Centrale Huisvesting gemeente Leidschendam-Voorburg Rapportage in het kader van BREEAM
J.D. Buizer
Centrale Huisvesting gemeente Leidschendam-Voorburg Rapportage in het kader van BREEAM
J.D. Buizer
opdrachtgever: Gemeente Leidschendam-Voorburg 5 maart 2011 rapport nr. 11-218
Status uitgave:
eindrapport
Rapport nr.:
11-218
Datum uitgave:
5 maart 2011
Titel:
Centrale Huisvesting gemeente Leidschendam-Voorburg
Subtitel:
Rapportage in het kader van BREEAM
Samenstellers:
ing. J.D. Buizer
Foto's omslag:
Naam/namen / Bureau Waardenburg bv
Aantal pagina’s inclusief bijlagen:
48
Project nr.:
11-737
Projectleider:
ir. M.M. Visser
Naam en adres opdrachtgever:
Gemeente Leidschendam-Voorburg Postbus 905, 2270 AX VOORBURG
Referentie opdrachtgever:
PB 676508
Akkoord voor uitgave:
Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. E.J.F. de Boer
Paraaf: Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Gemeente Leidschendam-Voorburg Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.
2
Voorwoord Gemeente Leidschendam-Voorburg is voornemens om aan het Raadhuisplein 1 en de Koningin Wilhelminalaan 2 te Leidschendam een centrale huisvesting te realiseren. De gemeente wil zo veel mogelijk duurzaam ontwerpen, bouwen en beheren, waarbij het milieu zo weinig mogelijk wordt belast. Het project is daarom aangemerkt als BREEAM project. De gemeente heeft Bureau Waardenburg opdracht verstrekt om een BREEAM rapportage op te stellen voor het onderdeel "Landgebruik en Ecologie" (LE). Dit rapport beschrijft duurzaamheidsmaatregelen op basis van de BREEAM systematiek. Het rapport kan gebruikt worden voor het opstellen van een programma van eisen voor de nieuwe huisvesting van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Aan de totstandkoming van dit rapport werkten mee: ir. M.M. Visser ing. J.D. Buizer E. Korsten
projectleiding rapportage, fotografie. adviezen vleermuismaatregelen
Genoemde personen zijn door opleiding, werkervaring en zelfstudie gekwalificeerd voor de door hun uitgevoerde werkzaamheden. Het project is uitgevoerd volgens het kwaliteitshandboek van Bureau Waardenburg. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg is ISO gecertificeerd. Vanuit gemeente Leidschendam-Voorburg werd de opdracht begeleid door de mevrouw Carole Tefij en mevrouw Nicole Ollivier. Wij danken hen voor de prettige samenwerking.
3
4
Inhoud Voorwoord .........................................................................................................................................3 Inhoud ................................................................................................................................................5 1
2
3.
4
5
6
Inleiding.......................................................................................................................................7 1.1
Aanleiding en doel.........................................................................................................7
1.2
Leeswijzer.......................................................................................................................7
Ingreep en plangebied ..............................................................................................................9 2.1
De ingreep......................................................................................................................9
2.2.
Het plangebied............................................................................................................10
Creditcriteria ............................................................................................................................13 3.1
LE 1 Hergebruik van land...........................................................................................13
3.2
LE 2 Verontreinigde bodem .......................................................................................14
3.3
LE 3 Aanwezige planten en dieren op de locatie.....................................................14
3.4
LE 4 Planten en dieren als medegebruiker van het plangebied ............................15
3.5
LE 6 Duurzaam medegebruik van planten en dieren op de lange termijn ...........18
3.6
LE 8 Partnerschappen met een lokale natuurorganisatie.......................................19
Maatregelen .............................................................................................................................21 4.1
LE 1 Hergebruik van land...........................................................................................21
4.2
LE 2 Verontreinigde bodem .......................................................................................21
4.3
LE 3 Aanwezige planten en dieren op de locatie.....................................................21
4.4
LE 4 Planten en dieren als medegebruiker van het plangebied ............................24
4.5
LE 6 Duurzaam medegebruik van planten en dieren op de lange termijn ...........28
4.6
LE 8 Partnerschappen met een lokale natuurorganisatie.......................................30
Benodigd bewijsmateriaal.......................................................................................................31 5.1
LE 1 Hergebruik van land...........................................................................................31
5.2
LE 2 Verontreinigde bodem .......................................................................................33
5.3
LE 3 Aanwezige planten en dieren op de locatie.....................................................33
5.4
LE 4 Planten en dieren als medegebruiker van het plangebied ............................33
5.5
LE 6 Duurzaam medegebruik van planten en dieren op de lange termijn ...........33
5.6
LE 8 Partnerschappen met een lokale natuurorganisatie.......................................34
Literatuur...................................................................................................................................35
Bijlage 1 Vlinderplanten Top 50 ....................................................................................................37
5
6
Bijlage 2
Tekening kraamverblijfkast vleermuizen................................................................39
Bijlage 3
Fotomateriaal bouwlocatie ......................................................................................43
1 Inleiding 1.1
Aanleiding en doel Gemeente Leidschendam-Voorburg is voornemens om aan het Raadhuisplein 1 en de Koningin Wilhelminalaan 2 te Leidschendam een centrale huisvesting te realiseren. In het kader van het project worden er gebouwen gerenoveerd, gesloopt en gebouwd. Duurzaamheid staat bij de gemeente Leidschendam-Voorburg, conform het coalitieakkoord, hoog op de agenda. De gemeente wil zo veel mogelijk duurzaam ontwerpen, bouwen en beheren, waarbij het milieu zo weinig mogelijk wordt belast. Zo is “duurzaam bouwen” (DUBO) al op verschillende gebouwen in LeidschendamVoorburg toegepast. Het project is daarom aangemerkt als BREEAM project. Dit rapport vormt de BREEAM-rapportage voor de ontwerpfase van de BREEAMcertificering, voor het onderdeel Landgebruik en Ecologie (LE). Voor het opstellen van het rapport is gebruik gemaakt van de beoordelingsrichtlijn nieuwbouw, BREEAM 2011, versie 1.0 (Anonymus, 2001). BREEAM-rapportage Doel van de BREEAM-rapportage is om aan te geven: Voor welke onderdelen credits gehaald kunnen worden op grond van de BREEAM-criteria voor Landgebruik en ecologie, onder welke voorwaarden en welke maatregelen daarvoor noodzakelijk zijn. Aan welke van deze voorwaarden reeds voldaan wordt. Welke bewijsstukken noodzakelijk zijn om aan te tonen dat de bovengenoemde maatregelen zijn uitgevoerd.
1.2
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het project toegelicht en het plangebied, waar het project uitgevoerd wordt. In de hoofdstukken 3 tot en met 5 komen telkens achtereenvolgens de 6 creditcriteria, van het onderdeel Landgebruik en Ecologie van de BREEAM systematiek, aan de orde. Hoofdstuk 3 geeft een korte inleiding op de creditcriteria. Aangegeven wordt wat het doel is van de credit, welke potenties er zijn in het plangebied en hoeveel punten er voor het project behaald zouden kunnen worden. In hoofdstuk 4 wordt benoemd met welke maatregelen de ontwikkelaar in aanmerking kan komen voor puntentoekenning. Voor enkele credits zijn geen maatregelen nodig. De puntentoekenning hangt in dat geval af van de beslissing om op een bepaalde locatie te bouwen. In hoofdstuk 5 wordt beschreven welke bewijsstukken nodig zijn om voor de puntentoekenning in aanmerking te komen.
