1001 misvattingen en leugens over hoofddoek en islam Ter inleiding Ons onderzoek over islam, hoofddoek en integratieie1 (of klik hier) toonde aan dat er een gigantische onwetendheid over de islam bestaat bij zowel niet-moslims, als ook bij moslims zelf. Deze laatsten willen al eens de stellingen van één stroming beschouwen als algemeen geldig voor alle moslims. Omdat deze misvattingen schadelijk blijken voor de vreedzame samenleving van mensen van alle religies en overtuigingen, overlopen we ze even in een aparte nota. Voor wat de eerder religieuze of theologische stellingen steunen we sterk op A. Falaturi, een recent overleden Iraanse theoloog die in Duitsland ook een doctoraat behaalde en die door die dubbele vorming uistekend in staat is om de islamitische dogma's toe te lichten aan niet-moslims.
Misvattingen Misvattingen over de hoofddoek en de koran 1. Koran en sharia schrijven voor dat moslima's een hoofddoek moeten dragen Een letterlijk voorschrift in deze zin is nergens te vinden in de koran, in tegenstelling tot de vele honderden andere letterlijke voorschriften. Voor de sharia is het daarenboven onmogelijk om deze stelling op haar juistheid te onderzoeken omdat er géén éénduidige tekst van de sharia bestaat. Anderzijds worden koran en sharia wel door vele miljoenen moslims en door een meerderheid van de islamitische theologen en imam's zo uitgelegd en begrepen. Vele anderen zijn het daarmee echter niet eens. Globaal lijkt deze stelling, in deze formulering, dus eerder onjuist, maar vooral gevaarlijk ongenuanceerd. Wel juist is dus dat vele moslims geloven dat de hoofddoek in de Koran en sharia voorgeschreven is. Daarenboven blijkt ook uit grootschalige onderzoeken dat miljoene moslima's geen hofoddoek dragen. Zelfs onder de meest religieuze moslima's zou, volgens een recent Duits onderzoek, de helft er geen dragen!
2. De hoofddoek is een religieus gebod Deze stelling kan men om dezelfde grote meningsverschillen onder de moslims niet als 'geldig' of 'ongeldig' beschouwen. Vele miljoenen moslims en een meerderheid van de islamitische theologen en imam's geloven dat dit het geval is, maar vele andere miljoenen -waaronder groot deel en hoogst waarschijnlijk zelfs een meerderheid van de in niet-islamitische landen wonende moslima's 2- zijn niet van deze mening. De hoofddoek wordt daarnaast ook nergens vermeld bij de prioritaire voorschriften voor de moslim (wat wel gezegd kan worden van het vasten, de vijf maal daags bidden, e.d.). Het sltaat daarnaast ook nergens anders in de koran expliciet vermeld als een dwingend voorschrift.
3. De hoofddoek is essentieel in de godsdienstbeleving van moslima's Deze uitspraak is zo veralgemenend, en de meningen terzake van zowel 'de moslima's' als van de islamitische theologen en imam's zijn, afgaande op hun woorden én hun daden (voor wat de moslima's betreft), zo uiteenlopend, dat deze uitspraak niet als geldig maar als onjuist beschouwd kan worden. De koran vermeld de hoofddoek nergens als een (expliciet) voorschrift voor alle moslims (noch moslima's). De Koran vermeld wel de zogenaamde vijf pijlers van het geloof. Dat zijn de alelrbelangrijkste voorschriften. Daarnaast bevat het vele honderden andere geboden. Dit zijn de tweede meest belangrijke 1 Voor het rapport daarvan, zie op http://rudidierick.wordpress.com/2009/12/01/islam-en-integratie/ 2 Eén van de meest grootschalige onderzoeken daarover, 'Muslim Life in Germany', gepubliceerd in 2009, suggereert dat ¾ van de in het Westen wonenden moslima's geen hoofddoek draagt.
geboden (en verboden). Maar ook daaronder vinden we geen hoofddoekgebod. Ook daarom kan deze uitspraak niet als een correcte uitspraak beschouwd worden. Het is dus minstens een vrije interpretatie, en gebeurlijk een overdrijving vanwege de goedgelovige moslim.
4. De hoofddoek is cruciaal voor de identiteit van islamieten Deze stelling is waar (juist) in haar directe, eerste betekenis. Voor alle (aarts)conservatieve moslims en nog enkele andere groepen moslims is de hoofddoek inderdaad cruciaal in hun identiteit. Deze stelling is evenwel ongeldig in het besluit dat eruit getrokken wordt: '... dus moet de hoofddoek overal toegelaten worden'. De hoofddoek blijkt namelijk hélemaal niet cruciaal voor die miljoenen moslima's die er géén dragen. Of de hoofddoek cruciaal is, hangt dus niet af van de religie, want de opinies daarover verschillen zodanig sterk onder de moslims zelf 3.
