzoek is vier jaar geleden in gang gezet. Allereerst werd op basis van een kleine subsidie een verkennende studie gedaan naar kansen en beperkingen van EK-c’s in een veld waar nationaal en internationaal nog geen ervaring met
14
dit besluitvormingsmodel was opgedaan (zie hiervoor een viertal publicaties, zowel Nederlands- als Engelstalig, van Gert Schout en Gideon de Jong). Uit dit verkennende onderzoek bleek dat er goede kansen liggen voor EK-c’s met de diverse doelgroep van de OGGz. Na deze studie werd een grotere subsidie verstrekt: 160.000 euro (verstrekt door de Centrumgemeente Groningen en Provincie Groningen) om gedurende twee jaar 40 EK-c’s in de Groningse OGGz te organiseren (vanuit de Eigen Kracht Centrale) en 100.000 euro (verstrekt door het Ministerie van VWS, Fonds NutsOhra en Fonds Psychische Gezondheid) om hier onderzoek naar te doen. Sinds 2010 is een tiental (vak)publicaties verschenen over het lopende onderzoek in vaktijdschriften en wetenschappelijk (peer review) journals, als ook hoofdstukbijdrages aan boeken onder redactie. Begin 2013 is vanuit het VUmc een nieuw project gestart: het voorkomen van BOPZ-maatregelen door middel van EKc’s. Dit project staat evenals het OGGz-project onder leiding van Gert Schout. Afgerond onderzoek/ project Ja Samenwerking met; Een samenwerking tussen het lectoraat (Gert Schout en Gideon de Jong) met studenten en docenten als afstudeerbegeleiders. Daarnaast een nadrukkelijke samenwerking met de Eigen Kracht Centrale, als ook professionals in het veld van de OGGz. Lectoraat/afdeling Metamedica van het VUmc Eigen Kracht Centrale Opleidingen MWD/SPH/TP/HBO-V Hanzehogeschool
Good practices
Sociologie en Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen OGGz-netwerken in de provincie Groningen Lentis en Verslavingszorg Noord Nederland Centrumgemeente Groningen en Provincie Groningen Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum: Dit project heeft op uiteenlopende vlakken een meerwaarde. Allereerst wordt kennis ontwikkeld over of een besluitvormingsmodel dat succesvol is gebleken in de jeugdhulpverlening ook ingezet kan worden in een veld waar nagenoeg geen ervaring met EK-c’s is opgedaan. Daarnaast hebben tot op heden ongeveer 120 eindejaarsstudenten van Maatschappelijk Werk & Dienstverlening, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, HBO-Verpleegkunde en Toegepaste Psychologie van de Hanzehogeschool een afstudeeronderzoek binnen dit project verricht (merendeels case studies). Ook hebben masterstudenten van Sociologie en Orthopedagogiek (Rijksuniversiteit Groningen) binnen het kader van dit project een afstudeeronderzoek gedaan. Ook het werkveld heeft er van geleerd, en leert er nog steeds van. Te denken aan Eigen Kracht-coördinatoren die meer handvatten hebben gekregen hoe EK-c’s met een voor hen grotendeels onbekende doelgroep te organiseren, als ook professionals in het veld van de OGGz. Uiteindelijk ligt natuurlijk de grootste meerwaarde van het project in het verbeteren van de leefsituatie van individuele cliënten en woonbuurten doordat een EK-c een proces van herstel en empowerment in gang zet. Studenten krijgen door te participeren in dit onderzoeksproject volop handvatten aangereikt met betrekking tot hoe sociale netwerken te mobiliseren rondom cliënten. Dit past goed in de huidige tijdsgeest waarin meer en meer de na-
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
druk komt te liggen op zelf- en (vooral) samenredzaamheid (Wet maatschappelijke ondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl). Het project heeft meer dan tien publicaties in zowel vaktijdschriften als wetenschappelijke (peer review) journals opgeleverd. Inzichten worden gedeeld tijdens congressen en symposia. Bij de kick off van het afsluitende 4e-jaars programma Social work worden Eigen Kracht conferenties, los van het onderzoek dat door Gideon de Jong en Gert Schout wordt uitgevoerd, in breder perspectief gepresenteerd door coördinatoren van deze conferenties. Met deze mensen worden momenteel gesprekken gevoerd over het curriculum en de mogelijkheid om de docenten hierin te trainen. Verder komt het onderwerp her en der in het curriculum aan de orde, maar beperkt. Eigen kracht en keukentafelgesprekken e.d. zijn thema’s die in de huidige curriculumontwikkeling worden meegenomen, omdat het past bij de programma’s Rehabilitatie (jaar 1, jaar 2 en jaar 4) en Welzijn Nieuwe Stijl (jaar 1). De resultaten van het onderzoek van Gideon de Jong en Gert Schout willen we hierbij als input gebruiken, hiermee kunnen we studenten in- en overzicht geven van de werkzame factoren, do’s en dont’s. Contactpersonen: Dr. Karlien M.C. Landman-Peeters | Hogeschooldocent Praktijkgericht Onderzoek MWD/SPH | Docent Praktijkgericht onderzoek en voorzitter examencommissie Master Social Work | Academie voor Sociale Studies, Hanzehogeschool Groningen | Marie Kamphuis Borg, Zernikeplein 23, Kamer J2.07 | 9747 AS GRONINGEN | | 050 - 595 3364 | 0
[email protected] | aanwezig: ma, do en vr. Onderzoek downloaden: http://www.eropaf.org/lib/publicaties/Rapport%20Eigen_Kr acht%20in%20de%20OGGz%20Definitief.pdf
15
16
Good practices
H3
Hogeschool Inholland
Diversiteit in Vakmanschap, opleiden met gevoel voor diversiteit Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen Hogeschool Inholland participeert in de Kenniswerkplaats Tienplus waar men zich richt op laagdrempelige opvoedsteun voor ouders met tieners in Amsterdam. Veel laagopgeleide en migrantenouders ervaren een afstand tot de opvoedvoorzieningen in Amsterdam. Kenniswerkplaats Tienplus is een samenwerkingsverband tussen kennis, beleid, praktijk en zelforganisaties dat het bereik en de effectiviteit van (opvoedings-)ondersteuning wil verbeteren en wil bijdragen aan een positief opvoedingsklimaat.
Wat gebeurde er in dit project?
Het hoofddoel van de Kenniswerkplaats is het bereik en de effectiviteit van (opvoedings-)ondersteuning te verbeteren voor ouders en hun kinderen in de leeftijd van 10 en ouder. Juist in de tienerleeftijd hebben ouders veel vragen, onder andere bij de overstap van basisschool naar vervolgonderwijs. Amsterdam heeft als multi-etnische stad veel ervaring met het werken met migrantenouders en -jeugd, maar er liggen nog veel kansen voor een meer diversiteitgevoelige aanpak. Een nieuwe kans vormt daarbij de kanteling in het preventieve jeugdbeleid van een aanbodgerichte aanpak naar een aanpak waarin de eigen verantwoordelijkheid en kracht van ouders en jeugdigen, en hun netwerken, meer uitgangspunt gaan vormen. De beide benaderingen hebben veel gemeen: het perspectief en de eigen kracht van ouders en jeugdigen, de initiatieven vanuit hun eigen netwerken en de verbinding daarvan met formele voorzieningen vormen belangrijke uitgangspunten.
Gedurende anderhalf jaar (december 2010 - mei 2012) heeft een kerngroep docenten van twee bachelor opleidingen van Hogeschool Inholland (Pedagogiek en Social Work Amsterdam) en een bachelor opleiding van de Hogeschool van Amsterdam (Pedagogiek) de diversiteitgevoeligheid van hun eigen onderwijsonderdelen en lessen kritisch geanalyseerd. Daarnaast heeft een groep docenten van de opleiding Pedagogiek van Hogeschool Inholland deelgenomen aan een professionaliseringstraject in diversiteit en via training en intervisie onderzocht welke vormen van bijscholing bijdragen aan het leren omgaan met diversiteit in de les en in de klas. In verschillende jaren hebben studenten van Hogeschool Inholland actief geparticipeerd in deelprojecten van de Kenniswerkplaats Tienplus. Studenten van beide hogescholen zijn geïnterviewd over hun ervaringen met diversiteit in het onderwijs. Er zijn expertmeetings gehouden met docenten en onderzoekers, professionals en experts uit de beroepspraktijk en wetenschap zijn gehouden over de vraag wat cruciale onderdelen en voorwaarden zijn voor diversiteitgevoelig onderwijs. Er is gewerkt vanuit een bottom-up benadering: centraal stond het zelfonderzoek van de docenten, hierin begeleid door onderzoekers van de kenniswerkplaats, geadviseerd door experts uit onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk. Op grond hiervan zijn verbeteradviezen opgesteld die aan de betrokken opleidingen zijn voorgelegd.