7
8
2 Ingreep en plangebied 2.1
De ingreep De ingreep betreft het project Centrale Huisvesting (CHV) gemeente LeidschendamVoorburg. De werkzaamheden vinden plaats op vier locaties in Leidschendam, waarvan er drie op aansluitende percelen liggen. Drie locaties, te weten Raadhuisplein 1 en Koningin Wilhelminalaan 2 en 10, vallen binnen de scope van dit project. Koningin Wilhelminalaan 2 en 10 worden als één project beschouwd en beoordeeld. Raadhuisplein 1 wordt afzonderlijk beoordeeld.
Figuur 2.1
Ligging van het plangebied
Figuur 2.2
Locatie Raadhuisplein 1
9
Figuur 2.3
Locaties Koningin Wilhelminalaan 2 en 10, en Koningin Julianalaan
Aan het Raadhuisplein 1 wordt het bestaande raadhuis gerenoveerd. De renovatie betreft een grootschalige renovatie volgens de criteria van de BREEAM beoordelingsrichtlijn Nieuwbouw (Anonymus, 2011). Aan de Wilhelminalaan 2 wordt een aanbouw gerealiseerd aan een bestaand pand. Aan de Koningin Wilhelminalaan 10 wordt een pand gesloopt (inclusief de loopbrug naar het pand aan de Wilhelminalaan 2). Aan de Koningin Julianalaan wordt een pand afgestoten (Villa Buitenlust). Dit pand valt verder buiten de scope van dit rapport.
2.2.
Het plangebied Het plangebied ligt in zijn geheel in het stedelijke gebied van Leidschendam. Het plangebied bestaat uit twee locaties. Raadhuis Het raadhuis ligt in een klein parkje, dat voornamelijk bestaat uit gazongras met solitaire bomen (veelal exoten), wat heestervakken en een watergang langs de Koningin Wilhelminalaan en rond het raadhuis. Het raadhuis zelf is een traditionalistisch gebouw uit 1940, met bakstenen muren en leigedekte zadeldaken. Aan de achterzijde zijn enkele uitbreidingen aanwezig uit 1960 en 1978. Deze zijn eveneens gebouwd in baksteen en hebben platte daken. Locaties Wilhelminalaan Het plangebied aan de Wilhelminalaan is grotendeels bebouwd. Het niet bebouwde gedeelte bestaat uit verharding (parkeerplaats en voetgangersgebied) en tuin. Het tuingedeelte bestaat uit gazon met solitaire bomen, laag struweel en enkele hagen. De locatie van de nieuwe aanbouw bestaat uit gazongras, enkele solitaire bomen en hagen.
10
Het te slopen pand aan de Wilhelminalaan 10 is een modern gebouw uit ± 1960, gebouwd in baksteen met een combinatie van hellend pannendak en plat dak in het midden. Het af te stoten pand aan de Koningin Julianalaan is een villa, gebouwd rond 1900, met gepleisterde muren en een piramidevormig, pannengedekt dak. Het pand aan de Koningin Wilhelminalaan 2 uit 1994, waaraan de aanbouw geplaatst wordt, bestaat uit bakstenen muren en een grindgedekt plat dak.
11
12
3. Creditcriteria 3.1
LE 1 Hergebruik van land Het criterium 'hergebruik van land' betreft de locatie van de ingreep. Het doel is om de ontwikkelaars te stimuleren te bouwen op locaties met een lage ecologische en landschappelijke waarde. Voor dit criterium moet bepaald worden of het plangebied binnen een nationaal landschap ligt en of het binnen of buiten de bebouwde kom ligt. Als het binnen de bebouwde kom ligt is vervolgens bepalend hoe lang het gebied al bebouwde kom is (meer of minder dan 10 jaar) en of minimaal 75 % van de bouw plaatsvindt op hergebruikt land. Als het buiten de bebouwde kom ligt is bepalend of het gebied een hoge of lage ecologische waarde heeft. Aan de hand daarvan wordt een aantal punten toegekend. Koningin Wilhelminalaan Het plangebied aan de Koningin Wilhelminalaan ligt binnen de bebouwde kom van Leidschendam. Dit gedeelte van de bebouwde kom van Leidschendam is al meer dan 10 jaar bebouwde kom en ligt niet binnen een nationaal landschap. De nieuwe aanbouw wordt niet geplaatst op hergebruikte grond. Indien op de locatie van het te slopen gebouw opnieuw een park/tuin zou worden gerealiseerd, zou dit verrekend kunnen worden met de oppervlakte van de aanbouw. Aangezien hier parkeerruimte wordt gerealiseerd, kan dit niet worden meegerekend. Dit betekent dat de ontwikkelingen passen in categorie H van de beoordelingsrichtlijn: "buiten een nationaal landschap, binnen de bebouwde kom, waarbij het vallen binnen de grenzen van de bebouwde kom niet het geval is ten gevolge van een vaststelling/ wijziging van de grenzen binnen de afgelopen 10 jaar. Raadhuisplein Voor de renovatie van de locatie Raadhuisplein wordt geen nieuwbouw toegevoegd. De locatie ligt buiten een nationaal landschap, binnen de bebouwde kom. De BREEAM beoordelingsrichtlijn Nieuwbouw geeft voor renovaties aan dat de punten zondermeer worden toegekend indien ten behoeve van de renovatie geen nieuwe gebouwen of infrastructuur worden gerealiseerd. Aangezien dat voor het Raadhuisplein het geval is, valt deze ontwikkeling binnen categorie I: buiten nationaal landschap, binnen de bebouwde kom, op hergebruikt land.
13
Voor het CHV-project te behalen aantal punten Koningin Wilhelminalaan Voor het vallen van de ontwikkelingen binnen categorie H van de beoordelingsrichtlijn, worden voor deze bouwlocatie 4 punten toegekend. Raadhuisplein Voor het vallen van de ontwikkelingen binnen categorie I van de beoordelingsrichtlijn, worden voor deze bouwlocatie 5 punten toegekend.
3.2
LE 2 Verontreinigde bodem Het doel van deze credit om de initiatiefnemer te stimuleren bouwprojecten te realiseren op locaties met verontreinigde bodem in plaats van op locaties met schone bodem. Voor deze credit kunnen maximaal 2 punten voor een locatie worden toegekend, op voorwaarde dat er sprake is van ernstig verontreinigde bodem, die wordt gesaneerd ten behoeve van het bouwproject. Op de onderhavige locatie moet nog bodemonderzoek worden uitgevoerd. Verwacht wordt dat er op de locatie van de aanbouw geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het is dan ook niet te verwachten dat er voor deze credit punten toegekend kunnen worden. Dit laatste geldt zowel voor de locatie Koningin Wilhelminalaan als voor de locatie Raadhuisplein.
