Case 3, Onderzoek naar verweving van een gedesaffecteerd militair domein, Geel Kievermont
2
1
Relevantie van de case op Vlaams niveau ................................................................................ 5
2
Stap 1, Analyse verweefbaarheidsprofiel van het studiegebied................................................. 7 2.1
Situering en afbakening van het gebied op macroniveau...................................................... 7
2.2
Situering en afbakening van het gebied op microniveau ....................................................... 8
2.3
Verweefbaarheidskenmerken van het gebied op macroniveau........................................... 10
2.4
Verweefbaarheidskenmerken van het gebied op microniveau ............................................ 17
3
Stap 2, analyse planologische en juridische context................................................................ 36 3.1
Analyse planologische context............................................................................................. 36
3.2
Juridische context ................................................................................................................ 39
4
Twee sporen in de uitwerking van de case.......................................................................... 43 4.1
Doelstellingen en uitgangspunten tav verweving vanuit het verweefbaarheidsprofiel van het
gebied............................................................................................................................................. 43 5
Stap 3 A, analyse van het verwevingsprofiel............................................................................ 44
6
Stap 4 A, Probleemstelling / potenties voor verweving op militair domein Kievermont ........... 44
7
Stap 5 A, Ontwerpend onderzoek ............................................................................................ 52 7.1
8
Model 1A .............................................................................................................................. 53 Stap 3 B, analyse verwevingsprofiel van de functie................................................................. 54
8.1
Analyse recreatiepark .......................................................................................................... 55
8.2
Verwevingskenmerken van de functie recreatiepark/verblijfsrecreatie................................ 56
9
Stap 4 B, Probleemstelling / potenties voor verweving op militair domein Kievermont ........... 62 9.1
10
Confrontatie verwevingsprofiel versus verweefbaarheidsprofiel.......................................... 62 Stap 5 B, Ontwerpend onderzoek ............................................................................................ 73
10.1
Model 1 B: Landschap als recreatiedrager...................................................................... 74
10.2
Model 2 B: Recreatiecluster aan de steenweg ................................................................ 77
11
Stap 6, Conclusie ..................................................................................................................... 79
11.1
Verwevingsmodellen........................................................................................................ 79
11.2
Microniveau versus macroniveau .................................................................................... 79
11.3
Belemmeringen en stimuli vanuit de juridisch/planologische context.............................. 80
12
Evaluatie ................................................................................................................................... 84
12.1
Evaluatie van gegevens en databronnen ........................................................................ 84
12.2
Evaluatie van de methodiek............................................................................................. 84
13
Bijlagen ..................................................................................................................................... 86
13.1
Literatuurlijst..................................................................................................................... 86
13.2
Bijlage 1, Structuur van de bereikbaarheid...................................................................... 86
3
4
1
Relevantie van de case op Vlaams niveau
Het voorkomen van de leegstaande domeinen is verspreid over heel Vlaanderen. Het is dan ook nodig dat er op Vlaams niveau richting gegeven wordt aan de herbestemmingen en ontwikkelingen van deze terreinen. Anderzijds gaat het telkens om relatief grote aaneengesloten oppervlaktes, van tientallen hectaren tot enkele duizendtallen. Zo’n oppervlaktes zonder ruimteclaims zijn een zeldzaamheid in het dichtbebouwde Vlaanderen. De militaire domeinen hebben overwegend een gewestplanbestemming als militair domein. Een herbestemming is niet mogelijk zonder bestemmingswijziging. Ze bieden potenties voor nieuwe functies op verschillende schaalniveaus. Het is dan ook noodzakelijk om doordacht om te gaan met de herbestemming van deze domeinen.
De val van de Berlijnse muur in november 1989 betekende het einde van de koude oorlog. De toenadering tussen Oost en West resulteerde in een doorgedreven ontwapening en een afbouw van de militaire infrastructuur. Na verschillende reorganisaties van het Belgische leger werden verschillende militaire domeinen gesloten. Daarnaast werden militaire domeinen van andere NAVO partners op Belgisch grondgebied overgedragen aan het Belgische leger. Dit resulteert in een onderbenutting, op verschillende plaatsen zelfs leegstand, van meerdere militaire domeinen. Ze worden slechts in heel beperkte mate ingezet voor andere functies, zoals tijdelijke opvang van woonwagenbewoners e.d..
De totale oppervlakte militair domein in Vlaanderen bedraagt 14600 ha. Er kunnen vier categorieën van domeinen onderscheiden worden, elk met eigen ruimtelijke kenmerken: 1. Opslagplaats voor legermateriaal 2. Militaire basis / Kamp 3. Oefenterreinen 4. Vliegveld
Het militair domein van Geel – Kievermont is een voormalige Engelse opslagplaats voor legermateriaal. Het maakte deel uit van de voormalige Britse militaire kampen in de Kempen. Die kampen ontstonden in 1952 in volle koude oorlog onder het Belgisch-Brits akkoord "Operatie Gondola". Dat akkoord voorzag in de oprichting van opslagplaatsen voor Brits legermateriaal in Boechout, Lier, Broechem, Emblem, Berlaar, Grobbendonk, Herentals, Noorderwijk, Olen, Tongerlo, Geel en Tielen. Daarnaast werden er vier kampen gebouwd om Britse militairen te huisvesten. Het ging om Kamp A in Emblem (Ranst), Kamp B in Grobbendonk, Kamp C in Westerlo en Kamp D in Tielen. De Kempen werd uitgekozen omwille van de gunstige ligging ten opzichte van de haven van Antwerpen en de hoge werkloosheid in de streek. Tot 1970 was het Britse leger dan ook één van de belangrijkste werkgevers in de Kempen.
5
Er is een duidelijke gridstructuur, met een verspreidde inplanting van opslagloodsen. De infrastructuur is sinds 2002 verlaten door het leger. De stad Geel sloot daarop een concessie af met het Ministerie van Defensie, waardoor de stad instaat voor het beheer van de terreinen en de gebouwen. Het voormalige militaire domein Kievermont wordt momenteel nog ingenomen door de (deels bouwvallige) gebouwen van het leger, welke gedeeltelijk in gebruik zijn door enkele verenigingen. De site is ook beperkt vervuild (olie, zwavelzuur, stalen netten).
6
2 2.1
Stap 1, Analyse verweefbaarheidsprofiel van het studiegebied Situering en afbakening van het gebied op macroniveau
Geel is een goed uitgeruste kleine stad, waarvan de stedelijke ontwikkeling in grote mate gekatalyseerd wordt door de aanwezigheid van grote lijninfrastructuren, in het bijzonder de E313 (die Antwerpen verbindt met Hasselt-Genk) en het Albertkanaal. Het omliggende gebied is voornamelijk agrarisch en wordt doorkruist door een aantal beekvalleien (o.a. de Grote Nete). Ook de verspreide bebouwing is er kenmerkend.
7
2.2
Situering en afbakening van het gebied op microniveau
Het Militair Domein Kievermont bevindt zich in de Kempen, tussen het Albertkanaal en het Kanaal Herentals-Bocholt. Het ligt ten noordoosten van de stad Geel, tussen de stadskern en de nucleaire infrastructuur te van Mol en Dessel. Zuidelijk bevinden zich de kernen Kievermont en Bel, Noordelijk Ten Aard. Het militaire domein grenst rechtstreeks aan de N118 Geel-Retie.
Het domein is gelegen in een aangetast open ruimtegebied. In de onmiddellijke omgeving is veel bebouwing aanwezig. Langsheen de N118 is er lintbebouwing, aangevuld met kleine verkavelingen aan de westzijde en lintbebouwingen aan de oostzijde. Noordelijk van het militair domein bevindt zich de Europawijk, een bosrijke verkaveling die oorspronkelijk bestemd was voor de werknemers van het aangrenzende nucleair onderzoekscentrum te Mol. De Europawijk strekt zich uit over de gemeentegrenzen.
8
In de omgeving zijn verschillende ecologische potenties aanwezig. De moerassen en bossen te Kievermont, is een habitatrichtlijn- en Ven gebied. De nucleaire basissen worden gekenmerkt door bebossing: de ruimte inname voor gebouwen is beperkt. De bossen met grove Den zijn biologisch waardevol. Het militair domein situeert zich tussen deze ecologische waardevolle gebieden, en wordt als Ven-waardig beschouwd.
Vanuit de ruimtelijke kenmerken is geen duidelijke afbakening van het studiegebied mogelijk. Een afbakening met enkel het bouwblok van het militair domein is te eng, gezien de huidige leegstand. Daarom is geopteerd voor een kunstmatige afbakening van het studiegebied op microniveau: het militair domein en de omgeving waar de diverse aangrenzende functies in voorkomen.
9
2.3
Verweefbaarheidskenmerken van het gebied op macroniveau
De feitelijke verweving Het eerste deel van het verweefbaarheidsprofiel bestaat uit een beschrijving van de feitelijke verweving. Deze beschrijving is opgebouwd uit twee aspecten; de morfologische verweving van functies en de verwevingskenmerken van het deelgebied. Een eerste stap is de beschrijving van de morfologische verweving in dit deelgebied. De vlekkenkaart (zie onder) ontstond door de morfologische kaartlagen van alle functies te combineren tot één kaart. De combinatie van functies is uit de vlekkenkaart af te leiden.
Op bovenstaande kaart merkt men dat in het gebied rondom Geel-Kievermont de functie ‘wonen’ prominent aanwezig is en aangeduid wordt door middel van een raster. Dit fijnmazig raster verwijst naar de sterk verlinte ‘bewoning’ in het deelgebied. De functie ‘kleinhandel’ is zeer beperkt aanwezig in enkele kleinhandelscomplexen en kleinhandelslinten. Hetzelfde geldt voor de functie ‘bedrijvigheid’ . Er bevinden zich slechts enkele bedrijventerreinen in dit deelgebied, aangeduid als snippers. De functies ‘landbouw’ en ‘natuur’ zijn in de gebieden, aangeduid als ‘hoogdynamisch platteland’, eveneens zeer versnipperd aanwezig. De landbouw heeft in deze gebieden nog nauwelijks enige economische waarde. Door de aanwezigheid van een aantal grote bossen is de natuurwaarde er relatief groot. De functie ‘recreatie’ is rastervormig aanwezig in het gebied van de Kempen en verwijst hierbij naar de aanwezigheid van een fiets- en wandelnetwerk waarop andere recreatieve attracties zijn geënt.
