Centrum voor Nascholing Amsterdam Opleiding: Masteropleiding Integraal Leiderschap Variant: deeltijd Visitatiedatum: 8 maart 2005
©NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, juni 2005
2
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 10 10 12 12
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 26 28 30 32
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
35 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 37 Deskundigheden panelleden 39 Bezoekprogramma 41 Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 45
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
3
4
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Deel A: Onderwerpen
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
5
6
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Deel A: Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA/DVC de masteropleiding Integraal Leiderschap in Amsterdam heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2005, het moment waarop de opleiding haar informatiedossier bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 8 maart 2005 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: Prof. dr. Th. Wubbels (voorzitter); Drs. P. Kesteloo (domeinpanellid); Dr. R. Klarus (domeinpanellid); Drs. P. Göbel (NQA-auditor); M. Snel (NQA-auditor). Het panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA) is in 1995 opgericht als een samenwerkingsinstituut van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Sinds 2001 is CNA een Vennootschap onder Firma, met de UvA en de HvA als vennoten. Het bestuur is in de handen van een Raad van Beheer, waarin namens elk van de vennoten twee vertegenwoordigers zitting hebben. Directe samenwerkingspartners van CNA binnen de UvA en de HvA zijn de Educatieve Faculteit Amsterdam, het Instituut voor Lerarenopleiding, het Onderwijsinstituut voor Pedagogiek en Onderwijskunde en het SCO Kohnstamminstituut. Gezamenlijk vormen zij © NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
7
sinds begin 2004 het Amsterdams Instituut voor Onderwijs en Opvoeding (AIOO), een netwerkorganisatie gericht op integrale dienstverlening aan het gehele educatieve veld. De doelstelling van CNA is als volgt omschreven: “Het gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening drijven van het nascholingsinstituut, dat als kerntaak heeft het aanbieden van cursussen, trainingen, begeleiding, diensten en programma’s gericht op deskundigheidsbevordering op het gebied van onderwijsontwikkeling en onderwijsorganisatieontwikkeling voor personen die werkzaam zijn in het onderwijs. Daarmee wordt tevens beoogd de bevordering van transfer tussen initieel onderwijs, onderzoek en nascholing.” De Masteropleiding Integraal Leiderschap betreft een driejarige postinitiële deeltijd professional Masteropleiding voor leidinggevenden in het primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE). De opleiding kent een tweejarige instroomvariant voor PO, een tweejarige instroomvariant voor VO/BVE en een gemeenschappelijk derde jaar voor deelnemers uit PO, VO en BVE. De groepen samenstelling is voor de eerste twee jaar homogeen, PO studenten bij PO studenten en VO/BVE studenten bij VO/BVE studenten. In het derde jaar is de samenstelling van de groepen gemengd. De tweejarige instroomvariant voor PO wordt door CNA al sinds 1994 in opdracht van het Ministerie van OCenW aangeboden onder de naam CNA/ESAN schoolleidersopleiding. Succesvolle afronding van deze instroomvariant leidt tot een landelijk erkend “diploma schoolleider primair onderwijs”. Afgestudeerden van deze variant worden tevens opgenomen in het register van de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA), het beroepsregister van schoolleiders primair onderwijs. De tweejarige instroomvariant VO/BVE is van recenter datum, in 2001 is een eerste groep van start gegaan. Het gemeenschappelijke masterjaar is in oktober 2003 van start gegaan. Eind 2004 is de eerste lichting afgestudeerd. De tweejarige instroomvariant PO wordt aangeboden op vier locaties: Amsterdam, Alkmaar, Haarlem en Rotterdam. Het onderwijs op alle vier locaties wordt vanuit Amsterdam gecoördineerd door dezelfde onderwijsmanager. De docenten van de PO instroomvariant die op de verschillende locaties werkzaam zijn vormen gezamenlijk een docententeam. De tweejarige instroomvariant VO/BVE en het gezamenlijke masterjaar worden alleen aangeboden in Amsterdam. De Masteropleiding Integraal Leiderschap heeft eind 2002, begin 2003 binnen de toen in Nederland van kracht zijnde regelgeving rond masteraccreditatie van opleidingen een accreditatietraject doorlopen bij de Dutch Validation Council (DVC). Een positief oordeel van de Council van de DVC heeft geresulteerd in opname van de opleiding in het kandidaatsregister van masteropleidingen van de DVC. Op de opleidingen die zijn opgenomen in het kandidaatsregister van de DVC is de overgangsregeling van de NVAO niet van toepassing . Om in aanmerking te komen voor accreditatie door de NVAO heeft de opleiding een Toets Nieuwe Opleiding laten uitvoeren door de DVC/NQA. Op verzoek van de
8
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
opleiding heeft het panel alle facetten uit de NVAO-kaders voor toets nieuwe opleiding en voor de professionele masters beoordeeld. Gezien het feit dat het gaat om een opleiding die in feite al bestaat heeft het panel tevens de gerealiseerde kwaliteit meegenomen in haar beoordeling. 1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van de DVC. Daarbij zijn eveneens de uitgangspunten van het NQA-protocol in acht genomen. De werkwijze van het panel wordt hieronder in concreto beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het informatiedossier en de bijlagen een duidelijke basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA/DVC-auditor het informatiedossier gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het informatiedossier met de bijlagen in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het informatiedossier (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA/DVC-auditor. Omdat de opleiding feitelijk al bestaat, heeft het panel niet alleen de facetten uit het kader voor een nieuwe opleiding bekeken, maar ook de facetten voor een bestaande opleiding. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA/DVC-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar informatiedossier kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA/DVC heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement en het College van bestuur. Verder is gesproken met docenten en studenten. Met afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers zijn ook gesprekken gevoerd. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
9
komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De heer C. Hover van de DVC heeft als toehoorder de gesprekken bijgewoond. De fase van rapporteren Door NQA/DVC is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een detailrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding(en) accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het detailrapport wordt door NQA/DVC gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in april 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. De opleiding heeft in mei 2005 een tweede concept ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA/DVC een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA/DVC in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het detailrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’ en ‘masterniveau’ zijn alle met een ’voldoende’ beoordeeld. Het facet ‘beroepsgerichte oriëntatie’ is met een ‘goed’ beoordeeld. Het onderwerp ‘doelstellingen opleiding’ is derhalve positief beoordeeld.
10
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
1.5.2 Programma De opleiding scoort op vijf van de acht facetten ‘voldoende’. De facetten ‘eisen hbo’, ‘instroom’ en ‘duur’ zijn met ‘goed’ beoordeeld. Het onderwerp ‘programma’ is derhalve positief beoordeeld. 1.5.3 Inzet van personeel De opleiding scoort op alle drie de facetten ‘eisen hbo’, ‘kwantiteit’ en ‘kwaliteit’ een ‘voldoende’. Het onderwerp ‘inzet van personeel’ is derhalve positief beoordeeld. 1.5.4 Voorzieningen De opleiding scoort op beide facetten, ‘materiële voorzieningen’ en ‘begeleiding’ een ‘voldoende’. Het onderwerp ‘voorzieningen’ is derhalve positief beoordeeld. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De facetten ‘evaluatie van resultaten’, ‘maatregelen tot verbetering’ en ‘betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ zijn alle met een ‘voldoende’ beoordeeld. Het onderwerp ‘interne kwaliteitszorg’ is derhalve positief beoordeeld. 1.5.6 Resultaten De drie facetten ‘onderwijsrendement’, ‘gerealiseerd niveau’ en ‘condities voor continuïteit’ zijn alle met een ‘voldoende’ beoordeeld. Het onderwerp ‘resultaten’ is derhalve positief beoordeeld.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
11
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Masterniveau 1.3 Oriëntatie HBO-master Totaaloordeel onderwerp 1 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaal oordeel onderwerp 2 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaal oordeel onderwerp 3 4.1 materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaal oordeel onderwerp 4 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaal oordeel onderwerp 5 6.1 Onderwijsrendement 6.2 Gerealiseerd niveau 6.3 Condities voor continuïteit Totaal oordeel onderwerp 6
1.7
Masteropleiding Integraal Leiderschap V V G Positief G V V V G G V V Positief V V V Positief V V Positief V V V Positief V V V Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen POSITIEF is.