3.3
LE 3 Aanwezige planten en dieren op de locatie Doel van deze credit is om maatregelen te treffen, om planten en dieren die aanwezig zijn op de bouwlocatie te beschermen en te behouden gedurende de bouw. Er kan 1 punt behaald worden wanneer voldaan wordt aan de volgende eisen: 1. Vóór aanvang van de bouwactiviteiten of het bouwrijp maken stelt een erkend ecoloog een natuurrapportage op waarin de bouwlocatie wordt beschreven op basis van een bureauonderzoek en een veldbezoek en indien noodzakelijk een inventarisatie in het veld. Voor de eisen waaraan de natuurrapportage moet voldoen wordt verwezen naar de BREEAM beoordelingsrichtlijn, pagina 300. 2. Een erkend ecoloog heeft gedurende het bouwproces vastgesteld dat volgens het werkprotocol en een eventueel afgegeven ontheffing wordt gewerkt en stelt hierover na oplevering een verklaring op. De natuurrapportage wordt zowel voor LE 1, LE 3, LE 4 als LE 6 uitgevoerd. Op 13 december is een veldbezoek gebracht aan het plangebied. Op 16 december is op basis van dit veldbezoek en een bureaustudie een notitie opgesteld over de in het
14
plangebied (mogelijk) voorkomende beschermde en of bedreigde diersoorten (J.D. Buizer, 2011). In de notitie is aangegeven dat bij de werkzaamheden voor de centrale huisvesting rekening gehouden moet worden met de volgende soorten: Vogels In de bomen en het struweel in het plangebied kunnen algemene tuin- en stadsvogels broeden. Amfibieën In de gedeelten van het plangebied waar werkzaamheden plaatsvinden zijn mogelijk enkele exemplaren aanwezig van de gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander. Zoogdieren In de gedeelten van het plangebied waar werkzaamheden plaatsvinden zijn mogelijk enkele exemplaren aanwezig van bosmuis, egel en mol. Vleermuizen In de gebouwen zijn mogelijk verblijfplaatsen aanwezig van gewone en ruige dwergvleermuis. Voor het CHV-project te behalen aantal punten Locatie Wilhelminalaan Wanneer de in de quickscan genoemde maatregelen worden uitgevoerd (deze maatregelen worden nogmaals genoemd in § 4.4), het nader onderzoek naar vleermuizen wordt uitgevoerd en de aanbevelingen uit dit nader onderzoek worden opgevolgd, kan voor deze credit 1 punt worden behaald. Locatie Raadhuisplein Wanneer de in de quickscan genoemde maatregelen worden uitgevoerd (deze maatregelen worden nogmaals genoemd in § 4.4), het nader onderzoek naar vleermuizen wordt uitgevoerd en de aanbevelingen uit dit nader onderzoek worden opgevolgd, kan voor deze credit 1 punt worden behaald.
3.4
LE 4 Planten en dieren als medegebruiker van het plangebied Doel van deze credit is om - voor inheemse soorten waarvoor dat mogelijk en zinvol is - inrichtingsmaatregelen te treffen voor het duurzame medegebruik door deze soorten. Het gaat zowel om het gebouw als om de open ruimte.
15
Voor deze credit kunnen in principe twee punten gehaald worden. Eén punt kan gehaald worden als er maatregelen worden uitgevoerd waardoor beschermde soorten van de Flora- en faunawet en rode-lijststoorten duurzaam van het gebouw of de open ruimte eromheen gebruik kunnen maken. Een tweede punt kan gehaald worden als er extra maatregelen genomen worden die van betekenis zijn voor bijzondere of zeldzame natuurwaarden op regionale schaal. Om de punten te kunnen halen, moet voldaan worden aan de volgende eisen: 1. In de natuurrapportage worden het potentieel voor plant- en diersoorten van de locatie in beeld gebracht. 2. In de natuurrapportage wordt opgenomen met welke maatregelen omstandigheden worden geschapen die geschikt zijn voor het medegebruik van genoemde soorten 3. Een erkend ecoloog bevestigt na voltooiing van het bouwproject dat de bovengenoemde maatregelen zijn uitgevoerd. In deze paragraaf wordt in de hiernavolgende tekst aangegeven voor welke soorten het plangebied mogelijk betekenis kan hebben. In het volgende hoofdstuk wordt aangegeven welke mogelijkheden uitgevoerd kunnen worden om geschikte omstandigheden voor de genoemde soorten te scheppen. Potentieel Plant- en diersoorten maken gebruik van een gebied, als het plangebied daarvoor geschikt is en als het bereikbaar is voor deze soorten. Het plangebied ligt in het stedelijke centrum van Leidschendam, wat de bereikbaarheid sterk beperkt. Het potentieel aan soorten moet dan ook gezocht worden in soorten die zich thuisvoelen in een stedelijk gebied. Hierna wordt per soortgroep aangegeven voor welke soorten het plangebied (gebouw en open ruimte) potentie heeft. De maatregelen van LE 3, 4 en 6 zijn gericht op beschermde soorten op basis van de Flora- en faunawet en soorten die voorkomen op een rode-lijst. Er zijn veel meer rode-lijstsoorten dan beschermde soorten. Onder de rode-lijstsoorten zijn relatief weinig soorten van stedelijk gebied. Vaatplanten De beschermde en bedreigde planten die in de omgeving van het plangebied voorkomen, betreffen met name stinzeplanten, muurplanten en water- of moerasplanten. De credit richt zich op het scheppen van omstandigheden voor het medegebruik door soorten, niet op het aanbrengen of introduceren van soorten zelf. Stinzeplanten zijn van oorsprong uitheems en aangeplant op buitenplaatsen, landgoederen en dergelijke. Veel daarvan zijn bolgewassen. Ze verjongen en vermeerderen zich daar, maar verspreiden zich vanuit deze specifieke milieus meestal niet of nauwelijks naar de omgeving. Het is dan ook niet te verwachten dat stinzeplanten zich vanzelf in het plangebied zullen vestigen, ook wanneer optimale omstandigheden geschapen worden. Het actief aanplanten van stinzeplanten kan wel
16
zinvol zijn ten behoeve van andere soortgroepen, zoals insecten die van de nectar leven. Dat geldt met name vroeg in het jaar, wanneer er nog relatief weinig bloeiende planten beschikbaar zijn. Muurplanten vestigen zich wel spontaan op oude muren, getuige de muurleeuwebek die aanwezig is op het bruggetje achter het oude raadhuis. Deze brug zal bij achterwege blijven van onderhoud op termijn vanzelf geschikter worden voor muurplanten. Het meest geschikt zijn vochtige, met kalkspecie gemetselde kademuren. Het verdient de voorkeur om muren, die vanwege andere (constructieve) redenen noodzakelijk zijn, geschikt te maken voor muurplanten. In geen van beide locaties worden muren aangebracht die potentieel geschikt zijn voor muurplanten. Het binnen het plangebied aanwezige oppervlaktewater bestaat uit de watergang rond het raadhuis. Gezien de planten die hier op dit moment voorkomen, biedt deze watergang weinig potentie aan de vestiging van beschermde vaatplanten of planten die op de rode lijst voorkomen. Insecten In het stedelijk gebied komen weinig tot geen beschermde insecten of insecten van de rode lijst voor. Ondanks dat, is het toch zinvol om maatregelen te treffen voor wilde bijen en vlinders. De biodiversiteit ter plaatse wordt hiermee verhoogd en bovendien functioneren de insecten als voedselbron voor vogels en vleermuizen. Vogels In de BREEAM-rapportage wordt gesproken over soorten van de tabellen 1, 2 en/of 3 van de Flora- en faunawet en de rode lijst. Vogels komen op de genoemde tabellen niet voor. Voor vogels geldt een apart beschermingsregime. Van alle vogels is het nest beschermd als het in gebruik is. Van een kleiner aantal soorten vogels is het nest jaarrond beschermd. Van deze soorten is het plangebied alleen potentieel geschikt voor de gebouwbewonende soorten huismus en gierzwaluw. Voorgesteld wordt om de maatregelen in het kader van LE 4 voor vogels te richten op deze beide soorten. Amfibieën In het stedelijk gebied van Leidschendam komen geen amfibieën van de rode lijst amfibieën voor. Wel zijn de amfibieën die mogelijk in het plangebied voorkomen licht beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Dit betreft de bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Grondgebonden zoogdieren Alle grondgebonden zoogdieren in Nederland - behalve de huismuis, bruine rat en zwarte rat - zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet. In het plangebied zijn beperkte potenties aanwezig voor soorten als bosmuis, egel en mol.