Misvattingen over de hoofddoek en de democratische rechtsstaat 5. De hoofddoek moet kunnen omwille van de vrijheid van religie De vrijheid van religie is inderdaad een fundamenteel recht, maar dat volstaat nog niet om deze stelling te verantwoorden. In onze rechtsorde moeten immers steeds alle relevante rechtsregels onderzocht worden voor ùmen een besluit kan trekken. Men kan onmogelijk op basis van één recht of vrijheid een zo verregaande besluit trekken, wanneer men niet tegelijk onderzoekt hoe het zit met alle andere relevante fundamentele rechtsregels. Uit ons onderzoek naar de hoofddoek blijkt evenwel dat de hoofddoek in redelijk wat gevallen opgelegd wordt. Grootschalige onderzoeken bevestigen dat dwang gemeld wordt door grote pecentages moslima's. De vrije keuze, een ander fundamenteel recht is dus geschonden. De democratische rechtsstaat geeft daarnaast ook een systematische voorkeur aan de bescherming van de zwakkere, of diegene die onder druk staat. Hierdoor krijgt dit zelfs een relatieve voorrang op het vrije genot van een ander, gelijkwaaridg recht. De vrijheid van religie is daarenboven geen absolute rechtsregel die éénder welk gedrag of eender welke uiting van een religie kan dekken. Deze bewering is dus fout in die zin dat de vrijheid van religie niets direct zegt over 'alle' religieuze uitingen, dat dit niet de enige relevante fundamentele vrijheid is in deze zaak, en dat er een genuanceerde afweging moet gebeuren van alle relevante vrijheden, rechten en regels. Daarbij moet een bijzondere aandacht zal gegeven moeten worden aan de bescherming van de zwakkere.
6. De hoofddoek wordt gedragen uit eigen keuze Deze stelling wordt fout. Ze radicaal tegengesproken door én de meningen van zovele duizenden moslima's, én door officiële en wetenschappelijke rapporten die het bestaan van dwang en geweld bevestigen. Zo vermeldt een Duitse studie uit 20094 dat relatief hoge percentages een hoofddoek dragen omdat dat hen een gevoel van veiligheid geeft (43%), dan wel (voor 15%) zelfs als “protection against harassment by men.” (!). Ook andere studies rapporteren vergelijkbare percentages. het argument van de vrije, eigen keuze wordt ook door talrijke andere factoren tegengesproken. Eén van de meest opmerkelijke daaronder is dat dwang en geweld op moslima's binnen bepaalde stromingen in de islam expliciet verdedigd wordt, zelfs met een (pseudo-)theologische argumentatie erbij! Het is daarbij aartsmoeilijk, zoniet onmogelijk om met zekerheid te kunnen weten wanneer er sprake is van vrije keuze en wanneer niet. Om al deze overwegingen moet deze stelling niettemin afgewezen worden. Al wie zich beroept op de vrije keuze als argument om de hoofddoek toe te laten voor leerlingen, leerkrachten en/of ambtenaren zou dan eerst moeten aangeven hoe men kan weten wanneer het wel of niet vrije keuze is. Dat doet niets af aan het feit dat miljoenen moslima's wel degelijk zelf kiezen voor de hoofddoek. De algemene uitspraak is niettemin ongeldig omwille van de onverantwoorde veralgemening. 3 Streng-gelovige moslims reageren al eens op deze vaststelling met de claim dat de niet-sluierdragende moslima's 'slechts moslims' zijn. We kunnen alleen maar hopen dat ze wel willen inzien dat niet-moslims géén rekening kunnen houden met dit soort sectaire uitspraken. 4 'Muslim Life in Germany', p. 197 en 320.
Juist is wel: “De hoofddoek wordt door vele moslima's gedragen omwille van dwang en door vele anderen uit eigen keuze”.
7. De hoofddoek wordt gedragen omwille van dwang Uit de eerdere bespreking blijkt dat ook deze uitspraak volstrekt onjuist is omwille van de onverantwoorde veralgemening. Alle onderzoek terzake bevestigt dat er, op niveau van de volledige groep moslima's, wel degelijk sprake van van druk, dwang en zelfs geweld, maar géén enkele studie rapporteert dat dit altijd, quasi altijd, of zelfs maar 'meestal' het geval zou zijn. Uiteraard kan men speculeren dat het werkelijke cijfer hoger zou liggen dan wat de ondervraagde moslima's zouden verklaren. Men kan een terughoudendheid veronderstellen over het bevestigen van zo'n stelling gezien de consequenties van zulke antwoorden. Bevestiging van druk en dwang impliceert immers een niet-geringe kritiek op de eigen geloofsgemeenschap. En uit ander onderzoek van prof. Felice Dassetto5 kan men leren dat de meeste moslims het uitermate moeilijk hebben met kritiek op de eigen gemeenschap en het eigen geloof. Juist is wel: “De hoofddoek wordt in een zorgwekkend aantal gevallen gedragen omwille van dwang”.
8. De hoofddoek is een religieus symbool zoals andere religieuze symbolen Deze stelling is één van de meest verraderlijke misvattingen, mede omwille van het feit dat de hoofddoek het énige symbool is (van de hier in West-Europa gekende) dat zoveel commotie veroorzaakt, en dat vooral gepaard gaat met zoveel geweld tegen vrouwen die dit symbool niet willen dragen. De druk van bepaalde aanhangers van de hoofddoek op moslima's degenereert tot soms dodelijk geweld. Alle andere, wel-zuiver religieuze symbolen worden daarentegen nooit met geweld opgelegd. De hoofddoek is dus absoluut géén symbool zoals andere religieuze symbolen omwille van dat geweld (dat al die andere niet kennen). Andere redenen waarom deze stelling niet opgaat: 1. De vorm van het sybool én de dracht ervan blijken in praktijk sterk cultureel bepaald. Binnen de islam zijn er zelfs stromingen die géén sluierdracht kennen. 2. Voor vele moslims, en met name de salafistische, wahabitische en andere eerder 'literalistische' stromingen, én voor veel niet-moslims heeft de hoofddoek een uitgesproken politieke betekenis. 3. Religieuze symbolen gelden doorgaans voor alle gelovigen, of enkel voor de 'bedienaars'. De hoofddoek daarentegen lijkt het énige symbool met zo'n scherp gender-onderscheid. Samengevat: deze stelling is onjuist omwille van het geweld dat ermee gepaard gaat en omwille van de complexe betekenis die het zuiver religieuze overschrijdt.