12
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Deel B: Facetten
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
13
14
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Deel B: Facetten
Onderwerp 1 Facet 1.1
DOELSTELLINGEN OPLEIDING Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/ discipline en/ of beroepspraktijk). Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties die de opleiding hanteert zijn geformuleerd in twaalf kerncompetenties: 1. reflecteren; 2. onderzoeksmatig leidinggeven; 3. coachend leiderschap; 4. visieontwikkeling in relatie tot teamontwikkeling; 5. ondernemerschap; 6. mondeling en schriftelijk communiceren; 7. delegeren; 8. plannen en organiseren; 9. het voeren van personeelsbeleid; 10. leiding geven aan cultuurontwikkeling; 11. sturen op kwaliteit; 12. leiding geven aan schoolontwikkeling (verandermanagement). • Er is een opbouw in drie niveaus die leidt tot het behalen van de twaalf competenties. Het basisniveau is gericht op het verkennen van de eigen professionele omgeving en de eigen plaats en rol daarin. Het gevorderde niveau is gericht op sturen op de eigen professionele omgeving en de eigen plaats en rol daarin. Het masterniveau is gericht op verdieping van leiderschapscompetenties via onderzoek als sturingsinstrument en als methode voor verandering en verantwoording. • De opleiding beschikt over een veldadviescommissie waarin vertegenwoordigers zitten uit het beroepenveld en waarin vertegenwoordigers zitting hebben namens de twee beroepsverenigingen van schoolleiders, VVO/Schoolmanagers-VO en de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA). • De twaalf kerncompetenties zijn in samenspraak met de veldadviescommissie tot stand gekomen op basis van een vijftal factoren: a. Eisen voortvloeiend uit de toenemende complexiteit van onderwijsorganisaties. b. De eisen aan schoolleiderschap zoals geformuleerd door beroepsorganisaties en vertegenwoordigers uit het veld. c. De eisen aan schoolleiderschap zoals die zich manifesteren in de vragen van deelnemende schoolleiders. d. Ontwikkelingen in het buitenland rond schoolleiderschap. e. De visie van CNA op competentieontwikkeling van schoolleiders. De opleiding geeft aan dat deze vijf factoren hebben geleid tot de twaalf competenties. De opleiding geeft aan bij de ontwikkeling van de twaalf competenties gebruik te hebben gemaakt van het beroepsprofiel voor schoolleiders basisonderwijs van de NSA en van het beroepsprofiel van de VVO/Schoolmanagers-VO. In de gesprekken die het panel heeft gevoerd, is gebleken dat de opleiding Integraal Leiderschap aansluit bij het NSA-profiel en het profiel van VVO/Schoolmanagers-VO.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
15
•
•
•
Docenten geven aan dat de beroepsprofielen van NSA en VVO/ Schoolmanagers-VO en de twaalf competenties van de opleiding goed bij elkaar passen. Het panel heeft dit aan de hand van stukken van NSA en VVO kunnen vaststellen. De opleiding geeft aan dat benchmarking buitengewoon lastig is, omdat er momenteel geen masteropleiding voor schoolleiders is in Nederland die vergelijkbaar is met deze opleiding. Andere opleidingen zetten zich veel minder in op onderzoeksmatig schoolleiderschap. Het panel is hiervan overtuigd. De opleiding houdt zich actief op de hoogte van ontwikkelingen rond schoolleiderschap in het buitenland en richt zich daarbij specifiek op de masteropleiding tot schoolleider in Schotland, Scottisch Qualification for Headship, omdat men in Schotland voornemens is om per 2005 alleen schoolleiders aan te stellen die in het bezit zijn van een erkend schoolleidersdiploma op masterniveau. De opleiding onderhoudt regelmatige contacten met Schoolleidersopleidingen in het buitenland. De internationale oriëntatie is tevens aanwezig via de mede op de ontwikkelingen in het buitenland geïnspireerde beroepsprofielen van NSA en VVO/ Schoolmanagers-VO en via de talrijke werkcontacten van docenten/onderzoekers van de opleiding met buitenlandse docenten/onderzoekers.
Facet 1.2
HBO-Master
Voldoende
Criteria: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties zijn in overleg met de veldadviescommissie vastgesteld. Op basis van het eerder genoemde vijftal aspecten zijn in overleg met het veldadviescommissie de twaalf competenties tot stand gekomen. • De twaalf competenties worden op drie niveaus beschreven en geoperationaliseerd in de opleiding. De drie niveaus zijn gerelateerd aan de duur van de opleiding, drie jaar, en betreffen: basis-, gevorderd en masterniveau. • Het panel stelt vast dat de veldadviescommissie in voldoende mate betrokken is geweest bij de ontwikkeling van de kerncompetenties door middel van het geven van feedback en accenten waardoor de competenties aansluiten bij de eisen van de beroepspraktijk. De opleiding heeft de opmerkingen en de feedback benut om tot aanscherping van de twaalf competenties te komen. • De NSA heeft een register voor directeuren PO waarin ook de directeuren worden opgenomen die met goed gevolg hebben deelgenomen aan de tweejarige instroomvariant PO van het CNA. • Het panel kan moeilijk vaststellen of de twaalf competenties voor schoolleider het volledige beroepsprofiel omvatten, omdat er nog geen eenduidige beroepsstandaard voor het beroep schoolleider is. Het panel heeft de stukken van NSA en VVO/Schoolmanagers-VO die ter inzage lagen, bestudeerd. De VVO-
16
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
•
•
beroepsstandaard is in ontwikkeling en zal net als bij CNA uitgaan van integraal leiderschap. Het panel is er daarom in voldoende mate van overtuigd dat de twaalf competenties in overeenstemming zijn met wat van toepassing is voor het beroep van schoolleider. De opleiding geeft aan dat het onderscheid in drie niveaus ondersteunend is voor de reflectie van deelnemers op de eigen competenties en dat de studenten de drie niveaus herkennen. Bij de intake, die bij iedere nieuwe student wordt gehouden, wordt het niveau bevraagd en blijkt de beschrijving voldoende duidelijk. Uit het gesprek met de studenten is het panel gebleken dat het onderscheid tussen de drie niveaus voldoende werkt. De opleiding heeft het niveau van de eindkwalificaties getoetst aan de hand van de Dublin-descriptoren (kennis en inzicht, toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden) en de relatie met de Dublindescriptoren vastgelegd in een schema. Het panel heeft dit schema bestudeerd en is van oordeel dat de opleiding inzichtelijk maakt dat de eindkwalificaties voldoen aan internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het panel stelt namelijk vast dat de opleiding bij de Dublin-descriptor oordeelsvorming van studenten vraagt een vraagstuk te onderzoeken, te toetsen op verborgen aannames en consequenties te verwoorden. Hierbij wordt net als bij andere programmaonderdelen veel gebruik gemaakt van reflectie als methode. Bij de Dublindescriptoren communicatie en leervaardigheden worden van studenten onder andere onderzoeksverslagen, reflecties in groepsverband en presentaties van producten gevraagd. Bij de Dublin-descriptor kennis en inzicht maakt de opleiding gebruik van literatuur en onderzoek in het kader van onderzoekend leidinggeven waarbij de opleiding bij het toepassen van kennis gebruik maakt van praktijkgestuurd leren. Het onderzoeksaspect is daarmee gericht op het verbeteren van de eigen praktijk. De opleiding volgt specifieke ontwikkelingen in het buitenland, zoals bij de masteropleiding tot schoolleider in Schotland.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO
Goed
Criteria: De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/ of beroepscompetenties. Een HBO-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/ of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een HBO-masteropleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel “goed” wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding beoogt afgestudeerden af te leveren die meer dan goede stuurders zijn, omdat zij “onderzoeksgericht sturen”.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
17
•
•
•
•
•
•
De twaalf kerncompetenties zijn in nauw overleg met de eigen veldadviescommissie tot stand gekomen, zowel in de voorbereidende fase als bij de totstandkoming van het document. Een vertegenwoordiger van de NSA en een vertegenwoordiger van SchoolmanagersVO hebben zitting in de veldadviescommissie, waardoor onder meer actualisering van de kerncompetenties geborgd wordt. De opleiding geeft aan dat de opleiding uniek is ten opzichte van vergelijkbare opleidingen. Vergelijkbare opleidingen in Nederland hebben of een afwijkende didactische aanpak of benaderen een smallere doelgroep, waardoor een optimale vergelijking tussen de Masteropleiding Integraal Leiderschap met vergelijkbare opleidingen in Nederland niet geheel mogelijk is. De opleiding heeft de twaalf competenties wel vergeleken met de competenties die de NSA en SchoolmanagersVO hanteren in hun beroepsprofielen. Daaruit heeft de opleiding opgemaakt dat de twaalf competenties van de opleiding goed aansluiten bij de competenties van de NSA en Schoolmanagers-VO. Het panel is het hiermee eens. Het panel stelt vast dat de opleiding gebruik maakt van de NSA, Schoolmanagers-VO en de veldadviescommissie als benchmark. Daardoor is het werkveld mede betrokken bij het opstellen en actueel houden van het beroepsprofiel en de twaalf competenties. Het panel stelt vast dat de studenten allemaal werkzaam zijn in leidinggevende functies in een multidisciplinaire omgeving waarvoor het werkveld een hbo-master wenselijk acht. De geraadpleegde studenten geven aan de twaalf competenties in het eerste jaar niet of beperkt te herkennen. De herkenning van de twaalf competenties neemt toe wanneer studenten langer de opleiding volgen.