17
Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn op het hoogste niveau beschermd op grond van de Flora- en faunawet (tabel 3). Van de soorten die in de omgeving van het plangebied in stedelijk gebied voorkomen, staat de laatvlieger als kwetsbaar op de rode lijst. De soort lijkt een negatieve trend in aantalsontwikkeling te kennen (bron: http://www.vleermuizenindestad.nl/node/58). Door gebrek aan voldoende verspreidingsgegevens is dat echter niet zeker. Vanwege een gebrek aan kennis van de habitateisen, is het bovendien moeilijk om maatregelen uit te voeren waarvan zeker is dat ze het medegebruik van de laatvlieger mogelijk maken. Als maatregelen voor de laatvlieger echter niet of niet voldoende blijken te functioneren, zijn ze voor andere soorten vleermuizen wel nuttig. Binnen het plangebied bieden de gebouwen, en dan met name het oude raadhuis en de nieuwbouw, de meeste potenties voor vleermuizen. Het betreft dan de functie van de gebouwen als verblijfplaats voor de gewone en ruige dwergvleermuis, de gewone grootoorvleermuis en de laatvlieger. Voorgesteld wordt daarom om maatregelen op te nemen voor deze soorten. Mogelijk te behalen aantal punten Op beide locaties kan het potentieel voor beschermde en rode-lijstsoorten benut worden door het uitvoeren van een aantal maatregelen. Geen van beide locaties leent zich voor maatregelen voor zeer bijzondere soorten of maatregelen die bijdragen aan de ecologische hoofdstructuur of andere beschermde natuurgebieden in de regio. Locatie Wilhelminalaan Wanneer de in hoofdstuk 4 genoemde maatregelen worden uitgevoerd, kan voor deze credit 1 punt worden gehaald. Locatie Raadhuisplein Wanneer de in hoofdstuk 4 genoemde maatregelen worden uitgevoerd, kan voor deze credit 1 punt worden gehaald.
3.5
LE 6 Duurzaam medegebruik van planten en dieren op de lange termijn Om het medegebruik van planten en dieren op de lange termijn te waarborgen, dient vastgelegd te worden welke beheer- en onderhoudsmaatregelen getroffen worden en hoe monitoring en/of evaluatie plaatsvindt. Een punt voor dit onderdeel kan behaald worden, als voor LE 4 minimaal 1 punt is behaald. Daarnaast dient er een persoon aangewezen te worden die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het beheerplan. Het beheer- en monitoringplan is opgenomen in § 4.6 van dit rapport.
18
Locatie Wilhelminalaan Wanneer voor LE4 minimaal 1 punt is behaald, kan voor deze credit tevens 1 punt worden gehaald. Dat betekent dat de maatregelen in hoofdstuk 4 uitgevoerd dienen te worden. Locatie Raadhuisplein Wanneer voor LE4 minimaal 1 punt is behaald, kan voor deze credit tevens 1 punt worden gehaald. Dat betekent dat de maatregelen in hoofdstuk 4 uitgevoerd dienen te worden.
3.6
LE 8 Partnerschappen met een lokale natuurorganisatie Doel van deze credit is om langdurig gebruik te kunnen maken van de kennis van het lokale ecosysteem en lokale plant- en diersoorten, die aanwezig is bij lokale natuurorganisaties. Aangezien de maatregelen voor LE 3, 4 en 6 vooral gericht zijn op vleermuizen, zou een dergelijk partnerschap mogelijk gevormd kunnen worden met een lokale organisatie met kennis van deze soortgroep. In Zuid-Holland is de Zoogdierenwerkgroep Zuid-holland actief. Bij deze organisatie is uitgebreide kennis van ondermeer vleermuizen en vleermuisonderzoek aanwezig. Locatie Wilhelminalaan Voor het vormen van een partnerschap met een lokale natuurorganisatie kan 1 punt worden behaald. Daarvoor dient ook voor het onderdeel Man 6 van de BREEAM beoordelingsrichtlijn (Anonymus, 2011) een punt gehaald te zijn. Dit valt buiten het kader van deze rapportage. Locatie Raadhuisplein Voor het vormen van een partnerschap met een lokale natuurorganisatie kan 1 punt worden behaald. Daarvoor dient ook voor het onderdeel Man 6 van de BREEAM beoordelingsrichtlijn (Anonymus, 2011) een punt gehaald te zijn. Dit valt buiten het kader van deze rapportage.
19
20
4 Maatregelen 4.1
LE 1 Hergebruik van land Voor de credit 'Hergebruik van land' wordt de puntentoekenning gebaseerd op het besluit om te bouwen op een bepaalde locatie. Er zijn geen maatregelen die het aantal punten verder kunnen verhogen.
4.2
LE 2 Verontreinigde bodem Voor deze credit geldt hetzelfde als voor de vorige credit. De beslissing om te bouwen op een locatie met verontreinigde bodem wordt in een vroeg stadium genomen. De maatregelen die eventueel nodig zijn om een verontreinigde bodem te saneren vallen buiten het bestek van dit rapport.
4.3
LE 3 Aanwezige planten en dieren op de locatie In de Quickscan Flora- en faunawet is aangegeven hoe met de diverse aanwezige planten en dieren op de locatie tijdens de bouw moet worden omgegaan. Hieronder wordt kort weergegeven om welke maatregelen het gaat. Vogels Bomen en struweel mogen alleen verwijderd worden wanneer er geen broedende vogels aanwezig zijn. Dat betekent dat er geen bomen en struweel worden verwijderd in de periode april - augustus, tenzij door een erkend ecoloog is vastgesteld dat er tijdens de kap geen nesten aanwezig zijn. Amfibieën Als er tijdens de werkzaamheden amfibieën worden aangetroffen, dienen deze naar buiten het gedeelte waar werkzaamheden plaatsvinden te worden verplaatst. Grondgebonden zoogdieren Als er tijdens de werkzaamheden zoogdieren worden aangetroffen, worden deze naar buiten het gedeelte waar werkzaamheden plaatsvinden verplaatst. Vleermuizen Op basis van het nu uitgevoerde onderzoek kon niet worden vastgesteld of verblijfplaatsen van de genoemde soorten aanwezig zijn. Daarom wordt aanvullend
21
onderzoek aanbevolen. Op basis daarvan kan worden bepaald of er verblijfplaatsen aanwezig zijn en op welke wijze met deze verblijfplaatsen omgegaan dient te worden. Als er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn, dient er 'vleermuisvriendelijk' gesloopt worden. Als in het gebouw een zogenaamd paarverblijf, of een zomerverblijf van een kleine groep gewone dwergvleermuizen aanwezig is, is het vleermuisvriendelijk slopen van het gebouw voldoende en zijn geen aanvullende mitigerende maatregelen nodig. Als er kraamverblijven of winterverblijven aanwezig zijn, zijn aanvullende mitigerende maatregelen noodzakelijk (zie verder onder 'andere maatregelen'). Vleermuisvriendelijk slopen Bij vleermuisvriendelijk slopen wordt een aantal maatregelen toegepast om te voorkomen dat er bij de sloop vleermuizen gedood worden.