De effectiviteit en toegankelijkheid van de preventieve zorg moet beter, vooral voor migrantengezinnen die op afstand staan van professionele voorzieningen. Een belangrijke schakel in die verbetering is de opleiding van professionals die de hulpvragen en eigen kracht van een brede groep ouders en jeugdigen moeten kunnen herkennen en ondersteunen.
In dit project zijn op basis van screening van enkele verplichte vakken en keuzeminoren verbeteringen voor het onderwijs geformuleerd en doorgevoerd. Deze stappen zijn te vertalen in het vaststellen van een body of knowledge, het invullen van een curriculum met een doorgaande diversiteitslijn in alle leerjaren en leerlijnen van de opleiding, met daarbij passende leerdoelen en te verwerven competenties.
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
17
Hierbij is de Meetladder Diversiteit Onderwijs een bruikbaar analyse- en verbeterinstrument. Een belangrijk onderdeel van het project bestond uit het screenen van literatuurlijsten en centrale thema’s door docenten in hun onderwijs, een kritische bespreking ervan, het zoeken naar alternatieven en verbeteringen. Er werd geconstateerd dat docenten eigenlijk weinig beeld hebben van de kennisoverdracht over diversiteit in voorgaande jaren en in andere onderwijsonderdelen, waardoor onduidelijk is op welke kennis ze voortbouwen en welke nieuwe inzichten ze aanreiken. Dit geldt zowel voor minoren als voor verplichte onderdelen die specifiek over interculturele communicatie en opvoeding gaan. Vandaar dat er geconcludeerd werd dat het vaststellen van een kennisbasis diversiteit, te verwerven in de gehele opleiding, in een nader te ontwikkelen leerlijn, en geconcretiseerd in onderdelen van de brede bachelor en in specifieke minoren, van belang is. Dit veronderstelt de aanwezigheid of ontwikkeling van een visie op diversiteit en onderwijs, zoals hiervoor werd beschreven. Dit was een voorwaarde die bij de screening van de kennisoverdracht in specifieke onderdelen voortdurend terugkwam. Is het van belang dat studenten leren kijken naar verschillen in opvoeding, of juist in overeenkomsten, en/of naar onderliggende waarden die met opvoeding verweven zijn? Moet de nadruk liggen op vragen en dilemma’s die zich in elke opvoeding en gezinstype kunnen voordoen, of juist op specifieke opvoedkwesties in migrantengezinnen? De keuze van titels en thema’s is nu vooral gebaseerd op de inschatting van de individuele docent dat deze hem/haar leerzaam leken, maar niet op een gedeelde opvatting over kennisverwerving van diversiteit. Betreft het kennis over religie, acculturatie en migratie, interculturele communicatie, botsende waardepatronen? Tegelijkertijd werd vastgesteld dat er geen standaardlijst, ideaal basisboek of artikel beschikbaar is, en dat juist het aanreiken van meerdere theoretische modellen het denken van studenten kan stimuleren. Dat kunnen zowel diversiteitspecifieke als algemene benaderingen en methodieken zijn, mits ze gepaard gaan met opdrachten die uitnodigen tot diversiteitgevoelig kijken en denken. De bespreking van gebruikte literatuurlijsten en behandelde onderwerpen leidde in de loop van het project tot een stroom aan toegankelijke en leerzame titels en thema’s.
18
Overigens hoefden die niet specifiek over diversiteit te gaan. Niet het boek, maar de docent en zijn of haar benadering en didactiek, is de spil in de ontwikkeling van de student. Ook werd vastgesteld dat bij het bepalen van een kennisbasis omtrent diversiteit aangesloten kan worden op al bestaande doelen. Zoals de opdracht van sociaal agogische opleidingen om studenten uit hun comfortzone te halen, hun referentiekaders op te rekken, horizonten te verbreden. In de loop van het project zijn praktische aanwijzingen en criteria geformuleerd hoe keuzes te maken voor literatuur en thema’s voor onderwijsonderdelen. Daarnaast is de overall conclusie dat onderwijsontwikkeling veel meer een gemeenschappelijke teamaangelegenheid zou moeten zijn, waardoor herhaling van lesstof voorkomen wordt dan wel bewust toegepast. Dan ontstaat er zicht op de benodigde basiskennis en leerlijn diversiteit die met het curriculum verweven is. Dit laatste komt overeen met het advies van de Kenniswerkplaats Tienplus aan de Opleidingscommissie Pedagogische Wetenschappen van de Vrije Universiteit om zo’n leerlijn op te nemen in die onderwijsonderdelen waarin overeenkomstige academische vaardigheden ontwikkeld worden (Radstake, 2012). Diversiteitgevoelig onderwijs is meer dan het aanreiken en toetsen van theoretische en praktische kennis. Vooral de toepassing van kennis, het oefenen van vaardigheden, training in bewustwording en houding leiden tot actieve verwerking van de lesstof, verbinding met andere ervaringen, de vorming van een kritische blik. Wat is de opbrengst van dit project?. Leerervaringen en onderwijsveranderingen Het onderzoek heeft geleid tot de volgende aanbevelingen: ○ Beleg diversiteit niet in één of enkele onderwijsonderdelen, bij één of enkele docenten, maar ontwikkel met een team een gemeenschappelijke leerlijn en kernthema’s diversiteit. Benoem deze in eindtermen van de opleiding en het beroep, concretiseer dit in leerdoelen en te verwerven kennis, vaardigheden, houding (voor brede bachelor en specifieke afstudeerrichtingen). Wat moet de toekomstige pedagoog, maatschappelijk werker, jeugdhulpverlener (minimaal) weten en kunnen? Analysemid-
Good practices
delen als de Meetladder Diversiteit Onderwijs (Pels e.a., 2012), Handreiking Intercultureel Vakmanschap in het hsao (HBO-raad,2012), Het opleiden van diversiteitsensitieve pedagogen aan de VU(Radstake, 2012), Leren nadenken over verschillen en ongelijkheid (Van der Zwaard, 2012) zijn hierbij bruikbaar. Zulke veranderingen vragen verankering in regulier onderwijsbeleid. ○ Sluit aan bij en benut de diversiteit in de klassen, heb oog voor diversiteit in sociale en etnische achtergrond, gender, leefomgeving, praktijken levenservaring. Om studenten van en met elkaar te laten leren zijn actieve werkvormen en actief regisserende, didactisch bekwaamde docenten nodig, die tevens zorg dragen voor veiligheid in de klas. Dit vraagt durf en bereidheid van docenten om van studenten te leren, hun lespraktijk te (laten) evalueren, hun didactische bekwaamheid te onderzoeken en daarin bij te leren. ○ Scherp de theoretische leerlijn (kennisbasis), literatuurlijst en leerdoelen diversiteit per leerjaar aan, per afstudeerrichting, minor en verplicht onderdeel, sluit aan bij voorgaande leerjaren, en bespreek dit met collega’s. Bied bij het samenstellen van de literatuurlijst (of reader) een variatie in literatuur, thema’s en theoretische modellen aan, vergezeld van opdrachten tot toepassing (oefeningen). De geformuleerde richtlijnen en aanbevelingen worden in de opleidingen bij het herzien van minoren en vakken toegepast. ○ Concretiseer om welke essentiële vaardigheden en houdingsaspecten het gaat en hoe deze te verwerven. Varieer daartoe in het onderwijs veel meer in theorietraining-praktijk, gebruik praktische en interactieve werkvormen, realistische en gevarieerde casuïstiek in de lessen, opdrachten en toetsvormen. Dit om kennis te laten beklijven, toe te passen, te verbinden met de ervarings- en leefwereld van studenten. Om studenten tot zelfonderzoek en met elkaar in discussie te brengen. Interviews, (huiskamer)bijeenkomsten, gesprekstrainingen, huisbezoeken, onderzoeksopdrachten buiten de hogeschool inspireren en stimuleren studenten tot kennismaken en zelfreflectie. De geformuleerde aanbeve-
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
lingen worden bij de uitvoering van diverse vakken toegepast, vragen verankering in het beleid en de brede praktijk van de opleidingen. Sluit aan bij en benut de diversiteit in de klassen, heb oog voor diversiteit in sociale en etnische achtergrond, gender, leefomgeving, praktijken levenservaring. Om studenten van en met elkaar te laten leren zijn actieve werkvormen en actief regisserende, didactisch bekwame docenten nodig, die tevens zorg dragen voor veiligheid in de klas. Dit vraagt lef en bereidheid van docenten om van studenten te leren, hun lespraktijk te (laten) evalueren, hun didactische bekwaamheid te onderzoeken en daarin bij te leren. De geformuleerde aanbevelingen zijn van belang voor het personeelsbeleid en de bijscholing in opleidingen. ○ Ontwikkel diversiteitgevoelig onderwijs door docenten en management, bottom-up en topdown, met een aanjagende en visionaire aansturing door de leiding van de opleidingen. Concrete veranderingen vragen zowel praktische tips en aanbevelingen, als voortdurende evaluatie en reflectie. De geformuleerde aanbevelingen en voorbeelden zijn van belang voor het beleid van de opleidingen. De urgentie werk te maken van diversiteitgevoelig onderwijs is niet alleen afkomstig uit de beroepspraktijk, maar steeds meer uit de toenemende diversiteit van de studentenpopulatie die behoefte heeft aan herkenning van de inhoud en thuis voelen in de leeromgeving van het hbo. De nieuwe kijk op diversiteitgevoelig onderwijs
1. De urgentie in de beroepspraktijk van welzijnswerk en jeugdzorg om beter aan te sluiten bij ouders, kinderen en jongeren die ondersteuning nodig hebben bij hun opvoeding en ontwikkeling. De effectiviteit en toegankelijkheid van de preventieve zorg moet beter, vooral voor migrantengezinnen die op afstand staan van professionele voorzieningen. Een belangrijke schakel in die verbetering is de opleiding van professionals die de hulpvragen en eigen kracht van een brede groep ouders en jeugdigen moeten kunnen herkennen en ondersteunen.