In een tweede stap worden de verwevingskenmerken beschreven. Dit kan aan de hand van de verwevingskenmerken-kaarten. Per verwevingskenmerk werd een kaart voor Vlaanderen opgemaakt en op elk van deze kaarten wordt het studiegebied gepositioneerd. Voor elk verwevingskenmerk wordt een korte beschrijving gegeven van het gebied waarin Geel gelegen is.
10
Belastingsniveau
De natuurfragmenten in het gebied zijn kwetsbare gebieden.
Afwisselend Ruimtegebruik
Geel ligt in een deelgebied die wordt gekenmerkt door een constant tijdsgebruik, aangezien in dit deelgebied de woonfunctie het sterkst aanwezig is.
11
Ruimtelijke dynamiek
Geel wordt gekenmerkt door een hoge ruimtelijke dynamiek, die uitgaat van het recreatieve en residentiële raster, wat in contrast staat met de lagere ontwikkelingsdynamiek van de ingesloten snippers voor landbouw en natuur.
Mono- / Multifunctionaliteit
De stadskern van Geel is multifunctioneel van aard omdat de verschillende functies onderling zowel horizontale als verticale relaties aangaan. Omdat in het gebied ten noorden van Geel het recreatieve netwerk horizontale relaties aangaat met voornamelijk landbouw (denk aan hoevetoerisme) kan men dit ook als multifunctioneel beschouwen.
12
Doordringbaarheid
Het gebied rondom Geel is, ondanks het voorkomen van ontoegankelijke en voorwaardelijk toegankelijke snippers, bewust toegankelijk gemaakt d.m.v. een fiets- en/of wandelnetwerk.
De beschrijving van de feitelijke verweving Wanneer de twee aspecten van verweving – de morfologische verweving van functies en de verwevingskenmerken van het deelgebied – achterhaald zijn, kan de feitelijke verweving in het deelgebied beschreven worden.
13
Geel-Kievermont bevindt zich in het deelgebied ‘hoogdynamisch platteland’ met een overdruk voor recreatie (zie boven). Dit gebied kan als volgt omschreven worden. -
De voornaamste functies zijn er recreëren en wonen en deze functies komen er rastervormig voor
-
Omwille van de woonfunctie is er sprake van permanent tijdsgebruik
-
De verstedelijking en de recreatie zorgen er voor een hoge ruimtelijke dynamiek
-
De horizontale relaties met recreatie maken het gebied multifunctioneel van aard
-
Het gebied is goed toegankelijk
Op basis van bovenstaande beschrijving van de feitelijke verweving wordt het mogelijk om de bestaande verwevingstypologie in het deelgebied aan te duiden. 1. Aangezien in het gebied nauwelijks relaties worden aangegaan (tenzij voor recreatie en een aantal andere functies) kunnen we besluiten dat de functies gescheiden van elkaar voorkomen. 2. De aanwezige functies grenzen aan elkaar en bestaan dus eerder naast elkaar. Wanneer we deze vaststellingen toepassen op de tabel van het conceptueel kader, kunnen we concluderen dat de huidige verwevingsvorm in Geel-Kievermont ‘gedogen’ is. De overdruk voor het deelgebied is recreatief en daarvoor geldt het verwevingstype ‘netwerk’.
Het is ook noodzakelijk om voor het deelgebied een ontwikkelingsrichting aan te geven. Voor het deelgebied ‘hoogdynamisch platteland’ wordt gekozen om tussen de open ruimte en de verstedelijkte ruimte relaties te realiseren en zodoende het verwevingstype ‘gedogen’ te laten opschuiven naar het type ‘goede buur’. Voor de recreatieve overdruk wordt geopteerd om het verwevingstype ‘netwerk’ te behouden en waar mogelijk te versterken.
14
De Case In dit hoofdstuk wordt bekeken op welke manier het militaire domein nieuwe functies kan opnemen binnen het verweefbaarheidsprofiel van het deelgebied ‘hoogdynamisch platteland’ (met recreatieve overdruk).
De potenties voor verweving in het deelgebied ‘hoogdynamisch platteland’’ liggen bij de resterende open ruimte. Tussen het beschouwde militaire domein en de omliggende verstedelijkte ruimte kunnen relaties worden gerealiseerd. Op die manier zal het verwevingstype ‘gedogen’ verschuiven naar het type ‘goede buur’ en kan de open ruimte gevrijwaard worden. Wanneer het inversie drieslagstelsel toegepast wordt op aangetast open-ruimtegebied, dan wordt het mogelijk deze relaties te verwezenlijken. Dit houdt in dat in het militair domein een attractor zou geplaatst worden. De open ruimte kan op die manier worden opgeladen door middel van een programma, dat betekenis heeft voor de omliggende verstedelijking. De gebouwen binnen het militair domein zouden dit programma kunnen opnemen. Wanneer de rand rondom deze open ruimte kan gerealiseerd worden, heeft de open ruimte meer kans om gevrijwaard te blijven. De open ruimte is namelijk van belang voor deze rand van bebouwing. Wanneer de open ruimte daarenboven toegankelijk kan worden gemaakt, ontstaat er tussen de open en verstedelijkte ruimte een relatie. De omwonenden kunnen namelijk van deze open ruimte gebruik maken en de open ruimte blijft gevrijwaard omdat ze betekenis heeft voor haar omgeving. Er ontstaat dus een win –win situatie voor de verschillende functies. Er kan zelfs een situatie van ‘symbiose’ ontstaan wanneer de nieuw ingeplante functie niet alleen betrokken is op de verstedelijkte ruimte maar ook op de open ruimte. In dit geval wordt naast een relatie ook een oppervlaktewinst gerealiseerd.
15
16
2.4
Verweefbaarheidskenmerken van het gebied op microniveau
Het opstellen van het verweefbaarheidsprofiel voor het gebied Kievermont gebeurt conform de ontwikkelde methodiek op basis van een negental (verwevings)kenmerken. In de opmaak van het verweefbaarheidsprofiel wordt, conform het verwevingsprofiel van de functie, een onderscheid gemaakt tussen enerzijds kenmerken relevant voor het verwevingsvraagstuk (morfologie; belastingsniveau; ruimtelijke dynamiek; afwisselend ruimtegebruik; mono/multifunctioneel; doordringbaarheid) en anderzijds kenmerken relevant voor het lokatievraagstuk (bereikbaarheid; landschappelijke kenmerken; kwetsbaarheid fysisch systeem).
Per verwevingskenmerk wordt in dit hoofdstuk een analysekaart opgemaakt die weergeeft in welke vorm en voorkomen dit kenmerk zich in het studiegebied manifesteert. In principe kan het voorkomen dat een bepaald kenmerk niet of slechts in beperkte mate bepaald kan worden. Het al dan niet prominent aanwezig zijn van bepaalde kenmerken bepaald juist het specifieke profiel voor verweving in een bepaald gebied.
De analysekaarten van de verweefbaarheidskenmerken van het gebied Kievermont zijn gebaseerd op de volgende brongegevens -
topografische onderlegger NGI
-
historische kaarten NGI
-
digitaal kadaster
-
eigen inventarisatie
17
18
Morfologische structuur In het studiegebied komt voornamelijk vrijstaande bebouwing voor. Op het militaire domein zijn de gebouwen (loodsen en hangars) verspreid over het gebied. Ter hoogte van de ingang op de N117 Retiesteenweg is een kleine concentratie van gebouwen. Er kunnen in het studiegebied drie bebouwingskorrels onderscheidden worden: -
Kleiner dan 250m²: woningen, dit in de verkavelingen westelijk en noordelijk van het terrein en de zuidelijke woonlinten
-
250 tot 1000m²: bedrijfsgebouwen en landbouwbedrijfsgebouwen, voornamelijk westelijk en zuidelijk van het militair domein, militaire gebouwen zuidelijk op het domein
-
1000 tot 5000m²: opslagloodsen op het militair domein
De morfologische structuur van het gebied bestaat voornamelijk uit puntvormige kleine bebouwingskorrels langs lijnvormige infrastructuurlijnen. Het militair domein doorbreekt deze kleinschaligheid met grote bouwvolumes gesitueerd binnen een passende gridstructuur parallel aan de steenweg.
19
20
Structuur van het belastingniveau Het belastingsniveau in het studiegebied wordt gedomineerd door de afstandscontour van de geurbelasting van de intensieve veeteelt die zich op geringe afstand van het militair domein bevindt. Over het algemeen is het belastingsniveau in het gebied laag. Er zijn contouren van enkele garages, private diensten, een pompstation, een sportcentrum met tennisterreinen, landbouwbedrijven. Het wegverkeerslawaai kan in deze case niet worden bepaald omdat er geen gegevens van verkeersintensiteiten bekend zijn voor de Retiesteenweg.
Het grootste gedeelte van het militair domein is vrij van hindercontouren. Met name de oostelijke zone van het terrein.
21
22
Structuur van de ruimtelijke dynamiek De ruimtelijke dynamiek in het studiegebied is laag. Na 1970 vonden geen ingrijpende ontwikkelingen meer plaats. De militaire infrastructuur is aanwezig sinds 1951 en in onbruik sinds 2002. De bebouwing langs de N117 Retiesteenweg en de aangrenzende verkaveling waren in 1970 reeds aanwezig, net als de Europawijk en de verspreide bebouwing zuidelijk van de Militaire site. Met de aanleg van de R14 kan de ruimtelijke dynamiek door herontwikkeling van het terrein sterk toenemen. Deze hoge ruimtelijke dynamiek is daardoor voorwaardelijk.
23
24
Awisselend ruimtegebruik Het militair domein zelf kent heden ten dage geen gebruik meer. Het gebruik van de aangrenzende onbebouwde percelen is voornamelijk seizoensgebonden agrarisch gebruik, de overige percelen kennen een gebruik doorheen het ganse jaar. Een beperkt aantal percelen wordt niet benut tijdens het wekend. Het gebruik tijdens de nacht is beperkt en verspreidt. Dit leidt tot een aantal zones met een meer gespreid gebruik in de tijd: De bebouwde percelen langs de Retieseweg en in de Europawijk hebben het meest continue tijdsgebruik.
periodiciteit van de belangrijkste functies in het gebied:
Functie Wonen Bedrijven Landbouwbedrijf Recreatie Akker Weiland Bos Private dienst Natuur
Dag 24/24 9/17 9/17 9/17 24/24 24/24 9/17 9/17 24/24
Week 7/7 5/7 7/7 5/7 7/7 7/7 7/7 5/7 7/7
Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar seizoen seizoen Jaar Jaar Jaar
categorie continu matig afwisselend gebruik minimum afwisselend gebruik matig afwisselend gebruik afwisselend gebruik afwisselend gebruik minimum afwisselend gebruik matig afwisselend gebruik continu
25
26
Mono- / Multi- functioneel Het militair domein zelf is monofunctioneel en kent vandaag weinig tot geen relaties met de omgeving vanwege het feit dat het volledig in onbruik is, en dat het fysiek afgescheiden is van de omgeving. De directe omgeving van het militair domein kent een mulitfunctioneel ruimtegebruik en heeft een afwisselende mixiteit. Langs de steenweg wisselen woon- en handelsfuncties elkaar af, aangevuld met landbouw, bos en natuur. Tussen deze functies bestaan vaak ruimtelijk functionele relaties.