• • •
Slopen tijdens perioden waarin de dieren het minst kwetsbaar zijn. Vleermuisvriendelijk slopen van de bestaande panden volgens sloopprotocol. In geval van calamiteiten direct contact opnemen met vleermuisexpert. Perioden waarin vleermuizen het minst kwetsbaar zijn Vleermuizen zijn het minst kwetsbaar buiten de winterslaap en de kraamtijd. Deze minst kwetsbare periodes zijn weersafhankelijk, maar globaal kunnen de periode van eind maart tot eind april en de periode van augustus tot uiterlijk half november worden aangehouden. Perioden met dagmaxima van lager dan 10 graden Celsius en nachtminima van lager dan 5 graden zijn ongeschikt omdat de activiteit van vleermuizen dan gering is en de dieren waarschijnlijk niet in staat zijn om zelfstandig een andere verblijfplaats op te zoeken. Indien de gebouwen ongeschikt worden gemaakt voor vleermuizen in deze periode kan de sloop zelf in principe het hele jaar plaatsvinden. De sloop Allereerst zullen de gebouwen ongeschikt gemaakt moeten worden voor vleermuizen. Strippen Het ongeschikt maken (strippen) van de gebouwen vindt plaats op de volgende wijze: 1. De aanwezige houten dakranden van de daken worden (handmatig) verwijderd. 2. Metalen daklijsten van de dakrand worden verwijderd en de laag bitumen wordt bij de dakrand weggetrokken om de spouw aan de bovenzijde open te leggen (mits een open spouw aanwezig is). 3. Wanneer door het strippen de spouwmuur niet open komt te liggen kan het nodig zijn om deze open te leggen door gaten van 1 x 1 m in de muur te maken. In alle gevels worden hiervoor twee gaten aangebracht ter hoogte van de onderzijde van de bovenste verdieping.
22
Hoewel dit niet verwacht wordt, kan nooit worden uitgesloten dat bij het strippen vleermuizen worden aangetroffen. Bij het onverhoopt aantreffen van één of enkele vleermuizen tijdens het strippen worden deze dieren door de ter zake kundige opgevangen en ’s avonds na wat bijvoeren op dezelfde locatie losgelaten. Vleermuizen zijn mogelijk bij een zeer lage nachttemperatuur niet in staat om zelfstandig een andere verblijfplaats op te zoeken. Daarom kan het strippen alleen uitgevoerd worden wanneer de voorspelde minimumtemperatuur boven de 5 graden ligt. Een nacht wachten Nadat de panden gestript zijn, worden deze een nacht met rust gelaten, zodat eventueel nog aanwezige dieren de kans hebben hun verblijfplaats te verlaten. De sloop van de panden Nadat eventueel aanwezige vleermuizen de kans hebben gehad het gebouw te verlaten kan dit volledig gesloopt worden. Andere maatregelen Als er kraamverblijven of winterverblijven aanwezig zijn, zijn (naast het strippen buiten kwetsbare perioden) aanvullende mitigerende maatregelen noodzakelijk. Kraamkolonies kunnen tijdelijk worden gemitigeerd door het tijdig ophangen van een aantal daarvoor geschikte vleermuiskasten (een tekening van een dergelijke kast is als bijlage 2 bij dit rapport gevoegd). In de nieuwbouw kunnen definitieve voorzieningen opgenomen worden. Dit gaat om voorzieningen als het toepassen van inbouwkasten, het toegankelijk maken van spouwmuren en het toepassen en toegankelijk maken van daklijsten of betimmeringen van hout of plaatmateriaal. In overleg met de architect kan vastgesteld welke maatregelen het beste toegepast kunnen worden. Van winterverblijven van grote aantallen vleermuizen is op voorhand niet aan te geven welke mitigerende maatregelen nodig zijn. Het kan ondermeer betekenen dat de sloop van het gebouw (mogelijk uitgezonderd de loopbrug) uitgesteld moet worden, tot de nieuwbouw gereed is. De kans op de aanwezigheid van een dergelijk winterverblijf is echter zeer klein. Overzicht maatregelen
Bomen en struweel verwijderen buiten broedseizoen Aangetroffen amfibieën verplaatsen Aangetroffen zoogdieren verplaatsen Vleermuisvriendelijk slopen Tijdelijke vleermuiskasten
Relevant voor locatie: Kon. Raadhuisplein Wilhelminalaan X Mogelijk X Mogelijk X Mogelijk afh. van resultaat nader onderzoek afh. van resultaat nader onderzoek
23
Overzicht maatregelen
Uitstel sloop nieuwbouw
4.4
tot
gereedkomen
Relevant voor locatie: Kon. Raadhuisplein Wilhelminalaan afh. van resultaat nader onderzoek
LE 4 Planten en dieren als medegebruiker van het plangebied Insecten Met een aantal (eenvoudige) maatregelen kan het aantal wilde bijen en vlinders worden vergroot, wat tevens een positieve invloed kan hebben op vleermuizen en vogels: Overzicht maatregelen Zorg voor voldoende nectar- en stuifmeelplanten en bomen. In bijlage 1 is een lijst opgenomen met de "vlinderplanten-top 50" van de Vlinderstichting. Zorg voor een groen dak op de nieuwbouw met voldoende bloeiende planten, bij voorkeur inheemse planten. Sedumsoorten zijn wat minder geschikt, maar hebben toch ook toegevoegde waarde. Zorg voor nestgelegenheid. Dit is mogelijk door in de zonbeschenen muren van de nieuwbouw stenen op te nemen met gaten met een diameter variërend van 2 tot 8 millimeter. Daarnaast kunnen maatregelen voor vleermuizen en gebouwbewonende vogels (zie aldaar) de nestgelegenheid voor insecten ook vergroten.
Relevant voor locatie: Kon. Wilhelminalaan Raadhuisplein X -
X
-
X
-
Vogels Voor de huismus zijn de volgende elementen van belang: voldoende nestgelegendheid voor enkele tientallen mussenparen op korte afstand van elkaar (voor een kolonie mussen)
24
schuilgelegenheid in de directe omgeving van de nestgelegenheid voedselaanbod in de directe omgeving van de nestgelegenheid. Dit gaat om zaden gedurende het hele jaar en insecten in de periode dat de jongen opgroeien.