19
2. Een tweede ontwikkeling die dwingt tot een kritische analyse en herontwerp van opleidingen, is de toenemende diversiteit van de studentenpopulatie in hoger beroepsopleidingen van (vooral) hogescholen in de Randstad. Tegenover de tendens tot problematiseren van de studieloopbaan van niet westerse allochtone studenten, dient een beweging te komen die inzet op het optimaliseren van de leeromgeving voor alle studenten, op het aanreiken van een herkenbaar curriculum dat aansluit bij alle studenten. Dit betekent onder andere dat gerichte aandacht moet uitgaan naar de inhoud van het onderwijs, de manier waarop dat didactisch aangeboden wordt, en naar de aansluiting bij leefwerelden en leerstijlen van een diverse groep studenten. Inhoudelijk gaat het om kennis over de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren vanuit intercultureel perspectief, om methodieken ter begeleiding van migrantengezinnen, aansprekende praktijkvoorbeelden en nietstereotype casuïstiek. Nodig is ook het gebruiken van actieve werk- en trainingsvormen om het bewustzijn, de houding en vaardigheden van studenten te stimuleren en te oefenen. Resultaten van nationaal en internationaal onderzoek die we eerder in beeld brachten (Naber & Bijvoets, 2011) laten zien, dat diversiteitgevoelig onderwijs nog in de kinderschoenen staat en dat het lastig is de verwerving van diversiteitcompetenties te concretiseren in de alledaagse onderwijspraktijk. Maar ook dat dit dringend nodig is.
○
Stad Amsterdam (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling)
○
Vrije Universiteit
○
SO&T – Kwaliteit in Opvoeden
○
GGD/AMC (Academische Werkplaats Publieke Gezondheid)
○
Verwey-Jonker Instituut (penvoerder)
Werkveld: ja Studenten: ja Docenten: ja Lectoraat betrokken: ja Andere afdelingen Hogeschool: ja Zo mogelijk met andere kennisinstituten : Ja Zo mogelijk een combinatie met effectiviteitsonderzoek:
Afgerond onderzoek/ project
N.v.t.
Ja
Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum:
Samenwerking met;
Het delen van denkbeelden over diversiteit en onderwijs hebben ertoe bijgedragen dat impliciete opvattingen van docenten en leidinggevenden die van invloed zijn op de dagelijkse onderwijspraktijk, zichtbaar worden. Individuele docenten zijn zich bewuster geworden van hun impliciete aannames.
○
ZonMw (opdrachtgever)
○
Hogeschool Inholland Amsterdam
○
De Hogeschool van Amsterdam De body of knowledge, het invullen van een curriculum met een doorgaande diversiteitslijn in alle leerjaren en leerlijnen van de opleiding, met daarbij passende leerdoelen en te
20
Good practices
verwerven competenties. Hierbij is de Meetladder Diversiteit Onderwijs een bruikbaar analyse- en verbeterinstrument. Daarnaast is de overall conclusie dat onderwijsontwikkeling veel meer een gemeenschappelijke teamaangelegenheid zou moeten zijn, waardoor herhaling van lesstof voorkomen wordt dan wel bewust toegepast. Dan ontstaat er zicht op de benodigde basiskennis en leerlijn diversiteit die met het curriculum verweven is.
Contactpersonen Hogeschool Inholland: Lectoraat Leefwerelden van Jeugd/ Domein Gezondheid Sport & Welzijn Dr. Pauline (P.M.) Naber, lector Website www.kenniskringjeugd.nl Mobiel 06-54980132 Assistent
[email protected] 070-3120589
Onderzoek downloaden: http://www.inholland.nl/NR/rdonlyres/4052C1C7-D4A54D7C-888D 7DDE84F7CBD6/0/Diversiteitinvakmanschap_2955_web.pdf
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
21
22
Good practices
H5
NHL Hogeschool
Gezin in beeld Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen
In het project ‘Gezin in beeld’ is een werkboek ontwikkeld voor ouders en een werkboek voor kinderen in langdurig problematische gezinnen waar sprake is van een licht verstandelijke beperking. Dit werkboek bevat tevens visueel materiaal waarmee ouders met een lichte verstandelijke beperking in multiproblem gezinnen samen het hun hulpverlener in kaart brengen waar hun krachten en mogelijkheden liggen. Dit is getest in diverse gezinnen door gezinsbegeleiders en cliënten. Er is ook een handleiding gemaakt voor begeleiders die werken met het instrument GEZIN IN BEELD. Dit is ontwikkeld door het lectoraat voor maatschappelijke participatie voor (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB), onder leiding van dr. Jelle Drost. Dit lectoraat is een samenwerking tussen Orthopedagogische Behandelcentrum Tjallingahiem en de Noordelijke Hogeschool NHL te Leeuwarden. Tjallingahiem is een zelfstandige organisatie met ruim 300 medewerkers hulp biedt aan meer dan 700 cliënten. Tjallingahiem omschrijft zichzelf als een organisatie die voortdurend in ontwikkeling is, omdat zij het hulpaanbod willen laten aansluiten bij de cliënten en op de veranderingen in de samenleving. Tjallingahiem hecht grote waarde aan innovatie en kwaliteit. Door het ontwikkelen van een nieuw diagnostische instrument, kan Tjallingahiem nog specifieker hun hulpaanbod aan een gezin aanbieden.
nog geen diagnostisch instrument bestaat dat complexe situaties in langdurig problematische gezinssituaties (LPG) helpt te ordenen. Overzicht en inzicht in de eigen situatie kan cliënten echter wel helpen om hun weg te vinden. GEZIN IN BEELD is ontwikkeld om in de geconstateerde leemte te voorzien. De oplossingsgerichte benadering is de visie van waaruit ontwikkeld is. Het instrument is zo ontwikkeld dat de gezinsleden, onder leiding van de begeleider, hun eigen gezinssituatie en hulpvragen helder krijgen. Kinderen en ouders kunnen hun mening geven. Kinderen vanaf 4 jaar kunnen meedoen. Jongere kinderen moeten aanwezig zijn bij de gesprekken. Zo krijgt de begeleider een beeld van het gehele gezin en de onderlinge relaties. Er kunnen grote verschillen zijn in de ontwikkeling van kinderen. Het is zeer belangrijk om naar ieder gezinslid te luisteren. Het doel van dit instrument is dat de gezinsleden samen zelf overzicht creëren over hun eigen gezinssituatie en op basis daarvan aangeven waaraan ze willen werken. In dit totaalbeeld staan de verhalen van de individuele gezinsleden en het verhaal van het gezin als totaal centraal. Met behulp van dit instrument zal het voor cliënten en hulpverleners makkelijker worden om uit te zoeken waar hulp en ondersteuning nodig is. Dit instrument is een middel om de gezinssituatie, hulpvragen en (werk- en eind)doelen overzichtelijk te krijgen voor de gezinsleden.