9. De hoofddoek is slechts een onschuldig lapje stof Onze analyse toont aan het de hoofddoek zonder de minste twijfel hélemaal geen onschuldig symbool is, iets onbelangrijks waarover we ons beter niet druk maken. Meerdere ernstige redenen laten niet meer toe, elk op zich genomen reeds, om dat te beweren. De heftigheid waarmee aanhangers van de hoofddoek deze proberen voor te stellen als een dwingende religieuze plicht is één van die redenen, meer dan alleen maar de énorme aandacht die eraan gegeven wordt door voor- en tegenstanders. Ook het feit dat sommige aanhangers de hoofddoek voorstellen als een zo belangrijke plicht dat zelfs neutraliteit en alle andere overwegingen de baan moeten ruimen- nog proberen om de hoofddoek als iets onschuldigs voor te stellen, bewijst de totale ongeldigheid van deze stelling Maar ook het zware geweld dat gebeurlijk gepaard gaat met het afdwingen van sluierdracht, evenals de verbale aggressie en het occasionele geweld tegenover niet gesluierde vrouwen in wijken met veel moslims, en ook de rationalisatie dat geweld tegen de (onkuise) vrouw gerechtvaardigd is door de koran, laten geen enkele twijfel: deze stelling is fout en zwaar aangebrand. Wie dat beweert is of gigantisch naief, of verbergt iets. Het verkleinwoord in deze stelling is dus ongepast en hoogst incorrect. 5 Zie o.m. 'Musulmans et non musulmans : les noeuds du dialogue', uitgegeven door de Koning Boudewijnstichting, ook in het Nederlands onder de titel ’Moslims en niet-moslims. Knelpunten in de dialoog’, 2006.
10. Een hoofddoekverbod versterkt maatschappelijke tegenstellingen Die redenering lijkt op het eerste zicht wel juist. Ze kan echter ook op vele andere zaken toegepast worden die niettemin ook beter verboden blijven. Zo versterkt het verbod op diefstal, om maar één voorbeeld te geven, de sociale ellende van veroordeelde dieven. Analoog voor een gebeurlijke verbod op de hoofddoek. De grondoorzaak van de versterking van de maatschappelijke tegenstellingen ligt niet bij een eventueel verbod, maar wel, en zonder enige twijfel, bij al die vele eraan vooraf gaande problemen veroorzaakt door, of nauw samenhangend met de hoofddoek en met de overwegingen die er de doctrinaire basis en de verantwoording van vormen, gekoppeld aan de manifeste onwil en de harde onbekwaamheid vanwege de overgrote meerderheid van de moslims -ongeacht of ze zelf een sluier dragen of niet- om op een rustige en genuanceerde wijze deel te nemen aan het maatschappelijk debat terzake. De grote bedoelde maatschappelijke tegenstellingen bestaan dus al lang voor het invoeren van een eventueel verbod. Zullen de bestaande tegenstellingen door zo'n verbod versterkt worden? Ongetwijfeld. Maar dat lijkt me geen argument om dan maar geen verbod te willen. Immers, het is zo goed als onvermijdelijk dat een groep waarbinnen ernstige problemen van openbare orde bestaan, en die als gevolg daarvan en in antworod daarop een verbod op bepaalde praktijken ingevoerd ziet, daartegen zal protesteren. Dat protest en de mogelijke daarmee samenhangende versterking van tegenstelling zal echter tijdelijk zijn. Dat leert de invoering van een verbod op hoofddoeken in Franse scholen. Na die invoering kalmeerde alles verbazend snel. Deze stelling verwart dus oorzaak en gevolg. Ze is dus onjuist.
Misvattingen over de islam en de democratie 11. Moslims zijn akkoord met de democratische rechtsstaat In de courante formulering heet het dat, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, de moslims die hier wonen wel degelijk akkoord zijn met de democratie en met de regels van de democratische rechtsstaat. Uit ons onderzoek blijkt dat deze stelling onjuist is: we moeten immers vaststellen dat vele moslims -gewone net als vooraanstaande- juist systematisch vragen dat de gangbare regels van de democratische rechtsstaat opgeschort worden, of moeten aangepast worden! Ze vragen dat, zoals het 'Muslims of Europe Charter' het letterlijk doet, in alle gevallen waarin deze tegenstrijdig zijn met vermeende religieuze regels of met culturele gebruiken (in één of meer van de moslimgemeenschappen). Daarenboven wijzen bepaalde stromingen in de islam de democratie zelfs expliciet af: zie onder meer de fatwa's van Y. Al-Qaradawi (w.o. 'Challenging the Applicability of Shari`ah', fatwa, 23/07/03), de 'Cairo Declaration of Human Rights in Islam' (van de Conferentie van Islamitische Staten) en het 'Muslims of Europe Charter'. Elk van deze drie documenten stelt dat de regels van de sharia voorrang moeten krijgen op de keuzen van de mens. Dat betekent dus dat een democratisch meerderheidsbesluit nooit afbreuk kan doen aan de prioritaire regels vastgelegd in de sharia én dat de sharia strikte voorrang moet krijgen op burgerlijk recht. Tegelijk zijn er wel degelijk talrijke moslims die de democratische rechtsstaat nadrukkelijk en overtuigd bijtreden. Dit wordt ook bevestigd door vele onderzoeken terzake. Voor een grondige bespreking daarvan verwijs ik naar het rapport 'Islam, hoofddoek & integratie', en naar de bespreking daarin van de verhouding tussen sharia en democratische rechtsorde en van de houding van moslims tegenover deze twee nietverzoenbare doctrines. Zie ook het artikel 'Welke moslims willen de democratie aanvaarden?' op mijn weblog6. Deze stelling is dus onjuist. Wel juist is “Miljoenen moslims, gewone gelovigen, net zo goed als vooraanstaande islamitische gestelijke leiders en intellectuelen steunen de democratische rechtsorde, maar miljoenen anderen met daarbij vele leiders en intellectuelen wijze deze af, en hoogstwaarschijnlijk een vergelijkbare groep kampt, bewust of onbewust, met grote twijfel, hopende om democratie en sharia te kunnen verzoenen, maar is meestal onbewust van de existentiële onverzoenbaarheid van democratie en (de courante en dominante interpretaties van de) sharia”.