Onderwerp 2 Facet 2.1
PROGRAMMA Eisen HBO
Goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel “goed” wordt als volgt beargumenteerd: • Uit diverse documenten (studiegids, Onderwijs en Examenreglement, portfolio´s) blijkt dat de deelnemers van de opleiding werkzaam moeten zijn als verantwoordelijk leidinggevende in een onderwijsorganisatie. Het panel heeft vastgesteld dat door het
18
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
•
•
•
•
programma, gegeven de thema´s en de diverse werkvormen, de interactie met de beroepspraktijk wordt gegarandeerd. Iedere deelnemer brengt binnen elk thema een eigen praktijksituatie in en relateert het thema aan zijn eigen praktijksituatie. In subgroepen leren deelnemers behalve van hun eigen praktijksituatie ook van de praktijksituaties van de medestudenten. Geconstateerd is dat het programma bestaat uit drie jaren. Hiervan zijn de eerste twee jaar opgebouwd uit thema´s waarin per thema verschillende competenties centraal staan. Het derde jaar van het programma is gericht op het verdiepen van de competenties door het verrichten van onderzoek in de praktijk (van de deelnemer). Het panel constateert dat er een goede balans is tussen het aanbod in het programma en de mogelijke toepassing in de praktijk. De opleiding is alleen in deeltijd te volgen. De praktijk waarin de deelnemers werkzaam zijn, bepaalt voor een belangrijk deel de invulling van het programma, waardoor de opleiding een sterk duaal karakter heeft. De duale aanpak garandeert tezamen met de opdrachten en onderzoeken die in de eigen praktijksituatie worden uitgevoerd, de interactie met de beroepspraktijk. Het panel stelt vast dat van goede vakliteratuur gebruik wordt gemaakt in de vorm van boeken en readers. Studenten en alumni tonen zich tevreden over de kwaliteit van de gebruikte vakliteratuur. Wat zij daarnaast nodig hebben, zoeken zij zelf op. Het panel constateert dat de opleiding veel gebruik maakt van Nederlandstalige vakliteratuur, vertalingen van buitenlandse literatuur en readers. Het panel heeft waargenomen dat drie Engelstalige titels zijn opgenomen in de verplichte literatuur. Het panel vindt dit voor een masteropleiding mager. Het panel vindt de readers inhoudelijk overigens wel voldoende. Studenten geven aan dat de wisselwerking tussen praktijk en thema’s positief is. De theorie wordt via praktijkopdrachten in de eigen praktijksituatie getoetst. Verder brengen studenten praktijkervaringen mee als input voor de les, waardoor ervaringen met collegastudenten gedeeld kunnen worden. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding er bewust voor kiest om de technische aspecten van de bedrijfsvoering beperkt aan bod te laten komen en de nadruk te leggen op beleidsmatige en sturingsaspecten van de bedrijfsvoering. De financieel-economische aspecten met betrekking tot bedrijfsvoering komen als onderdelen in enkele thema’s voor. Indien dergelijke kennis gewenst is, dan kan deze door middel van maatwerk geleverde programmaonderdelen aangeboden worden. De veldadviescommissie onderschrijft deze visie en aanpak van de opleiding. Op basis van gesprekken met studenten en vertegenwoordigers van het werkveld met wie het panel gesproken heeft, stelt het panel zich op het standpunt dat het technisch bedrijfskundige aspect niet kan ontbreken wanneer uitgegaan wordt van “integraal leiderschap”.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
19
Facet 2.2
Relatie tussen doelstellingen en programma
Voldoende
Criteria: Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • In het document Programma Masteropleiding Integraal Leiderschap, instroomvariant PO I, PO II, VO/BVE I, VO/BVE II, gemeenschappelijk masterjaar PO/VO/BVE heeft de opleiding per thema de doelstellingen en de competenties opgenomen. Hieruit kan worden afgelezen welke doelstellingen bijdragen aan de ontwikkeling van de beoogde competenties. • Het programma omvat drie jaren waarvan de eerste twee jaren thematisch zijn ingericht en het laatste jaar onderzoeksmatig. In ieder thema komen de twaalf competenties aan de orde, waarbij binnen elk thema de nadruk op enkele competenties ligt. In het afsluitende masterjaar wordt middels het uitvoeren van onderzoek gewerkt aan alle twaalf competenties. De opleiding beoogt daarmee dat alle competenties daarmee op masterniveau worden gebracht. Het panel stelt vast dat het programma is opgedeeld in drie niveaus, elke competentie wordt op drie niveaus geoperationaliseerd. De verschillende niveau aanduidingen van de competenties zijn geëxpliciteerd. • De drie niveaus hebben een opbouw van complexiteit. Het eerste jaar is het basisniveau en gericht op de startende schoolleider. Een ervaren schoolleider kan starten in het tweede jaar, op gevorderd niveau waarin complexe veranderingsprocessen aan de orde zijn. Het derde jaar beoogt het masterniveau en is gericht op onderzoek. Het opleidingsmanagement geeft aan dat de praktijkopdrachten aansluiten bij de beginsituatie van de student, maar dat het eindniveau van alle studenten vergelijkbaar is. Door bij de verschillende beginsituaties van de deelnemers aan te sluiten, levert de opleiding maatwerk. • Het panel stelt vast dat in de eerste twee jaren het programma rondom thema’s is opgebouwd. Deze thema’s zijn gerelateerd aan de domeinspecifieke eisen en bieden aldus de context waaraan de praktijksituaties van de studenten worden gerelateerd. Uit het gesprek met het management is gebleken dat de opleiding een ontwikkeling heeft doorgemaakt naar competentiegericht onderwijs. Het panel stelt vast dat de inhoud en vormgeving van de opleiding steeds meer aansluiten bij het competentiegerichte onderwijs dat de opleiding voorstaat. • De opleiding ziet de twaalf competenties als een samenhangend geheel. Via vier reflectievragen worden de competenties geconcretiseerd en kan de student de competenties systematisch ontwikkelen en zijn eigen leerproces monitoren. De vier reflectievragen zijn: 1. Wat moet de schoolleider in de praktijk van zijn beroep kunnen doen? 2. Waar is het hem uiteindelijk om te doen? 3. Hoe maakt hij zich in dit verband voor anderen betrouwbaar? 4. Uit welke arsenaal aan kennis en vaardigheden moet hij daartoe kunnen putten? 20
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
•
•
•
•
•
Studenten geven aan dat de bedrijfmatige aspecten (financieel-economisch) onderbelicht zijn in het programma. Het panel stelt vast dat dit aspect weliswaar als onderdeel van een thema in het programma terug komt, maar de mate waarin het aan bod komt sterk afhankelijk is van de praktijksituatie die de student inbrengt. De Veldadviescommissie geeft aan dat het bedrijfsmatige aspect voldoende aan bod komt in onderdelen van de thema’s, en in het thema “Ondernemerschap” (planning en control, financiële sturing). Het panel stelt vast dat de opleiding een duidelijke keuze heeft gemaakt wat betreft de benadering van bedrijfsmatige aspecten in het programma en voert deze als zodanig uit. De docenten geven aan na te streven het onderzoeksgerichte aspect uit het derde jaar meer in het eerste en tweede jaar aan bod te willen laten komen. Het derde jaar blijft gericht op onderzoek, maar stukken uit het derde jaar zouden volgens docenten naar het eerste en tweede jaar verschoven kunnen worden. De veldadviescommissie beaamt dit. Het panel steunt dit streven, zodat onderzoek in alle jaren onderdeel van het programma wordt. Wanneer studenten om andere of verdiepende leerstof vragen honoreert de opleiding in veel gevallen dit verzoek. De studenten ervaren de opleiding als vraaggestuurd binnen vastgestelde richtlijnen: “vrijheid in gebondenheid”. Studenten geven verder aan dat zij de verbinding tussen de theorie en praktijk goed vinden en dat zij de persoonlijke ontdekkingsreis als zeer positief ervaren. Al studerend en werkend worden de competenties duidelijker voor de studenten. Alumni geven aan dat door de opleiding hun kwaliteit van leiderschap is verbeterd. Zij zijn meer in staat afstand te nemen van hetgeen in hun organisatie gebeurt waardoor zij kritische vragen kunnen stellen die leiden tot veranderingen in plaats van veranderingen aanbrengen op basis van eigen niet getoetste aannames. Volgens alumni heeft het derde jaar een ander karakter dan de eerste twee jaar. Het accent ligt in het derde jaar op onderzoeksmatig leidinggeven.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria: Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma bestaat uit drie jaar, opgedeeld in drie niveaus: basis-, gevorderd- en masterniveau. De twaalf kerncompetenties worden op ieder niveau geoperationaliseerd. De kerncompetentie “reflecteren” verbindt de elf andere competenties. Het panel heeft geconstateerd dat veel aan reflectie wordt gedaan. Per jaar worden enkele thema´s aangeboden die met elkaar samenhangen. Per thema wordt gewerkt aan de twaalf competenties. Bij ieder thema staan een paar competenties van de twaalf centraal. De verbinding vanuit de thema’s met de praktijk wordt met behulp van vier reflectievragen tot stand gebracht (zie 2.2).
