Beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten Gemeente Moerdijk
Zevenbergen, 20 oktober 2008 Afdeling Strategie & Advies Drs. M. Gijzen
Samenvatting Waarom?
Overwegende dat er een toenemende instroom is van arbeidsmigranten uit diverse landen en dat er een gebrek is aan passende huisvesting voor deze specifieke doelgroep en dat er onwenselijke situaties met betrekking tot huisvesting zijn geconstateerd, de gemeente een gedeelde verantwoordelijkheid heeft om de (tijdelijke) inwoners van de gemeente Moerdijk humaan en verantwoord te huisvesten en het huidige beleid onvoldoende is toegesneden om het huisvestingsvraagstuk van arbeidsmigranten te tackelen, kiest de gemeente Moerdijk voor een specifiek beleid gericht op de huisvesting van arbeidsmigranten. Doelstelling? Het op een gedegen en verantwoorde wijze reguleren van de huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk, opdat de leefomstandigheden van de te huisvesten arbeidsmigranten van een deugdelijk niveau zijn, de veiligheid voldoende is gewaarborgd en de huisvesting niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van de omgeving. De gemeente biedt hiertoe enerzijds de ruimtelijke en juridische kaders, waarin huisvesting van arbeidsmigranten als legaal en passend kan worden aangemerkt. Anderzijds stelt het de gemeente in staat te handhaven bij huisvesting, die niet correspondeert met de voorgestelde beleidsrichting. Huisvesting in het Overwegende dat de vraag naar tijdelijke arbeidskrachten voornamelijk buitengebied gekoppeld is aan de seizoenspieken in de vorm van de pluk en de teelt van agrarische producten en dat verstening door structurele huisvesting in het buitengebied voorkomen dient te worden en dat de arbeidspiek aantoonbaar tijdelijk is – maximaal zes aaneengesloten maanden, huisvesting daarom alleen mogelijk is met tijdelijke voorzieningen in de vorm van woonunits of stacaravans, is een ontheffingsmogelijkheid gecreëerd in de ‘Eerste herziening van het bestemmingsplan buitengebied’. De toetsing van huisvesting in het buitengebied vindt plaats op basis van het bestemmingsplan en de ‘Beleidsregel tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten gemeente Moerdijk’. Huisvesting op campings Overwegende dat structurele bewoning op campings niet gewenst is en dat de gasten/arbeidsmigranten van een camping elders hun hoofdverblijf hebben en dat het verblijf van arbeidsmigranten niet leidt tot een verdringing van toeristisch-recreatieve gasten c.q. het toeristischrecreatieve imago van de campings en de gemeente niet schaadt, de camping een overwegend toeristisch-recreatief oogmerk heeft en blijft hebben en de arbeidsmigranten voor de eigenaren een aanvullende bron van inkomsten zijn, de eigenaar er zelf ook belang bij heeft de huisvesting adequaat te verzorgen en passende voorzieningen te treffen, is tijdelijke huisvesting toegestaan. Op termijn gaat de gemeente op zoek naar meer structurele huisvestingsoplossingen. Huisvesting in of Overwegende dat tijdelijke huisvesting alleen is toegestaan in het aansluitend op een kern buitengebied en dat huisvesting in gebouwen, gesitueerd in of aansluitend op kernen, als structurele huisvesting wordt aangemerkt en dat de huisvesting in een woning zich over het algemeen niet verenigt met de bestemming wonen en ieder verzoek op basis van maatwerk zal worden beoordeeld, kan medewerking worden verleend voor een ‘logiesfunctie’ door een binnenplanse ontheffing of, wanneer dit niet mogelijk is, een herziening van het bestemmingsplan. Dit ook in relatie tot een eerlijk concurrentieveld met al bestaande logiesverschaffers. Voor de te voeren procedure zal de aanvrager een ruimtelijke onderbouwing moeten indienen. Samenwerking/Handhaving Overwegende dat de gemeente samenwerkt met partners in de gemeente, zoals uitzendbureaus, de ZLTO, de woningcorporaties, de arbeidsinspectie en de belastingdienst, om waterbedeffecten te voorkomen; en dat de gemeente een regionaal convenant heeft afgesloten met vijf regiogemeenten en met de bonafide koepels van uitzendorganisaties, opdat de actieve uitzendbureaus in het kader van
2
Actieplan
zelfregulering opereren binnen de spelregels van het convenant en het huisvestingsbeleid van de gemeente, zodat de gemeente zich primair kan richten op malafide praktijken; en dat de gemeente met het beleid legale mogelijkheden biedt voor huisvesting, maar daarnaast handhaaft bij onwenselijke, illegale situaties, kunnen excessen voor de arbeidsmigranten, de inwoners, de gemeente en andere belanghebbenden zoveel mogelijk worden voorkomen. De gemeente wordt in relatie tot de vergunningverlening en handhaving geconfronteerd met een overgangssituatie waarbij bestaande situaties als nieuwe situaties dienen te worden beoordeeld en getoetst, hetgeen extra capaciteit met zich mee zal brengen. De huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk is niet nieuw, toch is door de toetreding van de Oost-Europese landen tot de Europese unie de toestroom van arbeidsmigranten, alsmede de huisvestingsbehoefte sterk gestegen. De gemeente kiest dan ook voor een beleid, dat verschillende afwegingen met zich heeft meegebracht, maar zal daarnaast de ontwikkelingen blijven monitoren. Uiteindelijk zal mede gezien het feit dat nog niet alle effecten inzichtelijk zijn en op termijn naar meer structurele oplossingen wordt gezocht, een algehele e e evaluatie worden uitgevoerd in het 3 en 4 kwartaal 2011, om conclusies te trekken over de uitvoering van het beleid en dit beleid indien gewenst bij te stellen.
3
Inhoudsopgave 1
2
3
4 5 6
Inleiding ............................................................................................................... 5 1.1 Aanleiding .................................................................................................... 5 1.2 Doelstelling................................................................................................... 5 1.3 Methodiek..................................................................................................... 6 1.4 Leeswijzer .................................................................................................... 6 Feiten en Cijfers .................................................................................................. 7 2.1 Arbeidsmigranten in Nederland .................................................................... 7 2.2 Arbeidsmigranten in Moerdijk ....................................................................... 8 Beleidsinstrumentarium ..................................................................................... 13 3.1 Inleiding...................................................................................................... 13 3.2 Ruimtelijk instrumentarium ......................................................................... 13 3.2.1 Bestemmingsplan buitengebied .......................................................... 13 3.2.2 Bestemmingsplannen kernen Moerdijk ............................................... 16 3.3 Juridisch instrumentarium .......................................................................... 17 3.3.1 Bouwbesluit......................................................................................... 17 3.3.2 Nachtregister....................................................................................... 18 3.3.3 Wet Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) ..................................... 18 3.4 Regionale samenwerking: convenant......................................................... 19 3.5 Handhaving ................................................................................................ 20 Actieplan............................................................................................................ 22 Literatuuroverzicht ............................................................................................. 24 Convenant huisvesting uitzendmigranten West-Brabant ................................... 25
4
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Door het verder open gaan van de grenzen is de toestroom van arbeidsmigranten in de afgelopen jaren vanuit Midden - en Oost-Europa landelijk sterk toegenomen. In Nederland heerst in verschillende sectoren een tekort aan arbeidskrachten, die aangetrokken door de relatief hogere lonen, tijdelijke werkzaamheden verrichten en van belang zijn voor het functioneren van de nationale en lokale economie. Ook in de gemeente Moerdijk zijn in toenemende mate buitenlandse werknemers actief, die hoofdzakelijk werken in de agrarische sector of op het Industrieterrein Moerdijk. Arbeidsmigratie is ook in Moerdijk geen nieuw fenomeen; sinds de ontwikkeling van het Zeehaven- en industrieterrein Moerdijk zijn arbeidsmigranten in onze gemeente actief. De politieke en media-aandacht concentreert zich echter heden ten dage op de Oost-Europese arbeidsmigranten en dan met name op de Polen. Al lijkt de betere economische situatie in het thuisland, inmiddels ook tot een verschuiving te leiden naar andere bevolkingsgroepen. De toestroom van arbeidsmigranten leidt logischerwijs tot een vraag naar huisvesting van de arbeidsmigranten zelf en de werkgevers, die ze wensen te huisvesten. Dit blijkt in de praktijk niet altijd goed te gaan. Zo hebben werknemers er belang bij om in korte tijd zoveel mogelijk te verdienen. Dit mag echter niet ten koste gaan van goede huisvesting. Zo is geconstateerd dat soms sprake is van slechte woonsituaties, illegale praktijken en problemen van openbare orde. Aan de andere kant wordt de gemeente Moerdijk ook benaderd door werkgevers en marktpartijen om medewerking te verlenen aan huisvesting. Aangezien er geen beleid aangaande huisvesting voor deze specifieke doelgroep is geformuleerd, wordt teruggevallen op vigerende juridische en ruimtelijke instrumenten, zoals het bouwbesluit en het bestemmingsplan, die (deels nog) geen toegespitste mogelijkheden kennen om deze ontwikkeling te faciliteren. Bezien deze signalen heeft het college van B&W op 19-6-2007 besloten een vrijstellingsregeling op te nemen voor mogelijkheden tot huisvesting op het agrarisch perceel in het bestemmingsplan buitengebied. Tegelijkertijd is geconstateerd dat de huisvesting niet alleen samenhangt met het agrarisch perceel, maar dat huisvesting ook kan plaatsvinden op recreatiebedrijven en in reguliere huur- en koopwoningen, hetgeen andere vraagstukken en afwegingen met zich meebrengt. In navolging hiervan heeft de Raad op 3 juli 2008 het actieprogramma van het Beleidsplan economie vastgesteld, waarin actiepunt 6 het huisvestingsbeleid arbeidsmigranten betreft. De onderliggende beleidsnotitie werkt dit verder uit en biedt een alomvattend kader omtrent de mogelijkheden voor huisvesting van buitenlandse werknemers in de gemeente Moerdijk. Aanvullend zijn voor huisvesting op het agrarisch perceel specifieke beleidsregels opgesteld.