Wat gebeurde er in dit project? Er bestaan veel onderzoeksinstrumenten en testen waarmee allerlei variabelen binnen opvoedingssituaties kunnen worden gemeten. Het lectoraat heeft geconstateerd dat er
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
Er is ruim 2 jaar geleden gestart met een groep studenten aan dit project. Studenten hebben de basis gelegd. Het door hen uitgewerkte concept heeft veel vormen gehad, ook ruimtelijke vormen. Ze zijn beginnen met de vorm van een
23
echt huis. Maar tijdens het uittesten in de praktijk is het toch een werkboek geworden. Er is wel gedacht aan een vorm op de computer, maar uiteindelijke is t niet uitgewerkt, aangezien de kracht er juist in zit dat ieder gezinslid eerst zijn eigen werkboek invult en dat men er daarna met elkaar over praat.
1.
Ons gezin - relatie tussen (ex)partners en gezinssituatie
2.
Dit ben ik - het individuele welzijn van de gezinsleden
3.
De opvoeding van de kinderen - het opvoeden van de kinderen
4.
Onze omgeving - het verwerven en handhaven van een maatschappelijke positie
5.
Ons huis - het voeren van een huishouding
Hoe is het getest: Het eerste concept is van feedback voorzien door IAG (Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiders) opleiders; dus docenten die de IAG opleiding geven. Men wilde met in dit prille stadium de gezinsbegeleiders er nog niet mee belasten. Daarna hebben een aantal gezinsbegeleiders van Tjallingahiem en een gezinsbegeleider van het Leger des Heils met een eerdere versie van dit materiaal gewerkt. Dat bestond toen nog uit een losse bak met kaartjes, foto’s en picto’s. Daaruit is het idee van een stickerboek geboren. Deze versie met het stickerboek is nog op heel beperkte schaal getest door MEE. Wat is de opbrengst van dit project?.
Als iedereen het thema in het werkboek heeft ingevuld, dan bespreken gezinsleden en begeleider gezamenlijk over welke antwoorden men het eens is en waarover niet. Het gaat hierbij dan om het in kaart brengen van de situatie en daarna het bepalen van ieders wensen voor de toekomst. De begeleider gaat met het gehele gezin in gesprek over de gezinssituatie. Juist door in gezamenlijkheid met de werkboekjes te werken worden ook patronen in het systeem meer zichtbaar. Dat is essentiële informatie voor de begeleider, maar ook voor de gezinsleden. De laatste vraag bij elk thema gaat over wensen die men heeft (over het besprokene) voor de toekomst.
De nieuwe methodiek GEZIN IN BEELD bestaat uit : Een werkboek voor elke ouder/stiefouder of andere volwassene die deel uitmaakt van het systeem, met bijbehorend stickerboek. Een werkboek voor elk kind in het gezin/systeem met bijbehorend stickerboek. Een werkboek voor de begeleider (een combinatie van het werkboek voor ouders en kinderen), waarin hij/zij zelf aantekeningen maakt over wat er gezegd wordt en/ of stickers plakt) en een handleiding voor begeleiders. In elk werkboek staan vragen, geordend in 5 thema’s, gebaseerd op de 5 gezinstaken van Baartman (1987):
24
Achterin het werkboek zit een pagina waarin alle wensen onder elkaar worden geschreven of getekend met daarbij aangegeven hoe de gezinsleden daar individueel en/of samen aan willen werken. De manier waarop ze dat willen doen en de mensen/hulpbronnen die ze daarbij willen gebruiken zijn in de vragen aan bod gekomen, dus als het goed is heeft men daar nu zicht op. Na het bespreken van alle thema’s wordt er door de gezinsleden gewerkt aan de doelen die zij hebben opgesteld. In het werkboek heeft het gezin beschreven, geplakt of getekend wat het gezin graag wil bereiken. Daar hebben de gezinsleden samen een aantal acties bij geformuleerd. In de methode GEEF ME DE 5 wordt gewezen op het belang van WAT, HOE, WIE, WANNEER, WAAR. Op de laatste pagina WAT WILLEN WE ANDERS? komen deze begrippen terug. Aangevuld met : WAAROM.
Good practices
In deze fase moet het werkboek zeker in bezit blijven van de gezinsleden. Want dan kan het werkboek voor het gezinslid de functie krijgen van geheugensteun, van overzicht en verslag.
Afgerond onderzoek/ project Ja Samenwerking met;
Het is aan te raden dat het gezin (samen met de begeleider) een manier bedenkt om de doelen steeds paraat te hebben. Bv. een poster of mindmap maken van de laatste pagina van het werkboek en die aan een muur of deur ophangen Nog beter is de binnenkant van een kastdeur die vaak wordt gebruikt, zodat deze voor eventuele bezoekers verborgen blijft. Een andere vorm is om per doel op een vel papier 5 luikjes te plakken. Op elk luikje staan de woorden van GEEF ME DE 5; WAT, WAAR, HOE, WIE , WANNEER. Achter elk luikje schrijft het gezin dan op wat nodig is (afgeleid van het scherm: wat willen we anders). Of men maakt een kwartetspel met de kinderen dat men regelmatig kan spelen.
o
Studenten
o
Docenten
o
Onderzoekers/ lectoraat
o
Werkveld (gezinsbegeleiders)
o
Anders, namelijk Tjallingahiem, Leeuwarden NOVO Groningen
Gezinsbegeleiders rapporteren de volgende ervaringen: Leger des Heils Leeuwarden Meer creativiteit in hoe ik de dingen bespreek of zichtbaar maak. Deze methode maakt heel duidelijk dingen inzichtelijk en het maakt duidelijk waar je mee bezig bent. Soms kan deze manier van werken te confronterend zijn, dan is quasi nonchalant informatie naar boven halen beter. Een gezin heeft op deze manier meer overzicht dan in een gesprek. De plaatjes maken dat het gesprek sneller en gemakkelijker ging, gaf meer mogelijkheden tot doorvragen. Niet gebruiken in een crisissituatie. De beleving van de kinderen wordt duidelijk. Samen met het werkboek bezig zijn geeft meer ontspanning dan enkel een gesprek. Met het hele gezin in gesprek gaan levert inzicht op. Dit werkboek geeft structuur in het gesprek; in korte tijd hoor je veel informatie en het boek ordent. Dit werkboek nodigt uit tot interactie tussen gezinsleden onderling en met begeleider. Het werkboek kan gebruikt worden als voortgangsdocument. Na een jaar weer stickers plakken: wat is er veranderd? Kinderen worden meer erbij betrokken dan in een gesprek
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
MEE Friesland Werkveld: ja Studenten: ja Docenten: ja Lectoraat betrokken: ja Andere afdelingen Hogeschool: ja Zo mogelijk met andere kennisinstituten N.v.t. Zo mogelijk een combinatie met effectiviteitsonderzoek: N.v.t.
25
Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum:
Contactpersonen:
Op basis van de resultaten van het project is er een minor van 30 Ec. over Problematische gezinnen en Licht verstandelijke beperking. Het werkboek komt als nieuwe kennis in de minor terug. Daarin doen studenten uit verschillende opleidingen mee. Zij werken allemaal aan lectoraatsonderzoeken of aan onderzoeken van andere opdrachtgevers, met betrekking tot de doelgroep Licht Verstandelijk Beperkt. Het in dit project ontwikkelde materiaal is direct in de praktijk is. Op basis daarvan is een hulpmiddel tot stand gekomen dat goed kan helpen om de eigen kracht van een gezin in kaart te brengen.