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
21
•
•
Hoewel in het programma alle twaalf kerncompetenties centraal staan is niettemin een verschil zichtbaar tussen de eerste twee jaren van de opleiding en het laatste jaar. De eerste twee jaren zijn thematisch opgebouwd. In het derde jaar is de student bezig met een onderzoek. Het panel stelt op basis van de gesprekken vast dat de studenten een inhoudelijke en didactische samenhang ervaren, mede vanwege de persoonlijke ontwikkeling die de studenten doormaken en de directe relatie met hun beroepspraktijk. Docenten geven aan dat zij in de toekomst het werken met mentale modellen verder willen ontwikkelen. Dit moet uitmonden in een aanpak die door alle docenten gedeeld wordt.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria: Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten vinden het studieprogramma uitvoerbaar. Opgemerkt wordt dat studenten PO de eerste twee jaren een studiedag per week krijgen voor het volgen van de opleiding. Dit wordt vanuit het rijk vergoed. In het derde jaar geldt deze tegemoetkoming niet waardoor de belasting als zwaarder wordt ervaren, maar afhankelijk van individuele planning en organisatie te doen is. Ook inhoudelijk wordt het derde jaar door studenten als zwaarder ervaren dan de eerste twee jaren. • Een piekbelasting wordt ervaren in het derde studiejaar. Studenten geven aan dat onderdelen uit het derde jaar eerder in de opleiding aan bod zouden kunnen komen. De docenten geven tevens aan een mogelijkheid te zien om onderdelen uit het programma van het derde jaar onder te brengen in het eerste en tweede jaar. • Studenten mogen hun studie onderbreken, maar wanneer de onderbreking langer dan twee jaar duurt, moeten zij weer de volledige intakeprocedure volgens de richtlijnen volgen alvorens weer in te kunnen stappen. • De studenten vinden de 560 studie-uren per jaar (jaar 1 en 2) een reële studiebelasting. Daarbij wordt wel een piekbelasting in de periode december tot en met februari ervaren.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria: Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel inhoudelijke selectie. Het oordeel “goed” wordt als volgt beargumenteerd:
22
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
•
•
• •
•
•
De opleiding hanteert als toelatingscriteria een vooropleiding op minimaal Bachelorniveau, werkzaam zijn in de functie van schoolleider en een motivatie waarin committment met het onderwijsconcept van de opleiding wordt beschreven. De opleiding waarborgt het instroomniveau van studenten door middel van een intakeprocedure, vastgesteld in het Onderwijs- en ExamenReglement (OER). Op basis van de intake wordt een leercontract tussen de opleiding en de student afgesloten. Alles wordt opgenomen in een persoonlijk intakedossier. Een intakedossier bestaat uit een curriculum vitae, een beschrijving van de school waar de student als schoolleider werkzaam is, een vragenlijst over de functie, taken en verantwoordelijkheden, de motivatie van de student, eerste ideeën over een praktijkopdracht en een startinzicht in eigen kwaliteiten. Het panel heeft vastgesteld dat iedere student een intakegesprek heeft waarin het niveau wordt vastgesteld en dat alle studenten de functie van schoolleider vervullen. Afhankelijk van het niveau wordt een student tot het eerste of het tweede jaar toegelaten. Het aantal jaren werkervaring speelt daarbij een rol. Het intakegesprek wordt door de studenten als pittig ervaren. Het gesprek leidt tot een leercontract dat een student dient na te komen. De intakeprocedure van de opleiding is onder meer gericht op het zichtbaar maken van verworven competenties. De opleiding verleent op basis van een procedure Eerder Verworven Competenties (EVC) geen vrijstellingen. De opleiding geeft aan dat vrijstellingen niet in het concept learning community passen, omdat dit concept zwaar leunt op betrokkenheid en aanwezigheid van alle leden van de studentengroep. De reeds verworven competenties worden ingezet om de nog te verwerven competenties te realiseren. Het toekennen van vrijstellingen op basis van EVC zou deze inzet kunnen doorkruisen. Uit de evaluaties is gebleken dat er enige ontevredenheid is bij de zittende studenten van de instroomvariant PO over de instroom van nieuwe studenten in het tweede jaar, de zijinstromers. Deze studenten hebben niet dezelfde ontwikkeling als de zittende studenten doorgemaakt, waardoor de aansluiting in de groep niet gemakkelijk is. Het management geeft aan bekend te zijn met deze geluiden. Het management meldt dat met ingang van januari 2005 de intakeprocedure verder is aangescherpt door toevoeging van het instrument 360º feedback bij de intake van zijinstromers. Hiertoe is, mede op advies van de veldadviescommissie, besloten omdat op die manier de werkplek van de student bij de intake nadrukkelijker in beeld komt. Uit de OER is gebleken dat dat als instrument gebruikt gaat worden, maar er is nog geen nieuwe lichting zij-instromers geweest waaruit de werking van het instrument kan blijken.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: HBO-master: 60 studiepunten.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
23
Het oordeel “goed” wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een nominale studieduur van drie jaar. De eerste twee jaren omvatten 560 uren per jaar die gelijk zijn aan een omvang van 20 credits volgens het European Credit Transfer Systeem (ECTS). Het derde jaar omvat 600 uren die gelijk zijn aan een omvang van 21 credits volgens het ECTS. • Eén credit staat voor een studielast van 28 uur. Het getuigschrift wordt verkregen indien de student 61 credits heeft behaald. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert als didactisch concept de volgende uitgangspunten: - bewust organiseren van het eigen leren - systematische reflectie op het leren - verbinding tussen het eigen leren en het leren van de school - ontwikkeling van conceptueel denken en eigen theorievorming - leren van en met elkaar. • De opleiding streeft naar een learning community waarin studenten kunnen leren in een interactieve, integrale werk- en leeromgeving. • In de eerste twee jaar wordt gewerkt op basis van thema’s. Studenten dragen casuïstiek over het thema uit hun eigen praktijk aan en leren op deze manier van elkaar. Het panel stelt vast dat deze aanpak aansluit bij een learning community. • Uit het bestudeerde materiaal en uit de gesprekken heeft het panel vastgesteld dat er verschillende werkvormen worden gebruikt: van bespreken van casuïstiek, het verzorgen van workshops, bespreken van praktijkopdrachten, individuele begeleiding tot intervisie. • Het panel stelt verder vast dat de opleiding zoekt naar een balans tussen standaardisering en maatwerk. Studenten moeten alle thema´s volgen, maar via praktijkopdrachten en onderzoek die ze in hun eigen school uitvoeren, kunnen ze hun persoonlijk leerproces sturen en tonen ze aan het vereiste niveau van de competenties bereikt te hebben. • Uit de gesprekken met de studenten is gebleken dat het werken in kleine subgroepen als prettig wordt ervaren, hetgeen ook weer aansluit bij het concept van de learning community. Ook alumni geven aan dat sommige werkgroepen in het derde jaar erg goed functioneerden. Er was een grote betrokkenheid bij elkaars onderzoek, met name wanneer de onderwerpen verwant zijn. • De samenvoeging tussen PO en VO/BVE in het derde jaar wordt door alumni als verrijkend ervaren. De alumni bepleiten gecombineerde groepen vanaf het eerste
24
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