De gierzwaluw foerageert in een veel groter gebied dan de huiszwaluw en maakt geen gebruik van schuilgelegenheid. Voor de nestgelegenheid geldt hetzelfde als voor de huismus. Overzicht maatregelen
Pas speciale neststenen toe voor de gierzwaluw in het gebouw. Plaats de neststenen op minimaal 5 meter hoogte in de muur op het noordoosten. Om effect te hebben dienen minimaal 30 neststenen te worden geplaatst. Gekozen kan worden uit zichtbare neststenen (deze verdienen vanuit educatief oogpunt de voorkeur), of verborgen neststenen, die achter de buitenmuur worden geplaatst (deze verdienen in sommige gevallen vanuit esthetisch oogpunt de voorkeur). De neststenen zijn gemaakt voor gierzwaluw, maar worden ook gebruikt door huismussen. Handhaaf schuilgelegenheid voor de huismus, door voldoende groenblijvende hagen en struiken toe te passen. Realiseer voldoende insectenaanbod door de maatregelen genoemd voor insecten toe te passen. Realiseer voldoende aanbod van zaden door uitgebloeide planten niet direct af te knippen.
Relevant voor locatie: Kon. Raadhuisplein Wilhelminalaan X -
X
-
X
-
X
X
Amfibieën en grondgebonden zoogdieren Voor amfibieën en grondgebonden zoogdieren zijn de maatregelen gelijk, reden om ze bij elkaar te behandelen. De maatregelen zijn gericht op het bieden van dekking en schuilgelegenheid en het vergroten van de hoeveelheid voedsel.
25
Overzicht maatregelen
Pas struweel en andere dekking biedende beplanting toe in de tuin Plaats takkenhopen, boomstronken en stenenhopen in de tuin Pas inheemse beplanting toe in de tuin Passen bes- en zaaddragende beplanting toe in de tuin Stimuleer het insectenaanbod met ondermeer nectar- en stuifmeelplanten (zie ook onder 'insecten')
Relevant voor locatie: Kon. Raadhuisplein Wilhelminalaan X X
-
X
-
X
-
X
-
Vleermuizen Ook voor vleermuizen zijn de maatregelen gericht op het bieden van verblijfsmogelijkheden en het vergroten van het voedselaanbod. Voor het vergroten van het voedselaanbod zijn de al eerder genoemde maatregelen geschikt. Voor het bieden van verblijfsmogelijkheden zijn de volgende maatregelen geschikt: Locatie Raadhuisplein na het vernieuwen van het dak toegankelijk maken van de zolders van het oude raadhuis voor de gewone grootoorvleermuis en eventueel de laatvlieger. Dit kan door in de aanwezige dakkapellen spleetvormige openingen aan te brengen van 7 cm hoog en 40 cm breed. Met deze afmetingen worden kauwen en duiven voldoende geweerd. Eventueel kan 10 cm achter de opening een tweede plank worden geplaatst, met een opening van 7 x 40 cm, die 10 cm boven het voorste gat is gepositioneerd. Een andere mogelijkheid is het toepassen van onder elkaar geplaatste schuine planken met een onderlinge afstand van 7 cm. wanneer openingen van de genoemde zolders voor duiven en kauwen worden afgesloten, geen gebruik te maken van zeshoekig kippengaas, maar van vierkant 10 x 10 mm gaas. Aanbrengen van twee 'spleetkasten' op de grote zolder en een spleetkast per zijzolder. Indien houtworm of boktor bestreden dient te worden, geen gebruik te maken van chemische bestrijdingsmiddelen, maar van een warmtebehandeling. Indien het absoluut noodzakelijk is chemische bestrijding van insecten of fungi toe te passen, wordt aanbevolen de richtlijnen te gebruiken die zijn opgesteld in het 'Vademecum Inrichten van (kerk)zolders voor vleermuizen' (De Maeseneer & Verwimp, 2009). Deze publicatie is digitaal van het internet te downloaden.
26
Locatie Wilhelminalaan In de nieuwbouw zijn diverse maatregelen eenvoudig uit te voeren. In de bouw geïntegreerde maatregelen hebben daarbij de voorkeur boven het inbouwen of ophangen van in de handel verkrijgbare vleermuiskasten. De meeste in de handel verkrijgbare kasten zijn te klein. Naar gelang de weersomstandigheden maken vleermuizen gebruik van verschillende ruimten. Wanneer er dus veel ruimten aanwezig zijn met verschillende omstandigheden, wordt de kans het grootst dat deze gebruikt worden door vleermuizen. Wanneer de verschillende ruimten met elkaar in verbinding staan, wordt de situatie nog verder verbeterd. Te denken valt aan de volgende maatregelen: Toepassen van daklijsten of betimmeringen op de buitenmuur, met een spleetvormige ruimte er achter van 2,4 mm breed en een minimale hoogte van 20 cm. Die spleetvormige ruimte dient vanaf de onderzijde bereikbaar te zijn via kleine openingen (2,4 x 10 cm). Van de spleetvormige ruimte dient minimaal één van beide oppervlakten ruw van oppervlak te zijn. Minstens één van deze daklijsten of betimmeringen dient georiënteerd te zijn op het zuiden. Het verdient de voorkeur om de daklijsten of betimmeringen een donkere kleur te geven. Uitvliegopeningen bevinden zich zo hoog mogelijk, maar in elk geval op minimaal 5 meter hoogte boven maaiveld. Verder bevinden uitvliegopeningen zich zoveel mogelijk in het donker en bevinden er zich geen obstakels op korte afstand van de uitvliegopeningen. Bij spouwmuren toegankelijk maken van de buitenspouw (tussen de buitenmuur en het isolatiemateriaal). Deze buitenspouw moet dan een breedte hebben van 2 à 3 cm. De spouw is bereikbaar via spleetvormige openingen van 2 x 10 cm. Open stootvoegen van minimaal 2 cm. breed zijn ook geschikt. De spouw is bij voorkeur rechtstreeks bereikbaar via de bovengenoemde ruimten achter daklijsten of betimmeringen. Bij spouwmuren eveneens toegankelijk maken van een gedeelte van de binnenspouw, tussen de binnenmuur en de isolatie. De breedte van de spouw is eveneens 2 à 3 cm. Deze ruimten zijn bij voorkeur rechtstreeks bereikbaar vanuit de hiervoor genoemde ruimten in de buitenspouw. In sommige gevallen is het eenvoudiger om een extra buiten- of binnenspouw aan te brengen in de vorm van een extra gemetselde halfsteens muur. Indien er in de nieuwe parkeergarage binnenmuren worden aangebracht om verschillende ruimten te creëren, deze dubbel uitvoeren met een spleetvormige ruimte, die eveneens in verbinding staat met de overige voor vleermuizen toegankelijk gemaakte ruimten. Een alternatief is het plaatsen van een extra wand aan de binnenzijde van de buitenwand van de kelder. Met deze maatregelen worden - voor zover de kennis op dit vlak reikt - optimale omstandigheden gecreëerd voor jaarrond gebruik van de aanbouw door de gewone dwergvleermuis, de gewone grootoorvleermuis en de laatvlieger. De ruige dwergvleermuis kan meeliften met deze maatregelen.