1.2 Doelstelling Het op een gedegen en verantwoorde wijze reguleren van de huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk, opdat de leefomstandigheden van de te huisvesten arbeidsmigranten van een deugdelijk niveau zijn, de veiligheid voldoende is gewaarborgd en de huisvesting niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De gemeente biedt hiertoe enerzijds de ruimtelijke en juridische kaders, waarin huisvesting van arbeidsmigranten als legaal en passend kan worden aangemerkt. Anderzijds stelt het de gemeente in staat te handhaven bij huisvesting, die niet correspondeert met de voorgestelde beleidsrichting. De gemeente werkt daarbij samen met regiogemeenten en relevante ketenpartners.
5
1.3 Methodiek De beleidsnotitie is tot stand gekomen met behulp van verschillende informatiebronnen. -
Het verzamelen en raadplegen van relevante beleidskaders en documentatie over het thema. Inventariseren van kennis en informatie over het thema bij betrokken actoren. Het in regionaal verband participeren in overlegstructuren.
1.4 Leeswijzer De beleidsnotitie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de belangrijkste feiten en cijfers met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten inzichtelijk gemaakt, respectievelijk voor Nederland en de gemeente Moerdijk. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij het huidige beleidsinstrumentarium. Er wordt antwoord gegeven op de vragen in hoeverre het instrumentarium toereikend is c.q. aanpassingen wenselijk zijn. Achtereenvolgens passeren het ruimtelijk instrumentarium (het bestemmingsplan), het juridisch instrumentarium, het thema regionale samenwerking en de handhaving de revue. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven welke acties verdere uitwerking behoeven, hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de gebruikte literatuur, waarna in hoofdstuk 6 afgesloten wordt met als bijlage het ‘Convenant huisvesting uitzendmigranten West-Brabant’.
6
2 Feiten en Cijfers 2.1 Arbeidsmigranten in Nederland De laatste jaren is in Nederland sprake van een forse instroom van (tijdelijke) werknemers, met name uit de Midden- en Oost-Europese nieuwe EU-lidstaten (MOE-landen). Een grote vraag naar seizoensarbeiders wordt onder meer veroorzaakt door het grote aantal vacatures in de land- en tuinbouw. De arbeidskrachten worden geprikkeld door enerzijds de hoge werkloosheid in het thuisland en anderzijds de relatief grote loonverschillen. In Nederland ligt het wettelijk minimumloon (1301 p.m. per 1 januari 2007) vele malen hoger dan in Polen (246 euro p.m.) en Bulgarije (92 euro p.m; Regioplan 2007, Europese grenzen verlegd). Volgens Corpeleijn (2007) zijn daarnaast ook de ontwikkelingen in de land- en tuinbouw, de opmars in de internationale arbeidsbemiddeling en de versoepeling van het toelatingsbeleid mede door de Europese integratie verklarende factoren voor de trek van oost naar west. Volgens de prognose zal deze vraag de komende jaren onverminderd hoog blijven en zelfs toenemen. Ook de toeristen- en horecasector (bijvoorbeeld hotelwezen) is afhankelijk van een groot aantal (buitenlandse) seizoenskrachten. Daarnaast zijn er sectoren, zoals de bouw, waarin een toenemende behoefte bestaat aan goedkope flexibele werkkrachten (flex- of leenarbeid). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen drie typen buitenlandse werknemers: 1 1. Werknemers met een tewerkstellingsvergunning van buiten de EU en uit de MOE-landen . 2. Werknemers van binnen de EU. Voor deze groep is geen tewerkstellingsvergunning nodig. 3. Illegaal tewerkgestelden Tabel 1: MOE-landers in Nederland per dag (standcijfer) 2
Totaal werkzame MOE-landers (Regioplan ) Totaal werknemers uit MOE-landen (UWV) Totaal ZZP-ers (SZW) onderbouwen
100.000 78.000 22.000
Het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid heeft laten berekenen dat er naar schatting 100 duizend personen uit Middenen Oost-Europese landen per dag werkzaam zijn in Nederland (tabel 1). De doelgroep is vooral aanwezig in de provincies Noord-Brabant, Limburg, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland, daar waar de agrarische sector gemiddeld sterker aanwezig is. Uit het ledenbestand van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (hierna: ABU) blijkt dat het grootste gedeelte van de werknemers de Poolse nationaliteit heeft (69%); de rest is voornamelijk afkomstig uit andere Mid-Oost-Europese landen, zoals Bulgarije en Roemenië. Huisvesting Huisvesting van arbeidsmigranten vindt op verschillende manieren plaats. In stedelijke gebieden eerder in pensions of bij particulieren, in meer landelijke gemeenten eerder op het erf van agrariërs, op recreatiebedrijven en in gewone woningen. Het gebruik van huisvesting door ABU-leden vindt met name plaats in reguliere woningen (80%), recreatiebungalows (68%) en hotels en pensions (35%; VNG e.a., 2008). Daarnaast is bij landelijke gebieden een onderscheid te maken tussen huisvesting in het woongebied en in het buitengebied. Uit onderzoek van Regioplan (2005) blijkt daarnaast dat de lengte van het verblijf, waarbij de huisvestingsproblematiek zich voordoet, overwegend korter is dan vier maanden (43%). Een tekort aan passende huisvesting voor de buitenlandse werknemers vloeit voort uit het gegeven dat de huisvestingsvraag onvoldoende aansluit op het bestaande aanbod. De arbeidskrachten wensen gezien hun korte verblijf zoveel mogelijk geld te verdienen om terug te keren naar hun herkomstland en kunnen daarbij genoegen nemen met redelijk primitieve huisvestingsvormen. Voor gemeenten is het in de praktijk complex om op korte termijn het huisvestingsaanbod voor de doelgroep te verhogen vanwege de nodige te doorlopen planologische procedures. Ook de Woningwet met daaruit volgend het Bouwbesluit is onvoldoende voorbereid op deze ontwikkeling. Zo dienen eisen gesteld te worden aan het aantal te huisvesten arbeiders en in hoeverre dit 1
Om in aanmerking te komen voor een tewerkstellingsvergunning bij het CWI, dient de werkgever o.a. te verklaren dat er passende huisvesting is. Deze tewerkstellingsplicht en daarmee ook de registratie van het aantal gehuisveste arbeidsmigranten is sinds januari 2007 afgenomen, omdat voor Polen, het grootste herkomstland, dit niet meer opgaat. 2 Regioplan; De Europese grenzen verlegd, 2007.
7
correspondeert met een (brand)veilige en leefbare woonsituatie. Het tekort aan passende huisvestingsvormen (zeker op korte termijn) en de (onvoorziene) strijdigheden met de regelgeving lijden tot noodmaatregelen of (semi)- illegale oplossingsrichtingen, hetgeen ondeugdelijke huisvesting met misstanden als overbewoning, onveiligheid, onhygiënische omstandigheden en overlast tot gevolg kan hebben. Ook voor de omgeving kan een (te ervaren) leefbaarheidsprobleem ontstaan door drankgebruik, samenscholing of overlast.
2.2 Arbeidsmigranten in Moerdijk Om inzicht te krijgen in het aantal arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk kunnen verschillende bronnen worden aangeboord. In de praktijk blijkt het complex om aan de hand van verschillende informatiebestanden de grootte van de groep vast te stellen. Hier liggen onder andere de volgende factoren aan ten grondslag. - De informatie is afkomstig uit meerdere informatiebronnen, die deels overlappende, deels afwijkende gegevens registreren. - De verblijfsduur van arbeidsmigranten varieert sterk, hetgeen inschrijving niet altijd verplicht maakt c.q. waarbij illegaliteit aan de orde is. - De grootste groep arbeidsmigranten tot op heden uit Polen komt, waarbij de verplichting tot het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning bij het CWI niet meer van kracht is. Voor de Bulgaren en Roemenen geldt deze verplichting nog wel. - Er nog onvoldoende zicht is op de mate van (il(legale) huisvesting door uitzendorganisaties en particulieren in reguliere huur- en koopwoningen. Toch is getracht op basis van diverse informatiebronnen een beeld te creëren van het minimum aantal gehuisveste arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk, de locaties waar ze worden gehuisvest en de locaties waar ze werken. Naast het raadplegen van het CWI, het GBA en de belastingdienst, heeft een inventarisatie plaatsgevonden, waarbij medewerking is verleend door een aantal woningcorporaties, de ZLTO, de campingeigenaren in de gemeente Moerdijk en de politie. Deze gegevens zijn aangevuld met bekende huisvestingslocaties bij de afdeling Vergunningen & Handhaving. Tot slot is inzicht gegeven in de (ervaren) overlast met betrekking tot arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk. Agrarische sector De ZLTO heeft aan de hand van een inventarisatie de behoefte in beeld gebracht. Daarnaast kan op basis van de registratie van huisvestingslocaties door V&H en het CWI-register het aantal huisvestingslocaties en het aantal gehuisveste arbeiders worden geschat. De behoefte vanuit de agrarische sector aan seizoensarbeiders blijkt divers en verschilt per bedrijfstak (tabel 2). Tabel 2: Inventarisatie ZLTO huisvestingsbehoefte Bedrijfstak
Behoefte arbeiders
Aantal bedrijven
Biologische bedrijven/Vollegrondsgroente teeltbedrijven/Witlofkwekerijen/Championkwekerijen Glastuinbouw3 Zachtfruit Hardfruit
100
8
Gemiddelde Seizoensduur behoefte per bedrijf 12,5 6/8 maanden
54 25 500
2 14
12,5 35,7
2/3 maanden 2 maanden
Op basis van het CWI-register (2006) en de gegevens van V&H zijn circa 150-175 arbeiders op het agrarisch perceel gehuisvest. De huisvesting in de agrarische sector vindt op diverse manieren plaats: huren van huizen, campings (binnen en buiten de gemeente). Daarnaast heeft een aantal bedrijven voorzieningen voor huisvesting (systeembouw) op het erf gerealiseerd. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van arbeidsaanbod via uitzendburo's/loonwerkers, die zelf de huisvesting organiseren.
3
De glastuinbouw heeft daarnaast een permanente jaarrondbehoefte. Daarnaast verwacht de sector dat de seizoensbehoefte in de nabije toekomst flink zal toenemen.