jaar. Het panel is van mening dat gemengde groepen het effect van een learning community nog verder kan versterken. Het panel constateert dat de opleiding met haar werkvormen aansluit bij het didactisch concept en daarmee de doelstellingen voor de student kan realiseren.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Criteria met betrekking tot toetsing en beoordeling staan vastgelegd in het OER en de studiewijzer. • In het document Eindkwalificaties, toetsing en beoordeling heeft de opleiding de competenties naar drie niveau ingedeeld: basisniveau, gevorderd niveau en masterniveau. Per niveau worden de beoogde kwalificaties nader gespecificeerd. • Het panel heeft vastgesteld dat alle studenten een portfolio (het centrale toetsinstrument) samenstellen waarin ze de ontwikkeling van hun competenties bijhouden. De portfolio’s bevatten procesverslagen, reflectieverslagen en bewijsstukken uit opdrachten. In de eerste twee jaar zijn de thema’s bepalend voor de opdrachten, in het derde jaar voeren studenten een onderzoeksopdracht uit. • De bewijzen in het portfolio lopen uiteen van beoordelingen van presentaties tot 360graden assessments, beoordelingen van werkstukken en groepsopdrachten tot individuele reflecties op het eigen ontwikkelproces. Ook kunnen studenten collega’s uit hun eigen organisatie meebrengen om aan te tonen dat bepaalde competenties bereikt zijn. • De studenten met wie het panel heeft gesproken, zijn zeer tevreden over het portfolio. Het laat enerzijds het leerproces zien en anderzijds biedt het bewijzen van verworven competenties die door de opleiding beoordeeld worden. • Hoewel het panel in de gesprekken met studenten heeft vastgesteld dat in de eerste twee jaar niet altijd duidelijk is hoe de beoordeling van het portfolio plaatsvindt en waaruit de feedback bestaat, heeft het panel zowel van studenten als van alumni positieve reacties over de beoordelingen en gegeven feedback vernomen. • Het panel heeft kunnen vaststellen dat de beoordelingscriteria in de eerste twee jaar goed worden toegepast. Uit de gesprekken met de veldadviescommissie, alumni en studenten stelt het panel vast dat de beoordelingscriteria voldoende valide worden geacht en dat de beoordelingsprocedure voldoet aan criteria van zorgvuldigheid. • Het panel heeft kennis genomen van de beoordelingscriteria voor de afstudeerwerkstukken in het derde jaar. Het panel constateert dat deze criteria helder zijn geformuleerd met verwijzingen naar de bewijsstukken die de studenten moeten aanleveren. In een persoonlijk portfolio moet de student bewijzen dat de beoogde
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
25
•
•
• •
competenties behaald zijn. Ook alumni waren positief over de criteria voor de onderzoeksopdracht. Docenten geven aan dat bij de vraag wat de criteria zijn bij de beoordeling van kennis, dat kennis niet wordt getoetst aan de hand van kennistentamens maar aan de hand van de kwaliteit van toepassing van kennis in een praktijkopdracht of onderzoek. Zij willen een onderbouwing zien gebaseerd op literatuur (kennisbenutting). Uit het gesprek met alumni bleek dat kennis onmisbaar is voor het uitvoeren van de onderzoekopdracht in het derde jaar. Deze kennis is eerder in de opleiding getoetst in de praktijkopdrachten. Voor het beoordelen van de probleemstelling voor de onderzoeksopdracht maken docenten gebruik van formats. Het panel heeft deze formats in portfolio’s aangetroffen. Docenten bekijken deze formats steekproefsgewijs gezamenlijk. Het panel heeft vastgesteld dat de bewijzen voor verworven competenties die studenten in hun portfolio verzamelen, door twee docenten worden beoordeeld. De opleiding kent een presentieverplichting van 80 procent. Dit lijkt in te druisen tegen de vraaggestuurde visie van de opleiding. Aanwezigheid wordt echter als noodzakelijk ervaren voor het werken in de door het CNA gehanteerde concept ‘community of learning’. Het opleidingsmanagement geeft aan dat deze aanwezigheidsverplichting louter vanuit het oogpunt van kwaliteitszorg is bedoeld. Presentielijsten worden bijgehouden om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van een student.
Onderwerp 3 Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL Eisen HBO
Voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft de CV’s van het personeel bestudeerd. Het panel stelt vast dat de docenten de verbinding met de praktijk moeten kunnen leggen. In het docententeam zijn verschillende deskundigheden aanwezig: recente (korter van vijf jaar) en minder recente ervaring als schoolleider (ongeveer de helft van de docenten), ervaring als coach, trainer, consultant, organisatieadviseur, interim-manager en ervaring als onderzoeker. Het panel heeft geconstateerd dat het derde jaar verzorgd wordt door docenten met vooral een onderzoeksmatige achtergrond. De meeste van deze (gepromoveerde) onderzoekers hebben publicaties (nationaal en internationaal) op hun naam staan over competentiegericht opleiden en/of leiderschap in onderwijsorganisaties. Enkele van deze docenten/onderzoekers bekleden tevens een bestuursfunctie in het onderwijs of zijn werkzaam als adviseur of projectleider van projecten gericht op leiderschapsontwikkeling in het onderwijs. De verbinding met de praktijk vindt het panel hier echter minder sterk dan in de eerste twee jaar.
26
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
•
•
Uit het gesprek met de studenten bleek dat zij de indruk hebben dat bijna iedere docent recente ervaring als schoolleider heeft. De studenten uiten zich tevreden over de mate waarin docenten de verbinding met de praktijk leggen. Studenten vinden de docenten professioneel met voldoende kennis en eigen ervaring als schoolleider om verdieping te bieden. De opleiding maakt relatief weinig gebruik van gastdocenten. De belangrijkste reden hiervoor is dat het eigen team beschikt over een brede expertise in het betreffende domein. Wanneer geen eigen expertise in huis is dan wordt kortdurend personeel van buiten de opleiding aangetrokken of eenmalig ingehuurd. De procedure hiervoor is vastgelegd (Vademecum 2004-2005). Studenten zouden graag de specialistische kennis die aanwezig is bij medestudenten meer willen benutten, bijvoorbeeld door hen presentaties te laten verzorgen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Er zijn ongeveer 25 docenten werkzaam binnen de opleiding Integraal Leiderschap, concreet 4,5 fte. De docenten zijn in dienst van de HvA of van de UvA of langdurig gedetacheerd vanuit andere instellingen voor het Hoger Onderwijs of besturenorganisaties. Daarnaast omvat de inhoudelijke en organisatorische coördinatie van de opleiding 0,75 fte en het ondersteunende secretariaat 1,2 fte. • De docent-student ratio is 1:42 (deeltijdstudenten). Omgerekend naar voltijdsonderwijs is deze ratio 1:14. • De meeste docenten hebben binnen hun aanstelling niet alleen taken binnen de opleiding Integraal Leiderschap, maar ook opleidings- of onderzoekstaken bij andere onderdelen van de HvA of de UvA. Door middel van teambijeenkomsten, houden docenten contact met de opleiding en met elkaar en werken zij gezamenlijk aan verdere ontwikkeling van de opleiding. Deze bijeenkomsten vinden op diverse niveaus van het team plaats: op leerjaarniveau (maandelijks), op het niveau van de tweejarige instroomvarianten (tweemaandelijks) en opleidingsbreed (minimaal twee maal per jaar). Daarnaast vindt overleg plaats tussen de coördinatoren met het oog op afstemming en ontwikkeling van programma en onderwijsorganisatie. De docenten geven aan hierover tevreden te zijn. Verder blijken ze bij elkaar gastcolleges te geven, waardoor ze ook bij elkaars lessen betrokken zijn. • De meeste docenten werken ook met elkaar binnen andere werkeenheden/clusters, zoals binnen het AIOO. • Vanuit de gesprekken met de docenten en de studenten stelt het panel vast dat de opleiding voldoende personeel inzet om de kwaliteit van de opleiding te garanderen.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
27
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de CV’s die het panel heeft ingezien, blijkt dat de docenten voldoende zijn gekwalificeerd, zowel vakinhoudelijk, als onderwijskundig, als onderzoeksmatig, om het beoogde programma te realiseren. • Ieder personeelslid heeft jaarlijks een functioneringsgesprek met de leidinggevende van de opleiding, de opleidingsmanager. Een functioneringsgesprek bevat 16 aspecten die door de docent/ medewerker van te voren worden ingevuld alsmede door de opleidingsmanager. Deze onderwerpen vormen de basis voor het functioneringsgesprek en leiden tot gezamenlijke afspraken en actiepunten. De docenten geven aan de manier wijze van het functioneringsgesprek als prettig en zinvol te ervaren. De uitkomsten van de gesprekken hebben consequenties, zowel in de positieve als in de negatieve zin. • Uit de evaluaties van de studenten en net afgestudeerde alumni constateert het panel een hoge tevredenheid onder de studenten over de docenten. • CNA besteedt veel aandacht aan voortdurende professionalisering van medewerkers (docenten, management, medewerkers bedrijfsbureau). Drie procent van de omzet wordt benut voor CNA-brede scholing en één procent van de omzet wordt ingezet voor teamspecifieke scholing (Bedrijfsplan 2004-2006).
Onderwerp 4
VOORZIENINGEN
Facet 4.1 Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: voorlopig, ivm bezoeken vd locaties. • De opleiding zit verspreid over vier verschillende locaties, te weten: Amsterdam, Alkmaar, Haarlem en Rotterdam. De VO/BVE- studenten zitten alleen in Amsterdam en de PO-studenten zijn over de vier genoemde locaties verspreid. De studenten op locatie Rotterdam maken gebruik van de voorziening van de Hogeschool Rotterdam. • Het panel heeft gesproken met studenten van de locaties Rotterdam en Amsterdam. Het panel heeft nadien de vier verschillende locaties bezocht en vastgesteld dat de voorzieningen voldoende zijn. De opleiding maakt frequent gebruik van conferentieoorden vanwege het hogere voorzieningenniveau.