6 http://rudidierick.files.wordpress.com/2009/12/welke-moslims-willen-de-democratie-aanvaarden.pdf
12. De islam is democratisch Vele moslims en sympatisanten stellen dat de islam democratisch is, waarmee ze dan bedoelen dat al wat de koran en sharia zeggen over het beheer van de staat en de lagere openbare besturen, volledig in lijn ligt met de regels van de democratie. Dit blijkt echter een misvatting. Er zijn namelijk grote verschillen binnen de islam over het openbare bestuur en wat de dominante stromingen zeggen is minstens verward, maar doorgaans wel ondemocratisch. De grootste verschillen zijn de volgende - waarbij we met 'de islam' verwijzen naar de gemeenschappelijke noemer in de dominante stromingen: •
De Islam heeft haar eigen normen en waardenstelsel. In vergelijking met de universele mensenrechten -dit is ons uitgangspunt- miskent het talrijke fundamentele vrijheden en rechten, waaronder meerdere aspecten van het gelijkheidsbeginsel, de individuele keuzevrijheden van met name vrouwen, de vrijheid van religie (de islam aanvaardt niet dat een moslim zijn geloof opgeeft voor een ander geloof) en andere
•
In een democratie -die per definitie moet steunen op de universele mensenrechten- kan elke burger nauwkeurig weten wat zijn rechten en plichten zijn. Men moet daartoe enkel de wetten en de jurisprudentie raadplegen. Deze rechtsorde kenmerkt zich dus door een grote éénduidigheid. De verschillen tussen de democratische staten zijn daarbij secundair. De islam daarentegen kent géén schriftelijke versie van haar normenstelsel, de sharia. De Koran is zijn beurt zo beeldrijk geschreven dat die volstrekt niet éénduidig interpreteerbaar is. Het gevolg is een enorme veelheid aan interpretaties, ook over fundamentele zaken.
•
De islam voorziet geen enkele vorm van het meerderheidsbeginsel. In een democratie bestuurt altijd de meerderheid, maar is de macht daarvan streng beperkt door wetten en rechters. De meeste bronnen in de islam staan daarentegen één of andere vorm van de 'shura' voor. Dat is in bepekte mate vergelijkbaar met de volksraadpleging in de Zwitserse gemeenten en kantons. Het is ook goed vergelijkbaar met het bestuur van een abdij: de abt wordt in sommige ordes aangeduid door een hogere overheid, in andere verkozen; hij is typisch verplicht tot consultatie van alle leden van de abdij -en dat wordt naar verluidt meestal met grote zorg uitgevoerd- maar is daarna soeverein in zijn beslissingen. De shura lijkt ook zo'n soort 'raadpleging' door de bestuurder die dan autonoom beslist. Een scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht, en een reële machtsdeling tussen deze twee, is er echter nooit.
Uit vele onderzoeken7 blijkt dat de houding van 'de moslims' tegenover de democratie gekenmerkt wordt door een enorme verscheidenheid. We beschreven meerdere van die houdingen uitgebreid in het rapport 'Islam, hoofddoek & integratie'8. De rode draad in de dominante stromingen in de islam staat dus op gespannen voet met de democratie. De stelling is dus onjuist. Anderzijds lijkt het erop dat, in een positieve lezing, de islam dus best verzoenbaar kan zijn met de democratie mits de islamitische burger dan wel voluit kiest voor een hedendaagse, moderne interpretatie van koran en sharia. Dat is echter géén evidentie, en daarom is die veralgemeende stelling fout. Die moderne keuze veronderstelt dat hij of zij zich niet stoort aan claim van de (aarts)conservatieve stromingen dat de letterlijke lezing en hun interpretatie daarvan de énige ware is die nooit meer mag aangepast, noch in vraag gesteld worden.
