Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 1 Niveau 3
Roddelen
Leugens die kwetsen Onze tong is zeer bijzonder. We kunnen ermee aan een ijsje likken. We kunnen ze gebruiken in de liefde. En we kunnen er mee praten. Maar sommigen gebruiken hun tong ook als wapen. Zij kwetsen mensen met woorden, met leugens.
Wie roddelt zegt meer over zichzelf dan over de anderen.
Roddelen is van alle tijden. Het bestaat al zo lang als de mens. En iedereen doet het wel eens. Maar sommigen gaan te ver. Overal zijn er mensen die veel last hebben van roddel. Sommigen worden er echt ziek van.
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 2 Niveau 3
Leugens Er zijn 2 soorten roddel. De eerste soort noemt men 'laster'. In dat geval vertelt men leugens. Of de halve waarheid. Bepaalde dingen worden verzwegen. Een tweede soort roddel is 'kwaadspreken'. Daarbij liegt men niet. Maar men zegt alleen maar slechte dingen over iemand.
Vuur Roddel is zoals vuur. Het gaat snel verder. Als je bij het roddelverhaal zegt dat het een geheim is, gaat het nog sneller. Roddel kruipt door alle spleten en kieren. Mensen vertellen roddels door. Persoon 1 vertelt het aan persoon 2. Persoon 2 aan persoon 3. Enzovoort. Op het einde zegt persoon 10 iets anders dan persoon 1. En toch denkt iedereen dat persoon 1 dat zo gezegd heeft. En dat het dus wel waar zal zijn ...
Waarom? Roddelaars vind je overal. Waarom doen ze het? Er zijn 3 mogelijke redenen. Ze willen de andere mensen kwetsen. Ze willen macht verwerven. Of ze willen aandacht krijgen. Want roddelaars zijn nooit alleen. Er zijn ook altijd mensen die graag luisteren naar die roddels. De roddelaar voelt zich goed als iedereen aan haar of zijn lippen hangt. Jaloers "8 op 10 roddelaars zijn jaloerse mensen". Dat zegt Boudewijn Vandermeulen. Hij weet alles over roddelen. Hij heeft er zelf mee te maken gehad. En hij voert al jaren actie tegen het roddelen. Roddelaars kunnen niet verdragen dat zij niet hebben wat iemand anders wel heeft. Daarom beginnen ze te roddelen. Het kan ook zijn dat roddelaars zelf niet gelukkig zijn. Een klein deel van de roddelaars doet het gewoon omdat het spannend is. Of omdat ze ruzie willen stoken.
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 3 Niveau 3
De mensen roddelen over jou. Wat kan je doen? 1. Blijf kalm. Anders begin je uit kwaadheid onzin te vertellen. Begin in geen geval zelf te roddelen. 2. Praat erover met iemand die je kan vertrouwen. 3. Doe zelf wat. Je weet dat er roddels zijn over jou. Zeg dat tegen zoveel mogelijk mensen. Probeer je erboven te zetten. Ook al is dat zeer moeilijk.
Je hoort anderen roddelen over iemand anders. Wat moet je doen? Vraag of het wel waar is wat ze zeggen. Als je je niet zeker voelt, ga dan gewoon weg. Laat zien dat je niet meedoet aan die roddel. Daarna kan je best naar de persoon gaan waarover men roddelde. Vertel het tegen hem of haar. Misschien kan die er dan zelf iets aan doen.
(w)
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
Waar of niet waar? 1. Wie roddelt zegt meer over zichzelf dan over de anderen. 2 Als je bij een roddelverhaal zegt dat het geen geheim is, gaat het nog sneller. 3. Een roddelaar voelt zich niet goed als iedereen aan zijn lippen hangt. 4. 8 op 10 roddelaars zijn jaloerse mensen. 5. Sommige roddelaars roddelen omdat het spannend is. 6. Als mensen over je roddelen, kan je niets doen.
2
p. 4 Niveau 3
.............................. .............................. .............................. .............................. ............................. ..............................