Lia van Vliet, NHLHogeschool, coördinator minoren welzijnsopleidingen, kenniskring lectoraat Maatschappelijke participatie van mensen met een Licht Verstandelijke Beperking, Postbus 1080, 8900 CB Leeuwarden, 058-2512253,
[email protected] , werkdagen: maandag tot en met vrijdag, werkkamer D2.076
26
Gezin in Beeld Gezin in Beeld werkboek voor kinderen.pdf werkboek voor ouders.pdf
Good practices
H6
Stenden Hogeschool
Het ontmoetingscentrum Jonge Ouders als best practice van klantgericht werken in ketensamenwerking Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen
In 2008 is onderzoek gedaan vanuit de opleiding SPH van Stenden hogeschool naar de behoefte van jonge ouders t.a.v. coaching, opvoeding, verzorging, huisvesting en scholing in de regio Friesland. Jonge ouders hebben over het algemeen veel ondersteuning nodig, terwijl ze zelf vinden van niet. Het gebeurt ook dat ze niet weten welke hulp er is en waar ze de juiste hulp kunnen krijgen. Anderzijds zijn er tal van voorzieningen, maar bereikt deze hulp de doelgroep niet of is het aanbod niet op de vraag afgestemd. Om jonge ouders te bereiken bleek dus een specifieke aanpak nodig: outreachend, uitnodigend en gecoördineerd. Een ontmoetingscentrum zou een klassieke “win-win situatie” opleveren: lagere exploitatiekosten door de inzet van stagiaires, meer begeleiding voor de jonge ouders, een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de studenten, en een optimalisering van de aansluiting tussen professionals en het werkveld. In januari 2010 zijn de werkzaamheden van het Ontmoetingscentrum Jonge Ouders (OJO) vanuit een locatie op de campus van het ROC (Friesland College) van start gegaan. Als insteek is gekozen voor de preventie van schooluitval: de ondersteuning vanuit OJO heeft als doel de jonge ouders een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te laten halen. Opvallend is dat waar andere organisaties moeite hebben om de (aanstaande) jonge vaders te bereiken, deze groep gemakkelijk het ontmoetingscentrum binnen loopt.
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
Ook de groep zeer jonge ouders, die buiten beeld is voor de hulpverlening, wordt bereikt door het project. Het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Stenden hogeschool heeft het project omarmd omdat er interessante ontwikkelingen plaatsvinden, die het verdienen nader te worden verkend. Het project OJO is op drie aspecten sociaal innovatief te noemen. Ten eerste is er de vernieuwing die tot stand wordt gebracht in de bestaande ketensamenwerking: de verschillende direct betrokken (hulpverlenings-)partijen en de partijen daarom heen worden gefaciliteerd in het vinden van nieuwe manieren om de gezamenlijke hulpverlening in te richten. Ten tweede is er een nieuwe, vraaggerichte en preventieve hulpverleningsmethodiek, specifiek gericht op jonge ouders. Het derde innovatieve aspect van het project is de vorm waarbinnen deze methodiek gestalte krijgt: een leerbedrijf waarin MBO- en HBOstudenten de gevraagde ondersteuning bieden. Deze opzet maakt dat de drempel voor jonge ouders zo laag mogelijk is; het is voor hen geen hulpverlening, maar heeft meer het karakter van even een gesprekje voeren bij leeftijdsgenoten (en een professionele kracht). De kennis over innovatieve werkrelaties en –processen is niet alleen te gebruiken bij soortgelijke hulpverlening van andere doelgroepen (denk aan ouderen, gezinnen). Ook andere organisaties kunnen de kennis benutten voor innovaties in organisatieprocessen en branche overstijgende samenwerkingsinitiatieven
27
Wat gebeurde er in dit project? Wat maakt dat het Ontmoetingscentrum de juiste snaar weet te raken en zo’n belangrijke rol heeft weten te krijgen in de begeleiding van jonge ouders? Om die vraag te kunnen beantwoorden werd gekeken naar wat er gebeurt in het werkproces. Daarvoor werd uitgegaan van de twee meest voorkomende scenario’s. In het ene geval wordt een jonge ouder doorverwezen door de school, omdat hij of zij is vastgelopen door multi-problematiek in de schoolloopbaan. In het andere geval zoekt een jonge ouder zelf contact met het OJO. Wat meteen opvalt: in beide gevallen werken de mensen van OJO vraaggericht en laagdrempelig: er wordt gekeken wat de jonge ouder aangeeft wat nodig is. Vaak komen jonge ouders naar het ontmoetingscentrum met een vraag of een praktisch probleem. Er volgt een gesprek met de jonge ouder en hiervan wordt een verslag gemaakt waarin de aanleiding voor bezoek vermeld staat. Ook wordt informatie verzameld rondom achtergrond en opleiding, houding t.a.v. zwangerschap, relatie met vader, relatie met ouders, verzorging en/of opvoeding, wensen, eigen netwerk, toekomst. Vervolgens wordt in het team besproken wat de mogelijkheden zijn: wie kan de jonge moeder coachen, wat wordt de praktische insteek. Grofweg zijn er drie mogelijkheden die ook in combinatie kunnen worden ingezet: Coaching wordt aangeraden als er persoonlijke adviesvragen zijn. Als het meer gaat om netwerkuitbreiding, contacten en uitwisseling worden de jonge ouders uitgenodigd voor de lunchbijeenkomsten. De lunchbijeenkomsten (waar relevante thema’s worden besproken) zijn een belangrijk middel om voorlichting en ondersteuning aan te bieden, maar ook voor netwerkontwikkeling is het een belangrijk instrument. Ook kan de jonge ouder aan een buddy worden gekoppeld, iemand die vragen kan beantwoorden en een luisterend oor biedt. Ook opvoedings- of gezinsondersteuning thuis door een vrijwilliger of student is mogelijk. Er zijn tussenevaluaties met werkbegeleider, student, vrijwilliger en jonge ouder. Zo nodig worden andere instanties ingeschakeld en wordt daar mee samengewerkt (consultatiebureau, GGD, hulpverleningsinstanties, Stichting ambu-
28
lante Fiom, maar ook school, sociale dienst, schuldhulpverlening, wooncorporaties). Om terugval te voorkomen wordt tijdens en na het traject geëvalueerd met alle betrokkenen. Door regelmatig activiteiten te organiseren samen met de jonge ouder blijven ze in beeld en worden ze in staat gesteld elkaar te ontmoeten. Naast de genoemde lunchbijeenkomsten zijn er uitjes & feestelijke bijeenkomsten rondom Sinterklaas en kerst, opvoeddebat, kleding- en speelgoedmarkt en workshops georganiseerd. In een onderzoekslijn werd nader onderzocht wat het effect is van de methodiek van het begeleidingscentrum, waarin de interventies van buddy’s om het netwerk van jonge ouders te ondersteunen centraal staat. Wat is de opbrengst van dit project? 67 jonge ouders hebben in het jaar 2010 het ontmoetingscentrum bezocht. De een komt zo nu en dan langs, de ander voor een regelmatige ontmoeting met andere jonge ouders. Van deze 67 hebben 16 jonge ouders –meest moeders, 2 jonge vaders- een coaching traject gevolgd waarmee voorkomen is dat zij in de geïndiceerde zorg terecht zijn gekomen. Bij alle 67 jonge ouders is het sociaal netwerk aantoonbaar uitgebreid. Zeven van de jonge ouders hebben hun startkwalificatie behaald, voor 1 persoon is arbeidsparticipatieondersteuning geboden. In één geval is uithuisplaatsing voorkomen. Aansluiting en vraaggericht werken is bij het OJO tot in ieder detail doorgevoerd in het werkproces. Dat, in combinatie met de lage drempel en het werken vanuit waardering, maakt dat de jonge ouder het ontmoetingscentrum als dichtbij ervaart. Het werkproces is ingericht rondom de vraag, de cliënt actief en persoonlijk in beeld. Steeds staat centraal: wat heeft deze jongere nodig om competent te worden als opvoeder een startkwalificatie te behalen? OJO profileert zich in het verlengde van de schoolopleiding. Geen hulpverlening, maar service vanuit school, dat is wat wordt gecommuniceerd. Jonge ouders geven aan dat ze geen bemoeienis van hulpverlening willen. De ruimte die geboden wordt voor ontmoeting met leeftijdsgenoten, ook
Good practices
als er geen ‘hulpvraag’, is een bepalende factor in het succes.
Daarmee wordt ook de doorgaande lijn van MBO naar HBO gestimuleerd.
De nieuwe methodiek/ werkwijze
Twee organisaties die werken met de doelgroep jonge ouders op het gebied van preventie zijn Stichting Ambulante Fiom en Sinne Welzijn.
Het ontmoetingscentrum waarin het werken aan preventie en vroeg-interventie zit verweven, past uitstekend bij de huidige tendens van ‘nieuwe zorg’. Het werken naar een autonoom zelfstandig individu, dat gezonde verantwoording kan nemen voor zichzelf, kind en gezin, komt tot stand door de jonge ouders te wijzen op en te begeleiden. Dit gebeurt door de jonge ouders in gesprekken te stimuleren de regie in eigen hand te nemen, hun netwerk uit te breiden en eventueel ondersteuning vanuit dit netwerk te vragen of hen door te verwijzen naar eerstelijns voorzieningen. Deze werkwijze maakt dat de toename naar geïndiceerde zorg afneemt. Het ministerie steekt in op de verschuiving vanuit de tweedelijnszorg naar preventie en vroeg-interventie.