28
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
•
Studenten geven aan tevreden te zijn over de voorzieningen. Over het functioneren van Blackboard zijn de meningen uiteenlopend. Het wordt beperkt gebruikt. Daar waar het gebruikt wordt, werkt het naar tevredenheid. Volgens de alumni kan het gebruik van Blackboard sterk verbeterd worden. De informatievoorziening wordt als goed ervaren. Informatie wordt niet alleen door middel van Blackboard aangereikt, maar ook middels email en post. Dat maakt voor enkele studenten Blackboard overbodig. Postinitiële studenten hebben bij de UvA niet dezelfde rechten bij het gebruik van voorzieningen als initiële studenten. De bibliotheek van de UvA is voor de studenten ven de opleiding Integraal Leiderschap slecht bereikbaar. Studenten schaffen de gewenste boeken zelf aan of zoeken de literatuur via het Internet op. De studenten geven aan dat de slechte bereikbaarheid van de bibliotheek geen tekortkoming is. Studenten maken veel gebruik van het Internet.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • De structuur van begeleiding en informatievoorziening bestaat uit de volgende 5 elementen: intervisie individuele begeleidingsgesprekken coaching schriftelijke informatievoorziening, zoals studiewijzer en programma digitale informatievoorziening, zoals Blackboard en email • De opleiding biedt een begeleidingssystematiek die aansluit bij het onderwijsconcept en is ingericht op optimale zelfsturing en maatwerk in het leren, systematische reflectie op het leerproces, leren in interactie met de praktijk, leren in interactie met medestudenten en docenten. • In het Informatiedossier wordt geconstateerd dat de studenten tevreden zijn over de begeleiding van de docenten. De studentenevaluaties die ter inzage lagen bevestigen deze tevredenheid. Er doen zich weinig knelpunten voor in de studievoortgang. Mede dankzij de docenten wordt een persoonlijke verrijking bereikt waarover de studenten zich zeer tevreden uitlaten. • De opleiding wil coaches op de werkplek structureler gaan inzetten. Op dit moment heeft elke student een coach op de werkplek die door hemzelf wordt benaderd en via de eigen organisatie wordt gefaciliteerd voor deze taak. De opleiding wil de coaches meer verbinden aan de opleiding, zodat zij het opleidingsconcept met de andere docenten delen. De verantwoordelijkheid voor het coachingstraject op de werkplek ligt nu sterk bij de student.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
29
•
Alumni zouden het een verbetering vinden wanneer de opleiding de informatie over de twaalf competenties vanaf het begin zou aanreiken. Het panel gaat er van uit dat het opnemen van de competenties in de studiewijzer tot deze verbetering zal leiden.
Onderwerp 5 Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • CNA neemt een bijzondere positie in in het samenwerkingsverband met de HvA en de UvA. Zij heeft de bevoegdheid een kwaliteitszorgsysteem in te richten op basis van de specifieke eisen die samenhangen met het verzorgen van contractonderwijs. Dit systeem dient wel binnen de kaders van de HvA en de UvA te vallen. • CNA heeft een instituutsbreed kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld. • Het panel heeft gezien dat de opleiding periodiek en systematisch evalueert. De opleiding gebruikt voor de evaluaties verschillende instrumenten, afhankelijk van programmaonderdeel en werkvorm (vijfpuntsschalen, open vragen, gesloten vragen etc). Bij elke evaluatie is een bundeling van de uitkomsten weergegeven met daarbij behorende verbeterpunten. • Het panel heeft vastgesteld dat onder de deelnemers van de tweejarige instroomvariant PO systematisch wordt geëvalueerd, zowel per thema, als met betrekking tot de opleiding als geheel. De evaluaties die het panel heeft waargenomen waren zowel individueel als in groepen van drie deelnemers. Het betrof open vragen, als: ”Wat zijn je verwachtingen geweest van de opleiding?” De respons op deze evaluaties was rond de 100 procent. Het antwoord op de laatste vraag was doorgaans dat intervisie en reflectie als het meest waardevol werden bevonden. Van alle evaluaties worden door docenten samenvattingen gemaakt en verbeterpunten geformuleerd. Deze worden vervolgens met het docententeam en met het opleidingsmanagement besproken. Verder zijn cursistenevaluaties uitgevoerd (2003-2005) bij de instroomvariant VO/BVE en in het masterjaar. Bij de eerstejaars studenten werd een vijfpuntsschaal gebruikt. De evaluaties onder de tweede- en derdejaars studenten bestonden uit open vragen naar inhoud, organisatie en dergelijke. Studenten tonen zich in deze evaluaties tevreden over de opleiding maar niet kritiekloos. De opleiding heeft ook bij deze evaluaties samenvattingen met verbetermogelijkheden opgesteld. • In het Informatiedossier van de opleiding heeft de opleiding met betrekking tot de evaluaties een tiental kwalitatieve streefdoelen beschreven. De streefdoelen worden in de evaluaties zichtbaar in de vorm van concrete verbeterpunten.
30
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
•
Het panel heeft een aantal kwaliteitsmetingen onder de veldadviescommissie en de (oud-)studenten aangetroffen: gesloten en open evaluaties. De uitkomsten worden gebruikt voor de verbetering van het programma. Het panel merkt op dat de opleiding te kort bestaat om daarvan nu al de resultaten te zien. Het panel vindt de respons op de evaluatie zeer hoog, namelijk 100%.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft van iedere evaluatie analyses gezien en bijbehorende verbetervoornemens. Het panel merkt op dat de opleiding nog jong is, waardoor resultaten van verbeteracties zich deels nog moeten laten zien. • Het panel heeft wel kwaliteitsbewustzijn bij studenten en docenten en opleidingsmanagement aangetroffen en het CNA beschikt over een systeem voor integrale kwaliteitszorg dat zich in de praktijk bewezen heeft waardoor het aannemelijk is dat verbetervoornemens ook daadwerkelijk uitgevoerd zullen worden. • Het panel heeft verschillende voorbeelden gezien van verbetermaatregelen die gebaseerd zijn op evaluaties. Het panel heeft bijvoorbeeld in gesprekken met studenten vernomen dat het programmaonderdeel SPSS naar aanleiding van kritiek van studenten uit het programma is gehaald. Een ander voorbeeld is dat de opleiding coaches van buiten de opleiding, die nauw bij de studenten betrokken zijn, beter gaat introduceren in het onderwijsconcept van de opleiding. Het panel heeft 5 voorbeelden aangetroffen in het Informatiedossier. • Het panel heeft verslagen van docentvergaderingen gezien, elk voorzien van actiepunten. Deze maken op het panel een gestructureerde en effectieve indruk.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft geconstateerd dat periodieke evaluaties ten behoeve van verbetervoornemens worden en zijn afgenomen onder studenten, docenten en de veldadviescommissie. De opleiding heeft ten tijde van het visitatiebezoek 15 alumni. Het panel merkt op dat deze groep in verband met de zeer recente afstudeerdatum alleen als
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
31
• •
studenten is geëvalueerd. De opleiding is voornemens om, in samenspraak met de veldadviescommissie, een werkwijze te ontwikkelen om alumni systematisch te betrekken bij de verdere verbetering van de opleiding. Van alle evaluaties worden door docenten samenvattingen gemaakt en verbeterpunten geformuleerd. Deze worden vervolgens besproken met het opleidingsmanagement. Het panel heeft waargenomen in notulen van de veldadviescommissie en vernomen uit gesprekken met de veldadviescommissie dat deze commissie invloed heeft op de ontwikkeling van het programma. De veldadviescommissie komt twee maal per jaar bij elkaar.
Onderwerp 6 Facet 6.1
RESULTATEN Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd die betrekking hebben op de in- en doorstroom van studentaantallen. De opleiding geeft aan dat zij ernaar streeft dat vanuit de tweejarige instroomvarianten voor PO en VO/BVE jaarlijks ongeveer 70 procent meteen of met een onderbreking van minder dan twee jaar doorstroomt naar het derde jaar. Het panel heeft geconstateerd dat de opleiding hieraan voldoet. • Voor de beoordeling van doorstroomgegevens is het van belang dat het een onbekostigde opleiding betreft en dat het CNA geen rekening hoeft te houden met bekostigingsvoorwaarden, zoals die gelden voor initieel onderwijs in het Hoger Onderwijs. De opleiding kan de cursisten dus maatwerk bieden in doorstroomsnelheid. Een belangrijk kwaliteitsaspect voor postinitiële opleidingen, mits gecombineerd met een adequate intakeprocedure. • De opleiding stelt zich ten doel zodanige voorwaarden te scheppen dat tenminste 90 procent van de studenten uit het derde jaar het diploma behaalt. In 2005 zijn de eerste diploma’s aan afgestudeerden uitgereikt, 15 van de 19 derdejaars studenten zijn in één keer geslaagd. Dat is een slagingspercentage van 79 procent. De opleiding geeft aan dat de overige studenten niet gestopt zijn, maar vertraagd en de verwachting is dat alle vier de studenten binnen korte tijd eveneens hun diploma behalen. Het panel is hiermee voldoende overtuigd. • Eind maart hebben nog twee derdejaarsstudenten hun diploma gekregen. Daarmee zijn 17 van de 19 studenten geslaagd, dat uit zich in een slagingspercentage van 89%).