Zoek het antwoord in de tekst. 1. Hoeveel soorten roddel zijn er? .............................................................................. ........................................................................................................................................ 2. Wat is laster? .............................................................................................................. ........................................................................................................................................ 3. Wat is kwaadspreken? .............................................................................................. ........................................................................................................................................ 4. Waarom is roddel zoals vuur? .................................................................................. ........................................................................................................................................ 5. Waarom roddelen mensen? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. 6. Wat kan je doen als mensen over je roddelen? .................................................................................................................................. ................................................................................................................................... ..................................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 5 Niveau 3
Zoek de betekenis in je woordenboek. a b c d e f g h i j kl m n o p q r s t u v w x y z (werkwoorden)
1. vertrouwen: .................................................................................................................. ........................................................................................................................................ 2. verwerven: ................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. kruipen: ......................................................................................................................... ........................................................................................................................................ (zelfstandige naamwoorden)
1. de laster: ...................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. de kier: .......................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. de aandacht: ................................................................................................................ ........................................................................................................................................ (bijvoeglijke naamwoorden)
1. bijzonder: ...................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. jaloers: .......................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. spannend: .................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2
Kies één werkwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord uit de vorige oefening. Maak met elk van deze woorden een zin. 1. (ww.) ............................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. (zelfst. nw.) ...................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. (bijv. nw.) ......................................................................................................................... ........................................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
peinzen spreken starten beledigen geheim houden kwaadspreken
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
= = = = = =
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
praten liegen vertrouwen beginnen verwerven kruipen
waarheid spreken wantrouwen zwijgen verliezen gaan stoppen
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
= = = = = =
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
Wat is ongeveer hetzelfde? (zelfstandige naamwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
4
roddelen verzwijgen kwetsen beginnen praten denken
Wat is het tegengestelde? (werkwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
3
p. 6 Niveau 3
Wat is ongeveer hetzelfde? (werkwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
2
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
de roddel de ruzie de leugen de kwaadheid de reden het verhaal
de vertelling het motief de boosheid het verzinsel de onenigheid de achterklap
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
Wat is het tegengestelde? (zelfstandige naamwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
de liefde de leugen de actie de macht het slachtoffer het vuur
Tekst uit: Wablieft 220
het water de dader de onmacht de reactie de waarheid de haat
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
rustig(e) ongezond(e) afgunstig(e) vreselijk(e) expliciet(e) ongunstig(e)
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
= = = = = =
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
half - halve snel - snelle goed(e) spannend(e) klein(e) zeker(e)
onzeker(e) groot - grote saai(e) slecht(e) traag - trage heel - hele
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
= = = = = =
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
Wat is ongeveer hetzelfde? (bijwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
4
slecht(e) jaloers(e) ziek(e) bepaald(e) erg(e) kalm(e)
Wat is het tegengestelde? (bijvoeglijke naamwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
3
p. 7 Niveau 3
Wat is ongeveer hetzelfde? (bijvoeglijke naamwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
2
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
nooit graag misschien echt gewoon overal
met plezier wellicht nimmer eenvoudigweg alom werkelijk
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Wat is het tegengestelde? (bijwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
erboven nooit meer niet veel overal
Tekst uit: Wablieft 220
altijd minder eronder weinig nergens wel
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
............................. is van alle tijden. We kunnen met onze tong ............................. . Roddelaars ............................. mensen met woorden. Praat met iemand die je kan ............................. . Roddelaars willen macht ............................. . Ze ............................. dat hij dat zo gezegd heeft.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Er zijn drie mogelijke ............................. om te roddelen. Je kan bellen naar de Anti-roddel-............................. . Roddelaars willen ............................. verwerven. Veel mensen zijn het ............................. van roddels. Hij begint uit ............................. onzin te vertellen. Je kan andere mensen kwetsen met ............................. .