27
4.5
LE 6 Duurzaam medegebruik van planten en dieren op de lange termijn Beheermaatregelen gebouwen Dit betreft het beheer van de voorzieningen die in de gebouwen zijn aangelegd. Vleermuisvoorzieningen Beheermaatregel Zuigen zolder
Locatie Raadhuisplein
Reparaties in- en uitvliegopeningen
Raadhuisplein
Wanneer? Indien nodig op basis van controle Indien nodig op basis van controle
Nestvoorzieningen Ook de neststenen voor gierzwaluwen en huismussen hebben weinig onderhoud nodig. Bij de zichtbare neststenen is het mogelijk dat de inzet met de invliegopening losraakt en er uit valt. In dat geval moet deze terug geplaatst worden. Beheermaatregel Inzet met terugplaatsen
invliegopening
Locatie Koningin Wilhelminalaan
Wanneer? Indien nodig op basis van controle
Beheermaatregel Geen extra beheer nodig, boven het gebruikelijke instandhoudingsbeheer
Locatie Koningin Wilhelminalaan
Wanneer? nvt.
Groen dak
Beheermaatregelen tuin Het beheer van de tuin moet vooral niet te intensief zijn. Indien vaste planten worden toegepast, moeten de uitgebloeide delen zo lang mogelijk blijven staan. Beheermaatregel Uitgebloeide delen van vaste planten zo lang mogelijk laten staan.
28
Locatie Koningin Wilhelminalaan Raadhuisplein
Wanneer? nvt. en
Monitoring en controle Alle voorzieningen dienen jaarlijks te worden gecontroleerd en indien nodig te worden gerepareerd. Daarnaast dient het gebruik van de nestvoorzieningen en voorzieningen voor vleermuizen te worden gemonitord. Monitoring nestvoorzieningen Eenmaal per jaar moet worden gecontroleerd of er gebruik gemaakt wordt van de neststenen. Dit vindt bij voorkeur plaats in de maand juli, bij zonnig weer. Voor de gierzwaluw is het telmoment in de late namiddag of vroege avond, voor de huismus in de ochtend (dit kan van zonsopkomst tot ± 12:00 uur). Bij de gierzwaluw moet gelet worden op uit- en invliegende dieren. Bij de huismus op tsjielpende mannetjes op de dakrand. Iedereen met een basale vogelkennis kan de tellingen uitvoeren. De waarnemingen moeten worden ingevoerd op www.waarneming.nl of www.telmee.nl Monitoringmaatregel Monitoring nestvoorzieningen
Locatie Koningin Wilhelminalaan
Wanneer? Jaarlijks, juli, zonnig weer. éénmaal 's ochtends éénmaal namiddag/vroege avond
Monitoring vleermuisvoorzieningen Voor de monitoring van de vleermuisvoorzieningen dient een specialist te worden ingeschakeld. Gemonitord wordt op het gebruik van de zolder van het raadhuis en het gebruik van de nieuwe aanbouw als kraam- of winterverblijf. Het is mogelijk om hiervoor een partnerschap af te sluiten met een lokale natuurorganisatie, zoals de Zoogdierenwerkgroep Zuid-holland. Monitoringmaatregel Batdetectoronderzoek monitoring gebruik kraamverblijf.
tbv als
Batdetectoronderzoek tbv monitoring gebruik als paar- of winterverblijf. Bezoek zolder om gebruik door vleermuizen vast te stellen aan de hand van aanwezige vleermuizen of sporen daarvan (uitwerpselen of eetplekken).
Locatie Koningin Wilhelminalaan
Koningin Wilhelminalaan Raadhuisplein
Wanneer? Jaarlijks twee bezoeken Eénmaal 15 mei - 30 juni vanaf 1 uur voor zonsopkomst tot zonsopkomst. Eénmaal augustus vanaf 0.00 uur tot 1:00 uur. Jaarlijks één bezoek in nazomer, herfst of winter
29
4.6
LE 8 Partnerschappen met een lokale natuurorganisatie Als maatregel om deze credit te effectueren, dient een contract of overeenkomst te worden afgesloten met de natuurorganisatie, waarin de samenwerking wordt bezegeld.
30
5 Benodigd bewijsmateriaal 5.1
LE 1 Hergebruik van land De volgende bewijsstukken zijn voor beide locaties noodzakelijk om bovenstaande puntentoekennig te onderbouwen: Een situatietekening incl. het nieuwe gebouw en alle tijdelijke gebouwen Op figuur 2.2 en 2.3 zijn de bestaande, te slopen en locaties voor nieuwbouw aangegeven. In dit stadium van de planvorming bestaan er nog geen situatietekeningen van de nieuwe situatie. Wanneer deze op termijn beschikbaar zijn, kunnen deze als bewijs aan de rapportage worden toegevoegd.
Figuur 4.1
Nationaal landschap (geel) en ecologische hoofdstructuur (EHS, groen) binnen een straal van 3 km rond het plangebied. Beschermde natuurgebieden, Natura-2000-gebieden en Nationale parken zijn binnen deze straal niet aanwezig. (Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/ natura2000/googlemapszoek.aspx)
31
Een kaart van het plangebied waarop alle natuurgebieden binnen een straal van 1 kilometer zijn weergegeven. Op de kaart in figuur 4.1 zijn alle natuurgebieden en nationaal landschap binnen een straal van 3 kilometer rond het plangebied weergegeven. Op de kaart is te zien dat de bouwlocatie niet binnen nationaal landschap of een beschermd natuurgebied ligt. Een beschrijving van het huidige gebouw en/of functie ter locatie (vóór realisatie project). Deze beschrijving is te vinden in § 2.1 en 2.2. Verder is een uitgebreide beschrijving te vinden in het Bijlagenoverzicht behorende bij Businesscase Centrale Huisvesting. Fotomateriaal en omschrijving van de bouwlocatie ter visuele ondersteuning van voornoemde punten. Fotomateriaal is bijgevoegd in Bijlage 3 Het vigerende bestemmingsplan De bepalingen en plankaart van het vigerende bestemmingsplan 'Raadhuis 2000' dat is vastgesteld in 2000 of 2001, is opgenomen in de voornoemde Businesscase Centrale Huisvesting. Streekplankaart van het provinciale Streekplan De plankaart van de structuurvisie van de provincie Zuid-Holland "Visie op ZuidHolland" bevestigt de ligging binnen het stedelijk gebied.
Figuur 5.2
32
Uitsnede uit de (digitale) plankaart van de structuurvisie "Visie op ZuidHolland", met daarop aangegeven de locatie van het plangebied. Het roze gearceerde gebied is aangemerkt als 'Stads- en dorpsgebied'.
5.2
LE 2 Verontreinigde bodem Indien er een ernstige verontreiniging aanwezig is en daarvoor punten worden toegekend, moet een beschikking van het bevoegd gezag (de provincie Zuid-Holland) worden aangeleverd, waaruit blijkt dat de locatie ernstig verontreinigd is. Aangezien er naar verwachting geen ernstige verontreiniging aanwezig is, en geen punten behaald kunnen worden op dit aspect, is een dergelijke beschikking in dit geval niet noodzakelijk.