13. De islam is onverzoenbaar met de democratie Deze stelling is overduidelijk onjuist. Dat blijkt voldoende uit de eerdere besprekingen. Deze algemene uitspraak is met name een volstrekt onverantwoorde veralgemening. Het getuigt daarbij van een zekere kwade wil, een zekere onverdraazaamheid en een anti-islamitische ingesteldheid om dit te beweren. Wel correct is: “Er bestaan grote en invloedrijke stromingen in de islam wiens visie op hun religie onverzoenbaar is met de democratie”, en net zo goed: “Er bestaan grote en invloedrijke stromingen stromingen in de islam voor wie hun religie wel verzoenbaar is met de democratie”. 7 Denk aan 'Muslim Life in Germany. ', aan de artikels van Falaturi & Tworushka, van Shadid & Van Koningsveld, van het CISMOC (o.l.v. Prof. F. Dassetto) en aan studies uitgevoerd in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, 8 Url: http://rudidierick.wordpress.com/2009/12/01/islam-en-integratie/
Misvattingen over samenleven van moslims en anderen 14. De hoofddoek moet mogen omwille van de verdraagzaamheid Beroep op verdraagzaamheid is op zich een valabel ethisch argument. Anderzijds is het niet overtuigend wanneer de 'vragende partij' zelf zo bitter weinig verdraagzaamheid toont tegenover alle andersdenkende moslima's en anderen. Uit ons onderzoek bleek dat teveel overtuigde voorstanders van de hoofddoek zich niet generen voor zware druk op andersdenkende moslima's. Soms wordt deze druk zelfs expliciet, en met een pseudo-theologische argumentatie, gerechtvaardigd. Verdraagzaamheid is daarenboven wel een ethisch ideaal, maar het is in geen enkele democratische staat een juridische regel. Dit argument lijkt daardoor vooral een bliksemafleider, een poging om alle problemen die samenhangen met sluierdracht nadrukkelijk te kunnen negeren. Deze stelling is dus eneveens onjuist.
14. Multiculturaliteit verplicht de hoofddoek te aanvaarden Dit is een flagrante misvatting: het argument dat, omwille van onze multiculturele samenleving, de hoofddoek aanvaard zou moeten worden gaat niet op om meerdere redenen, en met name (maar niet alleen) omdat het een sociologisch fenomeen (de realiteit van de multi-culturele maatschappij) misbruikt voor een normatieve stelling, omdat het steunt op een fundamenteel betwiste normatieve opvatting (het multicuturalisme9) en omdat onder het multiculturalisme bepaalde individuele rechten ernstig aangetast of ingeperkt worden. Multiculturalisme is voorts ook schadelijk voor tevele migranten: het suggereert namelijk dat zij trouw kunnen blijven aan 'alle' regels van het land van herkomst én tegelijk aan die van het land waar men zich vestigde. Zoiets is natuurlijk een gevaarlijke misvatting, en wel in alle gevallen waarin de rechtsorde van die landen te sterk verschilt: men kan immers geen twee te tegenstrijdige normen respecteren. De onverzoenlijkheden tussen islamitisch recht (in al zijn vormen en varianten) en de seculiere, democratische rechtsorde zitten in dat conflicht: ze zijn te groot. Er zijn teveel zware tegenstrijdigheden. Verdeel maar eens een erfenis van een persoon met twee zoon en twee dochters op een manier die tegelijk de sharia respecteert en onze wetten. Onmogelijk. En zo zijn er redelijk wat grote onverzoenbaarheden. Het essentiële is daarbij niet welk normenstelsel 'beter' zou zijn, maar wel dat ze objectief onverzoenbaar zijn. Ten gronde is multiculturalisme dus voorbijgestreefd en ondemocratisch. Elk beroep daarop is mede daarom ongeldig.
15. Een verbod op de hoofddoek leidt tot uitsluiting van arbeid Uit de voorgaande besprekingen blijkt dat het kunnen dragen van een hoofddoek geen absoluut recht is in de democratische rechtsorde. Het moet daarom veel eerder beschouwd worden als een individuele keuze. De democratische rechtsorde is daarbij een liberaal stelsel: alles is toegelaten wat niet expliciet verboden is. Het recht legt verder ook strenge regels op aan eventuele verboden (zie hieronder). Deze stelling spant de kar dus voor het paard: het is niet een eventueel verbod dat uitsluit, maar wel de aandrang van sommige moslims om zich niet te moeten houden aan legitieme burgerlijke geboden en verboden, zoals de gekende neutraliteit van functies wiens uitoefening een nadrukkelijk neutraliteit in gedrag én aanschijn van de functiehouder vereist. Een nuchtere analyse van deze stelling dwingt ons te kijken naar de houding van de aanhangers van de hoofddoek ten opzichte van de algemeen geldende regels en naar hun motivatie. Het suggereert ook niet lichtzinnig te roepen met dreigende uitsluiting, wanneer het ten gronde net hun eigen keuze zijn die kunnen leiden tot voor segregatie en/of uitsluiting. In ons onderzoek wordt deze in grote mate zelf-gekozen segregatie nader bekeken. Deze stelling is dus onjuist, want te verwarrend en te misleidend. Juister zijn daarom volgende stellingen,: “In de democratische samenleving creëert de keuze voor de hoofddoek een niet-geringe afstand”, en ook “Al wie ondanks een gebeurlijk rechtsgeldig en democratisch beslist verbod, toch een hoofddoek wil dragen, die sluit zichzelf, en erger, eventuele kinderen uit.”
9
Zie daarvoor ook 'Het zoekende Vlaanderen', waarin interculturalisme en multiculturalisme aan bod komen.