32
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel “voldoende” wordt als volgt beargumenteerd: • Strikt genomen is beoordeling van het gerealiseerde niveau niet van toepassing bij een toets nieuwe opleiding. Aangezien het een opleiding betreft die in feite al bestaat heeft het panel gekeken naar de afstudeerwerkstukken. Deze zijn volgens het panel van masterniveau. De vertegenwoordigers van het werkveld met wie het panel heeft gesproken zijn positief over het niveau na de eerste twee jaar. Zij hebben alle vertrouwen in het masterniveau na drie jaar. • Het derde jaar van de opleiding is volledig gericht op het verrichten van onderzoek in relatie tot complexe sturingsvragen. Het panel constateert dat het niveau geoperationaliseerd is en dat de beoordelingscriteria helder zijn. • In het derde jaar van de opleiding is het onderzoek dat de studenten moeten uitvoeren gericht op een sturingsprobleem in de eigen organisatie. Volgens de docenten zijn de studenten na twee jaar goede leidinggevenden en na het derde jaar zijn zij betere leidinggevenden, omdat zij dan op basis van onderzoek sturen. Het panel heeft dit bij de afgestudeerden en het werkveld bevestigd gekregen. • Het afstudeerproduct, de meesterproef, bestaat uit een onderzoeksverslag dat onderdeel is van het portfolio van de student. Met dit portfolio toont de student aan over de twaalf competenties op masterniveau te beschikken. Ter afronding van het onderzoek houdt de student een openbare presentatie. • Het panel heeft met een aantal net afgestudeerde studenten gesproken en hen gedurende het gesprek intensief bevraagd. Het panel stelt vast dat de alumni dermate ‘vers’ zijn dat zij hun masterniveau nog niet in de praktijk hebben kunnen bewijzen en daar eigenlijk vooral ‘als student’ over kunnen reflecteren. Het panel stelt op basis van het gesprek en het ingeziene materiaal vast dat bij deze afgestudeerden het niveau van master aanwezig is. • Alumni geven aan dat ze na deze opleiding ook in andere onderwijssectoren leiding kunnen geven. De samenvoeging van schoolleiders uit PO en VO/BVE in het derde jaar werd als positief ervaren. Volgens alumni zou samenvoeging ook in eerdere jaren mogelijk zijn. • De veldadviescommissie geeft ook aan dat afgestudeerden wat de verworven competenties betreft overal in het onderwijs leiding kunnen geven. Dit wordt in de praktijk nog niet volledig geaccepteerd, maar is wel in ontwikkeling.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
33
Facet 6.3
Condities voor continuïteit
Voldoende
Criteria: De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. •
•
•
34
Het panel heeft verslagen gezien waaruit blijkt dat de financiële voorzieningen voldoende zijn en verantwoord worden. Deze verantwoording maakt dat de voorziene investeringen toereikend kunnen zijn. De opleiding werkt met een kostendekkende begroting. Investeringskosten zijn in 2002 en 2003 geheel betaald uit het financieel resultaat. Er zijn voor de komende jaren geen negatieve resultaten gecalculeerd. Het CNA heeft (aldus de accountant naar aanleiding van de jaarrekeningen 2003 en 2004) een solide financiële positie. Het eigen vermogen van CNA bedroeg eind 2004 34% van het balanstotaal en ligt daarmee ruim boven de norm van 25% die geldt in het HBO. Er is daardoor voldoende financiële ruimte voor investering in innovatie en productontwikkeling. Een continuïteitsgarantie is volgens het opleidingsmanagement verder aanwezig omdat de UvA en de HvA achter CNA staan en deze opleiding zullen continueren. Een brief van het College van Bestuur zal verzorgd worden waarin een continuïteitsgarantie zal worden afgegeven.
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Deel C: Bijlagen
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
35
36
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
37
38
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
X
Auditorkwaliteiten
X
Relevante werkvelddeskundigheid
X
Onderwijskundige kennis en kennis van het hoger onderwijs Kennis en/of ervaring t.a.v. relevante internationale ontwikkelingen werkveld
X
X
X
X
X
X
Panellid NQA: Mw. M. Snel
Voorzitterskwaliteiten
Panellid NQA: Drs. P. Göbel
Panellid, voorzitter: Prof. dr. Th. Wubbels
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
Panellid domein: onderwijs en management Dr. R. Klarus
Deskundigheden panelleden
Panellid domein: onderwijs en management Drs. P. Kesteloo
Bijlage 2:
X
X
X
X
Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden in willekeurige volgorde: De heer Wubbels: Ingezet vanwege zijn ervaringen als voorzitter in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten. Heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de visitatie- en accreditatiesystematiek. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Hij is directeur van het Instituut voor Pedagogiek en Onderwijskunde, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht en hoogleraar “Onderwijskunde, in het bijzonder de ontwikkeling van personeel en organisatie in educatieve instellingen”, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht. Opleiding: 1968-1974 1984
Doctoraal natuurkunde Promotie sociale wetenschappen
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
39
Werkervaring: vanaf 2002 Directeur Instituut voor Pedagogiek en Onderwijskunde, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht vanaf 2002 Hoogleraar “Onderwijskunde, in het bijzonder de ontwikkeling van personeel en organisatie in educatieve instellingen”, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht 1995-2001 Hoogleraar-directeur van het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden IVLOS 1994-2001 Hoogleraar “Didactiek in het bijzonder de kennis omtrent de docent”, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht ten behoeve van het IVLOS 1998-2001 Co-ordinator Academic Core Departement University College Utrecht 1991-1994 Bijzonder hoogleraar "Leraarsgedrag als factor in leeromgevingen" 1991-1994 Medewerker IVLOS, Universiteit Utrecht 1980-1991 Medewerker vakgroep natuurkundedidactiek en Pedagogisch Didactisch Instituut voor de Leraarsopleiding (later IVLOS), Universiteit Utrecht 1978-1980 Medewerker curriculumontwikkeling, Project Leerpakketontwikkeling Natuurkunde 1974-1978 Leraar natuurkunde en conrector onderwijskundige zaken, Montessorilyceum Herman Jordan, Zeist
De heer Kesteloo: Ingezet vanwege zijn ervaring als interim- en projectmanager binnen de onderwijssector. Hij is partner bij De Roo Interim, waar hij zich vooral bezig houdt met het plaatsen van interimmanagers op opdrachten , herplaatsing van schoolleiders en bemiddeling en werving en selectie van schoolleiders. Opleiding: 1971 Academie voor Lichamelijke Opvoeding, akte MOP 1984 Doctoraal Bedrijfseconomie, Erasmus Universiteit 1991 Deelname aan SBG bij de STG Publiek Domein (voorheen SIOO) 2000 Masterclass Interim-management, Rotterdam School of Management (RSM) Werkervaring in dienstbetrekking: 1986 – 1992 Gemeente Den Haag, Gemeentelijk inspecteur (voortgezet) onderwijs Advisering wethouder en raadscommissie Projectleider van twee grootschalige fusies in het vo Realisatie van diverse onderwijskundige projecten in scholen voor vo en mbo Werving diverse (vrouwelijke) rectoren Ontwikkeling van een opleidingsprogramma voor leidinggevenden in het vo en mbo 1973 - 1986 Gemeente Rijswijk Werkzaam geweest in het voortgezet onderwijs aan de Rijswijkse Openbare Scholengemeenschap (mavo, havo, vwo). Functies: Docent lichamelijke oefening en economie Conrector Rector o School voor voortgezet onderwijs revitaliseren en marktpositie herstellen
40