5.3
LE 3 Aanwezige planten en dieren op de locatie Voor LE 3 is de volgende bewijsvoering noodzakelijk: Voor de ontwerpfase (beide locaties) een kopie van de Quickscan Flora- en faunawet een kopie van het nog op te stellen nader onderzoek naar vleermuizen Voor de realisatiefase (alleen locatie Wilhelminalaan) een kopie van de ecologische begeleiding bij het vleermuisvriendelijk slopen (indien uit het nader onderzoek naar vleermuizen blijkt dat vleermuisvriendelijk slopen noodzakelijk is).
5.4
LE 4 Planten en dieren als medegebruiker van het plangebied Voor LE 4 is de volgende bewijsvoering noodzakelijk: Voor de ontwerpfase (beide locaties) een kopie van dit rapport een brief waarin de ontwikkelaar aangeeft welke aanbevelingen uit dit rapport worden overgenomen en uitgevoerd. Voor de opleveringsfase (beide locaties) een notitie van een erkend ecoloog, met een inschatting van de mate waarin de locatie op een duurzame manier gebruikt kan worden door plant- en diersoorten.
5.5
LE 6 Duurzaam medegebruik van planten en dieren op de lange termijn Voor LE 6 is de volgende bewijsvoering noodzakelijk:
33
Zowel voor de ontwerpfase als voor de opleveringsfase is een kopie van het beheerplan noodzakelijk. Het beheerplan is opgenomen in § 4.5. (beide locaties)
5.6
LE 8 Partnerschappen met een lokale natuurorganisatie Voor LE 8 is, naast de al benodigde bewijsvoering voor MAN 6, de volgende bewijsvoering vereist: Ontwerpfase (beide locaties) Een kopie van het contract of de overeenkomst waarin het partnerschap officieel wordt gemaakt en waarin de kwalificaties van de partner worden benoemd. Opleveringsfase (beide locaties) Een brief van de partner, waarin wordt bevestigd dat de partner betrokken is geweest bij de totstandkoming van het bouwproject.
34
6 Literatuur Anonymus, 2011. BREEAM-NL 2011. Keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten. Beoordelingsrichtlijn nieuwbouw. Versie 1.0, augustus 2011. Dutch Green Building Council, Rotterdam. Dietz, M. & M. Weber, 2000. Baubuch Fledermäuse. Eine ideensammlung fűr fledermausgerechtes Bauen. Arbeitskreis Wildbiologie an der Justus-LiebigUniversität Gießen e.V. De Maeseneer, J. & N. Verwimp, 2009. VADEMECUM Inrichten van (kerk)zolders voor vleermuizen. Agentschap voor Natuur en Bos, Brussel Gierzwaluwbescherming – Nederland, z.j.. Handleiding bij het gebruik van geluid voor het lokken van Gierzwaluwen. Plus vragenlijst. z.p.
35
36
Bijlage 1 Vlinderplanten Top 50 Vlinderplanten Top 50 van de Vlinderstichting (49 soorten), met één soort toegevoegd (Linde). Adderwortel (Polygonum bistorta)
Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)
Akkerdistel (Cirsium arvense)
Linde (Tilia spec.)
Beemdkroon (Knautia arvensis)
Leeuwentand (Leontodon spec.)
Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)
Luzerne (Medicago sativa)
Braam (Rubus spec.)
Maarts viooltje (Viola odorata)
Dagkoekoeksbloem (Silene dioica)
Margriet (Chrysanthemum 'Gruppenstolz')
maximum
Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi)
Marjolein vulgare)
origanum
Engels gras (Armeria spec.)
Marjolein (Origanum 'Nymphenburg')
Engelwortel (Angelica spec.)
Muizenoor (Hieracium pilosella)
Gewone dophei (Erica tetralix)
Munt (Mentha spec.)
Gewone margriet (Leucanthemum vulgare)
Muskuskaasjeskruid (Malva moschata)
Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale)
Peperboompje (Daphne mezereum)
Gewone rolklaver (Lotus corniculatus)
Pinksterbloem (Cardamine pratensis)
Gewone zandkool (Diplotaxus tenuifolia)
Prunus (Prunus spec.)
Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata)
Slangenkruid (Echium vulgare)
Gewoon duizendblad (Achillea millefolium)
Speerdistel (Cirsium vulgare)
Grote kattenstaart (Lythrum salicaria)
Sporkenhout/Vuilboom (Rhamnus frangula)
Grote teunisbloem (Oenonthera erythrosepala)
Struikhei (Calluna spec.)
Hemelsleutel (Sedum telephium)
Vergeet-mij-nietje
Herfstaster (Aster spec.)
Vlier (Sambucus spec.)
IJzerhard (Verbena spec.)
Vlinderstruik (Buddleja spec.)
Jacobskruiskruid (Senecio jacobaea)
Wilde bertram (Achillea ptarmica)
Klimop (Hedera helix)
Wilde tijm (Thymus serpyllum)
Knoopkruid (Centaurea jacea)
Witte klaver (Trifolium repens)
Koninginnenkruid 'Atropurpureum')
(Eupatorium
purpureum
(Origanum
marjorana,
Zulte/Zeeaster (Aster tripolium)
37
38
Bijlage 2 Tekening vleermuizen
kraamverblijfkast
39
40
Doorkruipopeningen (50 x 100 mm) Ventilatiespleet (breedte 5mm)
Bovenzijde afwerken met loodslab, zink of dakleer (aansluiting op muur goed afdichten loodslab indien mogelijk inslijpen) Isolatiemateriaal (bijvoorbeeld Styrofoam TM IB, 20 mm) Uitsparingen 20-150 mm x 150 mm
0,8 m
Vooraanzicht kast Buitenkant kast donker van kleur Oriëntatie kast tussen ZW en ZO Hoogte boven maaiveld minimaal 3 meter Vrije in- en uitvliegruimte rond kast Invliegopening onverlicht
Kieren in aansluiting kast op muur afdichten! Doorkruipopeningen (50 x 100 mm)
40º
Voorzijde binnenplaten en onderplank opgeruwd door inkrassen plaatmateriaal
Schuin opgehangen onderplank, hoek 40º 1,20 m
In- en uitvliegspleet 15 à 18 mm breed
Mogelijke uitvoeringen voor kopgevel Hoogte 1,00 m
Spleten tussen plaatmateriaal, breedte 18 mm Watervast multiplex Houten latten, dikte 18 mm
Principetekening multifunctionele vleermuiskast dwergvleermuis Versie 2011-03-03
Schaal 1:10
Blad 1 van 1
Papierformaat A3
Bijlage 3
Fotomateriaal bouwlocatie
43
44
Locatie Wilhelminalaan 10 met een gedeelte van de brug naar locatie Wilhelminalaan 2
Locatie Wilhelminalaan 10: “groen dak”
Locatie Wilhelminalaan 10, voorzijde met parkeerplaats en openbaar groen
Locatie Wilhelminalaan 2, voorzijde met hoofdingang
Locatie Wilhelminalaan 2, achterzijde. Locatie nieuwe aanbouw
Locatie Raadhuisplein, hoofdgebouw (rechts) met zijvleugel, omliggend groen en watergang
Locatie Raadhuisplein, zolder.
Locatie Raadhuisplein, nieuwbouw achterzijde
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345-512710, Fax 0345-519849 E-mail
[email protected], www.buwa.nl