Mixiteit totale gebied:
Functie akker
ha
%
79,0
27%
0,8
0%
braak
66,2
22%
handel
0,9
0%
landbouwbedrijf
13,0
4%
natuur
34,2
12%
private dienst
3,4
1%
recreatie
1,1
0%
water
2,5
1%
weg
0,9
0%
weiland
40,7
14%
wonen
52,8
18%
totaal
295,6
100%
bedrijvigheid
27
28
Doordringbaarheid Het studiegebied kent vandaag een goede doordringbaarheid. Het militair domein vormt hierop echter een uitzondering. Het domein is vandaag een van de slechtst doordringbare elementen in het gebied vanwege het niet publieke karakter (afrastering) en de grote omvang van het terrein.
29
30
Bereikbaarheid Gemotoriseerd verkeer Het militair domein Kievermont is gelegen aan de N118 (Retieseweg in Geel. Kievermont en Nieuwerland takken aan op deze gewestweg d.m.v. voorrangskruispunten. Beide straten vormen eveneens de oostelijke afbakening van de projectsite waarlangs het domein momenteel geenszins bereikbaar is voor gemotoriseerd of langzaam verkeer. Vanuit het zuiden is de site bereikbaar via de A13/E313 Antwerpen-Hasselt. Komende uit de richting van Antwerpen kan men via afrit nr. 23 “Geel-West” en de N19 (Antwerpseweg/Pas), de N118 (Waterstraat/Fehrenbachstraat/Gasthuisstraat/Logen/Retieseweg) bereiken. Komende uit de richting van Hasselt neemt men afrit nr. 24 “Geel-Oost” van de A13/E313. Ook van deze kant dient men door het centrum van Geel, via de Nieuwe Baan, de N174 (Winkelomseheide) en de N126 (Winkelom/Diestseweg) naar de N118 (Gasthuisstraat/Logen/ Retieseweg) te rijden. Vanuit het noorden kan men de A21/E34 Antwerpen-Eindhoven nemen. Zowel uit de richting van Antwerpen als uit de richting van Eindhoven dient men afrit nr. 26 “Retie” van deze snelweg te gebruiken. Vervolgens kan men via de N118 (Europalaan/Kerkhofstraat) door het centrum van Retie de N118 (Passtraat/Gildenstraat/Geelsebaan/Stenehei/Geelsebaan/Retiebaan/ Retieseweg) en dus het militair domein bereiken.
Openbaar vervoer Op de N118 (Retieseweg) ligt ter hoogte met de aansluiting met de Ericastraat bushalte “GeelEricastraat”. Deze halte wordt door volgende lijnen van De Lijn bediend: -
Lijn 380 Geel – Oud-Turnhout/Arendonk: 3 bussen per dag in beide richtingen, enkel op schooldagen; Lijn 381 Geel – Arendonk: 1 bus per dag in beide richtingen (richting Geel tijdens de ochtendspits, richting Retie tijdens de avondspits), enkel op schooldagen; Lijn 382 Geel industrie – Oud-Turnhout: 1 bus per dag in beide richtingen (richting Geel tijdens de ochtendspits, richting Retie tijdens de avondspits), enkel op schooldagen.
Het militair domein Kievermont is eveneens gelegen in belbusgebied 4 “Geel-Mol-Geel”. De mogelijkheid bestaat om tussen 6u en 21u elk uur een belbus te reserveren die de halte “GeelEricastraat” aandoet. Het dichtstbijzijnde station is in het centrum van Geel gelegen. Via lijn 15 bestaan er rechtstreekse verbindingen tussen het station van Geel en de stations van Antwerpen-Centraal enerzijds en Hasselt anderzijds. Beide IR-verbindingen vinden 1 keer per uur plaats. Tijdens de ochtend- en avondspits worden telkens 2 P-treinen extra ingezet. Alle andere verbindingen, bijvoorbeeld met Brussel of Turnhout, dienen via de stations AntwerpenBerchem, Lier of Herentals te gebeuren. 31
Langzaam verkeer Zoals ook aangegeven in de planningscontext, werd de N118 (Retieseweg) door de provincie Antwerpen opgenomen in het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. Deze weg is dan ook aan beide kanten voorzien van vrijliggende enkelrichtingsfietspaden Ook voor voetgangers en fietsers is de enige toegang tot het militair domein momenteel voorzien langs de N118 (Retieseweg). Het domein wordt bijgevolg niet ontsloten via Kievermont of Nieuwland.
Uitzonderlijk vervoer De N118 (Retieseweg) werd ter hoogte van het militair domein niet geselecteerd als uitzonderlijk vervoerroute.
Landschappelijke structuur Het landschap wordt gedomineerd door een structuur van parallelle lineaire elementen: bomenrijen, begroeide perceelsgrenzen, grachten en wegen. Deze structuur is zeer sterk aanwezig op het rationeel aangelegde militair domein maar ook daarbuiten. Het studiegebied is overwegend onbebouwd. De niet verharde ruimte bestaat uit natuur (bebossing), akkers, weilanden en private tuinen. Er zijn enkele vennen aanwezig. In het studiegebied zijn verschillende opgaande groenelementen aanwezig. Het betreffen loofbossen op de militaire site zelf (eik en bek), bosfragmenten met onder meer grove den rondom de site, de beboste tuinen van de Europawijk en de tuinbeplanting van de overige bewoning. Er zijn ook verschillende lineaire groenelementen aanwezig als perceelsrand begroeiing van weilanden en akkers. Deze gaan soms gepaard met grachten op de perceelsgrenzen.
32
33
34
Kwetsbaarheid fysisch systeem In het studiegebied zijn grote delen van de bodem al verstoord door antropogene invloeden. Het militair domein zelf kent over het hele terrein een sterke antropogene invloed. Deze gebieden worden als niet kwetsbaar beschouwt omdat het fysisch systeem er al verstoord is. Een hoge kwetsbaarheid van het fysisch systeem is vooral te vinden langs de beken ten westen van het domein en in het gebied van het ven tussen het militair domein en de Europawijk. Deze zone is kwetsbaar voor verontreiniging, verhardingen en reliëfwijzigingen. De bodem in het studiegebied bestaat grotendeels uit natte tot vochtige zandgronden.
35
3
Stap 2, analyse planologische en juridische context
3.1
Analyse planologische context
Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen Geel is een structuurondersteunend kleinstedelijk gebied in het stedelijk netwerk ‘De Kempische As’. De rol van het stedelijk netwerk ligt vooral in zijn industrieel-economische functie en in de ontwikkeling van de elkaar aanvullende (intensieve) toeristisch-recreatieve activiteiten die door landschappelijke troeven kunnen worden gevaloriseerd. Het is niet vanzelfsprekend dat het studiegebied deel zal uitmaken van het stedelijk gebied dan wel het aangrenzende buitengebied. Daarnaast is volgende selectie van belang: -
De A13/E313 als hoofdweg, de N19 en N71 als primaire weg I en de R14 als primaire weg II.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen Geel is gelegen in het deelgebied de oostelijke netwerken. Er wordt in deze deelruimte gestreefd naar een breed spectrum van functies, zoals distributie in de omgeving van het Albertkanaal, productie op regionaal niveau, hoogdynamische vormen van toerisme en recreatie binnen het netwerk, laagdynamische recreatie in de omgeving, andere vormen van werkgelegenheid zoals de zandwinning en het onderzoekscentrum in Mol, onderwijs en verzorging. Daarnaast zijn volgende selecties in de onmiddellijke omgeving van belang: -
Het gebied tussen Herentals, Kasterlee en Geel is opgenomen als gebied van primair toeristischrecreatief belang. Uitbreiding en inplanting van nieuwe hoogdynamische infrastructuur zijn er mogelijk. Bezoekersgenererende activiteiten vinden zoveel mogelijk plaats in en aansluitend bij het stedelijk gebied. De Netevallei te Geel is opgenomen als specifiek verblijfsknooppunt.
Mobiliteitsplannen l In de nabijheid van de projectsite categoriseert het RSV volgende hoofd- en primaire wegen: Hoofdwegen: - A13/E313 Antwerpen-Hasselt - A21/E34 Antwerpen-Eindhoven Primaire weg type I: - N71 (Molseweg) Primaire wegen type II: - N19 (Dr. Van de Perrestraat/Turnhoutseweg) - R14 (Ring rond Geel) Het RSPA selecteert volgende secundaire wegen in de omgeving van het militair domein Kievermont: Secundaire wegen type 2: - N18 Retie-Mol 36
-
N118 Retie-Arendonk
Secundaire weg type 3: - N18 Retie-Turnhout In het mobiliteitsplan van de stad Geel worden geen lokale wegen type 1 of 2 in de onmiddellijke omgeving van het militair domein Kievermont geselecteerd. Alle omliggende straten en wegen (Kievermont, Nieuwland, ...) zijn bijgevolg lokale wegen type 3. Het mobiliteitsplan maakt wel melding van de noodzaak aan een alternatieve (secundaire) verbinding tussen de N118 (Retieseweg) en het primair wegennet (N19 en R14). Katersberg zou daarvoor een eventuele drager kunnen zijn.
Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk In de onmiddellijke omgeving van het militair domein worden volgende straten door de provincie Antwerpen opgenomen als hoofdroute of bovenlokale functionele fietsroute: Hoofdroute: - Langs spoorlijn 19 Bovenlokale functionele fietsroutes: - N118 (Retieseweg) - Blokstraat/Oude Molsedijk - Castelsebaan/Zelm
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Geel Het militaire domein Kievermont behoort tot de hoofdruimte ‘Geel en omgeving’. De verder ontwikkeling van het Militair Domein hangt af van een aantal belangrijke bovenlokale factoren: namelijk de afbakening van het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Geel en de verdere categorisering van het wegennet. Relevante selecties in de deelstructuren zijn: -
Natuurlijk – landschappelijk – agrarische structuur: Het militair domein maakt deel uit van een versnipperingsgebied landbouw/natuur:landschap, de aangrenzende Reivennen als een kwetbare zone (gewestplan + VEN-gebied).