Vul een passend bijvoeglijk naamwoord in. Kies uit de eerste kolom. erg kalm zeker spannend bepaalde jaloerse
4
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Vul een passend zelfstandig naamwoord woord in. Kies uit de eerste kolom. actie redenen slachtoffer macht leugens kwaadheid
3
p. 8 Niveau 3
Vul een passend werkwoord in. Kies uit de eerste kolom. denken verwerven vertrouwen kwetsen praten roddelen
2
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
1. 2. 3. 4. 5. 6.
8 op 10 roddelaars zijn ............................. mensen. ............................. dingen worden verzwegen. Een klein deel vind roddelen gewoon ............................ . Ga gewoon weg als je je niet ............................. voelt. Blijf ............................., anders vertel je onzin. Veel mensen trekken het zich ............................. aan.
Vul een passend bijwoord in. Kies uit de eerste kolom. gewoon nooit misschien meer echt overal
Tekst uit: Wablieft 220
1. 2. 3. 4. 5. 6.
............................. kan hij er zelf iets aan doen. ............................. zijn er mensen die er last van hebben. Roddelaars zijn ............................. alleen. Ze roddelen ............................. omdat het spannend is. Wil u ............................. weten over dit probleem? Sommigen worden er ............................. ziek van.
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Roddelen is ............................. alle tijden. De mensen roddelen ............................. jou. Veel mensen luisteren graag ............................. roddel. Roddel kruipt ............................. alle spleten en kieren. Je vertelt onzin ............................. kwaadheid. Hij voert al jaren actie ............................. roddel.
Kruis aan wat het betekent. 1. Sommigen gaan te ver. Sommigen wandelen te ver. Sommigen overdrijven. Sommigen zijn onvoorzichtig. 2. Hij voelt zich goed als iedereen aan zijn lippen hangt. Hij voelt zich goed als iedereen hem gehoorzaamt. Hij voelt zich goed als iedereen hem imiteert. Hij voelt zich goed als iedereen geboeid naar hem luistert. 3. Probeer je erboven te zetten. Probeer het je niet aan te trekken. Probeer even tot rust te komen. Probeer je goesting te krijgen.
3
p. 9 Niveau 3
Vul een voorzetsel in. Kies uit de eerste kolom. uit van over door naar tegen
2
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
Wat hoort er niet bij? Let op de betekenis. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
roddelen - lasteren - kwaadspreken - luisteren - liegen likken - kussen - praten - dansen - kwetsen kwaad - boos - woedend - vrolijk - razend kalm - rustig - agressief - sereen - beheerst moeilijk - prettig - zwaar - lastig - vervelend leugenaar - lasteraar - slachtoffer - kwaadspreker - roddelaar
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
Kruiswoordraadsel. (werkwoorden) Zoek het woord onder de pijl. 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9.
HORIZONTAAL 1. iets mondeling meedelen verhalen 2. roddels over iemand vertellen kwaadspreken 3. iets opzettelijk niet zeggen geheimhouden 4. ergens tegen kunnen 5. je aandacht op iemand richten om die persoon te horen horen 6. slechte dingen over iemand vertellen roddelen 7. niet de waarheid spreken jokken 8. iemands gevoelens pijnlijk treffen krenken, beledigen 9. je hersens laten werken nadenken, peinzen
VERTICAAL Het werkwoord onder de pijl is: .....................................................
De oplossing van het kruiswoordraadsel vind je op p. 19.
Tekst uit: Wablieft 220
p. 10 Niveau 3
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 11 Niveau 3
Kruiswoordraadsel. (zelfstandige naamwoorden) Zoek het woord onder de pijl. 1. het 2. de 3. de 4. de 5. de 6. de 7. de 8. het 9. de
HORIZONTAAL 1. verslag van gebeurtenissen die echt of verzonnen zijn de vertelling 2. ongunstig verhaal over iemand dat verteld wordt als hij er niet bij is de achterklap, de kwaadsprekerij 3. omstandigheid die je er toe brengt iets te doen de beweegreden, het motief 4. de boosheid de woede, de verontwaardiging 5. dat wat waar is 6. keer dat je liegt de onwaarheid, het verzinsel 7. het de baas zijn en invloed hebben de heerschappij 8. iemand die buiten zijn schuld schade lijdt de prooi (fig.) 9. toestand waarin twee of meer mensen kwaad zijn op elkaar de onenigheid VERTICAAL Het woord onder de pijl is: ........................................................ De oplossing van het kruiswoordraadsel vind je op p. 19.