8
Units t.b.v. huisvesting arbeidsmigranten (situatie gemeente Moerdijk)
Slaapkamer unit (situatie gemeente Moerdijk)
Units t.b.v. huisvesting arbeidsmigranten (situatie gemeente Moerdijk)
Recreatiebedrijven De gemeente Moerdijk beschikt over vier locaties, waar een recreatieve bestemming van kracht is in de vorm van een camping. Twee van deze campings (camping Bovensluis en Lansen) hebben te kennen gegeven arbeidsmigranten te huisvesten, de andere twee campings huisvesten in principe geen arbeidsmigranten uit principieel toeristisch-recreatief oogmerk. Camping Lansen profileert zich expliciet als: ‘de zakelijke oplossing voor werknemers van bedrijven die op of in de omgeving van Industrieterrein Moerdijk werkzaam zijn’. De volgende conclusies zijn daarnaast te trekken:
9
-
-
-
Er worden circa 125 arbeidsmigranten gehuisvest op campings in de gemeente Moerdijk. Het merendeel van deze groep betreft echter niet de zogenaamde Mid-Oost Europese arbeidskrachten (MOE-landers), maar bestaat uit voornamelijk Duitsers en Zwitsers. De arbeidskrachten zijn met name werkzaam bij bedrijven, die gevestigd zijn op het Industrie- en zeehaventerrein Moerdijk en komen hier met name voor tijdelijke installatie- en onderhoudswerkzaamheden. Het verblijf varieert van 1 tot 6 maanden. De arbeidskrachten verblijven met name in (sta)caravans. Huisvesting van arbeidsmigranten is niet nieuw, maar vindt al decennia plaats eigenlijk al sinds de komst van Shell Moerdijk. De daadwerkelijke uitstraling van het Industrie- en zeehaventerrein Moerdijk is veel groter, arbeidsmigranten verblijven op diverse locaties in een wijde omtrek buiten de gemeente.
Naast de campings is bekend dat ook in pensions met name in de kernen Zevenbergen en Klundert arbeidsmigranten verblijven, zoals in Pension Niervaert, Pension Zevenbergen en ’t Tolhuys in Klundert. Op de websites van deze pensions blijkt dat een van de doelgroepen arbeidsmigranten is.
Caravans t.b.v. huisvesting arbeidsmigranten (situatie gemeente Moerdijk)
Caravans t.b.v. huisvesting arbeidsmigranten (situatie gemeente Moerdijk)
10
Reguliere woningen In de gemeente Moerdijk worden ook woningen gehuurd of zijn gekocht voor huisvestingsdoeleinden. Binnen deze categorie bestaat tot op heden de grootste ruis. Er is nog geen volledig zicht op het aantal woningen dat gebruikt wordt voor huisvesting c.q. hoeveel arbeiders daar worden gehuisvest. Op basis van de interne beschikbare kennis over panden, waarbij sprake is van huisvesting, is een schatting gemaakt van circa 100 gehuisveste arbeiders. Naar verwachting is het aantal panden en het aantal gehuisveste arbeiders flink groter, aangezien nog onvoldoende zicht is op de huisvesting, die georganiseerd wordt door uitzendbureaus c.q particulieren.
Provesorise keuken in reguliere woning (situatie gemeente Moerdijk)
Slaapkamer in reguliere woning (situatie gemeente Moerdijk)
Het is niet aannemelijk te maken dat huisvesting zich concentreert in een of meer kernen. De huisvesting vindt in de regel nabij het bedrijf plaats, waar de arbeiders werkzaam zijn; of in de meest nabijgelegen kern. 4
De vier grootste woningcorporaties actief in de gemeente Moerdijk geven te kennen dat het aantal woningzoekende buitenlandse werknemers meevalt. De woningcorporatie Brabants Westhoek krijgt op jaarbasis circa 10 verzoeken van zowel werkgevers als werknemers, zowel werkzaam in de agrarische sector als op het Industrieterrein Moerdijk. SWZ wonen heeft circa 15 woningzoekenden (Poolse een- en tweepersoonshuishoudens). Bernardus wonen en Goed wonen hebben weinig ervaring met de behoefte van de arbeidsmigranten.
4
Brabants Westhoek, SWZ wonen, Bernardus wonen en Goed wonen.
11
Conclusie Op basis van de beschikbare gegevens zijn de volgende conclusies te trekken. Tabel 3: Inschatting aantal gehuisveste arbeiders Huisvesting (peilperiode januari-juni 2008) 5 Op agrarisch perceel (inpandig of expandig ) Op een camping In een reguliere woning Totaal
Aantal gehuisveste arbeiders +/- 150-175 +/- 125 minimaal 100 +/- 375-400
Het aantal gehuisveste arbeiders in de gemeente Moerdijk wordt geschat op minimaal 375-400 arbeiders. Dit is exclusief het aantal arbeiders dat tijdelijk gebruik maakt van pensions en hotels; daarnaast behelst deze groep zowel Mid-Oost-Europese arbeidskrachten, als arbeidskrachten uit West-Europa (circa 100). Ook is gesteld dat nog geen volledig zicht bestaat op de huisvesting in reguliere huur- en of koopwoningen. De behoeftecijfers van de ZLTO indiceren al dat nog niet alle huisvestingslocaties in beeld zijn. Openbare orde Huisvesting van met name de Poolse arbeidsmigranten wordt in de algemene beeldvorming gekoppeld aan overbewoning, dronkenschap en geluidsoverlast. Op basis van de waarnemingen van de wijkagenten werkzaam in de gemeente Moerdijk lijkt de overlast in de gemeente Moerdijk mee te vallen. Er zijn weinig gevallen bekend van overlast. Wel is bekend dat de arbeidsmigranten regelmatig de supermarkten bezoeken voor het inkopen van alcoholhoudende dranken. De problematiek lijkt zeker in vergelijking met de waarnemingen in de gemeente Steenbergen, waar een ‘Polencafé’ was en grootschalige huisvesting plaatsvindt in het Stella Maris complex, vooralsnog marginaal te zijn. Conclusie De gemeente Moerdijk heeft door het Industrieterrein Moerdijk van oudsher te maken met arbeidsmigranten. De groep arbeidsmigranten, die werkt in de gemeente Moerdijk, is naar verwachting dan ook behoorlijk groter dan de gehuisveste arbeiders, door haar regionale uitstraling en het gebrek aan adequate huisvestingsvormen binnen de gemeente. Ook het beleid kent nog geen toegespitste mogelijkheden voor huisvesting van arbeidsmigranten. Op basis van de inventarisatie is een schatting gemaakt van het minimale aantal gehuisveste arbeiders (circa 400). Naar verwachting is deze groep groter met name door het feit dat nog onvoldoende zicht is op het gebruik van panden door uitzendbureaus en particulieren. Het verdient dan ook bijzondere aandacht de ontwikkelingen te blijven monitoren, hetgeen actiepunt 1 van deze notitie tot doel stelt. In hoofdstuk 3 zal op basis van het bestaande beleidskader inzicht worden gegeven in waar mogelijkheden zullen worden geboden voor huisvesting en in hoeverre het bestaande beleid aanpassing behoeft.
5
Inpandig heeft betrekking op huisvesting in het bedrijfspand of in de bedrijfswoning van een agrariër, expandig op huisvesting in tijdelijke voorzieningen op het agrarisch perceel, zoals woonunits.
12
3 Beleidsinstrumentarium 3.1 Inleiding De toestroom van arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk brengt verschillende beleidsvragen met zich mee. Dit blijkt al uit het feit dat het thema verschillende beleidsterreinen aangaat. Economie: Ruimtelijke ordening: Handhaving: Volkshuisvesting: Maatschappij:
verbetering aansluiting arbeidsvraag-arbeidsaanbod en toename van werkgelegenheid bestemmingsplan buitengebied/kernen illegale huisvesting, overtreding van voorschriften organisatie huisvesting arbeidsmigranten leefbaarheid, voorkomen overlast
De brede beleidscontext leidt tot verschillende relevante beleidsvragen. De belangrijkste zijn: 1. In hoeverre bieden de huidige bestemmingsplannen voldoende toetsingsmogelijkheden voor het wel of niet toestaan van de huisvesting van arbeidsmigranten en/of zijn aanpassingen gewenst? 2. Is het juridisch instrumentarium toereikend om met name overbewoning te voorkomen en brandveiligheid te waarborgen? 3. In hoeverre is flankerend beleid nodig om huisvesting van arbeidsmigranten te organiseren? Om deze vragen te beantwoorden is een onderscheid gemaakt tussen ruimtelijk instrumentarium, en juridisch instrumentarium. Daarnaast is op 18 september 2008 een regionaal convenant afgesloten met vijf andere regiogemeenten en de bonafide brancheorganisaties voor uitzendorganisaties in Nederland (zie ook paragraaf 3.4/ hoofdstuk 6). In paragraaf 3.5 is een handhavingsparagraaf opgenomen.
3.2 Ruimtelijk instrumentarium In het buitengebied is het gelijknamige bestemmingsplan van kracht en heeft huisvesting betrekking op de (on)mogelijkheden op het agrarisch perceel, campings en andere huisvestingsvormen in het buitengebied. In de kernen kan sprake zijn van huisvesting in reguliere huur- of koopwoningen of andere complexen. De paragraven 3.2.1 en 3.2.2. geven achtereenvolgens inzicht waar huisvesting in de gemeente Moerdijk planologisch mogelijk wordt en waar niet. Hierbij wordt expliciet een onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en structurele huisvesting.
3.2.1
BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED
In de agrarische sector blijkt een toenemende behoefte aan huisvesting van arbeidsmigranten te bestaan. Het bestemmingsplan buitengebied kent (nog) geen toegespitste mogelijkheden om huisvesting voor deze doelgroep in de agrarische sector mogelijk te maken. Daarop anticiperend heeft het college van B&W op 19 juni 2007 het volgende besloten: 1.Een ontheffingsmogelijkheid opnemen in de artikel 30-herziening van het bestemmingsplan buitengebied, waarin onder voorwaarden mogelijkheden worden gecreëerd voor woonunits op het 6 agrarisch perceel, huisvesting in een bestaand bedrijfsgebouw op het agrarisch perceel of (sta)caravans op het agrarisch perceel; 2. Beleidsregels opstellen, waarin de voorwaarden tot medewerking nader worden gespecificeerd, alsmede de voorwaarden voor het verkrijgen van een ontheffing op grond van artikel 17 WRO, met betrekking tot de periode totdat de planologische procedure is afgerond.