-
Verkeers en vervoersstructuur: De gemeente adviseert de provincie om de N118 op te waarderen naar een secundaire weg na verlening van de R14. De N118 is een functionele fietsroute op provinciaal niveau, en een route voor zwaar transport.
-
Economische structuur: Een lokaal bedrijventerrein op de site van het militair domein na verlening van de R14. De ruimtebehoefte voor lokale bedrijvigheid bedraagt 8 ha endogene groei en 13ha (herlocalisatie zonevreemde bedrijven). Indien deze locatie niet mogelijk blijkt zijn er nog twee andere zoekzones.
-
In de recreatieve structuur wordt een gedeeltelijke herbestemming van het militair domein als groene speelruimte voor spelende jeugd vooropgesteld.
37
Vanuit het GRS worden twee sporen bewandeld, afhankelijk van het verbinden van de R14 tot aan de N118 en de eraan gekoppelde opname van het militaire domein in het stedelijk gebied. Deze elementen zijn geen gemeentelijke bevoegdheid en nog niet beslist op een hoger niveau. Het eerste spoor, bij de verlening van de R14, voorziet in een nabestemming met lokale bedrijvigheid (21ha), harde verkeersgenererende recreatieve voorzieningen, zachte recreatieve voorziening als groene speelruimte voor de jeugd en natuur. De ontwikkeling van lokale bedrijvigheid sluit aan bij het Campinaproject, waarin de link tussen de Kennispolen VITO en de Hogeschool worden uitgebouwd. Het tweede spoor, wanneer de R14 niet verlengd wordt, sluit bedrijvigheid en harde verkeersgenerende recreatie uit. Enkel de voorgestelde nabestemmingen zachte recreatie in combinatie met natuurontwikkeling blijven dan weerhouden.
Functies die aldus vanuit de planologische context worden aangereikt zijn: -
lokaal bedrijventerrein
-
recreatieve indoor-activiteiten
-
groene speelruimte voor de jeugd
-
natuurontwikkeling.
38
3.2
Juridische context
Europese regelgeving
Gewestplan Het projectgebied is volgens het gewestplan nr 17 Herentals-Mol gelegen in een zone voor militaire domeinen. In deze gebieden is woongelegenheid toegestaan voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen. In deze gebieden dient rondom een afzonderingsgordel te worden aangelegd, waarvan de breedte vastgesteld wordt door de bijzondere voorschriften.
Afbakening structuurondersteunend kleinstedelijk gebied De afbakening van het kleinstedelijk gebied is een taak voor de provincie. Momenteel bevindt de afbakening zich nog in een onderzoeksfase.
De realiseerbaarheid van de vooropgestelde verwevingsvorm hangt echter nauw samen met het feit of dat het gebied juridisch als stedelijk gebied dan wel als buitengebied zal beschouwd worden, immers: volgens het RSV (uitgangshouding Vlaanderen Open en Stedelijk) dient het buitengebied
39
gevrijwaard voor de essentiële functies landbouw, natuur en bos (750.000 ha agrarisch gebied, 150.000 ha natuurgebied, 53.000 ha bosgebied en 34.000 ha overige groengebieden) en dient bijkomende ruimte voor bedrijven of woningen in de eerste plaats voorzien in de stedelijke gebieden.
Pro’s om het gebied op te nemen bij het stedelijk gebied zijn:
-
De ligging en goede ontsluitingsmogelijkheden nabij het centrum van Geel
-
Het betreft geen ontontgonnen terrein met belangrijke natuurwaarden, integendeel: op het terrein is veel harde infrastructuur aanwezig, vrij van landbouwgebruik en geen noemenswaardige waardevolle groencomplexen die noodzakelijkerwijs (vanuit natuurbehoud) dienen opgenomen in een groter geheel,
-
De site is in overheidshanden, wat een mogelijke aankoop door de overheid stimuleert,
Potenties naar hergebruik of herinschakeling als een ‘brownfields’
BPA’s / RUP’s Er bevindt zich geen APA of BPA in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied. Voor het centrum van Geel werden enkele BPA’s opgemaakt.
40
Beschermde monumenten In het noorden van het studiegebied bevindt zich het beschermde landschap ‘De Reivennen’.
Biologische waarderingskaart.
Zowel op het terrein als aan de rand bevinden zich complexen van biologisch waardevolle elementen en in het noord – noord/oosten komt een faunistisch belangrijk gebied voor.
Waterhuishouding / NOG of risico-gebied voor overstromingen De projectzone is niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied.
Natuurwaarden - VEN / IVON Het merendeel van het studiegebied is als VEN-waardig gebied opgetekend.
41
Vogelrichtlijn / habitatrichtlijngebied.
Omzendbrieven Advies op eigen initiatief van de provinciale mina-raad over de herbestemming van militaire domeinen in de provincie Antwerpen, Goedgekeurd tijdens de plenaire zitting van 16 februari 2005
42
4
Twee sporen in de uitwerking van de case
4.1
Doelstellingen en uitgangspunten tav verweving vanuit het verweefbaarheidsprofiel van het gebied
Het verweefbaarheidsprofiel van het gebied wordt in deze case gebruikt om doelstellingen en uitgangspunten/ontwerpprincipes voor het studiegebied te formuleren. Het studiegebied waarbinnen zich het militair domein Kievermont bevind kent het volgende verweefbaarheidsprofiel: -
Een raster van grootschalige bebouwing (opslagloodsen), in een omgeving waar voornamelijk kleine bebouwingskorrels voorkomen;
-
Een laag belastingniveau;
-
De directe omgeving wordt gekenmerkt door een lage dynamiek, de site zelf door een voorwaardelijk hoge ruimtelijke dynamiek, bij herontwikkeling van de site;
-
Een sterk afwisselend ruimtegebruik in de directe omgeving, het terrein zelf kent grotendeels geen gebruik;
-
Een sterk monofunctioneel ruimtegebruik op het terrein zelf en een multifunctioneel ruimtegebruik in de directe omgeving waarbij veel relaties tussen de functies worden aangegaan;
-
Een goede doordringbaarheid van de omgeving, waarbij het domein zelf een slechte doordringbaarheid kent;
-
Goede bereikbaarheid met de fiets, auto, en openbaarvervoer;
-
Lijnvormige landschappelijke elementen, sterke versnippering van natuurwaarden;
Voor de case Kievermont is er zowel in de planningscontext als in de huidige bestemming van het terrein weinig aanleiding tot een concrete verwevingsopgave qua functies of programma elementen. Het selecteren van een te verweven functie of programma wordt in deze case op twee sporen uitgewerkt.
Enerzijds (spoor A) worden verwevingsmogelijkheden zuiver vanuit het verweefbaarheidsprofiel van het gebied onderzocht en worden ontwerpprincipes geformuleerd in het kader van een nog abstract programma voor de locatie.
Anderzijds (spoor B) wordt vanuit het verweefbaarheidsprofiel van het gebied een functie geselecteerd die past binnen de verschillende doelstellingen van de belangrijkste verwevingskenmerken. De geselecteerde functie is slechts illustratief omdat er nog vele andere functies mogelijk zijn binnen deze doelstellingen.
43
SPOOR
5
A
Stap 3 A, analyse van het verwevingsprofiel
Stap 3, analyse van de functie is in het te volgen spoor A niet nodig. Het i om van een nog niet bepaalde functie al een analyse te maken. De gewenste parameters waaraan de abstracte functie moet voldoen zullen pas in de volgende stap (ontwerpprincipes) bepaald worden.
6
Stap 4 A, Probleemstelling / potenties voor verweving op militair domein Kievermont
Ontwerpprincipe hinder: Structuur van het belastingniveau
↔
Impact
Doelstelling: het vrijwaren van onbelaste gebieden van hindercontouren
Ontwerpprincipes: Î In de zones die binnen bestaande hindercontouren vallen kunnen functies gesitueerd worden die hinder veroorzaken Î In de hindervrije gebieden worden functies gesitueerd die geen hinder veroorzaken en/of hindergevoelig zijn.
44
Ontwerpprincipe continuïteit: Structuur van de ruimtelijke dynamiek
↔
On/omkeerbaarheid Doelstelling: zones met een lage ruimtelijke dynamiek in het open landschap moeten deze kunnen behouden.
Ontwerpprincipes: Î Door het verweven van alleen onomkeerbare functies of functies met een lage ontwikkelingssnelheid kan het gebied zijn lage ruimtelijke dynamiek behouden.
45
Ontwerpprincipe periodiciteit: Afwisselend ruimtegebruik
↔
constant/periodiek Doelstelling: in het gebied wordt een optimaal afwisselend ruimtegebruik nagestreefd.
Ontwerpprincipes: Î In het gebied worden functies met een afwisselend ruimtegebruik dient verweven te worden met een functies met een complementair ruimtegebruik.
46
Ontwerpprincipe relaties: mono- / multifunctioneel ruimtegebruik ↔ introvert/extravert Doelstelling: In het streven naar meer complexere vormen van verweving is het doorbreken van het introverte karakter van bestaande monofunctionele gebieden zonder relaties gewenst.
Ontwerpprincipes: Î De functie dient in staat te zijn om relaties aan te gaan met de omliggende functies natuur, wonen, handel …
47
Ontwerpprincipe toegankelijkheid: doordringbaarheid
↔ On/Toegankelijk
Doelstelling: De doordringbaarheid van de zone van het militair domein moet worden verbeterd, minimaal voor langzaam verkeer.
Ontwerpprincipes: Î Op het terrein worden alleen goed doordringbare functies gesitueerd. De toegangen sluiten aan bij de belangrijke aansluitingen op het infrastructuur netwerk in de omgeving.
48
Ontwerpprincipe mobiliteit: bereikbaarheid
↔ Mobiliteitsprofiel
Doelstelling: de goede bereikbaarheid van het gebied moet worden gevaloriseerd, op plaatsen waar de capaciteit dat toelaat.
Ontwerpprincipes: Î Sterk
mobiliteitsgenerende
functies
worden
gesitueerd
langs
de
steenweg.
De
verkeersgeneratie van deze functies mag de draagkracht van de steenweg echter niet overschrijden.