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
1. ................................................... 2. ................................................... 3. de ................................................... 4. het ................................................... 5. ................................................... 6. ...................................................
roddelslachtiederzichdaarwaar-
om bij zelf een offer verhaal
1. het ................................................... 2. het ................................................... 3. ................................................... 4. ................................................... 5. ................................................... 6. ...................................................
gin dacht trouwen heim foon zin
1. het ................................................... 2. de ................................................... 3. de ................................................... 4. het ................................................... 5. het ................................................... 6. de ...................................................
-tie -heid -de -je -lijk -kig
1. de ................................................... 2. het ................................................... 3. de ................................................... 4. de ................................................... 5. ................................................... 6. ...................................................
Wat past bij elkaar? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
4
zon - bij - der wijn - Bou - de tie - ac fer - slacht - of lij - mo - ke - ge kig - ge - luk
Wat past bij elkaar? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
3
p. 12 Niveau 3
Zet de lettergrepen in de goede volgorde. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
2
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
geonteleverbeaan-
Wat past bij elkaar? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
lief ijs ac waar geluk moge
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
zelfst. nw. de kwetsuur de vertelling het begin het gebruik de laster de roddel
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
-
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
één ding één reden één mens één lip één spleet één leugen
meer ........................................................ meer ........................................................ meer ........................................................ meer ........................................................ meer ........................................................ meer ........................................................
Schrijf de ik-vorm naast het hele werkwoord. Gebruik de tijd van nu (tegenwoordige tijd) . 1. 2. 3. 4. 5. 6.
4
ww. roddelen lasteren gebruiken beginnen vertellen kwetsen
Zoek het meervoud in de tekst. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
3
p. 13 Niveau 3
Welke woorden passen bij elkaar?
1. 2. 3. 4. 5. 6. 2
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
wij worden wij roddelen wij vertellen wij luisteren wij beginnen wij vertrouwen
ik ............................................................. ik ............................................................. ik ............................................................. ik ............................................................. ik ............................................................. ik .............................................................
Schrijf de t-vorm naast de ik-vorm. Gebruik de tijd van nu (tegenwoordige tijd) . 1. 2. 3. 4. 5. 6.
ik zeg ik noem ik doe ik lieg ik vertel ik voel
Tekst uit: Wablieft 220
hij ............................................................ zij ............................................................. het ........................................................... men ........................................................ iedereen ................................................ jij .............................................................
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 14 Niveau 3
Schrijf de woorden van elkaar. Plaats hoofdletters en leestekens zoals in de tekst. 1. zijkwetsenanderemensenmetwoordenmetleugens .............................................. ........................................................................................................................................ 2. deeerstesoortnoemtmenlaster ................................................................................. ........................................................................................................................................ 3. alsjebijeenroddelverhaalzegtdatheteengeheimisgaathetnogsneller ................. ........................................................................................................................................ 4. endatzalduswelwaarzijn ............................................................................................ ........................................................................................................................................ 5. waaromdoenzehet ..................................................................................................... ........................................................................................................................................ 6. 8op10roddelaarszijnjaloersemensendatzegtboudewijnvandermeulen ............. ........................................................................................................................................