6
In de adviesnota B&W wordt voorgesteld de huisvesting op het agrarisch perceel alleen toe te staan in woonunits en stacaravans. Dit betreft een wijziging van het collegebesluit van 19 juni 2007.
13
Het flankerend beleid met betrekking tot huisvesting op het agrarisch perceel is opgenomen in de ‘Beleidsregel tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten gemeente Moerdijk’.
Bij huisvesting is in theorie een onderscheid te maken tussen tijdelijke en structurele huisvesting. Bij structurele huisvesting kunnen verschillende personen gebruik maken van de huisvesting, maar is de huisvestingsvorm structureel. Indien seizoenen geen rol spelen, zoals in de metaal en bouw, is structurele huisvesting eerder aan de orde. Huisvesting is in tegenstelling tot de agrarische sector dan ook minder gekoppeld aan de fysieke werkplek. Dit onderscheid wordt op heldere en systematische wijze in de voorbeeldregeling ‘Tijdelijk werken en wonen’ van de Stads Regio Eindhoven’ (hierna SREnota) gemaakt, hetgeen ook door de Provincie Noord-Brabant tot uitgangspunt is gekozen. Tijdelijke huisvesting hangt daarmee sterk samen met seizoensgebonden arbeid en daarmee vooral met de agrarische sector. Voor enkele maanden gedurende de piek is een extra behoefte aan arbeidskrachten. Dit markeert een belangrijk onderscheid in de huisvestingsbehoefte. De mate van tijdelijkheid roept echter discussie op, omdat de seizoenen van verschillende soorten gewassen elkaar kunnen afwisselen, waardoor de huisvestingsvraag een permanenter karakter kan krijgen. Uit de behoefte van ZLTO blijkt ook dat de duur van het seizoen per subsector sterk kan verschillen. Zo zal bij het ene bedrijf de behoefte tijdelijk van aard zijn, maar kan ook sprake zijn van jaarrondactiviteiten. In dit geval is dan ook niet te spreken van een tijdelijk grotere arbeidspiek, die tijdelijke huisvesting wenselijk maakt. De volgende algemene lijn in de ‘Beleidsregel tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten gemeente Moerdijk’ zal dan ook worden gehanteerd, om een duidelijk onderscheid tussen tijdelijke en structurele huisvesting te markeren. Huisvesting is alleen toegestaan indien dit aantoonbaar is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote(re) arbeidsbehoefte van dat bedrijf. Daarnaast geldt dat de huisvesting uitsluitend arbeidsmigranten betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Tijdelijkheid dient bovendien te worden gedefinieerd, daarnaast dient een keuze te worden gemaakt met betrekking tot welke huisvestingsvormen worden toegestaan voor tijdelijke huisvesting op het agrarisch bedrijfsperceel. Bij de huisvestingsvormen is een onderscheid te maken tussen tijdelijke voorzieningen en structurele voorzieningen. Bij structurele voorzieningen kan gedacht worden aan bewoning/verbouwing van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw van een agrariër of bewoning in reguliere huur- of koopwoningen. Bij tijdelijke voorzieningen aan voorzieningen, zoals stacaravans, woonunits of toercaravans. Box 1: Voor- en nadelen van tijdelijke versus structurele voorzieningen De voordelen van de tijdelijke voorzieningen zijn: 1. Geen structurele bebouwing in het buitengebied. 2. Meer beleidsruimte voor toekomstige oplossingen De nadelen van de tijdelijke voorzieningen zijn: 1. Kosten voor verwijdering en opslag voor de agrariërs. 2. Indien landschappelijke inpassing een feit is, wordt de druk groter om de voorzieningen ook buiten de periode te gebruiken i.p.v. leegstand of het continu verwijderen en opbouwen. 3. Handhaving is arbeidsintensief en kan leiden tot langdurige juridische procedures. De voordelen van structurele voorzieningen zijn: 1. Landschappelijke kwaliteit 2. Lagere kosten 3. Grotere kans op structurele huisvesting De nadelen van de structurele voorzieningen zijn: 1. Geen structurele voorzieningen voor een tijdelijke behoefte 2. Verstening van het buitengebied 3. Minder beleidsruimte voor toekomstige oplossingen
Om het onderscheid tussen tijdelijke en structurele huisvesting nader te typeren, wordt de arbeidspiek gekoppeld aan een maximale aaneengesloten periode van 6 maanden. Ook de SRE-nota markeert dit onderscheid als belangrijk uitgangspunt. Indien de behoefte bestaat bij een agrarisch bedrijf om arbeidsmigranten langer dan 6 aaneengesloten maanden te huisvesten, is sprake van structurele
14
huisvesting. Structurele huisvesting is in het buitengebied daarmee niet toegestaan en tijdelijke huisvesting alleen op het agrarisch perceel. In het kader van de handhaafbaarheid op langere termijn en het voorkomen van structurele bebouwing (verdergaande verstening) van het buitengebied wordt de voorkeur gegeven aan het plaatsen van tijdelijke voorzieningen, boven het huisvesten met behulp van structurele voorzieningen. De gemeente zal in de toekomst op zoek gaan naar meer mogelijkheden voor structurele huisvesting op daarvoor geschikte locaties (actiepunt 3). Inmiddels zijn de werkzaamheden voor de herziening van het bestemmingsplan buitengebied gestart. Hierin zal een ontheffingsmogelijkheid opgenomen worden voor tijdelijke huisvesting van werknemers op een agrarische bouwstede of bouwvlak. Naast de regeling in het bestemmingsplan zal het noodzakelijk zijn flankerend beleid op te stellen waarin nadere eisen (o.a. het 6 maanden criterium) worden gesteld aan de huisvesting in de agrarische sector. Het gebruik van woonunits en stacaravans voor tijdelijke huisvesting kan worden toegestaan voor een periode waarvan is aangetoond dat de arbeidsbehoefte zodanig toeneemt dat tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering. Deze periode bedraagt in ieder geval niet meer dan zes aaneengesloten maanden, met dien verstande dat een periode van minimaal 6 maanden voorafgaand aan de periode waarin tijdelijke huisvesting zal worden toegestaan, geen tijdelijke huisvesting heeft plaatsgevonden. Vergunningen worden voor maximaal 3 jaar verleend op basis van een maximaal gebruik van zes aaneengesloten maanden per kalenderjaar. Met de uitvoering van actiepunt 3 gaat de gemeente op zoek naar meer structurele huisvestingsoplossingen. De tijdelijke voorzieningen mogen bovendien voorafgaand en na de periode, waarin het gebruik is toegestaan, niet worden gebruikt, voorzover de tijdelijke voorzieningen niet verwijderd moeten worden. Als de herziening van het bestemmingsplan buitengebied in werking treedt, kan een ondernemer van de regeling gebruik maken. De tijdelijke huisvesting dient gekoppeld te zijn aan een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, waardoor het gebruik binnen de agrarische bedrijfsbestemming past. Toetsing vindt daarbij plaats op basis van het bestemmingsplan en de ‘Beleidsregel tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten gemeente Moerdijk’, waarin het beleid ten aanzien van huisvesting op het agrarisch perceel wordt gespecificeerd. Huisvesting op campings Huisvesting in het buitengebied blijkt in de praktijk ook plaats te vinden op campings. In hoofdstuk 2 is al geconstateerd dat twee van de vier Moerdijkse campings een redelijke groep arbeidsmigranten huisvesten. Deze arbeidsmigranten zijn hoofdzakelijk werkzaam op het Industrie- en zeehaventerrein Moerdijk. In lijn met huisvesting op het agrarisch bedrijfsperceel, maar nu gekoppeld aan de persoon 7 i.p.v. aan de huisvestingsvorm zal de tijdelijkheid wederom gemaximeerd worden op 6 maanden, omdat structurele bewoning op campings niet gewenst is. Gasten van een camping hebben ongeacht of zij arbeidsmigrant of toerist zijn, elders hun hoofdverblijf. Algemene regelgeving die van kracht is op campings blijft onverminderd van kracht. Campings hebben het recht op basis van een veranderende samenstelling van hun gasten, de campingregels aan te passen, zover niet in strijd met vigerende gemeentelijke wetgeving. Zo blijkt uit ervaring dat campings zorgdragen voor een zekere afscheiding van de te huisvesten arbeidsmigranten en de reguliere gasten. Het is dan ook niet te stellen dat het verblijf van arbeidsmigranten het toeristisch-recreatieve imago van de campings c.q. de gemeente schaadt. In zekere zin vormen de arbeidsmigranten een aanvullende bron van inkomsten. Ook met betrekking tot de huisvesting op campings neemt de gemeente in acht dat op langere termijn gezocht wordt naar structurele oplossingen. Met de uitvoering van het actiepunt 32 ‘onderzoek mogelijkheden verblijfsrecreatie gemeente Moerdijk uit het Beleidsplan economie zal in het bijzonder in beeld worden gebracht hoe de toeristische-recreatieve doelgroep zich verhoudt tot bijvoorbeeld de arbeidsmigranten, of sprake is van verdringing en daarmee een conflict dreigt met de toeristischrecreatieve ambities van de gemeente. De uitvoering van dit onderzoek zal dan ook gekoppeld worden aan de algehele evaluatie van deze beleidsnotitie (actiepunt 2). Voor Camping Lansen wordt een andere richting gekozen. Op basis van de activiteiten van ‘Camping Lansen’ is te stellen dat de camping al circa 30 jaar geen toeristisch-recreatief oogmerk heeft en daarmee geen toegevoegde waarde heeft voor het toeristisch-recreatief product binnen de gemeente 7
Gebruikers kunnen immers een stacaravan huren voor een jaar, maar daar niet wonen. Het is daarmee hun nevenverblijf.
15
Moerdijk, hetgeen geen rechtdoet aan de huidige recreatieve bestemming. De camping richt zich expliciet op arbeidsmigranten. Bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan buitengebied dient de camping een meer passende bestemming te krijgen gezien de strekking van het huidige gebruik en de bedrijfsactiviteiten.