49
Ontwerpprincipe landschap: Landschappelijke structuur
↔ Aanpasbaarheid aan het landschap
Doelstelling: het behouden van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap. Met name de kenmerkende lijnstructuren en rastervormen.
Ontwerpprincipes: Î Landschappelijk
aanpasbare
functies
zoveel
mogelijk
inpassen
in
de
bestaande
landschappelijke structuur
Ontwerpprincipe fysisch systeem: kwetsbaarheid fysisch systeem
↔
Aanpasbaarheid aan het fysisch systeem Vanwege de relatief kleine gebieden waarin het fysisch systeem kwetsbaar is, is het moeilijk om een algemeen principe te formuleren ten aanzien van potentiele fucnties. Zowel aanpasbare als niet aan het fysisch systeem aanpasbare functies kunnen in het gebied gesitueerd worden.
50
51
7
Stap 5 A, Ontwerpend onderzoek
Het ontwerpend onderzoek beperkt zich in dit abstracte onderzoeksspoor tot een opsomming van wenselijke verwevingsaspecten ten aanzien van toekomstige functies voor herontwikkeling van het militair domein. De functie moet de volgende verwevings- en locatiekenmerken hebben: •
Geen hinder veroorzaken, ofwel gesitueerd worden langs de steenweg in het noordelijk deel van het militairdomein
•
Een lage ontwikkelingssnelheid kennen, waardoor de ruimtelijke dynamiek van het gebied op het huidige lage niveau blijft.
•
Een afwisselendruimte gebruik kennen, bij voorkeur complementair met de omliggende functies of complementair met andere nieuwe functies op het terrein
•
In staat zijn om zowel ruimtelijke als functionele relaties aan te gaan met bestaande en nieuwe functies, een extravert karakter hebben;
•
Een goede toegankelijkheid kennen, aansluitend op het omliggende infrastructuurnetwerk
•
Een bepaalde verkeersgeneratie teweeg brengen of daarvan afhankelijk zijn.
•
Goed aanpasbaar zijn aan het landschap / aan de bestaande landschappelijke structuur.
Indien de functie aan de bovenstaande kenmerken voldoet is het mogelijk om meerwaarden te realiseren op het vlak van verweving, en te komen tot complexere vormen van verweving dan vandaag het geval is. In SPOOR B van deze case wordt aan de hand van een concreet voorbeeld getoetst of en welke van deze kenmerken leiden tot een bepaalde meerwaarde.
52
7.1
Model 1A
53
SPOOR
8
B
Stap 3 B, analyse verwevingsprofiel van de functie
De onderzochte verwevingskenmerken manifesteren zich in meer of mindere mate. Een aantal aspecten komt daarbij duidelijk naar voren: hinder, continuïteit, periodiciteit, toegankelijkheid en mobiliteit. Vanuit de analyse kan ten aanzien van volgende kenmerken een doelstelling geformuleerd worden voor het gebied: 1. Het belastingniveau van het gebied is laag, en moet ook laag blijven; 2. De ruimtelijke dynamiek is zeer laag, de nieuwe functies zouden best passen binnen deze lage dynamiek en voorwaardelijk- tot onomkeerbaar zijn; 3. Er is een sterk afwisselend ruimtegebruik dat aanleiding geeft om ook (complementaire) afwisselende functies in de tijd te stimuleren; 4. Het gebied kent een goede doordringbaarheid en bereikbaarheid, de zone van het militair domein moet daarbij aansluiten en de nieuwe functie(s) moet een bepaalde bereikbaarheid en toegankelijkheid kennen.
Op basis van de doelstellingen en uitgangspunten voor het gebied is een scala aan functies mogelijk dat aansluit bij deze doelstellingen. Ter illustratie wordt in deze case een uitwerking getoond van één mogelijk functie, een vakantiepark. Deze functie lijkt immers op het eerste gezicht goed aan te sluiten bij het verweefbaarheidsprofiel van het gebied. Een vakantiepark genereert beperkt hinder (lawaai 50m), is onomkeerbaar tot voorwaardelijk omkeerbaar, kent een afwisselend gebruik (seizoen, weekend), wordt gekenmerkt door een redelijk goede toegankelijkheid en is sterk mobiliteitsgerelateerd (zowel autobereikbaarheid, als fiets (routes) en OV).
Vanuit de in de planologische context voorgestelde functies zou vooral een groene speelruimte voor jeugd en natuurontwikkeling aan kunnen sluiten op een aantal van de gestelde doelstellingen. Deze functies zullen worden meegenomen in het ontwerpend onderzoek als ondersteunende functies voor de modellen. Deze functies kennen een minimaal belastingniveau, een zeer lage ruimtelijke dynamiek, en een goede toegankelijkheid.
Voor de verdere uitwerking van spoor B van de case wordt gewerkt met de hoofdfunctie recreatiepark, en worden groene speelruimte en natuurontwikkeling meegenomen in het ontwerpend onderzoek.
54
8.1
Analyse recreatiepark
Recreatieparken komen voor in velerlei soorten en maten. Er zijn er met alleen verblijfsunits, met een minimum aan collectieve voorzieningen (vb: ‘huisjes in de Ardennen’) en met een zeer hoge densiteit, in appartementvorm (kust). De omvang van recreatieparken varieert sterk, tussen 30 en 100 hectare. Hier is gekozen voor een typisch all-weather recreatiepark met als referentie twee parken in de omgeving: Erperheide en Vossemere. het referentie vakantiepark heeft circa 360 verblijfseenheden (36.000m²) en heeft globaal de volgende kenmerken volgens onderstaand schema:
Op vakantieparken is vaak al een bepaalde vorm van verweving aanwezig. Bijvoorbeeld van recreatieve (indoor) voorzieningen, natuurwaarden, vakantiewoningen en recreatieve routes. Het beheer van de functie is bijna altijd in private handen evenals het eigendom. De tewerkstelling varieert naar gelang de omvang en de hoeveelheid bijkomende voorzieningen.
55
8.2
Verwevingskenmerken van de functie recreatiepark/verblijfsrecreatie
In de opmaak van het verwevingsprofiel wordt, conform de algemene methodiek, een onderscheid gemaakt tussen verwevingskenmerken en locatiekenmerken. Enerzijds worden aldus kenmerken relevant voor het verwevingsvraagstuk behandeld: Korrel; Impact; On/ omkeerbaarheid; Constant / periodiek; Introvert / Extravert; Toegankelijkheid; en anderzijds kenmerken relevant voor het locatievraagstuk: Mobiliteitsgeneratie; Aanpasbaarheid aan het landschap; Aanpasbaarheid aan het fysisch systeem. Per kenmerk wordt via een schema aangeduid welke component(en) van de functie betrekking heeft op dit aspect. In principe kan het voorkomen dat een bepaald kenmerk niet of slechts in beperkte mate bepaald kan worden.
Verwevingskenmerken:
Korrelgrootte Korrel(grootte) van de functie: kavel 46 ha, bebouwings-eenheden: voorzieningen 500 – 18.000 m², verblijven: , verharding/parking circa 30.000 m²
De oppervlakte nodig voor het ontwerp van een recreatiepark verschilt sterk. Als referentie is hier een bestaand recreatiepark genomen, Erperheide te Peer. De omvang is vooral afhankelijk van het aandeel natuur en landschappelijke inpassing en het aantal bungalows. De bebouwing van de vakantiewoningen is samen ca 3,6 ha groot. De faciliteiten hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 3 ha.
56
Impact Impact van de functie: klasse 0 – 50m De milieu-impact van het recreatiepark is beperkt. Er is weliswaar geen sprake van geur, of lichthinder maar wel van lawaaihinder. Algemeen wordt in de VNG lijst een richtafstandscontour bepaald van 50 meter. We menen dat deze contour echter voornamelijk van toepassing is op de intensief gebruikte delen van het terrein. Een belangrijk aspect is dat de functie gevoelig is voor hinder. Stank- en (nachtelijke) lawaaihinder vormen een bedreiging voor het functioneren van de functie.
On/ omkeerbaarheid On/ omkeerbaarheid van de functie: Onomkeerbaar, >30 jaar. De functie recreatiepark is in principe onomkeerbaar, gezien het vaak private eigendommen betreft, de aanleg van de natuurwaarden een lange periode vergt, en de investeringen zeer omvangrijk zijn.
57
Constant / periodiek gebruik Constant / periodiek ruimtegebruik van de functie: daggebruik, 7/7, seizoensgebonden. Er is voornamelijk sprake van daggebruik. Het recreatiepark wordt de hele week gebruikt dus 7/7. Er is een bepaalde mate van seizoensgebondenheid. De intensiteit verschilt per seizoen.
Introvert extravert Introvert /extravert karakter van de functie: . introvert. De functie is traditioneel zeer introvert van karakter. Er is juist een streven naar het aanbieden van alle relevante (recreatieve) functies binnen één geheel.
58
On/ -toegankelijkheid On/ toegankelijkheid van de functie: voorwaardelijk toegankelijk.
Het vakantiepark is voorwaardelijk toegankelijk voor gasten en recreanten. Het is alleen toegankelijk tijdens de openingsuren en voor dag-bezoekers wordt doorgaans een betaling gevraagd, met name voor de voorzieningen. Dit alles in relatie tot het volledig private beheer en exploitatie van deze functie.
59
Lokalisatiekenmerken:
Sterk/ zwak verkeersgenererend Sterk zwak verkeersgenererend karakter van de functie: sterk verkeersgenererend Verkeersgeneratie aanname: gemiddeld 2 wagens/verblijfseenheid Maximaal 720 pae/u tijdens piekmomenten toekomen en vertrekken (respectievelijk vrijdag tussen 15u en 16u en zondag tussen 17u en 18u). Parkeerbehoefte
Er is bijgevolg eveneens een parkeerbehoefte van 720 personenwagens. Indien de parkeervoorzieningen op 1 asfaltvlakte voorzien worden, dan is minimaal ca 1,8 ha nodig voor de parkeerplaatsen + in- en uitrij-infrastructuur. De lokatiekeuze wordt bij deze functie sterk bepaald door het aspect mobiliteit.
60
Aanpasbaarheid aan het landschap Aanpasbaarheid aan het landschap van de functie: grote landschappelijke aanpasbaarheid De functie is landschappelijk aanpasbaar. De ontwerpparameters van belangrijke delen van de functie laten een inpassing toe in verschillende landschappen. Zo kunnen de groene elementen en de setting waarin het park gelegen is worden aangepast aan de streek eigen vegetatie en landschappelijke kenmerken. Routes en structuren van het park kunnen worden aangepast in functie van de omgeving.