2
Maak met de zinsdelen een zin. 1. zich goed / als iedereen aan haar of zijn lippen hangt / de roddelaar / voelt ... ........................................................................................................................................ 2. liegt / niet / daarbij / men .......................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. ze / daarom / te roddelen / beginnen ...................................................................... ........................................................................................................................................ 4. overal / je / roddelaars / vind .................................................................................... ........................................................................................................................................ 5. waarover men roddelde / je / daarna / kan / naar de persoon / best / gaan .... ........................................................................................................................................ 6. zelf / wat / doe ............................................................................................................ ........................................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 15 Niveau 3
Maak de volgende zinnen af. 1. Onze tong is ............................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. Roddelen is ................................................................................................................. ........................................................................................................................................ 3. 8 op 10 roddelaars zijn ............................................................................................. ........................................................................................................................................ 4. Veel mensen zijn ....................................................................................................... ........................................................................................................................................ 5. Als je bij het roddelverhaal zegt dat het een geheim is, ...................................... ........................................................................................................................................ 6. Als je je niet zeker voelt, ........................................................................................... ........................................................................................................................................
2
Welk werkwoord ontbreekt? Schrijf de verbeterde zin.
1. Zij andere mensen met woorden, met leugens. ........................................................................................................................................ 2. Er twee soorten roddel. ........................................................................................................................................ 3. Hij alles over roddelen. ........................................................................................................................................ 4. Ze macht verwerven. ........................................................................................................................................ 5. Daarom ze te roddelen. ........................................................................................................................................ 6. erover met iemand die je kan vertrouwen. ........................................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
1
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 16 Niveau 3
Schrijf het zoals in de tekst. De goede raad staat dan in de gebiedende wijs. 1. Je moet kalm blijven. ................................................................................................ ........................................................................................................................................ 2. Je mag in geen geval zelf beginnen te roddelen. ................................................. ........................................................................................................................................ 3. Je moet erover praten met iemand die je kan vertrouwen. ................................. ........................................................................................................................................ 4. Je moet zelf wat doen. .............................................................................................. ........................................................................................................................................ 5. Je moet laten zien dat je niet meedoet aan roddel. ............................................. ........................................................................................................................................ 6. Je moet het tegen hem of haar vertellen. .............................................................. ........................................................................................................................................
2
Wat moet je doen als anderen over iemand roddelen? Als je de zinnen in de goede volgorde schrijft, weet je het antwoord.
-
Als je je niet zeker voelt, ga dan gewoon weg.
-
Vraag of het wel waar is wat ze zeggen.
-
Daarna kan je best naar de persoon gaan waarover men roddelde.
-
Laat zien dat je niet meedoet aan roddel.
-
Misschien kan die er dan zelf iets aan doen.
-
Vertel het tegen hem of haar.
1.
........................................................................................................................................
2.
........................................................................................................................................
3.
........................................................................................................................................
4.
........................................................................................................................................
5.
........................................................................................................................................
6.
........................................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 17 Niveau 3
1 Schrijven. Kies opdracht A of B. Bedenk een titel voor je tekst. A. Was je zelf al eens het slachtoffer van roddels? Hoe reageerde je? B. Roddel je zelf wel eens? Vind je dat roddelen al bij al moet kunnen? Schrijf kort waarom.
...................................................................
........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 18 Niveau 3
........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 220
Centrum Basiseducatie Brusselleer Gezondheid
Oefenmap lezen en schrijven Leugens die kwetsen
p. 19 Niveau 3
Oplossing kruiswoordraadsels.
2.
5.
l
r
1.
v
e
r
t
e
l
l
n
o
d
d
e
l
e
n
3.
v
e
r
z
w
ij
g
e
4.
v
e
r
d
r
a
g
e
n
i
s
t
e
r
e
n
6.
k
w
a
a
d
s
p
r
e
7.
l
i
e
g
e
n
8.
k
w
e
t
s
e
n
9.
d
e
n
k
e
n
u
e
n
k
e
n
f
e
r
1. het
v
e
r
h
a
a
l
2. de
r
o
d
d
e
l
r
e
d
e
n i
d
e
n
f
3. de 4. de 5. de
w
k
w
a
a
d
h
e
a
a
r
h
e
i
d
l
e
u
g
m
a
c
h
t
l
a
c
h
t
o
r
u
z
i
e
6. de 7. de 8. het
s
9. de
Tekst uit: Wablieft 220