Deze organisaties werken nauw samen binnen het OJO, zij vormen samen met ROC Friesland College en Stenden hogeschool de kerngroep. Daaromheen is een klankbordgroep samengesteld waarin alle andere organisaties die met de doelgroep te maken hebben vertegenwoordigd zijn. Op het moment dat geïndiceerde zorg nodig is, wordt doorverwezen naar een medewerker van zorgorganisaties die gespecialiseerd zijn op het gebied van geïndiceerde zorg. De gemeente Leeuwarden is nauw betrokken bij het project. Werkveld : ja
Kernbegrippen in de werkwijze van OJO zijn:
Studenten: ja
○ -laagdrempelig en vraaggericht werken via ontmoeting, ○ -de praktische dagelijkse leefwereld van de jonge ouder en het behalen van een startkwalificatie centraal stellen, ○ -community building mogelijk maken via activiteiten die actieve participatie van de jonge ouder mogelijk maken.
Docenten: ja
Waardering voor jong ouderschap en empowerment lopen als rode draad door de houding en de aanpak van de betrokkenen. ‘Preventie waar mogelijk, doorverwijzing en geïndiceerde zorg waar nodig’ is het adagium. Afgerond onderzoek/ project: Ja Samenwerking met: Studenten van HBO (SPH Stenden) en MBO (ROC Friesland College en ROC Friese Poort) worden ingezet in het begeleidingscentrum; in een levensechte omgeving leren studenten competenties ten aanzien van coaching en begeleiding.
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
Lectoraat betrokken: ja Andere afdelingen Hogeschool: nee, wel samenwerking HBO en MBO Zo mogelijk met andere kennisinstituten N.v.t. Zo mogelijk een combinatie met effectiviteitsonderzoek N.v.t. Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum In de minor ‘Preventie’ van de opleiding SPH worden resultaten en voorbeelden vanuit het ontmoetingscentrum Jonge Ouders in de lesstof verwerkt. De projectmanager levert als docent ook een bijdrage aan de minor. Op dit moment
29
bereidt de docent, die de onderzoeken van studenten begeleid een promotievoorstel voor over werkwijze en methodiekontwikkeling van het ontmoetingscentrum Jonge Ouders.
Onderzoek downloaden:
Contactpersonen:
○
Anneke Kramer-Oostra Manager Ontmoetingscentrum 'Jonge Ouders' FC Stenden College, Tel. 058-2803291, mob. 06-15319668,
○
Drs. Alie Schokker Head of School Social Work and Arts Therapies Stenden Hogeschool, tel. 058 2441606 mob. 06 15319731
30
○
Geertsema, M. (2010). De LSI* methode binnen het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. Scriptie: Stenden Hogeschool Leeuwarden (SPH-opleiding). Laagland, N. (2011). De eigen kracht van jonge ouders en hun sociaal netwerk. Scriptie: Stenden Hogeschool Leeuwarden (SPH-opleiding). http://www.ontmoetingscentrumjongeouders.nl/wpcontent/uploads/2013/02/Onderzoek-WelzijnNieuwe-Stijl-in-het-Ontmoetingscentrum-JongeOuders-PDF.pdf
Good practices
H8
Gereformeerde Hogeschool
‘Gezinnen: Present’ Verslag van het onderzoeks- en ontwikkelproject ten behoeve van een nieuwe methodiek voor family volunteering van Stichting Present Voorbeeld good practices ‘Kracht van jeugdigen en/of gezinnen
‘Gezinnen: Present!’ is de naam van het onderzoeks- en ontwikkelproject waarin Stichting Present, Family Factory en het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken samenwerkten aan de ontwikkeling van een nieuwe methodiek voor family volunteering.
ook inzetten op de unieke kracht van gezinnen. Juist in gezinnen leren ouders en kinderen te zorgen en verantwoordelijk te zijn voor elkaar en voor anderen. Die kracht wil Present graag mobiliseren om de civil society (de burgersamenleving) te versterken.
Stichting Present houdt zich al geruime tijd bezig met de inzet van groepen vrijwilligers die naar anderen omzien, maar wil nu ook met het onderzoeks- en ontwikkelproject ‘Gezinnen: Present!’ inspelen op de unieke kracht van gezinnen in de samenleving. Uit dit onderzoek naar de eerste 68 door Present begeleidde gezinnen, blijkt dat gezinnen hiervoor zeker zijn te interesseren en dat ze ook veel kunnen betekenen voor anderen. Gezinnen zijn dus een groep met veel potentieel. Potentieel dat tot dusver veelal onbenut is gebleven! In andere landen zoals Canada, de Verenigde Staten en Australië is family volunteering al langer bekend; Present laat zien dat ook in Nederland hiervoor goede mogelijkheden zijn.
De inzet van gezinnen heeft voor alle groepen die in het onderzoek hebben meegedaan veel opgeleverd. De samenleving heeft baat bij de inzet van gezinnen, want als mensen zich meer verbonden voelen met de samenleving, zullen zij daar eerder een bijdrage aan leveren. De professionals die meewerkten in dit project reageerden positief en zagen een grote meerwaarde van het inzetten van gezinnen omdat er, naast plezier, door het project ook zichtbaar werd dat men bereid is om elkaar te helpen. Deze bereidheid kan zorgen voor grotere sociale samenhang en daarmee uiteindelijk ook tot grotere stabiliteit in de samenleving. De positieve reacties van hulpontvangers en gezinnen laten zien dat zij veel voor elkaar kunnen betekenen en dat het wellicht voor de toekomst wenselijk is om de contacten langdurig te onderhouden om op deze wijze sociale netwerken te vergroten. Het is de vraag of gezinnen dit zouden willen, omdat een eenmalig gezinsproject een andere inzet en tijdsinvestering vraagt van een gezin dan een langdurig contact. Voor Presentcoördinatoren bleek de begeleiding van gezinnen in het algemeen meer tijd te nemen, dan de begeleiding van groepen binnen de gangbare werkwijze van Present. Maar daardoor konden zij ook veel aandacht geven aan het proces dat zich in het gezin afspeelt. Het samen nadenken over waar de kwaliteiten liggen van gezinsleden, samen een ‘klus klaren’ en een ander kunnen helpen zorgt altijd voor verandering bij individuele gezinsleden maar ook in de dynamiek
Present Nederland “wil een beweging op gang brengen in de samenleving waarbij steeds meer mensen het vanzelfsprekend vinden om naar anderen om te zien” (Visie Present 2011 – 2015). Present heeft al ruime ervaring met de inzet van vrijwilligers in noodsituaties. In 55 plaatsen zijn lokale stichtingen Present actief. Zij werven vrijwilligers vanuit studentenverenigingen, bedrijven en kerken (bijv. personeels- of jeugdverenigingen) om ze in te zetten in eenmalige hulpprojecten. De Present-formule is succesvol geweest in de afgelopen jaren en Present blijft groeien! Om nog meer ‘sociaal kapitaal’ te mobiliseren wil Present nu
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
31
van het gezin. De kinderen en jongeren die mee hebben gedaan met de gezinsprojecten zijn de vrijwilligers van ‘de toekomst’. In een zich steeds verder individualiserende samenleving zijn gezinnen als belangrijke bouwstenen van de civil society van onmisbaar belang. Present Nederland kreeg een subsidie van ZonMw om een aanpak te ontwikkelen speciaal voor gezinnen die zich vrijwillig in willen zetten. In 8 lokale Present-stichtingen (Amersfoort, Dordrecht, Ede, Houten, Gouda, Utrecht, Almere en Zwolle) werd in het onderzoeks- en ontwikkelproject ‘Gezinnen: Present!’ deze aanpak in de praktijk uitgeprobeerd, onderzocht en ontwikkeld. Het project vond plaats in de periode januari 2011 tot en met juni 2012. In deze periode begeleidden de Presentcoördinatoren uit de genoemde plaatsen in totaal 68 gezinnen die zich vrijwillig inzetten voor een ander. Het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken ondersteunde het ontwikkelproces en voerde het onderzoek uit rond de 68 gezinsprojecten die plaatsvonden. Wat gebeurde er in dit project? Het onderzoeks- en ontwikkelproject kende drie ontwikkelrondes: ○
32
1e ontwikkelronde (januari t/m juli 2011): in de eerste ontwikkelfase werd als startpunt de standaardmethodiek van Present toegepast in de begeleiding van 8 gezinnen. Vooraf dachten de Presentcoördinatoren, samen met onderzoekers en docenten na over de speciale aandacht die het begeleiden van gezinnen zou vragen. Met deze bagage begeleidden de Presentcoordinatoren de gezinnen. Ze pasten daarbij de methodiek, in de praktijk, naar eigen inzicht aan. In deze eerste fase werd onderzoek gedaan aan de hand van internetvragenlijsten, maar ook door observatie tijdens de bijeenkomsten met de gezinnen en tijdens de hulpprojecten zelf. De onderzoekers bevroegen de Presentcoördinatoren bovendien in een telefonische evaluatie van hun projecten. De resultaten van het onderzoek werden in de eerste ontwikkelbijeenkomst geza-
menlijk besproken en de conceptmethode werd aangepast op grond van de opgedane ervaring en kennis. ○
2e ontwikkelronde (augustus t/m december 2011): de aangepaste conceptmethode werd toegepast in nieuwe projecten waaraan in totaal 25 gezinnen deelnamen. Er vond weer onderzoek plaats, door middel van internetvragenlijsten en een telefonische evaluatie. De resultaten van het onderzoek werden in de tweede ontwikkelbijeenkomst weer gezamenlijk besproken en de conceptmethode werd opnieuw aangepast.