Aanpasbaarheid aan het fysisch systeem Aanpasbaarheid aan het fysisch systeem van de functie: beperkte aanpasbaarheid aan het fysisch systeem De functie beïnvloed in weliswaar beperkte mate het bestaande fysisch systeem. Kwetsbare delen kunnen echter door het intensieve ruimtegebruik niet gemakkelijk ontzien worden. Wel kan bijvoorbeeld de waterstructuur worden aangepast zodanig dat de functie een bufferende capaciteit krijgt op plaatsen waar dat nodig is. Het bestaande reliëf kan beperkt worden gerespecteerd.
61
9
Stap 4 B, Probleemstelling / potenties voor verweving op militair domein Kievermont
9.1
Confrontatie verwevingsprofiel versus verweefbaarheidsprofiel
Algemene doelstelling vanuit het macroniveau:
De doelstelling vanuit het macroniveau voor de verweving op het militairdomein Kievermont in Geel beoogt een verschuiving van het type verweving van ‘gedogen’ naar ‘goede buur’. Binnen deze doelstelling zijn hierna ontwerpprincipes geformuleerd ten aanzien van verweving per verwevingskenmerk.
62
Ontwerpprincipe schaal: Morfologische structuur ↔ Korrel
Het kenmerk schaal geeft in deze case geen aanleiding om een relevante uitspraak te doen naar een ontwerpprincipe. Er kan niet worden aangesloten bij de bestaande bebouwingskorrel op het terrein, en bovendien is deze minder relevant wegens voornamelijk te slopen gebouwen. De bebouwingskorrel in de omgeving stemt weliswaar overeen met die van de individuele vakantiewoningen maar is dan weer in sterk contrast met de zeer grootschalige korrel van de verharde parkeerterreinen en indoorrecreatie.
63
Ontwerpprincipe hinder: Structuur van de belasting
↔ Impact
Doelstelling: het vrijwaren van onbelaste gebieden van hindercontouren
Ontwerpprincipes: Î Grote delen van het vakantiepark veroorzaken hinder, (verkeer/parking, speel- en recreatiezones, .) Deze delen worden best geclusterd bij andere functies die hindercontouren hebben. Î Het totale vakantiepark is hindergevoelig. De functie wordt best niet verweven binnen bestaande hindercontouren(geurhinder) van bestaande of nieuwe bedrijven
64
Ontwerpprincipe continuïteit: Structuur van de ruimtelijke dynamiek
↔
On/omkeerbaarheid Doelstelling: zones met een lage ruimtelijke dynamiek in het open landschap moeten deze kunnen behouden.
Ontwerpprincipes: Î Door het verweven van een onomkeerbare functie kan het gebied zijn lage ruimtelijke dynamiek behouden.
65
Ontwerpprincipe periodiciteit: Afwisselend ruimtegebruik
↔
constant/periodiek Doelstelling: in openruimte gebieden wordt een optimaal afwisselend ruimtegebruik na gestreefd.
Ontwerpprincipes: Î Een functie met een afwisselend ruimtegebruik dient verweven te worden met een functie met een complementair ruimtegebruik.
66
Ontwerpprincipe relaties: mono- / multifunctioneel ruimtegebruik ↔ introvert/extravert Doelstelling: In het streven naar meer complexere vormen van verweving is het doorbreken van het introverte karakter van bestaande monofunctionele gebieden zonder relaties gewenst.
Ontwerpprincipes: Î Introverte functies kunnen het best verweven worden in monofunctionele gebieden waarbinnen weinig relaties aanwezig zijn Î In het gebied zijn zeer grote monofunctionele zones zonder relatie met de omgeving ongewenst. Daartoe kan de functie beperkte aanpassingen ondergaan.
67
Ontwerpprincipe toegankelijkheid: doordringbaarheid
↔ On/Toegankelijk
Doelstelling: De doordringbaarheid van de zone van het militair domein moet worden verbeterd, minimaal voor langzaam verkeer.
Ontwerpprincipes: Î Een voorwaardelijk toegankelijke functie dient te worden aangepast om een betere doordringbaarheid mogelijk te maken voor bijvoorbeeld langzaamverkeer.
68
Ontwerpprincipe mobiliteit: bereikbaarheid
↔ Mobiliteitsprofiel
Doelstelling: de goede bereikbaarheid van het gebied moet worden gevaloriseerd, op plaatsen waar de capaciteit dat toelaat. Zowel naar OV, LV als auto bereikbaarheid.
Ontwerpprincipes: Î De sterk mobiliteitsgenerende functie vakantiepark dient gesitueerd te worden op een locatie die multimodaal bereikbaar is.
Vooral het toekomen kan voor problemen zorgen. Wanneer het bereikbaarheidsprofiel aan het mobiliteitsprofiel getoetst wordt, lijkt het bijgevolg meer opportuun om de in- en uitrit van deze parking niet op de gewestweg (N118, Retieseweg) te voorzien, maar in Nieuwland of Kievermont, om dan via deze lokale wegen en een (geregeld) krusipunt op de N118 te ontsluiten naar verdergelegen gebieden.
69
Ontwerpprincipe landschap: Landschappelijke structuur
↔ Aanpasbaarheid aan het landschap
Doelstelling: het behouden van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap. Met name de kenmerkende lijnstructuren en rastervormen.
Ontwerpprincipes: Î Landschappelijk
aanpasbare
functies
zoveel
mogelijk
inpassen
in
de
bestaande
landschappelijke structuur Î Valoriseren en integreren van de bestaande kleine landschapselementen, bomenrijen, vennen, houtkanten met de nieuwe functie.
70
Ontwerpprincipe fysisch systeem: kwetsbaarheid fysisch systeem
↔
Aanpasbaarheid aan het fysisch systeem Doelstelling: het fysisch systeem dient zoveel mogelijk intact te blijven
Ontwerpprincipes: Î Functies die niet of beperkt aanpasbaar zijn aan het fysisch systeem worden gesitueerd in zones waar het fysisch systeem niet kwetsbaar is.
71
72
10 Stap 5 B, Ontwerpend onderzoek In het ontwerpend onderzoek worden vanuit stap 4 de meest interessante ontwerphypothesen gebundeld in twee modellen/concepten, geprojecteerd binnen het studiegebied. Van elk van deze modellen wordt aangegeven welke meerwaarde wordt bereikt vanuit verweving en welke de eventuele problemen of beperkende factoren zijn die deze verweving in de weg staan. Elk van de modellen gaat op een andere wijze om met verweving en scheiding.
73
10.1 Model 1 B: Landschap als recreatiedrager Geredeneerd vanuit de ontwerpprincipes van de verwevingskenmerken onomkeerbaarheid, afwisselend ruimtegebruik, toegankelijkheid, bereikbaarheid, landschap is het aangewezen het vakantiepark te situeren binnen de huidige contour van het militair domein, geïntegreerd binnen de bestaande structuur. Hierna wordt dit model besproken in functie van verweving en verder geoptimaliseerd.
Beschrijving model Het model ‘landschap als recreatiedrager’ heeft de volgende ruimtelijke kenmerken: -
Het militair domein wordt ingericht als vakantiepark.
-
De bestaande infrastructuur blijft deels behouden.
-
Er vindt een recuperatie en valorisatie plaats van de bestaande rastervormige landschappelijke structuur. Daarbij worden bestaande bosfragmenten, lijnvormige landschapselementen, en natuurzones behouden en ingepast binnen het ontwerp.
-
Het
vakantiepark
heeft
naast
de
hoofdtoegang
meerdere
toegangen
waar
langzaamverkeersroutes kunnen aantakken op het infrastructuurnetwerk van het vakantiepark. -
Twee ontsluitingen op de Retiesteenweg waar enerzijds de indoorrecreatie-activiteiten met de hoofdparking voor bezoekers en anderzijds de receptie met parking voor ‘bewoners’ op zijn georiënteerd.
-
De groene speelvoorziening voor jeugd is gelegen naast de entree van het vakantiepark, en aansluitend bij de zone voor waterrecreatie en natuurontwikkeling.
De volgende figuur (ontwerptekening aangevuld met verwevingsconcepten) toont op welke plaatsen binnen dit model meerwaarden door verweving gegenereerd worden.
Meerwaarde Hierna volgt telkens een beschrijving van de meerwaarde die ontstaat door het bereiken van een bepaalde, veelal complexere, vorm van verweving: -
Een eerste meerwaarde door verweving bestaat erin dat er een symbiose tot stand komt tussen de ontwikkeling van natuurwaarden (aansluitend op het bestaande ven) en de landschappelijke setting van het vankantiepark. Er is in dit model daardoor zowel sprake van een efficiënt gebruik van middelen (onderhoud, wandel en fietspaden, ..) als van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
-
Een tweede vorm van symbiose treedt op tussen de speelruimte voor jeugd en een aantal voorzieningen van het vakantiepark (waterrecreatie, buitensportvelden, parking, …). De speelruimte voor de jeugd kan omgekeerd gebruikt worden om speciale activiteiten van het vakantiepark op te organiseren.
74
-
Een derde meerwaarde van dit model wordt bereikt doordat een overlap plaatsvindt van recreatieve routes uit de omgeving met de infrastructuur van het vakantiepark, zones voor natuurontwikkeling en speelzone voor jeugd. De barrière die het militair domein vormde wordt daarmee doorbroken, en de voorzieningen bij het vakantiepark worden bereikbaar vanuit de omgeving.
Knelpunten De belangrijkste randvoorwaarden van dit model en de redenen waarom het model niet of moeilijk tot stand komt, kunnen als volgt samengevat worden: -
Voor de herontwikkeling zijn aanzienlijke sloopwerken nodig van gebouwen in infrastructuur.
-
De bestemming van het gebied dient gewijzigd te worden.
-
Er kan concurrentie optreden met het onlangs gerealiseerde grootschalige zwembaden complex in Geel.
-
…
75
76
10.2 Model 2 B: Recreatiecluster aan de steenweg
Verschillende ontwerpprincipes van de verwevingskenmerken hinder, afwisselend ruimtegebruik, toegankelijkheid, bereikbaarheid, geven aanleiding om een deel van de componenten van het vakantiepark te bundelen langs de steenweg.
Beschrijving model Het model ‘recreatiecluster aan de steenweg’ heeft de volgende ruimtelijke kenmerken: -
Het militair domein wordt heringericht als vakantiepark gecombineerd met jeugdvoorzieningen
-
Een centrale ontsluiting op de Retiesteenweg waar zowel de indoorrecreatie-activiteiten met de hoofdparking als de receptie met parking voor ‘bewoners’ en de jeugdvoorzieningen op zijn aangesloten.