3.2.2
BESTEMMINGSPLANNEN KERNEN MOERDIJK
In de ‘Eerste herziening van het bestemmingsplan Buitengebied’ wordt een regeling opgenomen voor tijdelijke huisvesting van werknemers op het agrarisch perceel. In het buitengebied worden geen mogelijkheden geboden voor structurele huisvesting voor tijdelijke werknemers. Binnen de kernen in de gemeente wordt structurele huisvesting in specifieke gevallen wel mogelijk geacht. Er dient een beroep gedaan te worden op structurele huisvesting, indien: - Op het agrarisch perceel de arbeidsbehoefte aan arbeidsmigranten leidt tot een huisvestingsverzoek van een periode van meer dan zes aaneengesloten maanden in een jaar; of de huisvesting niet op een deugdelijke manier conform de herziening van het bestemmingsplan buitengebied c.q. de beleidsregel kan worden georganiseerd. - Een specifiek verzoek wordt ingediend voor huisvesting van arbeidsmigranten in of aansluitend op een kern. Er is in hoofdstuk 2 geconstateerd dat huisvesting kan plaatsvinden in reguliere huur- of koopwoningen. De huisvesting van arbeidsmigranten staat echter gezien de uitspraak van de Raad van State in box 2 op gespannen voet met de functie/bestemming wonen in verschillende bestemmingsplannen. Box 2 : Uitspraak Raad van State t.a.v. huisvesting in woningen De bewoning door seizoenarbeiders van één pand betreft niet de huisvesting van een huishouden in de gewone zin van dat woord en is daarmee ook niet op één lijn te stellen. Hierbij is immers geen sprake van continuïteit in de samenstelling ervan, nu de seizoenarbeiders slechts ongeveer drie maanden in de panden zijn gehuisvest, en is evenmin sprake van onderlinge verbondenheid. De door appellanten genoemde omstandigheden dat de seizoenarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen zijn hiervoor onvoldoende. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het gebruik van de percelen strijdig is met de bestemming (Raad van State, 200603867/1).
Het is dan ook niet mogelijk om binnen de bestemming wonen, logies te verschaffen ten bate van structurele huisvesting. Structurele huisvesting binnen een pand in of aansluitend op de kernen zal dan ook gezien worden als een logiesfunctie in de zin van het bestemmingsplan (zie Handboek Bestemmingsplannen gemeente Moerdijk, 2008). Daar waar de geldende bestemmingsplannen vestiging van een logiesfunctie mogelijk maken, kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden welke het bestemmingsplan biedt ten bate van de structurele huisvesting. Wanneer een verzoek wordt gedaan voor een nieuwe locatie welke binnen het bestemmingsplan nog niet de mogelijkheid heeft voor vestiging van een logiesfunctie (nieuwe ontwikkeling), wordt het verzoek voor medewerking aan de ontwikkeling op de gebruikelijke manier door de gemeente behandeld. Hierbij is een onderscheid te maken tussen logies en logiesgebouw (huisvesting van meer dan 10 personen). De logiesfunctie wordt daarnaast ook wenselijk geacht om eerlijke concurrentie te garanderen met al opererende pensions- of logiesverschaffers. Hierbij wordt in ieder geval gelet op de volgende aspecten: - Huisvesting in of aansluitend op (een) kern(en), waarbij rekening wordt gehouden met het type woonmilieu; - geluid: aangetoond moet worden dat de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de regelgeving voor geluid; - parkeren: aangetoond moet worden dat de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein 8 worden gerealiseerd. Hierbij wordt uitgegaan van de CROW normen voor parkeren. Wanneer dit niet mogelijk blijkt en middels een parkeerbalans wordt aangetoond dat voldoende vrije
8
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
16
-
parkeercapaciteit aanwezig is in de omgeving, kan worden afgeweken van de eis om parkeren op eigen terrein te realiseren; nieuwvestiging moet passen binnen het beleid van de gemeente; de ontwikkeling mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking; milieutechnische inpasbaarheid: de ontwikkeling moet aantoonbaar milieutechnisch inpasbaar zijn; een logiesfunctie is niet inpasbaar op een bedrijventerrein; een nieuwe logiesfunctie mag geen belemmering opleveren voor bestaande of te realiseren activiteiten; de te huisvesten personen hebben elders hun hoofdverblijf; voor het overige dient in ieder geval rekening te worden gehouden met andere regelgeving, zoals het bouwbesluit en de beleidsregels die gesteld zijn ten aanzien van de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
Er is geen specifieke bepaling opgenomen met betrekking tot het aantal gehuisveste arbeiders, aangezien dit afhankelijk is van het verzoek en de mogelijkheden die een specifieke locatie biedt. Wel bevat het bouwbesluit (zie ook paragraaf 3.3.1.) een toetsingscriterium voor overbewoning. Wanneer de ontwikkeling positief wordt beoordeeld, kan medewerking worden verleend door een binnenplanse ontheffing of, wanneer dit niet mogelijk is, een herziening van het bestemmingsplan. Voor de te voeren procedure zal de aanvrager een ruimtelijke onderbouwing moeten indienen. Wanneer de gemeente kan instemmen met de ontwikkeling en de onderbouwing voldoende is bevonden, kan een herziening van het bestemmingsplan worden opgesteld. In principe wordt een dergelijke herziening door de aanvrager opgesteld. De herziening zal een planologische procedure doorlopen. De kosten welke voor rekening van de aanvrager zijn, staan vermeld in de legesverordening van de gemeente.
3.3 Juridisch instrumentarium Naast de ruimtelijke instrumenten beschikt de gemeente over enkele andere instrumenten die van belang zijn bij het beleidskader. Achereenvolgens wordt stilgestaan bij de betekenis van de Bouwverordening, de APV, het nachtregister en het GBA-register.
3.3.1
BOUWBESLUIT
Op grond van de Woningwet moeten alle bouwwerken voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit en de Bouwverordening stellen. In het Bouwbesluit zijn zowel voor nieuw te bouwen, als voor bestaande gebouwen bouwtechnische voorschriften opgenomen, die betrekking hebben op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. De eisen voor nieuwbouw zijn over het algemeen stringenter dan voor bestaande bebouw. Naast het Bouwbesluit bevat een gemeentelijke bouwverordening regels voor het toepassen van brandveiligheidsinstallaties als voorwaarde voor een bouwvergunning. Op 1 november 2008 zal het ‘gebruiksbesluit brandveilige bouwwerken’ de voorschriften voor het brandveilig gebruik van gebouwwerken gelijk trekken en daarmee de gemeentelijke bouwverordening vervangen. Dit heeft o.a. invloed op de huisvesting in de vorm van logies. In de huidige bouwverordening van de gemeente Moerdijk is opgenomen dat een ‘vergunning gebruik bouwwerk’ nodig is, indien aan meer dan vijf personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging gelijktijdig nachtverblijf zal worden verschaft (artikel 6.1.1.b). Hierdoor kan extra grip worden gehouden op het gebruik van locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Het doel van de gebruiksvergunning is brandgevaarlijke situaties te vermijden en de kans op brand en ongevallen bij brand te verkleinen. Voorschriften die worden opgenomen hebben betrekking op het beperken van de kans op brand, het beperken van de gevolgen van brand en het vluchten uit een gebouw bij brand. Verder bevat de bouwverordening de niet-bouwtechnische eisen omtrent het bouwen, zoals stedenbouwkundige voorschriften, regels voor het gebruik van gebouwen, regels voor het slopen en de wijze van handhaving door de gemeente. Daarnaast is in de bouwverordening een overbevolkingsbepaling opgenomen in artikel 7.1.1. De bepaling stelt dat het verboden is een woning te bewonen met of toe te staan dat een woning wordt bewoond door meer dan één persoon per 12 m2
17
gebruiksoppervlakte. De huidige bouwverordening biedt in combinatie met de ontheffingsmogelijkheid voor een logiesfunctie voldoende ruimte om de brandveiligheid te toetsen. De bepaling met betrekking tot overbewoning is daarmee een extra slot op de deur.
3.3.2
NACHTREGISTER
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf Artikel 2.3.2.1. Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder; 1. inrichting: elke al of niet besloten ruimte dan wel stand of ligplaats waar, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft; 2. houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft. Artikel 2.3.2.2. Kennisgeving exploitatie Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester. Artikel 2.3.2.3. Nachtregister De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model. Artikel 2.3.2.4. Verschaffing gegevens nachtregister Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken. Een belangrijk middel voor de gemeente om te weten wie er op een bedrijf is gehuisvest, is het nachtregister. Door de ondernemer via de gebruiksvergunning te verplichten een nachtregister bij te houden en desgevraagd aan de gemeente inzage te geven, ontstaat een nauwkeurig beeld van de daadwerkelijke bewoning. Als het gaat om tijdelijke huisvesting, kan de verplichting om een nachtregister bij te houden op bezwaren stuiten bij de ondernemers vanwege het extra werk. Echter, op grond van artikel 438, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is degene die er zijn beroep van maakt aan personen nachtverblijf te verschaffen, verplicht om een doorlopend register bij te houden waarin diverse gegevens moeten staan van de personen die daar verblijven. Het gemeentebestuur kan alleen vragen om inzage van een nachtregister, het afdwingen van het nachtregister is primair een taak van de politie omdat het nachtregister in het Wetboek van Strafrecht verplicht is gesteld. Om zicht te houden op wie waar gehuisvest is, zal het nachtregister een belangrijk instrument zijn. Het toezicht op inrichtingen, waarbij nachtverblijf wordt geschaft is reeds geregeld in artikel 2 van de algemene plaatselijke verordening. Deze plicht wordt met het onderhavige beleid uitgebreid naar een ieder die als eerste contactpersoon/verantwoordelijke zorgdraagt voor de huisvesting. - De campingeigenaar, die deze plicht al heeft; - De agrarische werkgever, indien op zijn erf arbeidsmigranten gehuisvest worden; - De eigenaar/verhuurder van een inrichting, waar huisvesting van arbeidsmigranten plaatsvindt (in de meeste gevallen een uitzendbureau als werkgever).
3.3.3
WET GEMEENTELIJKE BASISADMINISTRATIE (GBA)
De gemeente is verplicht een GBA-register te hebben en te onderhouden. Indien een persoon naar redelijke verwachting gedurende een half jaar minstens vier maanden in Nederland zal verblijven, dient men zich binnen vijf dagen na aanvang van het verblijf te registreren bij de betreffende gemeente waar men zijn woonadres heeft. De wet GBA is dan ook een middel om het aantal als mede de spreiding van arbeidsmigranten te registreren en te monitoren en zodoende (eventueel) onrechtmatig gebruik te kunnen aantonen.
18
3.4 Regionale samenwerking: convenant Samenwerking tussen gemeenten onderling en andere relevante instanties, zoals de belastingdienst, de arbeidsinspectie en de politie, is gewenst teneinde waterbedeffecten te voorkomen. Hier liggen verschillende factoren aan ten grondslag: - Het vooraf regionaal afstemmen van beleid leidt tot eenduidigheid en gelijkheid. Het is hierbij van belang een goede balans te vinden tussen ‘de local couleur’ van iedere gemeente en het gemeenschappelijk belang. - Het na afstemming en accordering van beleid door de gemeentelijke overheden identiek handhaven, voorkomt verplaatsing van de arbeidsmigranten (en daarmee het probleem). De regionale samenwerking is georganiseerd langs twee wegen. Enerzijds is de gemeente Moerdijk betrokken in het districtsoverleg Mark en Dintel samen met de gemeenten Bergen op Zoom, Roosendaal, Woensdrecht, Steenbergen, Halderberge en een afvaardiging van de politie. Concrete aanleiding voor dit overlegorgaan was het door de gemeenten erkende belang van regionale afstemming en een door de gemeente Woensdrecht afgesloten convenant met een van de drie grootste brancheorganisaties van uitzendbureaus in Nederland, de VIA (ook Bergen op Zoom was hiermee bezig). Ook vanuit de regio Breda is een vergelijkbare regionale ambtelijke projectgroep geformeerd om tot afstemming en concrete afspraken te komen. Het belangrijkste product, dat is voortgevloeid uit het regionale overleg Mark en Dintel is het op 18 september 2008 door het college van B&W ondertekende ‘Convenant huisvesting uitzendmigranten West-Brabant’ (hoofdstuk 6) met vijf regiogemeenten en de drie grootste bonafide koepels van uitzendorganisaties in Nederland. Daarnaast wordt ook op het vlak van ruimtelijke ordening kennis uitgewisseld en wordt nagedacht over het ontwikkelen van communicatiemiddelen gericht op de arbeidsmigranten ter voorkoming van 9 overlast. De drie koepels, de VIA, NBBU en de ABU , behartigen de belangen van bijna alle bonafide uitzendorganisaties in Nederland. De uitzendbureaus, in de praktijk vaak de ‘grootschalige’ werkgevers van de arbeidsmigranten, zijn gebaat bij medewerking van de gemeente en duidelijke spelregels over waar en hoe huisvesting mogelijk is. Belangrijke uitgangspunten van het convenant zijn: -
een veilige en humane huisvesting van arbeidsmigranten; voorkomen van overlast naar omwonenden; een optimale informatievoorziening vanuit de uitzendorganisaties; huisregels, o.a. door een productie van een DVD; zo veel mogelijk zelfregulering door de uitzendorganisaties.
De uitzendorganisaties krijgen door dit convenant een grote verantwoordelijkheid, doordat ze onder andere een taak hebben op het toezien van een goede huisvesting, het informeren van buurtbewoners bij huisvesting en het administreren en afhandelen van klachten. Door het convenant kan een goed onderscheid worden gemaakt tussen de bonafide organisaties, die conform de regels van de koepels en het convenant werken en de malafide organisaties, die op een ondeugdelijke manier huisvesten. De uitzendbureaus dienen dan ook met inachtneming van de spelregels van het convenant en de (ruimtelijke en juridische) beleidsuitgangspunten uit deze notitie huisvesting te organiseren, opdat de gemeente zich primair kan richten op malafide omstandigheden. Op termijn bestaat er de mogelijkheid dat het convenant een bredere regionale dekking krijgt. Het convenant zal bovendien vóór het einde van de termijn van een jaar gezamenlijk door de partijen worden geëvalueerd. In hoofdstuk 6 is het convenant als bijlage opgenomen.
9 VIA=Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars, www.via-eu.com; NBBU=Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen, www.nbbu.nl; ABU=Algemene Bond Uitzendondernemingen, www.abu.nl.
19
3.5 Handhaving Ten aanzien van het meewerken aan een goede huisvesting van buitenlandse werknemers zal ook op het handhaven van de afgesproken regels, zoals dit in hoofdstuk 3 is aangehaald, moeten worden toegezien. De handhavingstaken die daaruit voortvloeien zijn voor de gemeente Moerdijk nadrukkelijk aandachtspunten. Het is op de eerste plaats van belang te onderkennen dat moet worden samengewerkt met de buurgemeenten en de diverse handhavingspartners. Zoals ook door het 10 ministerie van VROM wordt aangegeven is samenwerking op dit terrein onontbeerlijk, aangezien bij solistisch optreden door één gemeente tegen misstanden op dit terrein, het probleem zich volgens het waterbed-effect principe verplaatst en bij een buurgemeente de kop opsteekt. Hier zal aandacht aan moeten worden besteed. Daarnaast zal bij het ten uitvoering brengen van de handhaving zoveel mogelijk moeten worden aangesloten bij de bestaande wet- en regelgeving en de diverse huidige beleidskaders. Zo zal worden aangesloten bij het door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk in november 2003 vastgestelde handhavingprogramma: “Correct en consequent”. Recentelijk is in juli 2008 dit programma wederom verlengd. Met het vaststellen van dit programma heeft de gemeente enerzijds helder gemaakt wat wel en wat niet mag en anderzijds vastgelegd dat hiernaar consequent moet worden gehandeld. Handhaving Gebaseerd op het handhavingsprogramma wordt ook voor dit onderwerp onder het begrip Handhaving in enge zin verstaan: ‘Het door controle en het toepassen van bestuursrechtelijke sancties (of dreigen daarmee) bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd’ (repressief). In ruime zin wordt Handhaving omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels door anderen te bevorderen. Toezicht en sancties spelen hier uiteraard een rol in, maar ook voorlichting over welke regels er zijn, de reden voor de regels en het houden van controles vallen hieronder (preventief). Buitenlandse werknemers en programmatisch handhaven Het handhavingprogramma “Correct en consequent” van de gemeenteraad is een bewuste keuze geweest met het idee dat alles handhaven niet mogelijk is. Ten aanzien van de beschikbare capaciteit voor de handhavingstaken zijn prioriteiten gesteld en deze maken onderdeel uit van het werkprogramma. De handhavingstaken, die reeds deel uit maken van dit programma en ook betrekking hebben op het thema huisvesting blijven met de vaststelling van deze beleidsnota onverkort van kracht. Zo geldt ook specifiek voor deze handhavingstaken met prioriteit hoog en (deels) gemiddeld dat deze in het programma per kleurspoor zijn uitgewerkt naar handhavingsomvang, een toezichtsstrategie, aanvullende maatregelen en een handhavingsstappenplan. Organisatie van de handhaving in relatie tot buitenlandse werknemers Indien er overtredingen worden geconstateerd ten aanzien van de handhavingstaken in relatie tot de huisvesting van buitenlandse werknemers wordt in principe gehandeld zoals beschreven in de nota “Correct en consequent”. De meeste overtredingen zullen bestuursrechtelijk worden aangepakt en daarnaast bestaan er op diverse terreinen afspraken met het OM over het inzetten van strafrechtelijke trajecten (flankerend beleid). Handhaving van het beleid valt uiteen in twee soorten handhaving. Dit is de handhaving van de reeds gerealiseerde tijdelijke huisvesting op agrarische percelen en welke niet passen in het beleid en de handhaving van de verleende vergunningen voor de tijdelijke huisvesting op agrarische percelen. Handhaving reeds gerealiseerde tijdelijke huisvesting niet passend in het beleid Bedrijven die reeds bekend zijn bij de gemeente zullen een waarschuwingsbrief krijgen dat de tijdelijke huisvesting in strijd met het geldende bestemmingsplan is en dat dit misschien gelegaliseerd kan worden op basis van het vastgestelde beleid. Om te kunnen onderzoeken of hier sprake van kan zijn, dient er een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend te worden voor de plaatsing van de tijdelijke voorzieningen. Indien de tijdelijke huisvesting niet past binnen het beleid c.q. de ontheffing wordt er een handhavingsprocedure gestart. Handhaving dient dan gericht te zijn op de verwijdering van de tijdelijke huisvesting (bestuursdwang). De overtreder krijgt hierbij eerst zelf de gelegenheid de tijdelijke voorzieningen te verwijderen binnen een redelijke termijn. Laat de overtreder dit na dan 10
Tijdelijke werknemers onder dak: Handreiking huisvesting tijdelijke werknemers, Ministerie van VROM, 2006.
20
zullen de tijdelijke voorzieningen door de gemeente verwijderd worden. De kosten voor deze verwijdering zullen dan verhaald worden op de overtreder. Handhaving verleende vergunning voor de tijdelijke huisvesting Aan de ontheffng die van het bestemmingsplan verleend wordt om de vergunning voor de tijdelijke huisvesting te kunnen verlenen wordt de voorwaarde gesteld dat per jaar de tijdelijke huisvesting voor een periode van maximaal 6 maanden gebruikt mag worden. De handhaving dient dus met name gericht te zijn op de voorwaarde met betrekking tot het gebruik. Bij overtreding van deze voorwaarde is het opleggen van een last onder dwangsom het meest geëigende middel. Het college heeft een dwangsommenlijst vastgesteld. Er zijn vaste dwangsommen voor bepaalde overtredingen. Volgens de dwangsommenlijst zou bij overtreding van een ontheffing van het bestemmingspan een dwangsom opgelegd kunnen worden van € 1.000 per week met een maximum van € 10.000. Het beleid stelt dat er na de zes aaneengesloten maanden geen gebruik meer gemaakt mag worden van de tijdelijke huisvesting. Het opleggen van een dwangsom van € 1.000 per week staat niet in redelijke verhouding tot de overtreding. Het plaatsen van een dergelijke voorziening kost ongeveer € 10.000 tot 12.000. Ook heeft de eigenaar van het bedrijf natuurlijk inkomsten uit de verhuur van de tijdelijke voorzieningen. Gelet hierop is het opleggen van een dwangsom van € 10.000 per week met een maximum van € 100.000 een redelijk alternatief. Hiermede wordt natuurlijk wel afgeweken van het vastgestelde handhavingsbeleid maar dit is gezien de overtreding aanvaardbaar. Bij de constatering van de overtreding van de ontheffing dient er gelijk een vooraanschrijving verstuurd te worden waarin de overtreder een korte termijn krijgt (1 week) om de overtreding ongedaan te maken. Na die week moet er een controle plaatsvinden of de overtreding beëindigd is en anders volgt gelijk een last onder dwangsom. Bij deze procedure wordt de stap van het eerst versturen van een waarschuwingsbrief overgeslagen. Dit is ook in strijd met het vastgestelde handhavingsbeleid, maar eveneens aanvaardbaar. Bij alle controles is het wel zo dat voordat gekeken wordt of de situatie gelegaliseerd kan worden, er gekeken wordt of er sprake is van een veilige situatie. Hierbij worden de navolgende criteria gehanteerd: - er is sprake van een overtreding met een dreigende en/of onomkeerbare schade van enige betekenis; - er is sprake van een overtreding met (dreigende) risico´s voor de volksgezondheid; - er is sprake van een overtreding die duidt op grove nalatigheid, calculerende en/of malafide instelling van de overtreder.
21
4 Actieplan Actiepunt 1 Monitoring ontwikkelingen huisvesting arbeidsmigranten Aanpak Structureel monitoren van de ontwikkelingen m.b.t. de huisvesting van arbeidsmigranten binnen de gemeente Moerdijk Toelichting De gemeente dient meer grip te krijgen op het fenomeen arbeidsmigratie en de huisvesting die hiermee samenhangt. Daartoe wordt de ambtelijke werkgroep met betrekking (trekker adviseur lokale economie) tot de huisvesting van arbeidsmigranten voortgezet, die o.a. de volgende taken heeft. - monitoren van de ontwikkelingen m.b.t. arbeidsmigranten - inbedden thematiek in reguliere overlegstructuren - informeren van het college van B&W en de gemeenteraad De werkgroep bestaat daarnaast uit de beleidsmedewerker volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en medewerker Vergunningen en Handhaving. Activiteit Keuze Kosten n.v.t. ZLTO, woningcorporaties, n.v.t. campings, uitzendbureaus, Externen Dekking regiogemeenten Capaciteit S&A (60), V&H (30) p.j. Planning continu Actiepunt 2 Evalueren beleid huisvesting arbeidsmigranten Aanpak Een algehele evaluatie uitvoeren van het beleid c.q. tot een herijking komen. Toelichting
Activiteit Externen Capaciteit
De huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Moerdijk is niet nieuw, toch is door de toetreding van de Oost-Europese landen tot de Europese unie de toestroom van arbeidsmigranten, alsmede de huisvestingsbehoefte sterk gestegen. De gemeente kiest dan ook voor een beleid, dat verschillende afwegingen met zich heeft meegebracht, maar zal daarnaast de ontwikkelingen blijven monitoren. Uiteindelijk zal mede gezien het feit dat nog niet alle effecten inzichtelijk zijn en op termijn naar meer structurele oplossingen wordt gezocht, een algehele evaluatie worden uitgevoerd in 2011, om conclusies te trekken over de uitvoering van het beleid en dit beleid indien gewenst bij te stellen. In deze evaluatie zal specifiek aandacht zijn voor de beoordeling van de volgende aspecten: de praktische uitvoerbaarheid, de handhaafbaarheid en de relaties met andere beleidsthema’s, zoals toerisme en 11 recreatie . Keuze Kosten n.v.t. ZLTO, woningcorporaties, n.v.t. campings, uitzendbureaus, Dekking regiogemeenten e e S&A (60), V&H (20) Planning 3 -4 kwartaal 2011
11
Met de uitvoering van het actiepunt 32 ‘onderzoek mogelijkheden verblijfsrecreatie gemeente Moerdijk uit het Beleidsplan economie zal in het bijzonder in beeld worden gebracht hoe de toeristische-recreatieve doelgroep zich verhoudt tot bijvoorbeeld de arbeidsmigranten, of sprake is van verdringing en daarmee een conflict dreigt met de toeristisch-recreatieve ambities van de gemeente. De uitvoering van dit onderzoek zal dan ook gekoppeld worden aan de algehele evaluatie van deze beleidsnotitie in het 3e en 4e kwartaal 2011.
22
Actiepunt 3 Verkennen uitbreidingsmogelijkheden structureel huisvestingsaanbod Aanpak Verkennen van de mogelijkheid en haalbaarheid om op termijn meer structurele huisvestingsvoorzieningen aan te bieden voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Toelichting Op termijn zal de gemeente meer en meer streven naar het bieden van structurele huisvestingsmogelijkheden voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In de praktijk is sprake van onvoldoende huisvestingsaanbod of sluit het huidige aanbod onvoldoende aan op de vraag. In overleg met de woningcorporaties/uitzendbureaus en relevante marktpartijen kunnen mogelijkheden voor huisvesting binnen de gemeente inzichtelijk worden gemaakt. Activiteit Keuze Kosten n.v.t. Woningcorporaties, n.v.t. Externen uitzendbureaus, andere Dekking relevante marktpartijen Capaciteit S&A (40), V&H (20) Planning continu
23
5 Literatuuroverzicht • • • • • • • •
•
Corpeleijn, A. (2007), Onderzoeksnotitie: Werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten, Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken 2007-23, blz. 177-182. Gemeente Moerdijk, Handboek Bestemmingsplannen gemeente Moerdijk, 2008 Gemeente Moerdijk, Handhavingsprogramma ‘Correct en consequent 2008’ Ministerie van VROM (2006), Tijdelijke werknemers onder dak, Den Haag Regioplan (2005), R.J.M. Oude Ophuis, De huisvestingsproblematiek bij tijdelijke werknemers uit het buitenland, Amsterdam Regioplan (2007), N. van den Berg; M. Brukman; C. Van Rij, Europese Grenzen Verlegd: (eerste) evaluatie flankerend beleid vrij verkeer van werknemers uit MOE-landen, Amsterdam Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE; 2005), Tijdelijk werken en wonen Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE; 2007), Evaluatie 2007 Nota Tijdelijk werken en wonen VNG; VROM-inspectie, VIA (2008), Factsheets huisvesting arbeidsmigranten, wet- en regelgeving en handhaving; vormen van huisvesting, de rol van de werkgever
24
6 Convenant huisvesting uitzendmigranten West-Brabant
25
Convenant Huisvesting uitzendmigranten West-Brabant
Overeengekomen tussen: Gemeente Bergen op Zoom Gemeente Halderberge Gemeente Moerdijk Gemeente Roosendaal Gemeente Steenbergen Gemeente Woensdrecht Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars (VIA)
d.d. 18 september 2008
1
CONVENANT HUISVESTING UITZENDMIGRANTEN WEST-BRABANT
De partijen: 1. De gemeente Bergen op Zoom, in dezen op grond van artikel 160 lid 1 onder e en artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer drs. J.M.M. Polman, handelende ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2007; 2. De gemeente Halderberge, in dezen op grond van artikel 160 lid 1 onder e en artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer A.F.W. Osterloh; 3. De gemeente Moerdijk, in dezen op grond van artikel 160 lid 1 onder e en artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer drs. W.M.J. Denie; 4. De gemeente Roosendaal, in dezen op grond van artikel 160 lid 1 onder e en artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer mr. M.J.H. Marijnen; 5. De gemeente Steenbergen, in dezen op grond van artikel 160 lid 1 onder e en artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer J.J. Hoogendoorn; 6. De gemeente Woensdrecht, in dezen op grond van artikel 160 lid 1 onder e en artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer M.A. Fränzel; hierna tezamen ook te noemen "de gemeenten",
7. Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), te dezen vertegenwoordigd door drs. J.A. Kamps (voorzitter); 8. Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), te dezen vertegenwoordigd door S. Schoemaker (voorzitter); 9. De Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars (VIA), te dezen vertegenwoordigd door B. Bakker (voorzitter); hierna tezamen ook te noemen “de brancheorganisaties”
2
Overwegingen: 1) Partijen onderkennen dat het gewenst is dat uitzendmigranten in Nederland, en daarmee ook in stad en regio, werken en een belangrijke bijdrage leveren aan onze economie. 2) Partijen zijn het erover eens dat veilige, hygiënische en legale huisvesting van deze uitzendmigranten uitgangspunt is. 3) In dit kader is toezicht op veilige, hygiënische en legale huisvesting van deze werknemers (door gemeenten) noodzakelijk. 4) Gemeenten blijven derhalve ook leden van brancheorganisaties onverwijld controleren na een ernstige overtreding van de geldende huisvestingsregels danwel na herhaaldelijke klachten over verzorgde huisvesting. 5) De brancheorganisaties erkennen dat alle uitzendwerkgevers de morele verantwoordelijkheid hebben veilige, hygiënische en legale huisvesting te verzorgen voor hun uitzendmigranten. 6) Gemeenten zijn bereid, met inachtneming van landelijke en lokale wettelijke voorschriften, mogelijkheden te bieden om huisvesting van uitzendmigranten te realiseren. 7) Partijen hanteren als leidraad de uitgangspunten en criteria zoals vermeld in de door VROM-Inspectie, VNG en VIA samengestelde Factsheets Huisvesting arbeidsmigranten, met kenmerk VROM 8142, VROM 8143, VROM 8144, VROM 8145 en VROM 8164, d.d. maart 2008. In acht nemende de overwegingen zijn de partijen door ondertekening van dit convenant bereid de doelstellingen van het convenant te ondersteunen en zich te zullen inspannen deze doelstellingen te bereiken.
Komen overeen als volgt:
Artikel 1 – Algemene bepalingen 1.1 Uitzendmigranten Onder uitzendmigranten wordt in dit convenant verstaan: niet permanent in Nederland woonachtige werknemers van leden van de brancheorganisatie, die rechtmatig in Nederland verblijven. 1.2 Uitgezonderd Uitzendmigranten die zelf huisvesting regelen, vallen ten aanzien van huisvesting buiten de verantwoordelijkheid van de werkgever en daarmee buiten de afspraken in dit convenant.