○
3e ontwikkelronde (januari t/m juni 2012): de aangepaste methode werd nogmaals door de Present coördinatoren toegepast in de begeleiding van 27 gezinnen. Er vond weer onderzoek plaats door middel van internetvragenlijsten. De Presentcoördinatoren gaven op basis van hun praktijkervaring per email aanvullingen en correcties op de tekst van de methodiekbeschrijving. In de laatste ontwikkelbijeenkomst werden nogmaals leerpunten verzameld en werd gezamenlijk nagedacht over de toekomst van de methodiek.
Om antwoord te krijgen op de hoofdvraag werd gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden, namelijk kwantitatief onderzoek door middel van enquêtes, en kwalitatief onderzoek, door middel van interviews. In alle rondes werd aan de deelnemende gezinnen gevraagd om zowel voorafgaand aan als na afloop van hun project een enquête in te vullen. Tijdens deze rondes werd een groeidocument bijgehouden: een verslag waaraan in de loop van het project steeds nieuwe onderdelen werden toegevoegd. Dit werd in de laatste maand van het project omgewerkt tot de eindrapportage. Naast rapportages en handleidingen werden ook praktische materialen ontwikkeld, onder andere een toolbox met diverse werkmaterialen die door Presentcoördinatoren kunnen worden gebruikt bij het begeleiden van gezinnen. Ter afsluiting werd op 6 juni 2012 de methodiek gelanceerd in een feestelijke bijeenkomst met Presentcoördinatoren, onderzoekers, gezinnen en diverse genodigden. Op deze
Good practices
dag werd, naast de ontwikkelde methodiek en bijbehorende praktische toolbox, het eindrapport gepresenteerd.
Van deze twee onderzoeksprojecten zijn afzonderlijke rapportages verschenen. Diverse resultaten zijn gebruikt in de eindrapportage.
Wat is de opbrengst van dit project? De nieuwe methodiek Tijdens het project werden in 8 plaatsen gezinnen begeleid in praktische projecten (in totaal 68 gezinnen); ○
De methodiek ‘Gezinnen: Present!’ werd toepasbaar en overdraagbaar vastgelegd in een handleiding;
○
Studenten en docenten van de Gereformeerde Hogeschool verwierven ervaring met en kennis over de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers (en over/met het doen van onderzoek);
○
De effecten van de vrijwillige inzet van gezinnen werden vastgelegd in tussentijdse onderzoeksrapportages per ronde en in de eindrapportage; het ging daarbij om zowel effecten bij de gezinnen zelf als bij degenen die door hen geholpen werden en de ervaring van betrokken hulpverleners en Presentmedewerkers;
De methodiek is gebaseerd op de Presentformule. Dit is een stappenplan dat Presentmedewerkers gebruiken om een groep vrijwilligers te begeleiden in een praktisch project. Deze algemene Presentmethode bestaat uit 7 stappen. Deze methode start op het moment dat groepen vrijwilligers, hier: gezinnen, zich aanmelden om vrijwilligerswerk te doen. In de praktijk gaan hier allerlei wervingsactiviteiten aan vooraf, in de vorm van presentaties voor grotere groepen (bijvoorbeeld in kerken of verenigingen) of door middel van folders, posters en vooral mond tot mondreclame. Wanneer een gezin zich aanmeldt, worden de volgende 7 stappen gevolgd: 1.
Kennismaking: de Presentmedewerker bezoekt een geïnteresseerd gezin (evt. meerdere gezinnen samen), maakt kennis met de gezinsleden, informeert hen over de werkwijze en de verschillende mogelijkheden.
2.
Intake: het gezin bepaalt wat ze gaan doen, mogelijk tijdens dezelfde bijeenkomst, of daarna onderling; de Presentmedewerker helpt hen hun aanbod te formuleren.
3.
een onderzoek naar de ervaringen van maatschappelijke organisaties die samenwerkten met Present, door vier Social Workstudenten van de GH: Marlot Cornelis, Jheneffer Pieternella, Barbera Plas en Susanna Westerink
Matching: de Presentcoördinator koppelt het aanbod van het gezin aan de vraag van een ontvangende partij, via betrokken hulpverleners (bijv. maatschappelijk werker, schuldhulpverlener, consulent woningcorporatie).
4.
en een onderzoek naar de eerste stap van de methodiek ‘Gezinnen: Present!’ door twee MWDstudenten van de Christelijke Hogeschool Ede: Foka Bosma en Arie van Diggele.
Voorbereiding: de Presentcoördinator bereidt het project voor i.o.m. gezin, ontvanger en betrokken hulpverleners (locatiebezoek, afspraken met alle partijen)
5.
Uitvoering: het gezin voert een project uit voor hulpontvanger, de Presentcoördinator bij start en einde aanwezig op locatie.
○
Tijdens het project werden diverse PR-materialen (posters, folders, digiflyers, website, film) en een toolbox met diverse werkvormen en materialen gemaakt voor gebruik in de begeleiding van gezinnen;
○
Tijdens het onderzoeks- en ontwikkelproject vonden twee afstudeeronderzoeken plaats:
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
33
6.
7.
Terugkoppeling: de Presentcoördinator vraagt bij de hulpontvanger en de betrokken maatschappelijke organisatie na wat hun ervaring was met het project en koppelt terug aan het gezin wat de impact van hun project was (vaak per mail, telefoon of bedankbrief) Evaluatie en vervolg: De Presentcoördinator heeft met het gezin (bij het gezin aan huis of op het kantoor van de Presentcoördinator) een afsluitend gesprek waarin het project met het gezin wordt geëvalueerd, en waarin eventuele vervolgstappen worden besproken.
Deze opbouw betekent een aanbodgerichte aanpak: het ‘aanbod’ van het gezin – wat zij kunnen en willen, hoeveel tijd ze willen besteden – staat centraal. De eerste twee stappen zijn gericht op het bepalen van dat aanbod. Pas in stap 3 komt de ‘vraagkant’ aan de orde. Een hulpproject wordt altijd afgesloten met een evaluatie, waarin expliciet ruimte is voor reflectie op de hulp die het gezin heeft gegeven. Dat is een belangrijk element in de bewustwording van wat het gezin kan betekenen voor anderen. In de laatste stap wordt zoveel mogelijk expliciet gemaakt met het gezin wat het nu verder wil na de opgedane ervaring. Deze opbouw is er vervolgens ook op gericht dat de inzet van het gezin zinvol is. Daarom worden alleen projecten uitgevoerd voor ontvangers die via een professionele hulpverlenende organisatie (bijv. maatschappelijk werker, schuldhulpverlener, consulent woningcorporatie) worden aangemeld. Zo sluit de vrijwillige hulp aan bij een hulptraject van een ontvanger en is het project niet alleen zinvol voor het vrijwillige gezin, maar ook voor de hulpontvanger.