-
Het
vakantiepark
heeft
naast
de
hoofdtoegang
meerdere
toegangen
waar
langzaamverkeersroutes kunnen aantakken op het infrastructuurnetwerk van het vakantiepark. -
De groene speelvoorziening voor jeugd is gelegen naast de entree van het vakantiepark, en aansluitend bij de zone voor waterrecreatie en natuurontwikkeling.
De volgende figuur (ontwerptekening aangevuld met verwevingsconcepten) toont op welke plaatsen binnen dit model meerwaarden door verweving gegenereerd worden.
Meerwaarde Hierna volgt telkens een beschrijving van de meerwaarde die ontstaat door het bereiken van een bepaalde, veelal complexere, vorm van verweving: -
Een eerste meerwaarde door verweving bestaat erin dat er een symbiose tot stand komt tussen groene speelruimte voor jeugd, de recreatie voorzieningen(indoor/outdoor) van het vakantiepark en de natuurontwikkeling. Er is in dit model daardoor beperkt sprake van een efficiënt gebruik van middelen (dubbelgebruik, onderhoud).
-
Een tweede meerwaarde is gelegen in de overlap en het dubbelgebruik van de parking en infrastructuur tussen het vakantiepark en de groene speelruimte van de jeugd. Ook is door een beter toegankelijkheid een overlap mogelijk tussen de bestaande routes op het vakantiepark en fiets en wandelroutes in de omgeving.
Knelpunten De belangrijkste randvoorwaarden van dit model en de redenen waarom het model niet of moeilijk tot stand komt, kunnen als volgt samengevat worden: -
Voor de herontwikkeling zijn aanzienlijke sloopwerken nodig van gebouwen in infrastructuur.
-
De bestemming van het gebied dient gewijzigd te worden.
-
…
77
78
11 Stap 6, Conclusie
11.1 Verwevingsmodellen In spoor A worden aan de hand van een aantal gebiedsdoelstellingen de voorwaarden geformuleerd waaraan een nieuwe functie op het terrein zou moeten voldoen vanuit verwevingsoogpunt. Aan de hand van 7 relevante kenmerken worden hiervoor ook al een aantal algemene ontwerpprincipes geformuleerd. In Spoor B blijkt uit de twee uitgewerkte modellen dat telkens in meer of mindere maten daadwerkelijke meerwaarden kunnen worden gevonden op vlak van verweving
Geredeneerd vanuit verwevingsmogelijkheden op militaire domeinen, levert het model 1B ‘landschap als recreatiedrager’ een aantal duidelijke meerwaarden op . De kans op symbiose met andere zachte functies (natuurontwikkeling, kleine landschapselementen, recreatieve routes…) is reëel. Bovendien worden hindergevoelige en hinderveroorzakende functies van elkaar gescheiden waardoor geen negatieve effecten optreden. Indien ook het locatievraagstuk mee in ogenschouw wordt genomen blijkt dit model ook goed te scoren naar bereikbaarheid en hergebruik van bestaande infrastructuren. Er is in het model wel een bijkomende ontsluiting nodig op de steenweg.
Het model 2B ‘recreatiecluster’ levert minder complexe vormen van verweving op dan het eerste model maar het model scoort iets beter op de locatievoorwaarden. De clustering van functies maakt een enkele ontsluiting op de steenweg mogelijk. Een efficiënt dubbelgebruik van infrastructuur wordt daarmee mogelijk gemaakt. Daarnaast ontstaat een duidelijke mogelijkheid tot interactie tussen de recreatievoorzieningen en de groene speelzone voor jeugd.
11.2 Microniveau versus macroniveau Op macroniveau wordt een verschuiving vanuit de bestaande vorm van verweving, ‘gedogen’, naar de complexere vorm goede buur waarschijnlijk geacht door relaties die tot stand kunnen komen tussen de omgeving en de nieuwe functies op het militair domein. Daarnaast wordt ook een vorm van symbiose mogelijk geacht wanneer de nieuwe invulling ook een relatie kan aangaan met de open ruimte. Op microniveau worden in het spoor B van de case blijken deze relaties tussen de omgeving en de nieuwe functie(s) haalbaar. Zowel naar relatie met de omwonenden die gebruik kunnen maken van de nieuwe functies alsook naar relaties met bestaande natuur en landschapsstructuren. Op het militair domein zelf zijn mogelijkheden voor overlap en symbiose ook mogelijk tussen de verschillende nieuwe
79
functies. Dit is inherent aan het feit dat er weinig beperkende ‘harde randvoorwaarden’ zijn bij het opnieuw invullen van het gebied.
11.3 Belemmeringen en stimuli vanuit de juridisch/planologische context. In casu betreft het een militair domein (ca. 60 ha), gelegen op ca 2 km afstand van de centrumbebouwing van Geel, dat eind 2002 voorgoed verlaten werd door het leger. Het terrein is dus een verlaten bedrijfssite in eigendom van het leger. De stad Geel sloot daarop een concessie af met het Ministerie van Defensie, waardoor de stad instaat voor het beheer van de terreinen en de gebouwen. De (deels bouwvallige) gebouwen van het leger, worden nog gedeeltelijk gebruikt door enkele verenigingen. De site is ook beperkt vervuild (olie, zwavelzuur, stalen netten).
Militair domein = spanningsveld tussen federale en gewestelijke bevoegdheid: bestemmingswijziging is voorwaarde om te komen tot een sturend beleid inzake ruimtelijke ordening. Militaire domeinen worden via het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, in een witte kleur aangegeven en bijkomend aangeduid met de hoofdletter M. Artikel 17.6.1. van dit besluit duidt ze als bestemming aan, weliswaar zonder nadere voorschriften. In tegenstelling tot wat vaak aangenomen wordt, namelijk dat de witte vlekken op het gewestplan niet onder toepassing vallen van het ruimtelijke ordeningsrecht, worden deze terreinen wel degelijk door de gewestplannen bestemd. Elke ander gebruik is dus in strijd met het gewestplan en dient dus via een bestemmingswijziging geremedieerd te worden.
Bovendien behoren militaire terreinen tot het openbaar domein van de Staat. Wanneer het militair gebruik wordt stopgezet, worden dergelijke terreinen gedesaffecteerd als militair terrein en komen ze tot het private domein van de overheid en dus niet langer tot het openbaar domein van de overheid. Ze kunnen dan, met het oog op vervreemding, worden overgedragen aan de comités tot aankoop van onroerende goederen. De verkoop van goederen of onteigening kan evenwel pas geschieden nadat deze goederen een andere bestemming hebben verkregen teneinde speculatie van de gronden te vermijden.
80
Toenemende privatisering van de militaire domeinen vraagt een juridisch – planologische duurzame oplossing op lokaal niveau. Een tweede vaststelling is dat enkele verenigingen onrechtmatig hun vaste stek hebben gevonden op het militair domein in casu. Het is aangewezen dat de gemeente nagaat in welke mate deze ruimtelijke ontwikkeling al dan niet gewenst is. Het is derhalve aangewezen dat de gemeente bij de opmaak van haar gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (en bij de latere opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan) voor wat betreft de gewenste ruimtelijke structuur van het gebied in kwestie nagaat of en op welke manier rekening kan gehouden met de aanwezigheid en het functioneren van de verenigingen op het militair domein.
Subsidiariteit: goede afstemming van de verschillende beleidsniveaus en ruimte voor gestructureerd overleg. Knelpunt.
“stedelijk”gebiedbeleid of “open”gebiedbeleid? Buitengebied of stedelijk gebied en de daarmee samenhangende ruimtelijke implicaties m.b.t. verweving. Uitgangspunt van het RSV, is het concept ‘Vlaanderen open en stedelijk’, waaraan een stedelijkgebiedbeleid en een buitengebiedbeleid wordt gekoppeld (i.e. afbakenings- of contourenbeleid). Dit beleid wordt verbonden aan het ruimtelijk principe van de gedeconcentreerde bundeling. Volgens het RSV dient het buitengebied gevrijwaard voor de essentiële functies landbouw, natuur en bos (750.000 ha agrarisch gebied, 150.000 ha natuurgebied, 53.000 ha bosgebied en 34.000 ha overige groengebieden) en dient bijkomende ruimte voor bedrijven of woningen in de eerste plaats voorzien in de stedelijke gebieden. De grenslijn tussen gebieden waar een stedelijk gebiedbeleid gevoerd wordt en waar een buitengebiedbeleid gevoerd wordt, dient te worden vastgelegd in de ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de afbakening van de stedelijke gebieden. Voor wat betreft de afstemming van deze twee planningsprocessen, lezen we op http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/ruimtelijk/Nrup/Planningsproc/PlPr_BG/LandNatBos/PlPr_BG_LN B_faq.htm dat: “ -
Wanneer de afbakening van een stedelijk gebied (in casu een taak voor de provincie) vooruitloopt op de visievorming voor en afbakening van de gebieden van de agrarische, natuurlijke en bosstructuur, wordt bij de ruimtelijke visievorming over het stedelijk gebied een hypothese met 81
betrekking tot landbouw, natuur en bos geformuleerd. Vanuit deze hypothese zal bepaald worden wat de grensstellende elementen vanuit het buitengebied zijn en wat de landbouw-, natuur- en boselementen binnen het stedelijk gebied zijn. -
Wanneer de afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur vooruitloopt op de afbakening van een stedelijk gebied zal in de nabijheid van het stedelijk gebied ruimte worden gelaten voor (toekomstige) stedelijke ontwikkelingen. Dergelijke ruimte kan letterlijk worden gecreëerd door enkel de gebieden die een ontegensprekelijke waarde hebben voor landbouw, natuur of bos af te bakenen. Bij de uiteindelijke afbakening van het stedelijk gebied in een ruimtelijk uitvoeringsplan, kan het nog niet afgebakende buitengebiedgedeelte eveneens in een ruimtelijk uitvoeringsplan worden vastgelegd. “
Vaststellingen: -
In casu is het nog niet beslist of het gebied wel of niet binnen de afbakeningslijn van het stedelijke gebied zal behoren. De afbakening van het stedelijk gebied Geel is ingevolge het subsidiariteitsprincipe een taak van de provincie.
-
In het GRS Geel worden twee sporen bewandeld, afhankelijk van het verbinden van de R14 tot aan de N118 en de eraan gekoppelde opname van het militaire domein in het stedelijk gebied. Deze elementen zijn geen gemeentelijke bevoegdheid en nog niet beslist op een hoger niveau. Het eerste spoor, bij de verlening van de R14, voorziet in een nabestemming met lokale bedrijvigheid (21ha), harde verkeersgenererende recreatieve voorzieningen, zachte recreatieve voorziening als groene speelruimte voor de jeugd en natuur. De ontwikkeling van lokale bedrijvigheid sluit aan bij het Campinaproject, waarin de link tussen de Kennispolen VITO en de Hogeschool worden uitgebouwd. Het tweede spoor, wanneer de R14 niet verlengd wordt, sluit bedrijvigheid en harde verkeersgenerende recreatie uit. Enkel de voorgestelde nabestemmingen zachte recreatie in combinatie met natuurontwikkeling blijven dan weerhouden.
Er wordt vastgesteld dat de concrete invulling van het gebied die de gemeente vooropstelt afhankelijk wordt gesteld van de resultaten van het afbakeningsproces1. Het spreekt voor zich dat dit belangrijke consequenties inhoudt m.b.t. verweving.
In ieder geval zal een optimale afstemming tussen de voormelde planningsniveaus en een geslaagd samenwerkingsproces tussen de publieke actoren (interbestuurlijk, beleidsoverschrijdend) enerzijds en de maatschappelijk stakeholders anderzijds een basisvoorwaarde zijn tot succes inzake de realisatie van de beoogde verwevingsvorm.
1
Zie in dit verband ook: noot – afbakening van stedelijke gebieden en “voorafnames”. Over chronologie en bevoegdheden in de stedelijke afbakeningsprocessen. P.-J.Defoort in Tijdschrift voor gemeenterecht, 2006/2 p.78 – 82.
82
Kansen en belemmeringen m.b.t. brownfieldontwikkeling. Uit onderzoek blijkt dat de site beperkt vervuild is(olie, zwavelzuur, stalen netten). Van toepassing zijnde wetgeving: - Het Bodemsaneringsdecreet welke de basis vormt van de wetgeving m.b.t. bodemsanering. Het Vlaams Reglement rond Bodemsanering, of Vlarebo, voert het decreet uit. De laatste jaren hecht de Vlaamse overheid veel belang aan zgn. brownfieldontwikkeling . Uit de definitie van een brownfield2 volgt dat een bodemverontreiniging geen absolute noodzaak is om een verlaten terrein als brownfield te kunnen bestempelen. Toch zal het wel vaak een belangrijke factor zijn die bijdraagt aan de moeilijkheidsgraad om die terreinen opnieuw te kunnen ontwikkelen. Niet enkel de sanering is belangrijk, maar ook de ontwikkeling achteraf (www.ovam.be) . Of een herbestemming naar recreatie en groene speelruimte haalbaar is, zal m.a.w. afhangen van de aanwezigheid en de graad van bodemvervuiling. Daarenboven liggen de normen voor recreatie, wonen en natuur liggen veel hoger dan voor een bedrijventerrein. Het oriënterend bodemonderzoek bij verkoop zal hierover uitsluitsel geven.
De resultaten van het bodemonderzoek en de beoogde bestemming van de gronden zullen mee het beleid bepalen en zijn daarom van groot belang.
Algemeen met betrekking tot de sanering van militaire gronden dient nog opgemerkt dat inzake bodembeheer door Defensie, door het ontbreken van een formeel programma (kostprijs, duur van de saneringsoperatie, …), ernstig gebrek aan middelen, weinig saneringsdossiers tot hier toe werden opgestart en afgesloten. Operationele en budgettaire argumenten bepalen naast milieuhygiënische risicoanalyses de prioriteiten bij de selectie van de bodemonderzoeken en -saneringen. Het juridische kader voor het bodembeheer op de militaire terreinen is te weinig transparant. Dit vindt oorsprong in de ruime toepassing van de militaire wetgeving, daterend uit de 18e en begin 19e eeuw, die beperkingen toelaat op de burgerlijke wetgeving (waaronder de milieuwetgeving) 3.
2
Volgens het ontwerpdecreet betreffende de brownfieldconvenanten (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 8 december 2006) is een Brownfield : "een geheel van verwaarloosde of onderbenutte gronden die zodanig zijn aangetast, dat zij kennelijk slechts gebruikt of opnieuw gebruikt kunnen worden door middel van structurele maatregelen."
3
Bron: conclusies uit het Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Verslag goedgekeurd in de algemene vergadering van het Rekenhof van 13 december 2006: Bodembeheer door Defensie, Preventie en sanering van bodemverontreiniging door het Ministerie van Landsverdediging.
83
12 Evaluatie
12.1 Evaluatie van gegevens en databronnen In deze case kunnen alle verwevings en locatiekenmerken op gebiedsniveau duidelijk bepaald worden. Er zijn geen onoverkomelijke hiaten in de kennis en gegevensbronnen. Een beperking bij het bepalen van de kaart met de belastingstructuur is het ontbreken van tel-gegevens van de verkeersintensiteiten op de steenweg. Ook bij de analyse van de verwevingskenmerken van de in spoor B gekozen functie zijn voldoende referentiebronnen voorhanden.
12.2 Evaluatie van de methodiek Voor deze case was vooropgesteld om te werken vertrekkend vanuit het gebied te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor verweving van functies op een gedesaffecteerd militair domein. In deze case is geopteerd om een uitwerking te maken via twee sporen. Enerzijds (spoor A) worden verwevingsmogelijkheden zuiver vanuit het verweefbaarheidsprofiel van het gebied onderzocht en worden ontwerpprincipes geformuleerd in het kader van een nog abstract programma voor de locatie. Anderzijds (spoor B) wordt vanuit het verweefbaarheidsprofiel van het gebied een functie geselecteerd die past binnen de verschillende doelstellingen van de belangrijkste verwevingskenmerken. Hierdoor wordt het toch mogelijk om een concreter model te testen op de site, en potentiële meerwaarden of beperkingen voor verweving te kunnen onderzoeken. De onderzochte functie heeft hier een louter verkennende en illustratieve functie.
84
85
13 Bijlagen
13.1 Literatuurlijst Alle cases -
RSV - Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1997)
-
VNG-tabel
Specifieke case -
Structuurplan Geel
-
13.2 Bijlage 1, Structuur van de bereikbaarheid Gemotoriseerd verkeer Het militair domein Kievermont is gelegen aan de N118 (Retieseweg in Geel. Kievermont en Nieuwerland takken aan op deze gewestweg d.m.v. voorrangskruispunten. Beide straten vormen eveneens de oostelijke afbakening van de projectsite waarlangs het domein momenteel geenszins bereikbaar is voor gemotoriseerd of langzaam verkeer. Vanuit het zuiden is de site bereikbaar via de A13/E313 Antwerpen-Hasselt. Komende uit de richting van Antwerpen kan men via afrit nr. 23 “Geel-West” en de N19 (Antwerpseweg/Pas), de N118 (Waterstraat/Fehrenbachstraat/Gasthuisstraat/Logen/Retieseweg) bereiken. Komende uit de richting van Hasselt neemt men afrit nr. 24 “Geel-Oost” van de A13/E313. Ook van deze kant dient men door het centrum van Geel, via de Nieuwe Baan, de N174 (Winkelomseheide) en de N126 (Winkelom/Diestseweg) naar de N118 (Gasthuisstraat/Logen/ Retieseweg) te rijden. Vanuit het noorden kan men de A21/E34 Antwerpen-Eindhoven nemen. Zowel uit de richting van Antwerpen als uit de richting van Eindhoven dient men afrit nr. 26 “Retie” van deze snelweg te gebruiken. Vervolgens kan men via de N118 (Europalaan/Kerkhofstraat) door het centrum van Retie de N118 (Passtraat/Gildenstraat/Geelsebaan/Stenehei/Geelsebaan/Retiebaan/ Retieseweg) en dus het militair domein bereiken.
86
Foto 3-3: N118 (Retieseweg)
Foto 3-4: N118 (Retieseweg)
Foto 3-5: Kievermont
Foto 3-6: Nieuwland
Foto 3-7: Ericastraat
Foto 3-8: Toegang militair domein
Openbaar vervoer Op de N118 (Retieseweg) ligt ter hoogte met de aansluiting met de Ericastraat bushalte “GeelEricastraat”. Deze halte wordt door volgende lijnen van De Lijn bediend:
Lijn 380 Geel – Oud-Turnhout/Arendonk: 3 bussen per dag in beide richtingen, enkel op schooldagen; Lijn 381 Geel – Arendonk: 1 bus per dag in beide richtingen (richting Geel tijdens de ochtendspits, richting Retie tijdens de avondspits), enkel op schooldagen;
87
Lijn 382 Geel industrie – Oud-Turnhout: 1 bus per dag in beide richtingen (richting Geel tijdens de ochtendspits, richting Retie tijdens de avondspits), enkel op schooldagen.
Het militair domein Kievermont is eveneens gelegen in belbusgebied 4 “Geel-Mol-Geel”. De mogelijkheid bestaat om tussen 6u en 21u elk uur een belbus te reserveren die de halte “GeelEricastraat” aandoet. Het dichtstbijzijnde station is in het centrum van Geel gelegen. Via lijn 15 bestaan er rechtstreekse verbindingen tussen het station van Geel en de stations van Antwerpen-Centraal enerzijds en Hasselt anderzijds. Beide IR-verbindingen vinden 1 keer per uur plaats. Tijdens de ochtend- en avondspits worden telkens 2 P-treinen extra ingezet. Alle andere verbindingen, bijvoorbeeld met Brussel of Turnhout, dienen de stations AntwerpenBerchem, Lier of Herentals te gebeuren. Langzaam verkeer Zoals ook aangegeven in de planningscontext, werd de N118 (Retieseweg) door de provincie Antwerpen opgenomen in het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. Deze weg is dan ook aan beide kanten voorzien van vrijliggende enkelrichtingsfietspaden Ook voor voetgangers en fietsers is de enige toegang tot het militair domein momenteel voorzien langs de N118 (Retieseweg). Het domein wordt bijgevolg niet ontsloten via Kievermont of Nieuwland.
Foto 3-9: Kruispunt N118 x Nieuwland
Foto 3-10: Kruispunt N118 x Ericastraat
Uitzonderlijk vervoer De N118 (Retieseweg) werd ter hoogte van het militair domein niet geselecteerd als uitzonderlijk vervoerroute.
88
Bijlage 2: referenties recreatiepark: Erperheide, centerparks, ca 40 ha
89
90