16. Een verbod op de hoofddoek is discriminerend en dus illegaal De democratische rechtsorde is zoals gesteld een liberaal stelsel: alles is toegelaten wat niet expliciet verboden is, en het recht eist voorts dat verboden enkel ingevoerd kunnen worden wanneer ze nodig zijn om het gestelde doel te bereiken, wanneer ze proportioneel zijn tot dat doel, en wanneer er géén minder vrijheidsbeperkende maatregelen zijn die het beoogde doel kunnen realiseren. En sowieso mogen geen absolute vrijheden en rechten geschonden worden. Verbodsregels mogen dus gerust een onderscheid maken, maar enkel en alleen indien aan deze voorwaarden voldaan is. Als dat het geval is, dan is er sprake van een legitiem onderscheid, van een aanvaardbare en nodige discriminatie. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij het beperken van het rijden met autorijden tot meerderjarigen die de nodige bekwaamheidsproeven, de rij-examens, met succes aflegden. Deze drie voorwaarden werden uitgebreid besproken in het onderzoek 'Islam, hoofddoek & integratie' (o.m. in de paragrafen 2.12., 2.13. en 7.5.). Die redelijk omstandige besprekingen suggereren dat selectieve verboden verantwoord en nodig kunnen zijn in openbaar Ambt (en dan met name in gezagsfuncties), in onderwijs (voor leerlingen en leerkrachten) en ook ruimer op de werkvloer. Ze gebieden tegelijk ook een ernstig, diepgaand debat terzake, evenals een uitgebreide communicatie met de hier wonende moslims. Het is voorts evident dat in het geval van openbare gezagsfuncties de hoofddoek een genadeslag is voor de neutraliteit in aanschijn van de functionaris. Men moet van kwade wil zijn, of de democratische regels maar oppervlakkig kennen, om dat niet te willen inzien. De hoofddoek is namelijk een opvallend symbool, een 'ostentatief' symbool waarmee men een specifieke groepsidentiteit wil uitdrukken en met een bijzonder zware politieke betekenis. Dat staat haaks op neutraliteit. De stelling is dus onjuist. De relatieve noodzaak van bepaalde selectieve verboden wordt mede aangetoont door het ontbreken van één voorbeeld van andere, minder vrijheidsbeperkende maatregelen of acties vanwege overheden of private personen die 'slaagt' als antwoord op de talrijke problemen van dwang, druk en geweld op andersdenkende moslima's, van agressiviteit tegenover niet-gesluierde vrouwen, ... Er is, tot nu toe, niets beters beschikbaar dan bepaalde selectieve verboden. Een bijkomende noodzaak ligt bij de verregaande onwil en/of onbekwaamheid van de (meeste) moslims om op een genuanceerde wijze om te gaan met de problemen van openbare orde die samenhangen met de sluier. Dat lijkt één van de hoofdredenen waarom er nog geen andere, minder vrijheidsbeperkende maatregelen ontwikkeld werden die erin slagen om de gekende problemen op te lossen.
17. De hoofddoek staat voor een misogyne en ondemocratisch gedachtegoed Deze stelling is onjuist omwille van de onaanvaardbare veralgemening waar ze op steunt. Ons onderzoek toonde aan dat er inderdaad een zeker verband bestaat tussen het pleiten voor sluierdracht en een misogyne en ondemocratisch gedachtegoed, maar dat vrband gaat absoluut niet in alle gevallen op. Duizenden moslims die vinden dat moslima's een hoofddoek moeten dragen, hebben géén zulk gedachtegoed. En omgekeerd: lang niet iedereen die dat gedachtegoed bijtreedt, wil ook een hoofddoek (gedragen zien worden door moslima's en/of door alle vrouwen). Wel correct is volgende stelling: “De hoofddoek is voor vele personen een symbool van misogyne en ondemocratisch gedachtegoed, maar tegelijk is het voor anderen een eigen keuze, en net zo goed zijn er moslims die wel een hoofddoek bepleiten, maar die géén zulk egdachtegoed hebben.”.
18. Sluierdracht veroorzaakt misogynie Deze stelling kan op veschillende wijze gelezen worden. Sommigen zullen er een causaal verband in zien dat altijd geldig is. Andere zulllen het lezen als 'misoynie is (al dan niet altijd) een gevolg van de hoofddoek'. In al deze interpretaties lijkt deze stelling met haar expliciet oorzakelijk verband duidelijk onjuist, want onverantwoord veralgemenend. Ons onderzoek toonde namelijk aan dat de hoofddoek om vele en uiteenlopende redenen gedragen (of voorgeschreven) wordt. Het is én een religieus, én een cultureel, én een politiek symbool. Daarbij lijkt het ook meer samen te gaan met een 'onverschilligheid tegenover de vrouw', en met een 'ondergeschikte positie voor de vrouw', dan met 'vijandigheid' tegenover de vrouw - wat de eerste betekenis van misogynie blijft.
Het is daarenboven volstrekte onzin om overal waar een hoofddoek gedragen wortdt, ook misogynie als gevolg te vermoeden, én omgekeerd, overal waar mysognie bestaat, ook een hoofddoek te veronderstellen. Voorts is het onmogelijk om de hier veronderstelde éénduidige chronologie te bewijzen: deze stelling suggereert namelijk dat misogynie (altijd) volgt op sluierdracht. Niettemin deze noodzakelijke reserves, kan niet ontkent worden dat er wel degelijk een sterk verband van wisselende aard en intensiteit bestaat tussen sluierdracht en vrouw-onvriendelijke, vrouwen-discriminerende en vrouw-vijandige denkbeelden binnen de bedoelde stromingen in de islam. Dat wordt bevestigd door vele factoren zoals de openlijk en expliciet misprijzende houding van tevele (conservatieve) moslims tegenover alle niet-gesluierde vrouwen, door de verontrustende dwang en aggressie tegenover deze vrouwen, door de theologische verantwoording van een ondergeschikte positie voor de vrouw door dezelfde kringen als die de hoofddoek voorstaan en door het hardnekkig willen handhaven van discriminerende regels in het klassieke islamitische familierecht en enkele andere domeinen. Al deze factoren worden evenwel sterk teruggedrongen overal waar moslima's geen hoofddoek meer dragen - ongeacht dat de eigen keuze is, zoals voor een meerderheid van de moslima's in het westen dan wel of dat terugdringen van misogynie ook mede door verboden gerealiseerd wordt. Correcter lijkt daarom: “Sluierdracht versterkt misogynie in bepaalde gevallen, maar het kan er ook net zo goed los van staan”, kortom, zonder enige veralgemening, maar ook zonder ontkenning van het verband dat er wel degelijk is.