○
Present Amersfoort, Dordrecht, Ede, Houten, Gouda, Utrecht, Almere en Zwolle begeleidden deze 68 gezinnen in een project;
○
Centrum voor Samenlevingsvraagstukken (Gereformeerde Hogeschool Zwolle): projectleiding en uitvoering van het onderzoek;
○
Family Factory: hielp de Presentcoördinatoren in de werving van gezinnen en dacht mee over de ontwikkeling van de methode;
○
Studenten van de GH, opleidingen SPH en MWD: onderzoek in de eerste ontwikkelfase en een afstudeerproject;
○
Studenten van de GH, opleiding Pabo: ontwikkeling van de toolbox en diverse materialen daarin;
○
Docenten Social Work en orthopedagoge Educatieve Academie (Gereformeerde Hogeschool Zwolle): droegen specifieke kennis bij;
○
Diverse experts: dachten mee over de onderzoeksresultaten en de ontwikkeling van de methode.
Werkveld: ja Studenten: ja Docenten: ja
Afgerond onderzoek/ project Lectoraat betrokken: ja Ja Andere afdelingen Hogeschool: ja (Social Work, PABO) Samenwerking met; Zo mogelijk met andere kennisinstituten: ○
34
68 gezinnen in Amersfoort, Dordrecht, Ede, Houten, Gouda, Utrecht, Almere en Zwolle;
N.v.t.
Good practices
Zo mogelijk een combinatie met effectiviteitsonderzoek:
Contactpersonen:
ja
Dr. Marja Jager- Vreugdenhil en drs. Christel van Til- Teekman, Centrum voor Samenlevingsvraagstukken, Gereformeerde Hogeschool Zwolle, T. 038 42 555 14 / 06 – 12941652 E.
[email protected] \
[email protected] W. www.samenlevingsvraagstukken.nl
Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum: ja Studenten zijn voor het vak ‘praktijkproject’ waar sociaal onderzoek en samenlevingsopbouw samenkomen ingezet voor observaties en interviews. Twee vierdejaars onderzoeksgroepen zijn ingezet rond dit onderzoek. Dit onderzoek wordt besproken tijdens colleges (actualiteitencolleges, netwerkondersteuning, minor Kracht van de Samenleving) waar informele hulpverlening en netwerkondersteuning aan de orde komt.
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
Onderzoek downloaden: http://www.gh.nl/onderzoek/Centrum%20voor%20Samenle vingsvraagstukken/Publicaties%20archief.aspx
35
36
Good practices
Literatuur Baartman, H. E.M. & Dijkstra, J.S. (1987). Multi-probleemgezinnen II.; de opvoedingsproblematiek. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 1987(26), 2-20. Geertsema, M. (2010). De LSI* methode binnen het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. Scriptie: Stenden Hogeschool Leeuwarden (SPH-opleiding). Jong, G. de, & Schout, G. (2011). Family group conferences in public mental health care: An exploration of opportunities. International Journal of Mental Health Nursing, 20(1), 63–74. Jong, G. de & Schout, G. (2012) EIGEN KRACHTCONF EREN T I E S VOORGROEPEN IN DE OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG. Journal of Social Intervention: Theory and Practice 21(3), 44–62 Jong, G. de, & Schout, G. (2013). Ogenschijnlijk mislukte eigen kracht-conferenties bij mensen met beperkte hulpbronnen. Journal of Social Intervention: Theory and Practice (22 (1), 21-38 Laagland, N. (2011). De eigen kracht van jonge ouders en hun sociaal netwerk. Scriptie: Stenden Hogeschool Leeuwarden (SPH-opleiding). Naber, P.M. & Bijvoets, M. mmv Heerebeek, M. van, Moons, M., Dooper, S. en Peper, S. (2011). Opleiden en professionaliseren in diversiteit en opvoeding. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut / KenniswerkplaatsTienplus. Naber, P.M. & Knippels, V. (juni 2012). Diversiteit in Vakmanschap: opleiden van professionals in depreventieve jeugdsector met gevoel voor diversiteit (Werktitel). Utrecht: Verwey-Jonker Instituut/Werkplaats Tienplus. Pels, T., Naber, P. Peeters, P. & Radstake, H. (2012). Meetladder Diversiteit Onderwijs. Gevoeligheid door diversiteit in de opleiding van professionals. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut/Werkplaats Tienplus. Radstake, H. (juli 2012). Het opleiden van diversiteitssensitieve pedagogen aan de VU. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut/Werkplaats Tienplus. Schout, G., & Jong, G. de (2010). Eigen Kracht in de OGGz: Een verkenning van mogelijkheden [Family Group Conferencing in public mental health care: An exploration of opportunities]. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 65(7/8), 607–624.
Praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugd en gezin
37
38
Good practices
Bijlage: vragenlijst Good Practice Hogescholen
Good practices van praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugdigen en/ of gezinnen. Op 3 december 2012 wisselden docenten en onderzoekers van vijftien hogescholen op initiatief van ZonMW (“stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie”) informatie uit over praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugdigen en/of gezinnen. Ter afronding van dit programma is er een bedrag beschikbaar gesteld om good practices aan hogescholen te verzamelen, te bundelen en te verspreiden. Het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken (Gereformeerde Hogeschool) mag deze inventarisatie uitvoeren en vraagt u met het oog daarop de bijgaande vragenlijst in te vullen. De 5 beste voorbeelden van good practices op Hogescholen zullen worden geselecteerd en voor publicatie voorgedragen. Doel
Uitwisseling van good practices van hogescholen
Criteria good practices:
VRAGENLIJST
○
Voorbeelden van praktijkonderzoek naar de eigen kracht van jeugdigen en/of gezinnen waar studenten, docenten, (docent-)onderzoekers, lectoren en het werkveld bij betrokken zijn
○
Voorbeelden van onderzoek gericht op het versterken van eigen kracht van jeugdigen en/of gezinnen
○
Afgeronde onderzoeken/ projecten waar praktische resultaten van zichtbaar zijn
○
Zo mogelijk een combinatie met effectiviteitsonderzoek
○
Zo mogelijk een concrete vertaling naar het curriculum
Good practices
39
Vragenlijst
1)
Is er binnen uw Hogeschool aandacht binnen praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugdigen en/of gezinnen? ○
Ja
○
Nee (u kunt stoppen met het invullen van de vragenlijst)
Zo ja, kunt u aangeven op welke manier vorm wordt gegeven aan dit praktijkgerichte onderzoek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
2)
○
Onderzoek uitgevoerd in samenwerking met het werkveld
○
Onderzoek uitgevoerd door studenten binnen het onderwijs
○
Onderzoek uitgevoerd door de lector of leden van de kenniskring
○
Anders, namelijk:
Kunt u het beste voorbeeld geven van een ‘good practices’ waarin studenten, docenten/ onderzoekers, lectoraat en het werkveld samenwerkten in een praktijkgericht onderzoek naar de eigen kracht van jeugdigen en/of gezinnen? (voorbeelden zijn te vinden als bijlage in de mail –posters pdf
Good practices
40
Good practices
VRAGENLIJST
Waarom dit praktijkgericht onderzoek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) o
Opdracht vanuit een externe opdrachtgever
o
Onderzoek waar een subsidie voor is verstrekt
o
Vraag vanuit een vak/ college/ onderzoekslijn
o
Vraag vanuit de opleiding
o
Vraag van een student
o
Kennisvermeerdering
o
Anders, namelijk
Welke meerwaarde had dit praktijkgerichte onderzoek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
VRAGENLIJST
o
Docenten werden ingezet op expertise en deskundigheid
o
Binnen de hogeschool werkten verschillende opleidingen samen
o
Studenten waren enthousiast over de rol die zij kregen in een ‘echt’ onderzoek
o
Door de inzet van studenten kon er meer worden ontwikkeld in het onderzoek
o
Anders, namelijk
Good practices
41
Wat is de opbrengst van dit praktijkgerichte onderzoek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) o
Nieuwe kennis voor het curriculum
o
Ontwikkelen van een module/ minor
o
Aanbieden van een training / post-HBO
o
Innovatieve leeromgeving voor studenten
o
Aansluiten bij huidige ontwikkelingen in beroepspraktijk
o
Publiciteit door uitkomsten onderzoek (artikel / boek / nieuwsbladen)
o
Anders, namelijk
Wie werkten er in dit praktijkgerichte onderzoek samen? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
42
o
Studenten
o
Docenten
o
Onderzoekers/ lectoraat
o
Werkveld
o
Anders, namelijk
Good practices
VRAGENLIJST
Welke organisaties werkten samen in dit praktijkgerichte onderzoek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
○ ○ ○ ○
Ik wil graag op de hoogte worden gehouden over de uitkomsten van dit onderzoek ○
Ja
○
Nee
Emailadres:
VRAGENLIJST
Good practices
43
44
Good practices
VRAGENLIJST
Dit project wordt mogelijk gemaakt door: