Rekenkameronderzoek Bedrijvenpark Hoeksche Waard mei 2011 2011-0283/PT/lvdd/cc
1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
4
1.1.
Aanleiding en achtergrond
4
1.2.
Doelstelling en onderzoeksvragen
4
1.3.
Aanpak van het onderzoek
6
1.4.
Leeswijzer
6
2.
Algemene context
7
2.1.
Geschiedenis en ontwikkelingen Bedrijvenpark Hoeksche Waard (2000-2010)
7
3.
Ordentelijk financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie
12
3.1.
Economische haalbaarheid ten tijde van de oprichting en onderbouwing
12
3.1.1.
Economische haalbaarheid ten tijde van de oprichting
12
3.1.2.
Onderbouwing resultaatverwachting
13
3.2.
Resultaatontwikkeling van 2006 tot en met 2010 en onderbouwing
16
3.3.
Huidige resultaatverwachting en onderbouwing
22
4.
Rol van de Raad van Commissarissen en Aandeelhouders
26
4.1.
Rol van de Raad van Commissarissen
26
4.2.
Informatievoorziening Raad van Commissarissen
29
4.3.
Besluitvorming RvC in 2006-2010 ten aanzien van het bedrijvenpark
30
4.4.
Rol van de Aandeelhouders
31
5.
Informatievoorziening aan de gemeenteraden
34
5.1.
Informatievoorziening aan de Raad
34
6.
Vestiging bedrijven in de Hoeksche Waard
37
6.1.
Realisatie convenant
37
7.
Conclusies en aanbevelingen
41
7.1.
Ordentelijk financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie
42
7.1.1.
Economische haalbaarheid ten tijde van de oprichting en onderbouwing
42
7.1.2.
Resultaatontwikkeling over de jaren 2006 tot en met heden en onderbouwing
43
7.1.3.
Huidige resultaatverwachting en onderbouwing
44
Rol van de Raad van Commissarissen en Aandeelhouders
45
7.2.
7.2.1.
Rol van de Raad van Commissarissen
45 2
7.2.2.
Informatievoorziening Raad van Commissarissen
46
7.2.3.
Besluitvorming RvC in 2006-2010 ten aanzien van het bedrijvenpark
47
7.2.4.
Rol van de Aandeelhouders
48
7.3.
Informatievoorziening aan de gemeenteraden
7.3.1. 7.4.
Informatievoorziening aan de Raad
Vestiging bedrijven in de Hoeksche Waard
7.4.1.
Realisatie convenant
49 49 50 50
A.
Appendix 1
51
A.1.
Geïnterviewde personen
51
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en achtergrond De gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen zijn bezig met de ontwikkeling en exploitatie van het regionaal bedrijvenpark Hoeksche Waard. De nieuwe bedrijvenlocatie wordt ontwikkeld in de Oost-Zomerlandsepolder en bevindt zich op het grondgebied van de gemeente Binnenmaas. Het betreft de ontwikkeling van een regionaal bedrijvenpark met een duurzaam karakter, onderscheidende kwaliteit en goede inpassing in het Nationaal Landschap. In 2006 is een Commanditaire Vennootschap (CV) ‘Bedrijvenpark Hoeksche waard’ opgericht, waarover een Besloten Vennootschap (BV) directie voert. De vijf gemeenten zijn zowel vennoten in de CV als aandeelhouder in de BV. Een Raad van Commissarissen houdt toezicht op de dagelijkse aansturing van de uitvoeringsorganisatie. In 2010 is de realisatie van het bedrijvenpark gestart en naar verwachting kan de grond begin 2011 worden uitgegeven en bebouwd worden door bedrijven.1 Het bedrijvenpark richt zich op regionale bedrijvigheid. Met het vaststellen van de provinciale structuurvisie in juli 2010 is (op aandringen van Provinciale Staten) de reservering voor een bovenregionale opgave in de noordrand van de Hoeksche Waard naast de ontwikkeling van een regionaal bedrijvenpark uiteindelijk vervallen. Bij de Raad van Strijen en Raad van Binnenmaas leven echter twijfels over de mate waarin de kosten en baten van het regionaal bedrijvenpark en de huidige status van realisatie van de doelen inzichtelijk zijn. Verder zijn er vragen over de acquisitie van vestigende bedrijven en over het doorverwijzen door de gemeenten naar het regionaal bedrijvenpark. De rekenkamercommissie heeft naar aanleiding daarvan medio 2010 een quickscan onderzoek uitgevoerd. Deze quickscan heeft een aantal vragen opgeroepen, met betrekking tot het financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie, de toezichthoudende rol van de Raad van Commissarissen de informatievoorziening aan de gemeenteraden, en het vestigingsbeleid van gemeenten voor nieuwe bedrijven.Op basis van deze vragen heeft de rekenkamercommissie besloten een onderzoek in te stellen.
1.2. Doelstelling en onderzoeksvragen Voor dit onderzoek heeft de rekenkamercommissie Hoeksche Waard als doelstelling geformuleerd inzicht te verkrijgen in: a.
De onderbouwing van de economische haalbaarheid, financiële resultaten en financiële beheersing van de uitvoeringsorganisatie. b. De toezichthoudende rol van de Raad van Commissarissen. c. De wijze van verantwoording van de Raad van Commissarissen aan de gemeenteraden. 1
Deze verwachting is afhankelijk van de uitspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan. 4
Bij de uitvoering van het onderzoek zijn de volgende clusters en onderzoeksvragen onderscheiden: 1. Ordentelijk financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie i. ii. iii. iv. v.
Wat was ten tijde van de oprichting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard de economische haalbaarheid (resultaatverwachting) van het regionale bedrijventerrein? In hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd? In hoeverre is de verwachte resultaatontwikkeling over de jaren 2006 tot en met heden voldoende onderbouwd? Wat is de huidige resultaatverwachting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard? In hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd?
2. Rol van de Raad van Commissarissen en Aandeelhouders i. ii. iii. iv. v.
Wat is de rol van de RvC? Welke informatie heeft de RvC ter beschikking voor de toezichthoudende taak? Voldoet de informatievoorziening aan de RvC aan de daaraan te stellen eisen (relevantie, tijdigheid, correctheid, aannemelijkheid, etc.)? Hoe is de besluitvorming in de RvC geweest in de jaren 2006-2010 ten aanzien van het Bedrijvenpark? Wat is de rol van de Aandeelhouders?
3. Informatievoorziening aan de gemeenteraden i. ii.
Op welke wijze is de Raad in de periode 2006-2010 geïnformeerd over de ontwikkelingen van het Bedrijvenpark? Voldoet de verstrekte informatie aan de daaraan te stellen eisen (relevant, volledigheid, tijdigheid, correctheid, aannemelijk, et cetera)?
4. Vestiging bedrijven in de Hoeksche Waard iii.
Op welke wijze operationaliseren de gemeenten de afspraken gemaakt in het Convenant over de vestiging van nieuwe bedrijven op het regionale bedrijvenpark?
Voor deel 1, 2 en 3 heeft het onderzoek betrekking op de periode 2006-2010. Het vierde deel beperkt zich vooral tot het huidige beleid/werkwijze van de gemeente (anno 2010), aangezien de eerste fase in 2011 wordt opgeleverd. Als de situatie daar aanleiding voor geeft zijn ook gegevens van voor 2006 meegenomen in het onderzoek. Om de feiten helder te toetsen en tot een oordeel te komen, is een normenkader opgesteld, waarin voor alle onderzoeksvragen normen zijn opgesteld. Deze treft u in de volgende hoofdstukken bij iedere vraag omkaderd aan.
5
1.3. Aanpak van het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de leden van de Rekenkamercommissie Hoeksche Waard en onder leiding van de secretaris van de Rekenkamercommissie dhr. T. Teijema. De feitelijke onderzoekswerkzaamheden zijn uitgevoerd door een onderzoeksteam van PwC bestaande uit dhr. dr. L. van den Dool (projectleider), mevr. drs. S. Schütz, dhr. R.R. Schumer en mevr. S. Djojosoeparto MSc. Het onderzoek is verdeeld in de volgende stappen: a. Stap 1: organiseren startbijeenkomst met de rekenkamercommissie. b. Stap 2: eerste inventarisatie en opstellen normenkader. c. Stap 3: uitvoeren verder onderzoek en opstellen conceptrapportage. d. Stap 4: toepassen hoor- en wederhoor en opstellen definitieve rapportage met advies aanbevelingen aan de rekenkamercommissie. November 2010 is gestart met een startbijeenkomst met de rekenkamercommissie. Tijdens deze bijeenkomst is een toelichting gegeven op het onderzoek en de onderzoeksaanpak. Het normenkader is besproken en er zijn enkele werkafspraken gemaakt. Kort daarna is een startbijeenkomst met de projectorganisatie en contactpersonen van de gemeenten georganiseerd om het onderzoek te introduceren. Op basis van documentstudie en interviews met de projectorganisatie en de vijf gemeenten is de benodigde informatie verkregen en getoetst aan het normenkader. Bij de projectorganisatie van het Bedrijvenpark hebben wij gesproken met: de directeur, projectsecretaris, projectleider uitgifte, projectleider civiel en de financieel manager. Bij de gemeenten hebben wij gesproken met de commissaris, aandeelhouder2 en betrokken ambtena(a)r(en) (financieel, economische zaken, ruimtelijke ordening). Naar aanleiding van deze documentenstudie en interviews is een eerste conceptrapportage opgesteld.
1.4. Leeswijzer Hoofdstuk 2 schetst de algemene context. Dat wil zeggen de geschiedenis vanaf het eerste moment dat een besluit is genomen tot het ontwikkelen van een regionaal bedrijvenpark tot aan de situatie nu. De hoofdstukken 3 tot en met 6 behandelen elk een onderzoeksdeel en gaan respectievelijk in op het financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie (H 3), de rol van de Raad van Commissarissen en Aandeelhouders (H4), informatievoorziening aan de gemeenteraden (H5) en vestiging van bedrijven in de Hoeksche Waard (H6). Hoofdstuk 7 behandelt de conclusies en aanbevelingen van dit rapport.
2
Bij de gemeente Strijen hebben wij alleen met de commissaris en betrokken ambtenaar gesproken. 6
2. Algemene context 2.1. Geschiedenis en ontwikkelingen Bedrijvenpark Hoeksche Waard (2000-2010) Convenant Op 9 mei 2000 hebben de (destijds) zes gemeenten Binnenmaas, Strijen, Oud-Beijerland, Cromstrijen, Korendijk en ’s Gravendeel een convenant (‘convenant verdeling 90 hectare’) opgesteld.3 Het convenant onderschrijft de noodzaak voor een regionaal bedrijventerrein en geeft invulling aan de in het Streekplan ZuidHolland Zuid gevraagde regionale bedrijventerreinprogrammering van maximaal 90 hectare in 10 jaar tijd. Daarnaast is in het convenant aangegeven welke bedrijventerreinen naar verwachting hun functie verliezen en hoe groot daarmee de regionale compensatieruimte is. Dit heeft geresulteerd in een verdeling van ca. 60 hectare geconcentreerd ontwikkelen en ca 30 hectare als uitbreidingsruimte voor lokale bedrijventerreinen. Start planvorming Voor de verdere uitwerking is door de Commissie Hoeksche Waard (waarin de hierboven genoemde gemeenten verenigd zijn) de planvorming gestart. Op basis van locatieonderzoek is de noordrand van de Hoeksche Waard, op het grondgebied van de gemeente Binnenmaas aangewezen, onder de voorwaarde dat de aansluiting adequaat verbeterd wordt. In 2005 is het Structuurplan Regionaal Bedrijventerrein Hoeksche Waard opgesteld en in 2006 een stedenbouwkundig plan van de eerste fase door Kaap 3. In het Structuurplan is de locatiekeuze (op basis van een 1e fase m.e.r.) opgenomen aan de oost- en noordzijde van en in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein Boonsweg. Discussie koppelen besluitvorming regionaal bedrijvenpark aan bovenregionaal bedrijventerrein In 2004 is naast het Convenant uit 2000 het ‘Afsprakenkader Ontwikkelingsperspectief Hoeksche Waard’ vastgesteld tussen de provincie en de (destijds) zes gemeenten over de eventuele komst van het bovenregionale bedrijventerrein (120 ha netto) in dezelfde polder. De totale gecombineerde opgave zou daarmee 180 ha netto bedrijventerrein zijn. In 2006 speelde de discussie tussen de gemeenten en de provincie of de besluitvorming over de ontwikkeling en realisatie van het regionaalbedrijvenpark (en daarmee de bestemmingsplanprocedure) gekoppeld moest worden aan de besluitvorming over eenbovenregionaal bedrijventerrein. De provincie was voorstander van deze koppeling en ging pas akkoord met het regionale bestemmingsplan, indien de ontwikkeling van een bovenregionaal bedrijventerrein ook mogelijk werd. Maatschappelijke lobby heeft daarbij een grote rol gespeeld. Uitgangspunt was toen ‘ja bovenregionaal, mits’.
Samenwerkingsovereenkomst 2006 De gemeenten hebben in 2006 besloten afspraken met betrekking tot de gezamenlijke ontwikkeling van het regionale bedrijvenpark vast te leggen in de ‘samenwerkingsovereenkomst bedrijvenpark Hoeksche Waard’ van 3
De gemeenten Binnenmaas en ’s Gravendeel zijn later samengevoegd. 7
2 maart 2006. In deze samenwerkingovereenkomst is opgenomen dat de gemeenten een samenwerkingsvorm met elkaar beogen aan te gaan, in de vorm van een commanditaire vennootschap (CV) met een besloten vennootschap (BV) als vennoot, die als grondexploitatiemaatschappij (GEM)4 zal fungeren. Taken van de GEM zijn de aankoop van gronden van de gemeente Binnenmaas en derden, de financiering daarvan, verdere planvorming, bouwrijp maken van de gronden, uitgifte van bouwrijpe kavels aan derden. Daarnaast neemt de GEM de begeleiding van bouwplannen op zich. In het vervolg van dit rapport spreken we van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard (BHW). In de samenwerkingsovereenkomst zijn eveneens afspraken vastgelegd over de storting en verdeling van het kapitaal in de CV/BV. Het geplaatst en gestort kapitaal van de BV zal € 35.000 bedragen. Daarbij is de verdeling als volgt: Binnenmaas : 38%, Cromstrijen : 16%, Korendijk: 8%, Oud-Beijerland : 26% en Strijen : 12%. Het commanditaire kapitaal van het BHW zal € 3.500.000 bedragen. De verdeling van het commanditair kapitaal is als volgt: Binnenmaas : 37,62%, Cromstrijen : 15,84%, Korendijk : 7,92%, Oud-Beijerland : 25,74%, Strijen : 11,88% en de beherend vennoot : 1,0% van het commanditair kapitaal.5 Oprichting CV/BV In oktober 2006 is de CV/BV constructie daadwerkelijk opgericht (statuten/aktes van oprichting oktober 2006). Uit het rapport van Arcadis (‘Ontwikkeling regionaal Bedrijventerrein Hoeksche Waard’, 22 juli 2003) blijkt dat er in principe twee organisatievormen, een samenwerkingsverband op basis van de WGR en een Besloten Vennootschap geschikt waren. Het rapport geeft aan dat bestuurders voor de BV opteerden omdat zij op deze manier verwachten de risico’s voor de gemeenten te beperken en op een slagvaardige manier aan de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein inhoud konden geven. Arcadis heeft bij deze voordelen haar nuancering geplaatst en heeft voor beide organisatievormen aandachtspunten aangegeven. Uit gesprekken blijkt dat de gemeenten uiteindelijk voor de CV/BV constructie hebben gekozen, vanwege de risicospreiding over de zes gemeenten, het op afstand plaatsen van de aansprakelijkheid, de fiscale voordelen die een dergelijke constructie met zich meebrengt en de mogelijkheid om private partijen te laten participeren in de CV/BV.
Discussie koppelen besluitvorming regionaal bedrijvenpark aan bovenregionaal bedrijventerrein vervolg Een maand na oprichting, november 2006, waren de Tweede Kamer verkiezingen. Ook op rijksniveau is de Hoeksche Waard in beeld geweest om naast de ontwikkeling van een regionaal bedrijvenpark een bovenregionaal bedrijventerrein te realiseren. In de Nota Ruimte was een ruimtelijke reservering gepleegd ten behoeve van de ontwikkeling van een grootschalig havengerelateerd bedrijventerrein in de Hoeksche Waard, onder de voorwaarde dat nut en noodzaak daarvan in een onafhankelijk onderzoek werden aangetoond. Als gevolg van besluitvorming bij het rijk (Nota Ruimte) is de provincie in 2006 bezig geweest met de voorbereiding van een partiële herziening van het streekplan Zuid Holland Zuid om het bovenregionale bedrijventerrein (120 ha netto) in de noordrand van de Hoeksche Waard mogelijk te maken (met een zogeheten concrete beleidsbeslissing). In januari 2007 zou deze partiële streekplanherziening, waarin het regionale bedrijvenpark
In een aantal documenten wordt het bedrijvenpark aangeduid met de term ‘grondexploitatiemaatschappij (GEM)’. Wanneer we citeren uit deze documenten hanteren wij deze term. In andere gevallen duiden we het bedrijvenpark aan met ‘Bedrijvenpark (Hoeksche Waard)’. 5 Deze verdelingen zijn gebaseerd op de Samenwerkingsovereenkomst 2 maart 2006 na wijzigingen, en samenvoeging van de gemeenten Binnenmaas en ’s Gravendeel. 4
8
ook zou worden meegenomen, worden vastgesteld door Provinciale Staten. Echter het door BCI uitgevoerde onderzoek had nut en noodzaak nog niet overtuigend aangetoond. December 2006 is vervolgens door het lid Duyvendak c.s. (GroenLinks) een motie ingediend om de ontwikkeling van een bovenregionaal bedrijventerrein in de Hoeksche Waard stop te zetten zo lang nut en noodzaak niet zijn aangetoond. Het geplande bovenregionale bedrijventerrein zou namelijk een onomkeerbare ingreep in het landschap van de Hoeksche Waard betekenen. Met een kleine meerderheid (76-74 stemmen) is door de fracties van SP, PvdA, GroenLinks, D66, PvdD, ChristenUnie en de SGP in het parlement voor deze motie gestemd, waardoor de ‘ja bovenregionaal, mits’ wijzigde in een ‘nee, tenzij’. Hierbij heeft maatschappelijke lobby een grote rol gespeeld. Het ‘tenzij’ heeft hierbij betrekking op de mate waarin aangetoond kan worden dat de locatie nodig is en er geen alternatieven zijn. Na de aangenomen motie in de
Tweede Kamer hebben de toenmalige ministers van VROM en EZ de provincie verzocht geen onomkeerbare planologische besluiten te nemen. Daarop heeft Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voorgesteld aan Provinciale Staten dit verzoek te honoreren en de concrete beleidsbeslissing om te zetten in de aanwijzing van een transformatiegebied, waartoe in januari 2007 ook besloten is. Op 20 maart 2008 heeft het kabinet besloten dat er geen bovenregionaal terrein in de Hoeksche Waard komt. Uit onderzoek van het Centraal Plan Bureau was namelijk gebleken dat ook andere locaties mogelijk waren voor een bovenregionaal terrein. Nieuw stedenbouwkundig plan Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan heeft het Bedrijvenpark Hoeksche Waard in 2007 aan Enno Zuidema Stedebouw opdracht gegeven om te kijken of er mogelijkheden waren een nieuw stedenbouwkundig plan op te stellen dat extra kwaliteit zou bieden ten opzichte van het toenmalige stedenbouwkundig plan van Kaap 3 uit 2006. Een nieuw stedenbouwkundig plan moest beter aansluiten bij de gedachte om een regiopark te realiseren in de noordrand van de Hoeksche Waard en moest onderzoeken of het mogelijk was de ontwikkeling van het bedrijvenpark als een meer integrale opgave te benaderen. Uiteindelijk bleek het plan van Kaap 3 onvoldoende aan te sluiten bij de vraag uit de markt en is het huidige stedenbouwkundig plan van Enno Zuidema Stedebouw opgesteld. Bestemmingsplan en start uitvoering project Het bestemmingsplan is april 2008 in procedure gebracht en dit is op 23 september 2008 vastgesteld in de gemeenteraad (10-15 bezwaarschriften), evenals het nieuwe stedenbouwkundige plan. In het bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in drie deelgebieden: a. b. c.
Het bestaande bedrijventerrein Boonsweg (23 ha). Fase 1 van het nieuw te realiseren bedrijventerrein (circa 20 ha netto). De vervolgfasen van het nieuw te realiseren bedrijventerrein (circa 40 ha netto).
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben vervolgens op 10 december 2008 het toentertijd vigerende Streekplan Zuid-Holland Zuid, Hoeksche Waard (vastgesteld door Provinciale Staten op 31 januari 2007) partieel herzien om de ontwikkeling van het bedrijvenpark mogelijk te maken, In april 2009 hebben de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, met uitzondering van twee artikelen, goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan (na het streekplan specifiek voor het regionale bedrijvenpark
9
partieel te herzien). In de periode juni tot en met juli 2009 is door vijf partijen beroep ingesteld bij de Raad van State tegen dit besluit van Gedeputeerde Staten en is door één partij ook een verzoek om voorlopige voorziening aangevraagd (schorsing van het bestemmingsplan). De provincie heeft met het vaststellen van de Provinciale Structuurvisie op 2 juli 2010 de Hoeksche Waard als zoeklocatie voor een bovenregionaal bedrijventerrein laten vervallen. 14 september 2009 heeft de projectorganisatie het besluit aan de Raad van Commissarissen voorgelegd om in te stemmen, vooruitlopend op het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, met de start van de voorbelastingswerkzaamheden van een deel van de 1e fase (zie Bijlage 10 vergadering RvC 210909)6. Dit om het signaal af te geven dat de gemeenten vertrouwen hebben in een goede afloop bij de Raad van State, en voortgang te maken om zo de ondernemers in de Hoeksche Waard te kunnen faciliteren in hun uitbreidings- en verplaatsingsbehoefte. Na het besluit van de RvC vooruitlopend te investeren, hebben ook de Aandeelhouders kenbaar gemaakt geen zwaarwegende bedenkingen te hebben tegen dit besluit (Verslag Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders 8 december 2009). Daarop heeft de projectorganisatie het bericht uitgedaan dat zij gaat starten met de uitvoering van de voorbelasting. Ook is tussen het Bedrijvenpark en de gemeente Binnenmaas (als grondgebied gemeente) in november 2009 een afstemmingsovereenkomst afgesloten, waarin afspraken zijn vastgelegd omtrent grondverwerving, openbare voorzieningen, bouw- en woonrijp maken van kavels, duurzaamheid, gronduitgifte en planologische aspecten, kwaliteitsbegeleiding, beheer en de besluitvorming van de gemeente Binnenmaas en het bedrijventerrein Boonsweg. Een goede afstemming met het naastgelegen bedrijventerrein Boonsweg is van belang voor de realisatie van Bedrijvenpark Hoeksche Waard omdat de ontsluiting naar de N217 van de eerste fase van het bedrijvenpark over het bestaande bedrijventerrein Boonsweg loopt. Het verzoek om schorsing van het bestemmingsplan heeft de Raad van State afgewezen (15 december 2009). Het bestemmingsplan is hiermee in werking getreden, maar de Raad van State moet het plan nog onherroepelijk verklaren. De mondelinge behandeling van de beroepsprocedure bij de Raad van State zal plaatsvinden op 3 mei 2011. Tenzij tijdens de zitting mondeling uitspraak wordt gedaan zal de beslissing binnen zes weken na de zitting bekend worden gemaakt. In bijzondere omstandigheden kan de Raad van State deze termijn met ten hoogste zes weken verlengen. Februari 2010 is een groot startevenement gehouden voor de ontwikkeling van het regionaal bedrijvenpark.Wanneer het bestemmingsplan onherroepelijk is verklaard kunnen er contracten met bedrijven worden afgesloten en kan worden gestart met de bouw van de eerste bedrijfsgebouwen. De projectorganisatie wil in 2011 ook gaan starten met de planvorming voor fase 2 van het bedrijvenpark (o.a. de voorbereiding van het wegtracé). Bij Binnenmaas is een motie ingediend waarmee de raad uitspreekt dat: a. het nog veel te vroeg is om het onderzoek voorafgaande aan de tweede en derde fase van het bedrijvenpark reeds nu te starten; b. de raad gehoord moet worden alvorens in de toekomst genoemd onderzoek te starten; c. de raad geïnformeerd moet worden over de omvang en de specificatie van de voorbereidingskosten en over de noodzaak nu al met de voorbereiding van de ontsluitingsweg te beginnen; d. er verder geen voorbereidingskosten mogen worden gemaakt, voordat de raad zich na ontvangst van de gevraagde informatie hierover heeft uitgesproken.
Hieraan ligt het advies van Kennedy van der Laan ten grondslag. Dit gaat in op de risico’s verbonden aan de beslissing om vooruitlopend op een goedkeuringsbesluit van het bestemmingsplan te investeren in het voorbelasten van ca. 20 ha. grond (Bijlage 11 RvC 210909). 6
10
Om de start van de voorbereidingen binnen de CV/BV tegen te houden, is een meerderheid nodig in de Raad van Commissarissen en de aandeelhoudersvergadering.
11
3. Ordentelijk financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie In dit hoofdstuk worden de resultaten betreffende het ordentelijk financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie gepresenteerd. De onderzoeksvragen en bijbehorende norm(en) zijn aan het begin van elke paragraaf in een kader opgenomen. De bevindingen worden telkens per norm weergegeven.
3.1. Economische haalbaarheid ten tijde van de oprichting en onderbouwing 3.1.1.Economische haalbaarheid ten tijde van de oprichting Wat was ten tijde van de oprichting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard de economische haalbaarheid (resultaatverwachting) van het regionale bedrijventerrein? Beschrijvende vraag Nog voor de oprichting van de CV/BV constructie Bedrijvenpark Hoeksche Waard is op 11 januari 2006 een grondexploitatie door Grontmij Nederland B.V. opgesteld. Deze grondexploitatie was voornamelijk gebaseerd op kengetallen en heeft aan de basis gestaan van de besluitvorming tot het oprichten van de CV en de BV. In de grondexploitatie zijn ‘grove’ berekeningen opgenomen van de verwachte resultaten van de grondexploitatie. Uit deze berekeningen blijkt een verlies van € 1,4mln op basis van netto contante waarde en een verlies van € 4,0 mln op basis van eindwaarde. De tekst onder de tabel doet vermoeden dat sprake is van een voordelig resultaat, terwijl het optellen van de kosten en opbrengsten resulteert in een tekort van € 1,4 mln. Ook in de bijlage van de grondexploitatie (bijlage 6: berekeningen financiële doorkijk overige fasen) is opgenomen dat sprake is van een tekort. Opmerkelijk is dat de hoofdtekst van het rapport spreekt van een positief resultaat van 1,4 mln, terwijl dat in werkelijkheid dus negatief was. De resultaatverwachting is beïnvloed door twee ontwikkelingen. De eerste ontwikkeling betreft de actie van de projectorganisatie om daarna de grondexploitatie her te berekenen op basis van nieuwe uitgangspunten. Blijkend uit de presentatie heeft 14 november 2006 een vertrouwelijke bijeenkomst plaatsgevonden in de Raad van Commissarissen waar de uitgangspunten hiervoor aan de orde zijn geweest. De tweede ontwikkeling betreft de financiering van de realisatie van het bedrijvenpark. Dit was om de volgende redenen nodig: o het gestorte aandelenkapitaal was € 1,4 mln euro. Dit kapitaal is aangewend om de historische plankosten, onderzoeken en het bestemmingsplan mee te dekken waardoor er geen kapitaal meer resteerde in de CV bij de oprichting in 2006. o de gemeente Binnenmaas had onder garantstelling van de overige gemeenten alle gronden exclusief de ontsluiting in de eerste fase reeds verworven, ca € 3,0 mln. exclusief de nabetaling
12
bij bestemmingsplanwijziging. Hierover moest de CV conform de samenwerkingsovereenkomst een rentevergoeding van 6% betalen aan de gemeente Binnenmaas. o aanvullend op de gestorte 1,4 mln. kon de CV extra aandelenkapitaal laten storten tot een maximum van 3,5 mln. euro. o dit maximale op te vragen aandelenkapitaal voor de CV (met een maximum van 3,5 mln euro) was onvoldoende om de investeringen om te komen tot bouwrijpe grond te financieren. o over het gestorte aandelenkapitaal moet de CV conform de statuten een rentevergoeding betalen op basis het promessedisconto van de BNG vermeerderd met 2%, terwijl over aan te trekken vreemd vermogen met gemeentelijke garantstelling naar verwachting gemiddeld lagere rente betaald moet worden. Met de BNG is daarom een financieringsovereenkomst gesloten op basis van gemeentegarantie tot een bedrag van 27,5 mln euro. Op basis van de financieringsovereenkomst zijn verschillende leningen aangetrokken waarmee de het gestorte aandelen kapitaal is teruggestort en waarmee de huidige investeringen om te komen tot bouwrijpe gefinancierd worden.
3.1.2. Onderbouwing resultaatverwachting In hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd? Norm: a. De inkomsten en uitgaven van de grondexploitatie zijn onderbouwd met berekeningen en/of marktverkenningen en/of scenarioanalyses om de economische haalbaarheid van het regionale bedrijventerrein te berekenen. Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm
Zoals reeds eerder geschetst is de grondexploitatie 2006 gebaseerd op kengetallen en veronderstellingen in het rapport van de Grontmij. In dit stadium van de berekening waren er mogelijk nog teveel onzekerheden om de berekening gedetailleerder te kunnen maken. Toch zijn er wel een aantal opmerkingen te plaatsen bij de onderbouwing van het resultaat wat blijkt uit de grondexploitatie 2006. Onderstaand zijn deze opmerkingen gecategoriseerd naar aard. Deze opmerkingen hebben allen betrekking op de grondexploitatie 2006 zoals opgesteld door Grontmij Nederland B.V. Algemeen In het algemeen kan gesteld worden dat de grondexploitatie is opgesteld op basis van kengetallen die zijn gehanteerd door Grontmij Nederland B.V. Zo zijn bijvoorbeeld de kosten voor fase 1 teruggerekend naar de kosten per ha en vervolgens vermenigvuldigd met het totaal aantal ha uit het totale plangebied om zo de totale kosten voor alle fasen te kunnen bepalen. Hierdoor is slechts beperkt rekening gehouden met de specifieke situatie van Bedrijvenpark Hoeksche Waard en kan worden gesproken van een grove berekening. (Financiële) uitgangspunten exploitatieberekening Zoals bovenstaand aangegeven is bij de berekening van de grondexploitatie uitgegaan van kengetallen. Deze kengetallen zijn samen met de parameters voor de berekening (zoals rente en verwachte kosten- en 13
opbrengstenstijging) van grote invloed op de berekening van de grondexploitatie. In de grondexploitatie 2006 is geen verwijzing opgenomen naar de achterliggende bronnen voor wat betreft het merendeel van de kengetallen, deze lijken dus door Grontmij Nederland B.V. te zijn bepaald.
Onderstaand hebben wij per uitgangspunt aangegeven welke bron hiervoor is gehanteerd: Uitgangspunt
Bron
Ruimtegebruik te ontwikkelen gebied: b. Uitgeefbaar c. Verharding d. Groen e. Water
Ontwerpbureau Kaap 3, verkavelingsvoorstel fase 1
Kosten wegprofiel per m1
Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V.
Kosten dijkenstructuur per m1 Percentage onvoorzien over bouw- en woonrijpmaken
Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V. Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V.
Percentage onvoorzien over planstructurele voorzieningen
Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V.
Percentage plankosten
Rentepercentage kosten
Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V. Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V. Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V. Rentepercentage gemeente Binnenmaas
Rentepercentage opbrengsten
Rentepercentage gemeente Binnenmaas
Prijsstijging kosten
Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V. Eigen inschatting Grontmij Nederland B.V.
Uitgifteprijs Fasering
Prijsstijging baten
Uit bovenstaande tabel blijkt dat alleen de verklaring en het rentepercentage herleidbaar zijn naar vanuit het Grontmij rapport bezien externe bronnen. Hieruit blijkt dat de onderbouwing van de resultaatverwachting voor wat betreft de uitgangspunten onvoldoende is. Het is overigens niet z0 dat ze daarmee onjuist zijn geweest, ze zijn alleen niet voldoende onderbouwd. Inhoudelijke opmerkingen grondexploitatieberekening Naast de inhoudelijke opmerkingen zijn er op onderdelen ook kanttekeningen te plaatsen bij de berekeningen als zodanig. Zo worden zoals eerder gesteld de kosten voor de 23,25 ha uit fase 1 omgeslagen naar de kosten voor alle fasen. Met andere woorden: de kosten uit fase 1 worden gedeeld door 23,25 ha om te komen tot de kosten per ha. Vervolgens worden deze kosten vermenigvuldigt met 62,7ha (totale plangebied) om te komen tot de kosten voor de totale grondexploitatie.
14
Voor wat betreft de verwervingskosten lijkt echter een fout in de berekening te zijn gemaakt. Zo bedragen de werkelijke verwervingskosten voor fase 1 € 4.201.936 voor 23,25ha. In werkelijkheid is echter voor dit bedrag 29,8 ha aangekocht, en geen 23,25ha. Hierdoor zijn de verwervingskosten per ha uit fase 1 te hoog berekend. Deze zouden namelijk € 140.839 per ha moeten bedragen, maar in de berekening is uitgegaan van € 180.728 per ha. Uitgaande van de werkelijke verwervingskosten van € 140.839 per ha zouden de totale verwervingskosten voor de grondexploitatie € 8.830.615 bedragen. In de grondexploitatieberekening is echter uitgegaan van € 11.331.646 aan verwervingskosten. Het verschil tussen beiden bedraagt € 2.501.031. Verder valt op dat de uitgangspunten zoals opgenomen in de grondexploitatie niet consequent worden toegepast. Zo is in de uitgangspunten aangegeven dat gewerkt wordt met 11% plankosten maar wordt in de berekening van de grondexploitatie uitgegaan van 25% plankosten. De keuze om te werken met een hoger percentage heeft daarmee een negatieve invloed op het verwachte resultaat van de grondexploitatie. Overigens is op basis van de gegevens in de grondexploitatie niet te bepalen of 11% of 25% toegepast had moeten worden. De onderbouwing van de resultaatverwaching ten tijde van de oprichting van de CV/BV is vooral gebaseerd op het rapport van de Grontmij (d.d. 11 januari 2006) en de bijlagen bij de Samenwerkingsovereenkomst 2006. Grondexploitatie 2006 (Grontmij) De grondexploitatie 2006 is nog gebaseerd op een oud plan ten aanzien van de ontwikkeling van het bedrijvenpark en opgesteld op basis van kengetallen ramingen. Dit is ook de reden waarom de projectorganisatie is gestart met de herberekeningen. Ten behoeve van de onderbouwing van de resultaatverwachting zijn verschillende scenario’s bekeken m.b.t. de ontsluiting van het bedrijvenpark (deze zijn later verder uitgewerkt ten behoeve de keuze van de ontsluitingsvariant). In de grondexploitatie van Grontmij staan drie alternatieve ontsluitingsvarianten: a. b. c.
Ter hoogte van het perceel van Heijboer; Ter hoogte van het perceel van Formido; Goedkoopste variant Ter hoogte van het perceel ten noorden van de Gorzenweg.
Daarnaast is als basisvariant gehanteerd de ontsluiting via het terrein van Intersprint In de ‘notitie Bijstelling Grondexploitatie Hoeksche Waard fase 1’ worden wijzigingen ten opzicht van de eerdere rapportage beschreven en worden voor de verschillende varianten de financiële resultaten herbekerend. a.
Ter hoogte van het perceel van Formido;
b.
Ter hoogte van het perceel ten noorden van de Gorzenweg;
Samenwerkingsovereenkomst 2006 De resultaatverwachting ten tijde van de oprichting van de CV/BV is verder onderbouwd met onderzoeken op het gebied van infrastructuur en marktonderzoek. In de bijlagen bij de Samenwerkingsovereenkomst 2006 zijn deze stukken opgenomen. Zo is door Haskoning de omvang van het terrein onderzocht dat maximaal ontwikkeld kan worden binnen de capaciteit van de infrastructuur. Uit dit onderzoek bleek dat tot 2010 ca. 20 hectare bedrijventerrein (netto) te ontwikkelen is zonder dat sprake is van overlast (wel van congestie). Indien meer ontwikkeld moest worden, was aanpassing van de provinciale en rijksinfrastructuur nodig vanwege de verkeersoverlast.
15
Juli 2003 is de ontsluiting van het bedrijventerrein verder onderzocht door DTV Consultants B.V. (‘Ontsluiting bedrijventerrein Binnenmaas’. Uit dit onderzoek komt naar voren dat ook bij een bedrijventerrein van twintig hectare (eerste fase) maatregelen op het kruispunt van de N217 met de Vrouwe Huisjes (ontsluiting bedrijventerrein) nodig zijn en dat een reconstructie van het kruispunt Boonsweg-Gorzenweg nodig is. Kosten van de maatregelen voor de (verbetering van de ) ontsluiting van het bedrijventerrein bedragen indicatief 2,1 miljoen euro. Ten behoeve van onderbouwing van de resultaatverwachting is ook marktonderzoek gedaan om de opbrengstenkant in kaart te brengen (INBO, Marktvisie regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard, oktober 2002). Hierin is een raming van de behoefte aan bedrijventerrein voor de Hoeksche Waard opgenomen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de geplande omvang van 60 hectare netto voldoende is om de behoefte aan regionaal bedrijventerrein tot 2016 op te vangen. Naast kosten en opbrengsten is ook onderzoek gedaan naar de financieringsbehoefte. Het rapport ‘Ontwikkeling Regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard (22 juli 2003, Arcadis)’ bevat o.a. een inventarisatie van de financieringsbehoefte op basis van de exploitatieberekeningen van de gemeenten voor drie varianten. Hierbij is aangegeven dat de maximale financieringsbehoefte ca €3.500.000 bedraagt. Ook wordt in dit rapport aanbevolen de gemeenten een startkapitaal in te laten brengen ter grootte van €1.400.000. Het rapport bevat ook een risicoanalyse voor fase 1 welke heeft geresulteerd in vijf scenario’s (van project niet haalbaar tot realisatie fase 1, best case). Per scenario is het te verwachten exploitatieresultaat en de te verwachten financieringsbehoefte bepaald.
3.2. Resultaatontwikkeling van 2006 tot en met 2010 en onderbouwing In hoeverre is de verwachte resultaatontwikkeling over de jaren 2006 tot en met heden voldoende onderbouwd? Norm: a. De resultaatverwachtingen en de onderliggende berekeningen en onderbouwingen zijn actueel gehouden van 2006 tot medio 2010. Veranderde externe factoren zijn doorberekend. Oordeel: Voldoet aan de norm Zoals in de vorige paragraaf vermeld heeft de projectorganisatie de grondexploitatie van Grontmij na oprichting van de CV/BV herberekend op basis van nieuwe uitgangspunten en vervolgens ieder jaar geactualiseerd. De resultaatverwachting van een grondexploitatie kan veranderen door vele factoren. Zo kunnen de verwachte kosten en opbrengsten veranderen als gevolg van planinhoudelijke wijzigingen of als gevolg van herziening van de uitgangspunten, maar ook het moment waarop deze zich voordoen kan invloed hebben. Daarnaast kan de rente voor het financieren van het project in de loop ter tijd wijzigen. Om inzicht te krijgen in de resultaatontwikkeling over de jaren 2006 tot en met heden is het daarom relevant inzicht te hebben in de ontwikkeling van de volgende gegevens: a. Het verwachte resultaat op basis van netto contante waarde: hierbij wordt rekening gehouden met de huidige waarde van toekomstige kosten en opbrengsten (inclusief toekomstige kosten- en opbrengstenstijgingen, de fasering en de rentekosten voor de financiering van het project). Ter illustratie: €1,- nu is meer waard dan €1 die over 1 jaar ontvangen wordt (je zou namelijk deze €1 nu op
16
b.
c.
een spaarrekening kunnen zetten tegen 2% rente waardoor deze over 1 jaar € 1,02 waard is). Andersom is €1 over een jaar dus hetzelfde waard als € 0,98 nu. Het verwachte resultaat tegen netto contante waarde geeft daarom inzicht in hoeveel het positieve of negatieve resultaat uit de grondexploitatie op dit moment waard is. Het verwachte nominaal resultaat op eindwaarde: hierbij wordt het resultaat van de grondexploitatie bepaald als het saldo van de kosten en opbrengsten, rekening houden met toekomstige kosten- en opbrengstenstijgingen, de fasering en de rentekosten voor de financiering van het project. De totale verwachte kosten en opbrengsten: hierbij wordt individueel aangegeven hoe de totale verwachte kosten en opbrengsten zich ontwikkelen, rekening houdend met toekomstige kosten- en opbrengstenstijgingen, de fasering en de rentekosten voor de financiering van het project. Het verschil tussen de kosten en opbrengsten is dus het nominale resultaat tegen eindwaarde.
In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van zowel het verwachte nominale resultaat tegen eindwaarde als het verwachte resultaat tegen netto contante waarde opgenomen: 35.000.000 30.000.000 25.000.000 20.000.000 15.000.000 10.000.000 5.000.000 0 -5.000.000
2006
2007
2008
2009
2010
-10.000.000 Verwacht nominaal resultaat in € Verwacht resultaat NCW in €
De grafiek is gebaseerd op de jaarlijks geactualiseerde grondexploitaties voor de totale ontwikkeling, dus de eerste en tweede fase. Hieruit blijkt tevens dat de grondexploitatie 2006 sloot met een negatief verwacht resultaat van € 1,4mln, zoals reeds toegelicht in paragraaf 3.1. Bij deze grafiek valt op de merken dat het verwachte nominale resultaat tegen eindwaarde afwijkt van het verwachte resultaat dat is opgenomen in de grondexploitatie 2007. De grafiek laat voor 2007 een resultaat tegen eindwaarde zien van € 30,5mln terwijl in de grondexploitatie 2007 (pagina 12) een resultaat op eindwaarde van € 26,0 mln is opgenomen. De in de grondexploitatie opgenomen € 26,0 mln is onjuist en moet € 30,5 mln zijn. Het in de grondexploitatie vermelde positieve resultaat van € 10,3 mln tegen netto contante waarde is wel juist en stemt ook overeen met bovenstaande grafiek.
17
Om de ontwikkeling van het nominale resultaat goed te kunnen analyseren is het tevens van belang om te weten of de ontwikkeling wordt veroorzaakt door een stijging of daling van kosten en/of opbrengsten. Het verloop van de verwachte kosten en opbrengsten wordt daarom in onderstaande grafiek weergegeven. 120.000.000 110.000.000 100.000.000 90.000.000 80.000.000 70.000.000 60.000.000 2006
2007
2008
2009
2010
Nomimale kosten in € Nominale opbrengsten in €
Een analyse van het verloop van het verwachte resultaat laat zien dat het resultaat in 2006 in eerste instantie negatief is conform de grondexploitatie 2006 van Grontmij Nederland B.V.. Verder valt op dat het resultaat 2007 positief afsteekt bij de overige jaren. Uit de grafiek van ontwikkeling van de kosten en opbrengsten blijkt dit met name wordt veroorzaakt door een stijging van de opbrengsten en een lichte daling van de kosten. Deze piek in het resultaat van de grondexploitatie 2007 wordt verklaard door een verlaging van de rente van 6% naar 5%, hetgeen leidt tot lagere kosten en een verhoging van de uitgifteprijs met €15 per m2 op basis van de uitgifteprijs die de Rebel Groep hanteert voor de variant ‘Oost via N217’ in haar rapport ’De Hoeksche Waard in Bedrijf’ van november 2006, hetgeen leidt tot een hogere opbrengst van circa €9 mln. Verder is er een effect als gevolg van het totaal herzien van de grondexploitaties door het niet meer uitgaan van kengetallen, maar van een meer gedetailleerde opzet van de grondexploitatie. Omdat echter sprake is van een geheel nieuwe grondexploitatie en het bedrijvenpark Hoeksche Waard geen historische kennis heeft ten aanzien van de grondexploitatie 2006 is het in het kader van dit onderzoek niet mogelijk dit verder te specificeren. Er is immers geen sprake van een grondexploitatie die op onderdelen is aangepast of geactualiseerd. In het verloop na 2008 valt op dat de kosten flink toenemen terwijl de opbrengsten redelijk gelijk blijven. Het verwachte resultaat (zowel tegen eindwaarde als tegen netto contante waarde) neemt daardoor af. Deze ontwikkeling kan worden verklaard doordat in 2008 de rente is verlaagd van 5% naar 4,5%, de uitgifteprijs op basis van het marktadvies van de Stec Groep van oktober 2007 met €5 per m2 verhoogd is, er gekozen wordt voor een andere verwerking van de ontsluiting en een toename van het plangebied in combinatie met een daling van het percentage uitgeefbare grond. In onderstaande tabel is aangegeven hoe de oppervlakte en samenstelling van het plangebied zich tussen 2007 en 2008 ontwikkelt:
18
Grondexploitatie 2007 Grondgebruik Uitgeefbaar Verharding Water Groen Te handhaven Totaal
Grondexploitatie 2008
%
m2
%
m2
66% 11% 10% 13%
587.100 93.446 88.538 119.300
53% 8% 9% 27%
591.005 87.373 100.814 306.073
0%
0
3%
34.052
100%
888.384
100%
1.119.317
Deze tabel bevestigt dat de kosten voor het ontwikkelen van het totale plangebied zijn toegenomen, terwijl de oppervlakte van het uitgeefbaar gebied (en daarmee de opbrengsten) nauwelijks toeneemt en als percentage van het totale grondgebruik zelf afneemt (van 66% naar 53%). Per saldo neemt het verwachte eindresultaat hiermee af. Na 2008 ontwikkelt het resultaat zich redelijk stabiel zonder grote pieken in kosten of opbrengsten. De ontwikkeling van de kosten tussen 2008 en 2009 betreft met name het voorbelasten van het gebied (het storten van zand op het plangebied om zo de grond te belasten tot het gewicht van de latere bouw om latere schade aan nieuw te bouwen constructies te beperken, er waren eerder geen aanwijzingen dat dit nodig was) en de stijging van de opbrengsten wordt veroorzaakt door de gemiddelde uitgifteprijs met €15 per m2 te verhogen. Zoals uit bovenstaande analyse blijkt wordt een deel van de stijgingen en dalingen van het verwachte resultaat veroorzaakt door het aanpassen van de parameters voor de berekening. Om die reden is onderstaand een overzicht opgenomen met de ontwikkeling van de belangrijkste (financiële) parameters over 2006 tot en met heden: Uitgangspunt Rente Kostenstijging Opbrengstenstijging Uitgifteprijs per m2* Onv oorzien 1 e fase Onv oorzien 2e fase Promotiebudget per m2
2006 2007 2008 6,0% 5,0% 4,5% 2,0% 2,0% 2,0% 1 ,0% 1 ,0% 1 ,0% x x + €1 5 x + € 20 20% 1 0% 5% 20% 1 0% 5% € € 0,80 € 0,50
2009 4,5% 2,0% 1 ,0% x + €35 1% 5% € 0,50
Mutatie 2010 tov 2006 2010 absoluut relatief 4,5% -1 ,5% -25% 2,0% 0,0% 0% 1 ,0% 0,0% 0% x + €35 € 35,00 nv t 1% -1 9,0% -95% 5% -1 5,0% -7 5% € 0,50 € 0,50 1 00%
* Om da t n og g est a r t m oet w or den m et de u itg ift e v a n ka v els is de u itg ift epr ijs per m 2 n iet g ekw a n t ificeer d in €, m a a r is a a n g eg ev en w a t de stijg in g v a n de u itg ift epr ijs in de ja r en is
Uit deze tabel blijkt dat de ontwikkeling van de parameters sinds 2006 relatief stabiel is. Dit wordt mede veroorzaakt doordat berekeningen steeds specifieker worden. Met betrekking tot het uitgangspunt ‘Ruimtegebruik plangebied’ is nu een definitief stedenbouwkundig ontwerp opgesteld en ook het uitgangspunt ‘Uitgifteprijs per m2’ is onderbouwd aan de hand van een externe rapportage en berekening. In onderstaande tabel is voor bovenstaande parameters aangegeven op welke bron deze zijn gebaseerd:
19
Uitgangspunt
Bron
Ruimtegebruik plangebied
Fase 1: definitief stedenbouwkundige ontwerp van Enno Zuidema, juli 2008.
Rente
Fase 2: voorlopig stedenbouwkundige ontwerp van Enno Zuidema stedebouw over het regionale bedrijvenpark van 40ha (2de fase), maart 2008. Eigen inschatting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard op basis van marktrente en garantstelling door de deelnemende gemeenten. De werkelijke rente ligt momenteel veel lager, maar is ook gebaseerd op kortlopende financiering.
Kostenstijging
Eigen inschatting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard
Opbrengstenstijging
Eigen inschatting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard
Uitgifteprijs per m2
Marktadvies Hoeksche Waard, Stec Groep, oktober 2007
Onvoorzien fase 1
Eigen inschatting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard
Onvoorzien fase 2
Eigen inschatting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard
Promotiebudget per m2
Eigen inschatting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard
Van de hierboven genoemde uitgangspunten die door het Bedrijvenpark Hoeksche Waard zijn bepaald is het in de praktijk ook gebruikelijk dat deze specifiek per project of gebied worden bepaald op basis van eigen verwachtingen. Vanaf eind 2006 is gewerkt naar de voorbereiding van het bestemmingsplan. In dat kader zijn in de periode 2006-2008 veel studies gedaan om resultaatontwikkeling in beeld te krijgen en beter te onderbouwen. Voorbeelden van deze studies zijn: Scenarioanalyses Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven zijn in de Grondexploitatie 2006 voor de ontsluiting van het bedrijventerrein drie ontsluitingsvarianten beschreven. Deze ontsluitingsvarianten komen gedeeltelijk terug in de: a.
Presentatie over de grondexploitatie van 14 november 2006 door de directeur van het Bedrijvenpark en het grondexploitatierapport ‘Financiële zaken Hoeksche Waard’ van 1 maart 2007. Hierin komen de ontsluitingsvarianten uit de Grondexploitatie 2006 zoals beschreven in het vorige hoofdstuk gedeeltelijk terug. In de presentatie over de grondexploitatie en het grondexploitatierapport van 1 maart 2007 worden twee varianten beschreven met betrekking tot de ontsluiting van het regionale bedrijventerrein van 20 ha., namelijk:
20
iv. v.
De ontsluitingsvariant 1 Formido. De ontsluitingsvariant 2 Gorzenweg.
Daarnaast is gekeken naar de varianten: ontsluiting van het regionale bedrijventerrein van 60 ha. naar N217 en de variant ontsluiting van het bovenregionale en regionale bedrijventerrein van 180 ha. Op basis van deze analyses is nagedacht over deze varianten en uiteindelijk gekozen voor de Formido variant. Haalbaarheidsonderzoek a. Rebel Group, De Hoeksche Waard in bedrijf: Business Case en uitvoeringsorganisatie, 22 december 2006. Dit rapport had betrekking op een Business Case voor zowel het bovenregionaal als een regionaal bedrijventerrein. Hieruit komt naar voren dat het haalbaar is, mits aandacht wordt besteed aan aspecten als overeenstemming over uiteindelijke keuze tussen locatievarianten, ontsluitingsvarianten, landschappelijke inpassing etc. Behoefteonderzoek en strategie a. INBO, Regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard, actualisering behoefteraming, 7 oktober 20047 (zie bijlage bij Bestemmingsplan, 23 september 2008). Hieruit kwam het advies naar voren de huidige plannen voor de aanleg van een regionaal bedrijventerrein van 60 hectare netto in de Hoeksche Waard door te zetten. b. Regionale kantoren- en bedrijventerrein strategie, Stec Groep, juli 2008. Grondprijzen a. Marktadvies Hoeksche Waard, Stec Groep, juni 2007; De Stec Groep adviseert onder andere te differentiëren met de grondprijs naar omvang van de kavel en dit ook meer te doen dan concurrerende locaties in Zuid-Holland en West-Brabant. b. Grondprijzenonderzoek, februari 2009 van Bedrijvenpark Hoeksche Waard. Verkeersstudie a. Verkeersstudie Goudappel Coffeng; ‘Resultaat verkeersonderzoek, 28 augustus 2008’ (zie bijlage bij Bestemmingsplan, 23 september 2008). Archeologisch onderzoek a. Archeologisch onderzoek: ‘Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek’, RAAP, oktober 2006; En ‘Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)’, RAAP, september 2008, (zie bijlage bij Bestemmingsplan, 23 september 2008). Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat naar verwachting geen verstoring van de archeologische waarden zal optreden als gevolg van de geplande werkzaamheden. Stedenbouwkundig plan a. Stedenbouwkundig plan; ‘Regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard, definitief planconcept, Enno Zuidema stedebouw/Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten, juli 2008’. (zie bijlage bij Bestemmingsplan, 23 september 2008); Dit plan bevat de gedetailleerde uitwerking voor de eerste fase De onderzoekers hebben geen recenter marktonderzoek aangetroffen en constateren daarom dat dit het meest recente marktonderzoek voor het opstellen van het Bestemmingsplan is geweest. 7
21
en een globaal plan voor de tweede fase. Voor de eerste fase is in 2008 gekozen voor de Formido ontsluitingsvariant welke in dit plan is opgenomen. Voor de tweede fase geldt nog een uitwerkingsplicht, zo ook voor de nieuwe ontsluitingsweg. Naar aanleiding van de herziening van het Stedenbouwkundig plan (Enno Zuidema stedebouw/Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten) is de grondexploitatie concreter geworden. Hoewel de grondexploitaties van de jaren 2006-2007 nog gebaseerd op waren op kengetallen ramingen (vierkante meters), zijn de grondexploitaties van de jaren 2008-2010 gebaseerd op eenheden uit de civiel-technische raming (ingenieursbureau vd Waal & Partners) en daardoor meer gedetailleerd.
3.3. Huidige resultaatverwachting en onderbouwing Wat is de huidige resultaatverwachting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard? In hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd? Norm: a. Er is een concrete resultaatverwachting van het Bedrijvenpark vastgelegd in een notitie/rapport. b. De huidige resultaatverwachting is gebaseerd op recente ontwikkelingen en doorrekening om de economische haalbaarheid van het regionale bedrijventerrein actueel te houden. Bovendien is de resultaatverwachting formeel vastgesteld.
Oordeel: Voldoet aan de norm
De meest actuele resultaatverwachting die is meegenomen in dit onderzoek is de resultaatverwachting zoals opgenomen in de vastgestelde grondexploitatie 2010.8 Uit deze grondexploitatie blijken de volgende verwachte resultaten (hierbij zijn de getallen voor fase 1 ‘hard’ en betreffen de getallen voor fase 2/het totaal een doorkijk): Fase
Verwacht resultaat tegen eindwaarde
Verwacht resultaat tegen netto contante waarde
1
€ 658.122
€ 325.422
2
€ 3.510.784
€ 1.735.974
€ 4.168.906
€ 2.061.396
Totaal (fase 1 + fase 2)
In de financiële bijlage bij de kwartaalrapportage derde kwartaal 2010 is een overzicht met toelichting gegeven van de begrote plankosten, de aangegane verplichtingen en de feitelijke realisatie per 1 oktober 2010. De onderzoekswerkzaamheden zijn eind 2010 afgerond en op dat moment was de grondexploitatie per 1 januari 2011 nog niet beschikbaar. Wij hebben dus nog geen actuele inschatting kunnen maken van het verwachte resultaat. Wel zijn in 2010 de engineering, de directievoering en toezicht aanbesteed, waarbij mogelijke aanbestedingsvoordelen zijn behaald. Daarnaast liep tijdens dit onderzoek de aanbesteding voor het bouw- en woonrijpmaken. Deze aanbestedingsresultaten zullen tot uitdrukking komen in de grondexploitatie per 1 januari 2011. 8
Op 24 februari 2011 is door de Raad van Commissarissen de grondexploitatie 2011 vastgesteld. 22
Kosten resultaatverwachting Omdat nu ook daadwerkelijk met de uitvoering van de eerste fase van het project is gestart zien we dat de rapporten/onderzoeken die gedurende de loop der jaren zijn gebruikt om de resultaatverwachtingen te onderbouwen en toe te werken naar het bestemmingsplan, nu ook steeds meer overgaan naar aanbestedingen. Inkomsten resultaatverwachting Het bestemmingsplan is reeds in werking getreden en het terrein zou uitgegeven kunnen worden. Echter omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, acht BHW het niet reëel om vooruitlopend op het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gronden te verkopen omdat de ondernemers hiermee een behoorlijk risico lopen. Ondernemers stellen zich ook terughoudend op zolang het bestemmingsplan niet onherroepelijk is. Dit betekent dat er nog geen contracten met ondernemers worden afgesloten, en er daarom op dit moment nog geen inkomsten van het bedrijvenpark zijn. Zolang het bestemmingsplan nog niet definitief is vastgesteld door de Raad van State, is het moeilijk in te schatten hoeveel bedrijven zich op het bedrijvenpark wensen te vestigen. Dit blijkt ook uit de reacties van de verschillende gemeenten. Uit de gesprekken blijkt dat verwachtingen verschillen over de kans dat de eerste 20 ha op korte termijn kan worden uitgegeven. De verwachtingen verschillen tussen gemeenten maar ook binnen gemeenten. In hoofdstuk zes wordt verder ingegaan op de acquisitie en uitgiften. Bovenwijkse voorzieningen, regionaal fonds en het fonds duurzaamheid In de grondexploitatie zijn bijdragen tbv bovenwijkse voorzieningen en het regionaal fonds opgenomen. In artikel 9.3 van de Samenwerkingsovereenkomst 2006 is vastgelegd dat bijdragen tbv het Fonds bovenwijkse voorzieningen zijn opgenomen in de grondexploitatie . Deze bijdragen worden door het BHW naar rato van de verkoop van bouwrijpe kavels ter beschikking gesteld. In nader overleg tussen Binnenmaas en BHW wordt nader uitgezocht op welke wijze, aan wie en voor welke bedragen de bijdragen ter beschikking worden gesteld. Uitgangspunt: beschikking over financiële middelen en te maken kosten moeten met elkaar in evenwicht zijn. Uit het verslag van de RvC van 21 september 2009 blijkt dat m.b.t. de bijdrage niet gekozen is voor een bijdrage per m2, maar voor een pakket aan maatregelenm.b.t. de 1e fase. Dit pakket aan maatregelen is vastgelegd in artikel 14 van de Afstemmingsovereenkomst tussen de gemeente Binnenmaas en het Bedrijvenpark. In artikel 14.9 van deze overeenkomst is ook opgenomen dat na het in uitvoering nemen van de tweede en derde fase, het Bedrijvenpark een bijdrage van €9 per m2 aan het Fonds bovenwijkse voorzieningen levert. Naast uitgaven voor bovenwijkse voorzieningen is er een regionaal fonds. Dit fonds is opgericht voor het realiseren van regionale (gemeentegrens overstijgende) doelstellingen, voortkomend uit de Structuurvisie Hoeksche Waard. In de brief afspraken Regiofonds van april 2009 is vastgelegd dat het Bedrijvenpark Hoeksche Waard voor de eerste fase een bedrag van €10,-, prijspeil 01-01-09 inclusief btw, (in lijn met de verwachte bijdragen van Rijk en Provincie) per vierkante meter uitgegeven bedrijventerrein afdraagt aan het Regiofonds, voor zover de verkoop/ ontwikkeling van deze kavels via het ontwikkelingsbedrijf plaatsvindt. Daarnaast wordt in de grondexploitatie 2010 rekening gehouden met een gelijksoortige afspraak voor de vervolgfase en met een bijdrage van € 1,5 mln uit het Regiofonds t.b.v. de landschappelijke inpassing. Deze €1,5 mln is gebaseerd op een berekening van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard CV ten aanzien van de oppervlakte groen en het kwaliteitsniveau hiervan. Over allebei deze onderdelen (afdracht vervolgfase en bijdrage) moeten nog afspraken worden gemaakt.
23
Tenslotte is er nog een fonds duurzaamheid. Dit fonds is ingesteld om initiatieven van toekomstige bedrijven op het gebied van duurzaamheid te stimuleren. Er is een intentieovereenkomst gesloten tussen provincie, BHW en de gemeente Binnenmaas waarin partijen uitspreken gezamenlijk te streven naar de toepassing vanzonne-energie op het bedrijvenpark. Het duurzaamheidsfonds van BHW wordt in de overeenkomst genoemd als voorbeeld van de investeringen die BHW doet t.b.v. de duurzame ontwikkeling van het bedrijvenpark. Tevens is in deze overeenkomstvastgelegd dat het Bedrijvenpark Hoeksche Waard een bedrag van € 1,- per m2 uitgeefbare grond in dit fonds stort. Andere mogelijkheden volgen zodra daar meer duidelijkheid over is. Eventueel zal de afdracht aan dit fonds binnen de grondexploitatie worden verhoogd. Indien noodzakelijk zal de grondexploitatie hierop aangepast dienen te worden.
Resultaten tweede fase Over de realisatie van de tweede fase speelt op dit moment nog discussie. Indien ook de tweede fase gerealiseerd wordt is een extra ontsluitingsweg nodig. De eerste fase kan nog gerealiseerd worden op de bestaande ontsluiting. Daarvoor heeft de N217 wel voldoende capaciteit, maar voor de tweede fase niet. Daarnaast kanvoor de tweede fase de olieleiding verlegd worden. De projectorganisatie heeft aangegeven dat de kosten voor de olieleiding verleggen net zo hoog zijn als voor de aanpassingen die nodig zijn wanneer de olieleiding niet verlegd wordt (bruggen, zettingsvrije constructie maken). Er is al gerekend aan de olieleiding (Lievense in opdracht van Van der Waal & Partners namens BHW, ‘Quick Scan Verlegging 24’ RRP Leiding Hoeksche Waard, 25 februari 2009) en er zijn afspraken gemaakt met Rotterdam Rijn Pijpleiding.9 Een andere discussie die speelt met betrekking tot de realisatie van de tweede fase is de bestemming voor het terrein van de Suikerunie. De invloed van dit terrein op de tweede fase als mogelijk concurrerende locatie is nog niet helder. Dat wil echter nog niet zeggen dat dit een concurrerende locatie wordt. De intentie van de gemeente Binnenmaas is immers om het terrein te transformeren tot eengebied waar gewoond, gewerkt en gerecreeërd kan worden. Bij de uitvoering van het project valt op dat er nog geen formele afspraken zijn gemaakt over de manier en het moment van resultaatverdeling. Wel is duidelijk dat het resultaat van de grondexploitatie naar rato van het aandelenbezit verdeeld zal worden. Voor de praktische uitwerking van deze resultaatverdeling zijn een aantal scenario’s denkbaar: Scenario A: er is sprake van een verwacht voordelig resultaat Indien sprake is van een verwacht voordelig resultaat staat vast dat dit voordelig resultaat naar rato van de aandelenverhouding toekomt aan de gemeenten. Wel zal nog een keuze gemaakt moeten worden op welke wijze dit resultaat verdeeld wordt. Als eerste moet bepaald worden of de grondexploitatie gezien wordt als één project, of dat sprake is van meerdere fases die als afzonderlijke projecten gezien moeten worden. Dit bepaalt namelijk of sprake is van een totaalresultaat of van een resultaat per fase dat verdeeld moet worden. Vervolgens moet bepaald worden wanneer dit resultaat uit de grondexploitatie genomen wordt. Hiervoor bestaan twee opties: op het moment dat het complete project (of de fase) afgerond is (de zogenaamde completed contract methode), of Met het aantreffen van het rapport hebben de onderzoekers geconstateerd dat de onderbouwing voor de kosten van het verleggen van de olieleiding er is en zijn verder niet nagegaan of deze berekening overeenkomt met hetgeen wij hebben begrepen uit gesprekken. 9
24
al tussentijds gedurende het project als de winst voldoende zeker is (de zogenaamde percentage of completion methode). Hierbij is het nemen van de winst aan het einde van het project het meest voorzichtig, dan zijn immers de totale werkelijke kosten en opbrengsten bekend en kan het eindresultaat niet meer veranderen. Bij het tussentijds nemen van winst gedurende het project bestaat altijd nog een onzekerheid ten aanzien van de toekomstige kosten en opbrengsten, maar wordt de winst wel eerder verdeeld over de gemeenten. Overigens dient het formele besluit hiertoe genomen te worden door de CV/BV zelf, en kunnen de deelnemende gemeenten hier in hun rol als aandeelhouder en lid van de Raad van commissarissen een besluit over nemen. Scenario B: er is sprake van een verwacht nadelig resultaat Bij een verwacht negatief resultaat uit de grondexploitatie zal de CV/BV een verliesvoorziening moeten vormen voor het totale verwachte verlies. Hierdoor zal het eigen vermogen van de CV/BV afnemen of mogelijk zelf negatief worden. Door de gekozen constructie waarbij de gemeenten aandeelhouder zijn in de BV en de BV de beherend vennoot is in de CV is de BV zelfstandig aansprakelijk voor alle schulden uit de CV. De gemeenten zijn juridisch gezien in principe niet aansprakelijk voor de schulden uit de CV/BV tenzij zij zich daartoe uitdrukkelijk verplicht hebben middels bijvoorbeeld garanties of borgstellingen. In het geval van een negatief verwacht exploitatieresultaat bestaan daarom twee mogelijke opties: Er is sprake van een verwacht nadelig resultaat waarbij partijen besluiten door te gaan met de ontwikkeling van het Bedrijvenpark Indien er een verwacht negatief resultaat blijkt uit de grondexploitatie en de gemeenten hebben zich formeel gecommitteerd aan het realiseren van het bedrijvenpark, dan zullen de gemeenten naar rato van het aandelenkapitaal bij moeten dragen in het verlies. Voor de gemeenten betekent dit dat zij dit verlies in hun jaarrekening naar rato van de aandelenverhouding moeten verwerken als een duurzame waardevermindering van de deelneming in de B.V.. Indien het verlies groter is dan het aandelenbezit dan dienen de gemeenten een voorziening te vormen voor dit verlies. Daarnaast zullen de gemeenten eventuele andere schulden aan en vorderingen op de BV/CV moeten herwaarderen. Zo kan het bijvoorbeeld dan zo zijn dat vorderingen op de BV/CV niet meer geïnd kunnen worden en hier ook een voorziening voor gevormd moet worden. Er is sprake van een verwacht nadelig resultaat waarbij partijen besluiten te stoppen met de ontwikkeling van de het Bedrijvenpark Bij een verwacht negatief resultaat uit de grondexploitatie is er ook de mogelijkheid om te besluiten de ontwikkeling van de grondexploitatie stop te zetten. Indien het verlies groter is dan het eigen vermogen van de CV/BV is de kans aanwezig dat de CV/BV failliet gaan. Het beheer van de boedel van de CV/BV gaat dan over naar een curator. Deze zal beoordelen wat de waarde van de boedel is en uit de opbrengsten van de verkoop van de boedel de schulden van de BV/CV proberen te betalen. In het geval van faillissement zullen de gemeenten hun deelneming in de BV af moeten waarderen naar €0, dienen eventuele vorderingen op de CV/BV afgewaardeerd te worden en verdwijnen ingebrachte goederen of gronden in de boedel van de CV/BV. Naast deze directe gevolgen is ook sprake van garantstelling van de gemeenten voor de leningen die door de CV zijn aangegaan. Deze garantstelling zal in geval van faillissement mogelijk aangesproken worden door de banken. Hetzelfde geldt voor eventuele aanvullende garanties die door de deelnemende gemeenten zijn verstrekt.
25
4. Rol van de Raad van Commissarissen en Aandeelhouders In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de rol van de Raad van Commissarissen en de Aandeelhouders van het bedrijvenpark Hoeksche Waard. De onderzoeksvragen zijn in onderstaand kader weergegeven en worden in de navolgende vragen verder uitgewerkt en beantwoord.
4.1. Rol van de Raad van Commissarissen Wat is de rol van de Raad van Commissarissen? Norm: a. De rol van de RvC is gedefinieerd in relevante documenten (overeenkomst, werkdocument, beleidsstukken) en gecommuniceerd aan en bekend bij de betrokken. b. De RvC neemt op basis van de gesprekken en/of rapportages besluiten tot bijsturing wanneer daartoe aanleiding is. Oordeel: Voldoet aan de norm De Raad van Commissarissen (RvC) vervult de toezichthoudende taak op het beleid en bestuur in de vennootschap en komt minimaal drie keer per jaar bijeen en in de praktijk meestal vijf keer per jaar om de voortgang rondom het Bedrijvenpark te bespreken en daar waar nodig bij te sturen. Onderstaand wordt per thema kort omschreven wat de rol van de RvC inhoudt. Statuten Afschrift akte van oprichting Ontwikkelingsbedrijf Bedrijvenpark Hoeksche Waard BV, 24 oktober 2006 a. b. c. d. e. f. g. h.
De RvC heeft tot taak toezicht te houden op beleid van het bestuur en op de algemene zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. De RvC adviseert het bestuur en de Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) zo dikwijls dit wordt verlangd of hij dit wenselijk oordeelt. De commissarissen hebben te allen tijde toegang tot kantoren en bezittingen van de vennootschap. De RvC kan zich ten uitoefening van zijn taak laten bijstaan door een registeraccountant. De RvC kan uit zijn midden een gedelegeerde aanwijzen die in bijzonder is belast met dagelijks toezicht op beleid van het bestuur. De RvC vergadert tenminste 3x per jaar. De RvC besluit met meerderheid van stemmen. Zij kan slechts besluiten nemen als alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Het bestuur is verplicht vergaderingen bij te wonen als het bestuur wordt uitgenodigd en moet informatie verschaffen wanneer de RvC dit verlangt. Een commissaris heeft zitting voor ten hoogste 5 jaren.
26
De AVA wordt voorgezeten door de voorzitter van de RvC en bij afwezigheid door de oudste van de aanwezige commissarissen. Indien alle commissarissen ontbreken, voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
Samenwerkingsovereenkomst (2 maart 2006) en Samenwerkingsovereenkomst na Wijzigingsovereenkomst I, 31 juli 2007 en II, 15 april 2008) a. b. c.
d.
De directie van de BV staat onder toezicht van de RvC bestaande uit zes personen. De RvC neemt besluiten met meerderheid van stemmen. Voor een aantal besluiten van de directie zal altijd voorafgaande hogere goedkeuring, hetzij van de RvC hetzij van de aandeelhouders benodigd zijn. Indien in de RvC geen meerderheid van stemmen wordt bereikt, zal dit onderwerp vervolgens, door de directie, worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders van de BV. Indien in de algemene vergadering van aandeelhouders geen meerderheid van stemmen wordt bereikt, wordt het onderwerp aangemerkt als een geschil en zullen de gemeenten handelen overeenkomstig de geschillenprocedure. Ingeval van noodzakelijke wijzigingen, onvoorziene omstandigheden vindt overleg plaats tussen BHW en RvC
Uit de gesprekken is gebleken dat in het kader van de toezichthoudende rol van de RvC veel overleg plaatsvindt tussen de directeur van de projectorganisatie en de RvC. De aandeelhouders hebben tijdens de interviews eveneens aangegeven dat het vooral de commissarissen zijn die goed op de hoogte zijn van de voortgang rondom het bedrijvenpark. Dat komt onder andere door het feit dat de commissarissen veelal wethouders EZ zijn, en zij elkaar ook buiten het Bedrijvenpark, regelmatig treffen. Bijvoorbeeld in het portefeuillehoudersoverleg economische zaken en in het kader van bijeenkomsten rondom het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard (SOHW). In het portefeuillehoudersoverleg komen diverse onderwerpen aan de orde, waaronder de aansluiting van het bestemmingsplan op het uitgifteprotocol van het bedrijvenpark (in de oudere plannen was er geen kavelgrootte aangegeven), en het (regionale) bedrijvenloket. Voor wat betreft de uitgifte van het bedrijvenpark heeft de RvC de doorslaggevende stem in het bepalen of de affiniteit van het bedrijf met de regio voldoende is om zich, volgens de afgesproken voorwaarden, te mogen vestigen op het bedrijvenpark. Conform het uitgifteprotocol is de procedure bij bedrijven van binnen de Hoeksche Waard als volgt: “Indien een bedrijf momenteel gevestigd is in de Hoeksche Waard en voldoet aan de randvoorwaarden uit bestemmingsplan en verkoopvoorwaarden, kan de directeur van het BHW het bedrijf een grondaanbieding doen. De feitelijke verkoop wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de RvC. De goedkeuring vindt plaats op basis van een gewone meerderheid van stemmen.” Bij bedrijven van buiten de Hoeksche Waard is de procedure als volgt: “Indien een bedrijf niet gevestigd is in de Hoeksche Waard, dient het bedrijf de binding met de Hoeksche Waard aan te tonen op basis van onder meer afzetmarkt en herkomst van werknemers. De directeur van BHW zal een advies aan de RvC geven over het al dan niet doen van een grondaanbieding. De RvC beslist dan op basis van unanimiteit of er sprake is van voldoende binding met de Hoeksche Waard om 27
een grondaanbieding te doen. De goedkeuring van de feitelijke verkoop vindt vervolgens plaats op basis van een gebruikelijke meerderheid van stemmen.”
28
4.2. Informatievoorziening Raad van Commissarissen Voldoet de informatievoorziening aan de RvC aan de daaraan te stellen eisen (relevantie, tijdigheid, correctheid, aannemelijkheid, etc.)? Welke informatie heeft de RvC ter beschikking voor de toezichthoudende taak? Norm: a.
De RvC heeft aangegeven welke informatie zij essentieel vindt en welke afwijkingen gerapporteerd worden.
b.
De RvC wordt in de praktijk periodiek -en indien nodig tussentijds- op de hoogte gehouden en geïnformeerd over de voortgang en de realisatie van doelstellingen via voortgangsrapportages en/of in overlegvormen met de belangrijkste partners.
c.
De informatie die de RvC ter beschikking heeft voldoet aan de eisen die de RvC daaraan heeft gesteld.
Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm
De Raad van Commissarissen heeft niet expliciet aangegeven welke informatiebehoefte zij heeft, maar in de gesprekken hebben de commissarissen aangegeven in het algemeen tevreden te zijn over de informatie die zij ontvangen. De Samenwerkingsovereenkomst 2006 vormt het kader voor de informatievoorzieningaan de RvC. Zo is in artikel 3.10 vastgelegd dat de directie per kwartaal rapporteert aan de RvC en aan colleges van BenW gemeenten (schriftelijk en mondelinge toelichting). De rapportage omvat tenminste de voortgang ten opzichte van het jaarplan en jaarbegroting, ontwikkelingen in de grondexploitatie, alsmede stand van zaken ten aanzien van liquiditeit en financiering. Artikel 9.2 schrijft voor dat de grondexploitatie jaarlijks, door de directie, op basis van marktconforme verkoop en productie wordt geactualiseerd. Goedkeuring conform artikel 3.6 is vereist. Dit betekent dat goedkeuring door de RvC is vereist wanneer (onderdelen van) de grondexploitatie een hogere negatieve afwijking hebben dan de toegelaten afwijking, welke is aangegeven in het directiereglement. De RvC wordt door de projectorganisatie op de hoogte gehouden van de voortgang van het bedrijvenparkdoor middel van kwartaalrapportages en fysieke presentaties (toelichting op de rapportages) tijdens de vergaderingen. Het onderwerp “Stand van zaken gegadigden” is een standaard agendapunt op elke RvC vergadering. De kwartaalrapportages, bestaan uit een bestuurlijke voortgangsrapportage en een bijlage met toelichting van de financiële aspecten. De bestuurlijke voortgangsrapportage is als volgt opgebouwd: a. b. c. d.
Relevante externe ontwikkelingen. Bestuurlijke aspecten. Organisatie BHW. Planvorming en uitvoering. 29
e. f. g. h.
Verwerving. Financiële aspecten. Communicatie. Planning/Vooruitblik .
In de financiële bijlage worden in een tabel de bestedingen van de proceskosten weergegeven afgezet tegen de proceskostenbegroting. De toelichtingen bij de tabel zijn in de kwartaalrapportages vanaf 2008 iets uitgebreider geworden qua informatie. Sinds 2010 worden de bijeenkomsten van de RvC ambtelijk voorbereid tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de betrokken ambtenaren van alle gemeenten. De RvC leden krijgen advies van hun ambtenaren na dit ambtelijk vooroverleg. Ook wordt in een aantal gemeenten (Korendijk, Binnenmaas, Strijen) de stukken voorafgaand aan de RvC vergadering in het college besproken. Aandachtspunt blijft de tijdige aanlevering van stukken door de projectorganisatie aan de gemeenten. Omdat een deel van de informatie rondom de financiële situatie in vertrouwen behandeld moet worden, wordt er tijdens de vergaderingen een mondelinge toelichting gegeven door de directeur van de projectorganisatie. Uit de interviews is gebleken dat sommige commissarissen tevreden zijn over de informatievoorziening, terwijl een aantal commissarissen de behoefte heeft uitgesproken om meer inzicht te krijgen in de grondexploitaties. Naar eigen zeggen zien de presentaties er goed uit, maar zouden zij er graag wat dieper op ingaan. Naast de voortgangsinformatie vanuit de projectorganisatie ontvangt de RvC eveneens een lijst met potentiële bedrijven voor het bedrijvenpark. In Hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de uitgifte van het bedrijvenpark en het doorverwijzingsbeleid van gemeenten. Zoals uit bovenstaande blijkt wordt in de rapportages (nog) niet apart aandacht besteed aan acquisitie.
4.3. Besluitvorming RvC in 2006-2010 ten aanzien van het bedrijvenpark Hoe is de besluitvorming in de RvC geweest in de jaren 2006-2010 ten aanzien van het Bedrijvenpark? Norm: Geen norm, beschrijvende vraag
De RvC heeft in de periode tussen 2006 en 2010 haar toezichthoudende taak en besluitvorming gebaseerd op de informatie die zij vanuit de projectorganisatie heeft ontvangen en de bijeenkomsten die zij minimaal drie keer per jaar en in de praktijk meestal vijf keer per jaar organiseren. Tijdens de bijeenkomsten is ook de directeur van de projectorganisatie aanwezig. Ter voorbereiding op de kwartaalbijeenkomsten ontvangen de leden van de RvC een voortgangsrapportage van de projectorganisatie en eventueel een aanvullende presentatie. Zoals reeds eerder vermeld bevat deze onder andere informatie over de kosten, grondexploitatie en uitgifte. De rapportage wordt -sinds medio 2010ambtelijk voorbereid tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de betrokken ambtenaren van alle gemeenten en
30
bij een aantal gemeenten (Strijen, Korendijk, Binnenmaas) ook besproken in het College, voorafgaand aan de kwartaalbijeenkomst van de RvC. De verstrekte informatie is echter niet altijd te beoordelen. Een vaak genoemd voorbeeld is het lezen en kunnen interpreteren van de grondexploitatie, wat een zeer specifieke aangelegenheid is. Bij de advisering van de commissaris of aandeelhouder wordt dan ook gebruik gemaakt van de gezamenlijke ambtelijke voorbereiding die sinds enige tijd wordt georganiseerd. Zowel de ambtenaren als de RvC leden vertrouwen op dat punt op het oordeel van hun collega’s die in staat zijn de grondexploitatie te analyseren. De besluiten die door de RvC worden genomen zijn helder gedocumenteerd in onder andere de notulen van de RvC bijeenkomst. In de afgelopen jaren zijn er binnen de RvC en de besluitvorming geen bijzondere conflicten opgetreden. Op dit moment wordt een discussie gevoerd omtrent de Suikerunie (wat is de impact daarvan op het bedrijvenpark en de exploitatie in het bijzonder) en wordt onderzocht of de kosten van de projectorganisatie kunnen worden verminderd.
4.4. Rol van de Aandeelhouders Wat is de rol van de Aandeelhouders? Norm: a. De rol van de Aandeelhouders is gedefinieerd in relevante documenten (overeenkomst, werkdocument, beleidsstukken), gecommuniceerd aan en bekend bij de betrokkenen en is ook in personele zin duidelijk gescheiden van de rol van de RvC. Oordeel: Voldoet aan de norm
In de statuten zijn de volgende afspraken opgenomen over de rol van de aandeelhouders: Statuten Afschrift akte van oprichting Ontwikkelingsbedrijf Bedrijvenpark Hoeksche Waard BV, 24 oktober 2006 Bestuur en vertegenwoordiging a. b.
RvC a. b.
De bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders bij een besluit genomen met meerderheid van stemmen in vergadering waarin gehele geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is. Bestuurders kunnen te allen tijde door de AVA worden geschorst en ontslagen (meerderheid van stemmen nodig). In geval van schorsing wordt een tweede algemene vergadering binnen 3 maanden worden gehouden waarin ook over ontslag wordt besloten.
Leden van de RvC worden benoemd, geschorst en ontslagen door de AVA. Aantal leden van de RvC wordt bij oprichting vastgesteld op zes. Dit aantal kan door AVA worden gewijzigd. Commissarissen genieten een bezoldiging die door de AVA wordt vastgesteld.
Algemene vergadering van aandeelhouders
31
a.
Jaarlijks wordt binnen zes maanden na afloop van boekjaar een AVA gehouden waarin tenminste aan de orde worden gesteld: i. Verslag bestuur omtrent zaken van de vennootschap en gevoerde bestuur afgelopen jaar; ii. Balans en winst- en verliesrekening; iii. Kwijting aan bestuurders en commissarissen voor respectievelijk het door hen gevoerde beleid en uitgeoefende toezicht; iv. Benoeming van de registeraccountant; v. Winstverdeling; vi. De voorstellen, welke het bestuur of de RvC aan de orde stelt of houders van aandelen.
De AVA wordt voorgezeten door de voorzitter van de RvC en bijafwezigheid door de oudste van de aanwezige commissarissen. Indien alle commissarissen ontbreken, voorziet de vergadering zelf in haar leiding. Elke aandeelhouder heeft recht op uitbrengen van één stem. Bestuurders en Raad van Commissarissen hebben in de algemene vergadering een raadgevende stem. Alle besluiten worden genomen met meerderheid van uitgebrachte stemmen en ongeacht het ter vergadering vertegenwoordigde gedeelte van het kapitaal. Bestuurders bieden jaarlijks jaarrekening en jaarverslag aan aan AVA. Jaarrekening wordt onderzocht door een door de AVA aangewezen registeraccountant, die zijn verslag uitbrengt aan bestuur en de RvC. Als de AVA geen accountant aanwijst, wordt dit door de RvC gedaan en anders door bestuur. Jaarrekening wordt vastgesteld door de AVA nadat deze kennis heeft genomen van de accountantsverklaring. Het Bestuur is bevoegd te bepalen, gehoord de RvC, welk percentage van de winst wordt gereserveerd. De AVA kan over deze reserve niet beschikken. De resterende winst staat ter vrije beschikking van de AVA. Besluiten tot juridische fusie, splitsing, tot wijziging statuten of ontbinding kunnen slechts genomen worden door de AVA met unanimiteit van stemmen.
Afschrift akte van oprichting van Bedrijvenpark Hoeksche Waard C.V., 3 oktober 2006 a.
b. c. d. e. f. g.
Vergaderingen van vennoten worden gehouden wanneer een besluit van een zodanige vergadering noodzakelijk is, wanneer de beherende vennoot het wenselijk achten wanneer een of meer commanditaire vennote(n) dit onder nauwkeurige opgave van te behandelen onderwerpen schriftelijk aan de beherende vennoot verzoekt. Als de beherende vennoot in gebreke blijft binnen 4 weken na een verzoek een vergadering bijeen te roepen, kunnen de verzoekers zelf bijeenkomen. De vergadering van vennoten wijst zelf haar voorzitter aan. De vz wijst de secretaris aan. In de algemene vergadering heeft iedere vennoot recht op het uitbrengen van één stem. Voor het nemen van een besluit is vereist dat vennoten door of namens wie voor het voorstel is gestemd, beschikken over tenminste 3/5 deel van het kapitaal van alle aanwezige of vertegenwoordigde vennoten. Vennoten besluiten ook tot jaarlijkse benoeming registeraccountant. Jaarlijks maken de vennoten de balans en winst- en verliesrekening op. Winst of verlies wordt gedragen naar verhouding inbreng kapitaal. Wanneer ter uitvoering van de ovk een besluit of handeling van gemeenten verlangd wordt, is het daartoe bevoegde orgaan het college van BenW van de desbetreffende gemeente, behoudens noodzakelijke goedkeuringen door de gemeenteraad, andersluidende wettelijke bepalingen of afwijkende regelingen bij of krachtens deze overeenkomst zelf.
Samenwerkingsovereenkomst (2 maart 2006) en Samenwerkingsovereenkomst na Wijzigingsovereenkomst I, 31 juli 2007 en II, 15 april 2008) a.
Aandeelhouders verbinden zich in de AVA van de BV slechts stem uit te brengen voor schorsing of ontslag van een commissaris overeenkomstig het daartoe strekkende voorstel van degene(n) op wier voordracht de betrokkene tot commissaris is benoemd. 32
b. c.
Aandeelhouders verbinden zich in de AVA van de BV stem uit te brengen voor de vaststelling van de bezoldiging van de commissarissen op nihil. Een vertegenwoordiger in de RvC zal niet tevens vertegenwoordiger in de AVA mogen zijn.
Praktijk Alle vijf gemeenten zijn vertegenwoordigd in de AVA door de burgemeester of wethouder als aandeelhouder. De aandeelhouders komen een keer per jaar bijeen (indien nodig vaker) en bespreken de jaarstukken. Uit de gesprekken met de aandeelhouders is gebleken dat zij tevreden zijn over deze huidige werkwijze en samenwerking onderling en met de projectorganisatie. Wel is er vanuit een aantal aandeelhouders gepleit voor meer c.q. transparantere informatievoorziening aan de gemeenteraden. De kwartaalrapportages worden nu ook in een aangepaste versie (zonder de vertrouwelijke financiële bijlage) door de projectorganisatie beschikbaar gesteld voor de Raden en /of Colleges. Op basis van de afgenomen interviews wordt duidelijk dat de aandeelhouders over het algemeen minder betrokken en op de hoogte zijn van de ontwikkelingen van het bedrijvenpark dan de commissarissen. Er heerst een groot onderling vertrouwen, zowel tussen de aandeelhouders als richting de commissarissen en de ondersteunende ambtenaren. Formeel is er een personele scheiding tussen de aandeelhouders en de commissarissen, maar in de praktijk blijkt dat zij op verschillende momenten informatie en kennis uitwisselen, ook buiten de formele bijeenkomsten van het bedrijvenpark (bijvoorbeeld in het regionaal overleg en in collegevergaderingen). En tegelijkertijd worden zowel de aandeelhouder als de commissaris vaak geadviseerd door dezelfde ambtenaar. Op ambtelijk niveau is daarin namelijk geen onderscheid gemaakt. Net als bij de bijeenkomsten van de RvC, wordt in een aantal gemeenten (Korendijk, Binnenmaas, Strijen) de stukken voorgelegd aan het College, voorafgaand aan de bijeenkomst van aandeelhouders.
33
5. Informatievoorziening aan de gemeenteraden In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mate waarin de gemeenteraden betrokken zijn bij en geïnformeerd worden over de voortgang van het bedrijvenpark.
5.1. Informatievoorziening aan de Raad Op welke wijze is de raad in de periode 2006-2010 geïnformeerd over de ontwikkelingen van het Bedrijvenpark? Voldoet de verstrekte informatie aan de daaraan te stellen eisen (relevant, volledigheid, tijdigheid, correctheid, aannemelijk, etcetera)? Norm: a.
De gemeenteraden ontvangen periodieke rapportages over de mate waarin voortgang wordt geboekt en doelstellingen worden gerealiseerd.
b.
De rapportages zijn actueel en vermelden ook eventuele afwijkingen van planning, exploitatie of risico’s.
c.
De gemeenteraden nemen op basis van de rapportages besluiten tot bijsturing wanneer daartoe aanleiding is.
Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm
In feite voert de gemeenteraad een controlerende taak op het College uit, en is het College verantwoordelijk voor de informatieverstrekking en het afleggen van verantwoording aan de Raad. Een constatering die door de onderzoekers is gedaan, is dat de Raden geen uitspraken hebben gedaan over welke informatie omtrent het bedrijvenpark zij op welk moment zouden willen ontvangen. De Raden hebben hier wel mogelijkheid toe in het kader van a) de paragraaf verbonden partijen en b) de mogelijkheid tot het bevragen van de wethouder (of in sommige gevallen de burgemeester) vanuit zijn of haar rol als commissaris.
34
In onderstaand kader is het wettelijk kader rondom verbonden partijen opgenomen. Wettelijk kader verbonden partijen Onder een ‘verbonden partij’ wordt formeel, bij Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (17 januari 2003), een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie verstaan, waarin de gemeente onderscheidenlijk de provincie een bestuurlijk én financieel belang heeft. Gemeenten hebben de verplichting om in hun begroting een paragraaf te wijden aan verbonden partijen (artikel 9, lid 2 BBV). Conform artikel 15 van het BBV dient deze paragraaf in ieder geval te bevatten: a De visie van de gemeente op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting. b De beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen. Bij de jaarstukken (productenrealisatie) dient in de lijst van verbonden partijen (artikel 67 BBV), ten minste de volgende informatie te worden verstrekt omtrent de verbonden partijen (artikel 69 BBV): a De naam en vestigingsplaats. b Het openbaar belang dat op deze wijze behartigd wordt. c De veranderingen die zich hebben voorgedaan gedurende het begrotingsjaar in het belang dat de gemeente in de verbonden partij heeft. d Het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar. e Het resultaat van de verbonden partij.
Uit de documentenanalyse blijkt bijvoorbeeld dat via de begrotingen en/of jaarstukken aan de verplichte informatieverstrekking wordt voldaan. In de stukken wordt informatie opgenomen zoals het doel en de taken, (toekomstig) beleid, financieel belang (budgettair beslag), financieel belang (risico) en stemrecht/vertegenwoordiging met betrekking tot het bedrijvenpark. Naast de begroting en jaarstukken worden de kwartaalrapportages (zonder vertrouwelijke financiële bijlage) door de projectorganisatie beschikbaar gesteld voor de Raden en/of Colleges. Deze kwartaalrapportages bevatten geen grondexploitatie gegevens. De onderzoekers hebben geconstateerd dat over de grondexploitaties wel presentaties worden gegeven, maar dat stukken niet vertrouwelijk ter inzage worden gelegd. De betrokkenheid van de gemeenteraden bij het bedrijvenpark verschilt per gemeente. Dit komt voor een deel omdat de Raden geen uitspraken hebben gedaan over de gewenste informatievoorziening. In bijvoorbeeld de gemeente Strijen ziet de burgemeester er op toe dat de informatieverstrekking richting de Raad zo volledig en transparant mogelijk is. Daar wordt de Raad actief op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen, in tegenstelling tot andere gemeenten waar de Raad meer op afstand staat van het bedrijvenpark. Ook de
35
informatievoorziening aan de Raad van de gemeente Binnenmaas is anders geweest dan in andere gemeenten vanwege de positie als grondgebied gemeente. Dit wordt hieronder kort besproken. Informatievoorziening door het College. Aanvankelijk hebben de gemeenteraden -onder andere op basis van de grondexploitatie uit 2006- besloten tot oprichting van de CV/BV constructie. Uit de interviews is gebleken dat de mate waarin gemeenteraden na de oprichting van de CV/BV worden betrokken en geïnformeerd over het bedrijvenpark wisselt per gemeente. In Binnenmaas is de Raad bijvoorbeeld meer betrokken omdat het hun grondgebied betreft. De gemeente Binnenmaas heeft besluiten genomen rondom het bestemmingsplan, waar ook de financiële paragraaf economische haalbaarheid onderdeel van was. In dat kader is de Raad van Binnenmaas extra geïnformeerd over de haalbaarheid. Het College van Binnenmaas (vergadering 1 juli 2010) wilde spoedig starten met een uitgebreid onderzoek naar de realisering van de tweede fase. Er is in de Raad echter een motie ingediend waarmee de raad uitspreekt dathet nog veel te vroeg is om het onderzoek voorafgaande aan de tweede en derde fase van het bedrijvenpark reeds nu te starten. Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek dat tot eind 2010 liep, was de gemeente bezig met beantwoording van de motie. De beantwoording hebben wij dus niet kunnen meenemen in het onderzoek. De Raad baseert zijn motie vooral op de onduidelijkheid over de bestemming van de Suikerfabriek. Het is nog niet bekend of de Suikerfabriek wordt getransformeerd naar woningen of dat zij haar huidige bestemming als bedrijfshuisvesting blijft behouden. De Raad voorziet in het laatste geval een risico van overaanbod aan bedrijfshuisvesting binnen de gemeenten, met alle gevolgen van dien. De Raad van Binnenmaas stelt daarom dat de gemeente pas moet investeren in c.q. onderzoek moet doen naar de tweede fase van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard wanneer er meer duidelijkheid en zekerheid is over de eerste fase en de uiteindelijke bestemming van de Suikerfabriek.
36
6. Vestiging bedrijven in de Hoeksche Waard In dit laatste hoofdstuk wordt er vooral gekeken naar de “opbrengsten” kant van het bedrijvenpark, namelijk de acquisitie en uitgifte van het terrein. Er wordt gekeken in hoeverre en op welke manier er acquisitie wordt gepleegd en in welke mate er sprake is van doorverwijzing naar het bedrijvenpark in relevante gevallen.
6.1. Realisatie convenant Op welke wijze operationaliseren de gemeenten de afspraken gemaakt in het Convenant over de vestiging van nieuwe bedrijven op het regionale bedrijvenpark? Norm: a. De gemeenten dragen gedeelde verantwoordelijkheid en zorg voor een goede uitvoering van het Convenant door periodiek ambtelijk en bestuurlijk bij elkaar te komen om de samenwerking en uitvoering concreet vorm te geven. b. Gemeenten verwijzen bedrijven indien relevant door naar het regionale Bedrijvenpark. Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm In de samenwerkingsovereenkomst is met betrekking tot de acquisitie van bedrijven het volgende opgenomen: Convenant (2 maart 2006) en Samenwerkingsovereenkomst na Wijzigingsovereenkomst I, 31 juli 2007 en II, 15 april 2008) “Het te ontwikkelen regionaal bedrijventerrein is bedoeld voor bedrijven uit de regio Hoeksche Waard. Dit betreft starters, gevestigde bedrijven of bedrijven die een sterke binding met de regio Hoeksche Waard hebben. Er zal binnen het projectgebied ruimte worden gereserveerd voor uitplaatsingen van bedrijven uit overige delen van het gebied van de gemeenten.” Deze afspraken vloeien voort uit het convenant over de verdeling van 90 ha. bedrijvenpark uit het jaar 2000) en de eindrapportage fase 1 regionaal bedrijventerrein, deel 1: strategie bedrijventerreinontwikkeling Hoeksche Waard (oktober 2002).
37
In de eindrapportage fase 1 regionaal bedrijventerrein, deel 1: strategie bedrijventerreinontwikkeling Hoeksche Waard is verder nog het volgende onderscheid gemaakt ten aanzien van de verschillen tussen regionale en lokale bedrijven: "Voor vestiging en uitbreiding van bedrijven op lokale terreinen of op het gezamenlijke terrein hanteren de gemeenten in de Hoeksche Waard het volgende afwegingskader. Bedrijven worden regionaal gehuisvest tenzij: - er sprake is van directe klantenbinding met de eigen gemeente (aannemelijk is dat in dat geval minimaal 50% van de klanten uit de desbetreffende kern komt); en/of - het voornamelijk werknemers uit de desbetreffende kern betreft (aannemelijk is dat in dat geval minimaal 50% van de werknemers uit de desbetreffende kern komt). Als de lokale binding is aangetoond gelden de volgende aanvullende eisen. Bedrijven mogen lokaal gehuisvest worden onder voorwaarde van: - duidelijke kleinschaligheid (kavelgrootte is 2000 m2). Overleg vindt plaats indien een bedrijf een kavel tussen 2.000 m2 en 5.000 m2 wenst; daarboven vindt doorverwijzing plaats naar het regionale terrein; - een beeldkwaliteit die passend is binnen het Nationaal Landschap (en passend in het lokale beeldkwaliteitplan); - een beperkte verkeersaantrekkende werking (toets waterschap, nader uit te werken)."
Andere afspraken die in de Samenwerkingovereenkomst zijn opgenomen, betreffen: a. b. c.
De gemeente Binnenmaas zal de uitgiftevoorwaarden ter zake van de uit te geven kavels opstellen. De uitgifte voorwaarden zullen worden beoordeeld door de directie en de RvC van de BHW. De BHW zal een marketingplan opstellen dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de RvC. De BHW zal indien de behoefte bestaat, een informatieloket openen.
In de praktijk worden bovengenoemde afspraken gerealiseerd door de operationalisering van het uitgifteprotocol. De hierboven genoemde omkaderde afspraken uit de Samenwerkingsovereenkomst en de eindrapportage fase 1, zijn opgenomen als bijlage bij dit uitgifteprotocol. Het uitgifteprotocol is vastgesteld door het College en/of de Raad. In het uitgifteprotocol zijn onder andere de volgende uitgangspunten opgenomen: a. b. c. d. e. f.
Bestemming; de bestemming dient te voldoen aan de bestemming gegeven in de voorschriften van het bestemmingsplan. Milieucategorie; conform bestemmingsplan en aanvullend daarop kunnen bedrijven met categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten door middel van vrijstelling incidenteel worden toegelaten. Bouwhoogte en bebouwingpercentage; maximale bouwhoogte conform het bestemmingsplan (te weten 9 resp. 12 meter) en een maximaal bebouwingspercentage van 70% van de kavel. Beeldkwaliteit; ontwerp van het bedrijfsgebouw dient getoetst te worden door de Kwaliteitsteam/Supervisor aan het vastgestelde beeldkwaliteitplan voor het Bedrijvenpark Hoeksche Waard en vervolgens worden goedgekeurd door de Welstandscommissie. Kavelgrootte; kavels zullen een minimale grootte hebben van 2.000 m2. Bedrijven tot 20.000 m2 kavelgrootte zijn toegestaan, voor bedrijven groter dan 20.000 m2 geldt een vrijstellingsmogelijkheid. Parkeerbeleid; parkeren op eigen terrein.
In de praktijk speelt vooral de kavelgrootte een belangrijke rol.
38
Aanvullende verkoopvoorwaarden vanuit OBHW Naast de randvoorwaarden uit het bestemmingsplan wil het OBHW via privaatrechtelijke weg nog aanvullende voorwaarden stellen. Als een bedrijf hier niet aan voldoet, kan het niet in aanmerking komen voor mogelijke vestiging. De aanvullende voorwaarden hebben betrekking op: a. b. c. d. e. f. g.
Algemene verkoopvoorwaarden en parkmanagement. Werkgelegenheid: aantal arbeidsplaatsen. Duurzaamheid. Grondprijs. Toepassing in de praktijk. Groen licht voor bedrijven afkomstig uit de Hoeksche Waard. Besluit RvC voor bedrijven van buiten de Hoeksche Waard mét regionale binding.
De eerder genoemde “lijstjes” met potentiële bedrijven voor het bedrijvenpark worden door BHW zelf bijgehouden. Daarnaast houdt de secretaris van het portefeuillehouderoverleg economische zaken een lijst bij van bedrijven gevestigd in de gemeenten die iets willen (uitbreiden, verplaatsen binnen of buiten de gemeenten) en waarvan de gemeenten vinden dat dit regionaal besproken moet worden. Hierbij gaat het om zaken waarbij bijvoorbeeld de overeengekomen vestigingseisen voor lokale- en regionale bedrijven bespreekbaar gemaakt worden. Bijvoorbeeld wanneer een bedrijf wil uitbreiden op de locatie zelf, maar qua kavelgrootte op het Bedrijvenpark Hoeksche Waard terecht zou kunnen (kavelgrootte tussen de 2000m2 en 5000m2). Gemeenten houden soms individueel een lijst bij van bedrijvencontacten die zij onderhouden. De vermelde bedrijven worden in de RvC besproken en doorgezet als “leads” naar de projectorganisatie. Ook komt het voor dat gemeenten bedrijven direct doorverwijzen naar de projectorganisatie. Het bespreken van de leads in de RvC bijeenkomst is noodzakelijk om het “grijze” gebied van potentiële vestigers bespreekbaar te maken. Dit “grijze” gebied betreft vooral bedrijven die tussen de 2.000 m2 en 5.000 m2 nodig hebben, zoals ook opgenomen in de eindrapportage fase 1 regionaal bedrijventerrein. Bij het bespreken van de leads wordt onder andere gekeken naar het lokale en regionale belang en de mate waarin het bedrijf voldoet aan de vereiste binding met het gebied. Het is vervolgens de bevoegdheid van de RvC om de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen en te besluiten of het betreffende bedrijf al dan niet in aanmerking komt voor een vestigingsplaats op het bedrijvenpark. Uit de gesprekken is gebleken dat de RvC van mening is dat de huidige vorm van acquisitie in de eerste plaats transparanter en daarnaast ook geïntensiveerd moet worden. De RvC leden hebben in de interviews aangegeven dat zij behoefte hebben aan meer toelichting rondom de acquisitieactiviteiten. De eerder genoemde “lijstjes” voldoen daarin niet. De RvC wil ook meer inzicht in de acquisitieactiviteiten en de opbrengst daarvan. Kortom, over de “kostenkant” van het bedrijvenpark is de RvC tevreden over de informatievoorziening, maar over de “opbrengstenkant” wil zij beter geïnformeerd worden. Dit wordt ook belangrijk nu naar verwachting binnenkort de uitgifte kan starten (na uitspraak van de Raad van State). De gemeenten geven aan zelf niet actief te zijn met betrekking tot het uitvoeren van acquisitieactiviteiten en delen van acquisitie informatie met elkaar. De gemeenten hebben nadrukkelijk aangegeven dat zij dit als taak zien van de projectorganisatie. Nut en noodzaak om voor de acquisitie binnen de Hoeksche Waard een apart bedrijvenloket op te richten, wordt niet door alle gemeenten onderschreven. Daarbij is het nog onduidelijk
39
welke functies, taken en rollen een dergelijk loket zou moeten bekleden. Uit de gesprekken met de verschillende gemeenten is gebleken dat men zich nu vooral richt op de uitgifte van het bedrijvenpark en dat het gezamenlijke bedrijvenloket vooralsnog op de achtergrond is geraakt. Een knelpunt met betrekking tot het acquireren van bedrijven is dat de Raad van State nog geen formele goedkeuring heeft gegeven op het bestemmingsplan waardoor er nog geen contracten worden afgesloten. Zoals eerder aangegeven acht BHW het niet reëel om vooruitlopend op het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gronden te verkopen omdat de ondernemers hiermee een behoorlijk risico nemen. Ondernemers stellen zich ook terughoudend op zolang het bestemmingsplan niet onherroepelijk is. BHWgeeft aan dat dit een beperkende en ook vertragende factor is voor de uitgifte van het terrein. Op basis van bovenstaande informatie constateren de onderzoekers dat gedeeltelijk aan de norm wordt voldaan, aangezien: - gemeenten soms, maar niet altijd individueel een lijst bijhouden van bedrijvencontacten; -
-
gemeenten bij elkaar komen tijdens het portefeuillehoudersoverleg economische zaken, waar zij wel bedrijven bespreken die al gevestigd zijn in de gemeenten en die iets willen, maar niet alle potentiële bedrijven bespreken; gemeenten hebben aangegeven zelf niet actief te zijn met betrekking tot het uitvoeren van acquisitieactiviteiten en delen van acquisitie informatie met elkaar .
40
7. Conclusies en aanbevelingen In dit laatste hoofdstuk worden de conclusies geformuleerd en een aantal concrete aanbevelingen gedaan die gerelateerd zijn aan het normenkader van dit onderzoek. Onderstaand worden de onderzoeksvragen en de bijbehorende normen samengevat weergegeven.
1. Ordentelijk financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie o Wat was ten tijde van de oprichting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard de economische haalbaarheid (resultaatverwachting) van het regionale bedrijventerrein? o In hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd? o In hoeverre is de verwachte resultaatontwikkeling over de jaren 2006 tot en met heden voldoende onderbouwd? o Wat is de huidige resultaatverwachting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard? o In hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd? 2. Rol van de Raad van Commissarissen en Aandeelhouders o Wat is de rol van de RvC? o Welke informatie heeft de RvC ter beschikking voor de toezichthoudende taak? o Voldoet de informatievoorziening aan de RvC aan de daaraan te stellen eisen (relevantie, tijdigheid, correctheid, aannemelijkheid, etc.)? o Hoe is de besluitvorming in de RvC geweest in de jaren 2006-2010 ten aanzien van het Bedrijvenpark? o Wat is de rol van de Aandeelhouders? 3. Informatievoorziening aan de gemeenteraden o Op welke wijze is de raad in de periode 2006-2010 geïnformeerd over de ontwikkelingen van het Bedrijvenpark? o Voldoet de verstrekte informatie aan de daaraan te stellen eisen (relevant, volledigheid, tijdigheid, correctheid, aannemelijk, et cetera)? 4. Vestiging bedrijven in de Hoeksche Waard o Op welke wijze operationaliseren de gemeenten de afspraken gemaakt in het Convenant over de vestiging van nieuwe bedrijven op het regionale bedrijvenpark?
Overall wordt geconcludeerd dat de financiële onderbouwing van de resultaatverwachting ten tijde van de oprichting (2006) niet voldeed aan de norm, maar dat de onderbouwing in de loop der tijd is verbeterd en in de huidige situatie op orde is. De rol van zowel de RvC als de aandeelhouders wordt in de praktijk ingevuld zoals gedefinieerd is in relevante documenten en zoals gecommuniceerd aan en bekend bij betrokkenen is. In de informatievoorziening aan beide partijen is een stijgende lijn te zien. Zo zijn de kwartaalrapportages voor de RvC voorzien van informatie over de grondexploitatie en worden de bijeenkomsten ambtelijk voorbereid. Kanttekening is echter dat de
41
aandeelhouders, alhoewel zij er formeel geen goedkeuring aan hoeven te verlenen, moeizaam aan informatie over de grondexploitatie komen en het analyseren en interpreteren van de grondexploitatie tegelijkertijd een zeer specifieke aangelegenheid is. Ook in de informatievoorziening aan de gemeenteraden is nog een verbeterslag te maken. Bij een aantal gemeenten wordt de gemeenteraad regelmatig geïnformeerd door het College via bijvoorbeeld de kwartaalrapportages van de RvC, terwijl in andere gemeenten de Raad nauwelijks wordt betrokken. De informatievoorziening aan de gemeenteraden kan een mogelijke oorzaak zijn voor het feit dat moties worden aangenomen die bij uitvoering risico’s meebrengen voor de realisatie van de aangegeven resultaatverwachting. Voor de concretisering van afspraken over het vestigen van nieuwe bedrijven wordt geconcludeerd dat de onderlinge afstemming, bijvoorbeeld over de zogenoemde “twijfelgevallen” goed verloopt, maar dat er een nog onvoldoende proactieve houding is (bij alle partijen) voor het werven van bedrijven voor het bedrijvenpark. In de volgende paragrafen worden bovenstaande hoofdconclusies uitgewerkt per norm.
7.1. Ordentelijk financieel beheer van de uitvoeringsorganisatie 7.1.1.Economische haalbaarheid ten tijde van de oprichting en onderbouwing Wat was ten tijde van de oprichting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard de economische haalbaarheid (resultaatverwachting) van het regionale bedrijventerrein? En in hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd? Norm: a. De inkomsten en uitgaven van de grondexploitatie zijn onderbouwd met berekeningen en/of marktverkenningen en/of scenarioanalyses om de economische haalbaarheid van het regionale bedrijventerrein te berekenen.
Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm Op basis van de analyse concludeert de rekenkamercommissie dat de onderbouwing van de economische haalbaarheid van het bedrijvenpark in de huidige situatie op orde is, maar dat dat nog niet het geval was ten tijde van de oprichting in 2006. De grondexploitatie van 2006 (Grontmij) is voornamelijk gebaseerd op kengetallen en veronderstellingen zonder verwijzing naar de achterliggende bronnen. De grondexploitatie laat in eerste instantie zien dat er sprake is van een positief resultaat van € 1,4 mln, terwijl dit na berekening een negatief resultaat blijkt te zijn (zoals ook opgenomen in bijlage 6 van ditzelfde rapport en zoals blijkt uit de geciteerde tabel). Ook is er een aantal kanttekeningen te maken bij de berekening van de kosten per ha, de verwervingskosten en het niet consequent hanteren van uitgangspunten (zoals het percentage plankosten). Het besluit van de deelnemende gemeenten om het bedrijvenpark op te richten is destijds gebaseerd op onder andere de grondexploitatie die dus een onjuist beeld heeft weergegeven.
42
7.1.2. Resultaatontwikkeling over de jaren 2006 tot en met heden en onderbouwing In hoeverre is de verwachte resultaatontwikkeling over de jaren 2006 tot en met heden voldoende onderbouwd? Norm: a. De resultaatverwachtingen en de onderliggende berekeningen en onderbouwingen zijn actueel gehouden van 2006 tot medio 2010. Veranderde externe factoren zijn doorberekend. Oordeel: Voldoet aan de norm Na de oprichting van de CV/BV is eind 2006 op basis van de grondexploitatie van Grontmij een nieuwe grondexploitatie opgesteld door de projectorganisatie (Twijnstra Gudde), die vervolgens ieder jaar geactualiseerd is. De onderbouwing van de resultaatverwachting is in de loop der tijd verder ontwikkeld en daarmee steeds beter geworden. In het beginstadium was er in een aantal gevallen sprake van onjuiste resultaatverwachtingen. Zo werd in grondexploitatie 2006 gesproken over een positief resultaat van € 1,4mln terwijl cijfermatig uit dezelfde grondexploitatie een negatief resultaat van € 1,4 bleek en week bijvoorbeeld het verwachte nominale resultaat tegen eindwaarde af van het verwachte resultaat dat was opgenomen in de grondexploitatie 2007 (De grafiek in paragraaf 3.2 laat voor 2007 een resultaat tegen eindwaarde zien van € 30,5mln terwijl in de grondexploitatie 2007 (pagina 12) een resultaat op eindwaarde van € 26,0 mln is opgenomen. De in de grondexploitatie opgenomen € 26,0 mln is onjuist en moet € 30,5 mln zijn). Later in de tijd is vooral bij de voorbereiding en uitwerking van het bestemmingsplan onderzoek gedaan om de resultaatontwikkeling in beeld te krijgen en beter te onderbouwen (w.o. strategie, verkeersstudie, stedenbouwkundig plan). De rekenkamercommissie concludeert dat de ontwikkeling van de parameters sinds 2008 relatief stabiel is, mede doordat de berekeningen steeds specifieker worden en worden onderbouwd aan de hand van externe rapportages en berekeningen. Aan de hand van de gedane aanbestedingen lijkt het dat de onderbouwing aan de kostenkant goed is uitgevoerd. Dit moet overigens verder blijken uit de nieuwe grondexploitatie 2011 waarin de resultaten van de aanbesteding zijn meegenomen. Ten tijde van de onderzoekswerkzaamheden die tot eind 2010 liepen, was de grondexploitatie 2011 nog niet bekend. Met het oog op de opbrengstenkant wordt geconcludeerd dat daar tot op heden minder aandacht voor is geweest dan de kostenkant. Behoudens het behoeftenonderzoek is er weinig informatie beschikbaar over de (verwachte) opbrengsten. Dit komt mede door het feit dat er tot op heden nog geen mogelijkheden zijn geweest om gronden uit te geven. Echter, nu de uitgiftefase komt, gaat de opbrengstenkant een steeds grotere rol spelen. De rekenkamercommissie is van mening dat daar nu meer aandacht voor nodig zal zijn. Op deze conclusie wordt later in dit hoofdstuk verder ingegaan (zie aanbeveling 7).
43
7.1.3. Huidige resultaatverwachting en onderbouwing Wat is de huidige resultaatverwachting van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard? In hoeverre is deze resultaatverwachting voldoende onderbouwd? Norm: a.
Er is een concrete resultaatverwachting van het Bedrijvenpark vastgelegd in een notitie/rapport.
b.
De huidige resultaatverwachting is gebaseerd op recente ontwikkelingen en doorrekening om de economische haalbaarheid van het regionale bedrijventerrein actueel te houden. Bovendien is de resultaatverwachting formeel vastgesteld.