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Overige werkzaamheden: 1992 – 2000 Interim Manager 2001 – heden De Roo Interim Partner Verantwoordelijk partner voor de ontwikkeling van diensten en markten binnen het segment Onderwijs van De Roo Als adviseur of trainer regelmatig actief bij opdrachtgevers
De heer Klarus: Ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van onderwijskunde en zijn kennis van het hoger onderwijs. Hij is lector in ‘het ontwikkelen van competenties op de werkplek’ binnen de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en lector ‘competentieontwikkeling en competentiebeoordeling’ bij de STOAS Hogeschool. In zijn onderzoekswerk staat de relatie met de beroepspraktijk steeds centraal. Opleiding: 1969 tot 1974 Academie Mens Arbeid 1976 tot 1980 Andragologie & Onderwijskunde RU Utrecht 1998 Promotie Algemene Sociale Wetenschappen Werkervaring: 2002 tot heden 1998 tot 2002 1990 tot 1998 1980 tot 1990
Lector HAN Faculteit educatie/STOAS Hogeschool Senior onderzoeker STOAS Onderzoek Senior onderzoeker Cinop Beleidsmedewerker Deskundigheidbevordering Federatie van Vormingscentra
Mevrouw Göbel: Ingezet als NQA-auditor. Zij heeft vijf jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Ze heeft cursussen bij Lloyds auditcursussen gevolgd. Verder heeft zij twintig jaar ervaring in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren. Opleiding: 1971-1976 1976-1979
Tweedegraads lerarenopleiding: Nederlands en Engels Rijksuniversiteit Utrecht, Nederlandse taal- en letterkunde
Werkervaring: 1980-1993 Docent taalbeheersing bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede 1987-1993 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede 1993-1995 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sectoren Welzijn en Arbeid, Lerarenopleiding Basisonderwijs en Conservatorium 1994-1997 Directeur van het instituut Welzijn en Arbeid bij de Saxion Hogeschool Enschede 1997-2000 Projectleider bij de afdeling Onderwijszaken van de Saxion Hogeschool Enschede 2000-2004 Medewerker kwaliteitszorg bij de HBO-raad 2004Auditor NQA
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
41
Cursussen: December 2002 Maart 2003 Oktober 2003 December 2003
Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, Lloyds Register Thymos verzakelijkingstraject Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyds Register Thymos Adviesvaardigheden
Mevrouw Snel: Ingezet als NQA-auditor. Zij heeft als student-panellid verschillende visitaties gedaan. Opleiding: 1993 – 1999 2000 – 2004
Havo (4 jaar atheneum en 2 jaar havo). Vakken: Nederlands, Engels, WiskundeA, Natuurkunde, Biologie, Scheikunde, Tekenen, Kunstgeschiedenis Personeel & Arbeid. In bezit van Propedeuse
Werkervaring: 1999 – juni 2004 Belastingdienst, Afdeling Invordering Particulieren; administratief medewerker Juni 2003 – augustus 2003: De Twentse Zorgcentra (stichting voor verstandelijk gehandicapte mensen) Afdeling ersoneelszaken;Administratief medewerker Maart 2005 – heden Netherlands Quality Agency, NQA-auditor Cursussen: Maart 2004 tweedaagse audit-training Lloyds
42
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Masteropleiding Integraal Leiderschap Visitatiedag dinsdag 8 maart 2005, 8.30-19.00 uur Lokaal A. 914 Programma 8.30-8.45 8.45-10.45 11.00-11.45 12.00-12.45 13.00-14.00 14.00-14.45 15.00-15.45 16.00-16.45 17.00-17.30 17.30-19.00
Kennismaking opleidingsmanagement Materiaalbestudering door panel Gesprek met opleidingsmanagement en College van Bestuur Gesprek met studenten/cursisten Lunch Gesprek met docenten Gesprek met alumni Gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld Gesprek met opleidingsmanagement Snack en voorlopige oordeelsvorming panel en evaluatie
Plaats Centrum voor Nascholing Amsterdam Philip Kohnstammhuis Wibautstraat 2-4 Amsterdam
OPLEIDINGSMANAGEMENT
8.30 - 8.45 uur
Wie
Functie
1
Dhr. drs. J. Beenen
Coördinator PO 1 en 2
2
Mevr. drs. J.L.J.de Heer-Dehue
Directeur Centrum voor Nascholing Amsterdam
3
Dhr. drs. B van der Hilst
Coördinator VO/BVE 2
4
Dhr. drs. G. Lengkeek
Coördinator jaar 3
5
Mevr. C.J.A. Mesman
Coördinator VO/BVE 1
6
Mevr. drs. A.C.A.M. Vermeulen
Coördinator jaar 3
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
43
OPLEIDINGSMANAGEMENT en CvB
11.00 - 11.45 uur
Wie
Functie
1
Dhr. drs. J. Beenen
Coördinator PO 1 en 2
2
Mevr. prof.dr. G.T.M. ten Dam
Rector ILO, voorzitter Raad van Beheer CNA
3
Mevr. drs. J.L.J.de Heer-Dehue
Directeur Centrum voor Nascholing Amsterdam
4
Dhr. prof. mr. P.F. van der Heijden
College van Bestuur UvA en HvA
5
Dhr. drs. B. van der Hilst
Coördinator VO/BVE 2
6
Dhr. drs. G. Lengkeek
Coördinator jaar 3
7
Mevr. C.J.A. Mesman
Coördinator VO/BVE 1
8
Mevr. drs. A.C.A.M. Vermeulen
Coördinator jaar 3
CURSISTEN
12.00 - 12.45 uur
Wie
Functie
Jaar
1
Mevr. T. van Dongen
Opleidingsmanager MBO
VO/BVE 1
2
Dhr. H. van Doorn
Directeur basisschool
PO 2
3
Dhr. T. Jaspers
Teamleider VMBO
VO/BVE 2
4
Dhr. H. Koedood
Directeur basisschool
JAAR 3
5
Mevr. L. de Kooker
Directeur basisschool
PO 1
6
Dhr. D. van Loozen
Directeur basisschool
PO 2
7
Dhr. H. J. Rutten
Schoolleider LWOO
VO/BVE 2
8
Dhr. P. Schreuder
Directeur basisschool
PO 1
9
Dhr. G.J. Steenwoerd
Unitdirecteur MBO
JAAR 3
10 Mevr. S. Stekelenburg
Afdelingsleider bovenbouw Havo
VO/BVE 2
11 Dhr. A. van Stippent
Adjunct-directeur VMBO
VO/BVE 1
DOCENTEN 14.00 - 14.45 uur Wie
Jaar
1
Mevr. M.A. Asberg, MEM
PO 1 en 2 en VO/BVE 2
2
Mevr. dr. M. Boogaard
Jaar 3
3
Dhr. drs. B. van der Hilst
VO/BVE 2
4
Mevr. dr. M.L. Krüger
Jaar 3
5
Dhr. drs. G. Lengkeek
alle leerjaren PO en VO/BVE
6
Mevr. M.T. van der Meer
PO 1
7
Mevr. C.J.A. Mesman
VO/BVE 1 en 2
8
Dhr. J. Spitteler
PO 2
9
Mevr. drs. A.C.A.M. Vermeulen
Jaar 3
44
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
ALUMNI
15.00 - 15.45 uur
Wie
Functie
1
Dhr. R. Barnhoorn
Directeur basisschool
2
Mevr. E. Duijnker
Directeur basisschool
3
Dhr. R.J. Duine
Teamleider Onderbouw VO en plaatsvervangend directeur VO
4
Mevr. M.A.M. Mulder
Directeur basisschool
5
Dhr. P. Rokebrand
Directeur basisschool
6
Dhr. P.J.M. Weel
Projectmanager BVE
7
Dhr. H. Weijers
Directeur basisschool
8
Dhr. R. Wijers
Clusterdirecteur basisonderwijs
WERKVELD
16.00 - 16.45 uur
Wie
Functie
1
Mevr. drs. A. Coco
Senior beleidsmedewerker HRM ROC van Amsterdam
2
Mevr. drs. M. Goto
3
Dhr. drs. C. Horsman
4
Dhr. Th. W.J. Krom
Voorzitter College van Bestuur Stichting Tabijn
5
Dhr. drs. C.A.M. de Meij
Directeur Stichting Confessioneel Primair Onderwijs Waterland (CPOW)
6
Dhr. J.J. van Rijn
Voorzitter Centrale Directie Noordzee College
7
Dhr. B. Redder
Directeur, tevens vertegenwoordiger namens Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) (deelname nog niet bevestigd)
Directeur/eigenaar van Parcours, bureau voor werving en selectie van schoolleiders Projectleider Q5 - kwaliteitszorg PO en VO, vertegenwoordiger namens Schoolmanagers VO
OPLEIDINGSMANAGEMENT Zelfde deelnemers als 8.30-8.45 uur.
17.00 - 17.30 uur
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
45
46
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
1.
Studiegidsen
2.
Flyers
3.
Studiewijzers
4.
Vademecum CNA 2004-2005
5.
Evaluaties cursisten en kwaliteitszorgverslagen
6.
Voorbeelden presentielijsten
7.
Voorbeelden verslagen functioneringsgesprekken
8.
Documentatie internationalisering PO
9.
Verslagen docentenvergaderingen
10.
Verslagen vergaderingen Veldadviescommissie
11.
Intakedossiers
12.
CV’s van cursisten
13.
Portfolio’s cursisten jaar 1 en 2
14.
8 goedgekeurde afstudeerwerkstukken
15.
2 nog niet goedgekeurde afstudeerwerkstukken
16.
Readers, cursusmaterialen en onderzoeksliteratuur
17.
Publicaties van en met cursisten PO
18.
Beroepsprofielen schoolleiders NSA en VVO
19.
Overig aanbod Centrum voor Nascholing Amsterdam
© NQA – CNA, visitatie Masteropleiding Integraal Leiderschap
47