3
Artikel 2 – Verplichtingen (leden van) brancheorganisaties Verplichtingen brancheorganisaties 2.1 Waarborgen De brancheorganisaties zetten zich actief in voor een bonafide werkwijze aangaande huisvesting. De brancheorganisaties brengen met die reden uiterlijk 1 januari 2009 door middel van bindende (CAO-) afspraken en/of certificaten waarborgen aan voor goede woonomstandigheden van uitzendmigranten. Bij deze afspraken streven partijen er ook na dat er afspraken worden gemaakt hoe de naleving van deze waarborgen zal plaatsvinden. De waarborgen vinden hun weerslag in de ABU CAO voor Uitzendkrachten of de NBBU CAO voor Uitzendkrachten danwel in het SKIA-keurmerk of een andersoortig gelijkwaardig keurmerk. 2.2 Aanspreken en informeren Per brancheorganisatie wordt één concreet aanspreekpunt voor de leden en voor de gemeenten aangewezen ter zake van de huisvesting / het verblijf van de uitzendmigranten. Verplichtingen leden van brancheorganisaties 2.3 Adresgegevens a. De leden van brancheorganisaties maken voorafgaande aan de huisvesting de verblijfadressen van de uitzendmigranten bekend, waarvan zij de huisvesting verzorgen, aan de contactpersoon van de gemeenten waar die verblijfsadressen zijn gelokaliseerd. b. De leden van brancheorganisaties leveren de verblijfsadressen en het maximaal mogelijke aantal gehuisveste uitzendmigranten per verblijfsadres aan de gemeente van verblijf conform model A als weergegeven in Bijlage I. c. Wijzigingen worden door de leden van brancheorganisaties doorgegeven aan de gemeenten wanneer: het maximaal mogelijke aantal gehuisveste uitzendmigranten per verblijfsadres wijzigt desbetreffend lid niet langer uitzendmigranten huisvest op het aangegeven verblijfsadres 2.4 Toezicht De leden van de brancheorganisaties dragen er zorg voor dat er adequaat toezicht plaatsvindt op de huisvesting. Daarvoor wordt een persoon aangewezen die: a. Toeziet op de hygiëne in het pand en bijbehorend erf of terrein; b. Toeziet op de (brand)veiligheid in het pand en bijbehorend erf of terrein; c. Een klachtenprocedure beheert, welke gebruikt kan worden door omwonenden, indien gevaar of overlast wordt veroorzaakt door de bewoners; d. Permanent bereikbaar is (24 uur per dag, 7 dagen per week) voor bewoners en omwonenden; e. Opgestelde huisvestingsreglementen van de uitzendorganisatie verstrekt in het Nederlands en de landstaal van de bewoners.
4
2.5 Administratie Leden van de brancheorganisaties voeren een deugdelijke en inzichtelijke administratie, waaruit op eenvoudige wijze minimaal de informatie onder artikel 2.3 en 2.4 naar voren komt. Artikel 3 – Verplichtingen gemeenten 3.1 Waarborgen Gemeenten faciliteren ten aanzien van huisvestingszaken in beginsel alleen uitzendondernemingen die in het bezit zijn van de NEN 4400-1, of indien van toepassing de NEN 4400-2. 3.2 Aanspreken en informeren a. Per gemeente wordt één concreet aanspreekpunt voor de leden aangewezen ter zake van de huisvesting / het verblijf van de uitzendmigranten. Bij overtredingen kan dit aanspreekpunt ook benaderd worden om in overleg met de gemeente te treden. b. De gemeenten geven periodiek en indien daartoe gevraagd informatie en voorlichting over het gemeentelijk huisvestingsbeleid. 3.3 Huisvesting a. Gemeenten hanteren duidelijke en vastgelegde huisvestingsregels. Deze regels worden tijdig en volledig kenbaar gemaakt aan alle partijen. b. Bij invoering van dit convenant zullen de gemeenten middels een bijeenkomst alle partijen informeren en voorlichten over het gemeentelijk huisvestingsbeleid. c. Gemeenten streven ernaar, indien en voorzover mogelijk, het beleid huisvesting van uitzendmigranten te harmoniseren. 3.4 Toezicht Als op termijn uit ervaringen en risicoanalyses blijkt dat leden van brancheorganisaties een significant beter risicoprofiel hebben aangaande het verzorgen van bonafide huisvesting dan niet-leden van brancheorganisaties, dan zullen gemeenten hun toezichthoudende capaciteit en inzet zoveel mogelijk richten op niet-leden van brancheorganisaties. Het voorgaande kan enkel worden vastgesteld na een evaluatiemoment als genoemd in artikel 10.3. Artikel 4 – Niet-nakomen verplichtingen 4.1 Niet-nakomen Er is sprake van niet-nakomen door een lid van een brancheorganisatie, indien er wordt geconstateerd dat het lid: in strijd met de huisvestingregels als genoemd in artikel 3.3 sub a, huisvesting verzorgt voor zijn uitzendmigranten, en/of; niet handelt overeenkomstig artikel 2.3 t/m 2.5. 4.2 Informatieplicht a. Bij niet-nakomen door een lid van een brancheorganisatie stelt de gemeente het betrokken lid onverwijld op de hoogte en gaat de gemeente met het lid in gesprek over (de aard en reden van) het niet-nakomen. Doel van het gesprek
5
is binnen een redelijke termijn tot een oplossing te komen. Een en ander laat onverlet dat de gemeente haar eigen bestuursrechtelijke verantwoordelijkheid heeft. b. Gemeenten stellen de brancheorganisaties halfjaarlijks op de hoogte van de niet nagekomen verplichten door hun eigen leden. 4.3 Rol brancheorganisatie De brancheorganisatie voert, na een constatering door gemeenten dat één van hun leden herhaaldelijk zijn verplichtingen niet nakomt danwel de geldende huisvestingregels ernstig overtreedt, een gesprek met het desbetreffende lid. De brancheorganisatie zal middels dit gesprek trachten een einde van de onwenselijke situatie(s) te bespoedigen en koppelt dit terug aan de gemeente. Slotbepalingen Artikel 5 – Geschillenregeling 5.1 Geschil Er is sprake van een geschil indien één van de partijen constateert dat de andere partij hun verplichtingen in het kader van dit convenant niet nakomt en daarvan schriftelijk en gemotiveerd melding maakt aan een andere partij of partijen. 5.2 Overleg De conflicterende Partijen treden binnen vier weken met elkaar in overleg teneinde te bewerkstelligen dat door middel van overleg een oplossing voor het geschil wordt gevonden. 5.3 Bemiddeling Indien het overleg als bedoeld in lid a niet tot een oplossing leidt, wijzen de conflicterende partijen allebei een bemiddelaar aan die binnen twee weken met elkaar in overleg zullen treden teneinde een oplossing voor het geschil te treffen. Artikel 6 – Toetreding nieuwe gemeenten Gedurende de looptijd van dit convenant bestaat de mogelijkheid dat andere gemeenten uit de regio West-Brabant zich hierbij aansluiten. Artikel 7 – Aanvulling en/of wijziging Convenant Onverminderd het bepaalde in artikel 5, kan dit Convenant alleen worden aangevuld en/of gewijzigd door en bij een schriftelijke verklaring die door alle Partijen bij dit Convenant is ondertekend. Artikel 8 – Voorlichting en media Over voorlichtingsactiviteiten en contacten met de media, voor zover deze activiteiten betrekking hebben op de inhoud van dit convenant, overleggen betrokken partijen steeds vooraf met elkaar.
6
Artikel 9 – Publicatie Convenant Binnen een maand na inwerkingtreding van dit Convenant, wordt de zakelijke inhoud daarvan gepubliceerd op de websites van alle Partijen die dit Convenant hebben ondertekend. Artikel 10 – Inwerkingtreding, looptijd en evaluatie 10.1 Inwerkingtreding Dit Convenant treedt in werking de dag na ondertekening daarvan door alle Partijen en heeft een looptijd van één jaar met inachtneming van artikel 11.2. 10.2 Looptijd Dit Convenant wordt, behoudens schriftelijke beëindiging tussentijds door één van de Partijen, telkens stilzwijgend verlengd met één jaar. 10.3 Evaluatie Dit convenant zal vóór het einde van de termijn van één jaar gezamenlijk door partijen worden geëvalueerd. Daarnaast staat het partijen vrij de andere partijen schriftelijk te verzoeken te komen tot een tussentijdse evaluatie, indien omstandigheden in de sfeer van toezicht, handhaving of andere onvoorziene omstandigheden, hiertoe naar het inzicht van één der partijen nopen. Artikel 11 – Citeertitel Dit convenant kan worden aangehaald onder de titel: “Convenant Huisvesting uitzendmigranten West-Brabant”.
7
Dit Convenant is opgemaakt en ondertekend te Bergen op Zoom op 18 september 2008, heeft acht genummerde bladzijden en heeft één bijlage.
1. Gemeente Bergen op Zoom, Namens het college van B & W Drs. J.M.M. Polman, burgemeester 7. Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) Drs. J.A. Kamps, voorzitter 2. Gemeente Halderberge, Namens het college van B &W A.F.W. Osterloh, burgemeester
3. Gemeente Moerdijk, Namens het college van B &W Drs. W.M.J. Denie, burgemeester
8. Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) S. Schoemaker, voorzitter
4. Gemeente Roosendaal, Namens het college van B & W Mr. M.J.H. Marijnen, burgemeester
5. Gemeente Steenbergen, Namens het college van B &W J.J. Hoogendoorn, burgemeester
9. Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars (VIA) B. Bakker, voorzitter
6. Gemeente Woensdrecht, Namens het college van B &W M.A. Fränzel, burgemeester
8
Bijlage I Model A: Werkgever: Verblijfsgemeente: Straat: Huisnummer: Postcode: Max. aantal bewoners:
<straatnaam> <postcode>
Voorbeeld: Werkgever: Verblijfsgemeente: Straat: Huisnummer: Postcode: Max. aantal bewoners:
Excellent Jobs BV Roosendaal Amperestraat 326 c 4702 LS 5
Contactpersoon gemeente Naam: E-mail: Mobiel tel.nr.:
9