19. Sluierdracht belemmert integratie Ook deze stelling lijkt, op het eerste zicht, te zondigen omwille van een onverantwoorde veralgemening. Vélen zullen namelijk aanvoeren dat er wel degelijk 'perfect geïntegreerde moslima's' zijn die een hoofddoek dragen. Dit argument lijkt niettemin toch iets te kort door de bocht. Wat bedoelt men namelijk met die integratie? En kan de sluierdracht, zelfs bij de bedoelde 'perfect geïntegreerde hoofddoek dragende moslima, niet indirect problemen opleveren voor de integratie? Met 'integratie' bedoelen we dat de migrant of zijn nakomeling(en) hier in West-Europa zijn of haar draai heeft gevonden (of vindt) en daarbij zich als een burger zoals alle andere gedraagt, met exact dezelfde rechten en plichten en met een vreedzame, respectvolle houding tegenover alle andere burgers. Voor de volledigheid vermelden we natuurlijk dat de Europese samenleving hem ook de mogelijkheid daartoe moet geven en eenzelfde respect moet betuigen als alle andere burgers. Dit laatste, de openheid van de samenleving, is in deze bespreking niet de kern van de zaak: de sluierdracht is immers vooral een zaak van migranten en sommige van hun nakomelingen en van een klein aantal individuele bekeerlingen, en niet van de samenleving op zich, noch van de autochtone gemeenschap en de niet-moslims daarin. Binnen deze visie op integratie kan een moslima dus een hoofddoek willen dragen én tegelijk ook perfect geïntegreerd zijn. Dat vereist dan wel dat zij de individuele keuze van alle andersdenkende moslima strikt moet respecteren. Zij zal dus net zo goed als alle anderen, de neutraliteit van het openbaar Ambt erkennen en respecteren. Die hoofddoekdragende moslima die dus wil werken in functies waarin de hoofddoek verboden is (expliciet of impliciet), die zal die dus op het werk moeten afleggen. Zoniet, kan ze onmogelijk beweren om perfect geïntegreerd te zijn! Een analoge redenreing geldt voor die moslim-mannen die de hoofddoek voorstaan. Van hen wordt eveneens een strikt respect voor de individuele keuze van elke moslima én een even groot respect voor alle andersgelovige, niet-gesluierde vrouwen vereist. Ondanks alle goede bedoelingen zal de sluierdracht van deze respectvolle moslima's toch indirect bijdragen tot belememring van de integratie! Uit onderzoek bleek overduidelijk dat de hoofddoek voor velen, moslims net zo goed als niet-moslims ook (maar dus niet alleen) een ondemocratische betekenis heeft. Hoe meer de hoofddoek hier dus gedragen wordt, hoe meer deze betekenis en die overtuigingen hier een zekere feitelijke erkenning lijkt te krijgen. En door dat symbolische gat in de muur stromen dan ook onvermijdelijk talrijke kwalijke neven-effecten mee binnen: door meer sluierdracht wordt het aanzienlijk moeilijker om de reële en complexe problemen van openbare orde, veroorzaakt door die moslims die géén respect tonen voor andersdenkenden, te bestrijden. De grootste belemmering voor integratie vloeit dus niet voort uit het gedrag en het gedachtegoed van respectvolle, hoofddoekdragende moslima's, maar wel uit het het gedrag en de overtuigingen van de andere moslims - en evenzo uit het gedrag en de overtuiging van die autochtonen die moslims niet kunnen of willen
respecteren. En ook voor bekeerlingen, moslims afkomstig uit niet-islamitische autochtone families, geldt dat hunn sluierdracht bijdraagt tot deze indirecte nadelige effecten. Globaal genomen lijktk deze stelling dus redelijk correct, zij het niet echt nauwkeurig. Beter lijkt daarom: “Sluierdracht belemmert in tevele gevallen en in tevele opzichten de integratie in een seculiere staat”.
20. De hoofddoek is een uiting van politieke radicalisering Deze stelling is onjuist al evenzeer omwille van de veralgemening waar ze op steunt. Desondanks bestaat er een sterk verband tussen de islamistische radicalisering en de hoofddoek. In het rapport 'Islam, hoofddoek & integratie' wordt dat verband uitgebreid onderzocht en ebschreven. Wel correct is: “De hoofddoek is dikwijls een symbool van politieke radicalisering”, en zeker ook: “De islamitische radicalisering kiest voor de hoofddoek als één van haar symbolen”.