Oordeel: Voldoet aan de norm
Bij deze onderzoeksvraag is uitgegaan van de grondexploitatie 2010. De grondexploitatie per 1 januari 2011 was ten tijde van de onderzoekswerkzaamheden nog niet beschikbaar. Er kan daarom nog geen actuele inschatting worden gemaakt van het verwachte resultaat. In 2010 zijn de engineering, de directievoering en toezicht aanbesteed, waarbij aanbestedingsvoordelen zijn behaald. Daarnaast loopt momenteel de aanbesteding voor het bouw- en woonrijpmaken. Deze aanbestedingsvoordelen zullen tot uitdrukking komen in de grondexploitatie per 1 januari 2011. Tegelijkertijd wordt in de grondexploitatie 2010 rekening gehouden met een bijdrage van € 1,5 mln uit het Regiofonds. Er zijn echter nog geen concrete afspraken gemaakt over een bijdrage uit het Regiofonds. Daarnaast loopt er momenteel nog een onderzoek naar de mogelijkheden van duurzaam ondernemen en de eventuele bijdrage daaraan uit het fonds duurzaamheid. Tot slot is er nog een cruciale factor die een rol speelt in de toekomstige resultaatverwachtingen, namelijk de uitspraak van de Raad van State. Geconstateerd wordt dat de opbrengsten pas goed in beeld kunnen worden gebracht, zodra er daarover uitsluitsel is. Tot die tijd zal en kan er nog geen concrete uitgifte worden gerealiseerd. Voor wat betreft de resultaatverwachting van de tweede fase zullen een aantal zaken verder onderzocht en voorbereid moeten worden zoals de uitvoering van de tweede fase en de benodigde investeringen (w.o. de ontsluitingsweg, olieleiding). De rekenkamercommissie concludeert dat de aangenomen motie om vooralsnog te wachten met het onderzoeken van de tweede fase, risico en vertraging oplevert voor de realisatie van deze fase. De uitgifte kan na de eerste fase daardoor stil komen te liggen, omdat de voorbereiding van de tweede fase enkele jaren in beslag kan nemen vanwege mogelijke aanpassing van het bestemmingsplan, verwerving van gronden voor aanleg van de ontsluitingsweg en andere noodzakelijke voorbereiding. Aanbeveling 1: Laat nu nader onderzoek doen naar de consequenties en randvoorwaarden van realisatie van de tweede fase van het bedrijvenpark, zodat de risico’s inzichtelijk worden en een weloverwogen besluit genomen kan worden.
44
7.2. Rol van de Raad van Commissarissen en Aandeelhouders 7.2.1. Rol van de Raad van Commissarissen Wat is de rol van de Raad van Commissarissen? Norm: a.
De rol van de RvC is gedefinieerd in relevante documenten (overeenkomst, werkdocument, beleidsstukken) en gecommuniceerd aan en bekend bij de betrokkenen.
b.
De RvC neemt op basis van de gesprekken en/of rapportages besluiten tot bijsturing wanneer daartoe aanleiding is.
Oordeel: Voldoet aan de norm De rol van de RvC is beschreven in de statuten. Daarin staat dat de RvC tot taak heeft toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op algemene zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Daarnaast adviseert de RvC het bestuur en de Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) zo dikwijls als wordt verlangd of hij dit wenselijk oordeelt. Geconcludeerd wordt dat de rolinvulling van de RvC in de afgelopen jaren steeds verder ontwikkeld is (minimaal drie keer per jaar en in de praktijk meestal vijf keer per jaar bijeenkomst die ambtelijk wordt voorbereid) en zij daarmee een goede invulling geeft aan haar rollen. De commissarisrollen worden voornamelijk ingevuld door de wethouders economische zaken (met uitzondering van Strijen alwaar de burgemeester RvC lid is). In hun rol als wethouder ontmoeten de RvC leden elkaar naast de kwartaalbijeenkomsten van de RvC, ook bij diverse andere overleggen van de SOHW, waaronder het portefeuilleoverleg. De relatief hoge contactfrequentie zorgt er voor dat men elkaar goed weet te vinden en heeft er onder andere toe geleid dat er een groot onderling vertrouwen is.
45
7.2.2. Informatievoorziening Raad van Commissarissen Voldoet de informatievoorziening aan de RvC aan de daaraan te stellen eisen (relevantie, tijdigheid, correctheid, aannemelijkheid, etc.)? Welke informatie heeft de RvC ter beschikking voor de toezichthoudende taak? Norm: a.
De RvC heeft aangegeven welke informatie zij essentieel vindt en welke afwijkingen gerapporteerd worden.
b.
De RvC wordt in de praktijk periodiek -en indien nodig tussentijds- op de hoogte gehouden en geïnformeerd over de voortgang en de realisatie van doelstellingen via voortgangsrapportages en/of in overlegvormen met de belangrijkste partners.
c.
De informatie die de RvC ter beschikking heeft voldoet aan de eisen die de RvC daaraan heeft gesteld.
Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm
Uit de documentenanalyse en de gesprekken die wij hebben gevoerd is gebleken dat de RvC geen expliciete eisen heeft gesteld aan haar informatiebehoefte. Desondanks is er in de huidige situatie sprake van een goede samenwerking door onder andere de onderlinge samenwerking buiten het bedrijvenpark om (men kent elkaar, zie ook vorige norm). De rekenkamercommissie concludeert dat de toelichtingen in de financiële bijlage van de kwartaalrapportages iets uitgebreider zijn geworden, maar dat de kwartaalrapportages nog onvoldoende inzicht geven in de ‘knoppen’ waaraan gedraaid kan worden. In de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat de RvC jaarlijks de grondexploitatie moet goedkeuren en in de praktijk gebeurt dat ook. Kanttekening bij de informatievoorziening is de focus op de kostenkant. In de afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor de kosten en benodigde investeringen, maar nu de uitgifte dichterbij komt, is de rekenkamercommissie van mening dat de informatievoorziening zich meer zou moeten richten op de opbrengstenkant. Daarbij valt te denken aan een overzicht van leads (potentiële vestigers, wat zit er in de pijplijn), acquisitieactiviteiten en signalen/behoeften vanuit de bedrijven. Met het oog op de toekomst concludeert de rekenkamercommissie dat de gewenste en benodigde informatievoorziening onvoldoende is vastgelegd. Zoals gezegd is er in de huidige situatie sprake van een goede informatievoorziening, maar wanneer er (veel) personele wisselingen plaatsvinden, lopen de gemeenten en de projectorganisatie het risico dat er kennis en informatie verloren gaat. Aanbeveling 2: Leg vast wat de informatiebehoefte is en welke leerpunten er tot nu toe zijn opgedaan, zodat de kennis wordt geborgd en eventueel nieuwe RvC leden hun taak en rol goed kunnen oppakken. Maak daarbij gebruik van een ‘informatie dashboard’ waaruit duidelijk blijkt wat de ‘knoppen’ zijn waaraan gedraaid kan worden. Toelichting aanbeveling 2: een informatie dashboard dient relevante sturingsinformatie te geven zodat de RvC leden in een oogopslag kunnen zien wat de knoppen zijn waaraan zij kunnen draaien. Elementen die daarin terug kunnen komen zijn bijvoorbeeld de fasering, het kwaliteitsniveau van de openbare ruimte, prijzen, aantallen meters uitgifte en resultaatverwachting. De detailinformatie omtrent deze aspecten zijn wel opgenomen in grondexploitatie, maar zouden idealiter voor de RvC leden op een hoger aggregatieniveau samengevat moeten worden en op die manier omgezet worden in sturingsinformatie. 46
Voorbeeld van een informatiedashboard: onderstaand is ter illustratie een voorbeeld opgenomen over hoe een dergelijk informatie dashboard er uit kan zien.
7.2.3. Besluitvorming RvC in 2006-2010 ten aanzien van het bedrijvenpark Hoe is de besluitvorming in de RvC geweest in de jaren 2006-2010 ten aanzien van het Bedrijvenpark? Norm: Geen norm, beschrijvende vraag
Aan de hand van de eerder genoemde onderzoeken, rapportages (w.o. grondexploitaties, behoefteonderzoek, kwartaalrapportages) en presentaties van de projectorganisatie, heeft de RvC haar beslissingen in de periode van 2006-2010 genomen. Als aanvulling op de informatievoorziening vanuit de projectorganisatie heeft de RvC sinds medio 2010 een soort voorportaal ingericht met een ambtelijk vooroverleg. De kwartaalbijeenkomsten van de RvC worden daarmee ambtelijk voorbereid. In een drietal gemeenten worden de stukken eveneens, voorafgaand aan de bijeenkomst, in het College besproken. Aanbeveling 3: Continueer het ambtelijk vooroverleg voorafgaand aan de RvC vergaderingen, zodat men ambtelijk van elkaars deskundigheid gebruik kan maken. 47
Aanbeveling 4: Overweeg in de gemeenten waar dat nu nog niet gebeurt of het wenselijk is om de stukken van de RvC ook te delen en te bespreken met het College.
7.2.4. Rol van de Aandeelhouders Wat is de rol van de Aandeelhouders? Norm: a. De rol van de Aandeelhouders is gedefinieerd in relevante documenten (overeenkomst, werkdocument, beleidsstukken), gecommuniceerd aan en bekend bij de betrokkenen en is ook in personele zin duidelijk gescheiden van de rol van de RvC. Oordeel: Voldoet aan de norm
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de rol van de aandeelhouders voldoet aan de norm. De rol van de aandeelhouder is duidelijk omschreven in de statuten en samenwerkingsovereenkomst. Ook zijn de rollen van de RvC en aandeelhouders in personele zin gescheiden (in de meeste gevallen vervult de wethouder economische zaken de rol van commissaris en de burgemeester de rol van aandeelhouder). De rekenkamercommissie constateert dat de aandeelhouders op grotere afstand staan van het bedrijvenpark dan bijvoorbeeld de RvC leden, en dat het voor de aandeelhouders veel moeite kost om inzicht te krijgen in de grondexploitaties. Daarbij komt dat het beoordelen van een grondexploitatie een zeer specifieke aangelegenheid is. Uit de gesprekken is gebleken dat er met betrekking tot de grondexploitaties in grote mate op elkaar wordt vertrouwd, zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau. Zoals eerder gemeld worden sinds medio 2010 de kwartaalbijeenkomsten van de RvC ambtelijk voorbereid. Dat geldt ook voor de jaarlijkse bijeenkomsten van de aandeelhouders. Daarbij wordt geconstateerd dat er -in tegenstelling tot de personele invulling van de RvC leden en de aandeelhouders- op ambtelijk niveau geen personele scheiding is in de ondersteuning. Deze wordt door dezelfde ambtenaar(-aren) voorbereid. Aanbeveling 5: Overweeg om ook op ambtelijk niveau een personele scheiding aan te brengen en voor de voorbereiding van de aandeelhoudersbijeenkomsten een andere medewerker te betrekken en te raadplegen dan voor het vooroverleg van de RvC.
48
7.3. Informatievoorziening aan de gemeenteraden 7.3.1. Informatievoorziening aan de Raad Op welke wijze is de Raad in de periode 2006-2010 geïnformeerd over de ontwikkelingen van het Bedrijvenpark? Voldoet de verstrekte informatie aan de daaraan te stellen eisen (relevant, volledigheid, tijdigheid, correctheid, aannemelijk, et cetera)? Norm: a.
De gemeenteraden ontvangen periodieke rapportages over de mate waarin voortgang wordt geboekt en doelstellingen worden gerealiseerd.
b.
De rapportages zijn actueel en vermelden ook eventuele afwijkingen van planning, exploitatie of risico’s.
c.
De gemeenteraden nemen op basis van de rapportages besluiten tot bijsturing wanneer daartoe aanleiding is.
Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm
De mate waarin de gemeenteraad wordt betrokken bij en geïnformeerd over het bedrijvenpark is wisselend per gemeente. Voor het bestaan van de RvC hebben de gemeenteraden besloten tot oprichting van de CV/BV constructie. Dit besluit hebben zij genomen op basis van een, zoals nu blijkt, tegenstrijdige informatievoorziening. De betreffende grondexploitatie uit 2006 geeft namelijk een verkeerd beeld weer. Het rapport noemt een positief resultaat van €1,4 mln, terwijl in de bijlagen van de betreffende grondexploitatie een negatief resultaat van dezelfde omvang wordt gepresenteerd. De informatievoorziening aan de gemeenteraden na oprichting van de CV/BV wisselt per gemeente. In Binnenmaas is de Raad bijvoorbeeld relatief meer betrokken omdat het hun grondgebied betreft en er dus ook besluiten moeten worden genomen over bijvoorbeeld het bestemmingsplan. In een aantal andere gemeenten worden de kwartaalrapportages van de RvC ter kennisname verstrekt. Periodiek verzorgt de directeur van de projectorganisatie presentaties aan de raad(scommissies). Daarmee heeft de Raad echter niet voldoende transparantie om zijn controlerende rol uit te voeren, vooral als men meer zou willen weten over de grondexploitatie. De financiële gevolgen van de grondexploitatie (positief of negatief) zijn uiteindelijk voor rekening van de deelnemende gemeenten. Aanbeveling 6: Zorg ervoor dat de Raad op structurele wijze door het College wordt geïnformeerd over de voortgang van het bedrijvenpark. Bijvoorbeeld door het verstrekken van de kwartaalrapportages en het onder geheimhouding ter inzage leggen van de grondexploitaties bij de Griffier.
49
Juist omdat het bedrijvenpark, als verbonden partij, geen deel uitmaakt van de eigen gemeentelijke organisatie is het des te belangrijker om grip te houden, ondanks de beperkingen die dit soms heeft (o.a. afstand).
7.4. Vestiging bedrijven in de Hoeksche Waard 7.4.1. Realisatie convenant Op welke wijze operationaliseren de gemeenten de afspraken gemaakt in het Convenant over de vestiging van nieuwe bedrijven op het regionale bedrijvenpark? Norm: a.
De Gemeenten dragen gedeelde verantwoordelijkheid en zorg voor een goede uitvoering van het Convenant door periodiek ambtelijk en bestuurlijk bij elkaar te komen om de samenwerking en uitvoering concreet vorm te geven.
b.
Gemeenten verwijzen bedrijven indien relevant door naar het regionale Bedrijvenpark.
Oordeel: Voldoet gedeeltelijk aan de norm De rekenkamercommissie concludeert dat in het kader van het uitgiftebeleid het overleg en de afstemming over “twijfelgevallen” goed is geregeld. Wat echter achter blijft is de proactieve houding vanuit zowel de gemeenten als de projectorganisatie om nieuwe bedrijven aan te trekken. De acquisitieactiviteiten van de projectorganisatie zijn onvoldoende bekend bij de betrokken gemeenten. De projectorganisatie kan op dit moment nog niet veel concrete acquisities plegen omdat er nog gewacht wordt op de uitspraak van de Raad van State en de gemeenten hebben aangegeven acquisitie niet als hun taak te zien en verwijzen daarvoor naar het Bedrijvenloket i.o. Deze periode zou echter benut kunnen worden om samen (projectorganisatie en gemeente) de acquisitiekracht te versterken. Aanbeveling 7: Maak goede werkafspraken over de concretisering van het acquisitiebeleid en concretiseer taken, rollen en activiteiten voor de vijf gemeenten en de projectorganisatie.
50
A. Appendix 1 A.1. Geïnterviewde personen Projectorganisatie Dhr. Van Lente (directeur) Mw. Hoeve (projectsecretaris) Dhr. Van den Berg (projectleider uitgifte) Dhr. Den Drijver (projectleider civiel) Dhr. Stout (financieel manager)
Cromstrijen Dhr. Janssen (burgemeester) Dhr. Flieringa (wethouder) Dhr. Buijserd (sectorhoofd dienstverlening en middelen) Dhr. Noordzij (beleidsmedewerker economische zaken)
Binnenmaas Dhr. Borgdorff (burgemeester) Dhr. Lafeber (wethouder) Dhr. Bakker (projectleider ruimtelijke ontwikkeling Binnenmaas, coördinator publieke zaken BHW) Dhr. Roobol (beleidsmedewerker economische zaken)
Strijen Dhr. Klijs (burgemeester) Dhr. Huisman (hoofd sector middelen, adviseur economische zaken)
Oud-Beijerland Dhr. Van Buuren (wethouder) Mw. Verbaas (wethouder) Dhr. Wigt (afd. hoofd Beleid en ontwikkeling) Dhr. Vermeulen (afd. hoofd financiën)
Korendijk Mw. Melissant (burgemeester) Dhr. Reijnierse ( wethouder) Dhr. Groeneveld (beleidsmedewerker economische Zaken) Dhr. Nachtzaam (beleidsmedewerker financiën)
51