22. Wat in het hoofd zit telt en niet wat er op gedragen wordt Dit is uiteraard een open deur instampen. Ons onderzoek leerde ons echter dat net datgene wat er in het hoofd zit van die moslima's en moslims die de hoofddoek voorstaan, in een veel meer dan verwaarloosbaar aantal gevallen, wel edgelijk problematisch is. Voor de beschrijving vand eze problemen verwijzen we naar het rapport. Hier volstaat het te wijzen om de bijzonde grote diversiteit van de meningen terzake. Deze stelling is dus géén misvatting, noch een feitelijke leugen. Daarentegen is het besluit dat velen eruit trekken een stevige misvatting: het is niet omdat men niet kan weten wat de bedoelde moslims menen, of omdat sommigen een perfect respetvolle houding hebben tegenover andersdenkenden en andersgelovigen, dat datgene wat in het hoofd zit géén uitstaans zou hebben met wat erop gedragen wordt. De implicaties van bepaalde meningen van de bedoelde moslims is immers véél te problematisch.
23. De hoofddoek vormt geen probleem voor een vreedzame samenleving Uit de voorgaande besprekingen, en uit ons al eerder vermelde onderzoek, blijkt dat deze stelling volledig onjuist is. De hoofddoek vormt wel degelijk een probleem voor de vreedzame samenleving, en dan niet, zoals al beschreven, omwille van de 'respectvolle voorstanders van de hoofddoek', maar omdat er tevele voorstanders absoluut niet respectvol staan tegenover alle andersdenkenden en andersgelovigen.
Besluiten In de inleiding beloofden we u 1001 misvattingen, leugens en vooroordelen. We somden echter alleen maar misvattingen en 'onjuistheden' op. Dat is dikwijls het minste wat we kunnen zeggen over deze beweringen. Voor de lezer die het echter tot hier volhield zijn het, net door de lezing tot op dit punt, ook manifest leugens geworden. U weet nu immers welke van deze beweringen fout zijn. En net zoals u, weten ook velen die deze beweringen in het publieke debat maken, dat het leugens zijn. We kunnen nu gerust besluiten trekken uit de analyse van deze misvattingen en leugens. Ten eerste kreunt dit debat rond integratie van moslims en rond het vreedzame samenleving onder de talrijke grove veralgemeningen, de leugens en de vooroordelen. Ten tweede zijn de courante, gekende veralgemeningen in dit debat quasi altijd misplaatst. Ze zijn ook 'uit den boze' omdat ze het debat nodeloos beperken tot de problematische meningen en gedragingen en omdat ze bijdragen tot nodeloze maatschappelijke tegenstellingen. Daardoor bemoeilijken ze elk vreedzaam samenleven. Dat leidt dan op zijn beurt tot negatie van de niet-geringe problemen. Ten derde leert deze bespreking ook dat er hier een democratisch gezinde stroming in de islam ontstond. Deze stroming omvat duizenden moslims die zich in alle opzichten respectvol en correct gedragen, die als burger deelnemen aan onze democratie, net zoals de doorsnee-niet-moslim, en die soms wel, maar meestal niet kiezen voor de hoofddoek. En net zo goed bestaat er onder de Europese moslims een stroming die niet respectvol staat tegenover anderen en die de democratie ten gronde afwijst. Rudi Dierick, 16 maart 2010
Table of Contents 1001 misvattingen en leugens over hoofddoek en islam...................................................................................1 Ter inleiding......................................................................................................................................................1 Misvattingen.....................................................................................................................................................1 Misvattingen over de hoofddoek en de koran.........................................................................................1 1. Koran en sharia schrijven voor dat moslima's een hoofddoek moeten dragen..........................1 2. De hoofddoek is een religieus gebod........................................................................................1 3. De hoofddoek is essentieel in de godsdienstbeleving van moslima's........................................1 4. De hoofddoek is cruciaal voor de identiteit van islamieten......................................................2 Misvattingen over de hoofddoek en de democratische rechtsstaat..........................................................2 5. De hoofddoek moet kunnen omwille van de vrijheid van religie..............................................2 6. De hoofddoek wordt gedragen uit eigen keuze.........................................................................2 7. De hoofddoek wordt gedragen omwille van dwang..................................................................3 8. De hoofddoek is een religieus symbool zoals andere religieuze symbolen...............................3 9. De hoofddoek is slechts een onschuldig lapje stof....................................................................3 10. Een hoofddoekverbod versterkt maatschappelijke tegenstellingen.........................................4 Misvattingen over de islam en de democratie.........................................................................................4 11. Moslims zijn akkoord met de democratische rechtsstaat........................................................4 12. De islam is democratisch........................................................................................................5 13. De islam is onverzoenbaar met de democratie........................................................................5 Misvattingen over samenleven van moslims en anderen........................................................................6 14. De hoofddoek moet mogen omwille van de verdraagzaamheid..............................................6 14. Multiculturaliteit verplicht de hoofddoek te aanvaarden.........................................................6 15. Een verbod op de hoofddoek leidt tot uitsluiting van arbeid...................................................6 16. Een verbod op de hoofddoek is discriminerend en dus illegaal..............................................7 17. De hoofddoek staat voor een misogyne en ondemocratisch gedachtegoed.............................7 18. Sluierdracht veroorzaakt misogynie.......................................................................................7 19. Sluierdracht belemmert integratie...........................................................................................8 20. De hoofddoek is een uiting van politieke radicalisering.........................................................9 22. Wat in het hoofd zit telt en niet wat er op gedragen wordt......................................................9 23. De hoofddoek vormt geen probleem voor een vreedzame samenleving.................................9 Besluiten...........................................................................................................................................................9